Neurovragen deel 2[1]

81
Neurovragen deel 2 April 2011

Transcript of Neurovragen deel 2[1]

Page 1: Neurovragen deel 2[1]

Neurovragen deel 2

April 2011

Page 2: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 119

Onderscheid tussen een lacunair infarct en een Virchow-Robin ruimte kan beter met FLAIR-gewogen MRI-opnamen dan met T2-gewogen MRI-opnamen worden gemaakt.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 3: Neurovragen deel 2[1]

Virchow robin spaces

• Invaginaties van de subarachnoidale ruimte in het brein, geassocieerd met leptomeningeale vaten.

• Basale kernen• Centrum semiovale• Nabij de commisura anterior• In de corona radiata• Peri-insulair

Page 4: Neurovragen deel 2[1]

Virchow robin spaces

• Meestal volgen zij de signaalintensiteit van CSF– Hypointens op T1 en PD– Hyperintens op T2– Hypointens op FLAIR

– De FLAIR is de beste onderscheidende sequentie tov witte stof laesies omdat perivasculaire ruimten isointens blijven tov CSF terwijl ws-laesies hyperintens zijn.

Page 5: Neurovragen deel 2[1]

Virchow robin spaces vs lacunair infarct

• Verwarrend is dat een vasculaire lacune op een virchow robin space kan lijken op de FLAIR

• Beiden zijn hypointens op de FLAIR

• Requesists blz 345

Page 6: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 119

Onderscheid tussen een lacunair infarct en een Virchow-Robin ruimte kan beter met FLAIR-gewogen MRI-opnamen dan met T2-gewogen MRI-opnamen worden gemaakt.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 7: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 120

De gyrus precentralis heeft een motorische functie.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 8: Neurovragen deel 2[1]

Gyrus precentralis ligt net ventraal van de sulcus centralis

Page 10: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 120

De gyrus precentralis heeft een motorische functie.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 11: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 121

Een 21-jarige man heeft last van spierstijfheid en ataxie van de romp en vertoont choreatische bewegingen. Op een MRI van de hersenen ziet u ijzerdeposities in de basale ganglia met een focaal gebiedje van verhoogd signaal op de T2-gewogen opnamen in de globus pallidus; het ‘eye-of-the-tiger’ sign.

De ziekte van Hallervorden-Spatz is waarschijnlijker dan de ziekte van Creutzfeldt-Jakob.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 12: Neurovragen deel 2[1]

Creutzfeld-Jacob

• Snel progressieve, zeldzame dementerende ziekte • 7e decade• 80% normale CT• 20% heeft snel progressieve atrofie

• MRI (80% afwijkingen)– Billaterale, symmetrische verhoogde SI in putamen en

nuclei caudatus op T2– Later: atrofie + verhoogde SI in alle basale kernen,

thalamus en occiptale cortex

Page 13: Neurovragen deel 2[1]
Page 14: Neurovragen deel 2[1]

Ziekte van Hallervorden-Spatz

• Autosomaal recessieve ziekte• Progressieve dementie + spasmen• Karakteristiek is de accumulatie van ijzer in de globus

pallidus, nucleus ruber, en substantia nigra

• MR:– Verlaagde SI op T2– Soms ook verhoogde SI in globus pallidus en wittestof

door gliosis en demyelinisatie– Eye of the tiger sign: dramatische ijzerstapeling in de

basale kernen met een centrale spot van verhoogde SI in de globus pallidus op T2

Page 15: Neurovragen deel 2[1]

MRI image shows iron deposits in the basal ganglia, the so-called eye-of-the-tiger sign

Page 16: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 121

Een 21-jarige man heeft last van spierstijfheid en ataxie van de romp en vertoont choreatische bewegingen. Op een MRI van de hersenen ziet u ijzerdeposities in de basale ganglia met een focaal gebiedje van verhoogd signaal op de T2-gewogen opnamen in de globus pallidus; het ‘eye-of-the-tiger’ sign.

