Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

40
3 Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging Gewasbescherming, jaargang 34 mei 2003 Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73) NUMMER [ GWSBSCHRMNG

Transcript of Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Page 1: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

3M

ed

ed

eli

ng

en

bla

d v

an

de

Ko

nin

kli

jke

Ne

de

rla

nd

se P

lan

ten

zie

kte

ku

nd

ige

Ve

ren

igin

g Gewasbescherming, jaargang 34

mei 2003

Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73)

NU

MM

ER

[GWSBSCHRMNG

Page 2: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

[COLOFON

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Planteziektenkundige Vereniging

Gewasbescherming, het mededelingenblad van de KNPV,verschijnt zes keer per jaar. Kopij voor nummer 4 inleveren voor15 mei 2003

RedactiePieter Oomen (PD), hoofdredacteur, e-mail: [email protected]é van der Vlugt (PRI), [email protected] Jan van der Gaag (PPO-Naaldwijk)[email protected]é Kempenaar (PRI)[email protected] Raaijmakers (WU-Fytopathologie)[email protected] Schober (WSM businessschool)[email protected] Zweep (Expertisecentrum-LNV)[email protected] Roseboom-de Vries, administratief medewerker

Redactie-adresPostbus 31, 6700 AA Wageningene-mail: [email protected] bereikbaar: 0317-483654

Internetwww.knpv.orgwww.gewasbescherming.infoinfo@gewasbescherming.info

Abonnementen en lidmaatschappenHet lidmaatschap van de KNPV is inclu-sief het abonnement op het tijdschriftGewasbescherming (verschijnt 6x perjaar)– lidmaatschap binnenland € 25,–– lidmaatschap buitenland € 35,–– lid-donateur (bedrijven en instellin-

gen) € 65,–– student-lidmaatschap1 € 12,50Abonnementen (voor bibliotheken e.d.):– binnenland € 30,–– buitenland € 35,–– losse nummers (excl. verzendk.) € 6,–Abonnement EJPP– Personen die lid zijn van de KNPV

kunnen tegen gereduceerd tarief eenabonnement verkrijgen op het Euro-pean Journal of Plant Pathology (tarief2003 € 98,–)

Lidmaatschappen en abonnementen lo-pen van 1 januari tot en met 31 decem-ber. Ze kunnen op elk gewenst momentingaan. Eventuele beëindiging dientvoor 1 december schriftelijk te wordengemeld.

1 Voor studenten aan universiteiten en hogescholen

CorrespondentieAlle correspondentie betreffende de le-den-administratie en Gewasbescher-ming te richten aan de secretaris van deKNPV, Postbus 31, 6700 AA Wageningen.e-mail: [email protected]: 92 31 65, ABN-AMRO:53.93.39.768, ten name van KNPV, Wage-ningen

Afbeelding voorpagina Iepziekte en het zogenaamde ‘oprol-ef-fect’. Iepen die dicht naast elkaar staanbesmetten elkaar via wortelcontact. (Foto: R.J. Scheffer). Zie bijdrage overiepziekte van A. Buchel in dit nummer, p. 73.

Bestuur Koninklijke Nederlandse Planten-ziektekundige Vereniging voorzitter: G.H.J. Kema (PRI)A.J. Termorshuizen (BBS WUR), secreta-risJ.J. Bouwman (Nefyto), penningmeesterMartijn Eggink (Optima Flora),P. Bodingius (Expertisecentrum-LNV),R.F. Mauritz (CAH, Dronten),P.A. Oomen (PD),R.Y. van der Weide (PPO-Lelystad),A.W. Wesselo (PD),J.P. Wubben (PPO-Aalsmeer), leden

KNPV werkgroepenBodempathogenen en bodem-microbiologievoorzitter: mw. J. Postma (PRI)secretaris: A.J. TermorshuizenWU-Biologische bedrijfssystemen,Marijkeweg 22, 6709 PG Wageningen,e-mail: [email protected]

Fusariumvoorzitter: R.P. Baayen (PD)secretaris: J.J. MesMoleculaire Celbiologie UvA, Kruislaan318, 1098 SM Amsterdame-mail: [email protected]

Phytophthora en Pythiumvoorzitter: P.J.M. Bonants (PRI)secretaris: A.W.A.M. de CockCentraalbureau voor Schimmelcultures,Uppsalalaan 8, Postbus 85167,3508 AD Utrechte-mail: [email protected]

Onkruidkundevoorzitter: M.J. Kropff (WU-TPE)secretaris: A.J.W. RotteveelPD, Postbus 9102, 6700 HC Wageningene-mail: [email protected]

Botrytisvoorzitter: J. Köhl (PRI)secretaris: J. van Kan, WU-Fytopatholo-gie, Postbus 8025, 6700 EE Wageningene-mail: [email protected]

Phytophthora infestansvoorzitter: mw. F.P.M. Govers(WU-Fytopathologie)secretaris: H.T.A.M. SchepersPPO, Postbus 430, 8200 AK Lelystade-mail: [email protected]

Rhizoctonia solanivoorzitter: P.H.J.F. van den Boogert (PRI) secretaris: J.H.M. Schneider IRS,Postbus 32, 4600 AA Bergen op Zoome-mail: [email protected]

Meloidogynevoorzitter: L.P.G. Molendijk (PPO)secretaris: T.H. BeenPRI, Postbus 16, 6700 AA Wageningene-mail: [email protected]

Pratylenchusvoorzitter: C.J. Kok (PRI)secretaris: C.G.M. ConijnLBO, Postbus 85, 2160 AB Lissee-mail: [email protected]

Trichodoriden en tabaksratelvirusvoorzitter: F.C. Zoon (PRI)secretaris: mw. A.S. van BruggenLBO, Postbus 85, 2160 AB Lissee-mail: [email protected]

Graanziektenvoorzitter: G.J.H. Kema (PRI)secretaris: mw A.D. HartkampProductschap voor Granen, Zaden enPeulvruchten, Stadhoudersplantsoen12, 2517 JL Den Haag. E-mail: [email protected]

KNPV CommissiesCommissie Nederlandse Namen vanGeleedpotige Dierenvoorzitter: K.W.R. Zwart secretaris: mw. L.J.W. de GoffauPD, Postbus 9102, 6700 HC Wageningene-mail: [email protected]

Bijzondere Normcommissie 14: Neder-landse Namen van Plantenziektenvoorzitter: vacantsecretaris: mw. J.W. RoenhorstPD, Postbus 9102, 6700 HC Wageningene-mail: [email protected]

Commissie Terminologievoorzitter: L. Bossecretaris: P.C. Scheepens PRI, Postbus 16, 6700 AA Wageningene-mail: [email protected]

Richtlijnen voor auteurs zijn te vindenin het eerste nummer van deze jaargangen op de internetpagina.

BasisontwerpVoorheen de Toekomst, Wageningen

DrukDrukkerij Ponsen en Looijen, Wagenin-gen

ISSN 0166-6495

De redactie van Gewasbeschermingen het bestuur van de KNPV aan-vaarden geen aansprakelijkheidvoor eventuele schadelijke gevolgendie kunnen ontstaan bij hetgebruik van de gegevens die in dezeuitgave zijn gepubliceerd.

Page 3: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 73

[ARTIKEL

De iep, eenwaardevolle boom

Al eeuwenlang wordt de iep alseen waardevolle boom be-schouwd. Naast z’n schoonheidzijn het vooral ook de praktischekenmerken die deze boom tot eenalom gewaardeerd element in on-ze leefomgeving maken. Eigen-schappen als resistentie tegenzoute zeewind, zijn vermogen tekunnen groeien in veel verschil-lende bodemtypen en een relatie-ve ongevoeligheid voor milieuver-ontreiniging, verklaren waarommen de iep veelvuldig tegenkomtin zowel stedelijk gebied als in par-ken en langs wegen. Vooral in dekustgebieden is de iep prominentaanwezig om schaduw en be-schutting te bieden (foto 1). Echterniet alleen de levende iep bewijstde mens z’n diensten. Iepenhoutstaat bekend als taai, schokbesten-

dig en duurzaam als het perma-nent nat is. In de prehistoriemaakte men al wapens van iepen-hout. Tegenwoordig gebruikt menhet hout onder meer in havens (alsstootblok en als golfbreker) en

voor de papierindustrie (Buchel enCornelissen, 2000).

Een schimmelziektemet desastreuzegevolgen

Waar bijvoorbeeld luchtverontrei-niging geen ernstige bedreigingenvormt voor iepen, is de iepziekte,een verwelkingsziekte veroorzaaktdoor de schimmel Ophiostoma ul-mi sensu lato (O. ulmi s.l.), dat wel.De naam O. ulmi s.l. staat voor deverzameling van drie verwanteschimmelsoorten: O. ulmi, O. no-vo-ulmi en O. himal ulmi. Iepen-spintkevers brengen de schimmelsover van de ene naar de andereiep. Verspreiding van O. ulmi s.l.vindt ook plaats via wortelcontac-ten tussen de bomen. Wanneeriepziekte eenmaal aanwezig is bin-

Nederland bedreigd doornieuwe iepziekte-epidemieAnnemarie S. Buchel

Leerstoelgroep Fytopathologie, Universiteit van AmsterdamPostbus 94062, 1090 GB Amsterdam, e-mail: [email protected]

Al bijna een eeuw vormt iepziekte een serieuze bedreiging voor de iepin Nederland. Momenteel neemt deze dreiging voor de derde maal epi-demische vormen aan. Het ontstaan van deze epidemie is een directgevolg van het afschaffen van de landelijke iepziektebestrijding. Dehuidige trend van ‘ieder voor zich’ blijkt funest voor de iep. Alleen eengezamelijke iepziektebestrijding kan de iep van de ondergang redden.Onvoldoende inzicht in de aard en omvang van het iepziekteprobleemzorgt voor een terughoudenheid bij de betrokken partijen welke eenadequate bestrijding in de weg staat. Dr. Annemarie Buchel van deleerstoelgroep Fytopathologie van de Universiteit van Amsterdamtracht deze impasse te doorbreken met een project waarbij het iep-ziekteprobleem in de provincie Noord Holland centraal staat. Door hetin kaart brengen van dit probleem en het maken van een betrouwbarekostenraming voor de oplossing hiervan probeert zij de iepziektebe-strijding in deze voorbeeldprovincie weer ‘op de rails te krijgen’. Hetsuccesvol terugdringen van de ziekte op provinciaal niveau zal het uit-eindelijke doel, een landelijk gecoördineerde iepziekte-bestrijding, ze-ker naderbij brengen.

Foto 1. Iepen langs een polderweg in Noordbeemster (Foto: H. Kaljee).

Page 4: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

nen een bepaalde populatie iependan is de kans op besmetting metO. ulmi.s.l. voor de nog gezondebomen bijna 100%.

Iepziekte is geen ‘nieuwe’ ziekte. Deeerste beschrijvingen van iepziektekomen uit Frankrijk en Nederlanden dateren uit 1919 en 1921. In dedaaropvolgende jaren ontstond ereen eerste iepziekte-epidemie inEuropa, Amerika en Azië.

Omdat O. ulmi, de schimmel diedeze epidemie veroorzaakte nieterg agressief was overleefden velebomen op het noordelijk halfrondde infectie met O. ulmi. Toch wer-den er van de 1,25 miljoen iependie Nederland in 1930 rijk was421.000 geveld door de eerste uit-braak van iepziekte. In de meesteEuropese landen werd het iepen-bestand met 10-40% gereduceerddoor deze epidemie.

Na een periode van veel uitval vaniepen door iepziekte nam het aan-tal ziektegevallen in Europa af ge-durende de jaren veertig. Ondermeer door toedoen van de menskreeg een tweede iepziekte-epide-mie echter spoedig de kans zich teontwikkelen. Naast transport vangeïnfecteerd iepenhout hebbenook het aanplant- en verzorgings-beleid m.b.t. de iepenpopulatie inde verschillende landen hun bij-drage geleverd aan de verspreidingvan de iepziekte. Een voorbeeldhiervan is de aanplant van groteaantallen vatbare iepen na de eer-ste epidemie in Nederland. Doordeze aanplant werden voorheengeïsoleerde groepjes iepen weermet elkaar verbonden en ontstonder een uitstekende uitgangssituatievoor de uitbraak van een nieuweiepziekte-epidemie.

Deze tweede, wereldwijde iepziek-te-epidemie werd waarschijnlijkveroorzaakt door twee verschillen-de rassen van de agressieve schim-melsoort O. novo-ulmi. Halverwe-ge de jaren zeventig en het beginvan de jaren tachtig bereikte éénvan deze schimmelrassen Neder-

land. De tweede iepziekte-epide-mie zorgde voor het uitroeien vanhet grootste deel van de volwasseniepen in Europa. Alleen al inGroot-Brittannië overleefden ermeer dan 25 miljoen iepen deschimmelinfectie niet (Buchel enCornelissen, 2000).

Een derde epidemiedreigt!In Nederland was het bestrijdenvan iepziekte vanaf 1977 wettelijkgeregeld. Een landelijke bestrij-dingscampagne gecoördineerddoor de PlantenziektenkundigeDienst zorgde voor het terugdrin-gen van het jaarlijkse uitvalsper-centage tot 1% van het iepenbe-stand per jaar aan het einde van dejaren tachtig. Alleen door de geza-menlijke inspanningen van allebeheerders samen werd dit zeeraanvaardbare percentage bereikt.Helaas kwam aan de wettelijke re-geling in 1991 abrupt een einde.De landelijke overheid achtte deziekte op dat moment ‘beheers-baar’ en schafte de wet af. Sinds-dien ziet men elk jaar weer eenduidelijke toename van het aantalzieke bomen. Elke beheerder be-paalt nu zelf in welke mate de iep-ziekte binnen de grenzen vanzijn/haar beheersgebied wordtaangepakt. Dit betekent in depraktijk dat de ene beheerder dui-delijk een hogere prioriteit geeftaan iepziektebestrijding dan deandere. De iepenspintkever heefteen vliegbereik van ongeveer elfkilometer. Het is daardoor heelgoed mogelijk dat een individuelebeheerder van b.v. een gemeentedie jaarlijks grote inspanningenverricht op het gebied van iepziek-tebestrijding toch veel geïnfecteer-de bomen heeft als zijn/haar bu-ren minder stringente maatregelennemen om de ziekte onder contro-le te houden. Als de bestrijdingvan iepziekte niet snel en collectiefwordt aangepakt zal de huidigestijging van het aantal zieke iepenalleen nog maar toenemen. Uit-

eindelijk zal dit leiden tot het ver-dwijnen van de iep uit het Hol-landse landschap.

Is iepziekte tevoorkomen/beheersen?

Om nieuwe besmettingen met O.ulmi s.l. te voorkomen kan de iep-ziektecyclus worden doorbrokendoor verwijdering van de broed-plaats voor iepenspintkevers. Sani-taire maatregelen om dit doel tebereiken zijn veilig voor het milieuen hebben reeds in de jaren zeven-tig en tachtig bewezen zeer succes-vol te zijn. In een stad als Amster-dam wordt de sanitaire bestrijdingvan iepziekte nog steeds volop toe-gepast. Sanitaire programma’sgaan uit van een inventarisatie vanhet totale iepenbestand in het tecontroleren gebied. Door regelma-tige controles uit te voeren wordtde ziekte al in een vroeg stadiumherkend. Een andere methode omiepziekte te voorkomen is geba-seerd op het principe van geïndu-ceerde resistentie. Het preventiefinjecteren van gezonde iepen metsporen van Verticillium dahliae,een schimmel die zelf niet in staatis de iep ziek te maken brengt debomen in een ‘verhoogde staat vanparaatheid’. Het afweermechanis-me van de iep ligt als het wareklaar voor gebruik te wachten opeen startsein om te worden inge-zet. Dit startsein wordt gegeven alsde iep wordt aangevallen door O.ulmi s.l. Een belangrijke voorwaar-de voor het succes van de ‘geïndu-ceerde resistentie’ benadering isdat de voorbehandeling van de iepplaatsvindt voordat de boom geïn-fecteerd is met O. ulmi s.l. De me-thode biedt geen beschermingtegen overdracht van iepziekte viawortelcontact en is ook niet instaat reeds zieke bomen te helpengenezen. De preventieve injectiesvan de iep dient men jaarlijks teherhalen. Injectie met V. dahliaesporen is vooral een succesvolle

Pagina 74 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[ARTIKEL

Page 5: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

wijze van iepziektebestrijding voor(waardevolle) iepen in boom- enerfbeplanting. Voor iepen in bosbe-planting is de methode mindergoed toepasbaar (Buchel en Cor-nelissen, 2000).

Iepziekte is weer eenprobleemHoewel er in het recente verledenzeker een aantal pogingen gedaanzijn om de bestrijding van iepziek-te weer op te pakken, heeft dit he-laas niet tot het gewenste resultaatgeleid. Veel gemeenten en Provin-cies hebben te maken met ‘ach-terstallig iepen-onderhoud’, datwil zeggen dat er op dit momentbinnen hun grenzen een aantal ie-pen staan die vorig jaar of mogelijkeerder besmet zijn geraakt met deiepziekte. Het gaat hierbij om ie-pen van verschillende groepen ei-genaren. Om een gezonde uit-gangssituatie voor een duurzaamiepenbeheer te creëren dienen aldeze zieke iepen onmiddellijk ver-wijderd te worden. Een dergelijkesanering vereist een investeringvan de betreffende partij. Ge-meenten en Provincies zien echterop tegen het doen van investerin-gen, zeker als het gaat om investe-ringen waarvan ze de omvang nietkunnen overzien wegens gebrekaan actuele gegevens. Daarnaastheeft men weinig inzicht in de fi-nanciële voordelen van een gede-gen iepziektebestrijding op de lan-gere termijn. Men belandtdaardoor in een cirkelredeneringwaarbij men door de afwezigheidvan een betrouwbare kostenra-ming geen notie heeft van de be-nodigde investering voor ‘achters-tallig onderhoud’ en niet weet overwelke termijn deze kan worden te-rugverdiend. Deze onzekerheidzorgt vervolgens voor een afwach-tende houding waarbij de iepziek-te niet zo grondig wordt aangepaktals noodzakelijk is. Zolang niet ie-dereen even goed meedoet kanmen erop rekenen dat de kostenzeker hoog uit gaan vallen.

Het UvA-project alskatalysator

Belangrijk is dat de vicieuze cirkelwordt doorbroken. Alleen dan zaleen totale beheersing van het iep-ziekteprobleem mogelijk zijn. Omuit deze impasse te geraken heeftde leerstoelgroep Fytopathologievan de Universiteit van Amsterdam(UvA), met financiële steun van destichting Utopa en in overleg metde Provincie Noord Holland, begin2001 het initiatief genomen om bijwijze van ‘pilot’ het iepenbestandin deze provincie in kaart te bren-gen. Noord Holland is een ‘iepen-provincie’ bij uitstek. Bovendienwordt de provincie aan drie kantenomgeven door water ipv door landwaardoor de kans op iepziektebe-smetting vanuit omringende ge-bieden beperkt blijft. Aan dezegrootschalige inventarisatie van(zieke) iepen verleenden tot nu toebijna alle gemeenten en grote ter-reinbeheerders enthousiast hunmedewerking. De keuze voor hetoplossen van het iepziektepro-bleem op in eerste instantie pro-vinciaal niveau ligt voor de handaangezien men op locaal niveau teweinig daadkrachtig kan optredenen er op landelijk niveau momen-teel nog te weinig draagvlak is. Op

langere termijn is coördinatie vande bestrijding op interprovinciaalof landelijk niveau zoals voorheen,natuurlijk zeer gewenst.

Iepeninventarisatie2001Op dit moment is een groot deelvan de formulierpakketten die in2001 door gemeenten, provincieen terreinbeheerders gebruikt zijnten behoeve van de inventarisatievan de iepen in ‘hun’ gebied, gere-tourneerd en verwerkt. Bijna 80%van het oppervlak van de provin-cie Noord-Holland is nu ‘gedekt’door de inventarisatie (de ver-wachte ‘dekking’ voor 2002 ligtrond de 95%). Voor dit deel van deprovincie is nu bekend waar iepenstaan en hoeveel bomen er ziekzijn (Tabel 1). Bekend is nu ookwie de eigenaren zijn van de iepen(Tabel 2). Duidelijk is dat de geza-menlijke gemeenten de meeste ie-pen bezitten, maar dat particulie-ren relatief de meeste zieke iepenin eigendom hebben.

Alle iepen met hun gegevens zijningevoerd in een computerbe-stand dat gekoppeld is aan een di-gitale kaart van Noord-Holland

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 75

[ARTIKEL

Foto 2. Iepziekte en het zogenaamde ‘oprol-effect’. Iepen die dicht naastelkaar staan besmetten elkaar via wortelcontact. Als dit proces ongehin-derd door kan gaan worden alle bomen in de rij uiteindelijk ziek .(Foto: R.J. Scheffer).

Page 6: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

(GIS). Van deze kaart kan ‘afgele-zen’ worden waar in de provincieiepen staan, van wie ze zijn, of zeziek zijn etc. Uiteindelijk zal er eenwebsite gemaakt worden waaropterreinbeheerders, gemeenten enandere belanghebbenden ‘on-line’alle informatie over iepen inNoord-Holland kunnen vinden(Fig. 1). Aan het einde van het‘iepziekte-seizoen 2002’ worden

van alle beheerders de wijzigingenin het iepenbestand verzameld enin het systeem gezet. Tevens wordtde inventarisatie uitgebreid metgegevens van beheerders die vorigjaar nog niet in de gelegenheid wa-ren die aan te leveren. Het jaarlijksactualiseren van de gegevensmaakt een vergelijking over meer-dere jaren mogelijk.

Na afronding van de inventarisatiezou de volgende stap het verwijde-ren van alle zieke bomen moetenzijn (‘achterstallig onderhoud’) ge-volgd door een verantwoord ie-penbeheer. Het zal duidelijk zijndat het wegwerken van dit ‘ach-terstallig onderhoud’ geld kost.Echter, daarna zal een goed beheerveel goedkoper zijn dan de ziektemaar ‘uit te laten razen’ (Hoe zouAmsterdam eruit zien zonder ie-pen langs de grachten?). Een goedgecoördineerde bestrijding zal dusnaast het behoud van een voor deprovincie karakteristieke boomeen aanzienlijke kostenbesparingopleveren.

Bestrijden versus het‘laat maaruitwoeden’-scenario

Op basis van de tot nu toe vergaar-de gegevens volgt hieronder eenraming van kosten voor het startenvan een programma dat moet lei-den tot een goede beheersing vande iepziekte, of het helemaal nietsdoen en de iepziekte uit laten woe-den. Ook hierbij wordt onder-scheid gemaakt tussen enerzijdsde iepen in boom- en erfbeplan-ting en anderzijds de iepen in bos-beplanting. De raming op basisvan de op dit moment nog onvol-ledige inventarisatiegegevensgeldt voor de komende periodevan tien jaar.

