Nefrologie, endocrinologie en cardiologie - uzgent.be Opleiding/nefro-endocrino... · cardiologie...

17
Nefrologie, endocrinologie en cardiologie Ingang 12 route 1447 Studentenbrochure

Transcript of Nefrologie, endocrinologie en cardiologie - uzgent.be Opleiding/nefro-endocrino... · cardiologie...

Nefrologie, endocrinologie en

cardiologie

Ingang 12 route 1447

Studentenbrochure

01. Inleiding

Beste student,

Met deze brochure willen we je laten kennismaken met onze afdeling, medewerkers en patiënten.

We hopen je hiermee voldoende informatie mee te geven om goed geïnformeerd en voorbereid aan je stage te

beginnen. Uiteraard kunnen we in deze brochure niet alles vermelden, aarzel dan ook niet om tijdens je stage

bijkomende informatie te vragen aan je mentor, de hoofdverpleegkundige of een ander lid van ons multidisciplinair

team. We wensen je een aangename, boeiende en vooral leerrijke stage op onze afdeling.

Succes!

02. Voorstelling dienst

Architectonische voorstelling

De dienst nefrologie – endocrinologie - hartkatheterisatie bevindt zich op de 8e verdieping van kliniekgebouw 12A

(ingang 12 route 1447) en staat in voor de hospitalisatie van patiënten voor:

Observatie, behandeling en verpleging van medische nierziekten met diverse behandelingsmodaliteiten:

1. conservatieve behandeling

2. CAPD = Chronische Ambulante Peritoneale Dialyse

3. hemodialyse behandeling

4. nier-, nier-pancreastransplantatie en nier-levertransplantatie

Observatie, behandeling en verpleging van endocrinologische patiënten:

1. op punt stellen van een ontregelde diabetesbehandeling

2. behandeling en verzorging van diabetische ulcera

3. behandeling van andere endocrinologische aandoeningen

4. testen

Observatie, behandeling en verpleging van katheterisatiepatiënten in shortstay

De dienst telt 31 bedden, van kamer 1801 tot en met 1818, waarvan 5 eenpersoons- en 13 tweepersoonskamers.

Dienstruimtes:

Keuken, berging, spoelruimte, onthaal-verpleegpost, artsenbureel, linnenkamer, badkamer, douche en

onderhoudslokaal bevinden zich in de middenruimte van de afdeling. Het staflokaal voor verpleegkundigen bevindt

zich aan de buitenzijde van de verpleegeenheid.

De hemodialyseafdeling is gelegen op P8 1ste verdieping.

De polikliniek van medische nierziekten bevindt zich op het gelijkvloers van kliniekgebouw 12-A.

Bureau educatoren bevindt zich op het einde van de gang, samen met de zaalarts voor endocrino.

Organisatorische voorstelling

2.1. MEDISCH TEAM

Supervisoren: Stafleden

De continue medische opvolging van de patiënten gebeurt door arts-specialisten in opleiding (ASO’er), eventueel

bijgestaan door dokters stagiairs.

De arts-specialist in opleiding staat in voor:

- het beheer van het medisch dossier van de opgenomen patiënten

- de opstart van behandelingen en opvolging van de patiënten

- aanvragen van onderzoeken

- zaalronde met de verpleegkundigen

- wekelijkse multidisciplinaire patiëntenbespreking met de verpleegkundigen, hoofdverpleegkundige, sociale

verpleegkundige, diëtiste, hoofdverpleegkundige polikliniek/thuisdialyse, hoofdverpleegkundige hemodialyse en de

psychologe

- medische informatie geven aan patiënten en hun familie en opvang van sociale problematiek

- mee optimaliseren van de werking van de verpleegeenheid in communicatie en overleg met de

hoofdverpleegkundige

2.2. VERPLEEGKUNDIG TEAM

Samenstelling:

- hoofdverpleegkundige

- secretaresses

- verpleegkundigen

- verpleegassistenten

- logistieke medewerkers

De hoofdverpleegkundige staat in voor:

- de organisatie van de afdelingswerking

- de organisatie, coördinatie en supervisie van het verpleegkundig team

- de communicatie en overleg met het medisch en verpleegkundig team, andere zorgverleners en medewerkers

- de communicatie met patiënten en familie

- bewaking en optimalisatie van kwaliteitsvolle zorg

- materiaalbeheer op de afdeling

De secretaresse staat in voor:

- ontvangst bij opname van patiënten en begeleiding naar de patiëntenkamer

- gerichte verwijzing van iedereen die zich aanmeldt aan het onthaal

- patiëntenadministratie

- afspraken voor onderzoeken maken en vervoer hiervoor organiseren

- administratieve hulp aan de hoofdverpleegkundige en het team

De verpleegkundigen staan in voor de patiëntenzorg volgens patiëntentoewijzing, d.w.z. dat één verpleegkundige

verantwoordelijk is voor de integrale zorg aan een aantal patiënten:

