Natuur en Geest

39
Over dit boek Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. Richtlijnen voor gebruik Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken. Verder vragen we u het volgende: + Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. + Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe- den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn. + Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. + Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. Informatie over Zoeken naar boeken met Google Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web via http://books.google.com

description

Natuur en Geest

Transcript of Natuur en Geest

Page 1: Natuur en Geest

Over dit boek

Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Datdoen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.

Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publiekedomein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per landverschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron vangeschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan delange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.

Richtlijnen voor gebruik

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boekenuit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijvenleveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen opautomatisch zoeken.

Verder vragen we u het volgende:

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleindenWe hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik doorindividuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uitStuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoekdoet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschienhiermee van dienst zijn.

+ Laat de eigendomsverklaring staanHet “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over hetproject te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.

+ Houd u aan de wetWat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt erniet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein isvoor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw gevalmet een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer heteenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.

Informatie over Zoeken naar boeken met Google

Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uitallerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoekenop het web viahttp://books.google.com

1

Page 2: Natuur en Geest
Page 3: Natuur en Geest
Page 4: Natuur en Geest
Page 5: Natuur en Geest
Page 6: Natuur en Geest

BROCHURES

’ m-5526

Page 7: Natuur en Geest

r.

KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK

IIIII||IIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIWIIIIIIIIII 2172 3918

7

Page 8: Natuur en Geest

OVER

HEBREËN VHI;

DOOR.

HEMELVAARTSPREEK

1.

D. GHANIËPIE DE LA SAUSSAYE.

‘r„„‚m‚„„‚rùw„r„„r„„‚ùv„„„Qaîîîîìîò„„„„v‚„vr„rr„‚m‚„‚„‚‚rrv‚‘„AN

LEERREDENEN

0 u

B‚ CHÀNTEPIE DE LA SAUGSAYE.

Eerste reeks, 1%. 8.

LEYDEN,

DE BREUK 8: SMITS.

1861.

E

’>‚‚2

s

M, Ecnc reeks van twaalf preken kost bij inteekening f 2.

ícrwììl elke nrcek afzonderlììk voor 25 cents verkrijgbaar ÌSJ

Page 9: Natuur en Geest
Page 10: Natuur en Geest

Een beroemd dichter uit den nieuweren tijd heeft

een klaaglied gezongen ter nagedachtenis van de gods

vereeringen der Ouden, en vooral van die grieksche

goden, die als met opzet schijnen te zijn uitgedacht

om de harmoniën, de schoonheid en het leven der na

tuur persoonlijk voortestellen. Achttien eeuwen nadat

de God van den Kruisberg de goden van den Olympus

was komen onttrooncn, heeft zich in den boezem van

het ernstige en diepzinnige germaansche volk eene stem

doen hooren, om de verdwijning van die blijgeestige maar

zoo weinig diepzinnige, zoo helder schitterende maar

zoo doorzigtige wereld van het oude Griekenland te

betreuren; is er eene ziel gevonden, gevoelvol en wee

moedig als weinigen, die zich beklaagde over het ver

lies dat de nieuwe wereld had geleden, door zich te

ontdoen van die schatten harer afgodische eeredienst, ten

einde daarmede éénen enkelen te verrijken. Het scheen

dezer ziele toe dat, door alzoo den God des kruises te

stellen in de plaats van de goden der natuur, die na

tuur slechts beroofd, de menschheid verarmd, en die

wereld vol verscheidenheid, poëzij en leven, vervangen

was geworden door de koude eentoonigheid der ontken

ning, welke ontkenning in waarheid een’ dood is.

Gel, hoe stuitend dit oordeel ook zij voor het chris

telijk bewustzijn, men zou geheel ontbloot moeten we

zen van alle historische kennis, men zou oor noch oog

moeten hebben voor de behoeften en het streven der

Leenaenensn. 3

Page 11: Natuur en Geest

172

menschelijke natuur, voor het onderling verband tus

schen de zich opvolgende geslachten en voor de afhan

kelijkheid waarin de enkele mensch zich bevindt van

den geest zijns tijds, wanneer men, in de stem van

dezen dichter, den noodkreet van een gansch tijdperk,

de verschijnselen eener naar genezing zoekende ziekte

wilde miskennen. Men zou alle medegevoel met het

zedelijk lijden en met de, in elk hart verborgene, be

hoefte aan vrede en harmonie moeten missen, dat wil

zeggen men zou zonder christelijk geweten moeten zijn,

om den banvloek gereed te hebben, zoodra eene ziel de

openhartigheid had om het gevoel van onvoldaanheid uit te

drukken, dat in de harten van duizenden woont die zich

christenen noemen, en om openlijk te verklaren dat

het christelijk mysterie haar niet meer voldoet.

Wat mij betreft, M. H., ik begrijp dat oordeel, ik

begrijp hoe het kon ontstaan, vooral in de omgeving

waaruit deze klaagtoon is opgegaan en in den tijd waarin

zich deze stem heeft doen hoeren. Ik begrijp dat oor

deel in het begin dezer eeuw, te midden van een Pro

testantisme, ten prooi aan den strijd tusschen eene weg‘

stervende regtzinnigheid, die het geheim om haar in

wendig leven te hernieuwen had verloren, en een opko

mend rationalisme, dat den naam had van te leven terwijl

het dood was. Ik begrijp dat heimwee naar de godsvereering

der oudheid, eene godsvereering, die, door warme va

derlandsliefde bezield, deze op hare beurt onderhield.

Ik begrijp het, te midden van de overheersching eener

leer, die, daar zij evenmin zich vernieuwde aan de zui

vere bron der openbaring, als zich voegde naar de klaar

blijkelijkste ontdekkingen der nieuwere wetenschap, nu

ook met geene enkele verstandelijke of zedelijke behoefte

van den mensch meer in verband stond, en er zich zelfs

toe verlaagde, om zich als middel van politie te laten

Page 12: Natuur en Geest

173

gebruiken door een staatkundig behoud, zonder geloof

en zonder toekomst.

