Monitoring Biobased Economy NL 2017 Biobased... · 3.1.2 Europese Unie—22 3.2 Regionale...

114
Monitoring biobased economy in Nederland 2017 Datum 22 februari 2018 Status definitief

Transcript of Monitoring Biobased Economy NL 2017 Biobased... · 3.1.2 Europese Unie—22 3.2 Regionale...

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Datum 22 februari 2018

Status definitief

Pagina 2 van 114

Colofon

Projectnaam Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Locatie

Projectleiders Kees Kwant

Contactpersoon

Bijlage(n)

Auteurs Kees Kwant

Wouter Siemers

Astrid Hamer

Dick Both

Pagina 3 van 114

Inhoud

Colofon—2

0 Samenvatting en trends biobased economy 2017—5 0.1 Algemeen beeld—5 0.2 Ontwikkeling van de Biobased economy in de regio’s—5 0.3 Biobased ontwikkelingen bij bedrijven—6 0.4 Biobased kennisontwikkeling—6 0.5 Biobased materiaalstromen—7 0.6 Vergelijking met Europa—7

1 Inleiding—9

2 Marktontwikkelingen—12 2.1 Vroege markten—12 2.2 ISDE subsidie—15 2.3 Green Deals: aanpakken van knelpunten met Green Deals—16 2.4 Monitoring biomassastromen—18

3 De landelijke biobased en circulaire ontwikkelingen op basis van regionale

subsidieprojecten—21 3.1 Methodiek van informatievergaring—21 3.1.1 Hogescholen—21 3.1.2 Europese Unie—22 3.2 Regionale ontwikkelingen algemeen—23 3.3 Samenwerking & netwerken—24 3.4 Projecten van de regio’s—25 3.5 Circulaire Economie in de database—32

4 De Nederlandse biobased economy in Europa—33

5 R&D rond biobased binnen RVO.nl-regelingen—35 5.1 Kennisontwikkeling en octrooien—35 5.2 Fiscale ondersteuning R&D voor de biobased economy—38 5.3 BBE-R&D in topsectoren en ondersteuning door Rijksoverheid—41 5.4 Conclusie—42

6 BBE in de praktijk: bedrijven en regionale voorbeelden—44 6.1 Inleiding—44 6.2 BBE en BE bedrijven—44 6.3 Karakteriseringen van de regio’s—45 6.3.1. Friesland—45 6.3.2. Groningen—45 6.3.3. Drenthe—46 6.3.4. Overijssel—46 6.3.5. Gelderland—46 6.3.6. Limburg—47 6.3.7. Noord-Brabant—47 6.3.8. Zeeland—47 6.3.9. Zuid-Holland—47 6.3.10. Noord-Holland—47

Pagina 4 van 114

6.3.11. Utrecht—48 6.3.12. Flevoland—48 6.4 Voorbeelden in de regio’s—49 6.4.1 Agrarische groenstations voor duurzame landbouw (Friesland)—49 6.4.2 DutchSpirit duurzame maatpakken en circulaire werkkleding (Gelderland)—50 6.4.3 De kunstmestvrije Achterhoek (Gelderland)—51 6.4.4 Vezel van cacaodoppen en versleten spijkerbroeken in papier (Gelderland)—52 6.4.5 Van bestaand meubilair naar nieuw meubilair zonder gebruik van extra grondstoffen

(Gelderland)—53 6.4.6 Biogas—54 6.4.7 Bio-PET100 voor de cosmetica markt (Drenthe)—55 6.4.8. Plantpaal van bermgras (Zeeland, Noord-Brabant)—56 6.4.9. Proeftuin biobased Infra (Zeeland)—56 6.4.9a. Biobased asfalt—57 6.4.9b. Vezelbeton—57 6.4.9.c Verwaarding bermmaaisel—58 6.4.10. Demofabriek ChainCraft (Noord-Holland)—58 6.4.11. Ephyra® (Flevoland)—59 6.5 Voorbeelden van kennisclusters—60 6.5.1. Chemport Europe (Groningen, Friesland, Drenthe)—60 6.5.2. Source B (Limburg)—60 6.5.3. Biorizon (Noord-Brabant)—61 6.5.4. BioProcess Pilot Facility (Zuid-Holland)—62 6.6 Biobased inkopen—63 6.7 Conclusies—65

Bijlage A BBE per regio in detail-66

A1 Biobased economy in Fryslân-66

A2 Biobased economy in Groningen-71

A3 Biobased economy in Drenthe-76

A4 Biobased economy in Oost-Nederland- 81

A5 Biobased economy in Limburg- 84

A6 Biobased economy in de Biobased Delta-89

A7 Biobased economy in Noord-Holland-97

A8 Biobased economy in Utrecht-102

A9 Biobased economy in Flevoland-106

Bijlage B Trefwoordengebruik-110

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 5 van 114

0 Samenvatting en trends biobased economy 2017

0.1 Algemeen beeld

De biobased economy is een belangrijke pijler binnen de groene groei en ook de circulaire

economie. Inzet van hernieuwbare grondstoffen leidt tot nieuwe economische kansen en ook een

bijdrage aan een duurzame “ low carbon economy”. In dit rapport wordt de voortgang van de

biobased economy en deels de circulaire economie in Nederland beschreven. RVO.nl heeft in

bijgaande rapportage dezelfde methodiek als in voorgaande jaren gevolgd, waarbij gegevens over

projecten uit de programma’s van RVO.nl gebundeld zijn met gegevens van projecten uit de

regio. Daarbij gaat het met name om gebsubsidieerde projecten die als biobased aan te merken

zijn, maar de database wordt nu ook uitgebreid naar Bioeconomy en Circulaire Economie

projecten. In de rapportage zijn de gegevens tot en met 2016 verwerkt en het laat zien dat

zowel bedrijfsleven als overheid de ontwikkeling en implementatie actief ter hand nemen. Bij de

ontwikkeling ligt de nadruk op biobased chemicaliën en materialen, terwijl de implementatie

vooralsnog vooral op het terrein van de bio-energie plaats vindt.

In totaal worden er 1433 biobased projecten geteld over de afgelopen 6 jaar. Er zijn 237 projecten toegevoegd, en 87 afgeronde projecten afgevoerd, zodat de netto toename 150 projecten bedraagd. De toename is minder sterk dan in 2015, zodat momenteel meer sprake is van een constante situatie. Daarnaast zijn 93 bioeconomy en 39 circulaire economie projecten in de database opgenomen.

Veel provincies adresseren biobased economy als onderdeel van de circulaire economie. De

regionale schaalgrootte past bij uitstek bij de biobased economy. Bedrijven, overheden en kennisinstellingen in de regio versterken elkaars activiteiten op dit gebied, zodat er een goede kennisinfrastructuur ontstaat waarbinnen innovatieve biobased (half)producten ontwikkeld worden. Veelal zijn de reeds aanwezige grote industrieën (zoals de suikerindustrie, aardappelindustrie, zuivelindustrie, chemische industrie of papierindustrie) bepalend voor de richting waarin een regio zich binnen de BBE specialiseert.

De totale projectinvesteringen zitten het meest in de duurzame energieprojecten maar de projecten met biomaterialen en bio-chemicaliën en nutriëntenterugwinning zijn ook substantieel met 355 projecten met in totaal ruim €425 miljoen aan geplande investeringen. Subsidies in de latere fase van de s-curve zijn vooral energiegerelateerd en deze subsidies ontbreken bij de materiaal gerelateerd projecten, waardoor marktgroei belemmerd wordt. De omvang van de inspanningen van bedrijven en kennisinstellingen die uit eigen middelen

worden gefinancierd, dus zonder overheidssubsidie, is niet zichtbaar in deze monitoring.

0.2 Ontwikkeling van de Biobased economy in de regio’s

Binnen de regio’s wordt veel samengewerkt tussen kennisclusters en marktpartijen om via toegepast onderzoek tot biomassavalorisatie te komen. Iedere regio heeft universiteiten en hogescholen die specifiek binnen de regio deze samenwerkingsverbanden ondersteunen. Hiermee is een hoogwaardige transitie bij de marktpartijen gegarandeerd en wordt ook een belangrijke

bijdrage aan de scholing voor biobased toepassingen geleverd. In diverse regio’s (Limburg, Groningen, de Biobased Delta) is de biobased bedrijvigheid vooral te vinden in de science parks

waar bedrijven en onderzoek samen aan innovatie werken. Het accent ligt tot nu toe meer op ontwikkeling dan daadwerkelijke biobased productie. Via financieringsinstrumenten en innovatiemakelaars worden specifiek het MKB en start-ups ondersteund en gestimuleerd om de biobased conversie in de markt te gaan realiseren. Binnen de meeste regio’s is momenteel sprake van een geïntegreerde aanpak van de circulaire

economie (CE) en biobased economy (BBE). Tussen de regio’s wordt goed samengewerkt, waarbij Energy Valley in het noorden zich meer richt op energietoepassingen, en in het zuiden met Limburg en Biobased Delta de nadruk meer ligt op chemische toepassingen.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 6 van 114

0.3 Biobased ontwikkelingen bij bedrijven

Deze rapportage telt 1258 organisaties die actief zijn in de biobased economy (een groei van

13% ten opzichte van 2015). Ongeveer 80% blijkt MKB bedrijf te zijn. Er zijn 285 bedrijven die

zich specifiek met biobased materialen en chemicaliën bezig houden, 122 daarvan zitten in de

chemische sector.

Door de regio’s zijn dit jaar nieuwe voorbeelden (etalageprojecten) aangedragen, waarvan alles

als circulair is aan te merken en ongeveer de helft als biobased. Alle bedrijven zitten duidelijk nog

aan het begin van de vermarkting. Er zijn eerste batches of producten geleverd en daar is al veel

werk in gaan zitten. De hoeveelheden die geproduceerd zijn, zijn echter nog klein. Innoveren kost

veel tijd en dus geld. Om de concurrentie als nieuwkomer op de markt aan te kunnen zou een

level playing field waarin de klimaatvoordelen van biobased (half)producten gewaardeerd worden

een steun in de rug kunnen betekenen, bijvoorbeeld door beprijzing van CO2-uitstoot.

Een belangrijke stimulans in de markt is het biobased inkopen. Op basis van de voorbeelden blijkt

dat dit een goede start heeft, maar nog duidelijk aan het begin staat. De omvang van biobased

inkopen is nog gering (in de orde van tonnen) en behoeft een flinke stimulans en groei de

komende jaren. Er is veel gedaan aan kennis en ervaringsontwikkeling, er is een Biobased

Wegwijzer gereed gekomen en er zijn diverse inkooptrajecten met bijv. koffiebekers of aanleg

van wegen met biobased grondstoffen als voorbeeld bekend.

0.4 Biobased kennisontwikkeling

Uit de Nederlandse octrooien blijkt dat de groei vanaf 2010 voor bijna alle onderwerpen is

veranderd in een kleine daling sinds 2013.

In 2016 hebben de BBE bedrijven €215 miljoen geïnvesteerd in menskracht voor biobased speur-

en ontwikkelingswerk (S&O) en aan uitgaven voor R&D investeringen. De overheid heeft hier met

de WBSO €38 miljoen aan bijgedragen door middel van een afdrachtsvermindering op de

loonheffing. Het grootste aandeel bedrijven, actief op het gebied van biobased economy binnen

de WBSO zit in Gelderland, Limburg en Zeeland. De S&O uitgaven voor BBE zijn het hoogst in

Zuid-Holland, Limburg en Noord-Holland.

De financiering via topsectoren (start 2012) heeft in 2016 geleid tot een ondersteuning van €46,1

miljoen voor biobased R&D. Omdat de industrie in projecten zowel van de WBSO als TKI gebruik kan hebben gemaakt, moet dit als een bovenwaarde gezien worden en heeft zij met deze instrumenten in een bandbreedte van tussen de €215 en €317 miljoen in BBE geïnvesteerd.

Diverse programma’s bij onderzoeksinstituten worden direct door de overheid gefinancieerd, en

de som van deze bijdrage lijkt in 2016 iets lager dan in 2015 en komt uit op €14,5 miljoen.

Dit betekent dat de Rijksoverheid in 2016 totaal €98,6 miljoen via fiscale vrijstelling, topsectoren

en onderzoeksinstituten beschikbaar heeft gesteld. Dat is een toename van 11% ten opzichte van

2015.

Regeling R&D inspanning BBE bedrijven M€

(incl. overheids bijdrage) Bijdrage Overheid M€

2012 2013 2014 2015 2016 2012 2013 2014 2015 2016

Fiscaal 175,0 210,0 231,0 196,0 215,0 24,6 34,8 34,0 30,0 38,0

Topsector 76,3 37,8 51,8 74,3 102,2 37,5 16,4 27,0 37,8 46,1

Fundamenteel

14,1 17,4 17,1 21,1 14,5

Totaal 251,3 247,8 282,8 270,3 317,2 76,2 68,6 78,1 88,9 98,6

Tabel A Totale BBE R&D inspanning door bedrijven via RVO.nl regelingen en daarbuiten in 2012 - 2016

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 7 van 114

0.5 Biobased materiaalstromen

Het onderzoek naar de omvang van de biobased materiaalstromen 2016, is in 2017 opgepakt met

een nieuwe methodiek. Daarbij is gebruik gemaakt van de ervaringen die in 2016 zijn opgedaan

met de monitoring op Europese schaal op basis van EUROSTAT-gegevens door het NOVA Instituut

en is dit voor Nederland in 2017 door het CBS met bureau CE Delft uitgewerkt voor Nederland, in

opdracht van RVO.nl.

Deze nieuwe aanpak leidt tot nieuwe mogelijkheden, waarbij meer biobased stromen in kaart

kunnen worden gebracht, maar het laat ook zien dat de gegevens in de CBS-database nog

onvoldoende lijken toegespitst om de complete omvang van alle stromen goed in kaart te

brengen. Er zijn nog grote verschillen tussen de rapportage van vorig jaar en van dit jaar

geconstateerd, op basis van deze twee verschillende methodieken.

De aanbeveling is om in 2018 een keuze te maken in het kader van de monitoring circulaire

economie betreffende de verder toe te passen methodiek voor het meten van de omvang van de

circulaire en biobased materiaalstromen.

De analyse van de gegevens van 2016 laat wel zien dat er geen aanwijzingen zijn dat de situatie

ten opzichte van 2015 sterk veranderd is, zodat we qua omvang van de materiaalstromen

vooralsnog de opgegeven waarden voor 2015 aanhouden van ongeveer 13 miljoen ton droge

biomassa.

0.6 Vergelijking met Europa

In 2016 is bij het Joint Research Centre (JRC) van de EU een workshop bijgewoond waar

monitoringmethodieken zijn afgestemd. Via deze methodiek heeft het NOVA Instituut een

inschatting gemaakt van de omvang van de Biobased Economy in Nederland die vorig jaar is

gerapporteerd. Met deze methodiek is in 2016 samen met het CBS en bureau CE Delft een

uitwerking voor Nederland gedaan (zie hierboven).

Het JRC heeft voor de bioeconomy in Europa een monitoring voor 2016 gedaan:

Vijf EU landen hebben een toegespitste Bioeconomy strategie (groen op de kaart), terwijl 6 andere, waaronder Nederland een Bioeconomy-gerelateerde strategie hebben (meer biobased georiënteerd, geel op de kaart).

De evaluatie van de Bioeconomy Strategy laat zien dat ook in Europa via onderzoek en ontwikkeling voortgang wordt geboekt, maar dat er financiering nodig is voor kapitaalintensieve geïntegreerde bioraffinaderijen, die alleen beschikbaar komt in een stabiele beleidsomgeving, waarbij biobased onderdeel uitmaakt van de Circulaire Economie.

De EU ondersteunt de ontwikkeling met €4,2 miljard vanuit het Horizon 2020 programma, waarvan €1 miljard voor het JTI Biobased Industries.

In de Bioeconomy zijn 18,6 miljoen banen, en wordt een omzet van €2,2 biljoen

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 8 van 114

gerealiseerd, 9% van de economie (2014),

Monitoring is cruciaal om de voortgang ten opzichte van gestelde klimaat- en duurzame ontwikkingsdoelen (SDG) vast te stellen, en waar nodig bij te sturen.

