NauwkeurigebeschryvingevanGroenlandof Spitsbergen ......NauwkeurigebeschryvingevanGroenlandof...

104
Nauwkeurige beschryvinge van Groenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijke kragt en figuren, duydelijk word aengewesen Frederik Martens bron Frederik Martens, Nauwkeurige beschryvinge van Groenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijke kragt en figuren, duydelijk word aengewesen. Wed. Gysbert de Groot, Amsterdam 1710 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/mart122nauw01_01/colofon.php © 2018 dbnl

Transcript of NauwkeurigebeschryvingevanGroenlandof Spitsbergen ......NauwkeurigebeschryvingevanGroenlandof...

  • Nauwkeurige beschryvinge van Groenland ofSpitsbergen, waer in de walvisch-vangst,

    gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

    Frederik Martens

    bronFrederik Martens, Nauwkeurige beschryvinge van Groenland of Spitsbergen, waer in de

    walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijke kragt en figuren, duydelijk wordaengewesen. Wed. Gysbert de Groot, Amsterdam 1710

    Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/mart122nauw01_01/colofon.php

    © 2018 dbnl

  • t.o. *1v

    Vojagie naarGROENLAND of SPITSBERGENmits gaders een net verhael derWALVIS VANGHSTen der zelve behandeling.Met veel Avontuurlyke voorvallen door F. MARTENS.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • *2r

    Korte bescryving om een Groenlands-vaarder uit te rusten &c.

    EEnige luyden Maetschappy aengaende om een Schip op Groenland uit te rusten,soo is hun eerste overleg, om een snedig, wakker, gau, vlug, en flux keerel totCommandeur te verkrijgen. Welke daer toe verkregen zijnde, soo neemt een die hetbewindt van saken uit de Maetschappy is op-gedragen, ('t welk gemeenlijk een vande Participanten en den Boekhouder is) denCommandeur tot Raadsman en Assistent,om volgens goed vinden van de Commandeur, alles, dat hier op 't Land, t'Scheep,en in Groenland van noden mogt wesen, te versorgen, veerdig te maken, en teverrigten; op dat de Commandeur hoedanig ook van de Reis weder t'huis komendegeen reden van misnoegen, over de gedane uit-rusting sou vertoonen.Dog het sal niet ondienstig zijn, dat ik, eer wy verder gaen, hier tussen invoegen

    dese ordinantien en regulen, van de Gecommitteerden der Groenlandse Visseryopgesteld. (Welke Gecommitteerden de voornaemste Reeders zijn, uit elke plaets:als by voorbeeld uit Rotterdam, d'Heer Willem Bastiaansz. van Amsterdam, Pietervan Teerlingen: Saardam,Meindert Arentsz. enz.) 't Geen van 't Zee-volk, en van deReeders moet geobserveerd worden.

    Anno 1677. Ordre, beraamt by de Gecommitteerde van de GroenlandseVissery, over 't bergen der goederen, en 't geen daar aan dependeert op dittoVojagie.

    EErstelijk, dat wanneer een schip verongelukt, en denCommandeur en het volk haarsoekende te salveeren, het eerste schip, daar se by komen, dat sal moeten doen; endie een ander schip aantreffende, sallen die de helft van het volk overgeven, gelijk't selfde gebergde volk ook sal moeten over gaan; ten waar het tweede schip alreedegeburgen volk in had; in welk geval, het volk na rato sal werden verdeelt, ieder evenveel. De voorschreve twee schepen, elk de helft van 't volk in hebbende, en by andereSchepen komende, sullen als dan weder verdeelinge doen, als voren gesegt is.II. De victualie, die de gebergde aan boord brengen, sal by hen self werden

    geconsumeert, en wat nog over wesen mogt, als aan het tweede en volgende schepenkomen, 't selve mede na rato het volk over geven: van gelijken de gesalveerde sloepengeen victualie mede brengende, sullen dan uit Christelijke liefde werden geassisteert;mids ook werk doende als and're Matroosen.III. So wanneer schip, schepen, en goederen in Groenland quam te blyven, ofte

    verlorenwerden, zo sal denCommandeur en Schipper, of haar plaats representeerende,ieder voor soo veel hem aangaat, zo lang zy daar by zyn, haar vrye keur

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • *2v

    hebben, of zy het goed willen laten brengen, en door wie, mids dat de Commandeursdaar present wesende, mede haar believen sullen hebben, om al sulke goederen overte nemen, of niet.IV. Dog iemand by alsulke gebleven of verloren schip, schepen, ofte goederen

    komende, dat verlaten mogt wesen, en niemand by was, sal vermogen sodanig goedte bergen, van welke gebergde goederen, het zy,Walvis-Vangers gereedschap. Item,Spek, Traan, enWalvis-Baarden, Walrus-tanden, ook Scheepsgereedschap, en watdien aangaande, meerder soude mogen wesen, (hier te lande komende) de eene helftsal genooten werden, by den berger, en de andere helft by die het verlooren hebben,aan wien den berger, de helft sal moeten uitkeeren; sonder daar voor vragt, parteniersgeld, of andere onkosten te mogen eisschen, of pretendeeren.V. Soo geburgen schip, schepen of goederen, voor het bergen, door de

    maandgelders en parteniersmogt verlaten zyn, sullen zymaandgelders, nog parteniers,van het geburgen schip, schepen nog goederen, niet genieten, of vermogen tepretendeeren; en sal in dat geval, het goed van't schip, en dat van deWalvis-Vangstgaan en genoten werden by elks Reeders.VI. Maar 't volk van 't gebleven schip, schepen of goederen, daar by zynde, en de

    goederen hebbende helpen bergen, sullen uit het suivere vierde-part, van al hetgebergde, de maandgelders van 't schip, haar bedongen maandgeld, en de parteniersvoor haar gedaane arbeid, maandgeld a twintig gulden 's maands genieten, tot hetblyven van het schip toe; alsoo de parteniers in dat geval, als maandgelders, tegende geseide twintig gulden 's maands werden geconsidereert, te rekenen van degeldeloosemaand. Dog het voorschreven vierde-part so verre niet konnende strekken,sal een ieder zo maandgelder als partenier, na advenant moeten missen, en 't geeneboven de voorschreve maandgelden van 't selve vierde-part, overschiet, sal komenten profijte van de Reeders.VII. Den Commandeur die eenig goed berge, sal de bedongen portie rekenen, ten

    aansien van sijn parteniers; het Capitaal dat daar van komt, als vangst van Traan enBaarden, maar demaandgelders sullen daar van niet genieten; en sullen 50. QuarteelenTraan en 1600. pond Baarden, voor een Vis gerekent werden; het gebergde totCapitaal te maken, de Traan en Baarden begrooten na de markt.VIII. Al sulke goederen gebergt, en in 't schip zynde, sal alle voorvallen van schade

    en avarye, so wel subject zyn, als eigen goed.IX. Iemand in 't ys een Vis gedood hebbende, en door ongelegentheid niet konden

    aan boord krygen, blijft eigenaar, zo lang iemand van sijn volk daar by blijft; en geenvolk daar by wesende, schoon aan een schots vast gemaakt is, sal die daar by komt,die Vis mogen na sig nemen.X. By 't Land zynde, iemand een Vis hebbende, mag die voor een Anker, Dregge

    of tou, vast leggen, en een Merk of Boey daar op, en schoon niemand daar by is,blijft daar egter voor den eigenaar leggen.XI. So in 't gaan na Groenland, onder het Admiraalschap, in het defendeeren

    iemand verminkt wierd, sal daar voor in redelijkheid by de Gecommitteerdens vande Groenlandse Vissery te consideren, betaalt werden; en sulks te reparteren over degantse Vloot; so ook in 't wederkeeren.XII. Eindelijk, of 't geviel dat eenige saken in desen niet aangeroert, mogten te

    voorschijn komen, sullen 't selve by goede mannen laten afdoen.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • *3r

    De Reeders dan een nieu schip willende aenleggen moeten in den Herfst al een beginmaken, om het Scheeps- en Vis-tuyg tegen 't aenstaende Voor-jaer klaer te hebben.Dog een bevare schip hurende, is tijds genoeg in de Winter-maanden te besorgen,dat het Tou-werk, Lijnen, Bloks, Yserwerk, en Vaten of Karteelen, tot de Visserynodig, klaer gemaekt werd. Zy dan een Commandeur en schip hebbende, huren hetvolk so nu en dan, en voort in 't voor-jaer, tegen dat zy uit sullen gaen. Dog eerstwerd het schip van sijn winter-laeg gehaeld over hant gewonden, alle naden besogt,gebreeut en gepeckt, sommige met een nieuwe huid verdubbeldt, om te beter tegen't ys te konnen bestaen.De Kalfatery gedaen, het schip 't nau uit, en op stroom te anker gebragt zijnde,

    werden 2, a 3. schuite-voerders gehuurd, om alle de Equipagie aen boord te brengen.Waer mede wel 8, a 10. dagen door-gebragt werd) welke in een (voor een onbekende)ongeloof'lijk getal Instrumenten bestaet, Gelijck uit dese neven-staende Inventariskan blijken.

    Inventaris of Lijste van al het Vis-tuyg, en Proviande, op eenGroenlands-vaarder.

    3.4.6.

    Sloepen.

    - - Sloeps Masten.- - Raadjes.- - Seiltjes.- - Kleedjes.- - Haaken.- - Mokertjes.- - Compassen.- - Kap-messen.- - Hoornen om op te blasen by mistig weêr.50 Riemen.50 Lijnen.

    2 Sloeps talijs.1 Harpoen-Kist en2 Lens-Kisten. En daar toe65 Harpoenen.36 Harpoen-stokken.14 Walvis-harpoenen met stokken.8 Fnitsen, of lange Harpoenen.65 Lensen met en sonder stokken.50 Lens-stokken24 Walrus-lensen met stokken.6 Losse Walrus-lensen.Schietlensen.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 2 Groote Neus-haaken.3 Ditto kleine.4 Neus-Haaken, 2 met en2 Sonder Stroppen.6 Baard-ankers.12- -

    Klauwen

    3 --Beitels

    4 --Bijlen.

    6 --Messen.

    2 Dreggen.4 Takel-Haaken6 Paar Spooren.12 Pik-haakjes met stokken.18 Hand of Spek-Haakjes.2030

    Ys-Boomen.

    1 Koe-voet.6 Schoppen.4 Ysere Wiggen.12 Spek-messen sonder stokken.5 Strand-messen met stokken.16 Bank-messen.8 Kap-messen.6 Schrapers.1 Top-reep.1 Sleep-tou.1 Jijn.1 Groot Jijn-Blok met 3. Schijven.1 Ditto met 2.Schijven.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • *3v

    1 Groot-blok met 1 Schijf.1 Neus-Jijns-blok, met 3 schijven.1 Dito met 2 schijven.2 Spek-takels.4 Galg-Jijns.3 Grond-touwen, en2 Enkelde talijtjes daar toe.1 Leng.1 Dregge-tou.4 Schijven voorgangers.10 Spek-Stroppen.1 Spek-karnaat.1 Galg.6 6 Mikken.

    4, 6 Wind-boomen.1 Spek-Bank.8,10

    Spek-Balijs.

    1 Spek-Goot.2, 3 Karteelen Saagsel.3 Slaijen.3 Houte Pompen.6 Scheppertjes.2 Traan-kitten.

    900 Karteelen.1000 Sponsen.12 Pikkers, of Prikkers.1 Slijp-steen met een bank.6 Wet-steenen.1 Dissel.1 Plug-boor. 1 Spons-boor.3 Kopere Ketels.

    3 --Tregters. 3 - - Pompen.

    1 Baly Pek.12 Kluwens Werk. 6 Bos Mos.13 Rolle stop-doek.1 Rol Frans seil-doek. 1 Schuil-seil.2 Mamieringen. 1 groot 1 klein.Een party Kloppers en Dolle.

    12 Bos Huising.4 Bos ongeteerde, en1 Bos geteerde Marling.2 Bos Stik-lijn.1 Op-geslage Tros.2 Lijnen van 9. en2 Van 6 met een kluwen 3. draad garen,

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 12 Bos witte en 12 Bos geteerde Lording.3 Ledere Broeken. 3 Paar Leersen.12 Noordse Deelen.12 Drie quarts bladen. 12 Half-duims-bladen25 Vaam Brand-hout.2,

    3000Spijkers, so groot als klein.

    4 Pond Seep.20,30

    Psalm-boekjes.

