Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

download Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

of 22

Transcript of Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    1/22

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    2/22

    Faculteit Rechtsgeleerdheid KU Leuven

    LEERGANG PENSIOENRECHTNIEUWSBRIEF

    Nr. 1academiejaar 2013 - 2014

    Prof. dr. Yves Stevens en Leen Van Assche

    4.2. Entgeltumwandlung in der betrieblichen Altersversorgung ............................................................ 114.3. Anmerkung des Urteil Mulders .................................................................................................... 11

    5. Nieuwe life and benefits .................................................................................................................... 116. RVP Dienstnotas ............................................................................................................................... 117. International update.......................................................................................................................... 11

    7.1. Switserland............................................................................................................................... 117.2. Australia ................................................................................................................................... 128. Gelezen in het Belgisch Staatsblad ...................................................................................................... 138.1. Verzamelwet Pensioenen: waardering gelijkgestelde periodes pensioenberekening bijgestuurd ........ 138.2. Verzamelwet Pensioenen: overgangsregel voor vervroegd pensioen bij lange loopbaan ................... 138.3. Verzamelwet Pensioenen: overgangsregeling overeenkomst bij vervroegd pensioen ........................ 148.4. Programmawet: verlaagd bijdragepercentage voor actieve gepensioneerde zelfstandigen ................ 148.5. Programmawet: bijverdienen wordt gemakkelijker voor gepensioneerden in overheidssector ........... 148.6. Programmawet: Pensioenbonus ................................................................................................. 148.7. Toezicht op pensioenfondsen afgestemd op Omnibus-I richtlijn ..................................................... 158.8. Bijverdienen wordt gemakkelijker voor gepensioneerde zelfstandigen ............................................ 158.9. Bijverdienen wordt gemakkelijker voor gepensioneerde werknemers ............................................. 158.10. Roerende voorheffing collectieve beleggingsvennootschap .......................................................... 168.11. Interpretatieve bepaling levensverkeringsovereenkomst.............................................................. 168.12. Betaling en tarief jaarlijkse taks op kredietinstellingen, ICBs en verzekeringsondernemingen ......... 168.13. Wijziging verzekeringstaks ....................................................................................................... 168.14. Wijziging taks collectieve beleggingsinstelling, kredietinstelling en verzekeringsonderneming ......... 168.15. Stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag .................................................................................... 168.16. WIB 1992 aangepast aan stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag ....................................... 178.17. Structurele verhoging oudere pensioenen opnieuw uitgesteld ...................................................... 178.18. Sectorpensioenen .................................................................................................................... 17

    Ombudsman Pensioenen: Ingangsdatum van een wettelijk pensioen is nu een enig concept! ...................... 21Suprematie, rechtsvinding of gewoon Kafka? .......................................................................................... 22

    1.HOF VAN JUSTITIE

    1.1. Tsjechi beboet wegens (niet-)omzetting IBP richtlijn

    Bij arrest van 14 januari 2010 oordeelde het Hofvan Justitie dat Tsjechi zijn verplichting totomzetting van de IBP-richtlijn niet had nagekomen(HvJ 14 januari 2010, C-343/08, EuropeseCommissie v. Tsjechische Republiek). Het Hof stelt

    dat deze IBP-richtlijn een lidstaat niet als zodanigkan verplichten om het verbod op vestiging van

    IBPs op zijn grondgebied op te heffen. Dit verbodkomt voort uit het ontbreken van een tweede pijlerin het Tsjechische pensioenstelsel. Dat eenbepaalde activiteit waarop een richtlijn betrekkingheeft in een lidstaat niet bestaat, ontheft dezelidstaat volgens het Hof niet van de verplichting omwettelijke of bestuurlijke maatregelen te treffen omeen adequate uitvoering van alle bepalingen van dierichtlijn te garanderen.

    Aangezien de Commissie na verscheidene brievenen een aanmaning, door Tsjechi (nog) niet in

    - 2/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    3/22

    kennis was gesteld van de noodzakelijke

    maatregelen om aan voornoemd arrest uitvoering tegeven, stelde ze uiteindelijk beroep in bij het Hof

    van Justitie.

    In de loop van de procedure stelde de TsjechischeRepubliek de Commissie in kennis van de

    bekendmaking en inwerkingtreding van wet nr.260/2011, die volgens deze lidstaat de volledigeuitvoering van voornoemd arrest (C-343/08)verzekert. Na onderzoek van de inhoud van dezewet oordeelde de Commissie dat de TsjechischeRepubliek haar wettelijke regeling inovereenstemming had gebracht met betreffend

    arrest. Hierop deed de Commissie afstand van haarvordering tot veroordeling tot een dwangsom. Zehandhaafde echter haar vordering tot veroordelingtot betaling van een forfaire som.

    Bij arrest van 18 juli 2013 trad het Hof deCommissie bij in het oordeel dat Tsjechi niet allemaatregelen had genomen die nodig waren teruitvoering van arrest C-343/08. Het Hof oordeelt datde Tsjechische Republiek de op haar rustendeverplichting krachtens artikel 260, lid 1 VWEU niet is

    nagekomen. De Tsjechische Republiek wordtveroordeeld tot de betaling van een forfaitaire som250 000 EUR aan de Europese Commissie wegensmiskenning van haar verplichting om de nodigemaatregelen te nemen ter uitvoering van arrest C-343/08.

    HvJ 18 juli 2013, C-241/11, Europese Commissie v.Tsjechische Republiek

    1.2. BTW-aftrek door Nederlands

    pensioenfonds

    In overeenstemming met een wettelijke verplichtingnaar Nederlands recht bracht PPG depensioenregelingen voor de werknemers van haarondernemingen onder in Stichting PensioenfondsPPG Industries Nederland (hierna verkort:

    pensioenfonds). Dit pensioenfonds is juridisch enfiscaal afgescheiden van PPG. De premies voor depensioenregelingen worden volledig betaald doorPPG en niet door de werknemers.

    Werkgevers konden ten tijde van de feiten hetzijzelf een pensioenfonds opzetten hetzij hun

    verplichtingen uitbesteden aan een

    verzekeringsmaatschappij. Het was echter nietmogelijk de pensioenvoorziening in eigen beheer te

    houden. Een dochteronderneming van PPG slootmet in Nederland gevestigde dienstverlenersovereenkomsten af omtrent de administratie van depensioenen en het vermogensbeheer van hetpensioenfonds. De kosten die verband houden metdeze overeenkomsten werden door dedochteronderneming betaald en niet doorgerekendaan het pensioenfonds. PPG bracht de btw voordeze kosten in als voorbelasting. De Nederlandsebelastingdienst ging hiermee niet akkoord envestigde een naheffingsaanslag dewelke door PPG

    wordt betwist.

    Vooreerst brengt het Hof van Justitie de doelstellingvan de btw-aftrekregeling van de Zesde richtlijn(77/388/EEG) betreffende de harmonisatie van dewetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

    (hierna verkort: Zesde richtlijn) in herinnering. Dezerichtlijn beoogt de ondernemer volledig te ontlastenvan verschuldigde of betaalde btw in het kader vanal zijn economische activiteiten. Hetgemeenschappelijke Europese btw-stelsel waarborgt

    een volstrekt neutrale fiscale belasting van alleeconomische activiteiten, ongeacht het oogmerk ofhet resultaat ervan, mits die activiteiten in beginselzelf aan de btw-heffing zijn onderworpen.

    Om aan de belastingplichtige een recht op aftrekvan de voorbelasting toe te kennen en de omvangvan dat recht te bepalen, dient er in beginsel eenrechtstreeks en onmiddellijk verband te bestaantussen een bepaalde handeling in een eerderstadium en n of meer in een later stadium

    verrichte handelingen waarvoor recht op aftrekbestaat. In casuoordeelt het Hof van Justitie dat ereen rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat.

    Dit verband bestaat voor zover de kosten van dedoor PPG in dat kader afgenomen diensten deeluitmaken van haar algemene kosten, hetgeen aande verwijzende rechter staat om te beoordelen.

    Het Hof van Justitie besluit dat eenbelastingplichtige die een pensioenfonds heeft

    opgericht in de vorm in de vorm van een juridischen fiscaal afgescheiden entiteit, zoals in casu, hetrecht heeft de btw die hij heeft betaald ter zake van

    - 3/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    4/22

    prestaties voor het beheer en de bedrijfsvoering van

    dat pensioenfonds in aftrek te brengen conformartikel 17 van de Zesde richtlijn. Dit mits uit het

    geheel van de omstandigheden van de betrokkentransacties een rechtstreeks en onmiddellijk verbandnaar voren komt.

    HvJ 18 juli 2013, C-26/12, PPG Holdings v.Inspecteur van de Belastingdienst Noord kantoorGroningen.

    2.LAGERE RECHTSPRAAK

    2.1. Belastbaarheid AOW-uitkering alspensioen

    Uit de concrete omstandigheden van detewerkstelling in Belgi leidt het Antwerpse hof vanberoep af dat de AOW-uitkering geen rechtstreeksof onrechtstreeks verband houdt met deberoepswerkzaamheid die door de belastingplichtige

    werd uitgeoefend. De uitkering houdt immersuitsluitend verband met het feit dat deuitkeringsgerechtigde gedurende een gedeelte vanzijn leven in Nederland heeft gewoond. In dieomstandigheden heeft de administratie niet

    aangetoond dat de AOW-uitkering belastbaar is alspensioen in de zin van artikel 34, 1, 1 van hetWIB 1992.

    Antwerpen 4 december 2012, FJF 2013, afl. 159,583-587.

    2.2. Refus de versement du pension de survieen raison de rsidence au Cameroun

    N. a pous P. Paris en 1971. Les deux poux denationalit camerounaise taient lpoquedomicilis Paris. Entre 1972 et 1975, N. a travaillen Belgique. Le premier mars 2005, N. a introduitune demande de pension de survie. Le 27 juin 2006,l ONP lui a reconnu le droit d un pension de 181,25EUR par an. la mme date, lONP a rappel qu en

    application de larticle 27 de larrt royal n 50, lesprestations ne sont pas fournis aux ressortissantsdes tats avec lesquels un accord international oubilatral de scurit sociale na pas t conclu.LONP a donc dcid que la pension ne peut pas

    tre verse N. qui est ressortissante du Cameroun,

    pays avec lequel la Belgique na pas conclu de

    convention internationale.

