Brochure webinar Ondernemingsrecht Insolventierecht Mededingingsrecht 2015
Nieuwsbrief Mededingingsrecht · PDF file• EC, 6 april 2016: Boete van € 5,2 miljoen...
Transcript of Nieuwsbrief Mededingingsrecht · PDF file• EC, 6 april 2016: Boete van € 5,2 miljoen...
Mededingingsautoriteiten
Europese Commissie
• EC, Competition merger brief nr. 1/2016: Competition merger brief geeft inzicht in enkele concentratieonderzoeken
die in 2015 speelden
• EC, 16 maart 2016: Onaangekondigde inspecties in de pakpapier en industriële papieren zakken sector
• EC, 17 maart 2016: Publicatie verslag over het functioneren van de groepsvrijstellingsverordening verzekeringen
• EC, 18 maart 2016: Eerste bevindingen sectoronderzoek e-commerce: geoblocking wijdverbreid
• EC, 23 maart 2016: Overname onder voorbehoud goedgekeurd vanwege hoge marktaandelen op upstream- en hoge
marges op de downstream-markten
• EC, 30 maart 2016: Joint venture Hutchison/VimpelCom naar tweede-fase onderzoek
• EC, 6 april 2016: Verlaging boete Société Générale wegens onjuiste gegevens
• EC, 6 april 2016: Boete van € 5,2 miljoen voor het Spaanse Riberebro
• EC, 8 april 2016: Succesvolle openstelling van de markt voor tractiestroom leidt tot vroegtijdige beëindiging van
remedies
Autoriteit Consument en Markt
• ACM, 14 maart 2016: ACM signaleert spanningsveld tussen marktactiviteiten en publieke belangen in vooral de
energie- en zorgsectoren
• ACM, 23 maart 2016: ACM publiceert prioriteringsbeleid handhavingsverzoeken
Overige EU-lidstaten
• BMa (Be), 15 maart 2016: Fusie van Ahold en Delhaize onder voorwaarden goedgekeurd
• Bundeskartellamt (Du), 22 maart 2016: Boetes voor kartel in Duitse sanitaire sector gematigd voor relatief kleine
spelers
• Bundeskartellamt (Du), 22 maart 2016: Onderzoek naar ticketverkoop voor wedstrijden Duitse nationale team tijdens
EK voetbal 2016
• CMA (VK), 15 maart 2016: Britse mededingingsautoriteit maakt haar prioriteiten voor het jaar 2016-17 bekend
• CMA (VK), 17 maart 2016: Advocaten gevraagd om te helpen meer aandacht te krijgen voor mededingingsrecht
17 mei 2016
Nieuwsbrief Mededingingsrecht
2
Internationaal
• The United States Department of Justice (VS), 10 maart 2016: Gevangenisstraffen voor Rabobankmedewerkers
wegens het manipuleren van de LIBOR rente
Jurisprudentie
Europese Unie
• Gerecht, 29 februari 2016: Gerecht wijst beroepen tegen boetes in vrachtvervoerkartel af
Nationaal
• Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 8 maart 2016: Hof oordeelt dat maatregel ‘geborgde dierenarts’ naar strekking
mededingingsbeperkend is
• CBb, 24 maart 2016: Boetes in het zilveruienkartel terecht gebaseerd op omzet uit gehele EU
• Rb Rotterdam, 7 april 2016: ACM oordeelt terecht dat geen vergunning vereist is voor fusie sanitair ondernemingen
• Rb Rotterdam, 7 april 2016: Boetes voor handelaren executieveilingen in beroep verlaagd
• Rb Rotterdam, 7 april 2016: ACM hoefde geen onderzoek te openen inzake de ‘geborgde dierenarts’ omdat het naar
effect niet mededingingsbeperkend is
Overige EU-lidstaten
• CAT (VK), 9 februari 2016: Sainsbury krijgt geen inzage in stukken Commissie-dossier Mastercard
• Court of Appeal (VK), 23 maart 2016: Overeenkomst gebaseerd op gemanipuleerde LIBOR rente is niet nietig volgens
de Britse rechter
MededingingsautoriteitenEuropese Commissie
EC, Competition merger brief nr. 1/2016: Competition merger brief geeft inzicht in enkele concentratieonderzoeken die in 2015 speelden
In deze editie van de Competition merger brief bespreekt de Europese Commissie een aantal belangrijke
concentratiecontrolezaken die in 2015 hebben plaatsgevonden. Het betreffen de volgende onderzoeken:
Fusie General Electric en Alstom: Deze fusie heeft tot de nodige zorgen geleid met betrekking tot het aanbod van
Heavy Duty Gas Turbines (HDGT). HDGT’s zullen naar verwachting een belangrijke rol spelen in de komende decennia
in de Europese energiemix. Deze fusie zal negatieve effecten met zich kunnen meebrengen, bijvoorbeeld op innovatie.
Een oplossing denkt men te kunnen vinden in een marktspeler die, evenals Alstom, bekwaam is te innoveren.
Overname Dresser-Rand door Siemens: Het aantal significante leveranciers daalt van 3 tot 2 wat gevolgen zal
hebben in de olie- en gasindustrie. Onderzoek toont dat de activiteiten van de partijen betreffende gas- en stoomturbines
grotendeels complementair zijn en, ondanks de hoge concentratie van de industrie, nauwelijks met elkaar concurreren.
Deze overname benadrukt hoe ingewikkeld het is om de relevante markt te bepalen wanneer het complexe producten
betreft. Ook is de evaluatie van biedmarkten lastig in het geval van gedifferentieerde vraag en aangepaste aanbod.
3
Fusie Pfizer en Hospira: In deze zaak is er voor het eerst nadrukkelijk aandacht besteed aan biosimilaire
geneesmiddelen. Deze geneesmiddelen dienen ertoe hetzelfde effect te hebben als therapeutische geneesmiddelen en
zijn equivalent aan originele gepatenteerde biologische geneesmiddelen. Hoewel de Europese Commissie concludeerde
dat deze biosimilaire geneesmiddelen en andere geneesmiddelen tot dezelfde markt behoren, was het niet van mening
dat de mededingingsvoorwaarden gelijk zijn. Dit komt vooral door de verminderde vervangbaarheid van deze biosimilaire
geneesmiddelen. De aanwezigheid van overstapdrempels zorgt ervoor dat de biosimilaire geneesmiddelen niet alleen
concurreren met betrekking tot de prijs maar dat er ook rekening dient te worden gehouden met productdifferentie.