Nederland blijkt binnen de Europese onderzoeksprogramma’s goed mee te doen. In 2016 hebben Nederlandse partners in Europese biobased projecten €66 miljoen geïnvesteerd waarvan €31 miljoen afkomstig was van subsidie uit de EU.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 9 van 114

1 Inleiding

Biobased economy is een onderwerp dat in ontwikkeling is en al gedurende 10 jaar gestimuleerd

wordt door landelijke en regionale overheden. Nederland is uitgerust met gunstige

randvoorwaarden voor een groene toekomst, maar worden al deze kansen al gegrepen? In

onderhavig rapport wordt de status van de biobased economy in kaart gebracht met de gegevens

van 2016 als laatst beschikbare.

De Directie Topsectoren en Industriebeleid van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat

heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) gevraagd nader inzicht te verschaffen

in de ontwikkelingen rond BBE in de fiscale en overige instrumenten waarbij RVO.nl is betrokken

en het overzicht in de ontwikkelingen in de regio’s verder uit te bouwen. Dit rapport verkent de

ontwikkelingen rond een aantal, voor de succesvolle ontwikkeling van de biobased economy

relevante, sleutelfactoren in de periode tot en met 2016:

- De kennisontwikkeling en -positie van Nederland van 2008 tot en met 2014. Hoe verhoudt

de kennispositie van Nederland zich in internationaal kader? Op welke elementen focust de

kennisontwikkeling in Nederland zich? Ontwikkelingen in patenten en R&D geven een

indicatie van focus, omvang en type betrokken partijen (rol kennisinstellingen, bedrijven,

etc.).

- De ondernemersactiviteiten rond BBE van 2011 tot en met 2016. Hoe ontwikkelt de

bedrijvigheid zich in Nederland op dit veld? De aantallen bedrijven en hun investeringen in

dit veld geven een indicatie.

- De netwerken. Welke coalities ontstaan er in dit veld? De samenwerkingsverbanden in

projecten en ‘campussen’ geven een indicatie.

- De marktontwikkelingen van 2011 tot en met 2016. Waar zien we eerste markten

ontstaan? De ontwikkelingen in EIA/MIA geven een eerste beeld en de ontwikkelingen in

Green Deals laten zien welke belemmeringen daarin door de partijen worden onderkend en

aangepakt. Rond wet- en regelgeving geeft ook het project Ruimte in Regels voor Groene

Groei (R2G2) inzicht.

- De Nederlandse BBE in vergelijking met andere Europese landen

- De regio’s. Veel activiteiten rondom BBE worden vanuit de regio’s opgepakt. Een overzicht

van deze regionale ontwikkelingen van vooral de afgelopen 5 jaar is in 2017 verder

uitgewerkt. In de bijlage zijn beschrijvingen en activiteiten opgenomen van de individuele

regio’s.

Deze factoren geven indicaties rond de ontwikkelingen voor zover die gesignaleerd worden in

projecten ondersteund door het Rijk. Dat is voor een aantal deelonderwerpen een redelijke

indicatie maar dient voor een goed beeld van de ontwikkelingen aangevuld te worden met andere

relevante ontwikkelingen buiten het ‘nationaal beleidsinstrumentarium’.

Dit is gebeurd door ook regionale en Europese projecten (waarin Nederlandse partners

deelnemen) en activiteiten in beeld te brengen. RVO.nl heeft een database opgebouwd met

daarin 2052 projecten, acties en instrumenten, waaronder 1698 BBE-subsidieprojecten die

ondersteund zijn door Europese, landelijke en regionale overheden.

Projecten totaal Aantal

Totaal aantal projecten (BBE, CE,

overig)

1903

Totaal aantal BBE projecten 1698

Totaal aantal BBE projecten 2011-

2016

1433

Tabel 1.1 Aantal BBE projecten in de database

Deze zijn gekarakteriseerd op input (welke soort biomassa wordt als grondstof gebruikt), output

(product of halfproduct), technologie, innovatiestadium, uitvoerdersorganisatie, etc en indien

bekend zijn budgetten vermeld. Met deze gegevens zijn de grafieken in dit rapport gemaakt. De

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 10 van 114

gegevens in de database zelf zijn vertrouwelijk, omdat het om bedrijfsinformatie gaat. Ter

illustratie komen in dit rapport ook enkele projecten afzonderlijk aan bod, die een inkijk geven in

de uitdagingen waar CE en biobased bedrijven mee te maken hebben in de praktijk.

Het geaggregeerde beeld uit nationale en regionale projecten en ontwikkelingen geeft de

overheid en andere stakeholders inzicht in de ontwikkelingen en de mogelijkheden om dit bij te

sturen.

Definities:

Samen met de WUR en het CBS is in 2013 een Protocol monitoring biobased economy opgesteld,

waarin de afspraken over definities en methodieken voor de bepaling van de omvang van de

materiaalstromen in de biobased economy zijn vastgelegd1.

- Biobased economy: De biobased economy is economische bedrijvigheid gebaseerd op

biomassa met uitzondering van productie van humane voeding en veevoer. De biobased

economy is gebaseerd op recent vastgelegd koolstof.

- Ketens: De BBE zoals afgebakend in deze monitor omvat de productie- en

verwerkingsketens voor hernieuwbare plantaardige en dierlijke grondstoffen, die buiten de

voedsel- en diervoeder-sector worden benut voor productie van materialen, hulpstoffen en

feedstock voor de chemie en energie. Doorgaans is daarbij sprake van productieketens

waar in meerdere stappen grondstoffen worden omgezet naar halffabricaten die

vervolgens worden omgezet in producten. Dit betekent dat de economische activiteiten die

in de verwerkingssector, maar ook in de onderzoek/consultancy/adviessector rondom BBE

worden uitgevoerd niet als een bijdrage aan de economische toegevoegde waarde zijn

meegenomen.

- Sectoren: Voor materialen en producten worden zowel de houtverwerkende industrie als

de papier- en kartonsector tot de BBE gerekend, evenals de bio-energie en als nieuwe

sector de toepassing van biomassa in de chemie.

Het totale beeld van de ontwikkeling van de biobased economy wordt gerapporteerd aan de hand

van programma’s van RVO.nl, projecten en programma’s in de regio’s.

Dit jaar is begonnen om de blik in deze rapportage ook uit te breiden van de biobased economy

naar de circulaire economie. Dat blijkt o.a. uit de projectvoorbeelden en de paragraaf over

Circulaire Economie. De biobased economy is een onderdeel van de circulaire economie, die

bestaat uit groene en technische kringlopen. De BBE heeft betrekking op de groene, oftewel

biomassastromen daarin. In het beleid van zowel het Rijk als de provincies versmelten deze twee

onderwerpen steeds meer.

1 https://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/03/Protocol%20monitoring%20BBE.pdf

Figuur 1.1 De sectoren van de biobased economy

Biobased economy focus: non-food toepassingen

Papier & karton

Houtsector

Biobased chemie

Bio-energie

Voedsel & veevoer

Duurzame energie

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 11 van 114

Figuur 1.2 Circulaire Economie inclusief de biobased economy (groen) volgens Braungart/ Ellen MacArthur

foundation

De nieuwe informatie voor dit rapport is verzameld in de periode van augustus t/m december

2017 en bouwt voort op de data die in voorgaande jaren zijn verzameld. Het rapport gaat over de

jaren 2011 tot en met 2016.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 12 van 114

2 Marktontwikkelingen

Dit hoofdstuk toont de ontwikkelingen in de markt door te kijken naar de investeringen door de

klanten, zoals gemeld in de fiscale regelingen (Energie Investerings Aftrek (EIA) en Milieu

Investerings Aftrek (MIA)), naar de ondervonden en aangepakte knelpunten (zoals opgenomen in

de Green Deals) en naar de trends in economische baten, zoals in de rapportage 2016 is

weergegeven.

2.1 Vroege markten

De fiscale regelingen EIA en MIA geven fiscale stimulering voor relatief nieuwe technieken en

producten die aan een aantal eisen voldoen [zie uitleg regelingen2]. Daarin zijn ook vele voor de

biobased economy relevante producten en diensten opgenomen. De gemelde investeringen in

deze regelingen geven daarom een eerste indicatie van de trends in investeringen door relatief

vroege markten hierin.

In tabel 2.1.1 is een overzicht gegeven van de bedrijfsmiddelcategorieën waarvoor in 2016 EIA

en/of MIA kon worden aangevraagd en is aangegeven wanneer een omschrijving gewijzigd is ten

opzichte van vorig jaar.

EIA MIA

Warmtekrachtinstallatie met behulp van een

zuiger gestookt met biomassa met SDE2013 of

eerder

Productieapparatuur voor producten op basis van biomassa

(gewijzigd)

Warmtekrachtinstallatie anders dan met behulp

van een zuigermotor, gestookt met biomassa met

SDE2013 of eerder

Productieapparatuur voor bioplastics of voor het maken van

producten van bioplastics (gewijzigd)

Biobrandstofproductie-installatie Productiesysteem voor algen, kroos of (zee)wieren (gewijzigd)

Biogas-opwaardeerinstallatie met SDE2013 of

eerder

Algen-, wieren- of kroossysteem voor mestverwerking (gewijzigd)

Ketel of kachel gestookt met biomassa Mestvergistingsinstallatie met algen, kroos of wierenreactor

(gewijzigd)

Installatie voor droge vergisting met SDE2013 of

eerder Mestbewerkingsinstallatie met terugwinning van fosfaat en stikstof

Aerobe biomassa-reactor Apparatuur voor lokale verwerking van landbouwgewassen

Ketel gestookt met biomassa met SDE2013 of

eerder

Biogasproductieverhogende voorzieningen bij

vergistingstinstallaties voor natte biomassa met

SDE2013 of eerder

Tabel 2.1.1 bedrijfsmiddelcategorieën waarvoor in 2016 EIA en MIA is aangevraagd Vooral de bedrijfsmiddelcodes ‘Productieapparatuur voor producten op basis van biomassa’ en

‘Productieapparatuur voor bioplastics of voor het maken van producten van bioplastics’ zijn

specifieke BBE-codes, die goede monitoringinformatie kunnen opleveren over investeringen in de

BBE. In deze categorieën is in 2016 18 keer aangevraagd door 6 verschillende bedrijven voor in

totaal 3,3 miljoen euro. Vergelijk dit met 21 keer in 2015 voor in totaal 6,1 miljoen euro door 8

verschillende bedrijven. In 2014 zaten in de aanvragen een aantal grote investeringen (vier

boven de één miljoen euro), terwijl er in de aanvragen van 2016 slechts 2 grotere investeringen

zitten (boven half miljoen euro). In tabel 2.1.2 is de bovenstaande (openbare) informatie nog

apart opgenomen.

2 www.rvo.nl/eia

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 13 van 114

Jaartal 2013 2014 2015 2016

Aantal aanvragen 10 26 21 18

Aantal verschillende bedrijven

9 15 8 6

Totaal bedrag (milj. Euro's)

8,5 16,6 6,1 3,3

Tabel 2.1.2 Aanvragen in productieapparatuur producten op basis van biomassa en voor bioplastics of voor

het maken van bioplastics.

Figuur 2.1.2 De totale bedrijfsmiddelinvesteringen in BBE projecten waarvoor MIA of EIA is aangevraagd,in de tijd (in mln. euro’s) In grafiek 2.1.2 worden de totale investeringen van bedrijven in BBE projecten binnen de MIA- en EIA-regelingen gegeven. De investeringen in de EIA zijn de afgelopen drie jaar gedaald. Dit wordt veroorzaakt doordat de overlap met SDE+ niet meer mogelijk is. Deze projecten vallen er bij de EIA uit. Hierop is wel een overgangsregeling van toepassing, wat

wil zeggen dat projecten met een oude SDE beschikking nog wel kunnen aanvragen. Bij de MIA\Vamil zijn de totale gemelde investeringen (gemelde bedragen) over de laatste drie jaar vergelijkbaar geweest. De meldbedragen zijn soms erg groot waardoor fluctuaties snel optreden en een trend op basis van deze informatie moeilijk te bepalen is.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 14 van 114

Figuur 2.1.3 MIA-EIA Overheidsbijdragen in BBE bedrijfsmiddelen in de tijd (in mln. euro’s)

In figuur 2.1.3 worden de overheidsbijdragen gegeven. Hierbij wordt slechts met de toegewezen projecten rekening gehouden door te rekenen met gemiddeld percentages voor toewijzing, bij de MIA 70% en bij de EIA 75%. In het Belastingplan 2016 is bepaald dat voor 2016 het aftrekpercentage van de EIA stijgt van 41,5% naar 58%. Daarmee is het gemiddelde netto

voordeel van circa 10% naar 14% gestegen. Net als in voorgaande jaren zitten in 2016 alle BBE codes in de hoogste categorieën en kon bij deze codes ook gebruik worden gemaakt van VAMIL, hiermee is rekening gehouden in de figuur.

Figuur 2.1.4 De totale bedrijfsmiddelinvesteringen in BBE projecten waarvoor MIA of EIA is aangevraagd, in de tijd, naar conversietechniek (in miljoen euro’s)

In figuur 2.1.4 zijn de bedrijfsmiddelen ingedeeld in de bekende thema’s. Hieruit is te zien dat de

totale investeringen in bioplastics en biomaterialen na een jaarlijkse verdubbeling vanaf 2011 in

2015 en 2016 zijn gedaald, zoals ook al weergegeven in tabel 2.1.2. Dit geeft aan dat de

biobased markt zich nog steeds in de opstartende fase bevindt.

Investeringen per regio

In figuur 2.1.5a en 2.1.5b worden de totaal aangvraagde investeringen per regio over de jaren

2012 - 2016 gegeven. Van vóór 2012 waren geen gegevens verdeeld per regio beschikbaar, De

mestverwaardingsprojecten, die niet aan een regio konden worden gelinked, zijn uit figuur

2.1.5.a gehaald (bij de MIA zijn dit projecten met een totaal bedrag van €72 miljoen over 3 jaar).

Uit figuur 2.1.5a volgt dat Gelderland samen met Limburg en Noord- Brabant in 2016 de hoogste

investeringen hadden. Gelderland vooral in de code productieapparatuur voor bioplastics en

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 15 van 114

productieapparatuur voor producten op basis van biomassa (9 keer). Noord-Brabant vooral voor

de mestbewerkingsinstallaties (26 keer). Het valt op dat Noord-Brabant de afgelopen 4 jaar

steeds de grootste aanvrager in de categorie mestverwaarding was en dat de gemelde BBE-

investeringen in Gelderland en Limburg sterk stijgen.

In figuur 2.1.5b heeft Noord-Brabant eveneens de hoogste bedragen met aanvragers in de

afgelopen 4 jaar. In 2014, 2015 en 2016 betrof dit vooral veel aanvragen in de code ‘ketel of

kachel gestookt op biomassa’ en in 2013 veel aanvragen in vergisting.

Figuur 2.1.5a MIA gemelde investeringen in BBE bedrijfsmiddelen per provincie in de tijd (in mln. euro’s)

Figuur 2.1.5b EIA gemelde investeringen in BBE bedrijfsmiddelen per provincie in de tijd (in mln. euro’s)

2.2 ISDE subsidie

Sinds 2016 kan subsidie worden aangevraagd in de regeling Investeringssubsidie voor Duurzame

Energie (ISDE). Deze subsidie voor kleine apparaten voor de productie van duurzame energie

komt voort uit het Energieakkoord in 2013. Met deze subsidieregeling ondersteunt de

Rijksoverheid particulieren en zakelijke gebruikers die zelf duurzame energie willen opwekken. In

deze regeling vallen onder andere biomassaketels en pelletkachels (tussen de 5 en 500 KW) die

aan strenge emissie-eisen kunnen voldoen. In 2016 was een budget beschikbaar van €70

miljoen. In onderstaande tabel is weergegeven hoeveel aanvragen er zijn geweest voor

biomassaketels en pelletkachels in 2016 en welk deel van het budget naar de deze categorieën is

gegaan.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 16 van 114

ISDE Regeling Aantal Budget

Biomassaketels 2299 11.758.050

Pelletkachels 6475 5.001.060

Totaal € 16.759.110

Tabel 2.2.1 Aanvragen ISDE 2016

2.3 Green Deals: aanpakken van knelpunten met Green Deals

Van de 208 deals per eind 2016, zijn er circa 73 relevant voor BBE. Door de jaren heen is daarbij

een verschuiving opgetreden naar biomaterialen (hoger in de BBE cascade) met per eind 2016

een verdeling van 51 deals rond bio-energie en 37 met aandacht voor biomaterialen3. De afname

in interesse voor nieuwe deals rond BBE lijkt mede zijn oorzaak te vinden in het feit dat er voor

opschaling en commercialisatie van biobased business enkele hardnekkige knelpunten optreden,

die breder dan in losse deals opgelost moeten worden, zoals het proces van toelating bij

reststoffen en het moeizaam op gang komen van marktvraag.