    Voor de Kock.1 Schuim-spaan.2 Schaf-lepels1 Doop-pan.12 Potten. 6 Pannen.1 Metale pan. 6 Holle bakken.6 Vlakke-bakken.12 Doop-lokjes.3 Kraanen. 6 Drink-kannen.2 Vuurslag-laadjes.18 Pond Kaarsen.1 Kan Oly en Katoen.1 Sak sout.24 Groote besems. 24 Hand-besems.2, 3 Tonnetjes sand.12 Rijse-besems.3 Esels.1 Trommel op een schip, sonder geschut:

    Fictaly.2000 Pond hard brood.16 Sak week brood, of 400 Halve brooden.1 Ton witte biscuit.

    3½ Ton boter.700 Pond soete-melks kaas.400 Pond komijnde kaas.1000 Pond stok-vis. 2 Ton Haring.12 Sak Gort.12 Sak grau-erten. -- 10 Witte erten.9 Sak boonen.8 Ton vleis. 500 Pond spek.1 Vat Mostert.34 Quaart bier. 4½ Beste-bier.

    Een half Oxhoofd Wijn.3 Ankers Brandewijn.

    5, 6 Pond Suiker, en Syroop, als mede wat Pruimen, Vygen, Rosijnen, Oly, Peper,Foely, Nooten, en andere Speceryen.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • Voor de Kajuit.3 Ankers Franse wijn.2 Ankers Brande-wijn.1 Anker Genever.½ Oks-hoofd Asijn.

    1, 3 1, 3 Tonnetjes doove koolen.100 Eyeren50 Lamoenen.8 Pond Suiker, Syroop en eenige Speceryen.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • *4r

    ALle dese toerusting, en fiktaly t'Scheep zijnde, werd al het Volck t'Scheep ontbodenom te monsteren, en geld op de handt t'ontvangen, na dat elk sig verhuurt heeft; 't zyby de Maand, by de Vis, of by 't Karteel.Dog alvoorens werd hen Voorgelesen, of immers behoord hen Voorgelesen te

    werden, dit volgende Contract.

    Contract tusschen den Commandeur, en sijn Volk na Groen-land.

    Wy onderschreven Officiers, en Matroosen, hebben ons verhuurt aan Commandeur[ ] voerende 't Schip [ ] om dit Jaar [ ] te varen na Groen-land; voor zo veel geld alselk bedongen heeft; belovende in alles den Commandeur [ ] en by sijn overlijden,den Successeur te gehoorzamen; zo wel aan Land, als in Zee.Eerstelijk, 's morgens en 's avonds, 't Gebed met modestie en devotie by te wonen,

    op zo veel boeten, als den Commandeur goed vind.2. Verbindende ons ook niet dronken te drinken, geen oproer of muitery te maken,

    met smijten, slaan, of mes trekken; op pæne van haar halve Gagie.3. So iemand questi kreeg, en aan 't vegten raakt, door over den een den ande

    quetst, verbeurt de heele Gagie; ook wel aan Land geset, of in handen van den Officiergelevert te werden, na gelegentheit van saaken.4. Ook dat niemand van 't volk, eenige koopmanschap op de Vis sal vermogen te

    doen, op Boete van 25. gulden.5. So den Commandeur resolveert, met iemand in Compagnie te vissen, beloven

    so wel, dien makker als ons selven te helpen vissen, en redden, op pæne als vooren.6. Wat de Kok door ordre van den Commandeur schaft, beloven daar in

    contentement te nemen; op pæne als vooren.7. Waar 't dat door bergen van Volk of lange Reise, de fictualie schaars wierd, sijn

    te vreden met sulk Randsoen, als den Commandeur stelt, na gelegentheid van saaken,op pæne als vooren.8. Beloven by nagt of by daag geen vier, kaarsen, lonten, &c. sonder consent van

    den Commandeur aan te steken, op pæne als vooren.9. Den Commandeur belooft, so iemand in 't defenderen van 't Schip beschadigt

    wierd, die te contenteren, volgens den Regte van den Lande, of by accoord af te doen.10. So iemand van 't Volk voorslag hoort, om iets quaads tegen 't Schip, of goed

    te ondernemen, en dat openbaart, sal een goede vereering genieten.11. Wat in deesen niet verhaalt staat, te dragen volgens de See-Regten. De

    voorschreve boeten 2. derde deelen, ten behoeve van de gemeene armen, daar denBewinthebber woont; 't resterende derde deel, voor den Officier.Actum, in 't Schip [ ] Den [ ] April.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • *4v

    De Monstering nu, gaat aldus toe.

    De Commandeur en Boek-houder (sijnde Bewind-hebber) gaan in de kajuit, en latendoor de kajuit Wagter, een voor een binnen komen. De Commandeur geniet voorteen Pot wijn (sijnde een gifte ofte schenkagie, onder dese luiden also genoemt,) opde hand, 100, 125, 150. gl. en somtijds ongelijk meerder; behalven 't geen hy van 'tkarteel, 't sy 20, 25, 30. stuiv. bedongen heeft. Dan volgt de Stuur-man, krijgendeop de selve wijs, 40, 50, 60. gl. van 't Karteel 13, 14, 15, stuiv. yder Harpoenier, 40,50, gl. van 't Karteel, 12, 14, stuiv. yder Speksnij'er (die gemeenlijk Harpoeniers sijn)geniet 5. guld: van de Vis, boven de hand-gift, en 't loon van 't karteel.

    's Maands.

    36. guld.Timmer-man.

    28.Chirurgijn

    26.Hoog-boots-man.

    26.Kok.

    18, 19, 20.'t Gemeen bevaren Volk elk.

    12, 13.Onbevare en halfwasse Brasems.

    Stuurder op de sloep 2, 3. guld. van de Vis. Somtijds werden de stuurders ook welaangenomen, by 't karteel. krijgende daar voor, 6, 7, 8. stuiv. voor een Pot wijn opde hand, 16, 18, 20. guld. Lijn-schieter, 30, 40, st: van de Vis. Die by de Vis vaartvan 't gemeen bevare volk, krijgt somtijds, 6, 10, 15. guld: op de hand. en van deVis, 15, 16. guld.DeMonstering gedaen, en't volk geld ontvangen hebbende, gaen 2, 3. dagen weder

    na huis; om van Kleeren, Buld-sak, Medicijnen, en Scheeps-banket, sig voor sienhebbende, dan weder t'Scheep te komen. Sy nu t'Scheep, klaar, en Seil-ree sijnde,krijgen een Loots by hen, om hen in Texel te brengen. Ondertussen nemen 2. Mannende wagt waar; beginnende van de Boots-mans koy af, en so voort met de Son om,rond om 't Schip, alle 2. koyen elkander verposende; tot Texel toe; Dog deHerpoeniers, en die haar Vrouwen t'Scheep hebben, sijn tot Texel toe vry. Hun verderbedrijf, sullen we in de volgende versen, den Leser verhalen.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 1

    Frederick Martens gedenkwaerdige Vojagie naGroenland of Spitsbergen, En desselfsnauwkeurige Beschryvinge.

    +APRIL. Uytvaert vand'Elve.

    OP den 15. April des Iaers 1671. zeylden wy van d'Elve in Zee. +. De Wind wasNoord-Oost. 's Avonds waren wy nevens 't Heylige Land. De Wind liepNoord-Noord-West. Ons Schip was genaemt Jonas in de Walvis. En den Schipperop 't zelve Pieter Pietersz Friese.Den 16. hadden wy een droeve Sonne-schijn. De Wind Oost. Zeylende op 56.

    Graden.Den 17. was het den gehelen dagh droevigh en een nevelige Sonneschijn. DeWind

    Oost. Wy zeylden nu op 57. Graden.Den 18. windigh uyt den Oosten, met droeve Sonneschijn. Wy quamen op 58.

    Graden en 49. Minuten.Den 19. en 20. hadden wy de Wind West-Suyd-West, stormachtigh met Regen.

    Hitland lagh van ons omtrent 15. Mijlen; Zeylende Noord-West, tusschen 59. tot op61. Graden.Den 21. was 't noch al stormachtigh met Regen, met een Suyd-Weste Wind. Wy

    waeren op de hooghte van 62. Graden 12. minuten. Het verlengen der dagen, en 'tverkorten der nachten mercktemen van Graed tot Graed. 's Nachts zaegen wy nochStarren. Oock vermeerderde sich de koude. Hier begon ons Volck sich alreeds opzijn Walvisch-vanghst toe te rusten. Lancen, Harpoenen, Touwen, Riemen, en wat'er voorts meer toe-behoord, leydense gereed in de Neven-Schuytjens of Chaloupen;uyt vrees, dat naederhand eenige Onweeren de rechte schickingh van alles haddenmogen verhinderen.Wy zeylden den 22. en 23. van 65. tot 66. Graden 14. minuten, met koud mistigh

    weer, met een Zuyd-Weste Wind.Paesch-maendagh den 24. was 't Stormachtigh, met een Suyd-Weste Wind. Wy

    konden desen dagh de hoogte niet nemen, wijl het mottigh en doncker Weer was.Den 25. stormden 't den geheelen dagh, met een Suyd-Weste wind. Welk tegens

    den Avond gingh leggen, en liep Oost, met Hagel, Sneeuw en Regen; nu 't een, dan't ander: met een lijdelijcke kouw. Wy waren op 68. Graden en 46. minuten.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 2

    Den 26. en 27. hadden wy weer Storm, Hagel en Sneeuw: met Noord-Ooste wind,en bittere koude. Wy quamen op 71. Graden, en te gelijck aen 't Ys; daer wy 't Schipvan af-wendeden.

    +Jan Mayen Eyland.Jan Mayen Eyland lagh Suyd-West ten Westen van ons, + na gissingh tien mijlen.

    Wy souden dit Eyland genoegh hebben konnen zien, zoo ons het den Nevel enSneeuw niet belet had. 's Middaghs verzwaerde den Storm, namen derhalven 'tMarszeyl in, en brachten de Fock op de Steven; dryvende met het Schoverzeyl Zuydten Oosten.Den 28. was 't niet zo windigh, en quamen met de Noord-Ooste Wind weder aen

    eenige Ys-schollen.Den 29. was 't dien geheelen dagh Neveligh. Seylden Noord-Oost aen 't Ys, doch

    wenden 't weder af.'s Zondaeghs na Paesschen, den 30. was 't noch Neveligh met Mot-Sneeuw: de

    Wind Noorden. 's Avonds zeylden wy weer aen en van het Ys. De Zee was gantschonrustigh, en veroorsaeckte aen 't Schip een harde beweegingh.

    +MAYUS.Den 1. Mey begon de Wind hard te wayen, + en vervolght met een zware Storm;

    daer benevens was het zeer koud: Nu hadden wy Sneeuw en dan eens Sonneschijn,met een Noord-Weste wind.Den 2. en 3. was 't noch Stormigh en koud, nu Sneeuw, dan Hagel, en droeve

    Sonneschijn, met Noord-Weste winden. Hier gingh nu de Son niet meer onder: zoodat daer nu geen nacht was.'t Was den 4. noch al 't zelve Weder en Wind. Wy zagen seer veel Zee-honden

    +VermakelijckeRobben-Dans.

    springen en tuymelen rondom ons Schip, + 't welck vermaeckelijck was om te zien:Zy zijn met het halve Lijf meest boven water, en houden gelijck een Dans ondermalkander, genoemt den Robben-dans.Den 5. was het voormiddaghs lijdelijcke koude met Sonneschijn, na den middagh

    donckere Wolcken met Sneeuw en strenge koude; de Wind Noord-Noord-West. Wyzagen dagelijcks veele Schepen, welcke om het Ys zeylden of kruysten, gelijck het

    +Verpreyen, en gewoonte derWalvis vangers.

    de Zee-luyden noemen. + Ick merckte dat als het eene Schip dicht voorby het anderzeylde, datse malkander verpreyden; roependeHolla!Voorts was de Vraegh;Hoeveel Visschen hebt gy gevangen? En antwoorden nae het getal 't geen zy gevangenhebben. Wanneer het windigh is, datse wegens het geruys der Zee, malkanderstoe-roepen niet konnen verstaen, soo slaense met den Hoedt zoo dickmaels op enneer, alsse Visschen gevangen hebben. Doch wanneer sy nu haere Ladingh vanWalvisschen genoegh bekomen hebben, zoo latense ten teecken daer van, de grooteVlagge waeyen. Heeft yemand yets aen haer te zeggen, soo vaert hy met de Bootaen 't Schip.Den 6. 's morgens was de Wind Noord-West, doch stracks daer aen liep deselve

    West-Noord-West; met Storm, Hagel, Sneeuw en felle koude. De Baren trockentegens malkanderen, gelijck altoos met het omloopen der Winden geschied; en slaende Golven dan dickmaels over de Schepen heen, eerse een gelijcke loop houden.Den 7. hadden wy sachte koude, met een bewolckte Lucht, Sneeuw en Regen. Op

    den avond zeylden wy weer aen 't Ys; doch 't was kleyn, en deWind ons tegen, staken

    +Krygen Spitsbergen in 'tgesicht.

    daer van af. + 's Namiddaghs kregen wy Spitsbergen

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 3

    in 't gezicht, 't Suyd-eynd van 't Noord-voorland. Wy wisten niet beeter, of 't was debehoudene Haven. Het Land zagen wy als een duystere Wolck, zijnde vol wittestreecken. Daer op wendeden wy 't weer na 't Westen; nae welck onse Streeck-wijser

    +Aenmerkingh.of Compas, yder Land waer het legt, aenwijst. + 't Welck oock omtrent het Ys, en deHavens moet aengemerckt worden.Den 8. en 9. was 't Nevelachtighmet Sneeuw, en lijdelijcke koude: wy zagen veele

    +Vin-Visch voor eenWalvisch aengesien.