De ziekte van Hallervorden-Spatz is waarschijnlijker dan de ziekte van Creutzfeldt-Jakob.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 17: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 122

Op een MRI van de hersenen ziet u een cysteuze structuur in de sella turcica, met suprasellaire uitbreiding. U maakt aanvullend een CT-scan. Deze toont calcificaties in de wand van de laesie.

Deze laatste bevinding maakt een Rathke cleft cyste minder waarschijnlijk.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 18: Neurovragen deel 2[1]

Rathke’s cleft cyst

• Embryologische overblijfsel van Rathke’s pouch (neuroectoderm dat opstijgt van de mondholte naar de sella om een deel van de hypofyse te vormen)

• Kan compressie geven op hypofyseweefsel en daardoor klachten geven als hypopituitarisme, diabetes insipidus, hoofdpijn en gezichtsvelduitval

• Meestal asymptomatisch

Page 19: Neurovragen deel 2[1]

Rathke’s cleft cyst

• MR:– Goed afgensbare massa’s– Hoge of lage SI op T1 (mucineuze proteinen)– Hoog SI op T2

• CT:– Hypodens– Vaak niet aankleurend

Page 20: Neurovragen deel 2[1]

Rathke’s cleft cyst

• DD: craniopharyngioom en hypofysebloeding

• Aanwezigheid van calcificaties, solide componenten en/of aankleurende delen maakt een Rathke’s cyste meer onwaarschijnlijk

• Behandeling: aspiratie of verwijdering

Page 21: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 122

Op een MRI van de hersenen ziet u een cysteuze structuur in de sella turcica, met suprasellaire uitbreiding. U maakt aanvullend een CT-scan. Deze toont calcificaties in de wand van de laesie.

Deze laatste bevinding maakt een Rathke cleft cyste minder waarschijnlijk.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 22: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 123

Bij partiële agenesie van het corpus callosum ontbreekt vaker het genu dan het splenium.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 23: Neurovragen deel 2[1]

Ontwikkeling corpus callosum

• Agenesie in 0.7%• Toevallen en mentale retardatie

• Ontwikkeling van anterieur genu naar posterieur splenium

• Het rostrum is het laatse deel dat wordt aangelegd

• Hierdoor bij partiele agenesie is het splenium afwezig of splenium + rostrum

Page 24: Neurovragen deel 2[1]
Page 25: Neurovragen deel 2[1]
Page 26: Neurovragen deel 2[1]

Corpus callosum agenesie

• Geassocieerd met:– Colpocephalie– High-riding 3e ventrikel– Incomplete formatie van de hypocampus– Interhemisferische cyste of lipoom– Afwezigheid van gyrus cingulatus– Afwezig septum pellucidum

Page 27: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 123

Bij partiële agenesie van het corpus callosum ontbreekt vaker het genu dan het splenium.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 28: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 124

Bij lissencefalie is er sprake van een vergroot aantal gyri en sulci.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 29: Neurovragen deel 2[1]

lissencephaly

• Pachygyria (incomplete lissencephalie)– Korte, brede, vervette gyri – Congenitale abnormaliteit waarbij de sulci en gyri niet

normaal zijn ontwikkeld• Agyri (complete lissencephaly):

– Geen sulci zijn gevormd– Door abnormale vorming van de oppervlakkige cortex

CMV infectie geeft kans op pachygyria

Page 30: Neurovragen deel 2[1]
Page 31: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 124

Bij lissencefalie is er sprake van een vergroot aantal gyri en sulci.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 32: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 125

Bij het Dandy-Walker syndroom is de achterste schedelgroeve in het merendeel der gevallen vergroot.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

 

Page 33: Neurovragen deel 2[1]

Dandy Walker

• Dandy-walker malformatie• Dandy-Walker variant• Mega cisterna Magna

• Obstructie van CSF outflow door foramen van Magendie en Lushka

• Hierdoor uitzetting 4e ventrikel en protrusie tussen cerebellaire hemisferen

• Hierdoor kan de vermis niet worden gevormd en wordt de fossa posterior groter

Page 34: Neurovragen deel 2[1]
Page 35: Neurovragen deel 2[1]
Page 36: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 125

Bij het Dandy-Walker syndroom is de achterste schedelgroeve in het merendeel der gevallen vergroot.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