Voortgang van de deals

Van de 57 afgeronde deals, bleken er zo’n 15 niet realiseerbaar of van de grond te komen. Onder

deals met ‘deelresultaat’ zijn ook deals vervat waar de haalbaarheidsfase aangaf dat een verder

traject niet zinvol is (inherent aan innovatie is dat niet alles lukt).

Figuur 2.3.1. Voortgang van de BBE-deals

Deals leveren directe output (zoals bio-grondstoffen, bio-energie en business rond biobased

materialen), doch de kern van de resultaten ligt bij het verbeteren van randvoorwaarden voor

opschaling, zoals de succesvolle procesondersteuning bij opzet van nieuwe samenwerking bij

business cases, diverse tools voor marktontwikkeling en inkoopprocessen, de aangepaste regels

en vergunningprocessen, etc. De focus in type acties en aangepakte type factoren binnen de

deals ligt (t.o.v. Green Deals als geheel) relatief sterk op ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid,

terwijl de acties van het Rijk relatief veel nadruk leggen op regelgeving, netwerkondersteuning en

marktontwikkelingstools.

3 Sommige deals besteden aandacht aan beide onderwerpen.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 17 van 114

Observaties en aandachtspunten

Een aantal onderwerpen uit de deals:

A. Optimale benutting bio-grondstoffen

Zo’n 15 deals omvatten acties gericht op bioteelt/-kweek of het vergroten van bruikbaarheid van

bio-reststromen. Hierbij zijn de nodige successen te melden, doch ook een aantal

vertragingen/niet gelukte projecten.

B. Reductie gebruik c.q. vervanging fossiele grondstoffen

Vervanging van fossiele grondstoffen in de deals richt zich op drie typen toepassingen: biobased

materialen/producten, biobrandstoffen en (andere) bio-energie. Rond biobased materialen en

producten zijn tientallen business cases verkend en in aantal gevallen opgevolgd door verdere

uitwerking en pilots. Rond biobrandstofproductie voor transport zijn een beperkt aantal deals

actief. Rond bio-energie zijn vele vergistingsprojecten gestart.

C. Alternatieve manieren in de omgang met biomassa en voedsel (voor mens of dier) .

In diverse deals wordt aan dit onderwerp gewerkt, soms met nadruk op de biobased kant, soms

meer gericht op de voedselaspecten. Zo wordt gewerkt aan andere grondstoffen en gewassen

voor voedsel en biobased toepassingen, zoals alternatieve eiwitten uit insecten, algen/wieren en

sojateelt. De eiwittransitie krijgt ook aandacht in de deal rond verduurzaming van de

voedselconsumptie.

Algemene aandachtspunten

Vergeleken met traditionele opties zijn biobased business cases complexer: ze vragen nieuwe

verdienmodellen met samenwerking tussen meerdere typen partijen/sectoren, nieuwe verdeling

van lusten en lasten tussen bedrijven en het combineren van multiple benefits. Dit stelt ook eisen

aan de wijze en systematiek bij financiering.

Kansen met deals bij aanpak knelpunten (ook internationaal)

De ervaring leert dat Green Deals een goede rol kunnen spelen bij trajecten waar markt en

overheid in de praktijk samen zoeken naar werkbare oplossingen of aanpakken van knelpunten.

Het gaat dan om niet-standaard trajecten bijvoorbeeld bij opbouw van samenwerkingen (vaak

incl. diverse bestuurslagen) rond nieuwe business cases en verdienmodellen en/of bij ruimte in

regels of het opschalen van good practices via netwerken.

Het rijksbrede CE programma geeft ook een aantal mogelijke onderwerpen voor internationale en

nationale Green Deals rond BBE en voedselketens b.v.

gericht op bevorderen van een internationale markt voor gerecyclede nutriënten

gericht op combineren van gebalanceerde precisiebemesting en nutriëntenkringloopsluiting of

ondersteuning van circulaire landbouw in Oost- en Zuid-Europa.

Vanwege hun karakter (flexibel, samen zoeken), kunnen deals ook een goed kader vormen voor

transitie- of praktijkexperimenten, waarbij in de praktijk innovatieve oplossingen met vaak een

combinatie van technische en institutionele aspecten verder gebracht worden en al doende

ervaren wordt hoe deze passen in en interacteren met hun maatschappelijke omgeving. Dit ‘al

doende leren’ levert dan duidelijkheid over hoe en wat verder opgeschaald kan worden. De

komende jaren worden dergelijke trajecten en samenwerkingen gevraagd bij relevante

beleidsdossiers.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 18 van 114

2.4 Monitoring biomassastromen

In 2017 is ervaring opgedaan met een nieuwe methodiek om de omvang van biomassastromen in

de Nederlandse economie te monitoren. Deze methodiek is ontwikkeld bij CE Delft en CBS in

opdracht van RVO.nl.

In tegenstelling tot de vorige methodologie is deze benadering gebaseerd op de momenteel

beschikbare statistische informatie die door het CBS over de Nederlandse economie is verzameld,

in plaats van afzonderlijke bronnen per type biomassa te gebruiken. Deze aanpak is daarom

gemakkelijker uit te breiden naar de hele biobased economy en de uitkomsten van deze aanpak

kunnen gemakkelijk worden gecombineerd met economisch georiënteerde studies van de

biobased economy. De studie is uitgevoerd voor de SBI codes 13–17, 20-22 en 31. De huidige

studie is beperkt doordat nog niet alle op biomassa gebaseerde stromen in de Nederlandse

economie zijn meegenomen; zo ontbreken de energie-(SBI 35) en landbouwsector (SBI 1–3).

De huidige analyse van de gegevens is bedoeld om inzicht te geven in het potentieel van deze

nieuwe aanpak, in plaats van definitieve cijfers te geven.

Om de beperking van de beschikbaarheid van gegevens als gevolg van de vertrouwelijkheid van

gegevens te verhelpen, werd CBS gevraagd om de biobased productiegegevens op een hoger

aggregatieniveau te leveren. Als een categorie namelijk maar van één of een paar bedrijven data

bevat zijn de data niet meer anoniem. CBS slaagde erin om de aggregatie van deze gegevens

voor SBI 13 over 2016 te realiseren. De berekening van de SBI 13-gegevens op 3-cijferniveau

(13.1, 13.2, 13.3 en 13.9) was toegestaan voor het gebruik van de volledige dataset

(vertrouwelijk en openbaar) en voldoet aan vertrouwelijkheidsbeperkingen. Deze aanpak belooft

de beperkingen op te lossen vanwege vertrouwelijkheidsproblemen in de productiegegevens. We

raden daarom aan om CBS of een andere partij toegang te verlenen tot openbare en

vertrouwelijke gegevens om de productiegegevens samen te voegen tot een voldoende hoog

niveau om de beperkingen op de beschikbaarheid van gegevens weg te laten vanwege

vertrouwelijkheidskwesties.

Daarnaast is het van belang:

- te komen tot een goede schatting van het aandeel biobased materiaal per stroom; de huidige

schattingen zullen steeds geëvalueerd moeten worden.

- de gegevens in de database van CBS vereisen een omrekening naar hoeveelheden als droge

stof, waarvoor ook inschattingen van de omrekening moeten worden gemaakt.

Voorlopige resultaten

Figuur 2.4.1 toont de aantallen biobased import, export, lokale productie en netto consumptie

over de periode 2013-2016 berekend op basis van de hierboven beschreven methodiek. We

moeten benadrukken dat de gepresenteerde cijfers voor de binnenlandse productie sterk worden

beïnvloed door de beperkte beschikbaarheid van gegevens over nationale productie vanwege

vertrouwelijkheidsaspecten in de branches buiten de textiel (SBI 13).

Het blijft daarom onduidelijk of de verschillen tussen de omvang en de ontwikkeling van

biomassastromen tussen import- en exportstromen enerzijds en de nationale productie en het

netto-verbruik aan de andere kant reëel zijn of worden veroorzaakt door een gebrek aan

gegevens (zie figuur 2.4.1).

Wanneer we meer in detail kijken naar de gegevens voor 2016 (zie tabel 2.4.1), dan wordt het

duidelijk dat de Nederlandse biobased import en export wordt gedomineerd door twee

industrieën: de papier- en papierproductenindustrie en de chemische industrie. Samen zijn ze

goed voor ongeveer 75% van de totale biobased import en export.

Voor de productie van papier en papierproducten kan dit worden verklaard doordat de sector een

redelijk grote sector in de Nederlandse industrie is en een zeer hoog biobased gehalte heeft aan

papier en papierproducten (> 85%). De grote bijdrage van de chemische industrie is alleen te

wijten aan de omvang van de industrie, het totale biobased gehalte van de sector wordt geschat

op 4,4% in 2016.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 19 van 114

Biobased stromen (droge metrische ton)

Importeren

Exporteren

Minimale

binnenlandse

productie (*)

Minimaal verbruik

(*)

SBI 13: Vervaardiging van

textiel 75.718 46.172 11.600

** (24.000) 41.146

** (53.546) SBI 14: Vervaardiging van

kleding 195.576 88.241 Onbekend

(~ 25.000) 107.335

(~ 125,000-

135,000) SBI 15: Vervaardiging van

leer, producten van leer en

schoeisel

83.205 53.835 Onbekend (~ 25,000-75,000)

29.370 (55,000-105,000)

SBI 16: Vervaardiging van

hout en producten van hout

en kurk, met uitzondering van

meubels

470.307 *** (1,051,000-?)

306.856 *** (130,000-?)

714.140 *** (100.000?)

877.591 *** (1,020,000-?)

SBI 17: Vervaardiging van

papier en papierproducten 2.865.338

*** (~ 3.200.000) 3.419.414

*** (~ 3.620.000) 1.520.143

*** (4,000,000-?) 966.067

*** (3,600,000-?) SBI 20: Vervaardiging van

chemicaliën en chemische

producten

2.628.682 2.527.123 373.169 (?)

474.728 (?)

SBI 21: Vervaardiging van farmaceutische producten en

farmaceutische preparaten

172.427 141.122 Onbekend (?)

31.305 (31,305-?)

SBI 22: Vervaardiging van

producten van rubber en

kunststof

141.070 125.084 4600 (?)

20.586 (20,586-?)

SBI 31: Vervaardiging van

meubelen 310.077 108.162 Onbekend

(?) 201.915

(201,915-?) Totaal 6.942.400

(~ 7.750.000 6.816.009

(~ 6.840.000) 2.623.652

(~ 4.550.000) 2.750.043

(~ 5.600.000) (*) geschatte waarde op basis van de economische waarde van het aandeel biobased in 2015 (CBS, 2018) ** waarde berekend op basis van zowel openbare als vertrouwelijke waarden *** waarde berekend door de verschillen in uitkomst tussen de huidige en de vorige methodologie te extrapoleren. Tabel 2.4.1 - Overzicht van statistieken van de Nederlandse biobased economy in 2016, uitgedrukt in

metrische droge ton

Figuur 2.4.1 Minimum aantal import, export, binnenlandse productie en netto-verbruik van biobased

producten in Nederland (exclusief biobased materiaal dat wordt gebruikt voor voedsel en diervoeders)

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 20 van 114

Vergelijking met de vorige studie

Wanneer we de uitkomsten vergelijken met de vorige studie, zien we dat de huidige studie de

massaflow van veel meer biobased activiteiten kan beschrijven dan de vorige studie. In de vorige

studie waren SBI 13, SBI 14, SBI 15, SBI 21, SBI 22 en SBI 31 niet opgenomen.

De vorige studie omvatte een deel van SBI 16, met name het houtzagen en schaven van hout

(SBI 16.1), evenals de productie van pulp, papier en karton (SBI 17.1) en de productie van een

aantal specifieke chemicaliën (enkele van de chemicaliën van SBI 20). De gegevens zijn

gerapporteerd in verschillende combinaties van getallen, waardoor het moeilijk is om de

resultaten van beide onderzoeken te vergelijken.

Desalniettemin lijken de resultaten op het houtzagen en schaven van hout (SBI 16.1) van

toepassing op dezelfde categorie biomassastromen als de gegevens die zijn gerapporteerd onder

gezaagd hout en houten panelen die in de vorige studie zijn gerapporteerd. De gegevens voor de

binnenlandse productie waren aanzienlijk groter dan gemeld in de huidige studie. Dit is naar

verwachting omdat de beschikbaarheid van productiegegevens ernstig werd beperkt door

vertrouwelijkheid. Bij het vergelijken van de uitkomsten voor import en export met de cijfers in

de vorige studie, waren de cijfers in de vorige studie 45-80 keer hoger dan gerapporteerd door de

huidige methodologie. Dit werd niet verwacht.

Het waargenomen verschil kan gedeeltelijk worden verklaard door verschillende manieren van

categoriseren; het is mogelijk dat een deel van het werk dat in deze studie is opgenomen onder

de import en export van producten van hout, kurk, stro en vlechtmaterialen (SBI 16.2) werd

gerapporteerd in de vorige studie onder import en export van gezaagd hout en houten panelen.

Dat kan het volledige verschil echter niet verklaren.

Het lijkt erop dat een deel van de verschillen tussen import en export van gezaagd en geschaafd

hout wordt veroorzaakt door verschillen in registratie van productienummers tussen Statline

(CBS, 2017) (gebruikt als bron voor deze studie) en Probos (gebruikt als de bron voor de vorige

studie). Daarom raden we aan dat experts van zowel CBS als Probos samen kijken wat de

verschillen in uitkomsten veroorzaakt en een strategie ontwikkelen om dergelijke verschillen in

toekomstige studies te beperken.

Conclusies en aanbevelingen

Over het algemeen heeft de methodologie die in deze studie is ontwikkeld de potentie om zich tot

een superieure methodiek te ontwikkelen wat betreft de volledigheid en systematische

nauwkeurigheid van de methode die in de vorige onderzoeken werd toegepast.

Dat vereist echter de realisatie van de volgende aanbevelingen:

- verzoek het CBS, of een andere partij met toegang tot de openbare en vertrouwelijke

gegevens, om de productiegegevens op een voldoende hoog niveau te aggregeren zodat ook

gegevens die nu vertrouwelijk zijn meegenomen kunnen worden;

- vraag experts van zowel CBS als Probos om na te gaan wat de verschillen in uitkomsten heeft

veroorzaakt en een strategie te ontwikkelen om dergelijke verschillen in toekomstige studies

te beperken;

- voeg de gegevens van de biomassa voor toepassing van energie toe, op basis van de

omrekening van GJ energie uit de CBS database naar benodigde biomassa.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 21 van 114

3 De landelijke biobased en circulaire ontwikkelingen op basis van

regionale subsidieprojecten

3.1 Methodiek van informatievergaring

Binnen de ontwikkeling van de biobased economy in Nederland spelen de regio’s een belangrijke

rol. Diverse regio’s zijn ambitieus op biobased gebied. In dit hoofdstuk wordt een landelijk

overzicht gegeven van de aard van de subsidieprojecten in alle regio’s samen. Hiertoe is de

volgende methodiek gevolgd. RVO.nl heeft een format opgesteld. Aan de hand van beschikbare

informatie vanuit RVO.nl, vakbladen en internet is dit format zoveel als mogelijk ingevuld. In de

afgelopen jaren zijn bezoeken gebracht aan personen (zgn. ‘poortwachters’) in de regio’s om de

nog ontbrekende informatie op de lijst en dan met name de lopende/afgeronde (tot circa 5 jaar

terug) projecten te verzamelen. Dit jaar zijn de regio’s niet bezocht maar is per email uitvraag

gedaan. De resultaten zijn opgenomen in de rapportages over ‘Monitoring BBE in Nederland’

waarvan dit de vijfde rapportage is. Tijdens bijeenkomsten die georganiseerd zijn voor de regio’s

zijn ieder jaar de resultaten gepresenteerd. Bij iedere bijeenkomst is besloten de inventarisatie

vanuit deze regio’s voort te zetten en zo mogelijk te completeren (meer informatie van bekende

projecten) en zo mogelijk uit te breiden met nieuwe projecten. Waarbij ook, voor zo ver mogelijk,

projecten zijn meegenomen die vallen in de thema’s circulaire economie en/of groene groei.