Pagina 76 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[ARTIKEL

Tabel 1. Resultaat iepeninventariatie in Noord-Holland uitgevoerd in 2001. Het totaal aantal (ha met) iepen staat aange-geven per beplantingsvorm. Tevens is per type beplanting het gevonden ziektepercentage vermeld. Dekkingspercentageinventarisatie: 78% van het oppervlak van de provincie.

Soort beplanting Aantal iepen Aantal ha met iepen % ziek van het totaal

Boom-/erfbeplanting 230.000 n.v.t. 5%Bosbeplanting n.v.t. 570 5,8%

Tabel 2. Verdeling van het percentage (zieke) iepen in boom- en erfbeplanting over de verschillende eigenaren. Dekkings-percentage inventarisatie: 78% van het oppervlak van Noord-Holland.

Eigenaar Particulieren Gemeente Provincie Grote terreinbeheerders Onbekend

% iepen v/h totaal 34% 46% 5% 14% 1%% zieke iepen v/h totaal 59% 28% 2% 7% 4%

Figuur 1. Voorbeeld van de website met de gegevens van de iepeninventa-risatie van Noord-Holland. Per beheersgebied (in dit geval van een ge-meente) kan men een overzicht krijgen van de alle iepenlocaties met dedaarbij behorende inventarisatiegegevens. Locaties met zieke iepen zijnaangegeven met een andere kleur. Het is ook mogelijk met de zoekfunctieonderscheid te maken tussen de soorten beplanting, verschillende eigena-ren en iepen die wel of niet monumentaal zijn.

Page 7: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 77

[ARTIKEL

Het intensief bestrijden van iep-ziekte begint met het verwijderenvan alle op dat moment zieke ie-pen (‘achterstallig onderhoud’, Ta-bel 3). Van het berekende bedragvoor sanering van de zieke iepenin boom- en erfbeplanting is bijnatweederde nodig voor het rooienvan zieke iepen bij particulieren.Door de saneringsoperatie zal deziektedruk dalen tot naar schatting1% van het iepenbestand per jaar.Aanvulling van het bedrag voor hetwegwerken van het achterstalligonderhoud tot 8.500.000,- zal bijeen verantwoord iepenbeheer vol-doende zijn om het opruimen vanzieke iepen in boom- en erfbe-planting te bekostigen en de iep-ziekte de komende tien jaar ondercontrole te houden. Niet meege-nomen in de berekening zijn dekosten voor organisatie/coördina-tie, communicatie, schouwwerk,vervanging van weggehaalde bo-men.Een belangrijke kanttekeningis tevens dat het niet om ‘nieuw’geld gaat. Er worden momenteelreeds aanzienlijke bedragen be-steed aan het verwijderen van zie-ke iepen.

Wanneer er geen enkele vorm vanbestrijding is kan de iepziekte on-belemmerd haar gang gaan. Ge-zien het betrekkelijk kleine opper-vlak van Noord-Holland, de grotebesmettingskans door het fijnma-zige patroon van iepenbeplantin-gen en de alom tegenwoordige

aanwezigheid van de iepziekte-schimmel en de iepenspintkever,is te verwachten dat het overgrotedeel van de iepen in boom- en erf-beplanting in een tiental jaren ver-loren zullen gaan. Alleen al de ver-wijdering van deze dode enkwijnende iepen in stedelijk ge-bied en langs wegen zal een factor7,5 maal hogere kosten met zichmeebrengen dan het opruimenvan zieke iepen bij een intensieveiepziektebestrijding (Tabel 3).

Van de iepen in bosbeplanting isbijna zes procent in meer of min-dere mate ziek. Bij berekeningenvan de rooikosten is er uitgegaanvan een dunningspercentage van25% voor alle percelen. De kostenvan het intensief bestrijden vaniepziekte in bosbeplantingen ge-durende tien jaar (inclusief eenéénmalige saneringsaktie) zijn invergelijking met die van boom- enerfbeplantingen relatief laag (Ta-bel 3). Aan ‘niets’ doen zijn in ditgeval geen (hoge) kosten verbon-den.

Op de goede weg . . .

De bovengenoemde resultaten enberekeningen zijn dit jaar gepre-senteerd aan de Commissie Mi-lieu, Water en Groen van de Pro-vinciale Staten van Noord Holland.Nadrukkelijk zijn de commissiele-

den gewezen op de kostenbespa-ring welke een gedegen iepziekte-bestrijding met zich mee brengt.Tevens is er gepleit voor een coör-dinerende en faciliterende rol vande Provincie bij deze bestrijding.Inmiddels heeft de Provincie be-sloten om voor de komende tweejaar twee iepziekte-coördinatorenaan te stellen. De coördinatie vande iepziektebestrijding in NoordHolland lijkt hiermee vooralsnoggewaarborgd. De volgende stap inhet proces naar een duurzaam ie-penbeheer is het wegwerken vanhet ‘achterstallig onderhoud’. Naarmogelijkheden om deze sane-ringsoperatie te financieren wordtnog gezocht. Voor het duurzaambeheren van iepen op langere ter-mijn zou het afsluiten van een ie-penverzekering voor alle beheer-ders een optie zijn. Het bestrijdenvan iepziekte ‘leeft’ in ieder gevalweer in de provincie Noord Hol-land. Met het serieus aanpakkenvan de iepziektebestrijding geeftNoord Holland een goed voor-beeld dat zeker navolging verdiendop interprovinciaal of beter noglandelijk niveau.

ReferentiesBuchel, A.S., Cornelissen, B.J.C. (2000) Dutch Elm Disease, an interactive approach.

Cd-rom en website www.iepziekte.nl,Universiteit van Amsterdam.

Tabel 3. Kostenraming van het intensief bestrijden van iepziekte versus het ’laat maar uitwoeden scenario’, gebaseerd opinventarisatiegegevens van Noord-Holland (dekking 78% van de provincie1, 2.

Soort beplanting Sanering achterstallig Totaal over 10 jaar bij Totaal over tien jaar zonderonderhoud intensieve bestrijding bestrijding

Boom-/erfbeplanting € 3.000.000 € 8.500.000 € 65.000.000Bosbeplanting € 530.000 € 825.000 n.v.t.1 Bedragen gebaseerd op verwijdering van de bomen door een aannemer, rekening houdend met de diameter van de bomen en de moei-

lijkheidsgraad van het rooien.2 Bedrag gebaseerd op de IMAG normen 2001 voor aanleg en onderhoud van natuur, groen en recreatieve voorzieningen van het instituut

voor Milieu- en Agritechniek in Wageningen. Het bedrag is inclusief manuren, machines en een stelpost van € 50.000,- extra voor de 4,4ha bosbeplanting met iepziekte die moeilijk te rooien is.

Page 8: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Pagina 78 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[ARTIKEL

Voorgeschiedenis enonderzoekprogrammagewasbescherming

Het Centraal Bureau voor Schim-melcultures maakte oorspronkelijkdeel uit van het PhytopathologischLaboratorium ‘Willie CommelinScholten’ (WCS) dat van 1906 tot1920 was gevestigd in Amsterdam.In 1920 verhuisde dit instituutnaar Baarn. De directeur van hetWCS was indertijd de fytopatholo-ge Johanna Westerdijk. Eén van deeerste grote projecten van het in-stituut ging over de iepziekte. Eénvan Westerdijk’s studenten, BeaSchwarz, identificeerde in 1922 deschimmel die deze ziekte veroor-zaakt. Verschillende fytopatholo-gen hebben daarna aan de iep-ziekte gewerkt in Baarn. Aan heteind van de jaren twintig van devorige eeuw werden ook schim-mels in het onderzoek betrokkendie belangrijk zijn voor de indus-trie en sinds rond 1950 heeft hetinstituut ook expertise in huis overschimmels voor de medische we-tenschap. Belangrijke CBS-myco-logen van voor de Tweede Wereld-oorlog waren Frederik H. van

Beyma thoe Kingma en Abrahamvan Luijk, die ontdekte dat sommi-ge Penicillium-soorten antibioticamaken nog voordat Arthur Fle-ming zijn belangrijk ontdekkingdeed.

Johanna Westerdijk werd na haarpensioen in de jaren vijftig opge-volgd door twee directeuren, Loui-se Kerling voor het WCS en Agathevan Beverwijk voor het CBS. Gelei-delijk aan werd het CBS een zelf-standig instituut, gescheiden vanhet WCS, en in 1963 verhuisde hetCBS naar een eigen gebouw, dicht-bij Villa Java in Baarn waar het tot1999 gehuisvest bleef. Johan Adolf(Dolf) von Arx volgde Agathe vanBeverwijk op in 1963 als directeurvan het CBS. Von Arx was een be-kend mycoloog en fytopatholoogen was sinds 1949 lid van de vastestaf van het WCS. Hij werd vooralbekend door zijn taxonomisch on-derzoek aan ascomyceten, in hetbijzonder Colletotrichum spp. On-der zijn leiding werd het taxono-misch onderzoek uitgebreid metgenera waartoe belangrijke plant-pathogenen behoren (Pythium,Mycosphaerella, Phoma, Phyllostic-ta, Verticillium s.l., Fusarium, Col-letotrichum etcetera) en genera die

van belang zijn voor allerlei indus-triële toepassingen zoals Penicilli-um, Aspergillus en Acremonium.

In de huidige onderzoeksprogram-ma’s van het CBS en in de samen-stelling van de schimmelcollectiezijn nog duidelijk de keuzes enzwaartepunten terug te vindenvan de vroegere directeuren Wes-terdijk en Von Arx. De laatste de-cennia zijn schimmels die van be-lang zijn voor de industrie en demedische wetenschap wel promi-nenter aanwezig in het onderzoekop het CBS. Op dit moment heefthet CBS zes onderzoekprogram-ma’s waarvan één zich uitsluitendbezig houdt met gewasbescher-ming. Er wordt met name aan-dacht besteed aan de taxonomieen fylogenie van schimmels diebepaalde ziekten veroorzaken,maar ook aan schimmels die alsbiologische bestrijders kunnenworden ingezet zoals Trichoderma,Paecilomyces, Pochonia (Verticilli-um) en Clonostachys (Gliocla-dium) soorten en diverse gisten enzwarte gisten zoals Aureobasidiumpullulans. De lijst van plantenziek-ten waaraan op het CBS wordt ge-werkt is divers: Fusarium-ziekten,guava-verwelkingsziekte, diverseziekten op granen, Phyllostictaand Phoma bladvlekkenziekten,Phomopsis kanker en bladvlekken-ziekten, Coniella bladvlekken entakkankers, Pezicula en Neofabra-ea boomkankers, Petri-ziekte vandruiven, Pythium- en Phytophtho-ra-ziekten, Botryosphaeria kanker,Mycosphaerella en Cylindrocladi-um bladvlekken,

Het Centraalbureau voorSchimmelcultures enonderzoek aan plantenziektenP.W. Crous

Centraalbureau voor Schimmelcultures, Uppsalalaan 8, 3584 CT, Utrecht, e-mail: [email protected]

Het Centraalbureau voor Schimmelcultures (CBS) is een instituut vande Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW)en is sinds 2000 gevestigd te Utrecht. Het CBS onderhoudt een grotecollectie van schimmels, gisten en bacteriën en doet onderzoek aanhun taxonomie, fylogenie en biologie. Hierbij wordt veel aandacht be-steed aan plantpathogenen. In dit artikel wordt in vogelvlucht de ge-schiedenis weergegeven van het CBS en een beknopt overzicht van hethuidige onderzoek op het gebied van de gewasbescherming.

Page 9: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Alternaria-ziekten, Rhizoctonia-rot en ziekten van bomen veroor-zaakt door schimmels behorendetot de korstvormige basidiomyce-ten.

Boeken invoorbereidingOp het CBS wordt op dit momentaan verschillende nieuwe boekengewerkt op het gebied van plant-pathogenen en wordt tevens aanvernieuwde versies gewerkt vanreeds bestaande boeken. ‘A revi-sion of the species described inPhyllosticta’ is onlangs versche-nen.

Het handboek ‘Genera of Hypho-mycetes’ gepubliceerd door Car-michael et al. in 1980 wordt bijge-werkt. Het boek zal wordenaangevuld met de meer dan 200schimmelgenera die sinds 1980zijn beschreven. Tot deze nieuwbeschreven schimmelgenera be-horen belangrijke plantpathoge-nen. De vernieuwde versie van hetboek zal waarschijnlijk in 2003worden uitgegeven.

De zuidhemisferische familie vande Proteaceae omvat belangrijkesnijbloemgewassen zoals Protea,Leucospermum en Leucadendron.In de afgelopen 10 jaar zijn gede-tailleerde studies uitgevoerd naarde verschillende bovengrondse-en wortelziekten van deze gewas-sen. In 2003 zal het CBS een boekuitgeven waarin de teelt van dezegewassen wordt beschreven, de

ziekten die op de gewassen kun-nen voorkomen en hoe deze ziek-ten kunnen worden voorkomen ofbestreden.

Een monografie van het schim-melgeslacht Cercospora (veroorza-ker van Mycosphaerella ziekten) isin voorbereiding en wordt waar-schijnlijk ook in 2003 gepubli-ceerd.

Recent is in samenwerking metCABI Bioscience een project ge-start ‘Atlas of PhytopathogenicFungal Genera’. Dit boek zou alsstandaardwerk kunnen dienenvoor fytopathologen en de basiskunnen vormen voor studentenop het gebied van de mycologie enfytopathologie. Het boek zal wor-den gekoppeld met additionele(o.a. moleculaire) gegevens die op de CBS website toegankelijkzijn.

Lopend entoekomstigonderzoek op hetCBSEr lopen veel verschillende onder-zoeksprojecten bij het CBS. Hierworden er enkele kort beschrevenen wordt aandacht geschonkenaan nieuwe zwaartepunten en hettoekomstige onderzoek op hetCBS .

Pythium en Phytophthora. In deafgelopen jaren is veel moleculaironderzoek gedaan aan het ge-slacht Pythium. Het praktischewerk daaraan is inmiddels afge-rond en de resultaten zullen uit-eindelijk leiden tot een revisie vande ‘Monograph of the genus Pythi-um’ die in 1980 gepubliceerd isdoor Van der Plaats-Niterink. Eensoortgelijk onderzoek aan het ge-slacht Phytophthora is inmiddelsgestart.

Waardplantspecificiteit. Eenzwaartepunt in het fytopathologieprogramma op het CBS zal het on-

derzoek zij naar de waardplant-specificiteit, voortplanting en spe-ciatie binnen het geslacht Mycosp-haerella. Onderzoekers binnen hetCBS zullen gaan werken aan My-cosphaerella s.str., Cladosporium,Cercospora en Septoria, gebruikmakend van een combinatie vantechnieken zoals morfologie, fylo-genie, genomics en pathogeniteitvoor geselecteerde waardplanten.

Ecologie. Sinds kort is een nieuwen belangrijk zwaartepunt in hetonderzoek op het CBS de ecologievan schimmels onder leiding vanRichard Summerbell. Ecologieheeft altijd de belangstelling vanschimmeltaxonomen gehad om-dat zij belangrijke criteria voor hetonderscheiden van taxa levert.Omgekeerd profiteren fytopatho-logen van door systematici ver-gaarde ecologische informatie. Hetmeest in het oog springende crite-rium is uiteraard de al dan nietaanwezige gastheerbinding vanschimmels, vaak overschat in haarbetekenis voor de soortafgrenzing.De ecologische analyse en deter-minatie van grondschimmels wasaltijd goed vertegenwoordigd ophet CBS. Meer recent wordt nu ookaandacht besteed aan de ecologievan andere groepen van micro-or-ganismen zoals zwarte gisten diekunnen voorkomen op stenen enkunstwerken. Op dit momentloopt een samenwerkingsprojectmet een ander KNAW-instituut,het NIOO (Nederlands Instituutvoor Oecologisch Onderzoek) inHeteren, waarbij zowel conventio-nele als moleculaire methodenworden ingezet om de micro-orga-nismen van een reeks grondmon-sters te karakteriseren en interac-ties tussen schimmels enbacteriën te leren begrijpen.

Samenwerking met instituten ac-tief op het gebied van de fytopa-thologie en de ecologie van micro-organismen zal voor het CBSnoodzaak blijven om via integratievan kennis tot een beter soortbe-grip en taxonomische indeling vanschimmels en bacteriën te komen.

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 79

[ARTIKEL

Figuur 1. Sporenmassa’s van Phae-omoniella chlamydospora uit eendruivenstengel

Page 10: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Commerciëleoverwegingen

Commercialisatie van emotiesTechnische innovaties kunnengrote emoties oproepen, vooral inEuropa waar al in de negentiendeeeuw actiegroepen zoals de ‘luddi-ten1‘ en ‘saboteurs2‘ optraden te-gen de toen-moderne industrie.Emoties kunnen opgeroepen envervolgens commercieel uitgebuitworden. Het oproepen van emo-ties is veel eenvoudiger dan hetkalmeren en dat is zeker waar bijemoties rond voedsel. Europaheeft geleden onder een ongeluk-kige reeks van voedselangsten3 diede consument (over)gevoelig heb-ben gemaakt voor slecht nieuws.

Kreten zoals ‘mensen worden ge-dwongen genvoedsel te eten’ wor-den als bedreigend ervaren. ‘Fran-kenvoedsel’ zei Zijne KoninklijkeHoogheid Prins Charles, daarbijverwijzend naar het Monster vanFrankenstein4 dat het bloed zoogvan zijn menselijke slachtoffers

(Rollin, 1986). Een EU-brede en-quête vroeg de mensen ‘bevattengewone tomaten genen, of is datalleen bij genetisch gemodificeer-de tomaten zo?’ In Griekenlandwaren de antwoorden voor 20%goed, voor Nederland 50 % (Pinst-rup-Andersen en Schiøler, 2001).Dit getal is een maat voor het ge-brek aan inzicht in GM-zaken bijhet publiek5.

Een andere emotionele uitlating,specifiek gericht tot het Duitse pu-bliek, vergeleek GM met de euge-netica (Anonymous, 2002) diedoor de nazi’s werd bedreven ge-durende de Tweede Wereldoorlog6.Een dergelijke gedachte is de he-dendaagse Duitser een gruwel.

Emoties worden gecommerciali-seerd. Binnen de EU is Oostenrijkeen krachtig voorstander van bio-logische landbouw en een fel te-genstander van GM. Hoe is dat zogekomen? Mij werd verteld dattwee leidende dagbladen in Oos-tenrijk vochten om de hegemonie.Eén daarvan koos biologische

landbouw als thema en won. Zozijn er meer voorbeelden. VanPrins Charles wordt gezegd dat hijeen van de grootste biologische te-lers van Engeland is; als dat waar isdan is zijn uitroep ‘Frankenvoed-sel’ niet zonder eigenbelang. Hetdetailhandelsbedrijf dat als eersteaankondigde geen GM-productenmeer te verkopen hoopte daarmeeeen voorsprong op zijn concurren-ten te krijgen. De BBC vertoondeeen griezelfilm over GM (Shouse,2002) maar de kijkers begrepenwaarschijnlijk niet hoe onwaar-schijnlijk het scenario was. Gruwelen angst zijn goede handelswaar.

Enkele ‘emotionele internationals’zetten in op angst om geld vangoedwillende burgers in te zame-len voor ‘goede doelen’. Soms‘raakt het onderscheid tussen we-tenschap en goede doelen zoek’7

(bijvoorbeeld Xue, 2002). Jongemensen, op zoek naar een zaakom voor op te komen, wordenaangetrokken door vormen vanactivisme, burgerlijke ongehoor-zaamheid en zelfs geweld. Eenheel kleine en vrij gewelddadigegroep vindt bevrediging in het ver-nielen van GM-proeven8.

Wie vangt de winst? Met GGG’s wordt winst gemaakt,maar door wie? Berekeningen lie-ten zien dat de winst gedeeldwordt door drie groepen, de telersvan GGG’s met circa 70%, de in-dustrie met circa 30% en de con-sumenten met circa 1% (Falck-Ze-peda et al., 2000). Uiteraardverdient de industrie, die de GGG’s

Pagina 80 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[ARTIKEL

Europese visies op de risico’svan genetisch gemodificeerdegewassen (2)J.C. Zadoks,

Herengracht 96-c, 1015 BS Amsterdam, e-mail: [email protected]

De genetische modificatie van gewassen houdt de gemoederen in Eu-ropa en de Verenigde Staten intensief bezig. Echte en vermeende risi-co‘s, voordelen voor de gewasbescherming, en morele, biologische,commerciële en politieke overwegingen spelen daarbij een hoofdrol.Amerikanen gaan anders om met dit complex van overwegingen danEuropeanen. Jan-Carel Zadoks analyseert dit verschil in zienswijzevanuit het Europese perspectief in twee afleveringen. Hieronder volgtde tweede aflevering.Noot redactie: Dit artikel bevat een groot aantal literatuurverwijzin-gen. Wegens ruimtegebrek zijn deze verwijzingen niet bij dit artikelzelf afgedrukt, maar wel toegankelijk gemaakt via de KNPV-website(www.knpv.org/literatuur).

Page 11: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

maakt, goed zolang ze niet doorschadeclaims wordt achtervolgd.Meestal verdienen de grote boerenhet eerst en het meest met innova-ties maar, merkwaardigerwijs, ver-dienen in China juist de kleineboeren meer met GGG’s dan grote-re boeren (Pray et al., 2001). Dewinst voor de consument is in deUSA ongeveer een dollarcent perweek. Voor dat geld hoeven consu-menten dus niet te worden overge-haald om GM producten tekopen9.

PolitiekeoverwegingenAls de emoties onder de bevolkinghoog oplopen moeten politici ietsdoen. Eén maatregel was de stren-ge regulering van GGG’s en GM-producten. Een andere maatregelwas het verbieden van GGG’s in debiologische landbouw.

GlobalisatiePolitiek links, tot 2002 nogal domi-nant in Europa, koestert een zeke-re weerzin tegen en zelfs wantrou-wen jegens wereldwijd opererendemaatschappijen en hun grote eco-nomische macht, zoals Shell enTexaco in de olie of Monsanto enBayer in de ‘bioscience’10. De eco-nomische macht van zulke firma’sis metterdaad veel groter dan dievan vele arme landen en verre-gaande uitbuiting van mensen enmilieus is een realistische moge-lijkheid (Hertz, 2001; Klein, 2000).Voor antiglobalisten staat vechtentegen GM vrijwel gelijk aan vech-ten tegen globalisatie (Paarlberg,2001) en zelfs tegen economischkolonialisme. De Amerikaanse in-ternationals timmeren meer aande weg met GGG’s dan hun Euro-pese collega’s en zo kan vooral inEuropa antiglobalisme gepaardgaan met anti-Amerikanisme (vanWeezel, 2002).

