Nota Jeugd

40
1 Een sterke basis ! Concept kadernota Jeugd 2015 2019

Transcript of Nota Jeugd

1

Een sterke basis !

Concept kadernota Jeugd 2015 – 2019

2

Inhoudsopgave

Voorwoord

Wethouder Nathalie Gouweleeuw, wethouder Jeugd 3

Inleiding

De transitie in het sociaal domein 4

Hoofdstuk 1 De nieuwe Jeugdwet 11

- Het nieuwe jeugdstelsel

- Gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden

- Waarborgen van continuïteit

Hoofdstuk 2 Samenwerken aan jeugdbeleid 13

Hoofdstuk 3 Actuele situatie 15

Hoofdstuk 4 Visie en drie pijlers jeugdbeleid 20

Hoofdstuk 5 Versterken van eigen kracht en burgerkracht 22

Hoofdstuk 6 Versterken van de keten van zorg 25

Hoofdstuk 7 Sociale stijging en maatschappelijke carrière 31

Hoofdstuk 8 Sturing en financiering 35

Bijlage 38

Tenslotte: 39

3

Voorwoord

Schiedam is een prettige stad om te wonen en om in op te groeien. Er zijn prima

voorzieningen aanwezig op verschillende gebieden, zoals opleidingen, sport, kunst en

cultuur. Onze stad kent vele actieve bewoners, die initiatieven nemen om de stad nog

mooier te maken. En ook jongeren dragen daaraan hun steentje bij.

De Schiedamse jeugd verdient een sterke basis: een opvoed- en opgroeiomgeving,

waarin kinderen en jongeren optimale kansen krijgen om zich te ontwikkelen tot

zelfredzame burgers, die op een positieve manier in de Schiedamse samenleving

participeren. Het beleid van de gemeente is erop gericht aan deze solide basis bij te

dragen.

In deze kadernota Jeugd 2015-2019 laten we zien wat de doelen en ambities van

Schiedam zijn op het gebied van het integrale jeugdbeleid en geven we aan hoe we die

willen bereiken. Het beschreven beleid geldt voor de komende periode van vier jaar.

Deze kadernota zal als basis dienen voor het uitvoeringsprogramma Jeugd.

Er komen momenteel grote veranderingen op ons af, zoals in de inleiding wordt

geschetst. Een daarvan is de overheveling naar de gemeente van de jeugdzorg per 1

januari 2015. Dit is een geheel nieuwe verantwoordelijkheid voor ons en de overheveling

gaat bovendien gepaard met een verlaging van het daarvoor beschikbare geldbedrag.

Daarom moeten we het ook anders gaan doen. Hoe, dat staat in het betreffende

hoofdstuk beschreven. In het algemeen geldt: zelfredzaam waar het kan, ondersteunen

waar dat hoort en doorpakken waar het moet. Als er inzet van professionele hulp nodig

is, dan geldt bovendien, dat deze zo snel mogelijk, zo dichtbij mogelijk, zo kortdurend

mogelijk en zo lang als noodzakelijk wordt verleend.

Dat is een verandering, die een periode van meerdere jaren zal vergen. En om

samenwerking en communicatie vraagt: tussen gemeenten in de regio, tussen

gemeenten en zorgaanbieders, tussen de gemeente en haar inwoners. Het

gemeentebestuur wil zijn inwoners binnen zijn mogelijkheden zo goed mogelijk

ondersteunen. Zeker ook de jeugd en de ouders en/of opvoeders van de jeugd. Hopelijk

kunnen we daarbij op elkaar rekenen.

Nathalie Gouweleeuw,

Wethouder Jeugd

4

Inleiding De transitie in het sociale domein

Het sociale domein verandert in een hoog tempo. De nieuwe taken die op onze gemeente

afkomen hebben elk hun eigen wet- en regelgeving. Toch zien wij veel samenhang in de

verschillende vraagstukken. In dit eerste hoofdstuk gaan we dieper in op deze

samenhang. Hierna volgt de kadernota Jeugd 2015-2019 ‘Een sterke basis!’ Tot slot gaan

we in het laatste hoofdstuk in op de veranderingen op het gebied van financiën die

gelden voor het gehele sociale domein.

Veranderingen

De taken die per 1 januari 2015 de verantwoordelijkheid zijn van gemeenten hebben

betrekking op jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning, participatie en (per 1

augustus 2014) passend onderwijs:

Met de invoering van de nieuwe Jeugdwet gaat de verantwoordelijkheid voor de

zorg aan alle kinderen en jeugdigen over naar gemeenten. De nieuwe wet moet

ervoor zorgen dat alle kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien. Dit betekent

dat gemeenten vanaf dat moment verantwoordelijk zijn voor de preventie,

ondersteuning, hulp en zorg bij opvoeden en opgroeien;

De nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verlegt taken op het

gebied van ondersteuning, begeleiding en (extramurale) dagbesteding naar

gemeenten;

Met de komst van de Participatiewet worden gemeenten verantwoordelijk voor

mensen die wel kunnen werken, maar daarbij wel ondersteuning nodig hebben.

Die ondersteuning is nu nog georganiseerd in verschillende regelingen;

Tot slot de Wet passend onderwijs. Met de invoering van deze wet krijgen scholen

een zorgplicht. Overigens ligt de verantwoordelijkheid voor de invoering van deze

wet in eerste instantie niet bij gemeenten maar bij samenwerkingsverbanden van

het onderwijs.

Ambities van Schiedam

Wat betekenen deze veranderingen nu voor Schiedam en voor haar inwoners? Door de

verschuiving van taken worden wij als gemeente vrijwel geheel verantwoordelijk voor

alle activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en re-integratie van onze

inwoners. Dat biedt ons direct de kans om het anders én beter te doen. De toekomstige

veranderingen vragen een andere manier van denken en werken. Dit zijn daarbij onze

ambities:

1. Schiedammers kunnen zo lang mogelijk zelfstandig in de samenleving

functioneren en participeren. We willen dat iedereen meedoet en niemand langs

de zijlijn komt te staan. Schiedammers leveren een bijdrage door te werken,

vrijwilligerswerk te doen of een opleiding te volgen. We geven Schiedammers

daarvoor de beschikking over betrouwbare en toegankelijke informatie en goede

en bereikbare voorzieningen.

2. We spreken Schiedammers aan op hun eigen kracht. Samen met onze inwoners

zoeken we oplossingen om eventuele beperkingen te compenseren. Voor

Schiedammers die tussen wal en schip dreigen te raken, willen we voorzien in een

vangnet.

5

3. Met de inzet van beperkte middelen zal gestreefd worden naar het maximale

effect voor de Schiedammers. Dit om de overgang van de decentralisaties zo

soepel mogelijk te laten verlopen.

4. Schiedammers kunnen zich voldoende ontwikkelen en ontplooien en daarmee een

maatschappelijk sterke positie bereiken. De gemeente faciliteert hen daarbij en

geeft steun aan initiatieven die maatschappelijke belangen behartigen.

5. Op wijkniveau is er een goede sociale samenhang en een veilig en gezond leef- en

opgroeiklimaat. Door het contact tussen Schiedammer en overheid dichterbij te

organiseren, kunnen we de ondersteuning beter en meer op maat aanbieden.

6. Schiedammers voelen zich betrokken bij de Schiedamse samenleving en willen

zich inzetten voor anderen. Betrokkenheid van nieuwe bewoners en hun

organisaties is essentieel om vernieuwingen te bewerkstelligen.

7. We kijken kritisch naar regels en protocollen. We vragen medewerkers vanuit de

oplossing te denken en te handelen in plaats van vanuit de regels.

Proces van zoeken en leren

Op 1 januari 2015 zijn de decentralisaties van kracht met nieuwe regels, wetten en

financiële verhoudingen. Dat betekent echter niet dat we op 1 januari klaar zijn. Het

systeem verandert niet van de ene op de andere dag. Een bestuurlijke transitie alleen is

niet voldoende om een nieuwe manier van werken in het lokale sociale domein te

bereiken. Daarvoor is een proces van zoeken en leren nodig: de transformatie. Hierbij

werken we aan verandering in houding en gedrag en in het vinden van best passende

rollen van alle betrokken partijen. Bovendien weten wij ook de krachten aan te spreken

van bewoners en partners als Rogplus bij het vinden passende vormen van

maatschappelijke ondersteuning.

Ook op het gebied van werk en inkomen is Schiedam vernieuwend bezig. Zo heeft een

van de Wot’s de leeropdracht gekregen om de samenhang tussen

Wijkondersteuningsteams en inkomensvraagstukken verder uit te werken. Ook zoeken

we naar nieuwe combinaties van participatie en zorg in Buurtkracht, waar mensen met

een uitkering een rol spelen in de ondersteuning van kwetsbare buurtgenoten. .

Communicatie

Communicatie met haar inwoners en met de stakeholders over de veranderingen binnen

het sociaal domein vindt Schiedam een randvoorwaarde om haar ambities te kunnen

realiseren. Schiedam zal alle mogelijke kanalen en ingangen benutten voor het delen van

passende en tijdige informatie.

De communicatie over de transities zal zoveel mogelijk aansluiten bij de belevingswereld

van de inwoners en dus geschreven worden in begrijpelijke taal.

Dit kan vorm krijgen door de komende jaren heel nauw met een groep bewoners op te

trekken in de veranderingen. In gesprek te blijven over de gevolgen en de oplossingen

waar mensen mee kunnen komen. Wat gaat goed en wat niet, wat leeft er bij bewoners

en hoe gaan ze er mee om? Dit willen we delen met alle bewoners en stakeholders.

Drie pijlers in Schiedam

Om onze ambities waar te maken hebben we in eerdergenoemde visienota drie pijlers

vastgesteld, waaronder we alle ambities kunnen scharen. Deze zijn verder uitgewerkt in

de kadernota Sociaal domein (november 2012). In de kadernota Wmo en Wpg en de

kadernota Jeugd komen deze pijlers uitgebreid aan bod. Het gaat om:

- Versterken van eigen kracht en burgerkracht;

- Versterken van de ketenzorg voor de kwetsbare Schiedammers;

- Sociale stijging en maatschappelijke carrière.

6

De veranderingen voor de Schiedammer op een rij

Hieronder beschrijven we welke verschillende partijen en regelingen nieuw zijn of gaan

veranderen voor Schiedammers als gevolg van de transitie in het sociale domein. Daarbij

geven we aan hoe ver we nu zijn, waar we naartoe willen en wat we gaan doen om daar

te komen.

1) De Wijkondersteuningsteams

Om de kansen die de decentralisaties bieden optimaal te benutten, creëren we

samenhang op het terrein van participatie, ondersteuning en jeugdhulp. Dit doen we via

de Wijkondersteuningsteams die Schiedammers van 0-100 jaar ondersteunen. In deze

teams werken jeugdprofessionals en professionals op het gebied van

volwassenenhulpverlening samen. Zij gaan innovatief werken, dicht bij de (leefomgeving

van) bewoners, met een beter gebruik van nabije voorzieningen.

Waar staan we?

In de wijk Nieuwland is het eerste Wijkondersteuningsteam opgericht. Uit de evaluatie

die plaatsvond in het voorjaar van 2014 bleek dat het WOT voorziet in een grote

behoefte aan ondersteuning van inwoners. Het Wotbiedt in Nieuwland ondersteuning die

is gericht op het aanboren van de eigen kracht. Dat blijkt voor zowel de Nieuwlanders als

de hulpverleners even wennen te zijn. Maar zodra deze nieuwe manier van werken wordt

toegepast, ontstaat er trots en zelfvertrouwen bij de Nieuwlanders. Het Wot Nieuwland is

erin geslaagd in korte tijd een hecht team te vormen waarin verschillende disciplines

goed samenwerken. De medewerkers ervaren een grote meerwaarde in samenwerking

met verschillende specialisten.

Uit de evaluatie blijkt echter ook dat de casemanagers onvoldoende doorzettingsmacht

hebben als het gaat om tweedelijnsvoorzieningen, inkomensondersteuning en

huisvesting. Hierdoor stagneert het hulpverleningsproces regelmatig. Met name op het

gebied van inkomensvoorziening, schuldhulpverlening en sociaaljuridische ondersteuning

is er behoefte aan kortere lijnen en minder wachtlijsten. Wot-medewerkers hebben

desondanks grote slagen gemaakt in het stroomlijnen van de processen en het

tegengaan van overlap. Dat lukt vooral binnen het Wot; daarbuiten blijkt het lastiger.

Daarvoor zal de gemeente steviger de regie moeten pakken.

Tot nu toe slaagt het team er minder goed in het netwerk van de Nieuwlanders te

mobiliseren. Ook dat is een kwestie van lange adem en volharding. Het betrekken van

vrijwilligers via specifieke projecten is eveneens achtergebleven. De waarde van

vrijwilligers wordt breed onderkend, maar koppelingen kunnen alleen tot stand komen als

er sprake is van een persoonlijke band tussen ondersteunde en vrijwilliger.

Waar willen we naar toe?

We streven naar een uitbreiding van het aantal Wijkondersteuningsteams. De leden van

het Wot ontwikkelen zich tot allrounders die integraal naar de hulpvragen binnen het

gezin kijken. De geboden ondersteuning sluit optimaal aan bij de omstandigheden van

het kind en/of gezin. Dit betekent dat gezinsspecialisten rekening houden met specifieke

culturele of religieuze achtergronden of wensen.