    Scheepen rondom ons heen; de Wind Suyd-Suyd-West, en West-Suyd-West. + Daerquam een Vin-Visch voorby ons Schip heenen, die wy eerst vor een Walvischaenzagen, daer wy jaght op gemaeckt zouden hebben, indien hy ons sijn grooteen hooge Vlimmen of Vinnen niet vertoond en hadde.Den 10. des Voormiddaghs was 't een sachte koude: op de Middagh begon het

    sterck te waeyen. 's Avonds kregen wy een Storm, welck dien gantschen nachtaenhield, met strenge koude. De Wind was toen West-Noord-West.Den 11. Stormden 't dien geheelen dagh, met strenge koude. De Wind als boven.

    Wy hadden nu in 14. dagen geen hooghte van de Son genomen: En bevonden onsnu op 70. Graden en 3. Minuten; Seylende Noordwaerts na 't Ys toe. 't Schijntseldzaem, dat wy nu nae, en dan weer van 't Ys af-vaeren: doch de oorsaeck salnaeder aengewesen werden.Den 12. noch al stormig weer, met strenge koude. De Wind Noorden. Het was nu

    +Wy leden de grootste koudein May-Maend.

    soo koud, dat wy ons nauwelijcks in 't Schip wisten te bergen, + In dese May-maendhebben wy de meeste koude uyt-gestaen.Den 13. eensgelijcks noch al stormigh weer. De koude enWind even als vooren.Den 14. was de Wind Noord-Oost. Schoon weer, en Sonneschijn. Wy waeren op

    75. Graden en 22. Minuten. Om ons heenen telden wy twintigh Schepen: de Zee wasgantsch effen; nauwelijcks konden wy wind bemercken, maer 't was seer koud. Hierter plaets is de Zee, na de storm, aenstonds stil, voornaemlijck als de wind van 't Yskomt; want die uyt Zee komt maeckt altijd grooter Golven. Omtrent de Middernachtquamen wy weer aen 't Ys. Maer om dat het kleyn Ys was, keerden wy weder daervan af.Den 15. was de Wind Noord-Oost. Wy voeren in 't Ys, met noch veertien andere

    Schepen. Edoch bevindende dat het noch kleynYswas, zeyldenwy daer gesamentlijckweder uyt. Wy bevonden ons op 75. Graden en 33. Minuten. Dien dagh saegen wyeenWalvisch niet verre van ons Schip: zetteden derhalven vier Chaloupen uyt, maeronse moeyte was vergeefs: want de Visch liep onder water, daer wy hem niet volgenkonden; en hebben hem oock niet weer gezien.Den 16. 's Morgens schoone Sonneschijn; doch koud met een Noorden-wind, en

    +Dagh en nacht Sonneschyn.harde koelte. + Wy hadden dien nacht oock Sonneschijn. Wy zeylden al langhs hetYs heenen, met twee andere Hamburger Schepen: 't was koud, met Sonneschijn,den gehelen nacht.Den 17. strenge koude met Sonneschijn, omtrent de middagh quam een storm, en

    's Namiddaghs Sneeuw;met een Noord-Noord-OostenWind. Hier zagen wyweynighVogelen.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 4

    Den 18. was het stil weer, met felle koude. Tegens de Middagh waeyde de WindNoord-Noord-Oost. Wy quaemen op 75. Graden en 35. Minuten. 's Nademiddaghszeylden wy, met noch twee Hamburger Schepen, weer na 't Ys toe.Den 19. was 't een Nevelige Sonneschijn. De wind Noorden, doch soo stil, dat

    men nauwelijcks eenige wind konde gewaer worden. Wy roeyden met een Chaloup

    +Zee-honden of Robben.van 't Schip na 't Ys toe, + en sloegen daer twee Zee-honden dood, van de ZeevaerendeLuyden Robben geheeten. Op d'Ys-schollen lagen soo een groote meenigte deserZee-honden, dat men deselve niet en konde tellen.Den 20. was het een seer felle koude, soo dat oock selfs de Zee gantsch met Ys

    wierd overtrocken; En 't was soo stil, dat men deWind (welck uyt het Noorden quam)nauwelijcks kon bemercken. By ons waeren 9. Schepen, welcke om het Ys heenenzeylden; 't welck wy hoe langer hoe grooter vonden; zijnde van malkander gedreven.

    +Seylen in't Ys, 't welk deSchepen in groot gevaer stelt.

    Den 21. zeylden wy des voormiddaghs in 't Ys, + in geselschap van noch eenHamburger, de Lepelaer genaemd, en acht Hollanders. Wy maeckten ons Schipmet Ys-haecken vast aen een groot Ys-veld; doe nu de Son Suyd-Suyd-West was.Rondsom ons heenen telden wy dertigh Schepen in 't Ys, welcke lagen gelijck als ineen Haven. Aldus vaert men in 't Ys, ende men waeght op die manier Schip en 'tleven der Menschen, op hoop van goed geluck; Even als of men ‘t waeghden meteen Glas, 't welck op de Aerde komt te vallen, somtijds door 't geluck ongebrokenblijft.Den 22. was de Wind Suyden. En lagen noch aen de eygenste Ys-schol vast.Den 23. bevonden wy ons op 77. Graden en 24. Minuten, in 't Ys, met heldere

    Sonneschijn; wy lagen noch vast aen een groot Ys-veld.Op den 24. hadden wy Storm, Regen en Sneeuw; doch een sachte koude. De wind

    was Suyden. Ter deser plaets vernamen wy gants geen Baeren uyt de Zee, maer eentamelijcke stilte.Den 25. was 't windiger en kouder als den voorighen dagh: Neveligh met Sneeuw.

    Somtijds Sonneschijn. De Wind Noord-West.Den 26. viel 'er 's morgens Sneeuw. 's Voormiddaghs was 't een droeve Sonneschijn;

    en de wind begon harder te waeyen. Wy maeckten het Schip los van 't Ys-veld,

    +Varen noch dieper in't Ys,'t welk voor best gehoudenwerd.

    dryvende Suydelijck na de Zee toe. + Ter dier oorsaeck zeylden wy dieper in 't Ys;wijl men voor best houd, wat verre in 't zelve te zeylen.Den 27. was 't stil weer: doch daer by Sneeuwden het, met een Suyden wind.Den 28. 's Voormiddaghs hadden wy een heldere Lucht, en des Namiddaghs

    viel 'er Sneeuw.Den 29. strenge koude: de Lucht bewolckt, met een Suyden wind. Des Nachts was

    +'t Schip van 't Ys bezet, enhard geparst.

    het klaer weer, met Sonneschijn. + In dese selve Nacht bevonden wy ons van 't Ysbezet, en 't Schip wierd seer hard geparst. Doch het Ys dreef weer haest daer naevan malkander, zoo dat de Zee eenigsins daer van vry was, en wy meer water alsYs zagen.Den 30. 's Morgens was het schoon weer: omtrent de Middagh hadden

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 5

    wy Sneeuw. De wind was Suyd-Oost, met stilte. Wy roeyden met de Chaloupen voor't groote Schip ('t welck de Scheepsluy Boechseeren noemen) dieper in 't Ys.'s Morgens hoorden wy een Walvisch blasen, ter tijd als de Son in 't Oosten was,

    en braghten een Walvisch-Wijfken aen 't Schip, doe de Son Oost-Suyd-Oost stond.

    +EenWalvisch gevangen, dieeen Harpoen in 't Lijf hadsteecken, en 70. Vaten metdesselfs Speck gevult.

    + Noch dien selven dagh sneeden wy 't Speck daer van, en vervulden daer mede 70.Quarteelen. Omtrent dese Visch wierden wy veele Vogelen gewaer, onder welckede meeste Mallemuggen waren; zijnde soo begeerig na dit Aes, datse sich daerover met stocken lieten dood slaen. Dese Visch wierd ten meerendeel van deVogelen verraden: want daer sich deselve bevond, sagh men over al veele deserVogelen op Zee. De gedachte Walvisch was gewond, en de Harpoen stack noch in't vleesch: Daer-en-boven was hy seer vermoeyt door 't harde zwemmen. Hy (ofliever Sy) blies oock gants hol, en was al aen 't vervuylen geraeckt, soo dat hy bylevenden lijve al stonck; en de Vogelen hare spijze van hem namen. Onse Oogenwierden ontstoocken met vuyrigheyt door den stanck.'s Nachts verloor Cornelis Zeeman sijn Schip in den drangh en aenparssingh van

    +Een Schip door 't Ysverlooren.

    't Ys. + Hier zagen wy seer groote Ys-velden: de Zeeluy noemden 't West-ys, wijl 'tna 't Westen legt.

    +JUNIUS.Den 1. Juny was 't een schoone Sonneschijn. + 's Nachts maeckten wy 't Schip

    met Ys-haecken vast aen een groot Ys-veld; wy konden de Schol niet over zien.Daer op volghde een storm, met een Noord-Weste wind.

    +Bleecke Maen.Den 2. des Voormiddaghs hadden wy een felle koude. + 's Nachts sagen wy de

    Maen heel bleeck; even gelijck deselve by ons over dagh werd gezien. Daer opvolghde Nevel en Sneeuw, met een Noord-Noord-Ooste Wind.Den 3. was 't seer koud, daer-en-boven stormigh, met Sneeuw. Op de namiddagh

    wierd de koude lijdelijck, met kleyne of fijne Sneeuw. De Wind Noord Oost. Diennacht quam een Chaloup (des verongeluckten Schips) vanCornelis Zeemanmet achtMannen aen ons Boord.Den 4. somtijds Sneeuw, dan Regen, en nu weer Sonneschijn, met lijdelijcke

    +Vergeefse jaght op eenWalvisch.

    koude; en de wind Noorden. + Hier wierden wy een Walvisch gewaer, daer wy omwendeden, doch hoe wy bevlijtigden, hy raeckte nochtans vry.Den 5. woey het den geheelen dagh een storm, met Sonneschijn: 's nachts zoo

    stilde de wind; daer op volghde een tamelijck warme Sonneschijn, met eenNoorde-wind. Wy waren weder op de jaght van een Walvisch, doch en konden hemniet bekomen.Den 6. was 't nevelachtig weer; 's voormiddaghs een droeve Sonneschijn met

    +Schielijck neersinckendeWalvisch.

    lijdelijcke koude, en de Wind Noorden. + 's Morgens begaven wy ons weder op dejaght; wy waren een Walvisch zoo nae, dat wy zoo de Harpoen door denHarpoenier souden doen werpen: Geerne hadde wy dien Visch vermeestert, maerhy gaf sich met het gantsche Lijf na beneden als een steen, alleen met het Hoofteenighzins boven, en aenstonds zagen wy hem niet meer. Het scheen dat dese grooteYs-vlay vol gaeten moest zijn daer de Vissen adem door haelen; hier aen lagen nochmeer Schepen, en de eene joegh den ander de Vissen toe: Hier door wordense gants

    +Visschers doen malkanderschade.

    schouw gemaeckt. + Op dese manier krijgen zy t'zamen zoo veel, als twee die nieten vangen; en den volgenden

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 6

    dagh waeren wy wederom tot driemaelen toe op de jaght, doch vingen niets metallen.Den 7. was het schoon Sonneschijn weer, en den geheelen dagh redelijcken warm;

    doch 's Avonds wat windiger. Wy maeckten 't Schip van 't Ys los, en staken wederin Zee.Den 8 was het Mistigh, daer sneeuw op volghde, den geheelen dagh deur. Daer

    +Robben, of Zee-hondenwaeren veel Zee-Robben, + aen de zee-zyde van 't Ys, en sloegender vijftien vandood.Den 9. hadden wy den geheelen dagh een bewolckte Lucht, met een Noord-Ooste

    +Seylen na Spitsbergen.wind. Wy zeylden weer uyt het Ys, wijl wy in 't selve niet te vissen vonden: + envoeren om d'Oost nae Spitsbergen.Den 10. was 't windigh met sneeuw, des namiddaghs hadden wy Sonneschijn, met

    een Noorde-wind.Den 11. (zijnde Pinxter-dagh) hadden wy 's morgens Sonneschijn met wolcken,

    en een schichtigen voortgangh. Op de middagh wierd het windig, en 's avonds storm;de wind als vooren.Den 12. was het koud, en stormachtigh weer. Des nachts hadden wy Sonneschijn:

    +Gedurige dagh.

