NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

89
DE APRIORI GRONDSLAGEN VAN HET BURGERLIJK RECHT door Adolf Reinach

description

Translation in Dutch of Reinach's 'Die Apriorische Grundlagen des Burgerlichten Rechts'

Transcript of NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

Page 1: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

DE

APRIORI GRONDSLAGEN

VAN HET BURGERLIJK RECHT

 

door Adolf Reinach

 

Page 2: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

 

INHOUD

 

INLEIDING

§ 1 De idee van de a priori rechtsleer . . . . . 4

 

HOOFDSTUK EEN

Aanspraak, verplichting, en belofte

§2 Aanspraak en verplichting . . . . . 12

§3 Sociale handelingen . . . . . . 26

§4 Het beloven als oorsprong van aanspraak en verplichting

 

HOOFDSTUK TWEE

Fundamentele thema's van de a priori rechtsleer

§5 Rechten en plichten. Eigenschap

§6 De a priori wetten bepalen van de oorsprong van de

rechtsbetrekkingen

§7 Vertegenwoordiging

HOOFDSTUK DRIE

De a priori rechtsleer en het positieve recht

§8 Proposities en bepalingen die proposities uitdrukken

§9 Het positieve recht

§10 De a priori rechtsleer en het natuurrecht

2

Page 3: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

INLEIDING

 

§ 1 De idee van de a priori rechtsleer

 

Het positieve recht is voortdurend in beweging en ontwikkeling.

Rechtsstelsels ontstaan, gaan voorbij en wijzigen. Er is nauwelijks een

positiefrechtelijke bepaling die niet afwezig is in een ander systeem, en

er is er niet één die niet kan worden opgevat als afwezig in een andere

rechtssysteem. Wat van doorslaggevend belang voor de ontwikkeling van

het recht is zijn de gegeven morele overtuigingen en in meerdere mate de

voortdurend veranderende economische omstandigheden en behoeften.

En zo onderscheiden zich de stellingen van het positieve recht

wezenlijk van wetenschappelijke proposities (Wissenschaft). Dat 2 x 2 = 4

is, is een verband dat misschien niet begrepen wordt sommige subjecten,

maar dat onafhankelijk van hun begrip ervan bestaat, onafhankelijk of

deze wordt geponeerd door mensen, en onafhankelijk van het verstrijken

van de tijd. Dat daarentegen vorderingen zonder toestemming van de

schuldenaar door de schuldeiser overdragen kunnen worden is weliswaar

een bepaling in onze huidige wetgeving, maar deze bepaling gold niet in

andere juridische perioden. Het heeft duidelijk geen zin hier te spreken

van een waarheid of onwaarheid die in de bepaling als zodanig besloten

ligt. Bepaalde economische behoeften hebben de wetgevende factoren

ertoe gebracht om deze bepaling in het leven te roepen. Men zou dit

‘doelmatig’ kunnen noemen en in die zin ‘juist’, maar op andere

momenten zou de tegenovergestelde propositie ‘juist’ kunnen zijn

geweest.

In het licht van deze overwegingen is de huidige algemeen

aanvaarde opvatting betreffende het positieve recht te begrijpen die

ontkent dat er op zichzelf staande, tijdloos geldige juridische beginselen

bestaan zoals we die tegenkomen in de wiskunde. Het is vanzelfsprekend

mogelijk om de grondgedachten van het positieve recht met behulp van

3

Page 4: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

afzonderlijke bepalingen door middel van inductie vast te stellen, maar

ook deze grondgedachten kunnen in een nieuwe periode plaatsmaken

voor anderen. Uiteraard is het mogelijk nieuwe richtsnoeren voor de

rechtsontwikkeling aan te dragen, maar deze zijn gebaseerd op de

politiek van het recht en zijn slechts geldig zolang de omstandigheden

van de tijd waarop zij gebaseerd zijn hetzelfde blijven. Tot slot, kan het

mogelijk zijn — hoewel hier natuurlijk ernstige aan getwijfeld wordt —

om de principes te bepalen waaraan elk rechtssysteem onderworpen is,

onafhankelijk van de gegeven economische omstandigheden. Deze

beginselen echter kunnen in ieder geval slechts louter formeel van aard

zijn. Het recht verkrijgt haar voortdurend veranderende inhoud

noodzakelijkerwijze uit tijdelijke omstandigheden.

Net als de juridische bepalingen zelf, zo zijn ook haar elementen,

de juridische begrippen, volgens deze weergave geschapen door de

rechtscheppende factoren; het heeft geen zin om over hun bestaan te

spreken onafhankelijk van het specifiek positiefrechtelijke systeem

waartoe zij behoren. Natuurlijk komt het voor dat objecten van fysieke of

psychische aard in rechtsbepalingen zijn opgenomen. In onze wet spreekt

men van wapens en gevaarlijke instrumenten, van geestesgesteldheid,

voorbedachte rade, vergissing, enz. Hier hebben we te maken met extra-

juridische begrippen die het recht nodig heeft. Maar specifiek juridische

concepten zoals onroerend goed, vordering, verplichting,

vertegenwoordiging door representatie, enz., zijn niet gevonden en

overgenomen door de wet, deze zijn geproduceerd en geschapen.1 Er

waren perioden in de geschiedenis van het recht die het begrip

vertegenwoordiging niet kenden. Economische omstandigheden hebben

ons gedwongen deze te ontwikkelen.

Als we afzien van alle positief recht, blijft er van het juridisch

oogpunt, volgens deze opzet, niets anders over dan de natuur daarbuiten

en de mens met zijn behoeften, zijn begeren, willen en handelen.

Bepaalde dingen kunnen worden onderworpen zijn macht. Misschien

hebben zijn kracht en moed hem dit bezorgd. Maar de kracht van het

individu kan nooit zover reiken dat hem tegen alle gevaren en aanvallen

waarmee hij wordt bedreigd door zijn hebzuchtig en agressieve

medemensen beschermt. Op dit punt werpt zich een nieuwe taak op, de

1

4

Page 5: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

taak van de collectiviteit, namelijk om voor ieder individu de heerschappij

over dingen te markeren en te beschermen: het positieve recht verschijnt

ten tonele. De door de wet beschermde heerschappij van een man over

een zaak noemt men eigendom. Zo zijn beiden het product van het

positieve recht: het eigendom zelf en de bepalingen die de

bestaansvoorwaarden, bestaanswijzen (aard) en uitoefening ervan

regelen.2

Waar twee personen ieder een zaak bezitten, begeren wat de

ander heeft en bereid zijn hun eigen zaak op te geven ter wille van het

verkrijgen van de zaak van de ander, is onmiddellijke uitruil de

aangegeven manier voldoen aan de beider begeerten. Iets soortgelijks

geldt voor de uitwisseling van diensten, of van zaken voor diensten, enz.

Maar hoe zit het wanneer de ene partij onmiddellijk kan presteren maar

de ander dit pas later kan doen? Moeten we hier iedere vorm van uitruil

opgeven? Dat zou een ondraaglijke beperking van economische activiteit

betekenen, maar aan de andere kant zou de positie van de partij die zijn

deel al heeft uitgevoerd en wacht op iets in ruil, sterk bedreigd worden.

In de meeste gevallen zou de andere partij, die heeft wat hij wil,

waarschijnlijk weinig belangstelling tentoonspreiden voor de wil van de

eerste partij. Ook hier is hulp door het poneren van positief recht te

verwachten. De afzonderlijke partijen worden dan gedwongen om de in

het vooruitzicht gestelde prestaties te voldoen. Het positieve recht

produceert door zijn alles omvattende macht een vordering in de ene

partij en een verplichting in de andere. Alleen omdat het positieve recht

tot vervulling dwingt, zijn contracten verbindend. Het probleem dat het

oude natuurrecht bovendien zag in de bindende kracht van beloften en

verbintenissen is na deze beschouwing in werkelijkheid een leeg

schijnprobleem.3

Op bovenstaande wijze heeft men de opkomst van juridische

begrippen en wettelijke normen geprobeerd uit te leggen. Men heeft dit

ook op andere manieren geprobeerd. Het essentiële punt, echter,

waarover men het gemeenschappelijk eens is, is dit: alle juridische

bepalingen en concepten zijn creaties van de wetgeving factoren, en het

is zinloos onafhankelijk van het positieve recht over het bestaan ervan te

2 3

5

Page 6: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

praten.

Tegenover deze opvatting, schitterend als deze weergave op het

eerste gezicht is, menen wij een fundamenteel verschillende te moeten

stellen. We zullen laten zien dat de structuren (Gebilde) die men in het

algemeen specifiek juridische aanduidt4 net zo goed als getallen, bomen,

of huizen bestaan; dat dit bestaan onafhankelijk is van het menselijk

bevattingsvermogen en met name dat dit onafhankelijk is van al het

positieve recht. Het is niet alleen onjuist maar uiteindelijk ook zinloos om

juridische entiteiten en structuren (Gebilde) als scheppingen van het

positieve recht te duiden alsof de oprichting van het Duitse Rijk of een

andere historische gebeurtenis als het ware een schepping van de

geschiedwetenschap zou zijn. Het is wat men zo nadrukkelijk heeft

ontkend: het positieve recht vindt de juridische begrippen die het

aangaan; op absoluut geen enkele wijze produceert zij ze.

Vanuit deze basis zullen we verder gaan. Zoals we zojuist zeiden,

bestaan juridische entiteiten zoals aanspraken en verplichtingen

onafhankelijk, net als huizen en bomen dit doen. Aan deze laatsten

kunnen we allerlei zaken toeschrijven die we in de externe wereld vinden

door middel van zintuiglijke ervaring en observatie: een boom wordt

begrepen te bloeien, een huis is wit geverfd. Deze eigenschappen zijn

niet gegrond in de aard van het huis en de boom als zodanig. Bomen

hoeven niet te bloeien en huizen kunnen andere kleuren hebben –wat wij

bevatten door middel van zintuiglijke ervaring zijn noodzakelijke

feiten/toestanden, noch algemene toestanden voor zover de

eigenschappen alleen gelden voor deze afzonderlijke boom of dit

individuele huis en we het recht niet hebben deze eigenschappen toe te

schrijven aan alle bomen of huizen. Het is heel anders gesteld met

proposities die juridische entiteiten betreffen. Hier staan wij niet gewoon

voor een wereld waarin we allerlei standen van zaken zien; hier is een

andere en diepere mogelijkheid beschikbaar voor ons. Wanneer we ons in

het wezen van deze entiteiten verdiepen en aanschouwen we wat voor

hen als kwestie van strenge wet geldt, bevatten wij deze verbanden

analoog aan de manier waarop wij door de verdieping in het wezen van

de getallen en meetkundige vormen: dat is, de zijnswijze (So-Sein) is

geworteld in de essentie van het Zo-Zijnde (So-Seiendes). Het is daarom

4

6

Page 7: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

niet langer een kwestie, zoals hierboven boven, van individuele en

toevallige standen van zaken. Zelfs wanneer ik een eigenschap toeschrijf

aan een bepaalde juridische entiteit die op een gegeven moment echte

bestaat, verwijst de bewering niet naar de entiteit afzonderlijk maar

eerder als een entiteit van deze soort. Dit betekent echter dat deze

bewering eenvoudigweg voor alle entiteiten van deze soort geldt, dat het

noodzakelijkerwijs tot elke van dergelijke entiteiten behoort, en dat deze

nooit ongeldig is voor één enkel bepaald geval. Dat bepaalde entiteiten

naast elkaar liggen in de wereld, is een individuele en toevallige stand

van zaken. Dat een vordering komt te vervallen door een verwerping

ervan, is geworteld in de essentie van een vordering als zodanig en houdt

daarom noodzakelijk en universeel. A priori proposities gelden voor

juridische entiteiten. Dit a priori karakter betekent niets donkers of

mystiek, het is gebaseerd op de simpele feiten waarover we zojuist

hebben gesproken: iedere stand van zaken die op de uitgelegde wijze

algemeen en noodzakelijk is, is in onze terminologie a priori.5 We zullen

zien dat er een rijk domein van dergelijke a priori verklaringen bestaat

die strikt formuleerbaar en evident inzichtelijk zijn, onafhankelijk van het

begrijpende bewustzijn en vooral onafhankelijk van elke stelling van het

positieve recht zijn, net zoals de juridische entiteiten waar ze voor

gelden.

Wij zijn zich terdege bewust van de wijdverbreide vooroordelen

die met name onder juristen leven tegen deze visie. En we begrijpen heel

goed hoe deze vooroordelen ontstaan zijn. Maar daarom vragen we de

lezer te trachten zich te bevrijden van deze oude houding en met een

onvertroebelde blik de zaak zèlf te benaderen. Voor alles wijzen wij vanaf

het allereerste begin het misverstand af waarmee we het zwaarst gevecht

te leveren hebben: dat we het a priori karakter van de inhoud van

positieve recht zouden verdedigen. Dit is verre van onze bedoeling; het is

een standpunt dat voor ons nog absurder is dan voor veel juristen en

filosofen. We ontkennen nadrukkelijk dat positiefrechtelijke normen als

oordelen over welke aard ervan dan ook beschouwd kunnen worden. Het

verschil tussen a priori en het empirische heeft hier dan ook geen plaats.

We erkennen uiteraard volledig dat het positieve recht haar

bepalingen in absolute vrijheid maakt, uitsluitend rekening houdt met

5

7

Page 8: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

economische noodzakelijkheden en gegeven morele overtuigingen, en

ongebonden is door de sfeer van de a priori wetten die wij in gedachten

hebben. Het positieve recht kan zoveel afwijken als het wil van de

essentiële noodzakelijkheden die gelden voor juridische structuren

hoewel het uiteraard een probleem voor het recht zelf is om begrijpelijk

te maken hoe zulke afleidingen mogelijk zijn. Wij beweren slechts één

ding, maar met klem; dat de zogenaamde specifiek juridische

grondbegrippen een buitenpositivistisch-juridisch bestaan bezitten, net

zoals de getallen onafhankelijk van de wiskunde bestaan. Het positieve

recht kan hen ontwikkelen en omvormen als het wil; zij zijn er zelf door

gevonden en er niet door voortgebracht. En verder zijn er nog eeuwige

wetten die deze structuren bepalen, wetten die onafhankelijk zijn van ons

begrip ervan, net zoals de wetten van de wiskunde. Het positieve recht

kan deze incorporeren in haar sfeer, het kan er ook van afwijken. Maar

zelfs wanneer het recht het tegenovergestelde ervan bepaald, kan het

niet het eigen wezen ervan veranderen.6

Als er juridische structuren op deze manier op zichzelf bestaan

opent zich een nieuw gebied voor filosofie. In zoverre filosofie ontologie

van de a priori theorie van objecten is, heeft zij te maken met de analyse

van alle mogelijke soorten objecten als zodanig. We zullen zien dat de

filosofie hier objecten van een nieuwe soort tegen zal komen. Objecten

die niet tot de natuur in eigenlijke zin behoren die noch fysisch nog

psychisch zijn en die tegelijkertijd anders zijn dan alle ideale objecten

vanwege hun tijdelijkheid. Ook de wetten die gelden voor deze objecten

zijn filosofisch interessant. Het zijn a priori wetten, en in feite, zo kunnen

we toevoegen, synthetische a priori wetten. Als er tot nu toe al twijfel zou

bestaan over the feit dat Kant de sfeer van dit soort wetten te sterk heeft

gelimiteerd, dan kan er nog minder twijfel bestaan na de ontdekking van

de a priori rechtsleer. Samen met zuivere wiskunde en zuivere

natuurwetenschappen is er ook een zuivere rechtswetenschap die ook

bestaat uit strikt a priori en synthetische proposities en die als grondslag

dient voor disciplines die niet a priori zijn, zelfs voor zulke die buiten de

antithese van a priori en het empirische staan. Haar proposities zijn

uiteraard niet eenvoudigweg over te nemen zonder verandering zoals de

stellingen van de zuivere natuur- en wiskunde. Hoewel zij ons positieve

6

8

Page 9: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

juridische theorie überhaupt mogelijk maken, komen zij er alleen

vervormd en gemodificeerd in terecht.

Zoals we de onafhankelijkheid van het positieve recht van de a

priori rechtstheorie sterk benadrukken, zo moeten we ook de

onafhankelijkheid van de laatste met betrekking tot het positieve recht

benadrukken. Er zijn tenslotte grote gedeelte van het sociale leven die

niet geraakt worden door positieve rechtsnormen. Hier vinden we ook de

specifiek juridische structuren die onafhankelijk van het positieve recht

bestaan en waar ook uiteraard a priori wetten gelden. Net zoals de

algemene zijnswijzen van deze stucturen van belang zij voor ontologie en

epistemologie, zo is hun inhoud ook belangrijk voor de sociologie. Samen

met bepaalde andere wetten vormen zij de a priori van de sociale

interactie, zelfs voor gebieden die buiten het bereik van iedere positieve

wet vallen.

Juridische entiteiten en structuren bestaan, onafhankelijk van het

positieve recht, hoewel ze erdoor verondersteld en gebruikt worden.

Zodoende kan een analyse hiervan, een puur immanente, intuïtieve

verduidelijking van hun essentie, van belang zijn voor de positieve-

juridische disciplines. Ook de wetten die verankerd liggen in hun essentie

spelen een veel grotere rol binnen het positieve recht dan wat men

misschien zouden denken. Men weet hoe vaak er over ongeschreven

rechtsfilosofische beginselen gesproken wordt als zijnde

‘vanzelfsprekend’ of ‘volgend uit de aard der zaken’ om maar een paar

van zulke uitdrukkingen te noemen. In de meeste gevallen is het geen

kwestie van, zoals men zou denken, principes welk praktisch nut of

rechtvaardigheid volledig vanzelfsprekend is, maar is het eerder een

kwestie van essentiële structuren die onderzocht worden door middel van

een a priori rechtstheorie. Zij zijn in werkelijkheid principes die volgen

van de ‘aard’ of ‘essentie’ van de concepten in kwestie.

We hebben al benadrukt dat het positieve recht volledig vrij is om

zichzelf vrij te maken van het a priori van de algemene rechtstheorie; de

mogelijkheid hiervan willen we ook begrijpelijk maken aan de hand van a

priori wetten. Maar in de feitelijke ontwikkeling van juridische wetten

vinden we vaak de tendens om vast te houden aan deze a priori; de

eigenlijke vrijheid van het positieve recht is vanaf het begin niet volledig

uitgeoefend in haar volle kracht. Alleen dit, zo schijnt het ons toe, maakt

9

Page 10: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

het begrijpelijk waarom sommige juridische instituties zich zo langzaam

en moeizaam hebben ontwikkeld. En zo mogen we hopen dat de a priori

rechtstheorie hier en daar een verhelderende bijdrage kan maken, zelfs

tot de rechtshistorie. Maar het lijkt ons bepaald onontbeerlijk voor het

begrip van het positieve recht als zodanig. Zo lang als men denkt dat het

positieve recht alle rechtsconcepten zelf produceert, kan men slechts

verbijstering ontmoeten. De structuur van het positieve recht kan slechts

begrijpelijk worden door de structuur van de niet-positieve sfeer van het

recht.

In het volgende zullen we bovenal de a priori rechtstheorie als

zodanig behandelen en zullen we haar toepassing met betrekking tot

specifieke juridische vragen naast ons neer leggen. We zijn gemachtigd te

verwachten, op basis van wat is gezegd, dat men niet zal proberen ons te

stoppen met tegenwerpingen die al veel te vaak zijn opgeworpen tegen

een filosofische behandeling van rechtsproblemen gebaseerd op de

overduidelijke aanwezigheid van de ongebreidelde mogelijkheden tot

verandering van het recht benadrukken. We willen juist op basis van de a

priori sfeer bepaalde lijnen van juridische ontwikkeling begrijpelijk

maken. Maar dan moet men deze ontwikkeling niet opwerpen als

tegenwerping. Men heeft te lang star vastgehouden aan dit ene punt

waardoor het zicht op een mooie en rijke wereld werd vertroebeld.