Fusie NXP en Freescale: Deze fusie tussen twee grote internationale producenten van halfgeleiders heeft de
aandacht weten te trekken in meerdere jurisdicties en is zowel onderzocht door de Amerikaanse als Europese
mededingingsautoriteiten. Hierbij is een nauwe samenwerking tussen de Europese Commissie en de US Federal Trade
Commission tot stand gekomen en is onder andere gesproken over remedies tijdens de pre-notificatie fase waardoor de
fuserende partijen spoedig een fase 1 besluit konden krijgen. Deze fusie toont het belang van de betrokkenheid van de
mededingingsautoriteiten in een vroeg stadium. Dit heeft ertoe geleid dat de aanwezige mededingingsbezwaren snel
weggewerkt konden worden met behulp van de structurele remedies.
Fusies T-Mobile/tele.ring in Oostenrijk en T-Mobile/Orange in Nederland: Ex post evaluatie van fusiebeschikkingen
kan meer inzicht verschaffen in de werking van de markten. Uit een onlangs gepubliceerd onderzoek blijkt dat er na de
fusie T-Mobile/Orange sprake was van een prijsstijging in 2007 in Nederland. Echter, een vergelijkbare prijsstijging na
de fusie T-Mobile/tele.ring in 2006 in Oostenrijk was niet aan de orde. De geobserveerde prijsveranderingen na deze
twee fusies verschillen significant van elkaar. Het verschil impliceert dat de effecten van deze fusies afhankelijk zijn
van bepaalde factoren zoals de intensiteit van de concurrentie tussen de fuserende partijen en het aantal aanwezige
marktspelers na de concentratie. Deze factoren zijn kenmerkend voor de (geografische) markt waar de concentratie heeft
plaatsgevonden. Zodoende zijn de resultaten van de een ex post evaluatie niet direct toepasbaar op de evaluatie van
toekomstige (ex ante) zaken die zich voordoen in andere markten. Daarnaast kunnen nationale regelingen en structurele
verschillen tussen landen het identificeren van de effecten van concentraties bemoeilijken. Denk hierbij aan de vaststelling
van prijzen op nationaal niveau, wat veelvuldig voorkomt, in de telecomindustrie.
TOP
EC, 16 maart 2016: Onaangekondigde inspecties in de pakpapier en industriële papieren zakken sector
Op 15 maart 2016 zijn er onaangekondigde inspecties uitgevoerd bij meerdere ondernemingen die actief zijn in de
productie van (bruin) pakpapier en industriële papieren zakken.
De controles vonden plaats in verschillende lidstaten en werden uitgevoerd door de ambtenaren van de Europese
Commissie in samenwerking met de betrokken nationale mededingingsautoriteiten. De reden van het onderzoek is het
vermoeden dat de betrokken vennootschappen artikel 101 VWEU hebben overtreden.
TOP
4
EC, 17 maart 2016: Publicatie verslag over het functioneren van de groepsvrijstellingsverordening verzekeringen
De Europese Commissie heeft op 17 maart een rapport gepubliceerd over het functioneren van de
groepsvrijstellingsverordening verzekeringen (Vo. 267/2010). Deze Verordening is in werking getreden op 1 april 2010 en
loopt af op 31 maart 2017. Voor die dag zal de Commissie moeten beslissen of de Verordening in zijn huidige vorm wordt
vervangen, wordt gewijzigd of zal vervallen.
Onder de groepsvrijstellingsverordening verzekeringen krijgen overeenkomsten tussen verzekeraars met betrekking
tot (a) gemeenschappelijke compilaties, tabellen en onderzoeken en (b) co-verzekering of co-herverzekeringspools,
onder bepaalde voorwaarden ontheffing van het verbod van het kartelverbod opgenomen in art. 101 lid 1 VWEU. Uit het
herzieningsproces is gebleken dat in de verzekeringssector moet worden samengewerkt bij het uitwisselen van informatie
over risico’s en bij het mede(her)verzekeren van bepaalde risico’s. Deze samenwerking is onder bepaalde voorwaarde
toegestaan op grond van de EU-mededingingsregels. De Commissie is daarom van oordeel dat het niet langer vereist is
om de sectorspecifieke vrijstellingen te handhaven op dit gebied.
Met betrekking tot de gemeenschappelijke compilaties, tabellen en onderzoeken, is voor de werking van de
verzekeringssector niet langer een uitzonderlijk instrument als een groepsvrijstellingsverordening nodig. Dit omdat
de richtsnoeren voor horizontale samenwerking aanwijzingen geven met betrekking tot het beoordelen van de
toelaatbaarheid van deze overeenkomsten. Indien nodig, kan de Commissie ook aanvullende (specifieke) begeleiding
verschaffen.
Met betrekking tot de mede(her)verzekeringspools lijkt de groepsvrijstellingsverordening momenteel van beperkt nut
en relevantie te zijn. Uit het onderzoek blijkt dat slechts een beperkt aantal bedrijven profiteren van de vrijstelling. Uit
de analyse blijkt dat weinig gebruik wordt gemaakt van de huidige vrijstelling, omdat een groot deel van de potentiële
ontvangers van mening zijn dat ze buiten het bereik van de verordening vallen.
Daarnaast heeft de Commissie opdracht gegeven twee onderzoeken uit te voeren met betrekking tot (1) de
substitueerbaarheid aan de aanbodzijde in verzekeringen en (2) verschillende vormen van samenwerking op de
markt en hun gevolgen voor de concurrentie. De Commissie zal haar definitieve voorstellen over de toekomst van de
groepsvrijstellingsverordening verzekeringen naar verwachting begin 2017 bekendmaken.
TOP
EC, 18 maart 2016: Eerste bevindingen sectoronderzoek e-commerce: geo-blocking wijdverbreid
Uit de eerste bevindingen van het sectoronderzoek naar de e-commercesector, dat in mei 2015 van start ging, is gebleken
dat geoblocking in de EU een wijdverbreide praktijk is.
Geoblocking houdt in dat detailhandelaren en internetproviders onlineshoppers, op basis van hun locatie of woonplaats,
beletten consumptiegoederen te kopen of toegang te krijgen tot online diensten uit andere (lid)staten. Methodes die
worden gehanteerd zijn; weigeringen om in het buitenland te leveren, weigeringen om betalingen vanuit het buitenland te
accepteren en re-routing en het blokkeren van de toegang tot websites op basis van het IP adres.
5
Geoblocking kan een inbreuk vormen op de EU-mededingingsregels indien dit verband houdt met overeenkomsten
tussen leveranciers en distributeurs. Wanneer geoblocking is gebaseerd op eenzijdige zakelijke beslissingen van
een niet-dominant bedrijf om niet naar locaties in een andere lidstaat te verkopen, dan is het duidelijk dat het EU-
mededingingsrecht niet van toepassing is, aldus Vestager.