    La Cour a dcid de poser la question prjudiciellesuivante la Cour constitutionnelle: la rgle suivantlaquelle le paiement de la pension due unbnficiaire de nationalit trangre est suspendu sice bnficiaire rside ltranger alors que lapension de retraite ou de survie due unressortissant belge est paye quel que soit le paysde sa rsidence est-elle discriminatoire? La questionest actuellement devant la Cour constitutionnelle(n 5572 FR).

    Arbh. Brussel 6 februari 2013, JTT2013, afl. 1159,238.

    2.3. tat dpressif et tentative de suicide dclarer souscription du contrat dassurancevie

    La cour dappel de Mons devrait juger sur lesconsquences dune omission de dclaration lasouscription dun contrat dassurance-vie.

    Selon la cour, l'admission dans un service de

    ranimation d'une clinique pendant plus de 24heures constitue bien une hospitalisation. Sil'assure, lors de la souscription du contrat, avaitrpondu sincrement la question "avez-vous tsoigne dans une clinique?" et "pour quels motifs?",elle aurait ncessairement mentionn sa tentativede suicide ayant ncessit ladite hospitalisation.

    Mme s'il est tabli que l'antcdent consiste dansun trouble de l'adaptation avec humeur dpressiveet que ce trouble se distingue de l'pisode dpressif

    majeur, si le questionnaire de la compagnied'assurances pose une question relative ladpression sans oprer pareille distinction, il

    importe de mentionner tout phnomne dpressif,quelle que fut sa qualification mdicale. La cour astatu quune tentative de suicide qui a lieu 14 joursavant qu'un questionnaire mdical soit rempli doittre dclare. Ce n'est pas parce qu'un mdecin-conseil conclut positivement un examen mdicalpour la couverture du risque que cette conclusion

    favorable a pour effet de remdier l'omissionintentionnelle commise par l'assure (art. 6 LCAT).

    - 4/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    5/22

    Bergen 24 mei 2012, RGAR2013, afl. 5, n 14978.

    2.4. Geen Belgisch pensioensupplement voortewerkstelling als Nederlands ambtenaar

    Eiseres gaat er niet mee akkoord dat een bepaaldeperiode van tewerkstelling als ambtenaar inNederland niet in aanmerking wordt genomen voorde berekening van haar Belgisch pensioen. Inhoofdorde wordt de vernietiging van de bestredenRVP-beslissing gevorderd. In ondergeschikte orde

    wordt de arbeidsrechtbank verzocht een prejudicilevraag te stellen aan het Hof van Justitie.

    De Tongerse arbeidsrechtbank herinnert eraan dathet pensioensupplement voor grensarbeiders - eenregeling die overigens enkel in Belgi bestaat uitdrukkelijk wordt voorbehouden voor arbeiders,bedienden of mijnwerkers (artikel 5, 7 KB 23december 1996) en niet van toepassing is opambtenaren.

    Vooreerst merkt de Tongerse arbeidsrechtbank op

    dat de RVP (verweerder) het Belgisch pensioen intoepassing van verordeningen 1408/71 en 574/72correct berekende. Bovendien werd volgens derechtbank correct nagegaan of eiseres recht had opeen pensioensupplement op grond van grens- ofseizoensarbeid.

    Ten slotte oordeelt de rechtbank dat artikel 5, 7KB 23 december 1996 geen schending uitmaakt vanhet gemeenschapsrecht, noch van hetgrondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Bijgevolg wordtgeen prejudicile vraag gesteld aan het Hof vanJustitie.

    Arbrb. Tongeren 19 juni 2013, AR 07/1572/A,onuitg.

    Zie: KB 23 december 1996 tot uitvoering van deartikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996tot modernisering van de sociale zekerheid en totvrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijkepensioenstelsels, BS17 januari 1997.

    2.5. Informatieverplichtingen bij cumuloverlevingspensioen enwerkloosheidsuitkering

    Bij een ambtshalve onderzoek van pensioenrechten,stelde de RVP (verweerder 1) vast dat eiseres

    sedert oktober 2004 werkloosheidsuitkeringen

    ontving dewelke niet cumuleerbaar zijn met eenoverlevingspensioen overeenkomstig artikel 25 KB

    nr. 50 van 24 oktober 1967.

    Eiseres tekent beroep aan tegen de beslissing vande RVP waarbij haar pensioen werd geschorst met

    terugbetaling van de ten onrechte genotenbedragen. Voor deze terugvordering paste de RVAde driejarige verjaringstermijn toe krachtens artikel21 3 van de wet van 13 juni 1966.

    Eiseres vindt het totaal ongehoord dat de RVPslechts op 24 maart 2010 kennis had van het feit

    dat zij reeds sedert oktober 2004werkloosheidsuitkeringen genoot. Bovendien is ervolgens eiseres geen enkel document van de RVPdat kenbaar maakt dat zij haar overlevingspensioenniet zou kunnen cumuleren metwerkloosheidsuitkeringen.

    Verder voert eiseres aan dat de RVA (verweerder 2)en/of het ACV (verweerder 3) tekort zijn geschotenin hun informatieverplichtingen en dat ze door dezefout haar pensioenuitkeringen is blijven cumuleren.

    Volgens eiseres hadden de RVA en het ACV moetenweten dat zij reeds een overlevingspensioen genootnaast haar werkloosheidsuitkeringen, aangezien zijdit had aangegeven op het aanvraagformulier C1(aangifte van de persoonlijke en familiale toestandvan de sociaal verzekerde diewerkloosheidsuitkeringen aanvraagt).

    De Antwerpse arbeidsrechtbank volgt dezeargumentatie niet en oordeelt dat eiseres haarinformatieverplichting miskende. Betrokkene diende

    de RVP in kennis te stellen van elke wijziging diezich in haar persoonlijke toestand zou kunnenvoordoen, in casu het ontvangen van

    werkloosheidsuitkeringen, een verbintenis dieeiseres bij haar pensioenaanvraag in 1995onderschreef. De rechtbank oordeelt dat de RVP hetpensioen van eiseres terecht heeft geschorst.

    Vervolgens wijst de rechtbank erop dat deinformatie- en begeleidingsplicht van de instellingen

    van sociale zekerheid op grond van het Handvestvan de Sociaal Verzekerde niet absoluut is en metinachtneming van het redelijkheidsbeginsel moet

    - 5/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    6/22

    worden ingevuld. Door het miskennen van haar

    eigen verplichting om de RVP in te lichten dat zewerkloosheidsuitkeringen ontving, is eiseres volgens

    de rechtbank zelf verantwoordelijk voor deonterechte cumulatie en kan zij de RVA en het ACVniet aanspreken in vrijwaring.

    Arbrb. Antwerpen 16 mei 2013, AR 10/5565/A,onuitg.

    2.6. Omzetting Belgisch gezinspensioengrensarbeider naar alleenstaandenpensioen

    Eiser (V.D.G) werkte gedurende 13 jaar inNederland en nadien gedurende 35 jaar als

    grensarbeider in Antwerpen. Vanaf november 2009ontvangt eiser een Belgisch pensioen en een (klein)Nederlands pensioen. Zijn jongere echtgenote(R.R.) genoot een partnertoeslag op grond van de

    AOW, tot ze zelf met pensioen ging op 4 december2011. Door een Nederlandse besparingsmaatregel,wordt de partnertoeslag vanaf 1 augustus 2011verminderd met 10 % (generieke korting).

    Bij het bereiken van de pensioenleeftijd, ging departnertoeslag over in een AOW-pensioen. Hierop

    werd het Belgisch gezinspensioen herleid naar 60 %aangezien het voor het gezin in casuhet voordeligstbleek om beide echtgenoten een persoonlijkpensioen toe te kennen (art. 5, 8 KB van 23december 1996).

    Eiser is van oordeel dat zijn Belgisch gezinspensioenniet herleid kon worden tot een pensioen alsalleenstaande ingevolge toepassing van het arrestEngelbrecht (HvJ 26 september 2000, C-262/97).De Antwerpse rechtbank oordeelt dat deze

    rechtspraakin casuniet van toepassing is aangezienhet AOW-pensioen van R.R. hoger is dan deweggevallen (gekorte) partnertoeslag. Ook deaangevoerde leeftijdsdiscriminatie in de korting vande partnertoeslag wordt niet bijgetreden door derechtbank. Bijgevolg wordt de vordering ongegrondverklaard.

    Arbrb. Antwerpen 16 mei 2013, AR 11/7941/A enAR 12/4093/A, onuitg.

    3.BELGISCHE RECHTSLEER

    3.1. Toegelaten arbeid gepensioneerden:nieuwe regeling anno 2013

    Gepensioneerden van 65 jaar en ouder die minstens42 jaar gewerkt hebben, mogen voortaan onbeperktbijverdienen zonder dat hun recht op volledigpensioen wordt aangetast. Voor de overigegepensioneerden worden de regels inzaketoegelaten arbeid versoepeld. Het nieuwe wettelijkekader inzake toegelaten arbeid raakt echter niet aanhet uitgangspunt dat een pensioen in beginsel nietgecombineerd kan worden met loon uit arbeid.

    K. VAN TILBORG, Toegelaten arbeid

    gepensioneerden: nieuwe regeling anno 2013,Balans2013, afl. 699, 1-3.

    3.2. Toegelaten arbeid zelfstandigen: watverandert er in 2013?

    In de loop van 2013 is al veel inkt gevloeid over degeplande veranderingen aan de toegelaten activiteitvoor gepensioneerde zelfstandigen. Nu het KB

    gepubliceerd is, geeft de auteur een volledigoverzicht van de huidige regeling. Eerst bespreektde auteur hoeveel een gepensioneerde zelfstandige

    in 2013 mag bijverdienen. Na enkeleaandachtspunten bij het toegelaten inkomen,komen de sancties bij het overschrijden van de

    inkomensgrenzen en de afschaffing van deaangifteplicht aan bod.

    M. BRUYNINCKX, "Toegelaten activiteit na pensioen:wat verandert er in 2013?", Soc.Kron. 2013, afl. 14,17-21.

    Zie: KB 6 juni 2013 tot wijziging van het koninklijkbesluit van 22 december 1967 houdende algemeenreglement betreffende het rust- enoverlevingspensioen der zelfstandigen, BS 18 juni2013.

