Morfologie van organische zonnecellen
-
Upload
felix-smout -
Category
Documents
-
view
45 -
download
0
description
Transcript of Morfologie van organische zonnecellen
Projectwerk
Morfologie van organische zonnecellen
Groep 3, 2e bac. Chemie 2CX3/2A
Academiejaar 2011-2012
Dr. R. Mens
Stan bovyn, Stijn Van den Brande, Lars
Gosselin, Matthew De Swert, Felix Smout
Katholieke Hogeschool Leuven
Departement Gezondheidszorg en technologie
Herestraat 49 3000 Leuven
Tel. +32 16 37 52 00
Fax +32 16 37 52 99
2
Inhoudsopgave
Voorwoord .............................................................................................................................................. 4
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 5
1.1 Algemene inleiding ........................................................................................................................ 5
1.2 Organische versus anorganische zonnecellen ............................................................................... 6
1.3 Behaalde rendementen ................................................................................................................. 7
2. Donor/acceptor ................................................................................................................................... 9
2.1 Donors ........................................................................................................................................... 9
2.1.1 Derivaten van PPV .................................................................................................................. 9
2.1.2 Derivaten van thiofeen of fluoreen ...................................................................................... 10
2.1.3 Peryleen derivaten ............................................................................................................... 12
2.2 Acceptors ..................................................................................................................................... 13
2.2.1 PBCM: C60-PCBM en C70-PCBM .......................................................................................... 13
2.2.2 Derivaat PPV: CNPPV ............................................................................................................ 14
2.3 Invloed D/A-systemen op het rendement .................................................................................. 14
3. Verhoudingen donors:acceptors ....................................................................................................... 15
4. Casting solvent .................................................................................................................................. 17
5 Thermisch annealen 5.1 Inleiding ...................................................................................................... 19
5.2 Voorbeelden 5.2.1 mobiliteit..................................................................................................... 20
5.2.2 CN-PPV/PCBM ...................................................................................................................... 20
5.2.3 lichtabsorptie ........................................................................................................................ 20
5.2.4 contact .................................................................................................................................. 20
5.2.5 ruw ........................................................................................................................................ 20
5.2.6 fluoreen ................................................................................................................................ 21
5.2.7 P3HT:PCBM ........................................................................................................................... 21
5.2.8 amorf .................................................................................................................................... 23
5.3 Solventannealing ......................................................................................................................... 23
5.4 Besluit .......................................................................................................................................... 24
6. Productietechnieken 6.1 Inleiding .................................................................................................... 25
6.2 Casting ......................................................................................................................................... 25
6.2.1 Techniek casting ................................................................................................................... 25
6.3 Spin-coating ................................................................................................................................. 25
6.3.1 Techniek spin-coating ........................................................................................................... 25
3
6.3.2 Voorbeelden spin-coating .................................................................................................... 25
6.4 Doctor Blading 6.4.1 Techniek doctor blading ........................................................................... 27
6.4.2 Voorbeelden doctor blading 6.4.2.1 Doctor blading van MDMO-PPV/PCBM .................... 27
6.5 Spray-coating ............................................................................................................................... 29
6.5.1 Techniek spray coating ......................................................................................................... 29
6.5.2 Voorbeeld Spray-coating ...................................................................................................... 29
7. Additieven 7.1 Inleiding .................................................................................................................... 30
7.2 Voorbeelden ................................................................................................................................ 30
7.2.1 ODT ....................................................................................................................................... 30
7.2.2 di(R)octanen ......................................................................................................................... 30
7.2.3 Varia...................................................................................................................................... 30
8. Besluit ................................................................................................................................................ 31
Referenties ............................................................................................................................................ 32
4
Voorwoord
De uitwerking van dit project is een hele uitdaging geweest. In het begin was het niet evident om
samenhangende informatie over het onderwerp te vinden. Door de deskundige begeleiding van Mr.
Mens werd duidelijk wat er van ons verwacht werd en hoe we gericht de nodige informatie konden
opzoeken en verwerken. We willen Mr. Mens dan ook nadrukkelijk bedanken voor zijn steun tijdens
de opbouw van het project. Door de taken te verdelen onder de groepsleden en elkaar bij te staan
indien nodig, hebben we het project uiteindelijk kunnen afwerken.
5
1. Inleiding
1.1 Algemene inleiding
De moderne samenleving heeft steeds meer energie nodig, energie die al jarenlang voornamelijk uit
fossiele brandstoffen geput wordt. Maar fossiele brandstoffen zijn niet onuitputtelijk, er is een eindige
voorraad van aanwezig op de Aarde. Bovendien is de verbranding van fossiele brandstoffen erg
milieuvervuilend. Door het grootschalige gebruik van fossiele brandstoffen
in verbrandingsmotoren van auto's, elektriciteitscentrales en voor verwarming van woningen en
kantoren, komt veel koolstofdioxide vrij. In grote hoeveelheden draagt dit gas bij aan
het broeikaseffect, dat aan de opwarming van het klimaat bijdraagt. Naast koolstofdioxide komen er
ook andere verbrandingsproducten vrij zoals roet, fijn stof, zwavel- en stikstofverbindingen. Dit leidt
tot luchtvervuiling en schade aan de publieke gezondheid. Er worden al alternatieve methoden voor
energiewinning toegepast, maar nog bijlange niet op een schaal die groot genoeg is om de
energiewinning uit fossiele brandstoffen te vervangen. 87% van alle energie wordt namelijk nog steeds
gewonnen uit fossiele brandstoffen. [1]
Duurzame energie biedt een interessant alternatief. Het voordeel aan duurzame energie is dat deze wel
onuitputtelijk is en aanzienlijk minder vervuiling veroorzaakt dan de verbranding van fossiele
brandstoffen. Omdat duurzame energie tot nu toe niet even rendabel en goedkoop is als energie uit
fossiele brandstoffen, moeten er nieuwe technieken ontwikkeld worden om de steeds groeiende
wereldpopulatie en moderne samenleving op een economisch interessante wijze aan energie te kunnen
voorzien. Er zijn verschillende vormen van duurzame energie, één daarvan is zonne-energie. Het
potentieel van zonne-energie is enorm. Het zonlicht dat op één dag naar de aarde uitgestraald wordt is
voldoende om de wereldbevolking jarenlang van energie te voorzien. De wereldwijde
energieconsumptie per jaar bedraagt ongeveer 16 TW en de zon straalt naar schatting 243 TW uit naar
de Aarde per dag. [1]
Zonlicht kan worden omgezet tot elektriciteit door middel van zonnepanelen. Dit zijn platen die een
groot aantal fotovoltaïsche cellen bevatten. De meeste anorganische zonnecellen bevatten silicium. De
vervaardiging van deze grondstof is erg duur en vergt veel energie. [2] De reden dat er al veel gebruik
wordt gemaakt van deze zonnepanelen is de toekenning van subsidies door de overheid. Er wordt
volop naar een duurzame vervanging gezocht voor deze zonnepanelen.
Een veelbelovende technologie die deze nadelen tegengaat zijn organische zonnecellen. Het materiaal
voor de productie van deze zonnecellen is in overvloed aanwezig, en bovendien is het erg
milieuvriendelijk. Deze zonnecellen zijn goedkoop om te produceren en flexibel in gebruik en
installatie. [1] Organische zonnecellen bieden dus een weg naar een kostefficiënte en
milieuvriendelijke energievoorziening in de toekomst. Helaas staat deze technologie nog niet op punt.
Het rendement van organische zonnecellen is nog te klein om commercieel als interessant beschouwd
te worden. Er wordt onderzoek gedaan naar allerlei soorten organische zonnecellen, maar degene met
het meeste potentieel is die waarvan de fotoactieve laag van het type bulk hetero junction (BHJ) is.
Het rendement van de zonnecel wordt ondermeer bepaald door de morfologie van deze fotoactieve
laag. De beschrijving van de morfologie volgt in 1.b.
In dit project worden de belangrijkste experimentele parameters beschreven die invloed hebben op de
morfologie van de BHJ-laag in organische zonnecellen.
