Net- en Bedrijfsvoeringkader DEN/Ecb-0023.K.pdf · Een en ander wordt berekend conform de Eurocode...
Transcript of Net- en Bedrijfsvoeringkader DEN/Ecb-0023.K.pdf · Een en ander wordt berekend conform de Eurocode...
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 1 van 16
Status : Definitief
Enexis
TOEPASSINGSGEBIED: Brabant, Drenthe, Flevoland, Friesland, Groningen, Limburg,
Overijssel
1 DOELSTELLING
Om een MiddenSpanning (MS)-station op het MS-net van Enexis te kunnen realiseren moeten er een
aantal zaken geregeld worden. Dit is onder andere het ontwerp en de inrichting van een MS-
netstation.
Welke punten zijn van belang bij het ontwerp en de inrichting van een betreedbaar MS-netstation?
Het gebouw dient bouwtechnisch goed ontworpen te zijn. De bedrijfsmiddelen in een
netstation moeten op een veilige en beheersbare wijze opgesteld worden en bediend kunnen
worden. Denk hierbij aan de opstelling van de transformator en van de MS-installatie, etc.
Ook elektrotechnische zaken, zoals verlichting, verbinding tussen transformator en MS-
installatie, moeten goed georganiseerd zijn.
In dit net- en bedrijfsvoeringkader staan de eisen die Enexis stelt aan een betreedbaar MS-T
transportverdeelstation. Deze ontwerp- inrichtingseisen zijn verplicht.
Met deze ontwerpeisen die in dit kader staan beschreven, kan een aannemer of leverancier het bestek
schrijven voor de bouw van een MS-T station. Deze ontwerp- en inrichtingseisen zijn opgesplitst in
drie delen: een algemeen deel, een bouwkundig deel en een elektrotechnisch deel. Per onderdeel zijn
er randvoorwaarden geformuleerd. Ter ondersteuning van deze ontwerp- en inrichtingseisen zijn er
tekeningen bijgevoegd.
Voordat er met de bouw kan worden gestart, moeten de definitieve bouwkundige tekeningen ter
inzage en goedkeuring aan Enexis worden aangeboden.
2 TECHNISCHE AFBAKENING
Het betreft de ontwerp- en inrichtingseisen van betreedbare, zowel vrijstaande als inpandige, MS-T
transportverdeelstations. De compactstations vallen niet in dit kader!
3 TERMEN EN DEFINITIES
N.v.t.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 2 van 16
Status : Definitief
Enexis
4 ALGEMEEN
Van MS-netstations is de eigenaar altijd Enexis. Soms is dit (voor de behuizing/bouwtechnisch) niet
altijd mogelijk. In afstemming met de projectontwikkelaar/gemeente/eigenaar moeten er dan
afspraken worden gemaakt welke notarieel vastgelegd worden.
Er zijn twee soorten betreedbare MS-T transportverdeelstations:
Vrijstaand betreedbaar.
Inpandig betreedbaar, vaak onderdeel van een grotere bedrijfsruimte.
Enexis bouwt zelf geen MS-stations. De elektrische inrichting wordt uitgevoerd door Enexis.
Een MS-station als netstation wordt vaak geplaatst op gemeentegrond. Hierbij geldt het aanvragen
van verschillende vergunningen e.d. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het regelen van zakelijk recht.
In de stations mogen zich geen kabels, leidingen en/of installaties van derden bevinden. Het MS-
station, inclusief kelder(s), dient bij de bouwkundige oplevering geheel vrij te zijn van overtollige
bouwmaterialen.
4.1 Bereikbaarheid
Voor een inpandig MS-station geldt dat deze aan een buitengevel moet worden gesitueerd en wel
zodanig dat deze goed herkenbaar en bereikbaar is.
Ten behoeve van het plaatsen/verwisselen van transformatoren en/of MS-schakelinstallaties is het
noodzakelijk dat het MS-station met een vrachtwagen te bereiken is. De toegangsdeur tot het
compartiment voor de MS-installatie dient zich te bevinden in de buitengevel.
