MOTU PROPRIO VAN PAUS BENEDICTUS XVI WAARMEE HET JAAR VAN …€¦ · Uit geloof nam Maria het...

2
P Uit geloof hebben in de loop der eeuwen mannen en vrouwen van alle leeftijden, van wie de naam staat geschreven in het Boek van het leven (vgl. Apok. 7,9; 13,8) beleden hoe mooi het is om Christus te volgen, daar waar zij werden geroepen om getuigenis te geven van hun christen zijn: in het gezin, in het beroep, in het openbare leven, in het uitoefenen van hun charisma en het dienstwerk waartoe zij werden geroepen. Uit geloof leven ook wij: door het levendig erkennen van de Heer Jezus, tegenwoordig in ons bestaan en de geschiedenis. (14.) Het Jaar van het geloof zal ook een gunstige gelegenheid zijn om het getuigenis van de liefde te intensiveren. De heilige Paulus herinnert eraan: “Nu echter blijven geloof, hoop en liefde, de grote drie; maar de liefde is de grootste” (1 Kor. 13,13). In nog sterkere bewoordingen – die de christenen vanaf het begin een opdracht voorhouden – stelde de apostel Jacobus: “Broeders, wat baat het een mens te bewe- ren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo’n geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of een zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iemand van u zou zeggen: ‘Geluk ermee! Houd u warm en eet maar goed’ en hij zou niets doen om in hun stoffelijke nood te voorzien – wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder zich in daden te uiten, dood. Misschien zal iemand zeggen: ‘Gij hebt de daad en ik heb het geloof.’ Dan antwoord ik: ‘Bewijs me eerst dat ge geloof hebt, als ge geen daden kunt tonen, dan zal ik u uit mijn daden mijn geloof bewijzen’ ” (Jak. 2,14-18). Het geloof zonder de liefde draagt geen vrucht en de liefde zonder het geloof zou een gevoel zijn dat voortdurend ten prooi is aan de twijfel. Geloof en liefde vereisen elkaar en wel zo dat het een het ander mogelijk maakt zijn weg te gaan. Vele christenen wijden immers hun leven met liefde aan wie eenzaam is, aan de kant is geschoven of is uitgesloten, mensen naar wie men als eerste moet gaan om hen te onder- steunen omdat nu juist in hen zich het gelaat van Christus zelf weerspiegelt. Dankzij het geloof kunnen wij in hen die om onze liefde vragen, het gelaat van de verrezen Heer herken- nen. “Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan” (Mat. 25,4): deze woorden van Hem zijn een vermaning die men niet mag vergeten, en een voortdurende uitnodiging de liefde waarmee Hij voor ons zorgt, terug te geven. Het is het geloof dat het mogelijk maakt Christus te herkennen en het is zijn liefde zelf die ertoe drijft. Hem te hulp te komen, telkens als Hij onze naaste wordt op de weg van het leven. Laten wij, gesteund door het geloof, met hoop kijken naar onze in- zet in de wereld, in afwachting van “nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen” (2 Petr. 3,13; vgl. Apok. 21,1). Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, 11 oktober van het jaar 2011, het zevende jaar van mijn pontificaat. Benedictus XVI © Copyright 2011 - Libreria Editrice Vaticana / Secretariaat RK Kerk in Nederland Vertaling: drs. H.M.G. Kretzers Samenvatting: bisdom van Breda (1.) De “poort van het geloof” (vgl. Hand. 14,27), die in het leven van de gemeenschap met God binnenleidt en het binnengaan in zijn Kerk mogelijk maakt, staat altijd voor ons open. Het is mogelijk over die drempel te stappen, wanneer Gods Woord wordt verkondigd en het hart zich laat vormen door de genade die verandert. Door deze poort heen gaan brengt met zich mee dat men een weg opgaat die het hele leven duurt. […] (2.) Vanaf het begin van mijn ambt als opvolger van Petrus heb ik herinnerd aan de noodzaak de weg van het geloof opnieuw te ontdekken om steeds duidelijker de vreugde en het hernieuwd enthousiasme van de ontmoeting met Christus te belichten. […] Het gebeurt intussen niet zelden dat christenen zich meer bekom- meren om de maatschappelijke, culturele en politieke gevolgen van hun inzet en blijven denken dat het geloof een vanzelfsprekende zaak is van het gemeenschappelijk leven. Niet alleen is dit in werkelijkheid niet meer vanzelfsprekend, maar het wordt zelfs ontkend. […] (3.) […] Wij moeten weer de smaak te pakken krijgen om ons te voeden met Gods Woord, dat trouw door de Kerk wordt doorgegeven, en het Brood van het leven. Deze worden ons aangereikt als steun voor allen die zijn leerlingen zijn (vgl. Joh. 6,51). Het onderricht van Jezus weerklinkt immers ook in onze dagen met dezelfde kracht: “Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft om eeuwig te leven” (Joh. 6,27). […] (4.) In het licht van dit alles heb ik besloten een Jaar van het geloof aan te kondigen. […] Mijn vereerde voor- ganger, de dienaar Gods Paulus VI, kondigde een dergelijk jaar ook aan in 1967 om de marteldood te geden- ken van de apostelen Petrus en Paulus bij het 19de eeuwfeest van hun getuigenis tot het uiterste toe. […] De viering werd afgesloten met de Geloofsbelijdenis van het volk van God om te laten zien hoezeer het nodig is dat de wezenlijke inhoud, die sinds