Wat zeg ik? Ik zou dat heimwee naar de godsdienst der

ouden en die minachting voor de christelijke gedachte

kunnen begrijpen, zelfs in onze dagen, in de laatste

helft der 19de eeuw en in de omgeving waarin wij leven,

indien waarlijk die christelijke gedachte in niets anders

bestond dan in die enkele, soms afgetrokkene, soms

vrij onbeduidende grondstellíngen der zoogenaarnde

moderne theologie, die dikwerf door eene wisselval

lige mode gewetenloos en zonder nader onderzoek

worden toegejuicht, onder de magt van vooroordee

len en invloeden, die ik om de heiligheid der plaats

hier niet nader mag ontwikkelen. Immers, om die naar

waarheid te schetsen, zou de toon der satyre moeten aan

geslagen worden in plaats van dien der predikatie. Ik be

grijp dat die minachting, door den dichter geuit, in eene

nadenkende ziel kan opkomen, indien het christelijk my‘

sterie waarlijk niets anders ware dan wat zij er van wil

len aannemen, die noch van verborgenheden, noch van

wonderen willen hoeren. Oordeelt zelven, M. H., voor zoo

velen gij althans oordeelen wilt, en niet behoort tot die

bevooroordeelde, eigenzinnige gemoederen, die, slaven als

zij zijn van de mode, deze op hunne beurt helpen vor‘

men. Oordeelt zelven: het feest van dezen dag is gewijd

aan het herdenken eener gebeurtenis, waarvan die gan

sche zoogenaamde moderne theologie eenstemmig getuigt

dat zij niet heeft plaats gehad. Een menschelijk lig

chaam dat zich boven de aarde zou verheffen, eene wolk

die het zou wegnemen, een hemel die in de lucht

zou zijn: neen waarlijk, roept de hedendaagsche weten

schap uit, wij zijn te verlicht om zulke sprookjes aan

te nemen, wij hebben daartoe veel te goed natuur

kunde en scheikunde bestudeerd; wij nemen dat aan,

Page 13: Natuur en Geest

174‘

zoo als wij de grieksche goden aannemen, als poëzij, kin

derlijke en eenvoudige poëzij , die zelfs een zedelijk denk

beeld bevat en daarom hooger staat dan die van Grie

kenland, en tot voertuig kan dienen voor zedelijke denk

beelden, —- maar meer niet!

Is dit oordeel juist, M. H.‚ dan is er geen groote

inspanning van den geest, maar slechts een weinig

opregtheid noodig om in te zien, dat de ontkenning

van het stoffelijk ‚feit der hemelvaart noodzakelijk

medebrengt de ontkenning van alle de verschijningen

des Opgewekten; dezelfde bezwaren van stofl'elijken

aard toch komen bij deze verschijningen voor. Het

is niet meer met de wetten der natuur in strijd dat

een ligchaam worde opgenomen, dan dat het in strijd

daarmede is dat dit ligchaam verschijne en verdwijne,

zonder dat men iets van deszelfs in‘ en uitgaan ge

waar worde, terwijl de deuren gesloten zijn. Voor den

genen, die deze verhalen aanneemt kan dat, het

welk ons de hemelvaart mededeelt, geen het minste be

zwaar van stofl’elijken aard opleveren; hij daarentegen,

die om redenen, aan de natuurwetten ontleend, het

laatste verhaal verwerpt kan ook, zoo hij doordenkt,

de verschijningen van den Verrezene, en daarmede het

feit van eene ligchamelijke opstanding, niet aannemen.

Voegt bij die moeijelijkheden op het stoffelijk gebied

de zedelijke tegenstrijdigheid die er in zijn zou om

te gelooven aan de opstanding, terwijl men de hemel

vaart loochent. Dan toch moet men tusschen deze

beiden kiezen, of, dat Jezus nog op aarde verkeere,

of, dat hij na zijne opstanding weder gestorven zij,

hetgeen de gansche beteekenis dier opstanding zou ver

nietigcn.

VVelnu, wat volgt uit de ontkenning van Jezus’ op

standing? Ten eerste, de ontkenning van al die wonde

u

Page 14: Natuur en Geest

175

ren, die in Jezus schijnen te getuigen van de almagt

van dan wil, of van den geest, over het ligchaam, en

die dus zijne opstanding aankondigen en afschaduwen,

zoo als b. v.: zijne verheerlijking bij den doop, zijne ge

daanteverwisseling op den berg, zijn wandelen op de

zee. Bovendien, daar men onmogelijk iets kan mededee

len wat men zelf niet bezit, vraag ik u: hoe had Jezus,

indien hij door de zwaartekracht der stofen door de wetten

die alle aardsche ligchamen beheerschen gebonden ware ge

weest, hoe had hij dan door de kracht zijns geestes andere

geesten van die wetten kunnen vrijmaken ‚ of de magt

die anderer geest gebonden hield kunnen ontbinden? Hoe

ware hij in staat geweest om, hetzij brooden te vermenig

vuldigen, hetzij dooden op te wekken, hetzij zelfs zie

ken te genezen, en op zoodanige wijze te genezen als

hij het volgens de evangelische verhalen gedaan heeft?

Wij zouden dan genoodzaakt zijn om alles wat ons van

Jezus’ wonderen verhaald wordt, dus een vrij aanzienlijk

gedeelte der evangeliën, te beperken tot datgene, wat

door ons bekende natuurwetten kan verklaard worden;

en dit niet slechts, maar tot hetgeen van die wetten be

kend was in den tijd en in de omgeving in welken Je

zus leefde, dat wil zeggen, tot al zeer, zeer weinig.