- totaalzorg plannen, uitvoeren, evalueren en rapporteren

- uitvoeren van verpleegtechnische handelingen

- uitvoeren van medische opdrachten

- assisteren bij medische handelingen

- voedingsdistributie

- medicatiedistributie

- observatie en communicatie met patiënten en familie

- informeren van patiënten en familie

- zaalronde en overleg met de behandelende arts

- patiëntenadministratie bij opname, verblijf, transfer en ontslag

- begeleiding van studenten verpleegkunde volgens het mentoraatschap:

samenwerken met studenten

informatie geven

feedback geven betreffende kennis, handelen, attitudes

evaluatie van de begeleide studenten

- communicatie en overleg met verpleegkundigen, hoofdverpleegkundige en andere zorgverleners

- streven naar een optimale kwaliteitszorg

- materiaalzorg

2.3. LOGISTIEKE MEDEWERKER

De logistieke medewerkers staan in voor logistieke ondersteuning van het verpleegkundig team in de

patiëntenzorg en onderhoudstaken, zoals opdienen van maaltijden en onderhoud van de spoelruimte.

2.4. ONDERHOUDSPERSONEEL

Het onderhoudspersoneel staat in voor het onderhoud van de verpleegeenheid. Bij ontslag ontsmetten zij het

meubilair.

2.5. BLOEDPRIKPLOEG

De verpleegkundigen van de bloedprikploeg vallen onder de bevoegdheid van de klinische biologie. Zij staan

dagelijks in voor perifere - en centrale bloedafnames bij patiënten.

2.6. SOCIALE DIENST

De sociaal verpleegkundige staat in voor:

- zoeken naar oplossingen bij sociale en financiële problemen van patiënten

- onderzoeken van financiële tegemoetkomingen waar patiënten recht op hebben

- regelen van vervoer bij ontslag van patiënten

- vervoersregeling uitwerken voor ambulante hemodialysepatiënten en poliklinische consultaties.

2.7. VERPLEEGKUNDIGEN THUISDIALYSE

Deze verpleegkundigen staan in voor het trainingsprogramma van C.A.P.D.-patiënten.

Het zijn belangrijke partners in het peritonitisbehandelingsprogramma. Zij sturen samen met de

afdelingsverpleegkundigen het project zelfstandigheidstraining medicatie aan van transplantatiepatiënten.

2.8. DIËTISTEN

De diëtiste kan geraadpleegd worden voor ondersteuning, begeleiding en advies aan patiënten met dieetvoeding.

03. Afdelingsgebonden informatie

Medisch patiëntenprofiel

3.1. NEFROLOGIE

3.1.1. PATIENTEN MET ACUTE NIERINSUFFICÏENTIE

Acute achteruitgang van de nierfunctie. Dit kan zich manifesteren met oligo-anurie of met bewaarde diurese.

Er zijn veelvuldige oorzaken voor acute nierinsufficiëntie. Hier moet vooral gedacht worden aan pré-renale, renale

en post-renale oorzaken van acute nierinsufficiëntie. Mogelijke oorzaken: deshydratatie, chemotherapie,

stenose,…

3.1.2. PATIENTEN MET CHRONISCHE NIERINSUFFICIENTIE

Een chronisch verloop, meestal over jaren, achteruitgang van de nierfunctie tot uiteindelijk het stadium van

terminale nierinsufficiëntie. Er zijn zeer veel oorzaken voor chronische nierinsufficiëntie: diabetes, analgetica

nefropathie, chronische glomerulonefritis, polycystische nieren, maligne hypertensie,…

3.1.3. PATIENTEN MET NEFROTISCH SYNDROOM

Een nefrotisch syndroom is een glomerulaire aantasting. Klinisch gekenmerkt door oedeem.

3.1.4. OBSERVATIE VAN PATIENTEN

met nefrologische symptomen zoals hematurie, proteïnurie, maar met normale nierfunctie.

3.1.5. PATIENTEN MET ELEKTROLIETENSTOORNISSEN

De meest frequente elektrolietenstoornissen op de nefrologische afdeling zijn hyper- en hypokaliëmie en

hyponatriëmie.

3.1.6. PATIENTEN MET NIER- EN NIER-PANCREASTRANSPLANTATIE

Deze patiënten zijn meestal vooraf in hemodialyse of C.A.P.D-behandeling. De voorbereiding van de ingreep

gebeurt op de afdeling.

Na de transplantatie volgt een verblijf van 1 of 2 dagen op intensieve zorgen, waarna de patiënten terug op de

afdeling komen. Er start een beperkte beschermende isolatie om hen voor infecties te beschermen. Deze

patiënten krijgen immunosuppressieve therapie.

Door het grote infectierisico mogen kinderen jonger dan 14 jaar niet op bezoek komen en zijn bloemen niet

toegelaten op deze kamers.

3.1.7. PATIENTEN IN BEHANDELING MET HEMODIALYSE

Voor de aanleg van een arterio-veneuze fistel wordt de patiënt enkele dagen gehospitaliseerd. Patiënten met

chronische behandeling van hemodialyse en die een verwikkeling doormaken tijdens de dialyse worden eveneens

op de afdeling opgenomen.

