Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten...

71
Nutriënten op hun plek Arrangementen van waarde voor voedselproductie, bodem en water Eindrapportage 5-7-2016

Transcript of Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten...

Page 1: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

Nutriënten op hun plek

Arrangementen van waarde voor voedselproductie, bodem en water

Eindrapportage

5-7-2016

Page 2: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

Dit rapport is tot stand gekomen in nauwe samenwerking

tussen het Planbureau voor de Leefomgeving, Het Athena

Instituut van de Vrije Universiteit en ORG-ID bv.

ORG-ID VU PBL

Roelof Westerhof

Robert de Graaff

Leo Joosten

Martijn Thijssen

Barbara Regeer

Lisa Verwoerd

Hanneke Muilwijk

Page 3: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

Voorwoord

Nutriënten zijn van waarde als ze zich op de juiste plek bevinden. Zijn er teveel

nutriënten op een bepaalde plek – de bodem, het oppervlaktewater -, dan zorgt

dit voor milieuproblemen.

In Nederland is er sprake van een overschot aan nutriënten in het

oppervlaktewater. Deze nutriënten komen voor een belangrijk deel uit de

landbouwsector. Hoe kan het overschot aan nutriënten in het oppervlaktewater

worden teruggedrongen? Deels is dit een technisch vraagstuk, wat moet er

worden gedaan? Deels is het ook een bestuurlijk vraagstuk: wie moeten er iets

doen? Omdat een belangrijk deel van de nutriënten uit de landbouw komt, ligt

het voor de hand om met name naar deze sector te kijken. Tegelijkertijd hebben

boeren meer uitdagingen dan alleen waterkwaliteit op hun bord.

Onder welke voorwaarden zijn boeren bereid maatregelen voor waterkwaliteit te

nemen? Met welke partijen kunnen zij het beste samenwerken? Welke

regelingen helpen daarbij of juist niet? Kortom, met welke institutionele

randvoorwaarden moet je rekening houden bij het stimuleren van maatregelen

voor waterkwaliteit?

Met deze opdracht gingen ORG-ID en het Athena Instituut van de Vrije

Universiteit aan de slag. Het resultaat van een intensieve samenwerking tussen

ORG-ID, het Athena Instituut en Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) ligt

voor u.

Het rapport ‘Nutriënten op hun plek’ vormt een bouwsteen in de bredere analyse

van de Kaderrichtlijn Water (KRW) die het PBL uitvoert. Eerder publiceerde het

PBL de studie ‘Waterkwaliteit nu en in de toekomst’, een ex ante evaluatie van

de Nederlandse plannen voor de Kaderrichtlijn Water voor de periode 2015-

2021.

In 2021 moeten de stroomgebiedbeheerplannen voor de volgende en laatste

ronde van de KRW worden geleverd aan de Europese Commissie. In

voorbereiding hierop analyseert het PBL welke waterkwaliteitsmaatregelen

effectief kunnen zijn en op welke manier deze maatregelen het beste kunnen

worden ingezet. De wijze waarop maatregelen genomen worden, wordt

beïnvloed door het bestuurlijke proces rondom de KRW. Een goed ingericht

proces met aandacht voor de motivaties en belemmeringen van alle partijen is

daarvoor een belangrijke randvoorwaarde. Dit rapport biedt daar relevant en

concreet inzicht in.

Ir. Jeannette Beck

Sectorhoofd Water, Landbouw en Voedsel

Planbureau voor de Leefomgeving

Page 4: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

4

INHOUDSOPGAVE

Blz.

1. ROUTES NAAR ARRANGEMENTEN VAN WAARDE .......................................................................................... 5

1.1 WELKE ROUTE GAAN DE NUTRIËNTEN NU EN HOE KAN DAT ANDERS? ............................................................................. 6

1.2 WAAROM GEBEURT HET NIET OP GROTE SCHAAL ANDERS? .......................................................................................... 9

1.3 WAT IS ER NODIG VOOR AGRARIËRS? ....................................................................................................................12

1.4 KENMERKEN VAN EEN GEBIEDS-SPECIFIEK ARRANGEMENT ..........................................................................................15

1.5 RANDVOORWAARDEN RONDOM ARRANGEMENTEN .................................................................................................17

2. HET ONDERZOEK ...........................................................................................................................................18

2.1 SELECTIE VAN TWEE GEBIEDEN .............................................................................................................................18

2.2 INDIVIDUELE GESPREKKEN ..................................................................................................................................19

2.3 ANALYSE GESPREKKEN .......................................................................................................................................19

2.4 TOETSEN EN AANVULLEN VAN DE UITKOMSTEN IN GEBIEDSWORKSHOP .........................................................................22

2.5 SYSTEEMANALYSE ............................................................................................................................................22

2.6 RONDE TAFELBESPREKING VAN DE UITKOMSTEN VAN HET ONDERZOEK ..........................................................................22

3. DE GEBIEDSPRAKTIJK ....................................................................................................................................23

3.1 WITTEVEENSLEIDING .........................................................................................................................................23

3.2 GOUWE WIERICKE ...........................................................................................................................................27

3.3 OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN .....................................................................................................................33

4. REFLECTIE OP DE UITKOMSTEN .....................................................................................................................35

4.1 WELKE PRAKTIJK WILLEN DE BETROKKENEN ONTMOEDIGEN? ......................................................................................35

4.2 WELKE PRAKTIJK WILLEN DE BETROKKENEN KOESTEREN? ...........................................................................................36

4.3 DE BETEKENIS VAN ONTMOEDIGEN EN KOESTEREN VOOR ARRANGEMENTEN ...................................................................37

4.4 REFLECTIE RONDE TAFEL ....................................................................................................................................38

BIJLAGE 1: ONDERZOEKSOPZET EN UITKOMSTEN ................................................................................................40

B1.1 ONDERZOEKSVRAAG .......................................................................................................................................40

B1.2 OPZET .........................................................................................................................................................40

B1.3 RESULTATEN .................................................................................................................................................44

BIJLAGE 2: LITERATUURLIJST ................................................................................................................................70

Page 5: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

5

1. Routes naar arrangementen van waarde

Nederland werkt aan het verbeteren van de waterkwaliteit. In het Nationale Waterplan, het

Beheerplan voor de Rijkswateren, de regionale waterplannen, de regionale beheerplannen,

de waterbeheerplannen onder de Waterwet (de planfiguren die onderdeel uitmaken van de

implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water1) en de gemeentelijk rioolwaterplannen

onder de Wet Milieubeheer geven de waterbeheerders (rijk, provincie, waterschappen,

gemeenten) aan hoe zij er voor gaan zorgen dat de waterkwaliteit verbetert.

Het PBL heeft deze plannen geanalyseerd en concludeert dat de waterkwaliteit verbetert,

maar dat de einddoelen voor waterkwaliteit in veel wateren nog buiten bereik blijven2. Er

komen nog altijd te veel voedingsstoffen (de nutriënten P en N) in het oppervlaktewater en

grondwater (N) terecht.

De resterende nutriëntenbelasting in de regionale wateren is in belangrijke mate afkomstig

uit de landbouw en uit riolering en waterzuivering (zie figuur 1).

Figuur 1: Belasting van regionale wateren met nutriënten door binnenlandse bronnen (PBL

2016). Een belangrijk deel van de nutriënten komt uit het landelijk gebied.

Voor het verder reduceren van de nutriëntenbelasting is inspanning nodig door gemeenten

en waterschappen (waterzuivering), maar de belangrijkste inspanning moet komen van de

1 Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 2 Waterkwaliteit nu en in de toekomst. Eindrapportage ex ante evaluatie van de Nederlandse plannen voor de

Kaderrichtlijn Water, PBL-publicatienummer: 1727.

Page 6: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

6

landbouw, met name de melkveehouderij, als grootste mestproducent3 en de akkerbouw als

gebruiker van mest.

Middelen voor het treffen van maatregelen ten behoeve van de waterkwaliteit zijn

beschikbaar vanuit het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB), met cofinanciering door

provincies en waterschappen (het financieringsprogramma POP3).

Maar wat is er nodig om met dat budget iets te bereiken?

Om een antwoord op deze vraag te vinden pellen we eerst de vraag af:

Hoe komen nutriënten nu in grond- en oppervlaktewater terecht en hoe zou dat

anders kunnen?

Waarom gebeurt dat niet?

Wat hebben agrariërs en waterschappen nodig om er voor te kunnen zorgen dat er

minder voedingsstoffen in het water terecht komen?

Welke arrangementen zijn mogelijk/nodig om dat te bereiken en welke andere

partijen kunnen daar een rol in spelen?

In dit hoofdstuk leest u de belangrijkste conclusies en antwoorden op deze vragen.

1.1 Welke route gaan de nutriënten nu en hoe kan dat anders?

1.1.1 De Nutriëntenkringloop

In de melkveehouderij verbouwt de boer ruwvoergewassen (gras en mais) als voedsel voor

zijn koeien. Die gewassen bemest hij allereerst met de mest van zijn koeien. Aanvullend

strooit hij ook (N-)kunstmest en voert daarmee nutriënten aan van buiten zijn bedrijf. Ook

voert hij nutriënten aan met krachtvoer en aangekocht ruwvoer. Nutriënten worden

afgevoerd van het bedrijf via melk en dieren en in geval van een mestoverschot ook via

dierlijke mest. Het verschil tussen de aan- en afgevoerde nutriënten verdwijnt naar het

milieu: voor een deel naar de lucht (emissie van ammoniak) en voor een ander deel naar de

bodem (emissie van fosfaat en nitraat). Het bodemoverschot wordt deels/tijdelijk

opgeslagen in de bodem, maar komt uiteindelijk grotendeels terecht in grond- en/of

oppervlaktewater. Figuur 2 illustreert deze kringloop.

In sommige gebieden is daarnaast nog sprake van andere aanvoerroutes van nutriënten: zo

komen in het veenweidegebied nutriënten vrij bij de afbraak van veen en in diepe polders in

West-Nederland komen nutriënten beschikbaar vanuit diepe kwel.

In de akkerbouw is het plaatje eenvoudiger: hier voert de boer nutriënten aan via dierlijke

mest en kunstmest en voert hij nutriënten af via de geoogste gewassen. Ook hier verdwijnt

het verschil tussen aan- en afvoer naar lucht en bodem/water.

3 CBS 2015: van de 76 mln ton mest die jaarlijkse in Nederland wordt geproduceerd is 60 mln ton afkomstig van melkvee. Verder is de vervanging van varkensmest door rundermest verantwoordelijk voor een deel van de te verwachten toekomstige stijging van de belasting van het oppervlaktewater met nutriënten.

Page 7: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

7

Figuur 2: Nutriëntenkringloop. Toevoer via kunstmest, ruwvoer, krachtvoer en afvoer via

dieren, melk, afvoer mest, emissies naar lucht en bodemoverschot.

Het verlies van nutriënten naar het water loopt via de bodem (directe afstroming naar

oppervlaktewater of de bodem in). De kwaliteit van de bodem (structuur, organische

stofgehalte, bodemleven, watervasthoudendheid) en van de wijze waarop de boer met de

bodem omgaat (bodembeheer) is daarom medebepalend voor de hoeveelheid nutriënten die

verloren gaat. In een goed beheerde bodem wortelt het gewas dieper en neemt het meer

nutriënten op dan in een slecht beheerde bodem (zie figuur 3).

Figuur 3: Een goede bodemstructuur leidt tot beter benutten van water en nutriënten

Slechte bodemstructuur

Goede bodemstructuurWater voor gewasWater voor afspoeling

Nutrienten voor gewasNutrienten voor uitspoeling

Page 8: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

8

1.1.2 Kosten van nutriëntenverliezen

Het verlies aan nutriënten is niet alleen nadelig voor de waterkwaliteit, maar het kost de

boer ook geld. Om het verlies van nutriënten naar het water te compenseren moet de boer

kunstmest en voer bijkopen. Omdat nutriëntenverlies in het systeem van gebruiksnormen

beperkt met mest en kunstmest mag worden aangevuld, komt de grasopbrengst eerder in

gevaar bij nutriëntenverlies dan vroeger. Gegeven de huidige gebruiksnormen voor mest,

kan door het slimmer omgaan met mest het verschil tussen een redelijke en goede

grasopbrengst op een bedrijf van 60 ha op termijn van een aantal jaren een verschil van

EUR 22.500,- tot EUR 30.000,- betekenen.4

1.1.3 Mogelijke gevolgen

Bij niet voldoen aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water is het mogelijk dat de Europese

Commissie (vanaf 2028) boetes oplegt aan Nederland. Op kortere termijn spelen de

onderhandelingen over de derogatie5 in het kader van het de Nitraatrichtlijn. De Europese

Commissie heeft meermalen aangegeven dat ze verlenging van de derogatie wil beoordelen

in het licht van de voortgang van het Nederlandse waterkwaliteitsbeleid. Het niet verlengen

van de derogatie zou kunnen leiden tot hoge extra kosten voor extra mestverwerking en/of

een forse inperking van de productieruimte van de Nederlandse melkveehouderij.

Het halen van de waterkwaliteitsnormen is dus een belang van zowel de Nederlandse

overheden als van de agrarische sector.

1.1.4 Hoe kan het anders?!

Er zijn veel maatregelen die de uitspoeling van nutriënten beperken en goed zijn voor zowel

de bodem- en waterkwaliteit als voor de portemonnee van de boer 6, bijvoorbeeld:

Nauwkeuriger bemesten (zowel dierlijke mest als kunstmest), op het juiste moment

bemesten (voldoende mestopslag) en mestgift beter afstemmen op de behoefte van

het gewas;

Voerefficiency verbeteren (en daarmee minder voer aankopen);

Goed bodembeheer (voorkomen verdichting van de bodem onder meer door inzet

van lichte machines en niet rijden op te nat land), terughoudende

graslandvernieuwing, maïs niet continu telen, diepe beworteling bevorderen, sturen

op de PH-waarde;

Daarnaast zijn er effectieve maatregelen die de boer extra geld kosten, zoals het hanteren

van bufferstroken en uitmijnen.

Het effect van al die maatregelen is dat nutriënten beter worden benut door het gewas en

het vee en daarmee de nutriëntenkringloop (beter) wordt gesloten. Het begrip dat daarvoor

in toenemende mate wordt gehanteerd is “kringlooplandbouw”.

Bronmaatregelen en de maatregelen gericht op de bodemvoorraad van nutriënten zijn in

heel Nederland effectief. Effecten van bodemverbetering en hydrologische maatregelen zijn

4 Op 23 april 2014 heeft het ‘prognose overleg melkveehouderij’ de uitgangspunten en normen voor saldo-

bepalende posten van de bedrijfsbegrotingen voor de lange termijn vastgesteld. Op basis hiervan gaan we ervan uit dat een goede grasopbrengst van 10.000 kg Vem ha/jaar een marktwaarde heeft van EUR 1800,- (op basis van EUR 0,182 / kg VEM). Een opbrengt van 75% betekent zo een opbrengstverlies van EUR 450,- per ha. (gebaseerd op kengetallen uit 2014). 5 Nederland heeft van de Europese Commissie toestemming gekregen om op intensieve melkveebedrijven af te wijken van de aanwendingsnorm van maximaal 170 kg N/ha uit dierlijke mest uit de Nitraatrichtlijn. De derogatie staat een maximum van 230 (zandgronden) tot 250 kg N/ha (overige gronden) toe. 6 Quickscan van kosten en effecten van DAW maatregelen, Deltares en LEI, Noij et al, 2016.

Page 9: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

9

afhankelijk van de lokale situatie. Hoe dieper het grondwater bijvoorbeeld staat, des te

meer draagt bodemstructuurverbetering bij aan vasthouden van water in de bodem.

Inmiddels is er in een aantal pilots de nodige ervaring opgedaan met het concept

kringlooplandbouw en het toepassen van het daarbij behorende instrument KringloopWijzer.

Het principe van het toepassen van de KringloopWijzer is dat de agrariër de nutriënten op

zijn bedrijf beter benut door gericht de verliezen in de kringloop op zijn bedrijf te

verminderen. Dat leidt er toe dat er minder nutriënten naar lucht, bodem en water

verdwijnen.

In het project “Landbouw Centraal”7, waaraan 64 melkveebedrijven in noordoost en

zuidoost-Nederland deelnamen, werd tussen 2009 en 2011 een afname van de emissies

richting grond- en oppervlaktewater bereikt van tenminste 10% voor N en 20% voor P,

terwijl het bedrijfsresultaat licht toenam.

In een studie voor het veenweidegebied (Schippers et al 2015) is een top-23 van mogelijke

maatregelen opgesteld, die bij toepassing grofweg kan leiden tot een afname van de

nutriëntenvracht naar het oppervlaktewater met 33% voor N en meer dan 50% voor P. Een

deel van deze maatregelen draagt direct bij aan een beter bedrijfsresultaat. Voor een ander

deel van maatregelen moeten extra kosten gemaakt worden. Dit maatregelenpakket wordt

de komende jaren in de praktijk getest.

Omdat de effectiviteit van landbouwmaatregelen afhankelijk is van de situatie ter plaatse,

moet op regionaal en lokaal niveau worden gezocht naar de meest efficiënte (mix van)

maatregelen. Kringloopmaatregelen maken hier onderdeel vanuit. Bij een optimaal pakket

aan maatregelen kan de belasting van het oppervlaktewater met nutriënten met 10 tot 60

procent afnemen. Volgens berekeningen is op nationaal niveau gemiddeld 40 tot 50 procent

vermindering noodzakelijk om de nutriëntendoelen te halen.8

1.2 Waarom gebeurt het niet op grote schaal anders?

De kennis om te komen tot een betere nutriënten-efficiëntie en minder verliezen naar lucht

en bodem/water is dus aanwezig en er zijn inmiddels ook de nodige ondersteunende

instrumenten ontwikkeld om die kennis toe te passen. Het lijkt alsof niets het beter

benutten van nutriënten in de weg staat. Toch gebeurt het niet vanzelf. Hoe kan dat?

In ons onderzoek hebben we de ervaringsdeskundigen (boeren, waterschappen, provincie

erfbetreders) zelf hierover het woord gegeven. Zij geven aan dat voor hen de belangrijkste

belemmeringen liggen op het gebied van:

Weinig gevoel en betrokkenheid van boeren bij waterkwaliteit.

Onvoldoende aandacht voor en kennis van de bodem en bodembeheer bij de boeren

zelf.

7 Landbouw Centraal: gebiedspilots Kaderrichtlijn Water in Noord- en Zuidoost Nederland”, Hoving et al., 2012 8 “Waterkwaliteit nu en in de toekomst. Eindrapportage ex ante evaluatie van de Nederlandse plannen voor de

Kaderrichtlijn Water”, Gaalen, F. van et al. (2015), Den Haag: PBL.

Page 10: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

10

Risicomanagement. Hoge mestgiften compenseren de risico’s van eventuele fouten

in het bodembeheer9.

Gebrek aan kennis over de financiële aspecten van de nutriëntenkringloop,

waardoor goed renderende maatregelen blijven liggen.

Peer pressure: de invloed van andere boeren in de omgeving is groot en afwijken

van de standaard is moeilijk.

De forfaitaire normen van het mestbeleid (het maakt voor de gebruiksruimte niet uit

of je goed of slecht met de bodem omgaat).

Weinig samenhang en samenwerking in de sector en veel wantrouwen.

Natuurlijk zullen ook kosten die maatregelen als uitmijnen en peilgestuurde drainage met

zich meebrengen belemmerend werken. Toch noemen de gesprekspartners dit niet. Mogelijk

staan die maatregelen in hun beleving verder weg.

We hebben de direct betrokkenen ook gevraagd naar hoe ver weg of dicht bij de diverse

partijen staan ten opzichte van het handelen van de boer. Figuur 4 laat een samenstelling

zien van de antwoorden.

Figuur 4: Afstand van de diverse partijen ten opzichte van het handelen van de boer in het

gebied Gouwe Wiericke.

Het zijn vooral erfbetreders die de meeste invloed hebben op het handelen van de boer. Het

gaat hierbij om adviseurs (zoals onder andere de veevoeradviseur), de loonwerker en

collega-boeren. Daarnaast zien de boeren de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland

(LTO), de Agrarische Natuur Vereniging (ANV)/samenwerkende coöperaties, het waterschap

en de zuivelfabriek als belangrijke partijen die dicht bij hun bedrijfsvoering staan. Maar niet

al deze partijen adviseren in dezelfde richting. Integendeel! Dat geldt niet alleen tussen

organisaties maar soms zelfs binnen organisaties: de boeren geven aan dat

omgevingsmanagers en handhavers van het waterschap nog vaak tegenstrijdige

9 Deze belemmering wordt bevestigd door Van Eekeren (2010) in zijn Proefschrift “Grassland management, soil

biota and ecosystem services in sandy soils”. Daarin stelt Van Eekeren: “Risk control on agricultural farms works against the reduction of inputs and the implementation of environmental measures”.

Agrariër

Water-

schap

EU

I&M

EZ

Provincie

NAJK

Bank

Burgers/

omwonenden

TBO’s

Verpachter

ANV/

Collectieven

LTO

Veevoer

adviseur

Drink-

water

bedrijf

NMV

Collega

boeren

Zuivel

fabriek

Gemeente

Onafhankelijk

adviseur

Loonwerker

Page 11: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

11

boodschappen afgeven. Boeren ervaren daarom weinig steun uit hun directe omgeving: “er

zijn maar weinig partijen die naast je staan”.

Niettemin geldt dat als het om het veranderen van de bedrijfsvoering gaat, boeren toch het

eerst naar deze partijen kijken. Een deel van deze partijen heeft belang bij een andere

bedrijfsvoering, waarbij aandacht voor de bodem en een hogere nutriëntenefficiëntie

bijdragen aan zowel bedrijfsresultaat als waterkwaliteit; dit geldt voor bijvoorbeeld ANV,

Waterschap, LTO en de onafhankelijk adviseur.

Een ander deel van de partijen staat daar neutraler in of adviseert juist vanuit andere

belangen:

In advies van veevoederadviseurs speelt, logischerwijs, altijd ook het belang van

afzet van voer.

Loonwerkers gaan er van uit dat de boer alleen in een lage prijs voor hun

dienstverlening is geïnteresseerd en richten hun aanbod daar dan ook op in.

De zuivelfabriek heeft als primair belang een groei van de melkproductie (tegen

een zo laag mogelijke kostprijs) om te kunnen inspelen op de groeiende vraag naar

melkproducten op de wereldmarkt in concurrentie met Nieuw-Zeeland en de VS.

Collega-boeren reageren vaak negatief als iemand afwijkt van de standaard.