 

Page 37: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 126

De meerderheid van de patiënten met een Chiari II-malformatie heeft tevens een tethered cord.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 38: Neurovragen deel 2[1]

Chiari malformaties

• Chiari-I: verplaatsing van cerebellaire tonsillen onder het foramen magnum (>5mm)

• Chiari-III: encephalocele en Chiari-II bevindingen

• Chiari-IV: ernstige cerebellaire hypoplasie

Page 39: Neurovragen deel 2[1]

Chiari-II malformatie

• Meest voorkomende• = Arnold Chiari malformatie• Abnormale neurolatie heeft als gevolg een

kleine fossa posterior, verplaatsen van de hersenstam naar caudaal en herniatie van dde tonsillen en vermis door het foramen magnum, myelomeningocele

• 4e ventrikel wordt gecomprimeerd waardoor hydrocephalus

Page 40: Neurovragen deel 2[1]

Chiari-II malformatie

• Bij bijna iedereen:– Tethered cord met lumbosarcrale myelocele

of meningomyelocele– Evt een lipoom van het filum

Page 41: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 126

De meerderheid van de patiënten met een Chiari II-malformatie heeft tevens een tethered cord.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 42: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 127

Neurofibromatosis type I (de ziekte van Von Recklinghausen) is geassocieerd met het schwannoom van de nervus vestibulocochlearis.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 43: Neurovragen deel 2[1]

NF-1

• 50% autosomaal dominant• 2 of meer van de volgende bevindingen:

– >6 café au lait vlekken– 2 of meer Lisch nodules (hamartomen)– 2 of meer neurofibromen of 1 of meer plexiforme

neurofibromen– Axilaire of inguinale sproeten– 1 of meer ossale dysplasien of pseudoartrose– Nervus opticus glioom– Een eerstegraads familielid met NF-1

Page 44: Neurovragen deel 2[1]

NF-II

• NF-I:NF-II 10:1• ‘MIS ME’

• Multiple• Inherited• Schwannomas (nVIII)• Meningeomas• Ependimomas

Page 45: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 127

Neurofibromatosis type I (de ziekte van Von Recklinghausen) is geassocieerd met het schwannoom van de nervus vestibulocochlearis.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 46: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 128

Durale ectasieën zijn onder andere geassocieerd met de ziekte van Marfan.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 47: Neurovragen deel 2[1]

Marfan

• Aorta dillatatie• Aorta dissectie• Coactatio• Lens dislocatie• Arachnodactily• Pectus excavatum• Osteopenie

• Dolichocephaly• Pes planus• Scoliose• Ligamenteuze laxiteit• Glaucoom• Mitraalklep regurgitatie• Blauwe sclerae

Page 48: Neurovragen deel 2[1]

Marfan

• Durale ectasien kunnen worden gezien bij Marfan (ook bij NF-I)

• Hierbij:– Verwijding van het kanaal– Verdunning van het bot ter plaatse– Verwijding van de neuroforamina– Vergrootte interpediculaire afstand– Meningocele formatie

Page 49: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 128

Durale ectasieën zijn onder andere geassocieerd met de ziekte van Marfan.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 50: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 129

Zowel M. Forestier (Diffuse Idiopathische Skelet Hyperostosis, DISH) als M. Bechterew (spondylitis ankylopoëtica) worden gekenmerkt door een rigiditeit van de wervelkolom met overbruggende calcificaties op de röntgenfoto van de wervelkolom. Indien de verkalkingen een golvend verloop vertonen, met telkens een anterieure uitbochting op het niveau van de discus, pleit dit meer voor Bechterew.A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 51: Neurovragen deel 2[1]

DISH

• Ossificatie langs de anterieure (en in mindere mate laterale) aspect van de wervelkolom

• Hyperostosis op de lokaties waar pezen en ligamenten aanhechten

• Ligamenteuze ossificatie• Para-articulaire osteofyten

Page 52: Neurovragen deel 2[1]