RVO.nl heeft de informatie in meer of mindere mate aangepast om de gegevens vanuit de

verschillende regio’s presenteerbaar en vergelijkbaar te maken. Iedere regio kon ook voorbeelden

aandragen van projecten, die al circulair produceren of op het punt staan dit te gaan doen (zie

§6.4 t/m 6.6). Net als voorgaande jaren is het concept naar de individuele regio’s toegestuurd

voor commentaar. Iedere regio heeft hierop een reactie gegeven en deze reacties zijn verwerkt

wat geleid heeft tot het overzicht dat in de volgende paragrafen is opgenomen. Net als de

voorgaande jaren heeft een aantal regio’s aangegeven de gegeven informatie ook zelf goed te

kunnen gebruiken voor in– of externe promotie en een regelmatige update belangrijk te vinden.

Alle projecten zijn ingedeeld naar provincie op basis van de vestigingsplaats van de penvoerder of

de grootste Nederlandse partner in een project en gecategoriseerd op inputstroom,

output/toepassing, technologie en innovatiestadium.

3.1.1 Hogescholen

Dit jaar zijn in de RVO-database voor het eerst de gesubsidieerde biobased projecten opgenomen

die hogescholen uitvoeren met (MKB)bedrijven. Hiervoor zijn gegevens gebruikt van de

regelingen RAAK en KIEM-VANG die het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA,

onderdeel van NWO voor het ministerie van OCW uitvoert. In totaal zijn dit 114 projecten,

waarvan er 53 gaan over BBE, 48 over circulaire economie, 5 over bio-economy (food/feed) en 8

overig. Van de BBE projecten zijn er 27 meegenomen in de grafieken over de periode 2011-2016,

met een totale investering van €6,8 miljoen waarvan €4 miljoen subsidie. De rest was uit 2017.

Dit is echter nog maar een deel van de projecten. De meeste projecten worden door bedrijven

zelf en de hogescholen (gele vlak) betaald, zoals blijkt uit figuur 3.1.1.1 over het aantal projecten

dat met steun van stakeholders gefinancierd wordt (Birch consultants 2016).

In datzelfde onderzoek uit 2016 bleek het totale budget van de 72 bekeken projecten waar

hogescholen aan meededen €61,5 miljoen te zijn. Voor zover bekend (62 projecten) betaalden de

hogescholen hier €11,5 miljoen aan mee en leverden zij 57 FTE. Het bedrijfsleven (bij 43

projecten budget bekend) droeg € 11,3 miljoen bij.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 22 van 114

Fig. 3.1.1.1: Type financiering van hogeschoolprojecten BBE, in aantal projecten. Bron: Factbook, De staat en ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek en infrastructuur van de Nederlandse biobased economy, Birch consultants i.o.v. CBBE, CoE BBe en NRPO SIA, juli 2016.

3.1.2 Europese Unie

Wat betreft de Europese projecten zijn voor het jaar 2015/2016 31 nieuwe BBE-projecten

opgenomen, bovenop de 24 die er al in de database stonden. Dit zijn vooral projecten uit BBI-JU

(Biobased Industries Joint Undertaking) en de pot van regionale ontwikkeling (EFRO, zoals OP

Zuid en OP SNN). Het budget dat vanuit de Europese Unie naar Nederlandse partijen in BBE-

projecten gaat is aanzienlijk: op een totale Nederlandse investering in 2016 van €66,1 miljoen

voor die projecten bedroegen de Europese subsidies €31,1 miljoen.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 23 van 114

3.2 Regionale ontwikkelingen algemeen

In figuur 3.2.1 zijn de meest relevante regio’s op biobased gebied weergegeven en kort

gekarakteriseerd wat betreft focus en ambitie, zoals ze die zelf geformuleerd hebben in

beleidsstukken.

Figuur 3.2.1 De meest relevante regio’s op biobased gebied kort gekarakteriseerd (versie dec. 2017) Ondanks de bovengenoemde focusgebieden blijkt het accent in de lopende initiatieven in de meeste regio’s toch meestal (nog) te liggen bij de duurzame energietoepassingen. Verscheidene regio’s hebben hun ambities ook ‘vertaald’ in het beschikbaar stellen van financiële instrumenten om BBE initiatieven te ondersteunen. Daarnaast konden de BBE

initiatieven vaak bijna overal ook gebruik maken van meer generieke regelingen. In de hoofdstukken van de regio’s (bijlage A) is hierover informatie opgenomen.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 24 van 114

Regio's Biobased Delta Regio Oost

bestaande uit Zeeland, Noord-Brabant, Zuid-Holland Gelderland en Overijssel

Tabel 3.2.1 Regio’s in Nederland waar provincies samen optrekken

In het kader van deze BBE monitoring zijn de biobased activiteiten van de meest relevante biobased regio’s nader onderzocht. In tabel 3.2.1 is de samenstelling gegeven van de twee samenwerkingsregio’s in Nederland, te weten de Biobased Delta en de Regio Oost. Verder zijn vooral provincies te onderscheiden. In deze rapportage wordt met de term regio’s zowel de twee regio’s bedoeld als de provincies.

3.3 Samenwerking & netwerken

De meeste regio’s werken met specifieke andere regio’s samen en vaak ook met buitenlandse

regio’s in onder andere Duitsland, België en Frankrijk (bijvoorbeeld in het kader van EU

ondersteunde projecten). Aangegeven is dat verdere synergiekansen vooral liggen op het gebied

van het vermarkten van technologie in het buitenland en de aanpak van de problematiek rond

vroege-fase-financiering.

In de meest regio’s zijn verder vaak één of een paar bedrijven als belangrijke trekker(s) aan te

wijzen. Ook zijn er in de meeste regio’s diverse kennisinstellingen aan te wijzen die zich hebben

toegelegd op (een deelgebied van) de biobased economy. Vaak werken deze partijen

(bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid) gericht samen zodat er sprake is van de zogeheten

‘triple helix’ samenwerking.

Daarnaast groeien de biobased economy gerelateerde netwerken in de afgelopen periode. Als

voorbeeld zijn de aantallen deelnemers opgenomen van de biobased netwerkdagen die twee keer

per jaar werden gehouden door het ministerie van EZ in samenwerking met een regio. Te zien is

dat het aantal deelnemers aan deze bijeenkomsten de laatste jaren ruim boven de 300 komt

(met een kleine dip in het voorjaar van 2015) met een maximum aantal in Assen in 2014. Vanaf

2017 worden er geen netwerkdagen meer georganiseerd vanuit de nationale overheid, maar nog

wel vanuit de regio’s. In 2018 neemt TKI-BBE de organisatie van een nationaal BBE-congres op

zich.

Figuur 3.3.1 aanmeldingen/opkomst BBE netwerkdagen,

*najaar 2016 was een groene groei netwerkdag

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 25 van 114

3.4 Projecten van de regio’s

Vanaf 2004 zitten er 1698 BBE-projecten in de database tot en met 2016. Omdat de oudere projecten (2004 t/m 2010) waarschijnlijk zijn afgerond, zijn de projecten dit jaar vanaf 2011 tot

en met 2016 weergegeven in de grafieken in hoofdstuk 3, 6 en in de bijlage.

Projecten totaal Aantal

Totaal aantal projecten (BBE, CE, overig) 1903

Totaal aantal BBE projecten 1698

Totaal aantal BBE projecten 2011-2016 1433 Tabel 3.4.1 totaal aantal projecten in de database

Net als vorig jaar, zijn naast de projecten van de regio’s zelf ook de projecten meegenomen die subsidie van de SDE, MIT, de Topsector Agri & Food, Tuinbouw- en uitgangsmaterialen, Chemie en Energie en Europese regelingen hebben gehad, voor zover nog niet door de regio’s zelf aangegeven. Nieuw dit jaar zijn de RAAKen KIEM-VANG projecten van hogescholen. In totaal komt dit op 1433 projecten over de afgelopen 6 jaar. Ten opzichte van vorig jaar met de extra projecten in 2016 (237) min de projecten van 2010 (87) zijn dit 150 projecten extra. Dat

betekent dat er in het thema biobased daadwerkelijk meer projecten worden aangevraagd dan 6

jaar geleden. In geld is dit niet goed weer te geven omdat van de projecten uit 2010 het merendeel van de investeringen onbekend was. Als echter naar het aantal projecten dat per jaar start wordt gekeken laat 2016 duidelijk een daling zien (zie figuur 3.4.11). Het bio-energiedeel van deze 1433 projecten omvat 657 projecten. De impact hiervan op de analyseresultaten is dan ook groot, vandaar dat ook grafieken zijn opgenomen exclusief bio-energieprojecten.

Figuur 3.4.1 Aantal doorgegeven BBE-projecten over de afgelopen 6 jaar per regio (totaal 1433 projecten)

In figuur 3.4.2 zijn de projecten ingedeeld naar inputstromen, oftewel welke soort

biomassastroom is gebruikt als grondstof. Een groot aantal projecten gebruikt agrorestromen uit de landbouw om hier vezels, chemicaliën, en/of duurzame energie uit te halen. Om een beter beeld te krijgen van het gebruik van deze inputstromen in de niet aan energie te relateren thema’s is ook figuur 3.4.3 toegevoegd. Hieruit valt direct op dat vooral de teeltstromen niet richting energie gaan. Bij alle reststromen valt op dat een derde richting energie gaat en dus de

rest richting de andere biobased toepassingen (biomaterialen en dergelijke).

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 26 van 114

Figuur 3.4.2 Aantal projecten per regio met grondstoffen(“inputstroom) met energieprojecten

Figuur 3.4.3 Aantal projecten per regio met grondstoffen (input) zonder de energieprojecten

In figuur 3.4.4 zijn alle projecten gegroepeerd naar “output”, oftewel welke beoogde toepassing

had het project. Hierin valt op dat in het thema bio-energie de meeste projecten zijn ingedeeld (in hoofdzaak SDE projecten) met groen gas, vergistings-, verbrandings- en vergassingsprojecten. In figuur 3.4.5 zijn weer de niet-energie projecten weergegeven. Hierin valt het grote aantal projecten op in de thema’s biomaterialen, bioproducten (van ontwikkeling van kleurstoffen tot het gebruik van vezels of ontwikkeling van bioplastics uit suikerbieten) en inmiddels ook een fors aantal (85) bio-chemicaliën projecten. Die projecten zijn zeer divers, variërend van chemicaliën

uit algen, inhoudsstoffen uit aardappelloof en andere groentereststromen, tot projecten met chemicaliën uit tweede generatie biomassa.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 27 van 114

Figuur 3.4.4 Aantal projecten per regio naar beoogde toepassing (output) inclusief energie

Figuur 3.4.5 Aantal projecten per regio naar beoogde toepassing (output) zonder energie

Figuur 3.4.6 Aantal projecten van de regio’s op de S-curve met energieprojecten

In figuur 3.4.6 zijn de projecten van de regio’s weergegeven op de S-curve. Hieruit blijkt het grote aantal marktdisseminatie en -formatie projecten. Dit betreft vooral bio-energie projecten (SDE projecten), zoals uit figuur 3.4.7 blijkt. In deze figuur is opgenomen hoe de output van de projecten is in te delen op de S-curve. Hierin valt op dat, net als in voorgaande jaren, bio-energie

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 28 van 114

projecten in alle fasen voorkomen. Daar waar dit geen marktdissiminatie projecten zijn, betreft

dit in hoofdzaak ‘Topsector Energie’ en MIT projecten.

Ook het grote aantal projecten in de categorie vóór demonstratie valt op, veelal vallend in de categorieën biobased materialen (alle typen), die nog verschillende jaren nodig hebben om tot de markt toe te treden.

Figuur 3.4.7 Beoogde toepassing van projecten van de afgelopen 6 jaar langs de S-curve uitgedrukt in aantallen

Figuur 3.4.8 Projecten van de afgelopen 6 jaar waarvan de investeringen bekend zijn qua beoogde toepassing (output) langs de S-curve zonder energie

In de voorgaande figuur worden de projectkosten van de ons bekende projecten weergegeven.

Circa 84% van deze projectkosten is bekend, vergeleken met 75% vorig jaar. Het betreft veelal

SDE projecten. Van de niet-energieprojecten is dit iets minder circa 79%, vergeleken met 72%. Ten opzichte van vorig jaar is dat een forse verbetering van de financiële informatie toch betekent dit nog steeds dat deze financiële plaatjes geen compleet beeld geven. In figuur 3.4.8 is de output van de niet-energie projecten langs de S-curve uitgedrukt in de geplande projectkosten (totale projectinvesteringen4) van de projecten van de afgelopen 6 jaar.

In totaal betreft dit 0,76 miljard euro (vergelijk met vorig jaar 0,65 miljard) waarvan het kleinste deel in de categorie marktdissiminatie valt. De energieprojecten met een totaal gepland bedrag

4Totale projectinvesteringen betreft bij onderzoeksprojecten de kosten die gemaakt worden om een project te realiseren en de kosten

van het onderzoek. Bij investeringsprojecten betreft het de kosten van de totale investering.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 29 van 114

van 2,08 miljard euro (vorig jaar 1,8 miljard) zijn uit de figuur gehouden. Ten opzichte van de

rapportage van vorig jaar is dit voor de investeringen in alle categorieën een kleine stijging. De hoge investeringen in de fase productontwikkeling en toegepast onderzoek vallen op. In de

fase productontwikkeling betreft dit 257 projecten die vooral subsidie uit de MIT en topsectoren hebben gekregen. In de fase toegepast onderzoek betreft dit ruim 141 projecten over veel verschillende onderwerpen over de afgelopen 6 jaar. Om meer inzicht te krijgen in de beoogde toepassing waarin de investeringen zijn gemaakt is figuur 3.4.9 opgenomen. In deze figuur vallen de grote geplande investeringen in biomaterialen (154 projecten), bio-chemicaliën (53 projecten) en nutriëntenterugwinning op (totaal 70 projecten). In figuur 3.4.10 is opgenomen wat de geplande investeringen zijn per inputstroom. De stijging ten opzichte van vorig jaar is vooral te

zien in de investeringen die met natuurreststromen samenhangen en die vooral met energieprojecten te maken hebben (179 van de 209 totaal). Op basis van deze figuren kun je stellen dat de totale projectinvesteringen het meest in de duurzame energieprojecten zitten maar dat projecten met biomaterialen en bio-chemicaliën en nutriëntenterugwinning ook substantieel zijn in aantallen en geld (355 projecten met in totaal ruim 425 miljoen aan geplande investeringen). Hoewel de gegevens helaas niet volledig bekend zijn, zien we na een stijging in 2013 een gelijkblijvend niveau aan geplande investeringen in de

jaren daarop.

Figuur 3.4.9 Projecten van de afgelopen 6 jaar waarvan de investeringen bekend zijn verdeeld over de output exclusief energie

Figuur 3.4.10 Projecten waarvan de investeringen bekend zijn, verdeeld over de input inclusief energie

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 30 van 114

Figuur 3.4.11 Totaal aantal BBE energie- en BBE niet–energieprojecten over de tijd

Figuur 3.4.12 Totale investeringen in de BBE energie- en BBE niet-energieprojecten over de tijd

Uit figuur 3.4.11 blijkt dat het aantal projecten vanaf 2011 bijna ieder jaar substantieel groeide

maar dat in 2016 dit aantal voor het eerst fors is gedaald. En dan betreft dit vooral projecten met

materialen als beoogde toepassing; biomaterialen, nutriënten en biopolymeren. Tevens blijkt dat

er een groter aandeel van projecten met materialen in de database komt en dat dit aandeel in de

afgelopen vier jaar ook groter was dan de energieprojecten. Uit figuur 3.4.12 blijkt dat de

bekende investeringen in bio-energieprojecten nog altijd groter zijn dan in biobased materialen-

projecten en dat het aandeel aan investeringen in biobased materialen-projecten na een kleine

daling in 2014 weer flink is gegroeid in 2015 en 2016. De bekende investeringen in biomaterialen

en andere niet-energietoepassingen zijn dus toegenomen ten opzichte van energie investeringen

in de afgelopen twee jaar.