Il’elnu, eenmaal de wonderen, dat wil zeggen, die

daden waardoor ’s menschen geest aan de natuur ge

biedt en over haar heerscht, eenmaal de wonderen uit

de geschiedenis uitgewischt, 0, ik vraag nu niet,ten einde

niet te veel onderwerpen in ééns te omvatten: wat zou

er dan overblijven van die gesprekken en gezegden van

Jezus, die alle te zamen uitloopen op getuigenissen

die hij geeft omtrent zijnen persoon ‚ zijn werk,

zijne waardigheid, zijne magt, en die strekken om ons

in volstrekten zin op hem te doen vertrouwen, en wel

met een vertrouwen dat zich niet bepaalt tot dit aard

Page 15: Natuur en Geest

176

sehe leven, maar dat de eeuwigheid omvat van welke

hij zich heer en meester noemt? Ik vraag nu niet

wat wij te denken hebben van eenen mensch die zóó

spreekt, die zulke beloften doet, zulke eisohen stelt,

en wiens leven toch zou eindigen als dat van alle men

schen. Ik vraag niet: is het wel mogelijk hem dat

vertrouwen, dat geloof te schenken? Maar, mij houdende

aan het onderwerp ons door dezen dag voor oogen ge‘

steld, en waarvoor ik het woord van den dichter tot

inleiding koos, vraag ik: wat is er in de natuur nog

goddelijk, aantrekkelijk, verheven, dichterlijk? Hoe zal

ik u liefhebben, o gij meêdoogenlooze koninginne, wier

vingeren, als gevoellooze raderen, mijn doodvonnis teeke

nen; o zielloos werktuig, dat mij vermaalt om dra

uwe eentoonige beweging voort te zetten en na mij an

deren te vermalen? Hoe zal ik die verhevene liederen

der hoop uit de israëlitische oudheid mede aanhefi’en:

De hemelen vertellen uw eer 0 God, en de aarde is

uwer wonderen voll? Die hoop is mij onmogelijk ge

maakt door Jezus‘ dood. Indien gij dood zijt, 0 Jezus

van Nazareth! indien het graf in Jozefs hof zich niet

voor u heeft geopend, indien de Olijfberg u niet heeft

aanschouwd, zoo als gij daar uwe handen uitstrektet om

hen te zegenen, die gij achterliet en die gij toch niet

verliet; indien ik van u niet meer weet dan wat het

lijk van eiken mensch mij kan zeggen, niets dan een

eindeloos zwijgen , eene aanhoudende vurige vraag, waarop

geen antwoord komt; 0, ik kan u dan nog bewonderen,

ik kan u nog zegenen, maar in u gelooven , dat kan ik

niet! Neen, ik verwonder mij slechts over uw wo0rd,ik

verwonder mij over uwe verschijning, alles daarin schijnt

mij vreemd ‚ ongehoord , onbegrijpelijk; ik verlies mijn ver

stand door het in te denken; want, met hetzelfde hart,

waarmede ik n bewonder en zegen, vervloek ik u, 0 na

Page 16: Natuur en Geest

177

tuur, 0 onverbiddelijk en almagtig noodlot, dat alles

verslindt, dat met mijnen dorst naar onsterfelijkheid

schijnt te spelen, door altijd nieuwe afdruksels van het

zelfde beeld voort te brengen, afdruksels die nooit af

gewerkt worden, die altijd schetsen blijven. Vol afschuw

van de werkelijkheid keer ik tot de leugen terug en roep

ik met den dichter uit: 0, geeft mij mijne grieksche

goden terug en met hen mijne sehoone hegoochelingen,

in plaats van zulke werkelijkheden; laat mij maar droo

men, droomen immer voort, en onder den vergiftigen

boom inslapen! Mits ik droome, droome! Dat de

worm mij vertere, wat nood? mits ik deze bedwelmen

den geur inademe! Dat het vergif mij doode, als het

haar zoet is! Maakt mij toch niet wakker, maakt

mij niet wakker te midden mijner bloemen! Het ont

waken zou te vreesselijk zijn!

M. H‚, er is gelukkig eene gansch andere wijze om de

evangeliegeschiedenis, en met haar de geschiedenis van

het menschdom en het leven der natuur, te beschou

wen, dan die, welke ons de leugenen der heidenwereld

en het verdwijnen onzer droombeelden doet betreuren;

eene wijze van beschouwing, die zeker even dichterlijk

is, maar welker dichterlijkheid voor wie haar vatten kan

het stempel der werkelijkheid draagt, ja, die alleen door

hare werkelijkheid dichterlijk is. Dewijl het hier zaken

betreft, die, helaas, geheel vreemd zijn aan die alge‘

meen heerschende begrippen, aan die begrippen die wij

gewoonlijk versieren met de benamingen van verlichting

dezer eeuw, rede, gezond verstand, enz, en dewijl het

onmogelijk is het feest van dezen dag te begrijpen zon‘

der deze eerste grondwaarheden, zoo vergenoeg ik mij

u die te ontwikkelen, God biddende, dat Hij door zij

nen geest u derzelver waarheid doe inzien.

Mijne rede zal een kort begrip bevatten der grond

Page 17: Natuur en Geest

178

denkbeelden van den zendbrief, waaruit ik mijnen tekst

heb gekozen, een kort begrip van dat vertoog dat ein

digt met de verklaring: dat wij Ìzebben zoodanigen H00

gepriester, die gezeten ‘is aan (Ze regáer/umd van den

troon der Majesteit in de liemelan.

I.