10

Page 11: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

HOOFDSTUK EEN

Aanspraak, Verplichting en Belofte

 

§2 Aanspraak en verplichting

 

Laten we beginnen met de behandeling van één bepaald

probleem in het uitgestrekte gebied van de a priori rechtsleer. Wij willen

hiermee een eerste toegang tot deze sfeer proberen te vinden om er

vervolgens een volledig overzicht van te kunnen krijgen.

Een mens deelt een belofte aan een ander mede. Een

eigenaardig effect is het gevolg van deze gebeurtenis, een effect dat heel

anders is dan het effect van een man die een ander informeert of iets

verzoekt. Het beloven produceert een merkwaardige band tussen de twee

personen krachtens welke de ene persoon — om het grof uit te drukken—

iets kan opeisen en de andere iets verplicht is uit te voeren of toe te

kennen. Deze band presenteert zich als een gevolg, als een product (zo te

spreken) van de belofte. Het kan, in essentie, eindeloos voortduren, maar

aan de andere kant het lijkt een inherente neiging naar een einde en een

ontbinding te hebben. We kunnen verschillende manieren bedenken die

tot een dergelijke ontbinding kunnen leiden. De inhoud van de belofte

wordt uitgevoerd; op deze manier lijkt de band te zijn natuurlijke einde

vinden. De belofte ontvanger ziet ervan af; of de belovende partij

herroept. Zelfs op deze laatste manier, hoewel deze minder natuurlijk

lijkt, kan een belofte komen ophouden te bestaan.

Deze hele stand van zaken kan ons als vanzelfsprekend of als

merkwaardig vóórkomen afhankelijk van de houding waarmee wij deze

benaderen. Het is "vanzelfsprekend" in dat het iets is dat iedereen kent,

waar iedereen duizend keer aan voorbij is gegaan en waaraan iedereen

nu ook aan voorbij kan gaan voor de duizend-en-eerste maal. Maar hoe

het ons ook vóór komt, dat onze ogen plotseling geopend worden voor

een iets dat ons al lang bekend was, dat zij ontelbare malen al gezien

11

Page 12: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

hebben maar nu voor het eerst werkelijk zien in zijn volledig eigen aard

en karakteristieke schoonheid, zo kan dit ook hier gebeuren. Er is iets dat

we als beloven kennen, of op zijn minst denken te kennen. Wordt de

belofte ten uitvoer gebracht, dan ontstaat er iets nieuws in de wereld. Er

ontstaat een aanspraak bij de ene en een verplichting bij de andere partij.

Wat zijn dit voor merkwaardige entiteiten (maaksels)? Ze zijn zeker niet

niets. Hoe kan men Niets opheffen door er vanaf te zien of door het te

herroepen of door eraan te vervullen? Maar het laat zich niet onder een

van de categorieën brengen waarmee we al anderszins bekend zijn. Zij

zijn niets psychisch of fysiek, zoveel is zeker. Men zou eerder geneigd zijn

om hen als iets psychische of iets mentaals te duiden, dat wil zeggen, als

de ervaring van degene die de vordering of de verplichting heeft. Maar

kunnen aanspraken of verplichtingen niet jarenlang zonder enige

verandering voortduren? Zijn er dergelijke ervaringen? En verder: zijn

aanspraken en verplichtingen er niet ook, zelfs wanneer het subject geen

ervaringen heeft of gebruikt, zoals in slaap of bij bewustzijnsverlies.

Onlangs is men, naast de fysieke en de psychische, aan een

herwaardering van het eigen karakter van ideale objecten begonnen.

Maar het essentiële kenmerk van deze objecten, zoals getallen,

concepten, proposities, is hun tijdloosheid. Vorderingen en

verplichtingen, daarentegen, doen zich voor, duren voort gedurende een

duidelijke tijdseenheid, en verdwijnen vervolgens weer. Ze lijken dus

tijdelijke objecten van een speciale soort te zijn die men nog niet in acht

heeft genomen.

Wij zien dat voor hen bepaalde onmiddellijk inzichtelijke wetten

gelden: bijvoorbeeld dat een vordering om iets te doen oplost zodra het

wordt gedaan. Dit is geen stelling die we uit veel of alle tot nu toe

geobserveerde ervaringsgevallen gewonnen hebben, het is eerder een

wet die universeel en noodzakelijkerwijs gebaseerd is op de essentie van

de vordering als zodanig. Het is een a priori verklaring in de zin van Kant

en tegelijkertijd een synthetische. In het "concept" van aanspraak ligt

niets “besloten" in enige zin van het woord over het feit dat de vordering

onder bepaalde omstandigheden oplost. Het tegenovergestelde van deze

stelling zou inderdaad zeker fout zijn, maar het zou geen logische

tegenstrijdigheid behelzen. Er zijn nog vele andere synthetische a priori

verklaringen over de vordering en verplichting. Ze worden aangetroffen

12

Page 13: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

in een gebied waarin men hen nauwelijks zou hebben vermoed. Maar ik

denk dat dit voorlopig overzicht volstaat om ons uitganspunt [dat wil

zeggen, het beloven] van elke schijn van evidentie te ontdoen. Dat de

filosofie met de verwondering voor de zich toeschijnende

vanzelfsprekendheid begint, pleegt bereidwillig erkent te worden. En het

is niet in te zien dat men zich zou moeten beperken tot wat de

geschiedenis van de filosofie als bewonderenswaardig aanbeveelt.

Belangrijk als de houding is waarin men bekende dingen voor

het eerst in hun onderscheidende vermogen ziet, is dit geenszins het

einde van de zaak. Het gaat erom deze eigenheid helder te maken, te

onderscheiden van andere zaken, en om zijn essentiële kenmerken vast te

leggen. In ons geval gaat het erom helderheid te scheppen in de aard van

het beloven —laten we openlijk toegeven dat we deze aard nog lang niet

kennen— en ook in de manieren waarop beloven aanspraken en

verplichtingen voortbrengt, wat aanspraken en verplichting bij nader

onderzoek werkelijk zijn, en wat voor fortuinlijkheden ze kunnen

ondergaan. Onze beschouwing zal vervolgens verder moeten gaan.

Beloven is niet de enige mogelijke bron van aanspraken en verplichting.

Ze kunnen ook ontstaan door bepaalde handelingen onder bepaalde

voorwaarden. Als iemand iets wegneemt van degene aan wie het behoort,

ontstaat er, door een essentiële noodzaak, een plicht voor hem om dit

terug te geven en een aanspraak in de andere voor de terugkeer ervan.

Men ziet hoe de behandeling van deze zaak meteen leidt tot nieuwe

problemen. We spreken van een zaak die een ander ''toebehoort”; we

kunnen ook in plaats daarvan zeggen: dat is de eigendom is van de ander.

We hebben hier ook een uniek soort relatie, natuurlijk niet een relatie van

persoon en persoon maar van persoon en ding. Deze relatie moet een

bron hebben, ook hier heersen a priori wetmatigheden. Zo is het a priori

uitgesloten dat toebehoren dezelfde bron kan hebben als de vordering en

verplichting in een belofte. [7] Hier zijn andere bronnen voorondersteld,

zoals contracten die we later nauwkeuriger als bron van overdracht

zullen overwegen. Voorlopig zullen we slechts aanspraken en verplichting

onderzoeken en alleen voor zover ze uit beloften ontspringen.

Van het positieve recht weten we nog steeds niets. We kiezen

bewust onze voorbeelden uit een sfeer die er niet aan onderworpen is;

het is uiterst belangrijke deze sfeer te begrijpen in zijn volledige

13

Page 14: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

zuiverheid. Stel, A belooft B om met hem te gaan wandelen en B

accepteert. Er ontstaat een overeenkomstige verplichting in A en een

aanspraak in B. Wellicht wordt dat op dit moment nog bestreden, maar

zo’n vraag voorondersteld in ieder geval dat men iets specifieks bedoeld

met aanspraak en verplichting. Dit is voorlopig voor ons voldoende. We

hebben al gezien dat het hier om tijdelijke entiteiten gaat met een extra-

fysische en extra-psychische aard. Het is vooral belangrijk om ze te

scheiden van de ervaringen waarin ze voor ons aanwezig zijn en met

welke zij verward worden kunnen. Er is een bewustzijn van aanspraak en

verplichting overeenkomstig die van getallen of stellingen. We kunnen

spreken van een eenvoudige kennis (Wissen) over hen; deze kennis, puur

als bewustzijnswijze is op geen enkele manier gewijzigd naargelang het

verwijst naar iemands eigen aanspraken en verplichtingen of naar die van

een andere. Het is verder volkomen onverschillig of haar objectieve

correlaten bestaan of niet, net zoals het omgekeerde ook geldt, namelijk

dat aanspraken en verplichtingen kunnen bestaan zonder het voorwerp

van een dergelijke kennis.

Er is een verwant soort bewustzijn-van dat scherp

onderscheiden moet worden van dit koude weten: het voelen ergens

aanspraak op te maken of gebonden te zijn, dat, in tegenstelling tot het

weten, slechts alleen met betrekking tot "iemands eigen aanspraken en

verplichtingen” mogelijk is. Het onderscheidend vermogen van deze

manier van bewustzijn moet opgemerkt worden. Ook kan men spreken

van voelen in het geval van de ervaringen van waarden. Maar

overwegende dat hoewel er in dit geval een scherp onderscheid is tussen

de waarde waarnaar dit gevoel is gericht en dit gevoel zelf die de waarde

ondervindt, zo’n scherp onderscheid niet terug te vinden is in het geval

van het zichzelf gerechtigd voelen. De titel of de aanspraak is hier niet

het voorwerp van een min of meer duidelijk en misschien zelfs duidelijk

intentioneel gevoel; we hebben het hier eerder over een fenomenaal vrij

uniforme ervaring die zonder zelf een begrip van de aanspraak te zijn,

wel zo’n aanspraak voorondersteld om geldig te zijn.

De aard van deze ervaringen moet nog worden onderzocht. Wat

ons hier vooral interesseert is hun absolute onafhankelijkheid van de

wijze waarop aanspraken en verplichtingen zich op een bepaalde wijze

doen voelen in deze ervaringen. Niets is meer zeker dan dat ik me heel

14

Page 15: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

goed verplicht kan voelen zonder dat er echt een verplichting is, en dat ik

heel goed kan voelen recht te hebben op iets zonder op dit moment een

aanspraak te bezitten. Het wordt nu volledig duidelijk hoe onhoudbaar

elke theorie is die probeert aanspraak en verplichting te benaderen als

iets psychisch of mentaals. Omdat we bijna altijd aanspraken of

verplichtingen van een soort hebben, zouden wij bijna altijd

overeenkomstige ervaringen moeten hebben. Maar dergelijke ervaringen

kunnen niet worden gevonden. Het kan niet vanaf het begin worden

vastgesteld dat zij er niet zijn. Om het punt nog een keer te maken:

aanspraken en verplichting kunnen een jaar voortduren zonder

verandering, maar er zijn geen ervaringen die een jaar kunnen duren.

Aanspraak en verplichting veronderstellen universeel en

noodzakelijkerwijze een drager, een persoon aan wie de aanspraken en

verplichtingen behoren. En net zo belangrijk is een duidelijke inhoud

waarnaar zij verwijzen. Verschillen in inhoud bepalen de verschillende

soorten aanspraken en verplichtingen. Beiden zijn onmiddellijk te

begrijpen, maar behoeven een nader onderzoek. Het gegrond zijn in een

ondersteunend subject is iets dat onze juridische structuren gemeen

hebben met alle soorten ervaringen, want deze vereisen ook altijd een

subject die de ervaringen heeft. De klasse van mogelijke dragers echter is

hier veel breder; dieren kunnen ook dragers zijn van ervaringen, maar

nooit van aanspraken of verplichtingen. Hier zijn het personen die door

een essentieel recht zijn voorondersteld als drager; het spreekt vanzelf

dat niet elk subject of ego een persoon is.

De inhoud van de aanspraak en verplichting kan ook worden

toegelicht. Elke verplichting verwijst naar een toekomstige gedraging

(Verhalten) van de drager, of deze gedraging nu uit een doen bestaat, een

weglaten, of een tolereren. Natuurlijk heb ik een verplichting dat iets in

de wereld plaatsvindt; maar deze verplichting heeft alleen betekenis als

het de verdere kwalificatie toelaat dat het door mij en door mijn actie

plaats moet krijgen. Ik kan uiteraard worden verplicht dat iets door een

andere plaats zal vinden, maar ook hier moet het om mijn actie gaan die

geacht wordt te leiden tot het optreden van de andere. In elk geval is het

ons optreden dat de onmiddellijke inhoud van onze verplichtingen

bepaald. Maar het is niet altijd hun enige en laatste inhoud. We maken

onderscheid tussen inspannings- en resultaatverplichtingen. Alleen in het

15

Page 16: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

eerste geval zijn de handelingswijzen noodzakelijkerwijs bepaald; in het

tweede geval is het meestal alleen het eindresultaat dat wordt bepaald en

de manier van het realiseren wordt aan de persoon die verplicht is

overgelaten.

De actie die de inhoud van de verplichting vormt kan worden

gericht op de drager van de overeenkomstige aanspraak, maar dit is

geenszins noodzakelijk. Ik kan verplicht zijn om 100 Mark aan B te

betalen, die de desbetreffende aanspraak heeft. Maar de betaling

waartoe ik verplicht ben kan ook aan enige derde partij zijn; B hoeft

hierdoor niet zijn vordering te verliezen. De verplichting om iets te doen

voor iemand is anders dan de verplichting ten opzichte iemand om iets te

doen. Dus we dienen onderscheid maken tussen de geadresseerde van de

inhoud van de verplichting, en de geadresseerde van de verplichting zelf.

Alle verplichtingen van het soort dat we nu hebben gezien, heet als

zodanig een partner (Gegner), dat wil zeggen, iemand ten opzichte van

wie deze bestaat. De partner van een verplichting is op hetzelfde moment

de houder van een aanspraak met identieke inhoud; Deze aanspraak

heeft ook noodzakelijkerwijze zijn partner, die op hetzelfde moment de

drager van de verplichting. Er bestaat dus een bijzondere correlatie

tussen aanspraak en verplichting: elk heeft identiek dezelfde inhoud, en

de betrekkingen van de drager en partner zijn onderling met elkaar

verweven volgens een strikte a priori wet. Maar de inhoud kan een

arbitraire geadresseerde betreffen, en deze kan zelfs helemaal ontbreken.

Aanspraak en verplichting vooronderstellen noodzakelijkerwijze

een drager en een inhoud. De richting echter is niet noodzakelijk ermee

verbonden. Er is inderdaad een a priori wet dat iedere verplichting die

ten opzichte van een ander bestaat een corresponderende aanspraak van

deze ander in het leven roept, en dat iedere relatieve aanspraak een

relatieve verplichting impliceert. Maar deze relativiteit van aanspraak en

verplichting is niet noodzakelijk; er zijn geen absolute verplichtingen en

absolute aanspraken, of beter, absolute rechten. Net als A B kan beloven

iets te doen en hierdoor een persoonlijke verplichting aangaat en een

aanspraak in de persoon van de ander, zo kan B A een verplichting

opleggen die A vervolgens kan accepteren, en dit alles op zo’n wijze dat

de verplichtingen niet bestaat ten opzichte van B of iemand anders. In

andere woorden, dat B noch iemand anders een aanspraak ten opzichte

16

Page 17: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

van A heeft. Het is niet zo makkelijk om realisaties van zulke absolute

verplichtingen in onze leef praktijk te vinden. Op dit moment zullen we

daarom slechts refereren aan bepaalde publiekrechtelijke verplichtingen.

De staat is verplicht om op bepaalde wijze te handelen, maar deze

verplichting bestaat niet ten opzichte van enige persoon. We kunnen

twisten of er echt absolute rechten bestaan in een gegeven geval, maar

het is zonder twijfel dat dit a priori mogelijk is. Parallel aan de absolute

verplichtingen zijn de absolute rechten die ook slechts een persoon

vooronderstellen maar die niet een tweede persoon nodig hebben ten

opzichte waarvan zij zouden bestaan. Maar verplichtingen en rechten

verschillen op een essentieel punt: waar verplichtingen door hun aard

slechts refereren naar iemands eigen handeling, of ze nu absoluut of

relatief zijn, moeten we twee gevallen onderscheiden met betrekking tot

rechten. Relatieve rechten kunnen slechts refereren aan de handelingen

van een ander, absolute rechten daarentegen, refereren altijd naar een

eigen handeling. Rechten welke, hoewel zij eigen handelingen betreffen,

slechts ten opzichte van een bepaald person bestaan lijken net zo

onmogelijk als rechten (vorderingen) op de handeling van een ander die

niet ten opzichte van deze ander bestaan.

Het is van het grootste belang om absolute en relatieve

verplichtingen te scheiden alsmede de absolute en relatieve rechten (we

verwijzen altijd naar de relatieve rechten als vorderingen) van morele

plichten (Verpflichtungen) en morele rechten (Berechtigungen). Hoewel

deze ook noodzakelijkerwijs een drager en inhoud en een verschil in

relatieve en absolute plichten toelaten, verschillen zij voor de rest

grondig, niet alleen met betrekking tot het specifiek morele karakter die

zij hebben, maar ook met betrekking tot de essentiële wetten die voor

hen gelden. Terwijl juridische entiteiten kunnen ontspringen aan de

handelingen van personen — bijvoorbeeld, relatieve verplichtingen en

rechten van gegeven of ontvangen beloften, of absolute rechten door een

akte van overdracht, of absolute verplichtingen van een daad iets te

veronderstellen/aan te nemen (Übernahme) — dit is onmogelijk in het

geval van de bijbehorende morele entiteiten. Een absoluut morele recht,

zoals het recht om een eigen persoonlijkheid te ontwikkelen, kan zijn

grond hebben in de persoon als zodanig; een relatief moreel recht zoals

recht om hulp te krijgen van een vriend, kan ontstaan uit de relatie van

17

Page 18: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

de vorderende persoon en de andere persoon. Maar ze kunnen nooit

worden geaard in willekeur als zodanig. Voorts terwijl de hierboven

besproken absolute rechten en vorderingen, vanwege hun aard, heel

goed overgedragen kunnen worden aan anderen, is het onmogelijk voor

een persoon om bijvoorbeeld zijn recht op vrije persoonlijke ontwikkeling

of zijn morele recht gebaseerd op een vriendschapsband over te dragen

aan een ander Tot slot, kan de houder van absolute rechten en relatieve

vorderingen effectief afzien van zijn rechten door een concrete handeling.

De houder van morele rechten, daarentegen, hoewel hij de uitoefening

ervan achterwege kan lagen, kan hij het recht dat geworteld in de aard

van een persoon of in de relatie van een persoon aan anderen niet

opheffen door een willekeurige handeling. Alleen datgene dat ontspringt

door vrije handelingen kan ook afgeschaft worden door vrije handelingen.