Figuur 5 geeft de belemmeringen (gele ellipsen) en kansen (groene ellipsen) weer die door

de betrokkenen bij de geselecteerde pilots in de gebieden Witteveensleiding en Gouwe

Wiericke zijn benoemd. De inbreng is geordend naar de relevante systeemaspecten (eerste

kolom) en naar de stakeholders die betrokken zijn bij de belemmering of kans (eerste rij).

De kansen en belemmeringen zijn sterk verkort weergegeven om in één figuur een

totaalbeeld te kunnen schetsen. Achter de kansen en belemmeringen is aangegeven hoe ze

gecombineerd kunnen worden in samenhangende ingrediënten voor arrangementen (zwart

gearceerde ellipsen).

De inhoudelijke onderbouwing en verdere uitwerking van deze weergave is te vinden in

bijlage 1.3.5. Voor een beschrijving en verantwoording van de gevolgde methodiek

verwijzen we naar Deel II van deze rapportage: “Handboek onderzoeksmethoden

Arrangementen Waterkwaliteit”10.

10 Zie: http://www.org-id.org/publicaties/

Page 12: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

12

Figuur 5: Systeemanalyse van de vraag op welke wijze de bijdrage van melkveehouders aan

de verbetering van de waterkwaliteit kan worden vergroot. Voor een nadere

toelichting op de figuur verwijzen we naar de tekst. Voor een inhoudelijke

onderbouwing verwijzen we naar

1.3 Wat is er nodig voor agrariërs?

De meeste melkveehouders zien momenteel weinig bedrijfsbelang bij het veranderen van

de bedrijfsvoering ten behoeve van een betere waterkwaliteit. Hun directe omgeving helpt

daarbij meestal niet. Daar kan verandering in komen wanneer die directe omgeving minder

verdeeld zou zijn en met betere argumenten kan aangeven wat de baten kunnen zijn van

het verbeteren van de waterkwaliteit. Daar liggen mogelijkheden.

1.3.1 Gezamenlijke doelstelling

Belangrijk is dan om allereerst met de partijen in de binnenste cirkel (zie figuur 4) te komen

tot een gezamenlijke ambitie, waarin bedrijfsbelang en waterbelang gelijk op gaan. Die

gezamenlijke ambitie kan worden gevonden door in te zetten op goed bodembeheer en een

laag bodemoverschot en goede nutriëntenopname door het gewas. Die inzet is op

hoofdlijnen goed voor bedrijfseconomie en voor waterkwaliteit.

Systeem-

kenmerken

Agrariers

Wate

rschap

Loo

nw

erker

LTO

AN

V/-

Co

llectieven

Zuive

lfabriek

On

afhan

kelijk

advise

ur

Veevo

er-

advise

urs

Om

wo

nen

den

Co

llega bo

eren

Ban

k

Drin

kwate

r-

bed

rijf

Pro

vincie

Ove

rhed

en

On

derw

ijs

On

derzo

ek

Natuurlijk

systeem

Kennisinfrastruc

tuur

Wet-en

regelgeving

(Duurzaamheids

)ambitie

Interactie/wisse

lwerking

Economische

drivers

Fysieke

netwerken

Kennis, houding

en

vaardigheden

Identiteit

Gat tussen onafhankelijke kennis en bedrijfsvoering

Afwentelen kan en loont; generieke regelgeving belemmert ontwikkeling

Geen individuele noch gezamenlijke ambitie.

beperkte samenwerking boer-ws-loonwerker-drinkw.bedrijf

Slechte dialoog tussen overheden en collectieven, netwerken versnipperd.

Waterkwaliteit geen economische driver. Nutrienten balans wel, maar

onbekend.

Perspectief nodig om te investeren

Bank weinig kennis en

minder financiering

Kennisleemte over effectenvan maatregelen

Peer-pressure bij boer

Kennisgebrekomwonenden

diversiteit aan type boeren waaronder koeienboer en kostenbespaarder

Benut winstgevendheid

Programma voor erfbetreders -> kenniswerkers. Onderzoek = Onafhankelijke kennisdeling

Boerensector verenigen op kennis. Investeren in gerichte kennisontwikkeling en -delen met agro-adviseurs en collectieven. Studiegroepen, etc.

Boeren-bodemambassadeur

Maak maatregelen kosteneffectiever met

beleid, ipv ze af te remmen

Experimenteerruimte voor bewustwording en vertrouwen

Ws: stel regionale contactpersoon aan.

Kennis bij omgeving; onafhankelijke intermediair; helpdesk veenweide.

Optimaliseer regelgeving (OW, goede metingen).

Ws: deel metingen en kennis over waterkwaliteit met boeren in pilots

Benut andere financieringsbronnen. Ga handiger met POP3 om.

Kennisarrangement

Gebiedsarrangement Nutrienten

Onderdeel disseminatie Kennisarrangement

Gebiedspecifiek Nutrientenbeleid

Ws: boer veantwoordelijk voor waterkwaliteit. Betaal

blauwe dienst..

Boerenwinkels, etc.

bodemkwaliteit↑ -> baten↑ -> waterkwaliteit↑

Lagere melkprijs -> kostenbesparing

Page 13: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

13

De tijd is er ook rijp voor: vroeger kon slecht bodembeheer immers nog worden

gemaskeerd met een overvloedige bemesting, maar sinds in 2015 de ‘eindgebruiksnormen’

van de mestwetgeving zijn ingegaan en de bemesting sterk is gelimiteerd, wint een inzet op

bodemkwaliteit en –beheer bedrijfseconomisch gezien aan belang11.

Daarnaast helpt het ook om waar mogelijk waterkwaliteit en waterkwantiteit met elkaar te

verbinden in afspraken over maatregelen. Zie bijvoorbeeld paragraaf 3.1.1 voor de

aanleiding van project Witteveensleiding. Voor de agrariër zijn dit geen gescheiden issues

en zijn directe belang bij waterkwantiteit is vaak hoger dan bij waterkwaliteit waardoor er

meer ruimte voor afspraken ontstaat. Of het nu om wateroverlast (peilbeheer

veenweidegebied) of droogte (zandgronden) gaat. Agrariërs zijn hierbij zowel

probleemhebbers (het waterschap beheert het peil) als aanbieders van oplossingen (de

agrariërs kunnen draineren of water tijdelijk vasthouden).

1.3.2 Kennisarrangementen

Hoe kan de omgeving de boer stimuleren om maatregelen uit te voeren die de

waterkwaliteit bevorderen? Dit gaat via de bodem door het treffen van maatregelen als

uitmijnen, peilgestuurde drainage, bodemverbetering, etc. De gesprekken maakten duidelijk

dat de boer de intentie om goed om te gaan met de bodem moet kunnen vertalen in

activiteiten die hij kan (laten) doen. Ook moet hij de financiële gevolgen van die activiteiten

kunnen beoordelen, bijvoorbeeld in termen van opbrengst en kwaliteit van het gewas.

De link van effecten van maatregelen naar bedrijfsresultaat zijn locatie-gebonden en vragen

nader onderzoek.

De boer heeft contact nodig met adviseurs die hem terzijde kunnen staan. Bij voorkeur zijn

dat erfbetreders; mensen die hij kent en vertrouwt. Daarbij kan het gaan om individuele

begeleiding en studiegroepen. Het aanvullende voordeel van studiegroepen is dat het

bijdraagt aan het doorbreken van peer-pressure door koplopers bij elkaar te brengen.

Dan is het wel nodig dat partijen die willen bijdragen aan verandering (waterschap, LTO,

ANV) het gesprek aangaan met partijen (andere erfbetreders) voor wie dit niet of in

mindere mate geldt (loonwerkers, veevoeradviseur, zuivelfabriek) om zo te komen tot een

meer eenduidige advisering. Daar zijn ook aanknopingspunten voor:

De zuivelindustrie heeft belang bij een (duurzaam) imago van de sector en het

product. Sinds kort vertaalt zich dat bij de meeste zuivelaars in

duurzaamheidstoeslagen op de melkprijs.

Loonwerkers kunnen potentieel een grotere rol spelen in beter bodembeheer en

nutriëntenmanagement (en daar ook aan verdienen), vanuit hun kennis van bodem

en bodembeheer.

Veevoeradviseurs kunnen verdienen aan de kwaliteit van hun advies in plaats van

aan de verkochte hoeveelheid voer.

Collega-boeren zijn te interesseren als samenwerking in een gebied kan leiden tot

meer plaatsingsruimte voor mest tegen lagere mestafzetkosten.

Het is van belang dat waterschappen,LTO en ANV’s het gesprek daarover aangaan.

11 In zijn proefschrift “Grassland management, soil biota and ecosystem services in sandy soils” (2010), schrijft

Van Eekeren 2010 hierover: “A higher crop yield is with the present legislative restrictions on fertilization a win-win for agriculture and environment” .

Page 14: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

14

1.3.3 Maatregelenarrangementen via blauwe diensten

In het verlengde van kennisarrangementen kunnen agrarische natuurverenigingen of

collectieven ook maatregelenpakketten ter verbetering van de nutriëntenefficiëntie in de

markt zetten, op een vergelijkbare manier waarop ze momenteel al groene

maatregelenpakketten (gericht op natuurbeheer door boeren) aan boeren aanbieden. POP3

biedt expliciet mogelijkheden voor de financiering van dit soort ‘blauwe diensten’ gericht op

waterkwaliteit en -kwantiteit.

Maar de praktijk is weerbarstig. Momenteel ontbreekt bij veel agrarische

natuurverenigingen de slagkracht: ze hebben het al zo druk met de traditionele groene

diensten, dat ze gewoonweg niet toe komen aan de uitwerking van blauwe diensten.

Daarnaast is er sprake van een kennistekort: ze weten ook niet altijd hoe ze dit precies

moeten aanvliegen. Dit betekent dat er goed moet worden afgewogen welke invulling de rol

van de ANV als gebiedsregisseur krijgt.

Tot de uitzonderingen behoort ANV Water Land en Dijken die in Noord-Holland enkele

groen/blauwe pakketten in de markt zet12. Echte ‘blauwe’ pakketten die zich richten op een

betere waterkwaliteit zijn momenteel nog een zeldzaamheid. Niettemin liggen hier volop

potenties.

De meeste potentie (en de grootste kosteneffectiviteit) ligt bij arrangementen die een

meervoudige opbrengst generen:

Beloning voor een blauwe dienst.

Bijdragen aan een betere bedrijfsresultaat.

Bijdragen aan het kunnen voldoen aan de duurzaamheidscriteria voor de

zuivelindustrie.

1.3.4 Gebiedsgerichte arrangementen

Tenslotte blijkt dat er mogelijk ruimte is voor meer samenwerking op gebiedsniveau.

Betrokkenen (met name in Witteveensleiding) constateren dat op gebiedsniveau resultaten

makkelijker zijn te halen dan per agrariër. De boeren in het gebied moeten hiervoor wel

inzicht hebben hoe iedere boer bijdraagt aan de gebiedsdoelen. De gesprekspartners van

Witteveensleiding noemden als voorbeeld van samenwerking de ‘samenwerkende

coöperatie’, een samenwerking tussen melkveehouder en een andere partij (loonwerker,

akkerbouwer) die veevoer produceert en bodembeheer voor zijn rekening neemt.

Op het niveau van een gebied kunnen ten behoeve van één waterlichaam resultaten voor

waterkwaliteit daar geboekt worden waar dit economisch, ecologisch en sociaal het beste

kan. Kennisuitwisseling over maatregelen, zoals evenwichtsbemesting, kan op

gebiedsniveau georganiseerd worden. Ook de inzet van loonwerkers met kennis van de

bodem kan op gebiedsniveau gebeuren. Op gebiedsniveau kunnen de boeren ook werken

aan meer goodwill bij omwonenden voor het treffen van maatregelen als een grotere

mestopslag door initiatieven te nemen die de omwonenden dichter bij het

melkveehouderbedrijf betrekken.

12 Voorbeelden van deze groen/blauwe pakketten zijn: botanisch waardevolle weiderand, slootkantbeheer,

rietzoom en rietperceel, beheer natuurvriendelijke oever, kruidenrijke akkerrand, etc. Zie: http://www.waterlandendijken.nl/natuur-en-landschapsbeheer/agrarisch-waterbeheer/

Page 15: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

15

Het grondgebruik in een gebied kan door samenwerking tussen boeren geoptimaliseerd

worden. Zo worden maatregelen op de beste locatie worden genomen (niet op de plek waar

de initiatiefnemer toevallig grond heeft), en heeft elke boer de beste opbrengst. Op het

niveau van een gebied kunnen maatregelen zo gefinancierd worden dat het rendement van

de financiering het grootst is. Binnen een gebied kunnen boeren afspraken onderling

transparant maken en kan de basis van financiering van maatregelen door waterschappen

en/of provincies meer gebeuren op basis van onderling vertrouwen, sociale controle en het

op gebiedsniveau (en eventueel per bedrijf) meten van gerealiseerde output.

1.3.5 Arrangement Nutriëntenbeleid

De mestwetgeving vraagt om compliance op bedrijfsniveau, terwijl de KRW het effect van

maatregelen beoordeelt op gebiedsniveau. Arrangementen die uitgaan van compliance aan

nutriëntenbeleid op gebiedsniveau bieden op bedrijfsniveau de flexibiliteit die agrariërs

zoeken. Daarvoor is juridische experimenteerruimte nodig om samenwerkende partijen op

gebiedsniveau aan te kunnen spreken en afspraken te kunnen maken. Bijvoorbeeld:

Gebruik van de kringloopwijzer om doelgericht te kunnen afwijken van forfaitaire

normen.

Nutriëntenmaatschap als juridische rechtspersoon op gebiedsniveau i.p.v. individuele

boeren.

Gebiedsgericht Green Deals met agrariërs, waterschappen, gemeenten en NGO’s

voor schone sloot (zie Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier).

Streekfonds oprichten (zie Streekfonds Het Groene Woud).

Begin een nutriëntenbank.

Faciliteer coalities tussen akkerbouwers en veetelers.

Faciliteer gemengde bedrijven op regioschaal.

Gebruik de ruimte die de Omgevingswet biedt om het nutriëntenbeleid onderdeel te

maken van regionale afwegingen, met gebiedsgerichte verbinding van, en zo nodig

keuzes tussen, de belangen van o.a. landbouw, waterbeheer en natuur13.

1.4 Kenmerken van een gebieds-specifiek arrangement

Aan welke eisen moet een gebieds-specifiek arrangement voldoen, wil het de mogelijkheden

voor boeren vergroten voor het uitvoeren van maatregelen die de waterkwaliteit verbeteren

en bereidheid hiervoor vergroten?

Een gebieds-specifiek arrangement moet:

Alle gebiedsbelangen die om een arrangement vragen bevatten binnen één

arrangement;

Voldoende (bedrijfseconomische) voordelen bieden voor de deelnemers;

Gedragen/mede gerealiseerd worden door boeren en erfbetreders;

Uitgaan van persoonlijke contacten;

Toegang geven tot (onafhankelijke) kennis, met name over bodemgerichte

maatregelen;

Synergievoordelen bieden ten opzichte van mogelijkheden die individuele boeren

hebben;

Verantwoordelijkheden zo veel mogelijk bij de boeren leggen;

Stap voor stap groeien;

De betrokkenheid van omwonenden vergroten.

13 Zie: “Verkenning omgevingsopgaven voor de Nationale Omgevingsvisie”, Kuiper 2016

Page 16: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

16

Alle gebiedsbelangen die om een arrangement vragen bevatten binnen één arrangement

Er zijn twee redenen om deze randvoorwaarde te stellen. De eerste is de beperkte tijd van

de betrokkenen. Meerdere arrangementen zijn niet haalbaar. De tweede reden is de

synergievoordelen die er te halen zijn. Voordelen rond een specifiek aspect kunnen nadelen

rond een ander aspect compenseren. Een package deal kan voor alle partijen gunstig zijn.

Voldoende (bedrijfseconomische) voordelen bieden voor de deelnemers

Centraal bij het handelen van de boer staat het belang van het bedrijf op korte termijn en

voor een groot aantal boeren ook op lange(re) termijn. Boer willen blijven is een sterke

drijfveer. Voordelen kunnen bedrijfseconomisch van aard zijn, maar ook liggen op het

gebied van besteding van tijd en aandacht of ontzorging.

Gedragen/mede gerealiseerd worden door boeren en erfbetreders

Boeren hebben in veel gevallen een vertrouwensrelatie met de erfbetreders. Deze partijen

hebben zelf vaak een gekend belang bij het handelen van de boer. Een gebiedsarrangement

kan deze erfbetreders verbinden. Zij hebben op de schaal van een gebied een groter belang

dan op de schaal van een individuele boer. Een gebiedsarrangement biedt hen daarom

kansen.

Uitgaan van persoonlijke contacten

Het aangaan van een overeenkomst op gebiedsniveau vraagt groot onderling vertrouwen.

Dit vertrouwen komt alleen tot stand als het gebiedsarrangement gebaseerd is op

persoonlijke contacten. Verder geven de boeren die we gesproken hebben aan, dat zij zich

geïsoleerd voelen staan in hun omgeving. Persoonlijke contacten helpen om het isolement

te verminderen.

Toegang geven tot (onafhankelijke) kennis, met name over bodemgerichte maatregelen

De partijen rondom de boer hebben allemaal een (gekend) belang. Onafhankelijke kennis is

naast waardevol daarom ook schaars. Een gebiedsarrangement kan toegang geven tot

kennis die bij onafhankelijke partijen vandaan komt.

Synergie ten opzichte van beperktere mogelijkheden van individuele boeren

Afspraken op een grotere schaal kan ook betekenen dat de aangesloten partijen meer

mogelijkheden krijgen om gebruik te maken van uitzonderingen in wet- en regelgeving van

gemeente, waterschap, provincie, het rijk. Ook komen andere vormen van financieren

binnen bereik.

Verantwoordelijkheden zo veel mogelijk bij de boeren leggen

Boeren ervaren veel wantrouwen. Ongetwijfeld zal dat in bepaalde gevallen terecht zijn.

Maar voor boeren die goed willen ondernemen kan dat wantrouwen veel beperkingen met

zich meebrengen. Een groter schaalniveau maakt dat een gebiedsarrangement op grotere

schaal op output gemonitord kan worden en boeren onderling elkaar kunnen aanspreken op

de geleverde inspanningen om de output te realiseren.

Stap voor stap groeien

Samenwerken is voor boeren onderling, met waterschappen en met andere betrokkenen

niet vanzelfsprekend. Hiervoor is tijd en groei van vertrouwen nodig. Een

gebiedsarrangement met onderlinge afhankelijkheden komt daarom niet zomaar tot stand.

Page 17: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

17

Een stapsgewijze ontwikkeling geeft alle partijen de tijd en gelegenheid om in vertrouwen te

groeien.

De betrokkenheid van omwonenden vergroten

Boeren geven aan dat zij voor vergunningen afhankelijk zijn van omwonenden en dat

omwonenden vaak geen idee hebben van wat boerenbedrijven zijn. Arrangementen die een

relatie leggen met omwonenden (winkels met streekproducten, recreatie of gezondheid)

hebben daarom extra meerwaarde voor deelnemende boeren.

1.5 Randvoorwaarden rondom arrangementen

Arrangementen komen niet vanzelf tot stand: de hele keten moet om tafel en dat is niet

eenvoudig en vergt tijd, energie en geld. We hebben in discussies daarom ook aandacht

besteed aan de vraag welke randvoorwaarden succesvolle arrangementen kunnen creëren.

Tijdens het Ronde Tafel Gesprek verwezen verschillende deelnemers naar de rol van POP3.

Het algemene beeld is dat gebiedsarrangementen, zoals Schoon Water voor Brabant,

moeilijk in de voorwaarden voor POP3 passen. Hoewel het in sommige provincies beter lijkt

te gaan dan in andere, lijkt er nog veel te winnen bij een POP3 dat gebiedsarrangementen

meer stimuleert. Dit verdient ook aandacht in de uitwerking van het (nieuwe) GLB.

De mestwetgeving is zelf ook een belangrijke factor. Aan de ene kant bevorderen strenge

gebruiksnormen dat agrariërs efficiënt met nutriënten om willen gaan en is het systeem

acceptabel voor de EU. Aan de andere kant ontmoedigen de huidige forfaitaire normen

(gebaseerd op gemiddelden) efficiënt werken. Veelgehoorde klachten:

Een boer die meer gras (= nutriënten) van zijn land haalt dan gemiddeld mag toch

niet meer organische mest aanwenden dan gemiddeld. Zijn kosten voor mestafvoer

verminderen niet en hij moet zelfs extra kunstmest aankopen.

Een boer die via voermaatregelen zorgt voor minder nutriënten in zijn mest, moet

toch nog steeds evenveel mest afvoeren met bijbehorende kosten. Hij wordt dus niet

beloond voor zijn inspanningen. Integendeel: ook het deel van de mest dat hij

aanwendt op zijn eigen bedrijf bevat minder nutriënten, waardoor hij dus meer

kunstmest moet aankopen).

Momenteel wordt geprobeerd daar wat aan te doen. Er lopen meerdere experimenten om

individuele melkveehouders de mogelijkheid te bieden verantwoording af te leggen over

werkelijke milieuprestaties binnen hun bedrijfsvoering (via de KringloopWijzer) en degenen

die beter scoren dan gemiddeld dan ook extra ruimte te geven voor mestaanwending op het

eigen bedrijf14. In een evaluatie van de geschiktheid van de KringloopWijzer als

beleidsinstrument15 concluderen de auteurs dat de KringloopWijzer op dit moment nog

onvoldoende geschikt is als beleidsinstrument. De KringloopWijzer moet op een aantal

punten verder worden uitgewerkt of verbeterd worden en verdere wetenschappelijke

verantwoording en validatie zijn nodig.

In dit spanningsveld tussen controleerbaarheid, administratieve lasten, acceptatie door de

EU en de voordelen van het belonen van zorgvuldige boeren, is nog veel winst te halen voor

boeren, gebiedspartners en de landelijke overheid.

14 http://www.wageningenur.nl/nl/project/Kringloopwijzer-5.htm

15 Bestman M., J.W. Erisman (2016). Geschiktheid van de KringloopWijzer als

beleidsinstrument. Expert judgment. Louis BolkInstituut

Page 18: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

18

2. Het onderzoek

ORG-ID, het Athena Instituut van de VU en PBL hebben samen onderzoek gedaan naar

institutionele randvoorwaarden voor regionaal gedifferentieerde arrangementen ter

verbetering van de waterkwaliteit. Vanuit de praktijk in twee gebieden (Gouwe Wiericke in

Zuid-Holland en Witteveensleiding in Overijssel) hebben we bekeken hoe de bestaande

samenwerking op het gebied van waterbeheer daar functioneert en hoe de betrokken

partijen zouden willen dat het zou functioneren. We stelden vragen als: hoe zijn de

stakeholders bij de arrangementen betrokken? Hoe verhouden zij zich tot elkaar? Wat

betekent dat voor maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit? Welke verbeteringen

zijn mogelijk? Hoe kunnen overheden dat faciliteren?

