Monte-Carlo simulatie van verkeersafwikkeling op kruispunten

of 162 /162
Katholieke Universiteit Leuven Faculteit Toegepaste Wetenschappen Departement Burgerlijke Bouwkunde Monte-Carlo simulatie van verkeersafwikkeling op kruispunten E2006 Promotor: L.Immers Nathan Van Paesschen

Embed Size (px)

Transcript of Monte-Carlo simulatie van verkeersafwikkeling op kruispunten

  • Katholieke Universiteit Leuven Faculteit Toegepaste Wetenschappen Departement Burgerlijke Bouwkunde

    Monte-Carlo simulatie van verkeersafwikkeling op kruispunten

    E2006 Promotor: L.Immers

    Nathan Van Paesschen

  • 2

    Toelating tot bruikleen De auteur geeft de toelating deze eindverhandeling voor consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiren voor eigen gebruik. Elk ander gebruik valt onder de strikte beperkingen van het auteursrecht; in het bijzonder wordt er gewezen op de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze eindverhandeling

    Leuven, juni 2006

  • 3

    K.U.Leuven

    Fakulteit Toegepaste Wetenschappen

    Akademiejaar: 2005-2006 Departement: Burgerlijke Bouwkunde Adres en tel.: Kasteelpark Arenberg 40 - 3001 Heverlee - 016/32 16 54 Naam en voornaam student: Van Paesschen Nathan Titel eindwerk: Monte-Carlo simulatie van verkeersafwikkeling op kruispunten Korte inhoud Eindwerk:

    Bestaande analytische verkeersmodellen houden bij het berekenen van capaciteiten van kruispunten geen rekening met de interacties en conflicten tussen de verschillende verkeersstromen op het kruispuntvlak. In deze thesis wordt nagegaan wat de invloed van deze interacties is op de capaciteit van een kruispunt. Hiertoe wordt er een computermodel ontwikkeld dat er specifiek op gericht is om deze interacties en hun invloed op de verkeersafwikkeling te modelleren. Deze zaken werden in de bestaande literatuur nog maar weinig bestudeerd. Het onderzoek toont aan dat bij geringe drukte, het aantal interacties tussen de verschillende stromen klein is. Hun invloed op de verkeersafwikkeling blijft zeer beperkt. Het onderzoek toont verder aan dat bij toenemende drukte, het aantal interacties echter zo sterk kan toenemen dat er zich zelfs een capaciteitsval van het kruispunt kan voordoen. Bij grote belastingsgraden blijken de huidige verkeersmodellen, die geen rekening houden met deze interacties, de capaciteit van een kruispunt vaak substantieel te overschatten. Promotor: prof. L. Immers Assessoren: prof. E. Peetermans dr. C. Tampre

  • 4

    K.U.Leuven

    Fakulteit Toegepaste Wetenschappen

    year: 2005-2006 Department: Burgerlijke Bouwkunde Address and tel.: Kasteelpark Arenberg 40 - 3001 Heverlee - 016/32 16 54 Name and surname student: Van Paesschen Nathan Title of thesis: Analysing chaos on intersections using Monte-Carlo simulation techniques

    Summary of thesis:

    When calculating the capacity of junctions, current analytical traffic models dont take the interactions and conflicts between the different traffic flows on these junctions into account. As its main objective, this thesis analysed the influence of these interactions and conflicts on the total capacity of a junction. With the help of a self-created computer model, particularly focussed on the specific needs to model the interactions between traffic flows, the influence of conflicts between these flows on the capacity of junctions was studied. In the existing literature, this topic has almost never been studied. At low degrees of saturation, this influence turns out to be little. With increasing traffic however, the number of conflicts increases as well. The results of the research show that conflicts between the different traffic flows do not only have a limitation effect on the capacity of intersections. In some circumstances, they could even be the source of a capacity drop on the junction. In these situations, existing traffic models often overestimate the capacity of junctions. Estimations that at times can be too big to just ignore Promotor: prof. L. Immers Assessors: prof. E. Peetermans dr. C. Tampre

  • 5

    Dankwoord

    Vooreerst wil ik mijn promotor, professor Immers bedanken. Hij gaf me, als een student van

    de optierichting gebouwentechnieken, toch de mogelijkheid om mijn eindwerk bij de afdeling

    verkeer en infrastructuur te schrijven. Hierdoor kreeg ik de mogelijkheid mijn thesis te

    schrijven over een enorm boeiend onderwerp. Ook wil ik Eddy Peetermans bedanken voor het

    feit dat hij wilde inspringen als tweede assessor van deze thesis. In het bijzonder wil ik ook

    Chris Tampre heel erg bedanken. Als mijn personal coach wist hij me met zijn

    enthousiamse, inzicht en gedrevenheid enorm te motiveren. Zonder zijn inbreng zou deze

    thesis niet dezelfde zijn geweest.

  • 6

  • 7

    0 Inleiding 10

    1 Literatuurstudie 12

    1.1 Inleiding 12

    1.2 Traditionele verkeerstheorie 14 1.2.1 Capaciteiten en de kritische parameters 14 1.2.2 Vertraging 16

    1.3 Nieuwe ontwikkelingen en methodes 18 1.3.1 methode van de conflictstromen 18

    1.4 Verkeersstromen als wachtrijen 20

    1.5 Besluit literatuurstudie 21

    2 Modeldefinitie 23

    2.1 Afwikkelingsbepalende elementen 23 2.1.1 Verkeerslichten 23 2.1.2 Voorrangsregels 24 2.1.3 Interacties tussen voertuigen onderling 24

    2.1.3.1 Interacties binnen 1 stroom 25 2.1.3.2 Interacties tussen verschillende stromen 26 2.1.3.3 Interacties tussen verschillende kruispuntvlakken 27

    2.2 Eigenschappen van voertuigen in de verkeersstromen 28 2.2.1 Toevoer en afvoer van wagens 28 2.2.2 Gap-acceptatie en follow-up time 29

    2.3 Aspecten met kleinere prioriteit 30 2.3.1 Voetgangers 30 2.3.2 Vertraging door het wisselen van rijstrook 30 2.3.3 Knipperlichten 30 2.3.4 Headway compressie 31 2.3.5 Dynamische verkeerslichtenregeling 31

    3 Conceptuele uitwerking van het model 32

    3.1 Het Black Box Concept 32

    3.2 Eigenschappen van de verschillende black boxes 34 3.2.1 Het algemene karakter van de black boxes 34 3.2.2 Het specifieke karakter van black boxes 35

    3.2.2.1 Verkeerslichten 35 3.2.2.2 Capaciteit 36

    3.3 Interacties tussen de verschillende wachtrijen 37 3.3.1 Toelevering 37

    3.3.1.1 1-op-1-toelevering 37 3.3.1.2 1-op-m-toelevering 39

    3.3.2 Hinder en vermindering 41 3.3.3 Voorrang en gap-acceptatie 42

    3.4 Omzetten van werkelijkheid naar model 44 3.4.1 Definiren van de wachtrijen 44

    3.4.1.1 Level-1-rijen 45 3.4.1.2 Level-2-rijen 45

  • 8

    3.4.1.3 Level-3-rijen 46 3.4.1.4 Nummering 47

    3.4.2 Aangeven van interacties 47

    3.5 Tel- en tijdmatrices 48

    3.6 Labelsysteem 50

    3.7 Beperkingen in modellering 51

    4 Verificatie 52

    4.1 Wachtrijen als Markov-rijen 53 4.1.1 M/M/1 55

    4.1.1.1 De kans op populatie k 55 4.1.1.2 Gemiddeld aantal wachtenden 58 4.1.1.3 De tijd gespendeerd in het systeem 59 4.1.1.4 Besluit M/M/1 59

    4.1.2 Andere Markov-processen 60 4.1.3 Besluit simulatie van Markov-processen 60

    4.2 Verkeerskundige processen 61 4.2.1 Interactie tussen twee stromen aan kruispunten zonder verkeerslichten 62

    4.2.1.1 Capaciteit 62 4.2.2 Vertraging 65

    4.2.2.1 Vertragingen berekend met tijdsonafhanlijke formules 65 4.2.2.2 Formules berekend met tijdsafhankelijke berekeningen 70

    4.2.3 Vertragingen aan kruispunten met verkeerslichten 72

    4.3 Besluit verificatie 77

    5 Hoofdstuk Toepassing 78

    5.1 Situatieschets 79 5.1.1 Verschillende verkeersstromen 80 5.1.2 Verkeerslichtenregeling 81 5.1.3 Invloed van de verschillende stromen op elkaar 82

    5.2 Berekeningen en resultaten 83 5.2.1 Verwaarlozen van de interacties 84 5.2.2 Inrekenen van interacties tussen stromen 91

    5.2.2.1 Eerste orde hinder 91 5.2.3 Eerste en tweede orde hinder 98 5.2.4 Vertragingen 103

    5.3 Invloed van karakteristieke parameters op de capaciteit van het kruispunt 105 5.3.1 De invloed van de bedieningstijd 106 5.3.2 Invloed van de hinderlengte 107

    5.4 Conclusie 108

    6 Besluit 109

    7 Literatuuropgave 111 Afkortingenlijst 115

    Lijst met figuren 116

    Lijst met tabellen 117

  • 9

    Bijlage A: Werking van de simulatie 119

    Bijlage B: Andere Markov-rijen 139

    Bijlage C: Eigenschappen van de wachtrijen in de toepassing 148

    Bijlage D: Intensiteiten en standaarddeviaties bij de toepassing 151

  • 10

    0 Inleiding

    De impact van het verkeer op onze maatschappij wordt steeds groter. Dagelijks halen

    verkeersopstoppingen het nieuws, en overal hoor je mensen klagen over de tijd die ze

    verliezen tijdens de dagelijkse rit naar en van het werk. Een vlottere verkeersdoorstroming

    zou voor vele pendelaars de werkdag heel wat aangenamer maken. Ook de mensen die hun

    rustige straatje elke dag weer omgetoverd zien tot een drukke sluipweg zijn deze

    verkeersoverlast liever kwijt dan rijk. De vaak stroef verlopende verkeerstromen hebben niet

    alleen sociale gevolgen, ook de economische gevolgen zijn enorm. Dagelijks worden er

    miljoenen euros aan arbeidsuren verspild met wachten in de file. Enorme wachtrijen aan

    kruispunten zijn een economische ramp voor een stad. De middenstand in moeilijk

    bereikbare stadskernen, zoals Mortsel, ziet al jaren haar omzet achteruit gaan. Ook het milieu

    kreunt onder de impact van al de motoren die in de file staan te draaien en ondertussen tonnen

    CO2 en andere schadelijke gassen de lucht insturen. De vraag vanuit maatschappij naar

    oplossingen klinkt steeds luider.

