NL2001... · ... ter bevordering van innovatie, ... duurzame economische groei en sociale ... af op...

86
NL

Transcript of NL2001... · ... ter bevordering van innovatie, ... duurzame economische groei en sociale ... af op...

NL

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 21.02.01COM(2001) 94 definitief

2001/0053(COD)2001/0054(CNS)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

BETREFFENDE HET MEERJARENKADERPROGRAMMA 2002-2006 VAN DEEUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ACTIVITEITEN OP HET GEBIED VAN

ONDERZOEK, TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING EN DEMONSTRATIE TERBEVORDERING VAN DE TOTSTANDBRENGING VAN DE EUROPESE

ONDERZOEKRUIMTE

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

BETREFFENDE HET MEERJARENKADERPROGRAMMA 2002-2006 VAN DEEUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE (EURATOM) VOORACTIVITEITEN OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN OPLEIDING TER

BEVORDERING VAN DE TOTSTANDBRENGING VAN DE EUROPESEONDERZOEKRUIMTE

(Door de Commissie ingediend)

2

TOELICHTING

1. DE EUROPESE ONDERZOEKRUIMTE: EEN WERKELIJKHEID IN WORDING

In iets meer dan een jaar tijd is de Europese onderzoekruimte het referentiekader gewordenvoor vraagstukken op het gebied van het onderzoekbeleid in Europa.

Dit project, dat in januari 2000 door de Commissie werd voorgesteld, is door de EuropeseRaad van Lissabon in maart 2000 aangenomen als centraal onderdeel van hetontwikkelingsproces dat in de Unie moet leiden tot een op kennis gebaseerde economie enmaatschappij, ter bevordering van innovatie, concurrentievermogen, werkgelegenheid,duurzame economische groei en sociale samenhang.

In de conclusies van de Europese Raad van Feira van juni 2000 wordt naar de Europeseonderzoekruimte verwezen, evenals in de conclusies van de Europese Raad van Nice vannovember 2000, waarin verzocht wordt om een verslag over de voortgang van dit proces voorde Europese Raad van Stockholm, die in het voorjaar zal worden gehouden.

De totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte is op dit moment noodzakelijker enurgenter dan ooit:

– De inspanningen van de grote concurrenten van de Unie op technologiegebiedverslappen niet. Integendeel, ze worden verder opgevoerd. In de Verenigde Statenzullen de overheidsuitgaven aan onderzoek in 2001 met meer dan 9 % stijgen, en dattegen de achtergrond van de voortdurend toenemende industriële inspanningen vanhet afgelopen decennium;

– Na de doorbraken van de afgelopen jaren tekenen zich veelbelovende mogelijkhedenaf op het gebied van biowetenschap en -technologie. Aan het begin van de 21e eeuwstaat de wetenschap voor de grote uitdaging om de vooruitgang die geboekt is bij deanalyse van het menselijk genoom en dat van andere levende organismen in concreteresultaten te vertalen: zo zullen de eerste stappen worden gezet in het "post-genoomtijdperk", met zijn verwachte spin-off voor de volksgezondheid en depositieve effecten op de concurrentiepositie van bedrijven in de biotechnologie;

– Wetenschap en informatie- en communicatietechnologie spelen een steedsprominentere rol in de versterking van het concurrentievermogen van de geheleEuropese economie, de verbetering van de leefomstandigheden in Europa en hetbehoud van het Europese sociale model;

– Zoals duidelijk gebleken is bij de BSE-crisis en andere recente ontwikkelingen ophet gebied van de voedselveiligheid, wordt de Unie momenteel geconfronteerd - enzal zij in de toekomst naar verwachting steeds vaker worden geconfronteerd - metproblemen die ingrijpende gevolgen hebben voor de economie, de samenleving en deburgers, en waarvan de oplossing voor een belangrijk deel moet worden verwachtvan wetenschappelijk onderzoek;

– Duurzame ontwikkeling in haar verschillende dimensies is een belangrijkebeleidsdoelstelling op de agenda van de Unie geworden. De totstandbrenging vanduurzame ontwikkeling brengt voortdurend nieuwe en steeds grotere behoeften aan

3

specifiek onderzoek met zich mee op tal van gebieden en thema's, waarbij in veelgevallen interdisciplinaire benaderingen moeten worden gevolgd.

Dergelijke problemen en de uitdagingen die meer in het algemeen verband houden met deperspectieven van de technologieën van de toekomst, vereisen een integratie van de Europeseonderzoekinspanningen en -capaciteiten die veel verder gaat dan vandaag de dag het geval is.De kandidaat-lidstaten moeten volledig bij dit proces worden betrokken, en zij moetenworden gestimuleerd en aangemoedigd om hun inspanningen te integreren in de Europeseonderzoekinspanningen, zodat het onderzoek zijn eigen rol kan spelen in de dynamiek van deuitbreiding van de Unie.

De eerste concrete stappen in deze richting zijn gezet met de eerste fasen van de uitvoeringvan het project voor de Europese onderzoekruimte. In het verlengde van de resoluties van deRaad Onderzoek van 15 juni en 16 november, zijn werkzaamheden van start gegaan op hetgebied van de benchmarking van het onderzoek- en innovatiebeleid, het in kaart brengen vande wetenschappelijke topkwaliteit en het identificeren van de belemmeringen voor demobiliteit van onderzoekers.

In het verslag over de voortgang bij de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimtevoor de Europese Raad van Stockholm, wordt aangegeven wat er inmiddels is bereikt, wat ernog moet gebeuren en welke maatregelen er nog moeten worden genomen om verder concreetgestalte te geven aan dit concept.

De totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte is per definitie het resultaat van eengezamenlijke krachtsinspanning van de Unie en de lidstaten, die in de uitvoering van ditproject een duidelijke verantwoordelijkheid dragen, en van andere Europese landen, met namede kandidaat-lidstaten.

De Unie dient hierbij evenwel een specifieke rol te spelen via de haar ter beschikking staandewetgevende instrumenten, zoals bijvoorbeeld het Gemeenschapsoctrooi, maar ook via hetfinanciële instrument ter bevordering van het onderzoek en de Europese samenwerking op ditgebied: het kaderprogramma.

2. HERZIENE OPZET VAN HET KADERPROGRAMMA

Zoals de Commissie in haar mededeling "Naar een Europese onderzoekruimte"1 van januari2000 heeft opgemerkt, moet het kaderprogramma voor onderzoek en technologischeontwikkeling van de Unie een volledig nieuwe opzet krijgen die is afgestemd op dit project.

Over de wijze waarop dit zou moeten gebeuren zijn in de mededeling van de Commissie overde oriëntaties voor de activiteiten van de Unie op het gebied van onderzoek, van oktober20002, suggesties geformuleerd en ter bespreking gepresenteerd.

Die suggesties worden in dit voorstel verder uitgewerkt. In het verlengde van de genoemdeoriëntaties, is het voorstel gebaseerd op de eerste conclusies van de besprekingen in hetEuropees Parlement, de Raad en binnen de gezamenlijke instellingen, waarbij tevens rekeningis gehouden met de gezichtspunten van de lidstaten, de wetenschappelijke gemeenschap en de

1 COM(2000)6.2 COM(2000)612.

4

industrie in het kader van een breed overleg dat onder meer is gevoerd via een elektronischforum3.

Het kaderprogramma voor onderzoek van de Unie was tot nu toe een instrument terbevordering en ondersteuning van de samenwerking op onderzoekgebied.

Door het onderhavige voorstel moet het kaderprogramma een grotere bijdrage kunnen leverentot de ontwikkeling van wetenschappelijke en technische topkwaliteit in Europa, zowel in delanden van de Unie als in andere Europese landen, met name de kandidaat-lidstaten, en zowelin de academische wereld als in de industrie.

Voorts moet het voorstel ertoe leiden dat het kaderprogramma een sterker effect heeft op hetinnovatieproces in Europa en een grotere bijdrage levert tot de integratie van het Europeseonderzoek.

De raison d'être van dit nieuwe kaderprogramma is een bijdrage te leveren aan detotstandbrenging van de Europese onderzoekruimte met het oog op de versterking van deinnovatie in Europa, parallel aan alle inspanningen die hiertoe op nationaal, regionaal enEuropees niveau worden geleverd.

De verhouding tussen de onderzoekinspanningen van de Unie en die op nationaal niveau isaan verandering onderhevig. De uitvoering van het kaderprogramma (2002-2006) impliceertde totstandbrenging van een volwaardig partnerschap tussen de Unie en de lidstaten maar ookmet andere organen die zich bezighouden met Europese wetenschappelijke samenwerking,een partnerschap bovendien dat gaandeweg de uitvoering verder zal worden ontwikkeld.

De belangrijkste uitgangspunten van het nieuwe kaderprogramma zijn:

– Concentratie op een aantal geselecteerde prioritaire onderzoekgebieden, waarop deondersteuning door de Unie de grootste meerwaarde kunnen leveren;

– De omschrijving van de verschillende activiteiten, waardoor deze een sterkerstructurerend effect kunnen hebben op de onderzoekactiviteiten in Europa, dankzijeen sterkere relatie met de nationale en regionale initiatieven en de andere Europeseinitiatieven;

– Vereenvoudiging en versoepeling van de uitvoeringsvoorwaarden, door bepaaldevormen van ondersteuning en de overwogen gedecentraliseerde beheerprocedures.

In het kaderprogramma als geheel en meer in het bijzonder in het geval van deonderzoekactiviteiten die specifiek gericht zijn op de ondersteuning van de uitvoering van hetcommunautaire beleid, zal een extra inspanning worden geleverd om de resultaten in zeerbrede kring te verspreiden en zodanig te formuleren dat ze gemakkelijker kunnen wordenbegrepen door de beslissers, met het oog op de toepassing ervan bij de uitvoering van hetopenbaar beleid.

De volwaardige deelname van de kandidaat-lidstaten - als met de uitvoering van hetprogramma geassocieerde landen4 - aan alle activiteiten van het kaderprogramma, alsmede de

3 http://europa.eu.int/comm/research/area_fr.htm4 De met de uitvoering van het EU-kaderprogramma voor onderzoek geassocieerde landen zijn de landen

van de Europese Economische Ruimte, de kandidaat-lidstaten, Zwitserland en Israël.

5

ruime opening naar de rest van de wereld, met name de mogelijkheden voor onderzoekers enorganisaties uit derde landen5 om deel te nemen aan een belangrijk deel van de activiteiten,vormen twee fundamentele dimensies van het nieuwe kaderprogramma.

In de geest van de mededeling van de Commissie "Naar een Europese Onderzoekruimte"6, zalbij de uitvoering van het kaderprogramma zorgvuldig rekening worden gehouden met deregionale dimensie van het Europese onderzoek, door de bevordering van de interregionalesamenwerking, de aandacht voor de economische en sociale kenmerken van regio's en deondersteuning van de dynamische mogelijkheden op technologiegebied die in de regio'aanwezig zijn.

In de lijn van de doelstellingen en oriëntaties van het actieplan dat wordt uitgevoerd in hetverlengde van de mededeling van de Commissie "Vrouwen en wetenschap"7 en de resolutiesvan de Raad8 en het Europees Parlement9 over dit thema, zal een bijzondere inspanningworden geleverd om de deelname van vrouwen aan alle activiteiten van het kaderprogrammate bevorderen en om de aanwezigheid en de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek inEuropa te versterken.

3. CONCENTRATIE VAN DE INSPANNINGEN

De voorgestelde prioritaire thematische onderzoekgebieden zijn omschreven op basis van decriteria inzake "Europese toegevoegde waarde" die de Commissie heeft aangegeven in haarmededeling van oktober 2000; hierbij moet worden gedacht aan de noodzaak om een kritischemassa aan financiële en personele middelen bijeen te brengen; het combineren van de in deverschillende landen aanwezige complementaire deskundigheid of vergelijkende studies opEuropese schaal; de relaties met de prioriteiten en de belangen van de Unie; hetnoodzakelijkerwijs transnationale karakter van het betrokken onderzoek.

Deze criteria zijn toegepast volgens de twee genoemde uitgangspunten: rangschikking van devoorzienbare prioriteiten op basis van de beoogde doelstellingen en uitsluiting van mogelijkegebieden waar een bijdrage van de Unie minder effect zou hebben.

In de mededeling van oktober 2000 werd bij wijze van voorbeeld een aantal thema's genoemddie op het eerste gezicht aan deze criteria voldeden. Deze suggesties hebben aanleidinggegeven tot talrijke commentaren en hebben een brede discussie op gang gebracht waaraanwerd deelgenomen door de wetenschappelijke gemeenschap, de industrie enverantwoordelijke personen uit nationale onderzoekkringen, en die met name via eenelektronisch forum werd gevoerd.

De lijst is verder uitgewerkt en aangevuld en de omschreven benadering werd toegepast optwee niveaus, namelijk bij de keuze van de prioritaire thematische gebieden en de specifiekeonderwerpen binnen elk van die gebieden.

Er zijn zeven gebieden uitgekozen en binnen elk van die gebieden is een reeks onderwerpengeselecteerd die verband hielden met economische en maatschappelijke uitdagingen die voor 5 In dit document worden onder "derde landen" niet-EU-landen verstaan die niet met het

kaderprogramma zijn geassocieerd.6 COM (2000) 67 COM (1999) 768 Resolutie van 20 mei 1999, PB C 201 van 16 juli 19999 Resolutie van 3 februari 2000, EP 284.656

6

de Unie van bijzonder belang zijn, en waarvoor ondersteuning door de Unie een specialemeerwaarde hebben, om redenen die per thema kunnen verschillen.

Om ervoor te zorgen dat de inspanningen op deze prioritaire thematische gebieden wordengeconcentreerd, zal voor de ondersteuning door de Unie uitsluitend gebruik worden gemaaktvan drie grote steunverleninginstrumenten, die een bijzonder belangrijk effect kunnenhebben dankzij hun integrerende werking en de omvang van de beschikbare menskracht enfinanciële middelen.

De wetenschappelijke en technologische behoeften in verband met de uitvoering van hetbeleid van de Unie hebben eveneens een prioritair karakter. Naast de bijdrage die op dit vlakwordt geleverd met de activiteiten op de prioritaire thematische gebieden, zal hiervoor ookeen specifieke inspanning worden geleverd.

Voor de totstandbrenging van de Europese Onderzoekruimte is het op sommige gebiedenevenwel noodzakelijk dat ondersteuning wordt geboden ten behoeve van het gehelewetenschappelijke en technologische veld.

In dat verband zullen verscheidene soorten activiteiten openstaan voor alle thema’s engebieden, met name de activiteiten die bedoeld zijn om het structureren van de EuropeseOnderzoekruimte te vergemakkelijken.

4. DRIE HOOFDLIJNEN VAN DE TOTSTANDBRENGING VAN DE EUROPESEONDERZOEKRUIMTE

In de opzet van het kaderprogramma zijn de hoofdlijnen van de totstandbrenging van deEuropese Onderzoekruimte herkenbaar. Het kaderprogramma bestaat namelijk uit drie grotegroepen van activiteiten.

4.1. Integratie van het onderzoek

4.1.1. In de prioritaire thematische gebieden

De steunverleningsmodaliteiten voor de uitvoering van de activiteiten op de prioritaireonderzoekgebieden van het kaderprogramma zijn zodanig gedefinieerd dat ze een maximaaleffect hebben op de inspanningen die op deze gebieden in Europa worden geleverd.

Elke modaliteit* komt overeen met een type behoefte op het gebied van organisatie van hetonderzoek in Europa.

De drie grote instrumenten die op deze gebieden worden gebruikt zijn de topnetwerken, degeïntegreerde projecten en de deelname van de Unie aan programma’s die gezamenlijkworden uitgevoerd door meerdere lidstaten, in het kader van artikel 169 van het Verdrag.

Het gebruik van deze instrumenten zal ertoe leiden dat er veel meer financiële middelenbeschikbaar worden gemaakt voor de gemeenschappelijke activiteiten dan tot nu toe het gevalwas, en dat er een grotere verstrengeling zal plaatsvinden van de nationale activiteiten, zowelonderling als met die van de Unie.

Het doel van de topnetwerken is de versterking van de Europese wetenschappelijketopkwaliteit door een duurzame integratie van de in de verschillende Europese regio'saanwezige onderzoekcapaciteiten op een reeks gebieden van primair belang, door

7

onderzoekentiteiten te associëren met de uitvoering van “gemeenschappelijkeactiviteitenprogramma’s”. De oprichting en het functioneren van deze netwerken moetenleiden tot de totstandkoming van echte “virtuele topcentra” van significante omvang.

Voor de geïntegreerde projecten, die zijn opgezet als activiteiten van substantiële omvangen die bij voorkeur in publiek/private partnerschappen zullen worden uitgevoerd, kunnen opgrote schaal financiële middelen beschikbaar worden gemaakt rond doelstellingen dienauwkeurig zijn omschreven in termen van producten of procédés of - wat even vaak hetgeval zal zijn - wetenschappelijke en technologische kennis.

De modaliteiten voor het functioneren van de netwerken en de geïntegreerde projecten, die opbasis van uitnodigingen tot het indien van voorstellen worden opgezet, worden op zodanigewijze geformuleerd dat de uitvoerende consortia een ruime mate van autonomie krijgen wathet beheer betreft. De dimensies en aspecten in verband met innovatie, infrastructuur,menselijk potentieel en wetenschap en samenleving worden in aanmerking genomen engeïntegreerd in de uitvoering van deze twee categoriën activiteiten.

De deelname van de Unie aan gezamenlijk uitgevoerde onderzoekprogramma's van delidstaten is een van de in het Verdrag voorziene mogelijkheden waarvan tot nu toe nog geengebruik is gemaakt. Op een aantal gebieden is reeds begonnen met de uitgebreideverkennende werkzaamheden en het voorafgaand overleg die noodzakelijk zijn om deze optiegestalte te geven.

4.1.2. In andere dimensies van onderzoekintegratie

Het kaderprogramma voor onderzoek van de Europese Unie moet ook beantwoorden aan dewetenschappelijke en technologische behoeften in verband met de uitvoering van hetcommunautair beleid.

Hiervoor wordt in de activiteiten in het kader van "Integratie van het onderzoek" een speciaalonderdeel opgenomen, "Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeftenvan de Unie" genaamd, dat tevens bedoeld is om de Unie in staat te stellen om te anticiperenop dringende behoeften, snel te kunnen reageren op nieuwe wetenschappelijke entechnologische ontwikkelingen en aanwezig te zijn in de voorhoede van dekennisverwerving.

De activiteiten op dit vlak kunnen worden uitgevoerd via projecten die qua vorm en karakterzijn afgestemd op de specifieke aard van de behoeften en het betrokken onderzoek.

Vanwege hun aard en hun doelstelling worden deze activiteiten uitgevoerd op grond vanjaarlijkse besluiten. De thema's van de activiteiten, die op basis van een uitnodiging tot hetindienen van voorstellen worden ondernomen, worden gekozen door de Commissie aan dehand van een beoordeling door een interne groep van gebruikers die de verschillendecommunautaire beleidsterreinen vertegenwoordigen, ondersteund door het advies vanonafhankelijke raadgevende structuur, bestaande uit vooraanstaande wetenschappelijkedeskundigen en topmensen uit de industrie.

Op de gebieden waarop het deskundigheid bezit zal het GCO aan deze activiteiten deelnemen,overeenkomstig zijn opdracht om het beleid van de Unie te voorzien van wetenschappelijkeen technologische ondersteuning. De budgettaire prioriteiten voor het GCO worden eveneensvastgesteld door een interne gebruikersgroep. De actieprioriteiten voor het GCO hebben alsvoornaamste gemeenschappelijke noemer de veiligheid van de burger in al zijn facetten.

8

De deelname van het MKB aan de topnetwerken en de geïntegreerde projecten zousubstantieel moeten zijn. Voor dit type bedrijven wordt bij wijze van aanvulling bovendienvoorzien in specifieke activiteiten.

Hiertoe worden in het kaderprogramma 2002-2006 twee vernieuwingen geïntroduceerd die deontwikkeling van de kenniseconomie in de Europese onderzoekruimte moeten bevorderen:uitbreiding van de activiteiten voor "onderzoek in samenwerkingsverband", die door hetMKB en onderzoekcentra of universiteiten gezamenlijk worden uitgevoerd, tot hightechMKB's; invoering op Europese schaal van een systeem voor "collectief onderzoek",waaronder onderzoek wordt verstaan dat door centra voor technisch onderzoek wordt verrichtten behoeve van integrale industriële sectoren.

De internationale samenwerking vormt een belangrijke dimensie van de activiteiten die indit deel van het kaderprogramma zullen worden uitgevoerd.

De activiteiten in dit verband hebben diverse vormen. Op de prioritaire thematische gebiedenworden initiatieven genomen die moeten zorgen voor de samenhang tussen de Europesebijdrage en de internationale inspanningen, naast activiteiten voor geïntegreerde bilateralesamenwerking met derde landen of groepen van derde landen, zoals landen met een economiein opkomst. Onderzoekers en organisaties uit derde landen kunnen in bepaalde gevallentevens deelnemen aan topnetwerken en geïntegreerde projecten op gebieden die voor dielanden van bijzonder belang zijn. Deze deelname zou een substantieel deel moeten uitmakenvan de activiteiten voor internationale samenwerking van het kaderprogramma.

Verder zullen er met bepaalde landen of groepen landen, zoals de derde landen rond deMiddellandse Zee, Rusland en de Staten van het GOS en de ontwikkelingslanden, activiteitenvoor specifieke samenwerking worden uitgevoerd in het kader van de ondersteuning van hetbuitenlands beleid en het ontwikkelingsbeleid van de Unie.

Alle activiteiten voor internationale samenwerking zullen worden uitgevoerd in samenhangmet de doelstellingen van het buitenlands beleid en het ontwikkelingsbeleid van de Unie, metals achterliggende gedachte dat aan kennis en technologie wereldwijd een zo groot mogelijkeverspreiding moet worden gegeven.

4.2. Het structureren van de Europese onderzoekruimte

Het tweede grote groep activiteiten van het kaderprogramma omvat vier categorieënactiviteiten die ten doel hebben structuur te geven aan de Europese onderzoekruimte in viervan zijn belangrijkste dimensies, zoals opgesomd in de mededeling van de Commissie vanjanuari 2000:

– Onderzoek en innovatie, in samenhang met de mededeling "Innovatie in eenkennismaatschappij "10, met name door de versterking van de activiteiten op hetgebied van economische en technologische informatieverzameling;

– Menselijk potentieel en de mobiliteit van onderzoekers: de middelen diemomenteel voor dit gebied zijn uitgetrokken, zullen fors worden verhoogd. Erworden nieuwe soorten van steunverlening voorgesteld, met name om deaantrekkingskracht van Europa op onderzoekers van derde landen te vergroten,alsmede een steunstelsel voor top-onderzoekteams in de Unie ;

10 COM(2000)567.

9

– De onderzoekinfrastructuur, met inbegrip van breedbandcommunicatie-infrastructuur ten behoeve van het onderzoek, met onder andere de invoering van eenformule voor de ondersteuning bij de uitvoering van geïntegreerde initiatievenbetreffende activiteiten op verschillende terreinen: transnationale toegang, opzettenvan netwerken, onderzoekprojecten, diensten op Europese schaal;

– Vraagstukken op het gebied van wetenschap en samenleving, in het verlengdevan de oriëntaties die zijn uiteengezet in het werkdocument van de diensten van deCommissie van november 2000 "Wetenschap, samenleving en burgers "11.

4.3. Versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte

Het kaderprogramma 2002-2006 draagt bij tot de totstandbrenging van de Europeseonderzoek- en innovatieruimte door de grondslagen daarvan te versterken. Dit gebeurt optwee manieren.