Antwoorden op deze vragen moeten bijdragen aan de bredere onderzoeksvraag van het PBL

over wat er moet gebeuren om maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit breder in

te kunnen zetten, onder andere door middel van GLB-gelden (en specifiek POP3).

Het gaat om een empirische casestudie: een dieptestudie in twee gebieden, met een

beperkt aantal respondenten. Veel ervaring aan tafel, maar niet ‘statistisch representatief’

voor Nederland. Via reflectie-interviews en een ronde tafelbijeenkomst hebben we de

juistheid en de relevantie van de uitkomsten besproken om de nadelen van deze wijze van

onderzoeken te verkleinen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn daarom vooral te zien als

denkrichtingen die nadere uitwerking behoeven.

In bijlage 1 beschrijven we in meer detail de wijze waarop we het onderzoek hebben

uitgevoerd. Hier volstaan we met een duiding op hoofdlijnen. We gaan daarbij

achtereenvolgens in op:

Selectie van twee gebieden.

Voeren van individuele gesprekken met belanghebbenden over redenen om

maatregelen voor waterkwaliteit wel of niet te treffen.

Analyseren van de gespreksverslagen.

Toetsen en aanvullen van de uitkomsten in een workshop met een

vertegenwoordiging van belanghebbenden in het gebied.

Samenhangende systeemanalyse van knelpunten, kansen en de behoefte aan

gebiedsgerichte arrangementen, aanvullende literatuuranalyse en expert-judgement.

Ronde tafelbespreking van de uitkomsten van het onderzoek.

2.1 Selectie van twee gebieden

Het onderzoek begon met een literatuuronderzoek naar zowel achtergrondinformatie als

praktijkvoorbeelden ten behoeve van het selecteren van twee gebieden. Bij het selecteren

van gebieden waren we op zoek naar gebieden waar boeren en andere belanghebbenden

gezamenlijk werkten aan het verbeteren van de waterkwaliteit. We wilden een gebied in

Hoog-Nederland en een gebied in Laag-Nederland, vanwege de verschillen in bodemsoort en

verschillen in opgaven in het gebied. Verder zochten we naar gebieden met spanningen

tussen landbouw enerzijds en water/natuur anderzijds. Maar we keken ook naar de energie

van betrokkenen en de mate van toegankelijkheid van de cases: gebieden waar we goede

contacten konden leggen. We kwamen uit bij de gebieden waar pilots liepen die een

connectie hadden met de Kaderrichtlijn Water en met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer

(DAW). De gebieden Gouwe Wiericke en Witteveensleiding bleken het beste aan ons

zoekprofiel te voldoen.

Page 19: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

19

2.2 Individuele gesprekken

Bij Witteveensleiding hebben we gesproken met twee melkveehouders, een varkenshouder,

een akkerbouwer, een loonwerker, een adviseur bij een toeleverancier van voer, kunstmest

en gewasbescherming, twee medewerkers van waterschap Drents Overijsselse Delta, twee

medewerkers van drinkwaterbedrijf Vitens, een mestexpert van LTO Noord en een

medewerker van Stimuland, een organisatie voor plattelandsontwikkeling.

Bij Gouwe Wiericke hebben we negen mensen gesproken: vier melkveehouders, de

onafhankelijk adviseur van PPP-AgroAdvies van het project Gouwe Wiericke, de secretaris

van een van de Agrarische Natuurverenigingen in het gebied, de programmamanager

‘duurzame melkveehouderij’ van een zuivelproducent, de omgevingsmanager van een van

de waterschappen en de dossierhouder KRW van de Provincie Zuid-Holland. Eén van de

melkveehouders was tevens afdelingsbestuurder van LTO-Noord.

Het waterschap ziet zichzelf in toenemende mate als samenwerkingspartner. Dat betekent

een stapsgewijze verandering in houding; van controlegericht naar samenwerkings- en

omgevingsgericht. Die verandering is op het niveau van bestuur en beleid al goed zichtbaar,

maar op uitvoeringsniveau (handhaving en controle) nog niet altijd.

De agrarische natuurvereniging is verantwoordelijk voor het afsluiten van beheerpakketten

agrarisch natuurbeheer (en in de toekomst mogelijk ook rond kringlooplandbouw) met

agrariërs. Ze zien zich vooral ook als bemiddelaar tussen de boer en de samenleving.

De zuivelproducent is de één na grootste van Nederland en heeft een duurzaamheids-

programma ontwikkeld op grond waarvan de melkveehouders toeslagen kunnen krijgen op

de melkprijs op grond van duurzaamheidscriteria16. Inzet is niet het realiseren van een

hogere consumentenprijs, maar wel het creëren van een positief imago dat bijdraagt aan

een stevigere verankering in de schappen van de supermarkt. Omdat het grootste deel van

de productie wordt geëxporteerd (met name naar Frankrijk en Duitsland) spelen thema’s uit

die landen een grotere rol bij de duurzaamheidscriteria dan Nederlandse thema’s. Zo is

gentech-vrij voer een belangrijk thema en waterkwaliteit niet. Niettemin zijn er

dwarsverbanden denkbaar via intermediaire thema’s als weidegang, eigen ruwvoerproductie

en duurzaam bodembeheer. Tot op heden wordt daar nog weinig mee gedaan.

Waterschappen zijn dan ook nog geen gesprekspartner hierbij.

De intentie van het duurzaamheidsprogramma is om aan te grijpen op de intrinsieke

motivatie van de agrariër, en hem uitdagen om stapsgewijs vooruit te komen. Agrariërs

krijgen ook begeleiding aangeboden (zowel individueel als in het verband van een

studiegroep) om aan de criteria te kunnen voldoen.

2.3 Analyse gesprekken

Tijdens de gesprekken hebben we onder meer gevraagd hoe dicht partijen bij de boer

staan. De uitkomsten hebben we vertaald in plaatjes met de belanghebbenden in cirkels

rondom de boer (zie bijvoorbeeld figuur 4). Verder hebben we tijdens de gesprekken

doorgevraagd naar het waarom van belemmeringen of kansen. Hoe vaker we doorvroegen,

hoe dichter we bij de onderliggende overwegingen kwamen. Voor zowel de gespreksleidraad

16 Het desbetreffende bedrijf heeft overigens twee verwerkingslocaties: een in het veenweidegebied en een in het Overijsselse zandgebied. De bevindingen uit dit interview hebben dus ook zeggingskracht voor de case Witteveensleiding.

Page 20: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

20

als de analyse gebruikten we het gedragsmodel van figuur 6. Links in de blauwe ellips staan

de factoren die de houding van boeren ten opzichte van bepaald gedrag bepalen.

Belanghebbenden beïnvloeden deze intentie met het faciliteren of tegenwerken van het

gedrag van de boer.

Figuur 6: Gedragsmodel van de boer in de omgeving van belanghebbenden.

De antwoorden op de waarom-vragen hebben we visueel inzichtelijk gemaakt in schema’s.

Figuur 7 laat bij wijze van voorbeeld de hoofdargumenten om maatregelen voor een betere

waterkwaliteit niet te nemen zien van de gesprekspartners van Witteveensleiding. Figuur 8

laat een voorbeeld zien uit Gouwe Wiericke van de argumenten achter het hoofdargument.

Aware-ness

Kennis

Sociale invloed

Vaardig-heid

Identi-teit

Intentie GedragGewoon-

te

Factoren die in staat

stellen

Externe barrieres

+++

---

Water-schap

Gemeen-te

Provincie

Rijk

EU

LTO

Drinkwater bedrijven

Toeleveren-de agro-indusrie

Handel

Advies

Advies

Afnemen-de agro-indusrie

Groot-winkel bedrijf

Consu-ment

ANV

Agrarier

Page 21: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

21

Figuur 7. Hoofdargumenten van de boer om maatregelen voor waterkwaliteit niet te nemen

(voorbeeld casus Witteveensleiding).

Figuur 8. Voorbeeld van een complete causaal boom (voorbeeld uit casus Gouwe Wiericke).

De regelgeving werkt op een aantal punten averechts

De mestwetgeving

is complex

Er is sprake van

goede maatregelen

die worden

doorkruist door

‘regeltjes’ die

daardoor niet

bepaald stimuleren

mee te doen

De regelgeving

werkt

contraproductief

en bevorderd zelfs

fraude

Argumenten voor de

boer om maatregelen

ten goede van de

waterkwaliteit niet te

nemen

De regelgeving

werkt op een

aantal punten

averechts

Mest wordt niet

optimaal gebruikt

en de

toepassingsregels

zijn te star

De regelgeving

verandert continu

Page 22: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

22

2.4 Toetsen en aanvullen van de uitkomsten in gebiedsworkshop

De verbeelding van de stakeholders en de causaalbomen van §2.3 hebben we in een

workshop voorgelegd aan vertegenwoordigers van de casussen. Zij hebben in groepjes de

informatie verbeterd en aangevuld en aangegeven welke ingrediënten voor arrangementen

wat hen betreft interessant zijn. Het resultaat was een verzameling van gevalideerde

argumenten van de boer voor en tegen het treffen van maatregelen ten behoeve van het

verbeteren van de bodem- en waterkwaliteit. Ook leverde de workshops gedeelde

suggesties op voor het aanpakken van de belemmeringen.

2.5 Systeemanalyse

In de systeemanalyse hebben we de belemmeringen, kansen en ingrediënten van

arrangementen geordend. Hiervoor hebben we de systeemelementen van het vraagstuk

beschreven (‘natuurlijk systeem’, ‘kennisinfrastructuur’, ‘wet- en regelgeving’,

‘(duurzaamheids)ambities’, ‘interactie/wisselwerking’, etc.) en aangegeven welke

systeemelementen bij de belemmeringen en kansen een rol spelen. We hebben ook

gekeken welke belanghebbenden een belangrijke rol hebben bij het oplossen van

belemmeringen en het verzilveren van kansen. Door de belemmeringen te plotten op deze

twee ‘assen’ kregen we een logische bundeling van de kansen en belemmeringen naar

inhoud en te betrekken partijen. Arrangementen kunnen vervolgens aangrijpen op deze

groepen van belemmeringen en kansen. Het resultaat is in beeld gebracht in Figuur 5. Een

meer inhoudelijke beschrijving van de systeemanalyse treft u aan in bijlage B1.3.5.

Hierdoor wordt duidelijk ‘wie met wie’ ‘wat’ op ‘welke wijze’ een knelpunt in het systeem

kan oplossen.

De uitkomsten van de systeemanalyse zijn ter toetsing voorgelegd aan externe experts.

2.6 Ronde tafelbespreking van de uitkomsten van het onderzoek

De uitkomsten van het onderzoek zijn tenslotte voorgelegd aan een tafel met een

combinatie van deskundigen en vertegenwoordigers van belanghebbenden. Aan de ronde

tafel (de ‘binnenring’) zaten: vertegenwoordigers van ZLTO, Vitens, CLM, Wageningen UR,

Cumela, Ministerie I&M, PPP Agroadvies, Ministerie EZ, ANV Water Land &

Dijken/veehouder en Aa en Maas.

Het gesprek werd gevolgd door genodigden in de ‘buitenring’: vertegenwoordigers van PBL,

Provincie Overijssel, de pilots Gouwe Wiericke en Witteveensleiding, het Athena Instituut en

ORG-ID.

Tijdens het gesprek schakelde de voorzitter tussen de binnen- en buitenring. Dit leverde

een levendige discussie op over de bevindingen van het onderzoek. Zie §4.1 voor een

bespreking van de uitkomsten.

Page 23: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

23

3. De gebiedspraktijk

Voor dit onderzoek zijn twee gebieden geselecteerd: één in Overijssel en één in Laag-

Nederland. Het betreft de gebieden Witteveensleiding en Gouwe Wiericke. In dit hoofdstuk

beschrijven we beknopt deze gebieden.

3.1 Witteveensleiding

3.1.1 Aanleiding project Witteveensleiding

Voldoende en schoon water vormt volgens de folder van het project Witteveensleiding de

basis voor een duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied. Dit geldt voor wonen,

werken en recreatie, voor natuur, landschap en landbouw. Vanuit dit gemeenschappelijke

belang hebben LTO Salland en waterschap Groot Salland het initiatief genomen om

gezamenlijk te werken aan het klimaat- en KRW-proof maken van het watersysteem in het

gebied van de Witteveensleiding. Het gaat daarbij om maatregelen zowel in het

hoofdwatersysteem als in de haarvaten van het watersysteem en op het boerenerf. Het

project richt zich op alle waterthema’s (kwaliteit en kwantiteit). ZON (Zoetwatervoorziening

Oost-Nederland)-maatregelen krijgen in het project extra focus (peilen, wateroverlast en

droogte). Het waterschap realiseert daarmee de gebiedsopgaven uit het eigen

waterbeheerplan. LTO Salland ondersteunt de agrarische bedrijfsontwikkeling in het gebied

en geeft invulling aan het Deltaprogramma Agrarisch Waterbeheer. Ook sluit het project

naadloos aan op het gedachtengoed van de Salland Deal17. LTO Salland is een actieve

organisatie die veel projecten uitvoert. Dit is zo gegroeid omdat er veel aan ruilverkaveling

is gedaan om de bedrijfsstructuur te verbeteren. Dit historische gegeven draagt volgens

betrokken boeren bij om ook actief te worden in DAW-verband.

Figuur 9: Kaart van het projectgebied Witteveensleiding

17 Op 29 mei 2013 hebben de Overijsselse partners -Landschap Overijssel, LTO Noord, Natuurmonumenten,

Natuur en Milieu Overijssel, Natuurlijk Platteland Oost, Overijssels Particulier Grondbezit, provincie Overijssel, RECRON, Staatsbosbeheer, VNG Overijssel, VNO-NCW en de Waterschappen Groot Salland, Reest en Wieden, Regge en Dinkel, Rijn en IJssel en Velt en Vecht - het akkoord "Samen werkt beter" voor een economisch en ecologisch vitale toekomst ondertekend.

Page 24: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

24

3.1.2 Het projectgebied Witteveensleiding

Het projectgebied ligt ten westen van de Sallandse Heuvelrug en ten oosten / deels onder

Heeten (zie figuur 9). De Sallandse Heuvelrug watert via beken (kleine beken worden ook

wel leidingen genoemd) af richting Zwolle. Het overheersende bodemtype is zand.

Grondwater stroomt ondergronds van de heuvelrug naar het westen en in diepe sloten in

het gebied ten westen van de heuvelrug (1,5 - 2m beneden maaiveld) kwelt grondwater op

en wordt als oppervlaktewater afgevoerd.

Door het hoogteverschil zijn er grote verschillen in grondwaterstanden. De hooggelegen

delen wateren af op de laaggelegen delen. Op hooggelegen delen is het na intensieve buien

snel weer droog en is er eerder sprake van droogte; op laaggelegen delen blijft het soms

dagen nat en kunnen boeren het land niet op.

Landschappelijk is het gebied een oud zandlandschap met essen waarop van oudsher

akkerbouw werd bedreven met graslanden langs de beken. De zandbodem is van nature

niet vruchtbaar en vroeger was de beschikbaarheid van mest een beperkende factor voor de

landbouw. Landbouwkavels zijn kleiner dan in Groningen en Friesland en groter dan in de

westelijke veenweidegebieden. Ongeveer de helft van de 3000 ha van het projectgebied is

landbouwgrond. Op de heuvelrug ligt een groot natuurgebied.

Het agrarisch grondgebruik is overwegend gras- en maisteelt. In natuurgebieden ten oosten

van Nieuw Heeten groeit bos en heide. Vanwege de goede kwaliteit en winbaarheid van

grondwater wordt er rondom het gebied grondwater voor drinkwaterbereiding gewonnen.

Op sommige plekken in drinkwaterbeschermingsgebieden krijgen boeren een vergoeding

voor verdrogingsschade door grondwateronttrekking van drinkwaterbedrijf Vitens.

3.1.3 Landbouw

Cor Bosch is gebiedscoördinator voor de gemeente Raalte en de voormalige gemeente

Wijhe. Hij is het loket voor plattelandsondernemers en -bewoners van het gebied

Witteveensleiding. Hij typeerde het projectgebied als een gebied met circa 65 (agrarische)

grondeigenaren. Een deel van de grond is in bezit van boeren die hun bedrijf buiten het

gebied hebben. Er zijn ongeveer 30 boeren met huiskavels die in het gebied wonen. Op

basis van cijfers uit het verleden schat hij dat over 15 jaar nog ongeveer 60% van de

bedrijven zal bestaan.

Het gemiddelde bedrijf heeft 40 - 60 ha land en 100 - 120 koeien; 1 koe levert 8.000 –

9.000 kg melk per jaar de meeste bedrijven produceren rond de 1.000.000 kg melk per

jaar. Boeren zijn prijsnemers. Zij kunnen een toename in kosten niet doorberekenen in de

marktprijs van melk en sturen daarom op productieverhoging en kostenbesparing. De

prijzen fluctueren sterk en dit heeft een groot gevolg voor de mogelijkheden om te

investeren; 10 cent prijsverhoging per kg melk kan voor een gemiddeld bedrijf EUR 100.000

meer investeringsruimte betekenen.

De veestapel produceert meer mest dan op basis van de gebruiksnormen mag worden

toegepast op het land. Als vuistregel valt een veebezetting van 2 koeien per hectare binnen

de gebruiksnormen. De meeste bedrijven in Witteveensleiding zitten daar een halve koe per

hectare boven. Dat betekent dat er dus mest moet worden verwerkt of geëxporteerd. De

meeste boeren hebben zelfs nog ruimte in de stal voor uitbreiding tot ongeveer 150 koeien,

maar het is de vraag of ze die ruimte mogen benutten vanuit de (aangekondigde)

Page 25: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

25

fosfaatproductienormen. De mestopslag is op de meeste bedrijven ontoereikend en in het

voorjaar komen veel boeren in de knel en beginnen op ongunstige tijden (nat en koud) met

uitrijden van mest.

De meeste boeren maken gebruik van loonwerkers om gras in te kuilen en mais te telen

(het “land”). De boer zelf richt zich vooral op de “stal”: de verzorging van de koeien,

afkalven, melken en administratie.

Waarom willen boeren niet werken aan bodem- en waterkwaliteit

Boeren wegen werken aan bodem- en waterkwaliteit af tegen andere investeringen die ze

willen doen. In deze afweging spelen economie, inpasbaarheid bedrijfsvoering (tijd),

waardering en steun een belangrijke rol.

Economie: veel boeren hebben recent geld geleend om te groeien (stal, melkrobot,

mestkelder, koeien, land) en moeten eerst aflossen. De nadruk ligt op kostenreductie

en opbrengstverhoging. Investeringen in stallen, melkrobots, land en koeien hebben

voorspelbaardere baten en terugverdientijden dan investeringen in maatregelen

gericht op verbeteren van de bodemkwaliteit. Dat komt door de grotere

afhankelijkheid van het weer. Of het nou vanggewassen zijn of rijden met lichte

machines; bij slecht weer neemt de effectiviteit snel af. Hoe groot de effecten voor

het bedrijf op lange termijn zijn is niet bekend. Dit is een van de redenen waarom

loonwerkers en boeren veel aandacht hebben gehad voor besparen op kosten van

loonwerk (effect op korte termijn duidelijk) en minder voor optimaliseren van het

effect van loonwerk (effect op lange termijn). Daardoor hebben loonwerkers

geïnvesteerd in grotere machines om sneller te werken (meer m2 per uur). Daarbij

komt dat de beschikbaarheid van loonwerkers op piekmomenten tekort schiet en

werkzaamheden niet op het optimale moment worden uitgevoerd.

Tijd: sommige zaken op het boerenbedrijf leiden meteen tot problemen als ze niet

gebeuren. Aandacht is noodzakelijk voor een zieke of afkalvende koe, een kapotte

koeling of melkrobot, administratie, etc. Een langzaam verslechterende

bodemkwaliteit valt in de beleving van de boer niet onder deze urgente problemen.

Daarnaast vraagt een grote veestapel veel aandacht en zorg, groeien van 80 naar

100 koeien betekent ook groeien van 80 naar 100 keer afkalven per jaar met alle

arbeid die daarbij hoort. Er blijft weinig tijd over om kennis en ervaring met

maatregelen voor verbeteren bodemmanagement op te doen.

Tenslotte geldt dat ook de overheid (RVO) en afnemers zich bemoeien met de

bedrijfsvoering en de boer vragen om informatie te leveren die bewijst dat de boer

zich aan de voorschriften houdt. Niet tijdig leveren van informatie kost geld.

Waardering en steun: agrariërs voelen weinig steun van andere partijen en vinden

dat ze sinds de jaren ’80 al veel hebben gedaan aan milieumaatregelen, waarvoor

weinig waardering is. Water en natuur zijn in betere toestand maar wat doen burgers

eigenlijk zelf om natuur en milieu te beschermen (gebruik

gewasbeschermingsmiddelen, verharden tuinen, …)? Steeds komt terug dat de

samenwerking met het waterschap moeizaam verloopt. Het wekt verwarring dat het

waterschap op het ene moment met macht iets doordrukt en op het andere moment

wil samenwerken. Een belangrijk issue is de eenzijdige wijziging van onderhoud van

watergangen door het waterschap. Bestaande schouwpaden18 zijn veranderd in

natuurvriendelijke oevers of waterberging en hierdoor moeten aannemers die

18 Openbaar toegankelijk pad langs een watergang waar een vertegenwoordiger van het

waterschap de inspectie van de sloten kan uitvoeren.

Page 26: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

26

onderhoud aan watergangen uitvoeren nu over land van de boer rijden (boeren

mogen toegang niet weigeren) en hebben boeren een ontvangstplicht voor maaisel.

Hiertegen is veel weerstand bij boeren. In nieuwe projecten stelt het waterschap zich

wel degelijk anders op en zoekt de dialoog: “samen ontwikkelen”, maar negatieve

ervaringen uit het verleden blijven de relatie belasten.

Wanneer willen boeren wel werken aan bodem- en waterkwaliteit

Arrangementen moeten bijdragen aan de continuïteit van het bedrijf. Dat kan door bij te

dragen aan meer grond, grotere huiskavels en vergroten draagvlak omgeving en

maatschappij (“licence to operate”). Maatregelen moeten passen in de bedrijfsvoering en

bedrijfsstijl van de boer en vooral bijdragen aan de gezondheid van het vee en de kwaliteit

van de melk. De directe link tussen bodembeheer en voerproductie is belangrijk.