MS-T transportverdeelstations mogen niet gepositioneerd worden op een afwijkend niveau -1, +1 en
hoger ten opzichte van het maaiveld
4.2 Randvoorwaarden
O.a. van toepassing:
Technische codes Energiekamer
NEN 1041 Veiligheidsbepalingen voor hoogspanningsinstallaties
NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties
NPR 5310 2007 Nederlandse Praktijkrichtlijn bij NEN 1010
NEN-EN 1990 Grondslagen van het constructief ontwerp
NPR IEC 60076 Energietransformatoren
NEN 6068
NEN 3840
NEN 3140
Arbo wet
Bouwbesluit
Wet Milieubeheer van 09-03-2009 (voorheen Hinderwet)
NEN 5089 Inbraakwerend hang- en sluitwerk - Classificatie, eisen en beproevingsmethoden
De Nederlandse Energiebranche Elektro-Magnetische velden
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 3 van 16
Status : Definitief
Enexis
4.3 Veiligheid
Om de veiligheid te waarborgen, worden onder andere eisen gesteld aan de vrije ruimte, de eventuele
vluchtweg en de toegang tot de MS-stations.
Onder vrije ruimte voor schakel- en verdeelinrichtingen wordt de ruimte verstaan die aanwezig is
voor het veilig verrichten van bedieningshandelingen evenals voor het uitvoeren van
elektrotechnische werkzaamheden zoals kabelmontage en spanningsmetingen.
Vluchtwegen dienen om in noodgevallen een veilig heenkomen mogelijk te maken.
Onder toegang wordt verstaan de toegang tot vluchtwegen en vrije ruimten, maar ook de toegang
tot de ruimte waarin de schakel- en verdeelinrichting zich bevindt. De eisen voor een MS-station
met daarin een MS-installatie en/of een laagspanningsinstallatie zijn daarin identiek.
5 BOUWKUNDIG
De bouwkundige uitvoering kan per soort station verschillen qua omvang, inrichting en eisen. In
onderstaande tabel is weergegeven wat de maatvoeringen zijn voor een MS-T transportverdeel-
station.
Type Inrichtingsconcept Oppervlakte#
(inwendig)
Hoogte#
(inwendig)
Kelder#
(inwendig)
MS-installatie
5. MS-T
Transportverdeel-
stations
B: 3.84
L: Lengte installatie
met (L) vrije ruimte
van 1.60mtr en aan
zijde (R) met houten
beplating 1.80mtr*
H: 3.20 D: 1.80 Siemens
NX-PLUS-C
# Maatvoering in meters * Lengte van het MS-station wordt o.a. bepaald door de grootte MS-installatie
(L) = Links, (R) = Rechts.
Bij de combinatie van een MS-T transportverdeelstation en een MS-D distributiestation is
de hoogte van het MS-T transportverdeelstation leidend.
De MS-T transportverdeelstations kunnen gecombineerd worden met een netstation kleiner of gelijk
aan 630 kVA. Het netstation is hierbij gescheiden van het MS-T transportverdeelstation. Dit kan door
de twee ruimtes koud tegen elkaar te zetten/metselen, of door middel van een spouwmuur tussen het
MS-T transportverdeelstation en het netstation.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 4 van 16
Status : Definitief
Enexis
5.1 Algemeen
Aan de omgeving en bouwkundige uitvoering van een MS-station worden de volgende eisen
gesteld (zie ook tekeningen bijlage);
Het bouwrijp laten maken van het terrein behoort tot de verantwoordelijkheid van Enexis.
Een MS-klantstation mag uitsluitend worden gebouwd op schone grond.
De voedende kabels moeten in schone grond liggen.
Het gebouw wordt voorzien van een waterdichte, gestorte kabelkelder.
Indien noodzakelijk zal bronbemaling worden meegenomen in de projectomvang.
De vloer wordt uitgevoerd als betonvloer, voorzien van vloersparingen ten behoeve van de
MS-installatie en/of LS-installatie.
Constructieberekeningen van het gebouw dienen conform de laatst geldende norm te worden
uitgevoerd resp. te worden getoetst. Een en ander wordt berekend conform de Eurocode NEN-
EN 1990.
Zowel de kabelkelder als de olieopvangbak moeten vloeistofdicht zijn.
Voor de invoer van alle kabels in een kabelkelder moeten standaard kabeldoorvoeringen
worden toegepast.
Na montage van de kabels moeten de vloersparingen vocht- en dampdicht worden afgewerkt.
Kabelopvang van alle MS-kabels wordt kortsluitvast uitgevoerd (ook in kabelkelder) conform
richtlijn aanleg Energiekabels, Daa-0075.R.
Realisatie van de verlichting, LS-installatie, aanleg kabelgoten en eventueel toe te passen
stationsverwarming in het MS-station (zie hoofdstuk 5.12) behoren tot de projectomvang.