Ten eerste door activiteiten die de coördinatie van de onderzoek- en innovatieactiviteiten inEuropa moeten verbeteren, zowel op nationaal als op Europees niveau :

– Steun voor het netwerken van nationale onderzoek- en innovatieactiviteiten, en voorde wederzijdse openstelling van de nationale programma's op deze gebieden;

– Steun voor wetenschappelijke samenwerking in de verschillende kaders voorEuropese wetenschappelijke en technologische samenwerking; versterking van debanden tussen de activiteiten van de Unie en die van andere organisaties zoals deEuropese Stichting voor Wetenschappen (ESW), ESA, CERN, EMBL, ESO12 ofsoortgelijke organisaties, en steun voor onderlinge samenwerking, waar dezeorganisaties toenadering hebben gezocht en van plan zijn gemeenschappelijkinitiatieven te ondernemen.

Hiervoor worden concrete voorstellen gedaan, evenals voor de koppeling van degeïntegreerde projecten met Eurêka, en die van de verschillende activiteiten van hetkaderprogramma met het "Innovatie 2000"-initiatief van de EuropeseInvesteringsbank.

Er wordt gestreefd naar een sterke complementariteit met de activiteiten in het kadervan Cost13, dat bijzonder geschikt is voor het netwerken van nationale activiteiten.

Ten tweede door ondersteunende activiteiten voor de samenhangende ontwikkeling van hetonderzoek- en innovatiebeleid in Europa :

– Steun voor de uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden voor deverwezenlijking van de door de Europese Raad van Lissabon vastgesteldedoelstellingen in het kader van de Europese onderzoekruimte, met betrekking totbenchmarking van onderzoek- en innovatiebeleid, het in kaart brengen vantopkwaliteit en de belemmeringen voor mobiliteit;

11 SEC(2000)1973.12 ESA : Europees Ruimte-Agentschap; CERN : Europese Organisatie voor kernonderzoek; EMBL :

Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie; ESO : Europees observatorium voor het zuidelijkhalfrond.

13 Europese samenwerking op het gebied van het wetenschappelijk en technisch onderzoek

10

– Werkzaamheden op het gebied van wetenschappelijke en technologische prognoses,statistieken en indicatoren, en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor deverbetering van het innovatieklimaat in Europa .

5. EEN DOELMATIGE EN VERSOEPELDE UITVOERING

Bij de omschrijving van de uitvoeringsmodaliteiten van het kaderprogramma werd in hetbijzonder gestreefd naar vereenvoudiging, versoepeling en een grotere doelmatigheid.

De wetenschappelijke en industriële gemeenschap hebben herhaaldelijk gepleit voor eenvereenvoudiging en versoepeling van de beheerprocedures van de onderzoekprogramma's vande Unie. De noodzaak van een verandering in die zin vormt tevens één van de conclusies vande vijfjarige evaluatie van het kaderprogramma.

In het huidige beheersysteem moet de Commissie toestemming geven voor elke verandering,hoe klein ook, in de onderzoekprojecten. Dit leidt tot een gebrek aan flexibiliteit enbemoeilijkt de uitvoering, waardoor vertragingen ontstaan. Bovendien past hetgecentraliseerde karakter van het systeem niet bij de behoefte van hoogwaardig onderzoek.Daar komt nog bij dat een implementatiemethode die in wezen gebaseerd is op projecten vanbeperkte omvang, niet ideaal is voor projecten op Europese schaal. Met dit nieuwekaderprogramma wordt daarom een implementatiemethode geïntroduceerd die deondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten een grotere vrijheid en meer flexibiliteitgeeft bij de uitvoering van de gezamenlijk ondernomen onderzoekactiviteiten.

De deelnemers aan het kaderprogramma worden aangemoedigd om activiteitenprogramma'sop lange termijn betreffende elementen van variabele omvang te definiëren, en in te dienenom, na beoordeling op concurrentiële basis, financiering te verkrijgen.

De topnetwerken en de gerichte projecten zullen ook met een grote mate van autonomieworden beheerd door de deelnemers. Deze hebben met name de mogelijkheid om:

– andere partners bij hun activiteiten te betrekken;

– projecten van beperkte omvang te definiëren, als onderdeel van hunactiviteitenprogramma, en uitnodigingen tot indienen van voorstellen te doen;

– deze programma's aan te passen naargelang de behoeften.

De activiteitenprogramma's worden regelmatig geëvalueerd. Er worden maatregelen genomenom de deelname van het MKB in alle regio's van de Unie aan te moedigen.

De beoogde ontwikkeling naar een grotere decentralisatie van de verantwoordelijkheid voorde uitvoering van de onderzoekactiviteiten stelt de Commissie in staat een vermindering voorte stellen van de algehele administratieve kosten voor het beheer van de programma's.Bepaalde aspecten van het beheer van de specifieke onderzoekactiviteiten voor het MKB ende ondersteuning van de mobiliteit van onderzoekers, zullen overigens worden toevertrouwdaan externe organisaties die werken onder verantwoordelijkheid van de Commissie.

Teneinde de prestaties van de activiteiten van de Gemeenschap op onderzoekgebied teverbeteren in termen van kosten en doelmatigheid, en het gebruik van de Europese openbaremiddelen te optimaliseren, zullen de voorstellen voor specifieke programma's op zodanige

11

wijze worden geformuleerd dat er meetbare doelstellingen in worden omschreven waarop eenregelmatige controle zal plaatsvinden.

6. VOLGENDE STAPPEN

In het onderhavige voorstel wordt een kaderprogramma gedefinieerd dat specifiek is opgezetom de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte te bevorderen, in de geest van deconclusies van de besprekingen die hierover in de loop van 2000 binnen de instellingen zijngevoerd.

Het is van belang dat de behandeling van het voorstel, alsmede de goedkeuring en deuitvoering ervan, plaatsvinden onder optimale omstandigheden.

De Commissie is voornemens voorstellen voor specifieke programma's in te dienen die zijnafgestemd op de hoofdlijnen van het kaderprogramma, nadat de verschillende instellingen degelegenheid hebben gehad zich over het onderhavige voorstel uit te spreken.

Om de uitvoering van dit nieuwe kaderprogramma binnen de gestelde termijnen mogelijk temaken, zou het programma uiterlijk in de eerste helft van 2002 moeten worden vastgesteld.

12

2001/0053(COD)

Voorstel voor een

besluit van het Europees Parlement en de Raad

betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschapvoor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en

demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europeseonderzoekruimte

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel166, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op grond van artikel 163 van het Verdrag heeft de Gemeenschap als doelstelling dewetenschappelijke en technologische grondslagen van haar industrie te versterken, ende ontwikkeling van haar internationale concurrentiepositie te bevorderen, alsmede deonderzoekactiviteiten te bevorderen die uit hoofde van ander communautair beleidnodig worden geacht.

(2) Op grond van artikel 165 van het Verdrag behoren de Gemeenschap en de lidstatenhun activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling tecoördineren, teneinde de wederzijdse samenhang van het beleid van de lidstaten en hetbeleid van de Gemeenschap op dit gebied te verzekeren.

(3) Artikel 166 van het Verdrag voorziet in de vaststelling van eenmeerjarenkaderprogramma waarin alle communautaire activiteiten op het gebied vanonderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (hierna te noemen: OTO)zijn ondergebracht.

(4) De Commissie heeft in de loop van 2000 twee mededelingen ingediend over devooruitzichten en de doelstellingen van de vorming van een Europeseonderzoekruimte14, respectievelijk over de totstandbrenging van de Europese

14 COM(2000)6 def. van 18.1.2000.

13

onderzoekruimte en de oriëntaties voor de activiteiten van de Unie op het gebied vanonderzoek (2002-2006)15. De "innovatie in een kenniseconomie" was eveneens hetonderwerp van een mededeling die de Commissie in 2000 heeft gepubliceerd16 .

(5) De Europese Raden van Lissabon van maart 2000 en van Santa Maria de Feira vanjuni 2000 hebben geleid tot conclusies die gericht zijn op de snelle totstandbrengingvan de Europese ruimte voor onderzoek en innovatie, in het belang van de scheppingvan werkgelegenheid en economische groei.

(6) Het Europees Parlement17-18, de Raad19-20, het Economisch en Sociaal Comité21 en hetComité van de regio's22 hebben zich eveneens uitgesproken voor de verwezenlijkingvan de Europese onderzoekruimte.

(7) De Commissie heeft op 19 oktober 2000 de conclusies gepresenteerd van de externeevaluatie van de uitvoering en de resultaten van de communautaire activiteiten die inde 5 jaar voorafgaand aan de beoordeling zijn ondernomen, en daarbij haaropmerkingen gemaakt23.

(8) Voor de periode 2002-2006 dient derhalve een kaderprogramma te worden vastgestelddat kan zorgen voor een structurerend effect op het onderzoek en de technologischeontwikkeling in Europa, en een belangrijke bijdrage kan leveren tot detotstandbrenging van de Europese onderzoekruimte.

(9) Overeenkomstig artikel 166, lid 1, van het Verdrag moeten de wetenschappelijke entechnologische doelstellingen en prioriteiten van de overwogen activiteiten, en hettotale maximumbedrag en de regels voor de financiële deelneming van deGemeenschap aan het programma in de periode 2002-2006, alsmede de onderscheidendeelbedragen voor elk van de overwogen activiteiten worden vastgesteld, en moetende grote lijnen van deze activiteiten worden aangegeven, dit alles met inachtnemingvan de doelstellingen inzake de bescherming van de financiële belangen van deGemeenschap.

(10) Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek heeft als taak een bijdrage televeren tot de uitvoering van het kaderprogramma, met name op de gebieden waarophet in staat is objectieve en onafhankelijke deskundigheid te leveren en een rol kanspelen bij de uitvoering van ander communautair beleid.

(11) De onderzoekactiviteiten uit hoofde van het kaderprogramma moeten wordenuitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, met name diewelke zijn genoemd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

15 COM(2000)612 def. van 4.10.2000.16 COM(2000)567 def. van 20.9.2000.17 Resolutie van 18 mei 2000, EP 290.465, blz.48.18 Resolutie van 15 februari 2001.19 Resolutie van 15 juni 2000, PB C 205 van 19.7.2000, blz.1.20 Resolutie van 16 november 2000, PB C 374 van 28.12.2000, blz.1.21 Advies van 24 mei 2000, PB C 204 van 18.7.2000, blz.70.22 Advies van 12 april 2000, PB C 226 van 8.8.2000, blz.18.23 COM(2000)659 def. van 19.10. 2000.

14

(12) Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie "Vrouwen en wetenschap"24 ende resoluties van de Raad25 en het Europees Parlement26 over dit thema, wordt eenactieplan uitgevoerd dat gericht is op de versterking en de bevordering van de plaatsen de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek in Europa.

(13) De Commissie moet enerzijds regelmatig een voortgangsverslag over de uitvoeringvan het kaderprogramma 2002-2006 indienen en anderzijds op tijd en vóór deindiening van het voorstel voor het volgende kaderprogramma een onafhankelijkeevaluatie laten verrichten over de uitvoering van de ondernomen activiteiten.

BESLUIT:

Artikel 1

1. Voor de periode 2002-2006 wordt een meerjarenkaderprogramma voorcommunautaire activiteiten op het gebied van onderzoek, technologischeontwikkeling en demonstratie, hierna "kaderprogramma 2002-2006" te noemen,vastgesteld.

2. Het kaderprogramma 2002-2006 omvat alle activiteiten van de Gemeenschap alsbedoeld in artikel 164 van het Verdrag.

3. In bijlage I zijn de wetenschappelijke en technologische doelstellingen en dedaarmee verband houdende prioriteiten vastgesteld en worden de grote lijnen van deoverwogen activiteiten aangegeven.

Artikel 2

1. Het totale maximumbedrag van de financiële deelneming van de Gemeenschap aanhet gehele kaderprogramma 2002-2006 beloopt 16,270 miljard euro; het deelbedragvoor elk van de afzonderlijke activiteiten is vastgesteld in bijlage II.

2. De regels voor de financiële deelneming van de Gemeenschap zijn onderworpen aanhet Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de EuropeseGemeenschappen, en worden aangevuld met bijlage III.

Artikel 3

Alle onderzoekwerkzaamheden uit hoofde van het kaderprogramma 2002-2006 moetenworden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen.

24 COM(1999)76.25 Resolutie van 20 mei 1990, PB C 201 van 16 juli 1999.26 Resolutie van 3 februari 2000, EP 284.656.

15

Artikel 4

De stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het kaderprogramma 2002-2006 enmet name de doelstellingen en prioriteiten daarvan wordt gedetailleerd uiteengezet in hetverslag dat de Commissie jaarlijks indient uit hoofde van artikel 173 van het Verdrag.

Artikel 5

Voordat zij het voorstel voor het volgende kaderprogramma indient, laat de Commissie deresultaten die in de vijf jaar voorafgaand aan de evaluatie met de communautaire activiteitenzijn behaald, evalueren door onafhankelijke deskundigen van hoog niveau. De Commissiedeelt de conclusie van die evaluatie tezamen met haar opmerkingen mee aan het EuropeesParlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 6

Het kaderprogramma 2002-2006 staat open voor deelname van:

– de landen van de EER, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld inde EER-overeenkomsten;

– de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa (LMOE), overeenkomstigde voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europaovereenkomsten, deaanvullende protocollen daarbij en de besluiten van de respectieveassociatieraden;

– Cyprus, Malta en Turkije, op basis van de met die landen te sluiten bilateraleovereenkomsten;

– Zwitserland en Israël, op basis van de met die landen te sluiten bilateraleovereenkomsten.

Gedaan te Brussel, […]

Voor het Europees Parlement Voor de Raadde Voorzitter

[…]

16

BIJLAGE I : WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHEDOELSTELLINGEN EN GROTE LIJNEN VAN DE ACTIVITEITEN

De activiteiten van het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling(2002-2006) worden uitgevoerd overeenkomstig de algemene doelstellingen die in hetVerdrag voor het kaderprogramma zijn vastgesteld:

– Versterking van de wetenschappelijke en technologische grondslagen van deindustrie van de Gemeenschap.

– Bevordering van de ontwikkeling van de internationale concurrentiepositie vande Gemeenschap.

– Bevordering van de onderzoeksactiviteiten die uit hoofde van anderehoofdstukken van het Verdrag nodig worden geacht.

Om deze doelstellingen beter te kunnen realiseren, is het kaderprogramma geherstructureerdrond drie hoofdlijnen:

1. Integratie van het Europese onderzoek;

2. Structureren van de Europese onderzoekruimte;

3. Versterking van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte.

De werkzaamheden die krachtens de twee laatstgenoemde hoofdlijnen worden uitgevoerd,zijn bedoeld om de Europese onderzoekruimte te structureren in verschillende dimensies dienauw verband houden met het onderzoek en daar de omgeving van vormen, en om te helpenbij de totstandbrenging of de consolidatie van de grondslagen waarop de Europeseonderzoekruimte kan functioneren. Deze activiteiten zullen dus worden uitgevoerd op hetgehele gebied van wetenschap en technologie.

De activiteiten die krachtens de eerste hoofdlijn worden uitgevoerd, en die het grootste deelvan de inspanningen uit hoofde van het kaderprogramma vertegenwoordigen, zijn bedoeld omde inspanningen en onderzoekactiviteiten op Europese schaal te integreren. Ze wordenuitgevoerd:

– op een beperkt aantal prioritaire thematische gebieden, uitsluitend door middelvan krachtige instrumenten met sterke integrerende effecten, namelijk detopnetwerken, de geïntegreerde projecten en de deelname van de Unie aangezamenlijk uitgevoerde nationale onderzoekprogramma's, uit hoofde vanartikel 169 van het Verdrag;

– op gebieden die verband houden met het anticiperen op de wetenschappelijkeen technologische behoeften van de Unie, in de vorm van bepaalde specifiekebeleidsbehoeften van de Unie, of die overeenkomen met nieuwe en opkomendebehoeften;

– op het gehele gebied van wetenschap en technologie voor de aanvullendeonderzoekactiviteiten voor het MKB.

17

Activiteiten voor internationale samenwerking zullen een integraal onderdeel vormen van deactiviteiten die krachtens de eerste hoofdlijn van het kaderprogramma worden uitgevoerd. Zekunnen de vorm hebben van:

– Op de prioritaire thematische gebieden:

– initiatieven die erop gericht zijn Europa een prominente positie te lateninnemen bij de internationale onderzoekinspanningen inzakevraagstukken met een mondiale dimensie, en te zorgen voor desamenhang van de Europese bijdrage daaraan;

– activiteiten voor geïntegreerde bilaterale samenwerking met derde landenof groepen van derde landen;

– deelname van onderzoekers en organisaties uit derde landen27 aanprojecten en netwerken op gebieden die voor deze landen van bijzonderbelang zijn.

– In het kader van het anticiperen op de wetenschappelijke en technologischebehoeften van de Unie, activiteiten voor specifieke samenwerking metbepaalde landen of groepen van landen.

Als fundamenteel en algemeen uitgangspunt wordt voor de uitvoering van het grootste deelvan de activiteiten van het kaderprogramma de regel gehanteerd van steunverlening op basisvan concurrentiële uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de beoordeling van dewetenschappelijke en technologische kwaliteit daarvan door vakgenoten ("peer review").

27 Derde landen: landen die geen lid zijn van de Europese Unie en niet zijn geassocieerd met het

kaderprogramma. De met het kaderprogramma geassocieerde landen, waarvan organisaties enonderzoekers deel kunnen nemen aan de activiteiten van het kaderprogramma op dezelfde voorwaardenals organisaties en onderzoekers van de lidstaten van de Unie, zijn: de landen van de EuropeseEconomische Ruimte, de kandidaat-lidstaten, Zwitserland en Israël.

18

1. INTEGRATIE VAN HET EUROPESE ONDERZOEK

1.1 Prioritaire thematische onderzoekgebieden

De onder dit deel van het kaderprogramma vallende activiteiten hebben ten doel eenkritische massa aan middelen te verzamelen en een sterke integratie van de Europeseonderzoekcapaciteiten te bevorderen op gebieden waar dat in het bijzondernoodzakelijk blijkt, gelet op het speciale belang van deze gebieden voor deconcurrentiepositie van de Europese industrie of op het grote politieke en sociale belangvan de betrokken vraagstukken.

Er zijn zeven prioritaire thematische gebieden geselecteerd.

1.1.1. Genomica en biotechnologie voor de gezondheid

Doelstelling

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is Europa te helpen bij detoepassing, door een geïntegreerde onderzoekinspanning, van de baanbrekenderesultaten bij de ontcijfering van het genoom van levende organismen, metname ten behoeve van de volksgezondheid en de burgers en om deconcurrentiepositie van de Europese biotechnologie-industrie te versterken.

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

Het "post-genoomonderzoek" op basis van de analyse van het genoom van mensenen modelorganismen (dieren, planten en micro-organismen) zou moeten resulteren intalrijke toepassingen in diverse sectoren, met name in de ontwikkeling van nieuwediagnostische instrumenten en nieuwe behandelingen voor de bestrijding vanmomenteel niet-beheersbare ziekten, waarmee belangrijke potentiële marktengemoeid zijn.

Deze werkzaamheden vereisen evenwel intensieve en langdurige financiëleinspanningen. In de Verenigde Staten vertonen de openbare en particuliereinvesteringen in het post-genoomonderzoek een constante en forse stijging: bijna2 miljard dollar aan overheidsmiddelen, die hoofdzakelijk worden beheerd door deNIH28 (waarvan de totale begroting in 2001 met 14,4% zal stijgen), en het dubbelevoor de financiering door de industrie.

De Europese onderzoekinspanning is momenteel veel minder hoog en mindercoherent. Het opzetten van openbare onderzoekprogramma's in verschillendelidstaten, met als centraal thema het post-genoomonderzoek, vormt een belangrijkestap in de goede richting. Alles bij elkaar zijn de inspanningen die op dit gebiedworden geleverd echter nog onvoldoende en te versnipperd.

De inspanningen van de Europese industrie blijven eveneens sterk achter: 70% vande ondernemingen in de genomicasector is gevestigd in de Verenigde Staten, en eenbelangrijk en nog steeds stijgend deel van de Europese particuliere investeringengebeurt in de VS.

28 National Institutes of Health.

19

Om de Unie in staat te stellen haar concurrentiepositie op dit gebied te verbeteren enten volle te profiteren van de economische en sociale gevolgen van de verwachteontwikkelingen, moeten de investeringen flink worden verhoogd en deonderzoekactiviteiten in Europa in een samenhangende krachtsinspanning wordengeïntegreerd.

Overwogen activiteiten

De activiteiten van de Gemeenschap in dit verband betreffen de volgende aspecten:

– Fundamentele kennis en basisinstrumenten op het gebied van functionelegenomica:

– expressie van genen en proteomica;

– structurele genomica;

– vergelijkende genomica en populatiegenetica;

– bio-informatica;

– Toepassing van kennis en technologieën op het gebied van genomica enmedische biotechnologie:

– technologische platforms voor de ontwikkeling van nieuwediagnostische, preventie- en therapeutische instrumenten;

– steun voor innoverend onderzoek in start-ups op het gebied vangenomica.

– Toepassing van kennis en technologieën met betrekking tot medischegenomica, op de volgende gebieden:

– de strijd tegen kanker, degeneratieve ziekten van het zenuwstelsel, hart-en vaatziekten en zeldzame ziekten;

– bestrijding van resistentie tegen geneesmiddelen;

– de studie van de menselijke ontwikkeling, de hersenen en hetverouderingsproces.

Een bredere aanpak zal worden gevolgd in de strijd tegen de drie infectieziekten dieverband houden met armoede (aids, malaria en tuberculose), waarvoor een prioritaireactiviteit op het niveau van de Unie en op internationaal niveau zal wordenondernomen.

1.1.2. Technologieën voor de informatiemaatschappij

Doelstelling

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied, overeenkomstig de conclusiesvan de Europese Raad van Lissabon en de doelstellingen van het e-Europe-initiatief, is het stimuleren, in Europa, van de ontwikkeling van technologieën entoepassingen als centraal element in de totstandbrenging van de

20

informatiemaatschappij, teneinde de concurrentiepositie van de Europeseindustrie te versterken en de Europese burgers in alle regio's van de Unie demogelijkheid te geven om ten volle te profiteren van de ontwikkeling van dekennismaatschappij.

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waardeAan het begin van de 21e eeuw is het functioneren van de economie en desamenleving ingrijpend veranderd onder invloed van de informatie- encommunicatietechnologieën, die nieuwe vormen van productie, handel encommunicatie hebben voortgebracht. In Europa wordt momenteel nog steeds teweinig in deze technologieën geïnvesteerd, met name in vergelijking met de situatiein Amerika. Het totaal van de particuliere en openbare investeringen in deze sector isin de Verenigde Staten drie keer zo hoog als in Europa.

Anderzijds is deze sector de tweede economische sector van de Unie geworden, meteen markt die jaarlijks 2000 miljard euro vertegenwoordigt. Het aantalarbeidsplaatsen in deze sector in Europa - momenteel meer dan 2 miljoen - stijgt nogsteeds.

Industriële en commerciële successen, zoals bijvoorbeeld de Europese prestaties ophet gebied van mobiele communicatie dankzij de GSM-norm, kunnen alleen wordenherhaald als op gecoördineerde wijze een kritische massa aan onderzoekmiddelen indit gebied wordt geïnvesteerd, en de openbare en particuliere inspanningen opEuropese schaal worden geïntegreerd.