De Wot’s zijn laagdrempelig en zichtbaar in de wijk: zij leggen contacten in de wijk,

zodat zij vragen van Schiedammers gemakkelijk kunnen afvangen. Professionele hulp

vanuit het Wot wordt alleen ingezet wanneer de eigen kracht van gezin en sociale

context (vrienden, familie, buren) niet toereikend is om de hulpvraag te beantwoorden.

De Wijkondersteuningsteams vormen de toegang tot de gespecialiseerde voorzieningen

en voorzieningen die langdurig ingezet moeten worden. In de integrale intake worden

ook vraagstukken op het gebied van werk en inkomen meegenomen. De hulpvraag gaat

eventueel naar de tweede lijn. Het is van belang dat de Wijkondersteuningsteams de

7

ruimte en de tijd krijgen zich te bewijzen en te organiseren vanuit de hulpvragen in de

wijk.

Wat gaan we doen om daar te komen?

Naar aanleiding van de evaluatie begin 2014 heeft het college besloten zes Wot’s in te

zetten in Schiedam. Marktpartij Incluzio is gecontracteerd om zowel de facilitaire kant

van de uitrol over de gehele stad, als de coördinatie van één van de Wot’s op zich te

nemen. Inmiddels is de werving van personeel voor deze Wot’s van start gegaan. Alle

Wot’s krijgen een eigen leeropdracht, gebaseerd op specifieke vragen vanuit de wijk

waarin zij actief zijn. Deze leeropdracht helpt de ondersteuning met en voor

Schiedammers op een steeds beter niveau te krijgen. Doel is de door de

gezinsspecialisten en/of het wijkteam geboden ondersteuning optimaal te laten

aansluiten bij de problematiek en de omstandigheden van de Schiedammer en zijn

omgeving. Dit betekent dat in de eerste plaats de gezinsspecialisten cultuursensitief

moeten zijn. Dit wil zeggen dat zij in hun benadering en aanpak te allen tijde rekening

houden met specifieke culturele of religieuze achtergronden of wensen. Als op basis

hiervan aanvullende ondersteuning noodzakelijk is, draagt de gemeente zorg voor de

beschikbaarheid van een voldoende gevarieerd aanbod.

2) Meldingsregeling calamiteit en geweld

Waar staan we?

Tijdens ‘keukentafelgesprekken’ gaan medewerkers van de gemeente of van

gecontracteerde (zorg)aanbieders bij iemand thuis langs om een hulpvraag te

beoordelen. Daardoor komen professionals steeds vaker bij Schiedammers over de vloer.

Zij krijgen soms te maken met calamiteiten of geweld.

Waar willen we naartoe?

De gemeente wil inzicht in het aantal calamiteiten en geweldsincidenten tegenover

professionals bij mensen thuis.

Wat gaan we doen om daar te komen?

Aanbieders moeten incidenten met betrekking tot calamiteiten en geweld melden bij de

gemeente. Hiervoor stellen we nadere praktische richtlijnen op, zoals waar deze

meldingen gedaan moeten worden. Hierbij sluiten we zoveel mogelijk aan op al

bestaande procedures binnen de gemeente.

3) Gegevensverwerking en overdracht cliëntgegevens

Waar staan we?

Het WOT administreert op basaal niveau cliëntgegevens. Bij de evaluatie van het WOT

bleek dat deze gegevens erg summier waren, waardoor het moeilijk is om inzicht te

krijgen in de effectiviteit van het werk. Verschillende uitvoerende organisaties die

Schiedammers ondersteunen houden registraties op klantniveau bij. Zij wisselen deze

gegevens niet uit. Wel werken zij met een SISA-systeem (Stadsregionaal Instrument

Sluitende Aanpak). Met behulp van dit systeem krijgen hulpverleners een signaal als een

collega van een andere organisatie met dezelfde casus bezig is. De aard van het contact

wordt niet vermeld, maar er is wel inzicht in welke hulpverleners bij een gezin betrokken

zijn. Daarnaast zijn er convenanten tussen hulporganisaties over gegevensuitwisseling in

het Lokaal Zorgnetwerk. Deze gegevens zijn getoetst door het College Bescherming

Persoonsgegevens. Ook worden cliëntgegevens opgeslagen door het ROGplus in het

kader van de individuele verstrekkingen.

Waar willen we naar toe?

We willen de administratieve regeldruk zo laag mogelijk houden; voor de Schiedammers,

de zorgaanbieders en voor de gemeente. Daarnaast willen we kunnen monitoren welke

8

hulp wordt gevraagd en aangeboden om inzichtelijk te maken of er sprake is van een

afname als gevolg van een andere manier van werken. Daarvoor is informatie nodig. Een

zorgvuldige omgang met de privacy van de Schiedammers is hierbij altijd leidend.

Wat gaan we doen om daar te komen?

In samenwerking met Vlaardingen en Maassluis kijken we op welke manier we de

cliëntinformatie het beste kunnen administreren. Voor het WOT onderzoeken we een

automatiseringspakket dat aansluit op andere administraties. Zo kunnen we de

informatie van deze pakketten met elkaar koppelen.

4) Continuïteit zorg op basis van jeugdwet 18-23 jaar en de Wmo/Wet

langdurige zorg

Waar staan we?

De groep van jongeren tussen 18 en 23 jaar is kwetsbaar. Formeel zijn deze jongeren

meerderjarig en vallen ze buiten de jeugdzorg. In de praktijk blijken jeugdigen met

problemen in deze leeftijdscategorie mentaal nog niet volwassen genoeg om hun weg in

de maatschappij te vinden. Het strafrecht onderkent dit: jeugdigen in deze leeftijdsgroep

kunnen worden berecht als minderjarigen indien daar aanleiding toe is. In de jeugdzorg

is de grens van 18 veel scherper gesteld. In de praktijk betekent dit dat veel

zorgtrajecten niet eens starten als jongeren al bijna achttien zijn, omdat het traject dan

niet kan worden afgemaakt. Ook kunnen jeugdigen zelf onwillig zijn om hulp te

aanvaarden ‘omdat ze er over een halfjaar toch van af zouden zijn’.

Waar willen we naartoe?

Om te voorkomen dat jeugdigen die tijdens een zorgtraject Jeugd 18 jaar worden van

zorgaanbieder moeten wisselen, willen we hulpaanbod voor jeugdigen en volwassen

zoveel mogelijk op elkaar afstemmen. Zorgaanbieders dienen het aanbod van diverse

maatwerkvoorzieningen naadloos op elkaar aan te sluiten.

Wat gaan we doen om daar te komen?

Dit willen wij realiseren door in de aanbestedingstrajecten voor 2015 de eis van

continuïteit van zorg en ondersteuning op te nemen.

ROGplus heeft, samen met Bureau Inkoop MVS en Zorgkantoor DSW, voorzieningen

ingekocht voor de Wmo 2015. Op dat moment zijn alle voorzieningen tegelijk te

contracteren. Een contract met gecombineerde voorzieningen geeft aanbieders meer

mogelijkheden voor een soepele overgang.

5) Centraal Meldpunt

Waar staan we?

Er gaat per 1 januari 2015 veel veranderen voor de Schiedammers. De gemeente bereidt

zich voor om deze veranderingen zo goed mogelijk te laten verlopen. Toch sluiten we niet

uit dat er Schiedammers tussen wal en schip vallen, omdat er vraagstukken zijn die we

niet hebben (kunnen) voorzien.

Waar willen we naar toe?

Voor zaken waarmee de Schiedammer niet bij de uitvoerende organisaties terechtkan,

willen we een centraal meldpunt oprichten. Dit meldpunt is bedoeld voor individuele

meldingen van bewoners over de gevolgen van de decentralisaties. Doel van het

meldpunt is kwetsbare situaties snel in beeld te hebben. Het meldpunt maakt daarmee

deel uit van het vangnet.

Wat gaan we doen om daar te komen?

In de Zomernota 2015 is budget gevraagd voor een Centraal Meldpunt. In het najaar van

2015 gaan we beginnen met de voorbereidingen om dit centrale meldpunt in te richten.

9

6) Een adviesraad voor het hele sociale domein

Waar staan we?

Op dit moment kent Schiedam een (wettelijk verplichte) adviesraad voor de Wmo en een

(wettelijk verplichte) Cliëntenraad Wet Werk en Bijstand. Met name de Wmo-adviesraad

heeft een brede taakopvatting en adviseert ook over vraagstukken op het gebied van

jeugd, werk en inkomen. Daarnaast heeft Schiedam een Kindergemeenteraad. Deze raad

heeft geen specifieke wettelijke bevoegdheden. Voor jeugdigen boven de

basisschoolleeftijd is er geen vorm van inspraak meer. In het verleden heeft er wel een

jongerenadviesraad bestaan – ‘Jong Geluid’ – maar deze groep is in de loop der jaren

uiteengevallen.

Waar willen we naar toe?

Schiedam onderkent de samenhang in het sociale domein. Samenwerking is van

onschatbare waarde. De verschuiving van taken naar gemeenten dwingt zowel Schiedam

als maatschappelijke instellingen, bedrijven en inwoners om zich te bezinnen op hun rol

en positie in het lokale sociale domein. De noodzaak om samen te werken aan

vernieuwing en nieuwe verhoudingen is groter dan voorheen. Vanuit die optiek wil de

gemeente graag een breed samengestelde adviesraad oprichten, die een stevige

sparringpartner kan zijn voor college en raad als het gaat om het sociale domein.

Wat gaan we doen om daar te komen?

Samen met de Wmo-adviesraad en de Cliëntenraad Wet Werk en Bijstand onderzoeken

we hoe deze adviesraad vorm kan krijgen.

7) Medezeggenschap en klachtenregeling bij aanbieders

Waar staan we?

Aanbieders van (maatwerk)voorzieningen dienen zelf een klachtenregeling te hebben.

Klachten over de voorziening komen in eerste instantie dan ook bij de aanbieder terecht.

Die verstrekt informatie over de ontvangen klachten aan de contractbeheerder. Klachten

over het proces van melding en aanvraag kan men indienen bij ROGplus en/of de

gemeente. Bij aanbieders in het sociale domein zijn doorgaans cliëntraden actief. Deze

raden zijn betrokken bij de beleidsontwikkeling van aanbieders en de gemeente.

Waar willen we naartoe?

Schiedam wil de bestaande klachtenregelingen en het medezeggenschap voortzetten.

Voor cliënten moet het bestaan van de klachtenregeling bekend zijn. Bovendien moet

duidelijk zijn waar zij met welke klacht terechtkunnen.

Wat gaan we doen om daar te komen?

Met de aanbieders van (maatwerk)voorzieningen maken we afspraken over de

continuïteit van de medezeggenschaps- en klachtenregelingen.

8) Overgangsrecht

Waar staan we?

Met de verschuiving van taken naar de gemeente behouden Schiedammers hun indicatie

en daarmee hun recht op zorg. De wet bepaalt het overgangsrecht tot minimaal één

jaar,met uitzondering van de pleegzorg. In het Regionaal Transitie Arrangement is dit

overgangsrecht bepaald op 2 jaar met een optie tot verlenging met één jaar. In alle

gevallen inclusief de pleegzorg.

Waar willen we naartoe?

De gemeente Schiedam wil met de budgetten vanuit het Rijk de benodigde zorg en

ondersteuning bekostigen. Bij de ondersteuning van Schiedammers gaan we uit van wat

10

mensen zelf nog kunnen (eventueel met hulp van vrienden en familie) en wat zij

eventueel nodig hebben om iets zelf te kunnen.

Wat gaan we doen om daar te komen?

Alle cliënten die als gevolg van de transities bij de gemeente terechtkomen, nodigen we

in 2015 uit voor een persoonlijk gesprek. In dit gesprek zullen we ieders persoonlijke

situatie bespreken zoals dat ook gebeurt tijdens de procedure rondom een melding of

aanvraag. Uitgangspunt is ook in die gesprekken in kaart te brengen wat de cliënt zelf

nog kan, welke ondersteuning vanuit familie/vrienden beschikbaar is en welke

maatwerkvoorziening (eventueel) nodig is. Op basis hiervan ontvangen mensen een

nieuwe indicatie. De nieuwe indicatie is van toepassing vanaf 1 januari 2016.

11

Hoofdstuk 1: De nieuwe Jeugdwet

In ons jeugdbeleid voor de komende periode zetten we het beleid van de afgelopen

periode voort. Wel hebben we per 1 januari 2015 te maken met een belangrijke wijziging

in het jeugdstelsel. De nieuwe Jeugdwet moet ervoor zorgen dat alle kinderen gezond en

veilig kunnen opgroeien. Dit betekent dat gemeenten vanaf dat moment verantwoordelijk

zijn voor de preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opvoeden en opgroeien.

Het nieuwe jeugdstelsel

De nieuwe Jeugdwet legt de basis voor een herziening van het huidige jeugdstelsel. Alle

taken van verschillende overheden en partijen worden ondergebracht bij de gemeenten.