    3.3. Harmonisering inhoudingen op pensioen

    De Wet van 13 maart 2013 streeft twee grotedoelstellingen na. Ten eerste wordt de inning van

    de RIZIV-bijdrage en de solidariteitsbijdragegecentraliseerd bij de Rijksdienst voor Pensioenen(RVP). Ten tweede wordt de Belgische wetgevingaangepast aan het Europees voorschrift dat een

    persoon slechts aan de wetgeving van n enkelelidstaat kan worden onderworpen. Zonder hier veel

    ruchtbaarheid aan te geven, paste deze wet het

    - 6/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    7/22

    toepassingsgebied van de solidariteitsbijdrage op

    pensioenen aan, door ook de vrije aanvullendepensioenen van de zelfstandigen eraan te

    onderwerpen.

    De bepalingen die de Belgische wetgeving inovereenstemming brengen met de Europese

    verordening traden met terugwerkende kracht inwerking op 1 januari 2013.

    B. MARISCAL en M. DAUPHIN,Harmonisering van deinhoudingen op het (aanvullend) pensioen", Soc.Weg. 2013, afl. 12- 2-5.

    Zie: Wet van 13 maart 2013 tot hervorming van deinhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichteverzekering voor geneeskundige verzorging en desolidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen, BS21 maart 2013 en art. 11.1 Verord. van hetEuropees Parlement en de Raad nr. 883/2004, 29april 2004 betreffende de cordinatie van desocialezekerheidstelsels Pb.L. 30 april 2004, 166, err.Pb.L. 7 juni 2004, 200, err. Pb.L. 4 augustus 2007,204.

    3.4. La discrimination par lge en assurance la lumire du droit europen du travail

    Dans de multiples domaines, nos droits etobligations restent diffrencis en fonction de lge,par exemple par le recours des ges seuils (droit

    au travail, responsabilit pnale) ou des gesplafonds (retraites doffice dans des professionsspcifiques, droit daccs certains soins). Laquestion centrale est de dterminer partir dequand certaines formes de segmentation par lgedoivent tre considres comme discriminatoires.

    Lauteur aborde la question du critre dge en

    assurance de manire particulire. Dabord unesrie dhypothses quant la spcificit de lge estformule. Ensuite, lauteur se penche plusspcifiquement sur lutilisation du critre dge enassurance. A partir du droit europen du travail, lajurisprudence belge en matire dge dans ledomaine de lassurance semble quasi inexistante. Enconfrontant le droit de lassurance et le droit detravail, lauteur tente de dterminer si desapproches analogues de la discrimination par lgesont concevables dans ces deux domaines et si

    existent aussi des chevauchements de champdapplication. Enfin, deux cas sont analyss qui

    prsentent un intrt tout particulier pour la

    question de la discrimination par lge en assurance,lun europen (Bartsch) et lautre belge (Test-

    Achats).

    A. GOSSERIES, La discrimination par lge enassurance la lumire du droit europen du travail,RGAR2013, afl. 6, nr. 14982.

    3.5. Heffingsbevoegdheid van lidstaten oplevensverzekeringspremies

    De auteur geeft een kritische bespreking van eenrecent arrest C-243/11 van het Hof van Justitie overde heffingsbevoegdheid van lidstaten op

    verzekeringspremies. De prejudicile vraag betrofartikel 50 van Richtlijn 2002/83, krachtens hetwelkelke verzekeringsovereenkomst uitsluitendonderwopen is aan de indirecte belastingen en

    fiscale bepalingen van de lidstaat van de verbintenis,zijnde de lidstaat waar de verzekeringnemer zijngewone verblijfplaats heeft.

    De rechtsvraag betreft het ogenblik waarop delidstaat van de verbintenis beoordeeld moet worden.Advocaat-generaal Kokott adviseerde een statische

    beoordeling op het ogenblik waarop deovereenkomst wordt aangegaan. Het Hof vanJustitie volgde dit advies echter niet en opteerdevoor een dynamische uitlegging waarbij delidstaat van verbintenis bepaald wordt op dedatum van betaling van delevensverzekeringspremie.

    Inmiddels werd richtlijn 2002/83 vervangen doorrichtlijn 2009/138. Om de hefffingsbevoegde lidstaatte bepalen, voegt de solvabiliteitsrichtlijn een

    tweede criterium toe, namelijk: de lidstaat waar hetrisico gesitueerd is. Dit begrip wordt eveneensgedefinieerd als de lidstaat waar deverzekeringnemer zijn gewone verblijfsplaats heeft.Bijgevolg verandert de nieuwe solvabiliteitsrichtlijnniets, althans voor levensverzekeringen, en blijft hetgeannoteerde arrest actueel.

    P. DOYEN,"Assurance sur la vie - La comptence destats dans le prlvement des taxes sur primes"(noot onder HvJ C-243/11, 21 februari 2013),Forum de lassurance

    2013, afl. 134, 95-103.

    - 7/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    8/22

    Zie ook: J.-M. BINON, "Cour de justice de lUnioneuropenne du 21 fvrier 2013", RDC2013, nr. 5,470 (zie 5.6. Nieuwsbrief Leergang 2012-2013, nr. 5,7).

    3.6. Nieuwe en gewijzigde IAS/IFRS: standvan zaken

    Internationale standaarden voor jaarrekeningen zijnook relevant voor het Europees jaarrekeningrecht.Alle Europese beursgenoteerde ondernemingenmoeten hun geconsolideerde jaarrekening immers

    opstellen met toepassing van IAS/IFRS, maar enkelvoor zover deze ook goedgekeurd werden door deEuropese Commissie. Zo keurde de Europese

    Commissie in 2012 vier nieuwe en negen gewijzigdestandaarden goed met het oog op de toepassingervan in de EU. De auteur geeft in telegramstijl eenoverzicht van de (goedgekeurde) wijzigingen en de

    toekomstige projecten.

    V. COLE,Nieuwe en gewijzigde IAS/IFRS: stand vanzaken, Balans2013, afl. 6, 6-7.

    3.7. Rforme des pensions lgales: vers plusou moins dgalit entre catgories

    professionnelles?"

    La rforme des pensions a t engage endcembre 2011, la suite de la constitution dugouvernement fdral et de laccord de

    gouvernement conclu le 1er dcembre 2011. Lesmesures adoptes ou venir apportent desmodifications au rgime de pensions des salaris,des indpendants et des fonctionnaires. Par ailleurs,lorganisation de la scurit sociale belge autour deplusieurs catgories professionnelles est de plus en

    plus souvent remise en cause. Compte tenu de cesdeux lments, lauteur examine les nouvellesdispositions relatives aux pensions, et plusspcifiquement les diffrences de traitement entresalaris, indpendants et fonctionnaires, la lueurdu principe dgalit.

    V. FLOHIMONT, "Rforme des pensions lgales: versplus ou moins dgalit entre catgoriesprofessionnelles?", TSR2013, afl. 1, 5-30.

    3.8. Le candidat-assur peut-il suivre la

    politique de lautruche ?

    La cour dappel de Mons considre que les

    certificats dresss par le mdecin traitant de feulassur ne permettent pas de conclure que ce

    dernier tait conscient de son tat de sant lorsqu ila rempli la proposition dassurance et aurait ainsiintentionnellement fait une dclaration inexacteentranant la nullit du contrat assurance-vie. Dans

    ce cas, le diagnostic de la broncho pneumoniechroniqueobstructive (BPCO) nest pas dat. En plus,lassur avait toujours refus toute mise au point cet gard. Lauteur critique la philosophie delinterprtation strictement factuelle faite par la cour.

    J. ANDRE-DUMON,"Le candidat assur peut-il suivre la

    politique de lautruche" (noot onder Bergen 26september 2012),T.Verz. 2013, afl. 2, 194-195.

    3.9. Le rapport et la rduction des donationspar voie dassurance-vie

    Lauteur analyse le rapport et la rduction des

    donations par assurance-vie. Dans la pratique,lassurance-vie fut utilise, de plus en plus souvent,comme outil de planification successorale afin detransfrer des sommes parfois trs importantes,tout en chappant au risque de la rduction. La

    doctrine et la jurisprudence sen sont mues, parceque, dans de nombreux cas, lapplication de lancienarticle 124 de la loi du 25 juin 1992 sur le contratdassurance terrestre avait des consquences quiheurtaient lquit. Lauteur prsente les solutionsprconises par la doctrine et par la jurisprudenceet l arrt de la Cour constitutionnelle n 96/2008 du26 juin 2008.

    Ensuite, la loi du 10 dcembre 2012 modifiantlarticle 124 de la loi du 25 juin 1992 sur le contrat

    dassurance terrestre en ce qui concerne larduction du capital dune assurance-vie en cas desuccession est discute. Suivant la nouvelle

    disposition, applicable aux successions qui se sontouvertes aprs le 20 janvier 2013, la donation parvoie dassurance-vie est consentie par prciput ethors part, moins que le preneur dassurance naitexpressment stipul le rapport de la prestationdassurance. Aprs, lauteur aborde la question dequelle manire et jusqu quand le preneur peut

    imposer le rapport au bnficiaire de lassurance-vie.Lauteur conclu que la nouvelle loi a rsolu quelquesquestions, mais a laiss dautres sans rponse.

    - 8/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    9/22

    P. MOREAU,"Le rapport et la rduction des donationspar voie dassurance-vie", Rec.gn.enr.not. 2013, afl.

    6, 231- 240.

    3.10. Hertekening erfrechtelijke gevolgen vanbegunstiging bij levensverzekering

    Bij wet van 10 december 2012 werd artikel 124WLVO aangepast. Krachtens deze nieuwe regeling isde begunstigde niet langer vrijgesteld van inkorting,ongeacht een eventuele wanverhouding tussen depremies en de vermogenstoestand van deverzekeringnemer. De begunstigde is nog steedsvrijgesteld van inbreng, behoudens anders

    bedongen. Dit laatste geldt voortaan ongeacht eeneventuele wanverhouding tussen de premies en devermogenstoestand van de verzekeringnemer.

    De auteurs schetsen eerst het toepassingsgebiedvan de gewijzigde regeling. Vervolgens wordt deproblematiek van de inkorting en van de inbrenguiteengezet, gevolgd door een bespreking van hetvoorwerp van de inkorting. Na een beknoptetoelichting van het toepassingsgebied rationetemporis, volgt een evaluatie van de nieuwe

    regeling. De auteurs besluiten met eensamenvattend stappenplan voor de toepassing vanartikel 124 WLVO bij de vereffening-verdeling vande nalatenschap van de verzekeringnemer.

