NW nieuwsbrief zomer 2012

16
3 | zomer 2012 | 18e jaargang NATUURWETENSCHAPPEN NW nieuwsbrief 2 De onderzoeker 4 Open Kennisavond 6 Rio+20, een verslag 7 Een student 8 Wetenswaard 10 Nieuwe cursus 11 Nieuwe cursus 12 Column Joop de Kraker 13 Onderzocht 16 Faculteitsvereniging NouW

description

Nieuwsbrief Natuurwetenschappen, zomer 2012

Transcript of NW nieuwsbrief zomer 2012

Page 1: NW nieuwsbrief zomer 2012

3 | z o m e r 2 0 1 2 | 1 8 e j a a r g a n g N AT U U R W E T E N S C H A P P E N

NW nieuwsbrief

2 De onderzoeker

4 Open Kennisavond

6 Rio+20, een verslag

7 Een student

8 Wetenswaard

10 Nieuwe cursus

11 Nieuwe cursus

12 Column Joop de Kraker

13 Onderzocht

16 Faculteitsvereniging NouW

Page 2: NW nieuwsbrief zomer 2012

2 NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

Overleeft de orang oetan op Kalimantan?

De orang oetan in Kalimantan wordt in zijn voortbestaan

bedreigd, ondermeer door bejaging. Voor haar

afstudeeropdracht onderzocht Nicolien de Lange hoe dit dier

het beste beschermd zou kunnen worden.

onderwerp voor mijn afstudeerscriptie zocht, wilde ik absoluut een onderzoek doen dat daadwerkelijk zou bijdragen aan de oplossing van een probleem. Een presentatie van de eerste concrete schattingen van het aantal orang oetans dat door jacht sterft, zette mij op het spoor. Ik nam contact op met de projectleider van het onderzoek, uitgevoerd door The Nature Conservancy – Indonesia Forest Programme, Dr. Meijaard, met de vraag of er voor mij een interessant afstudeeronderzoek in zou kunnen zitten.

Meestal wordt over palmolieplantages en vernietiging van het regenwoud gesproken als het over bedreigingen van de orang oetan gaat. In Kalimantan worden enorme stukken regenwoud gerooid voor de aanleg van palmolie­plantages. 39% van de orang oetan­habitat is verdwenen tussen 1992 en 2002 – voornamelijk door ontbossing. Toch toonde de studie van Dr. Meijaard en zijn collega’s aan dat de gevolgen van de jacht ook niet genegeerd kunnen worden: in Kalimantan zijn ca. 750­1.790 orang oetans per jaar slachtoffer van de jacht, wat significant is op een totale populatie van zo’n 40.000. Door jacht alleen al zal deze mensaap binnen enkele decennia uitgestorven zijn. De meeste conservatieprojecten in Kalimantan, zoals National Parks (NP), richten zich echter niet op de orang oetans zelf, maar op de bescherming van hun leefgebied. 75% van de orang oetans leeft echter buiten de grenzen van NP, en zelfs in alle NP in Kalimantan

Voor mijn werk als programmamanager voor International Animal Rescue (IAR) in Indonesië, een organisatie die zich richt op rehabilitatie van orang oetans, bezocht ik in 2010 een aantal afgelegen dorpen in West Kalimantan voor een educatieprogramma. In deze dorpen zijn mensen voor hun voedsel en inkomsten volledig afhankelijk van de natuur. Sommigen hebben een paar fruitbomen, anderen trekken het oerwoud in voor eetbare paddestoelen en wild. Overleven staat centraal, en aan bedreigde diers­oorten is weinig boodschap. Wanneer het eten van een bepaald dier vanuit religieuze overtuiging of mythe al is verboden, is dit echter geen beletsel om het toch te doden en aan een ander te verkopen. In ieder dorpje was minimaal wel één gezin met een baby orang oetan als huisdier. De moeders hiervan waren opgegeten of verkocht, en hetzelfde lot wacht de baby’s wanneer ze volwassen worden. Als de illegale handel in bedreigde diersoorten in de hoofdstad Jakarta zelfs openlijk op straat plaatsvindt, is het begrijpelijk dat een handelsverbod in de afgelegen dorpen in de laatste stukken ongerept oerwoud van Kalimantan volledig irrelevant is.

Toen ik een klein jaar later een

D E O N D E R Z O E K E R

wordt in zekere mate op ze gejaagd. Wanneer die jacht niet wordt geëlimineerd blijven lege bossen over – het zogenaamde ‘empty forest syndrome’.

Hoe dit probleem aan te pakken? Met de huidige lage populaties zijn de gevolgen van de jacht enorm, zelfs als ieder dorp ‘slechts’ twee orang oetans per jaar doodt. In de afgelegen dorpjes is men echter volledig afhankelijk van wat het oerwoud levert. Aangezien er weinig ervaring is in projecten die zich specifiek richten op het verminderen van de jacht op orang oetans, besloten Dr. Meijaard en ik dat mijn onderzoek zich zou richten op oplossingen in vergelijkbare situaties, in een ander gebied: de mensapen in Afrika. Vanuit de OU werd ik begeleid door dr. Ansje Löhr en dr. ir. Joop de Kraker, met dr. Ir. Lily Fredrix als algemene mastermentor. In Afrika is de jacht op mensapen sinds eind jaren negentig een erkend probleem: chimpansee’s, gorilla’s en bonobo’s worden volop gejaagd. Ontelbare studies naar de schaal van de jacht geven resultaten die worden uitgedrukt in kilo’s verhandeld vlees op een bepaalde markt, of het aantal karkassen per dorp per jaar. Suggesties variëren van educatieprogramma’s tot alternatieve inkomstenbronnen. Maar welke oplossingen zijn daadwerkelijk geïmplementeerd? Hoe effectief zijn ze? En vooral: welke les kunnen we hieruit trekken voor de orang oetan in Kalimantan?

door Nicolien de Lange

Page 3: NW nieuwsbrief zomer 2012

3NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

Ik richt me in mijn studie op het Congobekken: Kameroen, Centraal­Afrikaanse Republiek, Republiek Congo, Democratische Republiek Congo, Equatoriaal Guinea, en Gabon. In dit gebied komt de jacht op wilde dieren (‘bush meat’) veel voor. In elk van deze landen komt tenminste één mensapen­soort voor. En ook hier is een groot deel van de bevolking afhankelijk van het oerwoud voor voedsel en inkomsten.

Mijn onderzoek is een combinatie van een literatuurstudie en een veld­onderzoek. De literatuurstudie richt zich op de oplossingen die geïmplementeerd zijn in het Congobekken, wat lastig is aangezien veel projecten hun bevindin­gen niet rapporteren, behalve de succesverhalen. In het veldonderzoek zal ik me richten op interviews en case­studies met ervaringsexperts om te achterhalen welke projecten succesvol zijn geweest, welke niet, en waarom.

De eerste stap was een vergelijkende literatuurstudie over de jacht in Kalimantan en het Congobekken op wilde dieren, en mensapen in het bijzonder. Hierin kijk ik naar de schaal van de jacht in beide gebieden, het belang van het vlees van wilde dieren en van mensapen in het bijzonder voor het overleven van bewoners van de

verschillende gebieden. Wat Kalimantan betreft is nog veel onbekend: de eerste concrete schattingen van het aantal orang oetans dat wordt gedood op jaarbasis is van vrij recente datum. Erik Meijaard is op dit moment bezig met een verdiepende studie over dit onderwerp. Regionale variatie, zowel tussen als binnen Kalimantan en het Congobekken, is significant. Toch zijn er belangrijke overeenkomsten tussen Kalimantan en het Congobekken, zoals de toenemende commercialisatie van de jacht, de algemene afhankelijkheid van lokale mensen van wildvlees voor inkomsten, nutritie, en spirituele redenen, en het afnemende belang van lokale mythes die mensapen voorheen beschermden.

