Myalgische encefalomyelitis? · 2018. 3. 9. · Myalgische encefalomyelitis? J. DE MAESENEER De...

4
Myalgische encefalomyelitis? J. DE MAESENEER De Maeseneer J. Myalgische encefalomyeli- tis? De naam van de ziekte. Huisarts Wet 1997; 40(1): 2-S. Dit artikel is gebaseerd op een voordracht van prof.dr. J. De Maeseneer op de Derde Psyche- Somabijeenkomst van de Society for Psycho- matic Medicine op 15 december 1995 te Gent. Het heeft niet de bedoeling een wetenschappe- lijk overzicht te geven van de huidige kennis rond het chronisch vermoeidheidssyndroom en/of myalgische encefalomyelitis (ME). De tekst wi! meer een essayistische collage van reflecties brengen aan de hand van de volgende vragen: wat is de functie van het naam-geven aan ziekten voar de geneeskunde als weten- schap en wat betekent dit benoemen voor de arts, patient en samenleving? Prof.dr. J. De Maeseneer is voorzitter van de Vakgroep Huisartsengeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent en deeltijds huisarts bij het Wijkgezondheidscentrum Botermarkt. Dit artikel is eerder gepubliceerd in Huisarts Nu 1996; 25: 131-4. 2 De naam van de ziekte In haar boek 'Heden ik' schrijft Renate Dorrestein: 'De lijst van wat ik tegenwoor- dig allemaal niet meer kan, is lang en lachwekkend. AIle ding en die ooit zo ge- woon en vanzelfsprekend waren, dat ik ze weI haast voor een pakket onvervreemd- bare geboorterechten hield, zijn een paar jaar geleden op mysterieuze wijze mijn raam uitgevlogen. Binnen ligt de rest van mij, met hersenen als koeievlaai en een lichaam van karnemelksepap, in de greep van een smerige kwaal die ik zou willen omschrijven als debiliserend en verlam- mend'.1 In de voorbije jaren kregen personen die van een gelijkaardige aandoening last had- den, verschillende namen opgespeld: yup- pieziekte, chronisch Epstein Barr-virus- syndroom, chronisch vermoeidheidssyn- droom, Uslandse ziekte, Tapanui-griep, epidemische neuromyasthenie, Royal Free-ziekte, postviraal vermoeidheidssyn- droom, myalgische encefalomyelitis. 2 Momenteel worden 'chronische ver- moeidheidssyndroom' en 'myalgische en- cefalomyelitis' het meest gebruikt. De naam van de ziekte en de (on)macht van de arts Mensen willen hun omgeving beheersen. Artsen willen ziekten beheersen. Hierbin- nen krijgt het geven van een naam een bijzondere betekenis. Reeds in het oude testament, in het boek Genesis (2, 19-20), staat: 'Toen boetseerde lahweh God uit de aarde aIle dieren op het land en aIle vogels van de lucht, en bracht die bij de mens, om te zien hoe hij ze noemen zou: zoals de mens ze zou noemen, zo zouden ze heten. De mens gaf dus namen aan al de tamme dieren en aan al de vogels van de lucht en aan al de wilde beesten' . In de voetnoot bij dit citaat wordt aan- gegeven: 'noemen: namen geven is orde- nen en daarmee een uiting van macht' . Ook in de geneeskunde is het benoemen als beheersingsstrategie erg belangrijk: het is een manier om om te gaan met de onzekerheid, de onwetendheid en de on- macht. Een typisch voorbeeld vormt de benaming 'essentiele hypertensie', waar- mee wordt aangegeven dat men de onder- liggende mechanismen niet kent. In de recente literatuur staat de eerste verwij- zing naar myalgische encefalomyelitis in een artikel in de Lancet uit 1956. De auteur beschrijft de ziekte daar als een goedaar- dige aandoening? De term 'myalgische encefalomyelitis' wekt de indruk van een (virale) ontsteking, maar dit is nog steeds niet bewezen. 4 5 Het is overigens interes- sant om vast te stellen dat toen Holmes et al. in 1988 de term 'chronic fatigue syn- drome' voorstelden, zij dit deden omdat er problemen waren gerezen met de term 'chronic Epstein-barr virus syndrome': van een etiologische naamgeving stapte hij over op een nosologische benadering.6 Tevens stelden Holmes et al. een lijst van inclusiecriteria op (twee major criteria en veertien minor criteria). Niet iedereen is echter gelukkig met de naam 'chronisch vermoeidheidssyndroom'. Fukuda et al. schrijven hierover: 'We sympathize with those who are concerned that this name may trivialize this illness. The impair- ments associated with chronic fatigue syn- drome are not trivial. However, we believe that changing the name without adequate scientific justification will lead to confusi- on and will substantially undermine the progress that has been made in focussing public, clinical, and research attention on this illness. We support changing the name when more is known about the underlying patho-physiologic process or processes associated with chronic fatigue syndrome and chronic fatigue'.7 De naam van de ziekte: classificatie en wetenschappelijk onderzoek Eens een ziekte een naam heeft gekregen, wordt deze ten behoeve van het weten- schappelijk onderzoek vrij snel als classi- ficatie-eenheid gebruikt. De door Holmes et al. geformuleerde criteria bleken in de praktijk toch niet zo eenduidig te werken. Ten eerste was het conceptuele kader waarbinnen het chronisch vermoeidheids- syndroom van andere aandoeningen werd afgegrensd, niet zo helder: binnen de groep patienten, aangetast door een ver- moeidheid van langer dan een maand, is er HUISARTS EN WETENSCHAP 1997; 40(1)