Vluchtwegen (deuren) zijn kenbaar gemaakt d.m.v. fluorescerende stickers (zie hoofdstuk
5.9).
Het gehele station moet een minimale isolatiewaarde (Rc-waarde) hebben van 0,9 m2 K/W.
Het slotensysteem op de toegangspoorten/deuren wordt uitgevoerd in europrofiel-cylinders
(zie hoofdstuk 5.9).
De inrichting van het terrein, waaronder de bestrating, moet worden uitgevoerd in overleg met
Enexis.
De groenvoorziening maakt geen deel uit van dit project, met uitzondering van de
noodzakelijke verwijdering ten behoeve van dit project.
De toegepaste materialen van kunststof in de ruimte dienen te voldoet aan de Limiting Oxigen
Index (LOI). Dit is een indicator voor de brandbaarheid van een materiaal. De toegepaste
kunststofmaterialen in MS-stations mogen geen lagere LOI hebben dan 35.
Voor de brandwerendheid gelden de volgende eisen:
o Vrijstaande, inpandige of aangebouwde stations moeten 60 minuten (EI/REI)
brandwerend zijn.
o In het geval van inpandige of aangebouwde stations bij hoogbouw kunnen er –
afhankelijk van de omgeving -door het Bouwbesluit strengere eisen gesteld worden
(per geval te bezien).
o Ruimten met een transformator groter dan 2000 kVA moeten 90 minuten (EI/REI)
brandwerend zijn 90 minuten (EI/REI) brandwerend zijn.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 5 van 16
Status : Definitief
Enexis
5.2 Wanden
De wanden moeten bestaan uit steenachtig materiaal, bijv. steenmetselwerk of beton. De wanden
moeten een minimale isolatiewaarde (Rc-waarde) van 0,9 m2 K/W hebben. De toegepaste spouw
moet minimaal 10 cm breed zijn (minimaal 5 cm luchtspouw plus minimaal 5 cm isolatiemateriaal).
Dit geldt wanneer de wanden traditioneel worden uitgevoerd in halfsteensverband of beton, zowel wat
betreft binnen- als buitenwerk.
In de wanden zijn geen andere bouwkundige openingen toegestaan dan openingen ten behoeve van
de toegangsdeur(en) en voor ventilatie. De enige uitzondering hierop is het luik dat gebruikt wordt
voor het doorvoeren van de kabels van de noodstroomvoorziening, zie hoofdstuk 5.13.
Aan de buitenzijde van een vrijstaand MS-station dient
een ladderbeugel (borging) te worden gemonteerd zodat
het dak met behulp van een ladder kan worden bereikt.
5.3 Dak/Plafond
Het dak dient horizontaal en vlak te zijn en moet worden gemaakt van een waterdicht steenachtig
materiaal (bij voorkeur beton), in een naadloze constructievorm. Indien het betonnen dak in het werk
wordt gestort, dient een vlakke en gladde bekisting te worden toegepast.
Bij toepassing van prefabelementen moet een gestorte waterdichte druklaag worden aangebracht.
Een minimale isolatiewaarde (Rc-waarde) van 0,9 m2 K/W is verplicht. De dakbedekking moet
duurzaam, vloeistofdicht en stormbestendig zijn, met een garantie van 10 jaar en een levensduur van
minimaal 20 jaar. Het dak dient aan de buitenzijde te worden geïsoleerd ter voorkoming van
condensvorming aan het plafond.
Tevens moet het dak van een vrijstaand betreedbaar MS-station
worden voorzien van minimaal twee valbeveiligingbeugels ten
behoeve van de zekering van valbeschermingen.
5.4 Vloeren
De vloer moet berekend zijn op het gewicht en de noodzakelijke vlakheid van de opgestelde MS-
installatie. Voor de MS-installatie loopt dit gewicht op tot 1500 kg/m2. De afwijking van de vlakheid
van de vloer mag ten hoogste 1mm/meter bedragen.
Bij de Siemens NX-PLUS-C dient de vloer te zijn voorzien van zogenaamde „stelrails al dan niet
voorzien van houten binnenbalk‟. Deze stelrails dienen voorafgaand aan het storten te worden
gemonteerd.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 6 van 16
Status : Definitief
Enexis
De vloer dient een monoliet gevlinderde betonvloer (minimaal klasse B-28) of zandcement dekvloer
(minimaal klasse D-40) te zijn. De vloer moet glad en waterpas worden afgewerkt. De bovenkant van
de afgewerkte vloer is “peil” en dient 200 mm boven het aanliggende maaiveld/straatwerk te liggen.