De ironie van het huidige systeemvan veiligheidstoetsen opgelegdaan de bioscience industrie is dat

de veiligheidstoetsing zo duur isgeworden dat kleine firma’s, dienog wel nieuwe GGG’s zoudenkunnen maken, de veiligheidstoet-sing niet meer kunnen betalen enevenmin de vereiste licenties oppatenten (CGIAR, 2001). Het me-chanisme van de maatschappelijkterugkoppeling werkt aldus tengunste van de grote ondernemin-gen, die aan de veiligheidsvoor-schriften kunnen voldoen11 en diedus nog machtiger worden.

Onderdrukking van de armen Intellectuele eigendomsrechtenbeschermen de bioscience indus-trie die vervolgens het recht krijgtof neemt om een technologieop-slag (technology fee, in de ordevan US$ 20 per hectare) te vragenbij de verkoop van GM-zaad. Degemodificeerde genetische codewordt daarbij wel vergeleken metde broncode van een computerprogramma. Iedereen mag tegenbetaling de broncode voor eigendoeleinden gebruiken maar nie-mand mag de broncode reprodu-ceren. Op vergelijkbare wijze magde gemodificeerde genetische co-de gebruikt worden om bijvoor-beeld aardappelen met resistentietegen de Coloradokever te telen enhet product te verkopen, maar nie-mand mag de genetische code re-produceren om het product in hetvolgende seizoen door eigen GM-nateelt te planten. Zelfs enkeleGM-aardappelopslagplanten ineen volkstuintje zouden de teler inmoeilijkheden kunnen brengen(Charles, 2001; Pollan, 2001).

Bezorgde lieden koesteren somsde gedachte dat westerse bioscien-ce-ondernemingen zullen dicterenwelke cultivars de boeren moetentelen en welke pesticiden zij daar-op moeten spuiten door, zelfs inde verste uithoeken van de wereld,hun marktmacht uit te oefenen(Madeley, 2001). In verband metpatentrechten zullen die onderne-mingen de boeren verplichten ie-der jaar opnieuw GM-zaad ofpootgoed te kopen. In dat gevalontstaat een conflict tussen twee

rechten, de intellectuele eigen-domsrechten van de ondernemin-gen ter ene zijde en het recht opnateelt (Farmer’s Privilege) ter an-dere zijde (Louwaars en Minder-houd, 2001). Het laatste betreft hetrecht van de boer om zaad voor ei-gen gebruik te oogsten12 (brownbagging in het Amerikaans). Degedachte vat post dat de kleineboeren van de Derde wereld be-schermd moeten worden tegen debegerige internationals.

Een andere redenering, die deelsingaat tegen de bovenstaande,leidt tot de gedachte dat de kleineboeren in ontwikkelingslanden al-weer benadeeld worden omdat zijde technologieopslag voor GM-za-den niet kunnen betalen. Beide re-deneringen vooronderstellen datin het algemeen de kleine boerenin ontwikkelingslanden en in hetbijzonder hun overheden niet instaat zijn om zelf te beslissen overGGG’s (Herren, 1998; Conway enSechler, 2000; Leisinger, 2000; Nuf-field, 1999; Paarlberg, 2000, 2001;Pinstrup-Andersen en Schiøler,2001; Ziegler, 2001) en dus be-voogd moeten worden door wel-willende westerlingen13.

De technologieopslag kan wordenafgedwongen met behulp van eenbijzondere GM technologie, de‘Terminator Technologie’, waarbijeen ingewikkelde GM-truc maaktdat door de boer voor eigen ge-bruik geoogst GM-zaad niet wilkiemen14. Deze technologie lijktdoor de duivel zelf uitgevonden tezijn, die hier ten dele de gedaantevan het Amerikaanse Ministerievan Landbouw aanneemt15. Bij na-dere beschouwing is de uitvindingniet zo boosaardig omdat dezetechniek genetische verontreini-ging van het milieu door opslagkan voorkomen. Publicatie van deTerminator Technologie veroor-zaakte niettemin een storm vanverontwaardiging onder de GM-bestrijders wegens de vermeendebenadeling van kleine boeren.

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 81

[ARTIKEL

Page 12: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Slotopmerkingen1. Dit stuk handelt over de risico’s

van GGG’s, niet over de voorde-len. De voordelen van GGG’s,die niet te verwaarlozen zijn16,worden door Europese beslis-sers niet in beschouwing geno-men.

2. Gevarenidentificatie is bij GGG’s mogelijk maar onzeker.Kwantificering van gevaren isheel moeilijk en valorisatie vangevaren is voorlopig onmoge-lijk. Deze problemen bemoeilij-ken een rationeel publiek de-bat. De kansbepaling van eengevaar is vrijwel onmogelijk af-gezien van de dooddoener ‘Watkan gebeuren zal gebeuren’.Daardoor is risicoschattingdoor vermenigvuldiging vangevaar en kans buitengewoonmoeilijk en is de uitkomst we-tenschappelijk gezien heel on-zeker.

3. In Europa is de risicocommu-nicatie een volledige misluk-king. Destijds hebben opschep-perige wetenschappers GMbeschaamd. Terwijl Europeseondernemingen zich in GM za-ken bescheiden opstelden heefteen Amerikaanse firma vrienden vijand geërgerd met zijn ar-rogantie. De internationalebioscience ondernemingenhebben de ‘perceptieoorlog’17

inzake GM verloren.

4. Risicobeheersing (risk ma-nagement) is mogelijk tot opzekere hoogte. Na commerciali-satie van nieuwe GM-rassenwordt de risicobeheersingmoeilijk. Terugdringen vanschade tot nul lijkt onmogelijk.Verantwoordelijkheden en aan-sprakelijkheden bij schade zijnnog niet voldoende omschre-ven.

5. Terwijl de USA nieuwe techno-logie veelal met vertrouwen enenthousiasme tegemoet treedtreageert Europa vaak met wan-

trouwen en angst. Deze reactie,die dateert uit de vroege 19eeeuw, wordt veroorzaakt dooreen mengsel van verzet tegenverandering, zorg om werkgele-genheid18 en vrees voor onge-lukken zoals de explosie van dekerncentrale in Chernobyl, Uk-raine, 1986.

6. De Europese opvatting vanscience-based risk assessment,de Europese interpretatie vanhet voorzorgbeginsel en de Eu-ropese afwijzing van batenrisi-co analyses maken de toepas-sing van GGG’s in de Europeselandbouw problematisch. Deverplichtingen voortvloeienduit de regelgeving kunnen tekostbaar worden (Lichtenberg,2000). Belangrijke baten kun-nen onbenut blijven.

7. Ethische groeperingen kunnenaanstoot nemen aan GM. Hier-onder zijn welvarende en stem-verheffende groepen met poli-tieke invloed. Biologischetelers, een aantal natuurbe-schermingsgroepen, en antiglo-balisten, groepen met uiteenlo-pende beweegredenen, makenhun bezwaren nadrukkelijk be-kend. Samen kunnen zij groteemotionele macht uitoefenendie geen politicus kan negeren.

8. In de hedendaagse materialisti-sche samenleving, die door veeljonge mensen als kil en zelfsvijandig wordt ervaren, biedtGM vele ‘single issue’ actiegroe-pen een zaak om te bevechten.Kleine groepjes activisten19,soms met onderling contact,neigen tot geweld. Bij GGG’s isdit vooral vernietiging van kost-bare veldproeven, maar ookanonieme bedreiging van on-derzoekers. Anti-GM actie is ge-globaliseerd middels een losnetwerk van diverse groeperin-gen dat de wereld omspant viaWWW-net en e-mail.

9. Nieuwe, zogenaamde emotio-nele multinationals verschij-

nen ten tonele om te handelenin emoties, met gebruikmaking

van echte gegevens, incomple-te gegevens, verondersteldewaarheden, halve waarhedenen leugens, al naar gelang debehoefte. Enkele van dezeemotionele multinationals ge-bruiken videoactivisten dieadembenemend stunten voorde TV camera’s. De TV clips,eindeloos herhaald, roepen bijde kijkers sympathie op voorde spelers en, onvermijdelijk,voor hun zaak.

10. Terwijl de economischemacht berust bij de grotebioscience ondernemingenligt de emotionele macht bij deactivisten. De Europese rege-ringen zouden de politiekemacht moeten hebben, maarzij worden geplet onder dedruk van emotie, ecologie eneconomie en zij worden hul-peloos, machteloos, ‘out-of-control’20. Het gevolg is dat debioscience-industrie, de bios-cience-onderzoekers en deboeren, die zouden kunnenprofiteren van GGG’s, een nogniet genoemd maar formida-bel risico lopen, het politiekerisico. Op het spel staat hun ‘li-cence to operate’.

LiteratuurZie www.knpv.org/literatuur

Voetnoten1 Engelse ambachtslieden die machines

vernielden (1811-1816).2. ‘Sabot’ is Frans voor klomp; ‘saboteurs’

waren ontevreden arbeiders op armeluis-klompen die productieprocessen ver-stoorden en eigendommen van werkge-vers vernielden in hetnegentiende-eeuwse Frankrijk.

3. Gekkekoeienziekte = BSE (United King-dom), groeihormonen in vlees (België),dioxine in kippenvlees (België), herbicidein biologisch geproduceerd kippenvlees(Duitsland), en groeihormonen in var-kensvlees (België, Nederland) veroorzaak-ten ernstige voedselangsten in de ge-noemde landen en in de EU. Zwareepidemieën van varkenspest (Nederland)en MKZ bij rundvee (United Kingdom,Nederland) gaf aanleiding tot grote ver-ontrusting bij het publiek.

Pagina 82 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[ARTIKEL

Page 13: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 83

[ARTIKEL

4. ‘Frankenstein’ is de titel van een destijdsberoemde roman door Mary Wollstone-craft Shelley, 1818.

5. Is GM-voesel gen-voedsel? Natuurlijk,net als al het andere voedsel. Levendewezens, wijzelf inbegrepen, kunnen zon-der genen, als regel in DNA-vorm, nietbestaan. Het DNA-gehalte van voedsel is1 op 1000 tot 1 op 10,000 (Arumuganat-han en Earle, 1991).

6. In Duitsland werd mij een pamflet ge-toond ondertekend door Greenpeace,ongeveer 1996. Helaas heb ik geen kopie.

7. Formulering door Nowlan, 2002.8. West Europa heeft een lange geschiede-

nis van vernieling van GM-veldproeven.Verscheidene onderzoekers uit overheiden bedrijfsleven sturen nu hun GM-planten naar de USA voor veldproeven.

9. Een proef in het Verenigd Koninkrijkdoor Zeneca liet een ander beeld zien.Zeneca verkocht GM-tomatenpuree inblik, met een duidelijke vermelding vanGM op het etiket. De verkoop liep goedvanwege de uitstekende productkwali-teit. Als de consument voordeel ziet ineen GM-product wil hij/zij het dus welkopen. Een groot aantal GM-producten,die de consument een voordeel bieden,bevinden zich in de pijplijn.

10. Pfizer kocht onlangs (2002) Pharmacia,de eigenaar van Monsanto, voor zestigmiljard dollars na een aankoop van War-ner Lambert in 2000 voor 115 miljarddollars (Handelsblad NRC, 150702).

11. Zie o.a. EC richtlijn 2001/18/EC en ECVerordening 1998/1139.

12. Decaden geleden werd het ‘Farmer’s Pri-vilege’ doorbroken door de productievan hybride zaad, dat de boer niet kannatelen. Het merendeel van ‘s wereldsmaïs (Zea maïs) en veel groentegewas-sen worden geteeld uit hybride zaad. Bijhybride zaad blijft het Farmer’s Privilegeintact maar het is waardeloos, wantplanten uit hybride zaad zijn inferieur.Telers weten dat en kopen hybride zaad.Zelfs arme boeren in ontwikkelingslan-den doen dat als zij de kans hebben, omeen goede opbrengst te krijgen.

13. Twee opmerkingen: A. De industriële he-gemonie van het Westen inzake GM isniet eeuwigdurend. Ontwikkelingslan-den beginnen hun eigen GM-rassen teproduceren, vooral China en India. B.Ongewenste neveneffecten van indus-triële innovatie moeten gecorrigeerdworden door regelgeving gegrond opvoortgaand onderzoek, niet door de in-novatie te verbieden. In het boek ‘Modi-fying agriculture’ pleit de Keniaanse on-derzoekster Florence Wambugu voorGM, die juist in Afrika nodig zou zijn (IS17 (9) (2002): 22-24).

14. De Terminator Technologie is een voor-beeld van IGCS of ‘inducible gene con-trol systems’ (Kjellson en Strandberg,2001). De moleculaire constructen ma-ken expressie van een gewenst GM-ef-fect mogelijk na behandeling van het ge-

was met een onschuldige stof. Zonderdie behandeling brengt het geheel nor-male gewas dat effect niet tot expressie.Een andere term is GURT of Genetic UseRestriction Technology (Eaton et al.,2002).

15. USDA en Delta & Pine Land delen patent#5,723,765, Maart 1998, voor de ‘Termi-nator Technologie’.

16. Tot de baten van GGGs worden gerekendvermindering van verontreiniging doorpesticiden en minder uitstoot van CO2

voor het maken en toedienen van pesti-ciden, en vermindering van bodemero-sie (Carpenter, 2001; Phipps en Park,2002).

17. Term uit Pinstrup-Andersen en Schiøler,E., 2001.

18. In Nederlands hebben de vakbondenkrachtig geageerd tegen de invoeringvan de computer uit vrees voor verliesvan werkgelegenheid. Door ‘good gover-nance’ is de situatie verbeterd zo dat ICTnu een van de motoren van de Neder-landse economie is.

19. Jonge activisten willen onmiddelijk resultaat zien (Botje en Donkers, 2002).

20. Zie ook Hertz, 2001. Nu wordt gepro-beerd de strijdende partijen te verzoe-nen door sterk verfijnde regelgeving in-zake MG, waarbij de uitvoerbaarheideen vraagteken blijft (EC Directie 2001;EC Regulation, 1998).

Page 14: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

[ARTIKEL

Van duurzame gewasbeschermingis volgens de overeenkomst sprakeals het beleid en het handelen vanmaatschappelijke organisaties enketenpartijen gericht is op het re-aliseren van de bestaande milieu-kwaliteitsdoelen. Deze omvatteneen inspanningsverplichting om tekomen tot een 95 % reductie inmilieubelasting in 2010 t.o.v. 1998.Randvoorwaarde is dat deze doe-len worden gerealiseerd op eenwijze die bedrijfseconomisch ver-antwoord is en de concurrentie-positie van de Nederlandse land-en tuinbouw niet onevenredig on-der druk zet.

Aanpak

De overeenkomst stelt dat partijenelk hun verantwoordelijkheid ne-men en gezamenlijk werken aaneen duurzame, geïntegreerde ge-wasbescherming. De aanpak is ge-baseerd op verschillende sporen: ● Bevorderen van innovatie en ver-

beteren van het management;● Stimuleren van duurzame pro-

ductie en duurzame consump-tie;

● Bevorderen van een effectief enduurzaam middelenpakket;

● Handhaving, monitoring en ver-antwoording.

Deze aanpak is geconcretiseerd ineen afsprakenkader. De belangrijk-ste afspraken worden hierondertoegelicht.

Bevorderen innovatieen verbeterenmanagement

Het doel van de acties onder dezenoemer is milieuwinst te boekendoor innovatie en door verbete-ring van het management bij telers(bevorderen van geïntegreerde ge-wasbescherming).

Sectorplannen

LTO Nederland zal in 2003 met ie-dere sector een sectorplan duur-zame gewasbescherming opstel-len. Een sectorplan bevat ondermeer:● een analyse van de landbouw-

kundige en milieuknelpunten;● een beschrijving van de goede

landbouwpraktijk (de werkwijzedie je redelijkerwijs van iedere

boer en tuinder mag verwach-ten);

● meetbare doelen gericht op hetoplossen van de knelpunten;

Het huidige gewasbeschermings-onderzoek zal worden afgestemdop deze sectorplannen.

GeïntegreerdegewasbeschermingGeïntegreerde gewasbeschermingstaat voor een dynamisch proceswaarbij innovatie en vernieuwingaan de bovenkant steeds leiden toteen hoger niveau van duurzaam-heid. Daarbij is het de kunst om dejongste wetenschappelijke inzich-ten te combineren met de prakti-sche ervaring van voorlopers. In de Bestrijdingsmiddelenwetwordt de volgende definitie vangeïntegreerde gewasbescherminggegeven: de rationele toepassingvan een combinatie van biologi-sche, biotechnologische, chemi-sche, mechanische en fysische be-strijding, teelt- ofgewasverbeteringsmaatregelen,waarbij het gebruik van chemischegewasbeschermingsmiddelenwordt beperkt tot het strikte mini-mum dat noodzakelijk is om po-pulaties van organismen onder deniveaus te houden waarbij in eco-nomisch opzicht onaanvaardbareschade of verliezen optreden. In het afsprakenkader wordt ervanuitgegaan dat deze geïntegreerdegewasbescherming niet alleen eencombinatie is van maatregelen,maar dat het ook een hiërarchievan werken inhoudt. Deze hiërar-chie vereist dat eerst alle preven-tieve en teelttechnische maatrege-

Pagina 84 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Overeenkomst voor eenduurzame gewasbeschermingGerty Horeman

Expertisecentrum LNV, Postbus 482, 6710 BL Ede; e-mail [email protected]

Op 10 maart hebben 2003 Minister Veerman van Landbouw, Natuurbe-heer en Visserij (LNV), Staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM), de Stichting Natuur en Mi-lieu, LTO Nederland en VEWIN een overeenkomst afgesloten om te ko-men tot duurzame gewasbescherming. Ook zijn er afspraken gemaaktom tot oplossing van de korte termijnknelpunten in het toelatingsbe-leid te komen. Agrodis, Nefyto en Unie van Waterschappen hebben deintentie uitgesproken zich bij de overeenkomst aan te sluiten. Meerhierover in de rubriek Nieuws in dit nummer. Gerty Horeman van hetExpertisecentrum van LNV geeft actuele achtergrondinformatie.

Page 15: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

len zijn benut om te voorkomendat chemisch ingrijpen nodig is.Vervolgens worden waarschu-wings- en adviessystemen ge-bruikt om de noodzaak van ingrij-pen te bepalen en waarbij zo veelmogelijk niet-chemische maatre-gelen worden toegepast vóórdatchemische gewasbeschermings-middelen worden gebruikt. En alstenslotte chemische gewasbe-scherming wordt toegepast dientdit minimaal te gebeuren, op eenmanier die de emissie zo veel mo-gelijk beperkt.

Gewasbeschermings-plan Als actiepunt is in het afspraken-kader opgenomen dat telers eengewasbeschermingsplan moetenmaken waarin ze moeten aange-ven hoe ze omgaan met boven-staande stappen. Deze verplich-ting zal opgenomen worden in eenAlgemene Maatregel van Bestuur(AmvB). De overheid zal echtergeen gedetailleerde voorschriftenvoor zo’n plan opstellen. Het planmoet op het bedrijf aanwezig zijnmaar hoeft niet te worden toege-zonden aan een overheidsinstan-tie.Ook hier dient men te zoeken naaraansluiting met reeds gangbarepraktijk. Plan en spuitboekje sa-men vormen een prima instru-ment voor verantwoording en ma-nagement. Bij de verantwoordingmoet een koppeling worden ge-legd met de gangbare praktijk vanregistratie van gewasbescher-mingsmiddelen. Het is echter nietde bedoeling dat verschillendesystemen voor de teler naast el-kaar ontstaan.

Bij het stellen van algemene regelsbeoogt de overheid niet een gede-tailleerd systeem van teeltmaatre-gelen en voorschriften. Uitgangs-punt is dat 80-90% van de telersgoed moet kunnen voldoen aandeze maatregelen en dat innova-ties niet belemmerd worden. Het

doel van deze maatregelen is omde 10-20% telers die achter (drei-gen te) blijven mee te krijgen in degoede gewasbeschermingpraktijkvolgens de principes van geïnte-greerde gewasbescherming. Hier-toe zal geïntegreerde gewasbe-scherming nader wordeningevuld. Het moet gaan om eensysteem dat de voorhoede niet be-last met beperkingen en dat deachterhoede toch dwingt tot aan-sluiting (of stoppen) . Bovendienmoet het systeem inhoudelijk ro-buust en uitvoeringstechnischsimpel en werkbaar blijven.De overheid beoogt daarnaastgeïntegreerde gewasbeschermingin marktcertificeringssystemen testimuleren. Dit moet er in resulte-ren dat zo spoedig mogelijk 100%van de telers werkt volgens eencertificeringsschema (of equiva-lent daarvan bijvoorbeeld teelt-contract) dat geïntegreerde/duur-zame gewasbeschermingstimuleert.

Overige acties

Behalve acties gericht op teelt-maatregelen behelst het afspraken-kader ook acties gericht op anderefacetten. Het gaat hierbij om kennisen kennisdoorstroming, servicever-lening en kwaliteitsborging doorindustrie en handel (o.a. ProductStewardship, RSC-certificering, be-geleiden van produkten) praktij-koplossingen voor drinkwaterknel-punten en agrobiodiversiteit.

Stimulerenduurzaamproduceren enconsumerenHet doel van de acties onder dezenoemer is milieuwinst te boekendoor consumptie van duurzameproducten te bevorderen en pro-ducenten van duurzame produc-ten te belonen.

De belangrijkste afspraak om hetduurzaam produceren en consu-meren te stimuleren is de transpa-rantie in de keten te bevorderen.Dit geldt dan in het bijzonder voorde schakels die het dichtst bij deconsument staan, vanuit het uit-gangspunt dat consumenten errecht op hebben te weten hoe be-drijven hun maatschappelijk ver-antwoord ondernemen invullenen waarborgen.Andere voorziene acties : belem-meringen wegnemen voor hetopenbaar maken van de resultatenvan residuonderzoeken van deKeuringsdienst van Waren op hetniveau van veilingen en super-markten en het ontwikkelen vanfinanciële prikkels voor boeren dieduurzaam produceren en consu-menten die duurzaam consume-ren. Ook zal publieksvoorlichtingaandacht schenken aan duurzamegewasbescherming.