Transcript of Myalgische encefalomyelitis? · 2018. 3. 9. · Myalgische encefalomyelitis? J. DE MAESENEER De...

Page 1: Myalgische encefalomyelitis? · 2018. 3. 9. · Myalgische encefalomyelitis? J. DE MAESENEER De Maeseneer J. Myalgische encefalomyeli tis? De naam van de ziekte. Huisarts Wet 1997;

Myalgische encefalomyelitis?

J. DE MAESENEER

De Maeseneer J. Myalgische encefalomyeli­tis? De naam van de ziekte. Huisarts Wet 1997; 40(1): 2-S.

Dit artikel is gebaseerd op een voordracht van prof.dr. J. De Maeseneer op de Derde Psyche­Somabijeenkomst van de Society for Psycho­matic Medicine op 15 december 1995 te Gent. Het heeft niet de bedoeling een wetenschappe­lijk overzicht te geven van de huidige kennis rond het chronisch vermoeidheidssyndroom en/of myalgische encefalomyelitis (ME). De tekst wi! meer een essayistische collage van reflecties brengen aan de hand van de volgende vragen: wat is de functie van het naam-geven aan ziekten voar de geneeskunde als weten­schap en wat betekent dit benoemen voor de arts, patient en samenleving?

Prof.dr. J. De Maeseneer is voorzitter van de Vakgroep Huisartsengeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent en deeltijds huisarts bij het Wijkgezondheidscentrum Botermarkt.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Huisarts Nu 1996; 25: 131-4.

2

De naam van de ziekte

In haar boek 'Heden ik' schrijft Renate Dorrestein: 'De lijst van wat ik tegenwoor­dig allemaal niet meer kan, is lang en lachwekkend. AIle ding en die ooit zo ge­woon en vanzelfsprekend waren, dat ik ze weI haast voor een pakket onvervreemd­bare geboorterechten hield, zijn een paar jaar geleden op mysterieuze wijze mijn raam uitgevlogen. Binnen ligt de rest van mij, met hersenen als koeievlaai en een lichaam van karnemelksepap, in de greep van een smerige kwaal die ik zou willen omschrijven als debiliserend en verlam­mend'.1

In de voorbije jaren kregen personen die van een gelijkaardige aandoening last had­den, verschillende namen opgespeld: yup­pieziekte, chronisch Epstein Barr-virus­syndroom, chronisch vermoeidheidssyn­droom, Uslandse ziekte, Tapanui-griep, epidemische neuromyasthenie, Royal Free-ziekte, postviraal vermoeidheidssyn­droom, myalgische encefalomyelitis.2

Momenteel worden 'chronische ver­moeidheidssyndroom' en 'myalgische en­cefalomyelitis' het meest gebruikt.