    + Men moet nauwe acht op den tijd geven, of men weet den dagh en de nacht niett'onderscheyden.Den 13. was het 's namiddaghs windigh, met nevel; wy bevonden ons op 77.

    Graden: zeylende oostelijck nevens het Yys heenen nae Spitsbergen. In dese nachtzagen wy meer als twintigh Walvisschen: dese zwommen achter malkander heen na

    +De tweede Walvischgevangen.

    't Ys; + van dese bequamen wy 'er een, en dit was onse tweede gevangene Visch, enwas eenManneken. Doe men hemmet Lancen doodede, blies hy zoo sterck bloed

    +De Son is hier het Uyrwerckder Zee-vaerende, waer naesy sich moeten richten.

    uyt, dat het water daer van rood wierd daer hy henen zwom: + Als de Son in 'tNoorden stond, braghten wy den Vis aen 't Schip; want dus reeckent men hier,dewijl de Zon der Zee-vaerenden Uurwerck in Spitsbergen is. Anders soude menin de zeven daghen der weecke verdwaelen.Den 14. was het koud en windigh, en 's nachts neveligh, met een Weste wind. Op

    dese dag quamen wy by Hans Lichtenbergh.Den 15. de wind als vooren, met een nevel-windige Lucht.Den 16. weer en wind even als vooren.Den 17. was de wind Zuyden: dien gantschen dagh hadden wy Regen en Wind.

    +Komen by Spitsbergen.Den 18. zijnde Sondagh was het mistigh en koud. + Dien voormiddagh quamen

    wy by Spitsbergen. Eerst by 't Voorland; daer na by de seven Ysbergen. Voortszeylden wy de Hamburger, Magdalenen, Engelsche en Deensche Haven of Bayvoorby; vaerende in de Zuyd-Bay. Ons volgden zeven Schepen; te weten, drieHamburgers en vier Hollanders. Hier gaet het even eens als of men eerst in 't Ys sal

    +Aenmerkingh.vaeren; niemand wil graegh de eerste zijn. + De oorsaeck is, wijlse niet weten, hoehet binnen in de Bay van 't Ys gesteld is. Op onse heene-reys van 't Ys tot aenSpitsbergen hebben wy gantsch geen Ys vernomen; alles was van de Wind weghgedreven. 's Nachts sneden wy 't Speck van de tweede bekomeneWalvisch in Vaten,en vervulden daer mede vijf-en-zeventigh Quarteelen.Den 19. hadden wy Regen dien geheelen dagh over. 's Namiddaghs, en

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 7

    zoo oock de gantsche nacht, scheen de Son tamelijck warm, met stilte. Op even desendagh brack ons een dick Ancker-touw; waer op wy 't ander Ancker lieten vallen.Dien nacht zeylden wy met drie Chaloupen in d'Engelsche Haven of Bay; en

    +Walvisch met Harpoenen tevergeefs getroffen.

    vernamen een Walvisch: + drie Harpoenen wierpen wy op hem uyt; daer na Lensdenwy hem (met Lancen of Piecken, na dat men de Harpoenen uytgeworpen heeft,op en in den Walvisch te steecken, werd Lensen genoemd); doch hy liep onderkleyn Ys, 't welck dicht aen den anderen lagh, zoo dat wy hem niet en konden volgen.Daer-en-boven hield hy sich langh onder water, eer hy weer op quam; liep dan eenweynigh voort, doock weder op nieuw onder; en dreef dit spel zoo dickmaels, datwy meer als een half uyr moesten wachten eer hy weder na boven schoot, tot dat hyeyndelijck onder het Ys liep. Alle de Harpoenen scheurden uyt, en wy kregen deseWalvisch niet meer in 't gezicht.

    +Walrussen.Op 't Ys laegen twee groote Walrussen, + welcke door een doorgaetede Ys-schol

    daer op waeren geraeckt. Sy sliepen, en wy sneeden haer denwegh af, en bedecktenmet eenen het gat in de Ys-schol: En wy porden haer wacker met onse Lancen, enzy verweerden haer dapper, en waren seer moeyelijck te dooden. Hier zagen wy oockveel Wit-Vissen.Den 20. was het tamelijcke warme Sonneschijn, dien geheelen dagh met kalmte.Den 21. 's morgens wonden wy het Ancker op, en zeylden uyt de Zuyd-Bay om

    d'Oost. 't Was dien geheelen dagh en den volgenden nacht windigh en neveligh. DeWind liep Noord-Oost.Den 22. hadden wy schoon weer; daer beneven was het tamelijck warm: Wy

    bevonden ons by het Rehenveld. Hier lagh het Ys aen 't Land vast. Wy zagen oock

    +De derde Walvischgevangen.

    ses Walvisschen; + en kregen daer van een Manneken, zijnde onse derde Visch. Hywierd gevangen 's namiddaghs by westelijcke Sonneschijn. DesenWalvisch wierdgedood van eenen Man, die 't Harpoen op hem wierp. En dit geschiede, terwijld'andere Chaloupen d'overige Visschen achter nae jaeghden; de gedachte Vischschoot nae 't Ys; dat tegens malkanderen aendrongh, waer door de Chaloupen nietkonden aenkomen: Hy tierde en woede geduyrigh by de Ys-schollen. Eer hy nochstierf, sloegh hy seer vreeslijck met zijn staert, dat het water in Zee geweldigh stoof.'t Ys dreef een weynigh van malkander af, zoo datse de Riemen konden gebruycken,om met de Chaloupen voort te roeyen. Doe maecktense de eene achter d'ander vast,

    +Vullen 45. Vaten metdesselfs Speck.

    ende boeghseerden met den Visch aen 't groote Schip. + Terstond sneeden wy hemaen stucken, en vulden 'er vijf-en-veertigh Vaten mee. Dien nacht hadden wyklaere Sonneschijn.Den 23. was het windigh, met kouwe nevel, 's Avonds klaere Lucht. 's Nachts

    weer neveligh, met wind.Den 24. was het een lijdelijcke koude den geheelen dagh door, en wy zeylden

    weder in de Zuyd-Haven of Bay, alwaer derthien Schepen op Ancker lagen.Den 25. hadden wy dien gantschen dagh ende nacht Sonneschijn, met een

    Zuyd-Ooste wind.Den 26. ligten wy't Ancker, en zeylden met Sonneschijn uyt de Zuyd-bay.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 8

    Den 27. des voormiddaghs was 't neveligh, en 's namiddaghs kregen wy Storm,welck den geheelen nacht duyrde.Den 28. continueerde de storm den gantschen dagh; wy dreven met een

    uytgespannen Schoverzeyl en Besaen. De Fock brachten wy op de Steven, en voerenzoo by 't Land heenen.Den 29. hadden wy schoon weer, met Sonneschijn en stilte. Dien gantschen dagh

    +Vergeefze WalvisschenJaght.

    hebben wy Walvisschen nagejaecht. + Op eene der selve wierpen wy 't Harpoen uyt,'t welck weder uytscheurde; soo dat wy dien Visch niet en bequamen.Den 30. was het nevelachtigh en windigh dien geheelen dagh; En wy zeylden

    voor deWyde-Haven ofBay. Hier vonden wy veeleWalvisschen-speck in Zee drijven,en kreegen daer drie vaten van vol. Oock dreef een St. Niklaes Beeld daer heenen;'t welck achter 't geblevene Schip gestaen had. Hier omtrent lagh gins en weer nochveel Ys.Den 1. der Hoymaend 's middaghs wierden wy twee Walvisschen dicht by ons

    +JULIUS. bekomen de vierdeVisch, dog met groot gevaer.

    Schip gewaer. + Men sagh, datse sigh met malkanderen wilden vermengen. Wyzetteden stracks onse Chaloupen uyt, en 't wijfken wierd van 't Harpoen getroffen;het manneken sulcks vernemende, maeckte sich terstond wegh. De geraeckte liepgeduyrigh zoo hoogh in 't water, datmen dezelve kon zien. Hy sloegh oock soovinnigh met sijn saert en vinnen, dat wy hem zoo nae niet derfden komen, om hemte konnen Lensen: Eene van onse Harpoeniers verstoute zich hem te naederen; dochhy wierd van den staert des Vis zoodanigh in sijn rugge geslagen, dat hy by-nae denadem hadde verlooren. De geene, welcke in de andere Chaloup waeren, wilden deschimp van verzaegtheyt niet hebben; snelden derhalven na den Walvisch, die metsijn staert de Chaloup deed ombuytelen; soo dat de Harpoenier gedwongen was denDuycker te speelen, en 't hooft onder water te verbergen, gelijck de andere oockmoesten doen: doch het viel haer in en onder 't water soo bangh, datse God danckten,datse bevende weer aen 't schip quamen.

    +Aenmerckingh.[Onsen Schryver maeckt hier geen gewach, + ofze deeze getroffene Walvisch

    gekregen hebben: Doch vermits hy hier boven op den 22. Juny de vanghst van dederde Visch, en stracks hier nae op den 2. July, die van den vijfden, sonder tusschenbeyden van een vierde te spreecken, anders als van deese, zoo sullense deselve buytentwijffel noch bekomen hebben.]Dien selven morgen liet sich voor deWyde-Haven een Walvisch zien, dicht by

    +Jagen een andere Walvischna, doch de Hollandersnemen haer 't brood van voorden mond wegh.

    ons schip: + Terstond zetteden wy vier Chaloupen uyt. Omtrent een halveMijle weghsvan ons laegen twee Hollandsche schepen; van deselve quam een Chaloupaenroeyen. Wy wendeden wel alle vlijt aen, om deese Visch te bekomen; dochdeselve quam op recht voor de Chaloup der Hollanders; welcke oock het Harpoendaer op uytwierpen: dit was recht ons het broodt voor de mond weghgeruckt; 'tgeen ons machtigh speet: doch de Hollanders namen dien Buyt wegh, en sleeptensedood aen haer schip.Den 2. was het dagh en nacht droevige Sonneschijn, doch daer by redelijck warm.

    +Wy vangen de vijfde Visch.

    +Omtrent middernacht begaven wy ons weder op de Jaght, vangende de vijfde Visch,zijnde een Manneken. Wy sneeden 'er het Speck af, en wierpen het selve in 'tFlens-gat (dit is de plaets in 't Schip voor de middelste Mast, daer men de vaten indoet, onder de groote Poort of Luyck,

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 9

    gelijck het genaemt word.) Terwijl het Volck meest op de Walvisch-Iaght moet zijn,

    +Hoe men handelt met Speckaf te snyden.

    soo snijd men slechts groote stucken van de bekomene Visch, + welk men, om geentijd te verzuymen, in 't gedachte Flens-gat werpt, om haest gedaen te hebben. Hetkan 't speck weynigh schaden, of schoon het eenige daghen langh dus blijft leggen;ja eenige houden het voor seer goed. Evenwel ben ick van een ander gevoelen, omdat de vettigheyt wegh druypt, wanneer het zoo langh op malkander leght gedruckt.Den 3. hadden wy droevigh weer dien gantschen dagh en nacht; doch 't en was

    niet koud.Den 4. was het nacht en dagh geduerige Sonneschijn: wymaeckten onophoudelijck

    +Vangen de sesde Vis.Iaght op de Walvisschen. + Des nachts kregen wy onse sesde Visch, zijnde eenManneken, van vijf-en-veertigh Quarteelen Speck. Op den derden en vierden vanHoymaend zagen wy meer Visschen, als wy op onse gantsche Reys gewaer zijngeworden.Den 5. was het schoon weder, en tamelijck warm; op den namiddagh kregen wy

    +Een Walvisch vergeefsgeschooten.