5.5 Vloerplan/Opstelling MS-installatie en afwerking na montage
Vloersparingen dienen voorzien te worden van een inlegprofiel van 18 mm breed. Dit is te realiseren
door aan de sparingsbekisting betontriplex te bevestigen van 18 mm dik.
Toegepast wordt de Siemens de NX-PLUS-C. Koppelveld en kabelvelden zijn 600 mm breed. Elk veld
is 1200 mm diep. Zie tekeningen in bijlage.
5.6 Vloeropeningen en vochtwering
er voorkoming van opstijgend vocht moeten vloersparingen na het aanbrengen van de kabels vocht-
en dampdicht worden opgevuld en dichtgemaakt (tempex en cement of uithardende vloeibare
middelen). Tevens moeten de vloeropeningen muisdicht achtergelaten te worden. De ruimte zelf moet
in droge toestand opgeleverd te worden.
De vloeropeningen moeten als onderstaand voorbeeld afgedicht worden:
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 7 van 16
Status : Definitief
Enexis
5.7 Olieopvang
Indien van toepassing is in het aangrenzende MS-netstation een olieopvang aanwezig zijn. De
olieopvang moet duurzaam vloeistofdicht zijn en geschikt zijn voor alle voorkomende oliën tot 150
graden Celsius. De opvangcapaciteit van de bak moet minstens 110% zijn van de olie-inhoud van de
maximaal te plaatsen transformatorcapaciteit (zie hoofdstuk 6.2).
De constructie/doorvoeringen t.b.v. de olieopvang moeten zodanig zijn uitgevoerd dat deze het
plaatsen of verwijderen van de elektrische apparatuur niet kunnen belemmeren.
In de kelder onder de trafo dient een pompputje aanwezig te zijn. De olie moet verwijderd kunnen
worden zonder verplaatsing van de elektrische apparatuur, met gebruikelijke hulpmiddelen.
5.8 Vloerluik en luik t.b.v. trap naar kabelkelder
Het vloerluik dient te worden uitgevoerd in watervast verlijmde multiplex van minimaal 30 mm dik,
rondom tweemaal gegrond en geverfd. Het vloerluik dient voorzien te zijn van een verzonken luikring.
De plaat dient vocht- en dampdicht te zijn en moet verdiept opgelegd zijn op een metalen omranding.
De bovenzijde van de vloerplaat moet gelijk zijn aan de bovenzijde van de betonvloer (zie tekening).
Er dient een verwijderbare voorziening te worden aangebracht om inlopen bij een geopend luik te
voorkomen. Deze voorziening moet bestaan uit een kunststof schakelketting met afwisselend witte en
rode schalmen. Tevens dienen er, ter vergemakkelijking van het betreden van de kelderruimte,
klimbeugels tegen de muur van de kelder te worden gemonteerd.
5.9 Toegangsdeuren
Het station moet worden voorzien van aluminium kozijnen met naar buiten draaiende aluminium
paneeldeuren. Eventueel mag/moet dat, in verband met brandwerendheidseisen, een combinatie van
aluminium en staal zijn. Deuren en kozijn moeten voorzien zijn van een aardaansluitmogelijkheid. De
stalen delen dienen duurzaam behandeld te zijn (verzinkt). De standaard kleur van deuren en
kozijnen is RAL 6009, tenzij door de klant anders opgegeven.
Voor MS-T transportverdeelstations geldt dat er voor het plaatsen van de MS-installatie één deur
moet worden toegepast met een dagmaat van minimaal 1,45 bij 2,50 meter.
De overige deuren moeten een afmeting hebben van 1,15 meter breed en 2,50 meter hoog. Voor alle
deuren geldt dat deze met een uitneembaar bovenpaneel mogen worden uitgevoerd.
Voor MS-stations waar alleen een MS-installatie staat opgesteld hoeven de deuren niet voorzien te
worden van een ventilatierooster.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 8 van 16
Status : Definitief
Enexis
Aan de buitenzijde wordt op de deur, door Enexis, een stationsnummer/-code aangebracht volgens
Erc-0222.R. Tevens wordt, door Enexis, aan de buitenzijde een waarschuwingsticker (“gele
driehoekige sticker voorzien van zwarte rand met daarop de bliksemschicht”) conform de NEN 3011
aangebracht.
In verdeelstations mag de maximale loopafstand tot een (vlucht-)deur niet meer dan 5 meter zijn.