DISH

• Criteria:– Ossale overbrugging (osteofytformatie) ter plaatse

van 4 of meer aaneensluitende wervelcorpora– Tussenwervelruimte blijft behouden– Geen SI-itis of facet-ankylosering

• Van anterieur heeft de wervelkolom een ‘bumpy’ uiterlijk waarbij het meeste bot is gevormd ter plaatse van de discus

• Posterieure osteofyten zijn zeldzaam

Page 53: Neurovragen deel 2[1]

Verschil DISH & M.Bechterw

• De ossificatie is aanwezig in het anterieure longitudinale ligament

• Tussenwervelruimte is behouden• Facet gewrichten zijn niet aangedaan

• Geassocieerd met SI-itis• Squaring van de wervelcorpora• Facet gewrichten zijn aangedaan• Syndesmofyt formatie (bamboo spine)

Page 54: Neurovragen deel 2[1]

DISH

Page 55: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 129

Zowel M. Forestier (Diffuse Idiopathische Skelet Hyperostosis, DISH) als M. Bechterew (spondylitis ankylopoëtica) worden gekenmerkt door een rigiditeit van de wervelkolom met overbruggende calcificaties op de röntgenfoto van de wervelkolom. Indien de verkalkingen een golvend verloop vertonen, met telkens een anterieure uitbochting op het niveau van de discus, pleit dit meer voor Bechterew.A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 56: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 130

Astrocytomen en ependymomen zijn de twee meest voorkomende primaire neoplasmata van het ruggenmerg.In vergelijking met astrocytomen nemen ependymomen gemiddeld meer lengte van het ruggenmerg in.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 57: Neurovragen deel 2[1]

Astrocytomen

• 40% van spinale tumoren• Meest voorkomend bij kinderen +

volwassenen 3-5de decade• TWK meest aangedaan• Hypercellulaire tumoren, groot, vaak niet

goed afgrensbaar• Vaak is het hele wervelkanaal aangedaan

Page 58: Neurovragen deel 2[1]

Astrocytomen (2)

• Gemiddelde lengte 7 wervelcorporta• Kunnen cysteuze component bevatten• Hemorrhagie ongewoon• Vaak aankleuring, kan inhomogeen (itt

eopendymoom)• Geassocieerd met NF1

Page 59: Neurovragen deel 2[1]

Ependymomen

• Vaak meer focaal• Gemiddeld 3.6 wervelcorpora lang (kan tot 15)• Geassocieerd met NF2• Goed afgrensbaar• Kan hemorrhagie• Vaak oedeem rondom de tumor• Aankleuring, scherp afgrensbaar• Meest vaak de CWK• 5 jaars overleving 80%

Page 60: Neurovragen deel 2[1]

ependymoomastrocytoom

Page 61: Neurovragen deel 2[1]

Vraag 130

Astrocytomen en ependymomen zijn de twee meest voorkomende primaire neoplasmata van het ruggenmerg.In vergelijking met astrocytomen nemen ependymomen gemiddeld meer lengte van het ruggenmerg in.

A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 62: Neurovragen deel 2[1]

184. T1-gewogen MRI-opname zonder gadolinium en een tweetal gradiënt- echo MRI-opnamen.De bloeding links occipitaal is waarschijnlijk het gevolg van hypertensie en niet van amyloïd angiopathie.A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 63: Neurovragen deel 2[1]

• Deze bloeding bevindt zich corticaal.

• Hypertensieve bloeding voorkeursplek:– 2/3 Basale kernen

• Amyloide angiopathie– Neerslag van amyloide in de media en adventitia van

de kleine en medium-sized vaten in de cerebrale cortex en leptomeningen

– Basale kernen blijven gespraard– Niet geassocieerd met systemische amyloidose

Page 64: Neurovragen deel 2[1]

184. T1-gewogen MRI-opname zonder gadolinium en een tweetal gradiënt- echo MRI-opnamen.De bloeding links occipitaal is waarschijnlijk het gevolg van hypertensie en niet van amyloïd angiopathie.A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 65: Neurovragen deel 2[1]

185. CT-opname in botsetting en T1-gewogen MRI-opname van een laesie rechts frontaal.De usurering van het schedelbot pleit tegen de diagnose arachnoïdale cyste.A. Juist B. Onjuist C. Weet niet 