6
1.2 Organische versus anorganische zonnecellen
Zoals eerder vermeld is de hoofdgrondstof van anorganische zonnecellen silicium. Dit element wordt
hiervoor gebruikt omdat het vier vrije elektronen bevat in zijn buitenste elektronenschil. Hierdoor
kunnen er vier perfecte covalente bindingen gevormd worden met de vier naburige siliciumatomen
waardoor er één groot siliciumkristal gevormd wordt. Aangezien dit kristal geen vrije elektronen bevat
is het niet geleidend. [2]
Om hiervan een geleidend materiaal te maken moeten er onzuiverheden aangebracht worden in het
kristal. Dit proces wordt doperen genoemd. Een anorganisch zonnepaneel bestaat uit twee lagen
silicium. Op de bovenste laag of donorlaag wordt bijvoorbeeld een laagje fosfor aangebracht. Omdat
fosfor vijf valentie-elektronen bevat wordt er een teveel aan elektronen bekomen in deze laag. Op de
onderste laag of acceptorlaag wordt bijvoorbeeld een laagje borium, dat drie valentie-elektronen bevat,
aangebracht. Hierdoor ontstaat een tekort aan elektronen in deze laag. Op de scheiding tussen de twee
lagen ontstaat een elektrisch veld doordat de elektronen en gaten elkaar constant compenseren. [2]
Onder invloed van het zonlicht worden er elektronen vrijgemaakt uit de bovenste laag. Op de plaats
waar dit elektron zich bevond blijft een gat achter. Het elektrisch veld oefent een tegengestelde kracht
uit op het elektron en het gat. Hierdoor ontstaat een spanningsverschil tussen de twee zijden van het
zonnepaneel. Wanneer deze twee zijden met elkaar verbonden worden, loopt er stroom door de draad.
[2]
Organische zonnecellen maken gebruik van organische donors en acceptors. Hiervoor kan gebruik
gemaakt worden van diverse polymeren waarvan later de belangrijkste beschreven worden. Het grote
verschil met anorganische zonnecellen is dat de elektronen die vrijgemaakt worden onder invloed van
zonlicht in eerste instantie niet onafhankelijk van hun bijhorende gaten kunnen bewegen. Deze
elektron-gaten koppels worden excitonen genoemd en kunnen pas uiteenvallen of dissociëren in de
scheidingszone waar het elektrisch veld zich bevindt. Het elektron verplaatst zich dan naar de
negatieve elektrode en het gat naar de positieve elektrode. [2]
Excitonen kunnen zich echter slechts 10nm verplaatsen voordat ze zichzelf opheffen. De voorganger
van de BHJ zonnecel is de bilayer zonnecel. Deze werd geïntroduceerd door Tang in 1985. [3] Een
bilayer zonnecel bestaat uit een aparte donor- en acceptorlaag. Bij een bilayer zonnecel bereikt een
groot deel van de excitonen de scheidingszone niet, aangezien de zonnecel minstens 100nm dik moet
zijn om voldoende zonlicht op te vangen. De BHJ zonnecel brengt oplossing voor dit probleem. Door
de donor en acceptor te mengen ontstaan kleine donor- en acceptordomeintjes waardoor een groot deel
van de excitonen een scheidingsgebied kan bereiken. Donor en acceptor moeten in zo‟n verhouding
vermengd worden dat er zowel voor donor als acceptor een elektrisch verbonden netwerk ontstaat dat
zich uitspreidt over bijna de gehele celdikte en tot aan één van de elektrodes reikt. Idealiter hebben de
donordomeintjes een grootte van ±10nm aangezien dit de maximale beweegafstand van de excitonen
is. Het voordeel van de bilayer zonnecel is dat de gedissocieerde elektronen over een „snelweg‟ naar
de elektrodes beschikt en er aldus geen kans bestaat op recombinatie.
De ideale BHJ zonnecel is gedefinieerd als een continue samenstelling van donor en acceptor met een
maximaal grensvlakgebied voor exciton-dissociatie, en een gemiddelde domeingrootte in verhouding
tot de exciton- diffusielengte. De twee componentenfasen moeten gescheiden zijn op een geschikte
lengteschaal om maximale ordening en dus effectief ladingstransport in voortdurende wegen naar de
elektroden, toe te staan. Zo wordt de recombinatie van vrije ladingen geminimaliseerd. [4] (Figuur 1)
7
Figuur 1: Voorbeeld van een schematische doorsnede van een BHJ organische zonnecel, met een vergroting van
de fotoactieve laag [4]
Figuur 2: Ideale structuur BHJ organische zonnecel [5]
In Figuur 2 wordt de ideale structuur van een BHJ zonnecel afgebeeld. De donor- en acceptorfase in
de bulk heterojunctie moeten een tussenlengte hebben van ongeveer 10-20 nm, gelijk aan of minder
dan de diffusie lengte van het exciton. De 2 fases vormen „snelwegen‟, om een hoge mobiliteit, met
verminderde recombinatie, te verzekeren bij het ladingsdragerstransport. Tenslotte moet een pure
donor fase aan de gaten verzamelende elektrode geplaatst worden, en een pure acceptor fase aan de
elektronen verzamelende elektrode. Dit vermindert de recombinatieverliezen van ladingen van het
verkeerde teken aan de verkeerde elektrode, en dient eveneens als diffusie barrière voor de
ladingsdragers van het verkeerde teken aan de respectievelijke elektrodes. Het is niet gemakkelijk om
een dergelijke goed georganiseerde nanostructuur te verkrijgen. [5]
1.3 Behaalde rendementen
De voornaamste reden waarom organisch zonnecellen nog niet commercieel gebruikt worden is het te
kleine rendement. Dit rendement wordt enerzijds bepaald door de elektrische eigenschappen van de
gebruikte materialen, en anderzijds door de morfologie van de actieve laag. Het hoogst behaalde
rendement met organische zonnecellen bedraagt momenteel 8,3%. Deze zonnecel werd geproduceerd
8
door Konarka [6] een van de marktleiders op het gebied van organische zonnecellen. Anorganische
zonnecellen behalen echter een rendement van om en bij de 15%. Opdat organische zonnecellen
zouden kunnen wedijveren met anorganische zonnecellen zou er minstens een rendement van 10%
moeten behaald worden. Als de vorderingen in verband met efficiëntie van organische zonnecellen de
huidige tendens aanhouden, zal deze grens in de nabije toekomst overschreden worden. Door
onderzoek naar belangrijke parameters zoals de gebruikte donors/acceptors, het casting solvent, de
casting techniek, het droogproces en het gebruik van additieven, is het rendement namelijk van <1%
gestegen tot 8,3% in de voorbije 15 jaar. Het zijn deze parameters, en hun invloed op de
nanomorfologie van de fotoactieve laag, die beschreven worden in dit project.
9
2. Donor/acceptor
Zoals reeds vermeld is een BHJ-layer opgebouwd uit een mix van een donor en een acceptor. De
keuze van donor/acceptor is dan ook een eerste parameter die de morfologie van de foto-actieve laag
beïnvloedt. De onderlinge verhouding D/A heeft hier ook een grote invloed op. In deze toepassing
gaat de donor een elektron doneren en de acceptor gaat dit accepteren. Vaak (maar niet altijd) worden
polymeren gekozen als donors, fullereen-derivaten als acceptors. [7][9]
Om zonnecellen aantrekkelijk te maken moet de power conversion efficiëncy (PCE) of het rendement
dat zich nu op een recordwaarde van 8,3% bevindt, nog een serieuze sprong in de hoogte nemen. Dit
record werd behaald door Konarka, een van de wereldleiders op het gebied van de organische
zonnecellen en gesticht door Nobelprijswinnaar Heeger. [8]
Om de PCE van de organische zonnecel te laten toenemen wordt dan ook veel onderzoek gedaan op
mogelijke donors/acceptors en op de verhoudingen onderling.
In 1995 werd er een eerste BHJ-layer ontwikkeld door een mix van MEH-PPV als donor en CN-PPV
als acceptor. Sindsdien is de zoektocht naar meer efficiënte systemen van start gegaan. [7]
2.1 Donors
In deze paragraaf maken we een overzicht van gebruikte donors in BHJ-layers. Ze zijn gerangschikt
volgens hun afkomstige derivaten. Vaak worden als donors polymeren gebruikt. Polymeren zijn
geleidend omdat het verschil aan lading, dat bekomen wordt nadat een elektron gedoneerd wordt,
gestabiliseerd kan worden door resonantievormen.
2.1.1 Derivaten van PPV
MEH-PPV en MDMO-PPV zijn twee veel gebruikte donors. Ze zijn beiden voorbeelden van “oude”
donors, waar al mee getest werd in de jaren ‟90. Zoals hun afkortingen al laten blijken zijn het beide
derivaten van PPV. PPV is een polymeer dat zijn afkorting dankt aan z‟n Engelse naam,
poly(phenylene-vinylene). De chemische structuur van het polymeer is weergegeven in Figuur 3.3A.