    Wanneer de verkeersafwikkeling over een verkeersnetwerk gesimuleerd wordt, dan wordt er

    voor de capaciteit van kruispunten vaak met arbitraire aannames gewerkt. De

    detailleringsgraad van macroscopische modellen is vaak niet fijn genoeg om de

    verkeersafwikkeling op kruispunten op een verfijnde manier weer te geven. Bovendien blijkt

    uit studie van de bestaande literatuur dat er over de impact van de interacties tussen

    verschillende stromen op een kruispuntvlak, op de capaciteit van dit kruispunt, bijna geen

    publicaties bestaan. Bestaande verkeersmodellen stellen de capaciteit van een kruispunt op op

    basis van de intensiteit van de verschillende wegen die aan het kruispunt toekomen. Bij

    stijgende verkeersvraag stijgt de intensiteit over het kruispunt, om uiteindelijk begrensd te

    worden door de maximale capaciteit van het kruispunt. Wat er op het kruispuntvlak zelf

    gebeurt, laten deze modellen buiten beschouwing. Zeker bij hogere saturatiegraden schieten

    deze modellen tekort in hun benadering van de werkelijkheid. Deze thesis heeft als doel na te

    gaan of interacties en conflicten tussen stromen op een kruispuntvlak weldegelijk een invloed

    hebben op de capaciteit van een kruispunt. Ze wil geen afgewerkt geheel zijn, maar eerder een

    aanleiding tot verder onderzoek onder de vorm van (post)doctoraatstudie.

  • 11

    In deze thesis is een computermodel opgesteld dat er precies op gericht is om de interacties

    tussen de verschillende stromen op het kruispuntvlak te modelleren. Na de bespreking van de

    literatuurstudie wordt uiteengezet wat de precieze vereisten voor het simulatiemodel zijn.

    Deze vereisten zijn er vooral op gericht om met het simulatiemodel een toegevoegde waarde

    te kunnen bieden ten opzichte van de bestaande onderzoeken en verkeersmodellen. De

    simulatie is op een zodanige wijze geconcipieerd dat ze later nog kan dienen voor verder en

    dieper onderzoek in navolging van deze thesis. Vanuit dit oogpunt is er dan ook uitgebreide

    zorg besteed aan de verificatie van de resultaten van het computermodel. Uit deze verificatie

    blijkt dat de simulaties de bekende formules en modellen, gelet op de aannames en

    vereenvoudigingen die deze maken, zeer goed benaderen.

    Het laatste hoofdstuk gaat aan de bestaande theorie voorbij. Er wordt met behulp van het

    simulatiemodel een verkeerssituatie uitgewerkt. Door deze simulatie uit te voeren met en

    zonder inrekenen van de interacties tussen stromen op het kruispuntvlak wordt nagegaan

    welke fout de bestaande verkeersmodellen maken door deze interacties te verwaarlozen. Deze

    fout blijkt in bepaalde omstandigheden zeer aanzienlijk te zijn. Bij stijgende verkeersbelasting

    ontstaan er tussen de verschillende stromen op het kruispunt meer en meer conflictsituaties.

    Er wordt aangetoond dat bij stijgende verkeersvraag de intensiteit van het kruispunt niet altijd

    naar een bovengrens convergeert. Integendeel! Net door dit toenemende aantal conflicten

    tussen de verschillende verkeersstromen kan vanaf een bepaald punt de capaciteit van het

    kruispunt afnemen bij stijgende verkeersvraag. Er doet zich een capaciteitsval voor.

    Uiteindelijk wordt er nog kort even ingegaan op enkele parameters die de aard van deze

    capaciteitsval benvloeden. Welke al deze parameters zijn, en waar hun precieze invloed op de

    capaciteit van het kruispunt zich precies situeert, paste niet meer in het bestek van deze thesis.

    De thesis probeert een lans te breken voor dieper en uitgebreider onderzoek naar de

    verkeersprocessen op het kruispuntvlak, en hun invloed op de capaciteit van het kruispunt en

    het volledige netwerk. Enkel indien een goed inzicht verworven wordt in deze processen

    zullen goede en betrouwbare voorspellingen kunnen gedaan worden in verband met de

    prestaties van kruispunten, en van het hele netwerk

  • 12

    1 Literatuurstudie

    1.1 Inleiding In deze thesis wordt bestudeerd welke de invloed is van de interacties tussen verkeersstromen

    op de verkeersafwikkeling op en rond het kruispuntvlak . Bij verschillende belastingsgraden

    zullen vertragingen, gemiddelde wachtrijlengtes en de capaciteit van kruispunten als

    belangrijkste parameters voor deze verkeersafwikkeling met elkaar vergeleken worden.

    Hiertoe wordt een simulatiemodel geprogrammeerd. Om een inzicht te krijgen in de

    verkeersprocessen die geprogrammeerd dienen te worden wordt eerst een studie van de

    literatuur in verband met deze processen en interacties gemaakt. Bovendien worden, na het

    programmeren, de resultaten uit het simulatiemodel gestaafd worden met de analytische en

    deterministische formuleringen die worden teruggevonden in de literatuur.

    Voor wetenschappelijke publicaties daterend van voor 1999 hebben we ons gebaseerd op een

    samenvatting van de meest relevante werken, gepubliceerd door de Transportation Research

    Board (TRB). Naast dit rapport werden ook de nieuwe onderzoeksprojecten en papers

    gepubliceerd tot en met 2005, die betrekking hebben op deze thesis, bestudeerd. Hiertoe

    hebben we ons laten leiden door de proceedings van het jaarlijkse congres van de TRB.

    In 1999 werd er door de TRB een rapport gepubliceerd [TRB]. Het is een door de TRB

    verbeterde versie van een monografie, product van een samenwerking tussen The Federal

    Highway Administration (FHWA) en het Oak Ridge National Laboratory, waarin alle

    belangrijke ontwikkelingen in de verkeerstheorie worden samengevat. In het rapport wordt

    dus zowel naar de grondleggers en de basisbeginselen van de verkeersstudie als naar meer

    gespecialiseerde werken verwezen.

  • 13

    Bij het bestuderen van de processen die zich voordoen bij de verkeersafwikkeling op

    kruispunten wordt er in de verkeerstheorie in de eerste plaats een onderscheid gemaakt tussen

    kruispunten met of zonder verkeerslichten.

    Er zijn verschillende goede redenen om deze scheiding te maken. Zo bijvoorbeeld hebben de

    stromen uit de verschillende richtingen op kruispunten met lichten beurtelings voorrang,

    waardoor er eerder naar dichotome1 distributies moet gegrepen worden. Ook is de correlatie

    tussen de verschillende stromen op dit soort kruispunten minder groot.

    [Buckley (1968),Cowan (1975),Dawson (1969), Schuhl(1955)]

    Op kruispunten zonder verkeerslichten is er meestal 1 stroom die een continue voorrang

    geniet2 ,waardoor vertrekprocessen andere distributies kennen. Het is duidelijk dat naast deze

    belangrijke verschillen er ook zeer grote overeenkomsten bestaan tussen intersecties met of

    zonder verkeerslichtenregeling.

    Binnen deze twee verschillende categorien zijn formuleringen opgesteld voor de berekening

    van zowel de capaciteiten van, als de vertragingen op het kruispunt. Het berekenen van

    capaciteiten van een kruispunt met of zonder verkeerslichten gebeurt op verschillende

    manieren. Ook voor het berekenen van vertragingen worden verschillende methodes en

    formuleringen gebruikt voor deze twee soorten kruispunten.

    Naast deze opsplitsing kan de verkeerstheorie ook opgesplitst worden in een traditionele en

    een meer progressieve verkeerstheorie. Alle methodes die via rigoureuze wiskundige

    benaderingen tot formules proberen te komen worden als traditioneel geclassificeerd. Omdat

    het met analytische formules snel moeilijk wordt om nog tot een goede beschrijving te komen

    van complexere situaties zijn er de laatste jaren methodes ontstaan die niet meer vanuit pure

    wiskundige formuleringen vertrekken. Een belangrijke methode is de methode van de

    conflictstromen die ontwikkeld is door Werner Brilon en Ning Wu.

    In de rest van dit hoofdstuk worden de resultaten van beide werkwijzen meer in detail

    besproken.

    1 Een dichotome verdeling is een combinatie van verschillende verdelingen. Ze veronderstelt dat een bepaald deel van de wagens in de stroom vrij en ongehinderd kan rijden in de stroom, en dat het andere deel van de voertuigen in groep rijdt. Een gekende dichotome verdeling is de M3 verdeling Cowan [Cowan, 1975] 2 Voorrangsbaan of voorrang van rechts

  • 14

    1.2 Traditionele verkeerstheorie

    1.2.1 Capaciteiten en de kritische parameters

    Onder capaciteit wordt de redelijk te verwachten maximum en onderhoudbare hoeveelheid

    verkeersstroom onder bepaalde en gegeven voorwaarden verstaan. Capaciteit beschrijft dus de

    gemiddelde (verwachte) maximale stroom die over een lange periode kan voldaan blijven.

    Dit is de definitie gegeven door de Highway Capacity Manual.[HCM 2000].

    Bij de berekening van de capaciteiten maakt men gebruik van de gap acceptance theory. De

    gap acceptance theory bestudeert de fenomenen die verband houden met de distributie van

    wagens in een verkeersstroom. Twee van deze fenomenen met een bijzonder belang voor de

    studie van verkeersprocessen op kruispunten zijn de critical gap en follow-up time3.

    Men noemt ze de kritische gap parameters.

    De kritische gap (gap= tussenruimte) is de minimale afstand die een bestuurder wil hebben

    tussen twee opeenvolgende wagens in een stroom die hij wil kruisen vooraleer hij deze

    stroom daadwerkelijk zal kruisen. De follow-up tijd is de tijd tussen twee opeenvolgende

    wagens die een verkeersstroom kruisen, wanneer ze gebruik maken van dezelfde gap.

    In de gap acceptance theory kunnen twee verschillende benaderingsmethodes onderscheiden

    worden. De empirische regressiemethode, waarbij men continue wachtrijen veronderstelt en

    de Gap Acceptance Procedures (GAP-methodes), waarbij men gebruik maakt van meer

    probabilistische methodes.

    [veronderstelling continue wachtrijen: Harders (1976), Siegloch (1973), Tanner (1962),

    Troutbeck (1986); meer probalistische methodes: Hewitt (1983), Miller (1972), Ramsey en

    Routledge (1973), Troutbeck (1975)]

    3 Verder in de tekst zullen de respectievelijke termen kritische gap en follow-up tijd gebruikt worden. In formules worden de kritische gap en de follow-up tijd afgekort met de respectievelijke symbolen Tc en Tf

  • 15

    Het schatten van de kritische parameters is zeer ingewikkeld omdat men deze schattingen niet

    empirisch kan toetsen. Het is immers onbegonnen werk om verschillende wagens gedurende

    een periode te volgen om zo ieders kritische parameters op te meten. Bovendien hangen ze

    ook af van de typologie van het kruispunt zelf. Het schatten van deze parameters hangt zeer

    nauw samen met de studie naar de verdeling van de tussenafstanden tussen de verschillende

    wagens4.

    Een eenvoudige veronderstelling stelt dat deze afstanden onafhankelijk van elkaar zijn. Een

    exponentile verdeling is dan aangewezen. De afstand tussen verschillende autos is echter

    groter dan een minimale waarde, waardoor een verschoven exponentile verdeling zich

    opdringt. Om effecten zoals platooning5 of groepsvorming correct in te rekenen worden vaak

    dichotome verdelingen gebruikt zoals het M3 model van Cowan of een hyper-Erlang

    verdeling.

    [Brilon (1996), Catchpole en Planck (1986), Cowan (1975),Hewitt (1985),

    Tian(1999),Troutbeck(1988), Wegmann (In Brilon: 1991)]

    4 In de Engelstalige literatuur noemt men deze tussenafstanden headways. 5 Platooning: Men spreekt over platooning wanneer autos in een groep of peloton achter elkaar aanrijden. Dit fenomeen komt bvb. voor wanneer een eerste wagen trager rijdt als de volgende wagen, maar wanneer er niet voorbij gestoken kan worden. Ook nadat de verkeerslichten op groen zijn gesprongen en alle wagens in groep wegrijden kan men over platooning spreken.

