Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien...

48
Gemeente Krimpen aan den IJssel Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie maart 2008

Transcript of Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien...

Page 1: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

Gemeente Krimpen aan den IJssel

Nota Bouwstenenten behoeve van de Woonvisie

maart 2008

Page 2: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

2

Inhoud

1. Belangrijkste conclusies voor het beleid 3

1.1 Inleiding 31.2 Conclusies 4

2. Inventarisatie en bevolking en woningvoorraad 7

2.1. Bevolkingsgroei 72.2. Bevolkingssamenstelling 82.3. Inkomenssituatie 92.4 Woningvoorraad 102.5 Gerealiseerde woningproductie 12

3. De huidige en toekomstige woningmarkt in beeld 13

3.1 Woonruimteverdeling 133.2 Slaagkansen bij Qua Wonen 133.3 Mutaties in de koopsector 143.4 Uitkomsten WOON 2006 143.5 Regionaal Woningmarktonderzoek 183.6 Aanvullende informatie uit interviews 19

4. Voorgenomen woningproductie en toekomstige woningbehoefte 20

4.1 Voorgenomen woningproductie en beschikbare plancapaciteit 204.2 Woningbouwscenario’s 224.3. Kwalitatieve uitwerking scenario 4 28

5. Wonen en zorg 32

5.1 Factoren die van invloed zijn op wonen en zorg 325.2 Vormen van wonen voor senioren en mensen met een functiebeperking 335.3 Behoefte aan huisvesting, zorg en welzijn 34

6. Leefbaarheid 38

6.1 Samenhang tussen leefbaarheid en wonen 386.2 Algemeen beeld van de leefbaarheid in Krimpen aan den IJssel 386.3 Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond 40

7. Beleidskaders 41

7.1 Algemeen volkshuisvestelijk instrumentarium 417.2 Woningbouw en ruimtelijke ordening 447.3 Wonen, zorg en welzijn 47

Page 3: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

3

1. Belangrijkste conclusies en beleidsopgaven

1.1 Inleiding

De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft het besluit genomen om een woonvisie op te stellen enop basis hiervan nieuwe prestatieafspraken met de woningcorporaties af te sluiten. Eensamenhangend woonbeleid wordt ontwikkeld, dat bestaat uit de volgende onderdelen: een gedegen inventarisatie en analyse, die resulteert in de voorliggende Bouwstenennota; de woonvisie, die weer onderverdeeld kan worden in de eigenlijke visie (wat willen wij met ons

gemeentelijk woonbeleid bereiken?), de strategie (wie en wat hebben we nodig om de gesteldedoelen te realiseren?) en een overzicht van maatregelen (wie doet wat en wanneer?);

de prestatieafspraken met de woningcorporaties over de zaken die de gemeenten en de woning-corporaties gezamenlijk willen realiseren;

een op de woonvisie en de prestatieafspraken gebaseerd concreet (jaarlijks) uitvoerings-programma, dat indien gewenst wordt gekoppeld aan de gemeentelijke programmabegroting;

de (jaarlijkse) monitoring van de uitvoering van het beleid, op basis waarvan het woonbeleid zonodig wordt bijgesteld.

De voorliggende Bouwstenennota is geen beleidsnota, maar een naslagwerk met betrekking tot hetbeschikbare materiaal. In de uiteindelijke woonvisie zal hiernaar regelmatig worden verwezen.In de Bouwstenennota komen achtereenvolgens aan de orde: een beschrijving van de bevolking en woningvoorraad in de gemeente Krimpen aan den IJssel

(hoofdstuk 2); de woonruimteverdeling en toewijzing van sociale huurwoningen (hoofdstuk 3) de huidige en toekomstige woningbehoefte en het voorgenomen bouwprogramma voor de

periode 2008-2015, met een doorkijk naar 2030 (hoofdstuk 4); ontwikkelingen met betrekking tot wonen, zorg en welzijn (hoofdstuk 5); leefbaarheid van gemeente en wijken (hoofdstuk 6); beleidskaders van rijk, provincie, Stadsregio Rotterdam, gemeente en woningcorporaties

(hoofdstuk 7).

woonvisie

analyse(Bouwstenennota)

visie

strategie

maatregelen

prestatie-afspraken

uitvoeringsprogramma

monitoring

Page 4: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

4

1.2. Conclusies

Terugblik: bevolking en wonen (hoofdstuk 2)1. De gemeente Krimpen kende in de afgelopen vijf jaar een wisselende en betrekkelijk lage

woningproductie met waarden die jaarlijks schommelen van vrijwel geen tot bijna 100 woningenper jaar. Sinds 2002 is er dan ook spraken van een structureel vertrekoverschot in de gemeenteKrimpen. Het inwonertal is de afgelopen jaren licht gedaald. De vestiging in Krimpen aan denIJssel is vooral afkomstig uit de Stadsregio Rotterdam.

2. De vergrijzing in Krimpen aan den IJssel ligt boven het landelijke gemiddelde: er zijn relatiefminder 20- tot 50-jarigen en meer 50- tot 80-jarigen.

3. Er wonen naar verhouding minder alleenstaanden en meer twee- en meerpersoonshuishou-dens in Krimpen aan den IJssel dan volgens het landelijke gemiddelde. Daardoor ligt degemiddelde woningbezetting met 2,5 ook boven het landelijke gemiddelde.

4. Krimpen aan den IJssel is naar verhouding een rijke gemeente. Het gemiddelde inkomen vande bevolking ligt boven het landelijke gemiddelde. Ook de gemiddelde WOZ-waarde van dewoningen ligt aanzienlijk boven het landelijke gemiddelde.

5. De woningvoorraad is goed in balans met 57% koopwoningen en 41% huur (van 2% is deeigendomssituatie onbekend). Wel staan er naar verhouding veel eengezinswoningen (74%) enweinig appartementen in Krimpen aan den IJssel. De huursector bestaat voor 90% uit socialehuurwoningen van Qua Wonen (bijna 4.500 woningen). Van de sociale huurwoningen van QuaWonen valt 20% in het goedkope segment (tot kwaliteitskortingsgrens, huur tot € 343) en 70%in het betaalbare segment (tot tweede aftoppingsgrens, huur tussen € 343 en € 527).

6. De nieuwbouw tot 2006 betrof vrijwel uitsluitend koopwoningen en nagenoeg geenhuurwoningen. In 2007 zijn wel weer sociale huurwoningen opgeleverd.

Huidige en toekomstige woningmarkt (hoofdstuk 3)1. Binnen het kader van de regionale woonruimteverdeling wordt in Krimpen aan den IJssel

vastgehouden aan een huurprijs/inkomensverhouding bij de woningtoewijzing. Voor alledoelgroepen is sprake van acceptabele slaagkansen (ca. 25% op jaarbasis). Voor kleinehuishoudens, huishoudens met lage inkomens en senioren liggen de slaagkansen echter watlager. De relatief hoge slaagkansen vinden hun oorzaak in de specifieke woningmarkt waargericht wordt gereageerd en de ligging van Krimpen aan den IJssel aan de oostrand van deStadsregio Rotterdam In de koopsector worden vooral tussenwoningen en appartementenverkocht. Er is (te) weinig aanbod aan tweekappers en vrijstaande woningen

2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nogsteeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen is (resp. 35% en 65%). In de huursectorgaat de vraag uit naar betaalbare (sociale) huurwoningen en duurdere huurwoningen (in demarktsector). In de koopsector is vooral vraag naar goedkope koopwoningen, waarin hetaanbod onvoldoende voorziet. Door de sterk gestegen koopprijzen zijn bewoners van eenhuurwoning weinig in staat om door te stromen naar een koopwoning. Dit blijkt ook uit gesprek-ken met makelaars en woningcorporatie Qua Wonen. Er doet zich eerder een omgekeerdeontwikkeling voor: senioren die van een koop- naar een huurwoning willen doorstromen.

3. De ‘Grote Woontest’ voor de regio Rotterdam kent als rode draad een vraag naar meer ruimte,minder steen en minder hoog. Het gevolg is dat er in de Stadsregio een veel grotere vraag isnaar eengezinswoningen dan het huidige aanbod.

4. Er is vraag naar zowel grondgebonden woningen als appartementen. Maar het aanbod aanappartementen is ook groot. Per saldo houden in de Stadsregio Rotterdam vraag en aanbodnaar appartementen elkaar in evenwicht. Er is echter wel een kwalitatieve mismatch tussendeze vraag (goede appartementen, vooral voor senioren) en het aanbod (slechte, ouderewoningen). Dat zal op termijn leiden tot een nieuwe herstructureringsopgave. De verwachting isdat de vraag naar appartementen in de huursector blijft, maar in de koopsector zal afnemen.

5. Ook in Krimpen aan den IJssel is een tekort aan betaalbare starterswoningen tot € 165.000.Daarnaast is er gebrek aan woningen in het segment rond € 400.000 (tweekappers) en aanmiddeldure en dure huurwoningen.

Page 5: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

5

Voorgenomen woningproductie en woningbehoefte (hoofdstuk 4)1. Met de Stadsregio is afgesproken dat Krimpen aan den IJssel in de periode 2005-2010 in totaal

1.300 woningen bouwt. Dit aantal zal net niet worden gehaald. Wordt echter de geplandewoningbouw in 2010 meegerekend (eerste aanzet Centrumplannen en diverse andereprojecten), dan wordt de taakstelling wel gehaald.

2. De huidige capaciteit voor woningbouw tot 2030 bedraagt netto bijna 3.600 woningen (bijna4.300 te bouwen woningen en ruim 700 te slopen woningen). Naast de afronding van LansinghZuid en diverse kleinere plannen gaat het om de Centrumplannen en de Stormpolder. Voor delaatstgenoemde locatie is voorlopig uitgegaan van een vrij bescheiden capaciteit (1.200woningen). Van deze woningbouw zal volgens de huidige woningbouwprogrammering(exclusief Stormpolder) 39% in de huursector en 61% in de koopsector worden gerealiseerd.Het aandeel appartementen is – in het licht van de huidige woningmarkt – hoog (vooralvanwege de centrumplannen): 77%.

3. Om in een vroegtijdig stadium richting te kunnen geven aan de woonvisie worden op voorhandenkele scenario’s voor de toekomstige bevolkingsgroei en woningbouw in Krimpen aan denIJssel opgesteld. Gezien de gemaakte woningbouwafspraken (tot 2010) en het streven om eenbovenmatige vergrijzing tegen te gaan en het voorzieningenniveau in stand te houden, gaat devoorkeur uit naar realisering van het volledige thans voorgenomen woningbouwprogramma(netto bijna 3.600 woningen tot 2030). Krimpen aan den IJssel groeit dan naar bijna 34.000inwoners. Het aandeel 65-plussers zal toenemen van bijna 18% nu tot bijna 25% in 2030.Vooral het aandeel tot 75 jaar neemt sterk toe (in aantal inwoners bijna een verdubbeling). Inkwalitatieve zin heeft een bijsturing plaatsgevonden, waarbij het (oorspronkelijk erg hoge)aandeel appartementen is verminderd en meer gefaseerd.

4. De bouw van levensloopbestendige appartementen zal vooral voor de lokale doorstroming vanbelang zijn. Daarbij wordt gemikt op belangstelling vanuit de regio. Toch moet niet uitsluitendvoor senioren worden gebouwd. Dit punt en de voorgaande conclusies vragen om eenzorgvuldige differentiatie van de omvangrijke Centrumplannen (100% appartementen): eengemêleerd aanbod voor verschillende leeftijdscategorieën, soorten huishoudens en inverschillende prijsklassen.

Wonen en zorg (hoofdstuk 5)1. Er is een grote behoefte onder senioren om in het groen en aan het water te wonen, bijna de

helft van de senioren in Krimpen aan den IJssel wil dat. Daarbij is er zowel naar appartementenals naar grondgebonden woningen vraag. De behoefte aan huur- of koopwoningen is 60% resp.40%. Vooral jonge koopkrachtige senioren voelen zich hiertoe aangetrokken. Daarnaast is erook behoefte aan het wonen in het centrum, wonen in een gewone woonwijk en wonen in eenserviceflat. De senioren die in het centrum willen wonen, vragen vooral om goedkopehuurappartementen. Ook hebben zij behoefte aan extra diensten zoals onderhoud, eenhuismeester, een gezamenlijke ruimte of tuin en dienstverlening op het gebied van veiligheid.De voornaamste motivatie om in het centrum te wonen is de afstand tot (winkel)voorzieningen.

2. De mate van toegankelijkheid van woningen voor senioren en mensen met eenbewegingsbeperking wordt gebaseerd op een sterrensysteem. De verwachting is dat tot 2015ruim 2.800 woningen in Krimpen aan den IJssel met 1 tot 3 sterren kunnen worden gelabeld en2.600 woningen met 4 sterren. Daarmee wordt voorzien in de aanwezige behoefte. Daarnaastis er behoefte aan een uitbreiding van het verzorgd wonen. Qua Wonen, SOR en de (thuis-)zorgorganisaties zijn bereid hiervoor te bouwen en de zorg te verlenen.

3. In de behoefte aan intensieve zorg wordt in de gemeente Krimpen aan den IJssel voorzien doormiddel van zorgsteunpunten in Tiendhove en Crimpenersteijn. Het is de vraag of Tiendhove enCrimpenersteyn voldoende zijn om in de zorgbehoefte bij de Centrumplannen te voorzien. Eenderde zorgsteunpunt in het centrum is wenselijk in combinatie met de hier te realiserenlevensloopbestendige woningbouw.

Leefbaarheid(hoofdstuk 6)1. De kwaliteit van de fysieke en sociale woonomgeving, groen- en speelvoorzieningen worden

volgens de leefbaarheidsmonitor LEMON over het algemeen positief beoordeeld. Er is mindersprake van overlast dan in veel andere gemeenten, terwijl ook de veiligheid positief wordtbeoordeeld.

2. Uit de Staat van de Gemeente blijkt dat Krimpen aan den IJssel gemiddeld scoort in vergelijkingmet de andere onderzochte gemeenten tussen 25.000 en 50.000 inwoners op het gebied vanfysieke leefomgeving en veiligheid.

Page 6: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

6

3. De Veiligheidsrapportage Rotterdam Rijnmond laat zien dat Krimpen slecht scoort op vandalismemet een derde plaats op de lijst van 20 gemeenten in de politieregio Rotterdam-Rijnmond. InOud-Krimpen/Kortland-Noord worden relatief de meeste aangiften gedaan van vernieling. Dit blijktuit de politiegegevens en ook de ervaring van de burgers komt hiermee overeen.

Page 7: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

7

2. Inventarisatie bevolking en woningvoorraadDe gemeente Krimpen aan den IJssel De gemeente ligt aan de zuidoever van de IJssel. Al sinds1277 wordt Krimpen genoemd in documenten. De gemeente bestaat uit de wijken Oud Krimpen,Kortland-Noord, Kortland-Zuid, Boveneind, Langeland en Lansingh-Zuid.

2.1 Bevolkingsgroei

Aantal inwonersOp 1 januari 2007 kende de gemeente Krimpen een inwoneraantal van 28.719. Sinds 2005 is hetinwoneraantal in Krimpen aan den IJssel gestaag gedaald:

Tabel 2.1: ontwikkeling inwonertal 2004-2006jaar aantal inwoners2004 (1 januari) 29.0462005 (1 januari) 29.2482006 (1 januari) 28.7832007 (1 januari) 28.747

Bron: CBS/gemeente Krimpen aan den IJssel

Verdeeld naar wijk was het aantal inwoners op 1 januari 2007 als volgt:

Tabel 2.2: aantal inwoners per wijk per 1 januari 2007wijk aantal inwonersOud Krimpen 2.106Kortland-Noord 6.947Kortland-Zuid 6.325Boveneind 4.411Langeland 7.209Lansingh-Zuid 1.749Krimpen aan den IJssel 28.747

Bron: gemeente Krimpen aan den IJssel

Vestiging en vertrekSinds 2002 is sprake van een structureel vertrekoverschot. Dit is het gevolg van de beperktewoningproductie.

Tabel 2.3: Vestiging en vertrekjaar vestiging

(waarvan uitbuitenland)

vertrek (waarvan naar

buitenland)

saldo(waarvan t.o.v.

buitenland)2001 1.312 (103) 1.148 (60) + 164 (+ 43)2002 905 ( 72) 908 (57) - 3 (+ 15)2003 849 ( 57) 1.002 (44) - 153 (+ 13)2004 946 ( 46) 1.092 (60) - 246 (- 14)2005 889 ( 73) 1111 (84) - 222 (- 11)2006 1.053 ( 95) 1.172 ( 67) - 119 (+ 28)

Bron: CBS

Voor 2006 is in tabel 2.4 een beeld van de migratie naar richting gegeven. Te zien is dat veruit demeeste vestigers in de gemeente Krimpen aan den IJssel uit de provincie Zuid-Holland komen.Uitgesplitst naar regio zien we dat de meeste personen zich in Krimpen aan den IJssel vestigenvanuit Rotterdam en Capelle aan den IJssel. Dat geldt ook voor het vertrek.

Page 8: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

8

Tabel 2.4: binnenlandse vestiging en vertrek Krimpen aan den IJssel naar richting (2006)gevestigd in

Krimpen aan denIJssel

vertrokken uitKrimpen aan den

IJsselZuid-Holland 779 856waarvan

- Rotterdam 270 304- Capelle aan den IJssel 133 119- Nederlek 84 84- overig Zuid-Holland 292 349

overige provincies 179 249totaal 958 1.105

Bron: CBS

2.2 Bevolkingssamenstelling

Bevolking naar leeftijdIn Krimpen aan den IJssel valt op dat er minder inwoners tussen de 20 en de 65 jaar wonen dan inNederland gemiddeld. De categorie van 65 jaar en ouder is echter meer vertegenwoordigd dangemiddeld in Nederland.

Tabel 2.5: Krimpen aan den IJssel, de bevolkingssamenstelling naar leeftijd (2007)Krimpen aan den IJssel Nederlandleeftijd

aantal(absoluut) percentage percentage

0 tot 20 jaar 7.293 25,4% 24,2%20 tot 40 jaar 6.297 21,9% 26,4%40 tot 65 jaar 10.126 35,2% 24,9%65 jaar en ouder 5.031 17,5% 14,5%totaal 28.747 100,0% 100,0%

Bron: CBS

Zoals te zien is in tabel 2.6 wonen vooral in Lansingh Zuid naar verhouding veel jongeren tot 20 jaaren mensen tussen de 25 en 45 jaar. De 65-plussers zijn vooral vertegenwoordigd in Kortland Zuiden Boveneind.

Tabel 2.6: bevolking naar leeftijdsgroep in %, per wijk (1 januari 2007)leeftijdsgroep

wijk 0 tot 20jaar

20 tot 40jaar

40 tot 65 jaar 65 jaar e.o.

Oud Krimpen 25,3% 31,1% 35,7% 7,9%Kortland-Noord 26,5% 24,6% 30,0% 18,8%Kortland-Zuid 24,5% 20,9% 33,0% 21,6%Boveneind 20,6% 18,7% 38,8% 21,8%Langeland 26,6% 18,1% 40,3% 15,1%Lansingh-Zuid 30,9% 27,3% 33,5% 8,3%Totaal gemeente Krimpenaan den IJssel 25,4% 21,9% 35,2% 17,5%

Bron: gemeente Krimpen aan den IJssel

Bevolking naar huishoudensamenstellingVolgens het CBS bedroeg het totale aantal particuliere huishoudens in Krimpen aan den IJssel in2006 11.320 De gemiddelde huishoudengrootte bedroeg 2,5; in Nederland was dat 2,3. Desamenstelling van de huishoudens was als volgt:

Page 9: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

9

Tabel 2.7: huishoudensamenstelling in % per wijk (2006)

wijk eenpersoons-huishoudens

tweepersoons-huishoudenszonder kinderen

huishoudensmet kinderen

gemiddeldehuishoudens-grootte

Oud Krimpen 21 32 47 2,8Kortland-Noord 34 32 34 2,3Kortland-Zuid 26 35 39 2,4Boveneind 26 35 38 2,4Langeland 16 36 48 2,7Lansingh-Zuid 17 35 48 2,7totaal gemeente Krimpenaan den IJssel 25 34 41 2,5Nederland 35 30 35 2,3

Bron: CBS

Uit de tabel komt duidelijk naar voren dat Krimpen aan den IJssel een groot aantal huishoudens metkinderen kent. Het percentage eenpersoonshuishoudens ligt ver onder het Nederlandsegemiddelde. Het aandeel een- en tweepersoonshuishoudens gezamenlijk ligt ook wat onder hetlandelijke gemiddelde. Het aandeel gezinnen met kinderen ligt in bijna alle wijken boven hetlandelijke gemiddelde. In Oud Krimpen, Langeland en Lansingh Zuid bedraagt het verschil zelfsmeer dan 12%.