De []n laat duidelijk blijken dat het een polymeer is. [10]
MEH-PPV werd in 1995 voor het eerst gemengd met acceptor CNPPV in een van de eerste BHJ‟s.
MEH-PPV (Figuur3.3B) heeft als voluit geschreven naam : poly(2-methoxy-5-(2-ethyl-5-hexyloxy)-
1,4-fenyleen-vinyleen). De naam van het voorzetsel(MEH) is te danken aan de eerste letters van de
zijgroepen, die in de naam in het vet zijn aangeduid. MDMO-PPV (Figuur3.3C) is ook zoals MEH-
PPV een donor die al vrij “oud” is, waar al op getest werd in de jaren ‟90. De afkorting MDMO-PPV
is voluit het volgende : poly(2methoxy-5-(3,7-dimethyloctyloxy)-1,4-fenyleen-vinyleen). Het
voorzetsel MDMO is weer logisch te verklaren met de eerste letters van al de zijgroepen, ook in het
vet aangeduid in de naam van het polymeer. De functie van de zijgroepen MEH en MDMO is de
oplosbaarheid te verhogen zodat deze polymeren beter oplosbaar zijn. Dit is belangrijk voor het
productieproces. [11][12][13][14][22]
10
Figuur 3. De structuren van respectievelijk PPV (3A) , MEH-PPV(3B) en MDMO-PPV(3C).
2.1.2 Derivaten van thiofeen of fluoreen
De volgende donors zijn derivaten van thiofeen(Figuur 4.4A) en/of fluoreen(Figuur4.4B). Deze groep
bevat het grootste aantal gebruikte donors in BHJ-layers. Deze donors zijn ook allemaal polymeren.
P3HT(Figuur 5) is een voorbeeld van een zeer bekende donor, aangezien het meest bestudeerde D/A
systeem P3HT/PCBM is. De afkorting P3HT voluit geschreven is : is poly(3-hexylthiofeen-2,5-diyl).
Het is ook duidelijk zichtbaar aan de chemische structuur dat P3HT een derivaat van thiofeen
is.[13][15][16]
Figuur 4. De structuren van respectievelijk thiofeen (4A) en fluoreen (4B)
Figuur 5. Chemische structuur P3HT
11
PCDTBT(Figuur 6.6A) en PCPDTBT(Figuur 6.6B) zijn zoals hun afkortingen al laten blijken, bijna
hetzelfde. Het zijn voorbeelden van derivaten van meerdere thiofeen – groepen. De naam PCDTBT
voluit geschreven is poly(-9-hepta decanyl-2,7-carbazole-5,5-(4,7-di-2-thienyl-2,1,3)-
benzothiadiazole). De afkorting van PCPDTBT staat voor poly(2,1,3-benzothiadiazole-4,7-diyl(4,4-
bis(2-ethylhexyl)-4H-cyclopenta-dithiophene-2,6-diyl)). Omdat de namen van deze polymeren nogal
lang en uitgebreid zijn is het verschil tussen beide niet zo zichtbaar, maar de chemische structuren
hieronder wijzen wel duidelijk een verschil aan. [17]
Figuur 6. Chemische structuren van respectievelijk PCDTBT(6A) en PCPDTBT(6B)
PBDTTT‟s zijn voorbeelden van een vrij “nieuwe” donors die mooie rendementen behalen. PBDTTT
bevat meerdere thiofeen derivaten in de chemische structuur. De naam van PBDTTT voluit
geschreven is poly(4,8-bis-substituted-benzo(1,2-b:4,5-b’)dithiophene-2,6-diyl-alt-4-substituted-
thieno(3,4-b)thiophene-2,6-diyl). Er zijn verschillende vormen van PBDTTT, namelijk de PBDTTT-E,
PBDTTT-C of PBDTTT-CF (Figuur 7).[18]
Figuur 7. De chemische structuur van respectievelijk PBDTTT-C (7A), PBDTTT-E (7B) en PBDTTT-CF (7C)
12
Er zijn nog vele voorbeelden van thiofeen en/of fluoreen derivaten die gebruikt zijn als donors in een
BHJ-layer. Hieronder 4 voorbeelden(Figuur 8) van minder bekende donors die zoals hun chemische
structuren al laten blijken thiofeen en/of fluoreen derivaten zijn.[19]
Figuur 8. De chemische structuren van LBPP5(linksboven), APFO3(rechtsboven), PQT-12 (linksonder) en
PFB(rechtsonder)
2.1.3 Peryleen derivaten
Ook de derivaten afkomstig van peryleen(Figuur 9) leveren donors op.
Deze donors verschillen heel weinig van elkaar zoals hieronder in de
figuur ook te zien is. Deze donors zijn geen polymeren, zoals hun
chemische structuur ook uitwijst. [20]
Hieronder(Figuur 10) is een overzichtsmolecule getekend van een
peryleen derivaat. De X is telkens het enige dat veranderd aan deze molecule, wat ons 3 verschillende
maar sterk op elkaar gelijkende donors oplevert.[21]
X = O PTCDA
X = NH PTCDI
X = NH3 MePTCDI
X = S PTCDS
Figuur 9. Chemische structuur peryleen
Figuur 10. Peryleen derivaat
13
De derivaten die PTCDI, MePTDCI en PTCDS genoemd worden zijn voorbeelden van gebruikte
donors in een bulk-heterojunction layer.
2.2 Acceptors
De zoektocht naar nieuwe donors is in de voorbije jaren veel groter geweest dan de zoektocht naar
nieuwe acceptors. Hier zijn er maar een beperkt aantal van, met als meest gebruikte PCBM. Hieronder
volgt een opsomming.
2.2.1 PBCM: C60-PCBM en C70-PCBM
In het begin werd er een grote zoektocht gedaan naar mogelijke acceptors bestaande uit fullerenen. Het
meest bekende fullereen (Figuur 11.11A) is het Buckminster-fullereen (C60), een bolvormige, geheel
uit koolstof bestaande molecule. Het fullereen dankt zijn naam aan de architect Buckminster, die
ontwerpen maakte gelijkend op dit fullereen. Zoals te zien is op de chemische structuur is dit molecule
bolvormig.
De meest gebruikte acceptor(Figuur 11.11B), (C60-)PCBM, is een derivaat van het Buckminster-
fullereen. De afkorting PCBM staat voor (6,6)-phenyl-C61-butyric acid methyl ester. Dit molecule
bezit ook de structuur van een bol.
(C70-)PCBM(Figuur 11.11C) is bijna helemaal hetzelfde als de normale PCBM. Het enige verschil is
nu dat de zijgroep zich op koolstof 70 bevindt, wat er op wijst dat het fullereen derivaat meer koolstof
atomen bevat dan de C60-PCBM. C70-PCBM is voluit geschreven als (6,6)-Phenyl-C71-butyric acid
methyl ester. Zoals de chemische structuur laat zien is het bolvormige weg en is de molecule uitgerekt
in de lengte, waardoor het de structuur krijgt van een rugbyball. [13][17][21]
Figuur 11. Chemische structuur van respectievelijk een Buckminster-fullereen(11A), C60-PCBM(11B) en C70-PCBM(11C)
14
2.2.2 Derivaat PPV: CNPPV
Derivaten van PPV werden ook al gebruikte als donors, maar er is ook een acceptor dat een derivaat is
van PPV, namelijk CNPPV. CNPPV(Figuur 12) is eigenlijk een cyano- poly(phenylene-vinylene) en
kan fungeren als acceptor omdat de CN-groep een mesomere zuiger is. CNPPV is een voorbeeld van
een acceptor dat een polymeer is en dus geen fullereen. [22]
2.3 Invloed D/A-systemen op het rendement
In deze paragraaf beschrijven we welke donors met welke acceptors worden gebruikt als systeem en
tot welke rendementen dit leidt. Recent heeft Konarka nog een record aangekondigd met een
rendement van 8,3%. Een overzicht is gemaakt in Tabel 1. [8][18][23]
DONOR ACCEPTOR RENDEMENT(%)
MEH-PPV CN-PPV <1,00%
MEH-PPV PCBM 2,90%
MDMO-PPV PCBM 2,50%
MDMO-PPV (C70)PCBM 3,00%
P3HT PCBM 4,00-5,00%
PCPDTBT PCBM > 5,00%
PCDTBT PCBM >6,00%
PBDTTT-E (C70)PCBM 4,80-5,15%
PBDTTT-C (C70)PCBM 6,30-6,58%
PBDTTT-CF (C70)PCBM 7,40-7,73%
Tabel 1. D/A-systeem met bijhorende rendement
Figuur 12 Chemische structuur CNPPV
15
3. Verhoudingen donors:acceptors
Niet alleen de keuze van D/A-systeem is bepalend voor de morfologie, ook de onderlinge verhouding
van donor en acceptor is een belangrijke parameter. Belangrijk om even te vermelden is dat deze
verhoudingen worden uitgedrukt volgens het moleculaire gewicht. Hieronder bespreken we een paar
concrete voorbeelden om zo een besluit te kunnen trekken betreffende de verhouding donor en
acceptor.