eeuwen het erfgoed van alle gelovigen vormt, op een steeds nieuwe wijze wordt bevestigd, begrepen en verdiept, met het doel zo een coherent getuigenis af te leggen in historische omstandig- heden die anders zijn dan in het verleden. PORTA FIDEI MOTU PROPRIO VAN PAUS BENEDICTUS XVI WAARMEE HET JAAR VAN HET GELOOF WORDT AANGEKONDIGD (5.) […] Ik meen dat het samenvallen van het begin van het Jaar van het geloof met de vijftigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie een gunstige gelegenheid kan zijn om te begrijpen dat de documenten die als erfenis door de concilievaders zijn nagelaten, “noch hun waarde, noch hun glans verlie- zen”, zoals de zalige Johannes Paulus II zei. […] Ook ik wil met nadruk herhalen hetgeen ik weinige maanden na mijn verkiezing tot opvolger van Petrus met betrekking tot het Concilie heb gezegd: “Als wij het lezen en het, geleid door de juiste hermeneutiek, ons eigen maken, kan het een grote kracht zijn en dat steeds meer worden voor de steeds noodzakelijke vernieuwing van de Kerk.” (13.) Het zal in de loop van dit Jaar van doorslaggevend belang zijn opnieuw de geschiedenis van ons geloof door te nemen, waarin het onpeilbare mysterie van de vervlechting van heiligheid en zonde te zien is. Terwijl de heiligheid de aandacht vestigt op de grote bijdrage die mannen en vrouwen door het getuigenis van hun leven hebben geleverd aan de groei en de ontwikkeling van de gemeenschap, moet de zonde in ieder een oprecht en voortdurend werk van bekering teweegbrengen om de barmhartigheid te ervaren van de Vader, die allen tegemoet gaat. In deze tijd zullen wij de blik gericht houden op Jezus Christus, “de aanvoerder en voltooier van ons geloof” (Heb. 12,2): in Hem vindt al het zwoegen en al het verlangen van het menselijk hart zijn vervulling. De vreugde van de liefde, het antwoord op de tragiek van lijden en pijn, de kracht van de vergiffenis tegenover de geleden belediging en de overwinning van het leven tegenover de leegte van de dood, dit alles vindt zijn vervul- ling in het mysterie van zijn incarnatie, van zijn menswording, van zijn delen met ons in de menselijke zwak- heid om deze met de kracht van zijn verrijzenis te veranderen. In Hem, gestorven en verrezen voor ons heil, vinden de voorbeelden van geloof die deze tweeduizend jaar van onze heilsgeschiedenis hebben gekenmerkt, hun volle glans. Uit geloof nam Maria het woord van de engel aan en geloofde in de boodschap dat zij in de gehoorzaamheid van haar toewijding moeder zou worden van God (vgl. Luc. 1,38). Bij haar bezoek aan Elisabeth hief zij haar lofzang tot de Allerhoogste aan vanwege de wonderen die Hij verrichtte in degenen die zich aan Hem toever- trouwen (vgl. Luc. 1,46-55). Met vreugde en bezorgdheid bracht zij haar enige Zoon ter wereld, waarbij zij haar maagdelijkheid behield (vgl. Luc. 2,6-7). Vertrouwend op haar echtgenoot, Jozef, bracht zij Jezus naar Egypte om Hem te redden voor de vervolging van Herodes (vgl. Mat. 2,13-15). Met hetzelfde geloof volgde zij de Heer bij zijn prediking en bleef bij Hem tot op Golgota (vgl. Joh. 19,25-27). Met geloof smaakte Maria de vruchten van de verrijzenis van Jezus en, iedere herinnering in haar hart bewarend (vgl. Luc. 2,19.51), gaf zij deze door aan de Twaalf die met haar in het cenakel waren verenigd om de heilige Geest te ontvangen (vgl. Hand. 1,14; 2,1-4). Uit geloof lieten de apostelen alles achter om de Meester te volgen (vgl. Marc. 10,28). Zij geloofden in de woorden waarmee Hij het Rijk van God, tegenwoordig en verwezenlijkt in zijn persoon (vgl. Luc. 11,20), verkondigde. Zij leefden in gemeenschap met Jezus, die hen onderrichtte met zijn leer en hun daarbij een nieuwe leefregel naliet waaraan zij na zijn dood zouden worden herkend als zijn leerlingen (vgl. Joh. 13,34- 35). Uit geloof gingen zij over de hele wereld overeenkomstig de opdracht aan heel de schepping het evangelie te brengen (vgl. Marc. 16,15). En zonder enige vrees verkondigden zij aan allen de vreugde van de verrijzenis, waarvan zij de trouwe getuigen waren. Uit geloof vormden de leerlingen de eerste gemeenschap, die verzameld was rond het onderricht van de apos- telen, in gebed, in de viering van de eucharistie en daarbij alles wat zij hadden, gemeenschappelijk bezaten om in de noden van de broeders en zusters te voorzien (vgl. Hand. 2,42-47). Uit geloof gaven de martelaren hun leven om te getuigen van de waarheid van het evangelie dat hen had veranderd en in staat had gesteld te komen tot de grootste gave van de liefde: zij schonken vergiffenis aan hun vervolgers. Uit geloof hebben mannen en vrouwen hun leven aan Christus gewijd door alles achter te laten om in evange- lische eenvoud gehoorzaamheid, armoede en kuisheid te beleven, de concrete tekenen van de verwachting van de Heer, die niet talmt te komen. Uit geloof hebben zeer vele christenen actie ondernomen ten gunste van de gerechtigheid om het Woord van de Heer concreet te maken, die is gekomen om bevrijding uit de verdrukking en een jaar van genade voor allen aan te kondigen (vgl. Luc. 4,18-19).