De doelstelling van de intelligente omgevingOm in economisch en maatschappelijk opzicht een zo groot mogelijk effect tehebben, moeten de investeringen worden geconcentreerd op de toekomstigegeneratie technologieën, waarin computers, interfaces en netwerken beter zijngeïntegreerd in de dagelijkse omgeving, zodat er via gemakkelijke en "natuurlijke"interacties gebruik kan worden gemaakt van talrijke diensten en toepassingen. Ditbeeld van de "intelligente omgeving" plaats de gebruiker - de mens - in het centrumvan de toekomstige ontwikkeling van de kennismaatschappij.

De activiteiten van de Gemeenschap zullen worden geconcentreerd op detechnologische prioriteiten waardoor dit toekomstbeeld kan worden geconcretiseerd.Ze zijn erop gericht de onderzoekgemeenschap te mobiliseren rond gerichteinitiatieven, zoals de ontwikkeling van de volgende generaties van systemen voormobiele communicatie, met het oog op de doelstellingen op middellange en langetermijn, terwijl tevens mogelijkheden worden geboden om te reageren op nieuwevragen en behoeften, zowel van de kant van de overheid als van de kant van deindustrie.

Overwogen activiteiten

De activiteiten hebben betrekking op de volgende technologische prioriteiten:

Integrerend onderzoek op technologische gebieden van prioritair belang voor deburgers en het bedrijfsleven

21

Als aanvulling en in het verlengde van de vooruitgang die verwacht wordt bij deontwikkeling van basistechnologieën, onderzoek naar oplossingen voor grotemaatschappelijke en economische uitdagingen en, in dit verband, speciaal gericht op:

– intelligente-omgevingssystemen die iedereen toegang geven tot deinformatiemaatschappij, ongeacht leeftijd en situatie, en interactieve enintelligente systemen ten behoeve van de gezondheid, mobiliteit,veiligheid, vrije tijd, behoud van het cultureel erfgoed enmilieubewaking;

– elektronische en mobiele handel, en technologieën die de veiligheid vantransacties en infrastructuur verbeteren, nieuwe instrumenten en nieuwewerkmethoden, technologieën voor opleiding en onderwijs en systemenvoor het kapitaliseren van kennis, geïntegreerd ondernemingsbeheer ene-overheid;

– op grote schaal verspreide platforms en systemen, met inbegrip vansystemen op basis van GRID's, waarmee doelmatige oplossingen kunnenworden gevonden voor complexe problemen op het gebied van milieu,energie, gezondheid, transport en industrieel ontwerpen.

Infrastructuren voor communicatie en informatieverwerking

Systemen voor toegang, verzending, opslag, distributie en lokalisatie van informatie,die beantwoorden aan de toenemende behoeften op het gebied van connectiviteit eninformatieverwerking, waarbij het onderzoek op het gebied van de communicatie- enrekeninfrastructuur in de eerste plaats betrekking heeft op:

– de nieuwe generaties systemen en netwerken voor draadloze en mobielecommunicatie; satellietcommunicatiesystemen; zuiver optischetechnologieën; de integratie en het beheer van communicatienetwerken;voorwaardenscheppende technologieën die nodig zijn voor deontwikkeling van systemen, infrastructuren en diensten, met name audio-visueel;

– programmeertechnologie en -architectuur die multifunctionele dienstenen gedistribueerde systemen mogelijk maken; engineering en controlevan complexe en grootschalige systemen, gericht op betrouwbaarheid enrobuustheid.

Componenten en microsystemen

Geminiaturiseerde componenten tegen lage kosten, op basis van nieuwe materialenen met integratie van uitgebreide functionaliteit, waarbij de inspanningengeconcentreerd zijn op:

– het ontwerp en de productie van microcomponenten enopto-elektronische en fotonische componenten;

– nano-elektronica, microtechnologieën en microsystemen, enmultidisciplinair onderzoek op het gebied van nieuwe materialen enkwantumelektronica; nieuwe modellen en concepten voorinformatieverwerking.

22

Informatiebeheer en interfaces

Onderzoek op het gebied van informatiebeheerinstrumenten en interfaces die overalen op elk moment gemakkelijker interacties mogelijk maken met kennisgebaseerdediensten en toepassingen, waarbij gewerkt wordt aan:

– systemen voor de representatie en het beheer van kennis gebaseerd op decontext en de semantiek, met inbegrip van cognitieve systemen, alsmedeinstrumenten voor het creëren, organiseren, delen en verspreiden vandigitale inhoud;

– multi-sensoriële interfaces die de natuurlijke uitdrukkingsvormen van demens - woord, gebaar, enzovoort - kunnen begrijpen en interpreteren,virtuele omgevingen en meertalige en multiculturele systemen dieonmisbaar zijn voor de totstandbrenging van de kennismaatschappij opEuropese schaal.

1.1.3. Nanotechnologieën, intelligente materialen, nieuwe productieprocédés

Doelstelling

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is Europa te helpen bij het totstand brengen van een kritische massa aan noodzakelijke capaciteiten voor deontwikkeling en exploitatie, met name vanuit het oogpunt van eco-efficiëntie,van geavanceerde technologieën op basis van producten, diensten enfabricageprocédés van de komende jaren, in hoofdzaak gebaseerd op kennis enintelligentie.

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

De Europese verwerkende industrie produceert jaarlijks voor een waarde vanongeveer 4.000 miljard euro aan goederen en diensten. Op een steeds sterkerconcurrerende wereldmarkt moet zij haar concurrentiepositie zien te handhaven en teversterken en daarbij tevens voldoen aan de eisen van een duurzame ontwikkeling.Hiervoor is een belangrijke investering nodig in het uitontwikkelen, de ontwikkelingen de verspreiding van geavanceerde technologieën: nanotechnologieën,materiaaltechnologieën met een sterke kenniscomponent, nieuwe productieprocédés.

Op het raakpunt van de kwantumengineering, de materiaaltechnologie en demoleculaire biologie, vormen nanotechnologieën naar verwachting één van debelangrijkste factoren in de volgende industriële revolutie; de concurrenten van deUnie doen dan ook aanzienlijke investeringen in nanotechnologieën (500 miljoendollar aan openbare middelen in 2001 in de Verenigde Staten, wat een verdubbelingis van het huidige bedrag en vijf keer zoveel als de huidige Europese uitgaven).

Europa, dat in bepaalde relevante sectoren zoals de nanofabricage en de nanochemieover belangrijke deskundigheid beschikt, moet op dit gebied grotere en betergecoördineerde investeringen doen.

Op het gebied van materialen is de doelstelling de ontwikkeling van intelligentematerialen met een hoge toegevoegde waarde, die naar verwachting kunnen wordentoegepast in sectoren als het vervoer, energie of de biomedische sector, en waarvooreen potentiële markt van tientallen miljarden euro bestaat.

23

De uitontwikkeling van flexibele, geïntegreerde en schone productiesystemen vereistoverigens een substantiële onderzoekinspanning met betrekking tot de toepassing vannieuwe technologieën bij de fabricage en het beheer.

Overwogen activiteiten

Nanotechnologieën:

– interdisciplinair onderzoek op lange termijn om inzicht in de verschijnselen teverkrijgen, processen te beheersen en onderzoekinstrumenten te ontwikkelen;

– supramoleculaire en macromoleculaire architecturen;

– nano-biotechnologieën;

– engineering-technieken op nanometerschaal voor het creëren van materialen encomponenten;

– ontwikkeling van inrichtingen en instrumenten voor manipulatie en controle;

– toepassingen op gebieden als gezondheid, chemie, energie, optica en milieu.

Intelligente materialen:

– ontwikkeling van fundamentele kennis;

– technologieën in verband met de productie en de verwerking van nieuwematerialen;

– ondersteunende engineering.

Nieuwe productieprocédés :

– ontwikkeling van flexibele en intelligente fabricagesystemen met integratie vande nieuwe virtuele fabricagetechnologieën, interactievebesluitvormingsondersteunende systemen en hoge precisie-engineering;

– het nodige systemisch onderzoek voor het beheer van afvalstoffen en debeheersing van risico's;

– ontwikkeling van nieuwe concepten voor de optimalisering van delevenscyclus van industriële systemen, producten en diensten.

1.1.4. Lucht- en ruimtevaart

Doelstelling

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is tweeledig: consolidering, viade integratie van haar onderzoekinspanningen, van de positie van de Europeseindustrie op het gebied van lucht- en ruimtevaart, tegenover een steeds sterkereconcurrentie op mondiaal niveau; bijdragen aan de exploitatie van het Europeseonderzoekpotentieel in deze sector, ten behoeve van de verbetering van deveiligheid en de bescherming van het milieu.

24

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

De luchtvaart en de ruimtevaart - in technologisch en economisch opzicht duidelijkgescheiden, maar in industrieel en beleidsmatig opzicht, en ook wat de betrokkenactoren betreft, aan elkaar verwant - zijn gebieden waarop Europa economisch encommercieel succesvol is. De Amerikaanse investeringen zijn momenteel,afhankelijk van de sector, nog steeds drie tot zes keer zo hoog als de Europese.

In een steeds veeleisender wordende concurrentiële omgeving, zal de vraag op hetgebied van het luchtvervoer mondiaal gezien de komende 15 jaar toenemen totongeveer 14.000 nieuwe toestellen, wat neerkomt op een markt van 1.000 miljardeuro. De integratie van de industriële capaciteiten en de ontwikkelingsactiviteiten,die de Europese successen op dit gebied mogelijk heeft gemaakt, moet momenteelworden verdubbeld met een soortgelijke integratie-inspanning voor het onderzoekbetreffende de prioritaire thema's en onderwerpen.

In dit perspectief wordt in het verslag "Vision 202029" van vooraanstaande Europeseindustriëlen in deze sector, de aanbeveling gedaan om de Europese, nationale enparticuliere onderzoekinspanningen te optimaliseren rond een gemeenschappelijkevisie en een strategische onderzoekagenda.

In het verlengde van de mededeling van de Commissie over "Europa en de ruimte:een nieuw hoofdstuk"30, moet de Unie op het gebied van de ruimtevaart onderzoekondersteunen waardoor de markten en de samenleving kunnen profiteren van de inde ruimtevaart geboekte resultaten.

Overwogen activiteiten

Luchtvaart

Op het gebied van het luchtvaartonderzoek hebben de activiteiten van deGemeenschap betrekking op de noodzakelijke werkzaamheden inzake onderzoek entechnologische ontwikkeling voor:

– de versterking van de concurrentiepositie van de Europese industrie op hetgebied van commerciële vliegtuigen, motoren en uitrusting;

– de beperking van de hinder en de milieubelasting (uitstoot van CO2 en NOx,lawaai);

– de verbetering van de veiligheid van vliegtuigen in het steeds intensievereluchtverkeer;

– de vergroting van de capaciteit en de veiligheid van het luchtvervoersysteem,ter ondersteuning van de totstandbrenging van de Europese luchtvaartruimte(controle- en beheersystemen voor het luchtverkeer).

Ruimtevaart

29 "European aeronautics: a vision for 2020" (verslag van de Group of Personalities).30 COM(2000)597.

25

In nauwe samenwerking met de ESA, de andere ruimtevaartagentschappen en deindustrie, en met het oog op de versterking van de samenhang van de zeeromvangrijke investeringen die nodig zijn, worden de activiteiten van deGemeenschap op ruimtevaartgebied geconcentreerd op de uitvoering van:

– het Galileo-project op het gebied van de satellietnavigatie;

– het GMES-platform voor de bewaking van het milieu en de veiligheid;

– geavanceerd onderzoek dat nodig is voor de integratie van het ruimtesegmenten het terrestrisch segment op het gebied van communicatie.

1.1.5. Voedselveiligheid en gezondheidsrisico's

Doelstelling

De doelstelling van de acties op dit gebied is een bijdrage te leveren aan detotstandbrenging van de geïntegreerde wetenschappelijke en technologischegrondslagen die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van een productie- endistributiesysteem van veilige en gezonde levensmiddelen, de beheersing van derisico's in verband met voedsel, onder andere met behulp van de instrumentenvan de biotechnologie, alsmede de risico's voor de gezondheid ten gevolge vanveranderingen in het milieu.

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

Uit de recente problemen op het gebied van voeding, met name de BSE-crisis, isduidelijk gebleken dat de problematiek van de voedselveiligheid bijzonder complexis en meestal een internationale en grensoverschrijdende dimensie heeft. Als gevolgvan de integratie van de Europese interne markt voor landbouwproducten enlevensmiddelen, moeten de problemen op dit gebied op Europese schaal wordenaangepakt, evenals het hiermee verband houdende onderzoek. Vanuit die visie zalbinnenkort een Europese levensmiddelenautoriteit worden ingesteld.

De burgers en de consumenten verwachten dat het onderzoek eraan bijdraagt dat dein de handel gebrachte levensmiddelen en producten gegarandeerd veilig en gezondzijn en zonder gevaar kunnen worden geconsumeerd.

De beschikbaarheid van de meest diepgaande, nauwkeurige en actuelewetenschappelijke kennis is hiervoor een randvoorwaarde. Het gaat niet alleen om devolksgezondheid, maar ook om de materiële welstand van een sector waarin jaarlijks600 miljard euro wordt omgezet en waarin 2,6 miljoen banen op het spel staan.

Europa moet een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de onderzoekinspanningeninzake deze vraagstukken, die momenteel een mondiaal karakter hebben, terwijl hetook een samenhangende bijdrage moet leveren aan de internationale discussie overdit onderwerp, op basis van de meest nauwkeurige en volledige kennis.

Hetzelfde geldt voor de verschillende aspecten van de problemen in verband met degevolgen voor de gezondheid van de veranderingen in het milieu, waarover steedsmeer Europese burgers zich zorgen maken, en waarbij internationale aspecteneveneens vaak een rol spelen. Om verschillende redenen, maar ook om te profiterenvan de bundeling van de beste beschikbare bronnen van deskundigheid op complexe

26

gebieden, moet het betrokken onderzoek worden uitgevoerd op Europees niveau enop zodanige wijze dat een volwaardige coördinatie van de nationale werkzaamhedenkan worden gewaarborgd.

Overwogen activiteiten

De activiteiten van de Gemeenschap hebben betrekking op onderzoek in verband metde verschillende aspecten van de beheersing van voedselrisico's en het verbandtussen gezondheid en voeding:

– methodes voor de analyse en de opsporing van chemische verontreinigingen enziekteverwerkende micro-organismen (virussen, bacteriën, parasieten ennieuwe ziekteverwekkers van het prionen-type);

– effecten op de menselijke gezondheid van diervoeding en van het gebruik vanbijproducten in diervoeding;

– procédés voor "opspoorbaarheid", met name van genetisch gemodificeerdeorganismen, met inbegrip van organismen op basis van de recenteontwikkelingen in de biotechnologie;

– methodes voor een veiliger productie van gezondere levensmiddelen, onderandere op basis van biotechnologieën en procédés uit de biologische landbouw;

– epidemiologie van de aandoeningen in verband met voeding en genetischeaanleg;

– effect van voeding, met name van producten die genetisch gemodificeerdeorganismen bevatten, op de gezondheid;

– milieurisico's voor de gezondheid, waarbij het accent moet worden gelegd opcumulatieve risico's, de transmissietrajecten naar de mens, de effecten op langetermijn en de blootstelling aan lage doses, alsmede het effect op extrakwetsbare groepen, meer in het bijzonder kinderen.

1.1.6. Duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem31

Doelstelling

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is de versterking van dewetenschappelijke en technologische capaciteiten die Europa nodig heeft om eenduurzame ontwikkeling te realiseren en een belangrijke bijdrage te leveren aande inspanningen op internationaal niveau om de veranderingen in hetaardsysteem te begrijpen en te beheersen en het evenwicht tussen ecosystemente bewaren.

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

31 De prioritaire doelstellingen op het gebied van nucleair onderzoek zijn uiteengezet in de bijlage

"Wetenschappelijke en technologische doelstellingen" van het voorstel voor hetEuratom-kaderprogramma.

27

De totstandbrenging op mondiaal niveau van een duurzame ontwikkeling vereist metname:

– de optimalisering, ontwikkeling en verspreiding van technieken voor eenrationeler gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, een schonere productie ende beperking van het effect van de economische activiteiten op het milieu;

– een beter begrip van de mechanismen van de veranderingen in het aardsysteem,meer in het bijzonder de klimaatverandering, en van onze mogelijkheden omprognoses op dit gebied te doen.

Zoals reeds werd betoogd in het Groenboek van de Commissie "Naar een Europesestrategie voor een continuïteit van de energievoorziening"32, zijn energie en vervoer,die tezamen verantwoordelijk zijn voor meer dan 80% van de totalebroeikasgasemissies en voor meer dan 90% van de CO2-uitstoot, in technologischopzicht twee gebieden van primair belang.

Overeenkomstig het Protocol van Kyoto moet de Unie haar broeikasgasemissies inde periode 2008 - 2012 met 8% verminderen ten opzichte van het niveau van 1990.

De verwezenlijking van deze korte termijndoelstelling vereist een grootschaligeinzet van technologieën die momenteel worden ontwikkeld.

In een perspectief dat verder reikt dan deze doelstelling, is het voor detotstandbrenging van een duurzame ontwikkeling op lange termijn in de loop van dekomende decennia noodzakelijk dat de energiebronnen en -dragers die hiervoor hetmeest geschikt zijn beschikbaar en rendabel worden gemaakt. Dit vereist eenlangdurige onderzoekinspanning.

Onderzoek op middellange en lange termijn is eveneens noodzakelijk om eenEuropees systeem voor duurzaam vervoer te ontwikkelen, dat genoemd kan wordenals prioritaire doelstelling voor de EU in het Witboek inzake een gemeenschappelijkvervoerbeleid, dat momenteel door de Commissie wordt voorbereid.

Op het gebied van het onderzoek naar de klimaatverandering, vertegenwoordigdende huidige inspanningen wereldwijd momenteel zo'n 2 miljard euro per jaar. Debijdrage van Europa beloopt 500 miljoen euro, tegenover 900 miljoen euro voor deVerenigde Staten.

De Europese Unie is partij bij de internationale overeenkomsten op de verschillendegebieden die verband houden met de veranderingen in het aardsysteem, zoals hetProtocol van Kyoto inzake de klimaatverandering en de Overeenkomst van deVerenigde Naties inzake de biodiversiteit en de woestijnvorming. De Unie moet eensubstantiële en coherente bijdrage leveren aan de inspanningen in het kader van deinternationale onderzoekprogramma's die aan deze thema's zijn gewijd.

De activiteit van de Gemeenschap kan een bijdrage leveren aan de noodzakelijkecoördinatie van de Europese bijdrage aan de mondiale inspanningen.

Overwogen activiteiten

32 COM(2000)769.

28

Technologieën voor duurzame ontwikkeling

De inspanningen van de Gemeenschap op korte en middellange termijn wordengericht op een beperkt aantal grootschalige activiteiten op de volgende gebieden:

– hernieuwbare energie, energiebesparing, energie-efficiëntie, met name in destedelijke omgeving, schoon vervoer, met de ontwikkeling van nieuwevoertuigconcepten, met name voor het wegvervoer, en de ontwikkeling vanalternatieve brandstoffen;

– intelligent vervoer, met name in de vorm van technologieën die een betereverdeling, integratie en interoperabiliteit van de verschillende vervoertakkenmogelijk maken, bijvoorbeeld door innovaties in het beheer van de logistiekeketen (met name containers).

Op de langere termijn worden de activiteiten in de eerste plaats gericht op:

– brandstofcellen voor stationaire toepassingen en in het vervoer;

– waterstoftechnologie;

– nieuwe concepten voor fotovoltaïsche zonne-energietechnologieën engeavanceerd gebruik van biomassa.

Veranderingen in het aardsysteem

De activiteit van de Gemeenschap betreft in de eerste plaats de volgende aspecten:

– het effect en de mechanismen van broeikasgasemissies op het klimaat enkoolstofputten (oceanen, bossen, bodem);

– de watercyclus;

– biodiversiteit, bescherming van genetische hulpbronnen, de werking vanterrestrische en mariene ecosystemen en de interacties met menselijkeactiviteiten;

– mechanismen van woestijnvorming en natuurrampen in verband met deklimaatverandering;

– mondiale observatiesystemen voor de klimaatverandering.

1.1.7. Burgers en governance in de Europese kennismaatschappij

Doelstelling

Doelstelling van de activiteiten op dit gebied is het mobiliseren in een coherenteinspanning, die recht doet aan hun rijkdom en diversiteit, van de Europeseonderzoekcapaciteiten op het gebied van economische, politieke, sociale enmenswetenschappen, ten behoeve van het begrip en de beheersing vanproblemen in verband met het ontstaan van de kennismaatschappij en nieuwevormen van relaties tussen de burgers en overheidsinstellingen.

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

29

Op de Europese Raden van Lissabon in maart 2000 en van Nice in november 2000heeft de Europese Unie de ambitieuze doelstelling geformuleerd om "de meestconcurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld [te] worden die in staatis tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere socialesamenhang".

Tegen die achtergrond heeft de Europese Raad van Lissabon er de nadruk op gelegddat het menselijk potentieel de belangrijkste troef van Europa vormt, en eropgewezen dat de Europese onderwijs- en opleidingssystemen zich moeten aanpassenaan de behoeften van de kennismaatschappij en moeten inspelen op de noodzaak omhet werkgelegenheid te vergroten en de kwaliteit van de werkgelegenheid teverbeteren.

De overgang van Europa naar de kenniseconomie en -maatschappij, en de duurzameontwikkeling daarvan in dienst van de kwaliteit van leven van alle burgers, zullengemakkelijker verlopen naarmate dit proces beter wordt begrepen en beheerd.Hiervoor is een substantiële onderzoekinspanning noodzakelijk rond de uitdagingenvan een geïntegreerde en duurzame economische en sociale vooruitgang, op basisvan de fundamentele waarden van rechtvaardigheid en solidariteit die het Europeessociale model kenmerken. Tegen deze achtergrond moet het onderzoek op het gebiedvan economische, politieke, sociale en menswetenschappen meer in het algemeenbijdragen tot de beheersing en de toepassing van een hoeveelheid informatie enkennis die exponentieel toeneemt, en het begrip van de processen die op dit gebiedwerkzaam zijn.

In Europa houdt dit vraagstuk met name verband met het functioneren van dedemocratie en nieuwe vormen van governance, met name in de algemene contextdaarvan. Het gaat in wezen om de verhouding tussen de burgers en de instellingen ineen qua beleid en besluitvorming complexe omgeving, die wordt gekarakteriseerddoor de verschillende besluitvormingslagen op nationaal, regionaal en Europeesniveau, en de steeds belangrijker wordende rol van het maatschappelijk middenvelden vertegenwoordigers daarvan in het politieke debat.

Dergelijke vraagstukken hebben een duidelijke, zelfs intrinsieke Europese dimensie,die in waarde toeneemt waarneer ze wordt bestudeerd in het licht van de mondialeaspecten.

Met deze Europese dimensie wordt nog maar sinds kort rekening gehouden in hetonderzoek op nationaal niveau, en ze krijgt nog steeds niet de noodzakelijkeaandacht.

Het ligt het meest voor de hand dat deze aspecten op Europese schaal wordenaangepakt. Een activiteit op het niveau van de Unie biedt bovendien de mogelijkheiddat de nodige methodologische samenhang kan worden gewaarborgd en dat allevoordelen kunnen worden geplukt van de rijkdom en verscheidenheid van de inEuropa gevolgde benaderingen en van de Europese diversiteit.

Overwogen activiteiten

De activiteiten van de Gemeenschap worden op de volgende thema's geconcentreerd:

De kennismaatschappij:

30

– verbetering van de productie, overbrenging en gebruik van kennis in Europa;

– opties en keuzes voor de ontwikkeling van een kennismaatschappij in dienstvan de doelstellingen die de Unie heeft vastgesteld op de Europese Raden vanLissabon en Nice, met name wat betreft de verbetering van de kwaliteit vanleven, het beleid ten aanzien van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt,onderwijs en opleiding in alle levensfasen, de versterking van de socialesamenhang en duurzame ontwikkeling;

– de dynamische verscheidenheid in de overgang naar de kennismaatschappij opplaatselijk, nationaal en regionaal niveau.