Deuren moeten zonder blijvende vervormingen een druk van 1500 Pa kunnen weerstaan. De deuren
moeten bij de schranktest kunnen worden onderworpen aan een minimale breukbelasting van 1 kN.
Certificaat moet overlegbaar zijn.
Het materiaal van deur en kozijn is aluminium (of combinatie aluminium met staal) en moeilijk tot
ontbranding te brengen en mag na ontbranding niet vanzelf verder branden. De scharnieren moeten
onderhoudsvrij zijn. Elektrolytische werking tussen bewegende delen moet worden voorkomen.
Het materiaal van deur en kozijn is aluminium en moeilijk tot ontbranding te brengen en mag na
ontbranding niet vanzelf verder branden. De scharnieren moeten onderhoudsvrij zijn. Elektrolytische
werking tussen bewegende delen moet worden voorkomen.
Deuren en kozijnen moeten 10 jaar gegarandeerd corrosievast zijn en voorzien zijn van een (aard-)
litzekabel van 25 mm2 ten behoeve van de aansluiting op de centrale aardleiding of er moet een
mogelijkheid zijn om de aardaansluiting te realiseren. Tevens moet de bovenkant van de onderdorpel
gelijk zijn aan de bovenkant van de afgewerkte vloer.
Indien noodzakelijk moet het station worden voorzien van extra deuren die dienst kunnen doen als
nooduitgang in geval van een calamiteit. Deze deuren dienen voorzien te zijn van zogenoemd
noodbeslag. Dit noodbeslag dient te voldoen aan Eurocode NEN 1125.
Deuren moeten worden voorzien van standaardsloten zoals door Enexis voorgeschreven. Het
toegepaste sluitwerk moet minimaal voldoen aan de norm EN 179 SKG (SKG= Stichting
Kwaliteitscentrum Gevelelementen). Deuren moeten worden uitgerust met een zwaar model
zelfsluitend antipaniekslot dat vrij verkrijgbaar is.
Dit slot moet geschikt zijn voor een europrofielcilinder van 17 mm, met een lengte van 31 mm en met
bijbehorend beslag voor handontgrendeling. De cilinder mag niet meer dan 1 mm uitsteken.
Het slotmechanisme mag van buitenaf alleen door middel van de cilinder kunnen worden ontgrendeld
en geopend. De cilinders worden door Enexis geleverd en geplaatst.
Deuren moeten minimaal voorzien zijn van een nylon stormkoord een ketting of een band. Tevens
moet de deur door middel van een rvs vastzetpen in elke willekeurige stand kunnen worden
vergrendeld. De toegangsdeur(en) moet(en) van binnenuit kunnen worden geopend.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 9 van 16
Status : Definitief
Enexis
5.10 Nooduitgang
In stations met meerdere deuren, die tevens dienst doen als vluchtdeur/nooduitgang, moeten deze
deuren aan de binnenzijde voorzien worden van fluorescerende pictogrammen.
5.11 Ventilatie
De ventilatie van het station is gebaseerd op de zogenaamde natuurlijke ventilatie.
De ruimtetemperatuur moet minimaal 5 ºC (in stations zonder transformator via stationsverwarming
met vaste ingestelde thermostaat op 5 ºC ) en mag maximaal 40 ºC bedragen. De gemiddelde
temperatuur over een etmaal mag niet hoger liggen dan 30 ºC. De ventilatieopeningen moeten
voldoen aan de protectienorm IP 43D.
Ten behoeve van ventilatie in de kabelkelder moeten er ventilatiekokers worden geplaatst ter
grootte van een halve baksteen (zie onderstaande afbeelding). De ventilatiekoker moet op 15
cm boven maaiveld aan de buitenzijde worden geplaatst. Om de 1,5 à 2,0 meter moeten
ventilatiekokers worden geplaatst (de zichtbare opening van de ventilatiekoker aan de
buitenzijde van het station zit dan vanzelfsprekend hoger dan de opening in de kabelkelder).
Ten behoeve van spouwmuurventilatie moeten er voegroosters worden geplaatst. Deze
voegroosters moeten in de binnenmuur van het MS-station worden geplaatst op een hoogte
van circa 20 tot 30 cm vanaf het plafond en dan om de 1,5 á 2 meter. Ook worden er
voegroosters in de buitenmuur geplaatst op een hoogte van 15 cm vanaf peil vloer en dan ook
om de 1,5 á 2 meter.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 10 van 16
Status : Definitief
Enexis
5.12 Stationsverwarming
Het toepassen van verwarming in stations is afhankelijk van verschillende factoren.