De naam van de ziekte en de (on)macht van de arts

Mensen willen hun omgeving beheersen. Artsen willen ziekten beheersen. Hierbin­nen krijgt het geven van een naam een bijzondere betekenis. Reeds in het oude testament, in het boek Genesis (2, 19-20), staat: 'Toen boetseerde lahweh God uit de aarde aIle dieren op het land en aIle vogels van de lucht, en bracht die bij de mens, om te zien hoe hij ze noemen zou: zoals de mens ze zou noemen, zo zouden ze heten. De mens gaf dus namen aan al de tamme dieren en aan al de vogels van de lucht en aan al de wilde beesten' .

In de voetnoot bij dit citaat wordt aan­gegeven: 'noemen: namen geven is orde­nen en daarmee een uiting van macht' .

Ook in de geneeskunde is het benoemen als beheersingsstrategie erg belangrijk: het is een manier om om te gaan met de onzekerheid, de onwetendheid en de on­macht. Een typisch voorbeeld vormt de benaming 'essentiele hypertensie', waar­mee wordt aangegeven dat men de onder-

liggende mechanismen niet kent. In de recente literatuur staat de eerste verwij­zing naar myalgische encefalomyelitis in een artikel in de Lancet uit 1956. De auteur beschrijft de ziekte daar als een goedaar­dige aandoening? De term 'myalgische encefalomyelitis' wekt de indruk van een (virale) ontsteking, maar dit is nog steeds niet bewezen.4•5 Het is overigens interes­sant om vast te stellen dat toen Holmes et al. in 1988 de term 'chronic fatigue syn­drome' voorstelden, zij dit deden omdat er problemen waren gerezen met de term 'chronic Epstein-barr virus syndrome': van een etiologische naamgeving stapte hij over op een nosologische benadering.6 Tevens stelden Holmes et al. een lijst van inclusiecriteria op (twee major criteria en veertien minor criteria). Niet iedereen is echter gelukkig met de naam 'chronisch vermoeidheidssyndroom'. Fukuda et al. schrijven hierover: 'We sympathize with those who are concerned that this name may trivialize this illness. The impair­ments associated with chronic fatigue syn­drome are not trivial. However, we believe that changing the name without adequate scientific justification will lead to confusi­on and will substantially undermine the progress that has been made in focussing public, clinical, and research attention on this illness. We support changing the name when more is known about the underlying patho-physiologic process or processes associated with chronic fatigue syndrome and chronic fatigue'.7

De naam van de ziekte: classificatie en wetenschappelijk onderzoek

Eens een ziekte een naam heeft gekregen, wordt deze ten behoeve van het weten­schappelijk onderzoek vrij snel als classi­ficatie-eenheid gebruikt. De door Holmes et al. geformuleerde criteria bleken in de praktijk toch niet zo eenduidig te werken. Ten eerste was het conceptuele kader waarbinnen het chronisch vermoeidheids­syndroom van andere aandoeningen werd afgegrensd, niet zo helder: binnen de groep patienten, aangetast door een ver­moeidheid van langer dan een maand, is er

HUISARTS EN WETENSCHAP 1997; 40(1)

Page 2: Myalgische encefalomyelitis? · 2018. 3. 9. · Myalgische encefalomyelitis? J. DE MAESENEER De Maeseneer J. Myalgische encefalomyeli tis? De naam van de ziekte. Huisarts Wet 1997;