3.1.8. PATIENTEN IN BEHANDELING MET CONTINUE AMBULANTE PERITONEAAL DIALYSE

Voor het plaatsen van de abdominale katheter wordt de patiënt 1 à 2 dagen opgenomen.

De thuisdialyseverpleegkundige leert de C.A.P.D.-techniek aan deze patiënten of hun partner aan tijdens de

hospitalisatie of ambulant op de polikliniek.

De patiënt en/of partner wordt voorbereid om deze behandeling onafhankelijk verder te zetten in de thuissituatie.

De meeste frequente complicatie van C.A.P.D. die kan leiden tot opname is peritonitis.

3.2. ENDOCRINOLOGIE

3.2.1. PATIËNTEN MET ONTREGELDE DIABETESBEHANDELING VOOR OPPUNTSTELLING

- bijhouden glycemiedagcurve

- werken met de actrapid spuitpomp

- opstarten van nieuwe insulines

- aanpassing therapie

3.2.2. PATIENTEN MET NIEUW ONTDEKTE DIABETES

- vaststellen type diabetes

- behandeling opstarten: Actrapid spuitpomp, orale antidiabetica en insulines

- educatie: controle glycemie, insuline spuiten, voeding

3.2.3. PATIENTEN MET EEN DIABETISCHE VOETWONDE

Patiënten met een diabetische voetwonde blijven gedurende lange tijd op de afdeling. De voetwonde wordt samen

met de consulenten van het wondzorgteam opgevolgd:

- onderzoeken

- therapie

- wondzorg: o.a. vacuümtherapie

3.2.4. PATIENTEN MET ANDERE ENDOCRINOLOGISCHE AANDOENINGEN

o.a. obese patiënten die pre-op moeten vermageren, schildklierproblemen, bijnierproblemen, hypofyse…

3.3. HARTCATHETERISATIE

Katheterisatie heeft als doel:

- diagnosestelling

- behandeling vb. PTCA

- operatie vb. CABG

Uitleg over het onderzoek vind je in de patiëntenbrochure

Elke student krijgt de kans om mee te gaan naar dit onderzoek; daar krijg je de nodige uitleg.

Verpleegkundig:

Voor het onderzoek

- anamnese afnemen bij patiënt

- richtlijnen geven over nuchter blijven en habituele medicatie

- beide liezen scheren

- indien medische opdracht EKG en bloedafname

- indien medische opdracht of volgens protocol plaatsen van infuus

- navragen: diabetes, nierproblemen, allergie…

Na het onderzoek

- controle van de parameters volgens medisch opdrachtformulier (groen blad van de kathzaal) + laten aftekenen

- toezicht houden op bedrust

- tijdens de perioden van bedrust de nodige zorgen toedienen zoals installeren om te eten, urinaal of bedpan

aanbieden, enz…

onderzoek gebeurt via de lies of via de pols (TR bandje)

Verpleegkundige zorgen en observatie

3.4. VERPLEEGDOSSIER

- Sinds 26 januari 2009 wordt de volledige verzorging in het elektronisch patiëntendossier genoteerd, via het zorg-

en behandelingsblad.

- Voor je start op de afdeling wordt verwacht dat je de e-learningmodule hebt doorgenomen via www.uzgent.be. De

eerste stagedag leg je een test af op de ICT-afdeling. Als je geslaagd bent, krijg je een gebruikersnaam en een

paswoord om verpleegkundige rapportage te kunnen doen.

3.5. ANDERE DOCUMENTEN

3.5.1. Vocht- en/of voedingslijst

Dit document beslaat een tijdspanne van 7 dagen. Hierop wordt de voedingsinname en/of verplichte vochtinname

of beperking van de patiënt genoteerd en opgevolgd. Dit formulier wordt bewaard op de patiëntenkamer. Deze

parameter wordt ook steevast genoteerd in het parameterblad in EPD.

3.5.2. Parameterblad binnen het EPD

Hierop vind je de parameters (bloeddruk, pols, temperatuur, glycemie, gewicht, drains, zuurstofsaturatie,…).

Tevens is het een link naar de registratie van wond-huid en katheterzorg, WH/valpreventie/fixatie zorg.

3.5.3. C.A.P.D.-blad binnen het EPD

Hierin staan de instructies over wisseltechniek, spoelvloeistof, frequentie van de wissels en eventuele

medicatietoevoeging. De gewichten van de spoelvloeistoffen (inloop en uitloop) noteer je hier.

3.5.4. Zelfstandigheidstraining medicatie bij transplantatiepatiënten

Dit project is ontwikkeld op de verpleegeenheid: de patiënt krijgt in verschillende stappen kennis en zelfstandigheid

in verband met medicatie-inname na transplantatie aangeleerd.

3.5.5. Glycemiedagcurve

Op vaste tijdstippen wordt bij de diabetespatiënt de glycemie geprikt; dit gebeurt ook als de patiënt zich onwel

voelt. De resultaten worden strikt genoteerd.