De feiten en data over geoblocking die zijn gepubliceerd, betekenen niet noodzakelijkerwijs dat sprake is van
mededingingsbezwaren of dat mededingingszaken worden geopend. Deze informatie zal worden meegenomen
in de analyse die de Commissie momenteel in het kader van het sectorale onderzoek maakt, om mogelijke
mededingingsproblemen in kaart te brengen. Indien de Commissie voor geoblocking of andere kwesties op specifieke
concurrentieproblemen stuit, dan kan zij in individuele zaken een onderzoek starten.
TOP
EC, 23 maart 2016: Overname onder voorbehoud goedgekeurd vanwege hoge marktaandelen op upstream- en hoge marges op de downstream-markten
De Europese Commissie heeft onder voorwaarden goedkeuring verleend aan de voorgenomen overname van
Dansk Fuels, de groothandel- en Retailsector van Shell in Denemarken, door Statoil Fuel and Retail (SFR), een
dochteronderneming van het Canadese bedrijf Alimentation Couche-Tard.
Na het onderzoek heeft de Commissie mededingingsbezwaren tegen de voorgenomen overname, welke bezwaren zich
richten op de markt voor tankstations en de groothandelsmarkt voor geraffineerde olieproducten. Zowel Dansk Fuels als
SFR zijn op deze markten actief en behoren tot de top drie grootste spelers.
De Commissie stelde vast dat de overgebleven marktpartijen niet in staat zouden zijn voldoende concurrentiedruk uit
te oefenen op de fusiepartijen. Dit vanwege het hoge marktaandeel op de upstream-markten en de hoge marges die zij
maken op de downstream-markten. Ook vanwege de potentiële prijsstijgingen, had de Commissie bezwaren tegen een
overname.
Om de mededingingsbezwaren van de Commissie weg te nemen, hebben partijen de volgende remedies aangeboden:
(i) het afstoten van 205 Shell en SFR tankstations in Denemarken en (ii) het afstoten van de handels- en vliegtuigbrandstof
bedrijven van Shell. Daarbij doen de fusieondernemingen onder andere de volgende toezeggingen aan de koper van
de afgestoten bedrijfsonderdelen: een leveringsovereenkomst met Shell Denemarken geldig tot het einde van 2016,
toegang tot twee-derde van de olieterminals en toegang tot de olieterminal van SFR in Aalborg, de overdracht van twee-
derde van de B2B scheeps- en wegvervoer klanten van Shell Denemarken en een licentieovereenkomst met Shell, zodat
onder de naam Shell mag worden gehandeld. Tenslotte zullen partijen alle in dienst zijnde medewerkers bij Dansk Fuels
overdragen aan de koper van de afgestoten ondernemingen, om de bedrijfscontinuïteit te waarborgen.
De Commissie stelde vast dat zij geen mededingingsbezwaren heeft, indien de partijen deze remedies naleven.
TOP
6
EC, 30 maart 2016: Joint venture Hutchison/VimpelCom naar tweede-fase onderzoek
De Europese Commissie start een diepgaand onderzoek naar de voorgenomen Hutchison/VimpelCom joint venture
in Italië. Onderzocht wordt of de telecommunicatieactiviteiten van Hutchison en VimpelCom in lijn zijn met de EU-
concentratieverordening. De transactie zou Vimpelcom’s dochteronderneming WIND combineren met Hutchison’s
dochteronderneming H3G, respectievelijk de derde en vierde grootste exploitanten binnen de Italiaanse retailmarkt
voor telecommunicatie. Door deze transactie zal onder andere het aantal exploitanten van mobiele netwerken in Italië
verminderen. De Commissie meent dat dit mogelijk zou kunnen leiden tot hogere prijzen, minder keuze en minder
innovatie voor de consument in Italië.
TOP
EC, 6 april 2016: Verlaging boete Société Générale wegens onjuiste gegevens
Op 6 april 2016 heeft de Europese Commissie de boete voor Société Générale, vanwege deelname aan het Euribor
kartel, verlaagd. De oorspronkelijke boete van ruim € 400 miljoen was gebaseerd op onjuiste gegevens. De verlaagde
boete is gebaseerd op de waarde van de gecorrigeerde omzet en bedraagt ongeveer € 228 miljoen euro. Naast Société
Générale hebben ook drie andere banken deelgenomen aan het kartel.
TOP
EC, 6 april 2016: Boete van € 5,2 miljoen voor het Spaanse Riberebro
De Europese Commissie heeft geconstateerd dat het Spaanse Riberebro, een bedrijf dat ingeblikte en verse groenten
produceert, sinds 10 september 2010 heeft deelgenomen aan een kartel. Het algemene doel van de kartelleden was om
hun marktaandelen te stabiliseren en de prijsdalingen te stoppen. Zij hebben hierbij onder andere vertrouwelijke informatie
over aanbestedingen en minimumprijzen uitgewisseld en Europese klanten van ingeblikte champignons verdeeld.
De Commissie legde een boete op van bijna € 5,2 miljoen. In juni 2014 nam de Commissie een schikkingsbesluit inzake
drie andere partijen, die eveneens deel uitmaakten van het kartel (Zaak 39.965-Mushrooms). Riberebro koos er destijds
voor niet te schikken.
TOP
EC, 8 april 2016: Succesvolle openstelling van de markt voor tractiestroom leidt tot vroegtijdige beëindiging van remedies
In december 2013 heeft de Europese Commissie de door Deutsche Bahn voorgestelde remedies, met betrekking tot het
prijssysteem voor tractiestroom in Duitsland, geaccepteerd. Deze vorm van stroom wordt gebruikt voor bovenleidingen bij
treinvervoer. Vóór deze remedies was DB Energie, een dochteronderneming van Deutsche Bahn, de enige leverancier
van tractiestroom in Duitsland.
Het doel van de remedies was om andere elektriciteit leveranciers in staat te stellen de markt te betreden. Dit bleek
succesvol. Binnen 18 maanden hebben verschillende concurrerende energieleveranciers de markt betreden. De
7
remedies zouden in eerste instantie voor vijf jaar gelden. Door het grote succes zijn de mededingingsbezwaren echter
weggenomen. De Europese Commissie heeft daarom besloten Deutsche Bahn vroegtijdig vrij te stellen van de remedies.