een kleine subgroep met 'clinically eva­luated and explained chronic fatigue'. Deze groep wordt op zijn beurt opgesplitst in een groep patienten met 'chronisch ver­moeidheidssyndroom' en een groep met 'ideopathische chronische moeheid'. Bei­de subgroepen overlappen dan nog ge­deeltelijk met patienten met andere aan­doeningen (bijvoorbeeld depressie, fibro­myalgia, ... ). Een algoritme, ontwikkeld om patienten met moeheid adequater in een van de klassen onder te brengen, lever­de niet altijd de gewenste oplossing.6 Be­halve een conceptuele was er ook een cul­turele reden die tot verwarring aanleiding gaf: naast de Amerikaanse inclusiecriteria werden ook in het Verenigd Koninkrijk en in Australie (verschillende) inclusiecrite­ria ontwikkeld (tabel).8 Hoewel een work­shop in 1991 probeerde orde op zaken te stellen,9 blijft het probleem van de inc1u­siecriteria een van de belangrijkste metho­dologische vraagstukken in het onderzoek naar het chronisch vermoeidheidssyn­droom. Heel wat artikelen eindigen dan ook met: 'Further research is needed ... '. De concentratie op 'inclusiecriteria', op zich erg zinvol in het kader van weten-

schappelijk onderzoek, beYnvloedt ook de klinische zorg. Op menige stafvergadering wordt de vraag gesteld of het nu om een echt chronisch vermoeidheidssyndroom gaat of niet. In de ijver om het probleem te objectiveren en te classificeren, worden op deze wijze de patient en zijn context nogal eens uit het oog verloren. Gezien de afwe­zigheid van therapeutische consequenties, is de vraag 'wie nu een echt chronisch vermoeidheidssyndroom heeft' niet zo re­levant.

De naam van de ziekte en de patient

Niet aIleen de arts, niet aIleen de weten­schap, maar ook de patient heeft behoefte aan 'De naam van de ziekte'. 'Je weet dat je ziek bent, maar niemand kan een naam plakken op je ziekte. Je gaat van arts naar arts, op zoek naar een diagnose. Je kan de medische testen die er niet in geslaagd zijn een antwoord te geven, niet meer bijhou­den. Men zegt je: het zit allemaal in je hoofd', schrijft Terra Ziporyn, een medi­sche joumaliste in haar lezenswaardig boek 'Nameless Diseases'.10 'People with

Tabel Vergelijking van inclusiecriteria in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australie

Definitie

Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk Australie

Duur moeheid Ten minste 6 maanden Ten minste 6 maanden Ten minste 6 maanden

Ernst moeheid 50% vermindering in Ernstig en invaliderend Veroorzaakt onder-activiteiten breking van de

dagelijkse activiteiten

Andere kenmerken Een duidelijk nieuw Een duidelijk Niet vereist van de moeheid startpunt wordt fvereist begeinpunt vereist

Cognitieve disfunctie Niet vereist (kan Aantastiing mentaal Vereist aanwezig zijn) functioneren obligaat

Andere diagnosen Medische diagnose Medische diagnose Medische diagnose geassocieerd met geassocieerd met geassocieerd met moeheid uitgesloten moeheid uitgesloten moeheid uitgesloten

Minor criteria. zowel Vereist Niet vereist Niet vereist symptomen als fysische kenmerken

HUISARTS EN WETENSCHAP 1997; 40(1)

Nameless Diseases often feel that the pain of not knowing is almost as bad as the illness itself. Anxious to help their pa­tients, doctors sometimes find themselves forced to put a name on a condition they can't identify'. Vermits we als arts het zo moeilijk hebben om toe te geven dat we het niet echt weten, en de patient absoluut een 'diagnose' wil, zou zoiets als 'chro­nisch vermoeidheidssyndroom' weI eens een werkbare deal kunnen zijn.

De naam van de ziekte en de samenleving

De socioloog Talcott Parsons definieerde de 'zieke-rol' aan de hand van vier ver­wachtingen, waarvan twee rechten en twee plichten: Rechten: • De zieke is niet verantwoordelijk voor

zijn/haar ziekte. Daarom heeft de zieke recht op verzorging.

• De ziekte is ontslaan van de dagelijkse rolverplichtingen.

Plichten: • De zieke behoort zijn toe stand onge­

wenst te vinden en moet willen gene­zen.

