· n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # +...

40
OVER DE BASIS VAN HET BELEGGEN “Twee logische vragen die iedere belegger zich zou moeten stellen, zijn: 1. Waar gaat het nu werkelijk om bij het beleggen? en, 2. Wat voegen beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders daaraan toe? In dit helder geschreven boek treft u het antwoord aan op deze vragen. Hierdoor weet de particuliere belegger na het lezen van dit boek ruim voldoende om verstandige beslissingen te nemen over het zelf beleggen (of laten beleggen) van zijn of haar vermogen. Daarnaast is dit boek ook een absolute aanrader voor de financieel adviseur die echt het beste voor de klant wil.” - René de Jonge, Financieel Adviseur “De schrijver maakt glashelder duidelijk dat veel zogenaamde beurswaarheden de toets der kritiek niet kunnen doorstaan en dat met name de toekomstige waarde van het bedrijf en de kwaliteit van het management bepalend zijn. Dit boek leert je deze realiteit onder ogen te zien en daar naar te durven handelen. Aan de hand van citaten, voorbeelden en grafische weergaven onderbouwt de auteur een helder betoog. Kortom een eye openend boek.” - Marc Derks, Senior Tax Consultant

Transcript of  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # +...

Page 1:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

OVER DE BASIS VAN HET BELEGGEN

“Twee logische vragen die iedere belegger zich zou moeten stellen, zijn:

1. Waar gaat het nu werkelijk om bij het beleggen? en,

2. Wat voegen beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders

daaraan toe?

In dit helder geschreven boek treft u het antwoord aan op deze vragen.

Hierdoor weet de particuliere belegger na het lezen van dit boek ruim

voldoende om verstandige beslissingen te nemen over het zelf beleggen

(of laten beleggen) van zijn of haar vermogen. Daarnaast is dit boek ook

een absolute aanrader voor de financieel adviseur die echt het beste voor

de klant wil.”

− René de Jonge, Financieel Adviseur

“De schrijver maakt glashelder duidelijk dat veel zogenaamde

beurswaarheden de toets der kritiek niet kunnen doorstaan en dat met

name de toekomstige waarde van het bedrijf en de kwaliteit van het

management bepalend zijn. Dit boek leert je deze realiteit onder ogen te

zien en daar naar te durven handelen. Aan de hand van citaten,

voorbeelden en grafische weergaven onderbouwt de auteur een helder

betoog. Kortom een eye openend boek.”

− Marc Derks, Senior Tax Consultant

Page 2:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

“Dit boek is zeker een aanrader. Het is prettig geschreven en goed te

begrijpen. Het geeft je niet alleen zeer handige tips en deskundig advies

over de onvoorspelbaarheid van de beurs, maar neemt je ook mee op reis

naar het verleden. Zo boeide de schrijver mij ontzettend met feitjes en

weetjes over de geniale economen en winnaars van de Nobelprijs die als

belegger hard onderuit gingen. En ik weet zeker dat het verhaal van de

‘beursgorilla’ Jacko de lezer hardop zal doen lachen, net zoals ik in een

overvolle tram richting werk. Dit boek is een aanrader!”

− Cheryl Vilt, Project Assistente

Page 3:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

v

INHOUDSOPGAVE

UITGEBREID

VOORWOORD VAN JAAP KOELEWIJN XVIII DOEL, VORM EN GEBRUIK VAN DIT BOEK XX REPRODUCTIERECHTEN XXVIII

DEEL I – HOE HET VERMOGEN TE SPREIDEN

TER INLEIDING 3

de te verwachten liquiditeit 4

het maximaal neerwaartse koersrisico 4

de te verwachten hersteltermijn 7

het gemiddeld te verwachten rendement 8

samenvattend 12

DE BELANGRIJKSTE EIGENSCHAPPEN VAN DE VERSCHILLENDE

VERMOGENSCATEGORIEËN 13

cash 16

de te verwachten liquiditeit 16

het maximaal neerwaartse koersrisico 17

geen risico onder het depositogarantiestelsel 17

wel risico voor cashtegoeden thuis 18

de te verwachten hersteltermijn 18

het gemiddeld te verwachten beleggings- en koopkrachts-rendement 18

het in het verleden behaalde beleggingsrendement 19

het in het verleden behaalde koopkrachtsrendement vóór belastingen 20

het in de toekomst gemiddeld te verwachten beleggings- en koopkrachtsrendement 20

Page 4:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

vi

obligaties (inclusief deposito’s) 22

de te verwachten liquiditeit 23

obligaties 23

bankdeposito’s 23

het maximaal neerwaartse koersrisico 24

obligaties 24

veranderingen in de marktrente 25

het inflatierisico 25

het faillissementsrisico 28

resterende loopduur 31

bankdeposito’s 33

de te verwachten hersteltermijn 34

staatsobligaties 34

bedrijfsobligaties 34

het gemiddeld te verwachten beleggings- en koopkrachts-rendement 35

Nederlandse (investment grade) staatsobligaties 36

het in het verleden behaalde beleggingsrendement 36

het in het verleden behaalde koopkrachtsrendement vóór belastingen 37

het in de toekomst gemiddeld te verwachten beleggings- en koopkrachtsrendement 37

investment grade bedrijfsobligaties 39

het in de toekomst gemiddeld te verwachten beleggings- en koopkrachtsrendement 39

speculative grade obligaties 40

deposito’s 41

conclusie 42

aandelen 44

de te verwachten liquiditeit 46

het maximaal neerwaartse koersrisico 46

de te verwachten hersteltermijn 49

het gemiddeld te verwachten beleggings- en koopkrachts-rendement 49

het in het verleden behaalde beleggingsrendement 50

het in het verleden behaalde koopkrachtsrendement vóór belastingen 54

het in de toekomst gemiddeld te verwachten beleggings- en koopkrachtsrendement 55

conclusie 56

vastgoed 58

de te verwachten liquiditeit 60

het maximaal neerwaartse koersrisico 63

One Hundred Years of Land Values in Chicago (1830 – 1933) 64

Page 5:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

vii

US Real Estate Activity (1795 – 1973) 68

Property and the economic cycle: building cycles revisited (1945 – 1992) 69

House Prices and Fundamentals: 355 Years of Evidence (1650 – 2005) 71

conclusie 76

de te verwachten hersteltermijn 77

het gemiddeld te verwachten beleggings- en koopkrachts-rendement 78

vastgoedportefeuille Amerika 79

woningmarkt Nederland 79

het in het verleden behaalde beleggingsrendement 79

prijsstijging 80

opbrengsten uit verhuur 83

het in het verleden behaalde koopkrachtsrendement vóór belastingen 84

het in de toekomst gemiddeld te verwachten beleggings- en koopkrachtsrendement 88