Onderstaand wordt in tabelvorm het benodigde kachelvermogen aangegeven.
Rc is de isolatiewaarde
Rc
(m2.K/W)
Benodigd kachelvermogen
voor +5 ºC binnen bij - 13
ºC buiten
Beton muren (10 cm dik) met 5 cm luchtspouw en 5 cm
isolatiemateriaal 2.10 9 W/m2
Gemetselde muren met 5 cm wolspouw 1.33 14 W/m2
Gemetselde muren met 5 cm luchtspouw 0.88 20 W/m2
Gemetselde muur, enkel steens 10 cm dik 0.27 67 W/m2
Beton 10 cm 0.22 82 W/m2
Staal 4 mm 0.19 95 W/m2
Voorbeeld berekening:
Een ruimte is 5 m lang is, 3 m breed en 3 m hoog: oppervlakte van de muur = 48 m2.
Oppervlakte van het dak = 15 m2. Totaal aan oppervlakte is dan 48 + 15 = 63 m2.
Benodigd = 63 m2 * 20 W/m2 = 1.260 W, indien Rc waarde van het dak ~ gelijk aan die van de muur.
Opmerking: De kachels op minimaal 2 wanden plaatsen. Indien dit niet mogelijk is dan de kachels goed
verdelen over één wand. De kachels moeten werken met een thermostaat, welke vast
ingesteld staat op 5 ºC.
5.13 Luik t.b.v. invoer kabels Nood Stroom Aggregaat (NSA)
In netstations wordt t.b.v. het doorvoeren van de kabels van de noodstroomvoorziening er een luik
aangebracht. Deze opening dient bij het bouwen van het station meegenomen te worden. Het luik
bevindt zich boven maaiveld in de nabijheid van de toegangsdeur. De afmetingen van deze
doorvoering zijn: 200 bij 200 mm. Wanneer dit luik niet in gebruik is, moet het vandaalbestendig
afgesloten te zijn. Tevens moet het onmogelijk zijn dat er via deze doorvoering ongedierte het station
kan betreden.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 11 van 16
Status : Definitief
Enexis
5.14 Kabelinvoer
Kabelinvoer conform tekeningen. (zie bijlage)
5.15 Hemelwaterafvoer
In de dakrand dient een loden hemelwaterafvoer te worden opgenomen met een diameter van 50 mm
en waterdicht uitgevoerd. Deze dient aan de buitenzijde enkele centimeters uit de gevel te steken
voor aansluiting op een verticaal geplaatste hemelwaterafvoer (= stadsuitloop).
De hemelwaterafvoer, een gegalvaniseerde buis van rond de 80 mm, dient zodanig strak tegen de
gevel te worden gemonteerd dat ertegenop klimmen niet mogelijk is.
De aansluiting bij de dakrand moet worden voorzien van een overloop: een pijpje of een open
aansluiting onder de daklijn. De bovenzijde van de hemelwaterafvoer moet open worden gelaten.
Volgens opgave moet de hemelwaterafvoer worden aangesloten op het gemeenteriool of een sloot.
Indien dit niet aanwezig is, dan dient het hemelwater met een schuine onderuitloop op het maaiveld
te worden geloosd.
5.16 Overige
Om de kabelrichtingen aan te geven worden er MS-opschriftplaten geplaatst.
5.17 Terrein
In overleg met Enexis wordt bepaald hoe en op welke manier het terrein rondom het station moet
worden ingericht. Het terrein rondom een klantstation moet voorzien zijn van open bestrating en/of
grind.
5.18 Toegankelijkheid
De eigenaar van het station is verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het station.
5.19 Onderhoud
De eigenaar van het station is verantwoordelijk voor het onderhoud van het station.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 12 van 16
Status : Definitief
Enexis
6 ELEKTROTECHNISCH
6.1 Welke MS-installatie?
Type Inrichtingsconcept Standaard MS-installatie
5. MS-T Transportverdeelstations Siemens NX-PLUS-C
6.2 Distributie Automatisering (DA)
In voorkomende gevallen kan het MS-T transportverdeelstation voorzien worden van DA. Voor het
plaatsen van DA-apparatuur op een houten paneel, dient ruimte gereserveerd te worden. De
bedrading t.b.v. DA wordt aangelegd vanaf de DA-box via de kabelgoten naar het kabelcompartiment
met de motorbediende schakelaar. Voor de MS-T transportverdeelstations kan DA gemonteerd worden
op de gereserveerde ruimte van het houten paneel t.b.v. de beveiliging. Zie ook Edb-2001.I “Aanleg
DA in MS/LS stations”.