Iets gelijks treffen we aan in het geval van de morele

verplichtingen. Deze kunnen ook nooit ontspringen uit handelingen als

zodanig. Iedere morele verplichting heeft als zijn noodzakelijke

voorwaarde, zelf als deze niet voldoende is, de morele juistheid

(Rechtheid) van standen van zaken; het voorondersteld met name dat het

bestaan van een persoon ‘s handeling, die de inhoud van zijn verplichting

vormt, of in zichzelf moreel juist is of juist is vanwege de juistheid van

andere gerelateerde standen van zaken. Dit geldt voor zowel absolute

morele verplichtingen die men vaak eenvoudigweg plichten noemt als

voor de relatieve morele plichten die corresponderen met relatieve

morele vorderingen (deze laatste plichten lijken tot nog toe onopgemerkt

te zijn gebleven in de ethiek). Rechtsplichten daarentegen, ontspringen

van de vrije handelingen van de persoon en zonder enig respect voor hun

inhoud, bijvoorbeeld uit handelen die aannemen of beloven. Net zoals

morele vorderingen niet overgedragen kunnen worden, kunnen morele

plichten ook nooit aangenomen worden door andere personen. Dit is

slechts mogelijk met de extra-morele verplichtingen die we hierboven

hebben besproken. En als laatste, hoewel iedere relatieve verplichting

kan verdwijnen doordat de andere partner ervan af ziet, kan de partner

van een morele verplichting nooit een morele verplichting herroepen

door een vrije handeling, hoewel hij wel van het inroepen van zijn morele

recht af kan zien. Hij zou mogelijk een handeling uit kunnen voeren die

een handeling die eens bindend was niet meer bindend laat zijn, zodat er

18

Page 19: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

geen morele handeling meer over blijft. Maar men moet altijd de gehele

stand van zaken bekijken met betrekking tot de morele relevantie. Net

zoals vrije handelingen als zodanig geen morele plichten tot stand kan

brengen, kunnen zij deze ook niet beëindigen. Men zal tegenwerpen dat

in het geval van een belofte of een aanname van een verplichting er een

amorele plicht is om de betreffende inhoudt te realiseren. Dit is zeker

juist en tegelijkertijd goed bruikbaar om het verschil waar we het hier

over hebben aan het licht te brengen. Omdat verplichtingen ontspringen

aan deze handelingen is er een morele plicht om deze na te komen. Het is

een apriori wet dat de vervulling van absolute en relatieve verplichtingen

een morele plicht is. Men ziet hoe verplichting en morele plicht naast

elkaar staan, de ene maakt de latere mogelijk. In andere gevallen is de

morele plicht onafhankelijk van iedere handelingen en van iedere

verplichting die hierop is gebaseerd. Maar deze twee zaken moeten nooit

met elkaar verward worden.

We worden door deze laatste overwegingen al gedwongen een

kijkje te nemen in de oorsprong van rechten en plichten. Wij moeten nu

een nadere analyse aangaan en beperken ons op dit moment, volgens ons

plan, met de vordering en de relatieve verplichting. We beginnen de

volgende a priori wet als algemeen en vanzelfsprekend naar voren te

brengen: geen enkele vordering of verplichting wordt in het leven

geroepen zonder het bestaan van een "reden". Het is heel duidelijk:

wanneer een vordering ontstaat (teniet gaat), dan, op het moment

wanneer deze ontstaat (of teniet gaat), moet er iets gebeurd zijn

waardoor deze ontstaat (of teniet gaat). En we meteen kunnen toevoegen:

wanneer precies dezelfde zaak opnieuw optreedt, dan ontstaat (of gaat

teniet) ook de desbetreffende vordering weer. Het is noodzakelijk en

voldoende bepaald door de gebeurtenis.

We zijn zeker bekend met dit beginsel van de definitieve

vaststelling van tijdelijke bestaande zaak. Het enige opmerkelijke dat we

hebben gevonden hier een nieuwe en bijzondere sfeer van de geldigheid

ervan. Natuurlijk moet men voorzichtig zijn niet blindelings alles wat we

weten of denken te weten over de nodige bepaling in andere gebieden,

zoals gebeurtenissen in de natuur, op onze sfeer van recht, toe te passen.

Als wij een volledige vergelijking zouden ontwikkelen, zouden we te veel

in moeten gaan op een overweging van oorzakelijke relaties in de natuur,

19

Page 20: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

en dus zullen we ons beperken tot enkele essentiële punten.

We kunnen het zeker als een algemeen gegeven beschouwen dat

er geen vanzelfsprekende en noodzakelijk essentiële relaties zijn in de

causale relaties van externe gebeurtenissen. Hoe het ook zij, om met

Hume te spreken, dat we te weten komen dat vuur rook genereerd, het is

zeker niet begrijpelijk gesitueerd in de essentie van vuur, net zoals het

niet in de essentie van het getal 3 ligt om groter te zijn dan het getal 2.

Het leidt geen twijfel dat het oorzakelijk verband geen noodzakelijke

relatie van ideeën is. Maar het zou verkeerd zijn dit principe uit te

breiden tot iedere relatie die tussen twee tijdelijke bestaande zaken

bestaat. De casus die hier nu voor ons ligt is hier het beste bewijs van.

Een ‘oorzaak’ die een vordering en verplichting in het leven kan roepen is

beloven. Uit deze handeling, zoals we later meer exact zullen laten zien,

vloeit een vordering en verplichting voort; we kunnen dit laten zien als

we helder overwegen wat een belofte is en aanschouwen dat het in de

aard van zo’n handeling om vordering en verplichtingen te creëren onder

bepaalde omstandigheden. Het is zodoende geenszins ervaring, zelfs niet

indirect, die ons leert over de existentiële verbinding tussen deze

juridische entiteiten; we hebben hier eerder van doem met

vanzelfsprekende en noodzakelijke essentiële verbanden.

Het ontstaan van een vordering of verplichting heeft een

voldoende reden nodig, net als een verandering in de natuur. We hebben

net gezien dat slechts in het eerste geval er een vanzelfsprekende en

noodzakelijke essentieel verband tussen grond en gevolg is. Onze

aandacht gaat nu uit naar een ander verschil dat merkwaardiger lijkt.

Wanneer in het gevolg in de externe wereld eenmaal daar, dan kan het

ons –idealiter gesproken – altijd als een zelfstandig gegeven voorkomen.

De door de stoot van een stok in beweging gebrachte kogel kan ik als

gegeven waarnemen zonder dat ik, in waarneming of gedachte, terug

hoef te gaan naar de stoot. Als we beseffen dat voor ieder object er een

bepaalde soort handeling is waarin het onmiddellijk gegeven is, dan

kunnen we zeggen: de handeling waarin het effect is gegeven hoeft niet

gegrond te zijn in een handeling die de oorzaak waarneemt. In

tegenstelling hiermee kan een vordering of een verlichting niet begrepen

worden op zichzelf. Als ik mezelf wil overtuigen van het bestaan van een

beweging, hoef ik slechts mijn ogen te openen. Maar met vorderingen en

20

Page 21: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

verplichtingen kan men een terugkeer naar hun grond niet omzeilen.

Slechts door het opnieuw het beloven vast te stellen kan ik de gevolgen

ervan vaststellen. Het gaat hier niet om een handeling die, in vergelijking

tot een handeling tot een innerlijke of uiterlijke perceptie, zichzelf in het

leven kan roepen. Dit is een merkwaardig feit, maar niettemin een feit.

We kunnen een analogie hiervan vinden in een verder niet verwant

gebied. De stand van zaken uitgedrukt door een wiskundig theorema

bestaat en dit bestaan vindt zijn grond in een aantal andere standen van

zaken waar het uit volgt. Hier treffen we ook een welomlijnde bepaling

aan, waardoor datgene dat bepaald wordt niet objecten zijn die bestaan,

maar standen van zaken die bepaald zijn en de grond van deze standen

van zaken is bepaald verschillend van het genereren van een vordering of

een verplichting door het doen van een belofte. Ondanks alle verschillen

hebben we hier toch van doen met een analogie. Een stand van zaken

gegrond in andere standen van zeken bestaat vanwege deze anderen,

zelfs als de vordering die voortvloeit uit het doen van een belofte bestaat

vanwege deze handeling. Als ik deze stand van zake opnieuw wil

begrijpen, dan is er geen vrije- en zelf- bevattende begripshandeling

voorhanden. Ik heb geen alternatief dan terug te gaan naar de basis

standen van zaken en het van het weer af te leiden, net zoals ik terug

moet gaan naar de handeling van het doen van een belofte om het

bestaan van de vordering te achterhalen.

Men heeft –terecht of niet terecht – vaak gesteld dat dezelfde

oorzaken dezelfde effecten hebben, dus ook dezelfde effecten altijd

dezelfde oorzaken hebben. Deze stelling is in twijfel getrokken. In ieder

geval voor het gebied van de standen van zaken en de betrekkingen van

afhankelijkheid onder hen is de nietigheid van een analoog beginsel

algemeen erkend. Een bepaalde stand van zaken kan volgen en worden

afgeleid uit zeer verschillende soorten zaken. Ook op dit punt, toont de

sfeer die ons hier vooral interesseert een grotere affiniteit met de sfeer

van staten van zaken. Dezelfde vordering en dezelfde verplichting kunnen

uit zeer verschillende bronnen bestaan. Zo kan ik mijn aanspraak op

teruggave van een aan mij behorende zaak afleiden uit de belofte die de

houder mij gemaakt heeft deze terug te brengen. Het kan ook worden

afgeleid uit de bijzondere relatie die ik heb ten opzichte van de zaak,

namelijk van het feit dat het van mij is.

21

Page 22: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

We hebben besloten om hier alleen te spreken over één enkele

aanspraak en verplichtingbron te spreken: het beloven. Als we deze bron

en zijn betrekkingen bestuderen die eruit voortvloeien, dan komen hier

moeilijkheden naar voren waar men in het dagelijks leven niets van merkt

zolang we het als ‘vanzelfsprekend’ aannemen dat een belofte een

vordering en verplichting genereert. Wat is een belofte echt? Het

gebruikelijke antwoord is dat beloven een verklaring van wil is, of meer

precies, een uiten of bekend maken van de bedoeling iets te doen of te

laten in het belang van een ander aan wie de uiting is gedaan. In

hoeverre deze uiting moet verplichten en rechten in het leven roept is

natuurlijk verre van begrijpelijk. Het is immers bepaald dat de zuivere

intentie om iets te doen niet over een dergelijk effect in het leven roept.

Natuurlijk vloeit er meestal uit een beslissing die ik maak een bepaalde

psychologische band voort, een innerlijke neiging om op te treden

volgens mijn resolutie. Maar deze innerlijke psychische tendens is zeker

geen objectieve verplichting, en nog minder hoeft het iets te maken met

een vordering van de ander. Maar als dit zo is, hoe kan deze situatie

worden gewijzigd door een ander mijn beslissing bekend te maken dat ik

dit of dat voor hem wil doen? Het is immers anders niet het geval dat de

expressie van een wilsbepaling leidt tot een verplichting in mij. Waarom

zou dit juist in het geval wanneer de inhoud van mijn bereidheid

betrekking heeft op een voordeel voor een ander?

Men heeft ontelbare pogingen ondernomen om deze

problematische verbintenis door het beloven te verklaren. Met heeft

ontkent dat zoiets ontstaat op natuurlijke gronden en men heeft het

gereduceerd tot een kunstmatige conventie waar de staat of de

samenleving toe gekomen is vanwege praktische overwegingen. Of men

heeft zich gebaseerd op de psychologische ervaring van het zich

gebonden weten die uit iedere beslissing volgt en men heeft geprobeerd

te laten zien hoe deze ervaring een modificatie en objectificering

ondergaat wanneer deze wordt vastgesteld door de ander. Of men heeft

geredeneerd vanuit de gevolgen. Omdat diegene die de bewering ter oren

komt van allerlei dingen zal ondernemen vertrouwend op die beslissing,

en omdat hij dan nadeel zou ondervinden indien de beslissing niet

uitgevoerd zou worden, daarom zou eenieder die zijn intentie mededeelt

aan een ander gebonden zijn tot het uitvoeren van zijn beslissing.

22

Page 23: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

Later zullen we in de gelegenheid zijn om te laten zien hoe

onhoudbaar al deze theorieën zijn. Laten we voor nu opmerken dat het

fundament waarop deze en andere theorieën rusten verkeerd is. In geen

geval is het beloven het slechts bekend maken van een wilsbesluit. Laten

we bij het geval blijven waar ik het voornemen heb om iets voor een

ander te doen en waar ik hem heb medegedeeld dat ik zulks voornemens

ben: Ik heb hem hier geen enkele belofte mee gedaan. Het informeren

over een besluit en het doen van een belofte zijn fundamenteel

verschillende dingen. Men moet zich niet laten misleiden doordat beide

handelingen soms geschaard worden onder dezelfde taalkundige

uitdrukking. Als men dit over het hoofd zien, dan moet men zichzelf

uiteraard verliezen in hopeloze constructies om vordering en verplichting

af te leiden uit de uitdrukking van een voornemen. Dienovereenkomstig,

is onze eerste taak, om duidelijk te maken wat beloven echt is. Hiertoe

moeten we wat verder doorvragen. Het is noodzakelijk een fundamenteel

nieuw concept in te voeren.

 

§3 Sociale handelingen

 

Uit de oneindige sfeer van mogelijke soorten ervaringen lichten

we er een soort uit: de ervaring die niet alleen tot een Ik behoort maar

waarin het Ik zich ook actief toont. We richten onze aandacht op een

ding, of we maken een besluit: Dit zijn ervaringen die niet alleen

tegenover ervaringen staan waarin zoiets als een geluid of een pijn zich

aan ons opdringen, maar ook tegenover die ervaringen waar we niet

kunnen spreken van een echte passiviteit van het zelf, als wanneer we

bijvoorbeeld gelukkig of verdrietig, enthousiast of verontwaardigd zijn, of

wanneer er iets hebben te wensen of te beslissen. Wij noemen de

ervaringen in kwestie spontane handelingen; deze spontaniteit verwijst

naar de innerlijk handelen (das inhere Tun) van het subject. Het zou een

behoorlijke vergissing zijn als we het onderscheidende element van deze

ervaringen in hun intentionaliteit zouden vinden. De spijt die in mij

opwelt, of de haat die zichzelf in mij vestigt zijn ook intentionaliteit in dat

beiden verwijzen naar een object. Spontane handelingen hebben in

aanvulling op hun intentionaliteit ook hun spontaniteit, die hierin ligt, dat

23

Page 24: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

het zelf zich toont als fenomenale bron van de handeling. Spontaniteit

moet zeker ook onderscheiden worden van activiteit in de vele mogelijke

betekenissen. Dus ik kan actief verontwaardiging in mij opwekken omdat

het van mij komt, in tegenstelling tot het verdriet dat mij, wellicht

plotseling overkomt. Of ik noem het hebben van een besluit actief in die

zin dat ik ben degene die de neemt. Maar wij onderscheiden het hebben

van een besluit, of eigenlijk het maken van de resolutie, van wat bestaat

in ons als een toestand van de stipte ervaring, die voorafgaat aan of ten

minste hierin kan voorafgaan en alleen hierin, in het maken van een

resolutie hebben we een voorbeeld van wat wij verstaan onder een doen

van het zelf en daarmee een spontane daad. We denken meteen aan

allerlei voorbeelden van dergelijke handelingen: beslissen, een voorkeur

geven, vergeven, prijzen, de schuld geven, beweren, verhoren,

commanderen, enz. In een nadere beschouwing van deze gevallen

merken we onmiddellijk een essentieel verschil op, en het is dit verschil

dat voor ons van belang is.

De beslissingshandeling is een interne handeling. Het kan

worden uitgevoerd zonder dat het bekendgemaakt wordt. Natuurlijk kan

het besluit zelf uitgedrukt worden in gezichtsuitdrukkingen en gebaren;

Ik kan het uitdrukken, mededelen aan anderen als ik wil. Maar dit is niet

noodzakelijk voor de handeling als zodanig. Het kan zichzelf volledig

binnenin ontvouwen, kan het berusten in zichzelf en geen uitdrukking

ontvangen in een zin. Men ziet meteen dat dit anders met bepaalde

andere spontane handelingen. Bevelen of vragen bijvoorbeeld, worden

duidelijk niet volledig binnenin uitgevoerd.

Laten we nauwkeuriger kijken naar een van deze opmerkelijke

handelingen. Bevelen ins ongetwijfeld een spontane handeling in dat het

zichzelf presenteert als het doen van een subject. Maar in tegenstelling

tot andere spontane besluiten zoals de aandacht tot iemand richten of het

maken van een besluit veronderstelt het naast het presterende subject

een tweede subject aan wie de handeling van het eerste subject

betrekking heeft op een zeer concrete manier.

Er zijn ervaringen waarin het handelende subject en het subject

tot wie de handeling gericht is gelijk zijn, er is zelf-achting, zelf-haat, zelf-

liefde etc. Maar voor andere ervaringen is het essentieel dat het subject

waarnaar zij gericht is een andere persoon moet betreffen; we zullen

24

Page 25: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

deze op-andere-gerichte (fremdpersonal) ervaringen noemen. Ik ckan

bijvoorbeeld mijzelf niet benijden of vergeven. Het is duidelijk dat de

handeling van het bevelen gekarakteriseerd kan worden als op-andere-

gericht. Maar dit put het onderscheidende karakter niet uit. We merken

onmiddellijk op dat het één cruciaal punt verschilt van andere

op=andere-gerichte handelingen zoals vergeven. Het is niet alleen

gericht op een ander subject, het adresseert de ander ook (wendet sich

an es). Het vergeven van een ander zoals het maken van een beslissing

kan zich volledig binnenin ontvouwen en kan enige aankondiging aan

anderen ontberen. Bevelen, in tegenstelling, kondigt zichzelf aan in de

handeling vna het naar zich naar de ander keren, het doordringt de

ander, en heeft vanwege zijn aard een neiging om vernomen te worden

door de ander. We geven nooit iemand een bevel als we niet zeker weten

dat het subject dat we een bevel geven niet in staat is het bevel te

vernemen. Het bevel is vanwege zijn aard ‘vernemensbehoeftig’. Het kan

uiteraard voorkomen dat bevelen gegeven worden zonder dat ze gehoord

worden. In dat geval voldoen ze niet aan hun doel. Ze zijn als geworpen

speren die de grond raken zonder hun doel te raken.

Wij noemen spontane, vernemensbehoeftige handelingen, sociale

handelingen. We hebben in het voorbeeld van vergeven al gezien dat niet

alle op-andere-gericht daden vernemingsbehoeftig zijn. Later zullen we

zien dat niet alle vernemensbehoeftige handelingen op anderen gericht

hoeven te zijn. Ons concept van sociale handelingen richt zich alleen op

de vernemensbehoeftige aard.

Men moet zich ervoor hoeden, deze nieuwe situatie niet te

verstoren door het binnenslepen van oude ideeën die we gewend zijn te

gebruiken. Een bevel is noch een puur extern handeling noch is het een

louter innerlijke ervaring, noch is het de aankondiging tot anderen van

een dergelijke ervaring. Deze laatste mogelijkheid lijkt het meest

aannemelijk. Maar het is gemakkelijk om te zien dat het bevelen niet gaat

om een ervaring die kan worden uitgedrukt maar ook niet uitgedrukt, en

ook dat niets in het bevelen een pure aankondiging kan zijn van een

interne ervaring. Bevelen is eerder een op zichzelf staande ervaring, een

handeling van het subject dat naar zijn aard naast zijn spontaniteit,

intentionaliteit en zijn op-anderen-gerichtheid, ook moet worden gehoord

(vernemensbehoeftig is). Wat gebleken voor bevelen geldt voor

25

Page 26: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

aanvragen, waarschuwing, bevragen, informeren, beantwoorden en nog

vele anderen. Ze zijn alle sociale handelingen, die, door degene die ze

uitvoert en in de prestaties zelf, als het ware gegoten waren naar de

andere persoon om zich vast te zetten in zijn ziel.