Voerproductie is inkomen. Maatregelen die zichzelf terugbetalen door het verhogen van de

kwaliteit en hoeveelheid voer zijn welkom. Boeren willen niet voor veel geld mest afvoeren

en dan ook nog kunstmest kopen. Maatregelen die leiden tot meer (flexibiliteit in)

mestopslag dragen bij aan om te kunnen wachten op het juiste tijdstip om mest toe te

passen.

De mestwetgeving is een belangrijke reden om beter naar de bodem te kijken. Omdat

fouten in bodembeheer niet meer met een aanvullende mestgift zijn op te lossen, neemt het

bewustzijn dat de bodem belangrijk is langzamerhand toe. De KringloopWijzer kan daarbij

een belangrijk hulpmiddel zijn, maar alleen in combinatie met studiegroepen en niet als

bureaucratische maatregel om te laten zien dat je aan de eisen van de melkfabriek voldoet.

Wanneer wel werken aan bodem- en waterkwaliteit

Arrangementen om nutriënten beter te benutten richten op:

Lichte machines, lage bandenspanning, weinig asdruk.

Timing van werkzaamheden afstemmen op het weer en condities van het land.

Rijbewegingen op land minimaliseren.

Grotere mestkelder.

Vanggewas (na oogst) en onderzaai (tijdens groeiseizoen).

Precisiebemesting.

Grondgebondenheid vergroten (max 2 koeien per ha).

Ingrediënten arrangementen

Eén arrangement (één aanbieder of groep aanbieders) per gebied;

Dat werken aan waterkwaliteit, waterkwantiteit, natuurontwikkeling en

landbouwstructuurverbetering verbindt;

Gericht op verbeteren bodemkwaliteit en opbrengstverhoging bij

evenwichtsbemesting;

Met door boeren geaccepteerde regie op bij elkaar brengen van boeren, loonwerkers

en erfbetreders op land en in de huiskamer;

Waar ze door meten, rekenen, kijken en voelen effecten van maatregelen op

bedrijfsresultaat, bedrijfsvoering, bodem- en waterkwaliteit kunnen ervaren;

Zodat ze investeren in installaties, machines en activiteiten die ook bijdragen aan

bodem- en waterkwaliteit.

Page 27: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

27

3.2 Gouwe Wiericke

3.2.1 Aanleiding project Gouwe Wiericke

Verbetering van de waterkwaliteit én de bedrijfseconomie op basis van beter bodembeheer

en een meer gesloten nutriëntenkringloop, daar gaat het om in het project Bewust Boeren

in Gouwe Wiericke 2. In dit project werken de Stichting Gebiedscoördinatie Gouwe

Wiericke19, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Hoogheemraadschap van Rijnland,

LTO Noord, en het RBO Rijn-West samen. Het project is een concrete uitwerking van de

nutriënten-samenwerking van het RBO Rijn-West20 en valt tevens onder het Deltaplan

Agrarisch Waterbeheer (DAW) van LTO-Noord21.

In het project wordt ingezet op optimaal gebruik maken van nutriënten in het bodem-

watersysteem. Essentieel daarbij is bewustwording en het delen van kennis dat een beter

bodembeheer en een betere nutriëntenkringloop aan alle kanten winst oplevert. Er lopen 3

studiegroepen van elk 5-10 melkveehouders22:

Een startersgroep waarin deelnemers worden gestimuleerd te werken met de

Kringloopwijzer. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan veevoer en bemesting.

Een verdiepingsgroep Bodem met als inzet een zo goed mogelijk presterende bodem:

hoe kan de kwantiteit en kwaliteit van het eigen ruwvoer verbeterd worden, en hoe

kunnen de aankoop van (kracht)voer en de emissies van nutriënten naar het water

verlaagd worden.

Een Verdiepingsgroep Water met als inzet een zo laag mogelijk bodemoverschot op de

Kringloopwijzer. Tevens wordt in deze groep gekeken naar de in’s en out’s van de

maatregel onderwaterdrainage, gericht op een betere draagkracht van het land, minder

bodemdaling en minder emissies van nutriënten.

De studiegroepen worden begeleid door PPP-AgroAdvies en Boerenverstand. Alle resultaten

worden actief gedeeld door middel van innovatiedagen, blogs en nieuwbrieven23.

3.2.2 Het projectgebied Gouwe Wiericke

De regio Gouwe Wiericke ligt volgens het gebiedsprofiel24 van Provincie Zuid-Holland in het

Groene Hart, voornamelijk in de provincie Zuid-Holland, in de gemeenten Bodegraven-

Reeuwijk en delen van de gemeenten Alphen a/d Rijn, Gouda en Krimpenerwaard. Een klein

deel bevindt zich in Utrecht, in de gemeente Woerden (zie figuur 10). De regio bestaat uit

vier deelgebieden: Bodegraven Noord, Gouwe Wiericke West, Venster en Driebruggen.

Gouwe Wiericke is een veenweidegebied met hoge natuurlijke en cultuurhistorische

waarden. Naast de grotere kernen (o.a. Bodegraven en Nieuwerbrug) is er veel lint-

bebouwing. Kenmerkend in het landschap zijn (zeker in het noorden) de lange zichtlijnen

langs langgerekte, smalle percelen van grasland en het alom aanwezige water in allerlei

verschillende eenheden; sloten, tochten, plassen. In het gebied zijn veel historische

ontwikkelingen nog duidelijk zichtbaar; het oorspronkelijke verkavelingspatroon, de

verschillende ontginningsstadia en de kreken.

19 De Stichting gebiedscoördinatie Gouwe Wiericke is een samenwerking van 3 agrarische natuurverenigingen, te weten De Parmey, Waterpracht en De Lange Ruige Weide. 20 Nutrientensamenwerking Rijn-West: Zie: http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/kaderrichtlijn-water/uitvoering-nationaal/rijn-west/nutrienten/. Als onderdeel van deze samenwerking is op 14 oktober 2013 een Bestuursovereenkomst nutriënten Veenweiden Rijn-West afgesloten tussen 7 waterschappen, 3 provincies, LTO-Noord, Veelzijdig Boerenland als koepel van de ANV’s in West Nederland en het Veenweide Innovatiecentrum Zegveld, waarin partijen afspreken gezamenlijk projecten zoals Gouwe Wiericke te starten. 21Zie: http://agrarischwaterbeheer.nl/content/alle-projecten 22 Zie: http://www.veenweiden.nl/wp-content/uploads/2016/03/Nieuwsbrief-Gouwe-Wiericke.pdf 23 Zie: http://www.veenweiden.nl/wp-content/uploads/2016/03/Nieuwsbrief-Gouwe-Wiericke.pdf 24 ‘Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke’, Provincie Zuid-Holland 2014

Page 28: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

28

Het waterpeil wordt relatief hoog gehouden. De combinatie van deze eigenschappen leidt tot

een hoge omgevingskwaliteit. Het kent ook problemen: bodemdaling die de fysieke

houdbaarheid van het landschap ter discussie stelt, versnippering van het waterbeheer, een

slechte waterkwaliteit in relatie tot KRW-doelstellingen en bijzondere uitdagingen voor de

landbouw.

Het waterbeheer van Gouwe Wiericke is verdeeld over twee waterschappen. Het oostelijke deel valt

onder het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het westelijke deel valt onder het

Hoogheemraadschap van Rijnland. De grens tussen beide waterschappen ligt bij de Enkele Wiericke. De

hoofdwatergangen zijn de Oude Rijn in het Noorden en de Hollandsche IJssel in het Zuiden. Onderdelen

van het watersysteem zijn het boezemwater, de plassen, de hoofdwatergangen in de veenweidepolders

(sloten) en de hoofdwatergangen in de droogmakerijen (tochten).

Figuur 10: Kaart met de begrenzingen van het gebied Gouwe Wiericke.

Page 29: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

29

Figuur 11: Kaart met vier deelgebieden van Gouwe Wiericke: Bodegraven Noord, Gouwe

Wiericke West (=Reeuwijk West, Polder Bloemendaal en ’t Weegje en

Oostpolder samen), Venster en Driebruggen (= Driebruggen en Reeuwijkse

Plassen Enkele Wiericke samen). Bron: Provincie Zuid Holland, Karthografie.

3.2.3 Landbouw

Het projectgebied telt ca 280 melkveebedrijven. Het gemiddelde melkveebedrijf heeft 40-50

ha land en telt 70-90 melkkoeien. De meeste bedrijven produceren rond de 600.000 a

750.000 kg melk per jaar. De meeste boeren hebben het loslaten van de melkquotering niet

aangegrepen om uit te breiden. Lang niet alle bedrijven zullen worden opgevolgd: het

aantal bedrijven vermindert met 2 à 3% per jaar.

De meeste bedrijven kunnen de dierlijke mest die ze produceren op basis van de

aanwendingsnormen uit de mestwetgeving geheel of grotendeels op het eigen bedrijf kwijt.

Soms wordt een kleine hoeveelheid mest afgevoerd. De mestopslag is meestal niet

beperkend, maar om te voorkomen dat men door slechte weersomstandigheden in de

problemen komt met uitrijden, is de druk om ‘als het effe kan’ mest uit te rijden, groot.

Bovenop de dierlijke mest wordt meestal ca. 150-200 kg N/ha uit kunstmest gestrooid.

Daarnaast komt er door mineralisatie van goed ontwaterde veengrond veel N vrij: 170-340

kg N/ha, met name in juli, augustus en september. Dat leidt vaak tot een overmaat aan ruw

eiwit in het gras in deze periode, wat nadelig is voor de melkproductie van de koe.

Het grondgebruik in het veenweidegebied wordt sterk bepaald door de fysieke gesteldheid

van het veenweidegebied en is overwegend grasland. Een enkele boer verbouwt (op

kreekruggen) een of enkele ha mais. De meeste boeren kwalificeren zichzelf als

‘kostenbespaarders’: men probeert zoveel mogelijk zelf te doen en de intentie is om zoveel

mogelijk melk uit eigen gras te produceren en zo weinig mogelijk voer aan te kopen.

Page 30: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

30

Tijdens de gesprekken vielen statements als:

‘Door uit te wisselen met collega-veehouders leer je veel’

‘Je hebt mensen nodig die met je meedenken, die naast je gaan staan’

‘Het barst van de controleurs en er zijn maar weinig adviseurs. Controleurs praten over

het middel, adviseurs over het doel’

‘De relatie met de landbouw is veranderd: vroeger kreeg je als waterschapper de volle

laag, nu zijn we in gesprek’

‘Waterschappen, pak dat geld van POP3 nu mee!’

‘Ze zijn er een ster in om te zeggen ‘van Brussel moet dit’. Als je dan echt gaat kijken

wat Brussel zegt dan valt dat reuze mee. In Nederland wordt er een sausje overheen

gedaan.’

3.2.4 Analyse van knelpunten en kansen

We hebben de knelpunten en kansen opgenomen in causaal analyses (zie §2.3). In de

causaal analyse zijn de argumenten van de boeren om maatregelen niet te nemen

ingedeeld in 5 clusters (zie figuur 12).

Figuur 12. Eerste orde argumenten van de boer om maatregelen niet te nemen.

De kleuren verwijzen naar bijbehorende meer gedetailleerde

argumentenbomen.

Waarom willen boeren niet werken aan (bodem- en) waterkwaliteit?

Ten eerste beschouwen boeren waterkwaliteit niet als hun verantwoordelijkheid. Daarbij

speelt de beleving van waterkwaliteit een belangrijke rol: “de koeien drinken gewoon uit de

sloot en daar worden ze niet ziek van. Het zal dus wel meevallen met die waterkwaliteit”.

Waterkwaliteit is iets van het waterschap. De boeren zijn in de eerste plaats geïnteresseerd

in hun eigen bedrijf: hun dieren en (voor sommigen) de bodem. Ze zijn niet geïnteresseerd

Page 31: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

31

in (ecologische) waterkwaliteit. Als je maatregelen wilt bevorderen met de verbetering van

de waterkwaliteit als hoofddoel dan gaat dat dus niet (vrijwillig) lukken. En tenslotte

ontbreekt bij de boer ook de kennis over de relaties van de waterkwaliteit met de eigen

bedrijfsvoering. Boeren associëren waterkwaliteit met wat er in sloot gebeurt, niet met wat

er op het land gebeurt.

Ten tweede hebben boeren weinig investeringsruimte en zetten ze liever in op

kostenbesparing. En sommige maatregelen vragen nu eenmaal om een investering die voor

de baat uitgaat (onderwaterdrainage met een investering van € 1800/ha25). Als er daarbij

ook nog geen bedrijfsopvolger is, is de motivatie om te investeren nog geringer. Het langere

termijn perspectief ontbreekt immers, zodat investeringen niet rendabel zijn.

Ten derde vinden boeren het niet gemakkelijk om af te wijken van hun collega-boeren.

Agrariërs doen veel dingen op het gevoel, omdat ze het nu eenmaal zo geleerd hebben, en

omdat de collega het ook zo doet. Ze staan er alleen voor en spiegelen zich daarom in de

eerste plaats aan gelijken (peer pressure). Voordat je als boer je nek ten opzichte van

collega-boeren uitsteekt door dingen anders te gaan doen, wil je eerst bewijzen hebben dat

die nieuwe praktijk ook echt werkt. Daarbij hebben agrariërs in hun opleiding vaak

eenvoudige dosis-effect-relaties meegekregen; meer mest betekent meer opbrengst. Dat je

met minder mest een hogere opbrengst zou kunnen genereren, gaat er maar moeilijk in.

Ten vierde ondervinden boeren een gebrek aan ondersteuning. De communicatie tussen

landbouw en overheden is vaak verre van optimaal. Er is sprake van wantrouwen en de

communicatie is soms gefragmenteerd of afwezig. Het waterschap communiceert slecht,

waarbij de boeren het meest te maken hebben met de handhavers van het waterschap. Zij

zien dus vooral de controlerende (’wantrouwende’) tak.

Het netwerk rondom de boer is daarbij versnipperd en de meeste partijen/adviseurs kijken

niet verder dan hun eigen onderwerp en belang. Kennis wordt niet altijd gedeeld en er is

onvoldoende tijd, kennis en slagvaardigheid bij de collectieven. Bij de meeste ANV’s wordt

het werk grotendeels gedaan door vrijwilligers. Men zou wel meer willen, maar komt er niet

aan toe. De inhoudelijke kennis is er deels wel (natuur), maar deels ook nog niet

(kringlooplandbouw). Daar wordt overigens wel aan gewerkt.

Het is bovendien lastig om grip te krijgen op maatregel/effect-relaties rond bedrijfsvoering

en waterkwaliteit. Er zijn maar weinig adviseurs die het totaalplaatje zien en van daar uit

adviseren.

Ten vijfde werkt de regelgeving soms averechts:

In de beleving van de boeren is de mestwetgeving complex (men moet adviseurs

inhuren om het te doorgronden), niet toegesneden op de praktijk, rigide en soms

ronduit contraproductief. Er is vooral veel kritiek op het feit dat als je bedrijfsvoering

verbetert met het oog op een betere nutriëntenefficiency, dat niet wordt beloond met

extra (mestaanwendings)ruimte, maar wordt afgestraft (door forfaitaire normen) op

grond van gemiddelden uit de sector. Dat leidt er dan toe dat mest van het bedrijf wordt

afgevoerd, terwijl er wél kunstmest ingekocht moet worden.

Ook de invulling van stimuleringsregelingen (POP3) is vaak rigide en bureaucratisch. Dat

lijkt vooral ingegeven door wantrouwen in plaats van vertrouwen. Ook de invloed van

25 Bouwstenen voor de veenweidevisie, Westerhof en Joosten, 2014. Het betreft een

gemiddelde, de werkelijke kosten zijn afhankelijk van de afstand tussen de drains en

praktische zaken zoals bereikbaarheid van het land waar de drainage wordt aangelegd.

Page 32: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

32

politiek en bestuur helpt vaak niet. Maatregelen die geen direct één op één effect

hebben met de waterkwaliteit in het hoofdsysteem liggen bestuurlijk niet gemakkelijk.

Je kunt er niet mee scoren. Het verminderen van nutriëntenemissies in de haarvaten

van het systeem kan bijvoorbeeld heel belangrijk zijn, maar het is niet direct zichtbaar

in de verantwoordingssystematiek van de KRW. Het is daarmee voor een bestuurder niet

interessant.

Waarom willen boeren wel werken aan bodem- en waterkwaliteit?

Ten eerste: ondanks het feit dat boeren de waterkwaliteit niet als hun verantwoordelijkheid

beschouwen, zien ze goed omgaan met de bodem, gevoel voor natuur, langere termijn

houdbaarheid als belangrijk in hun eigen zelfbeeld. Veel boeren staan open voor

maatregelen via groenblauwe diensten direct gericht op de sloot (baggeren met de

baggerpomp, ecologisch slootschonen, botanisch beheer van slootkanten).

Ten tweede: juist het feit dat boeren weinig investeringsruimte hebben en liever inzetten op

kostenbesparing, is een kans. Omdat de melkprijs onder druk staat, is er een noodzaak om

opbrengsten te vergroten en/of de kosten verlagen. Efficiënter gebruik van nutriënten kan

de kosten drukken door minder aankoop van veevoer en kunstmest en een lagere afvoer

van mest. Dat is nog niet altijd goed bekend bij de boer, maar als zijn kennis over de

bodem toeneemt, zal ook zijn bereidheid om bodemmaatregelen te nemen toenemen. En

het streven naar een gezonde bodem is een factor die (bij lagere mestgiften op grond van

de mestwetgeving) steeds belangrijker wordt om de gewasproductie op peil te houden. De

waterkwaliteit kan daarop meeliften.

Ten derde kan peer pressure bij collega-boeren andersom werken: ‘dat is mooi, dat wil ik

ook’! Boeren die overtuigd zijn van hun gelijk hebben weinig last van peer pressure. Het

gezamenlijk werken in studiegroepen draagt in hoge mate bij aan het aandurven van

veranderingen.

Ten vierde zijn er partijen in het veenweidegebied (ANV, PPP-Agro Advies, LTO, VIC,) die

wel degelijk verder kijken dan hun eigen onderwerp. Deze partijen kunnen zorgen voor een

veilige omgeving waarin boeren aan de slag kunnen met innovaties in bedrijfsvoering. Wel

is het belangrijk dat deze partijen de dialoog aangaan met de andere erfbetreders om te

komen tot eenduidige advisering.

Ten vijfde kunnen groenblauwe diensten een bijdrage leveren, ondanks de bureaucratische

problemen rond POP3.

Het is dus zinvol de arrangementen om nutriënten beter te benutten te richten op de

verbetering van de bodemkwaliteit, het versterken van de kennis(infrastructuur), een goede

samenwerking en productieve regelgeving.

Boeren zijn in toenemende mate geïnteresseerd in bodemkwaliteit. Daar ligt de brug naar

waterkwaliteit. Zet het streven naar een gezonde bodem en een betere bedrijfseconomie

centraal, en laat de waterkwaliteit daar op meeliften.

Daarbij is het essentieel kennis over bodem en de nutriëntenkringloop op het bedrijf te

versterken, te verbreden en (beter) te dissemineren. Als de twijfel over kennis wordt

weggenomen en de kennis wordt verspreid door vertrouwde personen, dan wordt de stap

naar gebruik van die kennis gemakkelijker gemaakt (risico-management). De quick-wins

zullen het eerste worden genomen, maar maken op de langere termijn ook de weg vrij voor

Page 33: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

33

meer strategische maatregelen. Daarbij is het ook belangrijk dat het waterschap zijn kennis

over het watersysteem zo goed mogelijk deelt met agrariërs. Dat kan door als waterschap

op regionaal niveau te zorgen voor contactpersonen (omgevingsmanagers) met de

agrarische sector.

Het is verder van belang de onderlinge samenwerking tussen de betrokken partijen op

gebiedsniveau te versterken (ANV, LTO, Waterschap, adviseurs, loonwerkers). Daarbij moet

worden gezorgd voor een veilige leeromgeving voor agrariërs. Persoonlijk contact is

essentieel en ANV’s, LTO en onafhankelijke adviseurs spelen hier een sleutelrol.

Waterkwaliteit is een maatschappelijk probleem, dus zet subsidies in voor benodigde

investeringen. Zorg dat de financiële instrumenten (POP3) worden afgestemd op de praktijk

in plaats van omgekeerd. Opereer als overheid vanuit vertrouwen in plaats van

wantrouwen.

3.3 Overeenkomsten en verschillen

De gebieden Witteveensleiding en Gouwe Wiericke verschillen onderling sterk. In de

volgende tabel zijn deze verschillen opgenomen.

Witteveensleiding Gouwe Wiericke

Samenwerking LTO en Waterschap. ANV

speelt geen rol.

ANV speelt centrale rol, samenwerking met

LTO en waterschappen.

Gericht op waterkwaliteit en – kwantiteit. Gericht op bodem, bedrijfseconomie,

waterkwaliteit en bodemdaling.

Bodemtype: zand, grondwaterkwel

richting oppervlaktewater. Grote

verschillen in grondwaterstanden.

Veenweidegebied. Waterpeil hoog,

desondanks uitzakkende

grondwaterstanden in zomer (veen is

slecht-doorlatend voor water).

Hoog droogte

Laag nat

Nat in voor- en najaar (hoge

grondwaterstand). Droog in zomer (lage

grondwaterstand).

Historie: zonder mest geen akkerbouw. Historie: vruchtbare grond.

Drinkwaterwinning rondom gebied. Drinkwaterwinning speelt geen rol.

Inzet van loonwerkers (maisteelt). Beperkte inzet loonwerkers. Geen

maisteelt.

Hogere intensiteit (2,5 koe/ha). Lagere intensiteit (2 koe/ha).

Hoge mestproductie en dus afvoer van

mest, te kleine opslag.

Toepassing mest op eigen bedrijf.

Mestopslag meestal geen probleem.

Geïnvesteerd in groei

productiestrategie.

Weinig investeringsruimte leidt tot

kostenbesparingsstrategie.

We zien deze verschillen ook terugkomen in de knelpunten en kansen die de betrokkenen in

de interviews en de workshop naar voren brengen.

In Gouwe Wiericke sluit de strategie om in te zetten op goed bodembeheer en een laag

bodemoverschot op de KringloopWijzer redelijk tot goed aan op een historisch verankerde

kostenbesparingsstrategie, met inzet op zoveel mogelijk voer en weidegras van het eigen

bedrijf. In Witteveensleiding is de overstap van een productiestrategie met hoge

investeringen naar een kostenbesparingsstrategie lastiger. De boeren zijn hier gewend om

hun geld te verdienen in de stal, niet op het land.

Page 34: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

34

Binnen Witteveensleiding is ruim bemesten historisch gezien een geaccepteerde werkwijze

en boeren zijn er maar moeilijk van te overtuigen zijn dat evenwichtsbemesting geen lagere

opbrengsten veroorzaakt. In Gouwe Wiericke is dat duidelijk minder het geval.

