Natuurtoets woningbouw Maliebaan te...

13
01 Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angeren Toetsing van de nieuwbouwplannen aan de wet- en regelgeving voor natuur Definitief Gemeente Lingewaard Grontmij België B.V. De Bilt, 28 februari 2008

Transcript of Natuurtoets woningbouw Maliebaan te...

Page 1: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

01

Natuurtoets woningbouw Maliebaan

te Angeren

Toetsing van de nieuwbouwplannen aan de wet- en regelgeving

voor natuur

Definitief

Gemeente Lingewaard

Grontmij België B.V.

De Bilt, 28 februari 2008

Page 2: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

99037985 01

Pagina 2 van 13

Verantwoording

Titel : Natuurtoets woningbouw Maliebaan

te Angeren

Subtitel : Toetsing van de nieuwbouwplannen aan de wet- en regelge-

ving

voor natuur

Projectnummer : 226139

Referentienummer : 99037985

Datum : 28 februari 2008

Auteur(s) : ing. D.B.M. Grote Beverborg MSc.

E-mail adres : [email protected]

Gecontroleerd door : drs. G.G.J. van Adrichem

Paraaf gecontroleerd :

Goedgekeurd door : ir. P.A.J. Bergmans

Paraaf goedgekeurd :

Contact : Grontmij België B.V.

De Holle Bilt 22

3732 HM De Bilt

Postbus 203

3730 AE De Bilt

T +31 30 220 79 11

F +31 30 220 01 74

www.grontmij.com

Page 3: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

9903798501

Pagina 3 van 13

Inhoudsopgave

1 Inleiding......................................................................................................................... 4 1.1 Aanleiding en doel ........................................................................................................ 4 1.2 Beschrijving plangebied ................................................................................................ 5

2 Natuurwetgeving ........................................................................................................... 6 2.1 Gebiedsbescherming .................................................................................................... 6 2.2 Soortbescherming......................................................................................................... 8

3 Ecologische waarden en effectbepaling ..................................................................... 10 3.1 Beschermde gebieden ................................................................................................ 10 3.2 Beschermde soorten................................................................................................... 11

4 Conclusies en aanbevelingen..................................................................................... 13 4.1 Gebiedsbescherming .................................................................................................. 13 4.2 Flora- en faunawet ...................................................................................................... 13

Page 4: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

99037985 01

Pagina 4 van 13

1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden

en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de

Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten) en het

Streekplan (onder andere Ecologische Hoofdstructuur (EHS), weidevogel- en ganzenbescher-

mingsgebieden). De soortbescherming is geregeld door middel van de Flora- en faunawet.

De verschillende natuurwetgevingen in Nederland hebben als belangrijkste component het

zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van

eventuele schadelijke effecten op voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

In Angeren heeft gemeente Lingewaard het voornemen om de woningbouwlocatie ‘Maliebaan’

uit te breiden met een kleine 2000 m² ten zuidoosten van het oorspronkelijke plan. De ligging

van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

Figuur 1 Luchtfoto met de nader te onderzoeken uitbreiding van het plangebied Maliebaan te Angeren

(rood gemarkeerd) (Bron: Terradesk)

Page 5: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

Inleiding

99037985 01

Pagina 5 van 13

Voor de realisatie van de nieuwe woningen moet het bestemmingsplan worden aangepast.

Hiervoor moet een goede ruimtelijke onderbouwing worden opgesteld, waarvan een onderzoek

naar de effecten van het plan op beschermde soorten en gebieden een verplicht onderdeel is.

Gemeente Lingewaard heeft Grontmij gevraagd dit onderzoek in de vorm van een quick scan

uit te voeren.

1.2 Beschrijving plangebied

Het plangebied bestaat uit een tweetal schuren met een deel van een agrarisch weiland.

Rondom de schuren staan enkele knotbomen, die te jong zijn om holten te hebben. Verder is er

opgaande beplanting aanwezig langs de Zahnstraat tussen de deelgebieden van fase 1 en 2.

Deze beplanting loopt vanuit het dorp richting de Rijndijk en de uiterwaarden. Het weiland is in

agrarisch gebruik en herbergt daardoor weinig natuurwaarden. Er is geen open water in het

plangebied aanwezig.