Bevorderen van eeneffectief enduurzaammiddelenpakket voorde land- entuinbouwHet doel van hier genoemde actiesis te zorgen dat ontwikkeling naarduurzame gewasbescherming inde land- en tuinbouw gepaardgaat met beschikbaarheid van eeneffectief pakket aan middelen (methet oog op de concurrentiepositievan de land- en tuinbouw). Voor het oplossen van de echtelandbouwkundige knelpunten inhet toelatingsbeleid zijn afsprakengemaakt voor 2003 en 2004. In2003 zal voor echte knelpunteneen oplossing worden gezocht viaeen vrijstelling, onder voorwaardedat er geen onaanvaardbare ge-zondheids- en/of arbeidsveilig-heidsrisico’s ontstaan en dat mi-lieurisico’s zoveel mogelijk wordenteruggedrongen door beperkingendie aan een vrijstelling worden

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 85

[ARTIKEL

Page 16: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Pagina 86 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[ARTIKEL

verbonden. In het spoor van dezeactie zijn er op dit moment 32knelpunten (op basis van 11 werk-zame stoffen) geïdentificeerdwaarvoor een vrijstelling is aange-vraagd.Overheid en bedrijfsleven zullenzich samen inspannen om hetaantal knelpunten in 2004 met mi-nimaal 50% te verminderen. Mo-gelijkheden hiervoor liggen in in-novaties in sectorplannen en innieuwe toelatingen.

Goede handhaving,monitoring enverantwoordingHet doel van dit spoor is een goedenaleving van de aanpak te bevor-deren en de resultaten zichtbaar temaken. Op de naleving van dewettelijke bepalingen voor gebruikvan gewasbeschermingsmiddelenzal krachtig worden toegezien. Decontrolerende instanties zullen af-spraken maken over een gecoördi-

neerde aanpak van de handha-ving. De voortgang van de afspra-ken zal op basis van rapportagesvan de partijen jaarlijks wordenbesproken. En in 2006 wordt ge-evalueerd in hoeverre de gesteldedoelen zijn bereikt en aanvullendemaatregelen nodig zijn.

LiteratuurMinisterie LNV, Den Haag. Afsprakenkader

Gewasbeschermingsbeleid, maart 2003.Tekst, zie: www.minlnv.nl\gewasbescherming

Ondergetekende meldt zich aan als: Nederland/België Overige landen

� Gewoon lid van de KNPV € 25,– € 35,–� Gewoon lid van de KNPV

inclusief een abonnement op het EJPP € 123,– € 133,–� Lid-donateur van de KNPV € 65,–

Na ontvangst door de administratie volgt een acceptgiro.

Naam :

Straat :

Postcode : Plaats :

Land :

Datum : Handtekening :

✂ of copie

Lidmaatschap van de KNPVHet lidmaatschap biedt u:● Vrije deelname aan de gewasbeschermingsdagen● Gratis abonnement op ’Gewasbescherming’● Deelname aan de algemene ledenvergaderingen met stemrecht; statuten worden op verzoek toegezonden● Mogelijkheid van een collectief abonnement (tegen gereduceerd tarief) op het European Journal of Plant

Protection

Het lidmaatschap loopt van 1 januari tot en met 31 december. Bij tussentijdse toetreding is een evenredig ge-deelte van de contributie verschuldigd.Opzeggen van het lidmaatschap dient voor 1 december schriftelijk te geschieden. Wordt het lidmaatschap nietvoor deze datum opgezegd, dan is voor het gehele volgende verenigingsjaar contributie verschuldigd.

Aanmeldingen:Mevr. M. RoseboomAdm. Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging,Postbus 31,6700 AA WageningenE-mail: [email protected] secretariaat van de KNPV is telefonisch bereikbaar op 0317-483654Als nieuw lid ontvangt u als welkomstgeschenk de ’Lijst van Gewasbeschermingskundige Termen’ (verkoop-prijs € 12,50). Na acceptatie door het bestuur volgt een acceptgiro

Page 17: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Op 3 juni 2002 promoveerde DirkKurstjens aan Wageningen Univer-siteit. Promotoren waren Prof. ir.U.D. Perdok (Bodemtechnologie)en Prof. dr. ir. M.J. Kropff (Gewas-en Onkruid Ecologie); co-promo-tor was Dr. ir. J.K. Kouwenhoven(Bodemtechnologie).Dit onder-zoek werd mede gefinancierd doorCSM.

Een stukjegeschiedenisKritiek op het gebruik van herbici-den is niet pas ontstaan toen on-kruidresistentie en negatieve mi-lieu-effecten merkbaar werden.Een van de eerste critici, stelde datde opkomst van herbiciden deelste wijten was aan de tot dan toeslechts op praktijkervaring geba-seerde werkwijze van eggen (Ha-bel, 1954). Daardoor werd de wer-kelijke potentie van mechanischeonkruidbestrijding mogelijk nietten volle benut. De door Habel(1954) ingezette fundamentele on-derzoekslijn bood inzicht in de ge-voeligheid van verschillende on-kruidsoorten en hun groeistadiavoor mechanische onkruidbestrij-ding, het werkingsmechanismevan werktuigen en de hergroei vanbeschadigd onkruid. Helaas heeftdeze tak van onderzoek in de jarenzestig weinig aandacht gekregenmede omdat herbiciden de me-chanische bestrijding naar de ach-tergrond verdrongen.

Probleem en doel

Toen in de jaren tachtig in diversegewassen opnieuw ervaring werdopgedaan met onkruideggen enschoffelmachines, bleek het herbi-cidengebruik aanzienlijk te kun-nen dalen. Door de beperkte mo-gelijkheden in jonge, gevoeligestadia van langzaam groeiende ge-wassen en door de meer weersaf-hankelijke effectiviteit en inzet-baarheid, bleef deonkruidbestrijding met name inde gewasrijen problematisch. Denieuwe werktuigen die de laatstejaren werden geïntroduceerd heb-ben deze euvels niet wezenlijk ver-minderd. Dit is een belangrijke be-lemmering voor de verdere groeivan de biologische landbouw enafname van het herbicidenge-bruik.

In dit promotieonderzoek hebbenwe nieuwe mogelijkheden onder-zocht vanuit een beter begrip vande processen die bij beschadigingen herstel van onkruiden een rolspelen. Een verschillende reactievan gewas en onkruid op deze pro-cessen veroorzaakt een bepaaldemate van selectiviteit. Een hogeselectiviteit betekent dat er veelonkruid wordt bestreden met rela-tief weinig gewasschade. Naast hetontdekken van mogelijkheden omde selectiviteit te verbeteren is eenbasis gelegd voor methoden omplantgevoeligheid en bewerkings-intensiteit te kwantificeren en me-thoden om de potentiële selectivi-teit van de gewas-onkruid situatiete onderscheiden van de selectivi-teit van het werktuig. Deze metho-dologische verbeteringen zijn no-dig om het effect van diverseinvloedsfactoren beter te kunnen

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 87

[PROMOTIE

Het selectievewerkingsmechanisme vanonkruideggenD. Kurstjens

Figuur 1: Veertand-eg in maïs.

Page 18: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

[PROMOTIE

analyseren en begrijpen en omvoorspellingsmethoden te kunnenontwikkelen.

Werkwijze

Drie soorten planten met contras-terende eigenschappen (engelsraaigras, tuinkers en quinoa)werden in een vroeg stadium inhet laboratorium geëgd met ver-schillende werkdiepten, rijsnelhe-den en vochtgehalten van de(zand)grond. Hierbij zijn in totaalongeveer 20,000 planten individu-eel gemeten om (1) de effecten ophet ontwortelings-, bedekkings- en hergroeiproces te kunnen on-derscheiden, (2) ruimtelijke patro-nen van plantbeschadiging engrondverplaatsing te bestuderen,en (3) rekening te kunnen hou-den met heterogene plantreacties(in relatie tot plantgrootte, mateen type van beschadiging). Door-dat in deze proef concessies wer-den gedaan aan de vergelijkbaar-heid met veldomstandighedenkonden we veel meer meten danin veldproeven, zoals het effect opopkomend onkruid en de diktevan de grondlaag op bedekte plan-ten.

Bedekking met grond

Planten worden bedekt met gronddoor een combinatie van opho-ging van het grondoppervlak (rug-vorming) en het voorwaarts, zij-waarts en neerwaarts buigen vande planten zelf. Door het flexibeleblad werd raaigras meer bedektdan tuinkers, terwijl raaigras onge-veer driemaal zo groot was dantuinkers. Ruimtelijke patronen inrugvorming en het buigen vanplanten zijn belangrijk voor hetbegrijpen van de effecten vanwerkdiepte, rijsnelheid en grond-eigenschappen.

Het bleek mogelijk om de selecti-viteit van bedekking aanzienlijk temanipuleren. Door ondiep en snelte eggen in droge, fragiele zand-grond werd raaigras bijna viermaalzoveel bedekt als tuinkers. Doordiep en langzaam te eggen invochtige, samenhangende gronddraaide de verhouding om (tuin-kers bijna tweemaal zoveel bedektals raaigras). Dit merkwaardige re-sultaat heeft te maken met de ver-schillende rol van plantgrootte enflexibiliteit. Bij drogere grond ensneller eggen werden vooral groteplanten meer bedekt, terwijl diep

eggen meer kleine planten bedek-te (door meer ophoging) en alleplanten verder deed buigen (doormeer losse grond).

Ontworteling

In vroege gewasstadia zou ontwor-teling een belangrijker selectiefbestrijdingsmechanisme kunnenzijn dan tot nu toe werd aangeno-men, omdat de gevoeligheid vanplanten voor ontworteling na op-komst snel afneemt. Opkomendeplanten werden veel meer ontwor-teld (48-60%) dan kiemplantenvan dezelfde soort die circa. driedagen eerder opkwamen (17-26%).Om de mogelijkheden van selec-tieve ontworteling te kunnen be-nutten is een nauwkeurige werk-diepteregeling en een zeernauwkeurige besturing nodig, zo-dat tanden de gewasplanten nietraken. Daarnaast moet de invloedvan grondeigenschappen op de se-lectiviteit verder worden onder-zocht.

Hergroei naontworteling enbedekking

Zes dagen na het eggen werd dedoding en het versgewicht van in-dividuele planten vastgesteld, omde relatie tussen directe en uitein-delijke effecten van eggen te be-studeren. Hoewel het eggen vooralplanten bedekte, werd slechts 1-17% van de niet-ontwortelde be-dekte planten gedood, omdatplanten niet diep werden begraven(mediaan raaigras: 6.7 mm, tuin-kers: 9.6 mm). Ontworteling waseffectiever (47-61% doding) endroeg voor respectievelijk 93%,95% en 60% bij aan de doding vantuinkers, quinoa en raaigras. Totnu toe werd bedekking altijd alsbelangrijkste werkingsmechanis-me van eggen gezien, maar in on-ze experimenten (zonder neerslag

Pagina 88 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Figuur 2: Model-eg bewerkt grondbakken met planten in het laborato-rium.

Page 19: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 89

na het eggen) blijkt ontwortelingveel belangrijker te zijn. Omdathet bodemvochtgehalte tijdens heteggen een grote invloed had op dedoding van ontwortelde planten,ligt hier waarschijnlijk de sleuteltot het begrijpen van de weersaf-hankelijkheid van de effectiviteit.

Zelfs onder geconditioneerde om-standigheden bleek het lastig omde hergroei goed te voorspellen.Daarom moet het hergroei procesbeter worden onderzocht en moe-ten veldonderzoeksmethodenworden ontwikkeld die beter on-derscheid kunnen maken tussende directe en uiteindelijke effectenvan mechanische onkruidbestrij-ding.

Uitdagingen voorverder onderzoek entoepassing in depraktijkHoewel deze fundamentele studieniet streefde naar het rechtstreeksoplossen van praktische vragen,kan een beter inzicht in de wer-kingsmechanismen van mechani-sche onkruidbestrijding boerenhelpen om verschillen tussen ge-was- en onkruideigenschappen

beter te benutten. Het afleiden vansituatie-specifieke adviezen uitfundamenteel inzicht lijkt beterhaalbaar dan het voor elke situatieproefondervindelijk bepalen vande optimale handeling of strategie.Zulke proefondervindelijke kenniszou moeilijk overdraagbaar zijn,zolang men de reactie van gewas-sen en onkruiden op mechanischeonkruidbestrijding niet goed be-grijpt. Op de lange termijn voedtonze benadering de ontwikkelingvan dynamische modellen voorhet ondersteunen van operatione-le, tactische en strategische on-kruidbestrijdingsbeslissingen.

Voor het op korte termijn oplossenvan onkruidbestrijdingsproble-men in de biologische landbouwen kleine gewassen is een aanvul-lende fundamenteel-toegepastebenadering nodig, die fundamen-tele kennis vertaalt naar bruikbarebeslissingsregels en gereedschap-pen voor het ontwerpen van geïn-tegreerde onkruidbestrijdingssys-temen. Er liggen veelmogelijkheden voor het verbete-ren van werktuigen (besturing-snauwkeurigheid, werkdiepterege-ling) en voor het toepassen vanmethoden die het resultaat vanmechanische onkruidbestrijdingindirect verbeteren (betere be-werkbaarheid van de grond, vlak-

ker zaaibed), of methoden die devereiste selectiviteit, effectiviteiten inzetbaarheid van mechani-sche onkruidbestrijding verminde-ren (minder variatie binnen de ge-was- en onkruidpopulatie, meerverschil tussen gewas en onkruid).

Toekomst?

Met deze studie is een basis gelegdvoor verder onderzoek naar me-chanische onkruidbestrijding. Hetzette de lijn voort die tussen 1950en 1965 in Duitsland is gevolgd, entussen 1990 en 1995 in Denemar-ken opkwam. De bijdrage van dezelijn op methodologisch vlak is on-misbaar om ook in het praktijkge-richte onderzoek werkelijk verderte komen door het moeras van ve-le, vaak moeilijk ontwarbare in-vloeden. Het benutten van de vol-ledige potentie van mechanischeonkruidbestrijding is een kennis-intensieve zaak die veel meer vergtdan het testen, vergelijken en de-monstreren van werktuigen. Hetinzichtelijk en overdraagbaar ma-ken van de kennis en ervaring ach-ter de “kunst” van het optimaal ge-bruik van werktuigen is eenuitdaging die niet opnieuw zoumogen ondersneeuwen. [PROMOTIE

Page 20: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Pagina 90 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Doodvallen kan ik over een woord.Een woord ziet er raar uit, pastniet goed in de mond, smaakt nietlekker. De onrust over een woordkomt plotseling over me. Let wel,de gangbare taalverkrachtingglijdt langs mij af of, erger nog, ikdoe er soms aan mee. Taal leeft enevolueert, aldus het gebruikelijkeexcuus om met de laatste taalmo-de, het jongste barbarisme en hetpopulairste platpraten mee tedoen. Maar opeens slaat de onrusttoe.

Onlangs stiet ik op het woord‘memnospore’. Er zijn twee soor-ten schimmelsporen, ‘memnospo-ren’ en ‘xenosporen’. Memnospo-ren zijn rustsporen. Xenosporenkrijgen geen rust want zij moetenvoor de verspreiding van deschimmel zorgen. Het woorddeel‘memno’ viel verkeerd. Je proeftdirect, een verschil tussen suikeren azijn, dat het geen latijns maareen grieks voorvoegsel zou moe-ten zijn. Dus ga je zoeken in dewoordenboeken. Resultaat nihil.De vorm bestaat niet in de gang-

bare woordenboeken die ik thuisheb, een honderdtal waarvan eentiental vol latijn en grieks.

Dan maar terug naar de bron. Gregory’s boek ‘Microbiology ofthe atmosphere’, tweede druk (nietin eerste druk), verwijst naar Gre-gory, 1966. Aldaar staat ‘memnon’voor standvastig, vastberaden. Ge-duldig ook, als een antiek-Atheen-se ezel. Nog steeds knaagt de on-rust.

Vertwijfeld grijp ik in een laatstenoodsprong een dierbaar school-boek uit de oude doos, Mehler’s‘Woordenboek op de gedichtenvan Homèros’. Beet. Een beetjeverstopt vind ik ‘memno-’ dat ver-wijst naar ‘mimnoo’, dat weer ver-wijst naar ‘menoo’. Beide woordenbetekenen ‘ik blijf’ in het oud-grieks, ‘menoo’ ook in het nieuw-grieks. Memnosporen zijn sporendie blijven, dat is duidelijk. Maarwaarom heten ze dan niet ‘meno’-sporen of ‘mimno’sporen? Dat ishet raadsel. Een volstrekt onbe-langrijk raadsel, maar ook onbe-

duidende raadsels vragen om eenoplossing.

Ik zoek de oplossing in een trivialeverschrijving. Wellicht heeft Gre-gory de fonetische spelling toege-past, per ongeluk of bewust. Wan-neer men ‘memno’ tracht uit tespreken met een engelse mond-stand, wordt de korte ‘è’ bijna eenkorte ‘ì’. Dan zijn we rond. Maarwaarschijnlijk had Gregory ge-woon een beter woordenboek danik.

Ik zie geen enkele reden om aanhet woord memnospore te gaanpeuteren. Ik gebruik het hoogstenseens in de tien jaar. Wetenschap-pelijk taalgebruik is conservatief.Zelfs foute woorden en namenblijven lang gehandhaafd. Wiekent meer voorbeelden?

Literatuur

Gregory, P.H. - 1966. The fungus spore: whatis it and what it does, pp 1-14 in M.F.Madelin (Ed.) The fungus spore. ColstonPapers #18. Butterworths, London.

[COLUMN

Een woordJ.C. Zadoks

Herengracht 96-c, 1015 BS Amsterdam, e-mail [email protected]

Page 21: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 91

Effecten van fungiciden opvorming en vitaliteit vanPhytophthora infestansoösporen

G.J.T. Kessel1, H.T.A.M. Schepers2, P.J. van Bekkum1, J.R. Kalkdijk2 en W.G. Flier1

1Plant Research International B.V., Postbus 16, 6700 AA, Wageningen.2Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, Sector Akkerbouw,Groene ruimte en Vollegrondsgroenten, Postbus 430, 8200 AK Lelystad

Phytophthora infestans, de veroorzaker van deaardappelziekte blijft problemen veroorzaken in deaardappelteelt. Door de aanwezigheid van beide mating types inclusief een functionele seksuele cyclus wordt de Nederlandse aardappelteler gecon-fronteerd met oösporen. Oösporen worden gevormdín aardappelweefsel maar worden na afbraak van dit weefsel vrijgegeven aan de bodem waar zij meer-dere jaren kunnen overleven. Oösporen komen alge-meen in Nederland voor maar specifieke maatrege-len om vorming van oösporen te voorkomen zijn nietbeschikbaar. In een gezamenlijk project onderzoch-ten Plant Research International en Praktijkonder-zoek Plant en Omgeving het effect van fungiciden opde vorming en vitaliteit van oösporen in vitro en invivo.In vitro werden kruisingen uitgevoerd tussen P. infes-tans A1 en A2 mating types in aanwezigheid van sub-letale doseringen fungiciden. Voor elk fungicide wa-ren vier concentraties opgenomen die zorgen voorgroeiremming van mycelium met 100%, 70%, 30% en0%. De oösporendichtheid in de contactzone tussenhet A1 en A2 isolaat nam significant af met een toene-mende fungicidenconcentratie voor alle middelenbehalve maneb en mancozeb. Voor de in vivo experimenten werden aardappelplan-ten, cultivar Bintje, geïnoculeerd met P. infestans A1en A2. Acht dagen na inoculatie waren de symptomengoed ontwikkeld en werden de planten bespoten met

fungiciden in de aanbevolen dosering. Na drie wekenincubatie bij 10°C en hoge rel;atieve vochtigheid wer-den de aangetaste bladeren van de plant verwijderden gedurende twee weken geïncubeerd op wateragarbij eveneens 10°C. Na extractie van oösporen uit hetblad en kwantificering bleken alle gebruikte midde-len de aantallen vitale oösporen zeer aanzienlijk te re-duceren.Fungiciden beperken dus het risico op oösporenvor-ming. In vitro wordt voor subletale doseringen eenduidelijk concentratie-effect gevonden maar deze do-seringen liggen altijd ver beneden de aanbevolenpraktijkdosering waarmee myceliumgroei (en dus oö-sporenvorming) volledig wordt onderdrukt. In vivoblijkt dat (te) late toepassing van fungiciden tegen P.infestans toch perspectief biedt met het oog op pre-ventie van oösporenvorming.

Identificatie van nieuwebronnen van resistentie tegende aardappelziekte

Klaas A. E. van ’t Slot1, Peter van de Vondervoort1,Vivianne G. A. A. Vleeshouwers2 en Francine Govers1

1Laboratorium voor Fytopathologie, Wageningen Universiteit,Wageningen2Laboratorium voor Plantenveredeling, WageningenUniversiteit, Wageningen

De aardappelziekte, veroorzaakt door het beruchtepathogeen Phytophthora infestans, is wereldwijd eenzeer belangrijke ziekte die grote opbrengstverliezenteweeg brengt en waarvoor grote hoeveelheden che-mische bestrijdingsmiddelen gebruikt worden. Demeeste Phytophthora-soorten produceren 10 kDa ex-tracellulaire elicitoreiwitten, elicitines genaamd. Eli-citines kunnen in sommige Solanaceae en Cruciferaeeen overgevoeligheidsreactie (HR) induceren. HR is

[KNPV-WERKGROEPENKNPV-werkgroepen:

Werkgroep PhytophthorainfestansSamenvattingen van de werkgroep dd 18 april 2002

Page 22: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Pagina 92 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

een zeer effectief mechanisme waarmee planten in-vasie van pathogenen kunnen stoppen. In eerder on-derzoek in ons laboratorium is aangetoond dat her-kenning van het 10 kDa INF1 elicitine door Nicotianabenthamiana, een plant die normaal geen waard-plant is voor P. infestans, zorgt voor resistentie tegen P.infestans. INF1 is dus een soortspecifieke avirulentie-factor en beperkt als zondanig de waardplantenreeksvan het pathogeen. In de cultuuraardappel, Solanumtuberosum, induceert INF1 geen HR. P. infestans pro-duceert echter meerdere elicitines. Momenteel zijnzeven elicitinegenen bekend. De leden van deze com-plexe INF familie vertonen grote diversiteit maar ookspecificiteit in de interactie met Nicotiana soorten.Een belangrijk doel van dit project is te bepalen inhoeverre elicitines een resistentiereactie kunnen in-duceren in Solanum soorten om zodoende elicitine-gevoelige Solanum genotypen te kunnen identifice-ren. In Solanum soorten die reageren zal vervolgensde correlatie tussen elicitine-gevoeligheid en P. infes-tans resistentie nader onderzocht worden. Het testenvan virulentie van gemodificeerde P. infestans stam-men waarin de verschillende elicitinegenen geïnacti-veerd zijn door middel van ‘gene silencing’, zal uitwij-zen welke rol elicitines hebben in het induceren vanresistentie in Solanum.