Uiteindelijk wil ik erachter komen of de meest succesvolle strategieën die zijn ingezet in Afrika, ook in Kalimantan toepasbaar zijn, rekening houdend met factoren als cultuur, mythes en geloof, wet­ en regelgeving, politiek, enz. Een pasklare oplossing verwacht ik niet, daarvoor is het probleem te complex en situatiespecifiek. Ik verwacht wel aan te kunnen geven welke oplossingen mogelijk succesvol kunnen zijn, en welke factoren voor een bepaald gebied van belang zijn. Later in het jaar presenteer ik mijn onderzoek in Mexico op een

conferentie van de International Primatological Society. Hier zal ik benadrukken dat de jacht op orang oetans een wezenlijke bedreiging is, maar ook hoe belangrijk het is om ervaringen tussen projecten uit te wisselen, zodat het wiel niet telkens opnieuw moet worden uitgevonden. Met de uiteindelijke publicatie van mijn resultaten hoop ik te kunnen bijdragen aan de conservatie van de mensaap. Er staat teveel op het spel, we kunnen ons geen fouten veroorloven.

Voor meer informatie:[email protected]

Websites– International Animal Rescue Indonesië: www.internationalanimalrescue.org– Bushmeat Crisis Task Force: www.bushmeat.org– Great Ape Survival Project (GRASP): www.unep.org/grasp

LiteratuurMeijaard, E., Buchori, D., Hadiprakarsa, Y., Utami, S. S.,

Nurcahyo, A., Tjiu, A., et al. (2011). Quantifying Killing of Orangutans and Human­Orangutan Conflict in Kalimantan, Indonesia. Plos One, 6(11). doi: 10.1371/journal.pone.0027491

Bowen­Jones, E. (1998). A review of Commercial Bush meat Trade with Emphasis on Central/West Africa and the Great Apes. Cambridge: Ape Alliance.

Singleton, I., Wich, S. A., Husson, S., Stephens, S., Atmoko, S. S. U., Leighton, M., . . . Byers, O. (2004). Orangutan Population and Habitat Viability Assessment: Final Report. Apple Valley, MN.: IUCN/SSC Conservation Breeding Specialist Group.

Nasi, R., Taber, A., & van Vliet, N. (2011). Empty forests, empty stomachs? Bushmeat and livelihoods in the Congo and Amazon Basins. International Forestry Review, 13(3), 355­368

Page 4: NW nieuwsbrief zomer 2012

4 NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

Succesvolle Open Kennisavond ‘Duurzame ontwikkeling Rio+20: idealen of resultaten?door Willemijn Tuinstra

Op dinsdagavond 15 mei vond in het schitterende pand Silverijn

aan de Plompetorengracht in Utrecht een Open Kennisavond

plaats, met als thema ‘Duurzame ontwikkeling Rio+20: idealen of

resultaten?’

Open kennisavonden worden sinds 2011 door de Open Universiteit georgani­seerd en hebben als doel om op een toegankelijke manier een breed publiek te prikkelen kennis op te doen over actuele onderwerpen.

Twintig jaar na de legendarische bijeenkomst die het woord ‘duurzame ontwikkeling’ op de kaart zette, stond dezelfde duurzame ontwikkeling opnieuw centraal op de Wereldtop Rio+20, die eind juni in Rio de Janeiro plaats zou vinden. Voor de faculteit Natuurwetenschappen was de Open Kennisavond een uitgelezen kans om in de aanloop naar deze wereldtop samen met het publiek eens op een rijtje te zetten wat van deze grote top nu precies verwacht kon worden.Zijn de idealen van 20 jaar geleden verwezenlijkt? Wat denken de regerings­leiders en de in hun kielzog mee­reizende organisaties te bereiken in die paar dagen? Kunnen we alleen holle frasen en een mediacircus verwachten, of is er meer? Wiens verantwoordelijk­heid is duurzame ontwikkeling eigenlijk?

Doelen gehaald?Drie enthousiaste sprekers, die allemaal ook naar Rio zouden afreizen, deelden met zo’n 30 aanwezigen – OU­studenten en belangstellenden – in een levendige discussie hun verwachtingen.

Marcel Kok van het Planbureau voor de Leefomgeving gaf een toelichting op een rapport dat het planbureau die zelfde

dag net had uitgebracht: ‘Roads from Rio+20’. Dit PBL­rapport laat zien dat er in potentie voldoende mogelijk heden bestaan om internationaal overeen­gekomen doelen op het gebied van honger, voedsel, biodiversiteit en energie en klimaat in de komende decennia te halen. Het rapport schetst een aantal samenhangende paden die duidelijk maken welke technische maatregelen nodig zijn om na Rio+20 internationale duurzaamheidsdoelen wél te halen. De cruciale opgave is hoe deze maatregelen ook werkelijk te implementeren, iets waar het in de praktijk doorgaans aan schort. Marcel Kok noemde als belangrijkste obstakels: gebrek aan internationale visie en richting, focus op de korte termijn, gevestigde belangen, geen duidelijke prikkel in de samenleving, gefragmen­teerd beleid en het ontbreken van een krachtige internationale aansturing. Als

we duurzaamheidsdoelen nu echt willen halen, dan zal de huidige aanpak moeten worden aangepast. Oplossings­richtingen liggen in het vaststellen van een duidelijke, samenhangende toekomstvisie voor 2050, hiervan afgeleide sterke korte­termijndoelen en een duidelijk overheidsbeleid dat gebruik maakt van de kracht in de samenleving, van zowel burgers als bedrijven.

In de discussie was dit laatste ook een belangrijk thema. We zijn wel somber over wat er internationaal bereikt is, en over de inspanningen van o.a. de Nederlandse overheid, maar onder­tussen zijn er ook een andere bewegin­gen merkbaar: duurzame initiatieven komen vooral direct voort uit allerlei bedrijven, individuen en groepen in de samenleving. Ook wereldwijd lijkt er duidelijk bewustzijn te groeien.

Page 5: NW nieuwsbrief zomer 2012

5NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

Wat gaan we bereiken?Ook Liset Meddens, jongerenvertegen­woordiger Duurzame Ontwikkeling voor Nederland bij de VN, sloot in haar verhaal op dit groeiende bewustzijn aan. De Nationale Jeugdraad voor Duurzame Ontwikkeling stelt zichzelf tot taak het bewustzijn voor duurzaamheid bij jongeren te vergroten. Jongeren hebben immers de (duurzame) toekomst. In het verlengde daarvan had ze ook ver­heugend nieuws: als jongerenvertegen­woordiger was ze net toegelaten tot de officiële Nederlandse delegatie. Dit zou betekenen dat in Rio ter plaatse deuren geopend konden worden die anders gesloten zouden blijven. De jongeren zullen de nadruk leggen op Duurzaam Onderwijs in het teken van ‘groene’ banen, waarbij ze milieu en economie direct koppelen. De Jeugdraad heeft ook de campagne ‘Rutte naar Rio’ opgezet. De inzet was premier Rutte naar Rio te krijgen om zo het belang van de bijeenkomst en duurzame ontwikke­ling te onderstrepen, maar ook om daarmee de wereldtop op het netvlies van jongeren te krijgen.

Dit riep in de zaal de vraag op: heeft het zin dat Rutte naar Rio gaat? En zouden de jongeren door in de delegatie te zitten meer gedaan krijgen dan er buiten? Gebeurde er in de wandel­gangen niet veel meer dan aan de onderhandelingstafel? Agenda 21 was immers ook niet het resultaat geweest van de onderhandelingen in 1992, maar

van de schaduwconferentie (‘people’s summit’) parallel aan de onderhande­lingen. Liset Meddens was het daar wel mee eens, maar merkte op dat, juist omdat je van binnenuit de onder­handelingen meemaakt, je ook meer voeding voor de discussies en de lobby ‘buiten’ hebt. Verder is het toch belang­rijk dat er op hoog niveau afspraken worden gemaakt en dat regeringsleiders met hun deelname laten zien dat ze het onderwerp belangrijk vinden. Wetgeving moet uiteindelijk toch de rand­voorwaarden scheppen voor het welslagen van initiatieven vanuit de samenleving.