P3HT:PCBM is zoals reeds vermeld het meest bestudeerde D/A-systeem. Er werden vele testen
gedaan om de optimale verhouding van dit systeem te vinden. Hieronder een overzichtstabel(Tabel 2)
die de verhoudingen P3HT:PCBM weergeeft met de bijhorende gehaalde rendementen.[23]
P3HT:PCBM RENDEMENT(%)
1:3 2,80%
1:0,8 5,00%
3:2 4,30%
1:1 5,00% Tabel 2. Verhouding P3HT:PCBM met bijhorend rendement
Uit de tabel is af te leiden dat een optimale mix van donor acceptor 1:0.8 of 1:1 is in het geval van
BHJ-systeem P3HT:PCBM.
Van de “nieuwere” systemen, met donors als PBDTTT, zijn ook optimale waarden bekend. Zo heeft
systeem PBDTTT-E:(C70-)PCBM een 1:1 optimale verhouding, terwijl de ideale verhouding van
systemen PBDTTT-C:(C70-)PCBM en PBDTTT-CF:(C70-)PCBM een 1:1.5 verhouding is.[18]
Een ander vaak bestudeerd systeem is MDMO-PPV:PCBM. Dit D/A-systeem heeft een ideale
verhouding 1:4. Met andere woorden, als er 80% PCBM aanwezig is bekomt men een ideale
verhouding voor dit systeem.
Onderstaande beelden geven AFM-beelden weer van een MDMO-PPV:PCBM systeem. De casting
techniek is spincoating, het casting solvent dat gebruikt werd is respectievelijk tolueen(Figuur 13) en
dan chloorbenzeen(Figuur 14). Zoals men ziet aan de AFM-beelden is er bij een 50%PCBM
verhouding zowel bij tolueen als chloorbenzeen een homogene morfologie. Naarmate de hoeveelheid
PCBM toeneemt zien we domeintjes verschijnen. De rechtse figuur bij de beide casting solventen is
het beeld dat men ziet bij een optimale verhouding. De domeintjes zijn dan mooi te onderscheiden,
vooral als het gebruikte casting solvent tolueen is. Te kleine domeintjes kunnen leiden tot
recombinatie en zijn dus niet ideaal. Een voorbeeld hiervan is te zien in Figuur 13 bij 70%PCBM.
16
Figuur 13. Casting solvent tolueen. Respectievelijk 50% PCBM, 70%PCBM en 80%PCBM
Figuur 14. Casting solvent chloorbenzeen, AFM-beelden van respectievelijk 50% PCBM en 80% PCBM
Als besluit kunnen we stellen dat er in ieder geval geen vaste verhouding de optimale verhouding is
voor elk systeem. Elk D/A-systeem heeft een eigen optimale verhouding zoals hierboven beschreven.
Deze parameter hangt dus zelf af van het gebruikte D/A-systeem.
17
4. Casting solvent
Het gebruikte casting solvent heeft invloed op de morfologie van de fotoactieve laag. Het gebruik van
chlorobenzeen als casting solvent bij de productie van MDMO-PPV/PCBM(1:4) zonnecellen,
resulteert in een morfologie die bijna drie keer efficiënter (2,5% i.p.v. 0,9%) is dan de morfologie
resulterend uit het gebruik van tolueen als casting solvent. Chlorobenzeen voorziet een betere
verenigbaarheid tussen de twee componenten. Bij eenzelfde concentratie PCBM en MDMO-PPV zal
dit er voor zorgen dat de PCBM-clusters kleiner zijn bij het gebruik van chlorobenzeen. Bij het
gebruik van chlorobenzeen ontstaat er dus een kleinere fasescheiding waardoor het waarschijnlijker is
dat de excitonen deze scheidingsfase bereiken. De mobiliteit van de elektronen en gaten is ook beter
bij het gebruik van chlorobenzeen dan bij tolueen omdat het eerste resulteert in een meer continue
morfologie. Deze verschillen in morfologie zijn in eerste instantie te wijten aan de betere
oplosbaarheid van PCBM in chlorobenzeen (4,2 m%) dan in tolueen (1,0 m%). Het gevolg hiervan is
dat de tolueen-oplossing voorgevormde clusters bevat, waardoor de uiteindelijke film grotere PCBM-
gebiedjes bevat. [24]
Figuur 15: AFM scans van MDMO-PPV:PCBM (1:4) gespincast uit (a) chlorobenzeen en (b) tolueen oplossingen [24]
Een verschillende verdampingstijd van het solvent beïnvloedt het dynamische assemblageproces van
het polymeer, dat een kristallijne of semi-kristallijne structuur vormt tijdens de casting. De
verdampingstijd van het solvent bepaalt zo de microstructuur en de morfologie van de actieve laag, en
bijgevolg ook het transport van de ladingsdragers en de prestaties van de zonnecel. Hieronder wordt
weergegeven wat de invloed van het gebruikte solvent is op de morfologie en de prestaties van
organische zonnecellen die gespincast worden uit een oplossing waarbij telkens diverse solventen
gebruikt worden. De droogtijd van de microfilm is verschillend voor elk gebruikt solvent. Deze
droogtijd is namelijk afhankelijk van de dampdruk van het gebruikte solvent. De fasescheiding wordt
sterk beïnvloed door de oplosbaarheid van elk van de componenten in het gebruikte solvent. [25]
18
In de betreffende studie wordt een actieve laag gespincoat door gebruik te maken van
P3HT:PCBM(1:0,8)-oplossingen met telkens een verschillend solvent. De gebruikte solventen zijn:
chloroform (CF), chlorobenzeen (CB), dichlorobenzeen (DCB) en gemengde solventen (CF/CB;
CF/DCB). De filmdikte wordt vastgelegd op 110nm door de oplossingconcentraties aan te passen aan
de verschillende solventen. Vervolgens wordt de actieve laag gedroogd onder N2-omstandigheden bij
een temperatuur van 120°C gedurende 10 minuten. Nadien wordt de volledige laag thermisch
geanneald onder N2-omstandigheden bij een temperatuur van 150°C gedurende 30 minuten. [25]
P3HT is een gebiedregelmatig polymeer dat diverse eigenschappen heeft betreffende zelforganisatie.