TOP
Autoriteit Consument en MarktACM, 14 maart 2016: ACM signaleert spanningsveld tussen marktactiviteiten en publieke belangen in vooral de energie- en zorgsectoren
In het bij het Jaarverslag 2015 gepubliceerde document ‘Het Signaal 2016’ vraagt Autoriteit Consument en Markt
(ACM) aandacht voor door haar geconstateerde dilemma’s, met name voortvloeiende uit het spanningsveld tussen
marktactiviteiten en publieke belangen. Daarbij legt zij de focus op de energiesector en de zorgsector.
In haar toezichtspraktijk ziet ACM dilemma’s ontstaan door de rol van de overheid op de markt (ofwel als marktspeler,
ofwel door staatsdeelnemingen). Bij staatsdeelnemingen kan marktverstorend gedrag plaatsvinden doordat een
onderneming bijvoorbeeld met een beroep op het door haar gediende publieke belang aandringt op exclusiviteit. Voor de
overheid als marktspeler constateert ACM dat de keuze om de markt te betreden niet wordt genormeerd: er wordt geen
afweging gemaakt tussen ‘markt’ en ‘overheid’.
• Voor de energiesector doet ACM de volgende aanbevelingen: (i) gebruik maatschappelijke kosten-baten analyses
om doelmatige keuzes te maken bij de aanleg van nieuwe energie-infrastructuur; (ii) geef aandacht aan effecten van
herziening van transporttariefstructuur voor gebruikers; en (iii) streef naar een marktgerichte en Europese aanpak ten
behoeve van leveringszekerheid.
• In de zorgsector constateert ACM problemen doordat de overheid zelf geen richting geeft bij de belangenafweging,
maar kiest voor zelfregulering. De voorzitter van ACM, Chris Fonteijn, doet op de website van ACM de volgende
oproep aan de overheid: “Kom tot een afweging tussen belangen. Vermijd de situatie waarin ACM een negatief besluit
moet nemen in het belang van de mededinging, omdat ACM de voordelen – die er misschien wel zijn – niet kan
controleren. Dit leidt mogelijk niet tot de beste uitkomst voor patiënt en verzekerde.”
ACM stelt in ‘Het Signaal 2016’ voor dat de overheid heldere kaders opstelt als startpunt voor zelfregulering. Volgens
ACM kan de overheid ook achteraf de zelfregulering bekrachtigen.
TOP
ACM, 23 maart 2016: ACM publiceert prioriteringsbeleid handhavingsverzoeken
Op 23 maart 2016 heeft Autoriteit Consument en Markt (ACM) haar prioriteringsbeleid in de Staatscourant gepubliceerd.
ACM ontvangt meer verzoeken om handhaving en signalen over mogelijke overtredingen dan zij gelet op haar
onderzoekscapaciteit in behandeling kan nemen. In haar prioriteringsbeleid hanteert ACM drie criteria op basis waarvan
zij verzoeken om handhaving of signalen over mogelijke overtredingen beoordeelt:
i. de omvang van de schade voor de consumentenwelvaart;
ii. de omvang van het maatschappelijke belang; en
iii. doeltreffendheid en doelmatigheid van het optreden.
8
ACM beoordeelt in hoeverre de vermeende overtreding schadelijk is voor de consumentenwelvaart, zowel op korte als
op langere termijn. Ook de potentiële en maatschappelijke schade spelen hierbij een rol. Niet alleen het directe effect op
prijzen, maar ook het effect op kwaliteit en variëteit van het aanbod of de innovatie die een handhavingstraject kan hebben
is van belang. Daarnaast speelt het belang van goed werkende markten en een optimale regulering van monopolies en
consumentenbescherming een rol. Tevens wordt ingeschat of een geschikt handhavingsinstrument op korte termijn een
gewenste situatie kan bereiken. Daarbij weegt ACM beschikbare menskracht en financiële middelen mee.
Een verzoek om handhaving of signaal hoeft niet ‘hoog’ te scoren op alle criteria voordat een handhavingsonderzoek zal
worden opgestart. Vaak is een hoge score op meer dan één criterium genoeg om een handhavingsonderzoek te starten.
Anderzijds is een lage score bij één criterium genoeg om geen volledig handhavingsonderzoek te starten.
TOP
Overige EU-lidstaten
BMa (Be), 15 maart 2016: Fusie van Ahold en Delhaize onder voorwaarden goedgekeurd
Het Mededingingscollege van de Belgische Mededingingsautoriteit (BMa) heeft de fusie van Delhaize Groep NV en
Koninklijke Ahold NV goedgekeurd onder de voorwaarde dat de door partijen aangeboden remedies worden nageleefd.
De remedies bepalen dat acht Ahold winkels, vijf Delhaize franchise winkels en een aantal nog niet geopende winkels
worden overgedragen aan een koper die beschikt over de financiële middelen, bewezen expertise en nodige stimulans
om die retaillocaties te behouden. Deze supermarkten moeten concurreren met de fusieonderneming. De door BMa
aanvaarde remedies moeten beletten dat de mededinging op de betrokken lokale markten in belangrijke mate wordt
beperkt.
BMa heeft de marktdefinities gehanteerd die ook door de Europese Commissie en andere mededingingsautoriteiten
worden gebruikt. BMa hield rekening met de reële aantrekkingskracht van een supermarkt door te kijken naar het gebied
waarin de winkel 80% van zijn omzet behaalt.
TOP
Bundeskartellamt (Du), 22 maart 2016: Boetes voor kartel in Duitse sanitaire sector gematigd voor relatief kleine spelers
Het Bundeskartellamt, de Duitse Mededingingsautoriteit, heeft in totaal boetes van ongeveer € 21 miljoen opgelegd aan
negen groothandelaren en één natuurlijk persoon werkzaam in de sector van sanitair, verwarming en airconditioning
wegens het sluiten van concurrentiebeperkende afspraken.
De bedrijven, die lid zijn van de vereniging “Mittelstandskreis Nordrhein-Westfalen”, worden ervan beschuldigd dat ze de
vaststelling van hun bruto prijzen en verkoopprijzen gedurende enkele jaren hebben gecoördineerd.
De procedure tegen één van de kartellisten, AGS Verlag AG, Münster, zal worden beëindigd als gevolg van het
faillissement van het bedrijf. Een aantal van de beboete bedrijven waren slecht gedeeltelijk betrokken bij de verweten
gedragingen gedurende de periode 2005-2013.
9
Bij het vaststellen van de boetes heeft het Bundeskartellamt als een verzachtende omstandigheid meegenomen dat de
bedrijven concurreerden met aanzienlijk grotere spelers op de markt. Daarnaast hebben alle bedrijven samengewerkt
met het Bundeskartellamt in het clementieprogramma. De boetes zijn definitief; alle bedrijven zijn overeengekomen om te
schikken en zo de procedure te beëindigen.