AllochtonenDe gemeente telt relatief weinig allochtonen, vooral waar het gaat om niet-westerse allochtonen(Turken, Marokkanen, Antillianen, Arubanen en Surinamers). Onder allochtonen worden mensenverstaan die of zelf in het buitenland zijn geboren, of waarvan tenminste één van de ouders in hetbuitenland is geboren. Het percentage niet-westerse allochtonen in Krimpen bedroeg in 2006 5%,tegenover 8% westerse allochtonen. Beide percentages liggen (ver) onder het Nederlandsegemiddelden. In een stad als Rotterdam gaat het om 10% westerse en ruim 35% niet-westerseallochtonen.

Tabel 2.8: percentage allochtonen westers en niet-westers per wijk (2006)

Kern/wijk westers niet-westersOud Krimpen 5 7Kortland-Noord 8 5Kortland-Zuid 7 6Boveneind 8 3Langeland 8 3Lansingh-Zuid 8 5totaal gemeente Krimpen eenden IJssel 8 5

Nederland 9 11Bron: CBS

2.3 Inkomenssituatie

Het gemiddelde inkomen per inkomensontvanger in Krimpen aan den IJssel bedraagt € 19.100 (zietabel 2.10). Het gemiddelde inkomen per inwoner ligt op € 12.800. Dat is aanzienlijk boven hetlandelijk gemiddelde (€17.700 resp. € 12.200).

Page 10: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

10

Tabel 2.9: inkomen per wijk (2005)gemiddeld

inkomen perinkomens-ontvanger1

gemiddeldinkomen per

inwoner2

lageinkomens3

hogeinkomens4

kern/wijk

x 1.000 euro %Oud Krimpen 17,9 10,4 40 24Kortland-Noord 18,3 12,4 40 20Kortland-Zuid 18,5 12,4 38 22Boveneind 20,4 14,8 37 28Langeland 20,1 13,2 36 30Lansingh-Zuid 19,7 12,9 33 28totaal gemeente Krimpen eenden IJssel 19,1 12,8 38 25Gemiddelde in Nederland 17,7 12,2 40 20

Bron: CBS

2.4 Woningvoorraad

Omvang en samenstelling van de woningvoorraadBegin 2007 bedroeg de woningvoorraad 11.478 woningen, als volgt verdeeld:

Tabel 2.10: verdeling woningvoorraad naar eigendom en woningtype (2007)woningtype koop huur totaaleengezinswoning 50% 24% 74%appartement 7% 19% 26%totaal 56% 44% 100%

Bron: gemeente Krimpen aan den IJssel

Prijsniveau van de woningenDe woningwaarde (WOZ-waarde) bedraagt als volgt:

Tabel 2.11: verdeling woningvoorraad naar WOZ-waarde (2007)WOZ-waarde eengezinswoningen appartementen totaalkoopwoningentot € 175.000 4% 22% 6%€ 175.000-€ 250.000 47% 24% 44%€ 250.000-€ 300.000 20% 28% 21%€ 300.000-€ 400.000 16% 23% 17%€ 400.000 en meer 13% 3% 12%totaal 100% 100% 100%huurwoningentot € 175.000 12% 64% 35%€ 175.000-€ 250.000 79% 32% 58%€ 250.000-€ 300.000 9% 3% 6%€ 300.000 en meer 0% 0% 0%totaal 100% 100% 100%

1 Het gemiddeld besteedbaar inkomen per individu met 52 weken inkomen over het voorgaande jaar. Het besteedbaarinkomen is het totaal aan inkomsten van een individu, verminderd met betaalde premies en belastingen.2 Het gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner over het voorgaande jaar.3 Het aantal inkomensontvangers met 52 weken inkomen dat in het voorgaande jaar een besteedbaar inkomen had datlager was dan het 40-procentpunt van de landelijke inkomensverdeling. In 2002 was het grensbedrag van het 40-procentpunt van de landelijke inkomensverdeling 14,2 duizend euro.4 Het aantal inkomensontvangers met 52 weken inkomen dat in het voorgaande jaar een besteedbaar inkomen had dathoger was dan het 80-procentpunt van de landelijke inkomensverdeling. In 2002 was het grensbedrag van het 80-procentpunt van de landelijke inkomensverdeling 25,2 duizend euro.

Page 11: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

11

De gemiddelde WOZ-waarde lag in 2006 op € 212.000, tegen € 140.000 in Nederland. Dewoningen in Krimpen aan den IJssel hebben dus een relatief hoog prijsniveau. Dit heeftverschillende oorzaken. Het betreft veelal ruime grondgebonden woningen en de grond in Krimpenaan den IJssel is duur. Dit laatste is vooral toe te schrijven aan de ligging van Krimpen in deZuidvleugel van de Randstad. Wanneer de wijken in Krimpen worden vergeleken, is te zien datKortland-Noord de laagste gemiddelde WOZ-waarde had in 2006. Wel lagen alle waarden bovenhet Nederlandse gemiddelde.

Tabel 2.12 prijsniveau woningvoorraad (2006)

wijk woningvoorraad gemiddelde WOZ-waarde 2006

x € 1.000Oud Krimpen 775 229Kortland-Noord 3.065 185Kortland-Zuid 2.565 200Boveneind 1.660 235Langeland 2.800 221Lansingh-Zuid 580 273totaal gemeente Krimpen aan denIJssel

11.440 212

Bron: CBS

Uit de tabel blijkt dat de woningen in Lansingh-Zuid de hoogste gemiddelde WOZ-waarde hebbenen die in Kortland Noord de laagste.

De sociale huursector nader bezienDe grootste in de gemeente opererende woningcorporatie (bijna 90% van alle huurwoningen inKrimpen), Qua Wonen heeft bijna 4.500 sociale huurwoningen in Krimpen aan den IJssel in haarbezit.

Tabel 2.13 sociale woningvoorraad Qua Wonen (2007)doelgroep grondgebonden appartementen totaaljongeren - 204 204senioren 129 523 652overige huishoudens 2.304 1.291 3.595totaal 2.433

(54%)2.018(46%)

4.451(100%)

Bron: complexoverzicht Qua Wonen medio 2007

Van de voorraad van Qua Wonen behoort ongeveer 20% tot het goedkope segment ( huur < €343,49 = kwaliteitskortingsgrens Huurtoeslag). Deze woningen worden bij voorrang aanhuishoudens uit de doelgroep aangewezen. De voorraad huurwoningen van Qua Wonen bestaatvoor 70% uit huurwoningen in het bereikbare segment (huur tussen € 343,49 en € 526,89 = tweedeaftoppingsgrens Huurtoeslag). De voorraad bestaat voor slechts 8% uit duurdere huurwoningen(huur tot € 621,78 = liberalisatiegrens) en 2% dure huurwoningen met een huurprijs boven €621,78 per maand.

Naast het woningbezit van Qua Wonen bestaat de sociale huursector in Krimpen ook uit een aantalcomplexen van Landelijk Toegelaten Instellingen, die veelal zijn gericht op het bieden van wonenen zorg.

Page 12: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

12

2.5 Gerealiseerde woningproductie

Voor Krimpen aan den IJssel is de gerealiseerde woningproductie de afgelopen jaren weergegevenin tabel 2.14.

Tabel 2.14: Gereedgekomen woningen naar eigendomsverhoudinghuurwoningen koopwoningenjaar

grondgebonden appartement grondgebonden appartementtotaal

2001

- -

36 ( goedkoop)42 (middelduur)

135 (duur) - 2132002 - - 3 (duur) - 32003 - - 33 (duur) - 332004

-29 (bereikbaar)8 (middelduur)

2 (duur) 28 (middelduur)28 (duur) 95

2005 - - 2 (duur) 15 (duur) 172006 - - 4 (duur) 42 (duur) 462007

35 (bereikbaar)8 (duur)

101 (bereikbaar)55 (duur)

8 (MGE)88 (duur)

6 (MGE)68 (middelduur)

121 (duur) 490totaal 43

(5%)193

(22%)353

(39%)308

(34%)897

(100%)Bron: gemeente Krimpen aan den IJssel

Er zijn dus vooral koopwoningen gerealiseerd, grotendeels in het middeldure en dure segment.Alleen in 2004 en 2007 zijn ook huurwoningen gebouwd.

Page 13: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

13

3. De huidige en toekomstige woningmarkt in beeld

3.1 Woonruimteverdeling

De druk op de sociale huursector en het beperkt aantal vrijkomende huurwoningen vraagt om eengoede woonruimteverdeling, waarbij de verschillende categorieën woningzoekenden zo eerlijk ensnel mogelijk aan geschikte woonruimte worden geholpen.

De gemeente Krimpen aan den IJssel maakt bestuurlijk gezien deel uit van de StadsregioRotterdam en daar luidt het motto van woonruimteverdeling: ”Loslaten waar het kan, sturen waarhet moet”. Om echter te voorkomen, dat lagere inkomens in Krimpen aan den IJssel verdrongenworden door hogere inkomens zijn Qua Wonen en de gemeente overeengekomen, dat zij bijwoningtoewijzing blijven sturen op inkomen in relatie tot de huurprijs. Zij hanteert daarbij alspassendheidscriteria huur - inkomen en huishoudengrootte - woninggrootte. Dit is mogelijk omdatKrimpen aan den IJssel binnen het kader van de regionale woonruimteverdeling de status heeft vankleinstedelijke gemeente.QuaWonen heeft binnen de Maaskoepel (Federatie van woningcorporaties in de StadsregioRotterdam) actief deelgenomen aan de voorbereiding van de nieuwe regionale overeenkomstwoonruimteverdeling. Op lokaal niveau heeft herhaaldelijk overleg plaatsgevonden met degemeente over de lokale verordening en speciale regels voor woningtoewijzing in projecten.

De woningen tot de liberalisatiegrens (huur tot € 620,89/maand) vallen onder de regionalewoonruimteverdeling en worden op normale wijze via de media van het regionale aanbodmodelaangeboden en verhuurd. Bij de reguliere woningtoewijzing wordt de woning toegewezen aan hethuishouden met de langste inschrijfduur. Daarbij hebben mensen met een urgentieverklaringvoorrang op de overige kandidaten voor een huis. Bij inschrijving van meerdere urgenten gebeurtde toewijzing op basis van de datum van de urgentieverklaring.

3.2 Slaagkansen bij Qua Wonen

De slaagkans geeft het aandeel actief reagerende woningzoekenden per doelgroep weer datjaarlijks een woning krijgt toegewezen via het aanbodmodel.

Onderstaande slaagkansen zijn gebaseerd op de gegevens van de tweede helft van het jaar 2006.De slaagkans in diverse categorieën schommelt rond het gemiddelde. De slaagkans voor hogereinkomens is nu bovengemiddeld, maar de ervaring van Qua Wonen leert dat die nogal fluctueert.Ten opzichte van 2005 is de gemiddelde slaagkans gestegen van 20% naar 25%. De slaagkansvan jongeren tot 23 jaar is in 2006 gestegen naar 26% (16% in 2005).

Tabel 3.1 Slaagkansen (2e helft 2006)categorie slaagkans1 persoonshuishoudens 24%2 persoonshuishoudens 23%3 persoonshuishoudens 31%4 persoonshuishoudens 30%5 persoonshuishoudens 31%6> persoonshuishoudens 25%

inkomen < € 27.990 23%inkomen ≥ € 27.990 < € 34.000 23%inkomen ≥ € 34.000 37%jonger dan 23 jaar 26%van 23 tot 55 jaar 27%55 jaar en ouder 22%

Page 14: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

14

starters 25%doorstromers 25%

vanuit Krimpen 27%van buiten Krimpen 22%gemiddeld 25%actief woningzoekenden 2e helft2006 473

Bron: jaarverslag Qua Wonen 2006

De gemiddelde slaagkans in Krimpen aan den IJssel is de hoogste van de Stadsregio Rotterdam.De belangrijkste verklaring hiervoor dat Krimpen aan den IJssel een beperkt woningmarktgebiedomvat door de ligging aan de oostrand van de Stadsregio Rotterdam. De bereikbaarheid wordtbeperkt doordat de Algerabrug de enige toegang vanaf de noordzijde is. Het is ook een woning-marktgebied met een specifiek karakter, waar gericht wordt gereageerd op vrijkomende woningen.

3.3 Mutaties in de koopsector

Op basis van gegevens van de NVM (Nederlandse Vereniging van Makelaars) kan een beeldworden gegeven van de transacties in de koopsector:

Tabel 3.2: verkooptransacties NVM regio Rotterdamwoningtype 2006 2007

(1e halfjaar)aandeel gem. prijs aandeel gem. prijs

tussenwoning 27% € 220.000 26% € 224.000hoekwoning 11% € 241.000 12% € 250.0002 onder 1 kap 6% € 374.000 5% € 370.500vrijstaand 3% € 523.000 3% € 521.000appartement 53% € 142.000 54% € 145.500totaal 100% € 300.000 100% € 302.200

Bron: NVM

Uit tabel 3.2 blijkt dat appartementen en tussenwoningen het grootse aandeel hebben in detransacties in de koopsector in de regio Rotterdam (samen 80%). Volgens diverse makelaars dieactief zijn in Krimpen aan den IJssel maken appartementen en tussenwoningen ook in Krimpen aanden IJssel een groot deel uit van het aantal transacties. In de afgelopen tijd zijn er veelkoopappartementen opgeleverd, waardoor dat aandeel groter is dan in de jaren daarvoor. Deverwachting van de makelaars is wel dat de vraag naar koopappartementen licht zal dalen in dekomende jaren.

De minste transacties vinden plaats bij 2 onder 1 kapwoningen en vrijstaande woningen. Volgensde makelaars in Krimpen heeft dat niet te maken met de vraag naar deze woningen, maar vooralmet het geringe aanbod. Daarnaast zijn vrijstaande huizen in de Stadsregio erg duur zodatdaarvoor maar een kleine doelgroep is.

3.4 Uitkomsten WOON 2006

Elke vier jaar doet het Ministerie van VROM een groot landelijk woningbehoefte-onderzoek, tot voorkort het WBO geheten en thans het WOON (Wonen in Nederland). De uitkomsten zijn tot opregionaal niveau te analyseren. Krimpen aan den IJssel is daarbij letterlijk een grensgeval: enerzijdshoort de gemeente officieel bij de sterk stedelijke Stadsregio Rotterdam, anderzijds vertoont het dekarakteristiek van het meer landelijke gedeelte van Zuid-Holland (dat wil zeggen de provincieexclusief Stadsregio Rotterdam en Haaglanden). Als referentie voor Krimpen aan den IJssel wordendaarom zowel de cijfers van De Stadsregio Rotterdam als overig Zuid-Holland gegeven. Demigratiegegevens van het CBS (zie hoofdstuk 2) laten zien dat Krimpen aan den IJssel overigenswat meer op de Stadsregio is gericht dan op het landelijk gebied van Zuid-Holland.

Page 15: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

15

Huidige huisvestingssituatie

Tabel 3.3: Huidige huisvestingssituatieStadsregio Rotterdam Overig Zuid-Holland

aandeel doelgroep 1)- in alle huishoudens 32% 21%- in oudere huishoudens (65-plussers) 33% 24%huisvestingssituatie doelgroep- betaalbare huurwoning 71% 60%- duurdere huurwoning 14% 11%- koopwoning 15% 29%- totaal 100% 100%huisvestingssituatie hogere inkomens- betaalbare huurwoning 35% 24%- duurdere huurwoning 13% 9%- koopwoning 52% 67%- totaal 100% 100%goedkope scheefheid: aandeel goedkope/betaalbare huurwoningen bewoond door hogere inkomens- goedkope huurwoningen 50% 53%- betaalbare huurwoningen 52% 61%1) huishoudens met een inkomen tot ca. € 35.000 bruto per jaarBron: WOON 2006

Omdat de gemiddelde inkomenssituatie in Krimpen aan den IJssel gunstiger is dan bijvoorbeeld inRotterdam maar lager ligt dan in het echte landelijke gebied van Zuid-Holland, mag wordenaangenomen dat de omvang van de doelgroep (huishoudens met lage inkomens die veelal voorHuurtoeslag in aanmerking komen) hier ergens rond de 25% ligt. Bij de senioren is de omvang vande doelgroep nauwelijks hoger.De huisvestingssituatie in Krimpen aan de IJssel bevindt zich naar verwachting binnen de band-breedte zoals geschetst in tabel 3.3.Goedkope scheefheid komt veel voor: van de goedkope huurwoningen (huurprijs tot kwaliteitskor-tingsgrens, per 1 juli 2007 € 343,49/maand) wordt ruim de helft bewoond door huishoudens die niettot de doelgroep behoren. Dat geldt zowel voor De Stadsregio Rotterdam als overig Zuid-Holland.Bij de betaalbare huurwoningen tot aan de 2e aftoppingsgrens van de Huurtoeslag (€ 526,89/maand) is het aandeel van de niet doelgroep nog wat hoger: 52% resp. 61%.

Huidige woonwensen naar eigendom en prijsDe woningvraag richt zich in De Stadsregio Rotterdam voor 52% op de huursector en dus voor 48%op de koopsector, in overig Zuid-Holland is dat 42% resp. 58%.

Naar huishoudenkenmerken is de belangstelling voor kopen als volgt:

Tabel 3.4: Belangstelling voor kopen naar huishoudencategorieStadsregio Rotterdam Overig Zuid-Holland

naar inkomendoelgroep (huishoudens met lagere inkomens) 22% 37%hogere inkomens 64% 70%naar leeftijdhuishoudens tot 35 jaar 48% 57%huishoudens 35-65 jaar 49% 67%huishoudens 65 jaar e.o. 13% 24%naar type huishoudenalleenstaanden 44% 52%huishoudens zonder kinderen 60% 63%gezinnen met kinderen 47% 66%eenoudergezinnen 25% 36%Bron: WOON 2006

Uit tabel 3.4 zijn de volgende conclusies te trekken: Huishoudens uit de doelgroep willen overwegend huren, maar toch wil in De Stadsregio

Rotterdam bijna een kwart van de verhuisgeneigde huishoudens uit doelgroep kopen, in overig

Page 16: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

16

Zuid-Holland is dat zelfs meer dan een derde. Met de huidige koopprijzen is dat vrijwelonmogelijk.

Naar leeftijd bezien willen vooral de huishoudens tot 65 jaar kopen. Slechts weinig seniorenwillen kopen.

Kijkend naar de belangstelling voor kopen valt op dat in de Stadsregio Rotterdam de vraag vanhuishoudens met kinderen achterblijft. Ook opvallend is dat de vraag van de overigehuishoudens (met name 1-ouder gezinnen) naar koopwoningen laag ligt.

Naar prijsklasse is sprake van de volgende woningvraag:

Tabel 3.5: woningvraag naar prijsklasseStadsregio Rotterdam Overig Zuid-Holland

goedkope huur 13% 9%betaalbare huur 29% 19%duurdere huur 13% 13%goedkope koop 25% 22%middeldure koop 12% 21%dure koop 8% 15%totaal 100% 100%Bron: WOON 2006

In de huursector ligt de vraag vooral in het betaalbare segment. In deze vraag kan in belangrijkemate worden voorzien in de bestaande voorraad. Daarnaast is er een redelijke vraag naar duurderehuurwoningen. In Krimpen aan den IJssel ontbreekt dit aanbod grotendeels.In de koopsector is veel vraag naar goedkope koopwoningen. Het aanbod aan deze woningen,zowel in de bestaande voorraad als de nieuwbouw, is gering.

Als de woningvraag en het door doorstroming vrijkomende woningaanbod tegen elkaar wordenweggestreept, bestaat per saldo het woningtekort in de Stadsregio Rotterdam voor 35% uithuurwoningen en 65% uit koopwoningen. In overig Zuid-Holland is geen tekort aan huurwoningenen zou – bij een ideale doorstroming – dus uitsluitend in de koopsector behoeven te wordengebouwd. Hierbij is uitsluitend rekening gehouden met vraag en aanbod van actief woning-zoekenden5, dat wil zeggen mensen die binnen twee jaar willen verhuizen en actief op zoek zijnnaar een woning.

Huidige woonwensen naar woningtypeDe woningvraag richt zich in De Stadsregio Rotterdam voor 45% op een grondgebonden woning(eengezinswoning) en dus voor 55% op een appartement, in overig Zuid-Holland is dat 56% resp.44%.

Naar huishoudenkenmerken is de belangstelling voor kopen als volgt:

tabel 3.5: Belangstelling voor een appartement naar huishoudencategorieStadsregio Rotterdam Overig Zuid-Holland

- huishoudens tot 35 jaar 56% 46%- huishoudens 35-65 jaar 46% 35%- huishoudens 65 jaar e.o. 93% 81%- alleenstaanden 67% 59%- huishoudens zonder kinderen 46% 40%- gezinnen met kinderen 46% 33%- eenoudergezinnen 61% 54%Bron: WOON 2006

Zoals blijkt uit tabel 3.5 willen vooral de huishoudens vanaf 65 jaar een appartement. Verder blijktdat bij eenoudergezinnen en alleenstaanden de vraag naar appartementen groter is dan bijsamenwonenden, met en zonder kinderen.

5 In WOON 2006 wordt gesproken van ´urgent woningzoekenden´, om verwarring te voorkomen met urgentenin het woningtoewijzingsysteem wordt in deze nota de term ‘actief woningzoekenden´ gebruikt.