De hoogst regelmatige kettingstructuur van P3HT vergemakkelijkt de zelforganisatie in
tweedimensionale bladen door middel van inter-ketting stapeling. Deze structuur vertoont hoogst
kristallijn bezit. De graad van zelforganisatie kan gewijzigd worden door de groei van de film of de
verhardingstijd van de film te controleren. Een langzame groei van de film zal de vorming bijstaan van
een zelf-georganiseerde structuur, en zal resulteren in een hoge kristalliteit van P3HT. [25]
Door de röntgendiffractie (XRD) van de actieve laag te bestuderen kan de graad van kristalliteit
bepaald worden. De waarden voor de XRD-intensiteit corresponderen namelijk aan de inter-ketting
ruimte in P3HT. Indien solventen gebruikt worden met een hoog kookpunt zoals CB (bp=132°C) en
DCB (bp=178°C), in plaats van solventen met een laag kookpunt zoals CF (bp=61°C), wordt een
hogere XRD-intensiteit waargenomen. Dit is te wijten aan het feit dat de actieve laag meer tijd heeft
om te stollen vanwege de lage verdampingsgraad van het solvent met hoge kooktemperatuur. De
langzame groei van de film staat de vorming bij van een zelf-georganiseerde structuur, en zal
resulteren in een hoge kristalliteit van P3HT. Bij het gebruik van gemengde solventen (CF/CB;
CF/DCB), ondergaat P3HT een competitieve groei van de film vanwege de verschillende dampdruk en
oplosbaarheid van de solventen. Zo wordt er een hogere kristalliteit waargenomen bij het gebruik van
CF/CB dan bij het gebruik van de monosolventen CF of CB. Indien echter gebruik wordt gemaakt van
CF/DCB, verbetert de kristalliteit van P3HT niet omdat de dampdruk en oplosbaarheid van de
monosolventen te veel van elkaar verschillen. [25]
De kristalliteit van de actieve laag die bereid wordt met een solvent met een lage kooktemperatuur
(CF), verbetert aanzienlijk na thermisch annealen. [25]
De oppervlaktetopografie van de actieve laag wordt onderzocht door gebruik te maken van
atoomkrachtmicroscopie (AFM). De film die gefabriceerd wordt met het solvent met de hoogste
kooktemperatuur (DCB), vertoont een ruwer oppervlak dan de films die gefabriceerd worden met
solventen met een lagere kooktemperatuur. Het ruwe oppervlak is een gevolg van de hoge kristalliteit
van P3HT. Dit ruwe oppervlak heeft echter een nadelig effect op het rendement van de zonnecel.[25]
Solvent XRD-intensiteit(voor/na annealing) Ruwheid (nm) PCE (%)
CF -/176 0,92 3,30
CB 177/197 0,84 3,33
CF/CB 204/261 0,85 3,68
CF/DCB 141/190 3,51 3,03
DCB 270/332 1,85 2,83
Tabel 3 Overzichtstabel [25]
19
5 Thermisch annealen
5.1 Inleiding
Het rendement van een organische zonnecel wordt in grote mate bepaald door het droogproces. Door
de cel een bepaalde tijd op een bepaalde temperatuur te brengen kan men de morfologie van de BHJ‟s
in enige mate controleren. Er wordt een verbeterde zelf-organisatie verkregen en dit heeft een positief
effect op de fotoconductiviteit. Uit een studie naar het effect van annealen op blends van MDMO-PPV
en PCNEPV (een alkyloxy gesubstitueerd poly(cyanoether-phenyleen-vinyleen)) blijkt dat er een
efficientere aanmaak is van ladingsdragers, een hogere mobiliteit van de ladingen en minder verval
door recombinatie.[26]
Foto-excitatie leidt tot de vorming van een exciton, dat ladingsscheiding kan ondergaan aan een
grensvlak tussen het elektronen donerende MDMO-PPV en het elektronen accepterende PCNEPV.
Om bij te dragen aan de fotogeleiding moeten de elektronen en gaten die op deze manier worden
gevormd aan elkaars aantrekking ontsnappen. Gevonden is dat de fotogeleiding van de blends met
bijna twee orden van grootte toeneemt na thermisch annealen gedurende drie uur bij 100 °C. Deze
toename wordt toegeschreven aan het optreden van fasescheiding in de polymeer/polymeer film, wat
resulteert in de vorming van PCNEPV-rijke domeinen. De vorming van deze PCNEPV-rijke
domeinen geeft de elektronen de gelegenheid om weg te diffunderen van hun geminate tegen-lading
(“escape from recombination”), wat leidt tot een hogere fotogeleiding. [27]
Ook zonnecellen op basis van P3HT verkregen een hogere efficiëntie door een „thermal annealing‟
gloeiproces. Padinger et al. toonden aan dat de karakteristieken van zulke organische zonnecellen
verbeterden door de onderdelen te annealen door er simultaan een extern voltage op te zetten.
Annealing zorgt niet alleen voor een herkristallisatie, maar vermindert ook het volume en de dichtheid
van defecten aan de interfaces. Herkristallisatie heeft een positief effect op de mobiliteit van de gaten.
Thermal annealing (eventueel onder chloroform damp ) leidt aldus tot een algemene toename in PCE.
In het algemeen kan dus gezegd worden dat morfologische veranderingen in de film onder invloed van
het gloei- en droogproces leiden tot goed afgelijnde bicontinu interpenetrerende netwerken, met een
langere levensduur van de fotoconductiviteit tot gevolg. De ontstane domeintjes binnenin het
polymeer met typische groottes van 20-50 nm vergemakkelijken de disscociatie van gebonden
elektronen/gaten paren die gevormd werden door foto-geïnduceerde ladingsscheiding aan de
polymeer/polymeer interface. Een elektron kan binnen zo één domein efficient diffuseren en daardoor
handig ontsnappen aan recombinatie.
20
5.2 Voorbeelden
5.2.1 mobiliteit
Savenijs et al. bestudeerden de relatie tussen de morfologie en de mobiliteit van de ladingsdragers.
Annealen op 80° resulteerde in de formatie van kristallijne P3HT fibrillen en verhoogde de gaten
mobiliteit met een grootteorde. Mihailetcji et al. deden onderzoek naar PPV:PCBM zonnecellen. Door
de onderdelen gewoon 4 min te annealen op een temperatuur boven 110°C verhoogde de gaten
mobiliteit in de P3HT fase met meer dan 3 grooteordes ten opzichte van ongeordende semiconductors.
[28]
5.2.2 CN-PPV/PCBM
Een CN-PPV/PCBM systeem behaalde een PCE van 0.14%. Optimalisatie d.m.v. thermisch annealen
toonde een kleine verbetering tot een PCE van 0.19% (Vanderzande et al.) [29]
5.2.3 lichtabsorptie
Al Ibrahim et al. schreven over de effecten die de proces omstandigheden hebben op de lichtabsorptie
van P3HT:PCBM cellen. Films neergeslagen uit chloroform en chlorobenzeen oplossingen hebben
absorptiemaxima bij 600 en 630 nm, respectievelijk. De combinatie van chlorobenzeen als solvent en
thermal annealing creëert een toegenomen structurele orde (een hogere graad van P3HT zijketen
ordening ). Ook andere auteurs vermelden de correlatie tussen de structurele en optische
eigenschappen. Chiravaze et al. toonden aan dat het optische absorptiespectrum een uitgesproken rode
shift vertoonde na temperatuur annealing. Materiaalkeuze in functie van de optimale bandgap kan dus
eventueel nog bijgesteld worden, rekening houdend met de effecten van annealing ( Men moet een
materiaal gebruiken met een bandgap die niet te klein is (om voldoende stroom te kunnen leveren) en
niet te groot (om voldoende spanning te kunnen leveren). Het blijkt dat de ideale bandgap tussen 1eV
en 1.5eV ligt) [30]
5.2.4 contact
Recentelijk, onderzochten Veenstra et al. zonnecellen gebaseerd op MDMO-PPV als elektronendonor
en een cyano-substit. ether phenyleen-vinyl(PCNEPV) als elektronenacceptor. De PCE kon
verdubbeld worden door de cel 15 min te annealen op temperaturen boven de 85°C. Deze bevinding is
gerelateerd aan een beter contact van de menglaag met de elektrode na de hittebehandeling.
5.2.5 ruw
Een nadeel van annealen kan zijn dat de film een zekere ruwheid krijgt. Daarom wordt de film tijdens
het annealen best afgedekt met een metalen laag (die later kan verwijderd worden). Peumans et al.
onderzochten en beschreven het positieve effect van afdekken met een 1000-Ä -dikke Ag film. Ander
onderzoek naar optimale annealing-methodes gebeurt ook (micro-golfstraling, ... ) [31]
21
5.2.6 fluoreen
Een op fluoreen gebaseerd copolymeer ( ambipolair, en in staat om te functioneren als een efficiente
electron acceptor in blends met donor P3HT, zowel als efficiente electron donor in blends met
acceptor PCBM ) toonde in een systeem P3HT een van 0.14% tot 1.2% stijgende PCE na thermisch
annealen. (McNeill)
5.2.7 P3HT:PCBM
Erb et al. observeerden d.m.v. X-straal diffractie een hogere kristalliniteit van de P3HT:PCBM films
na annealen. Echter, te lang annealen kan nadelig zijn voor de PCE: na 30 min annealen op 150 °C
behaalde een (96%regioregulier)P3HT/ PCBM systeem een PCE van 4.3%. De PCE daalde tot 2.6%
wanneer de tijd werd verlengd tot 300 min (Frechet et al.). Mens et al. beschreven gedetailleerd hoe
verschillende temperatuurwaardes en tijdsduren zorgen voor een verschil in morfologie. Iedere
conditie resulteert in een specifieke graad van kristalliniteit en distributie van domeingroottes: zwak
geordende clusters; semi-kristallijne domeintjes; kristallijne domeintjes van 6-40 nm, of van ongeveer
100 nm met substructuren van ongeveer de exiton diffusielengte; nanokristallen; en tenslotte ook
voorbeelden van een droogproces waarbij men te lang annealde, wat leidt tot naald-achtige structuren,
de optimale morfologie vernietigend en macroschaal domeinen vormend die veel te groot zijn i.v.m.
de diffusie lengte van het exiton.[32][33]
22
Figuur 16: OM (optische microscoop) beelden van 130 nm P3HT/PCBM films (doctor bladed), met
verschillende w/w ratio en na 10 min annealen op verschillende temperatuur (image dimensions:
465 x 630 μm) © MENS, R.