• De zieke moet deskundige hulp zoeken, meer bepaald artsen raadplegen. De arts bepaalt de toegang tot de ziekerol. 11

Dit concept krijgt een bijzondere beteke­nis ten aanzien van het 'chronisch ver­moeidheidssyndroom'. Onlangs nog ver­klaarde de Nederlandse minister van Volksgezondheid, mevrouw Borst, in de Tweede Kamer der Staten Generaal: 'My­algische encefalomyelitis is een echte ziekte'. Gelukkig is dit geen Koninklijk Besluit geworden. 12 Het debat om de maatschappelijke legitimering wordt op het scherp van de snede gevoerd, waarbij de wetenschappelijke pers niet buiten schot blijft. Zo was er de aanval van een lid van de 'Myalgic Encephalomyelitis­Association' op de British Medical Jour­nal. Dit blad werd ervan beschuldigd in de voorbije vijf jaar tot drie keer toe de kans te hebben gegeven aan 'lieden die geloven dat myalgische encefalomyelitis niets meer is dan een psychosociale aandoe­ning', hun opinies neer te schrijven in het

3

Page 3: Myalgische encefalomyelitis? · 2018. 3. 9. · Myalgische encefalomyelitis? J. DE MAESENEER De Maeseneer J. Myalgische encefalomyeli tis? De naam van de ziekte. Huisarts Wet 1997;

tijd chrift.13 De auteur van deze brief voegde eraan toe dat deze 'editorial bias' verontru tende gevolgen heeft voor de pa­tientenzorg, verrnit een aantal patienten hun uilkering werd geweigerd omdat: 'a recent evidence publ i hed in the Briti h Medical Journal tate that the consen us of opinion cia sHIed myalgic encephalo­myelitis as a psychological disorder rather than physical' .1 3

Groep n die de belangen van patIenten mel myalgi che encefalomyeliti (ME) verdedigen (hel i tu en haakjes opval­lend hoe deze patientengroepen vaak zich­zelf groepen van ME-patienten noemen en niet van 'patienten m t het chronisch ver­moeidheids yndroom'), voeren een door­gedreven campagne vo rde maat chappe­lijke legitimering van ME als ziekte. Hier­bij wordt nogal een geprobeerd om ME voor te tellen al een organi che aandoe­ning.

in een recente studie in het Verenigd Koninkrijk bleek dat 49 procent van de artikelen rond het chroni ch vermoeid­heids yndroom in wetenschappelijke tijd­schriften geen argumenten gaf voor een organi che oorzaak, terwijl 31 procent dit wei deed. Daarentegen bleek 55 procem van de artikelen in de commerciele medi­sche pers en 69 procent in de lekenper en de vrouwenbladen een organische oorzaak voor het chronische vennoeidheid yn­dr om naar voor te chuiven.14

Tn dit hele debat spelen de media een belangrijke rol, zoals in een recent artikel 'Look at ME - of was het 'Look at me'? - werd aangegeven. 15 In een Blit televi-ie pel 'Wide-eyed and legles . werd het

verhaal verteld van een vrouw die po -tuum als ME-patiente werd betiteld.

De naam van de ziekte en de paradigmadiscussie

De controvers rond en de benoeming van her 'chroni ch vermoeidheidssyndroom' weerspiegeJt een te meer de paradigma­di cussie in de geneeskunde. Het unicau­saal denken loopt duidelijk vast: de ziekte wordt voor zover bekend, niet uitgelokt door een viru of een infectieuze episo-

4

de.3A Anderzijd bleek dar patienten die na vier jaar nog voldeden aan de criteria van het chJOnisch vennoeidheidssyndroom. meer omati che problemen hadden, meer vermoeid waren en, voorafgaande aan de eer te diagnose, een anamne e van en p ychiatri che aandoening hadden.16 Uit een ander onderzoek bleek de conclusie dat psychologi che factoren zoal 'illness attitudes and coping tyle' een grorere voor pellende waard had den voor het be­loop op lange termijn dan immunologi­sche of demografi che variabelen. 17

Wie de literatuur kritisch doorneemt, ont­komt niet aan de raag of de ziekte in ~ it weI be. taat.