InspiratieMariëtte van Huijstee, docent duurzaam ondernemen bij de OU maakte vervolgens het bruggetje naar de derde pijler (naast milieu en economie) van duurzame ontwikkeling: het sociale en mensen­rechtenaspect. Mariette is naast haar werk bij de OU ook werkzaam bij SOMO. SOMO is onder andere bekend door het onderzoek naar de slechte arbeids­omstandigheden in de assemblage­fabrieken van iPhones van Apple. SOMO wil de invloed van werknemers versterken, duurzame alternatieven bevorderen en een tegenwicht bieden aan schadelijke strategieën en praktijken van multinationale ondernemingen. Vergelijkbare organisaties als SOMO nemen deel aan de schaduwconferentie en bouwen op die manier aan hun netwerk, wisselen ervaringen uit, geven,

In 1992 kwamen regeringen over de hele wereld overeen om te streven naar een duurzamere ontwikkeling die armoede zou uitroeien, klimaatverandering stoppen en ecosystemen beschermen. Hoewel op sommige terreinen vooruit­gang is geboekt, hebben inspanningen op andere, cruciale gebieden van duurzame ontwikkeling de negatieve trend niet kunnen ombuigen – denk aan toegang tot voldoende voedsel en moderne energiebronnen, klimaat­verandering, biodiversiteit en lucht­verontreiniging. Zonder extra inspan­ning zullen deze duurzaamheidsdoelen ook in 2050 niet gehaald worden. De tweede Top van de Aarde brengt in juni 2012 staatshoofden en regerings­leiders, vertegenwoordigers van niet­gouvernementele organisaties en mensen uit het bedrijfsleven samen om nieuwe oplossingen te bedenken voor de problematische verhouding tussen economie, milieu en sociale ontwikke­ling. Ze bekijken wat er kan worden verbeterd aan de verdragen over klimaatverandering, biodiversiteit en verwoestijning die in 1992 in Rio werden uitgewerkt, en discussiëren over de bijdrage die de zogenaamde “groene economie” kan leveren.Bron: PBL en IPS

trainingen en doen inspiratie op. Veel aanwezigen zagen dit dan ook als de meerwaarde van de Rio+20­conferentie: niet zozeer als een top waar harde afspraken gemaakt zullen worden, maar wel een bijeenkomst waarvan inspiratie uitgaat om samen aan een duurzame toekomst te werken. Zowel aan de onderhandelingstafel als aan de keukentafel.

Op verzoek van velen wordt op 3 september in de serie Open Kennisavonden een vervolgbijeenkomst georganiseerd, waar met de sprekers wordt teruggeblikt op Rio+20.

Page 6: NW nieuwsbrief zomer 2012

Rio+20, een verslagdoor Mariëtte van Huijstee

Niemand verwachtte vooraf veel van Rio+20, de VN-top over

duurzame ontwikkeling die eind juni terug zou kijken op zijn

roemruchte voorganger in 1992.

Veel landen namen dan ook deel op ministerieel niveau. Zo bestond de Nederlandse delegatie uit staats­secretarissen Ben Knapen (Ontwikkelings samenwerking) en Joop Atsma (Milieu), de premiers van Aruba en Sint Maarten, en Louise Fresco namens het maatschap pelijk midden­veld en vrouwen­ en jongeren­organisaties.

Bizar Dat de onderhandelingen over het slotdocument ‘The Future We Want’ al afgerond waren voor de formele top op 20 juni, verraste iedereen. In de week voor de top had de ‘prepcom’, de voorbereidende onderhandelingen door experts in duurzame ontwikkeling, plaatsgevonden, met als resultaat een eindtekst die slechts voor 37% gedragen werd. Brazilië, host van de conferentie, zag het succes van de formele top in gevaar komen, en nam het initiatief. Een dag voor de ‘echte’ top begon werd het einddocument verspreid. De top zelf bestond vervolgens uit drie dagen van monologen van delegatieleiders, die geen enkele invloed meer hadden op de uitkomst. Bizar.

Nederlands stokpaardjeBen Knapen, leider van de Nederlandse delegatie, meldde dat Nederland 2 miljoen euro investeert in een Wereldbankprogramma rond ‘Natural Capital Accounting’: de ontwikkeling van economische indicatoren waarin ook de kosten van de diensten die de natuur levert worden meegerekend.‘Op die manier kan het echte prijskaartje van bijvoorbeeld een pak rijst worden vastgesteld. Nu betalen we bijvoorbeeld

niet voor het water dat bij de productie nodig is’, aldus Knapen.Dit initiatief werd niet onverminderd positief ontvangen. Wordt de intrinsieke waarde van de natuur niet verkwanseld als je haar binnen het economische domein trekt? Wie bepaalt de waarde van de natuur, of van een mensenleven? Hoe kapitaliseer je negatieve sociale effecten van productie en consumptie?

Een halfvol of halfleeg glas?Ook de meningen over ‘The Future We Want’, het slotdocument van Rio+20, waren verdeeld. Knapen stelde dat het resultaat ‘ … minder [is] dan gehoopt, meer dan verwacht’. Fresco zag vooral aanknopingspunten voor verdere duurzame ontwikkeling, en Peter Bakker, president van de World Business Council for Sustainable Development bena druk­te dat het bedrijfsleven kan verduur­zamen zonder Rio+20.Ondertussen bestempelde het meren­deel van de NGO’s de top als een falie­kante mislukking. Uit het slot document spreekt een gebrek aan leiderschap en urgentie, en op sommige onderdelen is het zelfs zwakker dan de afspraken van 20 jaar geleden. Deze onvrede bleek dan ook uit ‘The Future We Don’t Want’, een online­petitie.Op aanmoediging van de organisatoren werden ruim 700 ‘Voluntary commitments’ gemaakt, van en tussen zeer verschillende stakeholders en van diverse aard: van bomenplanten via energiebesparing tot vrouwelijk ondernemerschap.

Peoples’ SummitParallel aan de formele top in conferentie centrum ‘RioCentro’ – ver

buiten het centrum van de stad – werd in het centrum van Rio in een enorm park aan het strand de ‘Peoples’ Summit’ gehouden, een door maatschappelijke organisaties georganiseerd alternatief. In tenten vonden hier allerlei spontane bijeenkomsten en happenings plaats, waarvan de uitkomsten elke middag samengevat werden op de ‘plenary’ in de grote centrale tent. Indigenas waren ruim vertegenwoordigd, en de voertaal was hier Spaans of Portugees.Het hoogtepunt van de ‘Peoples Summit’ was een grote, swingende protestmars van ruim 50.000 mensen door de straten van Rio. Vakbonden, milieu­, ontwikkelings­, boeren­ en vrouwen­organisaties, indigenas en vele andere groeperingen maakten duidelijk dat het Rio­slotdocument niet de door hen gewenste uitkomst was. De Summit eindigde met de ‘Peoples Sustainability Manifesto for Action beyond Rio+20’, waarin de ondertekenaars verklaarden niet op overheden te zullen wachten, maar duurzame ontwikkeling zelf ter hand te nemen.

ConclusieDat Rio+20 een groot succes was, valt niet overeind te houden. Stevige commitments op VN­niveau bleven uit, de routekaart voor mondiale duurzame ontwikkeling onbestemd. Toch heeft de samenkomst van tienduizenden mensen van zeer verschillende pluimage in Rio de Janeiro wel tot nieuwe verbindingen en initiatieven geleid: mensen die echt werk willen maken van duurzame ontwikkeling. Laten we hopen dat de energie die hiermee vrij komt inderdaad echte wereldwijde impact zal hebben.