TOP
Bundeskartellamt (Du), 22 maart 2016: Onderzoek naar ticketverkoop voor wedstrijden Duitse nationale team tijdens EK voetbal 2016
Het Bundeskartellamt, de Duitse mededingingsautoriteit, heeft bevestigd dat zij een administratieve procedure is gestart
naar de praktijk van ticketverkoop voor de wedstrijden van het Duitse nationale voetbalteam tijdens het Europese
Kampioenschap in 2016.
De Duitse voetbalbond had de aankoop van tickets verbonden aan een betaald lidmaatschap van de fanclub van het
nationale voetbalteam. Het verkrijgen van een ticket voor het EK is al erg moeilijk. Het bundelen van de ticketprijs aan een
betaald lidmaatschap zal niet alleen de totale ticketprijs verhogen, maar de koper zal ook de fanclub contributie moeten
betalen, zelfs als hij geen ticket kan verkrijgen. Deze vorm van koppelverkoop zou mogelijk misbruik door uitbuiting
opleveren.
Het EK dat deze zomer (2016) in Frankrijk plaatsvindt, wordt georganiseerd door Euro 2016 SAS, een joint venture van
de UEFA en de Franse voetbalbond Federation Francaise de Football (FFF). 19 van de 24 deelnemende landen hebben
de aankoop van een ticket voor hun nationale voetbalteam afhankelijk gemaakt van burgerschap of woonplaats.
TOP
CMA (VK), 15 maart 2016: Britse mededingingsautoriteit maakt haar prioriteiten voor het jaar 2016-17 bekend
De Competition and Markets Authority (CMA), de Britse Mededingingsautoriteit, heeft haar prioriteiten voor het jaar
2016-17 bekend gemaakt. De focus ligt op het leveren van echte voordelen voor consumenten, bedrijven en de Britse
economie.
Om de last voor het bedrijfsleven en de verstoring van markten te minimaliseren is de CMA in het jaar 2015-16 begonnen
met een systematische herziening van bestaande remedies. In het komende jaar zal dit worden voortgezet met verdere
beoordelingen van bestaande fusiemaatregelen.
In het jaar 2016-17 zal een nog grotere nadruk liggen op het uitvoeren van snelle en doeltreffende handhaving van het
mededingings- en consumentenrecht. Via verschillende communicatiemiddelen zal worden geprobeerd de bewustwording
met betrekking tot de mededingingsregelgeving te verhogen, het gedrag te veranderen, de last om aan de wet te voldoen
te beperken en klachten aan te moedigen. Zo zijn bijvoorbeeld 120 advocatenkantoren gevraagd informatie over het
mededingingsrecht te delen met hun MKB-cliënten.
10
Het jaar 2016-17 zal daarnaast een jaar van afronden zijn. Het eindrapport van onderzoek naar de energiemarkt zal naar
verwachting in juni 2016 worden gepubliceerd, het eindrapport van het onderzoek naar de bancaire sector in augustus
2016 en het eindrapport van de marktstudie juridische dienstverlening eind 2016. In de loop van dit jaar zullen nieuwe
projecten worden gelanceerd, waaronder een analyse van prijs vergelijkende websites.
TOP
CMA (VK), 17 maart 2016: Advocaten gevraagd om te helpen meer aandacht te krijgen voor mededingingsrecht
De Competition and Markets Authority (CMA), de Britse mededingingsautoriteit, zal meer dan 120 advocatenkantoren in
noordwest Engeland benaderen en uitnodigen om informatie over mededingingsrecht te delen met hun MKB-cliënten.
Deze informatie is bedoeld om de MKB-bedrijven te helpen om de mededingingsregels na te leven, inbreuken op het
mededingingsrecht te herkennen en vermoedens van inbreuken te melden.
Deze benadering is onderdeel van de campagne van CMA om meer aandacht te krijgen voor het mededingingsrecht door
middel van verstrekking van informatiepakketten. Het noordwesten is als derde regio van het land gekozen, aangezien
onderzoek heeft aangetoond dat slechts 48% van de ondernemingen daar wist dat het maken van prijsafspraken kan
leiden tot gevangenisstraf, slechts 49% wist dat bid-rigging niet is toegestaan en dat slechts 29% van de ondernemingen
wist dat verticale prijsbinding niet is toegestaan. Ook het feit dat maar 15% wist dat er boete immuniteit mogelijk is bij het
melden van een kartel vond CMA reden om dit gebied als doelgroep aan te wijzen voor haar campagne.
TOP
Internationaal
The United States Department of Justice (VS), 10 maart 2016: Gevangenisstraffen voor Rabobankmedewerkers wegens het manipuleren van de LIBOR rente
Het voormalige hoofd van de afdeling liquidity and finance en een senior handelaar van de Rabobank in Londen zijn tot
24 respectievelijk 12 maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens het manipuleren van de LIBOR rente.
LIBOR was de benchmark waartegen verschillende banken voor korte termijn van elkaar lenen. Het LIBOR
rentepercentage werd daarnaast ook gebruikt als referentievoet voor veel financiële producten, zoals hypotheken,
creditcards, studentenleningen en contractuele rentes. De LIBOR werd vastgesteld op basis van toezeggingen van een
panel van zestien banken, waaronder Rabobank, en werd gepubliceerd door de British Banker’s Association.
In de periode 2005 – 2009 hebben de betrokkenen deelgenomen aan de manipulatie van de US Dollar ten opzichte van
de Japanse Yen om zo hun eigen handelspositie te verbeteren. Zij gaven bijvoorbeeld een te hoge of te lage koers om
hier zelf voordeel mee te behalen. Een aantal andere medewerkers van de Rabobank zijn eveneens beschuldigd van
manipulatie van de LIBOR rente en zullen nog worden berecht. De Rabobank heeft inmiddels een schikking van USD 325
miljoen betaald aan de Department of Justice.
TOP
11
Jurisprudentie
Europese Unie
Gerecht, 29 februari 2016: Gerecht wijst beroepen tegen boetes in vrachtvervoerkartel af
De Europese Commissie heeft op 28 maart 2012 een boete opgelegd aan Schenker wegens deelname van haar
dochtermaatschappij Bax Global aan een internationaal vrachtvervoerdiensten kartel in de periode 2002 tot 2007
(COMP/39462 – Vrachtvervoer). De betrokken kartellisten hebben aan vier verschillende inbreuken deelgenomen,
waarbij het in deze uitspraak gaat over de mededingingsregeling inzake het New Export System (NES). Het NES is een
in 2002 door de Britse autoriteiten ingevoerd systeem van voorafgaande uitklaring voor goederen die vanuit het Verenigd
Koninkrijk buiten de Europese Economische Ruimte (EER) worden geëxporteerd. Een groep expediteurs had tijdens een
bijeenkomst afgesproken om een toeslag in te voeren voor de NES- aangiften. Na deze afspraak is er per e-mail contact
gehouden om toe te zien op de naleving hiervan.