Page 66: Neurovragen deel 2[1]

Arachnoidale cyste

• Isointens tov CSF op alle sequenties• Corticale venen worden verplaatst• Bone remoddeling komt voor

– Bot kan dunner worden of geremoddeld waarschijnlijk door pulsaties of langzame groei

Page 67: Neurovragen deel 2[1]

185. CT-opname in botsetting en T1-gewogen MRI-opname van een laesie rechts frontaal.De usurering van het schedelbot pleit tegen de diagnose arachnoïdale cyste.A. Juist B. Onjuist C. Weet niet 

Page 68: Neurovragen deel 2[1]

186. Transversale T2- en FLAIR-gewogen MRI-opnamen, sagittale T1-gewogen MRI-opname na toediening van gadolinium.De meest waarschijnlijke diagnose is medulloblastoom.

Page 69: Neurovragen deel 2[1]

• Tumor fossa posterior• Midline• Solide tumor• 4e ventrikel met uitbreiding in foramina van

Lushka• Hydrocephalus• 4e ventrikel niet verplaatst

Page 70: Neurovragen deel 2[1]

Pediatric Infratentoriele neoplasmataJuveniel pilocytic astocytoom

Medulloblastoom ependymoom

WHO gr 1 WHO gr IV WHO I t/m III

Cyste en nodule Peanutbutter aspect 15% hebben kleine cysten

Het solide deel kleurt sterk aan

Midline tumor, origine vermis en groeit in de inferieure of superieure velum van het 4e ventrikel

Milde aankleuring

Vaak iets eccentrisch 4e ventrikel vaak verplaatst met obstructieve hydrocephalus

Hydrocephalus door obstructie van 4e ventrikel

Leptomeningeale metas Midline, en vult de 4e ventrikel op en breidt uit door foramina van Luschka en Magendie

Page 71: Neurovragen deel 2[1]

186. Transversale T2- en FLAIR-gewogen MRI-opnamen, sagittale T1-gewogen MRI-opname na toediening van gadolinium.De meest waarschijnlijke diagnose is medulloblastoom.

onjuist

Page 72: Neurovragen deel 2[1]

187. Transversale FLAIR-gewogen MRI-opname, coronale en sagittale T1-gewogen MRI-opnamen na gadolinium.Het beeld past goed bij sarcoïdoseA. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 73: Neurovragen deel 2[1]
Page 74: Neurovragen deel 2[1]

sarcoidose

• Meest voorkomende presentatie:– Chronische basale leptomeningitis met

betrokkenheid van de thalamus, hypofysesteel, nervus opticus en chiasma

– Evt parenchymateuze nodules

Page 75: Neurovragen deel 2[1]

187. Transversale FLAIR-gewogen MRI-opname, coronale en sagittale T1-gewogen MRI-opnamen na gadolinium.Het beeld past goed bij sarcoïdoseA. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 76: Neurovragen deel 2[1]

188. Zie onderstaande sagittale T2-gewogen MRI-opname.De structuur aangewezen met de pijl is het tectum.A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 77: Neurovragen deel 2[1]

188. Zie onderstaande sagittale T2-gewogen MRI-opname.De structuur aangewezen met de pijl is het tectum.A. Juist B. Onjuist C. Weet niet

Page 78: Neurovragen deel 2[1]

189. Zie onderstaande T2-gewogen MRI-opnamen van de LWK (transversaal en sagittaal).Op het niveau L4-L5 is sprake van een extrusie van de discus.

Page 79: Neurovragen deel 2[1]

• Disc Protrusion - Extrusion• Protrusion indicates that the distance

between the edges of the disc herniation is less than the distance between the edges of the base.

• Extrusion is present when the distance between the edges of the disc material is greater the distance at the base.

Page 80: Neurovragen deel 2[1]
Page 81: Neurovragen deel 2[1]

189. Zie onderstaande T2-gewogen MRI-opnamen van de LWK (transversaal en sagittaal).Op het niveau L4-L5 is sprake van een extrusie van de discus.Juist