Foto 1 overzicht van het plangebied met rechts de te slopen schuren, met daarachter de knotbomen.

Links is de beplanting langs de Zahnstraat te zien. Op de achtergrond ligt de dijk langs het

Pannerdens Kanaal

Page 6: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

99037985 01

Pagina 6 van 13

2 Natuurwetgeving

2.1 Gebiedsbescherming 2.1.1 Natuurbeschermingswet

Op 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden en heeft als

doel het beschermen en in stand houden van bijzondere gebieden (Natura 2000-gebieden en

Beschermde Natuurmonumenten) in Nederland. Projecten of handelingen die negatieve effec-

ten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn verboden. Ook activiteiten buiten de

beschermde gebieden kunnen verboden zijn, indien deze negatieve effecten veroorzaken

(externe werking). Bij negatieve effecten is het nodig een vergunning aan te vragen op basis

van een verslechterings- en verstoringstoets. Het uitvoeren van een passende beoordeling (uit-

gebreide effectenstudie, alternatievenonderzoek en onderbouwing dwingende redenen van

groot openbaar belang) is noodzakelijk wanneer de negatieve effecten (mogelijk) significant

zijn.

2.1.1.1 Natura 2000

De Natura 2000-gebieden bestaan uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. De Vogelrichtlijn-

gebieden zijn aangewezen voor de bescherming van bepaalde vogelsoorten (kwalificerende

soorten). Kwalificerende soorten zijn soorten waarvan geregeld meer dan 1% van de biogeo-

grafische populatie in het gebied verblijft of waarvoor het gebied tot de vijf belangrijkste gebie-

den in Nederland behoort. De Habitatrichtlijngebieden zijn aangemeld voor het beschermen van

habitattypen (natuurtypen) waarvoor Europa op wereldschaal een bijzondere verantwoordelijk-

heid draagt. Samen vormen deze gebieden het Europese Natura 2000-netwerk.

De Gelderse Poort wordt aangewezen voor een groot aantal habitattypen, habitatsoorten,

broed- en niet-broedvogels. Voor deze soorten en habitats zijn instandhoudingsdoelen in voor-

bereiding (zie tabel 1). Deze instandhoudingsdoelen geven aan of het habitattype of leefgebied

van de soort op dit moment de juiste omvang en kwaliteit heeft. Zo niet, dan moeten maatrege-

len getroffen worden om deze omvang of kwaliteit te vergroten en/of verbeteren. Ruimtelijke

ontwikkelingen mogen deze instandhoudingsdoelen niet frustreren, ook al liggen deze ontwikke-

lingen buiten de Natura 2000-begrenzing.

Page 7: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

Natuurwetgeving

99037985 01

Pagina 7 van 13

Tabel 1 Voorlopige instandhoudingsdoelen Gelderse Poort (bron: www.minlnv.nl)

Page 8: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

Natuurwetgeving

99037985 01

Pagina 8 van 13

2.1.1.2 Beschermd Natuurmonument

Voor Beschermde Natuurmonumenten die buiten de Natura 2000-gebieden liggen, geldt dat

handelingen in of rondom Beschermde Natuurmonumenten die schadelijk kunnen zijn voor het

natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis of voor dieren en planten in dat ge-

bied, of die het Beschermde Natuurmonument ontsieren, zijn verboden, tenzij hiervoor een ver-

gunning is verkregen. Het beschermingsregime van de gebieden die nu binnen

Natura 2000-gebieden liggen, treedt terug. De natuurwaarden waarvoor deze gebieden waren

aangewezen, worden opgenomen in de doelstellingen voor instandhouding van het betreffende

Natura 2000-gebied.

2.1.2 Streekplan

In het streekplan wordt aangegeven hoe om te gaan met onder andere de Ecologische

Hoofdstructuur (EHS), ganzen- en weidevogelbeschermingsgebied. Hieronder worden deze

gebieden verder beschreven.

2.1.2.1 Ecologische Hoofdstructuur

De EHS bestaat in Gelderland uit bestaande natuurgebieden, verwevingsgebieden en ecologi-

sche verbindingszones die belangrijke gebieden met elkaar verbinden. Binnen of nabij de EHS

geldt in principe de “nee, tenzij”–benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet moge-

lijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aan-

getast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar

belang.