    R. BARBAIX en N. CARETTE, Het gewijzigde artikel 124WLVO. De erfrechtelijke gevolgen van begunstigingbij levensverzekering hertekend, TEP2013, afl. 3,54-81.

    3.11. Erfrechtelijke behandeling van eenbegunstiging via levensverzekering

    De erfrechtelijke behandeling van begunstigingenvia levensverzekering is reeds vele jaren eenwoelige materie. In het licht van het nieuwe artikel124 WLVO, reikt de auteur een praktischehandleiding aan voor juristen, in het bijzondernotarissen, die bij de afwikkeling van een

    nalatenschap (opengevallen vanaf 21 januari 2013)met een begunstiging via eenlevensverzekeringsovereenkomst wordengeconfronteerd.

    De auteur biedt een concreet stappenplan waarbij

    volgende rechtsvragen worden beantwoord:- Betreft het een begunstiging om niet of een

    begunstiging onder bezwarende titel?- Ligt er een begunstiging voor in de zin van de

    WLVO?- Betreft het een begunstiging op voorschot van

    erfdeel of een begunstiging buiten erfdeel?- Wat moet worden ingebracht/ingekort?- Wat is het tijdstip van de begunstiging?

    S. SEYNS, De erfrechtelijke behandeling van eenbegunstiging via levensverzekering: een praktischehandleiding, T.Not. 2013, afl. 4, 209-228.

    3.12. WAP zet belastingvrijstellingNederlandse pensioenen op de helling

    Aan de hand van recente rechtspraak bespreekt deauteur de fiscale behandeling in Belgi vanpensioenrechten die rijksinwoners in het buitenland

    (in het bijzonder in Nederland) hebben opgebouwd.

    Het probleem van de Nederlandse pensioenenbetreft de situatie waarbij een belastingplichtige tentijde van de opbouwvan zijn extralegaal pensioen

    nog inwoner was van Nederland; maar waarbij hijop het ogenblik van de uitkeringvan dat pensioeninmiddels inwoner van Belgi geworden is. Tot nogtoe werd in dit kader meestal de theorie van de'individuele en definitief verworven pensioenrechten'gehanteerd.

    Het uitgangspunt van deze theorie is dat - naarBelgische fiscale maatstaven - extralegalepensioenbijdragen op het moment van hun stortingreeds belastbare bezoldigingen vormen, indien de

    storting in het individueel en definitief verworvenvoordeel van de belastingplichtige is gebeurd.Hierdoor worden de pensioenuitkeringen later niet

    nogmaals belast als een pensioen. Aan datuitgangspunt is evenwel (met ingang van begin2004) gesleuteld door de WAP.

    De auteur bespreekt de gevolgen voor de fiscalebehandeling van Nederlandse (en anderebuitenlandse) pensioenen, met inbegrip van de

    implicaties voor het Belgisch-Nederlandsdubbelbelastingsverdrag.

    - 9/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    10/22

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    11/22

    185 instaurant le contrat de gnration renoue avec

    la logique du partage du travail entre lesgnrations, mais en partie seulement, puisque le

    principe de sortie des seniors a t abandonn auprofit dun maintien des seniors dans lemploi.

    C. WILLEMAN, "Le partage gnrationnel du travail",Droit Social2013, afl. 6, 529-541.

    4.2. Entgeltumwandlung in der betrieblichenAltersversorgung

    Die gesetzlich gefrderte betrieblicheEntgeltumwandlung wurde in letzter Zeitverschiedentlich thematisiert. Dabei wurdebesonders auf die Belastungswirkungen in derRentenphase eingegangen und daraus dieSchlussfolgerung gezogen, dass sich die betrieblicheEntgeltumwandlung fr die Mitarbeiter nicht mehrlohnen wrde. In Teil 2 wird untersucht, ob die imersten Teil festgestellte berlegenheit derbetrieblichen Entgeltumwandlung auch bei vomStandardmodell abweichenden Annahmen gilt.

    T. SCHANZ,"Entgeltumwandlung in der betrieblichenAltersversorgung (Teil 2). Lohnt sich fr die

    Mitarbeiter (nicht mehr?)", der Betrieb2013, afl. 28,1501-1508.

    4.3. Anmerkung des Urteil Mulders

    Der Autor bietet eine kritische Anmerking des Urteilsdes EuGH, Mulders/Rijksdienst voor pensioenen.Der Urteilstenor erweckt den Eindruck, dass diebelgische Rentenversicherung als Beklagteverpflichtet wird, die Versicherungszeit fr eine nachniederlndischem Recht erbrachte Leistung derKrankenversicherung, mit Beitrgen zur

    niederlndischen Alterssicherung, fr die belgischeAltersrente zu bercksichtigen, obwohl diese Zeitnach niederlndischem Recht nicht als

    Versicherungszeit angerechnet wurde.

    Der Autor verbindet seine Analyse mit dem Versuchden Ausgangsfall insbesondere unterkollisionsrechtlichen Erwgungen zu ordnen. Darausknnen die Schlussfolgerungen und Verpflichtungenfr die beiden beteiligten Mitgliedstaaten bzw. fr

    andere Mitgliedstaaten in vergleichbaren Fllenabgeleitet werden. Da das Urteil noch zur VO (EWG)nr. 1408/71 ergangen ist, wird am Ende erlutert,

    wie sich der Fall unter Anwendung der heute

    geltenden Rechtsvorschriften darstellen wrde.

    M. HAUSCHILD,noot onder HvJ nr. C-245/11 Muldersv. Rijksdienst voor Pensioenen, Zeitschrift freuropisches Sozial- und Arbeitsrecht2013, afl. 8,331-339.

    Zie ook: HvJ 18 april 2013, C-548/11, Mulders v.Rijksdienst voor Pensioenen (zie 2.1 "Wettelijkpensioen en grensarbeiders: tijdvakken vanverzekering, Nieuwsbrief Leergang 2012-2013, nr.4, 3-4).

    5.NIEUWE LIFE AND BENEFITS

    In Life&Benefits nr. 2013/6 lezen we:- Tweedepijlerpensioen Het pensioenreglement

    aanpassen aan nieuwe realiteiten (door P.ROELS)

    - Tweedepijlerpensioenen Belastingtarief hangtaf van effectieve uitkeringsdatum (door P. VAN

    EESBEECK)- Ziekteverzekering Individuele voorzetting van

    beroepsgebonden ziekteverzekering (door L.VEREYCKEN)

    6.RVPDIENSTNOTAS

    De RVP vaardigde volgende dienstnotas uit:- Dienstnota 2012/09: Welvaartsaanpassingen

    voor bepaalde pensioenen op 1.09.2013- Dienstnota 2013/8: Betaling van de

    pensioenbijslag zelfstandige en van debijzondere bijslag zelfstandige in juli 2013

    - Dienstnota 2013/09: Invloed van de uitoefeningvan een beroepsbezigheid en van het recht op

    de toekenning en de betaling van het pensioen- Dienstnota 2013/11: Pensioenhervorming:vervroegd pensioen

    7.INTERNATIONAL UPDATE

    7.1. Switserland

    On June 21, the Swiss Federal Council announced apackage of pension reform proposals (known asRetirement 2020) to address the mounting fiscal

    pressure on the public pension system frompopulation aging. Official sources indicate that

    - 11/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    12/22

    consultations on the legislative package will

    conclude by the end of this year, and a draft bill willbe introduced into parliament next year. If

    parliament passes the proposed reform, anationwide referendum (required because reformsinclude an amendment to the constitution) musttake place before planned implementation of the

    law in 2020. The government's proposal outlines acomprehensive reform of both the first-pillar pay-as-you-go public pension and second-pillar mandatoryoccupational pensions that includes the followingelements: retirement ages, benefit calculation forsecond-pillar pensions, first pillar funding and aguaranteed interest rate for occupational pensions.

    Firstly, the retirement age for women (currently age64) for both first and second pillars would graduallyrise 1 year (at the rate of 2 months per year) tomatch that for men (age 65). Early retirement formen and women (age 58 under current law) wouldbe delayed by 4 years to age 62, but could still bepossible under certain conditions for workers withlow average annual incomes, provided they madesocial security contributions from ages 18 to 21.Although 65 would remain the official retirement

    age (workers can already defer receiving a pensionuntil age 70), greater flexibility would be providedfor exiting the labor force from ages 62 to 70; forexample, workers would have the option at age 62and older of working part time while drawing apartial pension.

    Secondly, the conversion rate for benefit calculation

    for second-pillar pensions (the proportion of workerlifetime contributions paid as an annual annuity)would gradually decline from the current 6.8

    percent to 6.0 percent over a 4-year period (by 0.2percent each year). To prevent pensions from fallingbelow current levels (official estimates indicate thatthe lower conversion rate would reduce second-pillar pensions by 12 percent), the governmentrecommends various compensatory measures,including subsidies for older workers and strategiesto encourage second-pillar savings at younger ages.

    The third reform concerns funding the first-pillarpension. To close most of the expected financingshortfall of the first-pillar pension, a gradualincrease in the value-added tax (VAT) from 8

    percent to 10 percent in two stages is proposed: 1percent in 2020 and an additional 1 percent closerto 2030, based on actuarial projections and

    financing needs.

    Fourtly, Switserland envisages a guaranteed interestrate for occupational plans. The method of

    calculating the minimum interest rate of accounts inthe second pillar, currently set in advance for thenext year based on assumptions for future returns,would be switched to a year-end calculation thatreflects observed rates of return for that year.

    Bron: SSA, International Update Switserland, July

    2013, te consulteren viahttp://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html#switzerland.

    7.2. Australia

    On July 1, changes to the mandatory occupational

    pension (superannuation) system went into effectthat (1) gradually increase the employer'smandatory contribution to an employee'ssuperannuation fund, called SuperannuationGuarantee (SG); and (2) abolish the age limit for

    making contributions to a superannuation account.

    These changes are meant to increase the level ofretirement savings in the country as eligibility rulesare tightened (beginning July 2014) for the AgePension, the income- and asset-tested benefitfunded by general revenues. According togovernment projections, by 2047, the percentage of

    Age Pension beneficiaries that receives a full benefitwill fall from the current 75 percent to 50 percent.