In Witteveensleiding verbouwen de melkveehouders mais en zetten hiervoor loonwerkers in.

In Gouwe Wiericke besteden de melkveehouders veel minder uit. De potentiële rol van een

bodembewuste loonwerker wordt in Gouwe Wiericke dan ook niet als kans benoemd, in

Witteveensleiding wel.

Knelpunten rond het vergroten van de mestopslag en daartegen protesterende

omwonenden speelt met name bij Witteveensleiding. Dat is opvallend, gezien het feit dat in

Gouwe Wiericke de stedelijke invloedssfeer (Randstad) toch vele malen groter is. Dat heeft

dus alles te maken met de groeistrategieën binnen Witteveensleiding versus de

consolidatiestrategieën in Gouwe Wiericke.

In Gouwe Wiericke is de relatie tussen bedrijfsvoering en waterkwaliteit veel complexer van

aard, mede door de omvang van het watersysteem en de complexiteit van het

bodem/watersysteem (oxidatie van veen). In Witteveensleiding is die relatie eenduidiger.

Zowel in Witteveensleiding als in Gouwe Wiericke wordt gezocht naar integratie met andere

thema’s:

waterkwantiteit, drinkwaterwinning en natuurontwikkeling.

bodemdaling, draagkracht, watervoorziening (hangt duidelijk samen met de urgentie

rond (verschillende) regionale issues)

In Gouwe Wiericke is de centrale rol van de ANV onmiskenbaar. Deze vloeit voort uit de

al langer bestaande rol van de ANV rond het agrarisch natuurbeheer, die kan worden

uitgebreid richting nutriënten. In Witteveensleiding is de ANV niet in beeld en gaat het

om een samenwerking tussen LTO en het waterschap.

De impact op mogelijke arrangementen is groot. Vooral de (historische)

productiestrategieën, de rol van mest en nutriënten, de aard van de kennisleemte, het

verschil in te combineren thema’s, de rollen van ANV’s en van loonwerkers maakt dat de

arrangementen voor de twee gebieden zowel qua inhoud als qua betrokkenen per definitie

zullen moeten verschillen.

Page 35: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

35

4. Reflectie op de uitkomsten

4.1 Welke praktijk willen de betrokkenen ontmoedigen?

De gesprekspartners zien een grote verdeeldheid in de sector. De boer voelt zich niet door

zijn omgeving gesteund. Boeren zijn niet vanzelf gemotiveerd om zonder beloning mee te

werken aan de maatschappelijke waarde van een goede waterkwaliteit, die verder gaat dan

de koeien nodig hebben om te kunnen drinken.

Boeren zien zelf nog maar weinig dwarsverbanden tussen waterkwaliteit, bodemkwaliteit en

het rendement van hun bedrijf. Hierdoor gaat er onnodig waardevolle grondstof (nutriënten)

verloren. Geld wordt letterlijk weggespoeld. Ze merken dat zelf niet of nauwelijks, omdat de

aandacht van veel melkveehouders vooral gericht is op de stal en minder op de bodem. “De

melkveehouder is geen akkerbouwer”, maar het is mogelijk dat de huidige lage melkprijs en

de gestegen kosten voor voer en kunstmest verandering gaat brengen in deze dooddoener.

In Gouwe Wiericke is dit dichterbij en sluit dit beter aan bij de “traditie” dan in

Witteveensleiding.

Figuur 13 laat de ontwikkeling van de melkprijs zien tussen 2000 en begin 2016. De

verwachting van veel boeren is dat de melkprijzen wel weer gaan stijgen26 maar dat de

prijsschommelingen ook blijven. Boeren moeten daarom goed sturen op hun risico’s en hun

marges staan onder druk. Steeds meer boeren sturen daarom ook steeds meer op

kostenreductie en niet alleen op productieverhoging.

Figuur 13 Prijsontwikkeling van melk (EUR per 100 kg melk). Het prijspeil vertoont grote

schommelingen. De prijzen dalen sinds topjaar 2014.

Het waterschap en het drinkwaterbedrijf (alleen relevant in Witteveenseleiding) staan voor

veel boeren wat verder weg. De relatie met het waterschap is vaak gebaseerd op de

ervaringen van de boer met het waterschap als controleur en handhaver. Samenwerking

met het waterschap en het drinkwaterbedrijf komt stap voor stap van de grond, maar

verdere verbetering is mogelijk en gewenst.

26 Zie bijvoorbeeld http://www.boerenbusiness.nl/melk-voer/artikel/10870259/zuivelmarkt-

ziet-er-vanaf-2017-weer-veelbelovend-uit

Page 36: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

36

De boeren geven in de gesprekken aan dat zij vinden dat het nutriëntenbeleid en -

wetgeving en ook de sturing op de bestedingen van de POP3-budgetten vooral op

wantrouwen en inperking van gebruiksruimte is gebaseerd. “Elke boer (of: koe) wordt op

grond van zijn productie over één kam geschoren. Het maakt niet uit hoe de boer met zijn

land en zijn koeien omgaat.”

4.2 Welke praktijk willen de betrokkenen koesteren?

Betrokkenen koesteren een aantal praktijken en willen die verder stimuleren.

Witteveensleiding:

Waterschap en boeren willen blijven zoeken naar mogelijkheden van waterberging

met landbouwkundig medegebruik (eventueel ook met ander medegebruik voor

natuur en recreatie). Het beschikbaar blijven van grond voor landbouw is belangrijk

voor boeren en medegebruik van waterbergingsgebieden kan deel uitmaken van een

‘package deal’ waarbij maatregelen gericht op waterkwaliteit ook deel uitmaken.

Belangrijk daarbij is het gebied vroeg betrekken bij planvorming en locatiekeuze.

Samenwerken tussen natuurbeheer, waterbeheer en landbouw om droogteschade

aan landbouw en natuur te voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn het ondieper

maken van sloten die in het verleden te diep zijn aangelegd en het aanleggen van

onderwaterdrainage om landbouw bij hogere waterpeilen mogelijk te maken. Water

beter vasthouden betekent minder uitspoeling van nutriënten, waarbij moet worden

voorkomen dan water oppervlakkig afspoelt en bodemdeeltjes met nutriënten

meeneemt naar het oppervlaktewater.

Doorgaan met de brede studieclubs waar boeren, loonwerkers, toeleveranciers en

andere betrokken kennis en ervaring uitwisselen over het efficiënt benutten van

nutriënten. Daarbij is de KringloopWijzer een goed instrument. Daarbij hoort ook

aandacht voor de bodemkwaliteit en het meten en vergelijken van droge stof-

opbrengsten van gras en mais.

Doorgaan met een onafhankelijke gebiedscoördinator die verantwoordelijk is voor

het opzetten van samenwerkings- en demonstratieprojecten.

Voor de zuivelsector is grondgebondenheid het uitgangspunt. Dat koestert men echt.

De uitdaging voor de boer is om de opbrengt (en dus de benutting van nutriënten) te

vergroten. Eerst binnen de gebruiksnormen, waarbij hij hoopt op meer ruimte als hij

kan laten zien dat bodem en gewas meer nutriënten goed kunnen gebruiken zonder

water en natuur te schaden.

Gouwe-Wiericke:

Samenwerking tussen partijen in het gebied (ANV, Waterschap, LTO, onafhankelijk

adviseur): koesteren, uitbreiden, verbreden en professionaliseren. Deze partijen

moeten het verschil maken.

Stap voor stap betrekken van andere partijen in de ‘binnenste ring’ (zuivelindustrie,

veevoeradviseur, loonwerker) en advisering afstemmen.

Inzet op goed bodembeheer en kostenbeparing.

Als eerste inzetten op kennisarrangementen: voorlichting via KringloopWijzer en

maatregelen in het licht van de KringloopWijzer, zowel via studiegroepen en

individuele voorlichting.

Vervolgens inzetten op maatregelenarrangementen (blauwe diensten) te organiseren

door de ANV

Page 37: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

37

Verbinden van thema’s: bodemdaling en nutriëntenefficiency hebben in het

veenweidegebied veel met elkaar te maken.

Verder ontwikkelen systeemkennis (VIC en waterschappen)

Afstemmen van de tweede ring op de eerste ring (faciliteren in plaats van

frustreren).

4.3 De betekenis van ontmoedigen en koesteren voor arrangementen

Arrangementen kunnen de verdeeldheid reduceren door de partijen die dicht bij de boer

staan te verenigen binnen een gezamenlijke maatschappelijke ambitie voor het gebied.

Hierbij kunnen afzonderlijke doelen onder een gemeenschappelijke noemer worden

verenigd.

Arrangementen kunnen maatwerk leveren voor het delen van kennis over het vergroten van

het rendement van het melkveebedrijf door efficiënt omgaan met nutriënten in

voerproductie (bodemkwaliteit, nutriënten kringloop, etc.). De melkveehouders zien

hierdoor duidelijk de link tussen, bodemkwaliteit, rendement van hun eigen bedrijf en

waterkwaliteit.

Bewezen methodes als de brede studieclubs waar boeren, loonwerkers, toeleveranciers en

andere betrokken kennis en ervaring uitwisselen over het efficiënt benutten van nutriënten,

voorlichting via de KringloopWijzer en monitoring kunnen in het arrangement een plek

krijgen.

Arrangementen maken de meerwaarde van samenwerking tussen waterschap, (waar

relevant ook drinkwaterbedrijf) en boeren zichtbaar door informatie over het water- en

bodemsysteem gericht te delen en de bedrijfsprocessen van waterschap (peilbeheer) en

boer (berijden van percelen) op elkaar af te stemmen.

Arrangementen kunnen de ruimte in de mestwetgeving enerzijds en POP3 anderzijds

opzoeken en gebruiken voor een gezamenlijke business case op gebiedsniveau. Overheden

werken hier aan mee. Provincies en waterschappen maken dit (financieel) mogelijk.

Arrangementen kunnen mogelijkheden voor waterberging met landbouwkundig

medegebruik (eventueel ook met ander medegebruik voor natuur en recreatie) met de

gebiedspartners ontwikkelen en opnemen in de business case voor het gebied.

Arrangementen kunnen droogteschade bij landbouw en natuur voorkomen door op

gebiedsniveau met de gebiedspartners samen te werken op het gebied van natuurbeheer,

waterbeheer en landbouw.

Binnen een arrangement kan en onafhankelijke gebiedscoördinator worden ingezet, die

verantwoordelijk is voor het opzetten van samenwerkings- en demonstratieprojecten.

De invulling van de rollen een partijen kan op gebiedsniveau worden ingevuld. Op basis van

de interviews geven wij een paar voorbeelden:

Boeren sluiten hun kringloop, werken aan grondgebonden en verminderen daardoor

de (nutriënten)belasting van het gebied, verminderingen de bodemdaling

(veenweidegebied) en droogteschade (zandgrond);

Page 38: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

38

Overheden verkleinen de (financiële) risico’s voor de boeren die hier aan bijdragen,

dit betekent bijvoorbeeld goed evalueren van POP-3 en daarvan tijdens de uitvoering

al leren (Lerend evalueren);

De zuivelindustrie draagt bij en heeft baat van een natuurlijk imago van boer en

zuivelproducten.

De loonwerkers ontwikkelen nieuwe diensten en investeren in machines en kennis

gericht op duurzaam bodembeheer en meten droge stof opbrengst gras.

De veevoeradviseurs verbreden hun dienstverlening verder op het gebied van advies

over voer, veegezondheid en melkproductie.

Akkerbouwers gaan meer samenwerken met melkveehouders op het gebied van

toepassen van mest en productie van veevoer.

4.4 Reflectie Ronde Tafel

De deelnemers aan de ronde tafel herkenden in grote mate de constateringen van het

onderzoek en achtten de aanbevelingen dan ook zeker breder toepasbaar.

Kennis en kennisinfrastructuur zijn volgens de deskundigen voor de agrariërs cruciaal.

Kennis is vaak wel aanwezig maar komt niet op de juiste plek. Zorg daar dus voor, en zorg

dat hierbij door alle partijen ook dezelfde boodschap wordt uitgedragen

De deelnemers adviseerden om de verwachtingen niet al te hoog te maken en de focus niet

te zeer op waterkwaliteit te leggen. Het gaat de boer om zijn bedrijfseconomie. Het belang

van renderende maatregelen zal alleen maar toenemen. Nederland krijgt momenteel

bovengemiddeld veel subsidie per ha. Dat is op termijn niet vol te houden. Stel die

economie dan ook voorop. En frame dat in termen van zowel reductie van risico’s voor de

bedrijfsvoering als kostenreductie.

Om arrangementen effectief te krijgen moet de hele keten om tafel. Dat is niet eenvoudig.

Een boer is niet van nature geneigd om samen te werken. Het is dus een hele opgave om

veel boeren te laten samenwerken. Maar als je stapsgewijs een zekere kritische massa

bereikt dan breng je vanzelf een dynamiek op gang die de anderen bereikt. Dat is dan niet

meer onder de vlag van de waterkwaliteit, maar gewoon omdat je ‘het zo doet’.

Kortom, aldus de Ronde Tafel, wacht niet op de grote visie maar ga gewoon met kleine

initiatieven aan de slag, bijvoorbeeld de Proeftuin Veenweiden.

Er is behoefte aan meer zelfsturing en minder verantwoording afleggen. Dat is iets anders

dan minder regels. De zelfsturing en verantwoording kan bijvoorbeeld door de collectieven

worden gedaan. Maar zorg er dan wel voor dat goed gemonitord wordt wat de effecten zijn,

want dat is nodig in verband met de afrekenbaarheid in Brussel.

Gebiedsarrangementen passen slecht in POP3, bottom-up initiatieven lijken niet goed aan

POP3 te koppelen. Maar in sommige provincies lijkt het beter te gaan dan in andere

provincies.

Deelnemers aan de ronde tafel adviseerden om voor bodeminstituten te zorgen

vergelijkbaar met de instituten op watergebied. Daarnaast is een bodemvisie belangrijk, die

in relatie staat tot voedselbeleid, circulaire economie, waterbeheer, de structuurvisie

ondergrond, het bodemconvenant en klimaatbeleid.

De tafel constateerde dat het verbeteren van de waterkwaliteit een omschakeling vraagt:

“We zijn eerst de verkeerde kant op gedraaid. Dat wordt niet zomaar ongedaan gemaakt.

Maar de beweging is wel in de goede richting:

Page 39: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

39

LTO maakt een strategisch drie jarenplan waarin het beheer van de bodem aan de

orde komt.

Drinkwaterbedrijven pakken meer dan voorheen hun maatschappelijke rol en

ondersteunen de boer in een ander bodembeheer

Cumela (brancheorganisatie van loonwerkers) zet in op verbetering van de kennis

van de loonwerker door middel van opleidingen

ASR (verzekeringsmaatschappij) brengt de pacht omlaag als de pachter aan goede

bodembeheer doet

Page 40: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

40

Bijlage 1: Onderzoeksopzet en uitkomsten

B1.1 Onderzoeksvraag

De hoofdvraag die in dit project voorligt is: “Wat zijn institutionele randvoorwaarden voor

regionaal gedifferentieerde arrangementen ter verbetering van de waterkwaliteit?”

Met als onderliggende deelvragen:

In welke mate zijn stakeholders betrokken bij het ontwerpen en uitvoeren van

regionaal gedifferentieerde arrangementen van maatregelen ter verbetering van de

waterkwaliteit?

Hoe verhouden stakeholders op regionaal niveau zich tot elkaar en welke

consequenties heeft dit voor het implementeren van maatregelen ten behoeve van

de waterkwaliteit.

Kunnen er nieuwe oplossingen gevonden worden door een bredere kring van

stakeholders betrekken, die eerder niet in beeld waren?

Kunnen de maatregelen of arrangementen uit het DAW effectief worden uitgevoerd

in de huidige institutionele setting?

Antwoorden op deze vragen moeten bijdragen aan een belangrijke onderzoeksvraag voor

het PBL: “Onder welke randvoorwaarden kunnen financiële prikkels, zoals de gelden uit het

POP3 en GLB, effectief worden ingezet om regionale keuzes, die het doelbereik van de KRW

vergroten, te ondersteunen?”.

B1.2 Opzet

B1.2.1 Hoofdlijn methodiek

Het doel van arrangementen is uiteindelijk gedragsverandering. In de meeste gevallen zal

het gaan om gedragsverandering van agrariërs, maar waterschappen, loonwerkers en

agrarische natuurverenigingen kunnen ook belangrijk zijn. Deze paragraaf beschrijft hoe we

interne factoren (bedrijfsstijl, ervaring kennis) en externe factoren die gedrag bepalen in

beeld hebben gebracht.

Bij het beantwoorden van de hoofdvraag en deelvragen zijn we specifiek ingegaan op

huidige en potentiële rol van de relevante stakeholders. We stelden steeds de vraag: wie

zou hier nog meer bij betrokken kunnen worden? We realiseren ons dat de kracht van

maatschappelijke partijen en initiatieven groot kan zijn. Bij het in kaart brengen van de

huidige en potentiële rollen maakten we daarom mede gebruik van het gedachtengoed

hierover als verwoord in de publicaties van PBL en NSOB over de energieke

samenleving27 en van Anders Denken Anders Doen28.

27 “De Boom en het Rizoom; Overheidssturing in een Netwerksamenleving, dr. M. van der Steen et al., NSOB

2010; “De energieke samenleving; 0p zoek naar een sturingsfilosofie voor een schone economie”, Maarten Hajer, PBL, 2011; “Leren door te doen; Overheidsparticipatie in een energieke samenleving”, Martijn van der Steen, et al. NSOB, Maarten Hajer et al., PBL 2014; “Van voortgang boeken naar bestemming kiezen; strategisch kiezen om de decentralisaties te realiseren”, Martijn van der Steen et al., NSOB, 2014; “Sedimentatie in sturing; Systeem brengen in netwerkend werken door meervoudig organiseren”, Martijn van der Steen et al., NSOB, 2015. 28 “Anders Denken Anders Doen; Gamechangers in de publieke zaak”, Robert de Graaff en Hans Nuiver, Van

Gorcum 2015

Page 41: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

41

We hebben de casussen van buiten naar binnen op systeemniveau én vanuit het perspectief

van belangrijke actoren (van binnen naar buiten) geanalyseerd, voortbouwend op het

System Failure Framework29 en Enhancing the Reflexivity of System Innovation Projects30.

Van buiten naar binnen

De hoofdvraag spreekt van institutionele randvoorwaarden. Hieronder verstaan we alle

randvoorwaarden die publieke organisaties stellen aan agrariërs en samenwerkende

partijen. Daarnaast stellen ketenpartijen elkaar randvoorwaarden, deze hebben we

nadrukkelijk bij de analyse betrokken. Voorbeelden zijn wet- en regelgeving, fiscale

regelingen, financiële stimuleringsregelingen, leveringsvoorwaarden marktpartijen (b.v.

weidegang) en kennisondersteuning.

Institutionele randvoorwaarden worden gesteld door EU, Rijk, provincies, waterschappen en

gemeenten. Waarbij EU kaders zelf weer institutionele randvoorwaarden stellen voor het

Rijk en andere overheden.

De invloed die toeleverende en afnemende industrie, banken en adviseurs (onafhankelijk en

van toeleverende industrie) binnen en soms buiten het institutionele kader op het gedrag

van actoren uitoefenen, vormt een belangrijk deel van ons analysekader.

Dit stelsel van institutionele en zakelijke randvoorwaarden bepaalt mede het gedrag van

actoren, maar biedt geen volledige verklaring. Voor een compleet beeld is een analyse nodig

vanuit actoren zelf (van binnen naar buiten).

Van binnen naar buiten

In dit deel van onze methodiek plaatsen we het handelen van de belangrijkste partijen die

maatregelen kunnen treffen in het centrum (bijvoorbeeld boer, waterschap). Het gaat om

partijen waarvan het handelen is gekoppeld aan het wel of niet uitvoeren van maatregelen

(anders bemesten, ander peilbeheer, anders baggeren, andere soort kunstmest maken,

etc.). We hebben deze partijen gevraagd: “Wat is je bedrijfsstijl: waarom doe je de dingen

die je doet op de manier waarop je ze doet?” Dé boer bestaat niet, het waterschap wisselt

elke vier jaar van bestuurders en soms betekent dat ook iets voor de bedrijfsstijl.

Het bedrijfsstijlenonderzoek van Jan Douwe van der Ploeg laat dat duidelijk zien. Uit

onderzoek van Dirksen31 blijkt dat bedrijfsstijlen (Kostenbespaarders, Schaalvergroters,

Koeienboeren, Arbeidsbespaarders) effect hebben op de benutting van stikstof door het

gewas en verliezen naar het milieu.

In de praktijk blijkt dat identiteit, cultuur, waarden en behoeften van partijen belangrijke

aspecten zijn voor succesvolle arrangementen. Het invullen van het System Failure

Framework gaat dus ook over aspecten zoals identiteit, cultuur, behoeften, vaardigheden en

kennis van actoren. Dit geeft ook een beter beeld van hoe actoren de wateropgave framen.

We hebben hiervoor de instrumenten causaal- & frameanalyse ingezet

In het geval van agrariërs gaat het om persoonlijke factoren, in het geval van organisaties

gaat het ook om aspecten zoals als bedrijfscultuur. We zien dat interne factoren leiden tot

een intentie tot gedrag. Externe ‘helpers’ en ‘belemmeraars’, zoals wet- en regelgeving en

gedrag van andere actoren, maken dit gewenste gedrag meer of minder mogelijk. Bewust

29 “A system failure framework for innovation policy design”, Rosalinde Klein Woolthuis et al., Technovation 25

(2005) 609–619 30 “Enhancing the Reflexivity of System Innovation Projects with System Analyses”, American Journal of Evaluation

31 (2), pp. 139-161. Mierlo, B. van., et al., 2010. 31 “Bouwen aan een betere balans; een analyse van bedrijfsstijlen in de melkveehouderij”, Hans Dirksen, Jan

Douwe van der Ploeg, et al., 2013

Page 42: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

42

gedrag kan gewoontegedrag worden dat blijft bestaan ondanks veranderende invloed van

‘helpers’ en ‘belemmeraars’.

B1.2.2 Instrumenten, samenhang en werkproces

Het wel of niet uitvoeren van een maatregel wordt beïnvloed door interne en externe

systeemkenmerken. Interne systeemkenmerken hebben betrekking op de factoren die het

handelen van een actor of actorengroep van binnenuit bepalen. Het gaat hierbij om het

bewustzijn van het probleem in relatie tot cultuur en identiteit van de actor, kennis over het

probleem, inschatting van mogelijke oplossingen en eigen handelingsbekwaamheid en de

sociale norm. Externe systeemkenmerken hebben betrekking op de factoren die het

handelen van een actor of actorengroep van buitenaf bepalen. Dit betekent dat onze aanpak

zich niet alleen richt op wie de belangrijkste actoren zijn (stakeholderanalyse), maar ook

hoe wat hun interne denkkaders zijn, en hoe deze actoren en denkkaders zich tot elkaar

verhouden. Daarom bestaat de uitgevoerde analyse uit:

1. Stakeholder- & krachtenveldanalyse (welke actoren spelen een rol en hoe verhouden

deze zich tot elkaar).