De stelling, die ten grondslag ligt aan alle schriftuurlijke

onderwijzingen, en die het beginsel zelf is der openbaring,

is de overeenstemming tusschen stoffelijke en geestelijke

wereld, of, om mij van eene naauwkeuriger maar

meer afgetrokkene uitdrukking te bedienen, de ééuheid

van den Geest in zijne verschillende, hetzij zigtbare,

hetzij onzigtbare openbaringen. Uit deze stelling vormt

zich, ten eerste, het leerstuk der schepping, dat leer

stuk, hetwelk zoo volkomen de israëlitische godsdienst

van elke heidensche godsdienst onderscheidt, en dat als

de israélitische stam is waarop het christendom is ge

ënt, of liever, als de wortel van den boom waarvan het

christendom de vrucht is. Het is met de verkondiging

van deze grondwaarheid dat de apostel Paulus, wiens

christelijk geloof, wel verre van zijn israëlitisch geloof

te vernietigen, het juist heeft verhoogd en gezuiverd,

het is, zeg ik, met de verkondiging van deze waarheid

dat hij zich tot de Heidenen rigt, om daaraan de

groote en blijde boodschap van de opstanding van

Christus te verbinden. — De stelling waarvan ik spreek

bepaalt, ten tweede, de menschelijke bestemming. De

mensch, naar het beeld Gods geschapen, is daardoor ge

roepen en bestemd om heer te zijn over de werken

Gods, dat is over de natuur, om zich de aarde te on

derwerpen en over haar te heerschen. — Zij bepaalt, ten

derde, den staat waarin de zonde den mensch dompelt.

Page 18: Natuur en Geest

179

De dienstbaarheid aan de zonde is onafscheidelijk van

de slavernij aan de natuur. De mensch, zich buiten de

heerschappij Gods tot heer willende verheffen over de

natuur, verliest daardoor zijne heerschappij over haar. —

Zij bepaalt eindelijk den aard der verlossing. Het

doel, het einde der verlossing, is het doen ophouden

van de tweespalt tusschen het stof en den geest, tus

schen de natuur en den mensch, allereerst, door den

mensch te heiligen, door zijnen geest te onttrekken aan

den ontzenuwenden en bedervenden invloed der niet

onderworpene natuur; maar dan ook, ten tweede, door

de heerschappij over de stof aan den geheiligden mensch

terug te geven. Voegen wij hier nog bij, M. H., waarop

wij later terugkomen, dat de schrift deze twee deelen

der verlossing in twee tijdperken verdeelt, terwijl zij

den dood plaatst als overgangspunt tusschen deze twee

tijdperken, die zij de tegenwoordige en de toekomende

eeuw noemt.

Ziet daar, M. H., als het ware de lijst, waarin de

schrift de verschillende openbaringen Gods plaatst, dat

wil zeggen die daden Gods waardoor Hij zijne persoon.

lijke inwerking in de wereld kenbaar maakt, en de

leeringen die daaruit voortvloeijen,

Wat die daden zelve betreft, wij moeten daarin on‘

derscheid maken tusschen die, welke de verlossing aan‘

kondigen en voorbereiden, en die, welke de verlossing als

vervuld voorstellen; met andere woorden, tusschen die

welke het Oude, en die welke Nieuwe Verbond vormen.

Het is vooral de brief aan de Hebreën, die ons het

verband tusschen deze twee verbonden verklaart.

Het Oude Verbond wordt in dezen brief op eene bij

zondere wijze gekenschetst, eene wijze, die den edelen

moed van den schrijver toont om de dwalingen dergenen

aan wie hij schrijft aan te tasten, en om het algemeen

Lnsnnanznen. 8‘

Page 19: Natuur en Geest

180

oordeel niet te ontzien: dit verbond , namelijk, wordt hier

vleesc/lelijk genoemd. Dit beduidt niet, — zoo als diegenen

zeggen die zich dikwerf van de uitdrukkingen der schrift

bedienen, om denkbeelden te bedekken en in te voeren,

die geheel met de begrippen der schrift strijden , — dat de

mozaïsohe godsvereering eene van die voorbijgaande in

stellingen zou zijn geweest, door middel van welke God

een volk zou opgevoed hebben, zoo als andere volken

hunne pedagogische instellingen gehad hebben, die zoo

vele uitdrukkingen waren hunner nationaliteit. De m0

zaïsche godsvereering heeft, naar het gevoelen der Nieuw

Testamentische schrijvers, eene algemeene strekking, eene

strekking die de geschiedenis van het gansohe mensch

dom wijzigt en bepaalt. Indien het Üude Verbond

vleeseáelijlî genoemd wordt, is dit om aan te toonen

dat het niets tot î’oZ/eomenkeid Ìwijt geámgt, dat het de

verlossing wel heeft aangekondigd, maar niet voltooid;

dat de noodlottige magt der natuur onaangetast is ge’

bleven, dat de Geest de banden des doods niet heeft

verbroken, waarin het gansche menschelijke leven als

gekneld is. Inderdaad, M. H.‚ het Oude Verbond, dat

in twee deelen gesplitst is, die elkaâr volmaken, name

lijk in wet en profeten, toont in beide zijn onmagt.

De wet deeft eene schaduw der toekomende goederen,

niet let beeld zelf der zalven , Heb. X : 1. Het heiligdom

is nog een wereldsck heiligdom, behoorende tot de wereld die

vergaat; het is bestemd voor eene godsvereering die niet

duurzaam zijn kan, afschaduwing als zij is der ware godsver

eering en niet die ware godsvereering zelve. De levi

tisohe eeredienst is geheel, zoo wel in haar heiligdom

als in hare gebruiken en in de personen die de dienst

verrigten, een voorbijgaand beeld, waarvan de werkelijk

heid elders moet gezocht worden Naast die vleesehe

lijke wet in beelden bestaande, is de profetie daar, om

Page 20: Natuur en Geest

181

die beelden uit te leggen, om de volmaaktheid te be

schrijven, om de vervulling aan te kondigen. De pro

fetie ziet in den tabernakel het zinnebeeld van dien

geestelijken tempel, van dat hemelsche heiligdom, dat

de vergadering is van Gods volk, en dat ook zijn heilige

der heiligen, zijn heilige en zijne voorhoven heeft.