De bekendmakingsfunctie van de sociale handelingen kan zelf

niet vervult worden als de handelingen niet op een bepaalde manier

extern uitgedrukt worden. Sociale handelingen, zoals alle handelingen

die andere personen betreffen, kunnen alleen begrepen worden door

middel van een fysiek medium; zij moeten een externe kant hebben om te

worden vernomen. Ervaringen waarvoor een wending naar buiten niet

wezenlijk is, kunnen ontvouwen zonder dat deze op een externe wijze zijn

uitgedrukt. Maar de sociale handelingen hebben een interne en een

externe kant, zoals een ziel en een lichaam. Het lichaam van sociale

handelingen kan sterk variëren terwijl de ziel hetzelfde blijft. Een bevel

kan worden uitgedrukt in houding, gebaren en woorden. Men moet de

uiting (Äusserung) van sociale handelingen niet met de onvrijwillige

manier waarop allerlei innerlijke ervaringen zoals schaamte, woede, of

liefde extern kunnen worden weerspiegeld verwarren. Deze is veeleer

volledig welbewust en kan met de grootst mogelijke beraadslaging en

omzichtigheid worden gekozen op basis van het begripsvermogen van de

geadresseerde. Aan de andere kant moet het niet worden verward met

verklaringen over de ervaringen die nu plaatsvinden of zojuist hebben

plaatsgevonden. Als ik zeg, "Ik ben bang" of "Ik wil dit niet doen", is dit

een uiting van ervaringen die zonder een dergelijke uiting zouden hebben

plaatsgevonden. Maar een sociale handeling, als deze wordt uitgevoerd

tussen mensen, is niet verdeeld in een onafhankelijk daad en een

verklaring hieromtrent die wel of niet kan worden gemaakt; het vormt

eerder een innerlijke eenheid van vrijwillige daad en vrijwillige uiting. De

beleving is niet mogelijk zonder de uiting. En de uiting van haar kant is

niet iets dat toevallig optreedt, maar het staat in dienst van de sociale

handeling en is noodzakelijk om zijn kennisgevende functie te vervullen.

Natuurlijk zijn er ook toevallige constateringen mogelijk over de sociale

handelingen zoals: "Ik heb net een opdracht gegeven." Maar deze

verklaringen verwijzen naar de hele sociale handeling met inbegrip van

de externe zijde. Zodoende mag deze in geen geval worden verward met

een constatering van de handeling zelf.

26

Page 27: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

Er is een belangrijk punt dat niet mag worden vergeten in deze

overwegingen. Het zich wenden tot een ander subject en de noodzaak

worden gehoord zijn absoluut essentieel voor elke sociale handeling. Dat

de handeling extern worden uitgedrukt is alleen vereist waar de

subjecten tussen wie de sociale handelingen worden verricht de

psychische ervaringen van anderen alleen door middel van een fysieke

basis kunnen begrijpen. Als we ons een gemeenschap van wezens

voorstellen die rechtstreeks en onmiddellijk waarnemen elkaars

ervaringen men, dan zullen we moeten erkennen dat in zo'n

gemeenschap sociale handelingen kunnen heel goed worden uitgevoerd

met alleen een ziel en zonder lichaam. Wij mensen zullen in feite niet

eens de moeite doen om deze sociale handelingen te uiten als we

aannemen dat het wezen op wie de handeling gericht is deze direct

kunnen grijpen. Laten we denken aan stille gebed, deze draait om God en

heeft de neiging om zich tot hem richten. Dit is de reden deze moet

worden beschouwd als een zuiver innerlijke sociale handeling.

Nu vervolgen we met een engere analyse van bepaalde sociale

handelingen. Eerst de mededelingshandeling. Ik kan worden overtuigd

van sommige standen van zaken en deze overtuiging kan ik voor mezelf

houden. Ik kan deze overtuiging ook in een bewering uitdrukken. Ook

hier hebben nog wij geen mededeling. Ik kan de bewering mondeling

uitdrukken voor mezelf, zonder een partner tot wie zij is gericht. Maar

gerichtheid is immanent in de mededeling. Het ligt in de essentie

mededelen om zich tot de ander te richten om hem op de hoogte te

stellen van de inhoud. Als het gericht wordt tot een menselijk wezen,

moet het extern worden uitgedrukt zodat de geadresseerde zich bewust

wordt van de inhoud ervan. Met deze bewustwording is het doel van het

mededelen bereikt. De reeks die met het verzenden van de sociale

handeling begonnen werd is hier reeds mee afgesloten.

Met andere sociale handelingen liggen de zaken iets

ingewikkelder. Laten we aanvangen met een analyse van verzoeken en

bevelen. Ze zijn vrij nauw verwant aan elkaar, hetgeen uit de grote

gelijkenis van hun externe uitdrukking blijkt. Dezelfde woorden kunnen

bestaan uit de expressie van een bevel of een verzoek: het verschil

manifesteert zich alleen in de manier van spreken, in de nadruk, scherpte

en in andere factoren die moeilijk exact te vangen zijn. Bevel en verzoek

27

Page 28: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

hebben een inhoud, net zo als de mededeling dit heeft. Maar

overwegende dat met het mededelen alleen de inhoud wordt

verondersteld te worden bekendgemaakt aan de geadresseerde en niet

de handeling mede te delen als zodanig, wordt zowel het bevel en het

verzoek als zodanig geacht te worden begrepen. En ook wordt met deze

gewaarwording deze reeks voorlopig tot een einde gekomen. Wij hebben

het hier over sociale handelingen die in tegenstelling tot het mededelen,

vanwege hun aard overeenstemming of beter een beantwoording beogen

om werkelijk tot stand te kunnen komen. Ieder bevel of verzoek is gericht

op een bepaald gedrag van de geadresseerde die is voorgeschreven door

de handeling. Alleen het tot stand komen van dit gedrag sluit definitief de

reeks die begonnen wordt met de sociale handeling.

Ook vragen is een sociale handeling; het vraagt om een doen als

reactie, maar niet als externe handeling, maar eerder als een andere

sociale handeling, de "reactie" in de strikte zin. Wij hebben een sociale

handeling die niet aangeroepen wordt door iedere handeling maar eerder

veronderstelt op een bepaalde wijze te reageren- en altijd in de vorm van

een sociale handeling. Het gevolg hiervan is dat we eenvoudige sociale

handelingen onderscheiden, sociale handelingen die andere sociale

handelingen vereisen, en tenslotte sociale handelingen die gericht zijn op

sociale handelingen of andere activiteiten als gevolg ervan.

We hebben sociale handelingen scherp onderscheiden van al

deze ervaringen die de bekendmakingfunctie ontberen. Het is nu tijd om

het merkwaardige feit te registreren dat alle sociale handelingen zulke

interne ervaringen vooronderstellen. Iedere sociale handeling vereist a

priori een complete interne ervaring als grondslag die overeenkomt met

het intentionele object van de sociale handeling of één die er ieder geval

aan gerelateerd is. Mededelen voorondersteld een overtuigd zijn van

hetgeen waar ik iemand over informeer. Het stellen van een vraag sluit

zo’n overtuiging in principe uit. Het vereist namelijk een onzekerheid

over datgene waar ik iets over vraag. In het geval van verzoeken is er een

wens voorondersteld waarvan ik wil dat deze gerealiseerd wordt; meer

specifiek, mijn verzoek behelst dat het wordt gerealiseerd door diegene

waartoe het verzoek is gericht. Bevelen vooronderstelt niet alleen de

wens als grondslag, maar ook de wil dat diegene die iets bevolen wordt

het bevel zal uitvoeren; etc.

28

Page 29: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

Wellicht zal men deze verbanden bestrijden. Men kan

bijvoorbeeld wijzen op conventionele vragen die perfect aansluiten met

het kennen van de inhoud van de vraag, of op hypocritische vragen, of

verzoeken die gemaakt worden in weerwil van iemands echte wensen etc.

We betwijfelen niet dat al deze dingen bestaan. Maar men zou op moeten

merken dat we hier niet van doen hebben met zuivere, vol ervaren

handelingen als vragen en verzoeken. Er is een bepaalde modificatie van

sociale handelingen; naast hun volle uitvoering is er een pseudo-

uitvoering, bleek en bloedloos, een schaduw als het ware van de echte

handeling. Met moet niet denken dat in deze gevallen er alleen zoiets is

als het uitspreken van de woorden die de handeling normaalgesproken

begeleiden. Er staat hier meer op het spel. De handelingen zijn

uitgevoerd, maar het is een schijnvoltrekking; het uitvoerende subject

probeert de handeling te presenteren als een zuivere handeling. Sociale

handelingen die gemodificeerd tot stand komen vooronderstellen niet de

interne ervaringen die we net hebben bediscussieerd; in feite ligt het in

de aard van de pseudo-handeling dat het deze ervaring juist uitsluit. A

oprechte overtuiging kan niet ten grondslag liggen aan een pseudo-

uitvoering van mededelen, zuivere onzekerheid kan niet de grondslag

vormen voor een pseudo-vraag, a zuivere wens en een zuivere wil kunnen

niet de basis vormen voor een pseudo-verzoek of een pseudo-bevel.

Slechts in de eerste van deze gevallen praten we van een leugen. Door

het concept liegen uit te breiden kan men deze hele groep aanmerken als

gevallen van oneerlijkheid of hypocrisie in zoverre de persoon zichzelf

valselijk presenteert als iemand die ‘echt’ beveelt, verzoekt etc.

Sociale handelingen kunnen op een reeks verschillende wijzen

gemodificeerd worden. We onderscheiden ten eerste voorwaardelijke en

onvoorwaardelijke sociale handelingen. Er zijn eenvoudige bevelen en

verzoeken, en er zijn bevelen en verzoeken "in het geval dat". Natuurlijk

zijn niet alle sociale handelingen onderworpen aan deze modificatie; een

mededelingshandeling "in het geval dat" is niet in dezelfde zin mogelijk.

Dit wordt alleen begrijpelijk als we bedenken dat er een werkzaamheid

van bepaalde sociale handelingen uitgaat. Als een bevel of verzoek tot

uitvoer is gebracht is daarmee iets veranderd in de wereld. Een bepaald

gedrag staat nu als gebod of aanvraag te boek, en onder bepaalde

voorwaarden die naar hun aard duidelijk kunnen worden geïdentificeerd,

29

Page 30: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

zoals wanneer de geadresseerde van een bevel zich onderworpen heeft

aan de sociale handeling, ontstaan er aan zijn kant een bepaald soort

verplichtingen. Aangezien mededelen niet een dergelijke werkzaamheid

nodig heeft, is het niet gevoelig om te worden geconditioneerd. Maar met

voorwaardelijke bevelen en verzoeken wordt de werkzaamheid

afhankelijk gemaakt van een toekomstige gebeurtenis.

Voorwaardelijke sociale handelingen worden inderdaad

uitgevoerd, maar in de uitvoering is hun doeltreffendheid gebonden aan

iets dat later optreedt. Men moet deze voorwaardelijke handelingen

uiteraard niet verwarren met de aankondiging van een mogelijk latere

uitvoering. Van zo’n latere voltrekking is in onze gevallen geen sprake.

Met het optreden van het evenement is de doeltreffendheid van de

handeling —zonder enige verdere bijdrage van de houder van de

voorwaardelijke handeling— net hoe het zou zijn als deze

onvoorwaardelijke handeling nu zouden worden uitgevoerd. En vanaf het

moment dat het duidelijk is dat de gebeurtenis niet plaatsvindt, is het

alsof helemaal geen handeling ooit is uitgevoerd.

Het is essentieel vereist dat de gebeurtenis waar de

doeltreffendheid van de handeling vanaf hangt mogelijk kan gebeuren,

maar het is onmogelijk dat het moet gebeuren. Alleen in het eerste geval

heeft voorwaardelijkheid zin. In het tweede geval zou er slechts een

onvoorwaardelijke sociale handeling met een tijdsreferentie mogelijk zijn;

Ik beveel jou (onvoorwaardelijk) om dit of dat te doen wanneer dit

gebeurt. Hier hebben we geen aanpassing van de handeling maar een

element van zijn inhoud. Naast tijdsgebonden kan inhoud ook

voorwaardelijk zijn. We onderscheiden zo scherp mogelijk de

voorwaardelijkheid van de inhoud van de voorwaardelijkheid van de

handeling. Het onvoorwaardelijke bevel met voorwaardelijke inhoud

bindt de realisatie van een bepaalde handeling wanneer een bepaald

toekomstige gebeurtenis plaatsheeft onmiddellijk. Het produceert

onmiddellijk –onder bepaalde voorwaarden- de verbintenis te doen of te

laten wanneer een bepaalde gebeurtenis plaatsheeft; het plaatsvinden

van de gebeurtenis maakt de verplichting eenvoudigweg feitelijk. In

tegenstelling bind een voorwaardelijk bevel met een onvoorwaardelijke

inhoud slechts wanneer de gebeurtenis plaatsheeft en slechts op dit

moment produceert het een verbintenis die een onmiddellijk doen of

30

Page 31: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

laten voorschrijft.

Bovendien, met betrekking tot de onvoorwaardelijke handelingen

met voorwaardelijke inhoud kunnen we onderscheid maken tussen

toekomstige voorwaarden die een einde maken aan een verplichting, en

voorwaarden die een verplichting tot stand laten gekomen. Het bevel om

iets te doen totdat een bepaalde gebeurtenis plaatsvindt, geeft

onmiddellijk een verplichting, die vervolgens oplost wanneer de

gebeurtenis plaatsvindt. Maar met voorwaardelijke opdrachten maakt het

onderscheid tussen deze twee soorten voorwaarden natuurlijk geen zin.

Al deze onderscheiden zijn zuiver geaard in de essenties van de

handelingen en hebben niets te maken met empirische waarnemingen. Ze

zijn van het grootste belang voor het gebied van sociale relaties.

Sociale handelingen kunnen worden uitgevoerd door een aantal

personen, en geadresseerd worden aan een aantal personen. Deze

tweede eigenaardigheid komt alleen voor onder de sociale handelingen,

terwijl de eerste ook op het gebied van alleen externe acties en louter

interne ervaringen wordt gevonden. Ik kan een opdracht aan twee of

meer personen "samen" adresseren. Een enkele sociale handeling heeft

verschillende geadresseerden. De gevolgen van dergelijke handeling zijn

noodzakelijkerwijs verschillend van het geval waar er net zo veel sociale

handelingen zijn als geadresseerden. Overwegende dat in dit geval er zo

veel verplichtingen zijn als er geadresseerden zijn — zelfs als de sociale

handelingen dezelfde inhoud hebben — er is slechts één verplichting in

het geval van een sociale daad met verschillende geadresseerden, en

deze verplichting wordt gedeeld door hen. Ik beveel a en b samen om iets

te doen voor mij. Er ontstaat dan slechts één verplichting, waarvan de

inhoud het ding, en welke bind a en b samen te komen is.

Moeilijker en interessanter is het geval waarbij meerdere

personen samen een sociale handeling verrichten. Elk van de personen

voert de handeling uit, bijvoorbeeld een bevel, en ieder ‘uit’ de handeling.

Maar elk presteert de handeling "samen met de andere." We hebben hier

een zeer kenmerkende soort "saamhorigheid." Het moet niet worden

gereduceerd tot identiteit van inhoud of van de geadresseerde, en nog

minder tot de doelbewuste gelijktijdige uitvoering van de handeling; in

deze gevallen zouden we altijd diverse afzonderlijke handelingen hebben.

We hebben hier eerder van doen met het geval waar elk van de personen

31

Page 32: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

de act "in vereniging" met de anderen voert, waar ieder van de deelname

van de anderen weet, de anderen laat deelnemen, en zelf participeert: we

hebben één handeling die wordt uitgevoerd door twee of meer personen

samen, een handeling met meerdere dragers. De effecten van de

handeling zijn dienovereenkomstig gewijzigd. Laten we opnieuw

aannemen dat de geadresseerde (of geadresseerden) zich aan de bevelen

van de voltrekkende personen hebben onderworpen. Deze bevelen

produceren vervolgens overeenkomstige aanspraken en verplichtingen.

Ieder bevel van één persoon er komt overeen met één aanspraak.

Meerdere bevelen van meerdere personen komen overeen met meerdere

aanspraken. Het enkele bevel van meerdere personen in vereniging komt

overeen met een enkele aanspraak van verscheidene personen samen.

Dus we zien hoe het idee van sociale handelingen samen uitgevoerd door

verschillende personen en gericht aan verschillende personen samen,

aanleiding geeft tot het idee van aanspraken en verplichtingen die

verschillende personen als subject of drager hebben.

Met externe handelingen is het ook mogelijk om te spreken van

meerdere presterende subjecten die één en dezelfde handeling uitvoeren.

Er is een manier van handelen "in vereniging". Het strafrechtelijk

concept van "medeplichtigheid," zo lijkt het ons, is hierop gebaseerd, en

dergelijke collectieve acties zijn ook belangrijk voor het publiek-,

administratief- en internationaal recht. Hier kunnen we echter in deze

uiteenzetting niet ingaan.

Als een vierde wijziging in ons gebied wij op het verschil tussen

die sociale wijzen handelingen die worden verricht door hun subject

(Eigenakte), en die worden uitgevoerd door een vertegenwoordiger

(vertretende Akte). Er is zoiets als bevelen, informeren en verzoeken "in

naam van een ander." Eens te meer presenteert zich aan ons een zeer

merkwaardige gang van zaken die we geenszins op een andere wijze uit

moeten proberen te leggen; Laten we het eerst eens kort karakteriseren.

Een bevel in de naam van een ander is iemands eigen bevel en niet echt

iemands eigen bevel. Meer precies: de vertegenwoordiger voert het de

handeling heel persoonlijk uit, maar op zodanige wijze dat de handeling

wordt gepresenteerd als uiteindelijk uitgaande van een andere persoon.

Absoluut anders dan dit is het geval waar iemand "in het belang van"

bevelen van een ander oplegt, of bij de uitvoering van zijn opdracht. Hier

32

Page 33: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

opbrengst de opdracht van degene die de wet voert; niets is veranderd

door het feit dat hij de wet met de kennis van de andere, of in zijn belang,

of bij de uitvoering van zijn taken uitvoert. Zelfs een commando gegeven

op basis van een andere opdracht is iemands eigen commando. Alleen de

opdracht "voor" de andere, of, kernachtiger, "namens" de andere, neemt

haar ultieme oorsprong in deze persoon.

We zullen later uitgebreid spreken over handelingen die worden

verricht via een vertegenwoordiger op het gebied van recht. We zullen

hier alleen toevoegen dat het karakter van de wet natuurlijk bepalend is

voor het karakter van het effect. Een opdracht die A in naam van B aan C

geeft, verplicht C niet ten opzichte van A maar naar B, en geeft B een

bevoegdheid en niet A. Deze werkzaamheid hangt, natuurlijk, op een

dubbele vooronderstelling: de opdracht als zodanig moet werkzaam zijn

ten opzichte van C, en B moet A kunnen vertegenwoordigen. We zullen

later spreken over deze tweede vooronderstelling. Over de eerste kunnen

we slechts opmerken dat de onderwerpingshandeling, die ook hier de

opdracht bindend kan maken, in dit geval moet worden uitgevoerd, niet

ten opzichte van de (vertegenwoordigende) opdrachtgever, maar naar

degene wie de opdracht vertegenwoordigt.

Laten we terugkeren naar ons uitgangspunt, de handeling van

het beloven. Het behoeft geen verdere uiteenzetting dat we hier te maken

hebben met een op-de-ander gerichte sociale handeling. Het opent, zoals

de opdracht en anders dan de mededeling een keten van gebeurtenissen.

Ook deze is gericht op een verplichting, weliswaar niet niet op een

handeling van de ontvanger, maar op een van de belovende zelf. Het

doen hiervan behoeft, anders dan bij de vraag, geen sociale handeling.