Page 17: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

17

Als de woningvraag en het door doorstroming vrijkomende woningaanbod tegen elkaar wordenweggestreept, bestaat in de Stadsregio het woningtekort vrijwel geheel uit grondgebondenwoningen (98%)en dus slechts voor 2% uit appartementen. Daarbij moet wel worden bedacht datvraag zich vooral richt op kwalitatief goede appartementen met lift (bijvoorbeeld voor senioren),terwijl een overschot ontstaat van oude, slechte appartementen in de stadsvernieuwingswijken. Inoverig Zuid-Holland bestaat het woningtekort voor 55% uit grondgebonden woningen en 45% uitappartementen. Hierbij is uitsluitend rekening gehouden met vraag en aanbod van actiefwoningzoekenden, dat wil zeggen mensen die binnen twee jaar willen verhuizen en actief op zoekzijn naar een woning. Hier ligt dus een kans voor Krimpen aan Den IJssel waar kwalitatief goedeappartementen zijn gebouwd en geprogrammeerd staan. Hierbij moet wel de kanttekening gemaaktworden dat de lokale makelaars hun twijfels hebben of veel nieuwe appartementen in de koopsectornog wel af te zetten zijn.

Particulier opdrachtgeverschapHet particulier opdrachtgeverschap, waarbij mensen zelf hun woning kunnen (laten) ontwerpen enbouwen, staat nog steeds in de belangstelling. In de Stadsregio Rotterdam zou 18% van dewoningzoekenden dat willen, in overig Zuid-Holland is dat 28%. Het gaat vooraal om het individueleopdrachtgeverschap, of te wel bouwen op kavels (10% resp. 19%). Het collectiefopdrachtgeverschap, waarbij een groep bewoners gezamenlijk nieuw wil bouwen of een oud pandwil verbouwen, staat bij 4 resp. 6% van de woningzoekenden in de belangstelling. Een aantalhuishoudens weet nog niet zeker op ze wat willen met het particulier opdrachtgeverschap (4% resp.3%).

Kopen van de huurwoningEen flink aantal huurders wil zijn woning kopen: in de Stadsregio Rotterdam 17%, in overig Zuid-Holland 20%. Het gaat daarbij om alle categorieën huishoudens, met uitzondering van de 65-plussers. Van de huishoudens uit de doelgroep wil circa 10% de huurwoning kopen, bij de niet-doelgroep is dat ongeveer een kwart.

Toekomstige ontwikkeling woonwensenOp basis van het WOON 2006 heeft het Ministerie van VROM ook voorspellingen gedaan over deontwikkeling van de woningvraag tot 2015 (rapport ‘Socrates 2006). De woningvraag van starterszal flink afnemen waardoor na 2010 het kwantitatieve woningtekort is verdwenen: de groei van dewoningbehoefte en de groei van de woningvoorraad houden dan gelijke tred.De kwalitatieve ‘mismatch’ tussen woningvraag en –aanbod groeit echter. Er komt een overschotaan goedkope (slechte en kleine) huurwoningen, de vraag naar grondgebonden koopwoningenvooral in de stadsranden en buiten de stad neemt sterk toe. Vooral de vraag naar goedkope koop-woningen tot € 200.000 groeit. Landelijk zou 55% van de nieuwbouw in de koopsector moetenworden gebouwd, alleen in de Stadsregio Rotterdam is dat wat minder (een kleine 50%). Deconclusie wordt getrokken dat de nieuwbouwproductie flink moet stijgen en dat tegelijkertijd hettempo van de herstructurering moet worden opgevoerd.In de Stadsregio Rotterdam groeit de voorraad naar verwachting wat meer dan het aantalhuishoudens. Gezien de vraagontwikkeling zou een flink deel van de voorraad gesloopt moetenkunnen worden, terwijl de nieuwbouw voor zo’n 12% uit grondgebonden huurwoningen zou moetenbestaan, voor 38% uit huurappartementen, voor 36% uit grondgebonden koopwoningen en 14%koopappartementen.

ConclusiesHet WOON 2006 geeft op regionaal niveau inzicht in de woonwensen. Omdat Krimpen op de grensvan twee woningmarktgebieden ligt (Stadsregio Rotterdam en het meer landelijk gebied van Zuid-Holland c.q. het Groene Hart), zullen de invloeden van beide woningmarkten merkbaar zijn.Een specifiek lokaal beeld van de woningmarkt is, afgezien van de signalen van Qua Wonen en delokale makelaars (zie hieronder), niet aanwezig. Wel kan op grond van de demografische en sociaaleconomische samenstelling het volgende worden aangegeven: Het aandeel een- en tweepersoons huishoudens, met name het aandeel alleenstaanden, ligt

relatief laag. Dat betekent naar verhouding meer vraag naar grondgebonden woningen enminder naar appartementen. De woningvraag zal meer overeenkomen met het vraagprofielvan het landelijke gebied van Zuid-Holland dan dat van de Stadsregio Rotterdam. Anderzijdsis het aanbod appartementen in Krimpen aan den IJssel vrij laag.

Page 18: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

18

Het aandeel senioren ligt relatief hoog. Dat betekent een vrij grote vraag naar levensloop-bestendige woningen (hoofdzakelijk appartementen, in belangrijke mate in de huursector).

Het gemiddeld inkomensniveau ligt hoog, meer in overeenstemming met het landelijk gebiedvan Zuid-Holland dan de Stadsregio Rotterdam. Dat betekent relatief veel vraag naar duurdere(koop-) woningen. Anderzijds is er weinig aanbod aan goedkope koopwoningen, zodat ook aandit segment een tekort bestaat.

3.5 Regionaal woningmarktonderzoek

De Grote Woontest, uitgevoerd door The SmartAgent Company in 2004, voor de regio Rotterdam,heeft geresulteerd in een rapportage die bestaat uit twee delen: inventarisatie en inspiratie.In de inventarisatie staan de consument, de locatie en het product centraal. Hoe ziet dewoonconsument eruit, welke woon- en leefambities heeft hij of zij en hoe vertaalt zich dat naarkeuzes? Wát wordt de consument wáár geboden, in termen van woonmilieus en woonsferen? Waargaat het goed en waar minder? Kijkend naar de woning zelf, hoe verhouden zich vraag en aanbod?En hoe denkt de consument over de geboden kwaliteit van de woning?

Het tweede deel van de verslaglegging wil de opdrachtgevers niet alleen inzicht, maar vooral ookinspiratie geven bij vraagstukken die relevant zijn voor de regionale woningmarkt. Wat zijn dekansen binnen de bestaande voorraad om gebieden te versterken? Hoe kan de regio Rotterdamaantrekkelijker worden voor de hogere inkomensgroepen? Wat willen specifieke doelgroepen alssenioren en jongeren? Welke woonmilieus bieden grote kansen?

WoonmilieusUit het onderzoek naar vraag en aanbod komt een overschot naar voren aan levendig stedelijkewoonmilieus en een tekort aan rustig stedelijke woonmilieus. Dit duidt op een kwalitatieve vraag inhet stedelijk gebied. Ook in suburbane gebieden (zoals Krimpen aan den IJssel) doet zich eenvraag voor naar meer kwaliteit.

Rode draadDe rode draad: er is vraag naar meer ruimte, minder steen en minder hoog. Dat betekent eenbehoefte aan meer ontspannen woonmilieus, met een ruimere opzet. Dit betekent een woongebiedmet veel ruimte en groen én een hoog voorzieningenniveau voor de lokale bevolking. Dit geldtzowel voor de stedelijke gebieden als voor de monofunctionele (woon)wijken. Stedelijke woonmilieus blijven aantrekkelijk, waarbij er vooral op het gebied van rustig stedelijk

wonen meer vraag dan aanbod is. Dit woonmilieu vormt als het ware een brug tussen delevendig stedelijke gebieden en de monofunctionele uitbreidingswijken: gevarieerd,multifunctioneel en groen dan wel ruim opgezet.

Bij de monofunctionele woonmilieus is laagbouw zeer populair, wat vooral ten koste gaat vande vraag naar galerij- en portiekflats zonder lift.

Opvallend is de grote belangstelling voor hoogwaardig en landelijk wonen. Deze woonmilieuszijn schaars in de regio Rotterdam.

Een (kleine) meerderheid van bevolking is tevreden over de huidige woonsituatie. Een kwart isronduit ontevreden. Op een aantal plekken functioneert de bestaande voorraad matig. Dat kanfysiek, sociaal of op beide terreinen zijn. Waar de problemen vooral fysiek van aard zijn, is snel(fysiek) ingrijpen geboden. Zo niet, dan zal op termijn ook de sociale structuur aangetastworden. Bij sociale problemen gaat het vaak om botsende leefstijlen tussen bevolkingsgroepen.Hun ‘samenlevingsidealen’ sporen niet of onvoldoende. Naast de daar noodzakelijke fysiekeingrepen, zullen ook sociale maatregelen deel uit moeten maken van het stedelijke vernieu-wingsbeleid.

Gevolgen

Er is een grote vraag naar eengezinswoningen, veel groter dan het huidige aanbod. Dit verschil tussen vraag en aanbod leidt in met name Rotterdam, Schiedam en Capelle tot een

vertrek van bewoners met een midden- of hoger inkomen naar andere gemeenten binnen enbuiten de regio. Voor Rotterdam is daarnaast veiligheid een belangrijk vertrekmotief.

De belangstelling voor koopwoningen lijkt groter dan het aanbod maar blijft afhankelijk van veelfactoren.

Page 19: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

19

Exclusief wonen biedt vooral mogelijkheden in wijken die dit predikaat nu al hebben(bijvoorbeeld in Rotterdam Kralingen-Oost, en Hillegersberg, Prinsenland en Kralingse Veer).

De stedelijke eengezinswoning is onder de midden- en hogere inkomensgroepen in Rotterdamhet meest gewild. Goede stedelijke woonproducten zijn bij uitstek op hun plaats in Delfshaven,Stadsdriehoek en Cool. Dit zijn benedenwoningen of grondgebonden stadswoningen, maar ookcomfortabele appartementen.

3.6 Aanvullende informatie uit interviews

Functioneren van de woningmarktIn de koopsector is veel vraag naar starterswoningen in een prijsklasse tot € 165.000. Het aanbodin de gemeente Krimpen aan den IJssel is op het moment onvoldoende om aan deze vraag tevoldoen. Daarnaast zijn er veel mensen die willen doorstromen van een tussenwoning naar een‘twee onder één kapwoning’ of andere grotere grondgebonden woning met een prijs rond de€ 400.000. Ook in dit geval is het aanbod echter lager dan de vraag. Hierdoor wordt dedoorstroming op de koopmarkt belemmerd. De markt voor tussenwoningen is redelijk in balans. Eris veel vraag naar en ook veel aanbod, maar ook hier overstijgt de vraag het aanbod.In de huursector komt de markt langzaam op gang. Een jaar geleden bedroeg de doorstroming nog4%, nu is dat al verdubbeld. De op gang gekomen woningbouw, ook in de sociale huursector, vormtdaarbij een belangrijke oorzaak.

DoelgroepenUit het functioneren van de koopwoningmarkt blijkt dat er twee doelgroepen zijn waarvoor volgensde lokale makelaars gebouwd moet worden. Dat zijn ten eerste de starters, hiervoor is op hetmoment onvoldoende aanbod. De makelaars realiseren zich echter ook dat nieuwbouw voorstarters bijna onmogelijk is gezien de hoge grondprijzen. De tweede doelgroep is het segment rond€ 400.000 Als woningen in die prijsklasse gebouwd worden, verwachten de makelaars een beteredoorstroming in de koopwoningmarktDaar kan nog een derde doelgroep aan worden toegevoegd, de senioren. Er is een toenemendevraag van senioren naar levensloopbestendige huurappartementen. De senioren verkopen dan hun(vaak dure) koopwoning. QuaWonen speelt hierop in door ook duurdere huurappartementen voordeze doelgroep te bouwen (Meerkoet, Vijverstaete).

Heeft Krimpen aan den IJssel een regionale functie op de woningmarkt?Volgens de lokale makelaars is er duidelijk een behoefte aan uitbreiding in Krimpen. Vanuit deregio, zowel vanuit Rotterdam als de Krimpenerwaard is er vraag naar koopwoningen in Krimpenaan den IJssel. Het jaarlijkse nieuwbouwaanbod dient echter wel gevarieerd te zijn in prijs en typewoningen. In het verleden is namelijk gebleken dat het in korte tijd op de markt brengen van veelnieuwbouwappartementen een negatieve invloed had op de markt voor bestaande appartementen.Daarnaast is de vraag zo gevarieerd dat het voor de doorstroming van belang is dat ook het aanbodgevarieerd is.

De toekomstige kwalitatieve woningvraagUit het bovenstaande is te concluderen dat de toekomstige vraag zich vooral richt opstarterswoningen, tussenwoningen, duurdere grondgebonden woningen en levensloopbestendige(huur)appartementen. In de vraag naar levensloopbestendige appartementen wordt voorzien doorde Centrumplannen en de plannen voor de Stormpolder. Naar de mening van de makelaars wordener echter te veel (koop-)appartementen gebouwd.

Volgens de makelaars en Qua Wonen bestaat er totaal geen vraag naar (koop)studio’s. Devoornaamste doelgroep voor studio’s zijn jongeren. De makelaars geven aan dat deze groep lieverwat langer bij hun ouders blijft wonen dan dat ze in een studio gaan wonen. De jongeren willen hetliefst starten in een woning vergelijkbaar aan de woning die hun ouders hebben of anders in iedergeval een volwaardig huurappartement. Het verschil met een studio is daarbij te groot.

Page 20: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

20

4. Voorgenomen woningproductie en toekomstigewoningbehoefte

4.1 Voorgenomen woningproductie en beschikbare plancapaciteit

BouwlocatiesHet voorgenomen woningbouwprogramma c.q. beschikbare plancapaciteit naar bouwlocatiebedraagt in Krimpen aan den IJssel als volgt:

Tabel 4.1.: voorgenomen woningbouw c.q. plancapaciteit 2007-2030 (opleveringsjaar)

project 2007-2010 2010-2015 2015-2020 2020-2030 totaal2007-2030

Lansingh Zuid (fase 4 t/m 8) 425 28 453Vijverstaete 125 125Ford garage Oude Tiendeweg 52 52Bloemenbuurt West 72 144 216Rondweg/Middenwetering 94 92 186Jan van Zutphenhof 100 100Tiendhove 140 140Waalpark 100 100diverse plannen 52 103 155Centrumplannen 659 311 607 1.577Stormpolder 200 600 400 1.200totaal bruto woningproductie 820 1.566 911 1.007 4.304sloop -217 -501 pm pm -718netto toevoeging 603 1.065 911 1.007 3.586idem per jaar 201 213 182 100 156

Met de realisering van de Centrumplannen, Lansingh Zuid, Bloemenbuurt West en Rondweg/Midden-wetering wordt voldaan aan de in regioverband gemaakte woningbouwafspraken tot 2010. Doorenige vertraging worden deze plannen deels na 2010 gerealiseerd. Eind 2010 is de afgesprokentaakstelling gehaald. Voor de Stormpolder is uitgegaan van een beperkte invulling met woning-bouw, ook bedrijven blijven gehandhaafd.

Naar eigendom en prijsklasseHet woningbouwprogramma omvat in de huursector bereikbare huurwoningen (huur tot aan de 1e

aftoppingsgrens van de huurtoeslag: € 526,89/maand), middeldure huurwoningen (huur tot aan deliberalisatiegrens: € 621,78/maand) en duurdere huurwoningen (vanaf € 621,78/maand). In dekoopsector gaat het om maatschappelijk gebonden eigendom (zie hoofdstuk 7), goedkopekoopwoningen (tot € 165.000), middeldure koopwoningen (€ 165.000-€ 225.000) en durekoopwoningen (vanaf € 225.000). Om goed te kunnen sturen op prijsklassen boven € 225.000 ishet van belang in deze categorie nog een onderverdeling te maken in de prijsklassen € 300.000 - €400.000, € 400.000 - € 600.000 en > € 600.000.De tabel op de volgende pagina geeft een beeld van totale woningbouwcapaciteit naar eigendomen prijsklasse.

Page 21: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

21

Tabel 4.2.: voorgenomen woningbouw c.q. plancapaciteit 2007-2030 naar eigendom en prijsklasse(opleveringsjaar)

prijsklasse 2007-2010 2010-2015 2015-2020 2020-2030 totaal2007-2030

bereikbare huur 319 143 39 284 785middeldure huur 22 193 7 60 282dure huur 114 74 188totaal huur 455 410 46 344 1.255MGE 17 26 43goedkope koop 40 59 99middeldure koop 83 323 157 133 696dure koop 224 548 108 130 1.010totaal koop 364 956 265 263 1.848onbekend (Stormpolder) 200 600 400 1.200totaal bruto woningproductie 819 1.566 911 1.007 4.303

Naar locatie (excl. Stormpolder) is de differentiatie als volgt:

Tabel 4.3.: voorgenomen woningbouw c.q. plancapaciteit 2007-2030 naar categorie en locatie excl. Stormpolder

project bereikbarehuur

middelduuren dure

huur

MGE/goedkope

koop

middel-durekoop

durekoop

totaal

Lansingh Zuid (fase 4 t/m 8) 160 35 54 4 200 453Vijverstaete 28 61 36 125Ford garage OudeTiendeweg

51 1 52

Bloemenbuurt West 126 19 70 215Rondweg/Middenweg 72 16 42 56 186Jan van Zutphenhof 100 100Tiendhove 28 112 140Waalpark 100 100diverse plannen 21 3 131 155Centrumplannen 378 109 46 572 472 1.577totaal brutowoningproductie

785(25%)

470(15%)

142(5%)

696(22%)

1.010(36%)

3.103(100%)

Samengevat betekent dit voor het woningbouwprogramma (exclusief Stormpolder) het volgende: het aandeel huurwoningen bedraagt 40%; tot 2015 gaat het om 39% na 2015 om 42%; veel huurwoningen vallen in het bereikbare segment: tot 2015 gaat het om 49% en na 2015 om

82% In tabel 4.1 staat aangegeven dat tot 2010 217 woningen gesloopt gaan worden en tot2015 501 woningen. Dit betreft bereikbare huurwoningen. Het netto bouwprogrammabereikbare huurwoningen is daarmee dus 271 woningen negatief tot 2015.

in de koopsector bedraagt tot 2015 het aandeel goedkope koopwoningen/MGE 16%, het aandeel middeldure koopwoningen 23% en het aandeel dure koopwoningen 61%; na 2015

bestaat 6% de productie uit goedkope koopwoningen/MGE, 41% middeldure koopwoningen en53% dure koopwoningen;

het merendeel van de woningbouw wordt door corporaties (met name Qua Wonen) gebouwd.

Naar woonvormNaar woonvorm is een onderscheid gemaakt tussen grondgebonden woningen en appartementen.

Tabel 4.3.: voorgenomen woningbouw c.q. plancapaciteit 2007-2030 naar woonvorm (opleveringsjaar)

woonvorm 2007-2010 2010-2015 2015-2020 2020-2030 totaal2007-2030

grondgebonden woningen 191 278 300 200 969appartementen 629 1.288 611 807 3.335totaal 820 1.566 911 1.007 4.304

Page 22: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

22

Het aandeel appartementen bedraagt 77%: tot 2015 gaat het om 80%, na 2015 gaat het om 74%.Het hoge aandeel appartementen wordt vooral veroorzaakt door de Centrumplannen (100%appartementen) en Stormpolder (50% appartementen). In het licht van de huidige woningmarkt (ziehoofdstuk 3) is dat aandeel hoog.

4.2 Woningbouwscenario’s

Om in een vroegtijdig stadium richting te kunnen geven aan de woonvisie worden op voorhandenkele scenario’s voor de toekomstige bevolkingsgroei en woningbouw in Krimpen aan den IJsselopgesteld. De scenario’s hebben als basis de bevolkings- en woningbehoefteprognose (met alsuitgangspunt migratiesaldo 0) van de provincie Zuid-Holland uit 2004. De uitkomsten van dePrimos-prognoses van het Ministerie van VROM zijn ook in beschouwing genomen, maar zijnverder niet als uitgangspunt gehanteerd voor de scenario’s. De belangrijkste reden hiervoor is dat inde PRIMOS-prognose steeds op voorhand een aanname is gedaan met betrekking tot het(gewenste) woningbouwprogramma, terwijl de provinciale prognose als zuiver uitgangspunt eenmigratiesaldo 0 hanteert.

Het gaat om de volgende scenario’s: scenario 1: migratiesaldo 0, dat wil zeggen vestiging en vertrek houden elkaar in evenwicht; scenario 2: constant inwonertal; scenario 2a: huidig woningbouwprogramma tot 2010, constant inwonertal na 2010; scenario 3: benutting van de volledige woningbouwcapaciteit exclusief Stormpolder; scenario 4: benutting van de volledige woningbouwcapaciteit inclusief Stormpolder.