De profetie weet wat het bloed der stieren en bokken

beduidt, en ziet in de dienstdoende priesters de voor‘

beelden (typen) van de ware bedienaars de heiligdoms,

en in den hoogepriester het onvolmaakte beeld van

den waren hoogepriester, die de koning zijns volks

zou zijn. Zoo wijzen beide, wet en profetie, op de

toekomst. Het is waar, reeds is de profetie een begin

der vervulling. In de profetie gaat de ‘Geest reeds ver

der dan het scheppen van zínnebeeldige instellingen;

door haar begint Hij reeds den mensch te herscheppen,

en ’s menschen hart te heiligen. Doch de strijd blijft

in al de profeten onbeslist, en wordt niet door eene

eindelijke over-winning bekroond. Voorloopers van Hem

die komen moest, strekken zij zich uit naar een doel,

dat zij niet bereiken kunnen, begroeten zij van verre

eenen dag, die hen nog niet met zijn volle licht be

straalt.

Even weinig als zij zelven die volmaaktheid bereiken,

even weinig kunnen zij anderen tot die volmaaktheid

brengen. De profeten sterven, zoowel als de priesters,

zonder daarna op te staan, en, zoo hunne bediening niet

bestaat zonder goddelijke bekrachtiging door het wonder,

toch hebben de wonderen van het Oude Verbond iets

waardoor zij in den grond van die des Nieuwen Verbonds

onderscheiden zijn. Die des Ouden Verbonds zijn open

baringen der goddelijke almagt, waarvan de bediening

der profeten de aanleidende oorzaak en het woord der

profeten het middel is. Het zijn geene openbaringen der

Page 21: Natuur en Geest

182

goddelijke almagt in de menschelijke natuur, waarvan de

menschelijke wil de oorzaak en de verlossing des menschen

het doel is. Het is waar, ook in het 0. Verbond is de na

tuur geen blinde magt, zij is aan geesten onderworpen,

maar die geesten, het zijn de hemelgeesten, niet de be

woners der aarde; het zijn de engelen, niet de menschen.

Thans is de vervulling gekomen, M. H.; thans is de

werkelijkheid dáár. Indien het Oude Verbond niet door

middelaarscbap van menschen maar door dat van enge

len is gesticht geworden, het Nieuwe Verbond is in

den mensch bevestigd. De aan de engelen onderworpene

natuur dient onder het Oude Verbond slechts ten nutte

des menschen, door tusschenkomst van die engelen;maar

in het Nieuwe Verbond wordt ingevoerd, van wien

geschreven staat dat alle engelen Gods hem aanbidden,

namelijk de mensch Jezus.

De mensch Jezus! Gel., er is onder de Nieuw‘Tes

tamentisolle schrijvers geen enkele, hetzij apostel, hetzij

evangelist, die, in den op Golgotha gekruisten, alléén

den mensch Jezus ziet, of liever, die de verschijning

van dezen mensch Jezus alléén verklaart uit zijne men

schelijke geboorte, zoo als die is uit den stam van Juda,

uit het huis van Jozef, den zoon van David. Met meer

of minder uitvoerigheid, en in meer of min uitgestrekten

zin,stemmen zij allen daarin overeen, dat zij den eeuwi

gen oorsprong van dezen Jezus erkennen, en hem Gods

Zoon noemen, in den historischen en te gelijk bovenna

tuurlijken zin, dien de joden aan dezen titel hechtten. De

leer van den brief aan de Hebreën ten opzigte van de

natuur en het werk van den Zoon heeft eenen bijzon‘

deren stempel, die eene eigenaardige zijde van vertroos

tingen en waarheden oplevert. De schrijver van dezen

brief, van de zinnebeelden der israëlitische godsveree

ing uitgaande, ziet in de gansche wereld de onreinheid

Page 22: Natuur en Geest

183

van het heidendom; de geheele menschheid is hem het

volk dat buiten is, dat vóór Gods heiligdom staat, zon

der er te kunnen binnengaan. Maar ziet, dáár komt uit

het midden van dit volk diegene te voorschijn, die in

de menschheid was ingegaan, zonder uit haar te zijn, te

weten de Zoon Gods, het uitgedrukt‘: áeeld zijner zelf

atmzdigdez'd, let afsckijnsel zijner deerlij/e/zeid. De eeuwi

ge Zone Gods, door wien de eeuwen zijn voortgebragt,

is gevonden in de gedaante van een zoon des menschen,

aan het vleesch en bloed der kinderen deel hebbende en

zich niet schamende deznlken broeders te noemen die zel‘

ven onrein waren, en die het heiligdom niet konden bin

nen gaan. Hij is hun gelijk: met hen dienende, met

hen stervende,

Toch is hij hun niet gelijk, want hij kent geen zou

de. Als hij sterft, sterft hij niet: hij overwint dengenen

die het geweld des doods had; zijn dood is het offer dat

hij brengt voor de menschheid, door welk ofl'er hij het

regt verkrijgt om zijnen broederen den hemel te openen,

eenen hemel dien hij door zijne heiligheid heeft ge‘

schapen.

Hij verlaat wel deze aarde, doch niet door den dood,

daar de dood voor hem slechts een doorgangspunt is

om tot zijne heerlijkheid te geraken. Zijn dood is een in

gaan in het heiligdom.