    Nevel. 's Avonds weder sonneschijn, welck den geheelen nacht duyrde. + Desengeheelen tijdt maeckten wy Iaght, en schooten 's morgens een Walvisch voor deWaygats. Dese Visch liep rondom onder 't water. De Lijn of het Touw, daer deHarpoen aen vast was, geraeckte aen een Klip, en quam alzoo aen 't verwarren. HetHarpoen scheurde ook uyt, en alsoo ontliep ons dese Visch, die 't water zoo geweldighblies, datmen het gerucht daer van over een Mijl weghs hoorde.Dien selven dagh by zuydelijcke sonneschijn, bequamen wy onse zevende Visch,

    +Wy bekomen onse sevendeVisch.

    zijnde een wijfken, van vijf-en-veertigh Quarteelen speck; + 't welck wy oockaf-sneeden, en in 't Flens-gat wierpen. Hier na zeylden wy van deWaygats af, eenweynigh om de West, voor deMossel-Bay; daer wy 't Ancker lieten vallen. Onswerck was nu hier, de groote stucken Speck, die in 't Flens-gat geworpen waren, inkleyne stucken te snijden, en de Quarteelen daer mede te vullen. Ondertusschen liepde windWest-Noord-West. 't Eene Ancker wierd van 't Schip voort-geruckt; derhalvenlieten wy 't tweede vallen: het eerste trachteden wy weder op te winden, doch hetTouw brack in stucken, wijl het Ancker onder een Klip vast zat.Den 6. was het weer als vooren, des nachts hadden wy warme Sonneschijn: dicht

    by ons lagh een Hollander. 't Scheeps-volck sneed het speck van een gekregene

    +Barstingh eens Walvisch.Walvisch, + doch deselve borst, gevende een geweldigen slagh; even als of 'er eenstuck grof Geschut was los gegaen. De daer aen arbeydende Persoonen wierdenseer leelijck toegesteld, 't welck belagchelijck was t'aenschouwen.

    +Toedoeningh.[Een seecker daer toe gesteld Persoon, genoemt de Specksnyder, + begeeft sich

    gemeenlijck eerst op de doode Visch; aengedaenmet bysondere daer toe dienstigekleederen. In sijne hand heeft hy een groot Mes, daer hy den Buyck mede opend;welcke dan voorts met een geweldige slagh opbarst, van sich uytspuytende 't geen'er in is; zoo dat hy sich afschouwelijck bevuylt vind. Waar by dan noch komt, datdese vuyligheyt seer stinckt.]Den 7. was het dien geheelen dagh over vry windigh weer.Den 8. hadden wy storm, en de wind liep Noord-West, vermenght met sneeuw en

    Regen. Ons eene Ancker moesten wy laten zitten, en danckten

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 10

    God dat wy van 't Land af quamen, wijl het Ys seer harde quam aendryven. Desnachts gingh de wind leggen, doch 't was kouwer als te vooren, met Sonneschijn.Den 9. dien geheelen dagh windigh; 's Avonds by Noord-weste Sonneschijn vingen

    +De achtste Visch gevangen.wy voor deWaygats een Walvisch: + 't was een Manneken, onder aen de Kop geel.Hier mede hadden wy den achtsten Visch; en daer van vier-en-vijftigh QuarteelenSpeck. De Sonne lichtede ons desen nacht.Den 10. was het den gantschen dagh een warme Sonneschijn, en 's nachts

    desgelijcks, doch met een bewolckte lucht; nae middernacht kregen wy Nevel. Menkon schier niet mercken waer de wind van daen quam.Op den 11. hadden wy storm, sneeuw, en regen; de wind was Suyden: 's Nachts

    scheen de Son.Den 12. was het een droeve Sonneschijn den geheelen dagh. 's Avonds zeylden

    +Bekomen drie Bërenwy met onse Chaloupen in 't Ys voor deWaygats; + en vingen drie witte Beeren, eeneOude en twee Iongen: Sy zwemden in 't water, even als visschen.

    +Meenigte van Walrussen,en eene seer groot.

    Op het Ys lagen veele Walrussen. + Hoe wy 'er dieper in quamen, hoe meer enmeer sy zich verzamelden; wy roeyden 'er na toe, en maeckten'er thien capot, diewy mede sleepten. d'Andere quaemen rondom de Chaloup, en sloegen gaten doorde plancken, zoo dat 'er water in liep. Om datse hoe langer hoe meerder wierden,moesten wy haer meenighte wijcken. Sy volgden ons geduurigh; na wy bemercktenzo langhmen haer sien konde. Even daer nae quamen wy noch by een grooteWalrus,die slaepende in 't water lagh; zoo ras hy de Harpoen in 't Lijf kreeg, ontwaeckte hymet groote schrick. Hy liep snellijck wegh, de Chaloup met sich treckende, gelijckeen Walvisch; doch stracks daer nae keerde hy weder te rugge voor de Steven, daerhem den eeuwigen slaep wierd aengedaen.

    +Vergeefse Jaght.Hier nae maeckten wy oock jaght op een Walvisch, + maer wy kregen hem niet.

    Van nu aen wierden weynigh Walvisschen meer gezien; en die wy noch hier endaer zagen, waeren ongemeen wild, zoo dat men deselve niet konde bekomen.De nachts deses daghs was (vermits de Nevel) heel duyster, zoo dat wy nauwelijcks

    een Schips lengte van ons konden zien. Walrussen hadden wy genoegh konnenkrijgen, maer wy vreesden dat de Chaloup het Schip soude verliesen. Gelijck het inzoodanigen Nevel wel gebeurd is, datse de Chaloupen door de Mist by geluck nochaen andere Schepen braghten. In soodanigen gelegentheyd, als men de Schepen doorMist niet kan zien, is men wel gewoon een Canon schoot te doen; of op de Trompetof Schalmey te blazen: ofte eenigh ander diergelijck geluyt te geven.Den 13. was het een droevige Sonneschijn. Op den Avond liep de wind

    Oost-Noord-Oost; en het Ys quam seer hard aendryven: zeylende van hetZuyd-Ooster-Land om de West, en ter nauwer nood konden wy aen de Noordzijde

    +Beeren-Bay.van de Beeren-Haven of Bay door-geraecken. + Verder voeren wy tot aen het

    +Rehenvelt.Rehenveld, + daer 't Ys reeds het Land bezet hadde; zoo dat wy bezwaerlijck daer

    +Vogelsangdoor konden komen. + Noch gingen wy voort tot aen den Vogelzangh. Hier naerwendeden wy het na 't Oosten, met een Noord-Oosten wind; t'samen twaelfSchepen sterck; om te zien , of wy noch eenige Wal-

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 11

    visschen moghten opdoen: Onder deselve waeren Jeuriaen Mangelsz, CornelisMangelsz, enMichiel Appel. Deze zeylden op vier vademen diepte, en quamen byeen wrack van een Schip.Den 14. 's Morgens zeylden wy noch al in 't Ys; de wind was Oost-Noord-Oost:

    dien gantschen dagh hadden wy Mist. De Son scheen seer droevigh, met eenRegenboogh van tweederley verwe, wit en bleeck geel. Het was koud, en zagen deSon nu veel laeger.Den 15. was het een koude Nevel, den geheelen dagh over: En de wind liep

    Noord-West. Het was allerwegen vol hard drijvende Ys-Schollen; soo dat wynauwelijcks voort konden zeylen. Ter deser tijd wierden veele Schepen in deBeeren-Haven enMossel-Bay door 't Ys bezet: wy zeylden dicht by 't Land heenen,en 's nachts voeren wy in de Suyd-Haven. Hier lagen acht en-twintigh Schepen voorhaer Anckers; onder welcke acht Hamburgers, en de rest Hollanders waeren.Van dat wy uyt de Suyd-Haven zeylden, behielden wy geduyrigh 't Landt in 't

    gesichte, wanneer ons de Nevel sulcks niet belette. Dus langh wachten de Schippers

    +Water aen Land gehaeld.in Zee by 't Ys, om te zien, of 'er noch niet eenige Visschen voorhanden zijn. + In denacht van desen dagh, haelden wy, by de Harlinger-Koockery, eenigh water van't Land, 't welck sich in een Hol by-een had verzameld.Den 16. 's Morgens sagen wy de Maen, daer op volghde wind, en zware Sneeuw.Den 17. des voormiddaghs droeve Sonneschijn; daer nae Sneeuw en Regen, met

    een lijdelijcke koude, en Weste wind.Den 18. was het schoon Sonneschijnend weer, en soo stil dat wy net en konden

    +Deensche Haven.zeylen. Roeijende derhalven met een Chaloup nae de Deensche Haven, + envergaderden daer eenige Kruyden van de Klippen. In de Suyd-Haven lagen dertighSchepen op Ancker.Den 19. hadden wy, geduyrende den dagh, warm en schone Sonneschijn; maer 's

    nachts Storm en Regen.Den 20. was het Stormigh, met Regen en groote Sneeuw, en een Suyd-Weste wind.Den 21. hadden wy den gantschen dagh door Regen.

    Gedaente en aensien der uytterste Deelen des Lands.

    +Verhael van het Land.HIer moeten wy een verhael van 't Land tusschen in voegen, + en 't geene hetAenmerckelijckste is den Leezer mede deelen.Het benedenste deser Landen, nae de daer in leggende Spitse Bergen, de naem

    van Spitsbergen bekomen hebbende, leght op 76. Graden en 30. Minuten. Wy sijngeweest op 81. Graden; en verder en zijn dit Iaer geen Schepen gekomen. Hoe wijdsich dit Land nae 't Noorden uytstreckt, is tot noch toe onbekend.Het Ys staet hier vast, en daerom is het vermoedelijck, dat niet verr' daer achter

    Land moet zijn. Gelijck de meeste hooge Landen met Bergen, even als een Vestinghbebolwerckt zijn; alsoo is oock dit Land van de Natuer met hooge Bergen omringht.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 12

    De innerlijcke gesteltenis van dit Gewest is ons onbekent; doch 't is vermoedelijck,dewijl de eene Bergh achter d'ander word gezien, dat het meest doorgaens van sulckeen gestalte moet zijn.By deMossel-Haven of Bay vonden wy vlack en effen Land; en hoe wy verder

    na 't Oosten zeylden, hoe 't Land laeger wierd bevonden; doch steenachtigh en hieren daer noch kleyne Bergen: zoo dat het aengezien word dat van Menschen zoudekonnen bewoond worden.DeDieren, die sich aen d'uytterste deelen des Lands onthouden, gaen vermoedelijck

    over, in 't Voor-Iaer als 't Ys vast zit, in dese Landen; ende wanneer de lange Nachtenkomen, daer weder van daen vertrecken.Van de Vogelen sullen wy op zijn plaets bericht doen.De Toppen der Bergen zijn meest met Nevel bedeckt, en den voet der selver schijnd

    als Vuyr: wanneer deselve haer soo vuyrigh vertoonen, volght daer gemeenlijckharde wind op. De gemarmorde Sneeuw geeft een speculatief aenzien, ende haerheldere glants, geeft een weerschijn aan de Lucht als of het van de Sonne flickerde.Dese Landen werden 's Winters, nae de gelegentheyt der Winden, met Ys bezet.