2. Causaal- en frameanalyse (welke verschillende probleempercepties bestaan er en

hoe verhouden die zich tot elkaar).

3. Systeemanalyse (het samenbrengen van 1 en 2 in een geïntegreerde analyse).

We baseerden ons bij de verschillende analyses op documentenonderzoek, diepte-interviews

en groepsbijeenkomsten. Per casus bestudeerden we documentatie en voerden we diepte-

interviews met een bredere selectie van stakeholders over hun perceptie van het probleem,

de onderliggende oorzaken daarvan, de mogelijke oplossingen, en de rol van huidige en

potentiele stakeholders hierin. Deze data vormden input voor de stakeholder- &

krachtenveldanalyse en voor de causaal- & frameanalyse. In een werksessie met een kleine

groep betrokkenen zijn de resultaten van deze analyses besproken en gevalideerd. Ook is

De systeemanalyse gepresenteerd en bediscussieerd. De betrokkenen bij de casussen

hebben de systeemanalyse voorbereid door knelpunten en kansen voor arrangementen.

De stappen van het onderzoek en de analyse-instrumenten zijn verder inhoudelijk

beschreven in Deel II van de rapportage: “Onderzoek flankerend beleid voor regiospecifieke

arrangementen; stappenplan en methodiek”.

Figuur 14 schetst de stappen die we in het onderzoek hebben doorlopen, de bijeenkomsten

die hebben plaatsgehad en de resultaten van de stappen.

Page 43: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

43

Figuur 14: Stappenplan Onderzoek. Links de stappen, in het midden de werkvorm en rechts

de resultaten.

Page 44: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

44

B1.3 Resultaten

B1.3.1 Selectie gebieden

De selectie van de gebieden vloeit direct voort uit de hoofdvraag “wat zijn institutionele

randvoorwaarden voor regionaal gedifferentieerde arrangementen ter verbetering van de

waterkwaliteit?”:

1. Het moest gaan om gebieden waar waterkwaliteit i.r.t. landbouw een issue was

2. Het moesten duidelijk onderscheiden gebieden zijn

3. Het moest gaan om gebieden waar nu al pilots met arrangementen draaien

Met de daaropvolgende opdracht om twee casussen te bestuderen: één in Hoog-Nederland

(Overijssel) en één in Laag-Nederland, werd direct aan het tweede criterium voldaan.

Hoog Nederland

Voor Hoog-Nederland is uit de factsheets oppervlaktewateren van de waterschappen in

Overijssel (Informatiehuis water en websites waterschappen) op basis van een aantal

criteria een lijst van waterlichamen geselecteerd:

Bovenstrooms gebied met landbouw en benedenstrooms gebied.

Opgaven met N en P, zeker in benedenstrooms gebied.

Voldoende groot gebied met voldoende boeren en dus kans op diversiteit aan

bedrijfsstijlen en ambities.

DAW projecten in het gebied, er moet iets te vertellen zijn en aanspreekbare mensen.

Zeker een deel van het stroomgebied is zandig.

Vijf waterlichamen kwamen uit de selectie en daaruit is Witteveensleiding is gekozen

omdat:

Het project zich richt op maatregelen in de haarvaten van het watersysteem en op het

boerenland.

Het gaat om een gebied van 2000 ha met ongeveer 40 agrariërs.

Er een DAW project loopt met een projectleider die het gebied goed kent.

Het project zich richt op kwaliteit en kwantiteit (ook Zoetwatervoorziening Oost-

Nederland).

Monitoring, evaluatie en leren er veel aandacht krijgen.

Aandachtspunt in de selectie was dat volgens de beoordeling van het waterschap de

concentratie van P en N onder de norm voor ‘biologie ondersteunende stoffen’ ligt. Er ligt

dus geen urgente opgave voor dit waterlichaam om P en N omlaag te brengen. Maar de

casus wil wel degelijk ook maatregelen inzetten om de nutriëntenbelasting omlaag te

brengen, mede omdat macrofauna en waterflora matig scoren en vissen zelfs slecht. Het is

daarbij de vraag of nutriënten toch geen rol spelen.

Laag-Nederland

Voor Laag-Nederland is (conform de aanpak in het nutriëntenprogramma van het RBO Rijn-

West) aanvankelijk gekeken naar 3 gebieden: veenweiden, droogmakerijen en het

bollengebied. In alle 3 deze gebieden is waterkwaliteit een issue. Maar alleen in het

veenweidegebied en in het bollengebied draaien al pilots. Uiteindelijk is er voor gekozen om

in het veenweidegebied aan de slag te willen gaan: met name omdat:

De problematiek extrapoleerbaar is naar meerdere provincies: Z-Holland, N-Holland,

Utrecht en Friesland.

De waterkwaliteitsproblematiek in het veenweidegebied in hoge mate gerelateerd is aan

nutriënten, terwijl in het bollengebied gewasbescherming misschien wel een belangrijker

issue is.

Page 45: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

45

Vervolgens is gekeken naar meerdere bestaande pilots. Gouwe Wiericke gooide daarbij de

hoogste ogen, met name vanwege het feit dat:

De pilot al enkele jaren draait

Er al een groot aantal partijen betrokken is bij het lopende arrangement.

B1.3.2 Interviews

Doel

Doel van de interviews was beter te begrijpen welke factoren bepalen of een boer bereid is

maatregelen te nemen ter verbetering van de water- en bodemkwaliteit. De vragen richtten

zich op

De probleemperceptie van de boer m.b.t water- en bodemkwaliteit.

Welke interne en externe factoren een rol spelen bij beslissingen om wel of geen

aandacht aan bodem en waterkwaliteit te schenken.

Welke actoren hier een aandeel in hebben.

Wat mogelijke oplossingen zijn (met aandacht voor potentiële arrangementen).

Opbouw interview

Het interview duurde 1,5 tot 2 uur en was als volgt opgebouwd:

Introductie: we legden het doel van het gesprek uit, benadrukten dat er geen foute

antwoorden mogelijk waren en vroegen toestemming om het gesprek op te nemen.

Opwarmer: we vroegen onze gesprekspartner om zijn of haar bedrijf te beschrijven. Bij

boeren vroegen we naar de bedrijfsvisie (wat voor ondernemer ben je, waarop stuur je

en wat vind je belangrijk) en naar de toekomstvisie. Zo kregen we meer begrip voor de

interne drijfveren.

Inzoomen op water- en bodemkwaliteit: we vroegen op welke manier water- en

bodemkwaliteit een rol spelen op het bedrijf. Van daaruit vroegen we door naar de

dingen die de boer al doet om te werken aan water- en bodemkwaliteit. Door te vragen

naar het waarom van deze maatregelen kwamen al de eerste succesfactoren voor

maatregelen naar voren. Daarna vroegen we naar welke extra maatregelen de boer wel

eens had overwogen maar nog niet genomen en waarom.

Gedragsmodel: de volgende vragen stelden we vanuit het gedragsmodel. We vroegen

eerst naar interne belemmerende factoren zoals kennis, vaardigheden, sociale invloed

en identiteit (stijl van boeren). Daarna richten we de aandacht op externe

belemmeringen: wet- en regelgeving, natuurlijk systeem, invloed van andere partijen.

Tot slot vroegen we de mensen om de belemmeringen te prioriteren door ze op geeltjes

te schrijven en op volgorde te leggen.

Actoren en krachtenveld: daarna deden we een stap terug om naar de actoren analyse

te gaan. We vroegen onze gesprekspartners om het krachtenveld rond de boer te

beschrijven dat bepalend is voor het wel of niet nemen van maatregelen. Dat mondde

telkens uit in een soort familieopstelling.

Page 46: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

46

We vroegen naar aanleiding van het beeld dat op tafel lag welke partijen beter zouden

moeten samenwerken en welke belemmeringen daarvoor opgeruimd moeten worden om dat

te realiseren. Het resultaat vatten we in figuur 15 en 16, waarin de elementen van ons

gedragsmodel goed te herkennen zijn.

Figuur 15: Foto van een rangschikking van betrokkenen om de agrariër.

Figuur 16: Voorbeeld van rangschikking van de uitspraken van een geïnterviewde naar het

gedragsmodel

Page 47: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

47

Evaluatie

Tussentijds hebben we de interviewleidraad geëvalueerd. De bevindingen waren:

Algemeen: het interviewen in tweetallen werkte goed. Het is belangrijk goed af te

spreken wie gespreksleider is en wie aantekeningen maakt en aanvullende vragen stelt.

Introductie: het werkte goed dat we benadrukten dat we het gesprek opnamen omdat

we geen fouten willen maken bij de interpretatie van de gesprekken. ‘We willen graag

dat u straks kunt zeggen dat het klopt wat in het rapport staat’. Het is belangrijk om

vooraf te vermelden hoe de respondenten terugkoppeling krijgen en op welke manier

resultaten worden gebruikt.

Opwarmer: dit vonden boeren een gemakkelijke vraag en voor ons was het heel

informatief om te horen op welke manier ze keuzes maken.

Inzoomen op water- en bodemkwaliteit: de stap naar bodemkwaliteit was redelijk te

maken: die staat dichtbij. Maar agrarische partijen (boer, loonwerker, veevoer

leverancier) vonden de stap naar waterkwaliteit vaak lastig en hadden geen of minder

urgentie bij het halen van KRW doelen dan het waterschap.

Gedragsmodel: we merkten dat het gedragsmodel een goede kapstok was om de

antwoorden bij het uitwerken op te ordenen en verschillende gesprekken te vergelijken

en te analyseren. Het prioriteren met geeltjes werkte slecht. We merkten dat mensen

het moeilijk vonden omdat de oorzaken zo met elkaar samenhangen (één ding is nooit

het belangrijkste, zei een van de respondenten letterlijk).

Actoren en krachtenveld: de oorspronkelijke opdracht ‘welke partijen hebben de meeste

invloed op het door boeren nemen van voor verbeteren van bodem- en waterkwaliteit’ werd

door mensen vaak opgevat als ‘wie heeft de meeste invloed op de bedrijfsvoering van de

boer’. De volgende keer moeten we een eenduidiger vraag stellen. Gelukkig bleek het

verschil in vraagopvatting tijdens de terugkoppeling van de actorenanalyse in de workshop

overigens geen groot probleem, er werden door de respondenten slechts een paar nuances

aangebracht in het oorspronkelijke beeld. We hadden geen kaartje gemaakt voor collega-

boeren, waardoor we in Witteveensleiding geen beeld hebben van de invloed van collega-

boeren op het nemen van maatregelen. In Gouwe Wiericke kwam dit wel naar voren omdat

een van de boeren op een leeg kaartje ‘collega boeren’ schreef en dit kaartje in de volgende

interviews is gebruikt. Methodisch gezien hadden we een kaartje met collega-boeren

moeten maken, hoewel het ook veelzeggend is dat geen enkele respondent in

Witteveensleiding dit zelf op een kaartje schreef. RVO, Media, Alterra / WUR en onderwijs

werden bijvoorbeeld wel op lege kaartjes geschreven. We hebben door respondenten

beschreven kaartjes in de volgende gesprekken ook op tafel gelegd. De vraag is of dat

methodisch zuiver is en de volgende keer moeten we in de interviewhandleiding beschrijven

wat te doen met kaartjes die door respondenten beschreven zijn.

B1.3.3 Stakeholder- en krachtenveld analyse

Tijdens de interviews is de respondenten gevraagd om de spelers in hun gebied en hun

invloed op de boer in het nemen van maatregelen t.b.v. de water- en bodemkwaliteit

schematisch weer te geven. Dit deden ze met behulp van kaartjes waarop zoveel mogelijk

bekende spelers stonden gedrukt. De respondenten hadden de mogelijkheid om deze

kaartjes aan te vullen, wanneer bleek dat een belangrijke speler ontbrak. Invloed op de

agrariër werd weergegeven als afstand tussen de kaartjes. Spelers met onderlinge banden,

of vergelijkbare rollen, werden door de respondenten automatisch bij elkaar geclusterd.

De resultaten van alle interviews zijn vervolgens ‘op elkaar’ gelegd, met de agrariër als

centrale speler in het midden. Op deze manier werd zichtbaar hoe de respondenten samen

Page 48: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

48

de belangrijkste actoren positioneren ten opzichte van de agrariër. Alle respondenten

onderscheiden daarbij ‘ringen’: een eerste ring voor spelers die dicht bij de boer staan, een

tweede voor actoren die wel invloed hebben maar minder direct contact met de boer, en tot

slot een derde ring met daarin partijen die niet of nauwelijks direct invloed hebben op de

boer. Waar de respondenten onderling verschilden in waar ze een speler positioneren zijn

gewogen gemiddelden genomen om zo tot een algemeen beeld te komen van de positie van

de spelers t.o.v. boeren.

Belangrijk is om te onthouden dat deze weergaves niet per sé correct zijn; het is een

weergave van hoe de respondenten de verhouding ten opzichte van de boer ervaren. De

analyse maakt daarmee inzichtelijk welke actoren potentieel interessante partners zijn om

arrangementen mee aan te gaan.

Witteveensleiding

In figuur 17 staan de drie actoren cirkels voor Witteveensleiding weergegeven. Duidelijk is

dat het waterschap een prominente positie heeft in de eerste ring. Uit de gesprekken met

agrariërs bleek dat dit niet altijd per definitie als een positieve invloed wordt ervaren.

Verder worden de loonwerker en veevoeradviseur (tevens de leverancier) herkent als

spelers die dicht bij de boer staan en grote invloed hebben op zijn werkpraktijk. Tot slot

wordt in de eerste ring ‘samenwerkende coöperatie (nieuw) genoemd; een aantal

respondenten gaven aan dat er een nieuwe speler vereist is in het gebied die andere spelers

verbindt en de samenwerking aangaat met de boer. Of de zorg voor bodem en productie

van voer overneemt. Deze coöperatie zou kunnen bestaan uit boeren, adviseurs (voor

voldoende beschikbare kennis), het waterschap en erf-betreders.

Opvallend is de grote afstand van de ANV tot de boer. Hoewel de ANV in Gouwe Wiericke

(zie onder) naar voren kwam als een speler met veel invloed op de agrariër, lijkt in

Witteveensleiding die rol niet weggelegd.

Naar aanleiding van de gehouden workshops zijn er een tweetal wijzigen doorgevoerd in de

actoren cirkels. Ten eerste is de actor ‘accountant’ toegevoegd. Weliswaar in de derde ring,

maar deze werd toch gemist door de deelnemers van de workshop. Ten tweede is de actor

‘zuivelfabriek’ verplaatst van de derde naar de tweede ring. Volgens de deelnemers van de

workshop is de invloed van deze partij op de agrariër wel degelijk groot, al zal de boer

mogelijk weinig direct contact hebben.

Page 49: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

49

Figuur 17: Actoren cirkels van Witteveensleiding met als middelpunt de agrariër.

Gouwe Wiericke

In vergelijking met casus Witteveensleiding hebben de respondenten van Gouwe Wiericke

meer actoren in de binnenste ring geplaatst. Het waterschap en de loonwerker komen

overeen, evenals de veevoeradviseur. Bovendien zijn het LTO, de ANV, de zuivelfabriek en

collega-boeren toegevoegd, evenals de onafhankelijk adviseur. Dat laatste heeft

ongetwijfeld te maken met het feit dat de onafhankelijk adviseur in het project ‘bewust

boeren Gouwe Wiericke’ een belangrijke rol speelt bij het aandragen van nieuwe inzichten.

Een groter aantal partijen in de eerste ring suggereert dat voor Gouwe Wiericke het netwerk

om de boer meer aanwezig is in vergelijking met Witteveensleiding, waar bijvoorbeeld de

ANV in de buitenste ring werd geplaatst. Interessant is ook de positionering van collega-

boeren in de eerste ring. Door korte afstanden en regelmatige interactie kunnen collega-

boeren van elkaar leren en op die wijze hebben ze invloed op keuzes aangaande het nemen

van bepaalde maatregelen. Naar aanleiding van de workshops zijn verder geen

aanpassingen gemaakt aan de actoren cirkels.

EUI&M

EZ

Provincie

Zuivel-

fabriek NAJK

Stimuland

Bank

Media

Onderwijs

Burgers/

omwonenden ANV/

Collectie

ven

LTO

Adviseur

Alterra/

WUR

RVO

Gemeente

Agrariër

Verpachter

TBO’s

Water-

schap

Drink-

water

bedrijf

Loonwerker

Veevoer

adviseur

Samenwerkende

coöperatie

(nieuw)

Account-

ant

Page 50: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

50

Figuur 18. Actoren cirkels van Gouwe Wiericke, wederom met de agrariër als middelpunt.

Op basis van deze figuren en wat er besproken is tijdens de interviews is een krachtenveld-

analyse gemaakt, zie figuur 19. Hier staat op de y-as het belang van partijen bij een goede

waterkwaliteit weergegeven en op de x-as de invloed die zij daar op hebben, via de

agrariër. De grootte van de actor-stip komt overeen met de positie van deze partij t.o.v. de

boer; hoe groter de stip, hoe dichterbij (e.g. eerste ring) deze staat. Hoe kleiner, hoe groter

de afstand is en hoe minder direct contact (e.g. derde ring).

Opvallend is dat de partijen die zowel de grootste invloed op een goede waterkwaliteit

hebben als het grootste belang daarbij, partijen zijn die het verst van de boer af staan.

Kansen liggen bij partijen die dicht bij de boer staan (zoals collega-boeren, loonwerkers,

waterschappen en adviseurs). Arrangementen kunnen er vervolgens op gericht zijn voor

deze partijen hun belang en/of invloed op een goede waterkwaliteit te vergroten. Door

bijvoorbeeld de loonwerker een meer prominente rol te geven als specialist en adviseur van

de bodem wordt zijn invloed op de boer vergroot, alsmede zijn belang bij een goede

waterkwaliteit (gekoppeld aan een goede bodemkwaliteit en daaruit resulterende hogere

opbrengsten). Ook wanneer voor adviseurs en collega-boeren het belang van een goede

waterkwaliteit wordt vergroot, kunnen zij effectief de boer aanzetten tot het nemen van

maatregelen, omdat hun invloed groot is én hun afstand tot de boer klein.

Agrariër

Water-

schap

EU

I&M

EZ

Provincie

NAJK

Bank

Burgers/

omwonenden

TBO’s

Verpachter

ANV/

Collectieven

LTO

Veevoer

adviseur

Drink-

water

bedrijf

NMV

Collega

boeren

Zuivel

fabriek

Gemeente

Onafhankelijk

adviseur

Loonwerker

Page 51: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

51

Figuur 19: Krachtenveldanalyse. Hoe hoger een actor in de figuur, hoe groter het belang bij

een goede waterkwaliteit, Hoe meer rechts een actor in de figuur, hoe groter de

invloed van de actor op de waterkwaliteit.

B1.3.4 Causaal analyses

Van de bevindingen uit de interviews zijn door het team uitgebreide causaal analyses

gemaakt. Centraal stond de vraag: ‘Wat zijn redenen voor de boer om maatregelen niet te

nemen?’. Voor beide casussen zijn de causaal bomen onderverdeeld in verschillende

clusters. Doorgaans bestaat een cluster uit één tot drie belemmeringen met een aantal

onderliggende verklaringen die aantonen waarom een agrariër zich weerhoudt van het

nemen van maatregelen die de waterkwaliteit bevorderen.

De resultaten van deze causaal analyses zijn teruggelegd tijdens een tweetal workshops

(één per casus) waar deze geverifieerd zijn én verrijkt met oplossingsrichtingen om de

belemmeringen te omzeilen. In het volgende stuk worden per casus per cluster de

resultaten van de causaal analyses besproken, gevolgd door de aanvullingen en oplossingen

uit de workshops.

Invloed op een goede waterkwaliteit (via de agrariër)

Bela

ng

bij

een

go

ed

e w

ate

rkw

alit

eit

Verpachter

Burgers en

omwonenden

Gemeente

Loonwerker

LTO

Onderwijs/

kennisinstituten

Media

Adviseurs

Accountant/bank

Collega

-boeren

Veevoer

adviseur

Zuivelfabriek

Waterschap

Drinkwater

bedrijfI&M

RVOProvincie,

EZ en EU

ANV/collectieven

TBO’s

Page 52: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

52

Witteveensleiding

Cluster I: ‘De investeringsruimte is voor boeren beperkt’

De maatregelen die boeren kunnen nemen zijn volgens de respondenten niet kosteneffectief

op de korte termijn. Oorzaken hier van zijn:

Een gebrek aan flexibiliteit als gevolg van forfaitaire normen. Voor generiek beleid

bestaat er te veel variatie tussen boeren. Daarnaast belonen forfaitaire normen goed

gedrag niet. Anderzijds is ook duidelijk dat dat flexibiliteit (en de handhaving

daarvan) fraudegevoelig is en dat de complexe bodem en mineralisatie processen

moeilijk te meten zijn. Het is niet helder hoeveel procent van de boeren

daadwerkelijk oorzaak zijn van het niet halen van de doelen.

Er is in toenemende mate sprake van kortdurende pacht (als gronduitbreiding om

mest op uit te kunnen rijden). Wanneer dit korter is dan drie jaar, dan is het

onrendabel om te investeren in bodemvruchtbaarheid en bodemstructuur.

Daarnaast zijn de kosten voor loonwerkers hoger voor sommige maatregelen, door

het gebruik van lichtere en kleinere machines (wat betekent: meer uren maken).

Bijkomend hebben de boeren überhaupt beperkte investeringsruimte. De bank

voorziet niet meer in leningen (want de grondprijs stijgt niet meer). Daarnaast gaat

al het geld van de boer naar grond, want dat biedt zekerheid. Mestverwerking is

daarnaast onzeker en duur.

Aanvullingen uit de workshop:

Forfaitaire normen bevorderen zelfs fraude.

Normen worden wel degelijk steeds meer individueel; althans, daar wordt naar

toegewerkt. Bodem en mineralisatie zijn inderdaad complexe processen maar

resultaten zijn wél meetbaar.

Pacht zou minimaal zes jaar moeten duren om rendabel te zijn (voor gras).

Kosten voor loonwerkers zijn inderdaad hoger, maar het inzetten van zwaardere

machines gaat weer ten koste van de opbrengst. Dus of het daadwerkelijk meer geld

kost in niet per definitie waar.