conclusie 91

diverse alternatieve beleggingen 92

oude wijn in nieuwe vaten 92

macro investing 95

event driven investing 95

value driven investing 95

absolute return investing 98

venture capital investing 98

private equity investing 98

momentum investing 99

conclusie 101

werkelijke alternatieven 103

grondstoffen 105

de meest verhandelde grondstoffen bij elkaar in een index 107

agrarische producten: mais 108

metalen: koper 109

brandstoffen: olie 111

edelmetalen: goud en zilver 112

tot besluit 113

valuta’s 114

de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro 115

de Japanse yen ten opzichte van de euro 117

kunst 121

klassieke auto’s (i.c. Ferrari’s) 125

conclusie 126

Page 6:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

viii

TWEE MANIEREN OM UW VERMOGEN TE SPREIDEN 128

academisch en ingewikkeld 130

correlatie-coëfficiënten 130

simpel en praktisch 134

conclusie 138

EINDNOTEN 142

DEEL II – WAARIN TE INVESTEREN

TER INLEIDING 157

ZELF UW INDIVIDUELE DEELBELANGEN SELECTEREN 159

alternatieve beleggingen en vastgoed 159

alternatieve beleggingen 159

vastgoed 160

bouwkundig advies 161

financieel advies 162

hulp bij het onderhandelen 162

hulp bij de financiering 163

praktische oplossingen 165

aandelen 169

het juiste management 170

het juiste management: de verhouding tot de aandeel- houders en de eigen taakopvatting 171

historisch en juridisch perspectief 171

financieel perspectief 172

de dagelijkse praktijk is vaak anders 176

het juiste management: de samenstelling ervan 179

het juiste product 181

de juiste financiële situatie 184

financiële kenmerken van het juiste management 186

het nakomen van de eigen toekomstplannen en -targets 186

weinig incidentele tegenvallers 187

een goed herinvesteringsrendement 188

een doordacht dividendbeleid 190

een verantwoord terugkoopbeleid van de eigen aandelen 191

financiële kenmerken van het juiste product 192

goede omzetgroei 192

lage kapitaalintensieve productie 193

obligaties 196

van wie? 196

met welke resterende looptijd? 197

Page 7:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

ix

DE SELECTIE OVERLATEN AAN EEN ANDER 202

welke vorm van beleggingshulp te kiezen? 203

vermogensadvies 203

vermogensbeheer 204

fondsbeheer 204

passief beheerde indexfondsen 205

actief beheerde beleggingsfondsen 207

persoonlijk vermogensbeheer 208

de kosten versus de baten 210

de te verwachten kosten 211

Total Expense Ratio 212

het kosteneffect op uw rendement 213

de te verwachten baten 218

conclusie 227

de eerste en de derde beleggingsvraag 229

de eerste beleggingsvraag 230

de derde beleggingsvraag 233

EINDNOTEN 235

KLEURENKATERN 247

DEEL III –WANNEER TE KOPEN EN TE VERKOPEN

TER INLEIDING 251

DE MARKT VERSUS DE BELEGGER 253

het koersverloop 253

rationaliseren en vervolgens voorspellen van het koersverloop 253

de markt gebruiken als een op hol geslagen veilingklok 256

emotionele en psychische struikelblokken 258

Gambler’s fallacy 259

Self-serving bias 261

Selective exposure 262

Selective perception 262

Hindsight bias 263

Lake Wobegon effect 264

gestruikelde beleggers 265

Sir Isaac Newton (1643 – 1727) 266

Vilfredo Pareto (1848 – 1923) 267

Irving Fisher (1867 – 1947) 267

John Maynard Keynes (1883 – 1946) 269

Sidney S. Alexander (1916 – 2005) 270

Page 8:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

x

Robert C. Merton (1944 – heden) en Myron S. Scholes (1941 – heden) 271

Joseph E. Granville (1923 – heden) 274

The Beardstown Ladies (1983 – heden) 274

lange termijn beleggingssucces: feit of fictie? 275

conclusie 282

VALUE INVESTING 284

value investing: niet mogelijk bij cashtegoeden en deposito’s 285

value investing: een aantal algemene opmerkingen 286

twee belangrijke nadelen 286

het margin-of-safety principe 288

kans op toekomstige koopjes op de beurs 289

kans op later koersherstel 290

value investing: wel mogelijk bij obligaties, aandelen, vastgoed en alternatieve beleggingen 291

obligaties 291

de intrinsieke waarde van een obligatie 291

de beurswaarde van een obligatie 298

het moment van aan- en verkoop van een obligatie 300

obligatiebelegging met weinig tot geen risico 300

obligatiebelegging met risico 301

aandelen 303

de intrinsieke waarde van een aandeel 303

het huidige vermogensdeel 305

waardering tegen de liquidatiewaarde 305

waardering tegen de balanswaarde 306

waardering tegen de vervangingswaarde 307

conclusie 309

het toekomstige vermogensdeel 310

waarschuwing 315

inschatten van de toekomstige winstontwikkeling 317

de contante waarde op basis van het toekomstige eigen vermogen 319

de contante waarde op basis van de te verwachten jaarwinst 322

samenvatting 327

de beurswaarde van een aandeel 329

Tobin’s q 330

berekening van de vervangingswaarde 331

het moment van aan- en verkoop van een aandeel 335

het moment van aankoop 335

Page 9:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xi

het aankopen van een actief of passief beheerd aandelenfonds 335

het aankopen van individuele aandelen 338

het moment van verkoop 340

vastgoed 342

de intrinsieke waarde van vastgoed 342

het huidige vermogensdeel: de nieuwbouwkosten 342

het toekomstige vermogensdeel: de te verwachten huuropbrengsten 344

de marktwaarde van vastgoed 345

de lange termijn verhouding tussen de huisprijzen en het jaarloon 346

de lange termijn verhouding tussen de huisprijzen en de huuropbrengsten 350

het moment van aan- en verkoop van vastgoed 357

het moment van aankoop 358

het moment van verkoop 359

alternatieve beleggingen 360

oude wijn in nieuwe vaten 360

de intrinsieke waarde 360

‘Net Asset Value’ (NAV) van een hedgefund 361

intrinsieke waarde van een hedgefund 361

de marktwaarde 362

het moment van aan- en verkoop 362

het moment van aankoop 363

het moment van verkoop 364

werkelijke alternatieven 364

het moment van aan- en verkoop 365

een alternatief voor value investing: Euro Averaging 367

de methode zelf 367

het moment van aankoop 367

het moment van verkoop 368

de garantie 368

bewijs van het succes 368

voorbeeld 1: regelmatig een vast bedrag investeren in een stijgende markt 369

voorbeeld 2: regelmatig een vast bedrag investeren in een dalende markt 370

nadelen aan de uitvoerbaarheid 371

het genoten voordeel is relatief in plaats van absoluut 371

toepassing vereist een lange termijn beleggingshorizon 372

beginkeuzes zijn moeilijk ongedaan te maken 372

conclusie 373

Page 10:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xii

EINDNOTEN 375

TOT BESLUIT 393 DANKBETUIGING 395

APPENDIX 399

OVER DE ACHTERGRONDEN VAN DIT BOEK 407 EINDNOTEN 415

LITERATUURLIJST 419 TREFWOORDENREGISTER 427 OVER DE AUTEUR 447

Page 11:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xiii

REGISTER

TERZIJDES, TABELLEN EN GRAFIEKEN

TERZIJDES:

∗∗∗∗ bepalen van uw risicotolerantie 5

∗∗∗∗ herstel van een geleden koersverlies 8

∗∗∗∗ maximalisatie van uw spaarrente 16

∗∗∗∗ bijzondere obligatievarianten 22

∗∗∗∗ oorzaken van inflatie 26

∗∗∗∗ berekening van de nieuwe obligatiekoers 30

∗∗∗∗ duration 31

∗∗∗∗ obligaties in vreemde valuta 32

∗∗∗∗ certificaten en bijzondere aandelen 45

∗∗∗∗ aandelen als investering voor uw pensioen 51

∗∗∗∗ aandelen in tijden van hoge inflatie 54

∗∗∗∗ de gevolgen van leverage 58

∗∗∗∗ het verband tussen de vastgoedcyclus en de economische cyclus 61

∗∗∗∗ de uitgekomen vastgoedvoorspelling van Barras 70

∗∗∗∗ de vastgoedcyclus in extremis 75

∗∗∗∗ vastgoed in tijden van hoge inflatie 87

∗∗∗∗ van werkelijke hedgefunds met een beperkt risico naar hedgefunds met een zeer hoog risico

94

∗∗∗∗ short-sellers: vloek of zegen? 96

Page 12:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xiv

∗∗∗∗ technische analyse: feit of fictie? 99

∗∗∗∗ wisselkoersrisico’s en koopkrachtsbehoud van diverse valuta ten opzichte van de dollar

117

∗∗∗∗ het effect van vermogensspreiding op de risico/rendementsverhouding van uw vermogen

129

∗∗∗∗ de lange termijn correlaties tussen de verschillende vermogenscategorieën

132

∗∗∗∗ risicoprofielen: een standaardantwoord op een persoonlijke beleggingsvraag

136

∗∗∗∗ een praktisch voorbeeld van vermogensspreiding 139

∗∗∗∗ welke financiële gegevens zijn van belang - deel 1: het interpreteren van de jaarrekening

184

∗∗∗∗ berekening van het herinvesteringsrendement 189

∗∗∗∗ welke financiële gegevens zijn van belang - deel 2: solvabiliteit en liquiditeit

194

∗∗∗∗ zelf doen: hoeveel spreiding aan te brengen binnen een vermogenscategorie?

198

∗∗∗∗ definitie en samenstelling van een beursindex 206

∗∗∗∗ buitenlandse aandelen en het valutarisico 207

∗∗∗∗ rente-op-rente effect 213

∗∗∗∗ relatief rendement versus absoluut rendement 221

∗∗∗∗ survivorship bias 226

∗∗∗∗ gokken: toch misschien zo gek nog niet… 228

∗∗∗∗ persoonlijk vermogensbeheer: een in twee delen opgesplitst vermogen

231

∗∗∗∗ zo schijnbaar voorspelbaar ziet toeval er uit 254

∗∗∗∗ emotie-armband voor professionele daghandelaren 259

∗∗∗∗ selective perception: verblind zonder het door te hebben 263

∗∗∗∗ de contante waarde van een toekomstige euro 296

∗∗∗∗ twee problemen bij het berekenen van een waarde per aandeel 304

∗∗∗∗ contant maken van een toekomstige beurswaarde: een voorbeeld 322

∗∗∗∗ een betere en meer wenselijke oplossing 337

∗∗∗∗ de financiële risico’s van deelname in het eigen vermogen van een bedrijf

341

∗∗∗∗ de koers/winstverhouding in de aandelenmarkt 351

Page 13:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xv

TABELLEN:

1 hoogste en laagste beleggingsrendement op cashtegoeden (1926 – 2009);

19

2 hoogste en laagste beleggingsrendement op kortlopende staatsobligaties (1926 – 2009)

36

3 hoogste en laagste beleggingsrendement op langlopende staatsobligaties (1926 – 2009)

37

4 te verwachten lange termijn beleggingsrendement en netto koopkrachtsrendement bij investering in deposito’s en obligaties

43

5 hoogste en laagste beleggingsrendement op large cap aandelen (1926 – 2009)

50

6 hoogste en laagste beleggingsrendement op small cap aandelen (1926 – 2009)

50

7 jaaroverzicht total return beleggingsrendement S&P 500 (1926 – 2009)

53

8 te verwachten lange termijn beleggingsrendement en netto koopkrachtsrendement bij investering in cash, deposito’s, obligaties en aandelen

57

9 maximaal neerwaarts prijsrisico Nederlandse woningmarkt (1650 – 2005)

73

10 lange termijn huisprijsstijgingen in Nederland inclusief inflatie (1650 – 2005)

82

11 lange termijn huisprijsstijgingen in Nederland in- en exclusief inflatie (1650 – 2005)

87

12 te verwachten lange termijn beleggingsrendement en netto koopkrachtsrendement bij investering in cash, deposito’s, obligaties, vastgoed en aandelen

91

13 te verwachten lange termijn beleggingsrendement en netto koopkrachtsrendement bij investering in cash, deposito’s, obligaties, kunst, vastgoed en aandelen

127

14 de lange termijn correlaties tussen de verschillende vermogenscategorieën

133

15 gemiddeld te verwachten kosten van vermogensbeheer 212

16 hoofdsomrente versus rente-op-rente 214

Page 14:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xvi

17 rente-op-rente effect 215

18 jaarlijks beleggingsrendement van Jacko versus de AEX (2000 – 2010)

229

19 de door S&P gebruikte kredietwaarderingen en een aantal bijbehorende renteopslagen ter compensatie van het faillissementsrisico

401

20 oplopend faillissementpercentage per S&P kredietwaardering (1981 – 2009)

403

21 percentage verslechteringen en verbeteringen van de kredietwaardigheid gedurende 1, 3, 5 en 7 jaar (1981 – 2009)

405

GRAFIEKEN:

1 verloop rentecurve bij naar verwachting in de toekomst gelijkblijvende, afnemende of toenemende inflatie

27

2 grondprijzen in Chicago in relatie tot: (1) de bouwactiviteit, en (2) de economische activiteit

65

3 grondprijzen in Chicago in relatie tot: (1) de verkoopactiviteit, en (2) de industriële activiteit

66

4 activiteit in de Amerikaanse vastgoedsector (1795 – 1973) 68

5 nominale huur- en huisprijsontwikkeling in Nederland (1650 – 2005)

72

6 nominale huur- en huisprijsontwikkeling in Nederland (1650 – 2005)

80

7 consumentprijsindex (CPI) Nederland (1650 – 2005) 85

8 koopkrachtsrendement in huren en huisprijzen vóór belastingen en kosten (1650 – 2005)

86

9 CRB Index (1956 – 2009) 107

10 prijsverloop van mais (1963 – 2009) 108

11 prijsverloop van koper (1900 – 2009) 109

12 prijsverloop van olie (1955 – 2009) 111

13 prijsverloop van goud (1963 – 2009) 112

14 prijsverloop van zilver (1963 – 2009) 113

Page 15:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xvii

15 waarde van de dollar ten opzichte van de euro (2000 – 2010) 115

16 waarde van de yen ten opzichte van de euro (2000 – 2009) 117

17 wisselkoersveranderingen van het Britse pond, de euro, de Japanse yen en de chinese yuan ten opzichte van de Amerikaanse dollar (1900 – 2010)

118

18 lange termijn koopkrachtswaarde van onder andere goud, de Zwitserse frank, de Amerikaanse dollar, de Japanse yen, het Britse pond en de euro binnen de Amerikaanse economie (1913 – 2004)