Zoals alle sociale handelingen veronderstelt het beloven een

innerlijke ervaring die de inhoud van de belofte als haar intentionele

object heeft. Net als bij de opdracht, handelt deze innerlijke ervaring om

de wil dat er iets gebeurt, natuurlijk niet door de geadresseerde maar

door de belovend zelf. Elke belofte dit of dat te zullen doen, veronderstelt

een wil gericht op deze verplichting.

We zien nu duidelijk hoe volledig krom en onhoudbaar is de

gebruikelijke opvatting van het beloven als een uiting van een voornemen

of een wil is. Een wilsuitdrukking luidt: Ik wil... Als het is gericht op

iemand, dan betreft het een informeren, dat is inderdaad een sociale

33

Page 34: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

handeling maar geen belofte. En het wordt uiteraard geen belofte

doordat het word gericht tot diegene die profiteert van de voorgenomen

handeling. Beloven wil noch uitdrukking van de wil; het is een

zelfstandige spontane handeling die zich naar buiten toe openbaart. Deze

verschijningsvorm kan belofteverklaring genoemd worden. Het is slechts

indirect een intentieverklaring in zoverre dat er aan de spontane

belofte(handling) een wil ten grondslag licht. Als men het beloven zelf

een ‘wilsverklaring’ noemt dan moet men de vraag een twijfel- en het

verzoek een wensverklaring noemen. Het misleidend karakter van deze

benamingen is duidelijk. De wereld van de juridische betrekkingen komt

niet tot stand door machteloze wilsverklaringen zoals wel eens is

gedacht, maar eerder door de strikte a priori werkzaamheid van de

sociale handelingen.

Slechts door alleen de buitenkant van het beloven te bekijken

zonder zich in het beloven zelf te verdiepen is het mogelijk om de

informatieve expressie van een resolutie van wil ermee te verwarren.

Dezelfde woorden, "Ik wil dit doen voor u," kunnen immers functioneren

als de uitdrukking van een belofte, zowel als de informatieve uitdrukking

van een voornemen. We vinden in andere gevallen, ook, dat verschillende

sociale handelingen gebruik kunnen maken van de identieke

uitdrukkingswijzen, vooral wanneer de omringende omstandigheden in

de geest van de geadresseerde geen twijfel laten bestaan over de aard

van de uitgesproken sociale handeling. Men weet in het algemeen weet

zeker of er achter de woorden een belofte of een mededeling schuilgaat.

En wanneer er, zoals verschillende tegenstellingen en processen laten

zien, ook hier misverstanden mogelijk zijn, zo verandert het hier

vanzelfsprekend niets aan, maar bevestigd dit voornamelijk dat

mededelende wilsverklaringen en beloften fundamenteel verschillende

handelingen zijn.

We zijn nu in een positie de moeilijkheden met betrekking tot het

bindende karakter van beloften op te helderen. Dat de mededelende

expressie van een wilsvoornemen verplichtingen zou genereren is

uiteraard onbegrijpelijk. We hebben echter in het beloven een

eigenhandeling gevonden en stellen dat het in het wezen van deze

handeling de grond ligt om aanspraken en verplichtingen in het leven te

roepen.

34

Page 35: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

Als sociale handeling laat het beloven alle modificaties toe die we

hierboven hebben besproken. Er zijn beloften die geadresseerd worden

tot meerdere personen tezamen of die gezamenlijk uitgevoerd worden.

Uit deze handelingen volgen er gedeelde aanspraken en verplichtingen

die verschillende mensen samenbinden. Ook bestaan er voorwaardelijke

beloften die we scherp moeten onderscheiden van onvoorwaardelijke

beloften met een voorwaardelijke inhoud. Uit de eerste volgen aanspraak

en verplichting slechts wanneer de voorwaarde is vervuld omdat slechts

dan de belofte zijn eigenlijke werkzaamheid ontvouwt. Uit de laatste

volgen aanspraak en verplichting onmiddellijk. De beloofde kan

onmiddellijk eisen van de belovende partij dat de belover iets doet

wanneer aan de voorwaarde is voldaan, maar in het eerste geval kan men

dit slechts doen na de vervulling van de voorwaarde. In het tweede geval

is het mogelijk af te zien van de aanspraak voordat de voorwaarde is

vervuld maar in het eerste geval is her vanaf het begin niets waar vanaf

kan worden gezien. Slechts een voorwaardelijk afzien van zou hier

mogelijk zijn; een voorwaarde tot afzien van de aanspraak komt tot stand

(als resultaat van het vervullen van de voorwaarde). In het tweede geval

is afzien van de aanspraak onmiddellijk van kracht en de vervulling van

de voorwaarde is irrelevant. In het eerste geval brengt de vervulling van

de voorwaarde de aanspraak tot stand en deze vervult de voorwaarde om

er van af te zien. Dit maakt het afzien van een aanspraak werkzaam en dit

beëindigd de aanspraak onmiddellijk. Het ontstaan van een aanspraak is

in dit geval de onmiddellijke oorzaak van zijn dood. Hier laat zich een

mechanisme van sociale interactie die onderwerp is van strikte a priori

wetten zien; we hebben te maken met onmiddellijk evidente wetten

betreffende het wezen en met niets minder dan de ‘schepsels’ of

‘bedenksels’ van een of ander positief recht.

Naast een eigenbelofte (Eigenversprechen), er is een beloven in

de naam van een ander, een vertegenwoordigd beloven (vertretendes

Versprechen). Een persoon voltooid een beloftehandeling, maar hij is niet

degene die belooft; veeleer laat hij een ander beloven, of meer precies,

hij belooft voor een ander. Waar in het belang van een ander, in opdracht

van een ander, in ‘plaats’ van een ander beloofd wordt, is er geen sprake

van vertegenwoordiging en de verplichting ontstaat in diegene die

beloofd. Ook moeten we het geval uitsluiten waar iemand op basis van

35

Page 36: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

een belofte belooft. A kan B beloven C eigendom over te dragen. Dan

heeft B een aanspraak op die belofte, dat A aan C beloofd, en met en door

de vervulling van die aanspraak ontstaat in A de verplichting C het

eigendom te verschaffen. Dan ontstaat er in de persoon B tegelijkertijd de

aanspraak op overdracht aan C en de verplichting ten opzichte van A het

eigendom over te dragen. In al deze gevallen is er van een belofte van B

aan C in de naam van A geen sprake. Er is hier slechts sprake van

vertegenwoordiging en tegelijkertijd van de wezenlijke werking van

vertegenwoordiging. Door in vertegenwoordiging te beloven ontstaat er

een aanspraak van C, net als in het beloven voor zichzelf; maar deze

aanspraak is ten opzichte van A en niet ten opzichte van B; en op

hetzelfde moment er ontstaat een verplichting in de persoon van A. Deze

werkzaamheid bestaat uiteraard onder bepaalde voorwaarden. Wij zullen

een hele sectie wijden aan het bespreken hiervan. Het is niet alleen de

inhoud van deze verklaringen waarmee de juristen zo vertrouwd zijn,

maar hun strikte a priori vorm die van groot belang is voor de filosoof.

Beloven via een vertegenwoordiger is anders dan beloven voor

zichzelf omdat het geen intentie vooronderstelt om het beloofde te doen.

In het gunstigste geval is het mogelijk dat de vertegenwoordigende partij

dit voornemen heeft of zou hebben als hij de alle omstandigheden kende,

die de vertegenwoordigde partij kent. Met de vertegenwoordiger zelf is

de enige intentie die nodig is de intentie dat de vertegenwoordigde partij

zou krijgen van zijn belofte een verplichting aan te gaan met dezelfde

inhoud. Zelfs deze beperking ontbreekt in het geval van de laatste

modificatie van beloven die zullen we overwegen: schijnbeloven

(Scheinversprechen).

Zoals alle sociale handelingen is het beloven onderhavig aan de

schaduwachtige en niet-authentieke zijnswijze waarachter er geen

oprechte intentie is de belofte na te komen. De schijnbelofte richt zich

ook op de andere persoon, zoals de authentieke belofte dit ook doen; en

het is er intrinsiek aan om zichzelf net als de authentieke belofte uit te

drukken. Eenieder die een schijnbelofte maakt, doet alsof hij een

authentieke belofte maakt. Men kan zich afvragen of er net zoals bij een

authentieke belofte er een verplichting en aanspraak voortvloeit uit een

schijnbelofte. Zonder dat we deze vraag kunnen beantwoorden zullen we

nu verder gaan met het verduidelijken hoe een aanspraak en een

36

Page 37: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

verplichting uit een authentieke belofte kunnen ontstaan.

 

§4 Beloven als Oorsprong van Aanspraak en Verplichting.

 

Als wij ons in de positie van de belovende partij zetten, zien we

dat een echte belofte kan worden voltrokken en verschijnen zonder het

subject aan wie het gericht te bereiken. Zolang dit niet gebeurt, kan er

geen sprake zijn van aanspraak en verplichting. Het is ook niet genoeg

dat de beloofde de externe tekenen, bijvoorbeeld het horen de woorden,

waarneemt, zonder hen te begrijpen. Hij moet wat door hen wordt

uitgedrukt begrijpen, hij moet kennis nemen van de handeling zelf, om

het preciezer uit te drukken hij moet de belofte bewust worden (des

Verprechens innewerden). De geadresseerde kan zich op verschillende

wijzen reageren op hetgeen hij bewust wordt. Hij kan het innerlijk

verwerpen, hij kan ook innerlijk accepteren. De innerlijke verwerping kan

uiten zich in een daad van afwijzing (Zurückweisen), het innerlijk

accepteren in een akte van aanvaarding. Als de belofte gewoon vernomen

wordt er een aanspraak in degene die hoort en een verplichting in de

belofte maker. De akte van aanvaarding kan hoogstens dienen ter

bevestigen; het levert alleen een bijdrage aan de doeltreffendheid van de

belofte wanneer de belofte is gedaan "bij" een aanvaarding. Aan de

andere kant, voorkomt een afwijzingshandeling zowel dat aanspraak en

verplichting tot stand komen.

De vraag is gesteld - vooral door degenen die gewend zijn om na

te denken in termen van ons positieve recht, of alleen het zich bewust

worden van de belofte voldoende is, maar dat een aanvaarding in alle

gevallen nodig is voor haar werkzaamheid is. Wij moeten als reactie,

vooral de vaagheid en dubbelzinnigheid van het concept van aanvaarding

kenbaar maken. We kunnen vijf verschillende betekenissen

onderscheiden. Aanvaarding kan eerst en vooral als de positieve reactie

op een propositie, een "aanbod" van een of andere soort worden

genomen. In deze zeer formele zin kunnen de meeste verschillende typen

sociale handelingen beschouwd worden als aanname, een belofte

bijvoorbeeld net zo goed als een acceptatie. Als iemand reageert met "ja"

op het verzoek van B hem iets bepaalds te beloven, hebben we in dit "ja"

net zo goed een aanvaarding in formele zin, zoals wanneer iemand

37

Page 38: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

reageert met de belofte van B met "goed." Maar feitelijk bevat "ja" een

belofte en het "goed" de aanvaarding van een belofte in een heel nieuwe

betekenis. Deze feitelijke aanvaarding verwijst alleen naar beloften. We

hebben hierbinnen nog verschillende aspecten te onderscheiden. Er is

ten eerste de aanvaarding als een zuiver innerlijke ervaring, een

innerlijke "ja zeggen", een innerlijke instemming met de vernomen

belofte. We onderscheiden hiervan aanvaarding in de zin van de

aanvaardingsuitdrukking wanneer deze in handelingen maar ook in

woorden optreden kan. Iets nieuws wordt toegevoegd wanneer de

uitdrukking van aanvaarding een informatieve functie heeft, wanneer

deze is gericht op een persoon. Tot slot, als de vijfde en belangrijkste

concept is de aanvaarding als een sociale handeling in zijn eigen recht

die niet te reduceren is tot een mededeling.

Men ondervindt uitzonderlijke moeilijkheden als men probeert

om dit laatste onderscheid te handhaven. In andere gevallen is het veel

gemakkelijker om de sociale handeling van een informatieve verklaring

over de innerlijke ervaring die het noodzakelijkerwijs veronderstelt te

onderscheiden omdat de sociale handeling fundamenteel verschilt van

deze ervaring; alleen als gevolg van het ontbreken van een

fenomenologische analyse was het mogelijk om een mededelende

uitdrukking van het voornemen te verwarren met de belofte. Maar in het

onderhavige geval bestaat er echter een fundamentele gelijkenis tussen

de innerlijke ervaring en de sociale handeling. Er is een zuiver innerlijk

"aanvaarden" of accepteren, en een daarmee overeenkomende

informatieve uitdrukking van deze ervaring. Uit het "Ik wil" ontspringt er

een "Ik aanvaard." Hier is het veel moeilijker om hier een verschillende

sociale aanvaardingshandelingen te onderkennen die verschilt van de

innerlijke ervaring omdat deze zich kan verschuilen achter de dezelfde

woorden die worden gebruikt in een uitdrukking van de innerlijke

ervaring. Toch is dit onderscheid onvermijdelijk. De uitdrukking van

aanvaarding [dat wil zeggen, de verklaring over de aanvaarding] kan

worden gericht aan iedereen, het is een mededeling die naar iedereen

kan worden gedaan. De aanvaarding van een belofte als sociale handeling

daarentegen, heeft een strikt voorgeschreven referentiepunt in dat het

alleen kan gericht worden tot de persoon of personen door wie de belofte

is gemaakt. Verder: de mededeling van de aanvaardingsbeleving kan om

38

Page 39: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

het even zo vele malen worden herhaald en naar even zo veel personen.

Het aanvaarden als sociale handeling kan slechts eenmaal zinvol worden

uitgevoerd. Het effect wordt volledig bereikt met een enkele prestaties -

ervan uitgaande dat de andere partij het bewust wordt. Een herhaling

zou geen verdere effect hebben en daarom geen zin hebben. Ten derde,

kan de mededeling verwijzen 'naar een heden, verleden of toekomstige’

ervaring te aanvaarden. Het kan daarom worden gemaakt in het heden,

verleden of in de toekomstige vorm. Het aanvaarden als sociale handeling

laat daarentegen slechts de tegenwoordige vorm toe. Aan de "Ik heb

innerlijk ingestemd" en "Ik zal innerlijk instemmen", staat in schril

contrast met "ik aanvaard hierbij". Men moet niet de wezenlijke functie

van het "hierbij" vergeten. Het verwijst naar een gebeurtenis die

samenvalt met het voltrekken van de handeling, samen met het

‘aanvaarden’ dat zich hier als het ware zelf bepaald. Het heeft

daarentegen geen enkele zin te zeggen, ‘ik ervaring hierbij een innerlijke

instemming’. Het is hier juist niet het geval dat de ervaring in en met de

uitdrukking ervan wordt uitgevoerd. Het onderscheid dat wij maken, is

hiermee, zo schijnt het ons toe, grondig vastgesteld.

Het is nu helder hoe ambigue de vraag is of een belofte een

aanvaarding nodig heeft om werkzaam te zijn. In het opwerpen van deze

vraag denkt men voornamelijk aan het principe van het positieve recht

dat eenzijdige intentionele handelingen doorgaans geen aanspraak en

verplichting produceren en dat er veeleer een ‘wilsvereniging’ nodig is,

dwz., wanneer we het in onze taal uitdrukken, een overeenkomst die door

wederkerige sociale handelingen tot stand komt.[26] Deze handelingen

tonen zich aan ons als ‘aanbod’ en aanvaarding’. Hier komen we

aanvaarding tegen in onze eerste en formele zin. We moeten nu deze

zienswijze uitschakelen. We hebben ons probleem opzettelijk eng

gedefinieerd. Het gaat er slechts om of het beloven om werkzaam te zijn

een (materiele) aanname nodig heeft.

Maar zelfs het concept van materiële aanvaarding is, zoals we

hebben gezien, dubbelzinnig genoeg. Ten eerste kan men denken aan de

ervaring van een innerlijk instemmen. Het is niet begrijpelijk waarom

zulk een ervaring invloed moet hebben op het ontstaan van de aanspraak

en verplichting. Sociale rechtsbetrekkingen zijn, zoals we steeds meer

zullen zien, gevormd door sociale handelingen. De vreugde of verdriet

39

Page 40: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

van een individu, zijn tevredenheid of spijt, zijn innerlijke instemming of

ontkenning, hebben geen invloed op deze betrekkingen. Maar als dit zo

is, dan het geen moet enkel verschil maken of de innerlijke ervaring

wordt uitgedrukt of niet, noch zelfs of deze uitdrukking functioneert als

een mededeling naar iemand of niet. Alleen het vijfde concept van

aanvaarding kan zodoende hier ter discussie staan: aanvaarding als een

sociale handeling in zichzelf.

Men zou kunnen proberen om te pleiten voor de noodzaak van

dergelijke aanvaardingshandeling door andere sociale rechtshandelingen

te overwegen die nauw verwant zijn aan het beloven. We zijn binnen onze

sfeer in staat ook handelingen te overwegen die niet in het burgerlijke

recht van toepassing zijn.[27] Men kan erop wijzen dat een verzoek een

aanvaarding nodig heeft als er een verplichting ontstaat om het

gevraagde ding te doen, en dat een opdracht als er geen

onderwerpingshandeling aan voorafgegaan is en er geheel geen

onderwerpingsverhouding ten opzichte van de adressanten bestaat

slechts dan een verplichting met zich mee brengt wanneer deze

geaccepteerd wordt. En men kan de analoge conclusie trekken dat

beloven ook een dergelijke aanvaarding vereist. Maar we moeten niet

spelen met het woord aanvaarding. Het accepteren van een verzoek en

een opdracht behelzen een materieel "zich bereid verklaren", een gelofte

of een belofte het verzoek of de opdracht in te willigen. De aanvaarding

van een belofte is echter niet zelf een gelofte of belofte. Want dan zouden

we vervallen in een misleidend regressus in infinitum, aangezien deze

nieuwe belofte ook aanvaarding zou moeten hebben enz. Hieruit blijkt

ook duidelijk hoe grondig verschillend en de vermeende analogieën

zijn. Bij hen gaat het erom van de geadresseerde van de sociale handeling

een verplichting te vergen. Maar in het geval van de belofte neemt de

belovende partij verplichting op zich; aan de kant van de geadresseerde

ontstaan alleen aanspraken, en wij zien niet waarom er een sociale

handeling van zijn kant nodig zou moeten zijn. En hierom mogen we

zeggen dat aanspraak en verplichting geworteld zijn in het beloven als

zodanig. De vooronderstelling voor de totstandkoming van elk is dat de

geadresseerde zich bewust wordt van de belofte. Er lijkt in geen enkele

zin een noodzaak voor een aanvaarding te zijn.

Wij stellen de a priori wet op dat de aanspraak slechts kan

40

Page 41: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

ontstaan in de in de persoon van de geadresseerde. Het is a priori

uitgesloten dat een persoon aan wie de belofte niet is gericht een

aanspraak verkrijgt. Uiteraard regelt het positieve recht ook contracten

met derden-begunstigden en zodoende met beloften waarvan niet alleen

de geadresseerde maar ook een derde persoon naast of zelf zonder met

uitsluiting van de geadresseerde een aanspraak verwerft op de beloofde

handeling. Het zou echter een bepaald oppervlakkig en gedachteloos

bezwaar zijn als men de vraag naar de geldigheid van vanzelfsprekend

essentiële betrekkingen op basis van dergelijke positiefrechtelijke wetten.

We zullen later de relatie tussen beiden zorgvuldig moeten bestuderen.

Laten we voor nu opmerken dat het is zeker geen toeval is dat contracten

met derden begunstigden in sommige juridische codes zo laat

ontstonden, of helemaal niet.

Met het waarnemen van de belofte er ontstaan — strikt

gelijktijdig — aanspraken en verplichting. De relatie van de partijen die

aanspraak en verplichting ten opzichte van elkaar hebben, hebben we al

besproken. We willen de gehele ontvouwende verhouding die geworteld

is in het beloven als een verbindende betrekking karakteriseren.