6 NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

Page 7: NW nieuwsbrief zomer 2012

7NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

Ron DrolsbachBachelor Milieu-natuurwetenschappenStudeert bij de Open Universiteit sinds 2007

door Jikke van Wijnen

Ik ben een echte tweedekanser, noem je dat zo? Ik vind het zelf meer de eerste kans! Na mijn VWO ben ik gaan werken in de automatisering. In die tijd was er eigenlijk nog geen echte studie informatica op de universiteit of hogeschool, dat stond toen allemaal nog in de kinderschoenen. In het bedrijf waar ik terecht kwam heb ik allerlei interne cursussen en opleidingen gedaan en inmiddels ben ik UNIX System Engineer bij een grote bank. Een leuke baan, waarin ik nog steeds met veel plezier werk. Ik ben met de Open Universiteit in aanraking gekomen samen met een collega van mij, die informatica wilde studeren. Ik ben zelf erg geïnteresseerd in ‘schone energie’ en ben daarom begonnen met de bachelor Milieu­natuurwetenschappen. De studie bevalt me tot nu toe prima. Ik heb één dag vrij in de week om te studeren en dat is wel nodig, anders is het moeilijk het tempo een beetje erin te houden. Dat is ook het probleem bij cursussen met groepswerk, zoals Milieubeleid en Gezondheid in perspectief. Het werken in een groep kost veel ‘overlegtijd’: in een groep, waar de studenten elkaar niet kennen, is het lastig om goed met de tegengestelde belangen om te gaan: de één heeft veel tijd en wil snel klaar zijn met de cursus, de ander heeft weinig tijd, weer een ander wil alles tot op de bodem uitzoeken en vindt het niet zo erg als het dan wat langer duurt. Bij de cursus Gezondheid in perspectief heb je dan ook nog te maken met twee heel verschillende studie­aanpakken: die van psychologen en die van natuurwetenschappers! Aan de andere kant is het natuurlijk ook wel leuk om samen met andere studenten te werken, je leert ook een boel van elkaar. Als ik aan de afstudeeropdracht toe ben in het VMAB, wil ik één van beide runs individueel doen, omwille van het tempo en de onafhankelijkheid. In het algemeen kan ik goed alleen studeren: ik heb wekelijks vaste studieblokken.Dit voorjaar heb ik met twee andere studenten van de faculteit deelgenomen aan het ‘European Seminar on Sustainable Development’ in Roemenië. Dit is een programma dat gesubsidieerd wordt door de Europese Unie en gehouden wordt in het kader van de mastercursus Environmental Virtual Seminar (EVS). Dit internationale programma werd georganiseerd in Sinaia, ten noorden van Boekarest, in natuurpark Bugeci in de Karpaten. De deelnemers aan het seminar hadden verschillende nationaliteiten, ze kwamen uit Oostenrijk, Duitsland, Roemenië, Griekenland, Portugal en Nederland. Wij zaten daar twee weken bij elkaar in het conferentiecentrum. Op het seminar presenteerden de studenten hun EVS­werkstuk aan elkaar. Daarnaast waren er verschillende colleges georganiseerd over milieurelevante onderwerpen en werd er in groepen onderzoek gedaan hoe het natuurpark duurzamer beheerd kon worden. Ik heb zelf de cursus EVS nog niet gedaan en moest daarom een presentatie gegeven over de EU Sustainable Development Strategy, met name over de zeven ‘key challenges’. De presentatie betrof mijn ervaring en mening hierover in Nederland. Een van de ‘key challenges’ is ‘duurzame energie’, en daar wilde ik natuurlijk wel iets over vertellen! Ik ben o.a. ingegaan op energiebesparende kassen in het Westland en het Amsterdamse beleid om elektrisch rijden te stimuleren, maar heb ook de moeizame vergunningsaanvragen voor windmolenparken aangehaald. Voor mij was deze week een bijzonder leuke ervaring. Door de colleges, door de interactie met zoveel verschillende studenten en docenten en ook door de activiteiten die er georganiseerd werden naast het ‘officiële’ programma: een lange bergwandeling door de sneeuw en een bezoek aan het kasteel van Dracula bijvoorbeeld. Een uniek ervaring, die ik niet had willen missen. Het directe contact met mensen uit Roemenië geeft ook een heel ander beeld van het land dan wij normaal gesproken hebben.Ik kon mee naar Roemenië, omdat er geen Nederlandse EVS­studenten waren die zich ingeschreven hadden. Ik ben op het ogenblik halverwege de bachelor. Het leukste vak dat ik tot nu toe gedaan heb is absoluut Environmental Improved Production (EIP). Eigenlijk zou ik vooral in die richting willen studeren. Ook Duurzaam Ondernemen vond ik erg leuk. Zelf probeer ik ook zo ‘duurzaam’ mogelijk te leven. Ik probeer zo efficiënt mogelijk met energie om te gaan én probeer als het met minder kan het ook met minder te doen. Hier komen nog wat verre Zeeuwse genen tot expressie denk ik.

EE

N S

TU

DE

NT

Page 8: NW nieuwsbrief zomer 2012

8 NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

dagen, symposia en nieuw verschenen cursussen onder de aandacht worden gebracht. Check it out en volg ons.

NW Symposium 2012 – AankondigingPlastic Soep – vervuiling van ons milieu met plastic afvalOns milieu wordt steeds meer belast met afvalproducten, zoals plastics. De laatste tien jaar is er meer plastic geproduceerd dan in de hele twintigste eeuw. Plastic verpakkingen en afgedankte plastic producten komen in het milieu terecht. Dat geldt ook voor ons oppervlaktewater. Plastic komt via het riool of als zwerfafval in rivieren terecht, die het transporteren naar kustwateren en oceanen. Het plastic valt door verwering en zonlicht uiteen in kleine stukjes. De ophoping van plastic in oceanen wordt ook wel ‘Plastic Soep’ genoemd. Dit is een ernstige vorm van verontreiniging en vormt een bedreiging van ecosystemen en zeedieren. Tijdens het NW Symposium 2012 is Plastic Soep een belangrijk thema. Sprekers zullen ingaan op de ernst van het probleem en mogelijke oplossingen, met aandacht voor afvalbeheer en productmanagement.U mag alvast de datum van het symposium noteren: 3 november 2012. Het symposium zal worden gehouden in het Studiecentrum Eindhoven. Zodra beschikbaar zullen nadere details over het programma worden gepubli­ceerd op de webpagina’s van de faculteit: www.ou.nl/web/natuurwetenschappen/nieuws en http://www.ou.nl/web/natuurwetenschappen/symposium

Van origine is hij organisch chemicus en biochemicus en promoveerde in 2004 op het enzymatisch verknopen van eiwitten en suikers – restproducten uit de levens­middelenindustrie – met een enzym uit mierikswortel. Tijdens dat onderzoek werd hij een enthousiast gebruiker van massaspectrometrische analyse. Na zijn promotie was hij vervolgens twee jaar werkzaam als massaspectrometrisch onderzoeker bij het bedrijf LGC in Londen, en een jaar binnen een project van de Bill & Melinda Gates foundation in York, waar hij verantwoordelijk was voor het bepalen van de niveaus van het anti­malariamedicijn Artimisinine in planten m.b.v. massaspectrometrie. ‘Sinds mijn terugkeer naar Nederland in 2007 ben ik werkzaam als massaspectro­metrisch onderzoeker om bij te dragen aan oplossingen binnen onderzoek van biologen, pathologen en al wie een vraag heeft over (hoeveelheden) eiwitten en modificaties daarvan. Als UD binnen de faculteit NW verwacht ik meer mogelijkheden voor een bredere toe­passing van mijn scheikundige kennis, die in de eerste weken binnen NW overigens meteen ingezet kon worden bij de ontwikkeling van de cursus Scheikunde voor milieuwetenschappen 2, waarin massaspectrometrie binnen de milieuchemie behandeld wordt. Ik ga studenten begeleiden bij het bestuderen van verschillende natuurwetenschappe­lijke cursussen. Ik verwacht dat daarbij veel van mijn oorspronkelijke interesse in organische scheikunde en biochemie goed van pas zal komen.’ NW op TwitterWanneer u druk in de weer bent met social media zal het u niet zijn ontgaan: de faculteit Natuurwetenschappen zit op Twitter. Onder @OU_natuur geven medewerkers van NW commentaar op actuele gebeurtenissen die ons raken. Er wordt daarbij veel gelinkt naar berichten op onze website, zodat ook landelijke

afgeStUDeeRD

Laurens Baars BSc, Energie uit Zeewier – een recept voor de Noordzee? Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Energieonderzoek Centrum Nederland.

Johan van Zwet BSc, Sustainability criteria for biofuels; what about fossil fuels? Research commissioned by VITO, Flemish institute for technological research, Mol, Belgium.

Jan Kes BSc, Literatuurstudie naar de schadelijke effecten op het milieu van vervangers voor tributyltin (TBT) houdende aangroeiwerende middelen. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat, Zeeland. Middelburg, Nederland.