De scenario’s 1 t/m 2a kunnen worden gekarakteriseerd door een bescheiden woningbouwpro-gramma, dat niet of nauwelijks groei voor Krimpen aan den IJssel laten zien. Voor de als gevolg vande woningbouw optredende vestiging is bij de verdeling naar leeftijd uitgegaan van het historischevestigingsprofiel in de periode 2001 t/m 2005 (zie tabel hieronder).De scenario’s 3 en 4 kenmerken zich door meer ambities. Doordat sprake is van de bouw van veelappartementen in de Centrumplannen en Stormpolder, wordt voor deze projecten uitgegaan vaneen afwijkend vestigingsprofiel, dat voor 30% bestaat uit jongeren t/m 29 jaar, voor 20% uit 30 t/m44 jarigen en voor 50% uit mensen van 45 jaar en ouder. Een dergelijke aanname is uiteraardarbitrair, maar wordt enigszins onderbouwd door de uitkomsten van het WOON 2006 dat vooraljongeren en senioren kiezen voor een appartement. Opvallend is dat zeker in de StadsregioRotterdam ook veel huishoudens met kinderen kiezen voor een appartement (46%, tegen 33% inbuiten de Zuidvleugel van de Randstad). Overigens zullen met name de Centrumplannen ookleiden tot een doorstroming van senioren die al in Krimpen aan den IJssel wonen, waardoor meerwoningen vrijkomen voor andere doelgroepen.In alle scenario’s is uitgegaan van een trendmatig bepaald vertrekprofiel.

Scenario 1: migratiesaldo 0Dit scenario is identiek aan de prognose van de provincie Zuid-Holland:

Tabel 4.4.: bevolkingsgroei en woningbouw 2007-2030 scenario 11.1.2005

*) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 5.553 5.413 5.083 4.759 4.469 4.427 4.49115-29 jaar 4.609 4.569 4.215 4.160 4.204 4.078 3.98030-44 jaar 6.250 5.713 5.612 4.999 4.650 4.746 4.86845-64 jaar 8.011 7.998 8.369 8.427 8.533 8.258 7.70565-74 jaar 2.864 2.880 3.029 3.645 3.826 3.600 3.83075 jaar en ouder 1.961 2.146 2.411 2.729 3.037 3.610 3.846totaal 29.248 28.719 28.719 28.719 28.719 28.719 28.719woningvoorraad 11.419 11.478 11.823 12.077 12.265 12.418 12.530g.w.b. 2,56 2,50 2,43 2,38 2,34 2,31 2,29netto woningtoename 59 *) 345 254 188 153 112onttrekkingen 9 *) 217 60 pm pm pmbruto woningproductie 68 562 314 188 153 112

*) feitelijke situatie (CBS gegevens)

Page 23: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

23

De relatieve leeftijdsopbouw is als volgt:

Tabel 4.5.: relatieve leeftijdsopbouw 2007-2030 scenario 11.1.2005 *) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 19,0% 18,8% 17,6% 16,5% 15,5% 15,4% 15,6%15-29 jaar 15,8% 15,9% 15,3% 15,0% 14,9% 14,2% 13,5%30-44 jaar 21,4% 19,9% 19,6% 17,5% 16,3% 16,5% 16,7%45-64 jaar 27,4% 27,8% 28,8% 29,1% 29,6% 28,8% 27,1%65-74 jaar 9,8% 10,0% 10,4% 12,5% 13,2% 12,6% 13,5%75 jaar enouder 6,7% 7,5% 8,3% 9,4% 10,5% 12,6% 13,6%totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

*) feitelijke situatie

Het scenario leidt tot een aanzienlijke vergrijzing. Dat geldt in het bijzonder voor de meest zorgbe-hoevende senioren, de 75-plussers.

Scenario 2: constant inwonertalHet huidige beleid gaat er van uit dat minimaal het inwonertal van Krimpen aan den IJssel op peilblijft om de leefbaarheid in stand te houden. Ten opzichte van scenario 1 (migratiesaldo 0) betekentdit in de periode 2007-2010 minder woningbouw (slechts 562 woningen), na 2010 is echter meerwoningbouw noodzakelijk. In de totale periode 2007-2030 worden 1.356 woningen gebouwd, 226woningen meer dan bij scenario 1. Ook in dit scenario is geen noodzaak om de Centrumplannen enStormpolder te realiseren. De overige woningbouwplannen beschikken over voldoende capaciteit:ruim 1.500 woningen (zie overzicht bij scenario 3). Bovendien worden ze sterk gefaseerd, namelijktot 2030 in plaats van 2015.

De consequenties voor de leeftijdsopbouw en de woningbehoefte zijn als volgt:

Tabel 4.6.: bevolkingsgroei en woningbouw 2007-2030 scenario 21.1.2005

*) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 5.553 5.413 5.083 4.759 4.469 4.427 4.49115-29 jaar 4.609 4.569 4.215 4.160 4.204 4.078 3.98030-44 jaar 6.250 5.713 5.612 4.999 4.650 4.746 4.86845-64 jaar 8.011 7.998 8.369 8.427 8.533 8.258 7.70565-74 jaar 2.864 2.880 3.029 3.645 3.826 3.600 3.83075 jaar en ouder 1.961 2.146 2.411 2.729 3.037 3.610 3.846totaal 29.248 28.719 28.719 28.719 28.719 28.719 28.719woningvoorraad 11.419 11.478 11.823 12.077 12.265 12.418 12.530g.w.b. 2,56 2,50 2,43 2,38 2,34 2,31 2,29netto woningtoename 59 *) 345 254 188 153 112onttrekkingen 9 *) 217 60 pm pm pmbruto woningproductie 68 562 314 188 153 112

*) feitelijke situatie (CBS gegevens)

De relatieve leeftijdsopbouw is als volgt:

Tabel 4.7.: relatieve leeftijdsopbouw 2007-2030 scenario 21.1.2005 *) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 19,0% 18,8% 17,6% 16,5% 15,5% 15,4% 15,6%15-29 jaar 15,8% 15,9% 15,3% 15,0% 14,9% 14,2% 13,5%30-44 jaar 21,4% 19,9% 19,6% 17,5% 16,3% 16,5% 16,7%45-64 jaar 27,4% 27,8% 28,8% 29,1% 29,6% 28,8% 27,1%65-74 jaar 9,8% 10,0% 10,4% 12,5% 13,2% 12,6% 13,5%75 jaar enouder 6,7% 7,5% 8,3% 9,4% 10,5% 12,6% 13,6%totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

*) feitelijke situatie

Dit scenario komt voor de periode 2007-2010 overeen met de voorgenomen woningproductie (ziescenario 3). Daarna daalt de woningproductie fors, waarbij na 2020 zelfs leegstand in de voorraad

Page 24: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

24

dreigt. Het scenario voldoet ook niet aan het beleidsuitgangspunt dat Krimpen aan den IJsseltenminste haar huidige inwonertal dient te behouden. De leefbaarheid en het voorzieningenniveaukomen in dit scenario dan ook in het gedrang.Het scenario leidt net als scenario 1 tot een aanzienlijke vergrijzing. Dat geldt in het bijzonder voorde meest zorgbehoevende senioren, de 75-plussers.

Scenario 2a: huidig woningbouwprogramma tot 2010, constant inwonertal na 2010Dit scenario is een aangepaste versie van scenario 2. Omdat tot 2010 de woningproductie algrotendeels vastligt, is het huidige bouwprogramma als uitgangspunt genomen. Na 2010 is sprakevan een constant inwonertal. In de totale periode 2007-2030 moeten 1.614 woningen gebouwd, 100meer dan de totale woningbouwcapaciteit exclusief de Centrumplannen en de Stormpolder (zieoverzicht bij scenario 3). Daarmee wordt het ook in dit scenario onwaarschijnlijk dat deze plannenworden gerealiseerd. De capaciteit van de overige plannen wordt gefaseerd, namelijk over degehele periode tot 2030 in plaats van tot 2015. De meeste woningen worden echter tot 2015gebouwd.

De consequenties voor de leeftijdsopbouw en de woningbehoefte zijn als volgt:

Tabel 4.8: bevolkingsgroei en woningbouw 2007 – 2030 scenario 2a1.1.2005

*) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 5.553 5.413 5.158 4.833 4.543 4.498 4.53615-29 jaar 4.609 4.569 4.479 4.425 4.469 4.351 4.30230-44 jaar 6.250 5.713 5.758 5.144 4.794 4.886 4.98245-64 jaar 8.011 7.998 8.463 8.520 8.627 8.352 7.80065-74 jaar 2.864 2.880 3.049 3.665 3.846 3.620 3.85175 jaar en ouder 1.961 2.146 2.436 2.755 3.064 3.637 3.873totaal 29.248 28.719 29.344 29.344 29.344 29.344 29.344woningvoorraad 11.419 11.478 12.081 12.340 12.531 12.688 12.802g.w.b. 2,56 2,50 2,43 2,38 2,34 2,31 2,29netto woningtoename 59 *) 603 259 192 156 115onttrekkingen 9 *) 217 60 pm pm pmbruto woningproductie 68 820 319 192 156 115

*) feitelijke situatie (CBS gegevens)

De relatieve leeftijdsopbouw is als volgt:Tabel 4.9: relatieve leeftijdsopbouw 2007 – 2030 scenario 2a

1.1.2005 *) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030-14 jaar 19,0% 18,8% 17,6% 16,5% 15,5% 15,3% 15,5%15-29 jaar 15,8% 15,9% 15,3% 15,1% 15,2% 14,8% 14,7%30-44 jaar 21,4% 19,9% 19,6% 17,5% 16,3% 16,7% 17,0%45-64 jaar 27,4% 27,8% 28,8% 29,0% 29,4% 28,5% 26,6%65-74 jaar 9,8% 10,0% 10,4% 12,5% 13,1% 12,3% 13,1%75 jaar enouder 6,7% 7,5% 8,3% 9,4% 10,4% 12,4% 13,2%totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

*) feitelijke situatie

Scenario 3: woningbouw exclusief StormpolderHet voorgenomen woningbouwprogramma ziet er in dit scenario als volgt uit:

Tabel 4.10: voorgenomen woningbouwprogramma 2007 - 2030periode op te leveren

woningen excl.Centrumplannen

op te leverenwoningenCentrumplannen

te slopenwoningen

nettotoevoegingen

2007-2010 820 - 217 6032010-2015 707 659 501*) 8652015-2020 - 311 - 3112020-2025 - 227 - 2272025-2030 - 380 380totaal 1.527 1.577 718 2.386

*) waarvan 441 voor de Centrumplannen en 60 op andere locaties (met name Jan van Zutphenhof)

Page 25: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

25

De consequenties voor de leeftijdsopbouw zijn als volgt:Tabel 4.11: bevolkingsgroei en woningbouw 2007–2030 scenario 3

1.1.2005*) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 5.553 5.413 5.158 5076 4760 4746 488515-29 jaar 4.609 4.569 4.479 4879 4796 4639 489130-44 jaar 6.250 5.713 5.758 5542 5353 5505 556945-64 jaar 8.011 7.998 8.463 8709 8887 8612 812365-74 jaar 2.864 2.880 3.049 3697 3928 3731 402475 jaar en ouder 1.961 2.146 2.436 2835 3152 3747 3990totaal 29.248 28.719 29.344 30.738 30.877 30.981 31.485woningvoorraad 11.525 11.478 12.081 12.946 13.257 13.484 13.864g.w.b. 2,54 2,50 2,43 2,37 2,33 2,30 2,27netto woningtoename 59 *) 603 865 311 227 380onttrekkingen 9 *) 217 501 pm pm pmbruto woningproductie 68 820 1.366 311 227 380

*) feitelijke situatie (CBS gegevens)

De relatieve leeftijdsopbouw is als volgt:

Tabel 4.12.: relatieve leeftijdsopbouw 2007-2030 scenario 31.1.2005 *) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 19,0% 18,8% 17,6% 16,5% 15,4% 15,3% 15,5%15-29 jaar 15,8% 15,9% 15,3% 15,8% 15,5% 15,0% 15,5%30-44 jaar 21,4% 19,9% 19,6% 18,0% 17,3% 17,7% 17,7%45-64 jaar 27,4% 27,8% 28,8% 28,4% 28,8% 27,8% 25,8%65-74 jaar 9,8% 10,0% 10,4% 12,1% 12,7% 12,1% 12,8%75 jaar enouder 6,7% 7,5% 8,3% 9,2% 10,2% 12,1% 12,7%totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

*) feitelijke situatie

In dit scenario is sprake van meer woningbouw dan in het geval van de scenario’s 1 en 2, dat geldtvooral voor de grote piek in de woningbouw tussen 2010 en 2015. Er is daarmee uiteraard sprakevan een sterke bevolkingsgroei en van minder ontgroening en vergrijzing.

Scenario 4: woningbouw inclusief StormpolderIn dit scenario omvat de huidige woningbouwprogrammering zowel de Centrumplannen als deStormpolder. De capaciteit van de Stormpolder ligt nog niet vast. Vooralsnog is uitgegaan van eenvrij bescheiden programma van 1.200 woningen. Het voorgenomen woningbouwprogramma ziet erals volgt uit:

Tabel 4.13: voorgenomen woningbouwprogramma 2007 - 2030periode op te leveren

woningen excl.Centrumplannen

op te leverenwoningenCentrumplannen

op te leverenwoningenStormpolder

te slopenwoningen

nettotoevoe-gingen

2007-2010 820 - - 217 6032010-2015 707 659 200 501 *) 1.0652015-2020 - 311 600 - 9112020-2025 - 227 200 - 4272025-2030 - 380 200 580totaal 1.527 1.577 1.200 718 3.586

*) waarvan 441 voor de Centrumplannen en 60 op andere locaties (met name Jan van Zutphenhof)

De consequenties voor de leeftijdsopbouw zijn als volgt:

Page 26: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

26

Tabel 4.14: bevolkingsgroei en woningbouw 2007-2030 scenario 41.1.2005

*) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 5.553 5.413 5.158 5.145 5.028 5.058 5.25915-29 jaar 4.609 4.569 4.479 5.012 5.288 5.144 5.53830-44 jaar 6.250 5.713 5.758 5.659 5.842 6.176 6.33045-64 jaar 8.011 7.998 8.463 8.765 9.102 8.859 8.41965-74 jaar 2.864 2.880 3.049 3.707 3.988 3.865 4.20175 jaar en ouder 1.961 2.146 2.436 2.872 3.228 3.878 4.138totaal 29.248 28.719 29.344 31.160 32.477 32.981 33.885woningvoorraad 11.525 11.478 12.081 13.146 14.057 14.484 15.064g.w.b. 2,54 2,50 2,43 2,37 2,31 2,28 2,25netto woningtoename 59 *) 603 1.065 911 427 580onttrekkingen 9 217 501 pm pm pmbruto woningproductie 68 820 1.566 911 427 580

*) feitelijke situatie

De relatieve leeftijdsopbouw is als volgt:

Tabel 4.15: relatieve leeftijdsopbouw 2007-2030 scenario 41.1.2005 *) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 19,0% 18,8% 17,6% 16,5% 15,5% 15,3% 15,5%15-29 jaar 15,8% 15,9% 15,3% 16,0% 16,3% 15,6% 16,3%30-44 jaar 21,4% 19,9% 19,6% 18,1% 17,9% 18,7% 18,7%45-64 jaar 27,4% 27,8% 28,8% 28,2% 28,0% 26,9% 24,9%65-74 jaar 9,8% 10,0% 10,4% 11,9% 12,3% 11,7% 12,4%75 jaar enouder 6,7% 7,5% 8,3% 9,2% 10,0% 11,8% 12,2%totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

*) feitelijke situatie

Conclusies Scenario 1 (migratiesaldo 0) omvat tot 2010 een aanzienlijk woningbouwprogramma, zelfs

meer dan op dit moment is gepland. Na 2010 daalt het inwonertal en is de woningbehoeftegering. Het scenario is gezien de daling van het inwonertal beleidsmatig niet acceptabel.

Scenario 2 (constant inwonertal) laat juist tot 2010 een beperkt woningbouwprogramma zien.Dit scenario voldoet wel aan het criterium dat het inwonertal (tenminste) constant dient teblijven, maar is niet realistisch gezien de noodzakelijke temporisering van de woningbouw tot2010.

Scenario 2a (realisering geplande woningbouw tot 2010, daarna constant inwonertal) is op zicheen niet onrealistisch scenario. In dit scenario wordt echter afgezien van de Centrumplannenen houdt Krimpen aan den IJssel zich niet aan de regionale woningbouwafspraken. De thans invoorbereiding zijnde woningbouwplannen exclusief de Centrumplannen zijn net niet voldoendeom in de gewenste woningproductie volgens dit scenario te voorzien (ca. 100 woningen teweinig). Dat betekent dat door verdichting nog wat aanvullende capaciteit gevonden moetworden.

Scenario 3 gaat uit van realisering van de Centrumplannen en leidt tot een behoorlijkvestigingsoverschot. Doordat de Centrumplannen uitsluitend de bouw van appartementenomvatten, bestaat de vestiging meer uit kleine huishoudens waaronder senioren. DeCentrumplannen zullen naar verwachting ook voor de al in Krimpen aan den IJssel wonendesenioren voorzien in hun woonbehoefte, waardoor doorstroming ontstaat en woningenvrijkomen voor andere doelgroepen. Het scenario sluit goed aan bij de in regioverbandgemaakte woningbouwafspraken tot 2010, zij het dat een deel van de woningen na 2010 wordtgebouwd. Een (in de woonvisie) nog te beantwoorden vraag is of de grote aantallen te bouwenappartementen in de Centrumplannen aansluiten bij de woningvraag. Enerzijds is het aandeelappartementen in Krimpen aan den IJssel beperkt, gaat het om het voorzien in een deel van deregionale behoefte en zal de vraag naar appartementen als gevolg van de vergrijzing nogtoenemen. Anderzijds zijn er signalen dat vooral in de koopsector de markt voorappartementen verzadigd raakt. Bovendien is de verwachting (van makelaars) dat deappartementen vooral in de vraag van al in Krimpen aan den IJssel gevestigde senioren zullenvoorzien en minder in die van elders in de regio gevestigde senioren. Dat pleit voor eengedifferentieerd woningbouwprogramma, dat ook voorziet in de behoefte van andere

Page 27: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

27

doelgroepen zoals alleenstaanden en kleinere huishoudens in zowel het betaalbare segment(o.a. voor starters) als het dure segment.

Bij scenario 4 is – naast de Centrumplannen – uitgegaan van woningbouw in de Stormpolder.Het gaat daarbij niet om een maximale invulling van de Stormpolder met woningbouw, ookbedrijven blijven gehandhaafd. Bij de gekozen omvang van 1.200 woningen behoeft naarverwachting geen nieuwe infrastructuur te worden aangelegd. Openbaar vervoer kan deels viahet water plaatsvinden. Er kan voor worden gepleit om in de Stormpolder niet uitsluitendappartementen te realiseren, maar ook grondgebonden woningen (bijvoorbeeld in deverhouding 50%-50%). De Stormpolder kan echter wel als een bijzonder woonmilieu wordenaangemerkt waarbij wonen aan het water het ontbreken van een tuin compenseert. Scenario 4kenmerkt zich door een evenwichtige leeftijdsopbouw. Weliswaar neemt het aantal senioren inabsolute zin sterker toe dan in de andere scenario’s, maar in relatieve zin is hun aandeel watlager. Daarmee ontstaat van alle scenario’s de meest evenwichtige leeftijdsopbouw. De groeivan het inwonertal is van belang voor de instandhouding van tal van voorzieningen, zoals hetwinkelaanbod. De omvang van de categorie 0-14 jarigen blijft vrijwel constant, waardoor hetaanbod aan basisscholen niet behoeft te verminderen. Zeker in de vorm van ‘brede scholen’gaat het om essentiële voorzieningen op wijkniveau. Het aantal 15-29 jarigen neemt in omvangtoe, waardoor meer voorzieningen voor jongeren nodig zijn. De vergrijzing vraagt uiteraard omuitbreiding van het zorg- en welzijnsaanbod.

Gezien het voorgaand wordt de voorkeur uitgesproken voor scenario 4. Dit vergt echter nogwel een regionale afstemming. Daarbij zijn de scenario’s 1 t/m 2a niet realistisch omdat ze nietvoldoen aan de regionale woningbouwafspraken. Die bedragen de productie van 1.300woningen tot 2015 (zie hoofdstuk 7).