120

19 Mei Moses All Art Index (1875 – 1999) 122

20 totaal beleggingsrendement S&P 500 vergeleken met het beleggingsrendement van de Mei Moses All Art Index (1958 – 2008)

124

21 prijsontwikkeling van een vijftal klassieke Ferrari’s (1985 – 2011)

126

22 het effect van vermogensspreiding op de risico/rendementsverhouding van uw vermogen

129

23 het effect van vermogensspreiding op de volatiliteit binnen één vermogenscategorie

199

24 kosteneffect op uw eindvermogen over een beleggingshorizon van 10 jaar

217

25 10.000 worpen met een perfect gebalanceerde munt 254

26 de dagelijkse emoties bij het beleggen 258

27 Tobin’s q in de praktijk (1900 – 2002) 331

28 Tobin’s Equity q tot en met 2010 334

29 de huisprijs/loonverhouding in de VS (1975 – 2008) 348

30 de huisprijs/loonverhouding in Engeland (1992 – 2008) 349

31 Tobin’s Equity q en CAPE vergeleken 353

32 de huisprijs/huurverhouding voor de woningmarkt in de VS (1970 – 2007)

354

33 de huur/huisprijsverhouding voor de woningmarkt in Nederland (1825 – 2005)

356

Page 16:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xviii

VOORWOORD VAN JAAP KOELEWIJN

BETER BELEGGEN

De beleggingswereld is in een periode van tien jaar ingrijpend veranderd.

De aandelenmarkt steeg in de periode vanaf 1981 tot en met 2000 vrijwel

onophoudelijk. Natuurlijk, er waren wel korte periode van terugval. In

1987 was er voor de eerste keer sprake van een crash. Maar dankzij de

hulp van Alan Greenspan werden de beleggers gered. Hij pompte op grote

schaal goedkoop geld in het financiële systeem, waardoor er een

wonderbaarlijk herstel plaats kon vinden. Hetzelfde gebeurde in 1998.

Wat begon als klein probleem in een klein land – Thailand – ontaardde in

een wereldwijde crisis. Ook nu hielp Greenspan met een reeks

renteverlagingen ons uit de brand. Daardoor konden de koersen bijna

twintig jaar lang ongebreideld stijgen.

Waren er dan geen voortekenen dat het fout zou gaan? Jazeker, daar had

diezelfde Greenspan al in 1996 voor gewaarschuwd. Hij wees op de

irrationele overdrijving die de beleggers in haar greep had. Het mocht

niet baten. Na 1996 ontstond er een hype op de aandelenmarkten. De

aandelen van internet en technologiebedrijven explodeerden en de

koersen vertoonden geen enkele relatie meer met de realiteit. Dat

weerhield de beleggers er niet van om massaal in bedrijven te stappen die

achteraf gebakken lucht verkochten. Beleggers wisten misschien wel dat

ze onverantwoorde risico’s namen, maar ze deden het toch in de hoop

slimmer te zijn dan de andere beleggers.

Page 17:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xix

De internethype ontaardde in een sterke daling van de wereldwijde

aandelenmarkten. Die ging gepaard met een ongekend aantal schandalen.

Ogenschijnlijk succesvolle ondernemingen bleken beleggers stelselmatig

misleid te hebben. Enron, Worldcom, Ahold, Parmalat en Shell: de namen

staan in onze geheugens gegrift.

Beleggers hebben een kort geheugen. Na 2000 raakten de

aandelenmarkten verslaafd aan goedkoop geld. De banken verkochten de

beleggers op grote schaal rommelhypotheken. Ze geloofden de ratings en

ze dachten opnieuw slimmer te zijn dan ze werkelijk waren. Ook nu

waren er voortekenen. De verhouding tussen risico en rendement was –

evenals in de jaren negentig – volstrekt zoek.

Waarom negeren beleggers de slechte voortekenen? Dit boek gaat er

uitvoerig op in. Er is geen gouden tip, er is geen manier om de markt te

verslaan. Je kunt wel als belegger leren kritisch te kijken. Naar de

markten, naar indicatoren en vooral naar jezelf. Goed beleggen is een

kwestie van zelfkennis en zelfbeheersing. Een goede belegger kent zijn

grenzen en probeert tijdig bij te sturen. Dit is geen garantie voor succes.

Maar nuchter naar de feiten kijken kan wel helpen ongelukken te

voorkomen. Goed beleggen is een kwestie van vallen en opstaan. Wie wat

minder vaak valt, hoeft ook minder vaak op te staan.

Den Dolder, 21 oktober 2011

Jaap Koelewijn

(Financieel Denkwerk;

Hoogleraar Nyenrode;

Columnist voor het Financieel Dagblad)

Page 18:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xx

DOEL, VORM EN GEBRUIK VAN DIT BOEK

DOEL

IT BOEK DIENT TWEE doelen, te weten:

1. het bij elkaar brengen van zoveel mogelijk objectieve informatie

over cash, (spaar)bankrekeningen, deposito’s, aandelen,

obligaties, vastgoed en alternatieve beleggingen; en,

2. het presenteren van al deze informatie op een toegankelijke,

grondige en begrijpelijke wijze.

Op beide punten schieten de meeste beleggingsboeken tekort: ze zijn

ofwel te subjectief en daardoor onvolledig en onbetrouwbaar, of ze zijn

dermate academisch en gespecialiseerd dat ze de particuliere belegger

weinig houvast bieden bij het op praktische wijze beheren van zijn

vermogen.

D

Page 19:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xxi

VORM

DRIE DELEN: HOE, WAARIN, WANNEER

Ton van Poelgeest van uitgeverij Elmar leverde de eerste bijdrage aan het

vinden van de juiste vorm voor dit boek. Hij deed dit door te opperen het

boek te schrijven alsof ik aan een vriend vertelde waar hij bij het beleggen

op moest letten. Dit klonk als een goed en logisch idee, maar de

uitwerking ervan in boekvorm leidde tot een aantal praktische

problemen.

Deze praktische problemen verdwenen bij herlezing van het boek

‘Pioneering Portfolio Management’ van David F. Swensen, de beheerder

van het succesvolle Yale University Endowment Fund. In zijn boek merkt

Swensen namelijk op dat iedere beleggingsbeslissing welbeschouwd

neerkomt op het beantwoorden van de volgende drie beleggingsvragen:i

1. hoe het totale vermogen te spreiden over de verschillende

vermogenscategoriën;

2. waarin te investeren binnen een vermogenscategorie; en,

3. wanneer te kopen en te verkopen.

Door de opzet voor dit boek vervolgens op te delen in drie afzonderlijke

delen en per deel één voor één deze drie beleggingsvragen te

beantwoorden, ontstond de benodigde overzichtelijkheid om dit boek te

kunnen schrijven als een goed gesprek tussen vrienden. Een goed gesprek

dat hier en daar onderbroken wordt door in aparte tekstkaders geplaatste

terzijdes in de hoofdtekst en met de losse gedachten, opmerkingen en

verwijzingen verzameld in de voetnoten.

Page 20:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xxii

GEBRUIK

DOELGROEP

Dit boek is geschreven voor iedere belegger, zowel ervaren als onervaren,

die op zoek is naar een compleet, begrijpelijk en gemakkelijk toegankelijk

overzicht van de mogelijkheden, risico’s en rendementen van het

beleggen in de verschillende vermogenscategoriёn.