De bescherming van degroeipunt van aardappelplantentegen Phytophthora infestans

H.T.A.M. Schepers & H. G. Spits

Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO), Postbus 430,8200 AK Lelystad

Voor de beheersing van de aardappelziekte veroor-zaakt door Phytophthora infestans zijn fungicidenonmisbaar. Als een onderdeel van geïntegreerde be-strijding worden fungiciden steeds gerichter ingezet.Dit is in de eerste plaats nodig om de agressievereaardappelziekte goed te bestrijden en in de tweedeplaats past het in het beleid van de overheid om al-leen dan te spuiten als het ook echt nodig is. Aardap-pelblad dat preventief bespoten wordt met fungici-den is voor een bepaalde tijd beschermd tegeninfecties door P. infestans. Er wordt bij het merendeelvan de fungiciden van uitgegaan dat blad dat zich náde bespuiting ontwikkelt, onbeschermd is. PPO heeftin 2001 proeven uitgevoerd om meer inzicht te ver-werven omtrent de bescherming van de zich ontwik-kelende groeipunt van aardappelplanten door fungi-ciden. In een veldproef met het ras Bintje werd metspuitintervallen van vier tot vijf en zes tot zeven da-gen diverse fungiciden (contact, locaal-systemisch,

systemisch) gespoten met een proefveldspuit. Aanhet einde van het spuitinterval werd een aantalblaadjes van de groeipunt geplukt en kunstmatig geï-noculeerd met een agressief isolaat van P. infestans.Na vijf tot zeven dagen incubatie werden de blaadjesbeoordeeld op aantasting. Bij het spuitinterval van vier tot vijf dagen was de be-scherming van de zich ontwikkelende groeipunt in deeerste veertien dagen na de start van de bespuitingenbeter in vergelijking met het zes- tot zevendaagsspuitschema. De kortere tijd tussen spuiten en inocu-leren geeft de fungiciden die geen systemische com-ponent bevatten meer kans om door middel van her-verdeling toch de zich ontwikkelende groeipunt tebeschermen. Bij een zevendaags spuitinterval is hetin het begin van het groeiseizoen voor de meeste fun-giciden niet mogelijk om de zich ontwikkelendegroeipunt te beschermen. Vooral na de eerste tweebespuitingen laat het systemische metalaxyl een dui-delijk beter effect zien dan de andere fungiciden. Bijbeide spuitstrategieën wordt de bescherming beternaarmate het groeiseizoen vordert en de groei af-neemt. Uit de veldproeven was niet te concluderen ofdit het gevolg is van een cumulatief effect van demeerdere bespuitingen of dat de afnemende groeihiervoor verantwoordelijk was.

Op zoek naar nieuweresistentie(genen) tegenPhytophthora infestans inSolanum

Vivianne G.A.A. Vleeshouwers1, Lars G. Kamphuis1, Trudy Torto2, Sophien Kamoun2, Evert Jacobsen1 en Richard Visser1

1Laboratorium voor Plantenveredeling, WageningenUniversiteit, Wageningen; 2Ohio Agricultural Research andDevelopment Center, Dept. of Plant Pathology, The OhioState University, Wooster, Ohio, USA

Een voortdurende instroom van nieuwe resistentie-bronnen in het aardappel veredelings-programma isessentieel voor het verkrijgen van Phytophthora resis-tentie op de lange termijn. Een grote verzameling wil-de Solanum soorten is verkregen via het Centrumvoor Genetische Bronnen Nederland (CGN). Omhigh-throughput inoculaties mogelijk te maken heb-ben we een resistentie screening ontwikkeld in vitro.Met behulp van deze methode hebben we in kortetijd ongeveer zevenhonderd wilde Solanum genoty-pen gekarakteriseerd voor resistente tegen twee P. inf-estans isolaten. De resistentiedata worden bevestigd

[KNPV-WERKGROEPEN

Page 23: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 93

[KNPV-WERKGROEPEN

aan afgesneden blad, en uitgebreid met meerdere iso-laten van diverse afkomst.Uit een vorige studie is gebleken dat resistentie tegenP. infestans altijd geassocieerd is met de overgevoelig-heidsreactie. Dit betekent dat resistente planten elici-tors van P. infestans herkennen. Tijdens de Solanum -Phytophthora interactie kunnen er meerdere elicitorsvan P. infestans herkend worden. De afweerreactiesdoor de verantwoordelijke resistentiegenen lopendan als het ware door elkaar heen, en worden niet af-zonderlijk waargenomen. Dit maakt het scoren voorresistentie in veredelingspopulaties vaak ingewikkeld.Een genetische analyse zou aanzienlijk vereenvou-digd kunnen worden als we individuele elicitors apartkonden testen. Met dit doel voor ogen hebben we eenfunctionele toets geoptimaliseerd voor Solanumsoorten, waarmee kandidaat-elicitors getest kunnenworden voor een herkenningsreactie in het blad. De-ze ‘binaire PVX methode’ is een transiënt expressie-systeem gebaseerd op Agrobacterium tumefaciens enhet PVX virus. Uit EST (Expressed Sequence Tags)banken zijn een aantal genen van P. infestans geïden-tificeerd die coderen voor extracellulaire eiwitten(Pex, Phytophthora extracellular proteins). Deze kan-didaat-elicitors zijn in de binaire PVX vector geklo-neerd, en worden momenteel gescreend voor herken-ningsreactie in de resistente wilde Solanum-soorten.De eerste resultaten hebben enkele Solanum-genoty-pen geïdentificeerd die specifieke necrose vertonentegen enkele elicitors van P. infestans. Deze specifiekeplant - elicitor interacties worden momenteel verderonderzocht.

Zijn de QTLs voor vroegheid envoor resistentie tegenPhytophthora infestans opchromosoom 5 van aardappelvan elkaar te onderscheiden?

Marleen Visker1,2, Paul Keizer1, Herman van Eck3, Evert Jacobsen3, Leontine Colon1 & Paul Struik2

1Plant Research International, Postbus 16, 6700 AA Wageningen2Leerstoelgroep Gewas- en onkruidecologie, WageningenUniversiteit, Postbus 430, 6700 AK Wageningen3Laboratorium voor Plantenveredeling, WageningenUniversiteit, Postbus 386, 6700 AJ Wageningen

Wij onderzoeken de genetische en fysiologische as-pecten van de relatie tussen vroegheid en resistentie

tegen Phytophthora infestans in aardappel. Voor degenetische analyse gebruiken we moleculaire mer-kers om te bepalen of de associatie tussen de twee ei-genschappen wordt veroorzaakt door nauw gekop-pelde, maar verschillende genen, of door één (ofmeerdere) gen(en) met pleiotrope effecten.De eerste analyses zijn uitgevoerd met 67 individuenvan de (diploïde) CxE populatie. In dit materiaal von-den we één QTL (QTL = quantitative trait loci) voorvroegheid op chromosoom 5 en twee QTLs voor resis-tentie tegen P. infestans: de ene op chromosoom 3 ende andere op chromosoom 5. De QTL voor resistentieop chromosoom 5 was nauw gekoppeld met de QTLvoor vroegheid, waarbij vroeg altijd gepaard ging metvatbaar voor P. infestans.Voor een gedetailleerde studie van de locus op chro-mosoom 5 hebben we een nieuwe methode om QTLsop te sporen ontwikkeld. Hierbij werd het effect vanresistentie tegen P. infestans in de analyse gecorri-geerd voor vroegheid. Uit deze toets bleek dat door decorrectie voor vroegheid, het effect van de QTL voorresistentie op chromosoom 5 aanzienlijk verminder-de. Dit resultaat geeft aan dat de twee niet te onder-scheiden QTLs voor vroegheid en resistentie op chro-mosoom 5 wellicht slechts één gen betreffen met eenpleiotroop effect op beide eigenschappen. Echter, heteffect van de QTL voor resistentie op chromosoom 5was ook na correctie voor vroegheid nog significant,een aanwijzing dat de koppeling van de QTLs opchromosoom 5 misschien niet alleen het gevolg is vanpleiotropie.We hebben ook ontdekt dat de twee verschillendeQTLs voor resistentie tegen P. infestans een belangrij-ke interactie vertoonden: de QTL op chromosoom 5beïnvloedde het effect van de QTL op chromosoom 3(epistasie). Het gevolg van deze interactie was dat dekoppeling tussen vroeg en vatbaar op chromosoom 5ook nog doorwerkte op de QTL voor resistentie opchromosoom 3: als op de locus op chromosoom 5 deallelen voor vroeg en vatbaar aanwezig waren, danwas de resistentie van de QTL op chromosoom 3 nau-welijks effectief. Waren daarentegen de allelen voorlaat en resistent aanwezig op de locus op chromo-soom 5, dan had de QTL voor resistentie op chromo-soom 3 een aanzienlijk effect.De resultaten tot nu toe waren onvoldoende om ab-solute conclusies te kunnen trekken over zowel dekoppeling als de interactie tussen QTLs. Daarom heb-ben we zes nieuwe, diploïde aardappelpopulaties ge-maakt, met meer individuen en verschillende geneti-sche achtergronden. In deze populaties zijn we ookop zoek naar QTLs voor vroegheid en voor resistentietegen P. infestans, met als doel onze resultaten van deCxE populatie te verifiëren. Het onderzoek aan dezezes populaties wordt gefinancierd door STW.

Page 24: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Secretaris van hetKNPV-bestuur

Leden. Per 1 januari 2001 telde deKNPV 579 leden (vorig jaar 569),waarvan 24 leden-donateurs. Eencollectief abonnement op Europe-an Journal of Plant Pathology had-den veerig leden. Verder haddentachtig organisaties een abonne-ment op Gewasbescherming.

Activiteiten. Op 7 februari 2002organiseerde de KNPV samen metde Koninklijke Nederlandse Bota-nische Vereniging, de StichtingWCS - Willie Commelin Scholtenvoor de Fytopathologie en de Ne-derlandse Kring voor Plantenviro-logie de derde Gewasbescher-mingsmanifestatie in de Reehorstte Ede. Op deze dag waren 420aanwezigen. Afgaande op de reac-ties van de aanwezigen mag deGewasbeschermingsmanifestatieeen succes genoemd worden. Tij-dens de Gewasbeschermingsma-nifestatie werd, op voordracht vaneen jury die bestond uit G.J. Bollen(voorzitterz), A.J. Termorshuizen,D. van der Wal, J.A. van Veen en M.Heuver, de tweede KNPV-prijs uit-gereikt aan J.C. Zadoks vanwegezijn zeer grote verdiensten voor degewasbescherming. De KNPV-prijsbestaat uit een geldbedrag en eenpenning. Op 27 november 2002 or-ganiseerde de KNPV haar jaarlijksevergadering met als thema ‘Naareen geïntegreerde productie’. Dedag werd met circa. 130 aanwezi-gen goed bezocht en gaf een le-vendig overzicht van de wensenvan verschillende belangenbehar-

tigers. In het verslagjaar werd eenledenwerfcampagne opgestart.Hoewel het ledenaantal al jarenconstant is bestaat er bij het be-stuur het vermoeden dat velen dieprofessioneel actief zijn in de ge-wasbescherming geen lid zijn vande KNPV. De ledenwerfcampagnewordt voortgezet. Het bestuurheeft tot slot een beleid ingezetom, meer dan voorheen, een ver-eniging te zijn voor alle personendie actief zijn in de gewasbescher-ming. Hierbij wordt momenteelmet name gedacht een beleidsma-kers, onderzoekers in onder ande-re de sociologie en de economieen de docenten werkzaam buitenhet academische onderwijs. Eennieuwe internetsite werd geopend,www.gewasbescherming.info. Veeltijd is besteed aan de formuleringvan een project ter stimulering vanhet gewasbeschermingskundigonderwijs in Nederland, waarmeewaarschijnlijk dit jaar daadwerke-lijk gestart zal worden.

Er ressorteerden in het verslagjaartien werkgroepen binnen deKNPV. De verslagen van de werk-groepen in Gewasbescherming lei-den tot meer bekendheid van deactiviteiten die ontplooid wordenbinnen de vereniging.

Bestuur. Voorzitter J. van Aartrijkgaf te kennen tussentijds af te wil-len treden. Het bestuur vondG.H.J. Kema bereid om als interimvoorzitter te fungeren. Op de Alge-mene Ledenvergadering van 7 fe-bruari werd G.H.J. Kema benoemdtot voorzitter. J.G. van der Beektrad af en werd vervangen door

A.W. Wesselo. De eindredactie vanGewasbescherming werd overge-nomen door P.A. Oomen. De overi-ge bestuursleden waren A.J. Ter-morshuizen (secretaris), F. van derWilk (penningmeester), R.F. Mau-ritz, P. Bodingius, J. Bouwman, J.P.Wubben en A. de Bakker. Het be-stuur vergaderde op 26 maart, 5juni en 8 oktober.

Aad Termorshuizen, secretaris

Redactie van het bladGewasbescherming

De 33ste jaargang van Gewasbe-scherming omvatte zes afleverin-gen, zoals het hoort. De eerste wasgeheel gewijd aan de driejaarlijkseGewasbeschermingsmanifestatievan 7 februari 2002.

De totale omvang van de jaargangwas 212 pagina’s, veertig meer danhet voorafgaande jaar. De omslag-foto was gewijd aan de fytopatho-logie: een vruchtlichaam van deschimmel Botrytis cinerea. Dit wasde laatste jaargang dat een en de-zelfde foto de hele jaargang siert.Gewasbescherming bracht in 2002geen supplementen uit.

De redactie is in de loop van hetjaar nauwelijks gewijzigd. Samen-stelling: Pieter Oomen (PD) hoofd-redacteur; René van de Vlugt (PRI)secretaris, Corné Kempenaar(PRI), Gitte Schober (DLV, laterWUR), Dirk-Jan van der Gaag

Pagina 94 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[VERENIGINGSNIEUWS Jaarverslag over 2002 van het

KNPV-bestuur en redactie, deKNPV-werkgroepen en KNPV-commissies

Page 25: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 95

[VERENIGINGSNIEUWSPenningmeester van het KNPV-bestuur

Financieel overzicht 2002 en begroting 2003 KNPV Alle bedragen zijn in Euro.

Baten begroot 2002 inkomsten 2002 begroot 2003Contributies € 12.700,00 € 12.500,00 € 12.000,00Abonnementen (99/00) 2.270,00 2.205,18 2.000,00Leden-Donateurs 680,00 845,00 500,00Bijdrage bedrijfsleven 450,00 - 300,00Royalties Kluwer 36.300,00 45.594,33 45.000,00Rente 4.000,00 4.535,91 4.000,00Diversen 450,00 332,46 –Collectieve EJPP abonnementen - 2.604,00 –Vergaderingen/Bijeenkomsten - 125.00 –

€ 56.850,00 € 68.741,88 € 63.800,00

Lasten begroot 2002 uitgaven 2002 begroot 2003‘Gewasbescherming’ € -14.500,00 € -17.633,33 € -18.000,00Supplementen ‘Gewasbescherming’ -2.270,00 – -2.000,00Porto -2.270,00 – –Onkosten redactie -450,00 -799,50 -1.000,00Abonnementen/lidmaatschappen -450,00 -268,00 -500,00Vergaderingen/bijeenkomsten -2.700,00 -3.920,94 -6.000,00Salaris/premies/loonbelasting -6.350,00 -5.915,16 -6.500,00Administratiekosten -1.150,00 -5.006,24 -5.000,00Kosten buitenlandse betalingen -500,00 -21,00 -500,00Inrichtingskosten/huur -2.270,00 – –Diversen -900,00 -916,85 -1.000,00KNPV-prijs -2.270,00 -2.269,00 -1.500,00Werkgroepen -2.270,00 -31,26 -2.000,00Collectieve EJPP abonnementen (2001) - -2.267,34 –Gewasbeschermingsmanifestatie - -3.483,15 –

€ -38.350,00 € -42.531,77 € -44.000,00

naar kapitaal -18.500,00 -26.210,11 -19.800,00€ -56.850,00 € -68.741,88 € -63.800,00

Balans 2002

Activa per 31/12/01 per 31/12/02GeldmiddelenKas € 118,94 € 243,94Postbank 2.770,50 7.408.66ABN-AMRO 145.745,17 168.318,83

148.634,61 175.971,43VorderingenRente 2001 3.857.14 –Rente 2002 - 4.000,00

€ 152.491,75 € 179.971,43

Passiva per 31/12/01 per 31/12/02Schulden/ReserveringenKNPV-prijs € -2.268,90 –Opbrengst Manifestatie 1998 -158,82 –

-2.427,72 –=========== ==========

Kapitaal € 150.064,03 € 178.844,71

Frank van der Wilk, penningmeester

Page 26: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

(PPO-Naaldwijk), Jos Raaijmakers(WUR-Fytopathologie), AnnetteZweep (EC-LNV) en administratiefmedewerkster Marianne Rose-boom-De Vries. Oud-hoofdredac-teur en nematoloog Hans van derBeek was in principe opgevolgddoor nematoloog Frans Zoon(PRI) maar deze heeft er in de loopvan het jaar na ampele overwe-ging toch vanaf gezien. Er is geennieuwe nematoloog opgenomen.

De vaste rubrieken van Gewasbe-scherming waren de artikelen(technisch en beleidsachtig), decolumn, promoties, verenigings-nieuws van de KNPV, informatievan de KNPV-werkgroepen, dekennismaking met een bestuurs-lid, het ‘nieuws’ over de gewasbe-scherming, de ‘agenda’ over bin-nenlandse en buitenlandsebijeenkomsten over gewasbe-scherming. Vier afleveringenbrachten een aflevering van devaste serie columns van J.C. Za-doks. Dit jaar waren er geen ande-re columnschrijvers – hoewel dezewel welkom zijn! Er was ook eenserie van drie artikelen over hetgraanziektenonderzoek in Neder-land. Nieuw waren de ‘kennisma-kingen’ met bestuursleden. Inci-denteel waren er bijdragen overcongressen en symposia, een har-tekreet van een lezer als opinie(jammer dat we die niet vaker krij-gen!) en een in-memoriam. Dejaargang werd afgesloten met degebruikelijke index op de auteurs-namen.

Naast de papieren versie van Ge-wasbescherming verschijnt kortna uitkomst van ieder nummer opde KNPV-Internetsitewww.knpv.org ook een full-text ar-tikel uit dit nummer, de agenda,het nieuws, en de inhoudsopgave.En na een half jaar wordt de volle-dige inhoud van Gewasbescher-ming via de internetsite toeganke-lijk gemaakt voorinternetgebruikers. Deze afspra-ken zullen in 2003 in een overeen-komst met de Bibliotheek van Wa-geningen UR worden vastgelegd.

De redactie heeft zich dit jaar eengrondig beraden over haar beleidin een buitengewone redactiever-gadering op 25 september 2002.De redactie wil graag meer inzichthebben in samenstelling en inte-resse van haar lezersbestand, dusvan de KNPV-leden. We vindeneen enquête daarnaar onder de le-den welkom, evenals vastleggingvan wat meer informatie bij het in-schrijven van nieuwe leden overhun achtergrond en interesses. Bijde keuze van haar onderwerpenzal de redactie zich sterk laten lei-den door de actualiteit, zoals be-leidszaken, opinie en de prakti-sche gewasbescherming. Maar ookde traditionele onderwerpen zoalsonderzoek (bij voorkeur met eenalgemeen karakter) en promotie-samenvattingen blijven een plaatshouden. Wij roepen de leden danook op bijdragen die in dit profielpassen voor publicatie bij ons in testuren.

Pieter A. Oomen, hoofdredacteur

KNPV-werkgroepBodempathogenenen bodem-microbiologieZoals gebruikelijk kwam de werk-groep in het verslagjaar tweemaalbijeen. De 67ste vergadering werdgehouden op 23 mei in Lelystadmet bijdragen van Reiny Scheper(Soil suppressiveness against Rhi-zoctonia solani on cauliflower),Paul van den Boogert (Detectionand pathotype determination ofSynchytrium endobioticum), Geravan Os (Disease suppressionagainst Rhizoctonia solani AG2-tu-lip at old damage sites), Peter Bak-ker (Production of salicylic acidand pseudomonine and suppres-sion of disease by Pseudomonasfluorescens WCS374), Gerard Kort-hals (Nitrogen uptake and nemat-ode dynamics in leguminosecrops) en Hans Schneider (‘Yellownecrosis’: a new threat for the

cropping of sugar beat?) . De 68ste

bijeenkomst werd gehouden op 17oktober bij het IRS in Bergen opZoom met de volgende bijdragen:Gera van Os (Control of Rhizocto-nia solani AG2IIIB in lilium andgladiolus), Anne van Diepeningen(Waves in bacterial populationsalong wheat roots: microbiologicaland molecular data), Hans Schnei-der (Research at IRS), SanderSchouten (Pathogen defenseagainst biological control) en WimBlok (Suppression and microbialcommunities in potting mixesamended with composted biowas-tes). Samenvattingen van de bij-dragen verschenen in Gewasbe-scherming. Zoals te doengebruikelijk in deze werkgroep wa-ren de discussies langduriger dande inleidingen zelf.

In het verslagjaar was Joeke Post-ma (PRI) voorzitter en Aad Ter-morshuizen (WU) secretaris. Dewerkgroep bestaat uit ongeveerveertig leden.

Aad Termorshuizen, secretaris

KNPV-werkgroepFusarium (niet ontvangen)

KNPV-werkgroepPhytophthora enPythium

De jaarlijkse bijeenkomst van dewerkgroep werd dit jaar gehoudenbij de PlantenziektenkundigeDienst in Wageningen. De op-komst was met negenentwintigdeelnemers weer beduidend hogerdan het afgelopen jaar. Het och-tendprogramma omvatte lezingenover het voorkomen van wortel-ziekten in gesloten systemen doormicrobiële optimalisatie (JoekePostma en Erik van Os), het effectvan substraat op Pythium bij kom-

Pagina 96 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[VERENIGINGSNIEUWS

Page 27: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

kommer (Dirk Jan van der Gaag),de genetische variatie van de Phy-tophthora uit elzen (Willem Manin ’t Veld) en genomics bij Phy-tophthora (Wilco Ligterink).Na de lunch werd een rondleidinggehouden bij enkele interessanteafdelingen van de Plantenziekten-kundige Dienst.

Het middagprogramma bestonduit een aantal korte wetenschap-pelijke mededelingen. MartineMaes vertelde over nieuwe Phy-tophthora-waardplant combina-ties en identificatie via sequentie-analyse, Kris de Jonghe over dedoeltreffendheid van surfactantsals bescherming van witlof tegenPhytophthora cryptogea, Hans deGruyter over de stand van zakenmet betrekking tot Phytophthoraramorum en Peter Bonants overDNA-chips.

Na de lezingen werd de plaats vande bijeenkomst in 2003 vastge-steld: PPO-AGV in Lelystad. De bij-eenkomst besloten werd met eengezamenlijke borrel.

De werkgroep telde in 2002 vijftiggeregistreerde leden, zeven meerdan het jaar daarvoor. Het bestuurvan de werkgroep onderging ditjaar geen wijziging en bestaat uitvoorzitter Peter Bonants (PRI , Wa-geningen), Robert Baayen/WillemMan in ‘t Veld (PD, Wageningen)en secretaris Arthur de Cock (CBS,Utrecht).