Transcript of MOTU PROPRIO VAN PAUS BENEDICTUS XVI WAARMEE HET JAAR VAN …€¦ · Uit geloof nam Maria het...

Page 1: MOTU PROPRIO VAN PAUS BENEDICTUS XVI WAARMEE HET JAAR VAN …€¦ · Uit geloof nam Maria het woord van de engel aan en geloofde in de boodschap dat zij in de gehoorzaamheid van

PU

it geloof hebben in de loop der eeuwen m

annen en vrouwen van alle leeftijden, van w

ie de naam staat

geschreven in het Boek van het leven (vgl. A

pok. 7,9

; 13

,8) beleden hoe m

ooi het is om C

hristus te volgen, daar w

aar zij werden geroepen om

getuigenis te geven van hun christen zijn: in het gezin, in het beroep, in het openbare leven, in het uitoefenen van hun charism

a en het dienstwerk w

aartoe zij werden

geroepen.

Uit geloof leven ook w

ij: door het levendig erkennen van de Heer Jezus, tegenw

oordig in ons bestaan en de geschiedenis.

(14

.) Het Jaar van het geloof zal ook een gunstige gelegenheid zijn om

het getuigenis van de liefde te intensiveren. D

e heilige Paulus herinnert eraan: “Nu echter blijven geloof, hoop en liefde, de grote drie;

maar de liefde is de grootste” (1

Kor. 1

3,1

3). In nog sterkere bew

oordingen – die de christenen vanaf het begin een opdracht voorhouden – stelde de apostel Jacobus: “B

roeders, wat baat het een m

ens te bewe-

ren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo’n geloof hem

soms redden? Stel dat een

broeder of een zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iem

and van u zou zeggen: ‘Geluk erm

ee! H

oud u warm

en eet maar goed’ en hij zou niets doen om

in hun stoffelijke nood te voorzien – wat heeft

dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder zich in daden te uiten, dood. M

isschien zal iem

and zeggen: ‘Gij hebt de daad en ik heb het geloof.’ D

an antwoord ik: ‘B

ewijs m

e eerst dat ge geloof hebt, als ge geen daden kunt tonen, dan zal ik u uit m

ijn daden mijn geloof bew

ijzen’ ” (Jak. 2,1

4-1

8).