In een schema:

Bij de decentralisatie van de jeugdzorg gaat het niet alleen om de overdracht van

verantwoordelijkheden en geld naar de gemeenten. Wat met name telt is de inhoudelijke

vernieuwing van de jeugdhulp. Dit betekent vooral terug naar de basis: het gezin, het

netwerk en de wijk staan centraal. Ondersteuning is erop gericht de eigen kracht van de

jeugdige, het gezin en zijn omgeving te versterken en te benutten. We bieden eerder

ondersteuning: snel, in de eigen leefomgeving, op maat, zo kort als mogelijk en zo lang

als nodig.

Gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden

De Jeugdwet geeft gemeenten de verantwoordelijkheid om jeugdigen en hun ouders die

hulp en zorg nodig hebben bij het opgroeien en opvoeden de juiste voorzieningen aan te

bieden. Zo krijgen kinderen en gezinnen de hulp die zij nodig hebben. Deze

‘jeugdhulpplicht’ lijkt op de ‘compensatieplicht’ in de Wmo. Jeugdhulp is in de nieuwe wet

breed gedefinieerd. Deze omvat ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun

ouders bij alle denkbare opgroei-, opvoedings-, en psychische problemen en kan variëren

van een simpel advies of een opvoedcursus tot een verblijf bij pleegouders of

Huidige Jeugdstelsel Nieuwe Jeugdstelsel vanaf 2015

Gemeenten

Jeugdgezondheidszorg Opvoed- en

opgroeiondersteuning

Rijk via

zorgkantoren

Rijk

Provincies

Rijk via zorgverzekeraar

zorgkantoren

Geïndiceerde jeugdzorg Jeugdbescherming,

Jeugdreclassering

Gesloten Jeugdzorg

Jeugd GGZ

Jeugd (L)VB m.u.v. verblijfzorg voor jeugdigen

die i.v.m. hun verst. beperking levenslang en levensbreed zorg

nodig hebben) Begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen (+

bijbehorend vervoer en kortdurend verblijf) voor alle

AWBZ-grondslagen.

G

em

een

ten

Alle ondersteuning, hulp en zorg bij

opgroei-, opvoedings- en

psychische problemen en stoornissen:

- Preventie (o.a. JGZ o.b.v. WPG

- Jeugdhulp - Jeugdbescherming - Jeugdreclassering

- AMHK (Meldpunt

Veilig Thuis)

12

psychiatrische zorg. De gemeente moet voorzien in een kwalitatief en kwantitatief

toereikend aanbod van de verschillende vormen van jeugdhulp. Daarbij dient ook een

aanbod beschikbaar te zijn van gecertificeerde instellingen die de

kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uitvoeren.

Waarborgen zorgcontinuïteit

. De gemeente heeft bij de overgangssituatie naar het nieuwe zorgstelsel een plicht tot

zorgcontinuïteit. Dat wil zeggen dat jeugdigen en ouders die op 31 december 2014 hulp

krijgen, dat ook in 2015 ontvangen. Dat geldt ook voor de uitvoering van maatregelen

voor jeugdbescherming en jeugdreclassering en voor de houders van een

persoonsgebonden budget (pgb). Continuïteit van zorg geldt vanuit de wet voor

maximaal één jaar, met uitzondering van pleegzorg. De samenwerkende gemeenten in

de regio Rotterdam Rijnmond hebben besloten dat de zorgcontinuïteit geldt voor twee

jaar, met de mogelijkheid tot verlenging met nog een jaar. De waarborging van

zorgcontinuïteit is vastgelegd in het Regionaal Transitiearrangement (RTA), afgesloten

tussen de samenwerkende gemeenten binnen Jeugdhulp Rijnmond (zie hoofdstuk 2) en

de betreffende zorgaanbieders.

Kwaliteit De Jeugdwet stelt kwaliteitseisen aan alle jeugdhulpaanbieders, het Advies- en Meldpunt

Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) en de gecertificeerde instellingen1. Naast

deze uniforme kwaliteitseisen staan in de Jeugdwet specifieke bepalingen voor gesloten

jeugdhulp, pleegzorg en gecertificeerde instellingen. Alle door de gemeente

gecontracteerde jeugdhulpaanbieders voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen. Met hen

maken we afspraken over de kwaliteitsbewaking van dienstverlening en voorzieningen in

het sociale domein.

Kwaliteit van de zorg hangt af van de volgende voorwaarden:

- voorzieningen zijn afgestemd op de persoonlijke situatie van de hulpvrager;

- voorzieningen zijn afgestemd op andere (algemene) voorzieningen en/of vormen

van ondersteuning;

- het beroepsmatig handelen is in overeenstemming met de professionele

standaarden (zoals certificeringen).

1 Artikel 4.1.1. tot en met 4.1.8.

13

Hoofdstuk 2: Samen werken aan jeugdbeleid

Het nieuwe jeugdbeleid, met daarin de uitwerking van de nieuwe Jeugdwet, hebben we

ontwikkeld in samenwerking met tal van betrokken partijen en met de regiogemeenten.

Regionaal

In de Jeugdwet2 staat dat gemeenten met elkaar moeten samenwerken als dat voor een

doeltreffende en doelmatige uitvoering van de Jeugdwet wenselijk is. Daarom hebben

gemeenten in de regio het samenwerkingsverband Jeugdhulp Rijnmond in het leven

geroepen. De gemeenten in de (voormalige stads)regio Rotterdam Rijnmond willen via

gezamenlijke inkoop zorgen voor een goede en effectieve uitvoering van de bovenlokale

taken. Het gaat hierbij om specialistische voorzieningen en taken die wettelijk

bovenregionaal of regionaal georganiseerd moeten worden. Het betreft onder meer alle

taken in het kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering, de regionale crisisdienst,

het meldpunt Veilig Thuis en voorzieningen voor 24-uurszorg (woonvoorzieningen,

kamertraining).

Subregionaal

Met de gemeenten Vlaardingen en Maassluis werken we samen in de proeftuin Nieuwe

Waterweg Noord (NWN). In deze proeftuin testen we vanuit een gezamenlijk opgesteld

projectplan delen van het nieuwe jeugdzorgstelsel in de praktijk. Naast de proeftuin

organiseren we binnen de subregio NWN gezamenlijk de aansluiting tussen de wijkteams

en het onderwijs (primair en voortgezet onderwijs en mbo).

Een ander onderdeel waar de NWN veel bij samenwerkt is de inkoop van extramurale

jeugdhulp voor de doelgroep Jeugd met een beperking in het kader van de nieuwe

Jeugdwet 2015. De uitgangspunten voor de aanbesteding worden gezamenlijk

geformuleerd waarna de gemeentes er afzonderlijk een eigen accent aan geven.

De samenwerkingsverbanden primair (PO) en voortgezet onderwijs (VO) worden

verantwoordelijk voor het onderwijs aan alle kinderen met een extra

ondersteuningsbehoefte en hebben met ingang van 1 augustus 2014 een zorgplicht. Er is

een uitzondering voor blinde, dove of slechthorende kinderen en/of kinderen met

ernstige spraak- en taalmoeilijkheden (cluster 1 en 2). Voor deze leerlingen blijft de

reeds bestaande landelijke systematiek bestaan waarbij een (beperkt) aantal instellingen

de indicatie en ondersteuning verzorgt. De samenwerkingsverbanden moeten een

passende onderwijsplek bieden , binnen de school waar een ouder zijn/haar kind

aangemeld heeft, of anders op een andere school binnen (of buiten) het

samenwerkingsverband.

De gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam hebben met de twee

samenwerkingsverbanden (PO en VO) in 2012 besloten dat ze gezamenlijk willen zorgen

voor snelle toeleiding en integrale zorg voor kinderen. Zij zijn gestart met de

zogenaamde voorlopersaanpak. In de wet Passend Onderwijs en de Jeugdwet is

opgenomen dat gemeenten en schoolbesturen op overeenstemming gericht overleg

(OOGO) voeren over de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden en de

beleidsnota's ‘Zorg voor de jeugd’ van de gemeenten. Dat geldt in ieder geval voor de

onderdelen waar de beleidsterreinen elkaar raken.

Lokaal Lokaal wordt elk multidisciplinair wijkteam mede bemenst door generalistisch werkende jeugdprofessionals. Gekozen is voor een stedelijke dekking met in totaal 6 wijkteams. Elk team heeft een coördinator. Een drietal hiervan wordt of is aangesteld in gemeentelijke dienst, de andere drie

2 Jeugdwet, artikel 2.7, lid 1

14

worden betrokken van de aanbieders. De teams richten zich op de doelgroep burgers van 0-100 jaar (in feite ook op ongeborenen en op mensen ouder dan 100 jaar). Uitgangspunt is ook hier, dat zoveel mogelijk de eigen kracht en de omgeving wordt ingeschakeld en slechts waar dat niet anders kan externe hulp wordt ingeschakeld. En dan wel zo snel mogelijk en zo kort mogelijk de juiste hulp. Er dient steeds sprake te zijn van zogenaamde neerwaartse druk: van 2

e

lijn naar 1e lijn en van 1

e lijn naar 0

e lijn. Opschalen waar noodzakelijk, afschalen waar mogelijk.

De wijkteams dienen in slimme verbinding te staan met allerlei vind- en meldingsplaatsen: het CJG, de huisartsen, de scholen, de kinderopvang, de verenigingen, het welzijnswerk.

In de aanloop naar deze jeugdnota hebben we tevens gesprekken gevoerd met

verschillende partijen uit de Schiedamse samenleving. Het gaat zowel om inwoners

(jongeren, ouders en andere betrokken burgers) als om vertegenwoordigers van

organisaties (bestuurders en professionals) en de Wmo-adviesraad. Hun ideeën en

aanbevelingen hebben we meegenomen en meegewogen in deze nota en in de

uitwerking van het beleid. Ook binnen de gemeente hebben medewerkers vanuit

verschillende afdelingen hun input geleverd.

Samenvattend

Onderwerp Lokaal subregionaal regionaal

Wijkteams +

Jeugdhulp Rijmond +

Meldpunt Veilig Thuis +

Jeugdhulp met een

beperking

+

Samenwerkingsverbanden

Onderwijs

+

Proeftuin NWN +

15

Hoofdstuk 3: Actuele situatie

De gemeente Schiedam wil met het integraal jeugdbeleid optimale ontwikkelingskansen

creëren, gericht op volwaardige deelname en bijdrage aan de samenleving van alle

Schiedamse jeugd tot 18 jaar en voor die jongvolwassenen van 18-23 jaar die nog extra

steun nodig hebben. Om voor de Schiedamse jeugd een goede toekomst te realiseren

zetten wij het kind centraal in zijn omgeving. In de lijn van de transformatie van de

jeugdzorg wordt de rol van de omgeving steeds belangrijker.

Wij staan nu voor de belangrijke opdracht om invulling te geven aan de nieuwe taken en

deze omslag(transformatie) goed te laten aansluiten op het bestaande lokale

jeugdbeleid. Het doel is om hier effectief en efficiënt beleid voor te ontwikkelen waarbij

juist de aanpak aan de voorkant van groot belang is. Signalering maar zeker ook het

aanboren van de eigen kracht en sociale context van de jongeren en hun ouders.

Vervolgens, indien nodig, de verwijzing naar ambulante hulpverlening in plaats van naar

‘dure’ trajecten jeugdzorg.

Huidige ontwikkeling

Schiedam heeft per 1 mei 2014 20.970 jongeren in de leeftijd van 0-23 jaar. Dit

betekent dat ruim een kwart van de bevolking van Schiedam jonger is dan 24 jaar. In

onderstaande grafiek is te zien hoe de jeugdbevolking zich mogelijk ontwikkelt tot 2035.

Volgens de prognose blijft dit percentage redelijk stabiel. Dat betekent (op basis van dit

demografische uitgangspunt) dat onze aanpak voor de komende jaren op dezelfde

grootte van de doelgroep van toepassing is.

Figuur 1 Bevolking 0 tot en met 23 jaar in Schiedam per 1 mei 2014 inclusief de

prognose 2015-2035

Bron: Gemeente Schiedam, bewerking Kenniscentrum Schiedam-Vlaardingen

16

Werkloosheid

Van de niet studerende jongeren in de leeftijdscategorie 17 – 23 jaar heeft 3,2% geen

werk.

Figuur 2 Aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW) in de leeftijd 17 tot en met 23 jaar

in Schiedam naar wijk, per 1-1-2014

wijk aantal

NWW

aantal 17-23

jarigen

in % van de bevolking

(17-23 jaar)

Centrum 6 355 1,7

Oost 37 1041 3,6

West 34 1039 3,3

Zuid 21 445 4,7

Nieuwland 46 1294 3,6

Groenoord 31 646 4,8

Kethel 5 255 2

Woudhoek 17 579 2,9

Spal./Sveap. 13 848 1,5

Totaal 210 6502 3,2

(Bron: UWV WERKbedrijf en gemeente Schiedam, bewerking Kenniscentrum Schiedam-Vlaardingen)

Armoede

Om inzicht te krijgen in de omvang van deze problematiek, geven we hier weer om welke

aantallen het gaat. Van alle huishoudens heeft 14,1% een inkomen lager dan 110% van

het sociaal minimum. Dat zijn 4.860 Schiedamse huishoudens.