Schenker vordert nietigverklaring van het besluit danwel nietigverklaring of verlaging van de geldboete. Hiertoe voert zij
aan dat (1) het bewijsmateriaal en de inlichtingen van het verzoek om immuniteit door Deutsche Post niet ontvankelijk
waren; (2) dat de Commissie niet bevoegd was ten aanzien van de NES-regeling een besluit vast te stellen, aangezien
deze regeling de vervoersector betrof en deze was vrijgesteld; (3) dat de Commissie onterecht heeft vastgesteld dat
de NES-regeling het handelsverkeer tussen lidstaten merkbaar ongunstig kan beïnvloeden; (4) dat het onredelijk is
dat alleen Schenker aansprakelijk is gesteld voor het gedrag van Bax Global; (5) dat de Commissie door het bedrag
van de geldboete te bepalen aan de hand van een omzetcijfer dat hoger is dan het theoretisch maximum haalbare
onder de NES-regeling, artikel 23, leden 2 en 3, Vo. nr. 1/2003, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel dat de straf
in verhouding moet staan tot het strafbare feit, het beginsel geen straf zonder schuld en het beginsel van behoorlijk
bestuur heeft geschonden, de richtsnoeren van 2006 niet in acht heeft genomen en beoordelingsfouten heeft gemaakt;
(6) bij beoordeling van de verzoeken om clementie en boetevermindering sprake is van schending van het beginsel
van gelijke behandeling en dat hierbij beoordelingsfouten zijn gemaakt en (7) dat dat de Commissie artikel 23, lid 2, Vo.
nr. 1/2003 en het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden en een beoordelingsfout gemaakt door te weigeren
schikkingsgesprekken te voeren.
Alle grieven zijn door het Gerecht van de hand gewezen. Zo oordeelde de rechter dat het bewijsmateriaal wel degelijk
ontvankelijk is, ook al zou er een fiduciaire verplichting kunnen zijn geschonden bij het verkrijgen van het bewijs door
de indiener van het clementieverzoek. De Commissie mag deze informatie gewoon meenemen in haar besluitvorming.
Ook was de Commissie bevoegd te oordelen ten aanzien van de NES-regeling en heeft zij ook terecht vastgesteld dat
de regeling het handelsverkeer ongunstig kon beïnvloeden. Er was sprake van grensoverschrijdend handelsverkeer en
het is voldoende waarschijnlijk dat de NES-regeling een weerslag kon hebben op het gedrag van expediteurs in andere
lidstaten waarmee zij in concurrentie stonden. De Commissie mag zich beperken tot het aantonen van waarschijnlijkheid.
Ook de mogelijkheid om de voormalige moedermaatschappij aansprakelijk te stellen neemt niet weg dat de Commissie
de vrijheid Schenker volledig aansprakelijk te stellen voor het gedrag van haar dochter. De opgelegde geldboete gaat de
strekking en ernst van de NES-regeling niet te buiten. Bij berekening van het basisbedrag is terecht uit gegaan van de
waarde van de verkopen van vrachtvervoersdiensten. Het aangevallen besluit alsmede de opgelegde boete blijft dan ook
in stand.
12
In dit kartel heeft het Gerecht tevens arrest gewezen in de zaken van Panalpina World Transport (T-270/12), Deutsche
Bahn (T-267/12), Uti Worldwide (T-264/12), Kuhne + Nagel International (T-254/12) en EGL (T-251/12).
TOP
Nationaal
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 8 maart 2016: Hof oordeelt dat maatregel ‘geborgde dierenarts’ naar strekking mededingingsbeperkend is
Het geschil dat de partijen verdeeld houdt betreft de levering van zogenaamde URA-middelen aan rundveehouders.
URA-middelen zijn diergeneesmiddelen die per 1 juli 2008 ter uitvoering van de Europese richtlijn 2004/28/EG uitsluitend
door een dierenarts mogen worden voorgeschreven. Voorheen waren deze diergeneesmiddelen vrij verhandelbaar. De
levering van deze URA-middelen mag volgens de nieuwe regelgeving op recept van een dierenarts plaatsvinden door
apothekers, leveranciers van diergeneesmiddelen die een vergunning hebben en dierenartsen. Agib BV (totaal leverancier
voor melkveehouders) heeft, met het oog op deze receptplicht, per 1 juli 2008 een dierenarts in dienst genomen, die
recepten voor URA-middelen kon uitschrijven, zodat Agib URA-middelen kon blijven leveren aan rundveehouders.
De Stichting “Geborgde Dierenarts” (SGD) en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD)
hebben in hun richtlijnen een maatregel opgenomen dat URA-middelen alleen door een “geborgde dierenartsen” (één-op-
één dierenarts) mogen worden uitgeschreven. Dit is een dierenarts die naast dat hij/zij moet voldoen aan alle richtlijnen
van deze organisaties, een één-op-één-overeenkomst met een melk(rund)veehouder heeft. De dierenarts van Agib
voldoet niet aan de reglementen en protocollen opgesteld door de KNMvD en SGD. Hierdoor kan Agib niet meer leveren
op basis van het recept van haar eigen dierenarts. Er bestaat volgens Agib geen rechtvaardiging voor de door KNMvD
en SGD gehanteerde regel. De één-op-één relatie wordt door de wet alleen voorgeschreven ten aanzien van antibiotica,
maar niet ten aanzien van URA-middelen. Door het hanteren van de regel dat URA-middelen alleen mogen worden
voorgeschreven door de één-op-één dierenarts maken KNMvD en SGD inbreuk op het voorschrift van artikel 6 lid 1 Mw.
De maatregel, kwaliteitseisen en modelcontracten van KNMvD en SGD tezamen genomen kwalificeren als besluiten
van een ondernemersvereniging. Het hof komt vervolgens tot het oordeel dat de voormelde maatregelen van KNMvD en
SGD evident schadelijk zijn voor de goede werking van de normale mededinging en er daadwerkelijk toe strekken dat de
mededinging op de Nederlandse markt merkbaar wordt verstoord. Agib heeft dit, volgens het hof, voldoende bewezen.