Om een beter beeld te geven van de investeringen in energie en biobased materialen is figuur

3.4.13 toegevoegd. Uit deze figuur blijkt dat de investeringen in de latere fasen van de s-curve

vooral energiegerelateerd zijn en in de lagere fasen vooral in de projecten met biobased

materialen zitten. Subsidies in de latere fase van de s-curve zijn dus vooral energiegerelateerd.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 31 van 114

Figuur 3.4.13 Investeringen in energie en biobased materialen langs de s-curve

Figuur 3.4.14 Procentuele subsidieverdeling uit verschillende bronnen aan regioprojecten, over de output

zonder de SDE projecten

In figuur 3.4.14 worden de subsidies/leningen (nationaal, regionaal of anderszins) aan de niet-SDE-projecten weergegeven, uitgedrukt in percentages over de afgelopen 6 jaar. Er is voor gekozen geen bedragen weer te geven omdat dit eveneens een vertekend beeld geeft, aangezien van slechts 69% van de projecten de subsidiebedragen bekend zijn en de verdeling van dit percentage over de regio’s zeer verschillend is. Dit laat wel zien, met de SDE-projecten niet meegenomen, dat de meeste subsidies naar bio-chemicaliën en biomaterialen gaan.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 32 van 114

3.5 Circulaire Economie in de database

In de database zitten 93 Bioeconomy projecten die vooral met food en feed te maken hebben,

waarbij niet geraffineerd wordt anders vallen ze in de BBE categorie. Tevens zitten er 40

circulaire projecten bij (niet BBE en BE) die vooral met recycling en hergebruik van niet-

biomassastromen te maken hebben. De gebruikte trefwoorden zijn niet ingericht op circulaire

projecten vandaar dat er veel projecten in de categorie onbekend/overig zitten.

Figuur 3.5.1 Aantal circulaire projecten in de database

In figuur 3.5.2, waarin een overzicht is gegeven van de bioeconomy projecten, valt op dat zoals

verwacht veel projecten in agrobiotteelt zitten (food en feed ) en ook veel in agroreststromen

(vooral feed). Het aantal projecten is in de onderwerpen nog te klein om hier uitspraken over te

kunnen doen.

Figuur 3.5.2 Aantal bio-economie projecten in de database

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 33 van 114

4 De Nederlandse biobased economy in Europa

In 2016 is bij het Joint Research Centre van de EU

(JRC) een workshop bijgewoond waar

monitoringmethodieken zijn afgestemd.

Via deze methodiek heeft het NOVA Instituut een

inschatting gemaakt van de omvang van de Biobased

Economy in Nederland die vorig jaar is

gerapporteerd. Met deze methodiek is in 2016 samen

met het CBS en CE een uitwerking voor Nederland

gedaan. (zie 2.4)

Het JRC heeft voor de bioeconomy een monitoring

voor 2016 gedaan. Dit5 laat zien dat voor de hele EU:

In de Bioeconomy 18,6 miljoen banen, en een omzet van €2,2 biljoen is gerealiseerd,

9% van de economie (2014)

Ten opzichte van 2008 het aantal banen is afgenomen met 2,2 miljoen, (-10 %), maar de

omzet is toegenomen met €140 miljard (+7%)

In de sector biobased chemicals het aantal banen met 24.000 is toegenomen in deze

periode

Er een goede basis is gelegd voor uitbouw van de bioeconomy via de bioeconomy

strategy COM(2012)60

De EU de ontwikkeling met €4,2 miljard vanuit het Horizon 2020 programma

ondersteunt, waarvan €1 miljard voor het JTI Biobased Industries.

Vijf EU landen hebben een toegespitste Bioeconomy strategie, terwijl zes andere,

waaronder Nederland een Bioeconomy gerelateerde strategie hebben (meer biobased

georiënteerd).

De evaluatie van de Bioeconomy Strategy laat zien dat ook in Europa onderzoek en

ontwikkeling voortgang boekt, maar dat er financiering nodig is voor kapitaal intensieve

geïntegreerde biorraffinaderijen, dat alleen beschikbaar komt in een stabiele

beleidsomgeving, waarbij biobased onderdeel uitmaakt van de Circular Economy (zie

figuur 4.1)

Monitoring is cruciaal om de voortgang ten opzichte van gestelde klimaat- en duurzame

ontwikkingsdoelen (SDG) vast te stellen, en waar nodig bij te sturen.

5 https://biobs.jrc.ec.europa.eu/

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 34 van 114

Figuur 4.1. Nationale bio-economiestrategieën in de EU

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 35 van 114

5 R&D rond biobased binnen RVO.nl-regelingen

5.1 Kennisontwikkeling en octrooien

Het Octrooicentrum van RVO.nl heeft voor deze monitoringsrapportage een update gemaakt van

de inventarisatie van de wereldwijde octrooien die als biobased kunnen worden aangemerkt. Voor

de selectie van deze octrooien is van trefwoorden gebruik gemaakt zoals hieronder in de voetnoot

weergegeven.6 Voor de overzichtelijkheid zijn ze gegroepeerd in de weergave in de figuren7.

Vanaf 2015 is nog geen informatie beschikbaar in verband met de vertrouwelijkheid van de

octrooien (patentaanvragen zijn de eerste 1,5 jaar vertrouwelijk). Onderstaand behandelen we de

octrooien van 2009 tot en met 2014.

Biobased In figuur 5.1.1 is het aantal octrooien aangegeven dat wereldwijd op de verschillende biobased onderwerpen is aangevraagd met daarnaast het aantal Nederlandse aanvragen.

Figuur 5.1.1 Totaal aantal aangevraagde octrooien op de verschillende biobased onderwerpen, wereldwijd en

voor Nederland (dubbelingen eruit gehaald) voor 2009 t/m 2014

Specifiek

In figuur 5.1.2 is het percentage weergegeven van de Nederlandse octrooien ten opzichte van de wereld voor de verschillende categorieën. Opvallend is dat voor vergisting de trend vrij constant is en voor biovergassing, pyrolyse, syngas en torrefactie (groene lijn) duidelijk daalt. Dat dit percentage voor verschillende categorieën daalt heeft te maken met de sterkte stijging van octrooi-aanvragen van opkomende economieën.

6Afvalverbranding, Biobased, Biobrandstof, Biochemie, Bioenergie, Biogas, (Bio)katalyse, Biomassa, Bioplastics, Biomaterialen, Biopolymers,

Bioraffinage, Biotechnologie, Biovergassing, Biovergisting, Co-vergisting, Energietransitie, Fermentatie, Groen gas, Pyrolyse,

Scheidingstechnologie, Stortgas, Syngas, Thermische conversie, Torrefactie, Vergassing, Vergisting 7 Deze zijn daarbij gegroepeerd. Biofoam, algen en biokatalyse samengenomen in bioplastics/biomaterialen/ biopolymeren. Fermentation,

biodigestion en green gas in vergisting, torrefaction, pyrolyse in biovergassing en waste incineration als overig.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 36 van 114

Figuur 5.1.2 Het wereldwijde aandeel van de Nederlandse octrooien per thema (in %) over de jaren

Figuur 5.1.3 en 5.1.4 Aantal Nederlandse octrooien per type aanvrager en per regio naar thema over 6 jaar

Figuur 5.1.3 toont de specifieke Nederlandse aanvragen verdeeld naar type aanvrager. Het blijkt

dat de aanvragen in het thema vergisting en vergassing van slechts een klein aantal grote

bedrijven afkomstig zijn. Daarnaast is te zien dat het MKB een groot aandeel heeft in de octrooien

op het gebied van bioplastics/biomaterialen/algae en vergassing inclusief pyrolyse, syngas en

torrefactie.

Tenslotte is in figuur 5.1.4 opgenomen het aantal octrooien verdeeld over de regio’s. Hieruit valt

het grote aantal octrooien op, op het gebied van vergisting in Limburg (in hoofdzaak afkomstig

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 37 van 114

van een enkel bedrijf) en in de Biobased Delta (eveneens in hoofdzaak afkomstig van een enkel

bedrijf). Ook bij vergassing zijn de meeste octrooien in de Biobased Delta wederom van een enkel

bedrijf. Verder valt op dat de regio’s Drenthe en Flevoland helemaal geen octrooiaanvragen

hebben.

Figuur 5.1.5 en 5.1.6 beschouwen de ontwikkelingen in patentaanvragen in de tijd. Uit zowel de

octrooiaanvragen van de wereld als vanuit Nederland blijkt een (forse)daling voor alle biobased

categorieën. De oorzaak daarvan is nog niet bekend. De lage olieprijs zou een oorzaak kunnen

zijn die er voor zorgt dat er minder onderzoek wordt gedaan naar deze duurzame categorieën, of

het feit dat deze technologieën al aardig uitontwikkeld zijn. Zekerheid is daarover nog niet te

geven.

Figuur 5.1.5 Aantal wereldwijde octrooiaanvragen in de tijd8

Figuur 5.1.6 Aantal Nederlandse octrooiaanvragen in de tijd

8 Vanaf 2010 zijn er kleine verschillen in aantallen bioplastic/mat./algae en vergisting door herindeling van het Europese octrooibureau

en door aanpassingen over de jaargrens

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 38 van 114

5.2 Fiscale ondersteuning R&D voor de biobased economy

5.2.1 WBSO

Via de WBSO stimuleert het ministerie van Economische Zaken en Klimaat ondernemers om meer

te investeren in speur- en ontwikkelingswerk (S&O, ook wel bekend als R&D). Ondernemers die

gebruik maken van de WBSO kunnen hiermee hun S&O-kosten verlagen. WBSO kan worden

aangevraagd bij RVO.nl. Jaarlijks maakt een groot deel van de R&D-bedrijven in Nederland, ruim

22.000 bedrijven en zelfstandigen, gebruik van de WBSO. Sinds 1 januari 2016 zijn de

instrumenten WBSO en RDA geïntegreerd tot 1 instrument; de WBSO. Op basis van de

gerealiseerde S&O-loonkosten en S&O-niet-loonkosten (voormalig RDA, zoals kosten van

materialen, bedrijfsmiddelen en uitgaven voor investeringen) wordt de S&O-afdrachtvermindering

vastgesteld, welke verrekend wordt met de af te dragen loonbelasting aan de Belastingdienst.

Binnen de WBSO is nagegaan welke bedrijven een S&O-project hebben met een biobased

component. In de WBSO-projectendatabase zijn S&O-projecten niet standaard als biobased

geclassificeerd. In het kader van deze meting is er een selectie gemaakt door S&O-projecttitels

en S&O-projectomschrijvingen te doorzoeken op biobased gerelateerde trefwoorden. Deze

trefwoorden hebben daarbij elk hun eigen weging. Trefwoorden die een zeer specifieke betekenis

hebben voor biobased krijgen een hogere weging dan trefwoorden die wat algemener van aard

zijn. Zo wordt per S&O-project een (waarschijnlijkheids)score berekend. Nadat de S&O-projecten

via de trefwoordenlijst van een score zijn voorzien wordt door RVO.nl een inhoudelijke steekproef

uitgevoerd om een grenswaarde waarbij het merendeel van de S&O-projecten ook betrekking

heeft op biobased vast te stellen. Alle S&O-projecten boven deze grenswaarde zijn vervolgens

meegenomen in deze analyse. Vanaf 2013 is aangesloten op de methode die bij de jaarlijkse

meting van groene groei wordt gebruikt; te weten een selectie van de relevante S&O-projecten

op basis van 261 gewogen trefwoorden. In de bijlage is de lijst van trefwoorden en hun weging

opgenomen.

De S&O-projecten zijn vanwege hun vertrouwelijkheid niet meegenomen in de BBE-database op

basis waarvan de grafieken in het hoofdstuk regionale ontwikkelingen en in de provinciale bijlages

zijn gemaakt. Vandaar deze aparte paragraaf.

Uit figuur 5.2.1.1 blijkt dat in 2016 ruim 1.350 bedrijven een S&O-project hebben uitgevoerd

m.b.t. de biobased economy. Dit komt neer op 6,8% van alle bedrijven met WBSO. Een grote

meerderheid van de bedrijven (94%) behoort tot het MKB, de rest zijn grote bedrijven (GRB).

Nadat over de periode 2013-2015 het aantal bedrijven met een biobased S&O-project licht is

toegenomen is het aantal in 2016 licht gedaald. Het aandeel binnen de hele WBSO is met circa

6,8% echter nagenoeg gelijk gebleven omdat ook het totaal aantal WBSO-bedrijven een lichte

daling kende in 2016.

Figuur 5.2.1.1 Aantal bedrijven met biobased S&O-projecten 2013-2016 en aandeel binnen totaal aantal

WBSO-bedrijven (inhoudingsplichtigen; exclusief zelfstandigen)

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 39 van 114

De ruim 1.350 bedrijven hebben tezamen in 2016 ruim 1.550 S&O-projecten uitgevoerd met

betrekking tot de biobased economy (zie figuur 5.2.1.2). Opvallend is dat het aantal projecten in

2016 met circa 7% is gedaald, nadat het in 2015 ook al met circa 7% is afgenomen. Het aantal

biobased projecten binnen alle S&O-projecten blijft echter stabiel op 3% omdat het totaal aan

S&O-projecten eveneens is afgenomen.

Figuur 5.2.1.2 Aantal bedrijven met biobased S&O-projecten 2013-2016 en aandeel binnen totaal aantal S&O-

projecten

In Noord-Brabant bevinden zich de meeste bedrijven met biobased S&O-projecten (270

bedrijven; zie figuur 5.2.1.3) op de voet gevolgd door de provincie Gelderland (257 bedrijven). In

Gelderland bevinden zich in totaliteit minder WBSO-bedrijven dan in Noord-Brabant. Het aandeel

bedrijven met biobased S&O-projecten t.o.v. alle WBSO-bedrijven in de provincie ligt in

Gelderland dan ook een stuk hoger (9,5% versus 6,7%). De provincie Limburg kent met 10,8%

het hoogste aandeel bedrijven met biobased S&O-projecten. Ook in Zeeland ligt dit aandeel met

10,6% duidelijk boven het landelijk gemiddelde.

Figuur 5.2.1.3 Aantal bedrijven met biobased S&O-projecten 2016 per provincie en aandeel binnen totaal

aantal WBSO-bedrijven per provincie (inhoudingsplichtigen; exclusief zelfstandigen)

Ondanks de daling van het aantal biobased S&O-projecten blijkt uit tabel 5.2.1.1 dat de totale

S&O-loonkosten en S&O-niet-loonkosten (bijvoorbeeld investeringen in laboratoria en andere

hardware) die bedrijven investeren in deze projecten over de periode 2013-2016 ongeveer gelijk

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 40 van 114

gebleven zijn*. In 2016 werd in totaal naar schatting voor €215 miljoen geïnvesteerd in biobased

S&O-projecten. Het aantal biobased S&O-projecten is dus weliswaar iets afgenomen maar kent

dus gemiddeld een grotere omvang dan in 2015.

Totale S&O-kosten

2013 2014 2015 2016

S&O-loonkosten € 115 € 123 € 110 € 115

S&O-niet-loonkosten € 95 € 108 € 86 € 100*

S&O-kosten totaal €210 € 231 € 196 € 215*

Tabel 5.2.1.1 Totale S&O-loonkosten en S&O-niet-loonkosten van biobased S&O-projecten 2013-2016 in

miljoen €

* Met name de S&O-niet-loonkosten zijn toegenomen (+16%). Deze toename wordt gedeeltelijk

beïnvloed door de integratie van de WBSO en RDA per 2016. S&O-niet-loonkosten komen sinds

2016 in aanmerking voor de S&O-afdrachtvermindering (aftrek af te dragen loonbelasting).