    Als, Oost van Nova Zembla: Noord-West en West, van Groenland, en Jan MayenEyland. 't Gebeurt oock wel, dat het Land in de Somer van 't Ys bezet werd, gelijckdie geene betuygen, die alle Iaeren dese Gewesten bevaeren.Wanneer het Ys hard komt te drijven en aen te dringen, dan zoo zeylen de Schepen

    nae de Bayen, of Revieren diese bekomen konnen.'t Is altemael zout Zee-water, want verssche Revieren ofte Bronnen en vind men

    hier niet.Eenige Revieren zijn haer uyt-eynde onbekent; en zijn oock sommige onvaerbaer,

    door de blinde Steen-Klippen, daer de Zee heftigh tegen aen komt te spatten.De Naemen der Havenen, zijn de Behoudene Haven, de Suyd en de Noord-Bay,

    daer de meeste Schepen ordinaer gaen leggen; doch de bekendste van allen isSpitsbergen, welck oock voor de veylighste gehouden werd.Wat de Vogelen aengaet; deselve werden veel meer op of by 't Land, als wel op

    het Ys gezien; inzonderheyt alsse haer Eyeren uyt-broeyen: men ziet niet datse haereNesten van eenige vreemde dingen maecken.Oock kanmen niet gewaer worden, datse sprockelen van eenighe andere Gewesten.Het Zaed der Kruyden kan in Spitsbergen op-komen en bedyen. De Natuur heeft

    deselve dit Landt noch als een gezegende Gave mede gedeelt; dienstigh voor deGebreecken en Kranckheden, waer mede men hier gemeenlijck bevangen werd.Het Land is voorts Steenachtigh, en doorgaens hooge Steenklippen, alwaer tegens

    haeren voet hooge Ys-bergen op-rijzen: Gelijck dese veel geklooft zijn, zoo zijn oockd'andere met Sneeuw op en aen-gevuld. Ter deser oorsaeck komen dese Bergen,diese noyt meer gesien heeft, seer wonderlijck voor; even als dorre Boomen metveele Tacken. Doch als de Sneeuw vlocken daer op vallen, bekoomen deseSneeuw-Boomen Bladeren, welcke dickwijls afvallen, en weer aengroeyen; 't welckseer speculatief is.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 13

    Seven groote Ys-bergen op een Rye werden aen 't Land gesien, en leggen tusschende hooge Steen-Klippen, seer schoon Blaeuw van Verwe, met veel scheuren engaeten; veroorsaeckt door het druypen en af-stroomen van 't Sneeuw-water, 't welckeenige smeltingh veroorsaeckt. Sy groeyen Iaer op Iaer aen, door den Regen die daerop sprenckelt, en bevriest.Dese seven Ys-Bergen houd men voor de hooghste aen 't Land. Beneden aen

    deselve was de Sneeuw duyster, wegens de schaduwe der Wolcken. Hoger op wasde Sneeuw gants helder.De rechte Steen-Klippen schijnen vyerigh, en de Sonne-glants daer teghens aen

    bleeck. De Sneeuw geeft tegens de Lucht aen een heldere weerschijn. Voorts waerendese Bergen met Wolcken bedeckt; soo datmen derselver Toppen niet kon sien.De Sneeuw-klippen zijn, ten deelen, eene Steen, van de grond af tot boven toe. In

    't aensien schijnense een oude vervallene Muur gelijck. Geven een seer soete reuckvan sigh, even gelijck d'Aerde in onse Landen, wanneer deselve in 't Voor-Iaer begindte groenen, en dan een varsschen Regen daer op valt.De Steen is doorgaens Aderigh, loopende op allerley wijs, rood, wit en geel van

    verwe, gelijck de Marmor. By veranderingh van we'er werd de Steen nat; en dit isd'oorsaek van de verwingh der Sneeuw.Wanneer het veel regend, soo loop 'etWaeterby de Steenen af; en hier van werd de Sneeuw rood geverwt.Beneden aen de voet der Bergen, daer geen Ys-bergen staen, leggen aen der selver

    plaets groote Klip-steenen los op malkanderen, soo gelijck alsse neergevallen zijn,met Hoolen en Gaten. 't Valt seer moeyelijck over deselve te gaen. Groote en kleynesteenen leggen door een. Dese zijn grauw van verwe, doorlopen met zwarte Aderen;oock met grauw-zwarte; blinkende gelijck als Silver-sand; of schitterende soo als deMetallen in d'Aerde der Bergh-wercken.De meeste Steenen aen d'onderste voet der Bergen vergelijcken sigh met de

    straet-steenen by ons. Op deselve wassen allerley Kruyden, en Gras, in grootemeenigte: Dese Wasdom geschied in de twee Maenden Iunius en Iulius; binnenwelcke tijd sy beginnen op te schieten, en zaed draegen.Aldermeest en alderbest wassen de Kruyden by 't Water, 't welck van de Bergen

    afkoomt; desgelijks daerse voor de Noorde en Ooste Winden beschut zijn. Van 'tgedachte Water valt altijd eenigh Stof en Mosachtigheyt af; 't welck door lanckheytvan tijd tot Aerde word, of veel meer tot een vette Mist. De Dreck van de Vogelendoet 'er mee niet weynigh toe.Deese Bergen schijnen door haere hooghte wel van Aerde; maer wanneer men

    deselve opklaustert, zoo bevind men 't boven zoo wel Klip-steen als onder. Men werddit oock gewaer, wanneer 'er groote stucken af vallen: Als dit geschied, zoo hoordmen 't dickwils gelijck Donderslagen balderen, met afgrijsselijcke weer-galmen.In de kloven en reeten der Bergen nestelen de Vogelen, en broeden haere Iongen

    daer in uyt. Haer voedsel is het Aes van doode Walvisschen. Doch eenige eetenkleyne Vischkens, en Garneelen.Men ziet hier op het Land witte Beeren, Rehen, en Vosschen. De Bee-

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 14

    ren verzadigen haer van 't Walvisch-aes en Krengen genoemt, en van doodeMenschen. De Vossen roven de Vogelen, en derselver Eyeren. De Harten of Rehenhaelen haer voedsel van de Kruyden.Wanneer den Hemel niet gantsch klaer is, zoo staen de Bergen half in deWolcken,

    waer uyt men haere hoogte kan af-neemen. Eenighe schijnen door haer geweldigeoverhangingh, of ze alle oogenblick plotselijck ter neder souden storten.Een Schip met Mast en Stengh, is by de hooghte deser Bergen, als een laege Hut

    by een hoogen Thoorn: waerom sy gantsch na-by schijnen te leggen, doch wanneermen daer nae toe wandelt, bevind men het contrarie, dewijl men door de verte seervermoeyt word, te meer, door d'ongebaendheyt der wegen en scherpe Steenen, welckden Wandelaer het Sweet haest uytdrijven kan. Soo dat oock een paer nieuweSchoenen, hier niet lange konnen teghen houden.'s Nachts, by heldere Sonneschijn, gingen wy aen de Steenklippen by d'Engelsche

    Haven, ontrent eenMijl wegs verr', om te sien nae deWalvisch, welcke ons ontkomenwas. Andere roeyden in 't midden deeser Haven met haere Chaloupen voort, welckenauwlijcks te kennen waren. Een groot stuck viel van een Bergh af nae beneden;gevende een harde slagh. Deese Bergen scheenen ons zwart verwig, vercierd metwitte geaderde Sneeuw. 't Was soo gantsch stil, datmen nauwlijcks eenige wind kongewaer worden. De koude was oock niet groot. 't Lagh aen 't Land vol Walrussen;brullende met sulck een geluyd, als of men van verr' een Os had hooren bulcken.Wanneer men te Land gaet, soo voorsietmen sigh op deese Reys met een Roer of

    twee, desgelijcks met eenighe Spiessen; om de roofgierige Beeren daer mee af teweeren. Dochmenwerd, gelijk alreeds geseghd is, dit gaen wel haest moede, weegensde scharpe, ongelijck-leggende Steenen, en 't hol Ys, 't welck seer ongemacklijck tebetreeden valt.Vermits ick van de Bergen heb gesproocken, soo moet ick noch dit daer by voegen.

    Soo veel als ick 'er gesien heb, leggense in de volgende gestalte.De hooghste strecken sigh van 't Voorland af tot aen deMossel-Bay. Nae 't

    Voorland volgen de seven Ys-bergen; sijnde van een groote hooghte. Soodaenighwerdense genoemd nae d'Ys-bergen, welcke tusschen de Steen-klippen leggen. DeeseSteen-klippen sijn boven aen niet met sulcke scharpe Spitsen, gelijck de twee voorsteKlippen aen deMagdaleenen-Haven. Daer na volgen deHamburger, deMagdaleenen,d'Engelsche, en de Deensche Haven. Voorts de Suyd-Bay.Aen deMagdaleenen-Bay leggen de Steen-klippen in de rondte, als een halve

    Cirkel. Aan beyde de sijden staen nevens malkander twee hooge Bergen. Deese sijnin 't midden Hol, even als ofse uytgegraeven waeren, op de wijs van een Borst-weer;boven met veele Spitsen en Openingen, op de manier als de Daecken aen de Huysen.Beneden, binnen den Bergh, staet een Ys-bergh, oprijsende tot aan de Berghs top.Sy schijnd als een Boom met veele Tacken. D'andere Klippen vertoonen sigh als of't Graven der doode waren.In de Suyd-Bay leggen de Scheepen op Ancker tusschen hooge Bergen. Wanneer

    men daer in seyld, leght ter linckerhand een Bergh, geheeten de

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 15

    Bykorf, voerende dien naem, wijl hy de gedaente eens Bykorfs volkomen vertoond.Daer by leght een grooten en hoogen Berg, dienmen de Naem van Duyvels-hoeck

    heeft toegevoeghd. Gemeenlijck is hy met Nevel bedeckt. Welke Nevel, als de Winddaer nae staet, van den Bergh afvalt; en de Bay verduysterd, even als met een Roock.Op de gemelde Bergh staen drie witte Heuvelen, geheel met Sneeuw bedeckt. Tweedeeser Heuvelen staen digt by malkander.In het midden van dese Bay, ofte Haven, leght oock een seecker Eyland, het welck

    heden den Naem van het Doode Mans Eyland voerd; wijl 'er de doode op begravenwerden. D'overledene leghtmen in een Kist, en deselve bedecktmen seer wel metgroote Steenen, om 't Wild Gediert niet ten Proy te verstrecken. Echter werdensenoch van de witte Beeren gevonden, en opgegeten.'k Heb geen andere Aerde in Spitsbergen gesien, als groote Steenen: Derhalven

    oock de koude, of Vorst, in sulck een Aerde niet diep kan indringen. My verwonderdeniet weynigh, dat de Sneeuw doemaels soo veel gesmolten was. In de Hoolen tusschende groote Steenen konmen geen Sneeuw meer vernemen, onaengesien de gaten seerdiep waeren. Veellicht is 'er in 't Voorjaer veel Regen gevallen, en de koude niet seerfel geweest: Anders hadden wy gewisselijck meer Sneeuw gesien.Meer andere kleyne Eylanden leggen gintsch en herwaerts in deese Bay, welcke

    geen bysondere Naemen sijn gegeven. In't gemeen echter werdense deVogel-Eylandengeheeten, vermitsmen daer op versaemeld d'Eyeren der Bergh-Enden enKirmeeuwen.Daer nae koomt men by Smeerenborgh. De naem koomt met de daed over een.

    Daer staen noch Huysen, of Hutten, van de Hollanders gebouwd; waer in sy voordeesen de Traen pleegen te branden. Eenige der gedaghte Hollanders hebben hierwillen beproeven, ofse 't de Winter over soude konnen uytharden: Doch niemandder haere is levendig over gebleven.'t Moet niet onaengemerckt blijven, dat de doode Ligchaemen hier niet lightlijck

    vervuylen. Want men heeft bevonden, dat eenen der overleedene, nae thien Iaerentijds hier gelegen te hebben, noch sijne volkoomene gestalte had. Men kon, gelijckmy geseghd is, aen 't Kruys, op 't Graf gesteld, sien, wanneer hy gestorven was.De gedaghte Huysen, werden van Iaer tot Iaer verdorven, en op 't Vyer gestoockt.