De student rapporteert de glycemieën ook aan de verpleegkundige; aan de hand van deze cijfers wordt de dosis

insuline aangepast.

3.6. BASISZORGEN EN OBSERVATIE

Wees je ervan bewust dat banale symptomen verband kunnen houden met een specifieke endocrinologische

aandoening en je zeker moet rapporteren dat je ze vastgesteld hebt, bv. zweten bij diabetespatiënten

(hypoglycemie), diarree bij hyperthyreose.

Veel patiënten zijn door hun aandoening tot tijdelijke bedrust gedwongen (bv.vaatlijden bij diabetes; ontkalking bij

botlijden) en voor dagelijkse verzorging afhankelijk van de verpleegkundigen. Hoewel die zorgen zich meestal tot

basiszorg beperkt, blijft een gedetailleerde observatie van groot belang.

- bedbad: aandacht voor een zorgvuldig en grondig toilet. Observatie en evaluatie is hier heel belangrijk.

- hulp bij toilet: patiënt zoveel mogelijk stimuleren tot zelfzorg, maar wel toezien of patiënt dit wel goed kan of doet.

- mondtoilet: Zeer belangrijk bij zwaar zieke patiënten zowel preventief als curatief.

- scheren: Dit is onontbeerlijk bij een totale patiëntenzorg.

- nagelverzorging: moet met zorg gebeuren. Cave diabetes patiënten. Soms is specialistische voetzorg

aangewezen.

- haarverzorging: bij langdurige hospitalisatie wordt een regelmatige haarwassing aanbevolen.

- decubituspreventie

preventie start bij een goede voedingstoestand en lichaamsverzorging

wisselhouding en waar nodig zoveel mogelijk gebruik maken van drukreducerende matrassen en kussens

(traagfoam in de zetel, hielkussen in bed)

bij risicopatiënten is het gebruik van een alpha-X-cell of een nimbusmatras aangewezen

- decubitusbehandeling

zoals voorgeschreven op medisch opdracht en consult wondzorgconsulenten

observatie en evaluatie noteren in het zorgplan

- houding van patiënt: het is van belang dat de patiënt een zo comfortabel mogelijke houding krijgt, aangepast aan

zijn algemene toestand.

- urinecollectie: bij sommige patiënten wordt de urine per 24 uur verzameld. Een afgedekte urinebokaal is voorzien

in het toilet in de badkamer. Een blaassonde vernieuwen of verwijderen gebeurt volgens de instructies op het

zorgplan. Zorg ervoor dat de patiënt altijd een bedpan en/of urinaal binnen handbereik heeft.

- stoelgangpatroon: is heel dikwijls gestoord bij langdurige bedlegerigheid. Observatie hiervan is heel nuttig. Als een

rectaal toucher moet gebeuren, staat dit vermeld in het zorgplan.

- voeding van patiënt: verdient grote aandacht. Hulpbehoefte noteren in het zorgplan. Observaties over kwantiteit

van voedselinname noteren we op een voedingslijst.

- vochtinname is heel belangrijk bij nefrologische patiënten. Bij sommigen is een strikte vochtbeperking noodzakelijk.

Andere patiënten moeten dan weer gestimuleerd worden tot vochtinname.

- O2 - therapie: aandacht voor maximale hoeveelheid bij toediening (belangrijk bij C.O.P.D.-patiënten), hernieuwen

van leiding en respiflow, en het goed dragen van masker of bril.

- aerosoltoediening: aandacht voor frequentie van toediening, reinigen en vervangen van de leiding.

- wondverzorging: zoals voorgeschreven op het zorgplan.

- insteekplaats van katheters (centrale katheters, perifere katheters, dialysekatheters, redons, Tenckhoffkatheters):

verdient veel zorg en aandacht. Observaties van roodheid, zwelling en etter moeten gemeld en genoteerd worden.

3.7. SPECIFIEKE ZORGEN

Naast de basiszorgen zijn er op de dienst nefrologie/endocrinologie/hartkatheterisatie ook specifieke zorgen eigen

aan de dienst.

3.7.1. Isolatiemaatregelen na nier- en nier-pancreastransplantatie

Patiënten die een transplantatie hebben ondergaan, krijgen een specifieke immunosuppressieve behandeling.

Daardoor worden zij heel gevoelig voor infecties en gelden hier beschermende isolatiemaatregelen.

Algemene principes van een beschermende isolatie

Onderhoud

De kamer wordt vóór gebruik grondig gereinigd. Tijdens het verblijf van de patiënt wordt dezelfde

onderhoudsmethode gebruikt als voor andere kamers, maar wel altijd als eerste van de afdeling met vers bereide

producten en gereinigde materialen.