We hebben al gezien dat de verbintenis niet op zichzelf staat

zoals bijvoorbeeld de eigendomsrelatie. Zoals de belofte neigt het naar de

realisatie van zijn inhoud door de belovende partij. Het is bestemd om op

te houden te bestaan. Bij iedere aanspraak en iedere verplichting behoort

er een voltooiing van haar inhoud, niet in de zin dat de te realiseren

handeling noodzakelijkerwijze bestaat zodra deze bestaat, maar eerder in

de zin dat bewondering behoord bij een prachtig kunstwerk of

verontwaardiging behoort bij een foute handeling. Als de realisatie niet

plaatsvindt op de tijd waarop dit zou moeten, ondergaat de verbintenis

een verandering. De aanspraak is ‘niet nagekomen’. Het is verder voor te

stellen dat de vervulling van de aanspraak onmogelijk wordt, of de

belovende partij de belofte niet kan nakomen of omdat –zoals in het geval

van verplichtingen die uiteindelijk gericht zijn op een eindresultaat, iets

gebeurd waardoor het onmogelijk is om het resultaat te behalen door wat

voor handeling dan ook. Met kan niet zeggen dat aanspraak en

verplichting hierbij ophouden te bestaan [28], maar er ontstaat wel een

eigenaardige antinomie ontstaat tussen de tendens van de verbintenis

vervult te worden en de feitelijke onmogelijkheid om deze te vervullen.

41

Page 42: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

De verbintenis verkrijgt hierdoor een bepaalde betekenisloosheid.

Aanspraak een verplichting zijn ongeneeslijk ziek geworden.

De normale zaak is voor aanspraak en verplichting en daarmee

de hele verbintenis op te houden te bestaan door de uitvoering van de

inhoud van de belofte —die niet fenomenaal behoeft te worden

gekarakteriseerd als een vervullingshandeling. Daarnaast is er ook een

tweede manier, door ervan af te zien. Zoals het a priori geworteld in het

wezen van de aanspraak dat deze wordt vervuld, zo kan deze ook

ophouden te bestaan als de beloofde partij ervan afziet. Deze onthouding

is een sociale handeling waarvan geadresseerde de beloofde partij is.

Hier stuiten we voor het eerst een sociale handeling die het moment van

gerichtheid op de ander ontbreekt. Het afzien verwijst alleen naar

datgene waarvan af wordt gezien, in dit geval de aanspraak; het is niet

gericht op een persoon. Maar het moet wel worden geopenbaard aan een

persoon —in dit geval aan de belovende partij — om doeltreffend te zijn;

de noodzaak te worden gehoord is inherent hieraan. Zodra het wordt

waargenomen, ontbinden aanspraak en verplichting. We moeten rekening

houden met de bezwaren op dit punt. Kan van elke vordering echt

worden afgezien, dat is, kan een persoon aan wie een dienst is beloofd,

willekeurig weigeren die dienst te ontvangen? Men kan zich gevallen

voorstellen waarin iemand aanvankelijk wilde weigeren een belofte te

accepteren en die deze pas aanvaard nadat hij herhaaldelijk wordt

gevraagd om dit te doen. Kan hij hier later van afzien en zodoende zich

terugtrekken met betrekking tot het ontvangen van de dienst van de

andere? Juist deze zaak toont de verwarring waarvan hier sprake is

duidelijk aan. Men neemt aan dat er een verplichting is om datgene wat

er beloofd wordt te accepteren. Maar het is vanzelfsprekend dat een

verplichting, hoewel het gebaseerd kan zijn op een belofte, nooit uit de

eenvoudige acceptatie van een belofte ontspringen kan of zelfs nog

minder door een eenvoudige bewustwording ervan. We hebben gezien

dat bij vragen en bevelen dat achter de duistere uitdrukking van de

aanvaarding zeer goed een belofte verborgen kan liggen. Dit is hetgeen

waar men hier aan denkt. Als een belofte is aanvaard in reactie op

dringende verzoeken, ligt er een duidelijke belofte te aanvaarden in de

aanvaarding van de dienst die tegelijkertijd een antwoord op het verzoek

is. Het is onjuist om te zeggen dat er dan niet van de aanspraak af kan

42

Page 43: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

worden afgezien, want het vermogen ergens van af te zien is

onveranderlijk geworteld in de essentie van een aanspraak. Maar zelfs als

van de aanspraak af wordt gezien blijft er, op basis van de tweede

belofte, wel nog een verplichting in de houder van de oorspronkelijke

aanspraak bestaan. Deze verbintenis echter brengt door haar essentie en

betekenis met zich mee dat de handeling om ervan af te zien zich

hiertegen richt. In de alledaagse praktijk kan het veelal moeilijk zijn

omdat iedere betrekking vaag en wazig in zichzelf kan zijn en

ononderscheiden in elkaar over kunnen gaan. Maar de handelingen zelf

onderscheiden echter op uiterst scherpe wijze; in hun pure ideeën

wortelen zich zekere en onveranderlijke wetten.

De betekenis van verplichtingen maakt het onmogelijk om er

vanaf te zien, maar laten wel een beëindiging toe. Het is de vraag wat de

aard van deze beëindiging is en onder welke voorwaarden deze tot stand

kan komen. Er is een herroeping van een belofte. Als een belofte op een

valide wijze is herroepen dan vervallen aanspraak en verplichting hierbij.

Herroeping is een sociale handeling maar die zoals het afzien van een

aanspraak het op anderen gericht zijn ontbeert. Haar intentionele

correlaat is de belofte, de geadresseerde de belovende persoon.

Herroeping en afzien ergens van verschillen van elkaar op alle essentiële

punten. Waar de mogelijkheid om ervan af te zien besloten ligt in de

essentie van de aanspraak, ligt het niet in de essentie van de belofte

besloten om er vanaf te kunnen zien. As zodanig is de belofte niet

herroepbaar zoals een herroeping zelf en het afzien van de aanspraak

zijn. Uiteraard is het altijd mogelijk om herroepingshandelingen te

verrichten net zoals het afzien van een aanspraak is, maar hoewel deze

laatste niets anders nodig heeft om effectief te zijn, heeft de eerste in

zichzelf niet werkzaam. Als we eea bekijken vanuit de personen die

herroepen of afzien van een aanspraak kunnen we zeggen dat beide

handelingen altijd uitgevoerd kunnen worden. Echter de houder van een

aanspraak die ervan afziet can de verbintenis teniet doen door middel van

zijn handeling, terwijl de herroepende partij dit niet zonder het vervullen

van aanvullende voorwaarden kan doen. Naast de natuurlijke capaciteit

of kunnen die in beide gevallen aanwezig is, correspondeert er slechts in

een geval een doeltreffend kunnen over de sociale rechtsrelatie, of zoals

we het korter kunnen zeggen, een juridisch kunnen (competentie).[29]

43

Page 44: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

Niet minder zeker kan dan dit alles het feit is dat intrekking

effectief onder bepaalde omstandigheden kan en dat een wettelijke

bevoegdheid dus aanwezig kan zijn aan de kant van de herroepende

persoon. De vraag is, wat biedt hem met deze kracht? Dit kan ook a priori

worden bepaald; een verwijzing naar een positieve wet is overbodig en

zou in geen enkele manier bijdragen tot het oplossen van het probleem.

Het is van het begin af aan duidelijk dat alleen de houder van de

aanspraak de herroepende partij van een wettelijke bevoegdheid kan

voorzien omdat de afschaffing van de aanspraak op het spel staat. Verder

is het duidelijk dat de sociale handelingen die we hebben tot nu toe hier

hebben beschouwd niet toereikend zijn. Het is bijvoorbeeld a priori

uitgesloten dat de houder van de aanspraak door een belofte de

juridische bevoegdheid zou kunnen produceren. Hij kan beloven te af van

zijn vordering in geval van een terugtrekking. Vervolgens zou de

intrekking resulteren in een aanspraak op het afzien, maar niet in de

directe ontbinding van de (oorspronkelijke) aanspraak. Er zijn hier totaal

verschillende handelingen zijn hier in het spel. De juridische bevoegdheid

of het recht om in te trekken moet worden "toegekend/verleend worden"

aan de belovende partij. En deze toekenning van rechts- of van de

juridische macht — een op anderen gerichte sociale handeling waar we

later kennis mee zullen maken, is geregisseerd door de beloofde persoon

aan de belovende persoon. Zodra de belovende persoon het bewust

wordt, verwerft hij de wettelijke bevoegdheid om zijn belofte in te

trekken. Of de bevoegde persoon de handeling uitvoert of niet is zijn

zaak. In is in ieder geval de basis voor een effectief intrekken van de

belofte, dat wil zeggen, één die de verbintenis opheft. Later zullen we de

gelegenheid om deze discussie in een bredere context te voeren.

Het werd al genoemd dat filosofen en juristen voor een lange tijd

de ‘bindende kracht van de belofte’ als probleem hebben gezien. Het is

niet zo moeilijk om ons te ontdoen van de talrijke constructies waarin ze

zich vaak hebben verloren. We zullen hier drie theorieën bespreken die

van bijzondere betekenis zijn. Het gaat er hierbij in eerste instantie om

ons onderzoek verder in te vullen en te verduidelijken.

 

De Nominalistische theorie van David Hume

 

44

Page 45: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

In Hume vinden we twee stellingen die zo scherp als mogelijk

tegenover de door ons voorgestelde visie staan. Hume denkt dat beloven

geen zin heeft voor een menselijke overeenkomst (conventie) hier zin aan

gegeven heeft. En: zelfs als beloven zin heeft onafhankelijk van

conventies, zou het geen morele plicht met zich mee brengen. Hume

behandeld zeer scherpzinnig het punt waar alles van af hangt. Indien

beloven een oorspronkelijke betekenis zou hebben dan moet er een

bepaalde bewustzijnshandeling geïdentificeerd kunnen worden die de

woorden ‘ik beloof’ begeleid en waarin de verplichting als zodanig

besloten ligt. Welke handeling zou dit moeten zijn Het kan niet zo zijn dat

 

Zoiets alleen legt nooit een verplichting op. een resolutie uit te

voeren om het even wat. Voor dat alleen nooit enige verplichting

oplegt. Noch is het een wens van dergelijke prestatie: voor we

onszelf zonder dergelijke een wens binden kunnen, of zelfs met een

afkeer, declar zou en avow'd. Evenmin is het de bereid van die

actie, die we beloven om uit te voeren: voor een belofte altijd een

later tijdstip beschouwt, en de wil een invloed op de huidige acties

alleen heeft.

 

Er blijft slechts één ding: de wet van de geest die Hume is op zoek naar

moet liggen in "de bereid van de verplichting, die uit de belofte

voortvloeit." Hume toont dat deze laatste mogelijkheid een absurditeit

bevat. Een verplichting om iets te doen wordt gegeven, volgens hem,

wanneer haar verzuim displeases ons in zekere zin. De oprichting van een

nieuwe verplichting veronderstelt daarom, het ontstaan van een nieuw

gevoel. Maar het is net zo weinig in onze macht om te veranderen onze

gevoelens over het wijzigen van de bewegingen van de hemelen. De wil

om te scheppen de verplichting zelf, met andere woorden, de wil tot

verandering van iemands gevoelens, is daarom absurd; "noch is het

mogelijk, dat mannen natuurlijk zou kunnen in dus bruto een absurditeit

vallen." Maar zelfs veronderstellen dat een dergelijke een Testament

bestond,

 

het kon natuurlijk niet vrijblijvend produceren... Een belofte

creëert een nieuwe verplichting. Een nieuwe verplichting

45

Page 46: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

veronderstelt nieuwe gevoelens ontstaan. Het zal maakt nooit

nieuwe gevoelens. Er kon niet natuurlijk, daarom enige

verplichting van een belofte, zelfs veronderstellen de geest zou

kunnen vallen in de absurditeit van bereid die verplichting.

 

Deze hele argumentatie is heel onafhankelijk van Hume's eigen

theorie van verplichting. Ervan uitgaande dat verplichtingen zijn geaard

slechts in de objectieve structuur van de wereld, volledig afgezien van

alle gevoelens en bewustzijn van mannen, de wil tot een dergelijke

verplichting door middel van iemands eigen zou wet blijven gewoon even

absurd als vóór. Hoe moet het mogelijk zijn voor het loutere gebeurtenis

van zijn bereid, een zuiver innerlijke ervaring bij het voortbrengen van

een verandering in de objectieve structuur van de wereld? Er kan een

dergelijke absurde daad van bereid, en zelfs het niet bestond, zou het

nooit leiden tot een verplichting.

En dus Hume komt tot de conclusie dat veelbelovend is geen

natuurlijke wet van de geest en dat de verplichting van de belofte is niet

een natuurlijk gevolg, maar dat "beloften zijn menselijke uitvindingen,

gebaseerd op de behoeften en de belangen van de samenleving." Het is

niet moeilijk om te zien dat er dergelijke behoeften en belangen. Egoïsme

laat niet mannen een actie uitvoeren voor het voordeel van anderen, als

ze geen vooruitzicht hebben van waardoor het bereiken van hun eigen

voordeel. De normale zaak is een onmiddellijke uitwisseling van

goederen. Maar dat is niet altijd mogelijk, aangezien het gebeurt vaak dat

de ene service meteen kan worden verstrekt en de andere pas later.

Vervolgens heeft de ene partij tevreden te zijn met de resterende in

onzekerheid en vertrouwen op de dankbaarheid van de andere om zijn

gunst geretourneerd. Een dergelijke verwachting is vaak teleurgesteld

vanwege de corruptie van mannen in het algemeen. Er is niets te worden

gedaan over deze corruptie, dit egoïsme en ondankbaarheid van mannen.

De enige mogelijke cursus voor "moralisten en politici" is "te geven een

nieuwe richting aan de natuurlijke passies, en leren ons dat we kunnen

voldoen beter aan onze eetlust in een schuine en kunstmatige manier,

dan door hun hals over kop en onstuimig beweging." Berekening van

eigenbelang leidt tot het uitvoeren van diensten in de verwachting van de

herhaling van soortgelijke diensten, en deze herhaling is beveiligd door

46

Page 47: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

middel van het terecht begrepen belang anderzijds. Naast deze

eigenbelang transacties, is er natuurlijk de belangeloze en meer edele

uitwisseling van diensten uitgevoerd zonder enige vooruitzicht van

voordeel.

 

In volgorde, dus, om te onderscheiden die twee verschillende

soorten handel, de interesse en de belangeloze, er is een bepaalde

vorm van woorden uitgevonden voor de voormalige, waaraan we

binden ons aan de prestaties van elke actie. Deze vorm van

woorden vormt wat wij noemen een belofte, die de sanctie van de

interesse handel van de mensheid is. Wanneer een man hij belooft

een ding zegt, betuigt hij in feite een resolutie uit te voeren en

samen met dat, door gebruik te maken van deze vorm van

woorden, onderwerpen zich aan de straf van nooit opnieuw

vertrouwd in geval van een mislukking.

Kritiek

 

Wij zijn blij met de zekerheid waarmee Hume op het essentiële

punt grijpt: het zoeken naar de "wet van de geest" die veelbelovend

begeleidt. Maar de houding waarin Hume ziet er voor deze daad is

gebrekkig vanaf het begin. Hij wil de ervaring vinden welke "wordt

uitgedrukt door een belofte," die zou daarom ook aanwezig zonder een

dergelijke expressie hebben. Natuurlijk alleen niet kan hij slagen om licht

van een dergelijke innerlijke ervaring. Hij heeft gelijk om te weigeren de

ervaringen van oplossen, geleid door de wens, bereid; maar hij ziet niet

dat naast deze innerlijke ervaringen zijn er ook "daden van de geest", die

niet in woorden en dergelijke hebben hun toevallige, extra uitdrukking,

maar die worden uitgevoerd in de daad van het spreken en waarvoor zij

is een kenmerk dat zij zelf naar de andere via woorden of sommige

soortgelijke vormen van expressie aankondigen. Net zoals de algemene

feit van de sociale handelingen als zodanig verborgen aan hem blijft, zo

ook doet de instantie in het bijzonder van de handelingen van

veelbelovende met hun onderscheidend.

De wet van veelbelovende is natuurlijk niet hetzelfde als de wil

verplichten zichzelf. Maar allemaal hetzelfde, een verplichting jegens de

47

Page 48: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

andere komt over via veelbelovend, de promisor kan zich bewust zijn van

dit op het moment van veelbelovend, en in dit geval de wil dit bindende

heel goed de Toetredingsakte veelbelovend kan begeleiden. Hume wil

presenteren dit zal als intrinsiek absurd; Dit is echter geenszins het

geval. Het zou zo zeker als er niets, behalve dit zal. Men kan dit aantonen

zelfs afgezien van de ethische beginselen van Hume, die gedeeltelijk

onderworpen aan ernstige kritiek zijn. Elke verplichting heeft

noodzakelijkerwijs een bron waaruit het veren. Een verplichting kan

daarom nooit ontstaan zonder enige verandering in de algehele

samenstelling van de wereld, of meer precies, zetten zonder iets over die

de verplichting produceert. In het licht hiervan zien we dat een lege,

naakte zullen te verplichten zichzelf is inderdaad een onmogelijkheid. Te

verplichten mezelf, of meer precies, tot een verplichting aan mijn kant, is

iets wat ik alleen kan doen door het produceren van iets waaruit de

verplichting veren; alleen door iets kan ik wil mezelf zetten onder een

verplichting. Deze factor die verplicht is natuurlijk in ons geval de

Toetredingsakte veelbelovend. Zodra het de wereld van ingaat,

produceert het verplichtingen die niet aanwezig was geweest. En zo,

hoewel het zou echt absurd te vatten van veelbelovend als slechts bereid

een verplichting, het is duidelijk te begrijpen hoe deze bereid de

Toetredingsakte veelbelovend kan begeleiden. Dus veelbelovend heeft

betekenis "voordat menselijke verdragen had het establish'd"; en zodra

we duidelijk wat de Toetredingsakte veelbelovend is begrepen hebben,

kunnen we ook begrijpen als een kwestie van self-evidence die een

verplichting inderdaad komt tot stand door middel van het uitvoeren

hiervan en op het door de geadresseerde wordt gehoord.

Omdat Hume niet begrijpen dit alles, heeft hij hun toevlucht

nemen tot de opvatting van de belofte als een kunstmatige formule, als

een symbool dat we worden geleid om te observeren vanwege ons terecht

begrepen belang. We moeten niet verliezen veel tijd in de afwijzing van

deze theorie. Het is duidelijk een constructie waarnaar Hume wordt

gedwongen, en het is niet in het minst in staat zijn om recht te doen aan

de duidelijk bepaalde essentiële betrekkingen. Vooral kan er geen twijfel

over bestaan, maar dat de bindende kracht van contracten en beloften

was niet gemaakt "door moralisten en politici", en dat er in ieder geval

volledig onafhankelijk van enige promisor — we later zullen zien dat een

48

Page 49: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

andere filosoof het het belang van de promisee de ontleent theorie is zo

verkeerd als de andere. Wij begrijpen dat een verplichting opbrengst van

veelbelovende zelfs als er geen minste belangstelling voor de dienst van

de andere; en zelfs als er enige belangstelling, de verplichting

vanzelfsprekend niet is geaard in de rente, maar in de belofte. Humes

contrast tussen geïnteresseerd en belangeloze diensten toont beste van

alle de zwakheid van zijn positie. De belangeloze toezegging uit

vriendschap natuurlijk verplicht in precies dezelfde betekenis als de

meeste self-regarding belofte. Dit kan niet worden begrepen op Humes

voorwaarden.