    Ter deeser tijd stonden 'er noch verscheydene, vertoonende de gedaente eenes Dorps.Eenige der selve wierden verbrand.Tegens Smeerenborgh staen oock noch eenige Huysen, en een Pan. Dese plaets

    word genaemt de Harlinger Koockery. In dit Iaer waren 'er noch vier waer van detwee Packhuysen waren, in d'ander haddense gewoond. Dese Huysen zijn niet seergroot, maer sijn alleen voorsien met een Keucken en een Plaets, en daer achter eenKamer, zoo breed als het Huys.De Packhuysen zijn wat grooter. In deselve leggen noch veele Quartelen, of Vaten,

    die in stucken gesprongen zijn; daer 't Ys nae de groote der Vaten noch by lagh.Noch lagen hier verscheyde Wercktuygen, tot de Traenbrandery behoorende, in 'tYs bevrooren. De Pan stond noch soodaenigh alsse opgericht was, met de Troggenof houte Backen daer by.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 16

    Van hier kan men heen gaen nae de Engelsche Haven. Aen d'andere zijde is eenBegraefnis-plaets, daer de dooden gebraght werden. Hier is 't eenigsins betreeden,of als mulachtigh, soo dat het wel Aerde schijnt te wesen; maer 't is door vlijt soowat effen gemaeckt.Aghter deese Huysen staen hooge Bergen. Wanneer men deselve op klimt,

    gelijckmen d'andere doet, en dan de voet-treeden, of Steenen, daermen de voeten opset, niet met krijd teeckend, so weetmen niet, hoemen daer weer af sal komen.'t Opwaerts klauteren is noch eenighsins te doen; maer weer na beneden af te

    daelen, is seer gevaerlijck; soo dat meenige daer over dood vallen.Deese Rivier werd genoemd de Suyd-Haven, of Bay. Als de Scheepen in Zee

    eenige schade heben geleeden, soo verbeeterense deselve hier weer.Voor aen in de gedaghte Suyd-Bay, tusschen de Bergen in 't Dal, versameld sigh

    veel varsch Water, komende van de Sneeuw en Regen. Aen den Oever staen seerveel oude Quartelen. Wy vulden onse Vaten met dit Water, om onse Spijse in tekoocken: anders werd het gehaeld uyt de kloven der Ys-bergen aen 't Land; vermitsmen 'er geen Spring-bronnen vind.In de Noord-Bay leght een grooten Bergh, boven vlack of plat. Dit Eyland word

    den Vogelsangh genaemt, wgens de meenighte der Vogelen, die zich hier onthouden.Wanneerse opvliegen, makense zoodaenigen geschreeuw dat men malkandernauwelijcks kan hooren spreecken.Daer sijn noch eenige andere Eylanden in dit Gewest: als, de Gekloofde-Klip, en

    diergelijcke.'t Rehen-Veld is laegh Land, en 't heeft de naem van de Harten en Rehen die sich

    daer onthouden. Men heeft my geseyd, dat de grond alhier, van op sijn Kant gezetteLey-steenen was, en om sijn scherpte moeylijck te bewandelen: doch is tenmeestendeel met Mos bewassen. Op dit Rehen-Veld staet een Berg die soo rood alsvyer schijnt.Achter 't Rehen-Veld staen al weer hooge Bergen, die niet spits toe lopen.

    Schijnende al t'samen op eene Rye te leggen. By 't Rehen-Veld loopt een RevierLandwaerts in, werdende deHalvemaans-Bay genoemt, wijlse in die gedaente leght.Aen d'eene zijde van die zoute Revier (want zoete zijn 'er niet) siet men een platteBergh, met scheurren vol witte Sneeuw.Daer op volght de Liefde-bay, daer twee Bergen nevens malkander leggen,

    gelijckende de twee spitse Bergen aen deMagdaleenen-Bay. Oock zijn dese tweeHavens niet wel te onderscheyden.Dan volght deMossel-Bay, daer geduyrigh laeger Land achter volgt. Op het selve

    wast Gras, soo verre als men sien kan; en soo langh dat het ons de Encklauwenbedeckte.Wyders komt men by 'tWaygat, of de Straet van Hinlopen. Voorts volgt de

    Beeren-Haven, daer op 't Land roode Steenen leggen.Na deWaygats volght het Suyd-Oost-Land, dat oock vlack, en met kleyne Bergen

    verciert is. Dan volgen de Seven Eylanden, die wy sien konden.Of nu deseWaygats-Haven, daer een harde Suyde-wind uyt waeyt, door 't Land

    heenen loopt, is noch onbekent. Soo dat men van dit Gewest, niet verder kan schrijven.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 17

    Verhandelingh van 't Ys, en desselfs Merkweerdigheyt.

    +Verhandelingh van 't Ys, enverscheyde Aenmerckingen.

    IN Gras en Bloeymaend breeckt het West-Ys, + 't welck by Jan Mayen Eylandtverstroyt door de Zee drijft, en sich streckt tot aen Spitsbergen; daer het doenmaelsnoch vast lagh.'t Onderscheyt tusschen 't Ys by Spitsbergen, en dat in dese Landen, bestaet daer

    in, dat men gints geen glad Ys vind, daer men over sou konnen glyden: daer-en-bovenis het niet soo klaer of doorsichtig, noch niet soo scherp, maer veel harder. Het laetsich niet licht splyten of kloven. Het komt aldernaest over-een met de gedaente vanhet Grond-ys der Rivieren deser Landen, of als de Brood- of Hoed-zuycker in 'taenzien.Ter plaets daer 't vaste Ys op zee leght, ziet men een Sneeuw-witte klaer-heyt aen

    den Hemel, even als of 't Sonne-schijn was; want de Sneeuw verwt de Lucht, gelijckde weerschijn van Vyer by nacht aen den Hemel wert gezien. Maer van verre zietmen de lucht doncker blauw, daer veel kleyne ys-velden werden gezien: deze gevengeen schijn aen den Hemel, wijl 'er de Sneeuw af gesmolten is.Tegens deze Ys-velden spritst de Zee aen, en veroorsaeckt daer door allerley

    schoone Figuyren en beeldenissen. Maer veel grover na de grofheyt der sprenckelen,als wel onse bevrorene Glasen met cierlijck lofwerck haer vertoonen; want hier sietmen Thoorens en Kercken, bergen, en allerley zoort van Dieren.Deze Ys-velden leggen veel dieper onder 'tWater, als'er boven uytsteecken; werden

    oock onder 't water van bleecker verwe gezien, als daer boven. 't Opperste zou menmogen noemen de kerne van 't ys, wijl de verwe daer veel hooger treckt als anders.De hooghste verwe is schoon blauw, gelijck de blauwste Vitriol, eenigsins

    doorschijnigh. 't Is zoo hard als een steen, en vol gaetjens, even gelijck de Puymsteen.Om dit ys zeylen de Schepen gints en weer, tot datse aen groote ys-velden komen,

    dewijl de kleyne door Wind en stercke drift der Golven, dickwils de Schepen komenaen stucken te slaen.Als men nu de kleyne ys-velden voorby is, ziet men een witte klaerheyd onder

    aen den Hemel: Daer op zeylt men dan in 't Ys, hebbende een kleyn ys-veld of Scholachter aen 't Schip vast-gemaeckt; op dat het selve, wanneer men de Seylen moetinneemen, terstond in synen snellen loop gestuyt werd. Anders soud 'et lichtelijcktegens ys-veld gevaer lopen.'t Staet aen de wil van yder Schipper, in 't ys te mogen zeylen, vermits in de

    vroegh-tijd de Walvisschen hier gezien worden in 't West-ys, gelijck sy 't zelvenoemen.Sy en zeylen niet geern in 't ys als het stormigh, duyster of Nevel-achtigh weer is,

    't welck in 't voor-Iaer te verwachten staet. De kleyne ys-schollen moetense myden,op dat hare Schepen daer van geen schade of ongemack en wedervare.Voor yemand die 't niet weet, schijnt het groote dwaesheyt, dat men nu van 't ys

    af, en dan weer daer nae aen en in vaert. Doch dese moet men seg-

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 18

    gen, dat het hier even mede gaet als met de land Iaght van 't veld-Gedierte, daer menal-om omme heen jaeght. Vindmen op de eene plaets geenWalvisschen, men soecktseop een ander: 't Geluck van de vangst, is als het rollen der Dobbelsteenen. Daer enwerd geen groote wetenschap vereyst, om deselve te bekomen; die 't geluck dienenwil, vaert best. De eene siet 'er en krijght 'er dickwils meer als hy begeert, en d'anderloopt het tegen, en vangt 'er niet een, schoonse meenighmael geen half uyr vanmalkander zyn.Wanneerse in 't Ys sullen in-varen, staen 'er verscheydeMannenmet grote haecken

    gereed, om te verhinderen dat het Schip niet hard tegens 't ys-veld komt te stoten.De Ys-velden om de West ziet men veel grooter als by Spitsbergen, alle boven

    wit van Sneeuw, en zoo diep datse seer kommerlijck zijn, om deselve te bewandelen.Aen de kanten van die Sneeuw schorssen sagen wy de stappen van Beeren-poten,

    deselve soecken 't Aes der Walvisschen: en tot geselschap ziet men dat Reyntje deVos, die wegh dickmaels mede bewandelt; Doch hier vind Vos-neef weyniger roofvan Vogels, als wel by Spitsbergen.De Schepen leggen aen de ys-velden als aen haer Anckers, door de haecken wel

    vast gemaeckt. En dickwils legghen verscheyde Schepen aen eene Vleye, maer liefstzijnze 'er alleenigh aen, om datse malkander door 't tegen Iagen hinderlijck zijn.In 't ys verneemt men geen groote baeren uyt Zee, maer 't is 'er tamelijck stil,

    alschoon 't al stormt. Maer dit gevaer is 'er by; vermits het eene ys-veld grooter isals 't ander, en dat de kleyne gezwinder dryven als de groote, zoo dringen deseSchollen sich op malkander, tot groot gevaer der Schepen, die door zodanigeaenperssingh wel te barsten gedruckt worden.'t Volck in de Schepen, zijn in dat getal alle met haer Haecken in 't geweer om 't

    Schip te redden.By goedWeer kanmen even zoo licht in gevaer geraecken, als in Storm enOnweer;

    't zy dat het ys door de Wind of door de Stroom komt te dryven; de hardste driftsleept het grootste gevaer mede.De beste beschutting voor 't aendringend ys is, dat men een dooden Walvisch by

    't Schip houd. Andere hangen rondom de Schepen Staerten en Vinnen derWalvisschen. Oock is dit middel niet te verwerpen, wijl een Schip daer doormerckelijck voordeel tegens 't ys ontfangt. Men heeft gezien, dat door dit aendrijvenen kruyen der Schollen een doode Walvisch op 't ys is gedrongen geworden.Het ys stijght uyt 'et Water gelijck als Bergen, en maeckt zoodanigh een geruysch,

    datmen daer nauwelijcks van hooren kan.De andere groote ys-velden en leggen niet soo hoogh, als dese ys-bergen. Echter

    werdense selden gantsch slecht en sonder Heuvelen gezien. Onder hetWater verneemtmen 't ys zoo diep als men afzien kan.Alles is blauw-verwigh, doch hoe dieper men in een holligheyt van 't ys kijckt,

    hoe cierlijcker blauw men daer ziet. Welcke schoone verwe sich komt te veranderenmet de lucht. Want als het regenachtigh Weer is, zoo versterft dese hoog-blauwheyten word bleecker. Met een droeve lucht, ziet men 't ys oock wel Groen.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 19

    'k Ben verwondert, dat op de grootste ys-velden niet sulcke hooge ys-bergen staan,gelijck men wel aen 't Land gewaer werd. Ick geloof dat de ys-bergen van onderenop smelten, 't welck men sien kan aan 't doorgatende ys. Anders, wanneer men 't vanden aanvangh wou reeckenen, zoumen hier ys moeten vinden, 't welck in 't middender Zee de grond sou bereycken.In Spitsbergen heb ick wit en helder ys gezien, gantsch ruygh bevrooren, zoo dat

    het recht de gedaente van Candy-Suycker vertoonde. 't Was hard en dick, dryvendeeven gelijck met het water.Schoon men dickmaels al verre in 't ys is gevaeren, zoo en is men altijd niet even

    benart van 't ys, nademael men wel is datmen weynigh ys-schollen gewaer wort:Maer zoo haest de Winden zich verheffen, komender in een korte tijd een meenightevan ys-schollen aendrijven.Aen de grootste ys-vlaijen leggen de Schepen niet altijd het veyligst, omdat de

    kracht des Strooms en rondte der Zee, dickmaels komen te scheuren en te breecken,tot groot gevaer der Schepen.Door dit scheuren der ys-velden, schieten de brocken van malkanderen; 't welck

    een Wervel-drayingh in 't water veroorsaeckt, waer door dan de ys-schollen met eenkrachtigh geweld zich verheffen, en door haer aenstooten de Masten der Schepenwel verbreecken.In Grasmaend vernamen wy op den een-en-tseventighsten Graed aldereerst ys,

    kruyssende by 't selve tot dat d'eerste Maend verloopen was. Want zoo vroegh in 'tIaer derft niemand wagen in 't ys te zeylen om de stormwinden; en alsdan werdenoock noch weynigh Walvisschen gezien.In Gras- en Bloey-maend, ziet men hier de meeste Walvisschen, welcke loopen

    na 't Oosten; werwaerts wy haer geduyrigh volghden, tot aen Spitsbergen toe.By 't Land verneemt men kleyne ys-velden, vermits het daer aen stoot, en niet

    wijcken en kan: waerom het hier grooter breeckingh veroorsaeckt, dan in d'openeZee. Echter worden hier de grootste Ys-bergen gezien, als die tusschen de Bergenstaen, welcke noyt van onder en smelten, maer alle Iaer grooter werden, door deopvallende Sneeuw, Regen, Glad-ys, ende weer Sneeuw. Op dese wijse nemend'Ys-bergen steeds in aen-groey toe, zonder oyt door Sonnen-warmte, van boven tesmelten.Door lanckheyt des Tijds veranderen dese Bergen haere Sneeuw-verwe door de

    lucht, regen en wolcken. Men ziet het hoogste en schoonste blauw in de reeten enspleeten der zelve, datmen in de gantsche Wereldt soude mogen aenschouwen.Dese ys-bergen breecken aen stucken, die in dickte alle het ander overtreffen: 'k