2.1.2.2 Weidevogel- en ganzengebied

De provincie Gelderland neemt een bijzondere verantwoordelijkheid voor een aantal weidevo-

gel- en ganzengebieden buiten de EHS. Hierop is toegespitst beleid van toepassing, dat in-

houdt dat doorsnijding, aantasting van rust en openheid, verlaging van het waterpeil en versto-

ring niet zijn toegestaan.

2.2 Soortbescherming 2.2.1 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet is sinds 1 april 2002 van kracht. In deze wet zijn (nagenoeg) alle van

nature in het wild voorkomende vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen beschermd. Daar-

naast zijn er selectieve lijsten van beschermde planten, vissen, vlinders en ongewervelde die-

ren. De beschermde soorten en hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of

verblijfplaatsen mogen niet opzettelijk worden verstoord of vernietigd. Indien dit onvermijdelijk

is, dient ontheffing te worden aangevraagd. Vrijstelling of ontheffing kan slechts worden ver-

leend “wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt

gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort”. In principe dienen bij versto-

ring mitigerende dan wel compenserende maatregelen te worden genomen. Sinds

23 februari 2005 is de Flora- en faunawet gewijzigd. De beschermde soorten zijn nu verdeeld in

drie tabellen:

1. Algemene soorten

Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling. Er hoeft voor ontwikkelingen

geen ontheffing aangevraagd te worden;

2. Overige soorten

Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling, mits wordt gewerkt volgens een

door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Is er geen gedragscode dan moet

ontheffing aangevraagd worden, deze valt onder de lichte toets (geen aantasting van de

duurzame instandhouding van de soort);

3. Soorten bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB

Voor deze soorten moet wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing aangevraagd

worden. De ontheffingsaanvraag valt onder de zware toets, hetgeen inhoudt dat:

° er sprake is van een bij de wet genoemd belang;

° er geen alternatief is;

° er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Page 9: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

Natuurwetgeving

99037985 01

Pagina 9 van 13

Verstoring van nestelende/broedende vogels en vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels is niet

toegestaan. Daarom dienen verstorende werkzaamheden altijd buiten het broedseizoen te wor-

den uitgevoerd.

Page 10: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

99037985 01

Pagina 10 van 13

3 Ecologische waarden en effectbepaling

3.1 Beschermde gebieden 3.1.1 Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten

De Gelderse Poort is op dit moment in procedure om aangewezen te worden als

Natura 2000-gebied. De grens hiervan ligt op ongeveer 125 m vanaf het plangebied, aan de

overzijde van de Rijndijk.

Figuur 2 Ligging van het plangebied (rode cirkel) nabij Natura 2000-gebied de Veluwe (groen)

(bron:ontwerpaanwijzingsbesluit www.minlnv.nl)

Voor de woningbouwplannen van fase 2 van de Maliebaan in Angeren moet beoordeeld worden

of deze zowel in de gebruiksfase als in de aanlegfase de instandhoudingsdoelen (zie tabel 1)

van de Gelderse Poort frustreren en of hier sprake is van een significant negatief effect.

Het aantal woningen in de nieuwe situatie is niet bekend, maar gezien de oppervlakte van het

plangebied (1.200 m2) zullen dit geen grote aantallen zijn. De verstoring in de gebruiksfase is

daarom beperkt, zeker gezien de ligging aan de rand van Angeren. Tijdens de uitvoeringsfase

kan geluidverstoring optreden als gevolg van bijvoorbeeld heiwerkzaamheden. Of dit negatieve

effecten heeft op het Natura 2000-gebied is afhankelijk van het voorkomen van vogelsoorten

aan de directe overzijde van de dijk. Als tijdens de uitvoering veel geluidproducerende werk-

zaamheden plaatsvinden, is nader onderzoek naar de effecten op het Natura 2000-gebied

noodzakelijk.