Dat wil echter niet zeggen dat dit ook een qua inhoud gemakkelijk boek is.

Sterker, dat is het in een aantal hoofdstukken zeer zeker niet.

De onervaren belegger raad ik daarom aan om bij de eerste lezing van dit

boek de te moeilijke onderwerpen in met name voetnoten en terzijdes

nog even links te laten liggen. De ervaren belegger (en de beginnende

belegger die dit boek voor de tweede keer leest) kan het vervolgens

gebruiken zoals hem of haar goeddunkt, waaronder: ter verdere

verdieping, aanvulling of toetsing van de eigen kennis, als naslagwerk

en/of als bron van verder studiemateriaal via de bronvermeldingen en

publicatiegegevens in de eindnoten en de literatuurlijst.

DEFINITIES VAN DE GEBRUIKTE BEGRIPPEN

Anders dan bijvoorbeeld in het recht en in de medische wetenschap,

bestaat er binnen het beleggen en de financiële economie geen

eensgezindheid omtrent de betekenis van belangrijke begrippen.

Iedereen weet vaak wel ongeveer wat er bedoeld wordt, maar per

schrijver, per belegger en per situatie kan de concrete inhoud van een

begrip toch sterk verschillen.

Met name marketingafdelingen ge- en misbruiken dit grijze gebied in de

betekenis van belangrijke begrippen. Twee duidelijke voorbeelden

Page 21:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xxiii

daarvan zijn het gebruik van de term ‘hedgefund’ en de definitie van de

korte, middellange en lange termijn. Omdat ik hedgefunds uitgebreid in

het eerste deel van dit boek bespreek, beperk ik mij hier tot de korte,

middellange en lange termijn.

De vrije en daardoor vaak verwarrende wijze waarop de termen korte,

middellange en lange termijn regelmatig gebruikt worden, blijkt

waarschijnlijk het beste uit het volgende voorbeeld. Een aantal jaar

geleden kreeg ik een vermogensbeheercontract onder ogen (opgesteld

voor een beleggingsportefeuille welke volledig uit aandelen bestond)

waarin een gerenommeerde Nederlandse vermogensbeheerder de

overeengekomen lange termijn beleggingshorizon definieerde als ‘vier

jaar of langer’. In het voordeel van deze vermogensbeheerder pleit dat

men de moeite nam om in ieder geval duidelijk te zijn over wat men

bedoelde met de beweerdelijke lange termijn. In het nadeel van deze

beheerder is echter dat wat aandelen betreft een beleggingshorizon van

vier jaar, vijf jaar of zelfs zes jaar of langer nog op geen enkele wijze te

kwalificeren valt als een beleggingshorizon voor de lange termijn, zoals u

in het eerste hoofdstuk van dit boek zult zien.

De hiervoor aangehaalde Swensen stelt over deze vrije invulling van de

lange termijn:ii

“The universality with which investors proclaim themselves long term in

orientation matches only the startling degree to which short term thinking

drives investor decisions. Perhaps human nature dictates that short-term

issues overwhelm long-term considerations. Time horizons shrink with the

desire for immediate gratification and the competitive need to win.”iii

Om dit soort begripsverwarring verder te voorkomen zal ik in dit boek

telkens, waar nodig, expliciet aangeven hoe ik een begrip gebruik.

Voor wat betreft de invulling van de korte, middellange en lange termijn

kan het geen kwaad om dat nu alvast te doen.

Page 22:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xxiv

Op grond van:

∗∗∗∗ de in het eerste hoofdstuk te bespreken lange termijn

eigenschappen van de verschillende vermogenscategoriën; en

gegeven,

∗∗∗∗ het bestaan en de looptijd van verschillende, in dit boek verder

niet te bespreken, conjuntuurcycli in de reële economie,

bedoel ik met de korte, middellange en lange termijn het volgende:

GEBRUIK VAN ENGELSE BEGRIPPEN

Met het oog op de praktische bruik- en leesbaarheid van dit boek, heb ik

er voor gekozen om de Engelse begrippen onvertaald te laten. De eerste

keer zet ik ze tussen enkele haken, maar daarna gebruik ik deze Engelse

begrippen dus alsof het normale Nederlandse woorden zijn.

GEBRUIK VAN CITATEN

Met betrekking tot de onderwerpen die iemand anders al beter, mooier

en/of vollediger formuleerde dan ik dat kan, heb ik er voor gekozen om

die versie voorrang te geven boven mijn eigen verwoording. De

desbetreffende formuleringen treft u in de tekst aan als cursief gedrukte

citaten.

In de meeste, zo niet: alle, gevallen betreffen dit citaten in de Engelse taal.

Omdat het Engels van de meeste Nederlanders ruim voldoende is om deze

citaten te begrijpen heb ik ze onvertaald in de hoofdtekst opgenomen.

korte termijn 0 - 5 jaar

middellange termijn 6 - 10 jaar

lange termijn 11 - 20⁺ jaar

Page 23:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xxv

Voor de volledigheid verstrek ik niettemin een vertaling van eigen hand in

de eindnoten. Ik heb daarbij gekozen voor een vrije vorm van vertalen

opdat kern, toon en strekking van de citaten zo goed mogelijk behouden

bleven. Ik heb verder voor een plaatsing tussen de eindnoten gekozen

omdat een plaatsing als voetnoot te veel paginaruimte in beslag neemt.

Voorzover er citaten in de voetnoten zijn opgenomen, heb ik die

onvertaald moeten laten. De reden daarvoor is dat het

tekstverwerkingsprogramma waar ik mee werkte geen verwijzing binnen

een voetnoot naar de eindnoten toeliet. Wellicht dat dit in een volgende

druk kan worden verholpen.

GEBRUIKTE VOORBEELDEN

De voorbeelden in dit boek heb ik geprobeerd zo tijdloos en begrijpelijk

mogelijk te houden. Daartoe heb ik het overwegend aan de werkelijkheid

ontleende cijfermateriaal afgerond en soms met een factor 10 of meer

verkleind. Dat heeft er toe geleid dat de uit de praktijk gehaalde

voorbeelden niet meer te traceren zijn naar hun oorspronkelijke

herkomst. Ik heb er in die gevallen daarom van afgezien om de herkomst

ervan te vermelden.

TERZIJDES: VERDIEPING EN VERDERE UITWERKING

De in aparte tekstkaders tussen de hoofdtekst geplaatste terzijdes

bevatten een variëteit aan onderwerpen welke zich voornamelijk laat

samenvatten als een verdieping en verdere uitwerking van de in de

hoofdtekst besproken onderwerpen.

Page 24:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xxvi

VOETNOTEN: EXTRA’S EN INTERNE VERWIJZINGEN

De voetnoten (aangegeven met behulp van alsvolgt gedrukte cijfers in de

hoofdtekst: ¹) bevatten overwegend losse opmerkingen en gedachtes

welke in de hoofdtekst en terzijdes zouden afleiden van de kern van het

boek, maar te leuk en/of te informatief zijn om onvermeld te laten.

Daarnaast gebruik ik de voetnoten voor verwijzingen binnen het boek

zelf. Hierdoor is de lezer in staat om de draad weer op te pakken als hij

die onverhoopt mocht kwijtraken.