Deze vraag wordt gevoed door een aan­ta l epidemiologi ehe gegevens: de ziekte komt blijkbaar niet voor in Afrika, Azie en Zuid-Amerika.Overigen i het opvallend dat gedegen epidemiologi ch onderzoek. waarbij geen bia optreedt door 'help-eek.ing behaviour or acee to treatment' ,

vrijwel ontbreekt. 18 Men kan zich afvra­gen of het niet relevanter i om verrnoeid­heid al continuUm te zien. eerder dan het

'chroni ch vermoeidheidssyndroom' al een apart ziektebeeld arre zonderen. Moe­ten we de oflof discu ie en de unicau ale benadering niet vervangen door eeo circu­lair model?

Eeo concept, zoal dat van Kaplan (ji­gUllr /), i wellicht meer behu lpzaam bij het ontraf len van de complexe werkelijk­heid waarbinnen patienten leven. 19 In deze figuur geeft Kaplan een voorlopig model weer van de bevindingen rond de samen­hang tussen p ychoLociale factoren en im­munologische fllnctie • zoals deze uit de wetenschappelijke literatuur naar voor ko­men. Helmodel gaat uit van rechtstreekse en onrecht treekse effect n van vier ver­klarende factoren: 'dysphoric re pon e " 'immuno uppre ive behavioUi " 'adverse life experience' and ·vulnerability '. Het model gaat ervan uit dat deze vier facloren een invloed uitoefenen op het immllun y, ­teem binnen de context van een ociocul­turele matrix. In de figuur word! van elk van de factoren een aantal illu tralieve manife taties aangegeven. Deze op om­ming i exemplatief. niet exhau tief (zie de lege rechthoeken). D pij len in stippel-

,-----~--, ~~ DYSPHORIC l~

'_A"")LI)O.,I 1 I

LIf£[Y[.NT1;

RESPONSES ~

IMMUNO SUPPRESSION

~D .....--'--'------, /o----::C=---'I ~ -1:=:::::::::::==:" ~"-8ST""", ....... 1 ~ !l<UJ>D ... ",,,..,. I -1'-__ --'

SOCIOCULTURAL MATRIX

Figuur 1 Samenvattend model van psychosociale invloeden op immunosuppressie

HUISARTS EN WETENSCHAP 1997; 40(1}

Page 4: Myalgische encefalomyelitis? · 2018. 3. 9. · Myalgische encefalomyelitis? J. DE MAESENEER De Maeseneer J. Myalgische encefalomyeli tis? De naam van de ziekte. Huisarts Wet 1997;

lijn gevcn aan dal interactie optreedt tu -en elementen die tot verschillende facto­

ren behoren. 'There are no di ease, only sick peop­

Ie' , is op de patienten met chroni che ver­moeidheid in het bijzonder van toepa -sing. Een bio-psychosociaJe benadering, waarbinnen bijzondere aandachl wordt ge chonken aan de opvattingen van dc patient en zijn/haar omgeving verdient de voorkeur. 'Jf only this open altitude could be applied to dealing with the various chronic fatigue yndromes, what a diffe­rence it would make to patients' .20

Ziekten komen en gaan

' Het beschrijven vannicuwc zieklcn is een van de drijvende krachtcn voor de voor­uitgang van de genec kunde. Hel i. ecn aCliviteil die vaak met groot en aansteke­lijk enthousiasme wordt beoefend, omdat zc veel weg heefl van een avonluurlijke ontdekkingsrei in onbekend gebied'. schrijft Valldellbroucke." I 'Ziektebccl­den', chlijft hij, 'kunnen echter ook ver­dwijnen doordal ze als conSlructie niet meer houdbaar blijken te zijn of doordal ze gerui 100 door een andere mode-diag­nose worden vervangen'. Als men de cur­ve van het aanlal publ icaties over hel chro­nisch vermoeidheid . yndroom in de voor-

Aonlol 250

200

150

100

50

o 1990 1991

bije vijf jaar bckijkt (figLlLlr 2). kan men zich afvragen of het zi kteb eld niet ti­laan aan het verdwijnen i . Hoewel, de congre sen errond bloeien welig ... Toch i een wetenschappelijke sccp'i op zijn plaats.