KORt

In dienst

Dr. Gideon Oudgenoeg is vanaf 1 mei twee dagen per week verbonden aan de faculteit Natuurwetenschappen als docent (milieu)chemie. Tot zijn taken­pakket behoren de cursussen Aarde, mens en milieu, Gedrag en effecten van contaminanten, Scheikunde voor milieuwetenschappen en Academische vaardigheden milieuwetenschappen. Deze baan combineert hij met een baan als onderzoeker aan het VUMC, waarin hij verantwoordelijk is voor een bepaald soort uiterst gevoelige massaspectro­metrische eiwitanalyse binnen diverse projecten gerelateerd aan screening op kanker.

Berichten voor deze rubriek aan melden bij de faculteit Natuur wetenschappen redactie NW­nieuwsbriefPostbus 2960, 6401 DL HeerlenT 045 ­ 576 28 77E [email protected]/nw

Kijk ook op onze website voor actuele informatie over NW-activiteiten

W E T E N S W A A R D

Page 9: NW nieuwsbrief zomer 2012

9NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

NW nieuwsbrief gaat digitaalHet zat er al een tijdje in, maar de kogel is door de kerk: de NW nieuwsbrief goes digital. De 19de jaargang zal in het vervolg – met de herfsteditie als eerste nummer – per e­mail bij u op de virtuele deurmat vallen. In onze beslissing te stoppen met de papieren editie zijn kostenoverwegingen uiteraard een factor geweest. Ook de Open Universiteit ontkomt in deze economisch barre tijden niet aan een kritische blik in de eigen portemonnee.

Toch is het niet alleen een economische afweging geweest die de doorslag heeft gegeven. De NW­nieuwsbriefredactie wil mee in de vaart der volkeren, en een digitaal medium biedt nu eenmaal allerlei voordelen. Een van de belang rijkste is wel de snelle distributie waardoor het mogelijk is om adequater dan nu het geval is te reageren op actuele ontwikkelingen. Ook wil

de redactie met de digitale nieuwsbrief meer interactie bereiken met de internetpagina’s die de faculteit beheert. Dit betekent dat we de redactionele formule van de nieuwsbrief weer eens kritisch tegen het licht houden, om zoveel mogelijk profijt te kunnen halen uit de nieuwe formule.De kwaliteit die u als lezer zo van ons gewend was, zal dus alleen maar verbeteren.

Wij willen u wel vragen om ons uw e­mailadres waarop u de nieuwe Nieuwsbrief wilt ontvangen, door te geven. U doet dit door een mailtje te sturen naar [email protected] , met in de onderwerpregel: ‘Digitale Nieuwsbrief ’.

En dat stapeltje papieren exemplaren van de NW nieuwsbrief, dat u al die tijd zo zorgzaam op een prominente stofvrije plek in uw boekenkast bewaarde? Dat krijgt antiquarische waarde.

Page 10: NW nieuwsbrief zomer 2012

10 NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

Scheikunde voor milieuwetenschappen 1door Jikke van Wijnen

Scheikunde is de natuurwetenschap van stoffen en verandering

van stoffen. In de milieuwetenschappen is kennis over de

eigenschappen en de reactiviteit van stoffen van groot belang.

Met deze kennis is de milieuwetenschapper beter in staat om

inzicht te krijgen in de oorzaken en gevolgen van stoffen in het

milieu, om oplossingen voor milieuproblemen te bedenken en

om stoffen milieuvriendelijk en processen zo efficiënt mogelijk te

maken.

belangrijke rol in het milieu spelen, besproken: de zuur­basereacties en de redoxreacties. Vervolgens komt aan de orde hoe de combinatie van energie en entropie het verloop van chemische processen beïnvloedt. Tenslotte wordt aandacht besteed aan reactiemechanismen.

De cursus is opgenomen in de bacheloropleiding Milieu­natuurwetenschappen en vormt samen met de nieuwe 1­moduuls propedeusecursus ‘Scheikunde voor milieu­wetenschappen 2’ (die in september 2012 uitkomt) een inleiding op de scheikunde die nodig is om in de milieu­wetenschappelijke praktijk werkzaam te zijn. Deze beide cursussen nemen de plaats in van de Basiscursus scheikunde: van analyse tot synthese (N02132). Studenten die deze laatste cursus al hebben gedaan, kunnen de nieuwe cursussen niet inbrengen in hun opleiding.

De cursus Scheikunde voor milieuwetenschappen 1 (N47111) bestaat uit een cursusboek en een losbladig werkboek. In het cursusboek reiken we de chemische basiskennis aan, die in het werkboek aan de hand van een aantal milieugerelateerde studietaken geïllustreerd wordt. Samen met de cursus Scheikunde voor milieuwetenschappen 2 (N48111) vormt de cursus een inleiding op de scheikunde die nodig is om in de milieuwetenschappelijke praktijk werkzaam te zijn. Examinator en begeleider is drs Jikke van Wijnen. Om de cursus met succes te kunnen bestuderen is een goede scheikundige en wiskundige basiskennis noodzakelijk (in het cursusmateriaal is opfrismateriaal opgenomen). Ook wordt de cursus Aarde, Mens en Milieu (N14112) aangeraden. Een passieve beheersing van het Engels is noodzakelijk voor het lezen van de literatuur bij een aantal studietaken. De cursus wordt afgesloten met een tentamen, dat bestaat uit een aantal meerkeuzevragen en een aantal open vragen.

We zoeken bijvoorbeeld naar oorzaken en oplossingen voor milieuproblemen zoals luchtverontreiniging, verzuring, corrosie en het verwijderen van verontreinigingen uit afval­water. Anderzijds levert de discipline ook de wetenschappe­lijke input voor bijvoorbeeld het ontwikkelen van milieu­vriendelijke koelsystemen en batterijen om zonne­ en windenergie op te slaan.

De nieuwe 1­moduuls propedeusecursus Scheikunde voor milieuwetenschappen 1 (N47111) reikt algemene chemische principes aan. Fundamentele vragen komen aan de orde, zoals: hoe zijn stoffen opgebouwd, welke reacties kunnen stoffen ondergaan, hoe verlopen de reacties en met welke snelheid gebeurt dat en hoe kunnen we de reactiesnelheid en de richting van een reactie beïnvloeden.

De cursus is opgebouwd uit twee blokken. In het eerste blok ‘Atoombouw en chemische binding’ wordt de atoombouw, de chemische binding tussen atomen en de structuur en eigenschappen van stoffen behandeld. Eerst komt de bouw van de verschillende atomen aan de orde en vervolgens de overeenkomsten en verschillen in eigenschappen van de atomen. Deze leiden uiteindelijk tot de opbouw van het periodiek systeem van de elementen. In aansluiting hierop worden de twee bindingsmodellen besproken die voor de bindingen tussen atomen van belang zijn: de ionogene binding en de atoombinding. Tenslotte worden de verschillen­de aggregatietoestanden van stoffen en de opbouw van de kristallijne vaste stof behandeld.Het tweede blok ‘Chemische reacties en energie’ gaat over chemische reacties en de daarmee gepaard gaande energie­effecten. Eerst worden de factoren die de snelheid van een reactie beïnvloeden en het verschijnsel chemisch evenwicht behandeld. Daarna worden twee reactietypen, die een

N I E U W E C U R S U S

N47111

I S B N 9 7 8 9 4 9 1 4 6 5 0 2 4

4 6 0 4

d e e l 1

Scheikunde voor

milieuwetenschappen 1

N4

71

11

Scheikunde voor milieuw

etenschapp

en 1 CU

RS

US

BO

EK

DE

EL

1O

pen

Un

iversiteit

Open Universiteitwww.ou.nl

N a t u u r w e t e n s c h a p p e n

Page 11: NW nieuwsbrief zomer 2012

11NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

Msc-cursus Principles of Environmental Sciencesdoor Dennis Uit de Weerd

Milieuproblemen overstijgen de grenzen van individuele

disciplines. Zo kan het versterkte broeikaseffect beschreven

worden in termen van de vraag naar fossiele brandstoffen, de

stralingsbalans van de aarde, of beleid om de uitstoot van

broeikasgassen terug te dringen. Om een milieuprobleem

werkelijk te begrijpen, om voorspellingen te doen, en om

oplossingsrichtingen te vinden is een integratie van inzichten uit

verschillende disciplines nodig.

de diverse disciplines worden geïntegreerd. De kennis uit het theoretisch deel pas je toe op een tweetal casussen: 1) een oefencasus over palmolie, en 2) een eindcasus. Voor de eindcasus kun je kiezen uit een drietal onderwerpen: a) Atlantische blauwvintonijn, b) stikstofproblemen in Nederland, en c) kernenergie. De uitwerking van deze eindcasus wordt beoordeeld.