Arthur de Cock, secretaris

KNPV-werkgroepOnkruidkundeDe Werkgroep Onkruidkunde, ookbekend als Overleg Onkruidkundebestaat uit een conglomeraat vaneen aantal gespecialiseerde werk-groepen plus een aantal losse le-den en agendaleden, in totaal bij-na zestig leden en agendaleden. In2002 zijn er geen bijzondere activi-teiten ondernomen door dit over-

koepelend overleg. Martin Kropff(TPE) heeft zich midden 2002 uithet onkruidkundig overleg terug-getrokken wegens andere werk-zaamheden; een vervanger is nogniet gevonden. Secretaris is TonRotteveel (PD).

Tot het overleg Onkruidkunde be-horen de volgende werkgroepen:Werkgroep Onkruidbestrijding inTeelten. Voorzitter Rommie vander Weide (PAV); secretaris ErwinMol (PD). Tot deze werkgroep be-horen 21 leden en 4 agendaleden.De groep kwam in januari 2003bijeen en houdt zich bezig met allefacetten van niet-chemische enchemische onkruidbestrijding en–beheersing in teelten.

Werkgroep Resistentie. VoorzitterRobert Bulcke (Universiteit Gent);secretaris Ton Rotteveel, (PD). Totdeze werkgroep behoren veertienleden en zes agendaleden. Dewerkgroep kwam in mei 2002 bij-een, en heeft voor april 2003 eenbijeenkomst gepland. De groephoudt zich bezig met onderzoekaan wilde herbicideresistenties, bi-otechnologisch verkregen herbici-deresistenties in gewassen, en re-sistentiemanagement. De groep isvia voorzitter en secretaris verte-genwoordigd in de European Her-bicide Resistance Working Group,een werkgroep van de EuropeanWeed Research Society en relatio-neel verbonden met HRAC (Herbi-cide Resistance Action Commit-tee) van de industrie.

Werkgroep Akkerranden. Voorzit-ter Geert de Snoo (CML Leiden),secretaris Ton Rotteveel (PD). Degroep bestaat uit 10 leden enkwam in de verslagperiode nietbijeen. Wel is een bijeenkomst invoorbereiding. De groep richt zichop alle aspecten van akkerranden:landbouwkundige-, natuurwaar-den en emissie-aspecten.

Alle groepen werken in hoge mateinformeel en richten zich primairop uitwisseling van informatie enafstemming van activiteiten. Daar-

naast kan begeleiding van, en as-sistentie bij onderzoek aan de ordezijn en bovendien advisering vanbeleid en/of voorlichtingsdiensten.

Ton Rotteveel, secretaris

KNPV-werkgroepBotrytisDe KNPV-werkgroep Botrytiskwam in september 2002 bijeen inBoskoop bij PPO-sector Bomen,georganiseerd door Fons van Kuik.Ondanks een boeiend programmamet vijf zeer afwisselende presen-taties vanuit diverse locaties vanPPO, Plant Research Internationalen Wageningen Universiteit was deopkomst matig. De presentatiesbetroffen epidemiologie, waar-schuwingssystemen, biologischeen geïntegreerde bestrijding, encelwand-afbrekende enzymen. Dewerkgroep besloot om de frequen-tie van vergaderingen op eens perjaar te houden. De bijeenkomstwerd afgesloten met een bezoekaan een kwekerij buiten Boskoop.

Belangrijke ontwikkeling in hetBotrytis-onderzoek is dat in 2003de sequentie van het genoom vanBotrytis cinerea in Frankrijk zalworden bepaald en op termijn pu-bliek beschikbaar zal komen. Inoktober 2004 zal in Turkije het12de internationale Botrytis-sym-posium worden georganiseerd.

Jan van Kan, secretaris

KNPV-werkgroepPhytophthorainfestans

De werkgroep Phytophthora infes-tans heeft tot doel om door middelvan uitwisseling van plannen, me-thoden en resultaten, elkaar testeunen en te stimuleren. Dewerkgroep telt momenteel 45 le-den. De voorzitter is Francine

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 97

[VERENIGINGSNIEUWS

Page 28: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Govers (WU-Fytopathologie Wa-geningen) en de secretaris HuubSchepers (Praktijkonderzoek Planten Omgeving, Lelystad).

In 2002 kwam de werkgroep tweekeer bij elkaar. De bijeenkomst op18 april werd bijgewoond door 25leden. Bijdragen werden geleverddoor Wilbert Flier (MasterplanPhytophthora: tussenstand natwee jaar synergie tussen onder-zoek en Nederlandse aardappel-kwekers), Marleen Visker (ZijnQTL’s voor vroegheid en voor re-sistentie tegen P. infestans opchromosoom 5 van aardappel vanelkaar te onderscheiden?), Vivian-ne Vleeshouwers (Identificatie vannieuwe Phytophthora-resistentiesin wilde Solanum-soorten met be-hulp van elicitor-screeningen) enEdwin van der Vossen (Duurzamebeheersing van P. infestans inaardappel: een programma vanWageningen-UR en LTO-Neder-land).

Op de bijeenkomst van 21 novem-ber waren 18 leden aanwezig.Naast een discussie over de juist-heid van de schrijfwijze ‘fytoftora’,werden er bijdragen geleverd doorLaurens Kroon (Waardplantspeci-ficiteit in Phytophthora-soorten),Johan Wander (Evaluatie in 2002van beslissingsondersteunendesystemen toegespitst op loofresis-tentie), Wopke van der Werf (Spre-ad of P. infestans in non-ideal ge-notype mixtures: an evaluationand elaboration of theory) enMonique Hospers (Biologischeaardappelteelt in Europa: inventa-risatie van Phytophthora-manage-ment in de praktijk).

Huub Schepers, secretaris

KNPV-werkgroepRhizoctonia solaniDe werkgroep is het kennisplat-form op het gebied van R. solanien heeft tot doel het uitwisselen enbevorderen van kennis en het af-

stemmen van onderzoek. De werk-groep streeft naar een open com-municatie tussen onderzoek enbedrijfsleven. De werkgroep is in2002 twee keer bijeengekomen. Devergaderingen begonnen met eenkorte toelichting van de leden ophet lopende onderzoek. De vol-gende onderwerpen zijn uitgebrei-der behandeld: chiptechnologie inrelatie tot R. solani; evaluatie spe-cifieke primers voor de AG 2 sub-groepen; inventarisatie en effecti-viteit van chemische middelen inlelie; ziektewering en Rhizoctonia-decline in lelie, suikerbiet enbloemkool; Rhizoctonia in suiker-biet in bouwplanverband en ras-verschillen bij aardappel. Het be-drijfsleven en (semi)overheidwerden tot actieve participatie uit-genodigd, zodat onderzoeksvraagen –kennis optimaal afgestemdkunnen worden. De werkgroepkent elf actieve leden. Voorzittervan de werkgroep is P.H.J.F. vanden Boogert (PRI), J.H.M. Schnei-der (IRS) is secretaris.

Hans Schneider, secretaris

KNPV-werkgroepMeloidogyne (niet ontvangen)

KNPV-werkgroepPratylenchusDe werkgroep is in het afgelopenjaar eenmaal bijeen geweest. Deopkomst voor deze bijeenkomstwas groot, zeker 25 personen wa-ren aanwezig. Verhalen over recentonderzoek werden gepresenteerden bediscussieerd. Zo brachtenFrans Zoon (PRI) ‘De strategischekijk op resistentie en tolerantie’,Evert Brommer (PPO-AGV) ‘Be-heersing Pratylenchus penetransin prei, erwt, sla en schorseneren’en Hans Kok (PRI) met Cor Conijn(PPO-BB) ‘Ziekteweerbaarheid bijdekzandgrond’. Al met al resulta-

ten die meer inzicht geven in hetPratylenchus penetrans-ziekte-complex.

Vanwege de grote belangstelling,ook van de mensen die er niet bijkonden zijn, zijn notulen van dezedag gemaakt en samen met dehandouts van de lezingen ver-stuurd aan de leden.

Cor Conijn, secretaris

KNPV-werkgroepTrichodoriden enTabaksratelvirus

In 2002 zijn er twee bijeenkomstenvan de werkgroep geweest waarbijontwikkelingen in de praktijk en inhet onderzoek besproken werden.De werkgroep heeft circa vijftienleden vanuit onderzoeksinstellin-gen en keuringsinstanties. Enkeleleden hebben de werkgroep verla-ten, omdat zij niet meer werkenaan onderzoeksonderwerpen ge-relateerd aan trichodoride aaltjesof TRV. Ook hebben enkele nieuweleden zich aangemeld. Samenwer-king tussen verschillende instellin-gen was er met name binnen de(oude) LNV- programmering enbinnen projecten gefinancierddoor produktschappen. Hoewel inde nieuwe LNV- programmeringhet aandeel TRV/trichodoride on-derzoek nagenoeg is verdwenen,wordt de noodzaak van tenminstejaarlijks overleg van experts enkennisgebruikers onderschreven.

Onderzoek van PRI is besprokenwaarbij TRV als expressievectorwerd gebruikt bij virus-inducedgene silencing. Verder is aandachtbesteed aan de resultaten uit eensamenwerkingsproject tussenBKD, Blgg, PRI en PPO-Bloembol-len op het gebied van bemonste-ring op trichodorideaaltjes vanpercelen gladiolen voor exportnaar Japan. Een inventarisatie vanPRI naar het voorkomen van tri-chodoride aaltjes-soorten en TRV-

Pagina 98 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[VERENIGINGSNIEUWS

Page 29: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

serotypen in tulpen- en gladiolen-percelen is gepresenteerd. Hierbijkwam ook de rol van onkruidenaan bod. Tussentijdse resultatenvan een project van PPO-AGV enPRI over de vatbaarheid en gevoe-ligheid van aardappelrassen voorverschillende TRV-typen zijn be-sproken. Bij PPO-AGV is verder dewaardplantstatus van een reeksplanten voor Trichodorus primiti-vus onderzocht. Ook wordt met ditaaltje schadedrempelonderzoekgedaan bij peen en aardappel. Re-sultaten van veldproeven op eenperceel met Trichodorus similisvan PPO-Bloembollen zijn bespro-ken waarbij het effect is onder-zocht van verschillende voor-vruchten op deTRV-infectiepotentiaal in de gronden de TRV-aantasting in gladiool.Ook is het effect van verschillendeteeltduren van een goede waard(Italiaans raaigras) en een slechtewaard (bladrammenas) op ge-noemde parameters onderzocht.Vanuit de PD zijn resultaten gepre-senteerd van de inventarisatie vanvalplekken in aardappelpercelen,waarbij bepaald is of aaltjes ver-antwoordelijk waren voor de val-plekken. NAK-tuinbouw heeft dekeuringsmethodiek voor TRV infreesia toegelicht en de Bloembol-lenkeuringsdienst heeft onderzoeknaar toepassing van een PCR-toetsvoor TRV bij gladiool gepresen-teerd.

A.S. van Bruggen, secretaris

KNPV-commissievoor de NederlandseNamen vanPlantenziektenDe commissie is in het afgelopenjaar niet bijeen geweest.

Ko Verhoeven, secretaris ad inte-rim

KNPV-commissieTerminologie

De commissie Terminologie is in2002 gestart met een ambitieusproject om de gewasbescher-mingskundige termen niet alleenin het Engels, maar ook in enkeleandere Europese talen te vertalen.Het is de bedoeling dat deze vert-alingen ter zijner tijd op de websi-te van de vereniging wordt gepu-bliceerd.

De commissie is in 2002 niet bij-een geweest. Initiatieven zijn hetgevolg van de inzet van individu-ele leden. Bovenstaand projectwordt getrokken door de voorzit-ter, dr. L. Bos. Als er andere men-sen zijn die dit initiatief willensteunen, stelt de vereniging ditzeer op prijs.

Piet Scheepens, secretaris

KNPV-werkgroepGraanziektenInleiding

G. H.J. Kema (voorzitter), A.D.Hartkamp (secretaris), WerkgroepGraanziekten

De werkgroep Graanziekten is eenplatform van onderzoeksinstellin-gen en het bedrijfsleven waar er-varingen op het gebied van graan-ziekten in Nederland uitgewisseldworden. De werkgroep Graanziek-ten is ontstaan in de tijd van de‘Stichting Nederlands Graan Cen-trum’. In 1996 is de Stichting Ne-derlands Graan Centrum opgehe-ven en worden de activiteiten vande stichting –waaronder het voe-ren van werkgroepsecretariaten –georganiseerd door het Product-schap Granen, Zaden en Peul-vruchten.

In 2002 heeft de werkgroep Graan-ziekten besloten aansluiting tezoeken bij de Koninklijke Neder-

landse Planteziektenkundige Ver-eniging (KNPV). De werkgroepGraanziekten is sindsdien openge-steld voor deelname. In het kadervan de aansluiting zal jaarlijks eenoverzicht gemaakt worden van deactiviteiten en het onderzoek ophet gebied van graanziekten in Ne-derland door de organisaties enbedrijven die deelnemen aan dewerkgroep, met om te beginnenonderstaand overzicht.

1 Praktijkonderzoek, Plant en Omgeving,Postbus 430, 8200 AK Lelystad

H.T.A.M. Schepers, H.G. Spits,M.C. PlentingerAfdeling Gewasgezondheid

Fungiciden Er zijn drie veldproeven aangelegddie tijdens de bloei kunstmatig be-smet zijn met een sporensuspen-sie van F. culmorum. Het ras Kam-pa werd duidelijk minderaangetast dan Vivant. Matador entwee experimentele fungicidenhadden een duidelijk maar geenvolledig effect op aarfusarium enhet mycotoxine DON. Er werdenslechts geringe effecten gevondenvan spuittechniek en hulpstoffen.

StrobilurinenEr zijn drie veldproeven aangelegdin rassen die vatbaar zijn voor Fu-sarium (Vivant & Drifter). Proevenzijn kunstmatig besmet met F. cul-morum en/of M. nivale of er is uit-gegaan van een natuurlijke be-smetting. Bestrijdingsstrategieënwerden toegepast met het strobil-urine Amistar en het azool Matad-or die in verschillende gewasstadiawerden toegepast. In alle proevenwerd (in bijna alle gevallen) eenverhoging van het DON-gehaltegevonden naarmate het strobiluri-ne in een later gewasstadium werdtoegepast. Om een mogelijke ver-klaring van deze effecten te gevenzijn ook monsters (stengelvoet,blad, aar, korrels) genomen dieworden geanalyseerd op de aan-

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 99

[VERENIGINGSNIEUWS

Page 30: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

wezigheid van de diverse Fusari-um-soorten.

Beslissing ondersteunendsysteem Aan de hand van reeds gepubli-ceerde literatuur zijn de meest be-palende factoren die van invloedzijn op het optreden van Fusariumin de praktijk geïdentificeerd(weersomstandigheden, aanwe-zigheid van inoculum, ras, grond-bewerking, vruchtwisseling, fungi-ciden). Met de geselecteerdefactoren is een layout van een em-pirisch model (relatiediagram metinput, output, processen en para-meters) gemaakt en is een proto-type beslissing ondersteunendsysteem (BOS) ontwikkeld.

BewaringIn een detailexperiment wordt deinvloed van besmettingsgraad bijde oogst, rasgevoeligheid, vocht-gehalte en bewaarduur onder-zocht op het DON-gehalte. Inkuubskisten worden van het rasDrifter en Kampa partijen metverschillende vochtgehalten be-waard. Om de twee tot vier wekenwordt het vochtgehalte, het DON-gehalte en ochratoxine-gehaltebepaald. Tot nog toe zijn er geenduidelijke verhogingen van demycotoxine-gehalten gevonden.

L. van den Brink en R.D. TimmerAfdeling Teelt, Nutriënten en Wa-ter (rassenonderzoek)

In 2002 werden in het rassenon-derzoek wintertarwe op 10 locatiesin Nederland 28 rassen getest opresistentie tegen diverse ziekten:bladvlekkenziekte (met name Sep-toria tritici), meeldauw, gele roesten bruine roest. Dezelfde 28 rassenwerden, zowel in een kiemplant-toets als in een volwassen plant-toets, getest op resistentie tegendrie verschillende fysio’s van geleroest. Daarnaast werden deze ras-sen in een proef met kunstmatigeinfectie getest op resistentie tegenFusarium culmorum. In het ras-senonderzoek triticale werden zesrassen op drie locaties onderzocht

op resistentie tegen bladvlekken-ziekte, meeldauw en bruine roest.In het rassenonderzoek zomertar-we voor de gangbare landbouwwerden vijf rassen op vier locatiesonderzocht op resistentie tegengele roest, bruine roest en blad-vlekkenziekte. In het rassenonder-zoek zomertarwe voor de biologi-sche landbouw, dat insamenwerking met het Louis BolkInstituut en de Stichting Proef-boerderijen Noordelijke Akker-bouw is uitgevoerd, werden vijf-tien rassen op drie locatiesonderzocht op resistentie tegenmeeldauw, gele roest, bruine roest,bladvlekkenziekte en fusarium. Inhet rassenonderzoek zomergerstwerden twintig rassen op zes loca-ties onderzocht op resistentie te-gen bladvlekkenziekte, netvlek-kenziekte, meeldauw endwergroest.

2 Plant ResearchInternational, Postbus 9060, 6700 GW Wageningen

G.H.J. Kema, C. Waalwijk, O. Men-des, Ph.M. de Vries, Th.A.J. van derLee, E.C.P. Verstappen, S. B. Ware,A. Mehrabi en M. TagaBusiness Unit Biointeracties enPlantgezondheid

Het onderzoek van de cluster Ge-netica van Pathogenen heeft zich,in het kader van het EU- Detox-Fungi project, met betrekking totFusarium geconcentreerd op hetafronden van de ontwikkeling vaneen kwalitatieve Fusarium multi-plex detectiekit en een kwantita-tieve detectiekit waarmee de pop-ulatie dynamiek van de diverseFusarium-soorten, Fusarium cul-morum, F. graminearum, F. ave-naceum, F. poae en Microdochiumnivale binnen een seizoen op dediverse plantorganen gemonitoredkan worden. Deze kit kan wordeningezet om het effect van beheer-singsmaatregelen op de Fusarium-populaties, en indirect op myco-toxinen, door te meten. Daarnaast

wordt er gewerkt aan een techniekom resistentiemechanismen tegenF. graminearum te karakteriserenmet behulp van isolaten die ge-transformeerd zijn met GFP en/ofRFP. Op deze wijze kan de Fusari-um-biomassa in planta gekwanti-ficeerd worden met geautomati-seerde fluorescentie technologiedie binnen het onderzoeksinsti-tuut is ontwikkeld. Een vergelijk-bare techniek wordt gebruikt omgrootschalig pathogeniteitsmutan-ten te genereren en identificeren,zowel in Fusarium als in Mycosp-haerella graminicola die bladvlek-kenziekte (Septoria) veroorzaakt.In beide schimmels werd het aan-tal chromosomen tijdens de mito-se bepaald met behulp van dekiembuisdisruptie methode. Metbetrekking tot M. graminicolawerd tevens de mondiale distribu-tie van de mating type genen inkaart gebracht, werd er gewerktaan de isolering en functioneleanalyse van het eerste avirulentie-gen in deze schimmel en werd eenhypothese opgesteld met betrek-king tot de invloed van de geslach-telijke fase van deze schimmel opde interactie tussen plant en pa-thogeen. Tevens werd in samen-werking met Amerikaanse onder-zoekers de genetica van de alsongeslachtelijk bekend staandeschimmel Septoria passerinii dieeen bladvlekkenziekte in gerst ver-oorzaakt onderzocht.

O.E. Scholten, M. Vrielink-van Gin-kel, H.D. Mastebroek, P. Groot, M.Mukanga, C. Denneboom, M. vanHarmelen, H.J.M. LöfflerBusiness Unit Biodiversiteit enVeredeling

Het onderzoek heeft zich in 2002geconcentreerd op resistentie te-gen Fusarium aarziekte in tarween Fusarium kolfrot in maïs.

In het kader van een EU-INCOproject hebben we in samenewer-king met partners uit China Fusa-rium resistentie onderzocht in eenaantal bronnen, te weten winter-tarweras SVP72017 en Chinese zo-

Pagina 100 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[VERENIGINGSNIEUWS

Page 31: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

mertarwerassen Sumai3, Wangs-huibai en Ning894037. Resistentietegen Fusarium is gebaseerd opeen aantal ‘quantitative trait loci’(QTLs). Planten zijn geïnoculeerdmet Fusarium culmorum, doormiddel van spray of bloeminocu-latie. Voor de zomertarwerassenzijn moleculaire merkers (AFLP enSSR merkers) gevonden gekoppeldaan resistentie tegen Fusarium. Inalle drie de bronnen is een QTL ge-vonden op koppelingsgroep 3B.Voor de resistentie in SVP72017zijn nog geen duidelijke QTL’s geï-dentificeerd, waarschijnlijk door-dat resistentie op een aantal minorgenen is gebaseerd.

In het kader van een samenwer-kingsproject met Louis Bolk Insti-tuut te Zeist en PPO Lelystad, heb-ben we 15 zomertarwerassengetoetst op resistentie tegen Fusa-rium aarziekte. Zomertarwerassenverschillen duidelijk in hun niveauvan resistentie tegen Fusarium enin de mate waarin na infectie DONgeproduceerd wordt door deschimmel in de plant. Er is een ho-ge correlatie gevonden tussen aan-tasting door de schimmel en ge-halte aan DON (r=0.89). Voor de praktijk van de biologi-sche boer is deze kennis van grootbelang, omdat dit hem in staatstelt een keuze te maken uit hetbestaande rassensortiment voorde meest resistente rassen. Mendient zich echter te realiseren datde proef slechts in 1 jaar op 1 loca-tie is uitgevoerd. Voordat tot teelt-kundig advies kan worden overge-gaan, dient de proef tenminste 1jaar te worden herhaald.

In het EU-INCO project Safemaize,hebben we een toetsmethode ont-wikkeld, om resistentie in maïs te-gen Fusarium verticillioides (F.moniliforme) te toetsen. De toets-methode is gebaseerd op inocula-tie van kolven enkele dagen na be-stuiving en vereist derhalvevolgroeide planten. Alhoewel re-sistente en vatbare lijnen onder-scheiden lijken te kunnen worden,moet de methode nog verder ge-

optimaliseerd worden voor toler-ante lijnen, die geen symptomenvertonen, maar wel schimmel enmogelijk ook toxine bevatten. Wehebben eveneens geprobeerd eenlabtoets te ontwikkelen op basisvan kolven, maar ondervondenhierbij problemen met de snelheidvan aantasting, waardoor verschil-len tussen resistent en vatbaar nietmeer duidelijk waren. Bij zaailin-gen zal een effect op groeireductienog verder onderzocht worden.Daarnaast onderzoeken we eencollectie van ongeveer 50 Fusari-um isolaten, overwegend afkom-stig uit Zuid Afrika en Zambia, metbehulp van soort specifieke pri-mers (zie werk Cees Waalwijk) enRAPDs op verschillen. Tenslottezijn we gestart met het opzettenvan een transformatiesysteemvoor maïs, waarbij we plant anti-schimmel genen willen gebruikenom resistentie tegen F. verticillioi-des te bewerkstelligen, dan wel tevergroten.