    In addition, because life expectancy at birth isincreasing (currently 79.7 years for men and 84.2years for women, projected to rise to 85 years and

    88 years, respectively, by 2056), people are morelikely to spend more time in retirement and willrequire additional savings.

    The SG contribution rate will increase graduallyfrom 9 percent of basic wages to 12 percentby0.25 percent annually from now to 2015, and by

    0.50 percent annually from 2016 to 2019. Accordingto government estimates, this measure will benefitsome 8.4 million employees and will add some

    - 12/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

    http://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html%23switzerlandhttp://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html%23switzerlandhttp://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html%23switzerlandhttp://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html%23switzerlandhttp://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html%23switzerland
  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    13/22

    A$500 billion (US$457 billion) in superannuation

    savings by 2035. The government also abolishedthe age limit for SG to encourage older workers to

    remain in the labor force and to give them moretime to increase their retirement savings. Previously,employers could stop contributing on behalf ofemployees aged 70.

    These two measures are part of the government'stax reform that, beginning July 1, increasedsuperannuation taxes for high earners and raisedthe threshold for tax-free contributions by olderworkers (aged 60 or older this year, aged 50 orolder next year). Provisions of another major

    government initiative called Stronger Superanoverhaul of the superannuation system (includinglower fees, simpler products, streamlined processes,and strengthened governance)are beingimplemented in stages.

    Employee contributions to a superannuation fundare voluntary whereas employer contributions aremandatory. To encourage employees to contribute,the government provides a matching contribution(called co-contribution) of up to A$500 (US$457) for

    workers who earn from A$33,516 (US$30,609) toA$48,516 (US$44,309) a year. The government alsoprovides a tax rebate of up to A$500 for lowerearners. (No worker contribution is required.) As ofMarch 31, 2013, total superannuation assets undermanagement were A$1.58 trillion (US$1.44 billion).

    Bron: SSA, International Update Australia, July 2013,te consulteren viahttp://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html#australia.

    8.GELEZEN IN HET BELGISCHSTAATSBLAD

    8.1. Verzamelwet Pensioenen: waarderinggelijkgestelde periodes pensioenberekeningbijgestuurd

    De recente pensioenhervorming heeft ervoorgezorgd dat men voor de waardering van bepaaldegelijkgestelde periodes bij de pensioenberekening

    teruggrijpt naar het gewaarborgd minimumjaarrecht. In de nieuwe regeling telt dit beperkt

    fictief loon niet mee bij het bepalen van het

    loonplafond voor de pensioenberekening. Dit om tevoorkomen dat werknemers met een totaal loon dat

    de loongrens overschrijdt, worden bevoordeeldtegenover werknemers bij wie dit niet het geval is.

    Het fictief loon dat beperkt is tot het gewaarborgd

    minimum jaarrecht wordt uitgesloten bij het bepalenvan het loonplafond dat in aanmerking wordtgenomen bij de berekening van het pensioen.Tegelijk worden de gelijkgestelde dagen waarvanhet beperkt fictief loon in aanmerking werdgenomen, uitgesloten van de teller van de breuk diemen hanteert bij de bepaling van het loonplafond.

    Om een en ander toe te lichten bevat de memorievan toelichting bij de nieuwe wet een paarcijfervoorbeelden.

    Dit onderdeel van de wet van 24 juni 2013houdende diverse bepalingen inzake pensioenen

    treedt retroactief in werking op 1 januari 2012. Deregeling is van toepassing op de rustpensioenen dievoor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2013ingaan, voor de kalenderjaren na 31 december 2011.

    Wet 24 juni 2013 houdende diverse bepalingeninzake pensioenen, BS1 juli 2013.

    8.2. Verzamelwet Pensioenen:overgangsregel voor vervroegd pensioen bijlange loopbaan

    De pensioenhervorming van eind 2011 heeft devoorwaarden voor vervroegd pensioen strengergemaakt. De overgangsmaatregelen zorgden voorwat praktische problemen die nu worden aangepakt.Zo komt er onder andere een extra maatregel voor

    de zogenaamde lange loopbanen.

    Wie in december 2014 een lange loopbaan bewijst

    (40 jaar) en voldoet aan de leeftijdsvoorwaarde van60 jaar, zal zijn vervroegd pensioen kunnenopnemen, hoewel dat pensioen pas ingaat in januari2015. Ook wie in 2015 een lange loopbaan bewijst(41 jaar) en voldoet aan de leeftijdsvoorwaarde van60 jaar, zal zijn vervroegd pensioen kunnenopnemen, hoewel dat pensioen pas ingaat in januari

    2016.

    - 13/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

    http://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html%23australiahttp://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html%23australiahttp://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html%23australiahttp://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html%23australiahttp://ssa.gov/policy/docs/progdesc/intl_update/2013-07/index.html%23australia
  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    14/22

    Dit onderdeel van de pensioenwet van 24 juni 2013

    treedt retroactief in werking op 1 januari 2013. Deregeling is van toepassing op de pensioenen die

    voor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2013ingaan.

    Wet 24 juni 2013 houdende diverse bepalingeninzake pensioenen, BS1 juli 2013.

    8.3. Verzamelwet Pensioenen:overgangsregeling overeenkomst bijvervroegd pensioen

    De pensioenwet van 24 juni 2013 verduidelijkt deovergangsregeling die de strengere regels voor het

    vervroegd pensioen verzacht voor werknemers dieontslag hebben genomen vr 1 januari 2010 (55jaar of loopbaan van 35 jaar) of die met hunwerkgever een overeenkomst van vervroegdeuittreding hebben afgesloten. Dit onderdeel van dewet treedt retroactief in werking op 1 januari 2013.De regeling is van toepassing op de pensioenen dievoor de eerste maal ten vroegste op 1 januari 2013

    ingaan.

    Wet 24 juni 2013 houdende diverse bepalingen

    inzake pensioenen, BS1 juli 2013.Zie ook: KB 11 juli 2013 tot wijziging van hetkoninklijk besluit van 26 april 2012 tot uitvoering,inzake het pensioen van de werknemers, van dewet van 28 december 2011 houdende diversebepalingen, BS16 juli 2013.

    8.4. Programmawet: verlaagdbijdragepercentage voor actievegepensioneerde zelfstandigen

    Werken na de pensioenleeftijd is veel

    aantrekkelijker geworden omdat de inkomensgrensonder bepaalde voorwaarden niet meer speelt. Deprogrammawet van 28 juni 2013 zorgt er nu voor

    dat de afschaffing van die grens geen nadeeloplevert voor de nieuwe actieve gepensioneerdezelfstandigen op het vlak van sociale bijdragen. Ditonderdeel van de programmawet van 28 juni 2013treedt retroactief in werking op 1 januari 2013.

    Art. 71-74 Programmawet van 28 juni 2013, BS 1juli 2013

    8.5. Programmawet: bijverdienen wordtgemakkelijker voor gepensioneerden inoverheidssector

    Parallel met de andere professionele stelsels(werknemer en zelfstandigen), wordt onbeperktecumul van een pensioen als overheidspersoneel meteen beroepsinkomen mogelijk voor wie voldoet aan2 voorwaarden: 65 jaar zijn en een loopbaan van 42jaar hebben. Deze gepensioneerden in deoverheidssector kunnen voortaan dus onbeperkt

    bijverdienen. Indien niet aan de voorwaardenvoldaan is, blijft een inkomensgrens gelden. Desanctie bij een eventuele overschrijding (te hogeberoepsinkomsten) wordt echter afgezwakt.Voortaan zal er enkel nog sprake zijn van eenvolledige schorsing indien de drempel van deberoepsinkomsten met 25% wordt overschreden.Tot nu was dit 15%. Bovendien wordt die drempelvanaf 2014 gendexeerd.

    Verder zorgt de nieuwe programmawet ook vooreen aantal vereenvoudigingen. Zo zal voor wie in

    een kalenderjaar onderworpen is aan tweeverschillende inkomensgrenzen in principe de meestgunstige drempel gelden.

    Dit onderdeel van de programmawet van 28 juni2013 treedt globaal genomen retroactief in werkingop 1 januari 2013, en is van toepassing op de op 31

    december 2012 lopende pensioenen en cumulaties.

    De wetgever voorziet ook in een overgangsregeling.Indien de toepassing van de nieuwe regels totgevolg heeft dat de pensioenbedragen diebetrekking hebben op de periode tussen 31december 2012 en 1 september 2013 verminderen,dan worden voor die periode de pensioenbedragentoegekend volgens de oude regels die van krachtwaren op 31 december 2012.

    Art. 75-102 Programmawet van 28 juni 2013, BS1juli 2013.

    8.6. Programmawet: Pensioenbonus

    De programmawet van 28 juni 2013 stemt hetaansporend effect tot voorzetting van de

    beroepsactiviteit in de drie professionele stelsels opelkaar af. De belangrijkste kenmerken van de

    nieuwe pensioenboni zijn identiek in de drie

    - 14/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    15/22

    pensioenstelsels. Vooreerst wordt de pensioenbonus

    voor werknemers versterkt. Verder wordt hetsysteem van de pensioenbonus voor meer

    zelfstandigen toegankelijk. Bovendien wordt deafschaffing van de pensioenmalus voorzelfstandigen voltooid.

    In de overheidssector introduceert de wetgever eenpensioenbonus, die het leeftijdscomplementvervangt. Hoe het nieuwe bonussysteem er in depraktijk zal uitzien, wordt later vastgelegd bijuitvoeringsbesluit. De voorwaarden, de aard en hetbedrag van de bonus moeten nog wordenvastgelegd.

    Het nieuwe bonussysteem voor werknemers enzelfstandigen zal van toepassing zijn op depensioenen die daadwerkelijk en voor de eerstemaal ten vroegste ingaan op 1 januari 2014, enenkel voor de tijdvakken die gepresteerd zijn vanaf1 januari 2014. Hierbij dient echter bemerkt dat eenKB ervoor kan zorgen dat het huidige bonussysteemook na 31 december 2013 van toepassing blijft.

    Artt. 65-70, 112-113 Programmawet 28 juni 2013,

    BS1 juli 2013.