Het geloof zonder de liefde draagt geen vrucht en de liefde zonder het geloof zou een gevoel zijn dat

voortdurend ten prooi is aan de twijfel. G

eloof en liefde vereisen elkaar en wel zo dat het een het ander

mogelijk m

aakt zijn weg te gaan. Vele christenen w

ijden imm

ers hun leven met liefde aan w

ie eenzaam is,

aan de kant is geschoven of is uitgesloten, mensen naar w

ie men als eerste m

oet gaan om hen te onder-

steunen omdat nu juist in hen zich het gelaat van C

hristus zelf weerspiegelt.

Dankzij het geloof kunnen w

ij in hen die om onze liefde vragen, het gelaat van de verrezen H

eer herken-nen. “A

l wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van m

ijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan”

(Mat. 2

5,4

): deze woorden van H

em zijn een verm

aning die men niet m

ag vergeten, en een voortdurende uitnodiging de liefde w

aarmee H

ij voor ons zorgt, terug te geven. Het is het geloof dat het m

ogelijk maakt

Christus te herkennen en het is zijn liefde zelf die ertoe drijft. H

em te hulp te kom

en, telkens als Hij onze

naaste wordt op de w

eg van het leven. Laten wij, gesteund door het geloof, m

et hoop kijken naar onze in-zet in de w

ereld, in afwachting van “nieuw

e hemelen en een nieuw

e aarde, waar gerechtigheid zal w

onen” (2

Petr. 3,1

3; vgl. A

pok. 21

,1).

Gegeven te R

ome, bij Sint Pieter, 1

1 oktober van het jaar 2

01

1, het zevende jaar van m

ijn pontifi caat.

Benedictus XV

I

© C

opyright 20

11

- Libreria Editrice Vaticana / Secretariaat RK

Kerk in N

ederlandVertaling: drs. H

.M.G

. Kretzers

Samenvatting: bisdom

van Breda

(1.)

De

“poo

rt v

an h

et g

eloo

f” (

vgl.

Han

d. 1

4,2

7),

die

in h

et le

ven

van

de g

emee

nsch

ap m

et G

od b

inne

nlei

dt

en h

et b

inne

ngaa

n in

zijn

Ker

k m

ogel

ijk m

aakt

, st

aat

altij

d vo

or o

ns o

pen.

Het

is m

ogel

ijk o

ver

die

drem

pel t

e st

appe

n, w

anne

er G

ods

Woo

rd w

ordt

ver

kond

igd

en h

et h

art

zich

laat

vor

men

doo

r de

gen

ade

die

vera

nder

t.

Doo

r de

ze p

oort

hee

n ga

an b

reng

t m

et z

ich

mee

dat

men

een

weg

opg

aat

die

het

hele

leve

n du

urt.

[…

]

(2.)

Van

af h

et b

egin

van

mijn

am

bt a

ls o

pvol

ger

van

Petr

us h

eb ik

her

inne

rd a

an d

e no

odza

ak d

e w

eg v

an

het

gelo

of o

pnie

uw t

e on

tdek

ken

om s

teed

s du

idel

ijker

de

vreu

gde

en h

et h

erni

euw

d en

thou

sias

me

van

de

ontm

oetin

g m

et C

hris

tus

te b

elic

hten

. […

] H

et g

ebeu

rt in

tuss

en n

iet

zeld

en d

at c

hris

tene

n zi

ch m

eer

beko

m-

mer

en o

m d

e m

aats

chap

pelij

ke, cu

lture

le e

n po

litie

ke g

evol

gen

van

hun

inze

t en

blij

ven

denk

en d

at h

et g

eloo

f ee

n va

nzel

fspr

eken

de z

aak

is v

an h

et g

emee

nsch

appe

lijk

leve

n. N

iet

alle

en is

dit

in w

erke

lijkh

eid

niet

mee

r va

nzel

fspr

eken

d, m

aar

het

wor

dt z

elfs

ont

kend

. […

]

(3.)

[…

] W

ij m

oete

n w

eer

de sm

aak

te p

akke

n kr

ijgen

om

ons

te

voed

en m

et G

ods

Woo

rd,

dat

trou

w d

oor

de

Ker

k w

ordt

doo

rgeg

even

, en

het

Bro

od v

an h

et le

ven.