Voor zover KNMvD en SGD met hun betoog over de objectieve rechtvaardiging van hun besluiten, te weten de door
hen toegelichte kwaliteitssystemen in het kader van de volksgezondheid, een beroep doen op de beperking van de
mededinging inherent aan een legitieme doelstelling, wordt dit beroep verworpen omdat vooralsnog niet aannemelijk
is geworden dat de besluiten van KNMvD en SGD ertoe strekken de kwaliteit van de volksgezondheid te waarborgen.
Aan art. 6 lid 3 Mw komt het hof niet toe, nu KNMvD en SGD, op wie de stelplicht en de bewijslast rusten dat aan
de voorwaarden van deze uitzonderingsbepaling is voldaan, onvoldoende hebben toegelicht waarom aan de vier in dit
artikellid geldende cumulatieve voorwaarden is voldaan.
TOP
13
CBb, 24 maart 2016: Boetes in het zilveruienkartel terecht gebaseerd op omzet uit gehele EU
Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft in 2012 boetes opgelegd aan de telers en verwerkers van zilveruien in
verband met kartelafspraken. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) heeft op 24 maart 2016 geoordeeld
dat ACM deze boetes terecht heeft opgelegd en dat de Rechtbank Rotterdam die in beroep terecht in stand heeft gelaten.
ACM heeft bewezen dat de zilveruienproducenten van 1998 tot en met mei 2010 afspraken hebben gemaakt met
betrekking tot de teelt- en productiecapaciteit van zilveruien. Er werd onder andere afgesproken welk aantal hectares
(arealen) zilveruien iedere onderneming mocht inzaaien (areaal- of quoteringsafspraken). Daarnaast werden gezamenlijk
stakende concurrenten opgekocht en werd er onderling prijsinformatie uitgewisseld. Volgens ACM gaat het om één
langdurige, complexe voortdurende overtreding van artikel 6 Mw en artikel 101 VWEU, omdat de gedragingen een
samenstel van afspraken met een gemeenschappelijk doel zijn, te weten het prijspeil op de markt van zilveruien op een
niveau brengen dat hoger is dan wanneer de normale mededingingscondities zouden gelden.
Het CBb oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Wat betreft de hoogte van de boete oordeelt het CBb dat deze
afhangt van de betrokken omzet, waarbij het ACM tevens is toegestaan de omzet die in andere EU-lidstaten is behaald
mee te tellen; daar is een wettelijke grondslag/bevoegdheid voor, die niet wordt beperkt.
TOP
Rb Rotterdam, 7 april 2016: ACM oordeelt terecht dat geen vergunning vereist is voor fusie sanitair ondernemingen
Ucosan is in beroep gegaan bij de rechtbank Rotterdam tegen het besluit van ACM dat voor de overname van Sanitec
door Geberit geen vergunning vereist is. Geberit is actief op het gebied van de productie en verkoop van sanitaire
techniek. Sanitec en Ucosan zijn actief op het gebied van de productie en verkoop van keramisch sanitair. ACM heeft
deze fusie beoordeeld aan de hand van de Europese richtsnoeren voor niet-horizontale concentraties.
De rechtbank moet beoordelen of ACM terecht heeft geconcludeerd dat sprake is van een fusie met een
conglomeraatkarakter waarbij géén sprake is van mogelijke marktafscherming door middel van bundelingsstrategieën. De
rechtbank concludeert dat ACM op basis van voldoende gegevens de relevante markt heeft afgebakend en de gevolgen
van de concentratie op correcte wijze heeft vastgesteld. ACM overweegt dat Geberit mogelijk over een aanzienlijke mate
van marktmacht beschikt. Desalniettemin heeft ACM volgens de rechtbank terecht geconcludeerd dat partijen niet de
mogelijkheid en prikkel hebben om door middel van bundelingsstrategieën de mededinging te beperken.
De rechtbank verwerpt de klacht van Ucosan dat ACM er ten onrechte van uitgegaan is dat een bundelingsstrategie
slechts leidt tot beperking van de mededinging indien concurrenten zodanig gemarginaliseerd worden dat zij gedwongen
worden de markt te verlaten en geen mogelijkheden bestaan voor herintreding. Eenzelfde lot treft ook de klacht dat ACM
er niet zonder nadere motivering vanuit had mogen gaan dat (1) concurrenten ook dergelijke bundels zouden kunnen
aanbieden en (2) dat er relevante concurrentiedruk bestaat van zogenoemde private labels.
TOP
14
Rb Rotterdam, 7 april 2016: Boetes voor handelaren executieveilingen in beroep verlaagd
In deze zaak heeft ACM boetes opgelegd aan handelaren die in de periode van 2000-2009 actief waren op
executieveilingen. ACM stelde op basis van het vergaarde bewijs vast dat er sprake was van een inbreuk op het
kartelverbod. De gedragingen van de handelaren zijn, in onderlinge samenhang bezien, als één enkele inbreuk met een
mededingingsbeperkende strekking te kwalificeren. Dat eisers aangaven niet betrokken te zijn geweest bij de veiling van
één of meerdere specifieke panden deed daar niets aan af.
Verder is de rechtbank van oordeel dat ACM in de leeftijd en/of gezondheid van eisers dan wel in de gestelde media-
aandacht geen reden heeft hoeven zien om de boete te matigen. Echter, de rechtbank acht een matiging van de boete
met 10% wel passend aangezien eisers privé en zakelijk behoorlijk financiële gevolgen hebben ondervonden van de
boetebesluiten. Bovendien zijn de boetes verlaagd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Voor handelaren
die in de 2e tranche zijn beboet zijn de boetes verlaagd met 10% tot een maximum van € 10.000,- en met 5% tot een
maximum van € 5.000,- voor handelaren die in de 3e tranche zijn beboet. In alle gevallen heeft de rechtbank de boetes op
een lager bedrag vastgesteld.
TOP
Rb Rotterdam, 7 april 2016: ACM hoefde geen onderzoek te openen inzake de ‘geborgde dierenarts’ omdat het naar effect niet mededingingsbeperkend is
Op 7 april 2016 heeft de rechtbank Rotterdam een beroep tegen het niet nader onderzoeken van een klacht door ACM
ongegrond verklaard. Op respectievelijk 7 februari en 13 maart 2012 hebben klagers, beiden dierenarts, een klacht
ingediend over gedragingen van bepaalde marktpartijen met betrekking tot het Reglement ‘geborgde rundveedierenarts’
van de Stichting Geborgde Rundveedierenarts (SGD) en de daarin verplicht voorgeschreven één-op-één-overeenkomst
tussen dierenarts en melk(rund)veehouder.