Je kunt de cursus Principles of Environmental Sciences ook volgen als eerste cursus binnen het OUX­blok voor de masteropleiding (start 1 september 2012), inclusief twee begeleidingsbijeenkomsten. Voor meer informatie zie: http://bit.ly/LJaqi9

Deze Engelstalige cursus bestaat uit het tekstboek ‘Principles of Environmental Sciences’, een werkboek voor het theoretisch deel en een casusboek voor het casusdeel. Het werkboek en casusboek zijn ook online beschikbaar op Studienet. Cursusteamleider en begeleider is dr. Dennis Uit de Weerd.

Als voorkennis worden de cursussen Milieubeleid: theorie en praktijk (N15.2.4.1) en Ecosystems en human well­being (N13.2.1.1) aangeraden. Een goede passieve beheersing van het Engels is noodzakelijk.

Het theoretisch deel en het casusdeel van de cursus worden apart beoordeeld. Beide onderdelen moeten met een voldoende zijn afgerond om de cursus af te ronden. Het eindcijfer is het gemiddelde van de beide deelcijfers. Het theoretisch deel wordt afgesloten met een tussentoets bestaande uit 30 vierkeuzevragen. De beoordeling van het casusdeel is gebaseerd op de uitwerking van de eindcasus.

Dat is wat je vanaf 1 september 2012 kunt leren in de nieuwe (verplichte) Engelstalige Mastercursus Principles of Environmental Sciences (N19.3.1.1). Je maakt kennis met multidisciplinaire principes, concepten en gereedschappen die worden ingezet bij de analyse van milieuproblemen. Daarbij leer je milieuvraagstukken te beschouwen in termen van maatschappelijke drivers (aanjagers), hun effecten op eco­systemen en maatschappij, en mogelijke antwoorden op deze effecten. Deze benadering biedt handvatten bij het identifi­ceren van de juiste indicatoren voor een milieuprobleem, bij de bestudering van (feedback)relaties, en de evaluatie van voorgestelde oplossingen.

De cursus is het fundament voor de verdere masteropleiding, en wordt (bij voorkeur) als eerste cursus in deze opleiding gevolgd.

De cursus Principles of Environmental Sciences bestaat uit twee delen: een theoretisch deel (55 uur) en een casusdeel (45 uur).Het theoretisch deel bestaat uit 9 blokken, ieder opgebouwd rond een hoofdstuk uit het bijgeleverde boek ‘Principles of Environmental Sciences’ aangevuld met studeeraanwijzingen, extra uitleg en verwerkingsopgaven met voorbeelden. Deze blokken behandelen achtereenvolgens: algemene principes, specifieke principes, sociaalwetenschappelijke benaderingen, natuurwetenschappelijke analyses, economische afwegingen, de analyse van interacties tussen economie en milieu, de interactie tussen wetenschap en beleid, de inzet van inter­disciplinaire oorzaak­gevolgmodellen, en geïntegreerde indicatoren.

In het casusdeel ligt de nadruk op het beschrijven van milieu­problemen als oorzaak­gevolgrelaties, waarbij de inzichten uit

N I E U W E C U R S U S

978 90 358

N11111

I S B N 9 7 8 9 0 3 5 8 0 0 0 0 0

0 0 0 0

t e k s t b o e k

Principles of environmental sciences

N1

11

11

Principles of Environm

ental Sciences tE

kS

tB

oE

kO

pen

Un

iversiteit

Open Universiteitwww.ou.nl

N a t u u r w e t e n s c h a p p e n

Page 12: NW nieuwsbrief zomer 2012

CO

LU

MN

12 NW nieuwsbrief zomer 2011 | 17e jaargang | 3

Veel

De OU kampt met een dalende afzet van modulen, en dat terwijl we juist, net als iedereen, dolgraag willen groeien. Deze spanning tussen wens en werkelijkheid heeft binnen de instelling geleid tot grote aandacht voor het zogenaamde ‘doorstroomprobleem’. Het probleem in kwestie komt er op neer dat veel OU­klanten het na 1 of 2 cursussen voor gezien houden en geen nieuwe cursussen meer aanschaffen. Deden ze dat wel, dan was ons hele afzetprobleem in één klap opgelost. Gelukkig is inmiddels na diepgaand onderzoek de oorzaak van de haperende doorstroom gevonden. Het blijkt dat de veroorzakers van het doorstroomprobleem de wel aangeschafte cursus niet afronden. Nu we dit eenmaal weten is de oplossing nog slechts een implementatiekwestie. Ik kom daar zo op terug, maar bij al die aandacht voor doorstroom moest ik laatst denken aan de hardnekkigste niet­doorstromer die er bestaat: Spongebob Squarepants1. Deze immer vrolijke oceaanbewoner lukt het maar niet om z’n

vaarbewijs te halen. Op een goede dag gaat de directeur van de vaarschool zich persoonlijk met dit doorstroomdrama bemoeien en roept de betreffende docent, Mrs. Puff, ter verantwoording. Het zwakke excuus van Mrs. Puff is dat Spongebob ononderwijsbaar is. De sceptische manager wil dat wel eens met eigen ogen zien en woont een vaarles van Mrs. Puff en Spongebob bij, die zoals altijd desastreus verloopt. Te midden van de puinhopen vraagt Spongebob timide: ‘Did I fail?’. O nee, zegt de directeur, ‘You did not fail! Mrs. Puff failed you!’2. Allicht wordt deze falende docent ontslagen en een opvolger treedt aan die Spongebob één op één gaat onderwijzen. De leereffecten van dit extra intensieve begeleidingstraject grenzen aan het ongelofelijke: uiteindelijk kan Spongebob geblinddoekt een waanzinnig moeilijk vaarparcours volstrekt foutloos afleggen en kan hij eindelijk examen doen. Helaas, dat examen mag vervelend genoeg niet met blinddoek worden afgelegd, zodat het ook deze keer toch weer op een ramp uitloopt. Spongebob wordt formeel als ‘ononderwijsbaar’ geclassificeerd en Mrs. Puff mag weer terugkomen. Voor de geschrokken docenten onder ons is dit uiteraard een happy end, maar logisch is het toch niet helemaal bevredigend. Wat het verhaal namelijk juist duidelijk maakt is dat niemand ononderwijsbaar is. Zelfs Spongebob niet. En dus – ik pak de draad weer op – ook OU­studenten niet. Ook die kunnen allemaal, stuk voor stuk, slagen en doorstromen naar een volgende module. Mits docenten er maar voldoende extra tijd en energie in steken. Failing is no longer an option! Ik geloof daar heilig in. Je zult het zien: stel voor elke instromer een docent aan en dat hele doorstroomprobleem verdwijnt als sneeuw voor de zon. En nu geen gemaar meer!

1. Voor wie de laatste jaren op een andere planeet heeft gewoond, of gewoon lekker aan het doorstromen was: http://nl.wikipedia.org/wiki/SpongeBob_SquarePants2. Geniaal woordgrapje: ‘to fail someone’ kan zowel betekenen ‘iemand laten zakken’ als ‘iemand in de steek laten’.

Page 13: NW nieuwsbrief zomer 2012

13NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

O N D E R Z O C H TMeer samenvattingen van onderzoek (bachelor, master, drs) kunt u vinden op: www.ou.nl/nw onder onderwijs > afgeronde afstudeeropdrachten. Daarnaast kunt u pdf’s van volledige afstudeeronderzoeken van masterstudenten vinden op DSpace (http://dspace.ou.nl/ doorklikken op Master thesis en vervolgens op School of Science). Op DSpace kunt u ook andere typen bronnen vinden zoals wetenschappelijke publicaties van medewerkers van de OU, presentaties, enzovoort. Ook andere onderwijs- en onderzoeksinstellingen plaatsen hier soortgelijke bronnen.