Dez

e w

orde

n on

s aa

nger

eikt

als

ste

un v

oor

alle

n di

e zi

jn

leer

linge

n zi

jn (

vgl.

Joh.

6,5

1).

Het

ond

erric

ht v

an J

ezus

wee

rklin

kt im

mer

s oo

k in

onz

e da

gen

met

dez

elfd

e kr

acht

: “W

erkt

nie

t vo

or h

et v

oeds

el d

at v

erga

at,

maa

r vo

or h

et v

oeds

el d

at b

lijft o

m e

euw

ig t

e le

ven”

(Jo

h.

6,2

7).

[…

]

(4.)

In h

et li

cht

van

dit

alle

s he

b ik

bes

lote

n ee

n Ja

ar v

an h

et g

eloo

f aan

te

kond

igen

. […

] M

ijn v

eree

rde

voor

-ga

nger

, de

die

naar

God

s Pa

ulus

VI,

kond

igde

een

der

gelij

k ja

ar o

ok a

an in

1967 o

m d

e m

arte

ldoo

d te

ged

en-

ken

van

de a

post

elen

Pet

rus

en P

aulu

s bi

j het

19de

eeu

wfe

est

van

hun

getu

igen

is t

ot h

et u

iters

te t

oe.

[…]

De

vier

ing

wer

d af

gesl

oten

met

de

Gel

oofs

belij

deni

s va

n he

t vo

lk v

an G

od o

m t

e la

ten

zien

hoe

zeer

het

nod

ig is

dat

de

wez

enlij

ke in

houd

, di

e si

nds

eeuw

en h

et e

rfgo

ed v

an a

lle g

elov

igen

vor

mt,

op

een

stee

ds n

ieuw

e w

ijze

wor

dt

beve

stig

d, b

egre

pen

en v

erdi

ept,

met

het

doe

l zo

een

cohe

rent

get

uige

nis

af t

e le

ggen

in h

isto

risch

e om

stan

dig-

hede

n di

e an

ders

zijn

dan

in h

et v

erle

den.

PORTA

FID

EIM

OTU

PRO

PRIO

VA

N P

AU

S BEN

EDIC

TUS

XV

I W

AA

RM

EE

HET

JA

AR V

AN

HET

GEL

OO

F W

ORD

T A

AN

GEK

ON

DIG

D

(5.)

[…

] Ik

mee

n da

t he

t sa

men

valle

n va

n he

t be

gin

van

het

Jaar

van

het

gel

oof m

et d

e vi

jftig

ste

verja

arda

g va

n de

ope

ning

van

het

Tw

eede

Vat

icaa

ns C

onci

lie e

en g

unst

ige

gele

genh

eid

kan

zijn

om

te

begr

ijpen

dat

de

docu

men

ten

die

als

erfe

nis

door

de

conc

iliev

ader

s zi

jn n

agel

aten

, “n

och

hun

waa

rde,

noc

h hu

n gl

ans

verli

e-ze

n”, zo

als

de z

alig

e Jo

hann

es P

aulu

s II

zei.

[…]

Ook

ik w

il m

et n

adru

k he

rhal

en h

etge

en ik

wei

nige

maa

nden

na

mijn

ver

kiez

ing

tot

opvo

lger

van

Pet

rus

met

bet

rekk

ing

tot

het

Con

cilie

heb

gez

egd:

“A

ls w

ij he

t le

zen

en h

et,

gele

id d

oor

de ju

iste

her

men

eutie

k, o

ns e

igen

mak

en, ka

n he

t ee

n gr

ote

krac

ht z

ijn e

n da

t st

eeds

mee

r w

orde

n vo

or d

e st

eeds

noo

dzak

elijk

e ve

rnie

uwin

g va

n de

Ker

k.”

(13.)