In 2002 hebben we het EU-ProjectMycotochain, een Concerted Ac-tion van de EU, waarbij we onder-zoek hebben verricht naar hetvraagstuk mycotoxinen in degraanketen, afgerond met een rap-port getiteld ‘Food safety of cere-als: A chain-wide approach to re-duce Fusarium mycotoxins’. Ditrapport is verkrijgbaar bij PRI.

J. Köhl, P. KasteleinBusiness Unit Gewas en ProductieEcologie

Het onderzoek van de cluster Be-heersing van Ziekten en Plagenheeft zich in 2002 vooral gecon-centreerd op Fusarium in de aar(Kafjesrood).

In het kader van het EU-project‘ControlMycoToxFood’ is een bio-toets ontwikkeld voor de selectievan antagonisten ten behoeve vande beheersing van Kafjesrood. Hetdoel is de eliminatie van inoculumbronnen van Fusarium spp. Metde biotoets zijn initieel een hon-derdtal antagonisten (schimmels,

gisten, bacteriën) getoetst. Er zijnenkele antagonisten (schimmels)gevonden die de sporulatie van F.culmorum en F. graminearum optarwestro met tenminste 90% re-duceren. Met deze veelbelovendeantagonisten is in wintertarwe eenveldproef uitgevoerd, waarbij deantagonisten in de herfst en hetvroege voorjaar zijn gespoten opmet F. graminearum geïnoculeerdstro. Door een zeer lage aantastingvan de aren is het niet mogelijkconclusies te trekken omtrent ef-fecten van de behandelingen metantagonist.

3 Wageningen Universiteit& Research Centre,Postbus 386, 6700 AJ Wageningen

R.E. NiksLaboratorium voor Plantenverede-ling

De activiteiten op het gebied vangraanziekten bij het laboratoriumvoor Plantenveredeling richtenzich voornamelijk op resistentie-veredeling in gerst.

Volledige resistentie in gewassendie gebaseerd is op een overgevoe-ligheidsrespons is in veel gevallenniet duurzaam effectief. Er bestaateen alternatieve vorm van resis-tentie die niet berust op zo’n over-gevoeligheidsreactie. Deze resis-tentie is kwantitatief en erft vaakpolygeen over. Een dergelijke, mo-gelijk duurzame, resistentie is hetonderwerp van onderzoek aan hetlaboratorium van Plantenverede-ling, en wel aan het model systeemgerst-dwergroest (Puccinia hord-ei). In gerst erft deze ‘partiële resis-tentie’ inderdaad polygeen over,en met behulp van moleculairemerkers is de positie van deze ge-nen voor enkele gerstrassen vast-gesteld.

Via merkergestuurde terugkruisin-gen zijn afzonderlijke genen voorpartiële resistentie in een zeer vat-bare lijn ingebracht. De resulte-

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 101

[VERENIGINGSNIEUWS

Page 32: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

rende bijna-isogene lijnen, elk dusmet een verschillend gen (quanti-tative trait loci, QTL), worden ge-bruikt voor de karakterisering vande effecten van de verschillendeQTLs. Ook worden de lijnen ge-bruikt voor fijn kartering van deQTLs. De resultaten bevestigen dewerking van de QTLs zoals eerdergevonden: de bijna-isogene lijnenhebben inderdaad een hoger ni-veau van resistentie dan de lijn,waarin ze ingebracht zijn. Als ervoldoende QTLs in een gerstgeno-type worden samengebracht ont-staat een niveau van resistentiedie de gerst economisch gezien af-doende beschermt. Uiteindelijk ishet de bedoeling een dergelijkkwantitatief gen te isoleren en opDNA niveau te vergelijken metreeds geïsoleerde genen voor over-gevoeligheidsresistentie.

Een geval van volledige resistentiedie zeer duurzaam effectief is, is deniet-waard resistentie: resistentievan een plantensoort tegen eenpathogeen dat normaalgesprokenniet in staat is die soort aan te tas-ten. Als voorbeeld kunnen we gerstnoemen, dat volledig resistent istegen de bruine roest van rogge. Eris materiaal ontwikkeld uit gerstdat vatbaar is voor twee ‘verkeerde’roestsoorten (namelijk. de bruineroest van tarwe en die van hetkruipertje, Hordeum murinum).Dit onderzoeksmateriaal is ge-kruist met ‘gewone’ gerst, met vol-ledige resistentie tegen deze roes-ten. De nakomelingschap uit diekruisingen wordt gebruikt om degenen die gerst beschermen tegende tarwe bruine roest en de roestvan het kruipertje in kaart te bren-gen. Dit onderzoek zal ons inzichtgeven in de specificiteit van derge-lijke niet-waardresistentie genen,en het mechanisme dat ze regule-ren.

De kennis van AFLP merkers ingerst maakt het mogelijk DNA-fin-gerprints van een set gerstrassente maken en te analyseren op as-sociatie tussen de merkers en be-paalde landbouwkundige eigen-

schappen. Een dergelijke set vanWest Europese gerstrassen wordtgeanalyseerd op associatie tussende merkers, resistentie tegendwergroest en opbrengststabiliteit.Het blijkt dat inderdaad op dezemanier efficiënt achterhaald kanworden welke resistentiegenen inwelke rassen geïncorporeerd zijn.

4 Cebeco Seeds B.V.,Postbus 139, 8200 AC Lelystad

H.C. de Jong, C. Boot

Cebeco Seeds heeft bij de granenveredelingsprogramma’s voor win-tertarwe, zomergerst en winter-gerst. Bij de selectie wordt veelaandacht geschonken aan de re-sistentie tegen verschillende pa-thogenen.

Bij wintertarwe zijn de belangrijk-ste ziekten: aarfusarium, bladsep-toria, bruine roest, meeldauw, geleroest, DTR en aarseptoria.

Op meerdere locaties in binnen-en buitenland worden de selectiesbeoordeeld onder een natuurlijkeinfectiedruk. De selectie proefvel-den in Lelystad worden geïnocu-leerd met gele en bruine roest.Voor aarfusarium vindt in Lelystadeen speciale toets met kunstmati-ge besmetting tijdens de bloeiplaats. Speciale projecten voor deoverdracht van resistenties uit wildmateriaal richten zich momenteelvooral op Triticum tauschii voordiverse ziekten.

De belangrijkste schimmelziektenbij gerst zijn: meeldauw, rhyncho-sporium, netvlekkenziekte, dwerg-roest en gele roest. Sinds kortwordt bovendien aandacht ge-schonken aan Ramularia collo-cygni. De meeste ziekten wordenbeoordeeld bij natuurlijke infectie-druk op diverse locaties in binnen-en buitenland. Alleen gele roestwordt getest in een proef metkunstmatige infectie in Lelystad.Bij wintergerst wordt bovendien

routinematig op besmette perce-len getoetst op resistentie tegengerstegeelmozaïekvirus (barleyyellow mosaic virus).

5 LandbouwbureauWiersum, Postbus 94,8250 AB Dronten

L. Klunder

Landbouwbureau Wiersum is eenveredelingsbedrijf waarbij in devolgende gewassen veredelingplaatsvindt: wintertarwe, zomer-gerst, haver, vlas, erwten,

Het inkruisen van resistenties te-gen verschillende pathogenen iseen belangrijk veredelingsdoel,aangezien aantasting van plantendoor pathogenen een negatieveinvloed heeft op opbrengst enkwaliteit. Daarom wordt hier veelaandacht aan geschonken. Belang-rijke pathogenen zijn:Gele roest (Puccinia striiformis)Bruine roest (Puccinia recondita)Bladvlekken (Septoria tritici)Meeldauw (Erysiphe graminis)Fusarium (Fusarium spp.)DTR (Pyrenophora tritici

repentis)Tijdens het winterseizoen wordt ereen kastoets uitgevoerd, waarbijkiemplanten van verschillendewintertarwe lijnen op jeugdresis-tentie tegen meeldauw worden ge-toetst. Verder wordt in het veld tij-dens het groeiseizoenwaarnemingen gedaan ten aan-zien van bovengenoemde patho-genen. Ook worden er specialeziektetoetsen uitgevoerd om tetoetsen op resistenties tegen devolgende pathogenen:Bruine roest (inoculatie met com-plex races), Gele roest (inoculatiemet Fusarium complex races)

Om tijdens het groeiseizoen eengelijkmatige verspreiding van degele- en bruine roest te waarborgenworden er wintertarwe planten,welke in de vegetatieve fase blijven,verspreid over het veld uitgeplant.

Pagina 102 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[VERENIGINGSNIEUWS

Page 33: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 103

[VERENIGINGSNIEUWS

6 Zelder BV, Postbus 26,6590 AA Gennep

C.H.A. Snijders

Zelder is een veredelingsbedrijfwaarbij in de afdeling granen aande volgende gewassen veredelingplaatsvindt: wintertarwe, zomer-tarwe, 2-rijige wintergerst endwerghaver.

Het wintertarweprogramma wordtuitgevoerd in samenwerking metLandbouwbureau Wiersum. Infor-matie wordt weergegeven onder 4.Ook voor zomertarwe, 2-rijigewintergerst en dwerghaver is hetinkruisen van en selectie op resis-tenties tegen verschillende patho-genen een belangrijk veredelings-doel.

De belangrijkste schimmelziektenwaar bij wintergerst op geselec-teerd wordt zijn: meeldauw, Rhyn-chosporium, netvlekkenziekte endwergroest. De meeste ziektenworden beoordeeld bij natuurlijkeinfectiedruk op diverse locaties inbinnen- en buitenland. Bij winter-gerst wordt op besmette percelengetoetst op resistentie tegen ger-stegeelmozaïekvirus (barley yellowmosaic virus.

7 Louis Bolk Instituut,Hoofdstraat 24, 3972 LA Driebergen

E. T. Lammerts van Bueren, A.Os-man

Passende RassenIn het project Passende RassenOnderzoek naar de meerwaarde

voor biologische landbouw vanCultuur en Gebruikswaarde On-derzoek Zomertarwe volgens eendoor de biologische sector aange-past protocol. Op drie biologischelocaties en een gangbare locatieworden rassen onderzocht. Naastde gevoeligheid voor ziekten wordtook gekeken naar opbrengst enbakkwaliteit. Projectpartner in ditproject is PPO. In een specialeveldproef toetst PRI (dezelfde ras-sen) op gevoeligheid voor fusari-um (zie hierboven bij Scholten etal.).

Rassenmengsels Zomertarwevoor biologische teeltMengsels en rassen worden beoor-deeld op ziekten, opbrengst enbakkwaliteit.

A.D. Hartkamp, secretaris

Page 34: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Na de introductie van de kersversebestuursleden van de KNPV is nude beurt aan een al wat langer zit-tend bestuurslid om zich voor testellen.

Mijn eerste aanraking met plan-tenziekten was pas in Wagenin-gen, waar ik plantenziektekundestudeerde aan de toenmaligeLandbouwuniversiteit. Tijdensmijn promotie maakte ik een uit-stapje naar de ecologie van ecto-mycorrhizavormende schimmelsvan grove den. Kort daarop werdik werkzaam als universitair do-cent bij de vakgroep Fytopatholo-gie. Door een bezuiniging werdhet ecologisch-fytopathologischonderzoek voor een deel opgehe-ven, maar gelukkig kon ik metmijn onderzoekgroep terecht bijde leerstoelgroep Biologische be-drijfssystemen, die net een restartbeleefde onder leiding van denieuw aangestelde prof. Arienavan Bruggen. Hierdoor kon ik blij-ven doen waar ik sterk in ben, na-melijk het geven van onderwijs enhet verrichten van onderzoek ophet terrein van plantenpathoge-nen in het algemeen en bodempa-thogenen in het bijzonder. Mijnwerkterrein is daarbij verschovennaar de biologische landbouw,maar dat is alleen maar interes-sant: ik zie biologische landbouween voorlopersfunctie hebben; hetis toch prachtig als we een land-bouw kunnen creëren zonder ge-bruik van bestrijdingsmiddelen.Wel vind ik dat de biologischelandbouw zich blijvend moet reali-seren dat ook deze tak van agra-risch ondernemen niet probleem-loos is, en dat zij ook kan leren vanontwikkelingen in de geïntegreer-

de landbouw. Uiteindelijk hoop ikdat biologische en geïntegreerdelandbouw naar elkaar toegroeien,en dat er zowel in de maatschappijals bij de agrarisch ondernemersovereenstemming toeneemt overde optimale vorm van landbouw.Cruciaal daarbij is dat agrarischondernemers op een of anderemanier in staat worden gesteld ommeer invloed uit te oefenen op deprijsvorming van hun producten.

Eén van de goede ontwikkelingenin de landbouw is de toenemendeaandacht voor bodemgezondheid.In de biologische landbouw be-hoort gebruik van compost al langtot de basisactiviteiten van het be-drijf, en dit begint nu ook door tedringen tot de geïntegreerde land-bouw. Een langdurig gebruik vanverschillende soorten organischestof om de bodem te verrijken,waaronder compost, kan leidentot opmerkelijke resultaten. Dit iste zien in sommige biologischekassen, waar wegens bedrijfseco-nomische overwegingen een nau-we vruchtwisseling gehanteerdwordt en waar desondanks nau-welijks bodemziekten optreden.

Een grote zorg is het al gedurendelange tijd afnemende aantal stu-denten dat zich inschrijft voor eenlandbouwkundige opleiding, endan natuurlijk met name voor eengewasbeschermingskundige spe-cialisatie. Deze tendens is trou-wens niet uniek voor Nederland,het is praktisch overal waarneem-baar. Het aantal tewerkgesteldegewasbeschermers in Nederland isgroot, en allemaal zullen zij ooitmet pensioen gaan. Bij de huidigeinstroom van nieuwe gewasbe-

schermers is de toekomst van ge-wasbeschermend Nederland ingroot gevaar. Samen met verschei-dene andere organisaties onder-neemt de KNPV momenteel actieom gewasbeschermingskundigeopleidingen in Nederland in eenbeter en duidelijker daglicht teplaatsen. Hierover zult u in de toe-komst meer vernemen in dit blad.Hier ligt echter ook een taak vooralle leden van de KNPV. U kunt na-melijk ook het vakgebied van degewasbescherming en daarmeegeassocieerde opleidingen op eenpositieve manier afschilderen inuw professionele en privé-kennis-senkring. Het bedrijf waar u werktzou open dagen kunnen houdenvoor omliggende scholen of be-paalde schoolprojecten kunnensponsoren, enz. Wageningen Uni-versiteit organiseert tegenwoordigVWO-seminars voor geïnteresseer-de scholieren, die in twee dagentijd een aantal leerstoelgroepen enbedrijven bezoeken.

De KNPV tracht in toenemendemate een vereniging te zijn vooralle personen die op een of anderemanier in de gewasbeschermingwerkzaam zijn. Dit kwam onderandere goed tot uiting op de laat-ste Gewasbeschermingsdag van 27maart 2003, waar de ochtend gro-tendeels gewijd was aan beleids-kundige, economische, politiekeen sociale aspecten van gewasbe-scherming, en de middag aanmeer technische aspecten van on-derzoek en fytosanitaire beleid.

Pagina 104 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[VERENIGINGSNIEUWS Kennismaking

Aad Termorshuizen

Biologische bedrijfssystemen, Wageningen Universiteit, Marijkeweg 22, 6709 PG Wageningen.Secretaris van de KNPV sinds 1998, e-mail [email protected]

Page 35: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Gewasbeschermings-gids 2003

De laatste ‘Rode Gids’ van de PDdateerde uit 2001. Sindsdien zijnveel middelen vervallen, maar ooknieuwe middelen op de markt ge-komen. Om u op de hoogte tehouden van de nieuwste ontwik-kelingen heeft de Plantenziekten-kundige Dienst een nieuwe Ge-wasbeschermingsgidssamengesteld. De gids is op 1 april2003 verschenen en wordt op demarkt gebracht door de uitgeverijWageningen Academic Publishers.Deze gids is gericht op de geïnte-greerde gewasbescherming. Dezegids gaat daarom niet alleen overde chemische middelen en de toe-lating daarvan tegen de verschil-lende ziekten, plagen, teeltproble-men en onkruiden in de land- entuinbouw, openbaar en particuliergroen maar ook over teeltmaatre-gelen, biologische en andere niet-chemische maatregelen.

De gegevens in deze nieuwe gidskomen uit de Gewasbescher-mingskennisbank. In deze data-bank zijn alle gegevens opgeslagenvan de in Nederland toegelaten ge-wasbeschermingsmiddelen, enmeer en meer ook van de niet-chemische maatregelen. De gege-vens die in deze gids staan, zijnbijgewerkt tot 1 januari 2003.De gids bevat geen informatie overmiddelen die via de tijdelijke vrij-stellingsregeling beschikbaar zul-len voor knelpunten in de gewas-bescherming in 2003. Informatiehierover zal de PD beschikbaarmaken op zijn website(www.minlnv.nl/pd). De gids kost € 49,50. Bestellingenmoeten niet bij de PD maar bij uit-gever Wageningen Academic Pu-blishers gedaan worden (www.wa-geningenacademic.com).

Bron: PD-Nieuwsbrief

Kabinet ondertekentovereenkomst metLTO, VEWIN ENStichting Natuur en Milieu overduurzamegewasbeschermingLandbouwminister Veerman enstaatssecretaris Van Geel van mi-lieu hebben vandaag een overeen-komst getekend met directeur Advan den Biggelaar van StichtingNatuur en Milieu, voorzitter Ger-ard Doornbos van de landbouwor-ganisatie LTO Nederland en voor-zitter Jan Hendrikx van de Vewin(waterleidingbedrijven) over ver-duurzaming van de gewasbescher-ming en de toelating van bestrij-dingsmiddelen.

Met de ondertekening is een be-langrijke stap gezet op weg naarduurzame gewasbescherming. Devijf partijen verplichten zich omsamen te werken en hun verant-woordelijkheid te nemen om in2010 de milieubelasting door land-bouwbestrijdingsmiddelen metten minste 95 procent te vermin-deren ten opzichte van 1998, zoalsis vastgelegd in de regeringsnota‘Zicht op gezonde teelt’.

Voor het realiseren van die doel-stelling zijn ook andere partijennodig. Agrodis, Nefyto en de Unievan Waterschappen hebben de in-tentie uitgesproken om zich opeen later moment aan te sluiten bijde overeenkomst.

Volgens landbouwminister Veer-man is het belangrijk dat iederepartij zijn verantwoordelijkheidneemt en dat ze elkaar versterkenin plaats van in de wielen te rijden.Hij benadrukt dat duurzame ge-wasbescherming kan worden be-reikt door te werken volgens de

principes van geïntegreerde teeltwaarbij vernieuwing steeds leidttot een hoger niveau van duur-zaamheid. De combinatie van dejongste wetenschappelijke inzich-ten met praktische ervaring vanvoorlopers in de sector is hierbijessentieel.

Staatssecretaris Van Geel vindt hetvan groot belang dat de milieu-doelstellingen uit de nota ‘Zicht opgezonde teelt’ overeind zijn geble-ven en nu worden onderschrevendoor alle partijen. Hij vindt het be-langrijk dat nu alle partijen, na eenperiode van onderling wantrou-wen, weer gezamenlijk aan de slaggaan om de milieubelasting te ver-minderen.

Directeur Van den Biggelaar vanStichting Natuur en Milieu bena-drukt dat het convenant een goedbegin is om de beoogde verminde-ring van de milieuvervuiling daad-werkelijk te realiseren. Het gaatniet alleen om winst voor milieu,natuur en volksgezondheid. Ookde land- en tuinbouwsector zalbaat hebben van de modernise-ring van de bedrijfsvoering.

Voorzitter Doornbos van LTO Ne-derland verwacht dat een ade-quaat en innovatief gewasbescher-mingsbeleid aansluit bij deEuropese ontwikkelingen en telersde mogelijkheden biedt de ambi-ties voor geïntegreerde teelt waarte maken.

Voorzitter Hendrikx van de Vewinmeent dat het vooral belangrijk isdat nu creatieve energie construc-tief wordt benut om verder te ko-men.

Bron: Gezamenlijk persbericht vande ministeries van LNV en VROM,LTO Nederland, Stichting Natuuren Milieu en Vewin, 10 maart 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 105

[NIEUWS

Nieuws

Page 36: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Veredelaars werkenaan aaltjes-resistente kool enkoolzaad

Onderzoekers van het Duitse In-stitut für Gartenbauliche Kulturenin Quedlinburg proberen met ver-edeling de resistentie van bla-drammenas tegen onder anderehet witte bietencystenaaltje en hetgele bietencystenaaltje over tebrengen op koolgewassen en kool-zaad. Voor het ontwikkelen vaneen aaltjesresistent kool- of kool-zaadras zonder genetische mani-pulatie zullen veredelaars gebruikmoeten maken van andere soor-ten. Kool en koolzaad hebben na-melijk geen nauwe verwanten meteen goede resistentie.

Bron: Boerderij, 25/02/03

Plantversterker gaatvermeerderingaaltjes tegen

Uit kasproeven met tarwe, gerst entomaat in Israël blijkt dat eenbladbespuiting met de plantver-sterker beta-aminoboterzuur devermeerdering van aaltjes in dewortels verhindert. De larven vande aaltjes dringen de wortels welbinnen, maar door te weinig voed-sel bereiken veel larven het vol-wassen stadium niet. Het onder-zoek is uitgevoerd door Yuki Okavan het Israëlische Gilat ResearchCenter.

Het gebrek aan voedsel voor delarven heeft wellicht te maken mette kleine of lege voedingscellen.Ook kan het zijn dat de plantver-sterker de aanmaak van voor delarven schadelijke stoffen stimu-leert. Tijdens de proeven werdentarwe- en gerstplanten blootge-steld aan havercystenaaltjes enwortelknobbelaaltjes. De tomaten-planten werden alleen blootge-

steld aan een warmteminnendknobbelaaltje.

Bron: Boerderij, 11/02/03

Raketblad bestrijdtaardappelcysten-aaltje

De groenbemester Solanum si-symbrifolium, raketblad, bestrijdt60 tot 90% van de aardappelcyste-naaltjes. De effectiviteit van hetlokgewas is vergelijkbaar met eenchemische grondontsmetting ofhet poten van een resistent aard-appelras. Het beste effect wordtverkregen door het tropische ge-was in een braakjaar te zaaien alsgroene braak, met behoud vanbraakpremie. Het daaropvolgendeteeltseizoen kan dan een niet-re-sistente aardappel worden geteeld.Er is weinig kans op opslag van ra-ketblad, nadeel is echter dat heteen potentiële waardplant voor debruinrotbacterie is.