  • 16

    1.2.2 Vertraging

    Vertraging of delay op kruispunten is n van de meest belangrijke parameters bij het

    evalueren van de prestaties van kruispunten. Een goed inzicht in de parameters die een

    invloed uitoefenen op de vertraging op kruispunten is bepalend voor een goede inrichting van

    het kruispunt. Wat men verstaat onder een goede inrichting en bijhorende

    verkeersafwikkeling is voor discussie vatbaar. Sommigen stellen dat de gemiddelde

    vertraging zo klein mogelijk moet zijn, terwijl anderen dan weer menen dat er ook een

    maximum wachttijd voor iedere gebruiker van het kruispunt in acht moet genomen worden

    om nog van een goede afwikkeling te kunnen spreken.

    De kwaliteit van de verkeersafwikkeling op een kruispunt kan gekarakteriseerd worden door

    de zogenaamde measures of effectiveness (MOEs, de maatstaven voor de effectiviteit van

    de verkeersafwikkeling ).

    De gemiddelde vertraging, de gemiddelde wachtrijlengte, de verdeling van de vertragingen,

    de verdeling van de wachtrijlengtes, het aantal voertuigen dat tot een stop is moeten komen en

    de waarschijnlijkheid op een lege wachtrij zijn de voornaamste MOEs.

    Een ander belangrijk verschil tussen de analytische beschrijvingsmethodes ligt in het feit of

    het beschreven proces als stationair dan wel als dynamisch6 beschouwd wordt. Vele

    macroscopische formuleringen zijn maar bruikbaar binnen een beperkt domein wanneer men

    rekening houdt met de vereenvoudigde veronderstellingen van tijdsonafhankelijkheid.

    Zo vereist tijdsonafhankelijkheid op kruispunten met verkeerslichten dat de wachtrij na elke

    lichtcyclus weer leeg is. Analytische formuleringen die tijdsonafhankelijkheid veronderstellen

    zijn daarom maar praktisch bruikbaar in stationaire condities met constante verkeersvolumes

    en bij saturatiegraden tot 1.

    6 Hoewel transient misschien een betere uitdrukking zou zijn wordt er in het verkeerskundig vakjargon steeds de term dynamisch gebruikt.

  • 17

    Tijdsafhankelijke benaderingen worden echter vlug analytisch zeer moeilijk oplosbaar.

    Kimber en Hollis publiceerden in 1979 een werk dat aan basis ligt van de dynamische analyse

    van kruispunten met behulp van wachtrijtheorie. Door gebruik te maken van de cordinaten

    transformatiemethode stellen ze tijdsafhankelijke formuleringen op voor de vertragingen en

    wachtrijlengtes aan kruispunten.

    [vertragingen, geen verkeerslichten, tijdsonafhankelijk: Adams (1936), Cowan (1987),

    Daganzo (1977), Harders (1968), Kremser (1964), Tanner (1962), Troutbeck (1990);

    wel signalisatie:Miller (1963), Newell (1965), Webster(1958)]

    [vertraging, geen verkeerslichten, tijdsafhankelijk: Newell (1982),Akelik (1991)]

    [vertraging, wel verkeerslichten,tijdsafhankelijk: Akelik en Rouphail (1994), Kimber en

    Hollis (1979), Olszewski (1990)]

    Er werd een kort overzicht geschetst van de traditionele aanpak van de problemen die zich

    stellen. Voor een grondiger overzicht verwijzen we naar hoofdstuk 8 [unsignalized

    intersection theory, Troutbeck & Brilon] en hoofdstuk 9 [traffic flow at signalized

    intersections, Rouphail,Tarko & Li] van het hierboven reeds vermelde rapport van de TRB uit

    1999 [TRB].

    We kunnen besluiten dat traditionele verkeersmodellen geen rekening houden met bepaalde

    interacties tussen verkeersstromen. Bij hoge saturatiegraden nemen de interacties tussen

    stromen op het kruispuntvlak sterk toe, waardoor vertragingen hoog kunnen oplopen. Hier

    schieten de huidige modellen tekort. Ook wordt de invloed van kruispunten verder in de

    verkeersstroom niet beschouwd. De traditionele verkeerstheorie laat dus nog heel wat ruimte

    voor verder onderzoek naar vertragingen als gevolg van de interacties tussen stromen rond

    maar vooral ook op kruispunten.

  • 18

    1.3 Nieuwe ontwikkelingen en methodes

    Al snel duiken er problemen op wanneer men een verkeerssituatie met minder eenvoudige, of

    tijdsafhankelijke parameters wenst te beschrijven met de GAP-methodes. Een analytische

    formulering voor complexe kruispuntvlakken opstellen is een onbegonnen werk en het

    berekenen van praktisch bruikbare resultaten is derhalve onmogelijk.

    1.3.1 methode van de conflictstromen

    Een methode die deze problemen op een relatief eenvoudige wijze aanpakt, is de methode van

    de conflictstromen. Aan de basis van deze methode ligt het concept van de additieve

    conflictstromen (ACF). Dit concept werd voor het eerst beschreven door Gleue (1972), om

    kruispunten met verkeerslichten te analyseren.

    Het concept van de conflictstromen werd in 2000 bijgeschaafd door Wu, en toegepast op all-

    way-stop-controlled (AWSC)7 intersecties. In 2001 werd hetzelfde concept toegepast op

    two-way-stop-controlled intersecties door Brilon en Wu. De paper Capacity and Delays at

    Intersections Without Traffic Signals door Werner Brilon en Thorsten Miltner, voorgesteld

    in de TRB 2005 bouwt het concept van de conflictstromen verder uit, en toont er de sterktes

    van deze werkwijze in aan.

    De methode van de conflictstromen definieert op het kruispunt een aantal conflictpunten en

    conflictzones. Dit zijn zones waar twee of meerdere stromen elkaar kruisen en elkaar kunnen

    hinderen. Op basis van de voorrangsregels tussen de verschillende stromen wordt een

    voorrangsnetwerk tussen de verschillende stromen opgesteld. Hiertoe krijgen de stromen een

    rang toebedeeld die hun onderlinge voorrangsverplichtingen aangeeft (hogere rang heeft

    voorrang). Het geheel van deze relaties wordt samengevat in een conflictmatrix. Deze is

    makkelijk uitbreidbaar zodat op een relatief eenvoudige wijze ook moeilijke verkeerssituaties

    geanalyseerd kunnen worden. Na het opstellen van deze conflictmatrix moeten ook de kansen

    dat de voertuigen met verschillende rang zich op het conflictpunt bevinden worden geschat.

    7 Kruispunten waar voor alle wegen die aankomen aan dit kruispunt verkeerlichten voorzien zijn.

  • 19

    Door deze verschillende kansen te vermenigvuldigen met de maximale capaciteit die de

    voertuigen van een bepaalde rang kennen wanneer ze niet gehinderd worden, kunnen

    uiteindelijk uit de conflictmatrix de capaciteiten van de verschillende stromen berekend

    worden.

    De werkwijze is relatief eenvoudig, maar levert toch zeer goede resultaten op. Deze methode

    verschilt van de meer conventionele werkwijzes, in het feit dat ze vertrekt vanuit strikt

    wiskundige formules en benaderingen.

    In de verdere uitwerking van het simulatiemodel wordt ook gebruik gemaakt van een

    conflictmatrix. De simulatie verschilt van de conflictmethode in deze dat de

    waarschijnlijkheden op een aanwezigheid van de voertuigen niet expliciet geschat worden. Ze

    volgen impliciet uit de simulatie.

    Met de conflictmethode is het makkelijker om rekening te houden met het aantal rijstroken, de

    distributies van de verkeersstromen, de voetgangers die eigenlijk integraal deel uitmaken van

    de verkeersafwikkeling, en met de rijstroken waar het licht oranje staat te knipperen.

    Ook het inrekenen van gelimiteerde8 en omgekeerde9 voorrang stelt geen grote problemen

    voor de conflictmethode.

    De conflicttechniek schuift een alternatief naar voor om de capaciteit van de verschillende

    bewegingen op het kruispunt te berekenen. Het afleiden en berekenen van andere

    prestatieparameters zoals de vertragingen, de wachtrijlengtes en lane sharing10 gebeurt op de

    conventionele wijze.

    8 Gelimiteerde voorrang: Wanneer een voertuig een verkeersstroom kruist of er in invoegt, kan het voorkomen dat een wagen in deze stroom dient af te remmen om botsingen te vermijden. Hierdoor wordt zijn voorrang gelimiteerd. 9 Omgekeerde voorrang: Dit fenomeen doet zich voor wanneer een chauffeur die voorrang heeft zijn voorrang afstaat aan een automobilist die volgens de verkeersregels voorrang zou moeten geven. De voorrang wordt daarmee omgekeerd. 10 Onder lane sharing verstaat men het delen van 1 rij- of opstelstrook door wagens die een verschillende richting uitmoeten. Een gekend effect hiervan doet zich voor wanneer wagens die linksaf of rechtdoor moeten een opstelstrook delen. De wagens die rechtdoor moeten kunnen gehinderd worden door de wagens die linksaf moeten omdat deze nog gehinderd worden door een stroom uit de tegenovergestelde richting

  • 20

    1.4 Verkeersstromen als wachtrijen

    In de simulatie wordt het kruispunt beschouwd als een aaneenschakeling van wachtrijen.

    Eens het kruispuntvlak op een effectieve wijze ontrafeld is tot een aantal samenhangende

    wachtrijen is het belangrijk om ook op een juiste wijze eigenschappen toe te kennen aan deze

    rijen. In de simulatie worden de wachtrijen gebaseerd op Markov-rijen, en meer bepaald op

    geboorte- en sterfteprocessen (GS-proces). Een wachtrij wordt gekenmerkt door een

    populatie, het aantal autos in de wachtrij. Bij deze GS-processen kan er vanuit deze toestand

    enkel over gegaan worden in een populatie die 1 wagen groter of kleiner is. In hoofdstuk 4

    wordt hierop verder ingegaan.

    Correcte resultaten vereisen een realistische benadering van de wachtrijmodellen. Als de

    saturatiegraad van een kruispunt dicht bij 1 ligt, of zelfs groter als 1 is , of wanneer de initiele

    wachtrij niet leeg is,dan heeft de wachtrij een dynamisch karakter. In 2004 stelden Viti en

    Van Zuylen een Markov-model voor dat ontworpen is om juist deze dynamische

    eigenschappen van de wachtrijen te berekenen. De nieuwe formuleringen zijn een uitbreiding

    van de reeds bestaande wiskundige benaderingen voor rijlengtes door Akelik (die geen

    rekening houdt met initiele wachtrijen die niet leeg zijn) en Catling . In hun werk bespreken

    Viti en Van Zuylen het belang van enkele wiskundige parameters zoals de standaarddeviatie

    op de verwachtingswaarde en de evolutie van wachtrijen.

    Elke studie rondom verkeersafwikkeling heeft wel van dichtbij of veraf te maken met

    wachtrijen. Daarom zou het onbegonnen werk zijn om hier een uitputtende lijst van werken

    op te sommen. Enkele andere interessante werken zijn van de hand van Abu-Lebdeh en

    Benekohal (1997), Akelik(1993) , Banks en Amin(2003), Kimber en Hollis(1979) en Wu

    (2004).