Burgerschap, democratie en nieuwe vormen van governance

– consequenties van de Europese integratie en de uitbreiding van de Unie voor dedemocratie, het begrip legitimiteit en voor het functioneren van de instellingen;

– het opnieuw definiëren van de bevoegdheids- enverantwoordelijkheidsgebieden, en nieuwe vormen van governance;

– veiligheidsvraagstukken, in verband met het oplossen van conflicten en herstelvan vrede en rechtstaat;

– opkomst van nieuwe vormen van burgerschap en identiteiten, vormen engevolgen van de culturele diversiteit in Europa.

Wat de operationele aspecten betreft concentreert de Gemeenschap zich op deondersteuning van:

– vergelijkende transnationale onderzoeken en studies en op de ontwikkeling vankwalitatieve en kwantitatieve indicatoren;

– interdisciplinair onderzoek naar ondersteuning van overheidsbeleid;

– de oprichting en exploitatie op Europees niveau van onderzoekinfrastructurenen gegevens- en kennisbanken.

1.2 Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie

De activiteiten in dit kader hebben als doelstelling:

– te beantwoorden aan de wetenschappelijke en technologische behoefte van hetbeleid van de Gemeenschap en de Unie, op alle gebieden die met dat beleidsamenhangen, met inbegrip van de prioritaire thematische gebieden, waarvoorgeen beroep behoeft te worden gedaan op de drie grote instrumenten die op deprioritaire gebieden worden toegepast, maar waarvoor specifieke activiteiten envormen van steunverlening mogelijk zijn;

– op flexibele en snelle wijze in te spelen op nieuwe specifiekewetenschappelijke en technologische behoeften en te reageren op onvoorzienebelangrijke ontwikkelingen, en op bepaalde specifieke behoeften op nieuwekennisgebieden, meer in het bijzonder op multithematische en interdisciplinaire

31

gebieden, met inbegrip van gebieden die verband houden met prioritairegebieden.

De werkzaamheden worden op de volgende gebieden verricht en hebben betrekking op devolgende thema's:

1.2.1 Werkzaamheden op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen

Deze betreffen twee niet-exclusieve categorieën van onderzoek:

– Onderzoek dat noodzakelijk is voor het ontwerp, de uitvoering en de follow-upvan de toepassing van het beleid van de Gemeenschap en de Unie:

– Onderzoek ter ondersteuning van de uitvoering van hetgemeenschappelijk beleid, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleiden het gemeenschappelijk visserijbeleid;

– Onderzoek ter ondersteuning van beleidsdoelstellingen van de Unie,zoals bijvoorbeeld gedefinieerd in het zesde milieuactieprogramma33 ofhet Groenboek "Naar een Europese strategie voor een continuïteit van deenergievoorziening"34;

– Onderzoek ter ondersteuning van de doelstellingen die de Europese Raadvoor de Unie heeft vastgesteld, bijvoorbeeld de doelstellingen die zijnvastgesteld door de Europese Raden van Lissabon en Feira op het gebiedvan het economisch beleid, op het gebied van de informatiemaatschappijen e-Europe, het ondernemingsbeleid, het sociaal enwerkgelegenheidsbeleid, het beleid ten aanzien van onderwijs enopleiding, met inbegrip van de nodige statistische instrumenten enmethodes;

– Onderzoek dat noodzakelijk is voor ander beleid van de Gemeenschap ofde Unie, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid, met namevolksgezondheid, de regionale ontwikkeling, het handelsverkeer, externebetrekkingen en ontwikkelingshulp, justitie en binnenlandse zaken.

– Onderzoek dat beantwoordt aan de behoeften op bepaalde nieuweinterdisciplinaire en multidisciplinaire gebieden of geavanceerdekennisgebieden, speciaal om het Europese onderzoek in staat te stellen tereageren op specifieke belangrijke en onvoorziene ontwikkelingen, metinbegrip van gebieden in verband met de prioritaire gebieden.

De activiteiten op deze gebieden worden uitgevoerd in het kader van de hieronder genoemdevoorwaarden, op basis van de volgende uitgangspunten en met behulp van de volgendemechanismen:

– De betrokken activiteiten hebben hoofdzakelijk de vorm van:

33 COM(2001)31.34 COM(2000)769.

32

– gerichte specifieke projecten, in het algemeen van beperkte omvang,uitgevoerd in partnerschappen die qua omvang zijn afgestemd op debehoeften waarin moet worden voorzien;

– genetwerkte onderzoekactiviteiten op nationaal niveau, waar hetbeschikbaar maken van de bestaande capaciteiten in de lidstatennoodzakelijk is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

Voor zover de beoogde doelstellingen het best langs deze weg kunnen wordenverwezenlijkt, kan in bepaalde goed gemotiveerde gevallen in beperkte mategebruik worden gemaakt van de instrumenten die op de prioritaire thematischegebieden worden gebruikt, zoals de topnetwerken of eventueel zelfs degeïntegreerde projecten.

– De onderzoekthema's, -gebieden en -onderwerpen worden gekozen door deCommissie aan de hand van een beoordeling door een interne groep vangebruikers, op basis van het advies van een onafhankelijke raadgevendestructuur, bestaande uit vooraanstaande wetenschappelijke deskundigen entopmensen uit de industrie.

– Voor de uitvoering van deze activiteiten kan het best een mechanisme in tweefasen worden toegepast: uitnodigingen tot indiening van blijken vanbelangstelling die openstaan voor elke entiteit en organisatie in de Unie, om debehoeften nauwkeurig te identificeren en vervolgens te beoordelen;uitnodigingen tot het indienen van voorstellen inzake thema's die in de eerstefase zijn geselecteerd.

– Uit de projecten die volgens vakgenoten voldoende wetenschappelijke entechnologische kwaliteit hebben (« peer review »), selecteert de Commissie deprojecten die het meest kunnen bijdragen aan de ondersteuning van het beleidwaaraan zij uitvoering geeft.

– De activiteiten in dit kader worden overeenkomstig hun uitgangspunten endoelstellingen uitgevoerd op basis van jaarlijkse besluiten.

Deze activiteiten omvatten met name:

– Specifieke onderzoekactiviteiten voor het MKB

De deelname van het MKB aan het kaderprogramma vindt hoofdzakelijk plaatsbinnen de activiteiten die op de prioritaire thematische gebieden wordenuitgevoerd.

Deze specifieke activiteiten, die dienen ter ondersteuning van de Europeseconcurrentiepositie en het ondernemings- en innovatiebeleid, hebben ten doelde Europese MKB's op traditionele of nieuwe gebieden te helpen om huntechnologische capaciteiten te versterken en hun vermogen om op Europees eninternationaal niveau te opereren, te ontwikkelen.

Deze activiteiten, die op alle gebieden van wetenschap en technologie kunnenworden uitgevoerd, hebben de vorm van:

– Activiteiten voor collectief onderzoek:

33

Grootschalige onderzoekactiviteiten op middellange termijn, uitgevoerddoor centra voor technisch onderzoek ten behoeve van industriëleassociaties of industriële groeperingen in integrale industriële sectoren opEuropese schaal die door het MKB worden gedomineerd.

– Activiteiten voor coöperatief onderzoek:

Onderzoekactiviteiten die worden uitgevoerd door onderzoekscentra voorrekening van een aantal MKB's uit verschillende Europese landen, metbetrekking tot thema's van gemeenschappelijk belang, of doorhightech-MKB's in samenwerking met onderzoekscentra enuniversiteiten.

– Specifieke activiteiten voor internationale samenwerking:

Deze specifieke activiteiten, die worden uitgevoerd in het kader van deondersteuning voor het externe beleid en het ontwikkelingsbeleid van de Unie,betreffen meer in het bijzonder de samenwerking met:

– de derde landen in het Middellandse-Zeegebied;

– Rusland en de landen van het GOS;

– de ontwikkelingslanden.

1.2.2. Activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek35

Overeenkomstig zijn opdracht om het beleid van de Unie te voorzien van wetenschappelijkeen technische ondersteuning, zal het GCO zijn activiteiten concentreren op de prioritairethema's in verband met de definitie en de uitvoering van sectorieel beleid. De activiteitenzullen een sterke Europese dimensie hebben en gebaseerd zijn op een reeks specifiekedeskundigheden.

Deze activiteiten worden door het GCO uitgevoerd op de gebieden waarop het specifiekedeskundigheid bezit, waarvoor het speciale of zelfs unieke faciliteiten bezit, en op gebiedenwaarop het GCO op grond van zijn onpartijdigheid ten opzichte van nationale of particulierebelangen het best in staat is om onderzoekwerkzaamheden uit te voeren met betrekking tot deuitwerking en uitvoering van het communautair beleid alsmede de uitvoering van de daaruitvoortvloeiende taken, waarvan sommige onder de verantwoordelijkheid van de Commissievallen.

Het GCO onderneemt zijn werkzaamheden in nauwe samenwerking en in netwerkverbandmet de wetenschappelijke milieus, de nationale onderzoekorganisaties en de ondernemingenin Europa.

35 De werkzaamheden van het GCO op het gebied van kernonderzoek worden beschreven in de bijlage

"Wetenschappelijke en technologische doelstellingen" van het voorstel voor hetEuratom-kaderprogramma. Het GCO zal overigens ook werkzaamheden verrichten in het kader van deactiviteiten voor het structureren van de Europese onderzoekruimte, en zal daarnaast kunnen deelnemenaan alle onderzoekactiviteiten van het kaderprogramma die worden uitgevoerd op basis vanuitnodigingen tot het indienen van voorstellen, op de prioritaire gebieden en uit hoofde van"Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie". In verband met dezewerkzaamheden, zal het GCO een beperkt aantal verkennende onderzoekwerkzaamheden uitvoeren.

34

De activiteiten van het GCO hebben als voornaamste gemeenschappelijke noemer deveiligheid van de burger in al zijn facetten: gezondheid, milieu, nucleaire veiligheid, openbareveiligheid, fraudebestrijding.

In dit verband zijn twee specifieke onderzoekgebieden geselecteerd (een derdeonderzoekgebied valt onder de activiteiten in het kader van de Euratom-activiteiten):

– Voeding, chemische producten en gezondheid:

Veiligheid en kwaliteit van voeding, met name de strijd tegen BSE; genetischgemodificeerde organismen; chemische producten; biomedische toepassingen(meer in het bijzonder de vaststelling van referenties op dit gebied).

– Milieu en duurzame ontwikkeling:

Klimaatverandering (koolstofcyclus, modelling, effecten), en technologieënvoor duurzame ontwikkeling (hernieuwbare energie,beleidsintegratie-instrumenten); bescherming van het Europese milieu;ontwikkeling van netwerken en referentiemetingen; technische ondersteuningvoor de doelstellingen van het GMES.

Verder worden er drie typen activiteiten met een algemeen karakter uitgevoerd:

– Wetenschappelijke en technologische prognose:

Werkzaamheden op het gebied van techno-economische prognose op basis vande activiteiten van Europese netwerken.

– Referentiematerialen en metingen36:

Communautair referentiebureau en gecertificeerde referentiematerialen;validering en kwalificatie van methodes voor chemische metingen.

– Openbare veiligheid en fraudebestrijding:

Detectie van antipersoneelmijnen; voorkoming van natuurlijke entechnologische risico's; ondersteunende netwerken voor cyber-veiligheid in deUnie; technologieën voor fraudebestrijding.

2. STRUCTUREREN VAN DE EUROPESE ONDERZOEKRUIMTE

2.1. Onderzoek en innovatie

Doelstelling

De doelstelling van deze activiteiten is het stimuleren, in de Gemeenschap en al haarregio's, van de technologische innovatie, de exploitatie van onderzoekresultaten, deoverdracht van kennis en technologieën en de oprichting van technologiebedrijven.

36 De werkzaamheden betreffende metrologie op nucleair gebied worden beschreven in de bijlage

"Wetenschappelijke en technologische doelstellingen" van het voorstel voor hetEuratom-kaderprogramma.

35

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

Het verhoudingsgewijs zwakke vermogen van Europa om de resultaten vanonderzoekwerkzaamheden en wetenschappelijke en technologische doorbraken te vertalen inindustriële, economische en commerciële successen, is één van de bekendste Europesezwakke punten. Innovatiestimulerende activiteiten op Europese schaal kunnen het algeheleniveau van de prestaties van Europa verhogen en de Europese capaciteiten op dit gebied doentoenemen, door ondernemingen en innovatoren te helpen in hun inspanningen om opEuropees niveau en op de internationale markten te opereren, en door de actoren uit alleregio's van de Unie te laten profiteren van de in andere regio's opgedane kennis, door middelvan de initiatieven die op dit niveau worden ondernomen.

Overwogen activiteiten

De activiteiten in dit kader worden ondernomen ter aanvulling van de activiteiten op hetgebied van innovatie, die zijn opgenomen in de activiteiten uit hoofde van "Integratie van hetonderzoek".

Deze activiteiten hebben het karakter van algemene ondersteunende maatregelen voorinnovatie, ter aanvulling van de nationale en regionale activiteiten en in samenhang daarmee,en met het oog op de versterking van de samenhang van de inspanningen op dit gebied.

De activiteiten op dit gebied zullen de vorm hebben van ondersteuning van:

– het netwerken van de actoren in het Europese innovatiesysteem en hetuitvoeren van analyses en studies, met het doel de uitwisseling van ervaringenen goede praktijken te bevorderen;

– activiteiten ter aanmoediging van transregionale samenwerkingsverbanden ophet gebied van innovatie en ondersteuning van de oprichting vantechnologie-ondernemingen, alsmede de uitwerking van regionale strategieënop dit gebied;

– activiteiten om te experimenteren met nieuwe instrumenten en nieuwebenaderingen op het gebied van technologische innovatie;

– het opzetten of consolideren van informatiediensten, met name elektronische,zoals Cordis, alsmede bijstand op het gebied van innovatie(technologieoverdracht, bescherming van de intellectuele eigendom, toegangtot risicokapitaal);

– activiteiten op het gebied van economische en technologischeinformatieverzameling (analyses van technologische ontwikkelingen,toepassingen en markten, en verwerking en verspreiding van gegevens dienuttig kunnen zijn voor onderzoekers, ondernemers, met name in het MKB, eninvesteerders in verband met besluitvorming);

– de analyse en beoordeling van werkzaamheden op het gebied van innovatie, dieworden uitgevoerd in het kader van de communautaire onderzoekprojecten, entoepassing van de lessen die daaruit kunnen worden getrokken in hetinnovatiebeleid.

36

Sommige van deze activiteiten worden uitgevoerd in samenhang met de activiteiten van deEIB (met name via het EIF) in het kader van het initiatief "Innovatie 2000" en deStructuurfondsen.

2.2. Menselijk potentieel en mobiliteit

Doelstelling

De activiteiten in dit kader hebben als doelstelling om de ontwikkeling te ondersteunenvan een overvloedig menselijk potentieel van wereldniveau in alle regio's van deGemeenschap, door bevordering van de transnationale mobiliteit vooropleidingsdoeleinden, deskundigheidsbevordering en kennisoverdracht, met nametussen verschillende sectoren; ondersteuning voor de ontwikkeling vanwetenschappelijke topkwaliteit; steun om Europa aantrekkelijker te maken voorwetenschappers uit derde landen. In dit verband moet optimaal gebruik wordengemaakt van het potentieel dat hiervoor in alle groepen van de bevolking aanwezig is,waarbij speciaal gedacht wordt aan vrouwen, door middel van de maatregelen diedaarvoor het meest geschikt zijn.

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

De bevordering van de transnationale mobiliteit is een eenvoudig, bijzonder doelmatig enkrachtig middel om de Europese topkwaliteit in zijn geheel te versterken en beter teverspreiden over de verschillende regio's van de Unie. Hierdoor worden namelijkmogelijkheden gecreëerd om de kwaliteit van de opleiding van onderzoekers aanzienlijk teverbeteren, en wordt het circuleren en het toepassen van kennis bevorderd, terwijl ook eenbijdrage wordt geleverd aan de oprichting van topcentra van wereldniveau en met een groteaantrekkingskracht in geheel Europa. Uitgevoerd op een niveau waarbij voldoende kritischemassa ontstaat, zal een EU-activiteit zowel op dit gebied als op dat van het menselijkpotentieel in het algemeen aanzienlijke effecten hebben.

Overwogen activiteiten

Deze activiteiten, die zullen worden uitgevoerd in het hele veld van wetenschap entechnologie, zullen met name de volgende vorm hebben:

– Algehele steun voor universiteiten, onderzoekcentra, bedrijven netwerken, voorhet bieden van gastvrijheid aan onderzoekers uit Europa en derde landen.

– Individuele steun voor Europese onderzoekers voor mobiliteitdoeleinden, naareen ander Europees land of een derde land, en voor toponderzoekers uit derdelanden die naar Europa willen komen.

– Mechanismen voor terugkeer naar de landen en regio's van oorsprong, enmechanismen voor (her)integratie in het arbeidsproces, met name insamenhang met het verlenen van algemene en individuele steun.

– Financiële deelneming aan nationale of regionale ondersteuningsprogramma'svoor de mobiliteit van onderzoekers, die ook bestaan voor onderzoekers uitandere Europese landen.

– Steun aan Europese onderzoekteams van absolute topkwaliteit, met name voorgeavanceerde of interdisciplinaire onderzoekwerkzaamheden.

37

– Wetenschappelijke prijzen voor werkzaamheden van topkwaliteit door eenonderzoeker die financiële steun voor mobiliteit van de Unie heeft genoten.

2.3. Onderzoekinfrastructuren

Doelstelling

De werkzaamheden in dit kader hebben als doelstelling de totstandkoming tebevorderen van een complex van onderzoekinfrastructuren van het hoogste niveau inEuropa, en een optimaal gebruik daarvan op Europese schaal te stimuleren.

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

De ontwikkeling van een Europese benadering op het gebied van onderzoekinfrastructuur ende uitvoering van activiteiten op dit gebied op het niveau van de Unie, kunnen een belangrijkebijdrage leveren aan de versterking van het Europese onderzoekpotentieel en de benuttingdaarvan: door een ruimere toegang tot de bestaande onderzoekinfrastructuren in deverschillende lidstaten te bevorderen en de complementariteit van de bestaande installaties teversterken; door de ontwikkeling of de totstandbrenging van infrastructuren te stimuleren, methet oog op dienstverlening op Europees niveau en optimalisering van de keuzes inzake debouw van infrastructuur, zowel vanuit Europees perspectief als vanuit het oogpunt vanregionale technologische ontwikkeling.

Overwogen activiteiten

Deze activiteiten zullen worden uitgevoerd op alle gebieden van wetenschap en technologie,met inbegrip van de prioritaire thematische gebieden. De behoeften in verband met denoodzaak voor het Europese onderzoek op alle gebieden en disciplines, om de beschikking tehebben over een krachtige en snelle communicatie-infrastructuur (met name gebaseerd opGRID-architectuur) en elektronische publicatiediensten, zullen onder andere bijzondereaandacht krijgen. Voor deze activiteiten, die worden gedefinieerd en uitgevoerd op basis vanhet wetenschappelijk advies van de Europese Stichting voor Wetenschappen, kan steun in devolgende vormen worden gegeven:

– Transnationale toegang tot onderzoekinfrastructuur.

– De uitvoering, door infrastructuren of infrastructuurconsortia op Europeesniveau, van geïntegreerde initiatieven die de levering van diensten op Europeseschaal mogelijk maken en die, naast de transnationale toegang, ook betrekkingkunnen hebben op de oprichting en het functioneren van netwerken voorsamenwerking en uitvoering van gemeenschappelijke onderzoekprojecten dieten doel hebben het prestatieniveau van de betrokken infrastructuur teverbeteren.

– De uitvoering van haalbaarheidsstudies en voorbereidende werkzaamhedenvoor de bouw van nieuwe infrastructuur op Europese schaal.

– De optimalisering van Europese infrastructuur door ondersteuning, in beperktemate, bij de ontwikkeling van nieuwe infrastructuren. Deze steun kan eenaanvulling zijn op een deelneming van de EIB of de Structuurfondsen aan definanciering van de bouw, voor welke deelneming de mogelijkhedensystematisch worden onderzocht in de haalbaarheidsstudies.

38

2.4. Wetenschap en samenleving

Doelstelling

De doelstelling van de activiteiten in dit kader is in Europa de ontwikkeling testimuleren van harmonieuze relaties tussen wetenschap en samenleving, en een openhouding tegenover innovatie te bevorderen, door nieuwe verhoudingen tot stand tebrengen en een geïnformeerde dialoog op te zetten tussen onderzoekers, industriëlen,politieke beslissers en burgers.

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

Vraagstukken op het gebied van wetenschap en samenleving moeten grotendeels wordenaangepakt op Europees niveau, vanwege hun sterke Europese dimensie. Deze houdt verbandmet het feit dat de hiermee samenhangende problemen zich vaak op Europese schaalvoordoen (zoals blijkt uit de problemen op het gebied van de voedselveiligheid); met hetbelang om te kunnen profiteren van de ervaring en de kennis die in de verschillende landen isopgedaan en die vaak een complementair karakter heeft; en met de noodzaak om rekening tehouden met de diverse visies die hierover bestaan, en die een uiting zijn van de Europeseculturele diversiteit.

Overwogen activiteiten

In het verlengde van het werkdocument van de diensten van de Commissie "Wetenschap,samenleving en burgers in Europa"37, zullen de werkzaamheden op dit gebied, in het geheleveld van wetenschap en technologie, bij voorkeur betrekking hebben op de volgende thema's:

– Wetenschap en samenleving dichter bij elkaar brengen: wetenschap engovernance; wetenschappelijk advies; rekening houden met de samenleving inde wetenschap; prognose.

– De wetenschappelijke en technologische vooruitgang op een verantwoordelijkemanier realiseren: risico's; deskundigheid; toepassing van hetvoorzorgsbeginsel; Europees referentiesysteem; ethische aspecten.

– Versterking van de dialoog tussen wetenschap en samenleving: nieuwe vormenvan dialoog; kennis van de wetenschap bij de burger; belangstelling vanjongeren voor wetenschappelijke carrières; vrouwen in wetenschap enonderzoek.

Ze zullen de vorm hebben van ondersteunende activiteiten voor:

– het netwerken en tot stand brengen van structurele verbanden tussen debetrokken instellingen en werkzaamheden op nationaal, regionaal en Europeesniveau;

– uitwisseling van ervaringen en goede praktijken;

– uitvoering van specifiek onderzoek;

37 SEC(2000)1973.

39

– bewustmakingsinitiatieven met een grote zichtbaarheid, zoals prijzen enwedstrijden;

– het opzetten van databases en informatiebanken, en de uitvoering van studies,met name op statistisch en methodologisch gebied, over de verschillendethema's.

3. VERSTERKING VAN DE GRONDSLAGEN VAN DE EUROPESE ONDERZOEKRUIMTE

Doelstelling

De activiteiten in deze rubriek hebben als doelstelling de coördinatie te versterken eneen coherente ontwikkeling te ondersteunen van het beleid en de activiteiten inzakeonderzoek en stimulering van innovatie in Europa.

Motivering van de inspanning en Europese toegevoegde waarde

De totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte is eerst en vooral gebaseerd op deverbetering van de samenhang en de coördinatie van de activiteiten en het beleid inzakeonderzoek en innovatie op nationaal, regionaal en Europees niveau. De maatregelen van deGemeenschap kunnen de inspanningen in die richting helpen bevorderen, en op het gebiedvan informatie, kennis en analyse de basis leggen die onontbeerlijk is om dit project tot eengoed einde te brengen.