Bovendien is het optionele forfait regime voor S&O-niet-loonkosten gewijzigd. De totale

toegekende S&O-niet-loonkosten zijn ook mede door deze maatregelen in 2016 met circa 15%

gestegen.

Waar Noord-Brabant en Gelderland de meeste bedrijven met biobased S&O-projecten herbergen,

blijkt uit figuur 5.2.1.4 dat de meeste S&O-kosten aan biobased S&O-projecten worden

uitgegeven in de provincies Zuid-Holland (€51,5 miljoen) en Limburg (€49,3 miljoen). Ook in

Noord-Holland worden nog ruim €41 miljoen aan S&O-kosten gerealiseerd, terwijl de S&O-kosten

in de andere provincies duidelijk lager uitvallen.

Figuur 5.2.1.4 Totale toegekende S&O-kosten van biobased S&O-projecten 2016 per provincie

Uit tabel 5.2.1.2 blijkt dat in 2016 bedrijven met biobased S&O-projecten naar schatting circa

€38 miljoen fiscaal voordeel hebben ontvangen vanuit de WBSO. Omdat de RDA in 2016

geïntegreerd is in de WBSO kan geen directe vergelijking van de ontwikkeling van het fiscaal

voordeel met eerdere jaren worden gemaakt. De verwachting is dat het fiscale voordeel is

toegenomen. Voor de integratie van de WBSO en RDA is additioneel budget beschikbaar gesteld.

Bedrijven kunnen bovendien door de integratie van de WBSO en RDA het fiscale voordeel sneller

benutten dan voorheen. Ook bedrijven met voorheen onvoldoende winst om het RDA-voordeel

volledig te kunnen benutten profiteren van de integratie omdat zij het voordeel nu via de te

betalen loonheffingen kunnen verrekenen.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 41 van 114

Geschat budgetgebruik WBSO (fiscaal

voordeel)

2013 2014 2015 2016

Geschat budgetgebruik RDA €12,8 €11 €8 n.v.t.**

Geschat budgetgebruik WBSO €22 €23 €22 €38**

Totaal €35 €34 €30 €38

Tabel 5.2.1.2 Geschat budgetgebruik biobased binnen de WBSO 2013-2016 in miljoen €

** Sinds 1 januari 2016 zijn de instrumenten WBSO en RDA geïntegreerd tot één instrument; de WBSO.

Hierdoor is het fiscale voordeel van de RDA vanaf 2016 niet meer geldig en nu onderdeel van de WBSO.

5.3 BBE-R&D in topsectoren en ondersteuning door Rijksoverheid

Samenwerking in krachtige netwerken is een voorwaarde voor een sterke en efficiënte ontwikkeling van het thema biobased. Naarmate partijen elkaars sterkten kunnen gebruiken bij

R&D en productontwikkeling kunnen zij sneller en efficiënter tot goede producten komen. Naarmate zij meer in internationale netwerken zijn ingebed, zijn ze kansrijker in het verkrijgen van een sterke marktpositie als de producten doorbreken in de markt. Topsectoren(beleid) Ook binnen de topsectorenaanpak wordt onderzoek en ontwikkeling gestimuleerd. Er zijn 9

topsectoren ingesteld, die elk een innovatiecontract hebben gemaakt. In deze innovatiecontracten staan maatregelen, plannen en afspraken om de topsectoren de komende jaren te versterken. De uitvoering van deze innovatiecontracten is in handen van diverse topconsortia voor kennis en innovatie (TKI’s). Het onderwerp biobased economy is daarbij een doorsnijdend thema voor verschillende topsectoren (vooral voor de topsectoren Energie, Chemie en Agri & Food). Voor dit onderwerp is een eigen TKI opgezet: TKI-BBE. In 2014/2015 is de Onderzoeksagenda Biobased Economy door het TKI-BBE geformuleerd.

De TKI Biobased Economy kent inmiddels diverse samenwerkingsverbanden van bedrijven en onderzoeksinstellingen. In 2016 heeft de overheid via TKI-BBE via het innovatie programma en de SDE+ middelen een bijdrage geleverd van €7,7 miljoen aan BBE R&D (vergelijk met €8,4

miljoen in 2015). De totale inspanning van de bedrijven (inclusief de overheidsbijdrage) was €14,8 miljoen. Veel van de middelen komen uit de SDE+-financiering die de kostprijs van duurzame energie wil verlagen. De overheid heeft aan groen gas projecten in de verschillende regelingen (DEI en Hernieuwbare Energie) een bijdrage geleverd van €18,7 miljoen in het thema

vergisting en vergassing (vergelijk met €16,5 miljoen in 2015) wat neerkomt op een inspanning van de bedrijven van circa €38,2 miljoen. Dit is fors meer dan vorig jaar door vooral één groot Hernieuwbare Energie project in Noord-Holland. Bij de TKI-Agro Food zijn in 2016 circa 6 projecten op het gebied van BBE gehonoreerd. De exacte omvang is echter niet bekend. DEI: Demonstratie Energie Innovatie

De DEI regeling is in 2014 van start gegaan en heeft in 2016 geresulteerd in 59 projecten met een totale rijkssteun van €13,9 miljoen en totaal €33,7 miljoen aan bedrijfsinvesteringen. Dit is fors meer dan vorig jaar wat vooral veroorzaakt wordt door een grote subsidie aan een bedrijf in Noord-Brabant. Al deze projecten zijn vooral gericht op energie en energiebesparing. MIT: MKB-Innovatiestimulering regio en topsectoren

Ter verdere ondersteuning van het MKB hebben in 2016 48 BBE-projecten subsidie vanuit de

MIT-regeling (MKB innovatiestimulering regio en topsectoren) gekregen. Hiermee was €3 miljoen

gemoeid. Dit is een stuk minder dan in 2015, toen aan 120 projecten €8,1 miljoen subsidie werd

toegekend. De BBE-projecten van 2016 zijn met name ingediend bij de provinciale bureaus. De grootste ondersteuning is naar biomaterialen en food/feed gegaan (zie figuur 5.3.2.).

9 De DEI groen gas projecten zijn in de categorie groen gas meegeteld, niet bij de DEI-projecten.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 42 van 114

Figuur 5.3.2. Bijdrage van de overheid aan biobased (en enkele BE) MIT projecten

TKI-Toeslag:

Ook de TKI toeslag is van belang voor de BBE gelden. Dit is een toeslag die TKI's kunnen verdienen bovenop de private bijdrage in lopende PPS projecten. Van de tussen 2012 en 2016 totaal verdiende TKI toeslag voor het TKI-BBE is tot nu toe inmiddels €7,8 miljoen aan projecten besteed. In 2016 is €2,8 miljoen geïnvesteerd in 9 nieuwe projecten. Tenslotte is ook de overheidsfinanciering opgenomen voor de technologische instituten (TO2)

(TNO, ECN en DLO) van totaal €14,5 miljoen. Dit is een schatting, omdat veel projecten niet afzonderlijk als biobased geregistreerd worden. Uit de jaarrapportage van ECN is voor 2016 een

lager bedrag gevonden dan in 2015, en voor TNO en DLO zijn ook verlaagde budgetten via directe overheidsfinanciering ingeschat. Voor NWO zijn de bedragen onveranderd gelaten.

5.4 Conclusie

In 2016 hebben de BBE bedrijven €215 miljoen geïnvesteerd in speur- en ontwikkelingswerk (S&O) kosten voor menskracht en S&O niet-loonkosten via de WBSO voor R&D investeringen. De overheid heeft hier met de WBSO €38 miljoen aan bijgedragen door middel van een afdrachtsvermindering op de loonheffing. Het aantal biobased projecten is afgenomen, echter de gemiddelde omvang per project is toegenomen waardoor de totale omvang met circa 10% is toegenomen.

De financiering via topsectoren (start 2012) heeft in 2016 geleid tot een ondersteuning via het TKI-BBE, TKI Gas, DEI, MIT BBE, MIT A&F en MIT T&U en TKI Toeslag van €45,2 miljoen voor R&D, zodat de totale ondersteuning uitkomt op €83,2 miljoen. Met name de WBSO en de DEI regeling zijn fors gegroeid (beide vooral in omvang van projecten, de DEI met 5 projecten en een project van €19 miljoen). Dit betekent dat de Rijksoverheid in 2016 in totaal €92,9miljoen via fiscale vrijstelling, topsectoren en onderzoeksinstituten beschikbaar heeft gesteld. Dat is een

toename van 4,5% ten opzichte van 2015.

Totaal besteedt de industrie ondersteund door de WBSO €215miljoen en ondersteund vanuit de

topsectoren €91,9 miljoen. Dit leidt tot een totale besteding vanuit de industrie in de BBE in 2016

van €306,9 miljoen, zoals weergegeven in tabel 5.4.1. Omdat de industrie in projecten zowel van

de WBSO als TKI gebruik kan hebben gemaakt, moet dit als een bovenwaarde gezien worden en

heeft zij met deze instrumenten in een bandbreedte van tussen de €215 en €306,9 miljoen in

BBE geïnvesteerd, wat iets meer is dan voorgaande jaren. De ondersteuning vanuit de overheid is

ook toegenomen van €88,9 naar €98,6 miljoen in 2016.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 43 van 114

Regeling R&D inspanning BBE bedrijven M€

(incl. overheids bijdrage) Bijdrage overheid

2012 2013 2014 2015 2016 2012 2013 2014 2015 2016

WBSO 115,0 115,0 123,0 110,0 215,0 18,4 22,0 23,0 22,0 38

RDA 60,0 95,0 108,0 86,0 - 6,2 12,8 11,0 8,0 -

TKI BBE10 52,4 19,2 28,4 15,5 14,8 26,2 8,4 9,7 8,4 7,7

TKI Gas- Groen

23,9 12,9 9,8 28,5 38,2 11,3 5,6 11,2 16,5 18,7

MIT BBE, MIT T&U, MIT A&F

0,0 5,4 4,7 19,8 7,6 0,0 2,2 1,9 8,1 3,0

DEI 8,0 9,0 37,1 3,2 3,6 13,9

TKI Toeslag (BBE en A&F)

- 0,3 0,9 1,5 4,5 - 0,2 1,0 1,2 2,8

NWO[1], 3,3 3,0 3,0 3,0

TO2-ECN[2] 18,9 7,7 4,5

TO2-TNO13 5,8 5,0 4

TO2-DLO13 17,7 5,4 3

Totaal 251,3 247,8 282,8 270,3 317,2 76,2 68,6 78,1 88,9 98,6

Tabel 5.4.1 Totale BBE R&D inspanning door bedrijven via RVO.nl regelingen en daarbuiten in 2012 t/m 2016

10 Alle BBE projecten in de TKI BBE, TKI A&F, TKI TU, TSE HE, TSE EI

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 44 van 114

6 BBE in de praktijk: bedrijven en regionale voorbeelden

6.1 Inleiding

Uit de projectendatabase zijn de bedrijven die betrokken zijn als partner in de projecten

geselecteerd en ingedeeld in de verschillende sectoren. Na een met de regio’s overlegde

karakterisering van hun provincie zijn in paragraaf 6.4 en 6.5 vervolgens de projecten van

bedrijven opgenomen die de regio’s toonaangevend vinden. In deze paragrafen zijn ook

voorbeelden van kennisinfrastructuur in verschillende regios opgenomen. Tenslotte volgt in de

laatste paragraaf een overzicht van de conclusies en knelpunten van de etalageprojecten.

6.2 BBE en BE bedrijven

In figuur 6.2.1 wordt het aantal bedrijven en organisaties weergegeven dat met een project of verschillende projecten actief is op het terrein van de BBE, onderverdeeld naar sector. In totaal zijn 1258 bedrijven, kennisinstellingen en overheden actief op dit thema. Vorig jaar waren er nog

1110 bekend bij RVO.nl en twee jaar geleden nog 947. Als ook de bio-economy bedrijven (food/feed) worden meegeteld komt het totaal uit op 1341 bedrijven. In dit aantal zitten ook 147 organisaties die als intermediair fungeren (adviesbureau’s, kennisinstellingen, ontwikkelingsmaatschappijen, productschappen, brancheorganisaties, etc.). Van de 1258 BBE bedrijven is minstens 80% te rekenen tot het MKB. Tevens blijken meer dan 122 bedrijven vanuit de chemiesector mee te doen (10% groei ten opzichte van vorig jaar) en 12 bedrijven in pharma. In totaal zijn er ongeveer 285 bedrijven met

biobased materialen en chemicaliën bezig (chemie, kunststof, papier en verpakkingen, pharma en bouwmaterialen). Ze worden ondersteund door de kennisinstellingen, adviseurs en de overheid, bestaande uit ruim 235 organisaties. Voor een duidelijker verdeling zijn in figuur 6.2.2 de bedrijven weergegeven exclusief agro en energie.

Figuur 6.2.1 Aantal bedrijven en organisaties actief in de aangemelde BBE en BE projecten

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 45 van 114

Figuur 6.2.2 Aantal bedrijven en organisaties actief in de aangemelde BBE en BE projecten exclusief energie

en agro

6.3 Karakteriseringen van de regio’s

6.3.1. Friesland

De provincie Friesland heeft vooral veel akkerbouw- en melkveehouderijbedrijven en daarmee

een grote zuivelindustrie. Door het agrarische karakter van de provincie komt er een grote

hoeveelheid restproducten en biomassa vrij voor verwerking. Verreweg het grootste gedeelte

daarvan is drijfmest, dat zoveel mogelijk op bedrijfsniveau wordt toegepast. Daarnaast komt er

jaarlijks een aanzienlijke hoeveelheid biomassa vrij, zoals groenafval, hekkelmateriaal, gft en

snoeiafval. De meest gangbare verwerkingsmethoden voor deze soorten organisch afval zijn

compostering, vergisting en verbranding. Geen van deze bewerkingen is economisch renderend,

er moet geld bij in de vorm van reinigingsheffing, subsidie of belastingmaatregelen. Voor

Friesland is de Friese grondstofagenda een belangrijke leidraad op het gebied van cascadering

van biomassa en BBE. De daaraan gelinkte bodemvruchtbaarheid heeft hierin de maximale

aandacht, juist omdat Friesland kampt met een afnemende (lokale) bodemvruchtbaarheid,

biodiversiteit en verslechterende bodemstructuur. Zij ziet Circulaire Economie, met BBE als

onderdeel daarvan, als het wenkend perspectief voor de toekomst.

6.3.2. Groningen

Groningen is een echte landbouwprovincie, met veel suikerbieten en aardappelen. De

landbouwsector en bedrijven die daaraan verbonden zijn, zijn van groot belang voor de

ontwikkelingen in CE en BBE. Maar Groningen is ook sterk in bio-tech en heeft een stevig

energiecluster (E3 met Entrance, Energy Academy Europe en Energy Valley) en het significante

chemiecluster Delfzijl. Hoofddoel van economisch beleid van de provincie Groningen is groei van

de (groene) werkgelegenheid. Een prioriteit daarbij is meer economische activiteit in de groene

driehoek chemie-agri-energie. In het kader van de speerpunten Circulaire economie en BBE wordt

daarbij ingezet op versterking van de groene driehoek. Een eerste concrete sterkte daarbinnen

zal het produceren van groene, multifunctionele halffabricaten worden met daarachter een palet

van allerlei producten. Het intensieve samenwerkingsverband Chemport Europe zal de vlag zijn

waaronder dit - regionaal - vormgegeven zal worden. Voor een aansprekende video over

Chemport zie: https://www.youtube.com/watch?v=AplNvknaUxE .

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 46 van 114

6.3.3. Drenthe

Drenthe is een groene provincie. De regio kent met Groningen-Assen en de Zuid-Drentse steden

twee sterke stedelijke netwerken die duidelijk van elkaar verschillen. Binnen de regio Groningen-

Assen ligt de nadruk meer op ICT, biomedische technologie, zorg, energie en zakelijke

dienstverlening. In Zuidoost-Drenthe ligt het accent veel meer op chemie, maakindustrie, HTSM,

logistiek en glastuinbouw.