    Niet alleen de interacties die verkeersstromen met elkaar aangaan op het kruispuntvlak

    bepalen de vertragingen die wagens kunnen oplopen aan een kruispunt. Soms kan de storende

    invloed van verderop in het netwerk komen. Ahmed en Abu-Lebdeh (2005) bestudeerden de

    vertragingen genduceerd door verstoringen verderop in het verkeersnetwerk. Deze

    verstoringen worden door de huidige modellen verwaarloosd. Uit de paper blijkt dat, zeker in

    situaties met zware belasting, deze vertragingen toch significant kunnen zijn en het is dus

    belangrijk om hier bij het opstellen van een simulatiemodel rekening mee te houden.

  • 21

    1.5 Besluit literatuurstudie

    Uit de literatuurstudie komt duidelijk naar voor dat er al grondig onderzoek verricht is naar

    vertragingen voor verkeersstromen aan kruispunten. Aankomst- en vertrekprocessen werden

    al uitvoerig onder de loep genomen en ook tal van andere aspecten zoals gelimiteerde

    voorrang, lane sharing, headway compressie11, de invloed van afslagmanoeuvres, vormden

    reeds het onderwerp van menig wetenschappelijk onderzoek.

    Met de conflictmethode worden de interacties van stromen op een kruispuntvlak bestudeerd.

    Toch is de invloed van deze interacties op de vertragingen en op de capaciteit van het

    kruispunt nog steeds te weinig onderzocht en beschreven.

    Vooral kruispunten die rond het verzadigingspunt belast worden, bieden nog voldoende stof

    voor verder en meer diepgaand wetenschappelijk onderzoek. Zo zijn de effecten van een

    overgang van een onder- naar oververzadiging van een kruispunt nog nauwelijks bestudeerd.

    Analytische formules veronderstellen dat, wanneer de saturatiegraad van een kruispunt naar 1

    gaat, dan de gemiddelde vertragingen oneindig groot worden en dat er bij saturatiegraden

    groter dan 1 zelfs helemaal geen verkeersstroming is. Dit is niet juist. Empirische metingen

    tonen aan dat ook bij saturatiegraden groter dan 1 er verkeersstroming blijft, al zullen de

    gemiddelde vertragingen wel toenemen. In macroscopische modellen wordt er meestal een

    maximale capaciteit verondersteld die constant blijft bij overcapaciteit. Ook dit is niet waar.

    Bij zeer grote belastingen neemt de maximale capaciteit af, en dit door een toegenomen aantal

    interacties tussen verkeersstromen.

    In deze thesis wordt er een verkeerssimulatie worden waarmee interacties tussen

    verkeersstromen op en rond het kruispunt gesimuleerd kunnen worden. Met deze simulatie

    kan hun invloed op de vertragingen en de capaciteiten van een kruispunt worden bestudeerd.

    Ook zullen de interacties tussen verschillende kruispunten nagegaan worden. Met de simulatie

    zal ook nagegaan worden wat de invloed is van parameters zoals de saturatiegraad op de

    vertraging, de capaciteit en de wachtrijlengtes. Er wordt immers vermoed dat vanaf bepaalde

    saturatiegraden de interacties tussen stromen zo groot worden dat het verkeer op kruispunten

    bijna stil komt te staan.

    11 Headway compressie: De afstand tussen twee wagens in een verkeersstroom wordt in het engels een headway genoemd. Wanneer nu autos achter elkaar een wachtrij uitrijden wordt de afstand die de opeenvolgende wagens tussenlaten kleiner en kleiner. Dit effect wordt in de literatuur headway compressie geheten.

  • 22

    In deze situaties zijn het niet langer de offset-tijden tussen verschillende verkeerslichten, de

    vertrekpatronen of de cycluslengtes die de vertragingen bepalen, zoals de huidige literatuur

    laat uitschijnen. De hinder die de verschillende verkeersstromen op elkaar uitoefenen worden

    dan bepalend. Bij welke saturatiegraden er een daling in capaciteit en toegenomen

    vertragingen optreden, en of dit eerder een bruusk dan wel een effect met een duidelijke

    overgangsfase is wordt ook nagegaan. Uiteindelijk wordt een besluit getrokken waarin de

    invloed van interacties tussen stromen op de capaciteit en de vertragingen wordt gevalueerd.

    .

  • 23

    2 Modeldefinitie

    Vooraleer verder wordt ingegaan op de uitwerking van de computersimulatie worden in dit

    hoofdstuk eerst de verschillende aspecten van de verkeersafwikkeling die men er mee wenst

    te simuleren besproken. In dit hoofdstuk worden dus de functionele vereisten van het model

    uiteengezet. Alle fenomenen die in dit hoofdstuk worden besproken, moeten gemodelleerd

    kunnen worden. Er wordt ook aangegeven welke vereenvoudigingen en aannames er gemaakt

    worden.

    2.1 Afwikkelingsbepalende elementen

    2.1.1 Verkeerslichten

    En van de meest bepalende elementen voor een goede verkeersafwikkeling is het

    verkeerslicht. Door het plaatsen van verkeerslichten nemen de interacties tussen verschillende

    stromen op het kruispuntvlak af. Met het verkeerslicht wordt een systeem van wisselende

    voorrang ingevoerd. Hierbij hebben de lengtes van de groen- en roodfase, de cycluslengte en

    de afstemming van verschillende verkeerslichten op elkaar, een grote invloed op de

    vertragingen die automobilisten oplopen op kruispunten. In het model kunnen deze lengtes

    worden aangepast, en kunnen verschillende verkeerslichten op elkaar worden afgestemd.

    Zo kan bij een simulatie van een kruispunt kunnen worden nagegaan wat de invloed is van

    bvb. verschillende cycluslengtes op de gemiddelde wachtrijlengtes.

    Ondanks het feit dat interacties tussen stromen afnemen dankzij het plaatsen van

    verkeerslichten, is dit geen garantie voor het uitblijven deze interacties. Voorbeelden uit de

    praktijk zijn hierbij legio. Zeker bij een grote belasting gebeurt het dat het kruispunt vol

    wagens staat die elkaar allen verhinderen het kruispuntvlak op of af te rijden. Het zou zelfs

    kunnen zijn dat net door de aanwezigheid van verkeerslichten de vertragingen toenemen12.

    Het is dan ook verkeerd, zeker in de drukke en kritische spitsperiodes, om voor de capaciteit

    van een kruispunt zomaar te rekenen met de capaciteit die men zou hebben indien vrije

    uitstroom gegarandeerd is.

    12 Wanneer een bestuurder groen licht heeft rijdt hij het kruispuntvlak op. Het maakt hem daarbij niet uit of hij met deze beweging andere stromen zou kunnen hinderen omdat hij het kruispuntvlak niet afgeraakt. Hierdoor kan het kruispunt klem komen te zitten en kunnen er grote vertragingen optreden.

  • 24

    Het model kan gebruikt worden om een beeld te vormen van de overschatting van de

    capaciteit indien men dit toch doet.

    Er wordt verondersteld dat alle chauffeurs zich aan de verkeerslichten houden. Er wordt geen

    rekening gehouden met de invloed van automobilisten die het rood licht negeren en geen

    rekening houden met de verkeersregels.

    2.1.2 Voorrangsregels

    In de simulatie kunnen voorrangsregels worden ingebouwd. Hierbij wordt dan gedacht aan

    voorrang van rechts of de voorrang van wagens die op een voorrangsweg rijden.

    Het model gaat er vanuit dat iedereen zich aan deze regels houdt en zijn voorrang

    daadwerkelijk geeft, maar ook neemt.

    Fenomenen zoals omgekeerde voorrang, waarbij een chauffeur zijn voorrang afstaat, of

    gelimiteerde voorrang, waarbij een automobilist op een voorrangsweg moet afremmen omdat

    een andere wagen zijn baan kruist of er zich invoegt, zijn persoonsgebonden en moeilijk te

    modelleren. Met dit soort voorrang houdt het model geen rekening.

    2.1.3 Interacties tussen voertuigen onderling

    In heel het verkeersproces gaan wagens continu interacties met elkaar aan. Elke beweging die

    een wagen maakt, zal andere wagens tot een reactie nopen. Het spectrum van deze interacties

    is zeer breed. Daarom worden verder in de tekst alleen deze interacties besproken die een

    invloed uitoefenen op de verkeersstromen op kruispunten, en die door het programma

    gesimuleerd kunnen worden. Deze interacties kunnen opgedeeld worden in drie categorien,

    nl. interacties binnen 1 stroom, tussen verschillende stromen en interacties tussen

    verschillende kruispuntvlakken. Deze drie categorien worden hieronder besproken.

  • 25

    2.1.3.1 Interacties binnen 1 stroom

    Een belangrijke soort interactie tussen wagens in n stroom ontstaat door het fenomeen van

    lane sharing. Bij lane sharing staan wagens die op het kruispunt verschillende richtingen uit

    moeten, opgesteld in dezelfde voorsorteerstrook. Ze delen dus deze opstelstrook met elkaar.

    Dit heeft tot gevolg dat, indien de eerste wagen in de wachtrij verhinderd wordt om het

    kruispuntvlak af te rijden, alle andere autos genoodzaakt zijn ook te wachten, zelfs indien de

    richting die zij uit moeten helemaal niet geblokkeerd is. Een zeer gekend voorbeeld zijn

    autos die linksaf wensen te slaan, maar gehinderd worden door autos uit de

    tegenovergestelde richting. Hierdoor hinderen ze autos die achter hen staan opgesteld en

    rechtdoor wensen te rijden. In het model kan gekozen worden of deze hinder al dan niet

    ingerekend wordt. Zo kan er vergeleken worden wat de werkelijke invloed is van lane

    sharing.

    Een andere vorm van interacties binnen n stroom vindt men terug in het fenomeen van

    platooning. Autos rijden achter elkaar in een groepje of peloton. Dit komt bvb. voor op een

    plaats waar niet voorbij gestoken mag worden en wanneer de eerste wagen in een rij autos

    relatief traag rijdt. Alle andere wagens zijn dan genoodzaakt zich aan het tempo van de eerste

    te houden en rijden zo in groep verder.

    Zoals in het hoofdstuk verificatie zal aangetoond worden, zijn de gemiddelde vertragingen

    ook functie van de distributies van de aankomst- en vertrekprocessen. Wanneer de wagens

    verondersteld worden onafhankelijk van elkaar aan te komen, kunnen hun aankomsten

    gemodelleerd worden met een exponentile verdeling. Een andere distributie die vaak

    verondersteld wordt is de constante distributie. Andere verkeerssituaties worden dan weer

    best beschreven door andere verdelingen zoals een verschoven exponentile verdeling, een

    Erlang-distributie van hogere orde of bepaalde dichtome verdelingen. Daarom is het nodig dat

    met het model ook deze verschillende distributies gemodelleerd kunnen worden, al zal blijken

    dat door het expliciet simuleren van de verkeersstromen de simulatie zelf tot analytisch

    moeilijk te beschrijven maar realistische distributies komt.

  • 26

    2.1.3.2 Interacties tussen verschillende stromen

    In omstandigheden met een beperkte verkeersvraag, waarin een normale verkeersafwikkeling

    mogelijk blijft, zorgen verkeerslichten er in principe voor dat verschillende verkeersstromen

    aan een kruispunt maar weinig interacties met elkaar hoeven aan te gaan.