3.1.2 Ecologische Hoofdstructuur

De Gelderse Poort (overzijde Rijndijk) is eveneens aangewezen als bestaande natuur in het

kader van EHS. Fysieke aantasting van het plan is niet aan de orde. Verstoring speelt mogelijk

tijdens de uitvoering een rol. De geluidproductie is afhankelijk van de gebruikte uitvoeringstech-

nieken. De toetsing hiervan zal gelijk lopen met die van de Natuurbeschermingswet.

Page 11: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

Ecologische waarden en effectbepaling

99037985 01

Pagina 11 van 13

3.1.3 Weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden

De provincie Gelderland neemt een bijzondere verantwoordelijkheid voor een aantal weidevo-

gel- en ganzenbeschermingsgebieden buiten de EHS. Hierop is toegespitst beleid van toepas-

sing, dat inhoudt dat doorsnijding, aantasting van rust en openheid, verlaging van het waterpeil

en verstoring niet is toegestaan. De Gelderse Poort aan de overzijde van de Rijndijk is even-

eens aangewezen als beschermingsgebied voor ganzen. Of effecten op ganzen optreden hangt

af van de mate van verstoring tijdens de uitvoering. De toetsing hiervan komt overeen met die

van de Natuurbeschermingwet.

3.2 Beschermde soorten 3.2.1 Algemeen

Een algemeen overzicht van waarnemingen van beschermde soorten in hetzelfde kilometerhok

als waarin het plangebied is gelegen, is te vinden bij het Natuurloket (www.natuurloket.nl).

De ervaring leert dat binnen stedelijk gebied nauwelijks gegevens bekend zijn en aangezien

binnen hetzelfde kilometerhok een deel van Gelderse Poort gelegen is, zijn de gegevens niet

betrouwbaar ten aanzien van het daadwerkelijk voorkomen van beschermde soorten in het

plangebied. Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten en amfi-

bieën goed onderzocht zijn en hiervan geen soorten van tabel 2/3 voorkomen.

Op basis van een veldbezoek door een ecoloog op 12 februari 2008 is op basis van voorko-

mende habitats een inschatting gemaakt van het mogelijk voorkomen van beschermde soorten

en of aanvullende inventarisaties nodig zijn.

3.2.2 Planten

De begroeiing in het plangebied bestaat voornamelijk uit agrarisch weiland. Tijdens het veldbe-

zoek van 12 februari 2008 zijn geen beschermde plantensoorten waargenomen. Ondanks dat

het niet de geschikte periode is om beschermde soorten aan te kunnen treffen, kan op basis

van de bestaande situatie (het intensieve gebruik en beheer) aangenomen worden dat

beschermde soorten van tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet niet voorkomen.

3.2.3 Zoogdieren

In het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen beschermde zoogdieren waargenomen. Wel

zijn de schuren mogelijk geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Omdat dit tijdens het veld-

bezoek niet uitgesloten kan worden, is hiervoor aanvullend een inventarisatie nodig. Deze in-

ventarisatie zal gedurende meerdere bezoeken met een bat-detector1 in voorjaar – zomer uit-

gevoerd moeten worden. Ook de beplanting langs de Zahnstraat richting de uiterwaarden is

mogelijk een trekroute van vleermuizen die in de bebouwing een verblijfplaats hebben en foera-

geren in de uiterwaarden. Indien deze beplanting verwijderd wordt, moet ook hiervan bepaald

worden of deze daadwerkelijk door vleermuizen gebruikt worden

Indien vaste verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen is een ontheffing in het kader

van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Hierbij geldt een compensatieplicht en moet men tij-

dens de uitvoering rekening houden met bepaalde uitvoeringsperiodes en –methoden.

De algemene soorten zoogdieren welke in het gebied voor kunnen komen, zoals mol, huis-

spitsmuis en egel staan in tabel 1 van de Flora- en faunawet, voor deze soorten geldt een al-

gemene vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor is geen ontheffing nodig.

3.2.4 Vogels

Het plangebied is mogelijk geschikt voor minder kritische weidevogels (kievit en scholekster)

omdat de openheid ontbreekt voor kritische soorten als grutto en tureluur. In de knotbomen zijn

geen nestplaatsen aangetroffen en dit is ook te verwachten gezien de structuur van de bomen

en het ontbreken van holten. De overige beplanting is geschikt als broedplaats voor algemene

vogelsoorten. Aangezien het verboden is om broedende vogels te verstoren tijdens het broed-

seizoen moet ervoor gezorgd worden dat de werkzaamheden niet in het broedseizoen worden

uitgevoerd.