Figuur 3 Aandeel particuliere huishoudens met inkomen tot 110%-grens van het sociaal

minimum per wijk, 2011, in percentages

Bron: CBS Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2011, bewerking Kenniscentrum Schiedam-Vlaardingen

Het aantal kinderen/jongeren dat tot een deel van deze huishoudens behoort, is 2.360.

Daarmee groeit 11,2% van de Schiedamse kinderen op in armoede. Voor hun

gezondheid, sociale welbevinden en startpositie in het algemeen kan dit grote gevolgen

hebben.

17

Figuur 4 Aantal jeugdigen levend in een particulier huishouden met een inkomen tot

110% van het sociaal minimum per wijk, 2011, in absolute aantallen

Bron: CBS Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 2011, bewerking Kenniscentrum Schiedam-Vlaardingen

Bureau Jeugdzorg

In 2012 hebben zich 185 cliënten in Schiedam bij Bureau Jeugdzorg gemeld, waarvan

een groot gedeelte afkomstig is uit Nieuwland; in 2012 ging het daar om 53 cliënten.

Daarop volgen in aantallen de wijken Kethel-Bijdorp-Groenoord en Schiedam Oost.

Figuur 5 Gebruik van Jeugdzorg door Schiedamse jeugd in 2012

0102030405060

Maatregel

Als de ontwikkeling van een jongere wordt bedreigd en vrijwillig ontvangen hulp

onvoldoende is, doet de Raad voor de Kinderbescherming nader onderzoek naar de

noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel. De rechter kan zo’n maatregel

opleggen om de ontwikkeling van een kind veilig te stellen. De cijfers die we hierbij

noemen zijn geen unieke cliënten. Eén persoon kan van meerdere maatregelen gebruik

maken. De meest voorkomende en tevens lichtste maatregel betreft de

ondertoezichtstelling (OTS). Bij ontheffing en ontzetting uit het ouderlijk gezag gaat het

om een zwaardere categorie aan maatregelen.

In Schiedam zijn er in 2012 189 OTS-maatregelen uitgesproken. Dit betreft zo’n 1,2%

van de Schiedamse jeugd tot 19 jaar). De OTS is in te delen in korte (<1 jaar) en lange

(>1 jaar) trajecten. Gemiddeld loopt een OTS twee jaar.

Inzet van geïndiceerde hulp

In 2012 ging het om 208 cliënten waarbij een indicatie is afgegeven voor zorg. Dit wil

overigens niet zeggen dat iedereen met een dergelijke indicatie daarvan ook

daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt. Het gaat hier om cliënten waarbij de thuissituatie

18

niet stabiel genoeg is en intensievere hulp noodzakelijk is. In ongeveer 80% van de

gevallen gaat het om een persoonsgebonden budget (pgb). De financiering van deze zorg

loopt via de stadsregio tot het einde van 2014. Vanaf 1 januari 2015 is de gemeente

zowel inhoudelijk als financieel verantwoordelijk. Het betreft dan organisaties zoals

Flexus, Stek, TriviumLindenhof of Horizon.

Cijfers BJZ 2012

Unieke

jeugdigen

Aantal

jeugdhulp

thuis

Aantal

dagbehandelingen

Aantal

crisisopnames

Aantal gesloten

opnames

(kinderrechter en

toestemming

psycholoog)

122 50 21 15

19

20

Hoofdstuk 4: Visie en drie pijlers jeugdbeleid

De gemeente Schiedam wil met het jeugdbeleid bereiken dat de jeugd zich optimaal kan

ontwikkelen. We richten ons als gemeente op volwaardige deelname en bijdrage aan de

samenleving van alle Schiedamse jeugd tot 18 jaar en op jongvolwassenen van 18-23

jaar die daarbij nog extra steun nodig hebben. Om voor de Schiedamse jeugd een goede

toekomst te realiseren zetten wij het kind centraal in zijn omgeving. Daarmee bouwen

wij voort op de nota Jeugdbeleid 2009-2012 ‘Jong zijn in Schiedam: Ieders Zorg!’.

We staan nu voor de belangrijke opdracht om invulling te geven aan de nieuwe taken en

het nieuwe jeugdstelsel goed te laten aansluiten op het bestaande lokale jeugdbeleid.

Ons doel is om effectief en efficiënt beleid te ontwikkelen, waarbij juist de aanpak aan

‘de voorkant’ van groot belang is. We signaleren en stimuleren de eigen kracht en sociale

context van de jongeren en hun ouders. Indien nodig verwijzen we naar ambulante

hulpverlening in plaats van naar ‘dure’ trajecten in de jeugdzorg. We zoeken naar een

balans in de aanpak, waarbij het stimuleren van de eigen kracht prioriteit moet hebben.

Visie

De gemeente Schiedam heeft voor het integraal jeugdbeleid de volgende visie

geformuleerd:

Zo veel mogelijk kinderen groeien kansrijk en veilig op, ontwikkelen hun

talenten en participeren naar vermogen in de samenleving. Binnen het gezin

wordt hiervoor de basis gelegd met als uitgangspunt de eigen kracht.

Als hulp nodig is, dan zo snel mogelijk, zo dichtbij mogelijk, zo licht mogelijk, zo

zwaar als nodig, zo kort mogelijk en zo lang als nodig.

Drie pijlers In de uitvoering van deze visie staan de drie pijlers van de Schiedamse sociale

infrastructuur centraal. De drie pijlers hebben we uitgewerkt in meerdere speerpunten.

In de hoofdstukken 5, 6 en 7 laten we per pijler zien welke speerpunten dat zijn, waar

we op dit moment staan, waar we naartoe willen en hoe we dat gaan bereiken.

De drie pijlers van ons jeugdbeleid:

Pijler 1. Versterken van eigen kracht en burgerkracht

(zie hoofdstuk 5)

Primair verantwoordelijk voor opvoeding en ontwikkeling zijn de ouders/verzorgers en

jongeren zelf. Het jeugdbeleid gaat dan ook uit van de eigen kracht en zelfredzaamheid

van ouders, jongeren en hun netwerk. Om die te versterken bieden we als gemeente

goede algemene voorzieningen. Daarbij stimuleert en faciliteert Schiedam de vorming

van sterke netwerken rond jongeren en gezinnen (de zogenaamde pedagogische civil

society). Sterke netwerken hebben een belangrijke beschermende werking: ‘It takes a

village to raise a child’. Ondersteuning van jongeren en gezinnen is zo laagdrempelig

mogelijk en vindt zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving plaats. Waar mogelijk door,

of met behulp van, het sociale netwerk. Het gewone leven vormt het uitgangspunt: niet

problematiseren, maar normaliseren.

Pijler 2. Versterken van de keten van zorg voor jeugdigen

(zie hoofdstuk 6)

Ons uitgangspunt is: ‘zelfredzaam waar het kan, ondersteunen waar het hoort en

doorpakken waar het moet’. Waar de eigen kracht en zelfredzaamheid van jongeren,

ouders/verzorgers en hun netwerk niet voldoende is, zorgt de gemeente voor een

sluitende aanpak en samenhang in het aanbod van voorzieningen. De behoeften van

jongeren en ouders/verzorgers staan hierbij centraal, niet het aanbod van de

organisaties. We werken volgens het principe van ‘één kind, één gezin, één plan, één

21

verantwoordelijk professional (1 regisseur)’ en het zogeheten ‘zo-zo-zo’-beleid’. Dit houdt

in dat we advies en ondersteuning zo laagdrempelig, zo snel en zo eenvoudig mogelijk

organiseren. Het Wijkondersteuningsteam (Wot) speelt hierin een centrale rol. Is

basishulp alléén niet voldoende? Dan kunnen we een beroep doen op (niet vrij-

toegankelijke) individuele voorzieningen. De verbindingen met andere spelers, zoals het

(passend) onderwijs, huisartsen en het gedwongen kader zijn goed geregeld.

Pijler 3. Sociale stijging en maatschappelijke carrière

(zie hoofdstuk 7)

De gemeente Schiedam ondersteunt jongeren bij het leggen van een stevige basis voor

hun toekomst. Daarom zet de gemeente zich samen met partners in om schooluitval te

voorkomen, zodat alle jongeren minimaal een startkwalificatie behalen en vervolgens een

goede start kunnen maken op de arbeidsmarkt. Daarnaast investeert de gemeente in de

participatie van jongeren in de Schiedamse samenleving. Dit betekent zowel meedenken

als meedoen. Meedenken over (beleids)zaken die voor jongeren van belang zijn en

meedoen door bijvoorbeeld het inzetten van hun talenten voor andere (jonge)

Schiedammers.

22

Hoofdstuk 5: Versterken van eigen kracht en

burgerkracht (pijler 1)

Een sterke basis

Schiedam is een prettige stad om te wonen en om in op te groeien. Er zijn prima

voorzieningen op diverse gebieden, zoals opleidingen, sport, kunst en cultuur. Onze stad

kent veel actieve bewoners die initiatieven nemen om de stad nog mooier te maken. Ook

jongeren dragen daaraan hun steentje bij. Er zijn veel getalenteerde jongeren in

Schiedam die we graag voor de stad willen behouden. Daarbij wil de gemeente alle

kinderen en jongeren de ruimte geven om hun talenten te ontdekken en te ontplooien.

Dat vraagt een sterke basis: een opvoed- en opgroeiomgeving waarin kinderen en

jongeren optimale kansen krijgen om zich te ontwikkelen tot zelfredzame burgers die op

een positieve manier participeren in de Schiedamse samenleving.

Deskundigheid bevorderen

Uiteraard kan de gemeente niet alléén deze sterke basis realiseren. De primaire

verantwoordelijkheid voor het opgroeien en opvoeden van kinderen en jongeren ligt

vanzelfsprekend bij de ouders/verzorgers. Maar alle organisaties waar jeugdigen en hun

ouders komen hebben in zekere mate een rol in het opvoeden en opgroeien van deze

jeugdigen. Dat geldt voor bijvoorbeeld de kerk, de moskee, de sportclub, school of de

scouting. Het nieuwe jeugdstelsel heeft daarom ook gevolgen voor deze partners.

Belangrijk is dat we de (veelal vrijwillige) medewerkers van deze organisaties scholen in

het signaleren en beoordelen van mogelijke problemen. In voorkomende gevallen, of in

geval van twijfel, kunnen ze melding doen aan het Wot (eventueel via het CJG). We zijn

bezig om jeugdleiders en trainers van sportverenigingen hiervoor een cursus te laten

volgen. Ook de lokale scouting heeft belangstelling getoond. Beoogd wordt om deze

deskundigheidsbevordering in brede zin uit te rollen. Daarnaast is het van belang dat het

Wot voor alle partners in de wijk laagdrempelig en eenvoudig bereikbaar is. Een ‘bekend

gezicht’ maakt het immers gemakkelijker voor mensen om hun zorgen te uiten of een

advies in te winnen.

Integraal beleid

De gemeente Schiedam wil met een grote diversiteit aan activiteiten en voorzieningen

dat wat er al is versterken en daar waar nodig ondersteuning bieden. Behalve specifiek

jeugdbeleid is er ook ander beleid dat een goed klimaat voor opvoeden en opgroeien

bevordert. Denk aan beleid op het terrein van sport en bewegen, cultuur, Wmo,

onderwijs, armoedebestrijding, werkgelegenheid, huisvesting en veiligheid. Dit beleid

maakt voor de gemeente dan ook integraal onderdeel uit van het jeugdbeleid.

Drie domeinen

De gemeente Schiedam kiest voor een samenhangend stelsel: van de sterke basis voor

alle jeugdigen tot en met specialistische zorg voor die jeugdigen die dat nodig hebben.

De basis van het stelsel wordt gelegd in de wijken, dichtbij de kinderen, jongeren en

gezinnen. De sterke basis van het jeugdbeleid bestaat uit drie domeinen:

1) thuis

2) vrije tijd en participatie

3) school en werk

De eerste twee domeinen komen hieronder aan bod. Het derde domein (school en werk)

werken we nader uit in hoofdstuk 7.

1) Thuis

Waar staan we nu?

Thuis is natuurlijk in eerste instantie het gezin waarin een kind opgroeit. Hier wordt de

basis gelegd voor zijn of haar ontwikkeling. Een kind dat zich veilig en gelukkig voelt, kan

zijn talenten optimaal ontwikkelen. Het is daarom belangrijk dat ouders voldoende zijn

23

toegerust op hun opvoedingstaak. Even belangrijk is dat zij er niet alleen voor staan,

maar deel uitmaken van een netwerk dat hen hierin kan steunen. Behalve vrienden en

familie hebben ook professionals van de basisvoorzieningen hierin een rol. Samen met dit

netwerk zijn ouders beter in staat om de dagelijkse praktische problemen en

opvoedingsvragen het hoofd te bieden. De aanwezigheid van een steunend netwerk blijkt

dan ook een belangrijke factor voor het voorkomen van (ernstige) opvoedproblemen. De

gemeente wil daarom investeren in sterke netwerken. Dit gebeurt onder andere door

middel van het Integrale Kindcentrum (IKC). Het IKC verbindt voorzieningen voor

onderwijs, opvang, zorg, welzijn, sport en cultuur met elkaar, vanuit de behoeften van

kinderen en ouders.

Waar willen we naartoe?