    Een voorbeeld van een interactie die wel kan voorkomen, is het fenomeen dat hierboven reeds

    besproken werd, waar een stroom die linksaf wil slaan gehinderd wordt door een tegemoet

    komende verkeersstroom waaraan ze voorrang verschuldigd is. De stroom moet dan wachten

    tot ze ongehinderd het kruispuntvlak af kan rijden. Vaak is dit pas het geval wanneer de

    verkeerslichten al op rood zijn gesprongen. De wagens rijden het kruispuntvlak dus af tijdens

    de rood lichtfase. Dit fenomeen vindt men in de literatuur terug als red clearance, en de

    tijdsspanne waarin dit gebeurt heet men het red clearance interval.

    Bij zeer grote belastingen van het verkeersnetwerk, kan het voorkomen dat het red clearance

    interval van een stroom op het kruispuntvlak zo groot wordt bvb. doordat de wagens het

    kruispunt simpelweg niet meer af kunnen rijden- dat de voertuigen nog steeds op het

    kruispunt staan wanneer een stroom uit de andere richting weer groen heeft gekregen.

    Hierdoor neemt ook de afrijcapaciteit van deze stroom af. In het slechtste geval blijft een deel

    van deze nieuwe stroom op zijn beurt weer staan op het kruispuntvlak, waardoor de capaciteit

    van het kruispunt in een neerwaartse spiraal kan komen tot het hele kruispunt klem komt te

    staan.

    Wanneer er geen verkeerslichten voorzien zijn zorgen voorrangsborden en regels ervoor dat

    het verkeer zo vlot mogelijk verloopt. In deze situaties oefent de stroom die voorrang krijgt

    wel een invloed uit op de stroom die voorrang moet geven (de zijstroom). De wagens in de

    zijstroom dienen te wachten tot de tussenafstand tussen twee wagens in de hoofdstroom groot

    genoeg is, om deze zonder storen te kunnen kruisen of erin in te voegen. De capaciteit

    (wagens/uur) van de zijstroom zal dus mede bepaald worden door de verdeling van de

    tussenafstanden tussen voertuigen in de hoofdstroom, headways of gaps genaamd.

    Ook de aard van de chauffeurs in de zijstroom bepaalt voor een deel de maximale capaciteit

    van de zijstroom.

  • 27

    Zo moet men zich afvragen wat de minimum afstand, de kritische gap tussen twee autos uit

    de hoofdstroom moet zijn vooraleer een auto uit de zijstroom deze hoofdstroom durft te

    kruisen. Indien een tussenruimte benut wordt door de automobilist spreekt men van

    gap-acceptatie.

    Ook de tussentijd die twee automobilisten laten wanneer die achter elkaar de hoofdstroom

    kruisen (follow-up time) speelt een niet te onderschatten rol.

    .

    2.1.3.3 Interacties tussen verschillende kruispuntvlakken

    Wanneer de wachtrij aan een kruispunt zo lang wordt, dat de staart van deze rij de autos op

    een nabij gelegen kruispunt hindert van dit kruispunt af te rijden, dan spreekt men van

    spillback. Spillback is dus een fenomeen veroorzaakt door een stroomafwaarts gelegen

    kruispunt.

    Meer algemeen kan onder dit fenomeen elke wachtrij beschouwd worden die een andere

    verkeersstroom hindert doordat ze zo is uitgegroeid. Om rekening te kunnen houden met dit

    fenomeen, moeten in het model dus wegen of opstelstroken met een beperkte opstelcapaciteit

    gemodelleerd kunnen worden.

    Een kruispunt zorgt ook vaak voor een soort platooning effect. Dit effect komt voor wanneer

    autos van het ene kruispunt naar het andere kruispunt rijden. Aan het eerste kruispunt worden

    de autos voor het rode licht verzameld, waarna ze bij groen min of meer in groep tot het

    volgende kruispunt rijden. Het eigenlijke uitrijpatroon is zeer moeilijk analytisch te

    beschrijven. Een simulatie is de techniek bij uitstek om tot realistische resultaten te komen.

    Platooning wordt hier dan veroorzaakt door een stroomopwaarst gelegen signaal.

  • 28

    2.2 Eigenschappen van voertuigen in de verkeersstromen

    2.2.1 Toevoer en afvoer van wagens

    De aanvoer van wagens aan een kruispunt wordt meestal bepaald door stroomopwaarts

    gelegen verkeerssituaties. Zoals eerder reeds vermeld, oefent een kruispunt een specifieke

    invloed uit op het distributiepatroon waarmee wagens aangeleverd worden aan een volgend

    kruispunt.

    In de verkeerstheorie worden er vaak exponentile distributies aangenomen. Indien er wagens

    aangevoerd worden van buiten het bestudeerde netwerk, wordt daarom vaak voor een

    exponentile distributie gekozen. Exponentile distributies hebben als belangrijke eigenschap

    dat de verschillende opeenvolgende evenementen onafhankelijk van elkaar zijn.

    Bij de afvoer wordt er, indien wagens zonder belemmering de wachtrij kunnen uitrijden, ook

    vaak geopteerd voor een exponentile verdeling, al is het soms gewenst een constant uitrij-

    debiet aan te nemen. In het model kan er expliciet gekozen worden voor exponentile of

    constante uitrijprocessen.

    Wanneer er echter verkeerslichten staan op het kruispunt is er sprake zijn van dichotome

    distributies. Er wordt dan tijdens de roodtijd een uitrijcapaciteit 0 gehanteerd. Tijdens de

    groentijd wordt er voornamelijk met constante of exponentiele uitrijdistributies gewerkt. Op

    een bepaald moment moet een keuze gemaakt worden voor de graad van detaillering. Indien

    dit meer aangewezen is kunnen andere verdelingen zoals een verschoven exponentiele

    verdeling of Hyper-Erlang verdeling gebruikt worden. Vaak zijn deze verdelingen ook maar

    benaderingen en is het meer opportuun om simpelweg de simulatie te laten lopen, waardoor er

    vaak veel realistischere en analytisch veel moeilijker definieerbare verkeerspatronen te

    voorschijn komen. Indien men beschikt over praktijkgegevens kunnen die ook gebruikt

    worden.

  • 29

    2.2.2 Gap-acceptatie en follow-up time

    Belangrijke parameters voor het berekenen van capaciteiten en vertragingen zijn de

    zogenaamde kritische gap en de follow-up tijd. De kritische gap is de minimale afstand

    (meestal uitgedrukt in seconden) die elke bestuurder minstens wil hebben tussen twee wagens

    in de stroom die hij wil kruisen vooraleer hij zal vertrekken. De follow-up tijd is de tijd

    waarop de volgende bestuurder de voorgaande volgt.

    In de modellering kunnen deze twee parameters onafhankelijk van elkaar gekozen worden.

    Grossman(1988) toonde aan dat, wanneer er realistischere distributies worden gekozen, dat

    dan de capaciteit van het kruispunt daalt. Er wordt echter vaak van een exponentile verdeling

    van de gaps tussen de wagens uitgegaan. Grossman (1991)en Troutbeck (1986) toonden aan

    dat indien hier met meer realistische distributies zou gewerkt worden een toename van de

    capaciteit zou gevonden worden die van de zelfde grootorde is als deze daling. De invloed

    van het constant veronderstellen van deze waarden is dus verwaarloosbaar. Daarom worden

    de kritische gap en de follow-up tijd verondersteld een constante distributie te hebben. Dit wil

    zeggen dat ze, nadat ze eenmaal vrij gekozen zijn, constant blijven tijdens de simulatie.

    Om het aantal voertuigen te schatten dat bij een bepaalde gaplengte door deze gap zal

    passeren, baseer ik me op aannames gemaakt door bvb. Harders (1976) en Troutbeck (1986).

    Het aantal voertuigen n dat een gap zal passeren wordt gegeven door volgende kansfunctie13:

    13 Bij het opstellen van deze kansen gaat men er vanuit dat er zich een onbeperkt aantal wagens in de wachtrij bevinden. Indien het aantal wagens in de wachtrij beperkt is, dan zal maximum deze hoeveel wagens de wachtrij kunnen verlaten. Indien het aantal autos dat kan oversteken groter is als het aantal wachtende wagens, dan veronderstelt men dat alle wagens de wachtrij verlaten.

  • 30

    2.3 Aspecten met kleinere prioriteit

    In dit deeltje worden kort enkele aspecten besproken die, hoewel ze zeer interessant zijn, niet

    worden meegenomen in de modellering. Enerzijds omdat ze niet in de lijn van de thesis liggen

    of anderzijds omdat bepaalde fenomenen zich maar in zeer specifieke gevallen voordoen of

    omdat hun invloed te beperkt is.

    2.3.1 Voetgangers

    De invloed van voetgangers op de verkeersafwikkeling op kruispunten is vaak niet gering.

    Zeker op kleinere kruispunten waar veel voetgangers passeren spelen ze een belangrijke rol.

    Het gedrag van voetgangers is echter veel moeilijker te modelleren als dat van autos.

    Voetgangers moeten veel minder als wagens een vaste baan volgen. Ook zijn ze minder

    geneigd zich te houden aan verkeersregels. Omdat ze bovendien weinig invloed uitoefenen op

    de interacties tussen verkeersstromen op kruispuntvlakken zelf, houdt de simulatie er geen

    rekening mee.

    2.3.2 Vertraging door het wisselen van rijstrook

    Wanneer autos van rijstrook wisselen, kunnen de betrokken verkeersstromen hierdoor een

    vertraging ondervinden. Dit effect wordt in deze thesis niet bestudeerd.

    2.3.3 Knipperlichten

    Het verspringen van een gewoon verkeerslicht naar een knipperlicht kan een zeer grote

    invloed hebben op de verkeersafwikkeling. Dit gebeurt echter maar zelden, en maar op een

    beperkt aantal kruispunten. Het fenomeen is te detaillistisch om het mee te nemen in de

    modellering.

  • 31

    2.3.4 Headway compressie

    Wanneer meerdere wagens achter elkaar vanuit stilstand een rijstrook afrijden zullen hun

    respectievelijke follow-up tijden afnemen tot een bepaalde minimale waarde. Lin & Thomas

    (2005).Het probleem is vaak dat er geen praktijkwaarden gekend zijn, waardoor een betere fit

    met betrekking tot de realiteit niet altijd gegarandeerd is.

    2.3.5 Dynamische verkeerslichtenregeling

    Een dynamische verkeerslichtenregeling varieert de groen- en roodtijden met het aantal autos

    in de wachtrijen en/of met de afstand tussen verschillende wagens in de verschillende

    stromen. In de thesis wordt verondersteld dat de verkeerslichten statisch werken, nl. dat de

    groen en rood tijden al op voorhand gekend zijn. Indien de modellering verder uitgebouwd

    wordt hoeft het niet zo moeilijk te zijn om een dynamische verkeerslichtenregeling te

    implementeren.

  • 32

    3 Conceptuele uitwerking van het model

    In het vorige hoofdstuk werden verschillende aspecten van de verkeersafwikkeling op

    kruispunten besproken. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe te werk is gegaan bij het

    opstellen van een model dat al deze verkeersaspecten op een realistische manier kan

    simuleren. Hierbij worden zowel de concepten die aan de basis van het model liggen als meer

    praktische aspecten besproken. De bedoeling is om de lezer een algemeen inzicht te

    verschaffen in de werking van de simulatie, zonder al te diep in te gaan op al de finesses van

    het programma. In Bijlage A: Werking van de simulatie wordt er dieper ingegaan op de

    structuur en de werking van het programma en haar verschillende functies. In het volgende

    hoofdstuk zullen de resultaten uit de simulatie gestaafd worden door na te gaan hoe goed de

    resultaten uit de simulatie de theorie en haar analytische en deterministische formules

    benaderen.