Thans is hij in dat heiligdom ingegaan; hij is door

het binnenste voorhangsel doorgegaan, en, in dat heilige

der heiligen waar hij is ingegaan, is hij aan de

oogen des volks onttrokken. Maar het volk verwacht

zijne wederkomst; het volk heeft er hem zien ingaan

het heeft hem met de oogen van stap tot stap gevolgd,

tot dat hij achter den voorhang was verdwenen. Toch

hoort het inmiddels zijne stem, want uit den hemel

spreekt hij en openbaart aldus zijn leven.

Page 23: Natuur en Geest

184

Gezeten zijnde aan de regter/iand van den troon der

Majesteit, in de ltoogate hemelen, komt hij in den geest

weder tot zijne gemeente.

Hij is erfgenaam van alle dingen geworden, nadat

hij de reinigmaking onzer zonden heeft te weeg gebragt,

en aldus, als erfgenaam van alle dingen‘, spreekt hij

tot ons door die dingen. In hem heeft de profetie een

einde, omdat de openbaring, in hem geschied, eeuwig

durend en volmaakt is. Het is niet langer eene open

baring door engelen, maar door den Zoon. Wij‘ keöben

eenen Hoogepriester die gezeten is aan de îegter/laml

der Majesteit in de kemelen.

Ziet daar, M. H. u zoo beknopt mogelijk voorgesteld

de leer, vervat in den brief aan de Hebreën.

Behoef ik u nog te zeggen, dat deze leer geheel

berust op de stoffelijke feiten, zoowel der hemelvaart

als der opstanding van den Heer; dat zij zonder

deze feiten, slechts eene zinledige phantasie zou zijn,

zonder eenige beteekenis noch grond?

En nu vraag ik u: Hebt gij behoefte aan deze dingen?

Spreekt deze leer tot uw hart en tot uw geweten? Is er

eenige troost, eene heiligende kracht in de hoop,die ons

hier wordt voorgesteld? Hierover ten slotte een enkel

woord.

II.

Hebt gij behoefte aan eenen hemel, aan eene uit

wendige harmonische wereld, die met uwe inwendige

wereld overeenstemt? Hebt gij behoefte aan het voor‘

nitzigt van eene zaligheid, welke geen ideaal,maar eene

werkelijkheid zij, aan een bestaan , niet als van schim

men, maar als van levende personen, die zintuigen he‘

zitten om zich mede te doelen en mededeelingen te

Page 24: Natuur en Geest

185

ontvangen? Indien gij de stoffelijke feiten van opstanding

en hemelvaart loochent, zoekt dan elders gronden voor

uwe hoop, en ziet of gij die vinden kunt! Ziet toe

of uwe zekerheid verder kan gaan dan tot de voorstel

ling van nevelachtige wezens, zoo als de noordsche

fabelleer die toekent, of van schimmen, naar de mytho

logiche verhalen van het zuiden! Of wilt gij wijsgeer

zijn, en bewijsgronden zoeken voor uw geloof, of liever,

voor uwe ongegronde wenschen: gaat gij redeneren over

de natuur der ziel, ten einde uit hare veronderstelde

onstofi‘elijkheid bewijzen afleiden voor hare onsterfelijk

heid; of wel, tracht gij, uitgaande van het denkbeeld

van God, de goddelijke volmaaktheden tot bewijsgrond

te nemen voor het bestaan en de onsterfelijkheid der

ziel? Ziet dan of uwe redeneringen stand houden tegen

over de werkelijkheid van den dood; ziet of u niet het

zelfde zal gebeuren wat ’van dien wijze der oudheid ver

haald wordt, dat hij,telkens wanneer hij de schoonste ver

handeling, door de oudheid over de onsterfelijkheid voortge

bragt, las, onder den betooverenden invloed verkeerde,

van den stijl en het genie des schrijvers, maar dat hij niet

zoodra het boek had weggelegd, of hij voelde alle zijne

overtuigingen als water in damp vergaan. Of wel,

— indien gij geen denkkracht genoeg bezit, om de

zwakke zijde van eene redenering te begrijpen, zoo

dat gij gelijk zijt aan de groote menigte, die van

alle nadenken afstand doet, en voor een wettig of

onwettig gezag, dat zich aan haar opdringt, zich

buigt, -— ziet toe of dat onsterfelijk bestaan eener on

stoffelijke ziel eenige aantrekkelijkheid voor u heeft,

of zij u het voorwerp kan zijn eener hope, die vast

staat te midden van de ondubbelzinnige werkelijkheden

des levens.

O, dunkt u waarlijk, dat het vooruitzigt der on

Page 25: Natuur en Geest

186

sterfelijkheid alles is wat gij noodig hebt, in het

gezigt van uwen eigenen dood, bij het sterfbed der

uwen, te midden uwer rouwe, en ziekten, en te

leurstellingen? Het vooruitzigt der onsterfelijkheid!

Maar, waarvan? bidde ik u! — Van de ziel? Van de

ziel! Maar wat is dan de ziel? Wat is eene zie! die

geen zinnen meer heeft, noch zintuigen, om te zien,

te hooren, te gevoelen‘? O, lacht dat u toe, trekt dat

u aan, troost u dat? zulk een ontbloot, koud‚onbewe-‘

gelijk bestaan, zonder middelen van gemeenschap, zon

der spraak‘ of aanschouwingsvermogen? Geen plaatselijke

hemel meer! Het paradijs eene denkbeeldige voorstelling

der kindschheid! Geeneligchamelijke opstanding meer

de scheikunde heeft ons van dat vooroordeel verlost ! —

Geene vereeniging,geene afstanden, geene vergezigten meerl

Allen even nabij, omdat allen even verwijderd zijn.