Overwogen activiteiten

Deze worden uitgevoerd op alle gebieden van wetenschap en technologie, en zullen devolgende vorm hebben:

– Teneinde de coördinatie van de onderzoekactiviteiten in Europa te versterken,zowel op nationaal als op Europees vlak, financiële steun voor:

– de wederzijdse openstelling van nationale programma's;

– het netwerken van onderzoekwerkzaamheden die op nationaal enregionaal niveau worden uitgevoerd;

– de activiteiten voor wetenschappelijke en technologische samenwerkingdie in andere kaders voor Europese samenwerking worden uitgevoerd,bijvoorbeeld de werkzaamheden van de Europese Stichting voorWetenschap;

– samenwerking bij gemeenschappelijke initiatieven van gespecialiseerdeorganisaties voor Europese wetenschappelijke samenwerking, zoalsCERN, EMBL, ESO of ESA38.

Deze activiteiten worden uitgevoerd tegen de algemene achtergrond van de inspanningen dieworden geleverd om het algehele functioneren van de Europese wetenschappelijke en

38 CERN : Europese Organisatie voor kernonderzoek; EMBL : Europees Laboratorium voor Moleculaire

Biologie; ESO : Europees observatorium voor het zuidelijk halfrond; ESA : Europees Ruimte-Agentschap.

40

technologische samenwerking te optimaliseren en de complementariteit van de verschillendeonderdelen daarvan, die ook COST en Eurêka omvatten, te waarborgen.

– Teneinde de samenhangende ontwikkeling van het onderzoek eninnovatiebeleid in Europa te ondersteunen:

– Analyses en studies, werkzaamheden op het gebied van prognose,statistiek en wetenschappelijke en technologische indicatoren.

– Oprichting en steun voor het functioneren van gespecialiseerdewerkgroepen en fora voor overleg en politieke discussie.

– Steun voor benchmarking van het beleid inzake onderzoek en innovatieop nationaal, regionaal en Europees niveau.

– Steun voor werkzaamheden om de wetenschappelijke en technologischetopkwaliteit in Europa in kaart te brengen.

– Steun voor de noodzakelijke werkzaamheden om de wettelijke enadministratieve omgeving voor onderzoek en innovatie in Europa teverbeteren.

41

BIJLAGE II : MAXIMUM TOTAALBEDRAG, DEELBEDRAGEN ENINDICATIEVE VERDELING

Het maximum totaalbedrag en de deelbedragen voor de verschillende activiteiten, zoalsgenoemd in artikel 164 van het EG-Verdrag, zijn:

Miljoen euro

Eerste activiteit39 : 13.570

Tweede activiteit40 : 600

Derde activiteit41 : 300

Vierde activiteit42 : 1.800

Maximum totaalbedrag 16.270

Indicatieve verdeling:

1) Integratie van het onderzoek43 44 12.770

� Genomica en biotechnologie voor de gezondheid 2.000

� Technologieën voor de informatiemaatschappij 3.600

� Nanotechnologieën, intelligente materialen, nieuweproductieprocédés

1.300

� Lucht- en ruimtevaart 1.000

� Voedselveiligheid en risico's voor de gezondheid 600

� Duurzame ontwikkeling en veranderingen in hetaardsysteem

1.700

39 Betreft de activiteiten uit hoofde van "Integratie van het onderzoek", met uitzondering van de

activiteiten voor internationale samenwerking; activiteiten op het gebied van onderzoekinfrastructuur enmet betrekking tot het thema wetenschap en samenleving, die worden uitgevoerd in de rubriek"Structureren van de Europese onderzoekruimte"; en de activiteiten in het kader van "Versterking vande grondslagen van de Europese onderzoekruimte".

40 Betreft de internationale samenwerkingsactiviteiten uit hoofde van "Integratie van het onderzoek", opde prioritaire gebieden en in het kader van het anticiperen op de wetenschappelijke en technologischebehoeften van de Unie.

41 Betreft de specifieke activiteiten met betrekking tot het thema "Onderzoek en innovatie" die wordenuitgevoerd uit hoofde van "Structureren van de Europese onderzoekruimte", ter aanvulling van deactiviteiten op het gebied van innovatie die plaatsvinden in het kader van de activiteiten uit hoofde van"Integratie van het onderzoek".

42 Betreft de activiteiten met betrekking tot het menselijk potentieel en steun aan de mobiliteit uit hoofdevan "Structureren van de Europese onderzoekruimte".

43 Het is de bedoeling om ten minste 15% van de hieraan toegewezen financiële middelen uit te trekkenvoor het MKB.

44 Waarvan in totaal 600 miljoen euro voor de internationale samenwerkingsactiviteiten.

42

� Burgers en governance in de Europesekennismaatschappij

225

� Anticiperen op de wetenschappelijke en technologischebehoeften van de Unie45 2.345

2) Structureren van de Europese onderzoekruimte 3.050

� Onderzoek en innovatie 300

� Menselijk potentieel 1.800

� Onderzoekinfrastructuur 900

� Wetenschap en samenleving 50

3) Versterking van de grondslagen van de Europeseonderzoekruimte 450

� Steun voor de coördinatie van de activiteiten 400

� Steun voor een samenhangende ontwikkeling van hetbeleid

50

TOTAAL 16.27046

45 Waarvan 715 miljoen euro voor de werkzaamheden van het GCO.46 Hierbij komt nog een bedrag van 1.230 miljoen euro uit hoofde van het Euratom-kaderprogramma, met

de volgende indicatieve verdeling: behandeling en opslag van nucleair afval: 150 miljoen euro;beheerste kernfusie: 700 miljoen euro [waarvan 200 miljoen euro voor deelname aan het ITER-project];overige activiteiten: 50 miljoen euro; werkzaamheden van het GCO: 330 miljoen euro [waarvan110 miljoen euro voor de behandeling en de opslag van afvalstoffen].

43

BIJLAGE III : INSTRUMENTEN EN MODALITEITEN VOOR FINANCIËLEDEELNEMING VAN DE GEMEENSCHAP

Teneinde een bijdrage te leveren aan de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte,neemt de Gemeenschap uit hoofde van de specifieke programma's financieel deel aan deactiviteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, met inbegrip van demonstratie,die worden uitgevoerd op de prioritaire thematische gebieden van het kaderprogramma en opandere gebieden en met betrekking tot andere thema's op wetenschappelijk en technologischvlak.

Voor de financiële deelneming van de Gemeenschap aan deze activiteiten, waarininnovatiebevorderende maatregelen zijn geïntegreerd, wordt gebruik gemaakt van een reeksinstrumenten die hieronder worden beschreven.

1. INSTRUMENTEN

1.1. Instrumenten voor integratie van het onderzoek

1.1.1. Topnetwerken

Op de prioritaire thematische onderzoekgebieden van het kaderprogramma,financiële deelneming aan topnetwerken.

De steun aan deze netwerken heeft als doelstelling de wetenschappelijke topkwaliteitin Europa te stimuleren door een diepgaande en duurzame integratie van decapaciteiten aan wetenschappelijke topkwaliteit in de universiteiten,onderzoekscentra en industrie in verschillende lidstaten, tot een kritische massa vandeskundigheden, in de vorm van de oprichting van "virtuele topcentra".

De integratie vindt plaats door middel van een gemeenschappelijkactiviteitenprogramma dat een belangrijk deel vertegenwoordigt van de activiteitenvan de genetwerkte entiteiten. Deze entiteiten moeten wat hun functioneren betreftde nodige zelfstandigheid bezitten of verkrijgen, om een geleidelijke integratie vanhun werkzaamheden met die van andere entiteiten mogelijk te maken.

De activiteitenprogramma's, waarmee enkele miljoenen euro per jaar gemoeid zijn,worden gedefinieerd afhankelijk van welbepaalde onderzoekthema's en-onderwerpen, maar niet op basis van doelstellingen of vooraf omschrevenresultaten. De uitvoering ervan impliceert de geleidelijke integratie van dewerkprogramma's op de betrokken gebieden, een nauwkeurige verdeling van dewerkzaamheden, een personeelsuitwisseling van significante omvang alsmede hetintensief gebruik van elektronische informatie- en communicatienetwerken envirtuele en interactieve werkwijzen. Deze programma's behelzen noodzakelijkerwijsook activiteiten voor het beheer, de overdracht en de exploitatie van de gegenereerdekennis, en zulks op verifieerbare wijze.

De topnetwerken worden geselecteerd op basis van uitnodigingen tot het indienenvan voorstellen.

Door maatregelen ter ondersteuning van de mobiliteit, wordt de openstelling van detopnetwerken voor deelname van onderzoekers uit andere Europese landen en van de

44

geassocieerde entiteiten aangemoedigd. Bovendien zullen de topnetwerkenopenstaan voor deelname van organisaties uit derde landen en organisaties voorEuropese wetenschappelijke samenwerking.

1.1.2. Geïntegreerde projecten

Op de prioritaire thematische onderzoekgebieden van het kaderprogramma,financiële deelneming aan geïntegreerde projecten.

Deze projecten, waarmee een bedrag van enkele tientallen miljoenen euro gemoeidkan zijn, worden uitgevoerd door consortia waarin sterk de nadruk ligt opsamenwerking tussen universiteiten en industrie.

Voor deze projecten, die in voorkomend geval onderzoekactiviteiten "met risico's"kunnen behelzen, zullen steeds duidelijke doelstellingen worden gedefinieerd intermen van wetenschappelijke en technologische kennis of producten, procédés endiensten. De geïntegreerde projecten kunnen in bepaalde gevallen worden gevormdop basis van een bundeling van elementen ("clusters") die gericht zijn opverschillende aspecten van eenzelfde doelstelling, en ze kunnen door de industrie ende openbare onderzoekpartners worden geïntegreerd in een enkele actie, op basis vaneen tijdschema dat regelmatig wordt bijgewerkt.

De uitvoering behelst noodzakelijkerwijs en op verifieerbare basis activiteiten voorverspreiding, overdracht en exploitatie van kennis, alsmede analyse en evaluatie vande economische en sociale effecten van de betrokken technologieën, en van defactoren die bepalend zijn voor de exploitatie daarvan.

De uitvoering vindt bij voorkeur plaats op basis van globale financieringsplannen,waarvoor in belangrijke mate openbare en particuliere middelen beschikbaar moetenworden gemaakt, en gebruik kan worden gemaakt van andere regelingen voorsamenwerking of financiering, zoals Eurêka of de instrumenten van de EIB en hetEIF.

De geïntegreerde projecten worden geselecteerd op basis van uitnodigingen tot hetindienen van voorstellen. Ze staan open voor deelname van organisaties uit derdelanden en organisaties voor Europese wetenschappelijke samenwerking. Er wordenspecifieke maatregelen genomen om deelname door het MKB te bevorderen.

De topnetwerken en de geïntegreerde projecten worden met een grote mate vanzelfstandigheid beheerd door de deelnemers. Deze hebben met name de mogelijkheidom:

– andere partners bij hun werkzaamheden te betrekken;

– projecten van beperkte omvang te definiëren als onderdelen van hunactiviteitenprogramma en uitnodigingen tot het indienen van voorstellen tepubliceren;

– de inhoud van deze programma's aan te passen naargelang de behoeften.

De uitvoering van de activiteitenprogramma's door de topnetwerken en in het kadervan de geïntegreerde projecten, zal regelmatig worden geëvalueerd.

45

1.1.3. Deelneming aan gezamenlijk uitgevoerde nationale programma's

Op de prioritaire thematische onderzoekgebieden van het kaderprogramma,financiële deelneming aan nationale programma's die gezamenlijk wordenuitgevoerd, in het kader van artikel 169 van het Verdrag.

De betrokken programma's zijn duidelijk omschreven programma's die wordenuitgevoerd door de regeringen of de nationale onderzoekorganisaties. Voor degezamenlijke uitvoering ervan moet gebruik worden gemaakt van een specifiekeuitvoeringsstructuur. Deze kan worden gecreëerd via geharmoniseerdewerkprogramma's en met behulp van gemeenschappelijke, gezamenlijke ofgecoördineerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. Zo nodig kunnenhiervoor gemeenschappelijke infrastructuren worden ontwikkeld of geëxploiteerd.

De Gemeenschap kan financieel deelnemen aan de gezamenlijk uitgevoerdeprogramma's. Wanneer deze programma's openstaan voor andere Europese landen,kan de Gemeenschap tevens de deelname van onderzoekers, onderzoekteams ofinstellingen uit deze landen ondersteunen.

1.1.4. Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie

De uitvoeringsinstrumenten van de activiteiten in het kader van "Anticiperen op dewetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie" zijn beschreven inbijlage I.

1.2. Instrumenten om de Europese onderzoekruimte te structureren

De uitvoeringsinstrumenten voor de activiteiten op de volgende gebieden zijn beschreven inbijlage I:

– Onderzoek en innovatie.

– Menselijk potentieel en mobiliteit.

– Onderzoekinfrastructuur.

– Wetenschap en samenleving.

1.3. Instrumenten ter versterking van de grondslagen van de Europeseonderzoekruimte

De uitvoeringsinstrumenten voor de hiertoe ondernomen activiteiten zijn beschreven inbijlage I.

46

2. MODALITEITEN VOOR FINANCIËLE DEELNEMING VAN DE GEMEENSCHAP

De Gemeenschap neemt financieel deel aan de uitvoering van de ondernomen activiteiten metbehulp van de hierboven gedefinieerde instrumenten, met inachtneming van decommunautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling, alsmede deinternationale regels op dit gebied, meer in het bijzonder de WTO-overeenkomst inzakesubsidies en compenserende maatregelen. De omvang en de vorm van de financiëledeelneming uit hoofde van het kaderprogramma moeten van geval tot geval kunnen wordenbijgesteld, met name wanneer voorzien is in steun uit andere openbare en particulierefinancieringsbronnen, met inbegrip van andere communautaire financieringsbronnen zoals deEIB en het EIF.

Bij deelname van organisaties uit regio's met een ontwikkelingsachterstand bestaat demogelijkheid dat, wanneer een project het voor medefinanciering toegestane maximumbedraguit hoofde van het kaderprogramma dan wel een globale subsidie ontvangt, een aanvullendebijdrage uit de Structuurfondsen wordt toegekend overeenkomstig de bepalingen vanVerordening nr. 1260/1999 van de Raad47, met inachtneming van de communautaire regelinginzake staatssteun voor onderzoek.

Bij deelname van organisaties uit kandidaat-lidstaten kan een bijdrage als aanvulling op definanciële instrumenten in het kader van de pretoetreding worden verleend onder soortgelijkevoorwaarden.

De financiële deelneming van de Gemeenschap zal worden verleend met inachtneming vanhet medefinancieringsbeginsel, met uitzondering van financieringen voor studies, conferentiesen aanbestedingen. Afhankelijk van de aard van de verschillende instrumenten, kan definanciële deelneming een globaal karakter hebben of de vorm aannemen van een subsidie tenbehoeve van de begrotingen voor de respectieve implementatiefases van de instrumenten.

Als algemeen uitgangspunt geldt dat over de financiële deelneming van de Gemeenschap eenbesluit genomen wordt naar aanleiding van openbare procedures voor uitnodigingen tot hetindienen van voorstellen of aanbestedingen.

De Gemeenschap kan ook een bijdrage leveren in de vorm van subsidies voor hetnoodzakelijke kapitaal voor de ontwikkeling van onderzoekinfrastructuur.

De Commissie voert de onderzoekactiviteiten op zodanige wijze uit dat de financiëlebelangen van de Gemeenschap worden beschermd, door doelmatige controles en, bij geblekenonregelmatigheden, afschrikkende en proportionele sancties.

In de besluiten tot vaststelling van de specifieke programma's waarbij dit kaderprogramma tenuitvoer wordt gelegd, kan niet worden afgeweken van de regels die in onderstaande tabel zijnopgenomen.

InstrumentenFinanciële deelneming

van de Gemeenschap uit hoofde van

47 PB L 161 van 26 juni 1999.

47

het kaderprogramma

Integratie van het onderzoek 48

1. Financiële deelneming aantopnetwerken.

De Gemeenschap kan een globale subsidie verlenen opbasis van de resultaten van de uitvoering van eengemeenschappelijk activiteitenprogramma.

2. Financiële deelneming aangeïntegreerde projecten.

De Gemeenschap kan een subsidie verlenen tenbehoeve van de begroting van deze projecten totmaximaal 50% van de totale kosten.

3. Financiële deelneming aan gezamenlijkuitgevoerde nationale projecten.

De Gemeenschap kan een subsidie verlenen tenbehoeve van de begroting van de gezamenlijkuitgevoerde activiteiten tot maximaal 50% van detotale kosten; deze subsidie kan een globale dekkingvormen van de deelname aan deze activiteiten dooronderzoekers en organisaties uit derde landen.

4. Financiële deelneming aan activiteitendie worden ondernomen om teanticiperen op de wetenschappelijke entechnologische behoeften van de Unie,met inbegrip van specifiekeonderzoekactiviteiten voor het MKB enspecifieke activiteiten voorinternationale samenwerking.

De Gemeenschap kan een subsidie verlenen tenbehoeve van de begroting van deze activiteiten totmaximaal 50% van de totale kosten; zij kanverantwoordelijkheid nemen voor de volledigebegroting van het GCO.

Structureren van de Europeseonderzoekruimte.

1. Financiële deelneming aan activiteitenvoor stimulering van de interactietussen onderzoek en innovatie.

De Gemeenschap kan een subsidie geven ten behoevevan de begrotingen van deze activiteiten.

2. Financiële deelneming aan activiteitenvoor de ontwikkeling van menselijkpotentieel en de versterking van demobiliteit.

De beurzen en de ondersteuning voor topkwaliteithebben een globaal karakter.

3. Financiële deelneming aan activiteitenvoor ondersteuning van onderzoek-infrastructuur.

De Gemeenschap kan een subsidie verlenen tenbehoeve van de begroting van de voorbereidendetechnische werkzaamheden, met inbegrip vanhaalbaarheidsstudies, tot maximaal 50% van de totalekosten; zij kan een globale subsidie verlenen voor detransnationale activiteiten betreffende toegang tot enontwikkeling van netwerken, en, op basis van deresultaten, voor de uitvoering van geïntegreerdeinitiatieven; ze kan een subsidie verlenen ten behoevevan de begrotingen voor de ontwikkeling van nieuweinfrastructuur tot maximaal 10% van de totale kosten.

4. Financiële deelneming aan activiteitenten behoeve van de ontwikkeling vanharmonieuze verhoudingen tussen

De Gemeenschap kan een subsidie verlenen voor debegrotingen voor deze initiatieven.

48 In het geval van de drie categorieën activiteiten in het kader van "Integratie van het onderzoek", kan de

financiële deelneming van de Gemeenschap dienen ter dekking van de deelname van organisaties enonderzoekers uit derde landen.

48

wetenschap en samenleving.

Versterking van de grondslagen van deEuropese onderzoekruimte.

1. Financiële deelneming aan coördinatie-activiteiten.

De Gemeenschap kan een subsidie verlenen voor debegrotingen van deze activiteiten.

2. Financiële deelneming aanondersteunende maatregelen voor eensamenhangende ontwikkeling van hetonderzoekbeleid.

De Commissie kan een subsidie verlenen voor debegrotingen van deze maatregelen.

49

WETGEVEND FINANCIEEL MEMORANDUM

Beleidsgebied(en): onderzoekActiviteit(en): onderzoekactiviteiten uit hoofde van het EG-Verdrag

BENAMING VAN DE ACTIVITEIT:

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en deRaad betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 vande Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied vanonderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, terbevordering van de totstandbrenging van de Europeseonderzoekruimte.

1. BEGROTINGSLIJN(EN) + BENAMING(EN)

Onderafdeling B6

2. ALGEMENE BEGROTE GEGEVENS

2.1. Totaal budget van de activiteit (deel B): 16 270 miljoen € aan VK

2.2. Toepassingsperiode:

2002-2006

In de modaliteiten voor de verlenging van de activiteit is voorzien in artikel 166 vanhet EG-Verdrag.

2.3. Algemene meerjarenraming van de uitgaven

a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiële steunverlening) (cf. punt6.1.1)

miljoen € (tot op 3 decimalen nauwkeurig)Jaar n n + 1 n + 2 n + 3 n + 4

n + 5en

vol-gendebegro-tings-jaren

Totaal

Vastleggings-kredieten

Betalingskredieten

b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.1.2)

50

VK

BK

Subtotaal a+b

VK

BK

c) Algemene financiële gevolgen van de personele middelen en andere werkingsuitgaven(cf. punten 7.2 en 7.3)

VK/BK

TOTAAL a+b+c

VK 0 3759,0 4004,0 4190,0 4317,0 0 16270,0

BK

2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiëlevooruitzichten

x� Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

x� Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubriek van definanciële vooruitzichten.

x� Inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van hetinterinstitutioneel akkoord.

2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten

x� Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband metde tenuitvoerlegging van een maatregel)

OF

x� Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:

Sommige geassocieerde staten dragen bij in de financieringvan het kaderprogramma.

Sommige lidstaten kunnen bijdragen in de financiering vande uit hoofde van artikel 169 van het Verdrag vastgesteldeprogramma's.

Conform de artikelen 92 en 96 van het financieel reglementkan het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoekontvangsten genieten die afkomstig zijn uit diverseconcurrerende activiteiten en andere prestaties voor rekeningvan derden.

51

Conform artikel 27 van het financieel reglement kunnensommige ontvangsten opnieuw worden aangewend.

miljoen € (tot op 1 decimaal nauwkeurig)

Situatie na de activiteit

Begrotings-lijn

Ontvangsten

Voor deactiviteit

(jaar n-1) Jaar

n3n+1 n+2 n+3 n+4 n+5

a) Ontvangsten in absolutetermen1

b)Wijziging van deontvangsten2

3. BEGROTINGSKENMERKEN

Aard van de uitgave Nieuwe DeelnameEVA

Deelnamekandidaat-lidstaten

Rubriek FV

VU/NVU

GK/GK

JA/NEEN

JA/NEEN

JA/NEEN

Nr.

4. RECHTSGROND

Artikel 166 van het EG-Verdrag.

5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1. Noodzaak van communautaire steunverlening

Onderzoek blijkt een centrale component te zijn van de kenniseconomie en-maatschappij, die zich op mondiale schaal ontwikkelen. Meer dan ooit doet het zichgelden als één van de fundamentele motoren van de economische en socialevooruitgang, een sleutelfactor van het concurrentievermogen van de ondernemingen,de werkgelegenheid en de leefkwaliteit. Wetenschap en technologie vormenbovendien een centraal element in het politieke besluitvormingsproces.

De structurele zwakheden van Europa inzake onderzoek zijn evenwel nog steedsaanwezig. In 1999 heeft de Europese Unie 70 miljard euro minder dan de VerenigdeStaten geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. De Unie komt vandaag na deVerenigde Staten en Japan in termen van aandeel van de onderzoekuitgaven in hetBBP (1,8% tegenover respectievelijk 2,7% en 3,1%), maar ook in termen van aantalonderzoekers, aantal octrooien en volume van de hightech-export per inwoner.

Onderzoek moet een nog duidelijkere en centralere rol spelen in het functioneren vande economie en de Europese maatschappij. Dit vereist een versterking van depublieke en particuliere onderzoekinspanningen in de Unie, maar ook van decoördinatie van de onderzoekinspanningen van de lidstaten, onder elkaar en met dievan de Unie.

52

In deze geest heeft de Commissie in januari 2000 voorgesteld een "Europeseonderzoekruimte" te creëren49. De totstandbrenging ervan zal noodzakelijkerwijs hetresultaat zijn van een gemeenschappelijke inspanning van de Unie, haar lidstaten ende onderzoekactoren.