Verzorging

Voor je de kamer betreedt, was je je handen bij zichtbare bevuiling en ontsmet je ze met een alcoholisch

handontsmettingsmiddel. Bij rechtstreeks contact met de patiënt gebruik je een wegwerpschort, niet-steriele

wegwerphandschoenen en een papieren masker over neus en mond. Wie verkouden is, gaat de kamer niet

binnen, tenzij je een papieren mondmasker draagt. De verzorging van deze patiënten wordt bij voorkeur als eerste

uitgevoerd.

Materiaal

Materialen die in contact komen met de patiënt blijven voor deze patiënt voorbehouden: wegwerpmachetes,

bloeddrukmeter, stethoscoop, thermometer, urinaal, bedpan…

Dit materiaal blijft op de kamer van de patiënt. Vóór gebruik wordt alles huishoudelijk proper gemaakt. Gebruik

zoveel mogelijk wegwerpmateriaal. Een axillaire thermometer wordt vóór gebruik extra ontsmet.

Bezoekers

Aan elke bezoeker vragen we om de handen te wassen of te ontsmetten vooraleer ze de kamer binnen gaan. Ze

dragen een papieren mondmasker bij verkoudheid.

Om het infectierisico zo veel mogelijk te beperken, mogen kinderen jonger dan 14 jaar niet op bezoek komen en

zijn ook bloemen niet toegelaten op deze kamers.

3.7.2. Zorg aan patiënten na plaatsing van een A.V.-fistel voor hemodialyse

Een A.V.-fistel is een arterioveneuze verbinding, die chirurgisch wordt aangebracht aan de pols of voorarm. Een

A.V.-fistel vormen een solide toegangsweg naar de bloedbaan om een patiënt met terminale nierinsufficiëntie te

dialyseren, meestal 3 maal per week gedurende 4 uur.

- arm op een kussen laten rusten, patiënt vragen om niet op die kant te slapen of te rusten en de arm zo weinig

mogelijk te plooien

- kledij mag niet afklemmen, want dat hindert de bloedcirculatie

- geen bloeddrukmeting of bloedafname langs die kant

- bij ontslag krijgt de patiënt een folder met richtlijnen.

3.7.3. Zorg aan patiënt na plaatsing van een Tenckhoffkatheter voor CAPD of APD

Bij patiënten met terminale nierinsufficiëntie die C.A.P.D.- (continue ambulante peritoneaal dialyse) of APD-

(automatische peritioneale dialyse) behandeling krijgen wordt een Tenckhoffcatheter geplaatst.

Deze katheter wordt chirurgisch of percutaan door de chirurg geplaatst en vormt een toegangsweg tot het

peritoneum. Hierlangs wordt peritoneaal dialysevocht ingebracht en gedraineerd, meestal 4 keer per dag.

- een C.A.P.D.-wisseling dient met uiterste zorg te gebeuren en wordt nooit door een student verpleegkunde zonder

toezicht uitgevoerd.

- observaties rond de insteekplaats van de abdominale katheter meld je altijd (vb. beginnende roodheid,

ettervorming,…)

- observatie van het spoelvocht (vb. troebel spoelvocht, vlokken in spoelvocht,…)

- patiënten met C.A.P.D.-behandeling kunnen geen ligbad nemen, douchen mag wel.

3.7.4. Zorg aan patiënt na plaatsing van een Tesio®-katheter voor hemodialyse

Een katheter wordt via de vena subclavia of vena jugularis chirurgisch of percutaan door de nefroloog ingebracht

als alternatief voor een A.V.-fistel voor hemodialyse

- observaties rond de insteekplaats van de katheter meld je altijd (vb. beginnende roodheid, ettervorming,…)

- als deze patiënten een ligbad nemen, zorg er dan voor dat het verband droog blijft.

Dienstgebonden verpleegkundige aandachtspunten

Bv. bepaalde specifieke patiëntgerichte uitleg/opvang, onderzoeken, specifiek medicatiegebruik, specifieke

gebruikte termen.

3.8. VERPLEEGTECHNISCHE HANDELINGEN

3.8.1. Mondtoilet

Is heel belangrijk, hoort bij het toilet van de patiënt. Het mondtoilet is uitermate belangrijk bij patiënten met

immunosuppressieve behandeling die de algemene weerstand van de patiënt vermindert. Deze patiënten zijn zeer

gevoelig voor mondinfecties.

3.8.2. Perfusies – perifere katheter

- voorbereiding: arm ontsmetten en indien nodig de arm scheren, voorkomt pijn bij verwijdering van het verband.

- observatie van de inloopsnelheid, infuuspomp gebruiken

- observatie van de insteekplaats, vb. roodheid, zwelling,…

- controle van de bloedflow

- na 3 dagen wordt een vernieuwing van de katheter en trousse voorgesteld aan de behandelende arts.

3.8.3. Transfusies

- voorbereiding: bloed bestellen. Raadpleeg de bloedgroepkaart vóór je de bloedgroep vermeldt. Een PBO-buis

afprikken als kruisproef en samen met de aanvraag via de buizenpost naar de bloedbank sturen.