De inhoud van de voetnoten treft u telkens onderaan de pagina aan.

EINDNOTEN: BRONNEN EN PUBLICATIEGEGEVENS VAN AANVULLEND STUDIEMATERIAAL

De eindnoten (aangegeven met behulp van alsvolgt gedrukte Romeinse

cijfers in de hoofdtekst: ͥ) bevatten hoofdzakelijk de publicatiegegevens

van boeken, artikelen en tijdschriften waarnaar ik direct of indirect

verwijs.

Deze boeken, artikelen en tijdschriften raad ik iedereen van harte aan die

zich meer wil verdiepen in de in dit boek behandelde onderwerpen. Met

dat doel voor ogen heb ik achterin dit boek tevens een uitgebreide

literatuurlijst opgenomen. Daarin staan niet alleen de boektitels vermeld

die ik voor dit boek heb gebruikt, maar tevens de boeken waarvan de

titels (en vervolgens, naar ik hoop, de inhoud ervan) de geïnteresseerde

lezer verder kunnen brengen bij het vinden van zijn eigen weg in een per

definitie onzekere financiële wereld.

Verder bevatten de eindnoten de vertalingen in het Nederlands van de in

dit boek gebruikte Engelse citaten.

Page 25:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xxvii

De eindnoten vindt u aan het einde van respectievelijk het eerste, tweede

en derde deel van dit boek en na de toelichting over de achtergronden van

dit boek.

TREFWOORDENREGISTER

Tot slot is er achterin het boek een uitgebreid trefwoordenregister

opgenomen. Dit vergemakkelijkt het gebruik van dit boek als naslagwerk.

Page 26:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xxviii

REPRODUCTIERECHTEN

ET PUBLICEREN VAN DIT boek was vanwege de vele reproducties in

eerste instantie letterlijk onbetaalbaar. Dit probleem is overwonnen

met de eenmalige ruimhartige medewerking van vrijwel alle

rechthebbenden op de in dit boek gebruikte reproducties.

Daarnaast heb ik er, waar mogelijk, voor gekozen zoveel mogelijk

openbare informatie te gebruiken. Met betrekking tot de tabellen en

grafieken waarvoor dat is gelukt maakte dat het vinden van de

rechthebbenden niet altijd even gemakkelijk. En ook de afdrukkwaliteit

bleek soms minder dan gewenst. Er is daarom zeer veel tijd gestoken in

het traceren en bereiken van de rechthebbenden en het, waar nodig,

digitaal oppoetsen van de uit openbare bronnen gebruikte reproducties.

Voor het merendeel van de reproducties is dit gelukt. Voor die enkele

reproducties waarvoor het niet is gelukt, bied ik hierbij mijn excuses aan.

Tevens verzoek ik in geval van een vermelding van de verkeerde

rechthebbende(n) zowel de werkelijke als de eventueel per abuis

aangewezen rechthebbende(n) dit zo snel mogelijk te melden. Een en

ander zal ik dan in een volgende druk herstellen.

H

Page 27:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

xxix

Page 28:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl
Page 29:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

DEEL I

HOE HET VERMOGEN TE SPREIDEN

“The longer you can look back,

the farther you can look forward.”

− Winston Churchill

Page 30:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl
Page 31:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

3

DEEL I

TER INLEIDING

E VIJF VERSCHILLENDE VERMOGENSCATEGORIEËN waarover u uw vermogen

kunt spreiden, zijn:

1. cash;

2. obligaties;

3. aandelen;

4. vastgoed; en,

5. alternatieve beleggingen.

Van deze groep gelden de eerste vier vermogenscategorieën als de

klassieke vermogenscategorieën. De relatief recent toegevoegde vijfde

categorie ‘alternatieve beleggingen’ vormt een qua inhoud nog weinig

vastomleinde restcategorie. Het verschilt daarom vaak per schrijver of de

verschillende onderdelen uit deze vijfde categorie als zelfstandige

vermogenscategorieën worden behandeld of niet. Ik heb er voor gekozen

de verschillende onderdelen van de alternatieve beleggingen als één

zelfstandige vermogenscategorie te behandelen. Dit omdat, zoals hierna

zal blijken, alternatieve beleggingen als categorie weliswaar zeer

interessant zijn, maar voor de particuliere belegger moeilijk tot niet

toegankelijk zijn. Maar daarmee loop ik vooruit op de inhoud van het

eerste hoofdstuk.

D

Page 32:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

DE BASIS VAN HET BELEGGEN

4

Teneinde de vijf verschillende vermogenscategorieën goed te kunnen

bespreken en onderling te kunnen vergelijken, is het eerst van belang om

in kaart te brengen welke eigenschappen ervan het belangrijkst zijn. Voor

een belegger zijn dit:

1. de te verwachten liquiditeit;

2. het maximaal neerwaartse koersrisico;

3. de te verwachten hersteltermijn;

4. het gemiddeld te verwachten rendement.

Deze vier eigenschappen zijn voor een belegger het belangrijkst omdat ze

bij elkaar genomen de kern raken van waar het in het beleggen om gaat:

het vinden van de meest optimale risico/rendementsverhouding. Ik zal

dat hieronder per eigenschap verder toelichten.

1. DE TE VERWACHTEN LIQUIDITEIT

De te verwachten liquiditeit is belangrijk omdat de meeste vermogens

bestaan uit een of meer vermogensdelen die op korte termijn nodig zijn,

en een of meer vermogensdelen die pas veel later nodig zijn. Bijvoorbeeld

vakantie-uitgaven en het aanschaffen van huishoudelijke apparatuur

versus het over twintig jaar kunnen financieren van het eigen pensioen.

Voor die vermogensdelen die op korte termijn nodig zijn, is investering

ervan binnen een vermogenscategorie met een slechte liquiditeit

buitengewoon onverstandig. U loopt dan immers het risico dat u uw

vermogen niet op tijd in cash om kunt zetten zodra u het nodig heeft.

2. HET MAXIMAAL NEERWAARTSE KOERSRISICO

Het maximaal neerwaartse koersrisico is van belang omdat het een

indicatie geeft van het ‘worst case scenario’.

Page 33:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

TER INLEIDING

5

Een worst case scenario komt in de praktijk gelukkig niet vaak voor.

Niettemin is het verstandig om uw beleggingen binnen een bepaalde

vermogenscategorie te verminderen zodra u op grond van uw

risicotolerantie tot de conclusie komt dat het voor die categorie geldende

worst case scenario financieel en/of emotioneel niet (of: niet meer)

draagbaar is.

BEPALEN VAN UW RISICOTOLERANTIE Sommige beleggers liggen al wakker bij het idee tien procent van hun oorspronkelijke vermogen permanent te verliezen, terwijl andere beleggers niet op- of omkijken als ze de helft of meer van hun vermogen verliezen. Als u behoort tot de eerste groep heeft u duidelijk een lage risicotolerantie, als u behoort tot de tweede groep dan heeft u een zeer hoge risicotolerantie. De meeste beleggers zitten echter tussen deze twee extremen in. De beste manier om uw risicotolerantie te bepalen is door bij iedere belegging even stil te staan bij de volgende drie onderwerpen:

1. het te verwachten beleggingsrisico; 2. uw beleggingshorizon; en, 3. uw compensatiemogelijkheden.