Een en ander vereist allereerst een aantal initiatieven, met name op wettelijk enregelgevingsgebied, meer bepaald de tenuitvoerlegging van de maatregelen die nodigzijn om de hinderpalen op te heffen voor het vrij verkeer van onderzoekers, kennis entechnologieën in Europa.

Naast dit soort initiatieven hebben de activiteiten voor de financiële ondersteuningvan het onderzoek van de Unie een belangrijke rol te spelen.

In het algemeen zijn overheden gerechtigd de onderzoekactiviteit te ondersteunenwanneer de resultaten ervan voor het "algemeen welzijn" waardevoller zijn dan hetdirecte voordeel ervan voor degene die het onderzoek verricht. Dit geldt voorfundamenteel onderzoek, maar ook voor tal van gerichte onderzoekactiviteiten.Overheidssteun is legitiem en nodig wanneer het betrokken onderzoek kan bijdragentot, of zelfs onontbeerlijk is voor, de tenuitvoerlegging van het overheidsbeleid, maarook wanneer deze tot gevolg heeft te helpen bij het oplossen van de problemenwaarmee de maatschappij geconfronteerd wordt en het Europeseconcurrentievermogen te versterken, door de ondernemingen te stimulerenrisico-onderzoek of onderzoek op lange termijn te verrichten dat voor hen nietonmiddellijk rendabel is, alsook door te helpen bij het vergroten van de transparantievan de kennismarkt.

De ondersteuning op Europees niveau, met name op communautair niveau, is meerbepaald gerechtvaardigd gezien de "Europese toegevoegde waarde" ervan.

Deze omvat de volgende aspecten:

– Kosten en omvang van het onderzoek overstijgen de mogelijkheden van éénland, en noodzaak om een "kritische massa" van financiële en personelemiddelen bij elkaar te brengen.

– Belang van de samenwerking in economische termen (schaalvoordelen) envanwege de gunstige effecten ervan op de particuliere onderzoekinspanning enhet industriële concurrentievermogen.

– Noodzaak om, met name waar men geconfronteerd wordt met interdisciplinaireproblemen, de aanvullende deskundigheid die in de verschillende landenaanwezig is te combineren, en gebruik te maken van vergelijkende studies opEuropese schaal.

– Verbanden met de prioriteiten en belangen van de Unie, alsook met decommunautaire wetgeving en het communautaire beleid.

– Noodzakelijkerwijs transnationaal karakter van onderzoek door de schaalwaarop de problemen zich voordoen (milieu) of om wetenschappelijke redenen(vergelijkende studies, epidemiologie).

49 COM(2000) 612 van 4 oktober 2000.

53

Bovendien wordt de Europese toegevoegde waarde van de communautaire activiteitop onderzoekgebied geëvalueerd en bevestigd door een evaluatie ex ante, waarineveneens bepaalde wenselijke ontwikkelingen voor de tenuitvoerlegging ervan zijngepreciseerd, alsmede de evaluatie ex post van de lopende activiteiten.

– Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

Door de Commissiediensten is een evaluatie ex ante verricht naar aanleidingvan het opstellen van het voorstel voor het kaderprogramma. Deze steunt metname op:

– de aanbevelingen naar aanleiding van de vijfjaarlijkse evaluatie van dekaderprogramma's en specifieke programma's die in de loop van het jaar2000 door onafhankelijke deskundigen is verricht;

– het tussentijdse onderzoek van het vijfde kaderprogramma (1998-2002)van de Commissie, dat is gepresenteerd in COM(2000) 612 van4.10.2000 en gedetailleerd in het werkdocument van deCommissiediensten SEC(2000) 1780 van 23.10.2000;

– de antwoorden die zijn ontvangen naar aanleiding van het overleg groteondernemingen betreffende de twee mededelingen over de Europeseonderzoekruimte in de loop van het jaar 2000;

– de lopende werkzaamheden uit hoofde van het Lissabon-proces, metname inzake benchmarking van het OTO-beleid, kartering van dewetenschappelijke en technologische topkwaliteit, ondersteuning van deonderzoekinfrastructuren.

Deze evaluatie heeft tot de volgende conclusies geleid:

– een nieuw kaderprogramma is nodig om te helpen bij de totstandbrengingvan de Europese onderzoekruimte.

– deze activiteit moet zowel wat de werkingssfeer ervan als de vormen vansteunverlening betreft in belangrijke mate worden bijgestuurd in de zinvan het:

– versterken van de verbanden met de nationaleonderzoekactiviteiten, teneinde de doeltreffendheid van deonderzoekuitgaven in Europa te vergroten

– herconcentreren van de activiteiten op een beperkt aantaldoelstellingen die slechts op communautair niveau kunnen wordenbereikt;

– aanpassen van de vormen van steunverlening aan de doelstellingen,om met name meer doeltreffendheid, effect en zichtbaarheid tebereiken.

Met het doel de prestaties van de activiteit van de Unie in termen vankosten/doeltreffendheid te versterken, worden deze maatregelen voor eenevaluatie ex-ante aangevuld met in de voorstellen voor specifieke programma's

54

te bepalen meetbare doelstellingen met betrekking waartoe een regelmatigefollow-up moet plaatsvinden.

– Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen

Bij de uitwerking van het voorstel voor het kaderprogramma (2000-2006) isrekening gehouden met de aanbevelingen van de vijfjaarlijkse evaluatie van dekaderprogramma's die in 2000 plaatshad; er is met name rekening gehoudenmet de aanbevelingen betreffende:

– de gunstige impact van de concentratie van het kaderprogramma die eenleemte opvult in Europa door universitaire en industriële onderzoekers instaat te stellen samen toegepast onderzoek te verrichten;

– de administratieve omslachtigheid van het beheer van het programma1998-2002 en de noodzaak de structuren en procedures voor het beheervan het kaderprogramma te herzien;

– het inpassen van de onderzoekactiviteiten van de Unie in de ruimerecontext van een echt Europees onderzoekbeleid;

– het versterken van de concentratie van de programma's;

– het voortzetten van het onderzoek dat nodig is om de doelstellingen vanhet beleid van de Unie te bereiken;

– de gewenste ontwikkeling naar een aangepast en flexibelerinstrumentarium, rekening houdend met alle mogelijkheden die hetVerdrag biedt.

Bovendien heeft het tussentijdse onderzoek van het 5de kaderprogramma metname geleid tot aanpassingen van de jaarlijkse werkprogramma's van despecifieke programma's, die beogen de inspanningen meer te concentreren enpilotprojecten te starten die relevant zijn voor de maatregelen welke voor hetvolgende kaderprogramma worden overwogen.

5.2. Overwogen activiteiten en modaliteiten voor de budgettaire steunverlening

De "Europese toegevoegde waarde" houdt allereerst en fundamenteel verband met despecifieke vorm die de activiteiten van de Unie op onderzoekgebied moetenaannemen, welke krachtens het Verdrag deze van de lidstaten moeten aanvullen.

Aldus wordt voorgesteld dat de Gemeenschap financieel deelneemt:

– wat de prioritaire thematische onderzoekgebieden betreft, in topnetwerken dietot doel hebben topkwaliteit te stimuleren door een diepgaande en duurzameintegratie van de topcapaciteit die in verscheidene lidstaten bestaat

– wat de prioritaire thematische onderzoekgebieden betreft, in geïntegreerdeprojecten, in een orde van grootte van een tiental miljoen euro, die uitgevoerdworden door consortia en waaraan vaak in belangrijke mate door deuniversiteiten/industrie wordt meegewerkt

55

– wat de prioritaire thematische onderzoekgebieden betreft, in nationaleprogramma's die gezamenlijk door de regeringen of onderzoekorganisaties vande lidstaten worden uitgevoerd; de uitvoering ervan kan plaatshebben doormiddel van geharmoniseerde werkprogramma's

– in onderzoekactiviteiten die verricht worden met het doel vooruit te lopen opwetenschappelijke en technologische behoeften, ter ondersteuning van hetcommunautaire beleid en met het doel snel op opkomende behoeften tereageren

– in activiteiten voor collectief onderzoek en coöperatief onderzoek die binnenhet gehele wetenschappelijke en technologische domein ten voordele van deMKB's worden verricht, met het oogmerk om het Europeseconcurrentievermogen te versterken

– in activiteiten die beogen de interactie te bevorderen tussen onderzoek eninnovatie ter stimulering van technologische innovatie, benutting van deonderzoekresultaten, kennisoverdracht alsmede het oprichten vantechnologische ondernemingen op de prioritaire thematischeonderzoekgebieden of op andere gebieden die van belang zijn voor hetEuropese concurrentievermogen

– in de ontwikkeling van de personele middelen en in de mobiliteit vanonderzoekers door het verlenen van algemene of individuele steun op allegebieden van het wetenschappelijke en technologische domein en door deondersteuning van onderzoekteams die tot de absolute top behoren

– in de ondersteuning van onderzoekinfrastructuren, inclusiefcommunicatie-infrastructuren voor onderzoek op alle gebieden binnen hetwetenschappelijke en technologische domein, vanuit het oogpunt vantransnationale toegang, voor de tenuitvoerlegging van geïntegreerdeinitiatieven, het uitvoeren van uitvoerbaarheidsstudies en, op een beperktniveau, de ontwikkeling van nieuwe infrastructuren.

– in activiteiten voor het ondersteunen van de ontwikkeling van harmonieuzerelaties tussen wetenschap en maatschappij op alle gebieden van hetwetenschappelijke en technologische domein door het tot stand brengen vanstructurele verbanden tussen instellingen en activiteiten op Europees niveau, deuitwisseling van ervaringen, het uitvoeren van onderzoek enbewustmakingsinitiatieven

– in activiteiten voor het coördineren van het beleid op het gebied van onderzoeken technologische ontwikkeling: wederzijdse openstelling van de nationaleprogramma's, totstandbrenging van een netwerk van nationaleonderzoekactiviteiten, initiatieven voor wetenschappelijke samenwerking dieplaatshebben in andere kaders voor Europese samenwerking en voorsamenwerking tussen de betrokken organisaties

– in activiteiten ter ondersteuning van de coherente ontwikkeling van hetonderzoek- en innovatiebeleid in Europa.

56

De budgettaire steunverlening van de Gemeenschap richt zich tot de ondernemingen(en met name de MKB's), onderzoekcentra, universiteiten en nationale of Europeseinstellingen die onderzoekactiviteiten financieren. Deze laatste kunnen eveneens alstussenschakel fungeren voor de budgettaire steunverlening van de Gemeenschap.

De Gemeenschap voert rechtstreeks onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten uit viahet Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek.

5.3. Steunverleningsprioriteiten en -thema's

Het beginsel "Europese toegevoegde waarde" moet echter eveneens ten grondslagliggen aan de selectie van de steunverleningsprioriteiten en -thema's van de Unieop onderzoekgebied.

(1) Bijgevolg worden de volgende prioritaire gebieden inzake integratie van hetonderzoek in overweging genomen voor het kaderprogramma:

Prioritaire thematische gebieden

Genomica en biotechnologie voor de gezondheid

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is Europa te helpen bij detoepassing, door een geïntegreerde onderzoekinspanning, van de baanbrekenderesultaten bij de ontcijfering van het genoom van levende organismen, met name tenbehoeve van de volksgezondheid en de burgers en om de concurrentiepositie van deEuropese biotechnologie-industrie te versterken.

De Europese publieke onderzoekinspanning is vandaag substantieel veel geringer enminder coherent dan in de Verenigde Staten. Het opzetten van openbareonderzoekprogramma's in verschillende lidstaten, met als centraal thema hetpost-genoomonderzoek, vormt een belangrijke stap in de goede richting. Alles bijelkaar zijn de inspanningen die op dit gebied worden geleverd echter nogonvoldoende en te versnipperd.

Om de Unie in staat te stellen haar concurrentiepositie op dit gebied te verbeteren enten volle te profiteren van de economische en sociale gevolgen van de verwachteontwikkelingen, moeten de investeringen flink worden verhoogd en deonderzoekactiviteiten in Europa in een samenhangende krachtsinspanning wordengeïntegreerd.

Technologieën voor de informatiemaatschappij

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied, overeenkomstig de conclusiesvan de Europese Raad van Lissabon en de doelstellingen van het e-Europe-initiatief, is het stimuleren, in Europa, van de ontwikkeling van technologieënen toepassingen als centraal element in de totstandbrenging van deinformatiemaatschappij, teneinde de concurrentiepositie van de Europeseindustrie te versterken en de Europese burgers in alle regio's van de Unie demogelijkheid te geven om ten volle te profiteren van de ontwikkeling van dekennismaatschappij.

De informatie- en communicatietechnologieën brengen een omwentelingteweeg in het functioneren van de economie en de maatschappij, leiden tot

57

nieuwe manieren van produceren, handeldrijven en communiceren. Metbetrekking tot deze technologieën worden ook vandaag nog in Europa,vergeleken met name met de situatie in Noord-Amerika, te weiniginspanningen geleverd. Particuliere en publieke financiering bij elkaar opgeteldbesteden de Verenigde Staten aan deze sector driemaal zoveel middelen alsEuropa.

Industriële en commerciële successen zoals Europa behaalde op het gebied vande mobiele communicatie dankzij de GSM-norm zijn slechts opnieuw mogelijkop voorwaarde dat men op dit gebied gezamenlijk een kritische massa vanonderzoekmiddelen investeert en men er zich op toelegt de publieke enparticuliere inspanningen op Europese schaal te integreren.

Met de bedoeling een maximaal effect in economisch en sociale termen uit teoefenen zal de inspanning zich concentreren op de toekomstige generatie vandeze technologieën, waarbij computers, interfaces en netwerken meergeïntegreerd zijn in de dagelijkse omgeving en door gemakkelijke en"natuurlijke" interactie een massa diensten en toepassingen toegankelijkmaken.

Nanotechnologieën, intelligente materialen, nieuwe productieprocédés

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is Europa te helpen bij het totstand brengen van een kritische massa aan noodzakelijke capaciteiten voor deontwikkeling en exploitatie, met name vanuit het oogpunt van eco-efficiëntie,van geavanceerde technologieën op basis van producten, diensten enfabricageprocédés van de komende jaren, in hoofdzaak gebaseerd op kennis enintelligentie.

De Europese verwerkende industrie produceert jaarlijks voor een waarde vanongeveer 4.000 miljard euro aan goederen en diensten. Op een steeds sterkerconcurrerende wereldmarkt moet zij haar concurrentiepositie zien te handhavenen te versterken en daarbij tevens voldoen aan de eisen van een duurzameontwikkeling. Hiervoor is een belangrijke investering nodig in hetuitontwikkelen, de ontwikkeling en de verspreiding van geavanceerdetechnologieën: nanotechnologieën, materiaaltechnologieën met een sterkekenniscomponent, nieuwe productieprocédés.

Lucht- en ruimtevaart

Het doel van de activiteiten op dit gebied bestaat erin door de integratie van deonderzoekinspanningen de positie van de Europese lucht- enruimtevaartindustrie, die geconfronteerd wordt met een steeds scherpereconcurrentie op mondiaal niveau, te consolideren.

De luchtvaart en de ruimtevaart - in technologisch en economisch opzichtduidelijk gescheiden, maar in industrieel en beleidsmatig opzicht, en ook watde betrokken actoren betreft, aan elkaar verwant - zijn gebieden waarop Europaeconomisch en commercieel succesvol is. De Amerikaanse investeringen zijnmomenteel, afhankelijk van de sector, nog steeds drie tot zes keer zo hoog alsde Europese.

58

Vanuit dit perspectief wordt in het rapport "Vision 2020"50 van Europesetopindustriëlen uit deze sector aanbevolen de Europese, nationale enparticuliere onderzoekinspanningen rond een gemeenschappelijke visie teoptimaliseren.

Op het gebied van de ruimtevaart gaat het er, in het verlengde van demededeling van de Commissie "Europa en de ruimtevaart: begin van eennieuw hoofdstuk", voor de Gemeenschap om het onderzoek te ondersteunen datde markten en maatschappij in de mogelijkheid stelt van de ruimtevaart teprofiteren.

Voedselveiligheid en gezondheidrisico's

De doelstelling van de acties op dit gebied is een bijdrage te leveren aan detotstandbrenging van de geïntegreerde wetenschappelijke en technologischegrondslagen die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van een productie- endistributiesysteem van veilige en gezonde levensmiddelen, de beheersing vande risico's in verband met voedsel, onder andere met behulp van deinstrumenten van de biotechnologie, alsmede de risico's voor de gezondheidten gevolge van veranderingen in het milieu.

Uit de recente problemen op het gebied van voeding, met name de BSE-crisis,is duidelijk gebleken dat de problematiek van de voedselveiligheid bijzondercomplex is en meestal een internationale en grensoverschrijdende dimensieheeft. Als gevolg van de integratie van de Europese interne markt voorlandbouwproducten en levensmiddelen, moeten de problemen op dit gebied opEuropese schaal worden aangepakt, evenals het hiermee verband houdendeonderzoek. Vanuit die visie zal binnenkort een Europeselevensmiddelenautoriteit worden ingesteld.

De kwesties die verband houden met de effecten van de veranderingen van hetmilieu op de gezondheid hebben eveneens een sterke Europese dimensie dieactiviteiten op dit niveau rechtvaardigt.

Duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem

De doelstelling van de activiteiten op dit gebied is de versterking van dewetenschappelijke en technologische capaciteiten die Europa nodig heeft omeen duurzame ontwikkeling te realiseren en een belangrijke bijdrage te leverenaan de inspanningen op internationaal niveau om de veranderingen in hetaardsysteem te begrijpen en te beheersen en het evenwicht tussen ecosystemente bewaren.

De Europese Unie is partij bij de internationale overeenkomsten op deverschillende gebieden die verband houden met de veranderingen in hetaardsysteem, zoals het Protocol van Kyoto inzake de klimaatverandering en deOvereenkomst van de Verenigde Naties inzake de biodiversiteit en dewoestijnvorming. De Unie moet een substantiële en coherente bijdrage leverenaan de inspanningen in het kader van de internationale onderzoekprogramma'sdie aan deze thema's zijn gewijd.

50 "European aeronautics: a vision for 2020" (rapport van de Group of Personalities).

59

De totstandbrenging van duurzame ontwikkeling op korte en middellangetermijn vereist bovendien een belangrijke inspanning inzake onderzoek enverspreiding van de op dit vlak meest geschikte technologieën in de sectorenenergie en vervoer, de twee sleutelsectoren in dit opzicht.

Burgers en governance in de Europese kennismaatschappij.

Doelstelling van de activiteiten op dit gebied is het mobiliseren in eencoherente inspanning, die recht doet aan hun rijkdom en diversiteit, van deEuropese onderzoekcapaciteiten op het gebied van economische, politieke,sociale en menswetenschappen, ten behoeve van het begrip en de beheersingvan problemen in verband met het ontstaan van de kennismaatschappij ennieuwe vormen van relaties tussen de burgers en overheidsinstellingen.

Het ligt het meest voor de hand dat deze aspecten op Europese schaal wordenaangepakt. Een activiteit op het niveau van de Unie biedt bovendien demogelijkheid dat de nodige methodologische samenhang kan wordengewaarborgd en dat alle voordelen kunnen worden geplukt van de rijkdom enverscheidenheid van de in Europa gevolgde benaderingen en van de Europesediversiteit.

De activiteit van de Unie concentreert zich op thema's zoals de verbetering vande productie, de overdracht en het gebruik van de kennis in Europa, degevolgen van de Europese integratie en de uitbreiding van de Unie voor dedemocratie, of het opkomen van nieuw vormen van burgerschap enidentiteiten.

In operationele termen concentreert zij zich op het ondersteunen vantransnationale vergelijkende studies, de ontwikkeling van kwalitatieve enkwantitatieve indicatoren en de opbouw en benutting van gegevens- enkennisbanken.

Anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie,inclusief de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

De activiteiten in dit verband hebben tot doel:

– te beantwoorden aan de wetenschappelijke en technologische behoeftevan het beleid van de Gemeenschap en de Unie, op alle gebieden die metdat beleid samenhangen, met inbegrip van de prioritaire thematischegebieden, waarvoor geen beroep behoeft te worden gedaan op de driegrote instrumenten die op de prioritaire gebieden worden toegepast, maarwaarvoor specifieke activiteiten en vormen van steunverlening mogelijkzijn;

– soepel en snel te beantwoorden aan de opkomende wetenschappelijke entechnologische behoeften en aan onvoorziene belangrijkeontwikkelingen, alsmede speerpuntbehoeften, meer bepaald opmultithematische en interdisciplinaire gebieden.

Deze activiteiten, die met name specifieke onderzoekactiviteiten voor MKB's eninzake internationale samenwerking omvatten, hebben betrekking op de volgendegebieden en thema's:

60

– Activiteiten die plaatsvinden op basis van uitnodigingen tot het indienenvan voorstellen

Zij omvatten onderzoek:

– dat noodzakelijk is voor de opzet, tenuitvoerlegging en follow-upvan de toepassing van het beleid van de Unie op gebieden zoalslandbouw en visserij, energie, milieu, vervoer, gezondheid,werkgelegenheid en sociale aangelegenheden, economische enmonetaire aangelegenheden, onderwijs, cultuur, externebetrekkingen, ontwikkelingshulp, justitie en binnenlandse zaken;

– dat voldoet aan de behoeften op nieuwe, interdisciplinaire enmultidisciplinaire gebieden of speerpuntgebieden, met name om hetEuropese onderzoek te helpen het hoofd te bieden aan onverwachtebelangrijke ontwikkelingen. Vanwege hun aard en hundoelstellingen worden deze activiteiten ten uitvoer gelegd opjaarlijkse budgettaire basis en steunen zij op strikte specifiekemechanismen voor de evaluatie van de politieke relevantie van dein overweging genomen steunverleningsthema's en van dewetenschappelijke en technologische relevantie van degeselecteerde onderwerpen.

– Activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek51

Overeenkomstig zijn opdracht om het beleid van de Unie te voorzien vanwetenschappelijke en technische ondersteuning, zal het GCO zijnactiviteiten concentreren op de prioritaire thema's in verband met dedefinitie en de uitvoering van sectorieel beleid. De activiteiten zullen eensterke Europese dimensie hebben en gebaseerd zijn op een reeksspecifieke deskundigheden.

Deze activiteiten worden door het GCO uitgevoerd op de gebiedenwaarop het specifieke deskundigheid bezit, waarvoor het speciale of zelfsunieke faciliteiten bezit, en op gebieden waarop het GCO op grond vanzijn onpartijdigheid ten opzichte van nationale of particuliere belangenhet best in staat is om onderzoekwerkzaamheden uit te voeren metbetrekking tot de uitwerking en uitvoering van het communautair beleidalsmede de uitvoering van de daaruit voortvloeiende taken, waarvansommige onder de verantwoordelijkheid van de Commissie vallen.

Het GCO onderneemt zijn werkzaamheden in nauwe samenwerking en innetwerkverband met de wetenschappelijke milieus, de nationaleonderzoekorganisaties en de ondernemingen in Europa.

51 De activiteiten van het GCO op nucleair onderzoekgebied worden beschreven in de bijlage

"Wetenschappelijke en technologische doelstellingen" van het voorstel voor het kaderprogramma vanEuratom. Het GCO verricht bovendien activiteiten in het kader van de acties voor het structureren vande Europese onderzoekruimte, en kan deelnemen aan alle onderzoekactiviteiten van hetkaderprogramma die op de prioritaire gebieden en in het kader van "Anticiperen op dewetenschappelijke en technologische behoeften van de Unie" plaatsvinden op basis van uitnodigingentot het indienen van voorstellen. In verband met deze activiteiten verricht het Centrum een beperktehoeveelheid verkennend onderzoek.