23
Figuur 17: TEM beelden van de filmmatrix tussen de fasegescheiden PCBM naalden in, van 130 nm dikke
P3HT/PCBM films (verhouding 1/1 en 1/2), gemaakt via doctor blading vanuit chloorbenzeen en post geannealed bij
bepaalde temperaturen voor 10 minuten © MENS, R.
5.2.8 amorf
Bij sommige materialen blijkt annealen niet zo‟n grote rol te spelen. In het geval van een toegvoegde
PEDOT:PSS laag of andere specifieke modificaties heeft thermisch annealen geen invloed. (vooral
minder effectief op de meer „amorfe‟ polymeren met een lage graad van kristalliniteit). Ook bilayer
zonnecellen zijn amper gebaat met annealen. Toevoegen van additieven aan het solvent kan eveneens
de nood aan een droogproces beperken.
5.3 Solventannealing
Om zonnecellen performanter te maken wordt eveneens solvent annealing toegepast, ook wel „slow
growth‟ (trage groei) genaamd. Bij deze benadering laat men de film staan in de vloeibare fase (met
bvb. een petri –glas erop) en laat men het solvent gecontroleerd verdampen. Net als bij thermich
annealen verhoogt de efficiëntie van de zonnecel o.w.v een hogere orderning in de actieve laag
(nanoclusters). De benodigde tijd (ta) is gecorreleerd met de spin-coatingstijd (ts). Zonder spincoating
zou er er 20 min solvent annealing moeten plaatsvinden. Enkele tientallen seconden spincoating tegen
1000 rpm verwijdert echter het meeste solvent en levert een heel dunne film (150 nm), waarna nog
ongeveer één minuut solvent annealing nodig is. Langer spinnen kan de solventannealing nog
verkorten, maar echter ook ordening in de film doen minderen. Studies worden dus ondernomen om
uit te zoeken wat de ideale tijdscombinatie is voor ts + ta. Ook de ideale temperatuur wordt gezocht,
want eventuele kristallisatie zou erdoor eveneens weer kunnen verdwijnen.
24
Voor een P3HT:PCBM (1:1 wt) zonnecel houdt men het momenteel op 50s + 1min. Voornamelijk de
P3HT component schijnt gebaat met de solventannealing op het vlak van moleculaire orientatie en
ordening, leidend tot een hogere vermogensconversie (PCE). Teveel solventannealing leidt echter tot
exciton verlies omwille van een te excessieve fase scheiding.
5.4 Besluit
Omwille van de korte levenstijd van een exciton is de meest perfecte nanoschaal morfologie nodig om
een efficiënte ladingsopwekking te krijgen. Omdat de ideale morfologie niet de thermodynamische
evenwichtstoestand is speelt post-productie annealing zo‟n belangrijke rol. De meeste studies tonen
aan dat annealen zorgt voor een verbeterde efficiëntie door toegenomen orde en kristalliniteit, en door
beïnvloeding van de fasescheiding in de blend, zorgend voor een bicontinu, interpenetrerend 3D-
netwerk van routes naar de elektrodes. Dit geeft een optimalisatie van de fotoconductiviteit ( en
eventueel ook optimalisatie van het optische absorptiespectrum, de bandgap beïnvloedend). Een meer
kristallijn materiaal leidt dus tot betere ladingstransfer.[34]
25
6. Productietechnieken
6.1 Inleiding Er zijn verschillende technieken die gebruikt kunnen worden voor het produceren van de donor-
acceptorfilms voor organische zonnecellen. Spin coating wordt vaak gebruikt, evenals doctor blading
en spray coating.
6.2 Casting
6.2.1 Techniek casting
Deze techniek vereist geen uitrusting of machines en is de simpelste manier om een film te
produceren. Het solvent word simpelweg gegoten op een horizontaal geplaatste substraatoppervlak en
gaat daarna opdrogen. Het is mogelijk om met deze techniek homogene dikke films te bekomen. Maar
vaak is er gebrek aan controle over de dikte van de film, aan de randen van de film kunnen er
onvolmaaktheden voorkomen door precipitatie van de film tijdens het drogen. Het drogen kan ook een
inhomogene laag achterlaten wanneer de oppervlaktespanning van de vloeistof sterk is.[35]
6.3 Spin-coating
6.3.1 Techniek spin-coating
Het castingsolvent word gegoten op een substraatoppervlak op een draaiende schijf. Door de
centrifugale krachten wordt het castingsolvent verspreid over het oppervlak, en vliegt er overtollig
materiaal van de draaiende schijf af totdat de gewenste dikte wordt bereikt.[35]
6.3.2 Voorbeelden spin-coating
6.3.2.1 Spin-coating van P3HT/PCBM
Het spin casten van een P3HT/PCBM mengsel vanuit ortho-dichloorbenzeen (1,2-CB) vertoonde een
efficiënte fijne fasescheiding van het donor-acceptor materiaal in de grootteorde van ~10 tot 15 nm,
waarbij P3HT een georganiseerd netwerk van polymeerketens vormde, het oppervlak was ook meer
afgevlakt. Vanuit chloorbenzeen(CB) werd er een ruwere fasescheiding van ~25 tot 100 nm bekomen,
met grote domeinen van P3HT gescheiden door clusters van PCBM. Door de meer verfijnde indeling
van P3HT ketens en fijnere fasescheiding vanuit 1,2-CB was het rendement hierbij ook hoger
vergeleken met het spin casten met CB als castingsolvent. [37]
Onderzoek heeft ook aangetoond dat het rendement van een P3HT /PCBM mengsel met 30%
verhoogd kan worden door te spincoaten op een koud substraatoppervlak. Dit concept is gebaseerd op
een abrupte daling van de oplosbaarheid van P3HT als de temperatuur van de oplossing afneemt. De
selectieve precipitatie van P3HT op het koude substraat zorgt voor een rijke compositie van P3HT op
het grensoppervlak met het substraat. Door de hoge kristalliniteit van P3HT word de beweging van
PCBM onderdrukt tijdens het thermisch annealen, hiermee werd de aggregatie van PCBM voorkomen.
Zodat na thermisch annealen een hoger rendement werd behaald in vergelijking met conventionele
productietechnieken.[37]
26
6.3.2.2 Spin-coating met chloorbenzeen
Figuur 18: Spin-coating met chloorbenzeen
Gelijkaardige Films zijn ook opgesteld met behulp van spin-coating. Als hiervan een 20/80
gewichtsverhouding % chloorbenzeen film word genomen krijgen we een beeld dat overeenstemt met
figuur 19.[38]
6.3.2.3 Spin-coating met tolueen
Figuur 19: Spin-coating met tolueen (A, B, C)
27
Bovenstaande figuren zijn voorbeelden van films die opgesteld zijn door middel van spin-
coating met tolueen. Figuur (A) geeft een gewichtsverhouding van 50/50 weer, figuur (B) van
30/70 en tenslotte figuur (C). Deze geeft een gewichtsverhouding weer van 20/80.
Door figuur (E) en (C) te vergelijken zien we dat bij spin-coating met tolueen er meer grijze
zones ontstaan dan met chloorbenzeen. Figuur (B) heeft er minder dan Figuur (C). Figuur (A)
heeft het minste grijze zones. [38]
6.4 Doctor Blading
6.4.1 Techniek doctor blading
Een scherp mes wordt op een bepaalde afstand (10 tot 500 µm) van het substraatoppervlak
geplaatst. Het mes gaat het coating solvent dat voor het mes wordt gebracht, lineair over het
substraatoppervlak heen strijken, en laat hierbij een dunne film achter.[35]
6.4.2 Voorbeelden doctor blading
6.4.2.1 Doctor blading van MDMO-PPV/PCBM
Het doctor bladen van een MDMO-PPV/PCBM mengsel biedt een hogere graad aan
kristallisatie van PCBM, dan het spin coaten van hetzelfde mengsel met dezelfde concentratie
en oplosbaarheid. Dit komt door de trage verdamping van het solvent bij het doctor bladen.