Epiloog

Op het einde van het boek van Ufllberto Eco 'Dc naam van de roos' nOleelt de monnik: 'SIal ro a prislina nomine, nomi­na nuda tencmu " 'De roo van weleer be laat al naam, naakte namen houden we over' .22 Mi chien zal, ergen in het jaar 2007, een wetenschapper op de sciellfific web site van Internet, hel volgende berichl over het chroni eh vermoeidheid syn­droom de wereld in turen:' 0 longer the di ease exists, with it name we are left'.

Dankbetuiging Met dank aan D.R. Leroy voor zijn com men­Laar en suggesties.

Literatuur I Dorrestein R. Hedcn ik. mstcrdam: itgc­

verij Contact 1983. 2 Macintyre A. Leven mCI ME. London: Un­

win Hyman. 1989. 3 Anonymous. A new clinical entity? Lancet

1992 '993 1991

Figuur 2 Aantal citaten over het chronisch vermoeidheidssyndroom in de periode 1990-1994, volgens Medline

HUISARTS EN WETENSCHAP 1997; 40(1)

1956: 789-90. 4 Gold 0 , Bowdcn R, Sixbey J, et al. Chronic

fatigue: a pro pcctive clinical and virologi­cal study. JAMA 1990; 264: 48-53.

5 We sely S. ChalderT, Hirsch S, et al. Post infectious fatigue: prospective cohort study in primary care. Lancet 1995; 345: 1333-8.

6 Holmes GP. Kaplan JE. Gantz NM, et al. Chronic ratigue yndrome: a working case delinition. Ann Intern Med 1988; 108: 387-9.

7 Fukuda K. Strau SE. Hickle 1. et al. The chronic fatigue syndrome: a comprehensi ve approach to its definition and tudy. Ann Intern Med 1994: 121: 953-9.

8 Bates D.W. , Schmiu W. Bachwald D, et al. Prevalence of fatigue and chronic fatigue yndrome in a primary care practice. Arch

Intern Med 1993; 153: 2759-65. 9 Schluederberg A, Straus SE. Peterson P, et

al. Chronic fatique yndrome research : de­finition and medical outcome assessment. Ann Intern Med 1992; 117: 325-331.

10 Ziporyn T. Namcles Di eases. ew Brun -wick: Rutgers University Pre . 1992.

II Parsons T. The oeial y tem. ew York: Free Prcss, 1965.

12 Van Duijn P. Geneeskundige taal. Over terminologie. jargon en spraakverwarring [Commenlaarj. Huisart. Wet 1995; 38: 558-60.

13 hepherd C. Editorial bias affects patients' benelits. BMJ 1994; 308: 1300.

14 Maclean G. Wes,ely S. Profe. sional and popu lar view of chronic fatigue syndrome. BM] 1994: 308: 776-7.

15 Read C. Look at ME. BMJ 1994: 308: 798. 16 Bonner D. Ron M. ChalderT. et al. Chronic

fatigue syndrome: a rollow up tudy. J cu­ral eurosurg Psychiatry 199'+: 57: 617-21.

17 Wilson A. Hickie I. Lloyd A. et al. Longi-tudinal study of outcome of chron ic fatigue syndrome. BM] 1994: 308: 756-9.

18 Richman lA. Flakerty JA. Rospenda KM. Chronic ratique syndrome: have Oowed a -sumptions been derived from treatment-ba­sed tudies? m J Public Health 1994; 84: 282-4.

19 Kaplan HB. Social psychology of the im­mune system: a conceptual framework and review of literature. Soc Sci Med 1991: 33: 909-23.

20 Fleming C. Take a holistic viewp(l illl. 8MJ 1994; 308: 1300.

21 Vandenbroucke JP. Ziektcil komen en gaan. ed Tijdschr Geneeskd 1992: 136: 2500-2.

22 Eco U. De naam van de roos. Amsterdam: Bert Bakker. 1984. •