Vooral de gespecialiseerde chemie, maakindustrie en tuinbouw lenen zich sterk voor

vergroeningsprocessen. De betrokken bedrijven – overwegend MKB - zetten daar dan ook vol op

in. De focus ligt daarbij op (bio)composieten, bio(polymeren) en groene vezels. Onlangs is

SUSPACC opgericht. Een samenwerkingsverband tussen bedrijven die zonder uitzondering allen

actief zijn op het vlak van groene composieten en/of polymeren.

Naast deze innovatieve bedrijvigheid is ook de kennisontwikkeling gericht op deze thema’s.

GreenPAC – een strategisch samenwerkingsverband op HBO-niveau tussen Stenden en

Windesheim – houdt zich bezig met hoogwaardig toegepast onderzoek op het vlak van

polymeren, vezels en composieten.

De interactie tussen de innovatieve bedrijvigheid, de gespecialiseerde kennisontwikkeling en een

enthousiaste provinciale en lokale overheid maakt dat Drenthe grote stappen maakt daar waar

het gaat om de vergroening van de economie. De provincie is dan ook onlangs door de EU

verkozen tot 1 van de 6 Europese demoregio’s van de biobased economy.

6.3.4. Overijssel

Overijssel groeit toe naar een circulaire economie. Binnen de context van economie, energie en

klimaat heeft Overijssel veel bedrijven en organisaties die werken aan innovaties voor een schone

en circulaire industrie.

Er ligt een nieuw programma voor nieuwe energie, waarin bio-energie een belangrijke pijler

vormt, en het uitvoeringsprogramma agro & food Overijssel 2016–2019 waarin de transitie naar

een duurzame agro & foodsector wordt gestimuleerd. Vanuit deze programma’s ontstaan nieuwe

initiatieven die de ontwikkeling van de circulaire economie versterken en voor verbindingen

zorgen.

6.3.5. Gelderland

Gelderland is een uitgestrekte provincie met veel groen en slimme bedrijvigheid. De provincie

kenmerkt zich door veel natuur en landbouw, traditionele maakindustrie (papier, textiel, metaal)

en een moderne hightech industrie. Juist het verbinden van deze kwaliteiten biedt kansen voor

het ontwikkelen en toepassen van nieuwe biobased producten en grondstoffen. In grote lijnen

kent Gelderland drie biobased clusters:

1. Productie en toepassing van plantaardige eiwitten (eiwittransitie);

2. Teelt, verwerking en productie van natuurvezels (hennep, miscanthus, gras) naar papier,

textiel en andere toepassingen;

3. Het verwaarden van de nutriënten uit mest.

Rondom deze clusters zijn programma’s in uitvoering en bedrijvennetwerken actief waarbij

primaire sector, technologieleveranciers en bedrijven met markttoegang betrokken zijn.

Vanuit de Uitvoeringsagenda circulaire economie ontstaan nieuwe initiatieven die de ontwikkeling

van de biobased economie versterken of juist aanvullend zijn. Vanuit de traditionele

maakindustrie (bijvoorbeeld ijzergieterijen in de Achterhoek) en hightech industrie (Arnhem,

Nijmegen, Apeldoorn) ontstaan nieuwe netwerken die slim, traditioneel en groen met elkaar

verbinden.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 47 van 114

6.3.6. Limburg

Limburg kent een sterk export-georiënteerde economie, gedreven door o.a. de landbouw en

(chemische) industrie. Sinds enkele jaren is er een ontwikkeling ingezet die op een duurzame en

toekomstbestendige wijze bij moet gaan dragen aan de transitie naar een bio-(based) economie.

Uitgangspunt in de ambitie van Limburg is vanaf het begin geweest om via de ontwikkeling van

een ketenbrede kennisinfrastructuur te bouwen aan een duurzaam (kennis-) ecosysteem dat bij

kan gaan dragen aan structurele economische structuurversterking in de regio.

Inmiddels is de kennisinfrastructuur voor een groot deel gerealiseerd (oprichting van

kennisintensieve proeftuin-concepten, ontwikkeling keten-brede initiatieven zoals Chemelot

InScite, AMI-BM (waaronder BioTex Fieldlab), BioTreatCenter) en wordt tevens hard gebouwd aan

internationalisering van de samenwerking. Voor de komende jaren ligt er o.a. een uitdaging in

het sterker verankeren binnen de bredere ontwikkeling en realistatie van de vier Brightlands

campussen in Limburg, het verbinden van de ontwikkelingen met de landbouw (bijvoorbeeld met

proeftuinen voor innovatieve gewassen met mogelijkheden voor brede vierkantsverwaarding) en

uitbreiding van de innovatiekracht van de regio en aantrekkelijkheid voor vestiging van

buitenlandse prospects.

6.3.7. Noord-Brabant

Noord-Brabant kent een goede uitgangspositie om de biobased economy te ontwikkelen: de

aanwezige chemie gebruikt resten uit de agrofoodsector. De provincie Noord-Brabant zet zich

daarom samen met kennispartners, bedrijfsleven en ontwikkelbedrijven in om clusters en ketens

te ontwikkelen die (inter)nationaal het verschil maken. De biobased economy is een motor voor

de Brabantse kenniseconomie en de werkgelegenheid. Samen met de provincies Zeeland en

Zuid-Holland vormt het westelijk deel van Noord-Brabant de Biobased Delta, waarin

samengewerkt wordt aan een sterke biobased economy van de regio.

6.3.8. Zeeland

De provincie Zeeland is van oudsher een agrarische provincie. In 1959 kreeg het gebied de

status van "ontwikkelingszone". Grootschalige industriële activiteit werd aangetrokken en niet-

agrarische activiteiten begonnen de bovenhand te krijgen in deze provincie. De havengebieden

van Vlissingen en Terneuzen zijn uitgegroeid tot belangrijke centra van economische groei.

Daarnaast zijn recreatie en toerisme belangrijk voor de economie. Samen met de provincies Zuid-

Holland en Noord-Brabant vormt Zeeland de Biobased Delta, waarin samengewerkt wordt aan

een sterke biobased economy van de regio. Zeeland is landelijk gezien koploper op het gebied

van biobased inkopen.

6.3.9. Zuid-Holland

Zuid-Holland heeft als sterk verstedelijkte provincie de hoogste bevolkingsdichtheid van

Nederland. De provincie huisvest een ideale combinatie van de sterke chemische- en

biotechnologische industrie in de Botlek en rond Delft, het hoogtechnologische tuinbouwcluster in

het Westland, topspelers in de akkerbouw en melkveehouderij, kennisinstellingen van

wereldklasse op het gebied van economie en innovatie, life sciences, clean tech, biotechnologie

en milieuwetenschappen.

Samen met de provincies Zeeland en Noord-Brabant vormt Zuid-Holland de Biobased Delta,

waarin samengewerkt wordt aan een sterke biobased economy van de regio.

6.3.10. Noord-Holland

Noord-Holland is een provincie met boeiende contrasten: het zuidelijk deel met de verstedelijkte

en dichtbevolkte, industriële Metropoolregio met kennisinstituten, de Amsterdamse Haven,

Schiphol, en de grote industrieën. En in het noordelijk deel (boven Alkmaar) een meer agrarisch

karakter met onder meer een hoogwaardige agribusiness en voedingsindustrie. Ook heeft Noord-

Holland een zeer goede bereikbaarheid, vooruitstrevende bedrijven, een sterke kenniseconomie,

een creatieve industrie van wereldniveau en een optimale infrastructuur met een relatief kleine

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 48 van 114

afstand tussen bedrijven. Noord-Holland is hard bezig met het ontwikkelen van circulaire

oplossingen, waaronder biobased oplossingen.

6.3.11. Utrecht

De Utrechtse regio is vooral sterk in allerlei vormen van zakelijke en financiële dienstverlening,

zorg, transport, bouw, agro-food, ICT en kennis-ontwikkeling. Er is weinig industrie. In de

provincie komen zowel stedelijke als agrarische regio’s voor. In de steden wonen relatief veel

jongeren vanwege de vele kennis- en opleidingsinstellingen en ingenieurs- en adviesbureaus. Dit

brengt creativiteit en innovatieve impulsen met zich mee, die de Utrechtse regio wil stimuleren en

benutten. Door samenwerking met de meer agrarische regio’s in de provincie Utrecht zijn kansen

te benutten in het licht van een circulaire economie.

6.3.12. Flevoland

De uitgestrekte polders van Flevoland bieden alle ruimte aan de landbouw: 89 duizend hectare aan grote en efficiënt ingerichte percelen. Flevoland ziet voor zichzelf een toekomst als dé grondstoffenleverancier van de circulaire economie in 2030, zowel op het gebied van groene grondstoffen als gebruikte materialen. Tot die tijd is er naast fysieke ruimte ook ruimte voor groei van de biobased economy. Ondanks een goede infrastructuur met een incubator bij Aeres Hogeschool en experimenteerruimte voor bioraffinage, vergisting en algen bij ACRESS maken kennisinstellingen en ondernemers weinig tot geen gebruik van de subsidiemogelijkheden die geboden worden.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 49 van 114

6.4 Voorbeelden in de regio’s

Om naast getalsmatige informatie over de biobased economy ook inzicht te geven waar bedrijven

in de praktijk mee bezig zijn, hebben de contactpersonen bij de regio’s hun mooiste voorbeelden

aangedragen voor dit hoofdstuk. Het zijn vooral projecten die al dicht tegen de markt aan zitten

of kennisclusters met of zonder pilotfaciliteiten. Het feit dat veel provincies qua beleid verbreden

van biobased naar circulaire economie is ook terug te zien in deze voorbeelden.

In onderstaande tabel zijn de onderwerpen kort bij elkaar gezet.

Daarnaast is ook een paragraaf opgenomen over biobased inkopen.

Nr Voorbeeldprojecten Regio Thema Innovatie-

fase TRL*

1 Agrarisch groenstation, compostering Friesland CE /BBE 7

2 Dutch Spirit, circulaire kleding Gelderland CE 8

3 Kunstmestvrije Achterhoek, hoogwaardige

meststoffen uit varkensmest

Gelderland CE/BBE 4

4 Schut papier met vezels uit cacaodoppen,

jeans of sinaasappelschillen

Gelderland BBE 7

5 Gerevitaliseerd meubilair Gispen Gelderland CE 8

6 Biogas van koeienmest voor

melkpoederproductie Friesland Campina

Gelderland CE/BBE 8

7 Bio-PET100 verpakking cosmetica Drenthe BBE 5

8 Plantpaal van bermgras Zeeland/NBr BBE 5

9 Proeftuin biobased infra:

a. Biobased asfalt

b. Vezelbeton

c. Verwaarding bermafval

Zeeland BBE 7

10 Chaincraft, vetzuren uit groente- en

fruitresten

Noord-Holland BBE 7

11 Ephyra: efficiënter vergisten AWZI-slib Flevoland BBE 7

* Technology Readiness Level 4: productontwikkeling; 5/ 6: pilot; 7: demonstratie; 8: marktformatie; 9: marktdisseminatie

Tabel 6.4.1 Voorbeeldprojecten van de regio’s

Kennisclusters

1 Chemport Europe Groningen/Frl/Dr BBE

2 Source B met o.a. Brightlabs,

FeedDesignLab, Chemelot InScite, CHILL,

AMIBM

Limburg BBE/BE

3 Biorizon, shared research center voor

bio-aromaten

Noord-Brabant BBE

4 BioProcess Pilot Facility, pilotfabriek voor

tests

Zuid-Holland BBE

Tabel 6.4.2 voorbeelden van kennisclusters

6.4.1 Agrarische groenstations voor duurzame landbouw (Friesland)

Uitvoerder: Stagro is een stichting met stichtingsbestuur dat bestaat uit een tweetal veehouders,

een loonbedrijf en een landbouw- en milieukundige uit de gemeente Kollum, de heer Lanting.

Omschrijving: De kern van de agrarische groenstations is het met een geavanceerde

composteertechniek (CMC) aeroob composteren van groenafval, zoals maaisel en andere groene

restmaterialen met behoud van nutriënten en bodemleven. Hiermee ontstaat een stabiele

humushoudende organische stof die niet meer afbreekt en geen methaan of ammoniak

produceert. Dit humushoudende materiaal wordt in de grond gebracht wat er voor zorgt dat de

bodem vitaler en vruchtbaarder wordt . De koolstof- en stikstofkringloop zijn hierin de basis voor

de nieuwe duurzame plantengroei.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 50 van 114

Het is de bedoeling dat er agrarische groenstations bij individuele boerenbedrijven worden

opgericht die dan groenafval van het bedrijf zelf verwerken en ook groenafval van andere

bedrijven, gemeenten, waterschappen en natuurorganisaties om hun eigen bodem te verbeteren.

Lanting legt uit dat Stagro daarbij zorgt voor de opzet, procesbegeleiding, kwaliteitsborging en

voor een loonwerker voor het omwerken (omzetten) van de compost.

Productiegegevens: Op dit moment zijn er twee veehouders die een agrarisch groenstation

hebben. De productie per bedrijf is circa 1500 ton bij een gemiddelde bedrijfsgrootte van 55 ha.

Op termijn zouden deze groenstations de anaerobe processen die schadelijk zijn voor het klimaat

kunnen verdringen.

Wat staat de technische implementatie in de weg? Wetgeving met betrekking tot dit groenafval is

erg ingewikkeld en werkt belemmerend. Als een bedrijf groenafval van zichzelf verwerkt telt het

materiaal niet mee voor de totale mestplaatsingsruimte. Als het groenafval inneemt van buiten

het bedrijf telt het wel mee. Dit werkt belemmerend voor het ontwikkelen van nieuwe

groenstations. De WUR is hierbij ook betrokken en overweegt op dit onderwerp een Green Deal

op te zetten.

Hoeveel jaar al bezig aan het

onderzoek? Lanting legt uit dat

er al verschillende jaren wordt

gewerkt aan dit concept. De WUR

heeft in het kader van de

ontwikkeling van duurzame

landbouw samenwerking gezocht

met de stichting. Dit heeft geleid

tot een tweetal pilots in de

gemeente De Fryske Marren,

waarbij onder ander groenafval

van de gemeente door

veehouderijbedrijven wordt

verwerkt tot cmc-compost. De

pilots zijn succesvol verlopen

maar de huidige mestwetgeving heeft ertoe geleid dat beide bedrijven terughoudend zijn ten

aanzien van verlenging van de projecten. De provincie Fryslân is erg enthousiast, echter de groei

die ze voor ogen hebben wordt op dit moment nog niet bereikt onder meer door de

belemmerende wetgeving.

Hoeveel subsidie? De pilotprojecten die zijn opgezet in samenwerking met de WUR zijn

gesubsidieerd door de provincie Fryslân, de projecten die de stichting heeft ontwikkeld zijn niet

gesubsidieerd.

6.4.2 DutchSpirit duurzame maatpakken en circulaire werkkleding (Gelderland)

Uitvoerder: DutchSpirit

Omschrijving: DutchSpirit is in 2010 opgericht door Erik Toenhake en doet er alles aan om een zo

laag mogelijke CO2 footprint te hebben. Ze verkopen kleding, van zakelijke maatpakken tot

werkkleding, katoenen overhemden, alles zo duurzaam mogelijk. Duurzaam in de zin van faire

productiearbeid, klimaatneutraal, geen overproductie en retoursystemen. Hiervoor is DutchSpirit

1,5 jaar geleden genomineerd voor de Icoonprojecten 2015 door Nederland Circulair waarbij ze

uit de 71 deelnemende bedrijven

tot de 5 finalisten behoorden. De

klant kan de kleding leasen of

kopen en het is de bedoeling dat

de kleding altijd wordt

teruggebracht nadat hij versleten

is. Dit wordt gestimuleerd door

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 51 van 114

de klant statiegeld te laten betalen bij aankoop van de kleding. Bij lease blijft het pak eigendom

van het bedrijf. Ze laat de stoffen recyclen tot garens. Onderzoek loopt om het tot nieuwe

colbertjasjes te recyclen, tot stropdassen verwerken wordt al gedaan. De afgedragen polyester

bedrijfskleding wordt zelfs geheel gerecycled tot nieuwe bedrijfskleding in lijn met het Cradle 2

Cradle gedachtegoed. Sinds hun oprichting doen ze steeds meer op het gebied van CE, maar het

blijft natuurlijk wel zo dat het eerst verdiend moet worden voordat weer een nieuwe grote stap

gezet kan worden.