Een 20/80 wt% blend van MDMO-PPV/PCBM dat gecast is met chloorbenzeen geeft PCBM-
rijke domeinen in de orde van ~100-150 nm. Deze domeinen bevatten nanogeclusterde
structuren van PCBM met afmetingen tussen 4 en 45 nm. Er is weinig verschil tussen het spin
coaten en doctor bladen van deze blend omdat de oplosbaarheid van PCBM in chloorbenzeen
hoog is (4,2 g/100 mL).
Wanneer dezelfde blend gecast word met tolueen, bevat de film grotere domeinen van puur
fasegescheiden PCBM (~200 – 400 nm) georganiseerd in kristallieten. Het spin coaten gaf
een molaire hoeveelheid van 23%, terwijl het doctor bladen 46% gaf. Het doctor bladen is
hierbij beter omdat de oplosbaarheid van PCBM in tolueen lager is dan in chloorbenzeen(0,9/
100mL), en omdat bij doctor bladen het solvent trager wordt opgelost dan bij spin coaten.
Zowel de hoeveelheid maar vooral de afmetingen van het fasegescheiden PCBM verklaart de
verminderde prestaties van de actieve lagen gecast vanuit tolueen, door middel van spin
coating en doctor blading.
De grootte van PCBM kristallieten is zeer ongunstig omdat het resulteert in een sterk
gereduceerde grensvlak contact gebied tussen het polymeer (donor) en PCBM (acceptor) [38]
28
6.4.2.2 Doctor blading met chloorbenzeen
Figuur 20: Doctor blading met chloorbenzeen (A, B, C)
Bij het bestuderen van de MDMO-PPV of de PCBM films van NMR werden deze eerst onder
een microscoop onderzocht. Figuur (A), (B) en (C) werden gemaakt met behulp van doctor
blading met oplossingen van chloorbenzeen. De TEM film van de 50/50 gewichtsverhouding
Chloorbenzeen ziet er heel homogeen uit [ Fig(A)]. Bij het beeld van de 20/80
gewichtsverhouding chloorbenzeen film zien we duidelijk de afgescheiden PCBM-rijke
domeinen van 100-150nm [ Fig (B)]. Hogere PCBM concentraties resulteren in nog grotere
PCBM-rijke aggregaten. Dit is weergegeven bij figuur (C). Deze heeft een
gewichtsverhouding van 15/85 chloorbenzeen film. [38]
6.4.2.3 Doctor blading met tolueen
Figuur 21: Doctor blading met tolueen (D)
Bij een 20/80 gewichtsverhouding van een 150nm dikke tolueen film opgesteld door doctor
blading krijgen we een beeld dat er uitziet zoals figuur (D). Door het verschil in grijze zones
in figuren (B, D) te vergelijken valt het op dat er bij een tolueen film veel meer grijze zones
waargenomen kunnen worden. Als de verschillende chloorbenzeen films vergeleken worden
kunnen we zien dat in figuur (A) dat bestaat uit een 50/50 gewichtsverhouding % minder
grijze zones zijn dan in figuur (B). Figuur (B) heeft dan op zijn beurt weer minder grijze
zones dan figuur (C). [38]
29
6.5 Spray-coating
6.5.1 Techniek spray coating
Met een airbrush worden uniforme laagjes van een halfgeleidende polymeer op een substraat-
oppervlak gebracht. Een continu-stroom aan drager-gas (bv. argon, stikstof, lucht) wordt
gebruikt om een oplossing, van het polymeer en een solvent, te verstuiven tot microscopisch
kleine druppels (aerosol), die bij contact met het substraat bijgevolg oplossen.[39]
6.5.2 Voorbeeld Spray-coating
Het spray coaten van P3HT op een Si/SiOX substraat, geeft een vezelachtig patroon dat dikker
en dikker wordt hoe langer er word gesproeid. Het onderstaande figuur geeft dit weer, de
witte pijltjes duiden op kleine gaatjes die gemaakt zijn door druppels die botsten met het
substraatoppervlak.
Figuur 22: Optische microscopiebeelden van een spray coated P3HT film
De gaatjes hebben allemaal een diameter van 1 - 5 µm. Na 60s, bij volledige bedekking, is er
een uniforme laag met een continu patroon ontstaan. Doordat de solvent-druppels bij botsing,
gaten maken in de polymeer-laag en meteen verdampen. [39]
De homogeniteit van het polymeer kan gecontroleerd worden door de solventconcentratie, de
aerosol druppelgrootte, en de spray-substraat afstand.[39]
30
7. Additieven
7.1 Inleiding
Het belang van het solvent voor de morfologie van BHJ‟s, zijnde een fijnere fasescheiding, werd
reeds eerder besproken. Recent onderzoek met extra additieven in het solvent leidde tot nog meer
performante BHJ‟s. Het gaat hier steeds maar om volumepercenten van de stof in het solvent. Twee
criteria voor een goed additief zijn geïdentificeerd: (i) selectieve (differentiële) oplosbaarheid van de
fullereen component en (ii) een hoger kookpunt dan het solvent.
7.2 Voorbeelden
7.2.1 ODT
Een belangrijke klasse zijn de octaandithiolen. Zo werd een PCPDTBT /PCBM (1:2) mengsel bereid
met chloorbenzeen als castingsolvent en werd onderzocht zowel met als zonder ODT als co-solvent.
De afmetingen van de PCBM-rijke domeinen en polymeerrijke domeinen zijn kleiner dan 10 nm. Het
PCBM vormt dus kleine en zwak georganiseerde structuren met en zonder het toevoegen van ODT.
Het toevoegen van ODT zorgt er wel voor dat de PCBDTBT ketens, die niet oplosbaar zijn in ODT,
zich schikken in vezelachtige nanostructuren dat gelijkaardig is aan die van pure PCBDTBT. Naast
een efficiënte ketenstapeling zorgt het ook voor een verbeterde mobiliteit van de excitonen, wat dus
zorgt voor een hoger rendement. (Chambon, 2012)
7.2.2 di(R)octanen
Nog beter bleken de 1,8-di(R)octanen. De beste resultaten werden bekomen met R = I. Gebruik
makend van 1,8-diiodooctane als additief steeg de efficientie van 3.4% tot 5.1%. Men heeft een tijdje
moeten zoeken naar het exacte mechanisme dat voor de toename zorgt, maar het is alleszins zo dat de
additieven niet reageren met het polymeer of het fullereen. Na het droogproces is het immers volledig
verdwenen. Wel vormen zich 3 verschillende fases omwille van de selectieve oplosbaarheid
(fullereen-additief, polymeer aggregaat, polymeer-fullereen fase) en zal tijdens het drogen de fase met
het additief langer in oplossing blijven om wille van het hogere kookpunt. Hierdoor wordt
gecontroleerde fase scheiding mogelijk en kan de optimale morfologie meer benaderd worden.
7.2.3 Varia
Nog andere additieven ( “third non-reacting chemical compounds” ) werden recentelijk besproken
door Sariciftci in een review, ondermeer triplephenylamine, nitrobenzene en
chloronaphthalene.[40][41][42]
31
8. Besluit
Het doel van onze paper was het beschrijven van de ideale morfologie van de BHJ-layer van een
organische zonnecel. Zoals u gelezen heeft is deze morfologie afhankelijk van vele verschillende
parameters. Als conclusie kunnen we stellen dat er geen voorbeeld is van een ideale morfologie. Elk
van deze parameters is veranderlijk, indien men 1 paramater veranderd, heeft dit gevolgen voor al de
andere. Zo kunnen 2 systemen die slechts van elkaar verschillen in 1 parameter, bijvoorbeeld de
toevoeging van een additief, compleet verschillende rendementen geven. Om een ideale morfologie te
bekomen moet men dus de verschillende parameters afwegen ten opzichte van elkaar om dan zo een
ideale morfologie (en rendement) te bekomen voor het desbetreffende systeem.
32
Referenties
1. Minnaert, B. Modelleren van organische bulk heterojunctie zonnecellen. Universiteit Gent
2008
2. Zonnepanelen informatiepunt. www.zonnepanelen-info.nl/zonnecellen (accessed Nov 17,
2011)
3. Tang, C.W. Two-layer organic photovoltaic cell. Applied Physics Letters, 1986, 48 (2), 183
4. Thompson, B.C.; Jean, M.J. Polymer-Fullerene Compossite Solar Cells. Angewandte Chemie,
2007, 47 (1), 58-77
5. Günes, S.; Neugebauer, H.; Sariciftci, N. S. Conjugated polymerbased organic solar cells.
Chem. Rev. 2007, 107, 1324-1338.