Cesium­137 (137Cs) gedeponeerd op de bodem kan een negatief effect hebben op de gezondheid van de mens. Op Europees niveau zijn daarom normen vastgesteld voor de maximale toelaatbare veilige dosis per persoon, 1 mSv per jaar. Deze totale effectieve dosis is een combinatie van interne en externe blootstelling aan aan­wezige radionucliden. In dit onderzoek is een rekenmodel ontwikkeld om de interne blootstelling veroorzaakt door consumptie van 137Cs besmette producten, en het daaraan gerelateerde extra risico op kanker te kunnen inschatten. Invloed van bodemtype, consumptiepatroon en de mate waarin regionale producten, zowel landbouw­ als bosproducten, geconsumeerd worden, zijn daarbij onderzochte variabelen. Uit deze studie blijkt dat, wanneer planten geteeld zijn op een orga­nische bodem, de 137Cs­concentraties in de geteelde producten het grootste zijn, gevolgd door zand, leem en klei. Zowel landbouwproducten als bosproducten zijn opgesplitst in drie groepen: groenten, fruit en vlees. In de categorie vlees, groenten en fruit van de landbouwproducten wordt respectievelijk 20x, 175x en 40x minder 137Cs gevonden dan in dezelfde categorieën bosproducten.De plantaardige producten worden of indirect, via dier en dierlijke producten, of direct geconsumeerd door de mens. Wanneer vervolgens de interne blootstelling aan 137Cs door consumptiepatronen wordt weergegeven in relatie tot bodemtype is dezelfde volgorde terug te vinden. Hoogste interne blootstelling wordt gevonden bij een consumptiepatroon met producten afkomstig van organische grond, gevolgd door zand, leem en klei. Vervolgens zijn consumptie van regionale producten in een Nederlands, vegetarisch, veganistisch en vleesrijk consumptiepatroon met elkaar vergeleken. Hieruit blijkt dat het vleesrijke consumptiepatroon de hoogste interne blootstelling aan 137Cs geeft. De laagste interne blootstellingen werden gevonden in de vleesloze consumptiepatronen. Met uitzondering van de combinatie zand bodem en veganistisch consumptiepatroon: hier werd door de hoge graan consumptie een hogere blootstelling dan het Nederlands consumptiepatroon gevonden. Wanneer naast landbouwproducten ook bosproducten geconsumeerd worden, blijkt dat deze een grote bijdrage leveren aan de interne blootstelling. Dit wordt veroorzaakt door de relatief hoge concentraties die gevonden worden in de bosproducten. Het nieuw ontwikkelde rekenmodel maakt het mogelijk om 137Cs bodemactiviteit te vertalen naar humane interne blootstelling, om zo het extra risico op kanker beter in te kunnen schatten.

Bienenmann-Ploum, Monique E., Haegens, Heike, Janssen, Mark P.M. & Smits, Nathalie G.E., Blootstelling aan Cesium­137 (137Cs) door voedsel­consumptie. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Alterra­WUR en RIKILT­WUR, Wageningen, NL. Niet­gepubliceerd Bachelor­of­Science afstudeeronderzoek, Open Universiteit, Heerlen, NL.

Projectcoach: Dr. Wilfried Ivens & Dr. Raymond Niesink Open Universiteit, The Netherlands – InCompany Milieuadvies.Opdrachtgever: Dr. Ir. Paul Römkens, Alterra ­ Wageningen UR, Centrum Bodem, Wageningen, NL & Dr. Ir. Ine van der Fels–Klerx, RIKILT – Instituut voor voedselveiligheid ­ Wageningen UR, Novel Foods en Agroketens, Wageningen, NL.Examinator: Dr. Wilfried Ivens, Open Universiteit, The Netherlands – InCompany Milieuadvies.

Page 14: NW nieuwsbrief zomer 2012

14 NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

O N D E R Z O C H TMeer samenvattingen van onderzoek (bachelor, master, drs) kunt u vinden op: www.ou.nl/nw onder onderwijs > afgeronde afstudeeropdrachten. Daarnaast kunt u pdf’s van volledige afstudeeronderzoeken van masterstudenten vinden op DSpace (http://dspace.ou.nl/ doorklikken op Master thesis en vervolgens op School of Science). Op DSpace kunt u ook andere typen bronnen vinden zoals wetenschappelijke publicaties van medewerkers van de OU, presentaties, enzovoort. Ook andere onderwijs- en onderzoeksinstellingen plaatsen hier soortgelijke bronnen.

Joosen, Gilbert (P.G.J.N.), Haselhoef, Samirah & Van Loon, Christian, Verkenning van langdurige blootstelling aan ozon – luchtkwaliteit, gezondheids­effecten en beleid. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Plan Bureau voor de Leefomgeving, Sector Ruimtelijke Ordening en Leefomgevingskwaliteit, Bilthoven, NL. Niet­gepubliceerd Bachelor­of­Science afstudeeronderzoek, Open Universiteit, Heerlen, NL.

Projectcoach: Drs. Els Jans, Open Universiteit, The Netherlands – InCompany Milieuadvies.Opdrachtgever: Dr. L. van Bree, Planbureau voor de Leefomgeving (PBL),Sector Ruimtelijke Ordening en Leefomgevingskwaliteit, Bilthoven.Examinator: dr. Wilfried Ivens, Open Universiteit.

Sinds de jaren ‘50 van de vorige eeuw is de concentratie van troposferische ozon in Nederland gestegen. De afgelopen twee decennia is er in Europa middels emissieplafonds effectief beleid gevoerd om luchtverontreiniging te verminderen. Milieuwetten wisten wel de emissie van ozon precursoren zoals NOx (stikoxiden), NMVOS (niet­methaan vluchtige organische stoffen) en CO (koolmonoxide) te reduceren en daarmee de regionale ozonconcentratie te verminderen. Ook zijn hiermee lokale en grensoverschrijdende effecten zoals verzuring, vermesting en troposferische ozonverontreiniging tegengegaan. Hoewel ozon piekwaarden door dit beleid zijn afgenomen, blijkt de achtergrondconcentratie van troposferische ozon langzaam toe te nemen. Volgens simulatiemodellen van het IPCC (2000) zal, als de huidige technische standaard wordt bijgehouden, de ozonconcentratie stijgen. Voor het ‘worst case scenario’ liggen de voorspellingen tussen 4,3 ppbv en 20 ppbv (IPCC), de laatste waarde heeft wel betrekking op berekeningen tot 2100. De WHO waarschuwt voor gevolgen voor de volksgezondheid van langdurige blootstelling aan troposferische ozon. Langdurige blootstelling aan ozon resulteert mogelijk in een breed scala aan gezondheidseffecten. De effecten op de luchtwegen worden al langere tijd onderkend. Daarnaast zijn er echter ook gegronde redenen om aan te nemen dat blootstelling aan ozon leidt tot cardiovasculaire, neuro­degeneratieve, carcinogene, afweerverstorende en prenatale gezondheidseffecten. Deze effecten zijn divers van aard en pathogenese. Van een groot aantal van in dit rapport beschreven aandoeningen, is de pathogenese nog niet volledig opgehelderd.In dit rapport wordt bezien welke beleidsopties Nederland heeft om de achtergrond­concentratie in Nederland te verminderen. Wegens de Nederlandse afhankelijkheid van Europa voor milieubeleid, moet Nederland het Europese beleid blijven steunen en om een relevante gesprekspartner te blijven op Europees niveau, actief deel blijven nemen aan wetenschappelijk onderzoek. Om vergaand emissiebeleid te kunnen implementeren is een sterk draagvlak nodig van de Europese en dus ook Nederlandse burger. Vooralsnog is er een groot draagvlak voor klimaatmaatregelen, waarmee de ozonmaatregelen sterk zijn verbonden. Het is aan te bevelen om dit draagvlak te onderzoeken en mogelijk proberen aan te sturen om steun voor emissiebeleid in de toekomst te behouden. Voorts is aan te bevelen dat Nederland, zich naast het uitvoeren van het Europese emissiebeleid, richt op investeren in het uit Kyoto afspraken afkomstige Clean Development Mechanism (CDM) en Joint Implementation (JI) en dan met name gericht op het verminderen van methaanuitstoot.