Maar toch eene ziel! Eene onsterfelijke ziel! O, mij

is bange voor zulk eene onsterfelijkheid, mij beklemt

de angst, als ik aan zulk eene toekomst denk! Nog

eenmaal roep ik het met den dichter uit: O, geeft mij

mijne grieksche goden terug! Ik verkies het schemer

licht van het onderaardsche doodenrijk, boven die onmete

lijke vlakten van kleurloos licht daar boven, want van

nabij gezien zijn het ijsvelden!

GeL, is de dood eene werkelijkheid? Niet waar, hij

is er wel waarlijk eene? Niet waar? de dood is eene wer

kelijkheid, eene stofl'elijke werkelijkheid? en eene zede‘

lijke tevens. ’

Eene stoffelijke werkelijkheid! Voorzeker: onmogelijk

toch is het zich omtrent den aard van een lijk te ver‘

gissen en te zeggen: dat lijk leeft! En eene zedelijke

werkelijkheid: voorwaar ook deze is de dood, want wij

worstelen met hem; ons ik -— geest, ziel, wil, of welke

ook de naam zij, dien gij er aan geven wilt, —_ ons

Page 26: Natuur en Geest

187

ik stoot den dood af, strijdt met den dood, houdt hem

tegen, tot dat wij eindelijk bezwijken; en als wij be

zweken zijn, laten wij een ledig, hoe gering ook, om

ons heen: ligt toch is er eene enkele ziel die ons betreurt!

Welnu, de dood zou dus eene werkelijkheid zijn, maar

niet de opstanding, en de hemelvaart niet! Dezen zouden

niets zijn dan een dichterlijk lichtbeeld, dat wij, ge

meente, zouden hebben gevormd rondom het lijk van

Jezus, den gekruisten! Dat zou dan het evangelie, de

blijde boodschap bij uitnemendheid zijn, dat ik mij

zou moeten tevreden stellen met een strijd door geene

overwinning , met een verlangen door geene werkelijkheid ,

met een arbeid door geen rust gevolgd, geen andere

althans dan het schijnbeeld eener ruste in het graf! Ik

zou dus mijne eigene natuur moeten verminken, en

wanneer ik de natuur buiten mij in de lente zie ont

waken en bars duizende schatten ten toon spreiden,

zou ik tot mijne ziel moeten zeggen: O mijne ziel,

ruk n los van die ijdelhedenzin de eeuwigheid zijn im

mers noch kleuren, noch schaduw‘ noch lichtzijden;

en wanneer ik voel dat mijn ligchaam slijt en hoe het

loodzwaar drukkende vonnis in het Paradijs uitgesproken ——

eene maar al te werkelijke poëzij —— aan mij zelven

volbragt wordt, het vonnis, zeg ik: stof zijt gij en tot

‚stof zult gij wederkeeren,‘ dan zou ik mij niet kunnen

troosten met de heilige en heerlijke hoop van Job: Ik

zal uit vleesck God aanackouwen,‘ Verlosser

zal ik aanockouwen en nzijne oogen zullen kent zien

(Job 19 vers 26", 27)? Ik zou tot mijne ziel moeten zeg

gen: mijne ziele, zijt getroost, want dit ligchaam was

slechts voor de wormen bestemd, en die wormen kunnen

uwe ziel toch niet verteren! —- O verre, verre van mij

dat evangelie, dat geen evangelie is, dat evangelie van

enkel denkbeelden en afgetrokkene stellingen, dat evan

Page 27: Natuur en Geest

188

gelie, dat zich de eerste en innigste behoeften der men

schelijke natuur schaamt, dat evangelie, dat zich eenen‘

Christus schaamt, die geopenbaard is in ket oleesok,

geregtooardigd ‘in den geest, gezien van de engelen en

opgenomen inkeerlajkkeid 1 Tim. 3: 16: dat Evangelie,

dat niets Wil weten van eene wolke, die den Christus

wegneemt, maar dat tot vergoeding hem zelven herschept

in eene wolk , die ledig is , en ontastbaar.

0, als ik zie de vreesselijke of ongerijmde gevolgtrek

kingen, waartoe mij de ontkenning der evangelische fei

ten onvermijdelijk brengt; als ik let op de behoeften van

allerlei aard, waarmede deze verhalen zamenstemmen; als

ik naga het karakter zelf dier verhalen; als ik na

denk over de goddelijke wijsbegeerte, waarvan deze ge

schiedenis de grondslag is; als ik mij voorstel de zede

lijke hervormingen, die reeds door deze verhalen zijn te

weeggebragt, en nog immer teweeggebragt worden, wel

ke hervormingen wij nog steeds te wachten hebben îvan

de ontkenning, opdat deze zich wettige: tegenover al deze

zaken, en nog vele andere bovendien, aarzel ik niet het

te verklaren: ik geloof deze verhalen‚ik geloof het evan‘

gelie van dezen dag; ik geloof de waarheid van wat ons

in de Handelingen wordt medegedeeld: En als Hij dat

gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij dat zagen, en

eene wolk nam kem weg voor kunne oogen. Hand. 1 vers 9.