Het door het Reglement in het leven geroepen certificeringsstelsel van de ‘geborgde rundveedierenarts’ komt er kort
gezegd op neer dat dierenartsen die veterinaire diensten willen verlenen aan (melk)rundveehouders aan bepaalde
kwaliteitseisen moeten voldoen op het gebied van opleiding en kwaliteit van de dienstverlening, waarna zij zich kunnen
laten inschrijven in het register.
Om vast te stellen of sprake was van een effectbeperking, heeft ACM het Reglement getoetst aan het in de Richtsnoeren
Samenwerking Ondernemingen neergelegde beoordelingskader voor erkenningsregelingen. En aan de door de Europese
Commissie opgestelde criteria voor standaardiseringsovereenkomsten als bedoeld in de Richtsnoeren horizontale
samenwerkingsovereenkomsten. ACM concludeerde dat geen sprake is van een mededingingsbeperkende strekking.
Bij de rechtbank voeren eisers aan dat uitsluitingseffecten optreden wegens de kosten van de inschrijving, wegens de
verplichte één-op-één-relatie –een second opinion zou hierdoor onmogelijk zijn– en wegens de gedwongen uitwisseling
van concurrentiegevoelige gegevens via het computersysteem. Bovendien zou het stelsel door misbruik van machtspositie
van Friesland Campina tot stand zijn gekomen.
15
De rechtbank volgt eisers niet in deze argumenten. De kosten zijn niet zodanig hoog dat sprake is van uitsluitingseffecten.
Evenmin is aannemelijk geworden dat vervangende of spoeddierenartsen geen second opinion kunnen geven, mits dit
is afgesproken. Dat sprake zou zijn van uitwisseling van concurrentiegevoelige informatie via het computersysteem is
evenmin gebleken. Tot slot hebben eisers onvoldoende aangevoerd om hun laatste stelling te staven. Het beroep wordt
ongegrond verklaard.
TOP
Overige EU-lidstaten
CAT (VK), 9 februari 2016: Sainsbury krijgt geen inzage in stukken Commissie-dossier Mastercard
Na de beslissing van de Europese Commissie dat Mastercard de hoogte van haar interbancaire afwikkelingsprovisies
moet verlagen, zijn meerdere private partijen in actie gekomen om een schadevergoeding af te dwingen. Eén daarvan
is de grote Engelse supermarktketen Sainsbury’s. Recent is de zaak door the High Court doorverwezen naar the
Competition Appeal Tribunal (CAT). Op 9 februari 2016 is een tussenuitspraak gedaan omtrent de openbaarmaking van
bepaalde informatie.
Het ging hier om een tweetal verzoeken van Sainsbury’s Supermarkets tot openbaarmaking van (i) commentaar van
de Commissie op het zogenaamde Maestro Scenario, met name met betrekking tot de visie van de Commissie op de
oorzaak van het 90% marktverlies van Maestro tussen 2001 en 2011, en (ii) de bij de Commissie ingediende stukken van
Mastercard.
De verzoeken zijn afgewezen. Voor beide verzoeken geldt ten eerste dat ze reeds maanden geleden ingediend hadden
kunnen worden, maar dit niet gebeurd is. Het toewijzen van de verzoeken zou zo tot een vertraging leiden die eenvoudig
voorkomen had kunnen worden. Alleen al deze reden is voor CAT voldoende reden om de verzoeken af te wijzen.
Daarnaast geldt, wederom voor beide verzoeken, dat de relevantie voor het onderzoek in het onderhavige proces niet als
voldoende wordt aangemerkt. CAT geeft aan te oordelen op grond van de informatie die haar voorhanden is gesteld en
niet op grond van informatie die aan een andere rechter voorhanden is gesteld. Voor zover de uitkomst van een ander
proces relevant is, moet de informatie hieromtrent afkomstig zijn uit de uitspraken in het betreffende proces, en niet uit de
informatie die partijen in dat proces ter beschikking hebben gesteld.
TOP
Court of Appeal (VK), 23 maart 2016: Overeenkomst gebaseerd op gemanipuleerde LIBOR rente is niet nietig volgens de Britse rechter
Unitech Limited (Unitech) heeft twee vorderingen tot schadevergoeding jegens Deutsche Bank en verscheidene andere
banken, ingesteld wegens geleden schade door het gebruik maken van de gemanipuleerde LIBOR rente in leen- of
swap overeenkomsten. De banken hadden overeenkomsten gesloten met Unitech Global Limited (UGL), en haar
moedermaatschappij Unitech. De rente op deze overeenkomsten zou worden vastgesteld aan de hand van de LIBOR
rente.
www.loyensloeff.com
Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.
De Nieuwsbrief Mededingingsrecht is een uitgave van de praktijk-groep Mededinging & Overheid van Loyens & Loeff. Deze praktijkgroep bundelt de specialistische kennis op de deelgebieden mededingings- en aanbestedingsrecht, bestuursrecht, het grensvlak van publiek- en privaatrecht en het overheidsaansprakelijkheidsrecht. De Nieuwsbrief Mededingingsrecht wordt uitsluitend verzonden aan relaties van Loyens & Loeff.
ContactpersonenMaurice Essers en Gert Wim van de Meent
Disclaimer
In dit tussenvonnis oordeelt het Court of Appeal over het beroep van Unitech op nietigheid van de overeenkomsten,
aangezien een aantal van de banken betrokken waren bij de manipulatie van de LIBOR rente die in de contracten tussen
de partijen was opgenomen. Daarnaast vormden de banken die de LIBOR manipuleerden een kartel. Een dergelijke
overeenkomst tussen de kartelleden is van rechtswege nietig. Unitech stelt dat een overeenkomst tussen een kartellist en
een afnemer/derde, in dit geval Unitech, gebaseerd op hetgeen tussen de kartelleden is afgesproken, eveneens nietig is.
De rechter neemt aan dat het manipuleren van de LIBOR in strijd is met het mededingingsrecht. De vraag is dan
vervolgens of hierdoor ook verticale overeenkomsten nietig zijn naar Engels recht. Hier kan een analogie getrokken
worden met het Courage/Crehan arrest van het Hof van Justitie, waar werd geoordeeld dat de vraag of een inbreuk op
het mededingingsrecht al dan niet leidt tot nietigheid van andere overeenkomsten die daarop gebaseerd zijn, een vraag
van nationaal recht is. In het geval van Unitech concludeert de rechter dan ook dat, naar Engels recht, een inbreuk op het
mededingingsrecht niet kan leiden tot nietigheid van een overeenkomst die op deze inbreuk is gebaseerd (ro. 41 e.v.).
TOP