    3.1 Het Black Box Concept

    Omdat met hetzelfde simulatieprogramma kruispunten met zeer verschillende typologien

    moeten geanalyseerd kunnen wordt in de opbouw van een kruispunt dat men wil gaan

    simuleren steeds vertrokken van zeer algemene bouwstenen die later verfijnd kunnen worden

    volgens de specifieke eigenschappen van het kruispunt.

    Deze bouwstenen, de black boxes, hebben een aantal eigenschappen die door de gebruiker

    van het simulatieprogramma moeten worden ingevuld. Nadat deze eigenschappen toegekend

    zijn aan de black boxes kunnen ze op zulke wijze met elkaar gelinkt worden dat ze een goede

    voorstelling van een kruispunt of van een verkeerssituatie vormen.

    Een kruispunt kan worden opgedeeld in verschillende fysische oppervlaktes waar voor alle

    wagens die zich op deze oppervlakte bevinden, dezelfde externe condities gelden. In grote

    lijnen kan gesteld worden dat deze fysische entiteiten overeenstemmen met verschillende

    (wacht)rijen14 of verkeersstromen die men aan en op het kruispunt kan onderscheiden.

    14 In de tekst worden de benamingen black box, wachtrij en rij gebruikt. Ze doelen in de context van deze thesis allen op hetzelfde, nl. op de basisbouwstenen waaruit het kruispunt in de simulatie wordt opgebouwd. Black box refereert naar de wijze waarop deze bouwstenen worden behandeld in de simulatie, terwijl wachtrij eerder naar de onderliggende wachtrijtheorie refereert. De benaming rij stamt uit de fysische rijen die zich op het kruispunt vormen. Wanneer dus over een wachtrij wordt gesproken wil dit dus niet zeggen dat de wagens die zich in dit fysische kruispuntdeel bevinden ook effectief zullen moeten wachten (cfr. black box 3 in figuur 1)

  • 33

    In het simulatiemodel worden deze delen vertegenwoordigd door verschillende black boxes,

    die allen gekenmerkt worden door een nummer.

    Figuur 1: Voorstelling van black boxes

    In figuur 1 is de T-kruising opgedeeld in 3 delen. Deze delen stemmen overeen met 3 fysische

    delen van het kruispunt die verschillende randvoorwaarden hebben. De wagens die deel 1 en

    deel 2 uitrijden komen allemaal in deel 3 terecht. De autos uit deel 1 worden hierbij niet

    belemmerd, terwijl de autos uit deel tweevoorrang zullen moeten geven aan de wagens uit rij

    1. De autos komen van buiten het beschouwde gebied het gebied binnen via rijen 1 en 2. Ze

    doen dit volgens bepaalde statistische verdelingen. Via rij 3 rijden de wagens het beschouwde

    gebied weer buiten.

    De benaming black box stamt uit het idee dat perfect geweten is welke autos een deel

    binnenrijden, en hoe ze er weer uitrijden. Ze doen dit volgens het first-in-first-out-principe

    (FIFO). Binnen de black box kan er niets aan de volgorde van deze wagens veranderd

    worden. Indien men het gevoel heeft dat er binnenin de black box toch enige aanpassingen

    moeten gebeuren, wil dit zeggen dat deze box te groot gekozen is, en dat hij opgesplitst moet

    worden in een aantal andere, kleinere boxen. Hier wordt later nog op teruggekomen.

  • 34

    3.2 Eigenschappen van de verschillende black boxes

    3.2.1 Het algemene karakter van de black boxes

    Initieel zijn de verschillende black boxes of wachtrijen gebaseerd op Markov-rijen. Een

    wachtrij in de simulatie functioneert analoog als een Markov geboorte- sterfteproces. Er

    worden namelijk wagens toegeleverd (geboorte) en er vertrekken wagens (sterfte). De

    populatie, het aantal wagens dat zich in de wachtrij bevindt, neemt hierdoor met 1 toe of

    neemt hierdoor met 1 af.

    Een belangrijke eigenschap van Markov-rijen is dat de volgende toestanden waarin deze rijen

    zich zullen bevinden enkel afhangen van de huidige toestand, en niet van de vorige

    toestanden. Een Markov-proces heeft dus geen geheugen.

    Voor elke box moet eerst en vooral een distributie voor aankomst en vertrekprocessen

    gekozen worden. In de simulatie heeft men de keuze tussen een constante of een exponentile

    distributie, beide gekenmerkt door hun gemiddelde waarde. Indien dit wenselijk is kunnen er

    ook andere distributies gekozen worden. Zeker indien men over metingen beschikt is dit zeer

    zinvol.

    De karakteriserende gemiddelde waarde wordt voor de aankomstprocessen de aankomst-

    intensiteit of arrivalrate (wagens/sec) en voor de vertrekprocessen de bedieningsintensiteit

    of servicerate (wagens/sec) genoemd. Het omgekeerde van deze intensiteiten kent men als

    respectievelijk de interarrival time en de interdeparture time. Door het kiezen van een

    distributie voor de aankomsten en vertrekken, wordt een eerste onderscheid gemaakt tussen de

    verschillende rijen.

  • 35

    3.2.2 Het specifieke karakter van black boxes

    3.2.2.1 Verkeerslichten

    Nadat een keuze is gemaakt voor een distributie, worden de wachtrijen verder

    gendividualiseerd door aan te geven of op het einde van de rij al dan niet een verkeerslicht

    staat. Indien dit het geval is, moeten ook de groen- en roodtijden bepaald worden.

    Indien het licht op rood staat valt de bedieningsintensiteit logischerwijze terug tot 0.

    In de simulatie kunnen de verkeerslichten van de verschillende wachtrijen op elkaar worden

    afgestemd. Hiertoe moet worden aangegeven hoeveel tijdseenheden na de start van de

    simulatie de wachtrij voor het eerst rood licht zal krijgen. Dit noemen we de offset.

    Figuur 2: Voorstelling van offset en cycluslengtes

    In figuur 2 is ook duidelijk te zien dat men door een juiste keuze van de cycluslengtes en

    offsets ook rekening kan houden met een klein interval waarin beide stromen rood licht

    hebben (all red interval).

  • 36

    3.2.2.2 Capaciteit

    Een andere belangrijke eigenschap van de black boxes is dat ze een gelimiteerde inhoud

    kunnen hebben. Wanneer deze maximale capaciteit bereikt is zullen er geen andere voertuigen

    meer bij passen totdat er door een vertrek uit de wachtrij weer plaats gecreerd is. Indien men

    dit wil kan de capaciteit ook ongelimiteerd verondersteld worden. In figuur 3 worden de

    verschillende eigenschappen van black box schematisch weergegeven.

    Figuur 3: Karakteristieke eigenschappen van de black box

  • 37

    3.3 Interacties tussen de verschillende wachtrijen

    Naast het ingeven van de karakteristieke eigenschappen van de verschillende rijen, moet er

    ook worden aangegeven welke de onderlinge relaties tussen deze verschillende rijen zijn.

    3.3.1 Toelevering

    In plaats van dat de wagens een rij binnenrijden volgens een vooraf bepaalde

    aankomstendistributie kan er ook geopteerd worden om een rij, met haar uitrijdende autos, de

    leverancier te laten zijn voor een andere rij. Deze tweede rij krijgt haar populatie dan

    toegeleverd via andere rijen. Omdat het in de simulatie mogelijk gemaakt is om verschillende

    rijen toe te laten leveren aan eenzelfde rij, zullen veel ingewikkeldere, analytisch moeilijk te

    beschrijven aanleveringsdistributies kunnen gesimuleerd worden. Hierdoor stijgt het

    realiteitsniveau van de simulatie sterk. Uiteindelijk is het de bedoeling om de grote

    meerderheid van de rijen toegeleverd te laten worden. Enkel de rijen waarlangs de voertuigen

    het beschouwde systeem binnenrijden zullen nog aangeleverd worden volgens vooraf

    expliciet bepaalde distributies.

    3.3.1.1 1-op-1-toelevering

    De black boxes kunnen andere wachtrijen op verschillende manieren aanleveren.

    De makkelijkste wijze is om te stellen dat alle wagens die een bepaalde rij uitrijden, allen aan

    een zelfde andere rij worden toegeleverd. Het is dan makkelijk om de verschillende

    vertragingen van de verschillende voertuigen te berekenen omdat men precies weet welk

    traject elke wagen afgelegd heeft. We noemen dit de 1-op-1-toelevering. Deze wordt

    schematisch voorgesteld in figuur 4.

    Figuur 4: Schematische voorstelling traject 1-2-3 bij 1-op-1-toelevering

  • 38

    Wanneer men meerdere verschillende typologien voor eenzelfde kruispunt wil vergelijken

    kan men de simulatie een aantal keer laten lopen voor deze verschillende indelingen. Elke

    simulatie is echter anders. Om tot exact vergelijkbare resultaten te komen is er een tool

    ingebouwd die een wagen die uit een wachtrij uitrijdt toelevert aan meerdere andere rijen

    tegelijk. Er wordt dan gesproken over een 1-op-1-toelevering aan verschillende rijen (cfr.

    figuur 5).

    Deze andere rijen kunnen dan inputs zijn voor verschillende deelsystemen, bvb. de

    verschillende typologien die men wil vergelijken. Hierdoor wordt veel sneller duidelijk

    welke indeling het meest aan de noden voldoet. Het systeem is weergegeven in onderstaande

    figuur. Bovendien zal dit ook een noodzakelijke tool blijken om gap-acceptatie op een

    realistische wijze te modelleren. Dit wordt verder in de tekst uiteengezet.

    Figuur 5: 1-op-1-toelevering aan verschillende rijen

  • 39

    3.3.1.2 1-op-m-toelevering

    Vaak rijden autos die in 1 wachtrij staan nadien verschillende richtingen uit. Denk hierbij

    bvb. aan gedeelde opstelstroken. Daarom is het in de simulatie voorzien dat wachtrijen

    kunnen toeleveren aan verschillende wachtrijen. In de simulatie zijn er twee criteria volgens

    dewelke dit kan gebeuren voorzien: toelevering aan de leegste rij of toelevering aan

    verschillende rijen met een bepaalde kans.

    Bij de toelevering aan de leegste rij worden de uitrijdende autos geleverd aan de rij waarin de

    minste wachtenden staan. Zo zijn aan verkeerslichten alle rijen meestal ongeveer even lang.

    Wanneer men een idee heeft over het percentage automobilisten dat rechtdoor rijdt, links- of

    rechtsaf slaat, dan kan volgens deze percentages de beweging van de wagen geloot worden. In

    figuur 6 is een voorbeeld van een 1-op-m-toelevering getekend.

    Figuur 6: Procentuele 1-op-m-toelevering

  • 40

    Wanneer de maximale capaciteit van n van de toegeleverde rijen bereikt is, kunnen er aan

    deze rij natuurlijk geen wagens meer worden toegeleverd.

    Het aantal verschillende rijen waaraan zo kan worden toegeleverd is in principe onbeperkt.

    Er zijn vele verkeerssituaties waarvoor het gebruik van deze wijze van toeleveren

    noodzakelijk is om tot een realistische simulatie te komen. De capaciteiten van verschillende

    verkeersstromen over het kruispunt bij een 1-op-m-toelevering worden even makkelijk

    berekend als bij een 1-op-1-toelevering.