- plaatsen van transfusie:

o bloedtrousse gebruiken

o controleer of de naam, bloedgroep en het label van de kruising juist is en of er geen corticoïden

moeten gegeven worden vóór de transfusie

o observatie tijdens transfusie is zeer belangrijk

o bij elke vorm van reactie (vb. koorts): transfusie onmiddellijk stoppen en arts raadplegen.

3.8.4. Centrale katheter + infuus

Patiënten die langdurig een infuus nodig hebben voor extra calorieën en/of bepaalde medicatie krijgen een

centrale katheter via jugularis (re. of li.), subclavia (re. of li.) of femoralis (re. of li.).

De observatie van de insteekplaats en controle van bloedflow is heel belangrijk. Het verband wordt eenmaal per

week vernieuwd, de trousse om de 3 dagen. Bij verwijdering van de katheter wordt de tip enkel gekweekt op

uitdrukkelijke vraag van de arts. Nadrukken gedurende 10 minuten.

3.8.5. C.A.P.D.-wisseling

Gebeurt altijd door een verpleegkundige of een student verpleegkunde onder toezicht.

Er zijn verschillende systemen voor de uitvoering. Het principe: vocht laten inlopen in het peritoneum, verblijftijd en

het vocht draineren, is steeds gelijk.

De belangrijkste aandachtspunten bij de CAPD-wisseling zijn:

- techniek correct uitvoeren

- observatie van uitgelopen vocht

- het dagelijks lichaamsgewicht van de patiënt

- eventueel medicatie toediening

- zak wegen

3.8.6. Puncties

Nierbiopsie (gebeurt onder echografie. Nazorg is zeer belangrijk)

- bedrust: volgens instructies van de arts. Alles binnen bereik van patiënt plaatsen (urinaal, bedpan, drinkglas,…)

- maaltijd van patiënt voorbereiden en zorgen dat patiënt voldoende drinkt

- RR voor het onderzoek, bij RR 150, arts bellen

- RR en pols intensief volgen gedurende het eerste uur, verder om het uur gedurende de volgende 4 uur. Dit

gebeurt volgens het protocol nierbiopsie

- hematurie na nierbiopsie is niet abnormaal, maar moet toch gevolgd en genoteerd worden

Pleurapunctie (vaak onder echo en niet op de afdeling)

- materiaal voorbereiding

- assisteren bij de uitvoering in het bijzijn van een verpleegkundige of stagebegeleid(st)er

- nazorg van patiënt en materiaal

capillaire bloedafname

voor pH, hematocriet, glycemie bepaling, geïoniseerd calcium:

- pH-bepaling: stuwen van bloed vermijden, bloed luchtvrij opvangen, luchtdicht afsluiten met dopjes, mengen met

magneet

- glycemiebepaling: druppel opvangen op strip en gebruiksaanwijzing glucometer volgen

- geïoniseerd calcium: stuwen van bloed vermijden, bloed luchtvrij opvangen, luchtdicht afsluiten met dopjes

- gebruik maken van een auto-lancet voor de prik, is veel minder traumatisch dan manuele prik

- prikplaats bij eenzelfde patiënt voldoende afwisselen

3.8.7. Staalafnames

- blaaskatherisatie of midstream voor afnemen van urine voor kweek. De patiënt goed informeren als hij/zij het zelf

doet

- vers urinestaal voor sediment en biologisch onderzoek

- wondkweek

- keeluitstrijkje

- sputumkweek

- faeceskweek

- peritoneaal dialysevocht voor kweek, cytologie of biologisch onderzoek

Belangrijk hierbij is dat je de techniek kent voor de uitvoering van de verschillende afnames en controleert dat de

naam op het recipiënt overeenstemt met de naam van de patiënt vóór je het staal verstuurt.

Afvinken in EPD en doorsturen naar labo 23428 of 23434.

3.9. ONDERZOEKEN

3.9.1. RX thorax

Gebeurt meestal bij iedere opgenomen patiënt:

- diagnotisch

- evolutief

- na plaatsing van een centrale katheter: positie van katheter nagaan of opsporen van pneumothorax

3.9.2. E.K.G.

Inscannen van de patiënt

Wordt automatisch in EPD geplaatst, onder folder EKG.

3.9.3. Echografie

Echografie van de nieren, abdomen, klein bekken, bijschildklieren en hart gebeurt heel vaak bij de nefrologische

patiënt.

Echografie van de nieren wordt vooral aangevraagd voor het opzoeken van de nieromtrek, of opzoeken van

obstructie van de afvoerwegen met stuwing van de nier. Echografie wordt ook gevraagd voor beoordeling van de

niergrootte.

3.9.4. CT abdomen en nieren

Dit onderzoek wordt vooral aangevraagd om macroscopische afwijkingen op te sporen ter hoogte van de nier, vb.

cysten of tumoren.

3.9.5. Arteriografie van de nieren

Dit onderzoek wordt verricht om:

de macroscopische anatomie van de nier te beoordelen,

renovasculaire hypertensie op te sporen.

3.9.6. Nierbiopsie

Dit onderzoek wordt verricht om een histologische differentiaal diagnose te kennen bij nierlijden.