    8.7. Toezicht op pensioenfondsen afgestemdop Omnibus-I richtlijn

    Een KB van 29 april 2013 stemt de wet over hettoezicht op de instellingen voor

    bedrijfspensioenvoorziening (pensioenfondsen) afop de zogenaamde Europese Omnibus I-richtlijn(richtlijn 2010/78/EU). Deze richtlijn regelt dewerking van de drie Europese toezichthoudendeautoriteiten voor de financile sector: de Europese

    Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voorverzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) en deEuropese Autoriteit voor effecten en markten. DitKB treedt met terugwerkende kracht in werkingvanaf 31 december 2011.

    KB van 29 april 2013 tot wijziging van de wet van27 oktober 2006 betreffende het toezicht op deinstellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen methet oog op de omzetting van Richtlijn 2010/78/EU,BS20 juni 2013.

    8.8. Bijverdienen wordt gemakkelijker voorgepensioneerde zelfstandigen

    In het regeerakkoord van 1 december 2011 isvrijwillig werken na de pensioenleeftijd een van depijlers van de pensioenhervorming. Dit item wordtbinnen de pensioenregeling voor zelfstandigen

    uitgewerkt bij KB van 6 juni 2013.

    De beroepsinkomensgrens wordt afgeschaft voorgepensioneerden vanaf 65 jaar die al minstens 42jaar gewerkt hebben (gemengde loopbaaninbegrepen). Onder die voorwaarden kan eenpensioen voortaan onbeperkt gecumuleerd worden

    met een beroepsactiviteit. De hoofdregel dat eenpensioen niet combineerbaar is met een loon uitarbeid, blijft uiteraard bestaan.

    De inkomensgrenzen blijven bestaan voor wie niet

    aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voldoet.Bovendien worden de bedragen voortaanautomatisch gendexeerd. Indien de overschrijdingvan de inkomensgrens niet meer dan 25% bedraagt(in plaats van 15% in 2012), dan blijft de sanctiebovendien beperkt en staat het pensioenverlies in

    verhouding tot het percentage van de overschrijding.Boven de 25% verliest men zijn volledig pensioen.

    Het KB van 6 juni 2013 trad in werking op 1 januari2013. De nieuwe regeling is voor het eerst vantoepassing op de beroepsinkomsten van het jaar2013, met uitzondering van deopzeggingsvergoedingen, afscheidsvergoedingen ofontslagvergoedingen (of elk als zodanig geldendvoordeel).

    KB 6 juni 2013 tot wijziging van het koninklijkbesluit van 22 december 1967 houdende algemeenreglement betreffende het rust- enoverlevingspensioen der zelfstandigen, BS 18 juni2013.

    8.9. Bijverdienen wordt gemakkelijker voorgepensioneerde werknemers

    In het regeerakkoord van 1 december 2011 isvrijwillig werken na de pensioenleeftijd een van depijlers van de pensioenhervorming. Dit item wordt

    binnen de pensioenregeling voor werknemersuitgewerkt door een KB van 28 mei 2013.

    - 15/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    16/22

    Werknemers met een beroepsloopbaan van 42 jaar

    (gemengde loopbaan inbegrepen) kunnen voortaanvanaf hun 65ste onbeperkt bijverdienen met behoud

    van hun pensioen. Voor gepensioneerden met eenminder lange loopbaan blijven de inkomensgrenzenbestaan, maar het toegelaten inkomen uitbijkomende beroepsactiviteit wordt gendexeerd en

    afgerond.

    Het KB van 28 mei 2013 voert ook een aantalvereenvoudigingen door. Zo is het de bedoeling datde drie pensioendiensten (werknemers,zelfstandigen en ambtenaren) de regels op dezelfdemanier zullen toepassen. Verder zal de

    aangifteplicht voor de gepensioneerde en dewerkgever in een aantal gevallen verdwijnen.

    KB 28 mei 2013 tot wijziging van diversereglementaire bepalingen betreffende de cumulatievan een pensioen in de werknemersregeling metberoepsinkomsten of met sociale vergoedingen, BS20 juni 2013 (ed. 2).

    8.10. Roerende voorheffing collectievebeleggingsvennootschap

    De wet van 30 juli zorgt ervoor dat de roerendevoorheffing op Belgische dividenden ook in hoofdevan ingezeten beleggingsvennootschappen inprincipe niet langer verrekenbaar enterugbetaalbaar is.

    Art. 52-55 Wet 30 juli 2013 houdende diversebepalingen, BS1 augustus 2013.

    8.11. Interpretatieve bepalinglevensverkeringsovereenkomst

    De wet tot interpretatie van artikel 97 WLVO beoogteen einde te maken aan de reeds twintig jaardurende controverse over de vraag of eenlevensverzekeringsovereenkomst al dan niet als eenkanscontract in de zin van het Burgerlijk Wetboekbeschouwd moet worden om alslevensverzekeringsovereenkomst te worden

    gekwalificeerd. De wet van 19 juli 2013beantwoordt deze vraag ontkennend.

    Wet 19 juli 2013 tot interpretatie van artikel 97 vande wet van 25 juni 1992 op de

    landverzekeringsovereenkomst, BS8 augustus 2013(ed. 2).

    8.12. Betaling en tarief jaarlijkse taks opkredietinstellingen, ICBs enverzekeringsondernemingen

    De verzamelwet van 30 juli 2013 verhoogt dejaarlijkse taks die kredietinstellingen betalen alscompensatie voor de vrijstelling van de

    spaardepositos. Ze voert ookovergangsmaatregelen in voor de betaling van dezetaks voor het jaar 2013 en voor de betaling van dejaarlijkse taks op de instellingen voor collectievebeleggingsinstelling (ICBs) en op deverzekeringsondernemingen.

    Art. 70-76 Wet van 30 juli 2013 houdende diversebepalingen, BS1 augustus 2013.

    8.13. Wijziging verzekeringstaks

    De overdracht van reserves of afkoopwaarden van

    extralegale pensioentoezeggingen naar aanleidingvan het faillissement of de vereffening van eenverzekeringsonderneming of pensioeninstelling naareen gelijkaardige onderneming of instelling, wordtvrijgesteld van de verzekeringstaks (art. 1762,nieuw 15 WDRT).

    Art. 63-67 Wet van 30 juli 2013 houdende diversebepalingen, BS1 augustus 2013.

    8.14. Wijziging taks collectievebeleggingsinstelling, kredietinstelling enverzekeringsonderneming

    Het tarief van de jaarlijkse taks op de collectievebeleggingsinstellingen, kredietinstellingen enverzekeringsondernemingen wordt verhoogd van0,08% naar 0,965% met ingang van 1 januari 2013,en dan weer verlaagd naar 0,925% met ingang van

    1 januari 2014.

    Art. 106 Wet van 30 juli 2013 houdende diversebepalingen, BS1 augustus 2013.

    8.15. Stelsel werkloosheid metbedrijfstoeslag

    Het KB van 3 mei 2007 voerde een afwijkenderegeling inzake SWT in voor ondernemingen inherstructurering die een volledige technische

    bedrijfseenheid of activiteitensegment sluiten.Omdat de nieuwe SWT regeling in werking trad

    vanaf 1 januari 2013 maar het begrip

    - 16/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    17/22

    'activiteitensegment' nog niet was gedefinieerd,

    traden er problemen op. Het KB van 10 juni 2013zorgt nu voor de nodige aanpassingen.

    KB 10 juni 2013 tot wijziging van het koninklijkbesluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelselvan werkloosheid met bedrijfstoeslag, BS 19 juni2013.

    8.16. WIB 1992 aangepast aan stelsel vanwerkloosheid met bedrijfstoeslag

    Om duidelijk te stellen dat het brugpensioen eenwerkloosheidsregeling is en geen pensioenregeling,verving de wet van 28 december 2011 houdende

    diverse bepalingen de naam van het brugpensioen.Het stelsel heet nu werkloosheid metbedrijfstoeslag. De aanvullende vergoeding die dewerkgever betaalt in het kader van diewerkloosheidsregeling is een bedrijfstoeslag.

    Art. 8-11 en 23 Wet 17 juni 2013 houdende fiscaleen financile bepalingen en bepalingen betreffendede duurzame ontwikkeling, BS28 juni 2013.

    8.17. Structurele verhoging ouderepensioenen opnieuw uitgesteld

    De structurele verhoging van de pensioenen dievr 15 jaar zijn ingegaan, wordt opnieuw met 2jaar uitgesteld. Die pensioenen worden op 1september dus niet met 2% verhoogd.

    KB 27 juni 2013 tot wijziging van artikel 7 van hetkoninklijk besluit van 9 april 2007 tot verhoging vansommige pensioenen en tot toekenning van eenwelvaartsbonus aan sommige pensioengerechtigden,BS3 juli 2013.

    Zie ook: KB 9 april 2007 tot verhoging van sommige

    pensioenen en tot toekenning van eenwelvaartsbonus aan sommige pensioengerechtigden,BS17 april 2007.

    8.18. Sectorpensioenen

    KB 1 maart 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 1 december 2011, gesloten in het ParitairComit voor de landbouw, tot wijziging van decollectieve arbeidsovereenkomst van 5 februari2008 betreffende de invoering van een sociaalsectoraal pensioenplan voor de arbeiderstewerkgesteld in de landbouw, BS 18 maart2013.

    KB 1 maart 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 10 januari 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de uitzendarbeid en de erkendeondernemingen die buurtwerken of -dienstenleveren, betreffende de pensioenpremie voor deuitzendkrachten in de sector voor de rook-,pruim- en snuiftabak, BS18 maart 2013.

    KB 1 maart 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 13 maart 2009, gesloten in het ParitairSubcomit voor de diensten voor gezins- enbejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap,tot vaststelling van het percentage van de bijdragenvoor het jaar 2009 voor het fonds voorbestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds 318.02

    tot aanvullende financiering tweede pensioenpijler"en tot bepaling van de datum van aanvraag totvrijstelling van de bedragen voor het jaar 2009, BS18 maart 2013.

    KB 1 maart 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 4 maart 2010, gesloten in het ParitairSubcomit voor de diensten voor gezins- enbejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap,tot vaststelling van het percentage van de bijdragenvoor het jaar 2010 voor het fonds voorbestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds 318.02tot aanvullende financiering tweede pensioenpijler"

    en tot bepaling van de datum van aanvraag totvrijstelling van de bijdragen voor het jaar 2010, BS2 augustus 2013.