Er is slechts één ding dat Hume kon misschien begrijpelijk door

middel van zijn analyse maken: dat eigenbelang oorspronkelijk mensen

houden en vervullen hun beloften en verplichtingen maakte. Wat zou

worden verklaard hier zou de invloed van eigenbelang op de neiging om

te doen wat is beloofd; maar dit is geenszins de fenomenologisch

duidelijk onderscheiden ervaring van het gevoel van zichzelf gebonden

door de belofte. Wat is de sprong waarbij men wil krijgen van de een

ervaring naar de andere? Maar bovendien en vooral, het is niet een

kwestie van de ervaring van gevoel gebonden, die op zichzelf beschouwd

kan worden opgericht of ongegrond, maar liever van de verplichting zelf

en van de beweren — Hume volledig mislukt zich rekenschap geven van

dit laatste — uitgaande van de Toetredingsakte veelbelovend. Beide zijn

volkomen in tegenstelling tot ervaringen. Dat dit zo is worden niet

"verklaard" helemaal. Een kan alleen om het te zien en te begrijpen door

te brengen tot de afzonderlijke handeling van veelbelovende en de

essentiële betrekkingen geworteld in het duidelijkheid komen.

 

De sportpsychologische theorie van Theodor Lipps

 

Lipps follows the other thinkers in holding that promising is

nothing more than the expression of the intention to do something in the

interest of another. How can an obligation issue from the fact that I make

a resolution and a second person knows of this resolution? This is for him

the real problem. Lipps is psychologically much deeper than his

precedessors. He offers a penetrating analysis of what one simply calls

knowing of the resolution of another. [31]

49

Page 50: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

Er is een koude weten, bijvoorbeeld van gebeurtenissen in het

verleden. Ik weet dat Caesar werd neergeslagen door de hand van Brutus

van Troje. Men kan niet eenvoudig veronderstellen dat ons bewustzijn

van de ervaringen van anderen als dit te weten. Natuurlijk zijn ze ook in

eerste instantie gewoon gepresenteerd omdat gebonden aan een andere;

maar dit is niet het einde van het. Een algemene wet die veel verder

reiken dan onze bijzondere sfeer hier is bevestigd: elke gepresenteerd

(vorgelstellt) of beoogde object neigt naar volledig wordt ervaren

(vollerlebt). Deze tendens wordt gerealiseerd wanneer de presentatie

(Vorstellung) aan zichzelf overgelaten wordt, vooral wanneer er niets in

tegenspraak met het bewustzijn van de realiteit van de gepresenteerde

ding. In ons specifieke geval betekent dit dat de persoon die van de

ervaringen van anderen weet, zelf de neiging heeft om de ervaringen die

aanvankelijk alleen gepresenteerd in y de andere werden ervaring.

Maar er iets is te veel aandacht besteden aan hier. Wanneer ik

sympathiek ervaring de ervaren die was aanvankelijk alleen

gepresenteerd in de andere, dit sympathieke ervaring is op geen enkele

manier dezelfde als een ervaring van mijn eigen die uit mijn zelf stroomt.

Want het is de ervaring van de aanbieding die ik ervaren, en dit geeft aan

mijn sympathiseren ' een speciale voelde karakter van objectiviteit, dat

wil zeggen, een teken van moet (des Sollens und Dürfens)." Dit is de

manier waarop het is in het geval van "eenvoudige sympathiseren.'' ' Ik

weet bijvoorbeeld dat van het arrest van een ander; Ik heb nu de neiging

voor het uitvoeren van de dezelfde te oordelen, maar op hetzelfde

moment deze tendens neemt op in mij het karakter van een moeten. Of ik

weet van de innerlijke houding van een ander naar me; Ik weet

bijvoorbeeld dat de esteems me. Op basis van deze weten ontstaat er in

mij de neiging om eigenwaarde zelf; en omdat deze tendens van mijn

ervaren haar basis in een ander individu heeft, neemt het weer op een

aparte vilt karakter van objectiviteit: l ben recht (ich darft) aan mezelf op

een zodanige wijze van eigenwaarde.

Deze eenvoudige situatie kan nu nog gecompliceerder geworden.

Laten we aannemen dat ik heb een bepaalde bewust ervaren houding, en

dat een ander van dit weet, en dat ik op zijn beurt dat weet de weet het.

tendens ontstaat dan in de andere om te ervaren welwillend mijn

houding: dit is het feit van eenvoudige sympathie. En dan is er het feit dat

50

Page 51: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

ik weet van deze tendens in de andere, dus dat daardoor de tendens de

houding opnieuw ontstaat in mij. "Mijn houding dus terug naar mij."

Lipps spreekt hier van reflexieve sympathie. Maar mijn houding niet

terugkeert naar me ongewijzigd, het heeft alle de wijzigingen die het

heeft voor welke reden dan ook in de andere ontvangen, en het heeft

bovendien — volgens wat we zojuist uiteengezet — het vilt karakter van

objectiviteit, ontvangen van moeten.

Deze set van feiten impliceert voor Lipps het bewustzijn van de

natuurlijke ' sociale rechten en verplichtingen.

 

Ik drukken in woorden bijvoorbeeld de bedoeling om uit te voeren

een dienst ir, die de andere heeft een belang; dat wil zeggen, dat

beloof ik iets. In weten of ervan uitgaande dat de andere verzamelt

deze intentie van mijn woorden, ik neem deze daad van plan terug

in mezelf, maar versterkt door het belang van de andere, en als

een moeten of een verplichting (dat wil zeggen, om de belofte te

vervullen).

 

We zien dat Lipps sterk van de Hume theorie afwijkt. Sociale relaties

ontstaan natuurlijk, als de uitdrukkelijk onderstreept, dat is,

"voorafgaand aan iedere kunstmatige instelling die voornemens is hen."

 

 

Kritiek

 

We cannot here adequately evaluate these psychological ideas,

which for Lipps fall under the comprehensive concept of sympathy

(Einfühlung) and which get applied to very wide and various areas. We

are only concerned with their application to the fact of promising and to

the claims and obligations resulting from it. And here we do not think

that they do justice to the very distinctive facts of the case. Let us bring

out only the most important points. Lipps conceives of promising

somewhat as follows. The will to do something for another is present.

This will has the tendency not to relent but to remain committed, as

indeed every inner attitude has in principle the tendency to "continue on

51

Page 52: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

in the same way. [32] This does not yet establish the consciousness of

obligation. But the other knows of the decision. He has the tendency to

experience it sympathetically. But this is no spontaneous experiencing of

his own, but an experiencing which has been objectified as a result of

coming from the other; it becomes -a feeling of being entitled to will. The

one who originally willed knows of this tendency. It returns back to him,

but not as a tendency of his own, but as again objectified. He begins to

feel obliged to will and to stay with his decision. In this way Lipps

explains how claim and obligation arise from promising.

Maar verklaart hij echt dit? Wij denken niet, zelfs niet als wij

verder in dat we ons baseren op Lipps psychologie dan we zouden vinden

gerechtvaardigd. Laat het worden verleend die in kennen van de ervaring

van een andere hebben we de neiging om het te ervaren sympathiek. Laat

het verder dat deze tendens een objectivation in de zin van Lipps

ondergaat worden verleend. Natuurlijk is een zelfs hier tegen aanzienlijke

problemen. Het is vooral moeilijk te zien waarom het arrest van een

andere maakt me het gevoel gedwongen om de hetzelfde arrest,

overwegende dat de bereid voor een ander maakt me het gevoel recht op

zal. Tot slot willen we een derde stap met Lipps: de meelevende tendens

geobjectiveerde keert terug naar degene die hiervan weet. Natuurlijk is

hier ook het moeilijk te zien waarom het gevoel van de andere, waarvan

ik weet, het recht zelf moet objectiveren in mij als een gevoel verplicht.

Maar zoals we al zeiden, we willen verlenen dit alles. Het unieke ding

over veelbelovende kennelijk nog steeds niet is vastgelegd. Het is vooral

onbegrijpelijk waarom de promisor is nodig om uit te drukken zijn

voornemen in woorden of anderszins. Immers, volstaat het voor Lipps dat

de andere van mijn voornemen weet en dat ik zijn te weten weet. Stel dat

de andere indirect over mijn voornemen hoorde, dat hij bijvoorbeeld

afgeleid uit sommige per ongeluk activiteit van mij, en dat ik weet dat hij

dit heeft getrokken: onclusion. Volgens Lipps zou een vordering dan

moeten ontstaan op zijn kant en een verplichting op de mijne. Maar niets

is meer bepaald dan dat zij niet op deze manier ontstaan. De theorie van

Lipps, dan blijkt te veel.

En verder: Lipps zou moeten zeggen dat iedereen die ontdekt

over mijn wil om iets te doen voor iemand, waardoor een recht dat ik echt

doen verwerft. Als ik aan Peter dat ik iets uitspreken aan willen doen in

52

Page 53: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

het belang van Paul, er ontstaat in Peter de geobjectiveerde tendens ook

willen , en in mij dan de nogmaals geobjectiveerde tendens. Met andere

woorden: Lipps zou moeten zeggen dat Peter een bewering krijgt dat ik

iets voor Paul doen en dat de overeenkomstige verplichting vloeit in mij

naar Peter voort. En nog geen ding gebeurt. Lipps benadrukt natuurlijk

dat de tendens is sterker in degene die enige interesse in de actie heeft.

Maar dat alleen voor een kwantitatieve verschil zou maken. Het zou

betekenen dat ik voel me die minder sterk aan Peter verplicht dan zou ik

naar Paul als ik had rechtstreeks aan hem mijn intentie geuit. Maar in

werkelijkheid is er geen verplichting helemaal tegenover Peter. En zelfs

als Peter had een sterke belangstelling voor de service wordt uitgevoerd

aan Paul, hij duidelijk nog steeds geen aanspraak zou krijgen. En het

omgekeerde geldt: zelfs als de service helemaal niet in het belang van

Paul is, hij is nog steeds degene die de vordering heeft, als alleen de

"verklaring van intentie" aan hem heeft gericht. Dus kan ik beloven om

iets te doen voor Peter Paul. Paul en alleen Paul heeft dan de vordering;

Peter heeft geen dergelijke claim, zelfs als hij ooit zo veel interesse in het

ontvangen van de service.

Lipps van theorie kan niet recht doen aan een van deze feiten.

En dit is heel begrijpelijk. Als een vordering en verplichting afhankelijk

van de psychologische gevolgen van het besluit van de wil en de kennis

over het maakt, kan men dan niet verklaren de exclusiviteit van de

verplichte relatie, zijn strikt beperkt aan de persoon die maakt de

"verklaring" en aan degene tot wie zij is gericht. In werkelijkheid, het is

natuurlijk niet de bedoeling op alle, maar de "act verklaren" die bindt en

heeft het recht, en deze wet is niet zoiets als gewoon uitdrukken van

iemands voornemen, zoals Lipps denkt net zo veel als Hume doet; het is

nogal een onderscheidend psychische handelen die is gebaseerd op de

wil en die extern omwille van de aankondiging zelf naar de andere moet

worden uitgedrukt. In deze wet en alleen in het zijn vordering en

verplichting geaard.

Ook Opmerking: beweren en verplichting zijn geworteld in het

en niet ervaringen of gevoelens van dat hierdoor een recht. Deze ook

zeker in mei gevallen kunnen voordoen, maar dat is vrij onbelangrijk op

onze vraag. En hier komen we tot de meest fundamentele van onze

bezwaren tegen Lipps oogpunt. Laten we vergeten al onze eerdere

53

Page 54: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

bezwaren en ga ervan uit dat door de expressie van voornemen er in de

waarin persoon het gevoel ontstaat van gedwongen en de geadresseerde

het gevoel van recht — wat is echt opgedaan? Wat we willen weten is of

de vordering en verplichting ontstaan. Die ervaringen kunnen nooit

vervangen voor dit. Of moeten we misschien nemen hen als een teken

geven aan ons dat de objectieve vorderingen en verplichtingen echt

bestaan? Dat zou een teken zijn alle te onzeker. We weten immers dat

vorderingen en verplichtingen heel vaak bestaan zonder te maken zich

voelde in overeenkomstige ervaringen; en zijn er, aan de andere kant,

waarin men voelt verplicht of recht zonder echt zo misleidingen. Deze

ervaringen zijn net zo weinig een plaatsvervanger of garantie voor de

objectieve betrekkingen van essentie die krijgen tussen veelbelovende op

de ene kant en de vordering en de verplichting aan de andere, zoals

bijvoorbeeld de ervaring van een "noodzaak van denken" een garantie

voor de objectieve logische wetten is. Men noemt het psychologistic

wanneer men probeert te "verklaren" logische wetten en structuren op

het gebied van ervaringen in plaats van ze te verduidelijken en hen

duidelijk maken door het analyseren van de wetten zelf. Vervolgens

moeten wij om te spreken van psychologisme in het onderhavige geval,

ook waar men probeert te verklaren de objectiviteit van apriori sociale

betrekkingen en formaties door terugkerende aan ervaringen die

absoluut niet relevant voor de bestaande van deze betrekkingen en

formaties.

 

 

De utilitaire theorie (Erfolgstheorie) van Wilhelm Schuppe

 

Whereas obligation, which for us derives from the act of

promising Js such, is explained psychologically by Lipps in terms of the

effects of the decision of will and is thereby seen as originating in a factor

which is prior to the act of promising, Schuppe tries to derive it from

posterior to factors.[33]

 

Uit het loutere concept van wil en verklaring, volgt er niets die de

zal wijzigen houden zou... Om de wil uiteraard volgt meningen en

gevoelens, en net zoals deze kunnen wijzigen, dus kan de wil. Het

54

Page 55: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

concept van verplichting is niet van toepassing voor hen. En als

niemand zich voortdurend hebben een bepaalde mening en een

bepaald gevoel dwingen kunnen, het lijkt erop dat hij zichzelf niet

verplichten voor de toekomst met de corresponderende zal.

 

Maar het gebeurt dat anderen vertrouwen op mijn uitdrukking van

voornemen, en dat ze in zich het baseren op het bepaalde acties te

ondernemen zodat door middel van een verandering van mijn beslissing

zou ze lijden sommige "schade aan eigendommen." In een dergelijk geval

moet de rechtsorde (objektive der Rechtswille) geven haar besluit op

deze basis, en onder bepaalde omstandigheden verbieden een dergelijke

verandering van voornemen. Dit is de basis van het contract.

 

, Dus het is alleen ter wille van de veiligheid van eigenschap (of de

gelijkheid van de voorwaarden voor het verkrijgen van het) dat

men de onherroepelijkheid van een voornemen kan eisen. De

zogenaamde bindende kracht van een contract bestaat uit niets

anders dan het belang van de rechtsorde die dringt aan op

onherroepelijkheid. Omdat deze bindende kracht tot het concept

van een contract behoort, kan men zeggen: contracten in principe

alleen kunnen worden gemaakt met betrekking tot dingen die te

maken hebben met vermogensrechtelijke betrekkingen.

 

Verplichting, dan stroomt niet van "de magische kracht van een plechtige

formule", maar van het fundamentele beginsel van recht die schade aan

eigendom, of in het algemeen schade naar de andere, zelfs als alleen

indirecte, niet worden toegestaan.

 

 

Kritiek

 

Het eerste ding dat we merken is dat de invoering van de

verplichting wordt verward met de onherroepelijkheid van een

intentieverklaring. Beloften zijn op zichzelf zowel bindend en

onherroepelijk. Maar deze twee begrippen zijn met klem te

onderscheiden, aangezien er verplichtingen die uit herroepbare beloften

55

Page 56: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

voortvloeien en, aan de andere kant, onherroepelijke belooft ook die

verplichting niet onmiddellijk vervaardigen. Het eerste geval wordt

gerealiseerd wanneer de promisee het recht van het intrekken van het

promisor verleent. Het tweede geval wordt gerealiseerd door de

voorwaardelijke beloften. Voor vordering en verplichting ontstaan hier

alleen wanneer aan de voorwaarde is voldaan. Maar deze voorwaardelijke

belofte is onherroepelijk vanaf het begin; de voorwaardelijke promisor

beschikt niet over de macht om te voorkomen dat door intrekking van het

toekomstige optreden van een verplichting. Dus zien we hoe onduidelijk

de zeer poseren voor de vraag naar de "bindend" van beloften is. Voor

deze expressie bestaat uit zonder onderscheid zowel de

onherroepelijkheid van de belofte en de kracht van veelbelovende voor

het genereren van verplichting.

Maar laten we dit terzijde, en test de theorie met die Schuppe

probeert te maken zin van de verplichtingen die voortvloeien uit

intentieverklaringen. We zullen komen hier alleen de meest essentiële

punten. Schuppe is net als de auteurs die wij reeds hebben besproken in

het zien van niets meer beloven dan de uitdrukking van de wil van een

plan. Hij is ook onbevangen genoeg toe dat een dergelijke expressie een

verplichting kan het niet uitleggen. We moeten dus een verklarende

factor van zonder. De verplichting wordt gerechtvaardigd door het feit

dat een wijziging in een besluit dat is gedeclareerd over schade aan het

eigendom van een ander brengen kan alleen. We het bezwaar: vanwaar

deze beperking aan de schadelijke van eigenschap? Herkent de

rechtsorde geen overeenkomsten met betrekking tot de dingen die in

geen enkele manier vermogensrechtelijke betrekkingen raken? Men hoeft

alleen denken aan de contracten met betrekking tot de religieuze

opvoeding van kinderen. En waarom de verwijzing naar rechtsorde? Niet

bijvoorbeeld de belofte om te betalen een lening produceren een

verplichting in de promisor die volledig onafhankelijk is van de juridische

lagere die inderdaad de verplichting maar op geen enkele manier

kunstmatig verdedigen maakt het? En verplichting niet ook ontstaat in

een sfeer die in geen enkele manier is aangeraakt door rechtsnormen,

zelfs niet als deze worden beschouwd als in hun ideale perfectie,

bijvoorbeeld in het geval van een belofte voor een bezoek aan iemand of

voor een wandeling met iemand? Dit is precies de plek waar de apriori

56

Page 57: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

effecten van veelbelovende zich in een zuivere tonen en onbewolkt

manier.

Met betrekking tot beloften afgezien van enige positieve wet, zou

de positie van Schuppe dat beloften verplichten als degene die zich op de

verklaring van intentie baseert zou noodzakelijkerwijs waardoor sommige

schade lijden. Wij maken bezwaar als volgt: 1) men kan denken weg de

mogelijkheid van dergelijke schade, maar dat zou niet bedwingen het

ontstaan van de verplichting; 2) kan men zich voorstellen ooit zo veel

schade, hoewel geen verplichting uit de belofte voortvloeit. We hoeven

maar te herinneren dat de belofte die ik naar een andere uitvoeren me

verplicht alleen aan deze persoon, maar nooit aan een derde persoon die

per ongeluk hoort van mijn uitdrukking van de wil en is gebaseerd op het

in zijn handelen. Een zal reageren op ons: niet iedereen zomaar zal

afhangen van het maar alleen de geadresseerde van de expressie van

voornemen. Maar hier komen we tot de meest kwetsbare punt in de

Schuppe theorie. Hoe uit te leggen dat alleen de geadresseerde van de

uiting is gebaseerd op het? Niet omdat het zou kunnen worden geschaad

door een verandering van het voornemen van — door de hypothese kan

dus iedere derde persoon — maar omdat de verklaring van intentie wordt

uitgevoerd aan hem en aan hem alleen, of dat het juister, omdat tot hem

en tot hem alleen is de belofte. Afhankelijk van de uiting verklaart niet de

verplichting, eerder de verplichting geproduceerd door te beloven

verklaart het beroep. Bij het nemen van zijn stand op het feit dat juist de

promisee is gebaseerd op de belofte, veronderstelt de Schuppe wat de wil

om uit te leggen: de verplichting van de belofte.