61

De activiteiten van het GCO hebben als essentieel gemeenschappelijkkenmerk de veiligheid van de burgers en de verschillende facettendaarvan: gezondheid, milieu, nucleaire veiligheid, openbare veiligheid,fraudebestrijding.

(2) Maatregelen ten behoeve van de structurering van de Europeseonderzoekruimte hebben betrekking op de volgende thema's:

Onderzoek en innovatie

De doelstelling van deze activiteiten is het stimuleren, in de Gemeenschap enal haar regio's, van de technologische innovatie, de exploitatie vanonderzoekresultaten, de overdracht van kennis en technologieën en deoprichting van technologiebedrijven.

Activiteiten voor de stimulering van innovatie die op Europees niveauplaatsvinden kunnen bijdragen tot het optrekken van het algemene niveau vande prestaties van Europa en tot het vergroten van de Europese capaciteit op ditgebied, door de ondernemingen en vernieuwers te helpen bij hun inspanningenom op Europese schaal en op de internationale markten te opereren en door deactoren uit alle regio's van de Unie te laten profiteren van de ervaring en dekennis die in andere regio's via op dat niveau ondernomen initiatieven zijnopgedaan.

Menselijk potentieel en mobiliteit

De activiteiten in dit kader hebben als doelstelling om de ontwikkeling teondersteunen van een overvloedig menselijk potentieel van wereldniveau inalle regio's van de Gemeenschap, door bevordering van de transnationalemobiliteit voor opleidingsdoeleinden, deskundigheidsbevordering enkennisoverdracht, met name tussen verschillende sectoren; ondersteuning voorde ontwikkeling van wetenschappelijke topkwaliteit; steun om Europaaantrekkelijker te maken voor wetenschappers uit derde landen. In dit verbandmoet optimaal gebruik worden gemaakt van het potentieel dat hiervoor in allegroepen van de bevolking aanwezig is, waarbij speciaal gedacht wordt aanvrouwen, door middel van de maatregelen die daarvoor het meest geschikt zijn.

Een activiteit met een kritische massa op het niveau van de Unie op dit gebiedkan helpen om de Europese topkwaliteit in haar geheel alsmede deverspreiding ervan in de verschillende regio's van de Unie te versterken, doormogelijkheden te creëren om de kwaliteit van de opleiding van onderzoekerssignificant te verbeteren, door de verbreiding en benutting van kennis testimuleren en door te helpen bij het opbouwen van attractieve topkernen vaninternationaal niveau overal in Europa.

Onderzoekinfrastructuren

De werkzaamheden in dit kader hebben als doelstelling de totstandkoming tebevorderen van een complex van onderzoekinfrastructuren van het hoogsteniveau in Europa, en een optimaal gebruik daarvan op Europese schaal testimuleren.

62

De ontwikkeling van een Europese benadering inzakeonderzoekinfrastructuren, en de tenuitvoerlegging van activiteiten op dit gebiedop het niveau van de Unie kunnen significant bijdragen tot het versterken vanhet Europese onderzoekpotentieel en de benutting ervan: door te helpen bij hetzorgen voor een uitgebreidere toegang tot de infrastructuren die in deverschillende lidstaten bestaan en bij het versterken van de complementariteitvan de aanwezige installaties; door het stimuleren van de ontwikkeling of hetcreëren van infrastructuren die voor een dienst op Europese schaal zorgen,alsmede van optimale bouwkeuzen wat Europa betreft en keuzen inzakeregionale technologische ontwikkeling.

Wetenschap en samenleving

Het doel van de activiteiten in dat verband bestaat erin de ontwikkeling testimuleren in Europa van harmonieuze relaties tussen wetenschap enmaatschappij dankzij het tot stand brengen van nieuwe verhoudingen en eengeïnformeerde dialoog tussen onderzoekers, industriëlen, politiekebesluitvormers en burgers.

De kwesties wetenschap/maatschappij dienen op grote schaal op Europeesniveau te worden aangepakt vanwege de sterke Europese dimensie ervan. Dezehoudt verband met het feit dat deze kwesties zeer vaak op Europese schaal aande orde komen, met het belang om te kunnen profiteren van de ervaring enkennis die in de verschillende landen zijn opgedaan, welke elkaar vaakaanvullen, en met de noodzaak rekening houden met de verscheidenheid vanzienswijzen met betrekking tot deze kwesties.

(3) De activiteiten die ten uitvoer worden gelegd om de grondslagen van deEuropese onderzoekruimte te versterken omvatten met name:

Het bevorderen van de wederzijdse openstelling van de nationale programma'sen het tot stand brengen van een netwerk of interactie tussen de nationale,Europese en internationale onderzoekactiviteiten, economische en statistischeen toekomstgerichte analyses, benchmarking van het onderzoekbeleid, het inkaart brengen van topkwaliteit, ondersteuning ter verbetering van deregelgevende en administratieve onderzoek- en innovatieomgeving in Europa.

5.4. Modaliteiten voor de tenuitvoerlegging

Het kaderprogramma stelt het maximale algemene bedrag en de modaliteiten voor definanciële deelname van de Gemeenschap alsmede het respectieve aandeel van elkvan de overwogen activiteiten vast.

Deze bedragen dekken de financiering van de onderzoekactiviteiten alsmede depersoneelskosten en administratieve uitgaven.

63

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

Pro memorie, het referentiebudget van het kaderprogramma van de EuropeseGemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) bedraagt 1 330 miljoen €. Het totaalvan de kaderprogramma's 2002-2006 bedraagt 17 500 miljoen €.

6.1.1 Financiële steunverlening VK in miljoen € (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

UitsplitsingJaar n n + 1 n + 2 n + 3 n+ 4 n + 5 en

volgendebegro-

tingsjaren

Totaal

Activiteit 1

Activiteit 2

Enz.

TOTAAL

6.1.2 Technische en administratieve bijstand, ondersteuningsuitgaven en IT-uitgaven(vastleggingskredieten)

1.1.1.

Jaar n n + 1 n + 2 n + 3 n + 4 n + 5 envolgende

begro-tingsjaren

Totaal

1) Technische en administra-tieve bijstand:a) Bureaus voor technischebijstandb) Andere technische enadministratieve bijstand:- intra-muros:- extra-muros:

onder andere voor hetopzetten en onderhoudenvan geautomatiseerdebeheerssystemen:

Subtotaal 1

2) Ondersteuningsuitgaven:

a) Studies

b) Vergaderingen vandeskundigenc) Informatie en publicaties

Subtotaal 2

TOTAAL

64

6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de geheleprogrammeringsperiode)

(Bij meerdere activiteiten dienen ten aanzien van de concrete maatregelen die voor elkeactiviteit moeten worden genomen de nodige preciseringen te worden gegeven betreffenderaming van het volume en kosten van de prestaties)

VK in miljoen € (tot op 3 decimalen nauwkeurig)Opsplitsing Soort

prestaties/producties(projecten,dossiers...)

Aantalprestaties/producties

(totaal voor dejaren 1…n)

Gemiddeldeeenheidskosten

Totale kosten(totaal voor de

jaren 1…n)

1 2 3 4=(2X3)

Activiteit 1- Maatregel 1- Maatregel 2Activiteit 2- Maatregel 1- Maatregel 2- Maatregel 3

Enz.

TOTALE KOSTEN

Zo nodig de wijze van berekening toelichten

7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DEADMINISTRATIEVE UITGAVEN

In de geest van een zuinig beheer van de middelen worden de personeelsuitgaven enadministratiekosten oplettend onderzocht bij het overwegen van de nieuwe structuurvan het kaderprogramma. Dit onderzoek gebeurt in het kader van de besluitenhoudende vaststelling van de specifieke programma's waarmee het kaderprogrammaten uitvoer wordt gelegd.

De overwogen ontwikkeling naar een grotere decentralisatie van deverantwoordelijkheden voor de tenuitvoerlegging van de onderzoekactiviteiten steltde Commissie in staat een algemene vermindering van de administratieve kosten vanhet beheer van de programma's voor te stellen.

Dankzij de nieuwe instrumenten en modaliteiten voor de tenuitvoerlegging hebbende personeelskosten en de administratieve uitgaven immers een minder groot aandeelin de middelen dan in het verleden. Het beheer van de lopende projecten van devorige kaderprogramma's moet evenwel verzekerd blijven.

65

8. FOLLOW-UP EN EVALUATIE

8.1 Follow-up-systeem

De vooruitgang die wordt geboekt in de richting van de totstandbrenging van deEuropese onderzoekruimte wordt regelmatig beoordeeld.

Het nieuwe kaderprogramma, dat voor het eerst is opgezet om te helpen bij detotstandbrenging van de Europese onderzoekruimte, is een instrument dat ten uitvoerwordt gelegd parallel aan andere activiteiten van de Gemeenschap en de lidstatenwaarmee deze zelfde doelstellingen worden nagestreefd. De aard zelf van hetonderzoek en de verschillende soorten activiteiten op verschillende niveaus makende follow-up en evaluatie complex.

Niettemin is al een instrumentarium ontwikkeld of wordt een instrumentariumontwikkeld voor de follow-up en evaluatie van de resultaten en de effecten van hetkaderprogramma. Deze instrumenten steunen hoofdzakelijk op gegevens dieafkomstig zijn uit de specifieke programma's waarmee het kaderprogramma tenuitvoer wordt gelegd. Zij worden in detail uiteengezet in de besluiten betreffende despecifieke programma's.

Er wordt een reeks indicatoren, aangepast aan de specificiteit van hetkaderprogramma, ontwikkeld die het mogelijk maken met name de productie, hetbeheer en de totstandbrenging van een netwerk, de benutting en de effecten van dekennis die voortvloeit uit de uit hoofde van het kaderprogramma verrichteactiviteiten te kwantificeren. Deze worden nader bepaald zodat rekening wordtgehouden met de bij het Verdrag vastgestelde doelstellingen, met name dedoelstelling inzake de bevordering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwenvermeld in artikel 3, lid 2, en de doelstelling inzake versterking van de economischeen sociale samenhang vermeld in artikel 158.

8.2 Modaliteiten voor en periodiciteit van de geplande evaluatie

– Jaarlijkse voortgangscontrole: de Commissie, die daarbij eventueel eenberoep doet op adequate expertise, toetst continu de voortgang van hetkaderprogramma aan de vastgestelde doelstellingen. Zij beoordeelt met nameof de doelstellingen, prioriteiten, instrumenten, financiële middelen en hetbeheer nog steeds aangepast zijn aan de ontwikkeling van de situatie.

– Jaarlijks verslag: de stand van zaken betreffende het kaderprogramma wordtgepubliceerd in het jaarlijkse verslag dat krachtens artikel 173 van het Verdragbij het Europees Parlement en de Raad wordt ingediend. Dit omvat met namede resultaten van de jaarlijkse voortgangscontrole, een beschrijving van deactiviteiten die gedurende het voorgaande jaar inzake onderzoek entechnologische ontwikkeling en verspreiding van de resultaten zijn verricht, enhet werkprogramma van het lopende jaar.

– Vijfjarige evaluatie: alvorens haar voorstel voor het volgendekaderprogramma te presenteren laat de Commissie door onafhankelijkedeskundigen van hoog niveau een externe toetsing uitvoeren van de uitvoeringvan de communautaire activiteiten die in de loop van de vijf jaar vóór dezeevaluatie hebben plaatsgehad aan de in de betrokken periodes van toepassing

66

zijnde doelstellingen. De Commissie deelt de conclusies van deze evaluatie,vergezeld van haar opmerkingen, aan het Europees Parlement, de Raad, hetEconomisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's mee.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

De fraudebestrijdingsmaatregelen worden beschreven samen met de voorstellen voorspecifieke programma's waarmee het kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd.

67

2001/0054(CNS)

Voorstel voor een

besluit van de Raad

betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschapvoor Atoomenergie (EURATOM) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en

opleiding ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,inzonderheid op artikel 7,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag kan een meerjarenkaderprogramma wordenvastgesteld waarin alle activiteiten op het gebied van onderzoek, met inbegrip vandemonstratie en onderwijs inzake kernenergie, die door middel van programma's vooronderzoek en onderwijs moeten worden uitgevoerd, zijn opgenomen.

(2) De Commissie heeft in de loop van het jaar 2000 twee mededelingen uitgebracht overde vooruitzichten en de doelstellingen van de vorming van een Europeseonderzoekruimte52 respectievelijk de totstandbrenging van de Europeseonderzoekruimte en de oriëntaties voor de activiteiten van de Unie op het gebied vanonderzoek 2002-200653. De "innovatie in een kenniseconomie" was tevens hetonderwerp van een mededeling die de Commissie in 2000 heeft gepubliceerd54.

(3) De Europese Raden van Lissabon van maart 2000 en van Santa Maria de Feira vanjuni 2000 hebben geleid tot conclusies die de snelle totstandbrenging van de Europeseruimte voor onderzoek en innovatie beogen, in het belang van de schepping vanwerkgelegenheid en economische groei.

(4) Het Europees Parlement55-56, de Raad57-58, het Economische en Sociaal Comité59 enhet Comité van de Regio's60 hebben zich eveneens uitgesproken voor deverwezenlijking van de Europese onderzoekruimte.

52 COM(2000)6 def. van 18.1.2000.53 COM(2000)612 def. van 4.10.2000.54 COM(2000)567 def. van 20.9.2000.55 Resolutie van 18 mei 2000, EP 290.465, blz.48.56 Resolutie van 15 februari 2001.

68

(5) De Commissie heeft op 19 oktober 200061 de conclusies gepresenteerd van de externeevaluatie van de uitvoering en de resultaten van de communautaire activiteiten die inde vijf jaar voorafgaand aan de beoordeling zijn ondernomen, en daarbij haaropmerkingen gemaakt.

(6) Voor de periode 2002-2006 dient derhalve een nieuw kaderprogramma te wordenvastgesteld dat gericht is op de bevordering van de totstandbrenging van de Europeseonderzoekruimte.

(7) In het kaderprogramma 2002-2006 zijn de wetenschappelijke en technologischedoelstellingen en prioriteiten van de overwogen activiteiten vastgesteld en zijn degrote lijnen van deze activiteiten aangegeven, die zullen worden uitgevoerd metinachtneming van de doelstellingen inzake de bescherming van de financiële belangenvan de Gemeenschap.

(8) Een financieel referentiebedrag als bedoeld in punt 34 van het interinstitutioneelakkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake debegrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure62, wordt in ditbesluit opgenomen voor de gehele duur van het kaderprogramma, zonder dat zulksafbreuk doet aan de in het Verdrag gedefinieerde bevoegdheden van debegrotingsautoriteit.

(9) Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) heeft als taak een bijdrage televeren tot de uitvoering van het kaderprogramma, met name op de gebieden waarophet in staat is objectieve en onafhankelijke deskundigheid te leveren en een rol kanspelen bij de uitvoering van ander communautair beleid.

(10) Het is van belang dat de onderzoekactiviteiten die uit hoofde van het kaderprogrammaworden ondernomen, worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamenteleethische beginselen, met name die welke zijn genoemd in het Handvest van degrondrechten van de Europese Unie.

(11) Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie "Vrouwen en wetenschap"63 ende resoluties van de Raad64 en het Europees Parlement65 over dit thema, wordt eenactieplan uitgevoerd dat gericht is op de versterking en de bevordering van de plaatsen de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek in Europa.

(12) De Commissie moet enerzijds regelmatig een voortgangsverslag over de uitvoeringvan het kaderprogramma 2002-2006 indienen en anderzijds tijdig en vóór de indieningdoor de Commissie van het voorstel voor het volgende kaderprogramma eenonafhankelijke evaluatie laten verrichten van de uitvoering van de ondernomenactiviteiten.

57 Resolutie van 15 juni 2000, PB C 205 van 19.7.2000, blz.1.58 Resolutie van 16 november 2000, PB C 374 van 28.12.2000, blz.1.59 Advies van 24 mei 2000, PB C 204 van 18.7.2000, blz.70.60 Advies van 12 april 2000, PB C 226 van 8.8.2000, blz.18.61 COM(2000)659 def. van 19.10.2000.62 PB C 172 van 18.6.1999, blz 1.63 COM(1999)76.64 Resolutie van 20 mei 1999, PB C 201 van 16 juli 1999.65 Resolutie van 3 februari 2000, EP 284.656.

69

(13) Het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek is door de Commissiegeraadpleegd en heeft advies uitgebracht,

BESLUIT:

Artikel 1

1. Voor de periode 2002 tot en met 2006 wordt een meerjarenkaderprogramma voorcommunautaire activiteiten inzake onderzoek en onderwijs op het gebied vankernenergie vastgesteld, hierna te noemen "kaderprogramma 2002-2006".

2. Het kaderprogramma 2002-2006 omvat alle activiteiten inzake onderzoek,technologische ontwikkeling, internationale samenwerking, verspreiding entoepassing alsmede opleiding op de volgende gebieden:

– de behandeling en de opslag van afvalstoffen;

– beheerste kernfusie;

– andere EURATOM-activiteiten;

– de EURATOM-activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voorOnderzoek.

3. In de bijlage zijn de wetenschappelijke en technologische doelstellingen en dedaarmee verband houdende prioriteiten vastgesteld en worden de grote lijnen van deoverwogen activiteiten aangegeven.

Artikel 2

1. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van het onderhavigekaderprogramma voor de periode 2002-2006 bedraagt 1.230 miljoen euro, waarvan150 miljoen euro voor de behandeling en de opslag van afvalstoffen, 700 miljoeneuro voor beheerste kernfusie, 50 miljoen euro voor andere EURATOM-activiteitenen 330 miljoen euro voor de EURATOM-activiteiten van het GemeenschappelijkCentrum voor Onderzoek.

2. De regels voor de financiële deelneming van de Gemeenschap zijn onderworpen aanhet financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de EuropeseGemeenschappen, zo nodig aangevuld met de programma's voor onderzoek enopleiding die de Raad vaststelt met het oog op de uitvoering van dit besluit.

Artikel 3

Alle onderzoekwerkzaamheden uit hoofde van het kaderprogramma 2002-2006 moetenworden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen.

70

Artikel 4

De stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het kaderprogramma 2002-2006 enmet name de doelstellingen en prioriteiten daarvan, wordt gedetailleerd uiteengezet in hetverslag dat de Commissie jaarlijks indient uit hoofde van artikel 7 van het Verdrag.

Artikel 5

Voordat zij het voorstel voor het volgende kaderprogramma indient, laat de Commissie deresultaten die in de vijf jaar voorafgaand aan de evaluatie met de communautaire activiteitenzijn behaald, beoordelen door onafhankelijke deskundigen van hoog niveau. De Commissiedeelt de conclusies van die beoordeling alsmede haar opmerkingen mee aan het EuropeesParlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité.

Artikel 6

Het kaderprogramma 2002-2006 staat open voor deelname van:

– de landen van de EER, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld inde EER-overeenkomsten;

– de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa (LMOE), overeenkomstigde voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europaovereenkomsten, deaanvullende protocollen daarbij en de besluiten van de respectieveassociatieraden;

– Cyprus, Malta en Turkije, op basis van de met die landen te sluiten bilateraleovereenkomsten;

– Zwitserland en Israël, op basis van de met die landen te sluiten bilateraleovereenkomsten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

71

BIJLAGE : WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE DOELSTELLINGEN

1. PRIORITAIRE THEMATISCHE ONDERZOEKGEBIEDEN

1.1. Behandeling en opslag van afvalstoffen

Momenteel voorziet kernenergie in 35% van de elektriciteitsbehoefte van de Unie. Dit is eenbelangrijke factor in de discussie over de wijze waarop de klimaatverandering moet wordentegengegaan en de Europese afhankelijkheid op energiegebied moet worden verminderd. Decentrales die momenteel in bedrijf zijn zullen ook de komende twintig jaar nog wordengeëxploiteerd.

Met het oog op de langere termijn kunnen nieuwe technologieën voor veilig gebruik vankernenergie worden ontwikkeld om te voldoen aan de Europese energiebehoefte in dekomende decennia, waarbij tevens rekening kan worden gehouden met de eisen van eenduurzame ontwikkeling.

Het gebruik van kernenergie ten behoeve van de energievoorziening roept de vraag op wat ermoet gebeuren met de afvalstoffen, en meer in het bijzonder het probleem van de industriëletoepassing van technische oplossingen voor het beheer van kernafval met een langelevensduur.

Europa getroost zich aanzienlijke openbare en particuliere onderzoekinspanningen metbetrekking tot technologieën voor de behandeling en de opslag van nucleaire afvalstoffen.Door de coördinerende werking die ervan uitgaat kunnen de activiteiten van de Unie op ditgebied worden gebundeld tot een kritische massa en kan samenhang worden gebracht in derichtsnoeren die worden aangenomen door de organisaties die afvalstoffen beheren en door debetrokken industriële actoren.

De activiteiten van de Unie betreffen zowel het actuele probleem van de opslag van kernafvalals de vraag hoe de effecten daarvan op langere termijn moeten worden beperkt. In die optiekgaat het om de volgende aspecten:

– onderzoek naar procédés voor opslag op lange termijn in diepe geologische lagen,met netwerken van activiteiten die worden uitgevoerd op diverse locaties in de driegrote typen van de in aanmerking komende geologische formaties;

– onderzoek dat gericht is op de vermindering van de effecten van afvalstoffen meer inhet bijzonder dankzij de uitontwikkeling van nieuwe reactorontwerpen waarbijminder afvalstoffen worden geproduceerd, en de ontwikkeling van technologieënvoor de beperking van de risico's in verband met afvalstoffen, door partitionerings-en transmutatietechnieken.

1.2. Beheerste kernfusie

Beheerste kernfusie is één van de opties op lange termijn voor een energievoorziening dievoldoet aan de eisen van duurzame ontwikkeling, met name voor de gecentraliseerde leveringvan elektriciteit om te voorzien in de basisbehoefte.

Om redenen die verband houden met de complexiteit van de fundamentele natuurkundigekennis en de te overwinnen technologische problemen, zullen de ontwikkelingen die

72

noodzakelijk zijn voor de mogelijke toepassing van kernfusie voor energieproductie de vormmoeten hebben van een proces in verschillende fasen, waarbij iedere fase - mogelijk met eenduur van meerdere decennia - bepalend is voor de volgende fase.

Dankzij de inspanningen in het kader van het geïntegreerde Europese onderzoekprogrammainzake beheerste kernfusie, dat door de Europese Unie wordt uitgevoerd, kon Europawereldleider worden op het gebied van onderzoek naar fusie met magnetische opsluiting.

Dankzij de geboekte voortuitgang bij het onderzoek en de verkregen resultaten, met name inhet kader van de Europese tokamak JET, kan nu de overgang naar de "Next step" wordenoverwogen: de bouw van een machine die fusiereacties mogelijk maakt onderomstandigheden die vergelijkbaar zijn met die van een reactor die voor energieproductiewordt gebruikt.

De afronding van de voorbereidende werkzaamheden voor een complex project als "Nextstep" in het kader van het internationale samenwerkingsproject ITER, maakt een besluitmogelijk over de lancering van het project en de bouw van de machine.

Met deze machine moet de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid kunnen wordenaangetoond van energieproductie uit kernfusie. De verdere voorwaarden waaronder hetproject wordt uitgevoerd, zijn afhankelijk van de resultaten van de onderhandelingen diemomenteel plaatsvinden in het kader van de internationale samenwerking en de daaropvolgende ontwikkelingen, meer in het bijzonder de besluiten over de Europese bijdrage aanhet ITER-project en de plaats waar de machine wordt gebouwd. Verder moet in een passendjuridisch kader worden voorzien.

De deelneming van de Europese Unie aan het ITER-initiatief vereist de uitvoering van eenbegeleidend programma met de volgende elementen:

– Een zodanige exploitatie van de JET-machine dat profijt kan worden getrokken vande verbeteringen die momenteel worden aangebracht, alsmede de mogelijkedeelname aan de noodzakelijke onderzoekactiviteiten om de ontmanteling van JETaan het eind van zijn levenscyclus mogelijk te maken.