    KB 1 maart 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 10 januari 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de uitzendarbeid en de erkendeondernemingen die buurtwerken of -dienstenleveren, betreffende de pensioenpremie voor deuitzendkrachten in de sector voor depetroleumnijverheid en -handel, BS2 augustus2013.

    KB 12 maart 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 2 februari 2012, gesloten in het ParitairSubcomit voor de diensten voor gezins- enbejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap,tot vaststelling van het percentage van de bijdragenvoor het jaar 2012 voor het fonds voorbestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds 318.02tot financiering tweede pensioenpijler" en totbepaling van de datum van aanvraag tot vrijstellingvan de bijdragen voor het jaar 2012, BS7 augustus2013.

    KB 12 maart 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 21 februari 2012, gesloten in het Paritair

    - 17/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    18/22

    Subcomit voor de socio-culturele sector van deVlaamse Gemeenschap, tot vaststelling van hetpercentage van de bijdragen voor het jaar 2012voor het fonds voor bestaanszekerheid genaamd"Sociaal Fonds 329.01 tot financiering tweedepensioenpijler" en tot bepaling van de datum vanaanvraag tot vrijstelling van de bijdragen voor hetjaar 2012, BS7 augustus 2013.

    KB 12 maart 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 6 februari 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de Vlaamse welzijns- engezondheidssector, betreffende de vaststellingvan het percentage van de bijdragen voor het jaar2012 voor het fonds voor bestaanszekerheidgenaamd "Sociaal Fonds 331 tot financiering tweede

    pensioenpijler" en tot bepaling van de datum vanaanvraag tot vrijstelling van de bijdragen voor hetjaar 2012, BS7 augustus 2013.

    KB 13 maart 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 14 februari 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de uitzendarbeid en de erkendeondernemingen die buurtwerken of -dienstenleveren, betreffende de pensioenpremie voor deuitzendkrachten in de sector van deondernemingen die ressorteren onder hetParitair Comit voor de metaal-, machine- enelektrische bouw, met uitzonderingen van die

    ondernemingen die bruggen en metalengebinten monteren, BS4 juni 2013.

    KB 13 maart 2013 Koninklijk besluit waarbijalgemeen verbindend wordt verklaard de collectievearbeidsovereenkomst van 15 maart 2012, geslotenin het Paritair Comit voor het drukkerij-,grafische kunst- en dagbladbedrijf, totwijziging van de collectieve arbeidsovereenkomstvan 20 december 2001 houdende de oprichting vaneen fonds voor bestaanszekerheid "AanvullendePensioenkas" genaamd en tot vaststelling van destatuten ervan, BS4 juni 2013.

    KB 3 april 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6februari 2012, gesloten in het Paritair Subcomitvoor de opvoedings- enhuisvestingsinrichtingen en -diensten van deVlaamse Gemeenschap, tot vaststelling van hetpercentage van de bijdragen voor het jaar 2012voor het fonds voor bestaanszekerheid genaamd"Sociaal Fonds 319.01 tot financiering tweedepensioenpijler" en tot bepaling van de datum vanaanvraag tot vrijstelling van de bijdragen voor hetjaar 2012, BS8 augustus 2013.

    KB 3 april 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van26 juni 2012, gesloten in het Paritair Comit voor de

    notarisbedienden, tot wijziging van de collectievearbeidsovereenkomst van 6 mei 2010 betreffendehet aanvullend pensioen voor notarisbediendengefinancierd door middel van repartitie, BS 14augustus 2013.

    KB 3 april 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van18 juni 2012, gesloten in het Paritair Subcomitvoor de terugwinning van metalen, betreffendede wijziging en cordinatie van het sociaal sectoraalpensioenstelsel, BS14 augustus 2013.

    KB 3 april 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5maart 2012, gesloten in het Paritair Comit voor debedienden der metaalfabrikatennijverheid,

    betreffende de wijziging van het reglement van degroepsverzekering die het sectorale pensioenstelseluitvoert en van de sectorale technische nota, BS14augustus 2013.

    KB 3 april 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van17 februari 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de gezondheidsinrichtingen en -diensten,betreffende de sectorale pensioentoezegging voorde periode 2006-2010, BS19 juni 2013.

    KB 3 april 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van

    29 september 2011, gesloten in het ParitairSubcomit voor de metaalhandel, betreffende dewijziging en de cordinatie van deuitsluitingsvoorwaarden van het sociaal sectoraalpensioenstelsel, BS5 augustus 2013.

    KB 17 april 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 9 oktober 2012, gesloten in het ParitairSubcomit voor de beschutte werkplaatsengesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschapof door de Vlaamse Gemeenschapscommissieen de sociale werkplaatsen erkend en/ofgesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap,betreffende de sectorale pensioentoezegging voorhet jaar 2011, BS23 augustus 2013.

    KB 17 april 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 12 november 2009, gesloten in het ParitairComit voor de voedingsnijverheid, tot aanvullingvan de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april2008 tot vaststelling van de voorwaarden vooruitsluiting uit het toepassingsgebied van het sociaalsectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders vande voedingsnijverheid, BS23 augustus 2013.

    KB 19 april 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 10september 2012, gesloten in het Paritair

    - 18/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    19/22

    Comit voor de bedienden uit de voedingsnijverheid,tot aanpassing van de collectievearbeidsovereenkomst van 16 april 2012 tot instellingvan het stelsel van sectoraal aanvullend pensioenvoor de bedienden uit de voedingsnijverheid,BS4 juli 2013.

    KB 19 april 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 12 november 2009, gesloten in het ParitairComit voor de voedingsnijverheid, tot wijziging vande collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april2004 tot aanduiding van de beheerder van hetsociaal sectoraal aanvullende pensioenstelsel voorde arbeiders van de voedingsnijverheid en totinvoering van het solidariteitsreglement, BS 4 juli2013.

    KB 19 april 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 14 oktober 2009, gesloten in het ParitairSubcomit voor het stads- en streekvervoer vanhet Waalse Gewest, betreffende het aanvullendpensioen, BS4 juli 2013.

    KB 19 april 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 29 augustus 2012, gesloten in het ParitairSubcomit voor het bedrijf van de groeven vanniet uit te houwen kalksteen en van dekalkovens, van de bitterspaatgroeven en -

    ovens op het gehele grondgebied van het Rijk,ter instelling van het sectoraal sociaal aanvullendpensioenstelsel, BS4 juli 2013.

    KB 19 april 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 6 september 2012, gesloten in het ParitairComit voor de schoonmaak, betreffende deverlenging van de collectieve arbeidsovereenkomstvan 19 februari 2009 betreffende het brugpensioenvanaf de leeftijd van 58 jaar met het oog op debevordering van de tewerkstelling, BS5 september2013.

    KB 19 april 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 18 april 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de bedienden uit de scheikundige nijverheid,tot wijziging van artikel 6 van het reglement van hetaanvullend sectoraal pensioenstelsel voor descheikundige nijverheid gevoegd als bijlage 1 bij decollectieve arbeidsovereenkomst van 5 augustus2010 tot invoering van een aanvullend sectoraalpensioenstelsel voor de bedienden van descheikundige nijverheid, BS5 september 2013.

    KB 19 april 2013 waarbij algemeen verbindend

    wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 10 november 2010, gesloten in het ParitairComit voor het vervoer en de logistiek, betreffende

    de invoering van een sectoraal pensioenstelsel in desubsector van de verhuisondernemingen,meubelbewaring en aanverwante activiteiten,BS5 september 2013.

    KB 22 april 2013 waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 18 juni 2012, gesloten in het Paritair Subcomitvoor de haven van Antwerpen, "Nationaal ParitairComit der haven van Antwerpen" genaamd,houdende invoering van de nieuwe reglementen vanhet sectoraal aanvullend pensioenstelsel voor dehavenarbeiders van het algemeen contingent,het logistiek contingent en de vaklui, BS 28augustus 2013.

    KB 8 mei 2013 waarbij algemeen verbindend wordt

    verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van13 november 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de uitzendarbeid en de erkendeondernemingen die buurtwerken of -dienstenleveren, betreffende de pensioenpremie voor deuitzendkrachten in de sector voor deondernemingen van technische land- entuinbouwwerken, BS18 juli 2013.

    KB 8 mei 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van13 november 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de uitzendarbeid en de erkendeondernemingen die buurtwerken of -diensten

    leveren, betreffende de pensioenpremie voor deuitzendkrachten in de sector voor de handelin brandstoffen, BS18 juli 2013.

    KB 23 mei 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van13 november 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de uitzendarbeid en de erkendeondernemingen die buurtwerken of -dienstenleveren, betreffende de pensioenpremie voor deuitzendkrachten in de sector voor delandbouw, BS4 juni 2013.

    KB 2 juni 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van13 november 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de uitzendarbeid en de erkendeondernemingen die buurtwerken of -dienstenleveren, betreffende de pensioenpremie voor deuitzendkrachten in de sector van debedienden van de voedingsnijverheid, BS 20augustus 2013.

    KB 2 juni 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van13 november 2012, gesloten in het Paritair Comitvoor de uitzendarbeid en de erkende

    ondernemingen die buurtwerken of -dienstenleveren, betreffende de pensioenpremie voor de

    - 19/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    20/22

    uitzendkrachten in de sector voor hettuinbouwbedrijf, BS20 augustus 2013.

    KB 15 juli 2013 waarbij algemeen verbindend wordtverklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van15 februari 2011, gesloten in het Paritair Subcomitvoor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd

    door de Vlaamse Gemeenschap of door deVlaamse Gemeenschapscommissie en desociale werkplaatsen erkend en/ofgesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap,tot invoering van een sectoraal aanvullendpensioenstelsel, BS30 augustus 2013.

    Nummer 1 afgesloten op 10 september 2013www.law.kuleuven.be/leergangpensioenrecht

    Deze niet periodieke nieuwsbrief is verbonden aan de leergang pensioenrecht en wordt in functie van recenteontwikkelingen opgesteld. Het doel is de studenten te informeren over de allerlaatste ontwikkelingen in hetpensioenrecht in zijn meest ruime benadering. De nieuwsbrief is verwijzend en moet de studenten op pad zettennaar nieuwe bronnen. De redactie berust integraal bij Yves Stevens en Leen Van Assche. Zowel studenten alsdocenten in de leergang pensioenrecht zijn vrij om suggesties te geven naar de inhoud. Reacties zijn welkom

    [email protected] [email protected].