    Heb een ys-bergh gezien, die door 't aenslaen der Zee, zoo cierlijck uytgehooldt was,als een Kapel, met verwelfzelen, vensteren en pijlaeren. De Deuren en Vensterenhingen vol ys-kegels, en van binnen beschoudemen d'alderschoonste blauwe verwe.Dese ys-Kapel was grooter en hoger als ons Schip.Verscheyde andere Figueren, als vierkante Tafels boven wit, onderstut met ronde

    blauwe Pijlaeren; de zijden waren met kegelen behange, in gedaente als eenTafel-kleedmet Franjen: en zoo groot dat 'er wel veertig menschen om hadden konnenzitten. Doch in 't opstaen, zouden de stoelen wel hebben aen den Aers blijven hangen.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 20

    De Gerechten op dese Tafels staende, waren stucken ys, in gedaente van Swaenenen Peerds-koppen.Door 't Zee-water en 't Regen-water, verschiet het ys oock sijne kleuren. Het lijckt

    geel en blauw, als men 't van onder het Water beschouwt.Soo verre het ys boven water leght, is 't van smaeck gelijck gemeen ys; doch onder

    't Water is 't geheel zout.Doe wy by Spitsbergen aenquamen, lagh 't ys by Rehenveld noch vast: doch

    weynigh dagen daer na, was 't van de Winden gantsch wegh gedreven.Het ys bezet dit Land aen alle zijden, na de gelegentheyt der Winden; van Jan

    Mayen-Eyland, van Oud Groenland, en van Nova Sembla afkomende.Doemaels bevonden wy, dat het ys van d'eene zyde tot d'ander van Spitsbergen

    lagh. De Schepen zeylden tusschen 't ys en 't Land; gelijck als in een Rivier.Soo haest dit ys, van de Wind werd aengejaecht, moeten de Schepen wijcken, of

    sich na de Haven begeven, tot dat het ys door andere Winden weer te rugh gedrevenwerd; zoo niet, dan moetense hier vergaen. Doch wanneer daer omtrent noch andereSchepen in 't Vaer-water zijn, buyten 't gevaer van 't ys, zoo konnen die Menschennoch dickmaels haer leven bergen, door sich over 't ys daer na toe te begeven.Als wy nu al verder voeren, zagen wy de seven Eylanden, doch konden boven

    deselve niet geraecken.Gelijck in onse Landen de koude niet altijd even strengh is, alsoo is het oock in

    Spitsbergen.Wat voor nattigheyt in de Schepen is bevriest: Mast en Touwerck, en wat vorders

    aen 't Schip hangd, werd van de Nevel in ys getransformeert als met een Harnaschovertogen.In de twee eerste Somer-maenden, is het Tand-klapperen seer gemeen in

    Spitsbergen; en de begeerte om te Eeten, is hier oock grooter als wel in andere Landen.Den derden van Bloey-maend en gingh de Son hier niet meer onder, wijlmen nu

    's nachts zoo wel zien kon als 's daeghs.Van de bestendigheyt des Weers en is niet veel te roemen in dese twee eerste

    Maenden, wijlmen by nae yder uyr veranderingh heeft. Men seght dat 'er Onweervoorhanden is, als men de Maen droevigh, en een vlammigen Hemel ziet.Of nu de Maen het Onweer verkondight, en weet ick niet, wijl die oock van ons

    by klaeren dagh wierd gezien. Doch dickmaels ziet men den klaren Hemel met eenNevelige lucht betrecken, inzonderheydt als 'er veranderinge van Wind volght.Als de bergen vuyrigh schijnen, soo is 't Nevelachtigh; en volght altijds duystere

    Nevel met vermeerderingh van koude: dese Nevel is Indigo-blauw, en oock welzwart van verwe. Als het Weer verandert, zoo werd door de wind de geheele Zee, ineenmoment, met een donckere Nevel betrocken; zoo dat men nauwelijcks een Schipslenghte zien kan.Met heel helder klaer Weer ziet men 't verste over 't Water, en kan men de Lucht

    van 't Water niet onderkennen, en 't schijnt of de Schepen in de lucht zweeven.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 21

    Spitsbergen zietmen van verre als of het een Wolck was. De bergen geven eenweerschijn in de Zee, zoo dat yemand geen kennis van dit Land hebbende, 't zelvevan de Lucht niet weet t'onderscheyden.De Noorde en Ooste-Winden brengen hier de meeste koude aen; zoo datse dickwils

    zoo fel is, dat men zich nauwelijcks weet te bergen.En wat een hette de Son hier van sich geeft, zietmen dickmaels aen de gene welcke

    de traenen uyt d'oogen druppen. Doch indiense echter altijd even vinnigh was, sooen zouden hier geen kruyden konnen wassen.Daer waeyen oock alle Iaren deselveWinden niet, maer hebben hare veranderingen

    zoo wel daer, als hier te Lande: waerom het oock d'eene tijd sagter Winter maecktals d'ander.De donckere dagen, seggen d'ervarenste Harpoeniers, zijn best tot de Walvisch

    vangst.Of hier by de voornaemste verwisselingh derMaen, oock Spring-vloeden ontstaen,

    kan men niet weten.Men siet den Hemel noyt met Cier-getrapte Somer-wolckjes, of opstijgende

    Donder-wolcken, als men hier te Lande siet.In Hoymaend, scheen de Zon voor 'tWaygat zoo warm, dat de Teer aen 't Schip,

    tusschen de Gang-boorden, daer de Wind niet en was, begon te smelten.Daer is geen onderkennen tusschen dagh en nacht: of men sou die tijd voor de

    nacht moeten nemen, dat de Son soo bleeck schijnt als de heldereMaen; zoo dat mensoo wel in de Son als in de Maen kan zien.Wat nu belanght die dingen, welcke in de Lucht werden geteelt; 'k hebbe

    aengemerckt, dat de Rijp, gelijck kleyne spiessige Sneeuw, op de Zee neder valt, endeselve bedeckt, als ofse met stof bestoven was.Men ziet dese Rijp het klaerst nedervallen, als de koude strengst is, en dat men

    tegens de Son aen ziet, zoo blinckense als Diamanten.Somtijds, wanneer hier te Lande, de Rijp van de boomen afstuyft, ziet men oock

    wel diergelijcke Spieskens. Hier by moet niet vergeeten worden, datmen in deseSpieskens by Spitsbergen een boogh gewaer word, gelijck als een Regenboogh vantwee Verwen, wit en bleeck-geel.Daer werden noch andere boogen gezien, die ick de naem van Zee-boogh geef;

    dese werden gezien by heldere Sonneschijn, in de afstuytingh der sprenkelen van debaeren tegens 't Schip, dat als een Nevel schijnt. Gemeenlijck ziet men desen Booghvoor den buyck des Schips; oock wel achter na de Lee toe, tegens de Zon over, daerde schaduw der zeylen heen treckt.In dese soute Zee-druppelen, ziet men zoodanigen schoonen schaduw van

    verscheyde verwen, gelijck als van een Regenboogh.Wat de groote belanght van den Boogh welck ick op Spitsbergen zagh, heb ick

    waer-genomen, dat hy nacht en dagh met de Sonne om gingh. Dat hy oock 's nachts,en 's morgens en 's avonds grooter gezien wierd, als wel over dagh.Oock dient niet ongemerckt voorby gegaen de kleyne Wervels, welck van de

    voorstaende Bergen ontstaen, waer tegens een Wind stoot, en alzoo omgedrevenworden: d'andere tusschen de Huysen of Daecken, zien wy op naby gelegeneWegen.

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 22

    Voorts werdmen in Spitsbergen gewaer, dat de Zee, even gelijck d'andereWateren,by vermeerderingh van koude een damp van sigh geeft, welcke in de Lught tot Regenof Sneeuw werd. De reuck daer van is gelijck Nevel, of dat van heet Water.'t Is mede een Spitsberghse Aenmerckinge, dat de koude gemeenlijck vermindert,

    wanneer in de lucht veel Damp of Nevel word gezien, en die in haest by klareSonneschijn, sonder wind, ontstaet. Doch als de lucht van dese Dampen vervult word,soo verdeelen zich de Wolcken, en houden langh aen met een bestendige Wind.Sulck een Damp sien wy in de Lucht, die, gelijck Sweet, aen de Klederen of Hayren

    hanght.Uyt soodanige kleyne Damp-druppeltjens heeft de Sneeuw haren aenvang; Eerst

    sietmen een druppelken als een Sandkoornken, door de Nevel neemt het toe, tot dathet de gedaente van een zeshoeckige Schild bekomt: Aen dese zes hoecken hanghtde Nevel als druppelkens. Daer nae vriest het van malkander, zoo datmen alsdan degedaente van een Star gewaer word.Dit is de oorsprongh der Starre-Sneeuw, welcke by de strenghste koude soo langh

    werd gesien, tot datse al hare tacken verlooren heeft.Hoe veelerley slagh van Sneeuw in Spitsbergen valt, en by wat voorWeer, hebben

    wy verscheydentlijck aengetoont: Nu valtse als Rooskens, dan als Spieskens, en oockals kleyne Koornkens.Wanneer de koude aflaet, valt 'er Sneeuw als Starren, met veele tackjens als

    Vaerne-kruyt. By een strenge koude, doch niet windigh, valt de Sneeuw gelijck alsStarren, veel in eenen hoop, wijlse door de wind niet van malkander word gedreven.By een Noord-Weste Wind, of by een dick bewolckte Lucht, en stormigh weer, vielHagel, rond en oock langwerpig, overal met tacken.Noch veelerley ander slagh van Starre-Sneeuw werd 'er gevonden, doch word alle

    op eenerley maniere voort-gebraght.Dus veel heb ick van de Sneeuw waer genomen: En bevinde oock, dat in dese

    Landen by een koude lucht en Noorde Winden, allerley slagh van starre-Sneeuwwerd gezien, even gelijck in Spitsbergen.

    Van de Planten en Kruyden welck in Spitsbergen wassen.

    +Van alle Planten enKruyden die in Spitsbergenwassen.

    VEele Kruyden heb ick versch op de plaetsen, + daer ickse vond, afgeteykent gehadnaer 't leven, behalven het Klip-kruyt met een blad, en 't gene ick daer nevensvond staen, hebbende de gedaente by-na als een Paerde-staert.Al de Kruyden, gelijck oock het Mos-kruyt, wasschen op 't Sand-gruys der

    Steen-rotzen, daer 't Water van na beneeden 't Geberghte afspoelt, en d'Ooste enNoorde-Winden niet veel en raecken. Door den dreck enmesting der Vogelen, komende Kruyden tot volkomen wasdom.Het Kruytje met groene en vette bladeren als die van d'Aloë, heeft een bladerloose

    bruyne stengel, de groote van een halve vinger, waer uyt gedrayde lijf-verwigekop-bloemkens spruyten, 't eene boven 't ander.Somtijds komen twee stengelkens van dit kruytje voort, d'eene grooter als

    FrederikMartens,Nauwkeurige beschryvinge vanGroenland of Spitsbergen, waer in de walvisch-vangst, gelegentheyd van 't ys, en haer wonderlijkekragt en figuren, duydelijk word aengewesen

  • 23

    d'ander: Evenwel heeft de kleynste soo wel als de grootste, dubbelde Druyf-gelijckeBloem-knopjens.Het zaetje heb ick niet soo nauw geobserveert; doch de worteltjens bestaen uyt

    veel subtijle vezeltjens.Dan isser een soort van kleyn-ingekerfde Donderbaerd, gelijckende de bladen van

    Maegdelieven, daer ickse oock voor aengesien zou hebben, indien de bloem daerniet in geweest waere.De Bloemen komen tusschen schubbige kopjens voort, gelijck een Stichas Bloem:

    zy zijn van verwe bruyn, de Muer-peper-bloemen niet ongelijck. 'k Heb niet meerals twee bloemen teffens bloeyende gevonden.De wortel is wat dick en recht uyt, 't heeft aen alle zyden dicke veselkens.Daer is oock verscheyden slagh van Hane-poot, die alle onderscheyden in de

    Bladeren zyn.Van dese zijnder vie