Ouders moeten bij het IKC eenvoudig terechtkunnen met hun zorgen en vragen over

opvoeden en opgroeien. Hoewel zij veel kunnen oplossen samen met hun netwerk,

hebben ouders soms de behoefte hun vragen met een deskundige te bespreken. Deze

deskundige moet vertrouwd en gemakkelijk aanspreekbaar zijn op plaatsen waar ouders

komen. De ondersteuningsteams in de scholen vormen hierin de belangrijkste schakel3.

Met name voor ouders van jonge kinderen speelt ook het Centrum voor Jeugd en Gezin

(CJG) een belangrijke rol. In het CJG zien de jeugdverpleegkundigen en de jeugdartsen

vrijwel alle kinderen en hun ouders. Zij signaleren, verwijzen en helpen ouders met hun

vragen over opgroeien en opvoeden. Gaat het hiervoor vooral over ouders, ook voor

jongeren is het uiteraard van belang dat zij deel uitmaken van een netwerk en voldoende

ondersteund worden op hun weg naar volwassenheid.

Wat gaan we doen om daar te komen?

Voor jongeren moet ondersteuning beschikbaar zijn op de plaatsen waar zij regelmatig

komen, zoals op school en in de wijk. Jongeren stappen nu eenmaal niet gemakkelijk af

op een professional. Zij zoeken iemand die hun leefwereld begrijpt en fungeert als

rolmodel en vertrouwenspersoon. Iemand die voelt als ‘één van ons’. Jongerenwerkers

spelen hierin een belangrijke rol. Zij verbinden zich met jongeren in de wijken en op de

scholen en ondersteunen jongeren bij het versterken van hun eigen kracht. Naast een

rolmodel en vertrouwenspersoon blijkt dat jongeren vooral ook behoefte hebben aan

(anonieme) vormen van ondersteuning via multimedia (zoals Facebook of een app).

Speerpunten

Bevorderen van eigen kracht door het versterken van netwerken rond jeugdigen

en gezinnen;

Verbeteren van laagdrempelige opvoed- en opgroeiondersteuning ten behoeve

van alle jeugdigen en ouders, zo veel mogelijk op de plaatsen waar zij zich

bevinden (in de wijk en op school). Hierbij specifiek aandacht hebben voor het

bereik van alle groepen binnen de Schiedamse samenleving;

Onderzoeken van mogelijkheden om bij opvoed- en opgroeiondersteuning ook

gebruik te maken van multimedia.

2) Vrije tijd en participatie

Waar staan we nu?

Een prettige stad om in op te groeien vereist behalve een goede fysieke en sociale

kwaliteit van de buurten ook de aanwezigheid van voldoende voorzieningen.

Professionals constateren dat er voor kinderen in de basisschoolleeftijd in Schiedam

voldoende aanbod is. Er worden immers veel brede schoolactiviteiten georganiseerd, in

de wijken is sprake van veel en diverse activiteiten en er is een sportcoach actief.

Het aanbod voor jongeren vanaf 12 jaar wordt als minder optimaal ervaren. Jongeren en

3 Zie hoofdstuk 6: ondersteuningsteam onderwijs.

24

professionals zien een duidelijke behoefte aan meer activiteiten voor deze doelgroep,

onder andere op het gebied van cultuur.

Waar willen we naartoe?

Hoewel Schiedam kinderen en jongeren al veel te bieden heeft, willen we meer. We

willen dat jeugdigen nog meer de ruimte krijgen om zich te ontplooien en voluit mee te

doen in de Schiedamse samenleving. Het aanbod dat er al is kan ook beter worden

ontsloten zodat jongeren er meer gebruik van maken. Jongeren geven bijvoorbeeld aan

ook graag zelf (sportieve en culturele) activiteiten te organiseren. Zo snijdt het mes aan

twee kanten: jongeren ontwikkelen hun talenten en leveren tegelijkertijd een positieve

bijdrage aan de stad. Jongeren missen echter de verbinding en de middelen om een

activiteit op te zetten en willen hierbij graag ondersteund worden.

Wat gaan we doen om daar te komen?

De gemeente wil jongeren faciliteren om hun talenten te ontwikkelen en hun eigen kracht

te versterken. Dit past binnen de huidige beleidsvisie, waarin de vraag van

Schiedammers centraal staat en initiatieven van burgers de ruimte krijgen. In dit kader

wil het Servicepunt Vrijwilligerswerk jongeren gaan benaderen om zich als vrijwilliger in

te zetten, onder andere op cultureel en sportief gebied. Op dit moment (juli 2014)

hebben zich al zes groepen jongeren aangemeld voor ondersteuning en/of cursussen.

Ook sportverenigingen kunnen een verbindende rol spelen als het gaat om

vrijwilligerswerk. Samenhang creëren tussen de verschillende initiatieven is hierbij een

belangrijk aandachtspunt.

Naast het ontwikkelen van talenten en het realiseren van voldoende aanbod voor

jongeren, willen we jongeren ook ondersteunen een gezonde leefstijl te ontwikkelen.

Sporten en bewegen dragen hieraan in belangrijke mate bij. Het stimuleren van sport en

bewegen en het creëren van een sport- en beweegvriendelijke stad blijven dan ook

onverminderd belangrijke aandachtspunten. Het sportbeleid zoals vastgelegd in de nota

‘Een leven lang sporten en bewegen’ zetten we voort en maken we toekomstbestendig.

Omdat alle jongeren zich in Schiedam thuis moeten voelen en volwaardig moeten kunnen

participeren in de Schiedamse samenleving is er extra aandacht voor jongeren die

lesbisch, homoseksueel, biseksueel of transgender zijn (afgekort: LHBT) (zie kadernota

Wmo en Wpg, hoofdstuk 3).

Speerpunten

Jongeren stimuleren en faciliteren hun talenten te ontwikkelen;

Jongeren stimuleren en faciliteren hun talent in te zetten ten behoeve van andere

(jonge) Schiedammers (vrijwilligersbeleid);

Optimale participatie van alle jongeren in de Schiedamse samenleving. Hierbij

ook aandacht voor invloed van jongeren op beleidsvorming;

Verbeteren van de aantrekkelijkheid van Schiedam voor jongeren, zodat zij er

graag (ver)blijven;

Bevorderen dat kinderen en jongeren een gezonde en sportieve leefstijl

ontwikkelen en behouden. Hierbij hebben we extra aandacht voor voorlichting en

ondersteuning aan ouders.

25

Hoofdstuk 6: Versterken van de keten van zorg (pijler 2)

Een sterke basis voor alle kinderen voorkomt niet dat sommige kinderen en hun ouders

meer ondersteuning nodig hebben. De gemeente heeft op basis van de nieuwe Jeugdwet

de taak om hulp en ondersteuning te bieden daar waar jeugdigen en ouders het niet op

eigen kracht redden. In Schiedam willen we dat de verschillende niveaus van hulp en

ondersteuning vloeiend in elkaar overgaan, zonder hinderlijke obstakels. Het WOT is

hierbij de stabiele factor; zonodig wordt er specialistische hulp bijgehaald. Dit betekent

dat ingewikkelde indicatietrajecten tot het verleden behoren. Echter: niet alle hulp is vrij

of kosteloos toegankelijk. Om goede en voldoende hulp te kunnen blijven bieden aan

iedereen die dat nodig heeft, moeten we de kosten beheersbaar houden.

Ambities van de gemeente

Als gemeente moeten we voorzien in een goed aanbod van de verschillende vormen van

jeugdhulp. Vanwege het nieuwe jeugdstelsel heeft de gemeente een aantal ambities

geformuleerd. Centraal hierin staat het gezin en/of de jongere zelf. Deze heeft de regie

bij het oplossen van de problemen, ondersteund door de juiste professional.

Onze ambities:

- 80% van de vragen wordt opgelost binnen de pedagogische civil society (dus

door jongeren, ouders/verzorgers en hun netwerk). Hier worden geen

individuele, maar enkel collectieve voorzieningen, zoals het CJG, op ingezet;

- De zorgtoeleiding en toewijzing voor inclusieve zorg bij kwetsbare gezinnen

loopt via de generalist in het Wijkondersteuningsteam; naast jeugd-/huisarts

en medisch specialist. De gezinsspecialist in het ondersteuningsteam van de

scholen speelt een belangrijke rol bij de toewijzing van casuïstiek aan het

WOT;

- Een consultatie- en diagnoseteam is beschikbaar voor vraagverheldering, een

second opinion en toeleiding naar exclusieve zorg.

Onderdeel van onze ambities is om voor zoveel mogelijk cliënten zorg in een instelling te

veranderen in (ambulante) zorg thuis. We willen dat mensen waar mogelijk gebruik

maken van collectieve voorzieningen in plaats van maatwerk. Concreet betekent dit

onder andere een toename van het gebruik van collectieve voorzieningen en zorg thuis,

en een afname van het aantal uithuisplaatsingen, het gebruik van exclusieve zorg en de

totale kosten van jeugdzorg.

Drie soorten hulp aan jongeren Om de ambities voor een nieuwe wijze van Schiedamse jeugdzorg waar te maken richten

we onze jeugdzorg in volgens het principe van een brede basis, met een doorverwijzing

daar waar nodig. Onze ambitie is om zo veel mogelijk te organiseren in de WOT’s, waar

80% van de vragen moet worden afgevangen. Professionals van het WOT kunnen

kinderen en jongeren doorverwijzen naar meer gespecialiseerde vormen van jeugdhulp

waar nodig. We onderscheiden hierbij:

a. basishulp

b. individuele voorzieningen

c. jeugd en veiligheid

A) Basishulp

Basishulp is de hulp die wordt geleverd door het Wot. Het gaat om hulp die

laagdrempelig is en dichtbij de jeugdige en de ouders wordt aangeboden. Deze hulp

wordt zowel in het vrijwillig als in het gedwongen kader (bij jeugdbescherming en

jeugdreclassering) aangeboden. Meestal verlenen de generalisten van het Wot deze hulp

zelf. Zij kunnen ook zorgen voor basishulp die stedelijk wordt aangeboden. Dit is een

vorm van basishulp die bijvoorbeeld niet in elk Wot zit, omdat daar te weinig vraag naar

is. We maken onderscheid tussen twee vormen van basishulpverlening: de eerste vorm is

26

vrij toegankelijke basishulp, dus hulp zonder een verwijzing op basis van een besluit van

de gemeente, zoals:

- jeugdgezondheidszorg

- het Wijkondersteuningsteam (WOT)

- informatie, cursussen en opvoedadvies

- kortdurende pedagogische ondersteuning

- jongerenwerk

De tweede vorm is de niet vrij-toegankelijke basishulp. Hiervoor is een verwijzing nodig,

bijvoorbeeld van de generalist die onderdeel uitmaakt van het WOT. Ook een huisarts,

medisch specialist of jeugdarts kan iemand doorverwijzen. Een verwijzing is nodig om

ervoor te zorgen dat de juiste hulp bij de juiste persoon terechtkomt en de voorzieningen

niet ‘verstopt’ raken. Het gaat hierbij om:

- gezinscoaching

- jongerencoaching

- praktische thuisbegeleiding

- sociaal medische kinderopvang

- kortdurende generalistische basis-ggz bij enkelvoudige problematiek

- begeleiding en verzorging van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke

of zintuiglijke beperking.

Huisartsen

Vanaf januari 2015 krijgen (huis)artsen de mogelijkheid de jeugdige en/of zijn ouders

met een hulpvraag door te verwijzen naar alle vormen van jeugdhulp. Voor de gemeente

Schiedam is het van belang afspraken te maken met de huisartsen over de

doorverwijzing; ondersteuning zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig. Door in

gesprek te gaan met de (huis)artsen willen we kijken hoe we dit het beste kunnen

organiseren. Op wijkniveau is het de verantwoordelijkheid van de Wot’s om nauwe

werkrelaties te onderhouden met de huisartsen.

Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)

In 2009 is het Schiedamse Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) van start gegaan met

twee vestigingen. In het nieuwe jeugdstelsel veranderen de rol en positie van het huidige

CJG. Zo worden de functies gezins- en opvoedondersteuning, algemeen maatschappelijk

werk en de casusbesprekingen, die nu nog centraal in het CJG plaatsvinden,

overgeheveld naar de Wot’s. Uiteraard blijft er een belangrijke rol weggelegd voor het

CJG: de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) 0-19 behoudt de wettelijk verplichte taken. Ook is

het organisatorisch niet logisch om consultatiebureaus op een kleinere schaal in de

wijken te positioneren. De JGZ is een primaire plek voor het signaleren van mogelijke

problemen: alle gezinnen worden gezien en kennis en dossieropbouw van kinderen en

gezinnen vindt daar van jongs af aan plaats. Verder wordt het wijkoverstijgend

pedagogisch spreekuur nog steeds aangeboden in het CJG, evenals algemene cursussen

op het gebied van sociale vaardigheden en opvoed- en opgroeiondersteuning. Met de

overheveling van een groot deel van de functies naar de Wot’s verandert ook de

organisatie van het CJG. De nu nog gemeentelijke coördinatiefunctie wordt overgedragen

aan CJG Rijnmond. Dit is de leverancier van de integrale jeugdgezondheidszorg.