Bevolkingsgroei

28.000

29.000

30.000

31.000

32.000

33.000

34.000

2007 2010 2015 2020 2025 2030

scenario 1 scenario 2 scenario 2a

scenario 3 scenario 4

Netto toename woningvoorraad

0

250

500

750

1.000

1.250

2007-2010 2010-2015 2015-2020 2020-2025 2025-2030

scenario 1 scenario 2 scenario 2a scenario 3 scenario 4

Leeftijdsopbouw 2015

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

tot 30 jaar 30-65 jaar 65-75 jaar 75 jaar e.o.

scenario 1 scenario 2 scenario 2a scenario 3 scenario 4

Leeftijdsopbouw 2030

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

tot 30 jaar 30-65 jaar 65-75 jaar 75 jaar e.o.

scenario 1 scenario 2 scenario 2a scenario 3 scenario 4

Page 28: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

28

4.3 Kwalitatieve uitwerking scenario 4

Bij de bespreking van de scenario’s in de Stuurgroep Ruimte zijn twee knelpunten aan de ordegekomen:1. Het aandeel appartementen in het woningbouwprogramma is erg hoog, als gevolg van vooral

de Centrumplannen (1.577 appartementen).2. Voorkomen moet worden dat Krimpen aan den IJssel in de toekomst bovenmatig vergrijst als

gevolg van de vestiging van senioren van buiten de gemeente.Deze twee punten lijken met elkaar samen te hangen: het aantal appartementen in het woning-bouwprogramma is hoger dan de lokale behoefte en zal daarmee mogelijk veel senioren van buitende gemeente aantrekken.De stuurgroep heeft aangegeven dat naast de gepresenteerde scenario’s een nieuw scenariowenselijk is, namelijk een woningbouwprogramma dat is gebaseerd op een evenwichtige bevol-kingsontwikkeling.

Senioren6

Het aantal senioren (65-plussers) in Krimpen aan den IJssel zal exclusief migratie toenemen van5.000 nu tot 6.400 in 2015 en 7.600 in 2030. Uitgedrukt in huishoudens gaat het om 2.800huishoudens nu (gwb = 1,8), 3.800 huishoudens in 2015 (gwb = 1,7) en 5.100 huishoudens in 2030(gwb = 1,5). De gemiddelde woningbezetting daalt als gevolg van de toename van het aantal 75-plussers, een groep vrij veel uit alleenstaanden bestaat. Dat betekent dat ook meer voor 1-persoonshuishoudens gebouwd moet worden.Het gaat om een groep die weinig verhuisgeneigd is: volgens het WoON 2006 zo’n 15%. Met debouw van levensloopbestendige appartementen van hoge kwaliteit en die aansluit bij hunwoonwensen, moeten zij worden verleid om te verhuizen vanuit hun huidige (grondgebonden)woning. Het blijft uiteraard koffiedik kijken in welke mate dit zal gaan gebeuren. Voorlopig isaangenomen dat 30% van de senioren bereid is te verhuizen naar een levensloopbestendigenieuwbouwwoning. Daarmee zouden ruim 1.100 nieuwbouwwoningen in 2015 door seniorenworden bewoond (30% van 3.800 seniorenhuishoudens) en ruim 1.500 woningen in 2030 (30% van5.100 seniorenhuishoudens). De gewenste omvang van de nieuwbouw die mikt op senioren,bedraagt daarmee ongeveer 35% van het totale woningbouwprogramma.NB: In eerdere ramingen is gezien de Centrumplannen rekening gehouden met een licht vestigings-overschot van senioren. In dit scenario wordt hier verder niet van uit gegaan. Wordt echter meerdan 35% van het totale woningbouwprogramma voor senioren geschikte appartementen gebouwdin Krimpen aan den IJssel, dan mag worden verwacht dat senioren zich in de gemeente zullen gaanvestigen. In scenario 4 is rekening gehouden met 120 oudere huishoudens tot 2015 en 470 ouderehuishoudens tot 2030. In de huidige benadering wordt hier niet voor gebouwd.

Starters c.q. jongerenExclusief migratie daalt de omvang van het aantal 15 t/m 29 jarigen van 4.500 personen nu naar4.000 in 2.030. Anderzijds neemt bij een fors woningbouwprogramma (scenario 4) als gevolg vanvestiging de omvang van deze leeftijdsgroep toe tot 5.000 in 2015 en 5.500 in 2030. Dit draagt dusflink bij aan het beperken van de vergrijzing. De slaagkansen voor starters in de sociale huursectorzijn thans behoorlijk (25%). Voor de koopsector is geen beeld. Gezien de hoge gemiddelde WOZ-waarde (wordt nog door de gemeente uitgezocht) mag worden aangenomen dat er weinigbetaalbare koopwoningen in de voorraad beschikbaar zijn. Weliswaar geven de makelaars aan datvooral tussenwoningen en appartementen op de markt komen, maar deze woningen zijn toch vaakte duur voor starters en jongeren. Dat zal naar verwachting niet ingrijpend veranderen als veelsenioren gaan doorstromen. Het is dan ook gewenst een beperkt deel van de nieuwbouw in hetgoedkope segment ten behoeve van starters c.q. jongeren te realiseren. In het scenario isuitgegaan van 10%.

Overige 1- en 2-persoonshuishoudensHet aandeel 1- en 2-persoonshuishoudens (exclusief starters en senioren) neemt naar verwachtingin Krimpen niet veel toe. Deze huishoudens zijn vooral op de stad gericht. Wel moet rekeningworden gehouden met meer alleenstaanden als gevolg van scheidingen. Deze huishoudens zullen

6 Eind maart komen de enquêtegegevens van het Seniorenplatform beschikbaar. Deze uitkomsten kunnen niet meer in de Bouwstenennota worden meegenomen, maar zullen wel in de eigenlijke woonvisie een plaats krijgen.

Page 29: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

29

deels in de bestaande voorraad een woning kunnen vinden als veel senioren doorstromen. Maarook hier geldt dat de bestaande voorraad in slechts beperkte mate geschikt is voor deze doelgroep,met name als zij betaalbare huisvesting c.q. een appartement zoeken. Bovendien worden in hetkader van de Centrumplannen veel appartementen gesloopt. Daarom wordt voorgesteld 35% vande nieuwbouw te richten op 1- en 2-persoonshuishoudens.

GezinshuishoudensOpvallend is dat zowel de trendmatige PRIMOS-prognoses als die van de provincie uitgaan vaneen flinke toename van het aantal gezinshuishoudens in Krimpen aan de IJssel. Mogelijk hangt ditsamen met het feit dat Krimpen aan de IJssel als erg in trek is als groene randgemeente vanRotterdam. De vestiging van gezinnen is uiteraard van belang uit oogpunt van het beperken van devergrijzing van Krimpen aan den IJssel. Deels zullen gezinnen in de bestaande voorraad eenwoning vinden. Daarnaast is het gewenst om (onder andere aan de bovenkant van de koopmarkt)voor hen nieuwbouw te realiseren. Voorgesteld wordt om 20% van de nieuwbouw te richten opgezinshuishoudens.

Op grond van het WoON 2006 kan worden aangegeven in welke mate de verschillendedoelgroepen een voorkeur hebben voor grondgebonden woningen dan wel appartementen. Opbasis hiervan kan vervolgens de differentiatie van de nieuwbouw worden bepaald, uitgaande van intotaal 4.300 woningen conform het oorspronkelijke scenario 4:

Tabel 4.16: Gewenste verdeling grondgebonden/appartement naar doelgroepdoelgroep aantal

woningenaandeelgrondgebonden

aandeelappartementen

aantalgrondgebonden

aantalappartementen

starters/jongeren(10%)

430 30% 70% 130 300

1-/2-p. huishoud.(35%)

1.500 40% 60% 600 900

gezinshuishoud.(20%)

870 85% 15% 740 130

senioren (35%) 1.500 10% 90% 150 1.350totaal 4. 300 38% 62% 1.620 2.680

Met deze verdeling zou 38% van de nieuwbouw als grondgebonden woning moeten worden gerea-liseerd en dus 62% als appartement. Uiteraard kennen de uitkomsten van woningmarktonderzoekmarges en onzekerheden. In bovenstaande tabel is al maximaal toegerekend aan het bouwen vanappartementen. Cruciaal is of senioren daadwerkelijk bereid zijn op grote schaal door te stromennaar een appartement. Zou de verhuisbereidheid blijven steken op bijvoorbeeld 15%, dan zouden algauw 900 appartementen minder voor senioren behoeven te worden gebouwd!

De vraag is in welke mate het woningbouwprogramma vanaf 2010 nog is bij te sturen (tot 2010 is infeite sprake van een niet meer bij te sturen ‘pijplijn’). Tot 2010 worden 562 woningen gebouwd en217 woningen gesloopt. De huidige woningbouwplannen vanaf 2010 zien er als volgt uit:

Tabel 4.17: huidige woningbouwprogrammering 2007-20302007-2015 2015-2020 2020-2030 totaal

EG MG EG MG EG MG EG MGdiv. locaties tot 2010 (75% MG) 191 629 191 629div. locaties na 2010 (75% MG) 178 529 178 529Centrumplannen (100% MG) 0 659 0 311 0 607 0 1.577Stormpolder (50% MG) 100 100 300 300 200 200 600 600totaal 469 1.917 300 611 200 807 969 3.335idem in % 20% 80% 33% 67% 20% 80% 23% 77%(EG = grondgebonden, MG = appartement)

Bijsturing zou op de volgende wijze kunnen plaatsvinden.

Centrumplannen: De Centrumplannen zouden meer gefaseerd kunnen worden ontwikkeld, waardoor minder

appartementen in korte tijd op de markt komen. Het voorstel is om 200 appartementen door teschuiven van de periode 2010-2015 naar 2015-2020. Het nakomen van de regionale woning-

Page 30: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

30

bouwafspraken (1.300 woningen in de periode 2005-2010) komt daarmee niet in gevaar, aan-gezien in 2010 naar verwachting aan de taakstelling is voldaan. De taakstelling voor na 2010moet nog worden geformuleerd.

Zo mogelijk wordt het aandeel appartementen verlaagd van 100% naar bijvoorbeeld 70%. Inplaats hiervan zou 30% van het programma bestaan uit grondgebonden woningen in eenstedelijke setting (smalle woningen in bijvoorbeeld 4 lagen). Een dergelijke omzetting zalvermoedelijk niet in de eerste paar jaar mogelijk zijn en zal dus vooral na 2015 aan de ordekomen. Daarmee wordt vertraging van de plannen voorkomen, terwijl er bovendien op ditmoment veel vraag is bij senioren uit Krimpen aan den IJssel naar appartementen.

Stormpolder: Voor Stormpolder is uitgegaan van 50% grondgebonden woningen en 50% gestapeld.

Vanwege de vele appartementen in de Centrumplannen tot 2015, zouden meer grondgebondenwoningen in Stormpolder gebouwd moeten worden en zou de eerste fase van Stormpoldervooral uit grondgebonden woningen moeten bestaan.

Tabel 4.18: aangepaste woningbouwprogrammering 2007-20302007-2015 2015-2020 2020-2030 totaalEG MG EG MG EG MG EG MG

div. locaties tot 2010 (75% MG) 191 629 191 629div. locaties na 2010 (75% MG) 178 529 178 529Centrumplannen (70% MG) 0 459 255 256 218 389 473 1.104Stormpolder (33% MG) 200 0 400 200 200 200 800 400totaal 569 1.617 655 456 418 589 1.642 2.662idem in % 26% 73% 59% 41% 42% 58% 38% 62%

Daarmee is het woningbouwprogramma dus in overeenstemming met de geraamde behoefte.Rekening houdend met de sloop van woningen is de verdeling van het netto woningbouwprogram-ma als volgt:

Tabel 4.19: aangepast netto woningbouwprogramma 2007-2030 (afgerond)grondgebonden appartement totaal

nieuwbouw 1.640 2.660 4.300sloop 170 550 720netto toevoeging 1.470

(41%)2.110(59%)

3.580(100%)

Veranderingen in de voorraadMet het voorgestelde woningbouwprogramma verandert de voorraad (afgerond) als volgt:

Tabel 4.20: verandering in de voorraadjaar grondgebonden appartement totaalvoorraad 1-1-2007 8.550

(74%)3.000(26%)

11.550(100%)

nieuwbouw 2007-2010:nieuwbouw 2010-2015:onttrekkingen 2007-2015:

190380

-170

630530

-550

820710

-720voorraad 1-1-2015 8.950

(71%)3.610(29%)

12.560(100%)

nieuwbouw:onttrekkingen:

650p.m.

460p.m.

1.110p.m.

voorraad 1-1-2020 9.600(70%)

4.070(30%)

13.670(100%)

nieuwbouw:onttrekkingen:

420p.m.

590p.m.

1.010p.m.

2030 10.020(68%)

4.660(32%)

14.680(100%)

Consequenties leeftijdsopbouwEvenals bij de andere scenario’s kunnen de effecten van het woningbouwprogramma op debevolkingsontwikkeling worden aangegeven:

Page 31: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

31

Tabel 4.21: bevolkingsgroei en woningbouw 2007-2030 aangepast scenario 41.1.2005

*) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 5.553 5.413 5.152 5.082 5.081 5.113 5.33415-29 jaar 4.609 4.569 4.474 4.893 5.410 5.243 5.62230-44 jaar 6.250 5.713 5.751 5.565 5.911 6.294 6.53145-64 jaar 8.011 7.998 8.453 8.712 9.149 8.901 8.47265-74 jaar 2.864 2.880 3.045 3.696 3.974 3.885 4.21875 jaar en ouder 1.961 2.146 2.433 2.836 3.226 3.899 4.177totaal 29.248 28.719 29.308 30.784 32.751 33.334 34.354woningvoorraad 11.525 11.478 12.081 12.946 14.057 14.484 15.064g.w.b. 2,54 2,50 2,43 2,38 2,33 2,30 2,28netto woningtoename 59 *) 603 865 1.111 427 580onttrekkingen 9 217 501 pm pm pmbruto woningproductie 68 820 1.366 1.111 427 580

*) feitelijke situatie

De relatieve leeftijdsopbouw is als volgt:

Tabel 4.22: relatieve leeftijdsopbouw 2007-2030 aangepast scenario 41.1.2005 *) 1.1.2007 *) 1.1.2010 1.1.2015 1.1.2020 1.1.2025 1.1.2030

-14 jaar 19,0% 18,8% 17,6% 16,5% 15,5% 15,3% 15,5%15-29 jaar 15,8% 15,9% 15,3% 15,9% 16,5% 15,7% 16,4%30-44 jaar 21,4% 19,9% 19,6% 18,1% 18,0% 18,9% 19,0%45-64 jaar 27,4% 27,8% 28,8% 28,3% 27,9% 26,7% 24,7%65-74 jaar 9,8% 10,0% 10,4% 12,0% 12,1% 11,7% 12,3%75 jaar en ouder 6,7% 7,5% 8,3% 9,2% 9,9% 11,7% 12,2%totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

*) feitelijke situatie

Ten opzichte van het oorspronkelijke scenario 4:- Is sprake van een wat hogere gemiddelde woningbezetting: 2,28 in 2030 in plaats van 2,25.

Daardoor is het inwonertal wat hoger 34.350 in plaats van 33.850. Oorzaak: hogeregemiddelde woningbezetting door meer grondgebonden woningbouw.

- Is in 2030 sprake van een iets geringer aandeel senioren (geen vestigingsoverschotsenioren).

Page 32: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

32

5. Wonen en zorg

5.1 Factoren die van invloed zijn op wonen en zorg

De toekomstige beleidsopgave op het terrein van wonen en zorg wordt door een groot aantalfactoren bepaald:• De definitie van senioren is aan verandering onderhevig: in de jaren ’60 en ’70 ging het om 65-

plussers (uitgaande van het economische criterium van de ‘pensioengerechtigde leeftijd’), in dejaren ’80 en ’90 om 55-plussers (gebaseerd op het toenmalige arbeidsmarktcriterium in het lichtvan de grote werkloosheid in begin jaren ’80) en thans om vooral 75-plussers (gebaseerd op hetcriterium van de zorgvraag: rond deze leeftijd neemt de functiebeperking toe en neemt ook dekans toe dat de partner wegvalt). Toch is ook bij een aantal 65- tot 75-jarigen sprake van eenzorgvraag.

• Het aantal senioren neemt de komende decennia toe. Afhankelijk van het woningbouwscenario(zie hoofdstuk 4) neemt het aantal 75-plussers, de categorie die met name aangepastehuisvesting en zorg behoeft toe van ruim 2.100 nu tot 3.600 à 4.400 in 2030. Dit aantal ligtoverigens hoger dan in het gemeentelijke ‘Programma Woonzorgzonering’, omdat van eensterkere bevolkingsgroei door meer woningbouw is uitgegaan. De toename van het aantalsenioren is niet alleen een demografisch gegeven (vergrijzingsgolf door de baby boomers) maarvloeit ook voort uit de steeds verbeterende preventieve en curatieve gezondheidszorg. Doorveranderende leefpatronen neemt de levensverwachting van mannen verder toe, die vanvrouwen nauwelijks. Het gevolg is dat in de toekomst minder sprake zal zijn van alleenstaandeoudere vrouwen.

• Senioren zijn over het algemeen weinig geneigd om te verhuizen. Wanneer ze echter willenverhuizen, is dat – zeker met het klimmen der jaren – vaak naar een voor senioren geschiktewoning. De geringe verhuisgeneigdheid pleit ervoor om ‘levensloopbestendig’ te bouwen,waardoor senioren niet behoeven te verhuizen. Het Woonkeur (zie § 5.2.) voorziet daarin. Ookhet ‘opplussen’ van woningen in de bestaande voorraad zorgt ervoor dat senioren niet behoevente verhuizen. De mogelijkheden voor opplussen zijn in de praktijk vaak beperkt.

• Senioren en mensen met een functiebeperking worden steeds mondiger. Steeds meer moetrekening worden gehouden met een individuele zorgvraag en een diversiteit in woonwensen.Senioren vormen in de toekomst een meer heterogene groep voor wat betreft gezondheid,inkomen en leefstijl. Gezien deze ontwikkelingen is het bij de afstemming van vraag en aanbodop het gebied van zorg gewenst van een vraagsturing in plaats van een aanbodsturing uit tegaan. Degenen die zorg vragen, willen hun eigen keuzen maken in de wijze waarop dezorgvraag wordt ingevuld.

• De inkomenssituatie van senioren is anders dan in het verleden. Veel toekomstige seniorenhebben vermogen opgebouwd en beschikken over een aanvullend pensioen. Er is dan ook meerdan in het verleden sprake van een koopkrachtige vraag, die zich richt op ruime appartementenmet 3 of 4 kamers en op kleine grondgebonden woningen (zoals patiobungalows). Toch wordtde laatste jaren ook duidelijk dat de pensioenen van senioren lager uitvallen dan in het verledenwerd gedacht, terwijl de lasten stijgen (bijvoorbeeld door het nieuwe zorgstelsel). Wanneersenioren verhuizen naar een koopwoning, maakt de nieuwe hypotheekwetgeving het moeilijkerom de overwaarde van een verkochte koopwoning in te zetten voor aanvulling op het pensioen.Deze ontwikkeling leidt tot een toenemende vraag naar huurappartementen.

• Veel senioren woonden in het verleden in verpleeg- of verzorgingstehuizen. Deze huisves-tingsvormen worden als ‘intramurale huisvesting’ aangemerkt. De laatste jaren is sprake van een‘extramuraliseringstendens' van verpleeg-/verzorgingstehuizen en instellingen. Dit houdt in datsenioren en mensen met een functiebeperking niet langer in een tehuis of instelling wonen, maarmet een bepaalde mate van zorg en begeleiding in woningen in woonwijken worden gehuisvest.Ook in het geval van intramurale huisvesting wordt steeds meer gestreefd naar kleinschaligeaccommodaties in de wijk (‘deconcentratie’).

• Met het wegvallen van de beschermende muren van tehuizen en instellingen dient ook sprake tezijn van voldoende maatschappelijke begeleiding. Voor het welzijnsbeleid is de taak weggelegdom de sociale cohesie in de wijken te versterken en sociale netwerken voor senioren teontwikkelen om te voorkomen dat senioren in een isolement komen te verkeren. Naarmate dehuisvesting en het welzijn beter zijn geregeld, neemt in veel gevallen de behoefte aan zorg af.

Page 33: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

33

WoonkeurHet gaat om een certificaat voor woningbouw, waarbij hoge eisen ten aanzien van gebruikskwaliteit,inbraakbeveiliging, sociale veiligheid, valveiligheid, toegankelijkheid en flexibiliteit worden gesteld. HetWoonkeur omvat tevens de eisen van het oude seniorenlabel en een aantal eisen van hetPolitiekeurmerk Veilig Wonen.Voor wat betreft de toegankelijkheid behoeft een woning die aan het WoonKeur voldoet niet perdefinitie een ‘nultredenwoning’ te zijn. Er mag geen sprake zijn van hoge drempels en in het geval vanappartementen moet sprake zijn van een lift. Bij grondgebonden woningen (‘eengezinswoningen’)wordt echter niet de eis gesteld dat de woonkamer, de badkamer/wc en tenminste één slaapkamer opdezelfde verdieping zijn gelegen. Bij een binnentrap moet echter wel ruimte zijn voor een eventueletraplift. Er zijn uiteraard eengezinswoningen waarbij wel alle vertrekken op één verdieping zijngelegen, zoals (patio-) bungalows.Naast het zogeheten ‘basispakket’ worden ook een aantal pluspakketten onderscheiden, te weten‘pluspakket veiligheid’ dat ook de eisen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen voor de woonomgevingomvat, het ‘pluspakket gebruikskwaliteit’ met een ruimere maatvoering en extra bedieningsgemak vanvoorzieningen in de woning (waardoor bijzonder geschikt voor senioren), evenals het ‘pluspakkettoekomstwaarde’ met eveneens een ruimere maatvoering en domotica voorzieningen. De meerkostenvan het basispakket komen uit op circa € 4.000 (evaluatie gemeente Apeldoorn). Dat vereist wel datde eisen van het Woonkeur van meet af aan door een ervaren architect worden geïntegreerd in hetontwerp. Het achteraf aanpassen van ontwerpen om te voldoen aan de eisen van het Woonkeur isaanmerkelijk duurder. Dit uitgangspunt wijkt niet af van het principe dat wordt gehanteerd bij hettoepassen van de eisen van duurzaam bouwen. Het combineren van de eisen van duurzaam bouwenen Woonkeur ligt ook voor de hand en is kostenbesparend.