Oplossingen uit de workshop:

Beleid zou maatregelen kosteneffectief moet maken, in plaats van afremmen.

De meetgegevens van regionale bedrijven moeten worden ingezet voor het bepalen

van specifieke individuele ruimte, om zo individuele normen te kunnen bepalen en af

te stappen van het forfaitaire systeem.

Bodem-ambassadeurs zijn nodig om het proces te trekken.

Boeren praten met boeren: organiseer demo-middagen om de kennis over de

maatregelen en het werk van de loonwerker (en de kosten en baten daarvan) helder

te maken.

Cluster II: ‘Rendement op investeringen is onzeker; wat levert bodemkwaliteit mij op?’

Het ontbreekt de boeren aan kennis over het effect van maatregelen. Dit komt door:

Agrariërs houden zich vooral bezig met hun kooien en maar weinig met bodem en

gewas: men verricht geen grondmetingen en slechts beperkt opbrengstmetingen van

gras en mais, maar houden zich vooral bezig met hun koeien.

Aanvullend op het vorige cluster, ontbreekt er vooral kennis over de

kosteneffectiviteit. Want maatregelen kunnen wel degelijk kosteneffectief zijn, vooral

op lange termijn. De kennis ontbreekt omdat de resultaten echter wisselend zijn

(afhankelijk van het weer), moeilijk te meten zijn, en kennis wordt vooral

beschikbaar gesteld door partijen die belang hebben om de keuze van de boer te

Page 53: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

53

beïnvloeden. Daarbij is deze kennis gefragmenteerd en niet toegespitst op de

bedrijfsvoering van de boer.

Boeren houden liever vast aan bewezen werkwijzen; ze staan mogelijk niet altijd

open om te experimenteren met nieuwe kennis (brengt tenslotte risico’s mee).

Als je het nog wat scherper stelt dan geldt ook:

o De stal en koe zijn beter te beïnvloeden door de boer waardoor de slaagkans

van een investering als groter wordt ervaren.

o Buiten is er altijd het weer als onzekere factor (te droog, te nat, te warm, te

koud) waardoor maatregelen die gemiddeld goed scoren af en toe geen

rendement opleveren. Als het najaar nat en koud is dan groeien

vanggewassen slecht waardoor nutriënten toch uit kunnen spoelen en er

weinig organische stof voor de bodem wordt vastgelegd. De kosten voor

zaaigoed en loonwerker (of eigen tijd) zijn dan wel gemaakt.

Aanvullingen uit de workshop:

Er is überhaupt nooit een onafhankelijk adviseur geweest, maar dat is niet erg. Deze

partijen beschikken tenslotte over de benodigde kennis en expertise, wat bij de boer

ontbreekt. Dat een afhankelijk adviseur advies geeft in het implementeren van

maatregelen in de bedrijfsvoering van de boer is niet een probleem. Zolang de boer

het effect van maatregelen maar objectief kan beoordelen en bijvoorbeeld kan

vergelijken met andere boeren en maatregelen.

Oplossingen uit de workshop:

Boeren moeten de link leggen met bodem; vergroot hun kennis door deze link te

maken in bijvoorbeeld studiegroepen.

Wat rendement betreft, wat verdient de overheid aan het uitvoeren van een

maatregel? Of vermeden kosten (bezuiniging) of derogatie (verdiensten voor de

boer).

Voor de loonwerker is ook een rol als adviseur weggelegd.

Er is kennis nodig met diepgang en een goede koppeling met onderzoek, in de taal

van de boer.

Daarnaast zijn goede programma’s en getrainde adviseurs nodig (en dus: geld en

mankracht).

Daarnaast is niet alleen advies nodig, maar ook begeleiding bij de uitvoering van

maatregelen (om het op de juiste manier te doen).

Cluster III: ‘We voelen weinig steun van andere partijen’

De agrariërs hebben het gevoel er alleen voor te staan door gebrek aan steun van andere

partijen.

Zo is er bij burgers weerstand voor bijvoorbeeld maatregelen als een grotere

mestopslag en verwerking, en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dit

wordt veroorzaakt door beperkte kennis over melkveehouderijen bij de burger.

Daarnaast is de agrarische sector en ook LTO verdeeld (verschillende belangen van

melkveehouderij, akkerbouw en varkenshouderij, verschillende belangen van

intensieve vs. extensieve landbouw én soms ook nog belangen van individuele

bedrijven).

Ook is de politiek onbetrouwbaar: de regels veranderen te vaak en het beleid is

onduidelijk (bijvoorbeeld round up op verharding of regels minder maisteelt (van

max. 30% van het land naar max. 20% van het land) die ingaan op het moment dat

zaaigoed voor mais al is besteld. Waarom niet 1 jaar later laten ingaan, vraagt de

Page 54: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

54

boer zich dan af). Het beleid is bovendien niet in lijn met de bedrijfsvoering van

boeren én er is sprake van conflicterende regelgeving met onwerkbare

compromissen. Dit is overigens ook het gevolg van een landbouwlobby die om

uitzonderingen voor speciale gevallen vraagt.

Aanvullingen uit de workshop:

De overheid is opportunistisch en niet consistent. Maar; dit geldt ook voor sectorale

lobby’s vanuit de landbouw.

Oplossingen uit de workshop:

Wat nodig is zijn verkorte ketens en transparantie. Burgers moeten dichterbij het

voedselproductie proces komen, aangemoedigd door geëngageerde burgers

(stadslandbouw) en specialisaties op de boerderij.

Verder moet het netwerk verenigd worden op kennis, opgezet door provincies en

waterschappen, maar uitgevoerd door boeren en loonwerkers.

Cluster IV: ‘Samenwerking met het waterschap verloop moeizaam; wat willen ze nu

eigenlijk?’

De samenwerking met het waterschap is lastig, onder andere door:

De boer frustreert zich aan de bevoegdheden van het waterschap: er is sprake van

een gezagsverhouding en controle.

Boeren hebben zelf heel weinig invloed in het waterschap

Boeren luisteren zelf slecht, maar ook waterschappen zijn lastig in hun

communicatie.

Waterschappen zijn vooral gericht op hun eigen doelen. Ze willen hun autonomie

bewaken en hebben daarbij een meer conservatieve houding.

Werknemers van waterschappen zitten soms klem tussen ambities van bestuurders

en ambities van mensen in het gebied.

Aanvullingen uit de workshop:

Waterschappen communiceren inderdaad zeer beperkt, bijvoorbeeld: de hoogte van

het peil, wanneer en waarom wordt dat gewijzigd? Loonwerkers en boeren willen

kunnen anticiperen in een gebied.

Boeren en waterschappen spreken simpelweg niet elkaars taal.

Oplossingen uit de workshop:

Er zijn meer praktische samenwerkingsmogelijkheden dan op dit moment worden

benut.

Creëer proefgebieden of experimenteerruimte waar waterschap en landbouwsector

samenwerken.

De partijen moeten bewust worden van elkaars doelen.

Waterschappen moeten vormen van zelfsturing gaan verkennen.

Er moet aangesloten bij het DAW.

Cluster V: ‘Effectieve samenwerking rond bodemkwaliteit met loonwerkers is lastig te

realiseren’

Geschikte loonwerkers zijn maar beperkt beschikbaar in een gebied. Dit komt omdat:

Boeren doorgaans kiezen voor de goedkoopste loonwerker. Er is tussen loonwerkers

veel concurrentie; ze worden afgerekend op prijs, niet op de meerwaarde van hun

aanpak.

Page 55: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

55

Er is daarnaast onvoldoende vraag naar bodem-vriendelijke loonwerkers.

Bovendien ontbreekt de nodige kennis bij loonwerkers; vaak is hun opleidingsniveau

op het gebied van bodemkwaliteit laag.

Aanvullingen uit de workshop:

Het wordt beter! Steeds meer loonwerkers krijgen kennis over de bodem en water.

De vraag naar geschikte loonwerkers neemt bovendien toe, mede door stimulatie

vanuit de Kringloopwijzer.

Oplossingen uit de workshop:

Zie de loonwerker als een specialist van de bodem, een adviseur.

Betrek de loonwerker bij nieuwe of lopende projecten; laat hem demo’s geven om

effecten van maatregelen te demonsteren.

Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de Vereniging Loonwerkers (Cumela), LTO,

voerleveranciers of het onderwijs (zet bijvoorbeeld studenten in).

Cluster VI: ‘Andere zaken zijn belangrijker’

Het nemen van maatregelen mist bij agrariërs urgentie, omdat:

Boeren te druk zijn met hun reguliere bedrijfsuitvoering. Het papierwerk stapelt zich

op (o.a. door de zuivelindustrie die steeds meer eisen stelt zoals de Kringloopwijzer),

en de veestapel groeit.

Daarnaast klopt de definitie van kosteneffectiviteit van boeren niet; agrariërs

verwachten dat ze anno 2030 nog net zo kunnen boeren als 2010. Veehouderijen

hebben zich tenslotte nooit druk hoeven maken om bodemkwaliteit. De agrariër

denkt bovendien dat de maatregelen zorgen voor een verschraling van de bodem

wat tegen zijn natuur in gaat. Echter, dit is niet de vraag; het draait om een betere

nutriëntenbalans.

Boeren hebben zelf geen last van te veel stikstof en fosfaat in hun sloten. Daarbij is

minder mest uitrijden een risico voor hun opbrengst op korte termijn. Er is daarbij

sprake van een split incentive: de baten van de maatregelen (op korte termijn)

komen bij andere partijen, maar de kosten bij de boer.

Aanvullingen uit de workshop:

Er wordt inderdaad al veel gevraagd van ondernemers, door de wetgeving.

Op termijn krijgt de agrariër wel degelijk last van te veel stikstof en fosfaat in zijn

sloot.

Er zijn wél baten: winst van minder nutriënten op het land te hoeven brengen en

daarnaast een droogte buffer.

Het lange termijn perspectief ontbreekt.

Wat bedoelen we nou eigenlijk precies met een ‘goede bodem en waterkwaliteit’?

Wiens definitie houden we aan?

Is er niet ook aandacht nodig voor antibiotica en andere stoffen in de mest?

Oplossingen uit de workshop:

Er is een coalitie nodig tussen boeren, het waterschap, kennis/adviseurs en erf-

betreders.

De winst van een goede bodem moet boeren duidelijk worden gemaakt.

Maak inzichtelijk: wat zijn de kosten/baten op korte én lange termijn?

Gouwe Wiericke

Page 56: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

56

Cluster I: ‘Waterkwaliteit is iets van het waterschap: wij zijn meer geïnteresseerd in

bodemkwaliteit’

Agrariërs herkennen waterkwaliteit niet als hun probleem, omdat:

Boeren een andere beleving hebben van waterkwaliteit. Volgens hun is de

waterkwaliteit (in de sloot) lang niet slecht. Dit wordt veroorzaakt door een

kennisgebrek over goede kwaliteit, de koeien drinken er zonder problemen uit.

Er ontbreekt kennis over de relaties met de eigen bedrijfsvoering. Boeren associëren

waterkwaliteit met de sloot, niet met het boerenland.

Aanvullingen uit workshop:

Het waterschap geeft het beheer van de sloten in toenemen mate terug aan de boer:

het is zíjn grond, dus zíjn verantwoordelijkheid. Helaas ziet niet elke boer dat

(hoewel sommigen baggeren bijvoorbeeld zien als nuttig voor de bodem, die ten

goede komt aan de kringloop).

Boeren zijn wel degelijk bereid om bijdragen te leveren aan waterkwaliteit via groene

diensten (baggeren met de baggerpomp, ecologische slootschonen, botanisch

slootkantbeheer).

Oplossingen uit de workshop:

Waterschap moet zijn kennis over het watersysteem veel beter delen met agrariërs,

bijvoorbeeld door middel van pilotstudies.

Werk van middel naar doel; durf ook “nietsdoen en weglaten” te belonen.

Een onkostenvergoeding is géén geschikt verdienmodel.

Boeren zijn in toenemende mate geïnteresseerd in bodemkwaliteit. Daar ligt de brug

naar waterkwaliteit; waterkwaliteit is dan ‘bijvangst’ van bodemkwaliteit.

Cluster II: ‘Wij hebben weinig investeringsruimte; we zetten meer in op kostenbesparing’

De meeste boeren zoeken vooralsnog de quick wins. Dit komt door:

De financiële situatie die het risico van grote stappen nemen niet toelaat. Boeren in

het veenweidegebied zijn in eerste instantie gericht op kostenbesparing en niet op

investeringen in dure technieken of maatregelen.

Wederom een gebrek aan (integrale) kennis over de bodem.

Boeren focussen op het behoud van hun autonomie en hun ondernemerschap (water

mist urgentie).

Aanvullingen uit de workshop:

De kennis neemt wel degelijk toe in de studiegroepen.

Sommige collega boeren lachen je uit als je dure investeringen overweegt.

Oplossingen uit de workshop:

De kennis bij agrariërs moet worden vergroot, bijvoorbeeld door middel van

scholing/cursussen/workshops voor studenten en veehouders, georganiseerd door

onderwijsinstituten en innovatiecentra (maar niet de zuivelindustrie), maar ook door

uitwisseling in studiegroepen.

Als er weinig ruimte is voor investeringen, is het zaak om in te zetten op verdere

kostenbesparing: daar liggen nog volop mogelijkheden, met name gericht op

kwaliteit van het gras (een lager ruw eiwitgehalte door een lagere bemesting).

De waterkwaliteit is een maatschappelijk probleem, dus: zet subsidies in voor

benodigde investeringen.

Page 57: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

57

Cluster III: ‘Afwijken van collega-veehouders is nog niet zo gemakkelijk’

Om af te wijken van de standaard en van de buren moeten boeren sterk in hun schoenen

staan. Agrariërs werken individueel en er is weinig netwerk. Onderliggende oorzaak is een

versnipperd netwerk (LTO, het ANV, VIC en adviseurs). Sommige partijen kijken niet verder

dan hun eigen onderwerp.

Aanvullingen uit de workshop:

Die versnippering valt behoorlijk mee en wordt niet overal zo ervaren.

LTO/ANV/VIC kijken wel degelijk verder dan hun eigen onderwerp. Commerciële

partijen kiezen inderdaad voor hun eigen portemonnee, maar de genoemde partijen

juist niet.

Oplossingen uit de workshop:

Zorg voor een veilige omgeving voor agrariërs en voldoende kennis om van te leren.

Provincies en waterschappen (met behulp van adviseurs) kunnen dit faciliteren.

Collectieven, ANV’s en/of LTO kunnen zorgen voor een veilige omgeving, meer

persoonsgebonden.

Er is vertrouwen nodig in het gebied; dan wordt er resultaat geoogst.

Persoonlijk contact van binnen de sector is een vereiste om collega’s te benaderen.

Cluster IV: ‘Er zijn maar weinig partijen die echt naast je gaan staan’

De overheid biedt weinig steun aan agrariërs, omdat:

Er is weinig tot geen dialoog tussen de collectieven en de overheid, veroorzaakt door

wantrouwen vanuit de overheid. Waar eigenlijk flexibiliteit geboden is wordt deze per

dag verder beperkt. De Brusselse regels dragen bovendien niet bepaald bij aan de

flexibiliteit.

Het waterschap staat ook niet naast de boeren, omdat:

Het waterschap slecht communiceert, veroorzaakt door de opstelling van de

handhavers, politisering van besturen, bureaucratie en starre regels.

Er is sprake van wederzijds wantrouwen tussen de boer en het waterschap.

Het agrarische bedrijfsleven staat ook niet naast de boer:

Banken willen wel aan duurzaamheid doen, maar het ontbreekt hun aan kennis.

Loonwerkers spelen maar zeer beperkt in op de kansen die zich voordoen.

Er is onvoldoende tijd, kennis en professionaliteit bij de collectieven.

Aanvullingen uit de workshop:

Het wantrouwen van de overheid in agrariërs is wederzijds.

Er is wel een dialoog mogelijk tussen die partijen, maar het ontbreekt vooral aan

praktische oplossingen.

Groenblauwe diensten helpen de bureaucratie en starre regels van het waterschap in

beweging te brengen.

Oplossingen uit de workshop32:

Er is een contactpersoon voor agrariërs nodig van het waterschap op regionaal

niveau.

32Ons valt op dat de mogelijke rol van de zuivelindustrie in de workshops niet naar voren

kwam.

Page 58: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

58

De verantwoordelijkheid voor de boerensloot moet bij de boer liggen, en dat is iets

positiefs: de boer moet betaald worden voor deze extra inspanning (want het betreft

een blauwe dienst).

Loonwerkers moeten beter geïnformeerd worden door hun belangenbehartigers.

De kennis van de gehele omgeving moet vergroot d.m.v. intermediairs die

onafhankelijk zijn en naast de boer gaan staan.

Stop POP3 gelden in enkele grote projecten van het waterschap en maak daarvan

één potje wat vrij te besteden is (n.a.v. een voorbeeld uit Noord-Holland).

Cluster V: ‘Veel regeltjes’

De regelgeving werkt op een aantal punten averecht:

De mestweving is complex. Er is sprake van goede maatregelen die worden

doorkruist door ‘regeltjes’ die daardoor niet bepaald stimuleren om mee te doen.

En werkt daarnaast contraproductief: mest wordt niet optimaal gebruik en de

toepassingsregels zijn te star. Dit heeft als gevolg dat het mestbeleid fraude

bevorderd. Dit is mede veroorzaakt door de sector zelf die heeft gevraagd om

robuuste regels, maar tegelijkertijd veelal om uitzonderingen roept.

De regelgeving veranderd bovendien continu.

Groenblauwe diensten worden in toenemende mate rigide en dat stimuleert niet om

mee te doen.

Oplossingen uit de workshop:

Wat betreft groenblauwe diensten: er is een constructieve regeling nodig waarbij

geldt: hoe langer de contracten, hoe beter.

De omgevingswet moet afgestemd op de mestwet, waarbij verantwoordelijkheden

moeten worden losgelaten of overgedragen. Beleidsmakers moeten beter afstemmen

met het beleid.

De overheid moet meer gaan opereren vanuit vertrouwen in plaats van uit

wantrouwen, maar de sector moet dat vervolgens wel waarmaken.

B1.3.5 Systeemanalyse (MT)

De bevindingen uit de causaal analyses zijn vervolgens ‘breder’ gemaakt in een systeem

analyse. Daartoe zijn de volgende stappen doorlopen.

Opstellen systeemanalyse tabel

Allereerst zijn de uitspraken die gedaan zijn in de individuele casus per casus opgenomen in

een systeemanalyse tabel. Hierin wordt de relatie tussen systeemkenmerken (verticale as)

en de actoren binnen het systeem (horizontale as) ten opzichte van elkaar uitgezet. Dit is

gedaan op het niveau van de uitspraken die gedaan zijn binnen een cluster. Vanuit

verschillende clusters kunnen uitspraken gedaan zijn over eenzelfde systeemelement, en die

kunnen ook verbonden zijn aan dezelfde actoren. Door dit in een tabel bij elkaar te brengen

ontstaat inzicht in de samenhang van de uitspraken.

Er zijn 9 systeemkenmerken geïdentificeerd; waarvan 7 op regime niveau: ‘natuurlijk

systeem’, ‘kennisinfrastructuur’, ‘Wet- en regelgeving’, (Duurzaamheids)ambities’,

‘Interactie/wisselwerking’, ‘Economische drivers’, ‘Fysieke netwerken’. Deze elementen zijn

gedefinieerd op basis van de methode voor systeemanalyse zoals beschreven in het

handboek ‘reflexieve monitoring in actie’ (Van Mierlo en Regeer et al. 2010, gebaseerd op

Klein Woolthuis et al., 2005). De systeemkenmerken zijn aangevuld met elementen uit het

gedragsmodel (gebaseerd op Agentschap NL, 2010. Handleiding Energiebesparing door

Page 59: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

59

Gedragsverandering, NL Energie en Klimaat, Ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties). Deze elementen bevonden zich op het niveau van de agrariër; de

‘kennis en vaardigheden’ en de ‘identiteit’ van de boer.

De actoren op de horizontale as zijn voortgekomen uit de interviews waarbij steeds is

bepaald wie er in de invloedssfeer van de agrariër is en in welke mate. De volgende actoren

zijn geïdentificeerd, in toenemende mate van belang: ‘Agrariërs’, ‘Waterschap’,

‘loonwerker’, ‘LTO’, ‘Agrarische Natuurverenigingen/Collectieven’, ‘Zuivelfabriek’,

‘Onafhankelijk adviseur’, ‘Veevoeradviseur’, ‘Omwonenden’, ‘Collega boeren’, ‘Bank’,

‘Drinkwaterbedrijf’, ‘Provincie’, ‘IenM’, ‘EZ’, ‘EU’ en ‘RVO’.

Agrariërs Waterschap LTO IenM EZ etc

Natuurlijk systeem

Kennisinfrastructuur

Wet- en

regelgeving

Etc.

Figuur 20: Voorbeeld van de systeem analyse tabel. Niet alle actoren zijn vermeld i.v.m. de

overzichtelijkheid.

Bijvoorbeeld: in de casus Witteveensleiding is het cluster ‘‘We voelen weinig steun van

andere partijen’. Binnen dit cluster is de uitspraak gedaan dat de regels te snel veranderen.

Deze uitspraak is uiteraard van toepassing op het systeemelement ‘wet en regelgeving’. De

meest betrokken actoren zijn de ministeries van EZ en IenM, maar ook de LTO en de boeren

als hun achterban als belangrijke speler in de totstandkoming van wetgeving. In een ander

cluster, ‘de samenwerking met het waterschap verloopt moeizaam’ is ook een dergelijke

uitspraak gedaan. De betreffende uitspraken zijn derhalve aan dat systeemelement, en die

actoren verbonden.

Agrariërs Waterschap LTO IenM EZ etc

Natuurlijk systeem

Kennisinfrastructuur

Wet- en regelgeving Regels

veranderen

te vaak.

Regels

veranderen

te vaak.

Regels

veranderen

te vaak.

Regels

veranderen

te vaak.

Etc.

Figuur 21: Voorbeeld van ingevulde tabel.

Binnen ditzelfde cluster is eveneens de uitspraak gedaan dat de regelgeving niet voldoende

is toegesneden op de praktijk. Die uitspraken zijn vooral gedaan in relatie tot de

regelgeving van het Ministerie van EZ, en niet in relatie tot die van IenM en het

Waterschap. Deze uitspraak wordt dus wel verbonden aan EZ, niet aan IenM, en nog steeds

ook aan de LTO en de boeren.

Page 60: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

60

Agrariërs Waterschap LTO IenM EZ etc

Natuurlijk

systeem

Kennisinfra

structuur

Wet- en

regelgevin

g

Regels

veranderen

te vaak.