    Het is echter veel moeilijker om de gemiddelde vertragingen voor de verschillende wagens te

    berekenen. Men kan immers niet meer op voorhand het traject van de verschillende wagens

    voorspellen, wat het programmeren van functies om deze vertragingen te berekenen veel

    moeilijker maakt. In figuur 7 een vereenvoudigde voorstelling gemaakt van een situatie

    waarin het traject dat de verschillende wagens volgen niet meer op voorhand vastligt.

    Wachtrij 3 stelt hier dan bvb. een sluipweg die gebruikt wordt wanneer er zich te veel wagens

    in rij 2 bevinden. Daarom is er een labelsysteem uitgewerkt dat continu het verloop van het

    traject van de verschillende autos bijhoudt, samen met hun reistijd. Dit labelsysteem wordt

    gedetailleerder besproken in bijlage A.

    Figuur 7: Voorbeeld van situatie waar traject niet meer op voorhand vastligt

  • 41

    3.3.2 Hinder en vermindering

    Wanneer bepaalde rijen te lang worden kunnen ze andere rijen hinderen. Zo worden wagens

    verhinderd hun wachtrij uit te rijden wanneer er geen plaats meer is op de opstelstrook waar

    ze heen willen. Wanneer men aangeeft dat een rij een andere rij hindert, dan moet ook steeds

    de populatiegrootte vanaf dewelke deze hinder optreedt worden aangegeven. Wanneer de

    hinderende rij dit aantal autos heeft bereikt, dan valt de bedieningsintensiteit van de

    gehinderde rij naar 0. Er kunnen dan geen wagens de rij meer uitrijden. Onder vermindering

    wordt verstaan dat de bedieningsintensiteit van een rij afneemt vanaf wanneer de

    minderende rij een bepaalde lengte heeft. De intensiteit daalt dan wel, maar wordt zeker

    niet nul. Van zodra de lengte van de hinderende of verminderende rij weer kleiner wordt,

    zodat haar hinder weer verdwijnt, krijgt de gehinderde rij weer haar oude vertrekintensiteit.

    Afhankelijk van het proces dat men wenst te modelleren zal voor 1 van deze twee of een

    combinatie van deze twee tools (hinder of vermindering) moeten worden gekozen. Zo zal er

    het best voor een complete hindering gekozen worden wanneer de opstelcapaciteit van een rij

    beperkt is. De uitrij-intensiteit van andere rijen die aan deze rij leveren valt terug tot nul

    wanneer haar maximale capaciteit bereikt is. In andere gevallen wordt het uitrijden van

    bepaalde rijen bemoeilijkt doordat een andere rij een zekere capaciteit bereikt heeft. Toch

    zullen er nog steeds wagens kunnen vertrekken, zij het aan een verlaagde intensiteit. Deze

    twee gevallen worden weergegeven in figuur 8.

    Figuur 8: Voorstelling rele hinder en vermindering

  • 42

    3.3.3 Voorrang en gap-acceptatie

    Om een voorrangssituatie te modelleren is een goed inzicht vereist in de werking van het

    black box systeem. In dit deel wordt uiteengezet hoe men in de simulatie zulk een

    voorrangssituatie modelleert. Er wordt hiertoe een speciaal soort wachtrij gentroduceerd;

    De gap-acceptatie rij. Deze rij heeft geen fysische betekenis, maar wordt enkel gebruikt om de

    kritische gap en de follow-up tijd te kunnen modelleren. In figuur 9 wordt schematisch

    aangegeven hoe een rele voorrangssituatie vertaald wordt naar de simulatie

    Figuur 9: Omzetting voorrangssituatie naar model

    Er wordt een kruising van twee stromen beschouwd. De ene stroom (hoofdstroom) heeft

    voorrang op de andere (zijstroom). Wanneer er zich een wagen uit de hoofdstroom op het

    kruispuntvlak bevindt, wordt het uitrijden van de wagens uit de zijstroom verhinderd. Ze

    geven voorrang. De afstand tussen twee wagens uit de hoofdstroom moet zelfs groter zijn dan

    de kritische gap vooraleer er een wagen vertrekt. Om dit te kunnen modelleren is er een gap-

    acceptatie wachtrij gecreerd. Deze wachtrij wordt toegeleverd door de hoofdstroom en heeft

    een capaciteit 1. Wanneer er zich een nieuwe toelevering van een nieuwe wagen voordoet

    terwijl er zich al een auto in deze rij bevindt, dan wordt de auto die zich reeds in de wachtrij

    bevond uit de rij gestoten door de nieuwe wagen.

  • 43

    De bedieningstijd van de gap-acceptatie rij is constant. Een wagen die de rij binnenkomt zal x

    aantal seconden later bediend worden. De bedieningstijd moet gelijk genomen worden aan de

    kritische gap tijd. Wanneer een wagen bediend werd vooraleer hij uit de gap-acceptatie rij

    geduwd is15, wil dit zeggen dat de tussentijd tussen twee wagens in de hoofdstroom groter is

    dan de kritische gap tijd. Door nu nog aan te geven dat de gap-acceptatie rij de zijstroom

    hindert wanneer er zich een voertuig in bevindt, zal op deze wijze het systeem van gap

    acceptatie gemodelleerd kunnen worden. De bedieningsintensiteit van de wachtrij voor de

    voertuigen uit de zijstroom is het 0,5/ Tfollow-up16 voor het eerst vertrekkende voertuig, en

    1/Tfollow-up voor de daarop volgende voertuigen. Zo wordt ook de follow-up tijd

    gemodelleerd zoals in vorig hoofdstuk aangegeven.

    Een bedieningstijd betekent tevens ook een vertragingstijd. Indien een wagen immers een rij

    met een constante bedieningstijd van 5 seconden binnenrijdt, dan komt hij deze rij ten

    vroegste 5 seconden later weer buiten. Het voertuig wordt vertraagd door deze rij. Wanneer

    een wagen een kruispuntvlak kruist wanneer hij voorrang heeft doet hij doet hij dit echter

    vaak in een zeer beperkte tijdsspanne. De wagens uit de hoofdstroom zouden in de gap-

    acceptatie rij te zeer vertraagd om nog in overeenstemming te zijn met de werkelijkheid.

    Daarom worden de aanrijdende autos zowel aan de gap-acceptance als een aan andere rij

    toegeleverd. Dit is te zien op figuur 9.

    Het is hier dat de eerder besproken 1-op-1-toelevering aan verschillende rijen noodzakelijk is.

    Er ontstaan als het ware voertuigen. De wagens die de gap-acceptatie rij uitrijden worden

    daarom nergens toegeleverd, en verloren verondersteld om een onterechte toename van

    wagens in het systeem te vermijden. De gap-acceptatie rij wordt hierdoor een instrument om

    een proces te modelleren, eerder dan dat ze een fysische betekenis heeft.

    15 Op dit moment is de gap-acceptatie rij dus leeg aangezien de maximale capaciteit beperkt is tot 1. 16 Dat de eerste wagen die de rij uitrijdt bedient wordt met uitrij-intensiteit 0,5/Tfollow-up is speciaal zo geprogrammeerd om de simulatie in overeenstemming te brengen met de veronderstellingen van Harders (1976) en Troutbeck (1986) die eerder al werden aangehaald.

  • 44

    In dit deel werd uiteengezet hoe een voorrangssituatie gemodelleerd wordt. Uit dit voorbeeld

    komt duidelijk naar voor dat niet alle rijen een fysische tegenpool moeten hebben. De

    wachtrijen kunnen genstrumentaliseerd worden. Een goed inzicht in de werking van de black

    boxes en in de vertaling van de fysische werkelijkheid naar een model maakt het mogelijk

    complexere situaties te modelleren.

    3.4 Omzetten van werkelijkheid naar model De vertaling van de werkelijkheid naar het model is niet altijd even eenvoudig. In dit deel

    wordt een algemene werkwijze besproken die een goede omzetting van de realiteit garandeert.

    Het is echter niet altijd de meest gedetailleerde vertaling die het meest aangewezen is.

    Wanneer men het effect van een bepaald fenomeen wil onderzoeken is het zinloos om delen

    van het kruispuntvlak die op dit fenomeen geen invloed hebben al te gedetailleerd te

    modelleren. Dit zou enkel onnodige rekenkracht van de computer vergen. Daarom is er ook

    een systeem uitgewerkt om de graad van detaillering van de modellering te bepalen.

    3.4.1 Definiren van de wachtrijen

    De verschillende wachtrijen worden uiteindelijk op zulke wijze gecombineerd dat ze een

    aaneengesloten netwerk van schakels vormen. Elke schakel stelt dan een deeltje van het

    kruispunt voor. Deze kunnen geklasseerd worden volgens hun graad van detaillering. We

    kunnen spreken over level-1, -2- of 3-rijen. De grofste graad van detaillering zijn de level-1-

    rijen. Wanneer men meer en meer inzoomt op de verschillende processen worden er rijen van

    level 2 of level 3 teruggevonden.

  • 45

    3.4.1.1 Level-1-rijen

    De eerste stap in de omzetting van realiteit naar model is het bepalen van alle mogelijke

    banen die op het kruispuntvlak kunnen beschreven worden. Wanneer over eenzelfde stuk weg

    in twee verschillende richtingen kan gereden worden, dan worden er ook twee banen

    getekend.

    Verschillende rijstroken worden ook best als verschillende wachtrijen gemodelleerd. Deze

    banen kunnen splitsen in nieuwe banen, of kunnen samenkomen om een gemeenschappelijke

    baan te vormen. In de punten waar dit gebeurt plaatsen we knopen. Ook ter hoogte van alle

    verkeerslichten worden knopen geplaatst. Al deze knopen noemen we level-1-knopen. In

    figuur 10 zijn deze level-1-knopen aangegeven door zwarte stippen.

    De schakels tussen deze knopen zijn de level-1-rijen. Het netwerk dat zo ontstaat, kan

    vergeleken worden met bvb. een hydraulisch netwerk waarin ook stromen samenkomen en

    weer splitsen. Het grote verschil met zo een hydraulisch netwerk is dat bepaalde stromen

    elkaar kunnen kruisen zonder dat er enige vorm van menging is tussen de verschillende

    stromen. De knopen waar stromen kruisen zonder te mengen of te splitsen worden

    level-2 of 3-knopen genoemd.

    3.4.1.2 Level-2-rijen

    Level-2-knopen ontstaan waar level-1-rijen die gelijktijdig groen licht kunnen hebben, kruisen

    zonder te mengen. Op een kruispunt zonder verkeerslichten worden alle stromen

    verondersteld steeds groen licht te hebben. Door het plaatsen van level-2-knopen worden

    verscheidene level-1-rijen in stukken gesplitst. Bij elke kruising van twee level-1-rijen kunnen

    er 4 level-2-rijen ontstaan. Volgens het verkeersregelement is er echter altijd 1 van de twee

    stromen die voorrang moet geven aan de andere. Wanneer verondersteld wordt dat de stroom

    die voorrang krijgt nooit gehinderd zal worden, dan blijft de rij die voorrang heeft een level-1-

    rij. Indien men toch een kans op hinder vermoedt dan wordt deze rij toch ook een level-2-rij.

    De wachtrij die voorrang moet geven wordt sowieso opgesplitst in 2 nieuwe wachtrijen. In

    figuur 10 zijn de level-2-knopen aangegeven met rode stippen.