En deze wolk M. H, ziet, zij wordt mij verklaard

door de leer van den brief aan de Hebreën, zoo als die

is te zamen gevat in het vers dat wij lazen, terwijl deze

leer wederkeerig niet verklaard kan worden, dan door

het geschiedverhaal. De wijsbegeerte der openbaring ver

klaart de geschiedenis, en deze verklaart op hare beurt

die wijsbegeerte. Ziet, wel verre dat voor mij de na

tuur onluisterd zou zijn, thans nu ik eene hoop heb

die verder reikt dan de natuur, heeft die natuur inte‘

Page 28: Natuur en Geest

189

gendeel voor mij hare ware wijding ontvangen, nu zij

dient om de dingen des geestes te openbaren, tot ons

te brengen, en als zinnebeeldig voor te stellen. Ik be

groet in dien hemel boven mij het beeld der eeuwige

reinheid,eu in die weldadige zou het beeld van het onuit‘

puttelijk leven der goddelijke heiligheid; en ik begrijp

de onwillekeurige beweging van den mensch, om, Wan

neer hij bidt, zijne oogen ten hemel te heffen, als om er

God te zoeken. Ik begrijp de wol‘stelingen in den

dampkring, het spel der wolken en de heftige bewegingen

van den wind. Ik zie er het zinnebeeld in van den ar

beid en den strijd der onzigtbare wereld daarboven om

deze wereld hier beneden tot zich te trekken en haren

tegenstand te overwinnen. Ik begrijp die duizenderleí

kleuren, door het licht des hemels geworpen op den

somberen en kleurloozen aardbodem. Zij toonen mij

het leven, zoo als dat altijd uit den dood te voorschijn

treedt. De gansche natuur wordt mij als één stelsel van zin

nebeelden, een stelsel niet uit mijne verbeelding ontstaan,

maar dat aldus ontdekt wordt ten gevolge der‘ meest

werkelijke ervaringen van het geestelijk leven, en dat

wederkeerig dient om mij deze ervaringen te doen ver

staan. En wel verre van met den dichter te zeggen, dat

allen beroofd zijn geworden om met die schatten eenen

enkelen te verrijken, zeg ik liever, met het woord van

mijnen God, dat de rijkdom van dien éénen ten voor

deele komt van allen; dat wij door den rijkdom van dien

éénen te midden van den dood reeds het leven inademen,

in het huis der dienstbaarheid, reeds den warmen damp

kring van het vaderhuis gevoelen. Ja, wanneer wij ein‘

delijk schijnen te bezwijken; wanneer ons geloof, onze

hoop, onze liefde, ons van de ijskoude hand des doods

niet meer hebben kunnen verlossen; wanneer het hart

ophoudt te slaan, het oog breekt, de stem zwijgt; o,

Page 29: Natuur en Geest

190

ook dan zullen wij nog inwendige zintuigen hebben,

om, in die ijskoude hand, den warmen handdruk te voe

len’ van Hem,die volkomen zalig maakt, zintuigen, om

in die ziel, die stoffelijk is en onstofi‘elijk te gelijk,

andere stemmen op te vangen, dan die welke ons be

weenen, de stemmen namelijk die het eeuwig loflied aan

hefl'en, de akkoorden der liemelsehe harpen! Jezus heeft,

dewijl hij eeuwig blijft, een eeuwig priesterschap. Laat

ons dan met vertrouwen toetreden tot den troon der ge

nade! Laat ons toetreden, de sporen volgende van zijn

bloed! Onze hoogepriester in de hemelen, is ook onze

voorganger. Ziet daar den troost van onze rede: dat

wij zulk eenen hoogepriester hebben, die gezeten is, aan

de regter/mnd der Majesteit, in (te lzemeten. Amen.

Page 30: Natuur en Geest

—“—’—v"-I‘—’

Page 31: Natuur en Geest

__ „A __ _A_|_.—.._—._ ——.A‚‚___î‚

Van deze reeks Leerredenen , door D. CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE, bevat:

N". 1. NAVOLGERS GODS. Leerrede over Efeze v = 1 en 2.

1’ 2. DES DOOPERS GETUIGENIS. Leerrede over Joli.III: 29.

Î ” 3. DE GROOTE BLIJ DSCHAP. Kerstpreek over Luk.1I: 8-12.

l „ 4. WAT VOORBIJ GAAT, EN WAT NIET. Leerrede over

Matth. XXIV : 35.

‘I 5. DE LIEFDE GODS. Leerrede over Johannes III : 16.

I’ 6. BIECHT EN ABSOLUTIE. Lijdenspr. over Matth. 27 2534‘26.

” 7. ‘VROUW! WAT WEENT GIJ?” Paaschpr. 0. Job. 20 : 11‘18.

Bij de uitgevers dezes ziet mede het licht:

ì BIJBELSTUDIÈN.

MAANDSCHRIFT l

DOOR ;

D. UIIAN'I‘EPIE DE LA SAUSSAYE. j

Prijs per jam’gang öij inteekening f 3.60. l

lW Van den eersten jaargang zijn nog eenìge weinige exemplaren

tegen mteekeningsprijs te bekomen. De 8° aflevering van den twee

den jaargang is reeds verschenen.

EEN WOORD VAN TOELICHTING.

Naar aanleiding der recensie van Dr. A. Pierson ‚ over

de inaugureeie oratie van Dr. J. I. Doedes‚

noon É

11. ÜHÀN'I‘EPIE HE LP. SÀIISSÀYE. .

Pì‘ijs f 0.90.

“LA CPÈISE RELIGIE’ÜSE EN HÙLLÀHDE.

äolu’enil‘s ct impressions.

D. OHANTEPIE DE LA SAUSSAYE.

Pì‘ijs f 200.

HET. PORTRET ‚VAN iDEN ÏVELEEIÜV. ZEER GEL. HEER l‘

D. CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE,

op royaal chinee‘eh papier

is ad f 1.50 verkrijgbaar j

bij den uitgever P. ENGELS te Leyden en zijne korrespondenten.

ll

DRUK VAN DE BREUK & SMITS.

Page 32: Natuur en Geest
Page 33: Natuur en Geest
Page 34: Natuur en Geest
Page 35: Natuur en Geest

Page 36: Natuur en Geest
Page 37: Natuur en Geest

. ‚__ . —...J. _..'

Page 38: Natuur en Geest
Page 39: Natuur en Geest

"’‚2„‚