• Het toepassen van moderne informatietechnologie in de woning (domotica) maakt het steedsmeer mogelijk voor mensen met een lichamelijke functiebeperking om zelfstandig te blijvenwonen. Hierbij kan worden gedacht aan het op afstand bedienen van deuren, bewegings-detectoren waardoor verlichting automatisch in- en uitschakelt, passieve alarmering viaactiviteitsmeting, medische thuisbewaking (‘cam care’), enz.

• De voorgaande factoren maken een verbreding van het dienstenpakket op het terrein van zorgen welzijn noodzakelijk. Daarmee ontstaat de noodzaak van samenwerking tussen deverschillende aanbiedende partijen. Het zorg- en welzijnsaanbod wordt begrensd door debudgettaire mogelijkheden en de arbeidsmarkt. De komende decennia zal het kunnen voorzienin de zorgbehoefte van senioren en andere mensen met een functiebeperking een van degrootste opgaven zijn waar de samenleving voor staat. Optimalisering van het zorgaanbod, demate van deconcentratie en samenwerking tussen partijen zijn daarbij bepalend.

• De gemeente dient een nieuwe invulling aan zorgplicht te geven en haar regiefunctie in te vullen.Zij vervult een ‘makelaarsfunctie’ door verschillende partijen (woningcorporaties, zorg- enwelzijnsinstellingen) bij elkaar te brengen. Ook kan het ontwikkelen van één loket voor debeantwoording van vragen en doorverwijzing van senioren en anderen met een functiebeperkingals gemeentelijke taak worden gezien. De Wet maatschappelijke ondersteuning (zie hoofdstuk7) vormt hiervoor de basis.

5.2 Vormen van wonen voor senioren en mensen met een functiebeperking

Een eenduidige systematiek voor de verschillende vormen van wonen en zorg ontbreekt nogsteeds. Ruwweg kan een onderscheid worden gemaakt in de volgende categorieën, waarbij sprakeis van een oplopende zorgbehoefte:• Geschikt wonen of te wel volledige zelfstandige huisvesting, waarbij het zowel om

‘nultredenwoningen’ kan gaan (woningen die van buitenaf en van binnen zonder trappentoegankelijk zijn en geen hoge drempels hebben) als om ‘levensloopbestendige’ woningen. Bijdat laatste kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen die volgens het ‘WoonKeur’ wordengebouwd.

• Verzorgd wonen: begeleide woonvormen en woonzorgcomplexen met op complexniveaugegarandeerde verzorging, begeleiding of dienstverlening, waarbij echter geen 24-uurszorg mettoezicht aanwezig is.

• Kleinschalig beschermd wonen: huisvesting met intensieve 24-uurszorg, veelal in de vorm‘geclusterd wonen’ waarbij de bewoners in een groep van 6 à 8 personen in een unit wonen.

Page 34: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

34

• Grootschalig beschermd wonen of te wel Intramuraal wonen: verzorgings- of verpleegtehuis.

5.3 Behoefte aan huisvesting, zorg en welzijn

Met ingang van 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) van kracht. Deze wetmaakt de gemeente verantwoordelijk voor de ondersteuning van haar inwoners bij een zolangmogelijke zelfstandigheid en zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

Woonbehoefte seniorenThe SmartAgent Company heeft in opdracht van Qua Wonen een onderzoek uitgevoerd naar dewoonbehoefte van senioren in Krimpen aan den IJssel. De belangrijkste conclusie uit dit onderzoekis dat er een grote behoefte is onder senioren om in het groen en aan het water te wonen. Dit geldtvoor bijna de helft van de senioren. Vooral jonge koopkrachtige senioren voelen zich hiertoeaangetrokken. Deze mensen willen vooral genieten van de rust en de natuur. Daarnaast is er ookbehoefte aan het wonen in het centrum, wonen in een gewone woonwijk en wonen in eenserviceflat. Daarbij is er zowel naar appartementen als naar grondgebonden woningen een gelijkevraag. De behoefte aan huur- of koopwoningen is 60% en 40%.

De senioren die in het centrum willen wonen, vragen vooral om goedkope huurappartementen. Ookhebben zij behoefte aan extra diensten zoals onderhoud, een huismeester, een gezamenlijkeruimte of tuin en dienstverlening op het gebied van veiligheid. De voornaamste motivatie om in hetcentrum te wonen is de afstand tot (winkel)voorzieningen.

Het wonen in een gewone wijk spreekt, net als wonen in het groen en aan het water, de jongeresenioren aan. De behoefte bij deze doelgroep om onderdeel te blijven uitmaken van demaatschappij en dus niet bij alleen senioren te wonen, is sterk.

Het verzorgd wonen kent een oudere doelgroep waarbij dienstverlening, zorg en het wonen bij eenoudere, gelijkgestemde groep de belangrijkste motivaties vormen. De vraag bestaat vooral uithuishoudens met een wat lager inkomen, maar er zijn ook koopkrachtige huishoudens diewillen”voorsorteren” op een afnemende mobiliteit.

Opvallend in het onderzoek is verder dat van de doelgroep meer dan 60% op dit moment in een rij-of hoekwoning woont terwijl in de gewenste woonsituatie 54% een appartement of flatwoning meteen lift zou willen.

Zelfstandig wonenVoor senioren en anderen met een functiebeperking zijn woningen nodig die zijn afgestemd op hunfysieke mogelijkheden. Door Maaskoepel is een systeem ontwikkeld om de rollator- en rolstoel-toegankelijkheid van een woning te meten. De mate van toegankelijkheid wordt uitgedrukt in ‘sterren’(1 – 4 sterren). Geschikt wonen komt overeen met een 1, 2 of 3 sterrenwoning. Integraal toegankelijkis een 4 sterrenwoning. Beschermd wonen is wonen in een verpleeghuis. Zie tabel 5.1 voor eenomschrijving van de verschillende sterren.

Aandacht is vereist voor de geschikte woning voor mensen met een verstandelijke functiebeperking.Hoewel voor deze doelgroep de woning niet altijd noodzakelijk volledig toegankelijk hoeft te zijn,wordt deze woning toch opgenomen in de categorie ‘verzorgd wonen’.

Tabel 5.1: sterrensysteem regio RijnmondAantal sterren Omschrijving0 sterren De woning is niet geschikt voor bewoners die slecht ter been zijn* De woning heeft geen trappen en ligt op de begane grond of is per lift bereikbaar

(nultredenwoning)** Bewoner kan met een rollator zonder (grote) hindernissen de woning in en kan de rollator

ook binnen gebruiken*** De bewoner kan zonder (grote) hindernissen met een rolstoel de woning bereiken en de

voordeur van de woning door. De woning zelf is niet geschikt of niet (eenvoudig) geschikt temaken voor het gebruik van een rolstoel in de woning

**** De woning is bereikbaar met een rolstoel en geschikt of (eenvoudig) geschikt te maken voorhet gebruik van een rolstoel in de woning

Page 35: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

35

Bron: Programma Woonzorgzonering 2007, Krimpen aan den IJssel

Volgens de STAGG norm moet 50% van de woningen nul sterren hebben, 43% 1,2 of 3 sterren en4% 4 sterren. Daarnaast is voor 1,95% van de bevolking verzorgd wonen en voor 1,05% beschermdwonen gewenst (zie aldaar).

In tabel 5.2 wordt de huidige voorraad van sterrenwoningen en de verwachte nieuwbouw in Krimpenaan den IJssel weergegeven.

Tabel 5.2: Overzicht 1-4 sterrenwoningen bestaande bouw en verwachte nieuwbouw1-ster 2-ster 3-ster 4-ster

Qua Wonen bestaand 377 21 624 282Com Wonen bestaand 44Particuliere koop 271 40 108Particuliere huur 53 114Totaal bestaand 745 21 778 390

Qua Wonen nieuw ca. 1.999Com Wonen nieuw ca. 70SOR nieuw ca 140Overig nieuw ca. 1.286Totaal nieuw ca. 1286 ca. 2.209Totaal bestaand en nieuw 2015 ca. 2.830 ca. 2.599Bron: Programma woonzorgzonering Krimpen aan den IJssel 2007

Alle nieuwbouwappartementen hebben tenminste drie sterren. Het grootste deel van de nieuwbouwbetreft de Centrumplannen. Maar ook in de andere nieuwbouwplannen (zie par. 4.1.) worden veelwoningen gebouwd die aan de STAGG norm voldoet. Na realisering van de nieuwbouw is tot 2015sprake van een voldoende woningaanbod met maximaal 4 sterren.

Verzorgd en beschermd wonenIn de regio wordt gewerkt aan de definitie van een vijfde ster voor ‘verzorgd wonen’. Dit betekent dathet een volledig toegankelijke woning betreft, met zorgvoorzieningen in de directe omgeving in devorm van een zorgsteunpunt. Naast de indeling in 5 sterren is er ook sprake van‘beschermd wonen’.Beschermd wonen is een AWBZ verstrekking, met 24-uurs verzorging en/of verpleging. Beschermdwonen is vooral bedoeld voor mensen die onvoldoende de regie over hun leven kunnen voeren, zoalspsycho-geriatrische patiënten, senioren met psychische problematiek of oudere psychiatrischepatiënten.Volgens de STAGG kengetallen heeft Krimpen aan den IJssel behoefte aan 546 eenheden verzorgdwonen en 294 eenheden beschermd wonen. In tabel 5.3 is een overzicht opgenomen van de huidigesituatie en het toekomstig aanbod.De capaciteit voor beschermd wonen voor senioren ligt met 279 woningen onder de aangegevennorm. Vanwege de sterke vergrijzing in Krimpen aan den IJssel is het verstandig om wat boven delandelijke norm te zitten. Qua Wonen en SOR hebben aangegeven in samenwerking metTiendhove zorgwoningen en levensloopbestendige woningen in het centrumgebied te willenrealiseren, indien daar behoefte aan is. Dat kan eventueel in combinatie met een derdezorgsteunpunt (zie hieronder)

WoonzorgzoneringIn het kader van de WMO is in Krimpen aan den IJssel het programma woonzorgzonering 2007vastgesteld. Een woonzorgzone (ook wel levensloopbestendige wijk genoemd) is een socialeleefeenheid van ca. 10.000 bewoners, waar mensen zelfstandig kunnen wonen, ook als zij (veel)zorg en ondersteuning nodig hebben in hun dagelijks functioneren. De wijk is een gewone wijk, meteen voorzieningenniveau dat tegemoet komt aan de behoeften van de bewoners. Er zijn extramaatregelen genomen op het gebied van toegankelijkheid en veiligheid. Een aantal belangrijkecriteria waar een woonzorgzone aan moet voldoen zijn:

Er zijn voldoende toegankelijke en veilige woningen, waar ook zorg geboden kan worden indiennodig. Een klein deel van de bewoners zal wonen in een beschermde woonvorm met 24-uursverpleging.

Page 36: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

36

De wijken zijn gewone wijken met een gemengde bevolking jong en oud. In praktijk zalmaximaal 10% van de bevolking zorg of begeleiding nodig hebben.

De woonomgeving is obstakelvrij en veilig. Bewoners kunnen zich op straat verplaatsen enkunnen zelfstandig of met begeleiding naar de dagelijkse voorzieningen.

Voorzieningen zijn aanwezig en toegankelijk, inclusief een 24-uur bezet zorgsteunpunt.

Het hoofddoel is het levensloop bestendig maken van de gemeente Krimpen aan den IJssel. Deprojecten die gericht zijn op dit doel zijn ingedeeld naar de prestatievelden van de WMO en richtenzich op: wonen, fysieke infrastructuur voor zorg en welzijn, woonomgeving, zorg en diensten,sociale cohesie en domotica. Sommige van de doelen zijn al bereikt of zullen binnenkort wordenbereikt. Andere doelen, vooral deelprojecten met een bouwtraject vergen een wat langere tijd.

In Krimpen aan den IJssel worden in het kader van woonzorgzonering twee planningsgebiedenonderscheiden voor de voorzieningen en met elk een eigen zorgsteunpunt: Tiendhove in hetwesten (Oud Krimpen, Kortland en Lansingh-zuid) en Crimpenersteyn in het oosten (Boveneind enLangeland). Niet alle voorzieningen voor wonen-zorg-welzijn zijn gedecentraliseerd, een aantalvoorzieningen zijn voor heel Krimpen aan den IJssel bedoeld. In het kader van de Centrumplannenis een derde zorgsteunpunt denkbaar, mede gezien de grote aantallen levensloopbestendigewoningen die worden gebouwd.

De vraag naar voorzieningen voor senioren zal naar verwachting in Krimpen aan den IJssel ietshoger uitvallen dan gemiddeld in Nederland aangezien de vergrijzing wat sterker is door een groteinstroom van ‘babyboomers’ in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw.

Naast de zorgsteunpunten vervullen wijkcentra een belangrijke functie in de woonzorgzonering. Hetzijn openbare ontmoetingsruimten in een buurt of wooncomplex, waar mensen terecht kunnen voorsociale contacten, laagdrempelige activiteiten, dagbesteding, informatie en ondersteuning bij hetzelfstandig wonen. Bewoners die daar behoefte aan hebben kunnen bij de steunpunten terecht voorinformatie en advies. De informatie over alle voorzieningen en aanbieders (sociale kaart) wordtcentraal bijgehouden en via het WMO-loket eenduidig aangeboden.In Krimpen aan den IJssel zijn op dit moment drie wijkcentra in complexen woningen van Qua:Gouden Regen, Parkrand en Vijverflat. Verder worden de ontmoetingsruimten van Tiendhove enCrimpenersteyn aangemerkt als wijkcentrum. In 2006 zijn (met een stimuleringsbijdrage van deprovincie Zuid-Holland) de wijkcentra fysiek opgewaardeerd.

Zoals eerder vermeld is het van belang dat binnen een woonzorgzone de woonomgeving obstakelvrijen veilig is. Daarbij is het vooral van belang dat er obstakelvrije looproutes zijn naar de primairevoorzieningen, het wijkcentrum en de haltes voor het openbaar vervoer. Hiervoor zijn een aantalcriteria zoals de aanwezigheid van voldoende rustpunten, sociale veiligheid en een goede verlichting.Voor de gebieden rond de zorgsteunpunten gelden aanvullende eisen. Voor de woonzorgzoneringwordt de woonomgeving nader onderzocht, waarbij als criteria het Politiekeurmerk Veilig Wonenwordt gehanteerd. Hiertoe worden ondermeer wijkschouwen georganiseerd.

In het kader van het programma woonzorgzonering is een ‘ woonzorgzoneverkenner’ ontwikkeld,die ontwikkelingen op het niveau van de wijken in beeld brengt. De meest recente versie laat hetvolgende zien: De vergrijzing in Krimpen aan den IJssel ligt boven het landelijk gemiddelde. De toekomstige

vergrijzing houdt gelijke tred met de landelijke ontwikkeling. Bijzondere aandacht vragen de wijken Boveneind (relatief sterk vergrijsd), Langeland (sterke

toename 65-plussers in 2015), Kortland Noord (relatief sterk vergrijsd) en Kortland Zuid(relatief sterk vergrijsd en sterke toename 65-plussers in 2015). Andere demografische ensociaal-economische ontwikkelingen (inkomen) vragen geen bijzondere aandacht.

Veel voor senioren geschikte woningen zijn niet optimaal ten opzichte van voorzieningengelegen (te lange loopafstanden).

De wijken die de meeste vergrijzing gaan kennen liggen vooral in het oostelijk deel vanKrimpen aan den IJssel. De centrumvoorzieningen liggen juist in het westelijke deel.

Page 37: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

37

Tabel 5.3. Situatie seniorenzorg 2006 en 2015

Bron: Programma woonzorgzonering Krimpen aan den IJssel 2007

ConclusiesUitgaande van het programma woonzorgzonering Krimpen aan den IJssel trekken de gemeente enzorginstellingen momenteel de volgende conclusies: Het AB Woonzorgzonering heeft richting raad aangegeven dat in het segment Integraal

toegankelijke woningen (4-sterren woningen) veel meer dient te worden gerealiseerd dan deminimum norm. Ideaalbeeld is dat alle woningen in de gemeente voldoende toegankelijk zijn.Dit is niet haalbaar maar streven kan gezocht worden in nieuwbouw van wooncomplexen. Hetis wel realistisch om dit soort woningen juist te bouwen in de nabijheid van zorgsteunpunten.

Voor verzorgd wonen staat gepland 149 bij Tiendhove, met Pameijer en Philadelphia erbij 207woningen. De doelstelling is 546 woningen, dus er is een tekort van 339 woningen. ComWonenmoet worden gestimuleerd in samenwerking met De Zellingen een fors aantal 4-sterrenwoningen met zorg te realiseren naast Crimpenersteyn. De Zellingen heeft de intentie om i.s.m.de gemeente en een woningbouwcorporatie het parkgebied grenzend aan Crimpenersteyn teontwikkelen. De plannen van ComWonen met de 89 aanleunwoningen zijn onduidelijk, weweten niet wat wordt teruggebouwd. Om Verzorgd Wonen aan te kunnen bieden is capaciteit inde voorwaardensfeer nodig zoals professioneel toezicht, goede fysieke infrastructuur voorbegeleiding, welzijn en zorg én rekening houdend met de leefbaarheid (samenstelling vanverschillende leeftijdscategorieën) De criteria van woonzorgzonering dienen te wordentoegepast.

Het tekort aan beschermd Wonen bedraagt 138 plaatsen als Crimpenersteyn teruggaat van 230naar 108 plaatsen. De Zellingen heeft de intentie om het verlies aan capaciteit door devernieuwbouw plannen elders in Krimpen te compenseren. Nader overleg met het Bouwcollegezal uit wijzen of dit kan door verhoging van het aantal plaatsen beschermd wonen (=intramurale capaciteit) of dat het verlies aan capaciteit geëxtramuraliseerd dient te worden.D.w.z. het bieden van zorg in “verzorgd wonen” woningen.

Page 38: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

38

6. Leefbaarheid6.1. Samenhang tussen leefbaarheid en wonen

Wonen houdt niet op bij de voordeur. Steeds vaker wordt de woonkeuze niet alleen door de woningzelf bepaald, maar ook door de woonomgeving. Een veilige en schone woonomgeving vindtiedereen van belang. Daarnaast wil de één een buurt met goede voorzieningen, de ander kiest voorsociale homogeniteit en veel contacten in de buurt, weer anderen willen vooral ruimte en rust. Ookde karakteristiek van de bebouwing en de inrichting van de woonomgeving zijn zeer belangrijk.Omdat mensen zich sterk met hun woonomgeving identificeren en sprake is van een toenemendedifferentiatie inwoon- en leefstijlen, is het van belang dat ook sprake is van gedifferentieerde,herkenbare woonmilieus waaruit bewoners kunnen kiezen.

Een recent rapport van het Ministerie van VROM (“Leefbaarheid van wijken” ) laat zien datleefbaarheid drie componenten omvat: De fysieke component: de aanwezigheid van voorzieningen (winkels, scholen, enz.) en de

inrichting van woonwijken (zoals groen- en speelvoorzieningen, verkeer, enz.). De sociale component: de gehechtheid van bewoners aan hun omgeving en de betrokkenheid

op elkaar. Over het algemeen worden wijken waarin overwegend mensen met eenzelfdeleefstijl wonen positiever gewaardeerd.

De mate waarin sprake is van overlast, onveiligheid en criminaliteit.

Woningbouw kan bijdragen aan de leefbaarheid van dorpen en wijken. Het maakt het mogelijk datmensen (bijvoorbeeld starters en senioren) in hun eigen, vertrouwde woonomgeving kunnen blijvenwonen. Woningbouw kan bijdragen aan de instandhouding van voorzieningen (bijvoorbeeld basis-scholen in de kleinere kernen) of aan de realisering van nieuwe voorzieningen, bijvoorbeeld op hetterrein van wonen, zorg en welzijn. Stedelijke vernieuwingsprojecten (waarbij het vaak om hettoevoegen van een woonfunctie gaat) leiden er toe dat de woonomgeving veiliger en aantrekkelijkerwordt. In wijken met een eenzijdige bevolkingssamenstelling door een te weinig gedifferentieerdwoningaanbod, kan aanvullende woningbouw bijdragen aan meer keuzevrijheid.Anderzijds kan teveel of verkeerde (te grootschalige) woningbouw ook een aantasting van de leef-baarheid inhouden, vooral in de kleinere dorpen.Tot slot is het van belang om de rol van de woningcorporaties op het gebied van de leefbaarheid tenoemen. Het gaat daarbij niet alleen om fysieke investeringen in de woonomgeving, maar ook omhet voorkomen dat huurders ernstige overlast veroorzaken en de relatie tussen de woonruimtever-deling en de leefbaarheid in complexen.Bij de woonruimteverdeling doet zich met name de vraagvoor of het wenselijk is te komen tot een systeem waarbij mensen de kans krijgen in een omgevingte wonen die aansluit bij hun eigen leefstijl.