Het te verwachten beleggingsrisico Het te verwachten beleggingsrisico bepaalt u aan de hand van de eerste drie van de voor een belegger belangrijkste eigenschappen van een vermogenscategorie. Dat zijn:

∗∗∗∗ de te verwachten liquiditeit; ∗∗∗∗ het maximaal neerwaartse koersrisico; en, ∗∗∗∗ de te verwachten hersteltermijn van een belegging.

Zodra u onder geen enkele omstandigheid overweg kunt met het te verwachten risico zoals dat hieruit naar voren komt, moet u uw geld niet in de desbetreffende vermogenscategorie beleggen. Wellicht dat er een andere vermogenscategorie te vinden is die wat betreft het te verwachten beleggingsrisico beter aansluit bij uw risicotolerantie. Meestal zal de uitkomst echter niet zo duidelijk zijn. Alsdan is het van belang dat u eerst uw beleggingshorizon vaststelt. Uw beleggingshorizon Uw beleggingshorizon is de termijn die resteert tussen ‘nu’ en het moment waarop u uw belegde geld nodig heeft voor een voorgenomen uitgave. Uitgaande van een vaste einddatum wordt uw beleggingshorizon dus ieder jaar kleiner. (� )

Page 34:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

DE BASIS VAN HET BELEGGEN

6

Nadat u uw beleggingshorizon heeft vastgesteld, kijkt u opnieuw naar de te verwachten hersteltermijn van de vermogenscategorie waar u uw geld in wilt beleggen. Indien uw beleggingshorizon langer is dan de desbetreffende hersteltermijn, is de kans groot dat een eventueel vermogensverlies minder ernstig zal uitpakken dan het maximaal neerwaartse koersrisico doet vermoeden. Anders gezegd: hoe verder uw beleggingshorizon voorbij de te verwachten hersteltermijn reikt, hoe kleiner het risico op een permanent vermogensverlies. Daarnaast geldt dat hoe langer uw beleggingshorizon is, hoe minder risico u loopt bij een slechte liquiditeit van de belegging. U heeft bij een lange beleggingshorizon immers nog meer dan voldoende tijd om de belegging later weer in alle rust te verkopen. Nadat u het te verwachten beleggingsrisico zodoende aan de hand van uw beleggingshorizon heeft vertaald naar uw persoonlijke situatie, is het vervolgens aan u om te beslissen of u het zo in kaart gebrachte persoonlijke beleggingsrisico wilt en kunt nemen, of niet. Bij het nemen van die beslissing is het behulpzaam om te weten wat u zou kunnen en willen doen indien de belegging onverhoopt toch eindigt met een permanent geheel of gedeeltelijk vermogensverlies. Om daar achter te komen dient u aandacht besteden aan uw compensatiemogelijkheden. Uw compensatiemogelijkheden Hoe meer compensatiemogelijkheden u heeft en bereid bent om te nemen na een eenmaal geleden vermogensverlies, hoe meer beleggingsrisico’s u kunt nemen. Het aantal mogelijke compensatiemogelijkheden verschilt natuurlijk sterk per persoon. Hetzelfde geldt voor de bereidheid tot het daadwerkelijk nemen ervan. Voorbeelden van toe te passen compensatiemogelijkheden zijn:

∗∗∗∗ het na een koersverlies doorvoeren van bezuinigingen; ∗∗∗∗ het uitstellen van een voorgenomen aankoop; ∗∗∗∗ het veranderen van uw bestedigingsprioriteiten; en/of, ∗∗∗∗ het vergroten van uw inkomen door meer te gaan werken.

Tot besluit Banken en professionele vermogensbeheerders duiden uw risicotolerantie vaak aan als risicoprofiel. Dit is echter niet hetzelfde. Uw risicotolerantie is immers niet alleen afhankelijk van het met de vermogenscategorie verband houdende beleggingsrisico, maar tevens van uw persoonlijke beleggingshorizon én de uiterst individueel bepaalde compensatiemogelijkheden. (� )

Page 35:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

TER INLEIDING

7

De risicotolerantie is dus letterlijk per persoon verschillend. Niettemin bieden banken en vermogensbeheerders u vanuit managementoverwegingen slechts een beperkt aantal risicoprofielen aan.1

3. DE TE VERWACHTEN HERSTELTERMIJN

De te verwachten hersteltermijn is belangrijk omdat het een eerste

indicatie geeft van het risico op een onherstelbaar koersverlies. Immers:

hoe vaker de te verwachten hersteltermijn nog binnen de voor u

resterende beleggingshorizon past, hoe kleiner het risico op een

permanent vermogensverlies.

Uw beleggingshorizon is de termijn die resteert tussen ‘nu’ en het

moment waarop u het belegde geld nodig heeft voor een voorgenomen

uitgave. Uitgaande van een vaste einddatum wordt uw beleggingshorizon

dus ieder jaar kleiner.

1 Zie voor meer informatie over het hoe en waarom hiervan de bespreking van het persoonlijk vermogensbeheer in hoofdstuk 4.

Page 36:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

DE BASIS VAN HET BELEGGEN

8

HERSTEL VAN EEN GELEDEN KOERSVERLIES Voor het herstel van een eenmaal geleden koersverlies is altijd een grotere procentuele koersstijging nodig dan de eerdere procentuele koersdaling:2

Koersdaling

Vervolgens vereiste koersstijging om weer op het oude niveau te

komen

0% 0%

10% 11%

20% 25%

30% 43%

40% 68%

50% 100%

60% 150%

70% 233%

80% 400%

90% 900%

100% 'game over'

Copyright © Holland Invest

4. HET GEMIDDELD TE VERWACHTEN RENDEMENT

Het gemiddeld te verwachten rendement is tenslotte van belang omdat u

op zoek bent naar het hoogst haalbare rendement, passend binnen uw

risicotolerantie.

2 De basis waarover de procentuele verandering berekend wordt is immers na de koersdaling kleiner geworden. Uitgaande van een beginvermogen van € 1.000,- is daar na een koersdaling met 50% namelijk nog maar € 500,- van over (50% van 1000). Een daarop volgende koersstijging met 50% verhoogt het eindvermogen vervolgens slechts met € 250,- euro (50% van 500) tot een totaalvermogen van € 750,-. Kortom, voor het herstel van een eenmaal geleden koersverlies is vervolgens altijd een grotere procentuele koersstijging nodig om weer op het oude totaalvermogen uit te komen.

Page 37:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

TER INLEIDING

9

Past u echter goed op: zodra dat voor u hoogst haalbare rendement lager

ligt dan de inflatie en de af te dragen vermogensbelasting heeft u een

probleem bij de opbouw van uw vermogen. Zodra uw rendement

namelijk lager ligt dan de inflatie en de af te dragen vermogensbelasting

groeit uw vermogen mogelijk nog wel in het aantal euro’s dat u bezit,

maar zeker niet in het aantal goederen dat u daarmee kunt kopen. In zo’n

situatie groeit uw vermogen dus, terwijl uw koopkracht afneemt. Dit

probleem kan zich zeer onopgemerkt voordoen.