– Voortzetting van het onderzoek op het gebied van fusiefysica en -technologie, onderandere: studie en evaluatie van alternatieve formules voor magnetische opsluiting,met name voortzetting van de bouw van de "stellarator" Wendelstein 7-X enexploitatie van de bestaande installaties in de Euratom-associatie; gecoördineerdeactiviteiten op het gebied van technologisch onderzoek, met name onderzoek naarfusiematerialen.

Met de voltooiing van de "Next step" komen belangrijke menselijke en financiëlehulpbronnen beschikbaar. De huidige inspanningen van de Europese Euratom-partners op hetgebied van kernfusie moeten dienovereenkomstig worden bijgesteld, zodra een besluit over debouw van ITER is genomen.

2. ANDERE ACTIVITEITEN OP HET GEBIED VAN NUCLEAIRE VEILIGHEID ENVEILIGHEIDSCONTROLE

Op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en bij wijze van ondersteuningvan het beleid van de Unie op het gebied van gezondheid, energie en milieu:

73

– Onderzoek op het gebied van stralingsbescherming, meer in het bijzonder dekwantificering van de risico's in verband met lage blootstellingsniveaus.

– Innoverende ontwerp-studies voor nieuwe en veilige procédés voor het gebruik vankernenergie.

– Onderwijs en opleiding op het gebied van nucleaire veiligheid enstralingsbescherming.

3. ACTIVITEITEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK

Overeenkomstig zijn taak om wetenschappelijke en technische ondersteuning te leveren voorhet beleid van de Unie, zal het GCO zijn activiteiten concentreren op de volgende gebieden:

3.1. Nucleaire veiligheid en veiligheidscontrole:

Behandeling en opslag van afvalstoffen, met name scheidings- en transmutatietechniekenvoor actiniden met een lange levensduur; stralingsbescherming; veiligheid van de bestaandereactoren (met prioriteit voor reactoren in de kandidaat-lidstaten) en de nieuwe generatiereactoren; controle op splijtstoffen en steun voor de non-proliferatie daarvan, follow-up vande werkzaamheden voor de ontmanteling van verouderde nucleaire installaties.

3.2. Metingen en referentiematerialen:

Radionucleïdenmetrologie, met name bij lage activiteit en ringanalyse in het kader vannetwerken van toplaboratoria; interactie van neutronen en materie voor het verkrijgen vanbasisgegevens voor de bestudering van de transmutatie van afvalstoffen en de ontwikkelingvan nieuwe systemen.

74

WETGEVEND FINANCIEEL MEMORANDUM

Beleidsgebied(en): onderzoekActiviteit(en): onderzoek- en opleidingsactiviteiten uit hoofde van het Euratom-Verdrag

BENAMING VAN DE ACTIVITEIT:

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 vande Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) voor activiteiten op het gebied vanonderzoek en opleiding, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europeseonderzoekruimte

1. BEGROTINGSLIJN(EN) + BENAMING(EN)

Onderafdeling B6

2. ALGEMENE BEGROTE GEGEVENS

2.1. Totaal budget van de activiteit (deel B): 1 230 miljoen € aan VK

2.2. Toepassingsperiode:

2002-2006

In de modaliteiten voor de verlenging van de activiteit is voorzien in artikel 7 van hetEuratom-Verdrag.

2.3. Algemene meerjarenraming van de uitgaven

a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiële steunverlening) (cf. punt6.1.1)

miljoen € (tot op 3 decimalen nauwkeurig)Jaar n n + 1 n + 2 n + 3 n + 4

n + 5en

vol-gendebegro-tings-jaren

Totaal

Vastleggings-kredieten

Betalingskredieten

b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.1.2)

75

VK

BK

Subtotaal a+b

VK

BK

c) Algemene financiële gevolgen van de personele middelen en andere werkingsuitgaven(cf. punten 7.2 en 7.3)

VK/BK

TOTAAL a+b+c

VK 0 296,0 306,0 310,0 318,0 0 1230,0

BK

2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiëlevooruitzichten

x� Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

x� Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubriek van definanciële vooruitzichten.

x� Inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van hetinterinstitutioneel akkoord.

2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten

x� Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband metde tenuitvoerlegging van een maatregel)

OF

x� Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:

Sommige geassocieerde staten dragen bij in de financieringvan het kaderprogramma van Euratom.

Conform de artikelen 92 en 96 van het financieel reglementkan het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoekontvangsten genieten die afkomstig zijn uit diverseconcurrerende activiteiten en andere prestaties voor rekeningvan derden.

Conform artikel 27 van het financieel reglement kunnensommige ontvangsten opnieuw worden aangewend.

76

miljoen € (tot op 1 decimaal nauwkeurig)

Situatie na de activiteit

Begrotings-lijn

Ontvangsten

Voor deactiviteit

(jaar n-1) Jaar

n3n+1 n+2 n+3 n+4 n+5

a) Ontvangsten in absolutetermen1

b)Wijziging van deontvangsten2

3. BEGROTINGSKENMERKEN

Aard van de uitgave Nieuwe DeelnameEVA

Deelnamekandidaat-lidstaten

Rubriek FV

VU/NVU

GK JA/NEEN

JA/NEEN

JA/NEEN

Nr.

4. RECHTSGROND

Artikel 7 van het Euratom-Verdrag.

5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1. Noodzaak van communautaire steunverlening

Onderzoek blijkt een centrale component te zijn van de kenniseconomie en-maatschappij, die zich op mondiale schaal ontwikkelen. Meer dan ooit doet het zichgelden als één van de fundamentele motoren van de economische en socialevooruitgang, een sleutelfactor van het concurrentievermogen van de ondernemingen,de werkgelegenheid en de leefkwaliteit. Wetenschap en technologie vormenbovendien een centraal element in het politieke besluitvormingsproces.

De structurele zwakheden van Europa inzake onderzoek zijn evenwel nog steedsaanwezig. In 1999 heeft de Europese Unie 70 miljard € minder dan de VerenigdeStaten geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. De Unie komt vandaag na deVerenigde Staten en Japan in termen van aandeel van de onderzoekuitgaven in hetBBE (1,8% tegenover respectievelijk 2,7% en 3,1%), maar ook in termen van aantalonderzoekers, aantal octrooien en volume van hightech-export per inwoner.

Onderzoek moet een nog duidelijkere en centralere rol spelen in het functioneren vande economie en de Europese maatschappij. Dit vereist een versterking van depublieke en particuliere onderzoekinspanningen in de Unie, maar ook van decoördinatie van de onderzoekinspanningen van de lidstaten, onder elkaar en met dievan de Unie.

77

In deze geest heeft de Commissie in januari 2000 voorgesteld een "Europeseonderzoekruimte" te creëren66. De totstandbrenging ervan zal noodzakelijkerwijs hetresultaat zijn van een gemeenschappelijke inspanning van de Unie, haar lidstaten ende onderzoekactoren.

Een en ander vereist allereerst een aantal initiatieven, met name op wettelijk enregelgevingsgebied, meer bepaald de tenuitvoerlegging van de maatregelen die nodigzijn om de hinderpalen op te heffen voor het vrij verkeer van onderzoekers, kennis entechnologieën in Europa.

Naast dit soort initiatieven hebben de activiteiten voor de financiële ondersteuningvan het onderzoek van de Unie een belangrijke rol te spelen.

In het algemeen zijn overheden gerechtigd de onderzoekactiviteit te ondersteunenwanneer de resultaten ervan voor het "algemeen welzijn" waardevoller zijn dan hetdirecte voordeel ervan voor degene die het onderzoek verricht. Dit geldt voorfundamenteel onderzoek, maar ook voor tal van gerichte onderzoekactiviteiten.Publieke ondersteuning is legitiem en nodig wanneer het betrokken onderzoek kanbijdragen tot, of zelfs onontbeerlijk is voor, de tenuitvoerlegging van hetoverheidsbeleid, maar ook wanneer deze tot gevolg heeft te helpen bij het oplossenvan de problemen waarmee de maatschappij geconfronteerd wordt en het Europeseconcurrentievermogen te versterken, door de ondernemingen te stimulerenrisico-onderzoek of onderzoek op lange termijn te verrichten dat voor hen nietonmiddellijk rendabel is, alsook door te helpen bij het vergroten van de transparantievan de kennismarkt.

De ondersteuning op Europees niveau, met name op communautair niveau, is meerbepaald gerechtvaardigd gezien de "Europese toegevoegde waarde" ervan.

Deze omvat de volgende aspecten:

– kosten en omvang van het onderzoek overstijgen de mogelijkheden van éénland, en noodzaak om een "kritische massa" van financiële en personelemiddelen bij elkaar te brengen;

– belang van de samenwerking in economische termen (schaalvoordelen) envanwege de gunstige effecten ervan op de particuliere onderzoekinspanning enhet industriële concurrentievermogen;

– noodzaak om, met name waar men geconfronteerd wordt met interdisciplinaireproblemen, de aanvullende deskundigheid die in de verschillende landenaanwezig is te combineren, en gebruik te maken van vergelijkende studies opEuropese schaal;

– verbanden met de prioriteiten en belangen van de Unie, alsook met decommunautaire wetgeving en het communautaire beleid;

– noodzakelijkerwijs transnationaal karakter van onderzoek door de schaalwaarop de problemen zich voordoen (milieu) of om wetenschappelijke redenen(vergelijkende studies, epidemiologie).

66 COM(2000) 612 van 4 oktober 2000.

78

Bovendien wordt de Europese toegevoegde waarde van de communautaire activiteitop onderzoekgebied geëvalueerd en bevestigd door een evaluatie ex ante, waarineveneens bepaalde wenselijke ontwikkelingen voor de tenuitvoerlegging ervan zijngepreciseerd, alsmede de evaluatie ex post van de lopende activiteiten.

– Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

De door de Commissiediensten naar aanleiding van het opstellen van hetvoorstel voor het kaderprogramma verrichte evaluatie ex ante heeft tot devolgende beleidsvoornemens geleid:

– Een nieuw kaderprogramma van Euratom is nodig om te helpen bij detotstandbrenging van de Europese onderzoekruimte.

– Ten aanzien van het gedeelte kernsplijting moet deze activiteit zowel watde werkingssfeer ervan als wat de steunverleningsvormen betreft inbelangrijke mate worden bijgestuurd in de zin van het:

– versterken van de verbanden met de nationaleonderzoekactiviteiten, teneinde de doeltreffendheid van deonderzoekuitgaven in Europa te vergroten

– herconcentreren van de activiteiten op een beperkt aantaldoelstellingen die slechts op communautair niveau kunnen wordenbereikt;

– aanpassen van de steunverleningsvormen aan de doelstellingen, ommet name meer doeltreffendheid, effect en zichtbaarheid tebereiken.

– Wat het gedeelte kernfusie betreft maakt de voltooiing van dewerkzaamheden voor de opstelling van een gedetailleerd project van"Next Step" in het kader van het internationale samenwerkingsprojectITER een beslissing mogelijk inzake het starten van dit project en debouw van de machine. Doel hiervan is het aantonen van dewetenschappelijke en technologische uitvoerbaarheid van de productievan fusie-energie. De precieze modaliteiten voor de uitvoering van hetproject hangen af van het resultaat van de onderhandelingen diemomenteel worden gevoerd in het kader van de internationalesamenwerking en de verdere ontwikkelingen ervan, met name debeslissingen die worden genomen inzake de bijdrage van Europa in hetITER-project en de vestigingsplaats voor de machine.

Met het doel de prestaties van de activiteit van de Unie in termen vankosten/doeltreffendheid te versterken, worden deze maatregelen voor eenevaluatie ex-ante aangevuld met in de voorstellen voor specifieke programma'ste bepalen verifieerbare doelstellingen.

– Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen

Met de aanbevelingen van de vijfjaarlijkse evaluatie van de kaderprogramma'swordt in dit voorstel rekening gehouden door:

79

– het inpassen van de onderzoekactiviteiten van de Unie in de ruimerecontext van een Europees onderzoekbeleid;

– het versterken van de concentratie van de programma's;

– het voortzetten van het onderzoek dat nodig is om de doelstellingen vanhet beleid van de Unie te bereiken;

– een ontwikkeling naar een aangepast en flexibeler instrumentarium,rekening houdend met alle mogelijkheden die het Verdrag biedt.

5.2. Overwogen activiteiten en modaliteiten voor de budgettaire steunverlening

Op het gebied van kernsplijting en stralingsbescherming neemt de Gemeenschapfinancieel deel:

– wat de prioritaire thematische onderzoekgebieden betreft, in topnetwerken dietot doel hebben topkwaliteit te stimuleren door een diepgaande en duurzameintegratie van de topcapaciteit die in verscheidene lidstaten bestaat; ingeïntegreerde projecten, in een orde van grootte van een tiental miljoen €, dieuitgevoerd worden door consortia en waaraan vaak in belangrijke mate door deuniversiteiten/industrie wordt meegewerkt

– in onderzoekactiviteiten die verricht worden ter ondersteuning van hetcommunautaire beleid op de gebieden gezondheid, energie en milieu

– in activiteiten die de benutting van de resultaten van onderzoek en deoverdracht van kennis beogen

– in de ontwikkeling van de personele middelen en de mobiliteit vanonderzoekers door het verlenen van algemene en individuele steun viaondersteuning van activiteiten voor onderwijs en opleiding die tot de absolutetop behoren en multinationale expertise vereisen

– in de ondersteuning, uit het oogpunt van transnationale toegang, vanonderzoekinfrastructuren op alle gebieden binnen het wetenschappelijke entechnologische domein met het oog op de tenuitvoerlegging van geïntegreerdeinitiatieven, het uitvoeren van uitvoerbaarheidsstudies en, op een beperktniveau, de ontwikkeling van nieuwe infrastructuren

– in activiteiten voor het coördineren van het beleid op het gebied van onderzoeken technologische ontwikkeling: wederzijdse openstelling van de nationaleprogramma's, totstandbrenging van een netwerk van nationaleonderzoekactiviteiten, initiatieven voor wetenschappelijke samenwerking dieplaatsvinden in andere kaders voor Europese samenwerking en voorsamenwerking tussen de betrokken organisaties.

Wat het onderzoek inzake fusie-energie betreft vereist de specificiteit van deactiviteiten op dit gebied de toepassing van bijzondere modaliteiten.

De ondernomen projecten worden ten uitvoer gelegd op basis van de procedures diebepaald worden :

80

– in de associatiecontracten;

– in de overeenkomst "European Fusion Development Agreement"(EFDA);

– in elke andere multilaterale overeenkomst die gesloten wordt tussen deGemeenschap en de geassocieerde organisaties en/of juridische entiteitenwelke na advies van het bevoegde raadgevend comité kunnen wordenopgericht;

– in andere contracten van beperkte duur, met name met instellingen in delidstaten of staten die geassocieerd zijn met het kaderprogramma vanEURATOM;

– in internationale overeenkomsten die betrekking hebben op projectenwelke worden uitgevoerd in het kader van een samenwerking met derdelanden, zoals ITER.

De activiteiten voor coördinatie en ondersteuning van onderzoek inzake fusie-energiekunnen betrekking hebben op studies ter ondersteuning van de bovenbeschrevenactiviteiten, ondersteuning van de uitwisseling van informatie, gebruik van externeexpertisecapaciteit, inclusief voor de onafhankelijke evaluatie van de activiteiten,opleidingsbeurzen en -activiteiten, publicaties en andere activiteiten ter bevorderingvan de overdracht van technologie.

De budgettaire steunverlening van de Gemeenschap richt zich tot deonderzoekcentra, universiteiten, ondernemingen en nationale of internationaleinstellingen die gevestigd zijn in de lidstaten en geassocieerde Europese staten dieonderzoekactiviteiten financieren. Deze laatste kunnen eveneens als tussenschakelfungeren voor de budgettaire steunverlening van de Gemeenschap. Indien dit nodigblijkt voor de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van het programma kunneninternationale organisaties en instellingen van de lidstaten van het GOS, bij wijze vanuitzondering, eveneens in aanmerking komen voor communautaire financieringen.Deze financieringen moeten een randvoorwaarde vormen zijn voor deverwezenlijking van de doelstellingen van het programma.

De Gemeenschap voert rechtstreeks onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten uit viahet Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek.

5.3. Modaliteiten voor de tenuitvoerlegging

Het kaderprogramma stelt het maximale algemene bedrag en de modaliteiten voor definanciële deelname van de Gemeenschap vast.

Deze bedragen dekken de financiering van de onderzoekactiviteiten alsmede depersoneelskosten en administratieve uitgaven.

81

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

Pro memorie, het referentiebudget van het kaderprogramma van de EuropeseGemeenschap bedraagt 16 270 miljoen €. Het totaal van de kaderprogramma's 2002-2006 bedraagt 17 500 miljoen €.

6.1.1 Financiële steunverlening VK in miljoen € (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

UitsplitsingJaar n N + 1 n + 2 n + 3 n+ 4 n + 5 en

volgendebegro-

tingsjaren

Totaal

Activiteit 1

Activiteit 2

Enz.

TOTAAL

6.1.2 Technische en administratieve bijstand, ondersteuningsuitgaven en IT-uitgaven(vastleggingskredieten)

1.1.2.

Jaar n N + 1 n + 2 n + 3 n + 4 n + 5 envolgende

begro-tingsjaren

Totaal

1) Technische en administra-tieve bijstand:a) Bureaus voor technischebijstandb) Andere technische enadministratieve bijstand:- intra-muros:- extra-muros:

onder andere voor hetopzetten en onderhoudenvan geautomatiseerdebeheerssystemen:

Subtotaal 1

2) Ondersteuningsuitgaven:

a) Studies

b) Vergaderingen vandeskundigenc) Informatie en publicaties

Subtotaal 2

TOTAAL

82

6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de geheleprogrammeringsperiode)

(Bij meerdere activiteiten dienen ten aanzien van de concrete maatregelen die voor elkeactiviteit moeten worden genomen de nodige preciseringen te worden gegeven betreffenderaming van het volume en kosten van de prestaties)

VK in miljoen € (tot op 3 decimalen nauwkeurig)Opsplitsing Soort

prestaties/producties(projecten,dossiers...)

Aantalprestaties/producties

(totaal voor dejaren 1…n)

Gemiddeldeeenheidskosten

Totale kosten(totaal voor de

jaren 1…n)

1 2 3 4=(2X3)

Activiteit 1- Maatregel 1- Maatregel 2Activiteit 2- Maatregel 1- Maatregel 2- Maatregel 3

Enz.

TOTALE KOSTEN

Zo nodig de wijze van berekening toelichten

7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DEADMINISTRATIEVE UITGAVEN

In de geest van een zuinig beheer van de middelen worden de personeelsuitgaven enadministratiekosten oplettend onderzocht bij het overwegen van de nieuwe structuurvan het kaderprogramma. Dit onderzoek gebeurt in het kader van de besluitenhoudende vaststelling van de specifieke programma's waarmee het kaderprogrammaten uitvoer wordt gelegd.

De overwogen ontwikkeling naar een grotere decentralisatie van deverantwoordelijkheden voor de tenuitvoerlegging van de onderzoekactiviteiten steltde Commissie in staat een algemene vermindering van de administratieve kosten vanhet beheer van de programma's voor te stellen.

Dankzij de nieuwe instrumenten en modaliteiten voor de tenuitvoerlegging hebbende personeelskosten en de administratieve uitgaven immers een minder groot aandeelin de middelen dan in het verleden. Het beheer van de lopende projecten van devorige kaderprogramma's moet evenwel verzekerd blijven.

83

8. FOLLOW-UP EN EVALUATIE

8.1 Follow-up-systeem

De vooruitgang die wordt geboekt in de richting van de totstandbrenging van deEuropese onderzoekruimte wordt regelmatig beoordeeld.

Het nieuwe kaderprogramma, dat voor het eerst is opgezet om te helpen bij detotstandbrenging van de Europese onderzoekruimte, is een instrument dat ten uitvoerwordt gelegd parallel aan andere activiteiten van de Gemeenschap en de lidstatenwaarmee deze zelfde doelstellingen worden nagestreefd. De aard zelf van hetonderzoek en de verschillende soorten activiteiten op verschillende niveaus makende follow-up en evaluatie complex.

Niettemin is al een instrumentarium ontwikkeld of wordt een instrumentariumontwikkeld voor de follow-up en evaluatie van de resultaten en effecten van hetkaderprogramma. Deze instrumenten steunen hoofdzakelijk op gegevens dieafkomstig zijn uit de specifieke programma's waarmee het kaderprogramma tenuitvoer wordt gelegd. Zij worden in detail uiteengezet in de besluiten betreffende despecifieke programma's.

Er wordt een reeks indicatoren, aangepast aan de specificiteit van hetkaderprogramma, ontwikkeld die het mogelijk maken met name de productie, hetbeheer en het netwerken, de benutting en de effecten van de kennis die voortvloeit uitde uit hoofde van het kaderprogramma verrichte activiteiten te kwantificeren. Dezeworden nader bepaald zodat rekening wordt gehouden met de bij het Verdragvastgestelde doelstellingen, met name de doelstelling inzake de bevordering van degelijkheid tussen mannen en vrouwen vermeld in artikel 3, lid 2, en de doelstellinginzake versterking van de economische en sociale samenhang vermeld in artikel 158.

8.2 Modaliteiten voor en periodiciteit van de geplande evaluatie

– Jaarlijkse voortgangscontrole: de Commissie, die daarbij eventueel eenberoep doet op adequate expertise, toetst continu de voortgang van hetkaderprogramma aan de vastgestelde doelstellingen. Zij beoordeelt met nameof de doelstellingen, prioriteiten, instrumenten, financiële middelen en hetbeheer nog steeds aangepast zijn aan de ontwikkeling van de situatie.

– Jaarlijks verslag: de stand van zaken betreffende het kaderprogramma wordtgepubliceerd in het jaarlijkse verslag dat krachtens artikel 173 van het Verdragbij het Europees Parlement en de Raad wordt ingediend. Dit omvat met namede resultaten van de jaarlijkse voortgangscontrole, een beschrijving van deactiviteiten die gedurende het voorafgaande jaar inzake onderzoek entechnologische ontwikkeling en verspreiding van de resultaten zijn verricht, enhet werkprogramma van het lopende jaar.

– Vijfjarige evaluatie: alvorens haar voorstel voor het volgendekaderprogramma te presenteren, laat de Commissie door onafhankelijkedeskundigen van hoog niveau een externe toetsing uitvoeren van de uitvoeringvan de communautaire activiteiten die in de loop van de vijf jaar vóór dezeevaluatie hebben plaatsgehad aan de in de betrokken periodes van toepassingzijnde doelstellingen. De Commissie deelt de conclusies van deze evaluatie,

84

vergezeld van haar opmerkingen, aan het Europees Parlement, de Raad, hetEconomisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's mee.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

De fraudebestrijdingsmaatregelen worden beschreven samen met de voorstellen voorspecifieke programma's waarmee het kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd.

Addendum: 1

New .eu Domain

Changed Web and E-Mail AddressesThe introduction of the .eu domain also required the web and e-mail addresses of the European institutions to be adapted. Below please find alist of addresses found in the document at hand which have been changed after the document was created. The list shows the old and newlist of addresses found in the document at hand which have been changed after the document was created. The list shows the old and newaddress, a reference to the page where the address was found and the type of address: http: and https: for web addresses, mailto: for e-mailaddress, a reference to the page where the address was found and the type of address: http: and https: for web addresses, mailto: for e-mailaddresses etc.addresses etc.

Page: 5Type: http:

Old: http://europa.eu.int/comm/research/area_fr.htmNew: http://europa.eu/comm/research/area_fr.htm