6.2. Algemeen beeld van de leefbaarheid in Krimpen aan den IJssel

In 2005 heeft het Rigo in opdracht van woningcorporatie Woonwaard in Krimpen een leefbaarheids-monitor (LEMON) opgesteld waarin bewoners gevraagd zijn naar hun oordeel over 16 verschillendeleefbaarheidsaspecten. De focus lag daarbij op 4 thema’s: de fysieke woonomgeving, de socialewoonomgeving, ongenoegens en veiligheid. Daarnaast is bewoners gevraagd een totaaloordeel overhun buurt te geven. In het najaar 2006 heeft de gemeente Krimpen aan den IJssel ook meegewerktaan het onderzoek De Staat van de Gemeente van het PON instituut. Dit onderzoek focust zich opzes burgerrollen in gemeenten tussen 25.000 en 50.000 inwoners en hoe de burger de gemeentedaarop beoordeelt. Het achterliggende cijfermateriaal geeft echter ook inzicht in het oordeel van deburgers over de leefbaarheid van de gemeente.

Hieronder staan de oordelen van de bewoners van Krimpen aan den IJssel over de leefbaarheid vanhun gemeente, ingedeeld naar de verschillende onderdelen van de Leefbaarheidsmonitor.

Fysieke woonomgevingDe kwaliteit van de fysieke woonomgeving zit in de ogen van de bewoners vooral in de kwaliteit vande woningen. Dit aspect scoort boven het gemiddelde van andere LEMON onderzoeken. Ook de

Page 39: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

39

andere aspecten van de woonomgeving, zoals de sociale omgeving, het groen- en despeelvoorzieningen scoren bovengemiddeld.De beoordeling van de voorzieningen in het algemeen en de voorzieningen voor de eerstelevensbehoeften zijn vooral gerelateerd aan de aanwezigheid van dergelijke voorzieningen in debuurt. Hierdoor scoort onder meer de Atletiekbuurt hoog en Lansingh-Zuid laag.Lansingh-Zuid valt op door hoge scores op het niveau van de woning en woonomgeving, maar lagescores voor voorzieningen en voorzieningen voor de eerste levensbehoeften. Eveneens opvallendzijn de in het algemeen lage scores in Krimpen aan den IJssel en de onvoldoendes voor despeelvoorzieningen in de Korenmolen (voormalig WACO-terrein) en Waalplantsoen.

Uit de Staat van de Gemeente blijkt dat Krimpen aan den IJssel gemiddeld scoort op de onderdelenwoning, directe woonomgeving, speelmogelijkheden, verlichting en wegen en straatmeubilair als hetgaat om een oordeel over de eigen buurt. Op het onderdeel ‘winkels in de buurt’ scoort Krimpenhoger dan de overige onderzochte gemeenten (8,0). De respondenten is ook gevraagd een oordeelte geven over de voorzieningen in de gemeente. Weer wordt het winkelaanbod bovengemiddeldgewaardeerd (7,8) en ook op zorgvoorzieningen scoort Krimpen hoger dan de overige gemeenten(7,2) de overige onderdelen, uitgaan, cultuur, verenigingen, sportvoorzieningen en welzijnsvoor-zieningen scoren gemiddeld in Krimpen aan den IJssel.

Sociale omgevingKrimpen aan den IJssel scoort op vragen over de sociale woonomgeving beter dan gemiddeld inNederland. Op alle aspecten worden in alle buurten voldoendes gegeven. Vooral het samenlevenvan verschillende leeftijdsgroepen scoort hoog, een 7,6 is de laagste score. De etnischesamenstelling is door een flink aantal bewoners onbeantwoord gelaten. Degenen die wel hunoordeel hebben gegeven zijn positief, gemiddeld een 7,2 en onvoldoendes zien we in de individuelereacties vrijwel niet. De betrokkenheid van bewoners scoort lager dan de vorige aspecten met een6,7 gemiddeld. Uitschieters zijn in de buurten niet te vinden.

OngenoegensDe bewoners van Krimpen aan den IJssel hebben in vergelijking met andere buurten in Nederlandniet bijzonder veel last van ongenoegens, zoals vervuiling en ongewenste activiteiten. De aspectenscoren beter dan landelijk, alleen verkeersoverlast heeft een score gelijk aan het landelijkgemiddelde. Er zijn veel opmerkingen geschreven op deze onderwerpen. De verkeersoverlast isgeconcentreerd in de buurten Lansingh-Zuid, het Centrum, Waalplantsoen en Korenmolen(voormalig WACO-terrein).

VeiligheidDe veiligheidsbeleving in Krimpen aan den IJssel is in vergelijking met Nederland gemiddeld tenoemen. De beleving van de veiligheid scoort net boven het landelijk gemiddelde (+0,1), maar menondervindt minder hinder van personen (+0,4) en ook van criminaliteit (+0,7) ondervindt men minderoverlast dan landelijk. Lansingh-Zuid scoort op alle vragen hoog, zoniet het hoogst. Ook de buurtenWaalplantsoen, Korenmolen en de Schildersbuurt scoren op alle aspecten meer dan een 7,5.Lagere scores zijn te vinden in Park- en Vijverflats (op dat moment onderdeel van een revitalise-ringproject) en de Bloemenbuurt (herstructureringsgebied). Akenbuurt en Atletiekbuurt scorenalleen op veiligheid rond de woning hoger dan een ruime voldoende.

Uit de Staat van de Gemeente blijkt dat 60% van de respondenten zich vaak onveilig voelt en dehelft van de respondenten mijdt onveilige plaatsen. Dat is in vergelijking met overige gemeententussen de 25.000 en 50.000 inwoners net boven gemiddeld. Voor de aanpak van de socialeveiligheid en het functioneren van de politie wordt net wel (5,6) en net niet (5,4) een voldoendegegeven in Krimpen aan den IJssel. Ook dit is gemiddeld voor de ondervraagde gemeenten.

TotaaloordeelIn dit totaaloordeel geven de inwoners van Krimpen aan den IJssel met een gemiddeld rapportcijfervan een 7,8 aan over het algemeen tevreden te zijn met de leefbaarheid in hun buurt. Landelijk ligtdit cijfers op een 7,2. Alle 12 buurten in Krimpen aan den IJssel krijgen een ruime voldoende. Devariatie in beoordeling tussen de buurten is niet zeer groot. De buurt Korenmolen scoort het hoogst(8,3). In de Park- en Vijverflats is men het minst tevreden (7,4). Uit het onderzoek blijkt dat debewoners het minst tevreden zijn over de speelvoorzieningen in hun wijk en over deverkeersoverlast. De speelvoorzieningen zijn vooral bestemd voor jonge kinderen. Voor de oudere

Page 40: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

40

jeugd ontbreken voorzieningen. Over de algemene veiligheid en de veiligheid van de woning zijnbewoners gemiddeld het meest tevreden. Dit kwam ook naar voren in de gesprekken die gevoerdzijn met de makelaars in Krimpen.

6.3 Veiligheidsrapportage Rotterdam Rijnmond

De Veiligheidsrapportage is een initiatief van de 22 gemeenten in de politieregio Rotterdam-Rijnmond dat een overzicht geeft van de veiligheidssituatie en gemeenten onderling vergelijkt. Voordeze vergelijking worden de politiegegevens over aantal aangiften en meldingen gebruikt en eenpublieksenquête, gehouden onder een representatieve steekproef van de bevolking van de 22gemeenten. Het doel van de rapportage is, naast het meten van de veiligheidssituatie, het leren vanelkaar en het bevorderen van de onderlinge samenwerking van gemeenten op het gebied vanveiligheid.

PolitiegegevensIn Krimpen aan den IJssel is het aantal aangiften van vandalisme (16 per 1000 inwoners) hoog invergelijking met de overige twintig regiogemeenten. Het gaat daarbij vooral om vernielingen. Voorzedenmisdrijven, inbraak, diefstal, drugsoverlast en vernieling van auto’s staat Krimpen relatief laagop de ranglijst. Gemiddeld staat Krimpen op de ranglijst rond de twaalfde plek.

Naast cijfers over de hele gemeente zijn in de rapportage ook cijfers over drie deelgebieden inKrimpen opgenomen. Het gaat om Oud Krimpen en Kortland-Noord, Boveneind en Kortland-Zuid enLangeland en Lansingh-Zuid. Opvallend hierbij is dat in Kortland-Noord en Oud Krimpen de meesteaangiften zijn gedaan. Deze wijk telt de meeste meldingen per duizend inwoners voor geweld,inbraak, diefstal, overlast en vandalisme. Meldingen gerelateerd aan drugs worden het meestgedaan in Kortland-Zuid en Boveneind (0,5 per 1000 inwoners)

EnquêtegegevensUit de enquêtegegevens blijkt dat Krimpense bevolking over het algemeen tevreden is met de eigenbuurt (93% is tevreden) De laagste tevredenheidscore wordt behaald door Kortland-Zuid/Boveneind(89%). Hiermee neemt Krimpen de achtste plaats in op de ranglijst van 20 gemeenten. In de lijstvan onveiligheidsgevoelens staat Krimpen echter op een zestiende plek, 20% van de inwoners vanKrimpen voelt zich wel eens onveilig

Als bewoners wordt gevraagd naar vaak voorkomende buurtproblemen worden bekladding engaten of verzakkingen vaak gezien als vaak voorkomende buurtproblemen. Voor de overigeproblemen scoort de gemeente relatief laag, vooral inbraak en diefstal komen volgens deondervraagden erg weinig voor (twintigste en negentiende plek).

Bij het grootste probleem in de buurt geeft 10% van de ondervraagden aan te hard rijden. Dit wordtgevolgd door overlast van groepen jongeren (9%) en parkeeroverlast (8%).

In Krimpen aan den IJssel is het slachtofferschap van vernieling aan de auto gemiddeld 12%, ditpercentage is in Oud-Krimpen/Kortland-Noord het hoogst van de drie gebieden(14%). In Kortland-Zuid/Boveneind geeft men relatief vaak aan slachtoffer te zijn geworden van overige vernielingen.Het overige slachtofferschap komt niet boven de 3%.

Page 41: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

41

7. Beleidskaders

7.1 Algemeen volkshuisvestelijk instrumentarium

Mensen, Wensen, WonenHoewel de Nota ‘Mensen, Wensen, Wonen’ van het Ministerie van VROM al uit 2000 dateert, is het nogsteeds de basis voor het rijksbeleid met betrekking tot het wonen. De nota legt een grote nadruk op dekeuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument. Dit komt vooral tot uiting in het bevorderen vanhet eigen woningbezit door zowel het nieuwbouwprogramma hier sterk op te richten als door dewoningcorporaties te stimuleren grote aantallen huurwoningen te verkopen. Ook het particulieropdrachtgeverschap (waarbij de bewoner zelf als opdrachtgever fungeert) is een speerpunt. Door hetrealiseren van gedifferentieerde woonmilieus wordt eveneens de keuzevrijheid bevorderd. Gelet op detoenemende vraag naar zorg (met name door de vergrijzing) dienen verder op maat gesneden woon-zorgarrangementen te worden ontwikkeld.Woningcorporaties worden als maatschappelijke ondernemers gezien, die met inachtneming vanhun kerntaak veel ruimte zullen krijgen op het terrein van wonen, woondiensten en woonmilieus. Ineen Algemene Maatregel van Bestuur zal een rijksbeleidskader worden geformuleerd waarbinnende woningcorporaties dienen te opereren. De domeinafbakeningen voor de woningcorporatieszullen ook in de statuten dienen te worden vastgelegd. Het vermogen van de woningcorporaties ende opbrengsten van de verkoop van huurwoningen dienen te worden ingezet voor de stedelijkevernieuwing en de financiering van de onrendabele top van de sociale nieuwbouw.

Ruimte geven, bescherming biedenVoormalig minister Dekker heeft haar Visie op de Woningmarkt gepresenteerd in de publicatie'Ruimte geven, bescherming bieden'. De Visie op de Woningmarkt richt zich op drie elementen:bouwen en nog eens bouwen, vergroten van de kwaliteit en leefbaarheid van het wonen en hetdichten van het gat tussen huur- en koopwoningen. Volgens de visie moet iedereen de vrije keuzekrijgen tussen huur en koop. Ook komen er goedkope leningen voor starters en beginnenexperimenten met huurcontracten met een periodieke inkomenstoets.

Rapport VROM Raad: Tijd voor keuzes, perspectief voor een woningmarkt in BalansIn dit rapport constateert de VROM Raad dat de huidige woningmarkt niet goed functioneert: er iseen tekort aan kwalitatief goede woningen, de koopprijzen zijn voor velen te hoog en de wachttijdvoor huurwoningen is de lang. De VROM-raad wil dan ook dat de overheid ingrijpt om dewoningmarkt beter te laten functioneren en de keuzevrijheid te vergroten. De huur- en koopmarktzouden vanuit de overheid neutraal moeten worden behandeld, waarbij de keuze voor huren ofkopen geheel bij de burger ligt. Ook moeten meer woningen worden gebouwd en is meer kwaliteit,differentiatie en flexibiliteit op de woningmarkt gewenst. Tot slot pleit de raad voor een gerichterevraagondersteuning door een eigendomsneutrale woontoeslag en het geleidelijk hervormen van dehuidige systematiek van huurtoeslag, hypotheekrenteaftrek, eigenwoningforfait en overdrachts-belasting. De raad ziet nog een grote behoefte aan eengezinswoningen, zowel in de huur- alskoopsector. Voor senioren zijn woningen met zorg- en welzijnsarrangementen nodig. Met name inde grote steden is behoefte aan middeldure koopwoningen (gericht op doorstroming in de wijk),starterswoningen, arrangementen voor tijdelijke huisvesting, vormen van begeleid wonen engroepswonen (woongroepen, meergeneratiewoningen). De aanbodflexibilteit kan worden vergrootdoor vormen van aanpasbaar bouwen en tussenvormen van huren en kopen.

Woonvisie provincie Zuid-HollandDe provinciale woonvisie 2005- 2014 heeft de titel “Samenhang en Samenspel”. De visie is opgesteldin het besef dat naast economische groei en vooruitgang de vraag naar woningen in de komendejaren flink toe zal nemen doordat gezinssamenstellingen veranderen. Er komen meer één- entweepersoonshuishoudens in Zuid-Holland.

In de komende tien jaar zullen er in heel Zuid-Holland zo’n 214.000 woningen gebouwd moetenworden. Om de opgelopen tekorten in de voorraad in te lopen en de eigen bevolkingsgroei op tekunnen vangen zijn er 159.000 nodig en voor de vervanging van te slopen woningen ongeveer55.000. De woningbouwproductie bedroeg in de laatste vijf jaren gemiddeld 15.700 per jaar.Daarnaast kwamen er jaarlijks ca. 1.000 woningen bij als gevolg van ‘overige toevoegingen’

Page 42: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

42

(bestemmingswijziging, woningsplitsing e.d.). De nieuwbouwproductie zal daarom in de komende vijfjaar volgens de provincie flink omhoog moeten met jaarlijkse stappen van ca. 2.000 woningen. Destedelijke regio’s hebben deze ambitie als uitgangspunt genomen voor het maken vanverstedelijkingsafspraken met de Rijksoverheid.

Regionale woningbouwafspraken Stadsregio RotterdamZoals hieronder aangegeven in tabel 7.1 heeft de gemeente Krimpen aan den IJssel zich op 10februari 2005 verplicht tot het doen bouwen van 1.300 woningen in de periode van 2005 tot 2010.Daarbij zal de gemeente zich tot het uiterste inspannen 400 van die woningen op te leveren voor2007. Van de totale woningbouwproductie zal, gelet op het vastgestelde beleidskader StedelijkeVernieuwing “Vernieuwen en Delen”, 30% behoren tot de sociale huursector.

Woonvisie K5De vijf kleinere gemeenten in de Krimpenerwaard (Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoon-hoven en Vlist, gezamenlijk aangeduid als K5) hebben eind 2007 een subregionale woonvisievastgesteld. Een belangrijk punt is dat zij – na een jarenlange stagnatie in de woningproductie – tot2020 nog zo’n 3.000 woningen willen bouwen. Dat is voldoende voor de eigen behoefte van dezegemeenten. Daarmee zullen de inwoners uit deze gemeenten, vooral in het westelijke deel van deKrimpenerwaard, minder een beroep zullen doen op het woningaanbod in Krimpen aan den IJssel.

Coalitieakkoord Krimpen aan den IJssel 2006-2010In het Coalitieakkoord 2006-2010 worden op het terrein van het wonen vooral de volgende zaken vanbelang geacht: de opwaardering en verbetering van de woningvoorraad; het levensloopbestendig en aanpasbaar bouwen; een blijvende inzet op verbetering van de doorstroming; een nadere uitwerking van alternatieve eigendomsvormen; het tenminste handhaven van de huidige bereikbare en goedkope voorraad; na gebleken behoefte: de bouw van studio’s voor (jongere) alleenstaanden.

Huisvestingswet en huisvestingsverordeningDe overheid vindt dat die schaarse woningen 'evenwichtig en rechtvaardig' verdeeld moeten worden.Daartoe is in 1993 de Huisvestingswet aangenomen. Uitgangspunt van deze wet is de vrije vestiging vanburgers. Tegelijkertijd geeft de wet gemeenten de mogelijkheid om regels te stellen aan de verdeling vande woonruimte. Eén van de middelen die gemeenten daarbij ter beschikking staan, is de huisvestings-vergunning. Er liggen al jaren plannen om tot een nieuwe Huisvestingswet te komen. Er is echter nogsteeds geen wetsvoorstel ingediend.

Sinds 1 juli 2006 is de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam geldig. Hierin zijn toen enkelezaken niet aangepast ten opzichte van de voordien geldende regels. Deze zijn met een aanpassing op 20december 2006 alsnog door de regioraad vastgesteld. Het ging hierbij om de urgentiecriteria, de regelsvoor andere dan corporatiehuurwoningen, tot de zogenaamde huurprijsgrens en de regels voorwijzigingen in de woningvoorraad. Door middel van het wijzigingsbesluit zijn de Huisvestingsverordeningstadsregio Rotterdam per 1 juli 2006 en bijlage 1 Het Urgentiesysteem is inmiddels aangepast.

In de huisvestingsverordening is vastgelegd dat alle aan de Stadsregio Rotterdam deelnemendegemeenten meewerken aan de deelname van de op haar grondgebied actieve woningcorporaties aan hetregionale aanbodmodel. Gemeenten sluiten hiertoe een overeenkomst met de woningcorporaties opgrond van artikel 4 van de huisvestingswet. Met Qua Wonen is overeengekomen dat zij haar aanbod nietvia Woningnet Rijnmond aanbiedt, maar via de lokale huis-aan-huisbladen. Iedere woningzoekende vangemeenten binnen de stadsregio staat het echter vrij te reageren op het aanbod van Qua Wonen. Dewoonruimteverdeling geschiedt zoals beschreven in paragraaf 3.1.

HuurtoeslagHuishoudens die in een huurwoning wonen waarvan de huur ten opzichte van hun inkomen te hoogis, kunnen huurtoeslag krijgen. Ieder betaalt afhankelijk van zijn inkomen een eigen huurbijdrage.Het bedrag van de huurprijs dat uitgaat boven de eigen huurbijdrage wordt geheel dan welgedeeltelijk gecompenseerd door huursubsidie, afhankelijk van het huurniveau, het inkomen envermogen, alsook de leeftijd. Daarbij spelen verschillende drempels een rol.

Page 43: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

43

Betaalbare koopwoningen voor huishoudens met lagere inkomensOm het starters mogelijk te maken een woning te kopen, zijn er twee subsidieregelingen: Het Rijk verstrekt koopsubsidies op basis van de Wet Bevordering Eigen Woningbezit (BEW)

voor woningen tot € 158.500 en huishoudens met een inkomen tot € 34.425. Gemeenten kunnen onder zelf te bepalen voorwaarden een starterslening verstrekken voor woningen

tot € 265.000 vanuit het fonds van de SVn (Stimulering Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten).Het rijk stelt hier voor de komende jaren geld beschikbaar (50% financiering). Beide regelingen kunnenniet met elkaar worden gecombineerd. De gemeente Krimpen aan den IJssel kent (nog) geenstartersleningen.