6.3 Beveiliging
Voor de voeding en de back-up van de beveiliging zijn zgn. accu/gelijkrichterkasten nodig. De ruimte
is in totaal hxbxd = 2440x2440x600 mm. De bedrading van de beveiliging wordt aangelegd vanaf de
accu-/gelijkrichterkast via de kabelgoten naar het kabelcompartiment van de MS-installatie.
Let op: Denk aan de in-uitschakelstromen van de verschillende MS-installaties en dus de benodigde
capaciteit van de accubatterijen/gelijkrichters!!
6.4 EMC
Elektrische en magnetische velden ontstaan overal waar elektriciteit wordt opgewekt, getransporteerd
of gebruikt wordt. Ten aanzien van EMC (Elektromagnetische velden) zijn er ook grenswaarden.
De energiesector heeft het advies van De Nederlandse Overheid overgenomen.
Voor elektriciteitsruimtes geldt dat op 10 cm vanaf de buitenkant van het station een waarde geldt
van 100 microtesla. In een elektriciteitsruimte geldt voor bedienend of uitvoerend personeel een
waarde van 500 microtesla.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 13 van 16
Status : Definitief
Enexis
6.5 Voorzieningen t.b.v. stationsverlichting/wandcontactdozen
Het aantal lichtarmaturen, (deur-)schakelaars en wandcontactdozen (spatwaterdicht) is afhankelijk
van het soort station. Algemeen geldt dat de lichtinstallatie dient te voldoen aan de NEN 1010. Dit
houdt in dat de lichtinstallatie in een MS-station aangesloten dient te worden achter een
aardlekschakelaar van 30 mA en tevens dient deze installatie kortsluitvast beveiligd te zijn.
Ten behoeve van de beveiligingen van de MS-kabels dient er een accu/gelijkrichterkast gemonteerd te
worden in MS-T transportverdeelstations. Het aantal accu/gelijkrichterkasten is afhankelijk van het
aantal kabelvelden en de opgestelde MS-installatie. De voeding van de accukasten wordt beveiligd
met één of meerdere automaten die niet achter een aardlekschakelaar zitten!!
Tevens dient men rekening te houden met mogelijk extra LS-groepen in de laagspanningsverdeler ten
behoeve van bijv. het kunnen aansluiten van kachels ten behoeve van de stationsverwarming.
Deze stations dienen voorzien te worden van een aansluiting op het laagspanningsdistributienet
d.m.v. een huisaansluitcombinatiekast. Boven deze huisaansluitkastcombinatie dient een
laagspanningsverdeler/groepenkast gemonteerd te worden welke wordt voorzien van een of meer
aardlekschakelaars van 30 mA en een hoofdschakelaar.
Via een groepenkast met aardlekschakelaar(s) en groepenschakelaars worden de afgaande groepen
beveiligd. Denk dan aan afgaande groepen voor verlichtingsarmaturen, de voeding van de beveiliging,
WCD's, voeding stationsverwarming, voeding DA controlboxen, etc.
Tevens dienen er in de kabelkelder ook verlichtingsarmaturen gemonteerd te worden van het type
druipwaterdicht (IP21). Het aantal is afhankelijk van de afmetingen van het verdeelstation.
In het station is dus een elektrische installatie nodig ten behoeve van:
Stationsverlichting
Ruimteverwarming
Voeding van de beveiliging van de aansluiting (accu/gelijkrichterkast)
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 14 van 16
Status : Definitief
Enexis
Lichtarmaturen, (deur)schakelaars, bewegingsensoren en wandcontactdozen dienen minimaal
druipwaterdicht (IP21) te worden uitgevoerd. Het aantal armaturen en wandcontactdozen is
afhankelijk van de grootte van het station en wordt aangegeven door Enexis.
Enexis zal de elektrische installatie aanbrengen. De elektrische installatie dient te voldoen aan NEN
1010.