  • 46

    Figuur 10: Schematische voorstelling van interacties op een kruispunt

    3.4.1.3 Level-3-rijen

    De knopen die nu nog overblijven zijn de knopen waar normaal gesproken geen interacties

    tussen stromen plaatsvinden. De wagens die de banen volgen die elkaar in deze knopen

    kruisen hebben immers nooit op hetzelfde tijdstip groen licht. Toch zijn er ook hier nog

    knopen te onderscheiden waar de waarschijnlijkheid op interacties groter is als in andere

    level-3-knopen. Het verschilt echter van situatie tot situatie in welke knopen deze interacties

    zich zullen voordoen, en het is moeilijk om hier nog algemene regels op te plakken.

    Algemeen gesproken doet men er best aan ook al deze mogelijke interacties mee te nemen in

    de modellering. Enkel indien men delen van het kruispunt niet wenst te beschouwen of

    vereenvoudigd voorstelt kan men deze knopen verwaarlozen. In de figuur zijn deze knopen

    weergegeven met blauwe stippen.

  • 47

    3.4.1.4 Nummering

    Nadat het kruispunt in de verschillende delen is opgesplitst, moet aan de verschillende rijen

    nog een rijnummer worden toegewezen. De nummering start bij 1 en loopt tot het aantal rijen

    waarin het systeem is opgesplitst. Deze nummering is in principe willekeurig, al zal het voor

    de gebruiker van de simulatie handig zijn om een voor zichzelf een logische nummering te

    maken.

    Daarna moet nagegaan worden of er nog extra rijen toegevoegd moeten worden om

    voorrangssituaties te kunnen modelleren.

    In dit deel werd een methode aangegeven om tot een goede opsplitsing van het kruispunt te

    komen. Zoals eerder gesteld is het zaak om een juiste balans te vinden in de graad van

    detailleren.

    Niet alleen een goede opsplitsing zal leiden tot een realistisch resultaat. Ook het juiste

    aangeven van de interacties tussen de verschillende rijen heeft een grote invloed op het

    resultaat. Hoe men hierbij te werk gaat wordt in de volgende paragraaf aangegeven.

    3.4.2 Aangeven van interacties

    Nadat het kruispuntvlak in verschillende delen opgesplitst is moeten vooreerst de black box

    eigenschappen van de rijen worden ingekleurd. Hierbij zullen vele eigenschappen niet

    willekeurig te kiezen zijn. De capaciteiten van de verschillende rijen hangen af van de

    opstelruimte die men op het kruispunt heeft, en de cyclustijden van de verkeerslichten zijn

    vaak ook reeds gekend17. Enkel voor de rijen die van buiten het beschouwde systeem

    toegeleverd worden, moet een aankomstendistributie gekozen worden. Voor de andere rijen

    moet worden aangegeven door welke rij ze worden aangeleverd. De vertrekken worden

    meestal exponentieel verdeeld verondersteld. Door het uitvoeren van de simulatie verandert

    deze distributie reeds snel in andere, meer rele distributies door de invloed van

    verkeerslichten of andere wachtrijen. De percentages voertuigen die elk een andere richting

    opgaan bij het splitsen van een stroom moeten ook geschat en aangegeven worden.

    17 Door de verkeerslichtenregeling aan te passen kan men de invloed ervan op de verkeersafwikkeling bestuderen.

  • 48

    Een andere moeilijkheid stelt zich bij het schatten van de vermindering van vertrekintensiteit

    wanneer een rij gehinderd wordt door een andere. Deze intensiteitsdaling is namelijk sterk

    afhankelijk van kruispunt tot kruispunt, en van bestuurder tot bestuurder. Indien men een

    bestaand kruispunt simuleert, kan men best enkele metingen uitvoeren, of zich baseren op

    bestaande metingen van bij gelijkaardige kruispunten. Indien men niet over deze gegevens

    kan beschikken maakt men een realistische schatting.

    3.5 Tel- en tijdmatrices

    Om na de simulatie de vertragingen, de capaciteiten en de wachtrijlengtes te kunnen

    berekenen worden alle bewegingen naar of vanuit de black boxes opgeslagen. Hiervoor staan

    de telmatrix en de tijdmatrix ter beschikking. In tabel 1 is een deel van de tijdmatrix en de

    telmatrix voor een toelevering van rij 1 naar rij 2 weergegeven. In rij 1 komen autos toe

    volgens een exponentiele verdeling, en uit rij twee vertrekken ze ook volgens een

    exponentiele verdeling. De tabel moet op volgende wijze gelezen worden; Men kijkt in de

    telmatrix of er een verandering geweest is van het aantal wagens in de wachtrij. In de

    tijdmatrices worden zowel de tijdstippen van populatietoename als afname bijgehouden. Van

    de eerste naar de tweede rij in de matrix is er een afname van de teller van de eerste wachtrij

    van 3 naar 2. In de tijdmatrix vindt men in de overeenkomstige kolom en rij, het tijdstip terug

    waarop deze overgang naar een nieuwe populatiegrootte plaatsvond. De overgang 3 naar 2

    wagens voor wachtrij 1 voltrok zich dus op tijdstip 80,3566. Omdat rij 1 toelevert aan rij 2

    impliceert een vertrek uit rij 1 een aankomst in rij 2. Er kan dan ook afgelezen worden dat de

    populatie van rij 2 gegroeid is van 4 naar 5, en dit op tijdstip 80,3567. 0,001 tijdseenheden

    nadat de wagen rij 1 verliet komt hij aan in rij 2. Dit overgangsverlies kan zelf gekozen

    worden. Uit de telmatrix kan afgelezen worden dat van tijdstip 76,9635 tot tijdstip 80,3566 de

    populatie van wachtrij 1, 3 was. Van 80,3566 tot 81,5149 was deze populatie 2 Zo kunnen

    uit de tijd- en telmatrices de gemiddelde wachtrijlengtes berekend worden. In de bijhorende

    figuur 11 is de populatie van beide rijen gedurende het tijdsinterval 0 tot 100 weergegeven in

    functie van de tijd. Er is duidelijk op te zien dat wanneer er een afname is van de populatie

    van wachtrij 1 (blauw), er zich tegelijkertijd een toename van de populatie van wachtrij 2

    (rood) voordoet.

  • 49

    tijd rij 1 tijd rij 2 tel rij 1 tel rij 2

    76.9635 76.9636 3.0000 4.0000

    80.3566 80.3567 2.0000 5.0000

    80.3566 81.1596 2.0000 4.0000

    81.5149 81.1596 3.0000 4.0000

    83.6315 81.1596 4.0000 4.0000

    86.3154 86.3155 3.0000 5.0000

    86.3154 87.1596 3.0000 4.0000

    87.2561 87.1596 4.0000 4.0000

    89.4429 87.1596 5.0000 4.0000

    Tabel 1: Deel van een tijd- en telmatrix

    0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 1000

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    bedienings- en aankomstintensiteiten; (1auto/6sec) X-as:tijd

    popula

    tiegro

    ott

    e

    populatiegrootte in functie van de tijd; blauw : rij 1, rood : rij 2

    Figuur 11: Populatiegrootte in functie van de tijd

  • 50

    3.6 Labelsysteem

    Wanneer het individuele traject dat elke wagen aflegt op voorhand niet exact kan worden

    bepaald, dan kan men niet zonder meer de verschillende vertragingen die de voertuigen

    hebben opgelopen uit de tel- en tijdmatrices aflezen. Het blijft nog wel mogelijk om de

    capaciteit van het kruispunt te berekenen, en om daaruit de gemiddelde vertragingen te

    berekenen. Meestal volstaan deze gegevens, al zou men ook genteresseerd kunnen zijn in de

    vertraging die elk individueel voertuig heeft opgelopen.

    Om deze berekeningen in verband met de vertragingen ook in deze gevallen mogelijk te

    maken is er een labelsysteem ontwikkeld. In dit labelsysteem wordt het traject dat elke wagen

    heeft afgelegd, samen met de tijden die de verschillende voertuigen op de verschillende

    kruispuntsecties hebben doorgebracht, bijgehouden in 2 matrices, de aankomst en vertrek

    labelmatrix.

    De labels zijn kommagetallen. Een label geeft aan welk traject een wagen reeds doorlopen

    heeft. De getallen voor de komma stellen eenheden voor, terwijl de getallen na de komma

    duiden op tientallen. De getallen op de eerste plaats voor en na de komma vormen een koppel.

    De getallen op de tweede, derde, plaats voor en na de komma vormen zo ook allen een

    koppel. Het eerste getal voor de komma vormt samen met het eerste getal na de komma het

    rijnummer van de laatste rij waarin de wagen zich bevond. Het tweede getal voor de komma

    vormt, samen met zijn pendant achter de komma, het rijnummer van de voorlaatste rij, enz.

    Hierbij geeft het getal na de komma steeds het tiental aan, terwijl het getal voor de komma op

    het aantal eenheden wijst.

    Ter verduidelijking wordt er een klein voorbeeldje gegeven.

    Voorbeeld:

    Label 321,110 duidt op een traject van rij (0x10+3) naar (1*10+2)

    naar (1*10+1). Of dus het traject 3-12-11.

    Label 47124,30275 duidt zo op traject 54-77-21-2-34.

    Voor een gedetailleerdere uitleg over de precieze werking wordt verwezen naar bijlage A:

    werking van de simulatie.

  • 51

    3.7 Beperkingen in modellering

    Eigenlijk kent de modellering zeer weinig beperkingen. Door een goede combinatie van

    verschillende wachtrijen kunnen met het programma zowat alle verkeerssituaties

    gemodelleerd worden. Bovendien is het model zo opgesteld dat er makkelijk extra

    toepassingen kunnen worden ingebracht.

    In het model wordt er momenteel echter geen rekening gehouden met wagens met een

    personenauto equivalent (pae) verschillend van 1, zoals bvb. vrachtwagens. Ook een

    wachtrijtype waarin elke wagen een zelfde constante verblijftijd heeft, is nog niet

    gemodelleerd.

    In dit hoofdstuk werd beschreven hoe er bij het opstellen van het programma te werk werd

    gegaan om tot een goed model van de werkelijkheid te komen. Eerst werd het principe van de

    black box uiteengezet, waarna er aangetoond werd hoe men tot een goede vertaling van de

    werkelijkheid naar een netwerk van wachtrijen komt.

    In het volgende hoofdstuk zullen de resultaten die bekomen worden met de simulatie getoetst

    worden aan de resultaten die men zou verwachten op basis van analytische en

    deterministische formules die voor handen zijn in de literatuur.

  • 52

    4 Verificatie In het programma worden verkeersprocessen gesimuleerd door een het combineren van een aantal

    wachtrijen die initieel gebaseerd zijn op Markov geboorte- sterfteprocessen. Om het model

    theoretisch te onderbouwen worden in dit deel de resultaten uit de simulaties gevalueerd door

    een grondige vergelijking met de analytische formules te maken.

    Om tot een goede vergelijking te komen wordt de kans om een bepaald aantal gebruikers aan te

    treffen in de wachtrij en de gemiddelde vertraging berekend. Ook het gemiddelde aantal

    wachtenden in een wachtrij wordt geverifieerd. Deze waardes leggen de basis voor goede

    benaderingen van gemiddelde wachtrijlengtes, capaciteiten en vertragingen in uitgebreidere

    systemen. In de bijlage werking van de simulatie is aangegeven hoe deze capaciteiten en

    vertragingen berekend worden.

    Vooreerst worden individuele wachtrijen bestudeerd. Aangezien de wachtrije