Het

zal

in d

e lo

op v

an d

it Ja

ar v

an d

oors

lagg

even

d be

lang

zijn

opn

ieuw

de

gesc

hied

enis

van

ons

gel

oof

door

te

nem

en, w

aarin

het

onp

eilb

are

mys

terie

van

de

verv

lech

ting

van

heili

ghei

d en

zon

de t

e zi

en is

. Te

rwijl

de

hei

lighe

id d

e aa

ndac

ht v

estig

t op

de

grot

e bi

jdra

ge d

ie m

anne

n en

vro

uwen

doo

r he

t ge

tuig

enis

van

hun

le

ven

hebb

en g

elev

erd

aan

de g

roei

en

de o

ntw

ikke

ling

van

de g

emee

nsch

ap, m

oet

de z

onde

in ie

der

een

opre

cht

en v

oort

dure

nd w

erk

van

beke

ring

tew

eegb

reng

en o

m d

e ba

rmha

rtig

heid

te

erva

ren

van

de V

ader

, di

e al

len

tege

moe

t ga

at.

In d

eze

tijd

zulle

n w

ij de

blik

ger

icht

hou

den

op J

ezus

Chr

istu

s, “

de a

anvo

erde

r en

vol

tooi

er v

an o

ns g

eloo

f”

(Heb

. 1

2,2

): in

Hem

vin

dt a

l het

zw

oege

n en

al h

et v

erla

ngen

van

het

men

selij

k ha

rt z

ijn v

ervu

lling

. D

e vr

eugd

e va

n de

lief

de, he

t an

twoo

rd o

p de

tra

giek

van

lijd

en e

n pi

jn, de

kra

cht

van

de v

ergi

ffeni

s te

geno

ver

de

gele

den

bele

digi

ng e

n de

ove

rwin

ning

van

het

leve

n te

geno

ver

de le

egte

van

de

dood

, di

t al

les

vind

t zi

jn v

ervu

l-lin

g in

het

mys

terie

van

zijn

inca

rnat

ie, va

n zi

jn m

ensw

ordi

ng, va

n zi

jn d

elen

met

ons

in d

e m

ense

lijke

zw

ak-

heid

om

dez

e m

et d

e kr

acht

van

zijn

ver

rijze

nis

te v

eran

dere

n. In

Hem

, ge

stor

ven

en v

erre

zen

voor

ons

hei

l, vi

nden

de

voor

beel

den

van

gelo

of d

ie d

eze

twee

duiz

end

jaar

van

onz

e he

ilsge

schi

eden

is h

ebbe

n ge

kenm

erkt

, hu

n vo

lle g

lans

.

Uit

gelo

of n

am M

aria

het

woo

rd v

an d

e en

gel a

an e

n ge

loof

de in

de

bood

scha

p da

t zi

j in

de g

ehoo

rzaa

mhe

id

van

haar

toe

wijd

ing

moe

der

zou

wor

den

van

God

(vg

l. Lu

c. 1

,38

). B

ij ha

ar b

ezoe

k aa

n El

isab

eth

hief

zij

haar

lo

fzan

g to

t de

Alle

rhoo

gste

aan

van

weg

e de

won

dere

n di

e H

ij ve

rric

htte

in d

egen

en d

ie z

ich

aan

Hem

toe

ver-

trou

wen

(vg

l. Lu

c. 1

,46

-55

). M

et v

reug

de e

n be

zorg

dhei

d br

acht

zij

haar

eni

ge Z

oon

ter

wer

eld,

waa

rbij

zij

haar

maa

gdel

ijkhe

id b

ehie

ld (

vgl.

Luc.

2,6

-7).

Ver

trou

wen

d op

haa

r ec

htge

noot

, Jo

zef,

brac

ht z

ij Je

zus

naar

Eg

ypte

om

Hem

te

redd

en v

oor

de v

ervo

lgin

g va

n H

erod

es (

vgl.

Mat

. 2

,13

-15

). M

et h

etze

lfde

gelo

of v

olgd

e zi

j de

Hee

r bi

j zijn

pre

diki

ng e

n bl

eef b

ij H

em t

ot o

p G

olgo

ta (

vgl.

Joh.

19

,25

-27

). M

et g

eloo

f sm

aakt

e M

aria

de

vruc

hten

van

de

verr

ijzen

is v

an J

ezus

en,

iede

re h

erin

nerin

g in

haa

r ha

rt b

ewar

end

(vgl

. Lu

c. 2

,19.5

1),

gaf

zij

deze

doo

r aa

n de

Tw

aalf

die

met

haa

r in

het

cen

akel

war

en v

eren

igd

om d

e he

ilige

Gee

st t

e on

tvan

gen

(vgl

. H

and.

1,1

4;

2,1

-4).

Uit

gelo

of li

eten

de

apos

tele

n al

les

acht

er o

m d

e M

eest

er t

e vo

lgen

(vg

l. M

arc.