3.9.7. Isotopenscanning

Bij dit onderzoek wordt DMSA of DTPA (isotoop) IV ingespoten. De opgestapelde radioactiviteit wordt kwantitatief

gemeten en geeft een goede maat van de individuele nierfunctie.

3.9.8. Duplex onderzoek

Belangrijk onderzoek om de doorgankelijkheid van een arterioveneuze fistel of de nierarterie na niertransplantatie

te beoordelen.

3.9.9. Oogfundus

Belangrijk onderzoek bij de nefrologische en diabetespatiënt, vooral bij beoordeling van de weerslag van

hypertensie op de bloedvaten.

Bij diabetespatiënten voor het volgen van de microangiopathie.

3.9.10. Nierfunctieonderzoek

De voornaamste zijn:

- bloedafname: creatinine, ureum, hematocriet, elektrolieten, urinezuur

- creatinine klaring

3.10. GENEESMIDDELEN

- Immunosuppressiva: na transplantatie, wordt volgens bepaald schema gegeven, rekening houdend met de

nierfunctie en het bloedbeeld.

- Corticoïden: volgens bepaald schema bij systeemaandoeningen.

- Maagbeschermers: wordt therapeutisch gegeven of preventief bij corticotherapie.

- Antibiotica en antivirale medicatie: bij infectietoestanden toegediend, waarvoor bij de meeste de dosis dient

aangepast te worden naargelang de nierfunctie.

- Antihypertensiva: uitgebreid gamma aangepast aan de soort hypertensie.

- Cardiotonica: dosis eveneens aan te passen en te volgen met bloedspiegel.

- Na- of Ca-Kayaxalaat (in combinatie met movicol®) is een hars, wordt gegeven bij hyperkaliëmie, doet het kalium

dalen, in te nemen tijdens de maaltijd.

- Fosfaatbinders: patiënten met verminderde nierfunctie hebben meestal een te hoog fosfor. Medicatie hiervoor is

Ca-carbonaat, Ca-accetaat en aluminiumhydroxide.

- Analgetica en antipyretica: bij pijn- en koortstoestanden

- Eritropoëtine: bij renale anemie

- Mineralen en vitamines: met welbepaalde indicatiestelling

- Anticoagulantia: preventief bij risicopatiënten.

3.11. TOESTELLEN

3.11.1. Antidecubitusmatrassen

Aandacht voor het goed installeren van o.a. alpha-X-cellmatrassen en nimbusmatrassen.

Aandacht bij het verschillend afstellen bij transport van patiënten naar onderzoek, hemodialyse en operatiezaal.

3.11.2. Aspiratietoestel

De aspiratietoestellen zijn voorzien van een wegwerpopvangrecipiënt.

Aandacht om na gebruik en na reiniging het toestel opnieuw volledig te installeren.

3.11.3. Maagpomp

Toestellen voor afzuigen of overhevelen van maagvocht zijn eveneens ter beschikking.

3.11.4. Glucometer (Accu Check®)

Bij vele diabetespatiënten wordt de glycemie op de afdeling bepaald en wordt de insuline volgens een

bijspuitschema aangepast SC of IV. Patiënten die actrapid via een spuitpomp krijgen, worden om de twee uur

geprikt om de spuitpomp aan te passen. Bij de maaltijden wordt een bolus IV insuline toegediend, nadien

doorspoelen.

3.11.5. Digitale weegstoel

Het gewicht van patiënten is een van de belangrijkste fysische parameters op een nefrologische afdeling.

3.11.6. Infuuspomp

3.11.7. Spuitpomp

3.11.8. Voedingspomp

3.11.9. Ketonentoestel

3.11.10. Bladderscan

04. Stage-informatie

Dienstgebonden stage-informatie

4.1. BIJ DE AANVANG VAN DE STAGEPERIODE

Je meldt je aan bij de hoofdverpleegkundige of vervangende verantwoordelijke en krijgt een introductie in het

staflokaal op de verpleegeenheid. Daar komen een aantal aspecten aan bod:

- informatiebundel verpleegeenheid

- informatie i.v.m. pathologie opgenomen patiënten

- vooropgestelde doelstellingen

- organisatie stageperiode met mentoren

- uurregeling stageperiode in overleg met mentor, rekening houdend met begeleiding door stagebegeleider

- feedback en evaluatie stage

- formuleren van wederzijdse verwachtingen

- rondleiding op de verpleegeenheid.

4.2. ALGEMENE RICHTLIJNEN

- aandacht voor persoonlijke hygiëne en naleven van de voorschriften voor uniform en stiptheid (begin - en einduur

respecteren!)

- patiëntentoewijslijst dagelijks raadplegen

- overleg werkorganisatie met de begeleidende verpleegkundige

- elektronisch patiëntendossier raadplegen, ook na mondeling overleg en altijd informeren bij onduidelijkheid.

- je werkt samen met de begeleidende verpleegkundige, al kan bij wederzijds akkoord patiëntentoewijzing

gedelegeerd worden.