Wat Schuppe de discussie op het eerste gezicht een verschijning

van plausibiliteit kan geven is dat een morele plicht echt soms ontstaan in

de gevallen die worden beoordeeld door hem. Het is verkeerd opzettelijk

toebrengen van schade op een andere, en er is derhalve een plicht om op

te treden in dergelijke zodanig dat deze schade doet zich niet voor. En

dus, ervan uitgaande dat andere rechten en rechten niet interfereert, een

kan verwerven de plicht zich snel door een intentie die heeft geuit, als

anders iemand die heeft gehandeld in afhankelijkheid van wat het heeft

gehoord; onvermijdelijk zouden worden geschaad. Maar deze morele

plicht heeft volgens haar hele structuur, helemaal niets te maken met de

extra-moral verplichting die uit een belofte voortvloeit. Immers, zijn beide

57

Page 58: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

van deze dingen totaal verschillend zelfs ten aanzien van hun oorsprong.

De morele plicht veronderstelt dat de inhoud ervan moreel recht, in het

onderhavige geval is dat dat het goed is om te voorkomen dat nadelige

gevolgen voor de medemens. Dat een uiting van het voornemen heeft

plaatsgevonden is inderdaad de gelegenheid om er de dreiging van

schade op alle, maar t is in geen enkele wijze de grond van het recht. De

verplichting, daarentegen, niet veronderstellen een moreel recht staat

van zaken; het is nogal opgericht uitsluitend in de intentieverklaring of

eerder in de wet als u wilt dat wij de fout van theorie ii kunnen

formuleren: op deze manier: het vervangt de verplichting geworteld in de

essentie van de wet maatschappelijke, met een morele plicht afgeleid van

toestanden die in geen enkele manier overeenstemmen met de wet van

veelbelovende en die behalve het volledig kunt verkrijgen .

Als veelbelovende worden gebracht in verband met morele plicht

gaat, moeten wij eerder denken aan een verschillende plicht die echt

onlosmakelijk verbonden met het, is zelfs als het moet worden

onderscheiden zo scherp mogelijk van de verplichting. Indien een belofte

heeft gekregen, is er een morele plicht om te voldoen aan het. De

verplichting om te voldoen aan die bestaat ten opzichte van de promisee

is naast de plicht, of beter, het vormt de basis en de vooronderstelling

van dat recht. Het is moreel recht verplichtingen na te komen-dit is het

principe dat bepaalt de morele plicht vervullen en die duidelijk

veronderstelt dat een verplichting bestaat. Indien vervolgens een

verplichting bestaat, er ook bestaat, zoals op een stichting, de plicht

waarvan de inhoud de vervulling van de verplichting is op het rusten. Dit

beginsel, zoals alle essentiële wetten houdt in het algemeen, met

absoluut geen uitzondering. Het bezwaar dat hier zal worden verhoogd

en die misschien al werd verhoogd tot onze eerdere analyses is een voor

de hand liggende: doen dan immoreel beloften binden en zelfs leiden tot

een morele plicht? Wil men echt zeggen dat wie gedachteloos belooft te

vermoorden een medemens een verplichting jegens de promisee neemt

en dat het zelfs verwerft een morele plicht om uit de-moord op te voeren?

Wij beantwoorden geen deze vragen bevestigend. De verplichting een

vliegverbod is opgelegd in de aard van de veelbelovende als een daad en

niet in de inhoud ervan; de immoraliteit van de inhoud kunnen, daarom,

in geen enkele manier contact deze essentiële wet. En verder, de morele

58

Page 59: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

juistheid van vervullen en ook de morele plicht vervullen is geaard in de

essentie van verplichting en niet in de inhoud. Hier ook is de immoraliteit

van de inhoud niet relevant. Het is natuurlijk niet in ieder opzicht

irrelevant — bedoelen we gewoon dat er hier van het grootste belang te

houden onderscheiden de verschillende niveaus. Als de inhoud van de

verplichting niet moreel is recht en de plicht niet te realiseren, is

gebaseerd op deze onjuistheid — en niet in de verplichting als zodanig.

Dus hier zien we naast elkaar geplaatste en gespannen voet met elkaar

de plicht en de plicht om weglaat, elk die voortvloeien uit zeer

verschillende factoren. In het geval van zo'n conflict is het iemands

morele plicht om te voldoen aan de vraag van het hogere recht. Er is

geen twijfel over bestaan, maar dat in ons voorbeeld zou iemands morele

plicht geen te plegen van de moord. Maar het belangrijkste voor ons in

het heden en in andere ethische context is dat hier ook een verplichting

vloeit voort uit de belofte en blijft intact, en dat zelfs een morele plicht

zich voordoet, zelfs als het wordt gecompenseerd door andere hogere

rechten. We kunnen weten of een verplichting alleen door te gaan buiten

het de morele plicht geworteld in het moet worden voldaan. Voor alleen

op dit gebied kan een vergelijking met andere taken. De extra-moral

verplichting blijft onaangeroerd door dit alles.

Het is heel begrijpelijk wanneer § 138 van de Bürgerliches

Gesetzbbuch [Burgerlijk wetboek] schrijft: een rechtshandeling die

strijdig is met de goede zeden is ongeldig. Dit betekent natuurlijk niet dat

uit een dergelijke transactie, zeggen van een belofte, geen verplichting in

onze zin ontstaat — zelfs niet de BGB kan ontkennen essentiële apriori

betrekkingen; het betekent dat eerder het positieve recht noch erkent

noch ondersteunt met dwang dergelijke promesse vorderingen en

verplichtingen als conflict met morele voorschriften. Op basis hiervan

kunnen wij beschikken over de bezwaren die met een "natuurlijke

bindende kracht" van beloften naar voren zijn gebracht. Er is gezegd dat

aangezien immoreel beloften niet binden, de handeling van het

veelbelovende door zelf niet in staat is om te binden. Ons antwoord is

duidelijk genoeg. Als zeggen dit een van de echte relatieve verplichtingen

denken is, kunnen we zeggen dat zelfs de immorele belofte als belofte

hen produceert. Als in het denken van deze verplichtingen in gedachten

wat is meestal verward met hen, namelijk de morele plichten heeft

59

Page 60: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

vervullen die zijn geworteld in de verplichting, dan wij alleen dat deze

rechten, die uit de immorele belofte zelfs verlenen voortvloeien, kan op

een zodanige wijze worden gecompenseerd door hogere morele plichten

die het uiteindelijke resultaat is een plicht niet om te doen wat is beloofd.

Maar het beginsel dat van veelbelovende als dergelijke er een

verplichting resultaten en daardoor een morele plicht te vervullen, is net

zo beetje in twijfel getrokken door dit, zoals de wetten van de

zwaartekracht in twijfel door een instantie getrokken worden waarvan

vallen wordt verhinderd door een andere instantie die dit ondersteunt.

En dus staan wij door onze stelling dat vordering en verplichting

met essentiële noodzaak zijn geworteld in de Toetredingsakte zo

veelbelovend. Een van de redenen waarom dit niet alleen door de

theorieën besproken is verkeerd begrepen, maar in het algemeen, is dat

de meeste auteurs slechts op één klein probleem in een grote bol richten.

Er zijn immers nog veel andere sociale daden naast veelbelovend. Er zijn

essentiële apriori wetten geaard in commandant en aanvragen, intrekken

en afzien, overdracht en het verlenen van (Einräumung), enz. Een blik in

de grote wereld van juridische gebeurtenissen moet voldoende zijn om te

overtuigen tot dit. Vervolgens zou een hebben zeker verlaten dergelijke

constructies zoals zijn ondernomen. Of zou een hebben geprobeerd om te

"verklaren" op dezelfde manier dat bijvoorbeeld een claim

noodzakelijkerwijs oplost op wordt opgeheven?

Strikt genomen zijn wij niet voorstellen welke theorie

veelbelovend. Voor we alleen weer de eenvoudige stelling zetten dat zo

veelbelovend vordering en verplichting produceert. Men kan proberen,

en we hebben in feite geprobeerd, om de intelligiblity van deze thesis

door analyse en verduidelijking. Om te proberen uit te leggen dat het zou

net als proberen uit te leggen van de stelling, 1 x 1 = 1. Het is een angst

van wat is rechtstreeks bepaalde (Angst vor der Gegebenheit), een

vreemd onwil of onvermogen om te kijken de ultieme gegevens in het

gezicht en ze als zodanig die ertoe heeft geleid dat unphenomenological

filosofieën, in dit net als in zoveel andere meer fundamentele problemen,

tot onhoudbaar en uiteindelijk tot extravagante herkennen constructies.

Apriori betrekkingen, hoewel ze zijn gegeven aan ons direct en

duidelijk, hebben een waardigheid die alle hun eigen. De geringste

verkeerde interpretatie kan leiden tot de ergste filosofische gevolgen. Er

60

Page 61: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

is een fout die vooral vaak streeft: het object in wiens essentie een

bewering is geaard wordt verward met een object in die de bewering is

gerealiseerd op sommige tijd of andere en in zekere zin. In de essentie

van veelbelovende is geaard vordering en verplichting. Maar wat betreft

onze ervaring bereikt, vinden we alleen de mens die beloftes. Wat is meer

plausibele dan de stelling dat de vordering en verplichting zijn geworteld

in de beloften van mannen? Dit zal een beweren alsof het voor de hand

liggende. Wij weten immers alleen van mannen en hun beloften —

worden we geacht te kunnen om iets te zeggen over de beloften van

bepaalde personen die onbekend voor ons zijn? We kunnen inderdaad dit

doen. In welke persoon een belofte is gerealiseerd, engelen, of duivels, of

goden die aan elkaar, vorderingen en verplichtingen beloven ontstaan in

de engelen, goden en duivels — zo lang als ze echt beloven kan en

beloften kan horen. Voor wat we hebben getoond met betrekking tot de

vordering en verplichting is geworteld in veelbelovend als veelbelovend,

en niet in het feit dat veelbelovend is uitgevoerd door proefpersonen die

rechtop lopen op twee benen en mannen worden genoemd. De aard van

de presterende onderwerp is blijkbaar niet relevant voor de essentiële

relatie; maar dit betekent dat alle mogelijke onderwerpen, maar vet we

zijn in hun aard, verbeelden zich door hun beloften binden, zolang ze

beloven kunnen. En zo zijn wij niet degenen die hier iets extravagant

beweren, dat het is veeleer onze tegenstanders die zich in schijnbare

bescheidenheid te beperken tot de menselijke sfeer, de apriori relatie

afhankelijk van de vooronderstellingen die door direct inzicht kunnen niet

worden geverifieerd. Te willen beperken essentiële noodzaak door het

willekeurig te koppelen aan de toevallige dragers waarin het wordt

gerealiseerd, is dit een sluier met iemands eigen hand verspreid over de

wereld van ideeën, waarin het wordt toegekend ons te kijken.

De slaven in het oude Rome waren, volgens hun algemene

handelingsonbekwaamheid, niet in staat op verplichtingen door hun

eigen beloftes te nemen of van het verwerven van vorderingen in hun

eigen personen via de beloften van anderen. Romeinse juristen hebben

gezegd dat deze handelingsonbekwaamheid ongeldig volgens de

"natuurlijke" beginselen van recht. Deze thesis ontvangt vanuit ons

oogpunt een goede basis. We kunnen natuurlijk niet eens met de

verklaring van het gegeven in termen van natuurlijke wet. Het is niet

61

Page 62: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

omdat de slaven menselijke wezens waren net zo veel als freemen waren

en omdat "natuur heeft mannen gelijk gemaakt," dat zij vorderingen door

beloften kunnen verwerven, maar eerder omdat ze beloven kunnen en

worden beloofd, dat zij daarmee verwerven, door essentiële noodzaak,

vorderingen en verplichtingen. Wat we hier gebleken voor belooft ook

houdt in het algemeen voor alle sociale handelingen en voor alle

verwerving van recht door hen, als we zijn ongeveer om te zien.

[1] Cf. above all Zitelmann, Irrtum and Rechtsgeschäft, p. 17.

[2] That property amounts to a power relation which is

sanctioned by the positive law, that it is in any case something which is

possible only on the basis of the positive law, can be said to be the

generally held opinion. Cf. among philosophers for instance Hume,

Treatise on Human Nature, Book III, section 2, or Schuppe, Grundzüge

der Ethik and Rechtsphilosophie, p. 235 and ff.

[3] Cf. for instance von lhering, Der Zweck im Recht, I, p. 264

and ff.

[4] ["Legal" is of course a problematic translation for "rechtlich,"

because "legal" derives from "law" understood primarily in the sense of

positive law, whereas "rechtlich" in the present context and elsewhere

means, or at least includes in its meaning, law in some prepositive sense

(though not necessarily in the sense of the natural moral law). But it is

impossible to find a really adequate English rendering of rechtlich.

Whenever I translate with "legal but do not explicitly elaborate with an

expression like "legal in the sense of the positive law, the reader should

take "legal" as equivalent to rechtlich and as open in its meaning to

prepositive law. The task of translation is somewhat easier with the

German "Recht" (as in Rechtsphilosophie), which I usually translate not

with "law" but with "right" (as when I translated "apriorische

Rechtslehre" with "apriori theory of right"). This use of "right" is

understandable, even if not completely natural, and seems justified on the

grounds that it is more readily expressive of pre-positive law, with which

Reinach is especially concerned. [FC]

[5] 5 It is not necessary in this work to look more closely into the

problem-laden theory of the apriori. Just one thing should be especially

62

Page 63: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

stressed: what is primarily apriori is neither sentences nor the judgment

nor the act of knowledge, but rather the "posited," judged, or known state

of affairs (Sachverhalt). It follows that in the apriori relations which are

alone in question here, it is not the judgment or the knowing which is

necessary, but rather he judged or known such-being (Sosein). And

"universality" has no further meaning than that this such-being, which is

grounded in the essence of that to which the subject refers, holds for

absolutely everything which shares in this essence.

[6] 6 In the following we limit ourselves to bringing out some of

the apriori foundations of the civil law. But we are convinced that other

legal disciplines, especially penal law, public law, and administrative law,

are capable of and in need of such a foundation.

[7] What should be the content of this promise? A can promise to

B to transfer to him a thing which belongs to A. Nothing comes thereby to

belong to B, he only has a claim to have the thing transferred to him. Or

A promises B to let him act as an owner. Here too there is set up only a

claim of B against A, but in no way at all a relation of belonging between

B and the thing. One sees here clearly that we have to do with the

essential laws and not with the enactments of a changeable positive code.

The statements which the jurist takes for granted acquire thereby a quite

new philosophical significance.

[8] 8 [Reinach has in mind here Max Scheler's account of value

perception, which Reinach's student, Dietrich von Hildebrand, developed

both in his dissertation, "Die Idee der sittlichen Handlung," and in his

Habilitationsschrift, Sittlichkeit and ethische Werterkenntnis." They both

originally appeared in Husserl's Jahrbuch, the first in 1916, the second in

1922, and were reprinted in 1969 by the Wissenschaftliche

Buchgesllschaft, Darmstadt. JFC]

[9] To be clearly distinguished from this is the fact that absolute

rights can be derived from another person, for instance by transfer.

[10] [Reinach's extremely concentrated train of thought here

becomes fully clear if we give an example of an absolute right. The rights

which the owner of a thing has over the thing are, as Reinach explains in

his detailed discussion of property (§5), typically absolute rights. The

entitlement of an owner to dispose over his property is not a claim

against anyone; it simply "covers" his own action in disposing ever his

63

Page 64: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

property. By contrast, the right of the promisee, his claim against the

promisor, refers not to an action of his own but to an action of the other,

the promisor. Reinach finds that this contrast has no place in the sphere

of obligation; obligation refers always only to some action on the part of

the subject who is obliged. All obligation seems to be, in respect of the

action covered by the obligation, like the absolute rights; obligation does

not admit of a parallel to the relative rights in this respect. JFC]

[11] We have to distinguish in the sharpest possible way between

the moral value of person, actions, acts, etc., and the moral rightness

which belongs to states of affairs and only to them. In this way two basic

spheres of ethics are marked off, though they are related to each other by

self-evident essential relations. Thus it is morally right that a morally

valuable thing exists, and the contradictory state of affairs (Sachverhalt)

is morally not right (unrecht), etc. Furthermore, the realization of an

ethically right state of affairs is morally valuable, its omission has moral

disvalue, etc.

[12] [We shall translate Reinach's "Verpflichtung" with "duty".

Actually "obligation" would in many cases be a better translation, but we

do not know how to avoid reserving this term for Reinach's

"Verbindlichkeit," which he means to contrast with "Verpflichtung." A

Verbindlichkeit (whether absolute or relative) for him is an obligation

which is not itself specifically moral, whereas a Verpflichtung (whether

absolute or relative) is a specifically moral bond. As he goes on to explain,

this is only a distinction and not a separation, and every Verbindlichkeit

has the tendency to bind morally. JFC]

[13] [It must be admitted that the objection which Reinach just

posed to himself is not satisfactorily dealt with here. He returns,

however, to this whole subject below, pp. 45-46, and says more about it.

Cf. our critical discussion below of Reinach's distinction between

Verbindlichkeit and Verpflichtung. JFC]

[14] We leave open the question to what extent other kinds of

essential relations can play a role here.

[15] Cf. my essay, "Zur Theorie des negativen Urteils, "in

Münchener philosophische Abhandlungen, p. 220 ff. [This essay of

Reinach's was reprinted in his Gesammelte Schriften, where the passage

in question occurs at pp. 82-83. An English translation of this essay has

64

Page 65: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

recently been published in Aletheia II (1981); here the passage occurs at

pp. 34-35. JFC]

[16] On other theories of contract cf. Stammler in

Handwörterbuch der Staatswissenschaft, 3d ed., vol. VIII, p. 334 f.

[17] I can only command myself by artificially putting myself over

against myself as something other and somehow foreign. Self-love, by

contrast, does not have this artificiality.

[18] [We use the term "hear" in a broad sense which enables us

to speak of the commanded person hearing the command even when his

ears are in no way involved, as when he apprehends the command by

reading something. We are drawn to the term, hear, because it, more

than alternative terms for vernehmen, like apprehend, or recognize, is

often used to express the conscious taking in of a word addressed to the

hearer. But it is clear that neither German nor English has any natural

and unambiguous word for expressing the highly meaningful concept of a

receptive act which refers precisely to an act of another person

addressed to the recipient. Perhaps "receive" could be made to work, and

serve as a translation for vernehmen, but I have decided on "hear." JFC]

[19] When we in this way contrast wishing and willing, we are of

course presupposing a definite meaning of these so ambiguous terms.

[20] Cf. my "Zur Theorie des negativen Urteils," op. cit., p. 202 f.

[In Reinach's Gesammelte Schriften, p. 62-63; in the English translation

in Aletheia (1981) vol. II, p. 20. JFC]

[21] As seen from the time at which the act is performed, of

course.

[22] Conditional promising is not exactly without any immediate

efficacy at all. It creates in the promisor a state of being bound which

shows itself in the fact that he can no longer avoid acquiring an

obligation when the condition is fulfilled.

[23] Above all the state of being bound is not something which

could be waived, since it is not a right of the promisee. One can only

speak of a releasing of he promisor by he promisee.

[24]

[25]

[26] We cannot here go into the interesting and difficult

phenomenology of the contract. It should by now be evident that a

65

Page 66: NL VERT REIBACH - De Idee Van de a Priori Theorie Van Het Recht

contract cannot be understood without the concept of the social acts, that

it is especially not composed of « expressions of intentions »

(Willensäusserungen), and that it is in particular the conditional social

acts which are important for its structure (Eng. tr. p. 50)

[27]

[28]

[29]

[30]

[31]

[32]

[33]

66