10

,28

). Z

ij ge

loof

den

in d

e w

oord

en w

aarm

ee H

ij he

t R

ijk v

an G

od, te

genw

oord

ig e

n ve

rwez

enlij

kt in

zijn

per

soon

(vg

l. Lu

c. 1

1,2

0),

ve

rkon

digd

e. Z

ij le

efde

n in

gem

eens

chap

met

Jez

us, di

e he

n on

derr

icht

te m

et z

ijn le

er e

n hu

n da

arbi

j een

ni

euw

e le

efre

gel n

alie

t w

aara

an z

ij na

zijn

doo

d zo

uden

wor

den

herk

end

als

zijn

leer

linge

n (v

gl. Jo

h. 1

3,3

4-

35

). U

it ge

loof

gin

gen

zij o

ver

de h

ele

wer

eld

over

eenk

omst

ig d

e op

drac

ht a

an h

eel d

e sc

hepp

ing

het

evan

gelie

te

bre

ngen

(vg

l. M

arc.

16

,15

). E

n zo

nder

eni

ge v

rees

ver

kond

igde

n zi

j aan

alle

n de

vre

ugde

van

de

verr

ijzen

is,

waa

rvan

zij

de t

rouw

e ge

tuig

en w

aren

.

Uit

gelo

of v

orm

den

de le

erlin

gen

de e

erst

e ge

mee

nsch

ap, di

e ve

rzam

eld

was

ron

d he

t on

derr

icht

van

de

apos

-te

len,

in g

ebed

, in

de

vier

ing

van

de e

ucha

ristie

en

daar

bij a

lles

wat

zij

hadd

en, ge

mee

nsch

appe

lijk

beza

ten

om

in d

e no

den

van

de b

roed

ers

en z

uste

rs t

e vo

orzi

en (

vgl.

Han

d. 2

,42

-47

).

Uit

gelo

of g

aven

de

mar

tela

ren

hun

leve

n om

te

getu

igen

van

de

waa

rhei

d va

n he

t ev

ange

lie d

at h

en h

ad

vera

nder

d en

in s

taat

had

ges

teld

te

kom

en t

ot d

e gr

oots

te g

ave

van

de li

efde

: zi

j sch

onke

n ve

rgiff

enis

aan

hun

ve

rvol

gers

.

Uit

gelo

of h

ebbe

n m

anne

n en

vro

uwen

hun

leve

n aa

n C

hris

tus

gew

ijd d

oor

alle

s ac

hter

te

late

n om

in e

vang

e-lis

che

eenv

oud

geho

orza

amhe

id, ar

moe

de e

n ku

ishe

id t

e be

leve

n, d

e co

ncre

te t

eken

en v

an d

e ve

rwac

htin

g va

n de

Hee

r, di

e ni

et t

alm

t te

kom

en. U

it ge

loof

heb

ben

zeer

vel

e ch

riste

nen

actie

ond

erno

men

ten

gun

ste

van

de

gere

chtig

heid

om

het

Woo

rd v

an d

e H

eer

conc

reet

te

mak

en, di

e is

gek

omen

om

bev

rijdi

ng u

it de

ver

druk

king

en

een

jaar

van

gen

ade

voor

alle

n aa

n te

kon

dige

n (v

gl. Lu

c. 4

,18

-19

).

038-155 AFF_A1_tijdslijn.indd 1 29-05-12 13:46

Page 2: MOTU PROPRIO VAN PAUS BENEDICTUS XVI WAARMEE HET JAAR VAN …€¦ · Uit geloof nam Maria het woord van de engel aan en geloofde in de boodschap dat zij in de gehoorzaamheid van

199211 oktoberPublicatie van de Katechismus van deKatholieke Kerk.

195925 januariAankondiging van een concilie in het Vaticaan door paus Johannes XXIII in de basiliek van Sint Paulus buiten de Muren te Rome.

196414 september - 21 november Derde zittingsperiode van het TweedeVaticaans Concilie.

21 november Dogmatische constitutie ‘Lumen gentium’ over de Kerk.Decreet over de katholieke deelname aan de oecumene ‘Unitatis redintegratio’.Decreet over de oosterse katholieke Kerken‘Orientalium Ecclesiarum’.

196926 maartUitgave van het nieuwe altaarmissaal en onder meer de driejarige lezingencyclus.

038-155 AFF_A1_tijdslijn.indd 2 29-05-12 13:46