Een lage constante inflatie is namelijk gemakkelijk van jaar tot jaar over

het hoofd te zien. Dit omdat inflatie (anders dan bijvoorbeeld een

koersverlies) geen effect heeft op het aantal euro’s dat u heeft, maar in

plaats daarvan doorwerkt in de prijzen van de goederen en diensten die u

koopt. Een inflatie van 2% per jaar betekent namelijk dat de prijzen ieder

jaar met 2% stijgen. Dat betekent dus dat u aan het einde van een jaar met

iedere euro 2% minder aan goederen en diensten kunt kopen dan aan het

begin van dat jaar. Op de korte termijn merkt u hier weinig tot niets van,

maar op de lange termijn kunnen de effecten, ook van een constant lage

inflatie, ingrijpend zijn.

Immers, bij een inflatie van 2% verliest iedere euro in uw vermogen

feitelijk qua koopkracht 2 eurocent per jaar. Uitgedrukt in wat u met uw

vermogen kunt kopen betekent dit na een jaar nog geen merkbaar

verschil. Maar vele kleintjes maken samen een groot verschil. Over 10 jaar

bekeken lijdt uw vermogen op deze manier namelijk een

koopkrachtsverlies van zo’n 20%. En na 20 jaar loopt dat verlies op tot

zo’n 35%, oftewel: als u niets doet verliest u in 20 jaar tijd ruim een derde

van de koopkracht van uw vermogen. En dat is vóór aftrek van de

eveneens jaarlijks aan uw vermogen knagende vermogensbelasting.

Inflatie wordt ondanks dit negatieve effect toch getolereerd omdat zowel

een te hoge als een te lage inflatie (alsook een onverwachte verandering

van het inflatieniveau) ontwrichtend werkt op de economie en de

werkgelegenheid. Vandaar dat de meeste centrale banken in de wereld,

waaronder de Europese Centrale Bank (ECB), de opdracht hebben om

door middel van de door hen vast te stellen rentestand de gemiddelde

Page 38:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

DE BASIS VAN HET BELEGGEN

10

jaarlijkse inflatie zo stabiel mogelijk te houden. Voor de ECB houdt dit in

dat zij de toekomstige inflatie rond 2% per jaar probeert te houden.

Naast dit sluipende verlies van gemiddeld zo’n 2% per jaar is er nog een

andere ieder jaar terugkomende verliespost: de vermogensbelasting. Op

dit moment betekent dat in Nederland dat ieder jaar 1,2% van uw in box

3 vallende vermogen verdwijnt naar de fiscus.

Al met al dient u dus, enkel voor de instandhouding van de koopkracht

van uw in box 3 vallende vermogen, een gemiddeld beleggingsrendement

te behalen van: 2% ter compensatie van de te verwachten inflatie plus

1,2% ter betaling van de vermogensbelasting, oftewel een minimaal

beleggingsrendement van 3,2% per jaar. En alleen het jaarlijkse

rendement dat daar bovenuit komt maakt u op de lange termijn

daadwerkelijk koopkrachtiger en dus: rijker.

Vandaar dat het belangrijk is om bij de bepaling van het gemiddeld te

verwachten rendement goed te onderscheiden tussen:

∗∗∗∗ het beleggingsrendement;

∗∗∗∗ het koopkrachtsrendement vóór belastingen; en,

∗∗∗∗ het netto koopkrachtsrendement.

Een voorbeeld kan dit verder verduidelijken.

Stel dat u een gemiddeld rendement van 5% per jaar weet te realiseren

terwijl de gemiddelde inflatie 2% per jaar bedraagt en u over uw

vermogen 1,2% vermogensbelasting moet afdragen.

Alsdan vormt het rendement van 5% uw beleggingsrendement. Het

beleggingsrendement is dus het percentage waarmee het door u belegde

aantal euro’s jaarlijks toeneemt.3

3 In de economie duidt men dit beleggingsrendement aan met de term ‘nominaal rendement’

Page 39:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

TER INLEIDING

11

Echter, vanwege de inflatie worden alle goederen ieder jaar 2% duurder

waardoor u per euro ieder jaar 2% minder kunt kopen. Met andere

woorden: het aantal euro’s dat u heeft mag ieder jaar met 5% toenemen,

het aantal goederen dat u daarmee kunt kopen neemt ieder jaar af met

2%. Zodoende resteert er voor u in koopkrachtstermen dus slechts 3%

per jaar (te weten: 5% beleggingsrendement minus 2% inflatie). Dit

rendement van 3% per jaar vormt uw koopkrachtsrendement vóór

belastingen.4

Ieder jaar moet u vervolgens ook nog eens vermogensbelasting afdragen.

En met de euro’s die u aan de belasting afdraagt kunt u geen goederen

kopen. Het aantal goederen dat u met uw vermogen kunt kopen neemt

dus niet alleen af onder invloed van de inflatie, maar ook onder invloed

van de vermogensbelasting. Na het afdragen van de jaarlijkse

vermogensbelasting heeft u daarom, uitgaande van de huidige

vermogensbelasting van 1,2% over uw vermogen,5 uiteindelijk nog maar

1,8% over aan verbeterde koopkracht. Te weten: het

beleggingsrendement van 5% minus de inflatie van 2% minus de

vermogensbelasting van 1,2%. Dit rendement van 1,8% is het rendement

waarmee uw koopkracht werkelijk toeneemt, oftewel: het netto

koopkrachtsrendement.

4 In de economie duidt men dit koopkrachtsrendement aan met de term ‘reëel rendement’. 5 De vermogensbelasting in box 3 bedraagt in Nederland, om meer precies maar minder praktisch te zijn, 30% over een fictief rendement van 4% per jaar over uw in box 3 vallende vermogen. Letterlijk genomen veronderstelt de fiscus dus dat u een jaarlijks rendement van 4% maakt op uw box 3 vermogen en van die 4% wil de fiscus vervolgens 30% ontvangen. Praktisch bezien komt dit echter neer op het jaarlijks aan de fiscus afdragen van 1,2% van uw gehele in box 3 vallende vermogen. Wiskundig is er namelijk geen verschil in uitkomst tussen ‘uw box 3 vermogen x 4% x 30%’ en ‘uw box 3 vermogen x 1,2%’.

Page 40:  · n #= (: # / '@kkd 0 : 3 ( /'@k'd 0 ,a' 7 . ( / '@,ed 0 ,ak # / '@bed 0 ,ak # " % ! &- # -- # + ,al ! ,b, 9 ,bk ! # & #" %* % # . # 6 ,bl

DE BASIS VAN HET BELEGGEN

12

SAMENVATTEND

De volgende vier eigenschappen van een vermogenscategorie zijn voor

een belegger het belangrijkst:

1. de te verwachten liquiditeit;

2. het maximaal neerwaartse koersrisico;

3. de te verwachten hersteltermijn; en,

4. het gemiddeld te verwachten beleggings- en

koopkrachtsrendement.

In hoofdstuk 1 zal ik daarom de verschillende vermogenscategorieën aan

de hand van deze vier eigenschappen ieder apart bespreken en met elkaar

vergelijken. Daarna bespreek ik in hoofdstuk 2 hoe u met die kennis een

evenwichtig antwoord vindt op de eerste beleggingsvraag, te weten: hoe

uw vermogen te spreiden over de verschillende vermogenscategorieën.