Datzelfde geldt voor het beheer en de exploitatie van het pand, iets wat nu nog bij de

gemeente is belegd. Over het hierboven aangegeven stedelijk aanbod vanuit de CJG in

Schiedam maken we nadere afspraken.

B) Individuele voorzieningen

Individuele voorzieningen zijn specialistische, niet vrij-toegankelijke voorzieningen. Deze

voorzieningen worden soms lokaal en soms (sub)regionaal aangeboden. Dit betekent dat

we de jeugdige soms (tijdelijk) uit de eigen leefomgeving moeten halen. Dit gebeurt

alleen als andere vormen van hulpverlening geen oplossing (meer) bieden. Om gebruik

te kunnen maken van een individuele voorziening heeft een jeugdige een beschikking

27

nodig van de gemeente of een verwijzing van de huisarts, medisch specialist of

jeugdarts.

De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

- crisisopvang

- forensische hulp

- gesloten jeugdhulp

- hulpmiddelen voor minderjarigen, exclusief woningaanpassingen

- langdurige specialistische ggz bij complexe problematiek

- medische kinderdagbehandeling

- pleegzorg

- residentiële hulp

- specialistische ambulante opvoedhulp bij langdurige complexe problematiek

- specialistische (dag)behandeling in combinatie met verzorging van verstandelijk

beperkte jeugd

Consultatie en Diagnose Team (CDT)

Soms wordt het WOT geconfronteerd met hulpvragen die de eigen expertise te boven

gaan. In zulke gevallen hebben de professionals de mogelijkheid om bij een Consultatie

en Diagnose Team (CDT) te rade te gaan. Een CDT is samengesteld uit diverse

specialisten en kent een vaste kern en een flexibele schil. Tot de taken van een CDT

behoren zowel het geven van advies als het desgewenst stellen van een diagnose. Een

CDT geeft inhoudelijk advies over individuele voorzieningen. Het advies dat door een CDT

wordt uitgebracht (al dan niet op basis van een diagnose), is zwaarwegend voor de inzet

van een individuele voorziening. Deze inzet geschiedt vervolgens onder

verantwoordelijkheid van het WOT. Maar het kan ook dat iemand weer wordt

terugverwezen naar het WOT zonder inzet van een individuele voorziening. Dat is gelet

op de transformatie zelfs wenselijk, maar uiteraard alleen als dit verantwoord is.

Op basis van het advies van de CDT kan de jeugdige worden doorwezen naar individuele

voorzieningen: specialistische, niet vrij-toegankelijke voorzieningen. Deze voorzieningen

worden afhankelijk van de soort soms lokaal en soms (sub)regionaal aangeboden. Dit

betekent dat de jeugdige soms (tijdelijk) uit de eigen leefomgeving wordt gehaald. Dit

gebeurt alleen als andere vormen van hulpverlening geen oplossing (meer) bieden.

Pgb

We hebben hierbij het uitgangspunt dat pgb’s terecht moeten komen bij mensen die er

ook echt mee om kunnen gaan. Dit is alleen mogelijk bij de vrijwillige vormen van

hulpverlening. Hulp die wordt opgestart vanuit een verplicht kader, bijvoorbeeld door

tussenkomst van justitie, kan niet met een pgb worden verworven (zie voor meer

informatie over pgb de kadernota Wmo en Wpg, hoofdstuk 3).

Crisishulp

Soms is snelle hulp van groot belang voor de veiligheid van het kind zelf of de situatie

thuis. De nieuwe gecertificeerde organisatie voor jeugdbescherming (het huidige Bureau

Jeugdzorg) beschikt over een crisisinterventieteam dat 24 uur per dag beschikbaar is

voor crisismeldingen over kinderen die acuut in hun veiligheid worden bedreigd. Het

crisisinterventieteam beoordeelt de ernst en urgentie van de melding, maakt direct

afspraken over het borgen van de veiligheid, gaat ter plaatse en beoordeelt de crisis,

taxeert de veiligheid en neemt de noodzakelijke maatregelen om die veiligheid te borgen.

Het crisisinterventieteam heeft aansluiting bij GGZ en LVB. Het WOT heeft bij een crisis

geen poortwachtersrol. Het crisisinterventieteam werkt regionaal en is verantwoordelijk

voor de inzet van crisisopvang. Wel zorgt het crisisinterventieteam voor de verbinding

met het WOT.

28

C) Jeugd en veiligheid

Als we spreken van jeugd en veiligheid dan valt dit onder te verdelen in twee

doelstellingen namelijk:

1. Het beschermen van de jeugdigen. Daarbij wil je een veilige situatie voor de

jongeren creëren waarbij de thuissituatie een belangrijke rol speelt.

2. De jeugdige op het juiste pad houden. Hierbij zijn maatregelen en handhaving

van belang.

Jeugdbescherming

Het Jeugdbeschermingsplein (hierna JB-plein) is bedoeld voor gezinnen met kinderen in

de leeftijd van 0-18 jaar over wie ernstige zorgen bestaan met betrekking tot de

ontwikkeling en/of fysieke veiligheid van de kinderen. Bij hen is vrijwillige hulp niet

(meer) toereikend of de ouders aanvaarden deze hulp niet. Gezinnen kunnen door

professionals (bij voorkeur via het WOT) bij het JB-plein worden aangemeld. Twee keer

per week is er een casuïstiekoverleg (de Jeugdbeschermingstafel), zodat er altijd snel

gehandeld kan worden. De jeugdbeschermingstafel heeft, naast een aantal vaste

deelnemers, ook casusafhankelijke deelnemers (op afroep). Onder leiding van een

casusregisseur stellen de zorgverleners vervolgens binnen vijf werkdagen samen met de

ouders een conceptactieplan op waarna de minimaal noodzakelijke zorg wordt ingezet.

Gebiedsgerichte teams met medewerkers van gecertificeerde instellingen voeren drang-

en dwangmaatregelen uit. Zodra de situatie het toelaat neemt het betreffende wijkteam

de zorg voor de jeugdige weer over. Hier vindt zonodig de nazorg plaats.

Figuur 2: de aanpak van het Jeugdbeschermingsplein

Over de invulling en werkwijze van het JB-plein heeft de gemeente binnen de regio

Rotterdam-Rijnmond afspraken gemaakt. De uitrol heeft subregionaal plaatsgevonden:

de Nieuwe Waterweg Noord-gemeenten vormen een gezamenlijk JB-plein. Het JB-plein

staat in verbinding met het meldpunt Veilig thuis (voorheen AMHK), het CIT (Crisis

Interventie Team) en het Veiligheidshuis. Het vormt een sluitende eenheid met de WOT’s

en de CDT’s.

29

Veilig thuis

Vanaf 1 januari 2015 is er in de regio Rotterdam één centraal en regionaal meldpunt voor

burgers en professionals die huiselijk geweld of kindermishandeling vermoeden. Het

meldpunt kent drie decentrale gebiedsteams ter grootte van de huidige centrum

gemeentelijke subregio's. Zo ontstaat meer samenhang in de aanpak van huiselijk

geweld en kindermishandeling. Naast het verlenen van advies en informatie doet het

meldpunt onderzoek naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld of

kindermishandeling. Ook beoordelen de professionals welke stappen nodig zijn. Het

meldpunt schakelt passende hulpverlening in en informeert zonodig de politie en de Raad

voor de Kinderbescherming. Wanneer het meldpunt een casus overdraagt aan de Raad

voor de Kinderbescherming, verloopt dit in de regel via het Jeugdbeschermingsplein.

Hierdoor is de gemeente op de hoogte. In alle gevallen zorgt het meldpunt voor

terugkoppeling aan de melder van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. In een

samenwerkingsverband werken we twee jaar lang op regionaal niveau samen aan het

samenvoegen van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en de drie

Steunpunten Huiselijk Geweld.

Op deze manier wordt er gewerkt aan een regionaal meldpunt namelijk: Veilig thuis.

Jeugdreclassering

Rekening houdend met het adolescentenstrafrecht maken we onderscheid tussen de

jeugdreclassering voor jongeren van 12 tot 16 jaar en voor jongeren vanaf 16 jaar tot 23

jaar. Jongeren van 12 tot 16 jaar kunnen alleen veroordeeld worden volgens het

jeugdstrafrecht. Als de rechter besluit tot het opleggen van een reclasseringsmaatregel,

is dit een jeugdreclasseringmaatregel die wordt uitgevoerd door de gecertificeerde

instelling. Die bepaalt in afstemming met het WOT welke jeugdhulp wordt ingezet, voor

zover dit niet al door de rechter is bepaald. Met het inwerkingtreden van het

adolescentenstrafrecht geldt voor jongeren van 16 tot 23 jaar dat zij ook veroordeeld

kunnen worden volgens ‘atypisch strafrecht’. Dit betekent dat 16 tot 18-jarigen

veroordeeld kunnen worden volgens het volwassenenstrafrecht en 18 tot 23-jarigen

volgens het jeugdstrafrecht. De rechter weegt hierbij factoren mee als leeftijd ten tijde

van het plegen van het delict, zwaarte van het delict en een eventuele

ontwikkelingsachterstand. Het strafrecht dat van toepassing is heeft consequenties voor

de inzet van de jeugdhulp.

Politie

De politie heeft in de wijken een belangrijke signalerende functie. Het WOT werkt daarom

nauw samen met de wijkagent. Bij zorgsignalen schakelt de politie het WOT in. Bij

signalen van hinderlijk of overlastgevend gedrag van jongeren, is een integrale aanpak

van groot belang. Bij het tegengaan van dergelijk gedrag werken WOT, politie en

Veiligheidshuis samen. Hiernaast beschikt Schiedam over een gemeentebreed

interventieteam. Zij pakken onwenselijke situaties aan, zoals overbewoning,

prostitutie/mensenhandel, hennepteelt, (woon-)overlast en fiscale- en uitkeringsfraude.

De aanpak is gericht op bescherming van bewoners. Belangrijk onderdeel binnen het

gemeentebrede interventieteam zijn de zorgsignalen die teamleden constateren.

Hiervoor werken zij nauw samen met de Wijkondersteuningsteams. De aanpak van het

Interventieteam heeft in eerste instantie de focus op de wijk Oost en een deel van de

wijk West.

Veiligheidshuis

Het Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond is een samenwerkingsverband waarin de

partners van justitie, zorg en gemeenten werken aan het terugdringen van overlast,

huiselijk geweld en criminaliteit (vaak als gevolg van structurele problemen) met het oog

op een duurzame sociale veiligheid. Hulpverlening vanuit het Veiligheidshuis is gericht op

daders, slachtoffers en andere betrokkenen. Het gaat hier met name om de gedwongen

30

hulpverlening en jeugdreclassering. Het uitgangspunt van het Veiligheidshuis is dat

problemen zoveel mogelijk lokaal worden opgelost. Het Veiligheidshuis staat ook in

nauwe verbinding met het Jeugdbeschermingsplein.

Tot slot: Kwaliteit

In de Jeugdwet worden kwaliteitseisen gesteld aan alle jeugdhulpaanbieders, het AMHK

en de gecertificeerde instellingen4. Naast deze uniforme kwaliteitseisen zijn in de

Jeugdwet nog specifieke bepalingen opgenomen voor gesloten jeugdhulp, pleegzorg en

gecertificeerde instellingen. Alle jeugdhulpaanbieders met wie we als gemeente een

contract afsluiten voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen. Met hen maken we afspraken

over de kwaliteitsbewaking.

4 Artikel 4.1.1. tot en met 4.1.8.

31

Hoofdstuk 7: Sociale stijging en maatschappelijke

carrière (pijler 3)

In dit hoofdstuk beschrijven we de diverse onderdelen die bijdragen aan sociale stijging

en maatschappelijke carrière van de jeugd.

1) Passend onderwijs

Waar staan we nu?

De stelselwijziging in het jeugddomein en de invoering van passend onderwijs zijn

parallelle ontwikkelingen. Ook de Wet passend onderwijs heeft als ambitie om de

verantwoordelijkheid voor goede ondersteuning eenduidiger bij één partij neer te leggen

(in dit geval de schoolbesturen verenigd in een samenwerkingsverband). Op die manier

kunnen ze meer kinderen ondersteuning bieden in reguliere in plaats van speciale

onderwijsvoorzieningen. Bij beide ontwikkelingen is een omslag nodig naar het beter

benutten van de pedagogische civil society. Door samen met de omgeving te werken aan

de ontwikkeling van het kind en uit te gaan van de eigen kracht. Ook hier gaat het om

een andere inzet van specialistische ondersteuning door ontschotting tussen preventieve,

lichte en zware zorg en ondersteuning. De opdrachten aan gemeente en het onderwijs

liggen dus in elkaars verlengde. Met het oog op de optimale ontwikkeling van het kind

hebben de NWN-gemeenten met de samenwerkingsverbanden onderwijs

de voorbereidingen op beide wetswijzigingen vanaf 2012 onderling afgestemd.

Waar willen we naartoe?

De gemeente en het onderwijs hebben de gezamenlijke ambitie om, daar waar

onderwijs- en gezinsproblematiek op elkaar van invloed zijn, integrale ondersteuning te

bieden. Hierbij geldt als uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’. Dit betekent

dat gemeenten en onderwijs samen moeten optrekken om tot een passend aanbod te

komen voor het kind in het bijzonder en voor het hele gezin in het algemeen. Hiervoor

moeten onderwijs en zorg dicht bij elkaar komen te staan. Dit vraagt om een intensieve

samenwerking en goede afspraken over wie, wanneer en waarvoor verantwoordelijk is.