Page 15: NW nieuwsbrief zomer 2012

15NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

Wijngaard, Anita van den & Wullaert, Liliane, Assessing requirements for sustainable rural drinking water supply and sanitation in the Mekong delta – Pro­poor options for Kiên Giang, Viet Nam. Research conducted on behalf of the Coastal & Marine Union (EUCC), Leiden, Nederland. Unpublished Bachelor­of­Science Thesis, Open Universiteit, Heerlen, NL.

Projectcoach: ir. Angelique Lansu, Open Universiteit, The Netherlands – InCompany Milieuadvies.Opdrachtgever: Dr. Erik van Dijk, Coastal & Marine Union (EUCC), Leiden, Nederland.Examinator: dr. Wilfried Ivens, Open Universiteit.

Rural areas of the Mekong Delta in Viet Nam lag behind urban areas with regard to the supply of safe drinking water and sanitation. Lack of safe drinking water and sanitation leads to public health problems and economic loss. Short term solutions are needed to provide the rural population with much needed safe drinking water and sanitation. These short term solutions must comply with MDG7, local goals and regulations, financial means, social structure and environmental conditions. This report offers an assessment tool to shortlist viable drinking water and sanitation options. The assessment has been applied to the rural districts of Kiên Giang in Viet Nam. For short term sustainable water supply, improved drinking water sources are required under MDG7. Given low cost, no power supply and basic operator skills, chlorination and solar distillation are the most practicable water treatment solutions. If a field survey shows groundwater resources to be brackish, solar distillation will be the only short term treatment option to yield safe drinking water during dry season. Criteria for sustainable sanitation are no use of water for transport of the waste, sanitising the waste, no contamination of groundwater and re­use of excreta. Urine Diversion Dehydration (UDD) and composting toilets offer the most advantages in terms of the sustainability criteria. The Ventilated Improved Pit (VIP) and pit with slab are second best options because of infiltration of urine into the soil. A field survey is needed to assess soil conditions, ground water level, flood risk and economic opportunities for reuse of excreta.

Mariën, Stéfanie, Toxicity and methods for risk assessment of the secondary metabolites from Metarhizium anisopliae. Research conducted on behalf of the Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu, Stoffen Expertise Centrum (RIVM­SEC), Bilthoven, Nederland. Unpublished Bachelor­of­Science Thesis, Open Universiteit, Heerlen, NL.

Projectcoach: Dr. Dennis Uit de Weerd, Open Universiteit, The Netherlands – InCompany Milieuadvies.Opdrachtgever: Dr. Jacqueline Scheepmaker, Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu, Stoffen Expertise Centrum (RIVM­SEC), Bilthoven, Nederland.Examinator: Dr. Wilfried Ivens, Open Universiteit, The Netherlands – InCompany Milieuadvies.

As alternatives to chemical pesticides entomopathogenic fungi are very promising. But just like any other control agent these fungi have to be registered as plant protection agents. A problem in this registration process is how to determine the possible toxicity of secreted metabolites. This review summerizes data of the toxicity of destruxins from Metarhizium. Furthermore, tools and methods to assess the toxicity will be evaluated. For several insect species destruxins have contact insecticidal activity, antifeedant activity and effects on muscular tissues. Trough natural routes of exposure, destruxins have no effect on birds. Aquatic organisms, especially crustaceans, are very sensitive for destruxins and crude extracts after direct exposure. Data about the toxicological effects of destruxins are abundant but the lack of studies that take natural routes of exposure into account make it difficult to determine the real risk in a field situation. Toxicity testing with crude extracts is shown to represent a worst­case scenario and take into account synergism and antagonism between compounds. There are some organisms that can be said to be very sensitive for the use as a test organism, such as Spodoptera frugiperda, Ostrinia nubilalis, Leptinotarsa decemlineata and Daphnia magna, but the lack of common approaches and systematic information in the toxicity studies make it very difficult to compare data and give overall conclusions. The efficiency of several test systems was reviewed. Cell­line assays seem to be very promising but further research is necessary. Common criteria are needed to better be able to evaluate the efficiency of different tests systems.

Page 16: NW nieuwsbrief zomer 2012

Noarderleech

16 NW nieuwsbrief zomer 2012 | 18e jaargang | 3

Diabolodagen: geologie Zuid-LimburgDe Diabolodagen worden dit jaar gehouden op 28 en 29 september in Zuid­Limburg. We gaan dan ver terug in de tijd, op zoek naar de geologie van Zuid­Limburg. Op vrijdagavond geeft Ad Havermans, fysisch geograaf, een totaal geologisch overzicht van Zuid Limburg en de route die we de volgende dag zullen lopen.We overnachten op camping Het Zinkviooltje te Epen. Op zaterdag leidt Ad de wandelexcursie vanaf camping ’t Zinkviooltje. De camping is prachtig gelegen aan de Geul en ligt midden in een geologisch interessant gebied. Door de optilling van Limburg heeft dit kleine beekje een indrukwekkend dal kunnen insnijden, dat zicht biedt op oudere geologische lagen die anders in de ondergrond verborgen blijven. Juist dat maakt het Geuldal zo interessant. De wandeling loopt terug in de (geologische) tijd. We komen steeds oudere aardlagen tegen, van het Tertiair via het Krijt naar het Boven Carboon, dat bij de bekende Heimansgroeve aan de oppervlakte komt. Naast geologie wordt ook aandacht besteed aan geomorfo­logie, hydrologie en bodemkunde en natuurlijk aan de wijze waarop de mens zijn weg in dit landschap heeft kunnen vinden. Vanaf dit laagste en oudste punt

klimmen we vervolgens weer omhoog richting camping Rozenhof waar we zullen lunchen. In de middag maken we een rondwandeling over het plateau en klimmen wat omhoog naar jongere geologische periodes. Van het Tertiair komen we via het Pleistoceen tenslotte uit in het huidige geologische tijdperk, het Holoceen.Meer informatie over deze activiteit en inschrijven op www.nouw.nl

Terugblik NouW-dag en Rijp- en Groendag 2012Op 24 maart was NouW te gast in de duurzame wijk EVA­Lanxmeer te Culemborg. Bij de Stichting Samen Verder werd een lezing gegeven over Lanxmeer, gevolgd door een rondleiding door de wijk. Na een biologische lunch op het erf van de stadsboerderij en onze jaarlijkse algemene ledenvergadering werden we rondgeleid over de boerderij. We sloten de dag af met een borrel in het oude centrum van Culemborg.De Rijp­ en Groendag vond dit jaar plaats in het Noard­Fryslân Bûtendyks van de Friese natuurorganisatie It Fryske Gea, vlakbij het dorp Marrum aan de Waddenzee. In de voormiddag gaf Ing. S. Rintjema van It Fryske Gea een lezing waarbij de resultaten van het beweiding­onderzoek van de RUG bekend werden

gemaakt. Het namiddagprogramma bestond uit een veldexcursie in de kwelders Noarderleech met It Fryske Gea. We bezochten de onderzochte proefvlakken en bekeken de benodigde instrumenten, waarbij uitleg werd gegeven over het veldonderzoek door ir. Roel van Klink, promovendus RUG.Het verslag van beide activiteiten kan je lezen op www.nouw.nl

Agenda28­29 september: Diabolodagen in Zuid­Limburg3 november: etentje na afloop van het NW­symposium in Eindhoven

Lid worden?Mail je persoonlijke gegevens (naam, voornaam, adres, postcode, telefoon én emailadres) naar: [email protected]. en vermeld of je al of niet starter (cursist Aarde, mens en milieu) bent of met KCOU­beschikking studeert.Lidgeld ten minste € 20,00 per jaar, voor starters én studenten met KCOU­beschikking: € 7,50

We hopen je te ontmoeten op 28 en 29 september op de Diabolodagen in Zuid­Limburg!

F A C U L T E I T

Faculteitsvereniging NouWDiabolodagen 2012: geologie excursie in Zuid-Limburg

door Elly Gudden en Diana Hendrickx

Heimansgroeve