    De nieuwsbrief Leergang pensioenrecht is erkend als juridisch tijdschrift in de zin van art. 280,5 van het wetboek derregistratie, hypotheek en griffierechten erkenningsnummer E.L. 911/1021/135.

    - 20/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

    mailto:[email protected]:[email protected]:[email protected]:[email protected]:[email protected]
  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    21/22

    OMBUDSMAN PENSIOENEN

    OMBUDSMAN PENSIOENEN:INGANGSDATUM VAN EEN WETTELIJK PENSIOEN

    IS NU EEN ENIG CONCEPT!Een vastbenoemde leerkracht had zijn pensioen door middel van een pensioenaanvraag officieel aangevraagd met als

    ingangsdatum de maand volgend op zijn 65ste verjaardag, zijnde 1 september 2009 (en had dus niet enkel een raming van zijn

    pensioenbedrag laten maken). Na het ontvangen van zijn pensioenbeslissing beslist de leerkracht dit overheidspensioen niet te

    laten uitbetalen daar hij contractueel verder bleef werken. Na het einde van het schooljaar in september 2010 wenst de

    leerkracht met pensioen te gaan. Ondanks het feit dat hij van januari 2010 tot en met augustus 2010 nooit een pensioen

    ontvangen heeft, meldt PDOS hem dat hij de grens van wat een gepensioneerde nog mag bijverdienen voor 2010 overschreden

    heeft.

    PDOS meldt hem dan ook dat zijn pensioen pas kan betaald worden vanaf januari 2011. De leerkracht heeft dus 4 maanden

    geen enkele bron van inkomsten en dient hierover een klacht in bij de Ombudsman Pensioenen.

    Een gepensioneerde mag maar een beroepsactiviteit uitoefenen als de inkomsten die daaruit voortvloeien de wettelijk

    toegelaten grens niet overschrijden. Indien de inkomsten de wettelijk toegelaten grens met 25% of meer overschrijden

    (destijds 15%), is het pensioen niet betaalbaar. De inkomsten dienen beperkt te worden vanaf de ingangsdatum van het

    pensioen. In het stelsel der werknemers is in artikel 3 bis KB nr. 50 duidelijk bepaald dat de ingangsdatum van het pensioen de

    datum is waarop het pensioen voor de eerste keer effectief betaald wordt.

    Voor een werknemer die bijvoorbeeld in september 2010 met pensioen gaat, worden enkel de inkomsten die hij verdiend heeft

    gedurende de maanden september tot en met december 2010 in aanmerking genomen om te toetsen aan het wettelijk

    toegelaten pro rata grensbedrag (4/12 van de jaargrens vermits betrokkene gedurende 4 maanden zijn pensioen effectief

    genoten heeft en tegelijkertijd gewerkt heeft). Een dergelijke expliciete bepaling bestaat niet in de regeling voor zelfstandigen:

    doch vermits het artikel in het stelsel der werknemers door de wet van 15 mei 1984 houdende harmonisering van de

    pensioenregelingen is ingevoerd, interpreteert het RSVZ het concept ingangsdatum op dezelfde wijze als de RVP.

    In de wetgeving op de overheidspensioenen is evenmin een bepaling terug te vinden die expliciet stelt dat een pensioen dat

    nooit in betaling is gegaan, nooit is ingegaan. Doch de PDOS beschouwde de datum waarop het pensioen wordt toegekend

    (zijnde de door de gepensioneerde gewenste ingangsdatum op de pensioenaanvraag) als ingangsdatum van het pensioen, ook

    al wordt het pensioen niet uitbetaald. De inkomsten dienden dan volgens PDOS ook beperkt te worden tot de toegelaten grens

    vanaf de toekenning van het pensioen, in casu reeds vanaf 1 september 2010. Hierdoor had de leerkracht de wettelijk

    toegelaten grens van 2010 overschreden gelet op zijn inkomsten verdiend van januari tot en met augustus 2010 waardoor het

    pensioen voor het ganse jaar niet kan betaalbaar gesteld worden.

    De Ombudsman Pensioenen kan zich hierin niet vinden en stelt dat de verschillende interpretaties van het concept

    ingangsdatum van het pensioen de rechtszekerheid op het gebied van werken naast pensioen op het spel zetten. Dit verschil

    in behandeling tussen de gepensioneerden in de openbare sector en deze in de priv sector (werknemers en zelfstandigen) isniet te rechtvaardigen.

    Vermits PDOS niet te overtuigen was van de andere interpretatie van het concept ingangsdatum van pensioen vaardigde de

    Ombudsman Pensioenen in maart 2010 een aanbeveling uit om dit concept in de wet in de overheidssector te verduidelijken

    zodat er een einde komt aan de discriminatie tussen gepensioneerden in de openbare sector en de priv-sector .

    De nieuwe wetgeving van werken naast het pensioen komt aan deze aanbeveling van de Ombudsman Pensioenen tegemoet: zo

    stelt artikel 87 van de Programmawet van 28 juni 2013 dat voor de toegelaten activiteit ook het overheidspensioen wordt

    geacht pas te zijn ingegaan wanneer het voor de eerste maal wordt betaald.

    Zie ook Jaarverslag Ombudsdienst Pensioenen 2009, p. 121.

    - 21/22 -Leergang Pensioenrecht 2013-2014

  • 7/29/2019 Nieuwsbrief 1 leergang pensioenrecht 2013 2014 KUL

    22/22

    PENSIOENOPINIEbedenk ingen b i j r e cen te evo lu t i es

    Suprematie, rechtsvinding of gewoon Kafka?

    Tsjechi kent geen tweede pijler. Er zijnmet andere woorden geen aanvullendepensioenen waarvan de uitkering verband houdtmet een beroepsactiviteit als werknemer ofzelfstandige. Vanuit een Belgische bril kentTsjechi alleen maar een eerste en derde pijler.

    Reeds in 2010 werd Tsjechi veroordeeldvoor het niet omzetten van de zogenaamde IBPrichtlijn. Deze richtlijn voorziet in een raamwerkwaarbinnen instellingen voorbedrijfspensioenvoorzieningen binnen Europa

    kunnen opereren. De redenering van het EuropeesHof van Justitie was markant. Zelfs indien ervolgens de toepasselijke nationale regelgevinggeen enkele instelling voorbedrijfspensioenvoorziening rechtmatig in Tsjechikan worden gevestigd - vanwege het ontbrekenvan een tweede pijler in het nationalepensioenstelsel - dan nog is deze lidstaat verplichtom de bepalingen van de IBP richtlijn in internrecht om te zetten. Het kwam er met anderewoorden op neer dat Tsjechi in zijn wetgeving

    een kader moest creren voor het geval zemisschien ooit een tweede pijler zouden creren.Ondertussen heeft Tsjechi dergelijk kadergecreerd maar is er nog steeds geen tweedepijler. Maar zoals u in deze nieuwsbrief kan lezen(hoofding nr. 1.1.) is Tsjechi op 18 juli jl. alsnogveroordeeld voor de gedeeltelijke niet-tijdigeomzetting van de richtlijn in Tsjechisch recht.

    Zoals te verwachten heeft zowel hetarrest van 2013 als het vorige arrest van 2010heel wat stof doen opwaaien binnen Europese

    gremia. De visies rond de Tsjechische veroordelingzijn op zijn zachtst gesteld divers om nietuiteenlopend te zeggen. Persoonlijk onderken ikgrosso modo drie grote visies op de twee arresten.

    Volgens de eerste strekking is het arresteen aanval op de nationale bevoegdheid om zelf -naar eigen nationaal goeddunken - de socialezekerheid te organiseren. Het Europees Hofmiskent de sociale identiteit van een lidstaat. Hiervalt zeker iets voor te zeggen. Het Europees rechtbepaalt immers duidelijk dat lidstaten zelf hetrecht hebben om de fundamentele beginselen vanhun socialezekerheidsstelsel vast te stellen (art.153 VWEU, lid 4). De keuze om wel of niet een

    tweede pijler in te richten lijkt mij toch tamelijkfundamenteel als keuze. Het Europees Hof vanJustitie denkt daar duidelijk anders over. Dit levertdan ook de veel gehoorde klaagzang op dat hetEuropees Hof wederom het economisch denkenlaat primeren op het sociaal bestel. Deze strekkingis ondertussen als het ware klassiek te noemen.Sinds de jaren 1980 klagen sociaal juristen te pasen te onpas aan dat de rechtspraak van hetEuropees Hof te weinig sociaal georinteerd is.

    Een tweede strekking is strikt juridisch.

    Het is vaste rechtspraak van het Hof dat richtlijnenomgezet moeten worden naar intern recht zelfs alser geen enkel nationaal kader is. Niets kan eenlidstaat als het ware ontheffen van zijn plichten.Dura lex, sed lex. Voor deze strekking valt zekerook iets te zeggen. De Europese Unie probeertimmers binnen de lidstaten zo min mogelijkuitzonderingsregimes te laten bestaan. Deredenering is duidelijk dat er binnen eeneconomische ngemaakte markt zo min mogelijkobstakels moeten zijn. Zelfs als die denkbeeldig

    blijken te zijn.De derde strekking is eerder berustend.

    Het Europees Hof is wereldvreemd en veroordeelteen lidstaat voor de niet-omzetting van eenrichtlijn die van generlei waarde is in die lidstaat.Dat die lidstaat ondertussen wel degelijk een(leeg) kader heeft gecreerd, doet er zelfs nietmeer toe voor het Hof. Een administratieve boetewordt opgelegd omdat men de regels niet gevolgdheeft. Ook voor deze derde visie op de zaak valtiets te zeggen. Men kan er evenwel echt niet

    omheen dat de regeling voor Tsjechi ietsbuitengewoon kafkask heeft. Net zoals in HetProces is er immers sprake van een obsessieveschuldvraag waarbij schimmige rechtersondergedompeld in een vreemd bureaucratischgegeven overgaan tot het uitbrengen en uitvoerenvan een soort doodsvonnis.

    Alle drie de strekkingen zijn zekerverdedigbaar maar het is de laatste die veruit degevaarlijkste is. Ze baadt namelijk in een sfeer vancollectieve apathie voor de Europese Unie. En datin het Europees jaar van de burger(www.youreurope.be/). YS

    22/22

    http://www.youreurope.be/http://www.youreurope.be/http://www.youreurope.be/http://www.youreurope.be/