6. Green, M.A.; Emery K.; Hishikawa, Y.; Warta, W. Solar efficiency tables (version37).
Progress in Photovoltaics: Research an Applications, 2011, 19 (1), 84-92
7. Solar & Energy, “Next-Generation Organic Solar Cell Technology and Market Forecast”.
http://www.solarnenergy.com/eng/info/show.php?c_id=4561&pg=3&s_sort=&sub_cat=&s_ty
pe=&s_word Geraadpleegd 12 december 2011.
8. Konarka, Tracy Wemett, “Konarka's Power Plastic Achieves World Record 8.3% Efficiency
Certification from National Energy Renewable Laboratory (NREL)”.
http://www.konarka.com/index.php/site/pressreleasedetail/konarkas_power_plastic_achieves_
world_record_83_efficiency_certification_fr Geraadpleegd 12 december 2011.
9. Brittany L. Oliva, Andrew R. Barron, “An introduction to Solar Cell Technology”.
http://cnx.org/content/m41217/1.1/ Geraadpleegd 12 december 2011.
10. Wikimedia commons, “Polyphenylene vinylene”,
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Polyphenylene_vinylene.svg Geraadpleegd 12
december 2011.
11. Ben Minnaert and Marc Brugelman, “Modelling MEH-PPV:PCBM (1:4) Bulk
HeteroJunction solar cells” by Numos, 327-339(2007)
12. Mens, R. “NMR Study of the Nanomorphology in Thin Films of Polymer Blends Used in
Organic PV Devices: MDMO-PPV/PCBM”Journal of Polymer Science: Part A: Polymer
Chemistry, Vol. 46, 138–145 (2008)
13. HanFengChem, “OPV cell materials”, http://www.hanfengchem.com/opv.html Geraadpleegd
12 december 2011.
14. H. Hoppe, T. Glatzel, M. Niggemann, W. Schwinger, F. Schaeffler, A. Hinsch,
M. Ch. Lux-Steiner, N.S. Sariciftci, “Efficiency limiting morphological factors of MDMO-
PPV:PCBM plastic solar cells” by Thin Solid Films, Vol.511 – 512, 587 – 592(2006)
15. Ge, Weihao, “An overview on P3HT:PCBM, the most efficient organic solar cell material so
far”, by Solid State Physics II, (Spring) 2009
16. Harald Hoppe, N. Serdar Sariciftci, “Polymer Solar Cells” by Adv Polym Sci, Vol. 214, 1-86
(2008)
17. Riccardo Po, Michele Maggini and Nadia Camaioni, “Polymer Solar Cells: Recent
Approaches and Achievements” by J. Phys. Chem. C (2009)
18. Hsiang-Yu Chen, Jianhio Hou, Shaoqing Zhang, Yongye Liang, Guanwen Yang, Yang Yang,
Luping Yu, Yue Wu and Gang Li, “Polymer solar cells with enhanced open-circuit voltage
and efficiency”, by Nature Photonics, Vol.3, 649-653(2009)
19. Postech, “Molecular structure of donor/acceptor”,
http://polymer.homepcenter.co.kr/base/sub1/sub1_opv2.php Geraadpleegd 12 december 2011.
33
20. K. Gustav, M. Leonhardt and H. Port, “Theoretical Investigations on Absorption and
Fluorescence of Perylene and its Tetracarboxylic Derivates” by Monatshefte für Chemie , Vol.
128(2), 105-112 (1997)
21. Chris McNeill, “Polymers show versatility in organic solar cells”,
http://spie.org/documents/Newsroom/Imported/909_2007-10-26/0909-2007-10-25.pdf
Geraadpleegd 12 december 2011
22. Cigdem Yumusak and Daniel A. M. Egbe,”Organic Bulk Heterojunction Solar Cells Based on
Poly(p-phenylene-vinylene) Derivates”, http://www.lios.at/Publications/2011/2011-021.pdf
Geraadpleegd 12 december 2011
23. Christoph J. Brabec , Srinivas Gowrisanker , Jonathan J. M. Halls, Darin Laird ,
Shijun Jia and Shawn P. Williams,”Polymer-Fullerene Bulk-Heterojunction Solar Cells” by
Advanced Materials, Vol. 22(34), 3839-3856(2010)
24. Hoppe, H.; Sariciftci, N.S. Morphology of polymer/fullerene bulk heterojunction solar cells.
Journals of Materials Chemistry, 2006, 16, 45-61
25. Kim, Y.S.; Kim, J.K.; Seo, E.; Lee, E.; Lee, W.; Han, S.; Lee, S. Effect of solvents on the
performance and morphology of polymer. Current Applied Physics, 2010, 10, 985-989
26. Printable Electronics: Een zonnecel uit de printer” UHasselt Magazine, nr.4, jaargang 5,
oktober 2010, 13-18.
27. QUIST, P. “The Effect of Annealing on the Charge Carrier Dynamics in a Polymer/Polymer
Bulk Heterounction for photovoltaic applications”, Advanced Functional Materials 15 (2005)
469.
28. LI, G.. ”Solvent Annealing Effect in Polymer Solar Cells”. Adv. Funct. Mater. 2007, 17,
1636–1644.
29. CHENG, Y. “Synthesis of Conjugated Polymers for Organic Solar Cell Applications” Chem.
Rev. 2009, 109, 5868–5923
30. PIERSIMONI, F. en MENS, R.. “Influence of Fullerene Ordering on the Energy of the
Charge-Transfer State and Open-Circuit Voltage in Polymer:Fullerene Solar Cells”, J. Phys.
Chem. C 2011, 115, 10873–10880.
31. PEUMANS, P. “Efficient bulk heterojunction photovoltaic cells using smallmolecular-weight
organic thin films” Nature, vol 425, september 2003.
32. PARK, H. “Effect of Annealing Solvent Solubility on the Performance of Poly(3-
hexylthiophene)” J. Phys. Chem. C, 2009, 113 (40), pp 17579–17584.
33. MENS, R. “Description of the nanostructured morphology of [6,6]-phenyl-C61-butyric acid
methyl ester (PCBM) by XRD, DSC and solid-state NMR” Magn. Reson. Chem. 2011, 49,
242–247.
34. “Post annealing effect” Current Applied Physics, Volume 10, Issue 4, Supplement, November
2010, Pages 192-196.
35. Krebs, Frederik C. Fabrication and processing of polymer solar cells: A review of printing and
coating techniques Solar energy materials and solar cells, 2000, 93, 394 – 412
36. Pavel Dutta, Yu Xie, Mukesh Kumar, Monika Rathi, Phil Ahrenkiel, David W. Galipeau,
Qiquan Qiao, Venkat Bommisetty Connecting physical properties of spin-casting solvents
with morphology, nanoscale charge transport, and device performance of poly(3-
hexylthiophene):phenyl-C61-butyric acid methyl ester bulk heterojunction solar cells J.
Photon. Energy, 2011, 1, 011124
37. Oh JY, Lee Ti, Myoung JM, Jeong U, Baik HK Coating on a Cold Substrate Largely
Enhances Power Conversion Efficiency of the Bulk Heterojunction Solar Cell Molecular
Rapid Communications, 2011, 32, 1066 – 1071
34
38. Raoul Mens, Sabine Bertho, Sylvain Chambon, Jan d‟Haen, Laurence Lutsen, Jean Manca,
Jan Gelan, Dirk Vanderzande, Peter Adrieaensens Solid-state NMR as a tool to describe and
quantify the morphology of photoactive layers used in plastic solar cells Journal of polymer
science part A: Polymer Chemistry, 2011, 49, 1699 – 1707
39. Treossi E.; Liscio A.; Feng X.; Palermo V.; Mullen K.; Samori P.Large-area bi-component
processing of organic semiconductors by spray deposition and spin coating with orthogonal
solvents Applied Physics A: Materials Science & Processing 2009, 95, 15 – 20
40. HOVEN, C. “Improved Performance of Polymer Bulk Heterojunction Solar Cells Through
the Reduction of Phase Separation via Solvent Additives” Adv. Mater. 2010, 22, E 63–66
41. LEE, J. “Processing Additives for Improved Efficiency from Bulk Heterojunction Solar
Cells”, Journal of the American Chemical Society, 2010, 130 (11), 3619-3623
42. Sariciftci, N. “Influence of processing additives to nano-morphology and efficiency
of bulk-heterojunction solar cells: A comparative review” Solar Energy, 2011, 85 (6), 1226-
1237