Regels

veranderen te

vaak. Beleid is

niet in lijn met

de werkpraktijk

van de boeren

(R.D.M

afvoeren,

kunstmest

aanvoeren, koe

jaarrond op stal

meer N2 op

land).

Regels

veranderen te

vaak.

Regels

veranderen te

vaak. Beleid is

niet in lijn met

de werkpraktijk

van de boeren

(R.D.M

afvoeren,

kunstmest

aanvoeren, koe

jaarrond op stal

meer N2 op

land).

Etc.

Figuur 22: Tweede voorbeeld van ingevulde tabel.

Door alle uitspraken op deze wijze te verbinden aan systeemkenmerken en actoren ontstaat

overzicht binnen de casus over de samenhang tussen de systeemkenmerken en de actoren.

Samenhang tussen casus; Geïntegreerde clusters

Vervolgens is het van belang de samenhang tussen de beide casussen in beeld te brengen

om bredere conclusies te kunnen trekken. Daartoe zijn de clusters van de causaal analyses

van beide casussen waar mogelijk samengevoegd om zo te komen tot een geïntegreerde

systeemanalyse in de systeem analyse tabel. Figuur 23 laat zien hoe dit is gebeurd.

Page 61: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

61

Samengevoegde clusters Clusters uit

Witteveensleiding

Clusters uit

Gouwe Wiericke

Cluster I:

Investeringsruimte

Cluster I: ‘De

investeringsruimte is voor

boeren beperkt’

Cluster II: ‘Wij hebben

weinig investeringsruimte;

we zetten liever in op

kostenbesparing’

Cluster II: Kennis over

rendement

Cluster II: ‘Rendement op

investeringen is onzeker;

wat levert bodemkwaliteit

mij op?’

-

Cluster III: Het lijkt alsof er

we er alleen voor staan

Cluster III: ‘We voelen

weinig steun van andere

partijen’

Cluster IV: ‘Er zijn maar

weinig partijen die echt

naast je gaan staan’ &

Cluster VI: ‘Veel regeltjes’

Cluster IV: Het waterschap Cluster IV: ‘Samenwerking

met het waterschap

verloopt moeizaam; wat

willen ze nu eigenlijk?’

-

Cluster V: Samenwerking

met nabije partijen

Cluster V: ‘Effectieve

samenwerking aan

bodemkwaliteit met

loonwerkers is lastig te

realiseren’

Cluster III: ‘Afwijken van

collega-veehouders is nog

niet zo gemakkelijk’

Cluster VI: Waterkwaliteit

mist urgentie bij boeren

Cluster VI: ‘Andere zaken

zijn belangrijker’

Cluster I: ‘Waterkwaliteit is

iets van het waterschap: wij

zijn meer geïnteresseerd in

bodemkwaliteit’

Figuur 23: Tabel met de samenhang tussen de clusters van de twee casussen.

Op basis van het integreren van de clusters is vervolgens een geïntegreerde tabel gemaakt

die de resultaten van beide casussen bevat.

Bijvoorbeeld in de casus Gouwe Wiericke is de uitspraak ‘continu veranderende regelgeving’

gedaan. Dit is in de systeemanalyse tabel samengebracht met de hierboven genoemde

uitspraak ‘regels veranderen te vaak’. Dit is wél aan de LTO, IenM en EZ verbonden, maar

niet aan het waterschap. In de casus Gouwe Wiericke is eveneens genoemd ‘regelgeving

werkt contraproductief’. Deze zijn verbonden aan dezelfde actoren, maar ook aan RVO.

Page 62: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

62

Agrariërs Water

schap

LTO IenM EZ RVO

Natuurlijk

systeem

Kennisinfra

structuur

Wet- en

regelgevin

g

Regels

veran-

deren

te

vaak.

Regels

veranderen te

vaak. Beleid is

niet in lijn met de

werkpraktijk van

de boeren.

Continu

veranderende

regelgeving.

Regelgeving

werkt

contraproduc-

tief

Regels

veranderen te

vaak. Continu

veranderende

regelgeving.

Regelgeving

werkt

contraproduc-

tief

Regels

veranderen te

vaak. Beleid is

niet in lijn met

de werkpraktijk

van de boeren.

Continu

veranderen-

de

regelgeving.

Regelgeving

werkt

contraproduc

tief

Regelge

ving

werkt

contrapr

oductief

Etc.

Figuur 24: Tabel met een integratie van de resultaten van beide casussen.

Doordat de clusters van het begin af aan steeds met dezelfde kleur in de tabel zijn

weergegeven is het steeds eenvoudig terug te herleiden vanuit welk cluster een bepaalde

uitspraak is gekomen.

Belemmeringen identificeren

De uitspraken die inmiddels in de tabel zijn opgenomen kunnen op een hoger

abstractieniveau worden samengebracht tot systematische belemmeringen. Dit is gedaan op

het niveau van systeemelementen en zij zijn op dat niveau verbonden aan de actoren die

een rol spelen in de belemmering. In het bovenstaande voorbeeld leidt dit tot de

systeembelemmering ‘Regelgeving werkt contraproductief, sluit niet aan op werkproces

boer en werkt contraproductief’. In de systeemanalyse tabel ziet dit er als volgt uit.

Page 63: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

63

Figuur 25: Tabel met een belemmering op een hoger abstractieniveau.

Oplossingen in de tabel brengen en arrangementen identificeren

Vervolgens zijn aan de belemmeringen de oplossingen verbonden die uit het onderzoek naar

voren zijn gekomen. Deze oplossingen zijn in verband met elkaar gebracht.

Figuur 26: Tabel met naast belemmeringen ook kansen op een hoger abstractieniveau.

Regelgevingveranderttevaak,iscomplex,sluitnietaanopwerkprocesboerenwerktcontraproduc ef.

Regelgevingveranderttevaak,iscomplex,sluitnietaanopwerkprocesboerenwerktcontraproduc ef.

Regelgevingop maliseren

BenutkansenvandeOW:afstemmenmetMestwetg.Loslaten/overdragenverantwoordelijkheden.Beleidsmakers

stemmenbeleidaf.

Page 64: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

64

Door belemmeringen en oplossingen bij elkaar te brengen bij het relevante systeemelement

en de betreffende actor breng je de samenhang in beeld, zijn de arrangementen te

identificeren.

Op basis van deze systematiek zijn de volgende combinaties van belemmeringen,

oplossingen en arrangementen geïdentificeerd. Die arrangementen overlappen soms voor

wat betreft de oplossingen. Dit is te zien in overzichtstabel X op de volgende pagina’s.

Page 65: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

65

Belemmering Oplossingen Arrangement

Er is een kennisleemte over de

effecten van maatregelen

Peer pressure bij de boer leidt tot

behoudend gedrag

Kennisgebrek bij omwonenden

Er bestaat een gat tussen

onafhankelijke kennis en

bedrijfsvoering

Boerensector verenigen op kennis. Investeren in gerichte

kennisontwikkeling en -delen met agro-adviseurs en

collectieven. Studiegroepen, etc.

Zorg voor kennis bij de omgeving en onafhankelijke

intermediair en helpdesk veenweide.

Waterschap, maak boer verantwoordelijk voor

waterkwaliteit. Betaal blauwe dienst.

Bevorder persoonlijk contact van binnen de sector.

Experimenteerruimte voor bewustwording eigen doelen en

maak vertrouwen de basis voor treffen maatregelen

deel metingen en kennis over waterkwaliteit met boeren in

pilots

Maak een programma voor erfbetreders -> kenniswerkers

Onderzoek = Onafhankelijke kennisdeling

Kennis: Er is veel kennis

maar die kan nog

versterkt worden en

bovendien beter worden

gedissemineerd. Daarbij

kan goed gebruik

worden gemaakt van

erfbetreders (oa

loonwerkers)

Waterkwaliteit geen economische

driver. Nutriënten balans is dat wel,

maar die is onbekend

Er is geen investeringsbereidheid bij

boeren zonder perspectief

Kennisleemte over effecten van

maatregelen

De traditionele boer is moeilijk ‘mee’

te krijgen.

Maak maatregelen kosten effectiever met beleid, ipv. ze af

te remmen

Benut andere financieringsbronnen. Ga handiger met POP3

om.

Benut winstgevendheid van de nutriënten-balans

Boerensector verenigen op kennis. Investeren in gerichte

kennisontwikkeling en -delen met agro-adviseurs en

collectieven. Studiegroepen, etc.

Zorg voor kennis bij de omgeving en onafhankelijke

intermediair en helpdesk veenweide.

Waterschap, maak boer verantwoordelijk voor

waterkwaliteit. Betaal blauwe dienst.

Gebiedsarrangement

nutriënten. Zorg ervoor

dat op gebiedsniveau

een samenwerking

ontstaat rond kennis,

financiering en

maatregelen. Zorg voor

een financiële structuur

die uitnodigt en

faciliteert

Page 66: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

66

Bevorder persoonlijk contact binnen de sector.

Experimenteerruimte voor bewustwording eigen doelen en

maak vertrouwen de basis voor treffen maatregelen

deel metingen en kennis over waterkwaliteit met boeren in

pilots

Afwentelen kan en loont; generieke

regelgeving belemmert ontwikkeling

Geen individuele noch gezamenlijke

ambitie.

Slechte dialoog tussen overheden en

collectieven, netwerken versnipperd.

Overheden wantrouwen.

beperkte samenwerking boer-

waterschap-loonwerker-

drinkwaterbedrijf

Optimaliseer regelgeving; benut kansen van de OW; Gebruik

meetgegevens van regionale bedrijven voor specifieke

individuele ruimte.

Waterschap: stel regionale contactpersoon aan.

Maak maatregelen kosteneffectiever met beleid, ipv ze af te

remmen

Zorg dat het mogelijk is

om gebiedspecifiek

nutriëntenbeleid te

formuleren. Daarbij

wordt niet op het niveau

van de individuele boer

‘afgerekend’, maar op

op het niveau van de

belasting van KRW-

waterlichamen (vgl

systematiek KRW en

Besluit Bodemkwaliteit).

Figuur 27: Tabel met belemmeringen, kansen en ingrediënten van arrangementen.

Page 67: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

67

B1.3.6 Reflectie interviews

Dit onderzoek is gebaseerd op twee casussen. Dat draagt het risico in zich dat de

geïdentificeerde belemmeringen en oplossingen vooral relevant zijn voor die twee casussen,

maar niet voor de rest van Nederland. Daarom is de robuustheid van het onderzoek verder

geborgd door te toetsen of de bevindingen niet alleen in de onderzochte casus spelen, maar

ook relevantie en potentie hebben in andere regio’s. Hiertoe is een drietal gesprekken

gevoerd met personen die een brede inhoudelijke blik op het veld hebben.

Bevindingen:

De resultaten van het onderzoek werden zeer herkenbaar bevonden. Daarnaast kon op

sommige punten nog aanvullende suggesties worden gedaan. Belangrijkste elementen:

De regelgeving is inderdaad complex. Verdere nuancering kan gauw tot verdere

complexiteit leiden. Pas daarvoor op!

Het gebrek aan kennis is vooral het gevolg van gebrek aan aandacht in het onderwijs

voor bodemkunde. Daarbij is de onafhankelijke adviseur die vroeg nog inhoudelijke

kennis bracht (DLV) ook weg bezuinigd.

De bodem wordt in de moderne landbouw teveel gezien als een substraat, en niet als

een productiesysteem. Als men dat laatste meer zou doen dan gaat de eigenlijke

functie van de bodem weer aan belang winnen, en wordt de nutriëntenhuishouding

verbeterd, en neemt de afspoeling vanzelf af.

Denk vanuit de beleving van de boer!

o Beter omgaan met de bodem zou toch heel goed aan moeten sluiten bij de

drijfveren van de boer. Een boer is gericht op de lange termijn. De overdracht

van zijn bedrijf aan een volgende generatie is belangrijker dan nu veel geld

verdienen. Goede bodemkwaliteit past daar heel goed in.

o Ook kennis is geen drijfveer voor de boer. Het welzijn van zijn bedrijf en zijn

dieren wel.

o Het zou een uitdaging voor het waterschap kunnen zijn om in beeld te

brengen hoe belangrijk de (drink)waterkwaliteit is voor de koe. Het is goed

denkbaar dat de koe wellicht geen ziekteverschijnselen vertoont, maar toch

door een mindere waterkwaliteit suboptimaal produceert. Wanneer er een

relatie aangetoond zou kunnen worden dan sluit je optimaal aan bij de

drijfveren van de boer.

Het karakter van de melkveehouder leidt er niet automatisch toe dat hij geld uit zal

geven voor een onafhankelijk advies. Dat kost geld, terwijl afhankelijk advies

ogenschijnlijk gratis is (vgl. de vroegere situatie rond hypotheken)

Onderzoek heeft aangetoond dat vervuiling in sloten uit specifieke plekken en

percelen waar de waterhuishouding slecht geregeld is een belangrijke factor is.

Hierdoor spoelt veel water af en komt met nutriënten in het oppervlaktewater

terecht. Het grootste gedeelte van de vervuiling komt uit die bron, en níet diffuus

van gronden. In de toekomst is het mogelijk dat sturing meer plaats zal vinden op

basis van afspoelingskaarten met betreffende (stukken van) percelen aangegeven,

door deze bijvoorbeeld van de boer over te kopen en uit productie te nemen. Aa en

Maas doet hier onderzoek naar.

Een gebiedsgerichte aanpak zou heel goed kunnen werken. Ook hier geldt; sluit goed

aan bij de drijfveren van de boer! En wellicht is het goed nog breder te kijken dan

water- en bodemkwaliteit. Het is mogelijk interessant te onderzoeken of de

revitalisering van (de landbouw in) een bepaald gebied gekoppeld kan worden aan

Page 68: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

68

het terugdringen van de belasting van het oppervlaktewater. Bijvoorbeeld in de Peel.

Daar staat ca 30% van de varkensstallen leeg. Er zal daar gezocht moeten worden

naar nieuwe productiemodellen, waarschijnlijk hoogwaardiger productie. Andere

gewassen zouden dan een goed alternatief kunnen zijn en die leiden mogelijk ook tot

een verminderde belasting van het oppervlaktewater. Daarbij is wél het risico dat

zo’n brede aanpak een en ander te complex maakt.

Het gebrek aan vertrouwen is een belangrijke factor. Dat is niet alleen tussen de

boer en de overheid, maar ook tussen de ANV en de boer. Het kan helpen om

genuanceerd met de duur van afspraken om te gaan. Enerzijds is het lastig om

vooraf te bepalen of een arrangement gaat werken. Wellicht is het dan goed om niet

meteen een lange periode in te plannen, maar eerst eens 2 jaar te kijken of het

werkt. En áls het dan werkt, beperk het dan niet tot 6 jaar, maar maak afspraken

voor de lange termijn (misschien zelfs wel een generatie).

Begin klein en bouw dat uit via kennisdisseminatie

De constateringen in de casus gaan vooral over sociale innovatie. Maar vergeet de

technische innovatie niet. Die twee kunnen elkaar heel goed aanvullen.

Het zuivelbedrijf kan een belangrijke rol spelen. Analoog aan wat Heineken heeft

gedaan met de stichting Veldleeuwerik.

B1.3.6 Rondetafelgesprek

Na de eerste veralgemeniseringsronde door middel van verdiepende interviews is een ronde

tafelgesprek georganiseerd om de resultaten in samenhang en samenspraak door een

aantal deskundigen te laten bespreken. Daarbij ging het niet alleen over de vraag of de

constateringen breder toepasbaar waren, maar ook over de mate waarin zij zich verenigen

met het beleidsmatige en juridische kader op nationaal en internationaal niveau. De ronde

tafel bestond uit twee kringen; een binnenste kring met personen die niet direct bij het

onderzoek betrokken zijn geweest en die met een brede blik naar de resultaten konden

kijken, en een tweede kring met personen die wel bij het onderzoek betrokken waren

geweest. Het gesprek werd vooral binnen de eerste kring gevoerd. De tweede ring

reflecteerde op de inbreng uit de eerste kring.

De eerste kring bestond uit: Arno Peekel, (ZLTO), Ger Ardon (Vitens), Gijs Kuneman

(CLM), Han Wiskerke (Wageningen UR), Hans Verkerk (Cumela), Diederik van der Molen

(Ministerie I&M), Klaas de Jong (PPP Agroadvies), Siep Groen (Ministerie EZ), Sjaak

Hoogendoorn (Water Land & Dijken en veehouder), Wim Athmer (Aa en Maas).

Tijdens het Rondetafelgesprek werd na een presentatie van de resultaten eerst gesproken

over de compleetheid en de bredere toepasbaarheid van de constateringen, en werd

vervolgens ingegaan op de vraag hoe de resultaten het beste effectief ingezet konden

worden. Tenslotte werd gesproken over het algemene nut van een dergelijke studie.

Conclusies:

De deelnemers aan de ronde tafel herkenden in grote mate de constateringen van

het onderzoek en achtten ze dan ook zeker breder toepasbaar.

Kennis en kennis infrastructuur zij cruciaal. Kennis is vaak wel aanwezig maar komt

niet op de juiste plek. Zorg daar dus voor, en zorg dat hierbij door alle partijen ook

dezelfde boodschap wordt uitgedragen

Maak de verwachtingen niet al te hoog en focus niet te zeer op waterkwaliteit. Het

gaat de boer om zijn bedrijfseconomie. Het belang van renderende maatregelen zal

alleen maar toenemen. Nederland krijgt momenteel bovengemiddeld veel subsidie

per ha. Dat is op termijn niet vol te houden Stel die economie dan ook voorop. En

frame dat in termen van zowel risicoreductie als kostenreductie.

Page 69: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

69

Om arrangementen effectief te krijgen moet de hele keten om tafel. Dat is niet

eenvoudig. Een boer is niet van nature geneigd om samen te werken. Het is dus een

hele opgave om veel boeren te laten samenwerken. Maar als je stapsgewijs een

zekere kritische massa bereikt dan krijg je vanzelf een dynamiek op gang die de

anderen bereikt. Dat is dan niet meer onder de vlag van de waterkwaliteit, maar

gewoon omdat je ‘het zo doet’.

Kortom, wacht niet op de grote visie maar ga gewoon met kleine initiatieven aan de

slag, bijvoorbeeld de Proeftuin Veenweiden.

Er is behoefte aan meer zelfsturing en minder verantwoording afleggen. Dat is iets

anders dan minder regels. De zelfsturing en verantwoording kan bijvoorbeeld door

de collectieven worden gedaan. Maar zorg er dan wel voor dat goed gemonitord

wordt wat de effecten zijn, want dat is nodig ivm. De afrekenbaarheid in Brussel.

Gebiedsarrangementen passen slecht in POP3, bottom-up initiatieven lijken niet goed

aan POP-3 te koppelen. Maar in sommige provincies lijkt het beter te gaan dan in

andere provincies.

Zorg voor bodeminstituties vergelijkbaar met de instituten op watergebied. En zorg

voor een bodemvisie in relatie tot voedselbeleid, circulaire economie, waterbeheer,

STRONG / bodemconvenant, klimaatbeleid.

Het is ook wel een hele omschakeling. We zijn eerst de verkeerde kant op gedraaid.

Dat wordt niet zomaar ongedaan gemaakt. Maar de beweging is wel in de goede

richting:

o LTO maakt een strategisch driejaren plan waarin het beheer van de bodem

aan de orde komt.

o Waterbedrijven pakken meer dan voorheen hun maatschappelijke rol en

ondersteunen de boer in een ander bodembeheer

o Cumela (branche organisatie van loonwerkers) zet in op verbetering van de

kennis van de loonwerker door middel van opleidingen

o ASR brengt de pacht omlaag als de pachter aan goede bodembeheer doet

Page 70: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

70

Bijlage 2: Literatuurlijst

A system failure framework for innovation policy design”, Rosalinde Klein Woolthuis et al.,

Technovation 25 (2005) 609–619

Anders Denken Anders Doen; Gamechangers in de publieke zaak, Robert de Graaff en Hans

Nuiver, Van Gorcum 2015

Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009

Bouwen aan een betere balans; een analyse van bedrijfsstijlen in de melkveehouderij, Hans

Dirksen, Jan Douwe van der Ploeg, et al., 2013

Bouwstenen voor de veenweidevisie, Westerhof en Joosten, 2014.

De Boom en het Rizoom; Overheidssturing in een Netwerksamenleving, dr. M. van der

Steen et al., NSOB 2010

De energieke samenleving; 0p zoek naar een sturingsfilosofie voor een schone economie”,

Maarten Hajer, PBL, 2011

Enhancing the Reflexivity of System Innovation Projects with System Analyses”, American

Journal of Evaluation 31 (2), pp. 139-161. Mierlo, B. van., et al., 2010.

Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke’, Provincie Zuid-Holland 2014

Geschiktheid van de KringloopWijzer als beleidsinstrument. Bestman M., J.W. Erisman

(2016), Louis Bolk Instituut.

Implementatie Kaderrichtlijn Water op melkveebedrijven. WUR Livestock Research rapport

581. WUR Livestock Research, Alterra, DLV Rundvee, PPP-Agro Advies, Arvalis, DMS-advies,

Boerenverstand.

Landbouw Centraal: gebiedspilots Kaderrichtlijn Water in Noord- en Zuidoost Nederland,

Hoving et al., 2012

Leren door te doen; Overheidsparticipatie in een energieke samenleving”, Martijn van der

Steen, et al. NSOB, Maarten Hajer et al., PBL 2014;

Potentie kringlooplandbouw en onderwaterdrainage in veenweide. Voorstudie naar de

potentie van kringlooplandbouw en veenweide voor minder verliezen naar bodem en water

en een beter bedrijfsresultaat. Alterra rapport 2684. Alterra, Louis Bolk Instituut, PPP-

Agroadvies, Boerenverstand in opdracht van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden,

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, Provincie Utrecht

Quickscan van kosten en effecten van DAW maatregelen, Deltares en LEI, Noij et al, 2016.

Sedimentatie in sturing; Systeem brengen in netwerkend werken door meervoudig

organiseren”, Martijn van der Steen et al., NSOB, 2015.

Van voortgang boeken naar bestemming kiezen; strategisch kiezen om de decentralisaties

te realiseren”, Martijn van der Steen et al., NSOB, 2014;

Verkenning omgevingsopgaven voor de Nationale Omgevingsvisie, Kuiper 2016

Page 71: Nutrienten op hun plek - Org-ID · 2016-07-07 · Roelof Westerhof Robert de Graaff Leo Joosten Martijn Thijssen Barbara Regeer Lisa Verwoerd Hanneke Muilwijk . Voorwoord Nutriënten

71

Waterkwaliteit nu en in de toekomst. Eindrapportage ex ante evaluatie van de Nederlandse

plannen voor de Kaderrichtlijn Water, Gaalen, F. van et al. (2015), PBL-publicatienummer:

1727

.