Maassluis, Vlaardingen en Schiedam starten op 1 januari 2015 met de invoering van de

integrale onderwijs-jeugdondersteuning op álle scholen voor PO en V(S)O. De kern van

deze werkwijze vormen de ondersteuningsteams op de scholen. Naast de interne

betrokkenen (leerkracht, intern begeleider en directie) nemen een onderwijsspecialist én

een gezinsspecialist deel. Gezamenlijk stemmen zij de ondersteuning vanuit school5

enerzijds én de gemeentelijke jeugdhulp anderzijds op elkaar af. Het streven hierbij is

om 80% van de hulpvragen ook op dit niveau af te handelen en de tot nu toe aparte

indicatietrajecten te vervangen door multidisciplinaire arrangementen.

Wanneer duidelijk is dat de problematiek vooral in de gezinssituatie ligt en wanneer te

verwachten valt dat dit niet op korte termijn op te lossen is, is met de name de

gezinsspecialist aan zet. Ook wanneer problemen van de leerling met name veroorzaakt

worden door het feit dat draaglast en draagkracht in een gezin zijn verstoord, is het de

taak van de gezinsspecialist hierover het gesprek aan te gaan met ouders en hen

passende ondersteuning te bieden. Andersom geldt: als de geconstateerde problematiek

met name onderwijs gerelateerd is, ligt de casusregie bij de onderwijsspecialist. De

onderwijsspecialist wordt geleverd door de samenwerkingsverbanden PO en VO; de

gezinsspecialist is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

Wat gaan we doen om daar te komen?

Voor het basisonderwijs geldt dat over het algemeen de meeste leerlingen in de wijk

wonen waar de school staat. Voor het voortgezet onderwijs geldt dit minder vaak.

5 Weer samen naar school (WSNS): samenwerkingsverband Schiedam, Vlaardingen, Maassluis

32

Gemeenten zijn alleen bevoegd om jeugdhulp in te zetten voor iemand die in de

gemeente woont. Daarom zullen gezinsspecialisten van VO-scholen vaker een casus

moeten overdragen aan een Wijkondersteuningsteam in een andere gemeente. Samen

met de gemeenten Vlaardingen en Maassluis organiseren wij de aansluiting tussen de

Wijkondersteuningsteams en het voortgezet onderwijs. De aan een school verbonden

gezinsspecialist is de schakel naar het Wijkondersteuningsteam waar het kind woont.

De gezinsspecialisten die verbonden zijn aan PO-scholen hebben een ruim mandaat om

zélf ondersteuning te bieden. Als langdurige, aanvullende of meer specialistische

hulpverlening nodig is kunnen zij alle hulpvormen arrangeren waar de gemeente per 1

januari 2015 verantwoordelijk voor is. Voor het VO moeten zij hiervoor het

verantwoordelijk wijkteam inschakelen. Onder deze vormen van hulp valt ook de

ondersteuning voor kinderen met ernstige, enkelvoudige dyslexie (EED). Enkelvoudig

betekent dat het kind naast de dyslexie geen ggz-stoornis, beperking of taal- of

leerstoornissen heeft die belemmerend is voor dyslexieonderzoek en/of -behandeling. De

school is de eerstverantwoordelijke om kinderen lees- en spellingonderwijs te bieden. De

ondersteuning van leerlingen met lees- en spellingproblemen en niet-ernstige

enkelvoudige dyslexie maakt onderdeel uit van de basisondersteuning die elke school

biedt.

2) Peuterspeelzaalwerk

Waar staan we nu?

Alle Schiedamse basisscholen hebben een bijbehorende peuterspeelzaal en voor- en

vroegschoolse educatie. In de peuterspeelzalen wordt gewerkt met een programma voor

voorschoolse educatie dat aansluit bij de werkwijze in de vroegschoolse educatie in de

groepen 1 en 2 van de bijbehorende basisschool. De onderwijsinspectie heeft in 2014 de

kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie positief beoordeeld. Schiedam wordt

genoemd als voorbeeld voor andere gemeenten. Verbeterpunten zijn de versterking van

de doorgaande (pedagogische) lijn, het opbrengstgericht werken en de

ouderbetrokkenheid.

Waar willen we naartoe?

Een goede aansluiting en samenwerking met het onderwijs en de voorschoolse

voorzieningen achten wij van cruciaal belang in de opbouw van het nieuwe jeugdstelsel.

We streven daarbij naar kwalitatief goede voorzieningen waarbij sprake is van een

doorgaande (pedagogische) lijn, opbrengstgericht werken en goed ontwikkelde

ouderbetrokkenheidprogramma’s met concrete doelen. Wij zijn van mening dat de

verbetering op deze onderdelen het best te realiseren is door afspraken te maken over

een eenduidige regie en sturing van deze voorzieningen.

Scholen en opvangvoorzieningen zijn belangrijke partners en vindplaatsen voor mogelijke

(jeugd- en gezins)problematiek in de wijk. In Schiedam wordt de gezinsspecialist van

ondersteuningsteams in de basisscholen daarom ook ingezet voor de aan de school

verbonden peuterspeelzaalgroepen (voorschoolse educatie). De overige voorschoolse

voorzieningen kunnen een beroep doen op de gezinsgeneralisten in de

Wijkondersteuningsteams. De professional schakelt met instemming van de ouders het

WOT in waar de jeugdige woont.

Wat gaan we doen om daar te komen?

De gemeente investeert in de eerdere fases van de schoolloopbaan. Immers een

succesvolle schoolloopbaan begint al in de voorschoolse periode. Er wordt ingezet op het

doorontwikkelen van brede scholen tot Integrale Kindcentra (IKC). De gemeente

Schiedam heeft hiertoe in samenwerking met de Schiedamse schoolbesturen en

instellingen voor kinderopvang en welzijn de conceptnotitie IKC Schiedam (mei 2014)

opgesteld. Het IKC is een krachtig middel om doelstellingen binnen een bredere

onderwijsagenda te realiseren. Denk aan het verhogen van de kwaliteit van voor- en

vroegschoolse educatie en het verbeteren van de leerresultaten en het vergroten van de

33

ouderbetrokkenheid. Zo wordt in de voorschoolse en basisschool periode een stevig

fundament gelegd voor een succesvolle schoolloopbaan.

3) Voorkomen schooluitval

Waar staan we nu?

De werkwijze van de ondersteuningsteams (waarin de leerplicht ambtenaar – indien aan

de orde – participeert) en in afstemming met de inzet van de gezinsspecialisten moet

voorkomen dat kinderen en jongeren onverwacht thuis komen te zitten. Daarvoor is er

immers een traject doorlopen van signaleren, acties nemen en evalueren. Zodra het bij

de thuiszitters gaat om leerlingen die (tijdelijk) niet in staat zijn om onderwijs te volgen,

wordt er een passend hulpverleningsaanbod gegeven door de verantwoordelijke

organisatie. Als het gaat om hulp in het kader van de jeugdwet, behoort dit tot de

verantwoordelijkheid van het wijkteam. Hierbij gaat de behandeling voor de leerplicht.

Waar willen we naartoe?

Gemeenten zijn wettelijk verplicht uitvoering te geven aan de Leerplichtwet en de RMC6-

functie. Wij gaan er vanuit dat leerlingen niet langer geweigerd of verwijderd mogen

worden vanwege hun extra ondersteuningsbehoefte voordat er een plek op een andere

school is gevonden.

Wat gaan we doen om daar te komen?

Van belang is dat alle professionals direct melden als een leerling dreigt thuis te komen

zitten, of als een leerling thuiszit. De ondersteuningsteams op de scholen kunnen

gezinsspecialisten inzetten om te voorkomen dat kinderen en jongeren onverwacht thuis

komen te zitten. Daarvoor is er een traject doorlopen van signaleren, acties nemen en

evalueren. Indien nodig participeert de leerplichtambtenaar in het ondersteuningsteam

van de school.

Zodra het bij de thuiszitters gaat om leerlingen die (tijdelijk) niet in staat zijn om

onderwijs te volgen, wordt er een passend hulpverleningsaanbod gegeven door de

verantwoordelijke organisatie. Als het gaat om hulp in het kader van de jeugdwet,

behoort dit tot de verantwoordelijkheid van het Wot. Hierbij gaat de behandeling voor de

leerplicht. Aanvullend wordt er een overleg georganiseerd met meerdere

belanghebbenden om deze groep leerlingen scherp in beeld te blijven houden en te

volgen.

Vervolgens is het belangrijk dat kinderen een goede keuze maken voor een

vervolgopleiding. Professionals constateren dat ouders niet altijd voldoende zicht hebben

op het onderwijsstelsel en soms verkeerde verwachtingen hebben van hun kind. Het is

daarom belangrijk dat ouders en kinderen worden ondersteund bij het maken van een

goede keuze, zodat (latere) problemen in de schoolloopbaan worden voorkomen.

Ook jongeren zeggen graag ondersteund te willen worden in hun school- en

beroepskeuze. Zij verdwalen soms in het woud aan keuzemogelijkheden, wat het risico

op het maken van een verkeerde keuze vergroot. De begeleiding van kinderen en

jongeren bij het maken van school- en beroepskeuzes is in eerste instantie de

verantwoordelijkheid van de scholen. De gemeente bekijkt in samenwerking met de

schoolbesturen hoe deze begeleiding versterkt kan worden.

4) Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt

Waar staan we nu?

Voldoende scholing (minimaal een startkwalificatie) en een goede aansluiting op de

arbeidsmarkt zijn voorwaarden om jonge Schiedammers perspectief te bieden op een

6 Regionale Meld- en Coördinatiefunctie

34

goede maatschappelijke positie. De twee speerpunten uit de nota ‘Jong zijn in Schiedam:

ieders zorg!’ zijn dan ook nog volledig van toepassing. Nog steeds is het terugdringen

van voortijdig schoolverlaten en het versterken van arbeidskansen van jongeren van

groot belang. Inmiddels zijn initiatieven als Technetkring, Maritieme Delta en de pilots

‘Verder van werk’ en ‘Praktijkschool’ in gang gezet. Deze lopende initiatieven en pilots

worden de komende periode aangevuld met meer initiatieven, vooral ook gericht op

specifieke doelgroepen zoals mensen met een arbeidsbeperking. Uiteraard zullen ook

jongeren uit de betreffende doelgroep van deze initiatieven gaan profiteren..

Waar willen we naartoe?

Vervolgens is het belangrijk dat kinderen een goede keuze maken voor een

vervolgopleiding. Professionals constateren dat ouders niet altijd voldoende zicht hebben

op het onderwijsstelsel en soms verkeerde verwachtingen hebben van hun kind. Het is

daarom belangrijk dat ouders en kinderen worden ondersteund bij het maken van een

goede keuze, zodat (latere) problemen in de schoolloopbaan worden voorkomen.

Ook jongeren zeggen graag ondersteund te worden in hun school- en beroepskeuze. Zij

verdwalen soms in het woud aan keuzemogelijkheden, wat het risico op het maken van

een verkeerde keuze vergroot. De begeleiding van kinderen en jongeren bij het maken

van school- en beroepskeuzes is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de

scholen. De gemeente bekijkt in samenwerking met de schoolbesturen hoe deze

begeleiding versterkt kan worden.

Wat gaan we doen om daar te komen?

Om te zorgen dat de competenties van de jongeren beter aansluiten op de arbeidsmarkt,

is de aanwezigheid van voldoende stageplaatsen van groot belang. Als gemeente willen

we hierin het goede voorbeeld geven door van de gemeentelijke organisatie een leer-

/werkbedrijf te maken, door het aanbieden van stageplaatsen en via traineeships.

Om de aansluiting tussen mbo en arbeidsmarkt te verbeteren, participeert de gemeente,

op initiatief van werkgevers en middelbaar beroepsonderwijs, in de opzet van een

stimuleringsfonds. We willen bevorderen dat alle jongeren minimaal een startkwalificatie

behalen. Daarom blijven de uitvoering van de leerplichtwet en de samenwerking binnen

de RMC subregio Nieuwe Waterweg Noord onverminderd van groot belang. In nauwe

samenwerking tussen gemeente en schoolbesturen en met het Steunpunt Onderwijs als

spil werken we aan het tegengaan van voortijdig schoolverlaten.

Speerpunten pijler 3

Jongeren optimale kansen bieden op de arbeidsmarkt door de aansluiting tussen

opleiding en arbeidsmarkt te versterken (w.o. het bevorderen van het aantal

stageplaatsen en traineeships).

De kansen op een succesvolle schoolloopbaan voor alle jeugdigen vergroten (met

specifiek aandacht voor de ‘overgangen’).

Verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten door het inzetten van

schooladviesteams.

35

Hoofdstuk 8: Sturing en Financiering Budget Na eerdere schattingen zijn in de Meicirculaire 2014 de bedragen voor het historisch

budget voor jeugdzorg per gemeente definitief vastgesteld.

Schiedam ontvangt voor 2015 een budget van € 16.868.905.