De LS-installatie in de MS-schakelruimte bevat een groepenkast met minimaal de volgende opbouw:
1 aardlekschakelaar van 30 mA
1 groep: In = 16A, achter aardlekschakelaar ten behoeve van verlichting en
wandcontactdozen
1 groep: In = 16A, achter aardlekschakelaar ten behoeve van ruimteverwarming
1 groep: In = 16A, voor(!) aardlekschakelaar ten behoeve van accu/gelijkrichterkast
1 groep: In = 20A, voor(!) aardlekschakelaar ten behoeve van wandcontactdoos meetwagen
6.6 Aarding
Een beschermingsleiding dient uitgevoerd te worden in platkoper 30x5 mm. Dit platkoper wordt met
afstandhouders op de muur in het gehele station aangebracht (soms ook in de kabelkelder, zie
tekeningen). Met het platkoper dienen zowel het metalen gestel van de MS-installatie, de
transformator, het laagspanningsrek als ook alle andere metalen delen gekoppeld te worden d.m.v.
een zo kort mogelijke vereffeningleiding met de beschermingsleiding.
Van elke deur moet aan de scharnierzijde van elke deur op het kozijn en op de deur een aarding
worden aangebracht d.m.v. een litze van minimaal 25 mm2.
In het station dienen op strategisch gekozen plaatsen aardbouten/aansluitbouten gemonteerd te
worden ten behoeve van het aanbrengen van een bedrijfsaarding.
De verbinding tussen de beschermingsleiding en de aardelektrode wordt via de invoering van de
10kV-distributiekabels naar binnen gevoerd. De geslagen aardelektrode dient een waarde van 2 ohm
te hebben. Dit is nader omschreven in document Era-0320.R. Deze aardelektrode dient d.m.v. rond
koper 50 mm2 aangesloten te worden op de centrale vereffeningsrail.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 15 van 16
Status : Definitief
Enexis
6.7 Kortsluitvast monteren van MS kabels en aanleg kabelgoten t.b.v. secundaire
bekabeling
Op de volgende foto‟s is weergegeven op welke manier de MS-kabels kortsluitvast gemonteerd
moeten worden. Tevens is te zien op welke wijze, via kabelgoten, de secundaire bekabeling (aanleg
van de voedingskabels t.b.v. beveiliging, voeding t.b.v. DA-controlboxen, meetleiding tbv MS-meting,
etc.) aangelegd zou kunnen worden. Zie ook tekeningen in bijlage.
6.8 Aanleg kunststof kabelgoten t.b.v. glasvezelkabel bij differentiaalbeveiliging
In MS-T Transportverdeelstations wordt glasvezel t.b.v. differentiaalbeveiliging toegepast. Deze
glasvezelkabel is van het type 9/125u single mode om lange afstanden te kunnen overbruggen. Met
de huidige keuze voor de differentiaalbeveiliging in combinatie met de keuze voor een bepaalde
communicatie-interface kunnen we met de standaard uitvoering trajecten tot 24 km overbruggen.
Bij aanleg van één MS-verbinding: één glasvezelkabel met 24 vezels in mantelbuis. Bij aanleg van
twee MS-verbindingen of meer dan twee glasvezelkabels met 24 vezels in aparte mantelbuizen.
Bij de grotere klantstations wordt bij toepassing van differentiaalbeveiliging ongeacht het aantal MS
voedingen maar één glasvezelkabel met 24 vezels in een mantelbuis aangelegd.
Binnenkomst van de glasvezelkabel naar de patchkasten wordt gerealiseerd door de groene
mantelbuis via de kabelkelder tot onderin de patchkast door te leggen. De glasvezelkabel wordt
hierdoor optimaal beschermd.
De glasvezelverbinding tussen de patchkast en de beveiliging(en) moet gescheiden zijn van overige
bekabeling. De glasvezelverbinding wordt daarom in een gele kunststof goot aangelegd.
Deze goot is geschikt om glasvezel patchkoorden in aan te leggen. Patchkoorden/snoeren zijn in
principe kwetsbare verbindingen en moeten daarom volledig beschermd zijn. Zie ook richtlijn aanleg
glasvezelkabel, Ena-0001.K.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”
Net- en Bedrijfsvoeringkader
“Het ontwerpen en inrichten van betreedbare MS-T transportverdeelstations (type 5)”
Documentnr. : Ecb-0023.K
Datum/versie : 1 juni 2014/03
Blad : 16 van 16
Status : Definitief
Enexis
7 VERVALLEN DOCUMENTEN
N.v.t.
8 BIJLAGEN
Tekening type 5: MS-T Transportverdeelstation;
Detail routing aardrail,
Detail aanleg verlichting,
Detail aanleg kabelgoot t.b.v. secundaire bedrading.
9 REFERENTIES
N.v.t.
Openbaar
Dit document is door Enexis aangeduid met vertrouwelijkheidsniveau “Openbaar”