Positie van de woningcorporaties en samenwerking met de gemeenteHet BBSH (Besluit Beheer Sociale Huursector) omvat een zestal prestatievelden waaraan dewoningcorporaties dienen te voldoen:● het financieel beleid,● het passend huisvesten van de primaire doelgroep,● het betrekken van de huurders bij het beheer en beleid,● de kwaliteit van de nieuwbouw en de bestaande woningvoorraad,● de leefbaarheid van de woonomgeving● en tot slot het nieuwe prestatieveld wonen en zorg.In het BBSH zal meer aandacht komen voor de prestaties van woningcorporaties. Er komt ook eenscheiding van sociale activiteiten (met staatssteun) en met de markt concurrerende activiteiten.Staatssteun is bedoeld voor sociale woningbouw. Het is van groot belang dat de subsidie nietgebruikt wordt voor activiteiten van de woningcorporatie die concurreren met marktpartijen. Daaromwordt voorgesteld een duidelijke (liefst juridische) scheiding aan te brengen tussen de sociale encommerciële activiteiten van de woningcorporatie. Voorwaarde daarbij is dat de prestaties van decorporaties voor alle activiteiten kunnen worden zeker gesteld.

Het in 2005 opgestelde rapport van de Commissie De Boer (‘Lokaal wat kan, centraal wat moet –Nieuw bestel voor woningcorporaties’) gaat niet alleen in op de te vernieuwen relaties tussen het rijken de woningcorporaties, maar geeft ook duidelijk aan dat een goede samenwerking tussengemeenten en woningcorporaties essentieel is om voldoende woningen te kunnen realiseren en deherstructurering van bestaande wijken succesvol te laten zijn. De samenwerking dient te wordenvastgelegd in vierjaarlijkse prestatieafspraken. De gemeenten dienen – binnen de geldenderijkskaders – een visie op het wonen te hebben, die wordt vastgelegd in een door de raad vast testellen meerjarenprogramma. Als contractpartij dienen de gemeenten ook mee te werken aan reali-sering van het programma. De woningcorporaties dienen te beschikken over een beleidsplan en eenmeerjareninvesteringsprogramma waaruit blijkt hoe de investeringscapaciteit wordt aangewend.

Bij de berekening van de hoogte van de huursubsidie gelden (per 1 juli 2007) de volgende drempels:• Kwaliteitskortingsgrens: € 343,49;• Aftoppingsgrens: € 491,64 (voor 1- en 2-persoonshuishoudens) resp. € 526,89 (voor 3- en meer-

persoonshuishoudens);• Huursubsidiegrens: € 621,78

Het toekennen van huursubsidie is verder afhankelijk van de doelgroep:• Huishoudens tot 23 jaar komen alleen voor huursubsidie in aanmerking als ze in een woning wonen

met een huur die onder de kwaliteitskortingsgrens ligt.• Huishoudens ouder dan 23 jaar kunnen in principe huursubsidie krijgen wanneer de huur niet boven

de voor hen geldende aftoppingsgrens komt. De aanvangshuren van nieuwe sociale woningbouw ligtdan ook over het algemeen onder de aftoppingsgrenzen.

• Alleen een aantal bijzondere doelgroepen komt in aanmerking voor volledige huursubsidie inwoningen met huren boven de aftoppingsgrens, zoals 65-plussers, mensen met een functiebeperking,grote gezinnen en dergelijke. De gemeente moet hiervoor ‘fiatteren’. Een te groot aantalfiatteringsgevallen kan leiden tot een boete voor de gemeente (‘4% norm’: niet meer dan 4% stijgingper jaar).

Voor woningen met een huur boven de huursubsidiegrens wordt geen huursubsidie verstrekt.

Page 44: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

44

Een belangrijk punt is momenteel de bemoeienis van de Europese Unie met de bijzondere positiedie de woningcorporaties in Nederland innemen. Een eerste probleem waren de regels voor aanbe-steding van nieuwbouwprojecten. Wanneer een gemeente exclusief een bouwlocatie aan eenwoningcorporatie gunt om woningbouw (met een aanbestedingsbedrag boven de € 6,2 miljoen) terealiseren, bestaat het risico dat dit in strijd is met de Europese regelgeving. Tot nu toe isaangenomen dat wanneer de woningcorporatie de verantwoordelijkheid van de gemeente als‘aanbestedende dienst’ overneemt en vervolgens de feitelijke bouw Europees aanbesteedt, voldaanis aan de regels voor Europese aanbesteding. Een recente uitspraak over de Franse gemeenteRoanne laat zien dat dit niet het geval is: de gemeente blijft verantwoordelijk voor de (Europese)aanbesteding.Belangrijk is verder het standpunt van de Europese Unie dat de woningcorporaties uitsluitendstaatssteun mogen gebruiken om huishoudens met de laagste inkomens te huisvesten. Deeventuele commerciële exploitatie van de woningen van corporaties moet plaatsvinden ondermarktvoorwaarden. Bovendien moet excessieve en structurele overcapaciteit van sociale woningenworden voorkomen door de verkoop van woningen; de overcapaciteit moet beperkt worden tot eenklein percentage van het totale woningbestand.

Samenwerking Gemeente en Qua WonenInhoudelijk gezien werken de gemeente en Qua wonen goed samen. Men vindt elkaar goed. Hetgemeenschappelijk belang staat beide voor ogen in de samenwerking. Qua Wonen geeft wel aan dat hettempo van bouwen van de gemeente wat hen betreft hoger kan en dat ze graag eerder worden betrokkenbij het opstellen van de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Deze trend is overigens wel ingezet metde voorbereiding van de centrumplannen.

7.2 Woningbouw en ruimtelijke ordening

Nieuwe Wet ROEind februari 2006 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet ruimtelijkeordening (Wro). Met de nieuwe wet krijgen Rijk, provincies en gemeenten meer bevoegdheden bijontwikkeling en uitvoering. "Decentraal wat kan, centraal wat moet' luidt het nieuwe motto. Provincies engemeenten krijgen meer verantwoordelijkheden. De bestemmingsplanprocedure wordt in de nieuwe wetteruggebracht van ruim een jaar naar 26 weken. Rijk en Provincies stellen kaders waarbinnen degemeenten opereren.

In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening wordt het verplicht om (nieuwe) ruimtelijke plannen digitaal op testellen conform landelijke afspraken en standaarden. Onder de naam DURP (Digitale uitwisseling inRuimtelijke Processen) werkt het Ministerie van VROM met diverse partners samen aan het realiseren vaneen digitale ruimtelijke ordening.

Welke effecten de Wro precies zal hebben op milieu, natuur, landschap en water valt nu dan ook nog nietprecies te zeggen. Planologische kernbeslissing, streekplan en structuurplan behoren straks tot hetverleden. Alle overheden werken onder de nieuwe Wro met structuurvisies. Deze hebben alleen eenzelfbindende werking voor de overheidslaag die ze opstelt, en werken dus niet normerend naar andereoverheden. Ze moeten wel aangeven met welke instrumenten(mix) de betreffende overheid debeleidsdoelen uit de structuurvisie wil realiseren. Uiteindelijk is (vanuit de Wro) alleen het bestemmingsplanbindend voor de burger.7

Grondexploitatiewet

AlgemeenDe toekomstige Grondexploitatiewet wordt een belangrijk hulpmiddel om de gemeentelijke doelstel-lingen van het woonbeleid door te laten werken op bouwlocaties die door marktpartijen wordenontwikkeld. Doel is het versterken van de regiefunctie van de gemeente bij te ontwikkelen locaties ingeval van facilitair grondbeleid. Daartoe wordt een nieuwe regeling voor het verkrijgen van eengrondexploitatiebijdrage (kostenverhaal) getroffen.Het wetsvoorstel dat op 7 juli 2006 in de Tweede Kamer is behandeld, verschaft de gemeente in hetkostenverhaal een sterkere juridische positie doordat:

7Bron: tijdschrift ROM jrg. 25 (2007) nr.5 pp 34-36

Page 45: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

45

De mogelijkheid tot privaatrechtelijk kostenverhaal wettelijk wordt vastgelegd. In plaats van de huidige veelomvattende exploitatieverordening de verplichting komt om slechts

een procedureverordening voor het sluiten van (exploitatie)overeenkomsten vast te stellen. Een nieuw bestuursrechtelijk instrument voor afdwingbaar kostenverhaal wordt geïntroduceerd,

namelijk kostenverhaal via een aan de bouwvergunning te verbinden voorschrift in plaats vanvia de heffing van baatbelasting. Baatbelasting blijft overigens wel een instrument voor diegevallen waarin geen sprake is van grondexploitatie/ verlening van bouwvergunningen.

Ten opzichte van de huidige regelgeving er sprake is van verruiming van de verhaalbarekostensoorten (worden limitatief bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld). Daarmeekomt er tevens helderheid over wat wel/niet voor verhaal in aanmerking komt.

Het huidige (aangevuld) bekostigingsbesluit vervalt en wordt opgevolgd door de figuur van hetexploitatieplan. Dat exploitatieplan moet gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan/projectbesluit worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal en eventuele locatie-eisen al anderszins(via contracten) is verzekerd.

Locatie-eisenNieuw is ook dat het wetsvoorstel het mogelijk maakt om locatie-eisen te stellen: in het bestemmingsplan of projectbesluit ten aanzien van specifieke woningbouwcategorieën

(sociale woningbouw en particulier opdrachtgeverschap); in het exploitatieplan ten aanzien van de aanleg van de openbare ruimte.Wezenlijk is dat het wetsvoorstel duidelijkheid verschaft over de invulling en de reikwijdte van degemeentelijke regiefunctie bij de uitvoering van ruimtelijke plannen. Dat zal de verhouding tussende gemeente en particuliere exploitanten (waaronder projectontwikkelaars en corporaties) tengoede komen.Samenvattend is de kern van deze nieuwe regeling, dat de gemeente aan een marktpartij die eenlocatie wil ontwikkelen de keuze kan voorleggen om of een exploitatieovereenkomst met degemeente te sluiten, dan wel via de weg van de bouwvergunning een exploitatiebijdrage opgelegdte krijgen. De gemeente kan hierdoor voorwaarden stellen.

KostenverhaalDe regeling beoogt het mogelijk te maken dat de gemeente meer kosten kan verhalen dan thans opgrond van de exploitatieverordening en/of de baatbelasting mogelijk is. Er blijft nadrukkelijk sprakevan het verhalen van kosten; de gemeente kan door de voorwaarde dus geen winst of gederfdewinsten verhalen. Daarnaast kunnen kosten die de gemeente maakt slechts worden verhaald indiensprake is van exploitatie van gronden. Als gevolg van het voorgaande verkrijgt de gemeente duswel een beter instrument om kosten te verhalen.

Inrichting en uitvoering van het planNaar het zich laat aanzien zal de gemeente in beperkte mate voorwaarden kunnen stellen metbetrekking tot de inrichting van een te ontwikkelen locatie. Hierbij moet gedacht worden aanvoorwaarden met betrekking tot particulier opdrachtgeverschap en sociale woningbouw enerzijds enaan de openbare ruimte anderzijds. Voor het overige blijft de marktpartij (binnen de grenzen van hetbestemmingsplan en het exploitatieplan) vrij met betrekking tot de inrichting van de te ontwikkelenlocatie.

Nota RuimteHet rijksbeleid tot 2020 is vastgelegd in de Nota Ruimte. Het nationaal ruimtelijk beleid voor stedenen netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbijbehorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Een van de doelen is de bundeling vanverstedelijking in stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. Deontwikkeling van de Randstad staat centraal. Bij afstemming tussen gemeenten zijn WGR-plusregio’s (waaronder de Stadsregio Rotterdam) verantwoordelijk voor de zaken binnen de regio,de provincie is verantwoordelijk voor de bovenregionale samenhang. De decentrale overheden inde Zuidvleugel streven ernaar om in de periode 2010–2020 60.000 tot 80.000 woningen toe tevoegen aan het bestaand bebouwd gebied van de verschillende steden in de regioHerstructurering, revitalisering en transformatie van bestaande stedelijke gebieden leveren eenbelangrijke bijdrage aan de verbetering van de nodige diversiteit van het woningaanbod in desteden. Dat is vooral ook een opgave voor de gemeenten zelf. In alle grote steden, maar ook in demiddelgrote steden, bestaat een grote vernieuwingsopgave. Naast de programma’s in het bestaand

Page 46: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

46

stedelijk gebied, bestaat er een aanzienlijke vraag naar vooral groene woon– en werkmilieus, die inde vorm van nieuwe uitleg worden gerealiseerd.

Ruimtelijk Plan Regio RotterdamHet Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020, kortweg RR2020 is twee plannen in één: een streekplan eneen regionaal structuurplan. Beide vloeien voort uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Eenstreekplan is het document waarin de provincie haar ruimtelijke beleid voor (een deel van) hetgrondgebied vastlegt. Een regionaal structuurplan is verplicht voor de Wgr-plusgebieden (Wetgemeenschappelijke regelingen-plus). De stadsregio Rotterdam is zo’n Wgr-plusgebied. Zowel streekplanals structuurplan zijn tien jaar geldig. Het RR2020 komt in de plaats van het Streekplan StadsregioRotterdam uit 1996 en de streekplanuitwerkingen Nesselande, Midden-IJsselmonde en Noordrand II enIII.De ruimtelijke keuzes in het RR2020 worden pas juridisch bindend voor burgers en private partijen, als zezijn overgenomen en uitgewerkt in de bestemmingsplannen van de gemeente. Zolang de huidige Wet opde Ruimtelijke Ordening geldt, toetst de provincie of nieuwe bestemmingsplannen aan het RR2020voldoen. De stadsregio adviseert de provincie bij deze toetsing.

RR2020 bestaat uit een Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie dat zich richt op infrastructuur en knooppunten,een veelzijdig woonmilieu, economische structuurversterking en versterking van het groenblauweraamwerk. Daarnaast bevat RR2020 ook een ontwikkelingsstrategie en uitvoering. In deontwikkelingstrategie is de opgave voor de regio opgedeeld in 10 punten:1. Noordas: diversiteit op de binnenflank van de Randstad2. Zuidflank: deltalandschap3. Internationaal Centrum Rotterdam: versterken, verbreden, verdichten4. Greenport B-driehoek: duurzaam glaslandschap5. Rivierzones: benutten van de regionale kanskaart6. Trendbreuk in de herstructurering7. Pro-actieve aanpak van de milieuproblematiek8. Offensieve aanpak van groen en water9. Investeren in de versterking van infrastructuur en knooppunten10. Versterken van de ZuidvleugelstructuurDe afstemming van de inspanningen die alle betrokken partijen, provincie, stadsregio en gemeenten methun partners, leveren voor de uitvoering van het RR2020, gebeurt in het Uitvoeringsprogramma RR2020.Dit is het centrale document voor de uitvoering van het beleid. Het tienpuntenplan staat aan de basisdaarvan. Het geldt als toetssteen voor de voortgang van de verschillende projecten en voor desamenhang en synergie van projecten onderling. Het Uitvoeringsprogramma wordt elke twee jaargeactualiseerd en elke vier jaar herzien. De periodieke actualisatie bevat een vooruitblik naar deeerstvolgende periode en een terugblik op de resultaten van de afgelopen periode, zodat het ook defunctie van sturings- en monitoringsinstrument vervult.

Structuurvisie Krimpen aan den IJssel 2003-2030In de structuurvisie wordt voor een lange termijn, de periode tot 2030, een beeld geschetst voor zevenonderscheiden thema's. Deze thema’s zijn: Wonend Krimpen, Centraal Krimpen, Mobiel Krimpen,Bedrijvig Krimpen, Zorgend Krimpen, Cultureel, sportief en educatief Krimpen en Duurzaam Krimpen.Hieruit worden "de grote opgaven" geformuleerd waarvoor de gemeente zich geplaatst ziet. Deze groteopgaven zijn: Ontwikkelingsgebieden, Netwerken en Beleidsplannen.

Het hoofdstuk Wonend Krimpen, voor deze bouwstenennota het meest van belang, richt zich op zesspeerpunten van beleid: Behoud en versterking van de vijf onderscheidende woonmilieus in Krimpen. Metwoningnieuwbouw aansluiten op de kwantitatieve en kwalitatieve wensen van de bevolking. Prioriteit voorde bouw van woningen voor senioren in het centrum. De doorstroming op de woningmarkt bevorderen.Nieuwe thema’s toepassen in Lansingh Zuid en de vernieuwing van huurcomplexen.

Centraal Krimpen handelt over een nieuw stedebouwkundig plan voor het centrum wat ruimte gaat biedenaan nieuwe economische, publieks- en woonfuncties. Het centrum moet een echt hart van de gemeenteworden dat tevens goed bereikbaar is.

Mobiel Krimpen is erop gericht de bereikbaarheid van de gemeente met alle vervoersmiddelen, auto, fietsen OV te vergroten. De urgentie is dusdanig hoog dat de gemeente bereid is alle suggesties serieus tebekijken. Daarbij ligt wel de nadruk op het langzaam verkeer en het openbaar vervoer.

Page 47: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

47

Het hoofdstuk Bedrijvig Krimpen geeft aan dat vernieuwing en duurzame instandhouding vanbedrijventerreinen belangrijke opgaven voor de komende decennia zijn. Daarnaast wordt aangekondigddat er een Masterplan Stormpolder zal worden gemaakt. Menging van wonen en werken is hierbij hetuitgangspunt. Dit plan is inmiddels opgesteld.

Zorgend Krimpen heeft als prioriteit dat de verouderende bevolking zo lang mogelijk zelfstandig kanblijven wonen. De gemeente heeft zich tot taak gesteld haar zorgbeleid constant aan te passen aan deveranderende behoeften van de bevolking.

Het uitgangspunt voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling wordt de ligging van de gemeente, op de grensvan grootstedelijk gebied en de cultuurlijke en natuurlijke waarden van de Krimpenerwaard, de bepalendefactor voor de kwaliteit van wonen en de sfeer van leven. Dit is het uitgangspunt van Cultureel, sportief eneducatief Krimpen.

Duurzaam Krimpen geeft aan dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkeling altijd aandacht zal zijn voorduurzaamheid en waterhuishouding. Daarbij zal de gemeente maatregelen tegen de zakkende bodemprioriteit geven, vooral bij de bouw van nieuwe wijken.

7.3 Wonen, zorg en welzijn

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)Het maatschappelijke doel van de Wmo is: meedoen. Meedoen van álle burgers aan álle facetten van desamenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Dat is de onderlinge betrokkenheidtussen mensen. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. Het eindperspectief van deWmo is een samenhangend lokaal beleid op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning en opaanpalende terreinen. Voor mensen die langdurige, zware zorg nodig hebben is en blijft er de AWBZ.

De Wmo is een nieuwe wet, waarin de volgende bestaande wetten gebundeld zijn: Welzijnswet Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) Aantal subsidieregelingen uit de AWBZ

(o.a. mantelondersteuning, diensten bij wonen met zorg) De Huishoudelijke Verzorging uit de AWBZ De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ)

De Wvg en de Welzijnswet vielen al onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Door de invoeringvan de Wmo is daar een deel van de AWBZ en de OGGZ bijgekomen. De grootste verandering is debundeling van de wetten en de verandering in de sturingsfilosofie. Door een bundeling van de wetten isintegraal beleid mogelijk. Dit betekent dat gemeenten alle diensten goed op elkaar moeten afstemmen.De verandering in de sturingsfilosofie houdt in dat gemeenten verantwoording afleggen aan hun eigeninwoners in plaats van aan het rijk. De gemeente heeft binnen de kaders van de Wmo veel ruimte omeigen beleid vorm te geven. Er geldt wel een aantal procesverplichtingen waaraan moet worden voldaan:

- Participatie van burgers bij totstandkoming van beleid- Beleid formuleren in het vierjaarlijks richtinggevend plan- Verordening voor individuele voorzieningen (zoals huishoudelijke verzorging)- Verantwoordingsverplichting door publicatie over prestaties

Hoewel de gemeenten nu verantwoording moeten afleggen aan de eigen inwoners, zijn er wel een aantalkaders opgesteld waar de gemeente beleid op moet formuleren. Deze kaders worden de prestatieveldengenoemd. De Wmo bepaalt dat gemeenten hun beleid op deze prestatievelden moet vastleggen in eenbeleidsplan. Dit plan stelt de gemeente één keer in de vier jaar op. Er zijn negen prestatievelden:

1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten;2. op preventie gerichte ondersteuning bieden aan jongeren met problemen met opgroeien en van

ouders met problemen met opvoeden;3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning;4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers;

Page 48: Nota Bouwstenen ten behoeve van de Woonvisie...2. Het nieuwe landelijke WOON2006 onderzoek laat zien dat in de Stadsregio Rotterdam nog steeds een tekort aan zowel huur- als koopwoningen

48

5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandigfunctioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en vanmensen met een psychosociaal probleem;

6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychischprobleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hunzelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer;

7. maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en huiselijk geweld;8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van

psychosociale hulp bij rampen;9. het bevorderen van verslavingsbeleid.

Het beleid is in Krimpen vertaald in een ‘ Programma Woonzorgzonering 2007’. Hiervoor wordt verwezennaar hoofdstuk 5.