Vanaf 2016 moeten de gemeenten geleidelijk overgaan op een budget dat wordt

vastgesteld op basis van een nieuw objectief verdeelmodel dat momenteel door het SCP

en Cebeon wordt ontwikkeld. Naast deze over te hevelen middelen beschikt de gemeente

over middelen voor preventie binnen de jeugdgezondheidszorg en voor opvoed- en

opgroeiondersteuning. Schiedam ontvangt voor Jeugdzorg ook een Doel Uitkering (DU)

CJG, die in 2015 € 2.058.844 bedraagt. Middelen in het kader van het integrale

jeugdbeleid zoals schoolmaatschappelijk werk, kinderopvang en dergelijke blijven hier

buiten beschouwing.

Transitiearrangement

De gemeenten zijn verplicht garant te staan voor zorgcontinuïteit voor diegenen die eind

2014 in zorg zijn of via een indicatie recht hebben op zorg. Op regionaal niveau hebben

de samenwerkende gemeenten in de regio Rotterdam Rijnmond en de zorgaanbieders

een Regionaal Transitiearrangement afgesloten (zie hoofdstuk 1). Dit arrangement heeft

een looptijd van twee jaar, met een optie tot verlenging met nog een jaar. Voor de

inkoop van bovenlokale zorg is een gemeenschappelijke regeling afgesloten tussen de

regio Rijnmond gemeenten. Een deel van het lokale budget moet in dat kader worden

ingezet.

Begroting De over te hevelen middelen liggen dus voor een belangrijk deel vast. Niet alleen

vanwege de te garanderen zorgcontinuïteit. Met het arrangement hebben de gemeente in

deze regio zich tevens gecommitteerd om mee te werken aan het beperken van

frictiekosten die met de decentralisatie gepaard (kunnen/zullen) gaan. Onder de nieuwe

Jeugdwet houdt Bureau Jeugdzorg immers op te bestaan en gaat het gehele gedeelte in

het vrijwillige kader over naar de gemeenten. Overeengekomen is dat het personeel dat

hierdoor vrijvalt zo veel mogelijk wordt geplaatst in de lokale structuren. Dit betreft in

elk geval de functies in de hulpverlening. Ook ondersteunend en leidinggevend personeel

valt vrij. In het Ombouwplan van Bureau Jeugdzorg is een verdeling per gemeente

opgenomen, uitgesplitst naar functie en daarmee samenhangende kosten. Voor

Schiedam gaat het om 6,35 fte (waarvan 5,28 fte hulpverlenend, 0,33 fte leidinggevend

en 0,75 fte ondersteunend) met een bijbehorend bedrag van € 530.000.

Voor de gezamenlijke inkoop en uitvoering van jeugdreclassering en

jeugdbeschermingsmaatregelen, van gesloten jeugdhulp, crisiszorg, pleegzorg,

residentiële intramurale en specialistische zorg hebben we een Gemeenschappelijke

Regeling (GR) Jeugdhulp Rijnmond opgericht met een daaraan verbonden

36

uitvoeringsorganisatie. Het Algemeen Bestuur van de GR heeft de inkoop opgedragen

aan de Inkooporganisatie van Rotterdam. Ook de kosten daarvan liggen dus vast. Deze

zijn in de begroting 2015 van de GR voor Schiedam bepaald op € 89.325,46.

Er volgt in het najaar van 2015 een aan de Meicirculaire 2014 aangepaste GR-begroting

2015. Deze houdt ook rekening met de wensen die elke individuele gemeente heeft

ingediend voor de vulling van wijkteams en met de bovenlokale inkoop. Voor de

verrekening van de kosten van de werkelijke afname van zorg wordt het zogenaamde

vlaktaks-systeem gehanteerd: de bijdrage in een bepaald jaar wordt vastgesteld aan de

hand van het gemiddelde over de voorgaande drie jaren. Uiteindelijk betaalt iedere

gemeente dan de werkelijke kosten, maar worden pieken in enig jaar afgevlakt en

financiële risico’s op basis van solidariteit gespreid.

Het algemene financiële uitgangspunt is dat de kosten van het nieuwe stelsel in aanvang

niet hoger mogen zijn dan het totaal van het nu beschikbare budget, aangevuld met de

over te hevelen middelen. Het nieuwe stelsel moet er in de loop der tijd toe leiden dat

het benodigde budget afneemt. Op alle niveaus wordt ‘neerwaartse druk’ uitgeoefend:

van de tweede naar de eerste lijn, van de eerste naar de nulde lijn met toename van

zelfredzaamheid, eigen kracht, inzet van sociale netwerken.

Monitoring

Een belangrijk onderdeel in de transitie is het verkrijgen en behouden van inzicht in

kosten en baten van de jeugdhulp. Als gemeente moeten we in onze nieuwe rol als

opdrachtgever goed sturen. Daarom wordt in de proeftuin Nieuwe Waterweg Noord

(NWN) een digitaal dashboard ontwikkeld dat gemeenten en aanbieders in staat stelt om

met elkaar goed te kunnen inkopen en te kunnen sturen op de jeugdzorg. De

informatiebehoefte wordt in kaart gebracht en de informatievoorziening waar nodig

verbeterd. Het dashboard maakt onderscheid in informatie tussen professionals en

bestuurders.

De informatiestromen op verschillende niveaus

Om te kunnen sturen op uitkomsten, wordt op dit moment in de proeftuin ook een

sturingsmodel ontwikkeld en getest. Dit sturingsmodel koppelt niet alleen de resultaten

van hulp aan de inzet van de instellingen, maar geeft ook de maatschappelijke effecten

een plek. In het model wordt tevens rekening gehouden met die kenmerken van een

wijk, die mede de behoefte aan zorg bepalen. Dergelijke kenmerken zijn het aantal

echtscheidingen of het percentage kinderen met ouders met een laag inkomen en/of

opleidingsniveau. Zonder deze zogenaamde casemixcorrectie

(vergelijkbaarheidscomponent) is vergelijken niet realistisch. Immers, andere wijken

hebben andere uitgangsposities en andere behoeften. Doordat we als gemeente vanaf

2015 verantwoordelijk zijn voor de gehele keten van preventie tot dwang hebben we

straks de mogelijkheden om de maatschappelijk effecten van zorg te versterken. Dit

37

doen we door te bouwen aan sterke netwerken en door de zorg anders en eerder in te

zetten, dichtbij jeugdigen en gezinnen. Uiteindelijk willen de NWN-gemeenten naar een

situatie waarin het gesprek tussen gemeente en zorgaanbieders niet meer gaat over een

maximale wachttijd of een goede werking van een hulptraject. Centraal moet staan of de

ingezette middelen en hulp er daadwerkelijk voor zorgen dat jeugdigen en gezinnen hun

eigen problemen kunnen oplossen of zich binnen hun eigen netwerk (eventueel in

combinatie met professionele hulp) kunnen ontwikkelen.

Evaluatie

De wet schrijft voor dat het beleid periodiek wordt geëvalueerd. Het college zendt hiertoe

eenmaal per twee jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid

in de praktijk naar de gemeenteraad.

38

BIJLAGE

Afkortingen

AMHK Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling

AMK Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

AMvB Algemene Maatregel van Bestuur

Awb Algemene wet bestuursrecht

AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

bw begeleid Wonen

BJZ Bureau Jeugdzorg

CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg

CJG Centrum voor Jeugd en Gezin

DU Decentralisatie Uitkering

GGz Geestelijke Gezondheidszorg

IB-er Intern begeleider

JB Jeugdbescherming

JR Jeugdreclassering

(l)vb (licht) verstandelijke beperking

lwi landelijk werkende instelling

OM Openbaar Ministerie

pgb persoonsgebonden budget

RvdK Raad voor de Kinderbescherming

RTA Regionaal Transitie Arrangement

SHG Steunpunt Huiselijk Geweld

vb verstandelijke beperking

Wgr Wet gemeenschappelijke regelingen

Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning

WOT Wijkondersteuningsteam

39

Tenslotte

In dit slothoofdstuk volgen nog enige algemene opmerkingen.

1) Kwaliteit

Waar staan we?

De Jeugdwet stelt kwaliteitseisen aan alle jeugdhulpaanbieders, het Advies- en Meldpunt

Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) en de gecertificeerde instellingen7. Naast

deze uniforme kwaliteitseisen staan in de Jeugdwet specifieke bepalingen voor gesloten

jeugdhulp, pleegzorg en gecertificeerde instellingen.

Waar willen we naartoe?

Alle door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders voldoen aan de wettelijke

kwaliteitseisen. Met hen hebben wij afspraken gemaakt over de kwaliteitsbewaking van

dienstverlening en voorzieningen in het sociale domein.

De volgende voorwaarden stellen wij aan hulpverlening:

- voorzieningen zijn afgestemd op de persoonlijke situatie van de hulpvrager;

- voorzieningen zijn afgestemd op andere (algemene) voorzieningen en/of vormen

van ondersteuning;

- het beroepsmatig handelen is in overeenstemming met de professionele

standaarden (zoals certificeringen).

Wat gaan we doen om daar te komen?

Wettelijk dienen de zorgaanbieders gecertificeerd te zijn. Daartoe zijn landelijk een

certificeringsinstituut en een inspectiedienst ingericht. We monitoren de kwaliteit van de

zorg ook via klantervaringsonderzoeken. Waar nodig controleren we ook de situatie bij de

cliënt thuis. Dit kan bijvoorbeeld onderdeel uitmaken van nazorg waarbij we na een

bepaalde periode contact opnemen om na te gaan of de hulpvrager met de gemaakte

afspraken en eventueel geleverde maatwerkvoorzieningen verbetering in zijn/haar

situatie merkt. Nazorg kan vooral van belang zijn bij inzet van een persoonsgebonden

budget, omdat met die aanbieders vanuit de gemeente geen afspraken zijn gemaakt met

betrekking tot de kwaliteit.

2) Financiële tegemoetkoming meerkosten

Waar staan we?

De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de regeling

Compensatie Eigen Risico (CER) zijn per 1 januari 2014 afgeschaft. Gemeenten

ontvangen een deel van het vrijgekomen budget om zelf vorm te geven aan

tegemoetkoming van meerkosten als gevolg van een chronische ziekte of handicap.

Waar willen we naar toe?

De gemeente Schiedam wil het budget dat zij ontvangt voor deze tegemoetkoming

inzetten voor Schiedammers die het daadwerkelijk nodig hebben. Dit wordt per

persoonlijke situatie beoordeeld tijdens het ‘keukentafelgesprek’. In dit gesprek wordt

ook duidelijk of er sprake is van meerkosten als gevolg van de handicap en of deze

meerkosten tot (financiële) problemen leiden. Wanneer dat het geval is wil de gemeente

deze Schiedammers ondersteunen door een tegemoetkoming te verstrekken.

Wat gaan we doen om daar te komen?

In de ‘verordening Maatschappelijke Ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam

2015’ is opgenomen dat een financiële tegemoetkoming beschikbaar is voor meerkosten

als gevolg van een chronische ziekte en/of handicap. Hierbij wordt een inkomensgrens

7 Artikel 4.1.1. tot en met 4.1.8.

40

van 110% van de bijstandsnorm gehanteerd. Tijdens de inspraakprocedure is gevraagd

of deze grens voldoende is, of dat er mensen zijn die ook boven deze grens in problemen

komen als gevolg van meerkosten. In oktober 2014 stelt de gemeenteraad deze

verordening definitief vast. Op basis van de verordening worden nadere beleidsregels

opgesteld. Die moeten duidelijkheid scheppen over de situaties waarin en waarvoor de

tegemoetkoming in de meerkosten verstrekt wordt en hoe hoog het bedrag per situatie

is.

3) Bezoldigingsregels

Waar staan we?

Jaarlijks publiceert vakbond Abvakabo de zogenaamde ActiZ8 Top 50 met de meest

verdienende zorgbestuurders. Ook organisaties die werkzaam zijn in Schiedam hebben

bestuurders die meer verdienen dan volgens de Wet normering bezoldiging

topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna te noemen: de wet) zou

mogen. Verschillende gemeenten hebben zich hierover al beraden en willen eisen aan de

bezoldiging van bestuurders opnemen in de inkoopvoorwaarden en subsidievoorwaarden.

Jurisprudentie leert dat de hoogte van het salaris van de bestuurder geen grond kan zijn

om een organisatie uit te sluiten of te korten op de subsidie.

Waar willen we naartoe?

Schiedam wil een situatie bereiken waarbij bestuurders die werkzaam zijn binnen

organisaties die actief zijn voor de meest zwakke inwoners van onze stad, niet méér

verdienen dan de wet voorschrijft.

Wat gaan we doen om daar te komen?

De wet schrijft een afbouwregeling voor in de salarissen van zorgbestuurders. Schiedam

zal via de jaarverslagen monitoren of die afbouw ook daadwerkelijk plaatsvindt. Ook

zullen we in bestuurlijk overleg aandacht vragen voor dit vraagstuk. Tot slot blijven we

onderzoeken of er wettelijk mogelijkheden zijn om de topinkomens in onze stad aan

banden te leggen. Uit jurisprudentie blijkt dat op dit moment een moreel appel het enige

signaal is dat we kunnen afgeven.

8 Actiz is de naam van de werkgeversvereniging in de zorg.