- Beloproepen worden altijd zo vlug mogelijk beantwoord, ook als ze niet tot je eigen patiëntengroep behoren. Zorg

er altijd voor dat patiënten hun oproepsysteem binnen handbereik hebben.

- streven naar een economisch verantwoord gebruik van materiaal.

- gebruikt materiaal wordt na reiniging of ontsmetting ordelijk teruggebracht naar de juiste plaats. Bijvoorbeeld:

zitweegschaal, infuuspompen, statieven (blijven op kamer) en wc-stoelen.

- na de patiëntenzorg: nakijken of alles opgeruimd is en al het overbodig materiaal van de kamer verwijderd is.

- aandacht voor het aan- en uitdoen van het aanwezigheids-beletlichtje als je een patiëntenkamer binnen gaat

- bij de eerste in gebruikname van waterige en alcoholische ontsmettingsmiddelen wordt de datum duidelijk op de

bus genoteerd. Hou bij gebruik rekening met de houdbaarheid: 1 week voor waterige, 2 weken voor alcoholische

ontsmettingsmiddelen.

- aandacht voor correcte afvalverzameling. Resten van alcoholische ontsmettingsmiddelen en ander chemisch afval

worden in een aparte container in de spoelruimte verzameld.

- resten van waterige ontsmettingsmiddelen kunnen via de afvoer in de spoelruimte verwijderd worden.

- na de patiëntenzorg wordt de spoelruimte in orde gebracht. Linnenzakken worden maximaal gevuld,

dichtgebonden en in de bergruimte aan de ingang van de verpleegeenheid geplaatst. Ook hier verwachten we dat

je initiatief neemt!

- apart gebruikte verbandwagens worden na gebruik volledig opgeruimd, het materiaal wordt op de respectievelijke

plaats teruggelegd.

- de linnenwagens worden na gebruik in de linnenkamer teruggeplaatst en ordelijk heraangevuld.

- na gebruik wordt te hersteriliseren materiaal in de sterilisatiebak in de spoelruimte geplaatst.

- er is elke dag voor jou een portie yoghurt beschikbaar op de afdeling. Je mag de koelkast en de microgolfoven in

de keuken zonder probleem gebruiken

- je pauze plan je in overleg met je begeleidende verpleegkundige.

- uitgevoerde patiëntenzorg, observaties en evaluatie noteer je in het elektronisch verpleegdossier op het zorgplan

samen met de begeleidende verpleegkundige.

- feedbackfiche dagelijks invullen en nadien voorleggen aan de begeleidende verpleegkundige. De feedbackfiche

blijft op de afdeling en wordt bewaard in de map studentenbegeleiding in het staflokaal.

- er wordt een aandachtsvolle en actieve participatie bij patiëntenoverdracht (op de gang) van u verwacht.

4.3. SPECIFIEKE RICHTLIJNEN

- Opvolgen van de isolatiemaatregelen:

o beschermende isolatie bij de transplantpatiënten

o andere meest voorkomende isolatie is de contactisolatie bij besmette patiënten (MRSA, Chlostridium, E. Coli)

- Patiënten met hemodialyse hebben meestal een arterio-veneuze fistel, langs die kant wordt geen bloeddruk

genomen, gebeurt geen bloedafname en wordt geen knellend verband of aanspannende kledij gedragen.

- Studenten doen enkel CAPD-wisselingen onder toezicht van een begeleidende verpleegkundige of

stagebegeleid(st)er, volgens bestaand protocol. Tijdens het wisselen mag je de toegang van anderen tot de kamer

verbieden en is het aanwezigheidslichtje aan.

- Controleer altijd of de 24 uurs-diurese verzameld wordt. De patiënt heeft dan een bedpan of urinaal die op de

(bad)kamer van de patiënt blijft. De urine wordt bewaard in een afgesloten bokaal in de badkamer. Bedpan,

nachtstoel, urinaal worden na elk gebruik geledigd en gespoeld. Bedpannen, urinalen, nachtstoelen en

urinebokalen worden dagelijks gereinigd door de nachtverpleegkundigen. Je schrijft niets op bokalen,

bedpandeksels en/of urinalen geschreven.

- Afdelingsinformatie uit boeken, brochures, mappen en andere neem je niet mee zonder toestemming van de

hoofdverpleegkundige

- Vraag gerust allerlei gegevens voor je stageverslagen op. Je zorgt ervoor dat je alles terug op zijn oorspronkelijke

plaats zet.

Specifieke leerpunten van de afdeling

Inzicht krijgen in de verschillende behandelingsmethodes van terminale nierinsufficiëntie

Verpleging van de pre- en post niertransplant patiënten

Inzicht krijgen in de verschillende endocrinologische aandoeningen

Inzicht krijgen in de soorten diabetes en de behandeling ervan

Inzicht krijgen in de voorbereiding en nazorg van coronaropatiënten

05. Contactgegevens

De dienst is altijd telefonisch bereikbaar op het nr. 09 332 31 72