Bron: Boerderij, 02/03/20

Nieuwe voor-lichtingsboodschapgewasbeschermingsuikerbietenIeder jaar stelt het Instituut voorde Rationele Suikerproduktie (IRS)een voorlichtingsboodschap sa-men voor de gewasbescherming insuikerbieten. Deze IRS voorlich-tingsboodschap gewasbescher-ming suikerbieten 2003 is ookelektronisch oproepbaar als PDF-bestand (http://www.irs.nl/das/documenten/D5_90.pdf). De prijzen en milieubelastings-punten zijn aangepast in de Beta-kwik-module Onkruidbestrijding.Ook de Betakwik-module ‘Ziektenen plagen’ is aangepast aan denieuwste voorlichtingsboodschap. De gegeven adviezen zijn in over-

eenstemming met het officiële ad-vies, opgesteld door DLV, IRS enPD.

Bron: IRS, 28/02/03

Open teelten zienniets in nieuw plangewasbescherming

Onder de agrariërs met open teel-ten heerst veel verzet tegen hetplan voor een nieuw systeem voorgewasbeschermingsregistratie. Datis gebleken in het vakgroepoverlegover het onlangs gesloten conve-nant tussen bedrijfsleven, over-heid en milieubeweging over eenduurzaam systeem voor midde-lengebruik. Vooral de verplichtingtot het opstellen van een jaarlijksindividueel gewasbeschermings-plan veroorzaakt onrust bij veel te-lers. Dat meldt voorzitter HenkScheele van de WLTO vakgroepAkkerbouw, Vollegrondgroente enFruitteelt (AVF). In de vakgroepAVF maar ook in de bollenteeltheerst hetzelfde beeld.

Volgens Scheele zien de telersniets in een systeem van registratieen gebruiksplanning, omdat hetalleen maar leidt tot een extra ad-ministratieve belasting van het be-drijf zonder dat het iets concreetsoplevert. “Telers moeten het mid-delengebruik al bijhouden voorhun afnemers, zoals supermarktenen veilingen. Van een nieuwe extraregistratie wordt het nut niet inge-zien.”

De vakgroep weet zich gesteunddoor de opstellers van het registra-tiesysteem, het Centrum voorLandbouw en Milieu (CLM), datzelf al heeft verklaard dat het ge-wasbeschermingsplan niet ge-schikt is als verplicht instrument.

De voorzitter ziet meer in het bie-den van informatie dan een ver-plichting tot registratie. “Als je te-lers op momenten dat ze

Pagina 106 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[NIEUWS

Page 37: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

problemen hebben met een mid-del in een teelt gerichte alternatie-ven kunt aanbieden in de vormvan mailings, dan help je daar zo-wel de sector mee als het milieu-beleid. Misschien dat we die ver-plichting dan kunnen latenvallen.” De voorzitter wijst er opdat via het Productschap voor Ak-kerbouwproducten al een uniformsysteem van certificatie wordt op-gezet dat volgens hem voldoendegaranties op een verantwoordmiddelengebruik kan gaan bieden.

Bron: WLTO / Westweek, 27/02/03

Toepassing aaltjestegen slakken inspruiten nog dit jaarmogelijkDe spruitkoolcommissie heeftdoor het collectief inkopen vanaaltjes tegen slakken ervoor ge-zorgd dat de prijs van de aaltjeskan concurreren met die van slak-kenkorrels. De aaltjes kunnen nogdit jaar in de spruitkoolteelt wor-den ingezet. De commissie heeftaaltjes aangekocht voor de toepas-sing op 200 hectare. Ze zijn in Ne-derland verkrijgbaar onder denaam Nemaslug.

Bron: Groenten & Fruit, 27/02/03

Monsanto brengttransgene maïstegen maïs-wortelkever opAmerikaanse markt

Monsanto heeft in februari van deEnvironmental Protection Agency(EPA) in de VS toestemming gekre-gen om een nieuwe transgenemaïssoort op de markt te brengen.De maïs met de naam YieldgardRootworm is resistent tegen de

maïswortelkever, de belangrijksteplaag in maïs in de VS. De transge-ne maïs bevat een eiwit van de Ba-cillus thuringiensis (Bt) dat actiefis tegen de larven van de maïswor-telkever.

Bron: Monsanto, 25/02/03

Roofmijt Hypoaspismiles bestrijdtkoolvlieg en stromijtin radijsDe bodemroofmijt Hypoaspis mi-les kan een bijdrage leveren aan debestrijding van twee belangrijkeplagen in de radijsteelt: koolvliegen stro-mijt. Het moet de roofmijtdan wel naar de zin worden ge-maakt. Dat blijkt uit onderzoekvan het Praktijkonderzoek Plant enOmgeving (PPO).

Stromijt, Tyrophagus similis, ver-oorzaakt vraatschade aan vooralzaadlobben en groeipunten bij bij-voorbeeld radijs. De larven van dekoolvlieg Delia radicum vreten deradijs aan. Radijs wordt veelal ge-teeld op zandgrond in de duinstre-ken. Het bodemleven daarin iszeer beperkt. Voor bodemmijten isin principe te weinig voedsel aan-wezig maar door compost vangroenafval door de teeltlaag temengen ontstaat een rijker bo-demleven waardoor Hypoaspis mi-les wel in voldoende aantallenvoor een efficiënte bestrijdingaanwezig blijft in de bodem.

Bron: Wb, 20/02/03

Koolmees bestrijdtrupsen in appelteeltKoolmezen kunnen in appel-boomgaarden de schade van rup-sen verminderen. Christel Molsvan het Nederlands Instituut voorEcologie (NIOO-KNAW) vond zo-wel in experimentele als in com-

merciële boomgaarden een reduc-tie in appelschade van ongeveer25%. Minimaal twee nestkastenper hectare zijn daarvoor voldoen-de. Koolmezen vinden een nest-kast aantrekkelijk om in te broe-den. Bovendien hebben ze eensterke voorkeur voor rupsen alsvoer voor hun kuikens. Om éénnest groot te brengen heeft eenpaartje wel zo’n 9.000 ‘voedseldie-ren’ nodig. De ouders zoeken aldie rupsen het liefst dicht in debuurt van hun nest(kast).

Bron: Wageningen-UR, 17/02/03

Geld voor aanpakknelpuntengewasbeschermingkleine teelten enPhytophthora

Het Trustee-project dat vooral be-doeld is om de knelpunten gewas-bescherming in kleine teelten opte lossen, krijgt in 2003 en 2004maximaal 200.000 subsidie vanminister Veerman van LNV. Hetbedrijfsleven moet eenzelfde be-drag bijpassen. Financiering in2004 is afhankelijk van het resul-taat in 2003. Trustee is een initia-tief van LTO, Nefyto (producenten)en Agrodis (handel).

Minister Veerman van Landbouwtrekt van 2003 tot en met 2006jaarlijks 1,75 miljoen euro uit vooronderzoek naar de bestrijding vanPhytophthora in aardappelen. Wa-geningen UR voert het onderzoekuit in overleg met het landbouw-bedrijfsleven.

Bron: Oogst, 20/02/03

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003 Pagina 107

[NIEUWS

Page 38: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Pagina 108 Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Biologischebestrijdingwortelvliegvoorlopig nog nietmogelijkDe wortelvlieg kan voorlopig nogniet biologisch worden bestreden.Daarom is geleide bestrijding vande wortelvlieg met behulp van dezogenoemde goudvallen erg af-hankelijk van de beschikbaarheidvan de juiste middelen. Het enigemiddel dat werkt tegen zowel devliegen als de eitjes is dimethoaat.Dat zei Thijs Loosjes van de DeGroene Vlieg, leverancier van bio-logische en geleide gewasbescher-mingssystemen, op 10 februari tij-dens een bijeenkomst inSlootdorp. Biologische wortelte-lers kunnen aantasting door dewortelvlieg deels voorkomen doorlater te zaaien. Ze hebben dangeen last van de eerste vlucht vande vliegen. Een andere optie is dewortels eerder te rooien.

Bron: Agrarisch Dagblad, 12/02/03

Nieuw selectiefspintbestrijdings-middel

Het bestrijdingsmiddel Floramiteheeft een toelating gekregen vanhet College voor de Toelating vanBestrijdingsmiddelen (CTB). Flo-ramite is een nieuw selectief spint-bestrijdingsmiddel voor sierteeltonder glas. Met deze toelatingkomt voor de sierteelt onder glaseen zeer gewenst nieuw middel

beschikbaar. Nederland is het eer-ste Europese land waar Floramiteis toegelaten.

Floramite is, voor zover nu be-kend, volledig veilig voor nuttigeinsecten en mijten. De toelatingkan een doorbraak betekenen voorgeïntegreerde gewasbeschermingin de sierteelt. De toelating van het‘zachte’ middel biedt een oplos-sing voor het belangrijke knelpuntvan spintbestrijding in de bedekteteelt van bloemisterijgewassen,boomkwekerijgewassen en vasteplanten alsmede in de container-teelt van vaste planten en boom-kwekerijgewassen.

Bron: www.zibb.nl, 14-02-03

PD gaat identificatievan mineervliegennog nauwkeurigeruitvoerenOmdat mineervliegen aanzienlijkeschade kunnen aanrichten in veelgewassen, vormen zij een ernstigebedreiging. Liriomyza bryoniae, L.huidobrensis, L. sativae en L. trifo-lii zijn mineervliegen waarvooreen nultolerantie geldt. Aangeziengenoemde mineervliegen resistentzijn tegen veel insecticiden wordthun economische belang medeveroorzaakt door het feit dat zemoeilijk zijn te bestrijden. Daaromstaan ze op de quarantainelijstenvan de Europese Unie (EU) en deEuropean and MediterraneanPlant Protection Organization (EP-PO). Liriomyza bryoniae, L. huido-brensis en L. trifolii komen al inEuropa voor. L. sativae kan met

importgewassen meekomen. Om-dat voor elk van deze mineervlieg-soorten andere bestrijdingsmaat-regelen moeten worden genomen,is bepaling van de soort dus vangroot belang. Tot nu toe werdengenoemde mineervliegen alleendoor middel van morfologisch on-derzoek geïdentificeerd (op naamgebracht). Morfologische identifi-catie kan uitsluitend aan de handvan het mannelijke geslachtsor-gaan gebeuren. Vrouwtjes zijnmoeilijker te identificeren. Poppenen larven bezitten weinig onder-scheidende kenmerken en kunnenslechts op groepsniveau wordengeïdentificeerd (L. bryoniae en L.huidobrensis versus L. sativae en L.trifolii).In 2002 is binnen de afdeling dia-gnostiek van de PD een molecu-lair-biologische methode ontwik-keld waarmee in alleontwikkelingsstadia een betrouw-bare identificatie op soort moge-lijk is. Deze techniek is gebaseerdop in vitro amplificatie van DNA(Polymerase Chain Reaction). Metdeze techniek wordt een specifiekstukje van het erfelijk materiaalvermeerderd. Vervolgens wordt opdit vermeerderde DNA een aantalanalyses uitgevoerd, op basiswaarvan de soort kan worden be-paald. De moleculair-biologischetechniek wordt gebruikt in aanvul-ling op de morfologische identifi-catie. Als gevolg daarvan moetvoor een identificatie van mineer-vliegen rekening worden gehou-den met een doorlooptijd van on-geveer twee werkdagen. Hetvoordeel is dat de identificatie metaanmerkelijk grotere zekerheidwordt uitgevoerd.

Bron: PD Nieuwsbrief 1 (2003)

[NIEUWS

Page 39: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Planteziektenkundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 34, nummer 3, mei 2003

[AGENDA

Binnenlandse bijeenkomsten

11-14 mei 20034th International Workshop on Otiorhynchidae and related root wee-vils in WageningenInfo: www.ppo.dlo.nl/weevil

Buitenlandse bijeenkomsten

11-14 mei, 2003Meeting of the IOBC/WPRS StudyGroup: Landscape management forfunctional biodiversity, University ofBologna, ItalyInfo: Walter Rossing, e-mail:[email protected], website: http://www.iobc-wprs.org/pub/index.html

Mei 20035th International Symposium on Pop-ulation Dynamics of Plant InhabitingMites. Orlando, FL., Verenigde StatenInfo: D.C. Margolies, Department ofEntomology, Water Hall, Kansas StateUniversity, Manhattan, KS 66506-4004, Verenigde StatenE-mail: [email protected]

19-20 mei 2003Advances in European Crop Protec-tion. An international congress at theJohn Innes Centre, Norwich, VerenigdKoninkrijk.Info: Conference manager, John In-nes Centre, Norwich Research Park,Colney, Norwich NR4 7UH, VerenigdKoninkrijkTel.: +44(0)1603450794, Fax: +44(0)1603 450794E-mail:[email protected],website: http://www.whitefly.org

6-11 juli 2003XVth International Plant ProtectionCongress (IPPC), Beijing, China.Info: Professor Zhou Darong, Institu-te of Plant Protection Chinese Acade-my of Agricultural Sciences #2 WestYuanmingyuan Rd., Beijing 100094,ChinaTel.: +86-10-62815614, Fax: +86-10-62895451 E-mail: [email protected]

17-19 september 2003International Symposium on Green-house Tomato: Integrated Crop Pro-tection and Organic Production.Avignon, FrankrijkInfo: Y. Trottin-Caudal, Centre Tech-nique Interprofessionnel de Fruits etLégumes, 22, rue Bergère, 75009,Parijs, Frankrijk.Tel.: +33 (0)466011054E-mail: [email protected]

21-24 september 200310th Workshop of the IOBC GlobalWorking Group on Arthropod MassRearing and Quality Control. Mont-pellier, FrankrijkInfo: Mireille Montes de OcaWebsite: http://www.AMROC.org

8-10 oktober 2003IOBC Working Group ‘Pesticides andbeneficial Organisms’: Annual mee-ting,, Dep. Ciéncias da Planta e doAmbienta, Escola Superior Agrária dePonte de Lima, Convento do Refóios,Ponte de Lima in PortugalInfo: J. Raul Rodrigues, Dep. Ciénciasda Planta e do Ambienta, Escola Su-perior Agrária de Ponte de Lima,Convento do Refóios, P – 4990-706Ponte de Lima in PortugalTel.: +351//914 982 489. E-mail: [email protected]

13-15 oktober 2003IOBC/WPRS Working Group ;Integra-ted Protection in Field Vegetabls’,Deinze BelgiëInfo: S. Vidal, Institute for Plant Pa-thology and Plant Protection, Ento-mological Section, Griesbachstrasse6, D-37077 Göttingen.Tel: +49-551-399744, -393730, fax: +49-551-393730, -3934187E-mail: [email protected]

26-30 oktober 2003Workshop of the IOBC Working ‘Inte-grated Control in Protected Crops,Mediterranean Climate’. Agadir, MarokkoInfo: A. HanafiE-mail: [email protected]

10-12 november 2003British Crop Protection Council Inter-natioanl Congress – Crop Protectionand Technology 2003. Glasgow, Ver-enigd KoninkrijkInfo: BCPC secretariat, c/o The EventOrganisation Company, 5 MaudstoneBuildings Mews, Bankside, LondonSE1 1GN Verenigd KoninkrijkTel: +44 (0) 1252 733072, Fax: +44 (0) 1252 727194Email: [email protected] , website: http://www.bcpc.org/

17-20 november 2003British Crop Protection Council Con-ference (BCPC): Weeds. Glasgow, Ver-enigd KoninkrijkInfo: BCPC, 49 Downing Street, Farn-ham, Surrey , GU9 7PH VerenigdKoninkrijkTel: +44 (0) 1252 733072, Fax: +44 (0) 1252 727194Email: [email protected] , website: http://www.bcpc.org/

3-5 december 20037th International Conference on PlantDiseases. Tours, FrankrijkInfo: AFPP, 6 Boulevard de la Bastille,75012 ParijsTel.: +33 1 43 44 89 64, Fax: +33 1 43 44 29 19E-mail: [email protected]

10-11 maart 2004Mieux traiter de la mise an oeuvre duproduit jusquáu retour du matérielrendu prêt à lémploi à léxploitation :colloque sur les techniques dápplica-tion des produits de protection desplantes. Orléans FrankrijkInfo: A.F.P.P., 6 B Bd de la Bastille, F 75012 Parijs, FrankrijkTel. 01 43 44 89 64, Fax 01 43 44 29 19E-mail: [email protected]

Mei 200456th International Symposium onCrop Protection. Gent, BelgiëInfo: Patrick DeClercq, Departmentof Crop, Universiteit van Gent, Cou-pure Links 653, B-9000 Gent, BelgiëTel: +32-9-264-6158, Fax +32-9-264-6239E-mail: [email protected]

10-13 June 2004IOBC/WPRS Working Groups Mee-ting on: Management of plant disea-ses and arthropod pests by BCAs andtheir integration in greenhouses sys-tems. Info: Yigal Elad, Dept of Plant Patho-logy, The Volcani Center, Bet Dagan50250, Israël email: [email protected] Tel. +972 3 9683580,Fax +972 3 9683688website: http://www.agri.gov.il/Depts/IOBCPP/IOBCPP.html, website: http://www.agrsci.dk/plb/iobc/iobc_home.htm

15-21 augustus 200422nd International Congress of Ento-mology ‘Strength in Diversity’,Brisbane, AustraliëInfo: Carillon Conference Manage-ment, PO Box 177, Red Hill, QLD4059, Australiëwebsite: http://www.entsoc.org

14-18 november 2004Annual Meeting of the EntomologicalSociety of America. Salt Lake City,Utah, Verenigde StatenInfo: ESA, 9301 Annapolis RD., Lan-ham, MD 20706-3115, Verenigde Sta-tenE-mail: [email protected], website: http://www.entsoc.org

Page 40: Nederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie (pagina 73 ...

[INHOUD

[ARTIKELENNederland bedreigd door nieuwe iepziekte-epidemie A. S. Buchel .................................................................... 73Het Centraalbureau voor Schimmelcultures en onderzoek aan plantenziekten P.W. Crous ................................ 78Europese visies op de risico’s van genetisch gemodificeerde gewassen (2) J.C. Zadoks .................................. 80Overeenkomst voor een duurzame gewasbescherming G. Horeman ................................................................... 84

[PROMOTIEHet selectieve werkingsmechanisme van onkruideggen D. Kurstjens ................................................................. 87

[COLUMNEen woord J.C. Zadoks........................................................................................................................................... 90

[KNPV-WERKGROEP PHYTOPHTHORA INFESTANSEffecten van fungiciden op vorming en vitaliteit van Phytophthora infestans oösporenG.J.T. Kessel, H.T.A.M. Schepers, P.J. van Bekkum, J.R. Kalkdijk en W.G. Flier ............................................... 91Identificatie van nieuwe bronnen van resistentie tegen de aardappelziekteKlaas A.E. van ’t Slot, Peter van de Vondervoort, Vivianne G.A.A. Vleeshouwers en Francine Govers ......... 91De bescherming van de groeipunt van aardappelplanten tegen Phytophthora infestansH.T.A.M. Schepers en H.G. Spits ........................................................................................................................ 92Op zoek naar nieuwe resistentie(genen) tegen Phytophthora infestans in Solanum Vivianne G.A.A. Vleeshouwers, Lars G. Kamphuis, Trudy Torto, Sophien Kamoun, Evert Jacobsen en Richard Visser ....................................................................................................................................................... 92Zijn de QTLs voor vroegheid en voor resistentie tegen Phytophthora infestans op chromosoom 5 vanaardappel van elkaar te onderscheiden?Marleen Visker, Paul Keizer, Herman van Eck, Evert Jacobsen, Leontine Colon en Paul Struik ................... 93

[VERENIGINGSNIEUWSJaarverslag over 2002 van het KNPV-bestuur, de KNPV-werkgroep en KNPV-commissies .................................. 94Secretaris van het KNPV-bestuur .......................................................................................................................... 94Redactie van het blad Gewasbescherming ............................................................................................................ 94Penningmeester van het KNPV-bestuur ................................................................................................................ 95KNPV-werkgroep Bodempathogenen en bodemmicrobiologie .............................................................................. 96KNPV-werkgroep Fusarium .................................................................................................................................... 96KNPV-werkgroep Phytophthora en Phytium .......................................................................................................... 96KNPV-werkgroep Onkruidkunde ............................................................................................................................ 97KNPV-werkgroep Botrytis ...................................................................................................................................... 97KNPV-werkgroep Phytophthora infestans .............................................................................................................. 97KNPV-werkgroep Rhizoctonia solani ...................................................................................................................... 98KNPV-werkgroep Meloidogyne ............................................................................................................................... 98KNPV-werkgroep Pratylenchus ............................................................................................................................... 98KNPV-werkgroep Trichodoriden en Tabaksratelvirus ............................................................................................ 98KNPV-commissie voor de Nederlandse namen van Plantenziekten ..................................................................... 99KNPV-commissie Terminologie .............................................................................................................................. 99KNPV-werkgroep Graanziekten .............................................................................................................................. 99Kennismaking: Aad Termorshuizen ....................................................................................................................... 104

[NIEUWSGewasbeschermingsgids 2003 ............................................................................................................................... 105Kabinet ondertekent overeenkomst met LTO, VEWIN EN Stichting Natuur en Milieu over duurzame gewasbescherming ................................................................................................................................................. 105Veredelaars werken aan aaltjesresistente kool en koolzaad ................................................................................ 106Plantversterker gaat vermeerdering aaltjes tegen ................................................................................................ 106Raketblad bestrijd aardappelcystenaaltje ............................................................................................................. 106Nieuwe voorlichtingsboodschap gewasbescherming suikerbieten ....................................................................... 106Open teelten zien niets in nieuw plan gewasbescherming .................................................................................. 106Toepassing aaltjes tegen slakken in spruiten nog dit jaar mogelijk ................................................................... 107Monsanto brengt transgene maïs tegen maïswortelkever op Amerikaanse markt .............................................. 107Roofmijt Hypoaspis miles bestrijdt koolvlieg en stromijt in radijs ..................................................................... 107Koolmees bestrijdt rupsen in appelteelt .............................................................................................................. 107Geld voor aanpak knelpunten gewasbescherming kleine teelten en Phytophthora ............................................ 107Biologische bestrijding wortelvlieg voorlopig nog niet mogelijk ........................................................................ 108Nieuw selectief spintbestrijdingsmiddel .............................................................................................................. 108PD gaat identificatie van mineervliegen nog nauwkeuriger uitvoeren ................................................................ 108

[AGENDA ......................................................................................................................................................... omslag 3