1 Een bat-detector zet de ultrasone geluiden van vleermuizen om in de voor de mens hoorbare geluiden,

zodat hun aanwezigheid aangetoond of uitgesloten kan worden.

Page 12: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

Ecologische waarden en effectbepaling

99037985 01

Pagina 12 van 13

Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. Indien het toch noodzakelijk is om in het

broedseizoen activiteiten uit te voeren, dan moet vooraf door een ter zake kundige bepaald

worden of er broedende vogels voorkomen. Eventueel is het mogelijk om voor het broedseizoen

maatregelen te nemen, zoals het verwijderen van beplanting, zodat vogels niet kunnen gaan

broeden.

3.2.5 Amfibieën, reptielen en vissen

Er liggen in en om het plangebied geen watergangen waardoor de aanwezigheid van vissen is

uitgesloten. Vanwege de ligging aan de rand van stedelijk gebied en het ontbreken van geschikt

habitat is het voorkomen van beschermde amfibieën en reptielen eveneens uitgesloten.

3.2.6 Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden

Beschermde vlinders zijn in het plangebied niet te verwachten. Het habitat voor een groot deel

van de beschermde vlinders betreft heide- en veengebieden en een aantal soorten komen al-

leen in Zuid-Limburg voor. Beschermde libellen zijn eveneens niet te verwachten, omdat er

geen geschikt oppervlaktewater in het gebied aanwezig is voor deze soorten.

Page 13: Natuurtoets woningbouw Maliebaan te Angerenweb.lingewaard.nl/ruimtelijkeplannen/IMRO2008/NL.IMRO.1705.45-ON01/...Uit het Natuurloket blijkt dan ook dat alleen de watervogels, vaatplanten

99037985 01

Pagina 13 van 13

4 Conclusies en aanbevelingen

4.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in, maar wel nabij Natura 2000-gebied (Gelderse Poort). Effecten op de

instandhoudingsdoelen kunnen optreden, wanneer tijdens de uitvoering zodanig verstorende

werkzaamheden worden uitgevoerd, bijvoorbeeld heiwerkzaamheden, dat verstoring van vogels

aan de orde is. Indien dit soort werkzaamheden uitgevoerd worden, is er nader onderzoek

nodig naar het voorkomen van soorten in de directe omgeving van het plangebied en de effec-

ten op deze soorten. Dan is ook duidelijk of een vergunning in het kader van de

Natuurbeschermingswet noodzakelijk is.

De Gelderse Poort is ook aangewezen als EHS en ganzengebied. Ook hiervoor geldt dat effec-

ten op deze gebieden afhangen van de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. Dit zal

opgenomen zijn in de beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet.

4.2 Flora- en faunawet

In het plangebied kunnen verschillende soorten broedvogels voorkomen. In het kader van de

Flora- en faunawet is het onder andere verboden om broedende vogels te verstoren. Voor het

verstoren van broedende vogels wordt door het Ministerie van LNV geen ontheffing verleend.

Voor broedvogels moet ervoor gezorgd worden dat de werkzaamheden niet in het broedseizoen

plaatsvinden. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. Indien het toch noodzake-

lijk is om in het broedseizoen activiteiten uit te voeren, dan moet vooraf door een ter zake kun-

dige bepaald worden of er broedende vogels voorkomen. Eventueel is het mogelijk om voor het

broedseizoen maatregelen te nemen zodat vogels niet kunnen gaan broeden.

Op basis van het veldbezoek is niet uit te sluiten dat in de gebouwen geen verblijfplaatsen van

vleermuizen voorkomen. Nader onderzoek is daarom nodig. Dit kan in het voorjaar – zomer uit-

gevoerd worden. Indien vaste verblijfplaatsen van vleermuizen voorkomen, is een ontheffing in

het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk, geldt een compensatieplicht en moet men

tijdens de uitvoering rekening houden met bepaalde uitvoeringsperiodes en –methoden.

Overige beschermde soorten van tabel 2/3 van de Flora- en faunawet worden niet verwacht.