Productiegegevens CE: Het is een lastige markt, maar het bedrijf zit in een stijgende lijn. Ze zien

dat er vanuit verschillende markten interesse is voor hun producten. Grote bedrijven hebben

interesse getoond en Toenhake verwacht vooral dat de Millenials belangrijke klanten van hem

zullen gaan worden zoals dat ook al gezien wordt bij autodelen in grote steden.

Wat staat de implementatie in de weg? Er zijn veel enthousiaste reacties op het concept maar het

dan ook daadwerkelijk kopen is daarbij nog vaak een brug te ver. Toenhake denkt aan een lager

BTW-tarief of een bruto netto regeling om zijn pakken te kopen, zoals bijv. de IKAP regeling en

een makkelijker financiering bij de leaseconstructies die zij aanbieden. Leasen is bij uitstek een

circulaire constructie alleen is er wel geld nodig om de inkoop voor te financieren.

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? Het bedrijf is al meer dan 7 jaar bezig om steeds

duurzamer en circulairder te worden.

Hoeveel subsidie: Het bedrijf heeft weinig ervaring met subsidies en die hebben dan ook niet

bijgedragen aan de nieuwe ontwikkelingen in dit bedrijf.

6.4.3 De kunstmestvrije Achterhoek (Gelderland)

Uitvoerder: LTO Noord, samen met verschillende andere partijen, slib- en mestverwerkers en

grondgebruikers.

Omschrijving: LTO Noord is initiator

van het project Kunstmestvrije

Achterhoek met als doel om de

kringlopen te sluiten door de al

aanwezige meststoffen na bewerking

in te zetten als kunstmestvervangers.

Daartoe gaan partijen verschillende

hoogwaardige producten, zoals

vloeibaar ammoniumsulfaat of

-nitraat, produceren uit

(varkens)mest en digestaat. Naast het

technisch onderzoek waaraan ook de

WUR werkt, gaat veel tijd zitten in het

verkrijgen van toestemming van de

EU om deze hoogwaardige

meststoffen daadwerkelijk te kunnen

gebruiken als kunstmestvervangers.

Met dit project zou het niet meer nodig zijn om de waterrijke meststroom tot ver over de grens te

rijden. Wat dit project onderscheidt van eerdere projecten is zowel het ontwikkelen van

hoogwaardigere meststoffen, als het daarvan testen op het veld en de terugkoppeling van de

gebruikers.

Productiegegeven: De alternatieve meststoffen zijn al in de gewenste vorm geproduceerd. Nu

gaat het erom om in proeven aan te tonen dat deze meststof dezelfde werking heeft als de

kunstmestvariant. Daartoe worden de producten van drie mestverwerkingsinitiatieven gebruikt.

Op termijn zou de Achterhoek voor een groot deel kunstmestvrij kunnen zijn.

foto: B. Klein Swormink

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 52 van 114

Wat staat de technische implementatie in de weg? De EU wetgeving is nog gebaseerd op de oude

meststoffen. De provincie en het ministerie zijn inmiddels van de potentie van herwonnen

meststoffen overtuigd, nu moet de EU dus volgen. Omdat de EU inzet op Circulaire Economie, ook

in de herziening van de Fertilizer Regulation, verwachten ze dat het project het tij mee heeft.

Ondanks dat wordt voorzien dat er nog zeker 4 jaar van testen en meten nodig is, voordat

voldoende bewijsmateriaal is verzameld om definitief wettelijke ruimte voor deze producten te

krijgen.

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? Mestverwerkers zijn al ruim 10 jaar bezig met het

bewerken van de meststroom tot hoogwaardige meststoffen en met het testen van deze stromen

op de teelt van gewassen. De technieken zijn inmiddels ver genoeg gevorderd om in de komende

4 jaar met deze hoogwaardige meststoffen aan de slag te gaan.

Hoeveel subsidie? Dit project heeft €1 miljoen aan subsidie gekregen van de provincie

Gelderland, €7,5 ton voor het opzetten en uitbouwen van mestverwerkingsinitiatieven en €2,5

ton voor de coördinatie in de mestverwerkingsketen en om praktijkervaring mee op te doen.

Zonder subsidie was dit project er niet geweest.

6.4.4 Vezel van cacaodoppen en versleten spijkerbroeken in papier (Gelderland)

Uitvoerder: Schut Papier

Omschrijving: Schut papier produceert 3850 ton papier per jaar en behoort daarmee tot de kleine

papierfabrieken in Nederland. Zij maken speciaal papier waaronder passe-partouts en duurdere

papiersoorten voor uiteenlopende toepassingen. René Kort van Schut Papier legt uit dat zijn

bedrijf al 400 jaar bestaat en dat ze weer terug willen gaan naar de biobased productie uit

vroeger tijden met nieuwe stromen en processen. Inmiddels hebben ze tot circa 15%

tomatenstengels en paprikaplanten in het papier verwerkt, wat het papier een betere en mooiere

uitstraling geeft. Om deze materialen toe te passen moet het materiaal gezuiverd worden en

verkleind worden. Kort legt uit dat ze op dit moment onderzoeken of sinaasappelschillen,

cacaodoppen en zelfs restmateriaal van versleten jeans in hun papier verwerkt kan worden. De

resultaten zijn veelbelovend. Het papier kan daarmee een mooie glans krijgen, hoeft niet

gebleekt te worden en er kunnen veel hogere percentages van dit materiaal in het papier worden

toegepast, tot wel 50%. Hij legt uit dat nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn in telefoonkaarten en

giftcards. Deze kaarten worden nu van polyethyleen gemaakt maar zouden door Schut Papier

goed van stevig papier gemaakt kunnen worden inclusief de magneetstrip.

Productiegegevens: Op termijn wil Schut papier 15% van zijn omzet met deze speciale

papiersoorten. Deze innovatie levert 12% CO2 reductie op ten opzichte van het produceren van

papier uit houtpulp.

Wat staat de technische implementatie

in de weg? Wetgeving heeft

belemmerend gewerkt maar middels

een Green Deal hebben ze

experimenteerruimte verkregen.

Daarmee werd het mogelijk om het

plantaardige materiaal op het terrein te

kunnen opslaan. Als kleine

papierfabriek moeten ze het hebben

van nichemarkten (specialties). Maar

om in nieuwe markten te kunnen

binnenkomen (zoals bijv. de

smartcards) zien ze dat de eisen die in

eerste instantie aan nieuwe producten

worden gesteld te hoog zijn waarmee

de innovatie wordt belemmerd. Partijen

zouden hier meer rekening mee moeten houden.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 53 van 114

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? Het heeft circa twee jaar gekost om deze materialen in

het papier te verwerken en ook nu zijn ze bezig om onderzoek te doen naar het verwerken van

andere materialen in het papier. Ook daar zit veel ontwikkeltijd in.

Hoeveel subsidie? De afgelopen jaren hebben ze verschillende subsidies gekregen voor deze

ontwikkelingen vanuit RVO.nl en vanuit de provincie.

Ook met de WBSO hebben ze goede ervaringen en het meedoen aan Green Deals heeft een

waardevol netwerk opgeleverd naast de al genoemde experimenteerruimte.

6.4.5 Van bestaand meubilair naar nieuw meubilair zonder gebruik van extra grondstoffen

(Gelderland)

Uitvoerder: Gispen

Omschrijving: Gispen heeft met de renovatie van het Alliander-kantoor een nieuwe weg

ingeslagen. Ze hebben in deze renovatie bureau’s gerevitaliseerd (staal en hout van de bureau’s

hergebruikt), verlichting van afgedankte isolatoren van rijkswegen ontwikkeld, van oude

werkbladen lockers gemaakt etc. Rick Veenendaal legt uit dat de strategie van Gispen begint met

duurzaam design. Dit moet dan optimaal gebruikt worden om daarmee waardebehoud te creëren.

Bijvoorbeeld door er voor te zorgen dat meubilair vervolgens makkelijk uit elkaar te halen is voor

hergebruik of goede recycling. In Culemborg op het terrein waar Gispen zit, gebruiken ze al het

plastic verpakkingsmateriaal en resten van archiefkasten om met 3D-printen frames voor

bankstellen te maken. Deze bankstellen worden dan weer met gerecycled schuim van Auping-

matrassen uitgerust en met een duurzame Cradle 2 Cradle stof bekleed. Veenendaal is manager

Circulaire Economie en hij vult zijn tijd met steeds weer betere en leukere projecten. Hoewel er

wel de kanttekening bij hoort dat het wel betaalbaar moet zijn. Naarmate een project groter is, is

er ook meer mogelijk en gelukkig hebben ze ook meerdere grote opdrachtgevers, waaronder DJI,

FMH en sinds kort ook RVO.nl.

Productiegegevens: Inmiddels is 30 tot 40 % van de omzet circulair. Ook hebben ze extra omzet

gekregen door hun eigen circulaire programma (revitaliseren bestaand meubilair als dienst), dat

in de orde van grootte van 15 tot 20% ligt.

Wat staat de technische implementatie in de weg? Een goed bureaublad dat bestand is tegen

krassen, zuren e.d. en ook nog eens goed hoogwaardig recyclebaar en betaalbaar is, kost veel

hoofdbrekens. Daar horen dan ook lange ontwikkeltijden bij wat niet altijd tot de mogelijkheden

behoort.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 54 van 114

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? Sinds 4-5 jaar is Gispen nu actief met Circulaire

Economie, de revitalisatie van het Alliander is wat dat betreft de start van het Circulaire

programma geweest.

Hoeveel subsidie? De afgelopen jaren hebben ze verschillende WBSO subsidies gekregen en

enkele productontwikkelingssubsidies van RVO.nl en de provincie.

6.4.6 Biogas van koeienmest inzetten als CO2 besparing bij melkpoederproductie (Gelderland)

Uitvoerder: Friesland Campina, Joulz en Groot Zevert vergisting

Omschrijving: Friesland Campina produceert melkpoeder in Borculo. Dit proces vraagt veel

energie. Een deel van de energie wordt nu verkregen via de biogasleiding van Groot Zevert

vergisting, een deel via verbranding van pyrolyse-olie van BTG en een deel via fossiele routes.

Rudi van der Arend van Friesland Campina (FC) geeft aan dat FC iedere uitbreiding van de fabriek

energieneutraal wil realiseren. En dat ze inmiddels al veel verder gaan. Om het project met de

biogasleiding te laten slagen heeft FC een tweetal ketels met dual branders aangeschaft die bij

eventuele stagnatie van biogas gewoon aardgas kunnen verstoken. De huidige ketels waren niet

geschikt maar omdat deze al afgeschreven waren paste deze nieuwe investering in de

investeringsstructuur van het bedrijf. Joulz heeft de pijpleiding aangelegd van Beltrum naar

Borculo (5 km). Het is het perfecte circulaire project, de mest van de koeien die melk leveren

wordt daarmee gebruikt voor energievoorziening in de melkpoederproductie van de fabrieken van

FC.

Productiegegevens: Groot Zevert produceert 1100 m3/uur biogas. Dit wordt ontzwaveld en

vervolgens gaat een deel (800 m3/uur) per pijpleiding naar Borculo wat bij FC een CO2 besparing

oplevert van circa 8000 ton CO2/jaar. Groot Zevert kon het gas ook opwerken en in het gasnet

pompen maar door het naar Borculo te vervoeren hoeft het niet on spec te worden gemaakt.

Wat staat de technische implementatie in de weg? Van der Arend geeft aan dat voor het slagen

van dit project de 1 op 1 relatie van belang is geweest. En dan is ook nog van belang dat het een

beetje klikt. Ook bij vervolg- of andere projecten vindt hij deze 1 op 1 relatie cruciaal voor het

slagen van een project. Bij de start van het project waren er verschillende overleggroepen met

overheidsdeelnemers die het project veel groter wilden maken, wat het proces veel te

ingewikkeld maakte. Ook noemt hij het belang van een projectmanager op een dergelijk project

in plaats van een contractmanager die de beste voorwaarden voor zijn werkgever eruit ‘perst’. De

projectmanager ‘trouwt’ als het ware met het project en wil het als zodanig ook echt laten slagen.

Hiervoor heeft FC bewust gekozen, omdat ook zij het project graag wilden laten slagen.

Bron: Groot Zevert Vergisting

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 55 van 114

Ander knelpunt is dat het biogas BTW-plichtig wordt omdat het elders verbrand wordt. Dit vinden

ze een lastig punt. Afspraken met de Belastingdienst hebben hier tot nu toe nog niet voor een

oplossing gezorgd.

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? In 2008 heeft Groot Zevert al een intentieverkla-ring

met FC gesloten voor afname van het biogas. FC is sinds 2 jaar actief met onder andere de SDE+

beschikking voor het

project en natuurlijk hun eigen ombouw.

Hoeveel subsidie? In dit project heeft Groot Zevert de SDE+ beschikking. FC meet de hoeveelheid

duurzame energie die de ketels opleveren en geeft deze door aan CertiQ, en daarmee wordt de

subsidie door RVO.nl aan Groot Zevert uitbetaald.

6.4.7 Bio-PET100 voor de cosmetica markt (Drenthe)

Uitvoerder: Cumapol, Sunoil, BioBTX

Omschrijving: Een consortium van bedrijven heeft vorig jaar een cosmetica showcase onthuld,

gemaakt met Bio-PET100, om te laten zien dat het mogelijk is om duurzaam BioPET te maken op

basis van biologische grondstoffen, legt Cor Kamminga, coördinator Taskforce Groene

Chemie/BBE Zuidoost Drenthe, uit. Deze BioPET is een high performance PET die onder andere

geschikt is om te gebruiken in de kunststofverpakking van cosmeticaproducten. De PET is ‘bio’

omdat de glycerine afkomstig is van Sunoil in Emmen, die daar biodiesel produceert. Op het

terrein van BioBTX in Groningen wordt deze glycerine gepyrolyseerd tot een mengsel van

aromatische verbindingen (BTX), char en gas. Uit de BTX is zuivere xyleen gedestilleerd door

Syncom, welke vervolgens geoxideerd is tot tereftaalzuur. Cumapol in Emmen polymeriseert dit

zuur samen met biobased etyleenglycol tot het product BioPET granulaat.

Productiegegevens: In de loop van 2018 gaat BioBTX in een pilotinstallatie tot zo’n 10 kg per uur

glycerine omzetten in BioBTX. De bouw van de pilotinstallate is inmiddels gestart. Pieter Imhof,

CEO BioBTX, legt uit dat de consortiumpartners vanaf 2020 een demofabriek voorzien met een

input van zo’n 2 ton/uur. De aldus geproduceerde BioPET100 is bijzonder geschikt voor niche-

markten of specifieke toepassingen. De cosmeticamarkt lijkt hiervoor zeer geschikt omdat hier

daadwerkelijk een hoogwaardige PET gewenst is.

Wat staat de technische implementatie in de weg? Kamminga ziet een enorme groei voor de

biobased markt in de toekomst. Versnelde commercialisatie en verwaarding zou mogelijk zijn met

stimulerende wet- en regelgeving, CO2 beprijzing, subsidies in de richting van BBE producten

(aangepaste SDE+) en/of een lager BTW percentage. Daar is op dit moment nog niet veel van

gerealiseerd. Dat maakt de biobased producties kwetsbaar omdat feitelijk niet geprefereerde

routes bevoordeeld worden.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 56 van 114

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? Dit soort ontwikkelingen heeft een lange tijd nodig.

Imhof legt uit dat het consortium al ruim 7 jaar bezig is met de ontwikkeling van deze BioPET.

Hoeveel subsidie? Vanuit de TKI BBE is subsidie ontvangen, wat een bepaalde zekerheid heeft

gegeven in het overbruggen van verschillende kloven. Dit heeft de partners in staat gesteld de

ontwikkeling van BioPET100 daadwerkelijk verder te brengen. Aanvullend zijn vanuit het SNN

EFRO subsidies toegekend.

6.4.8. Plantpaal van bermgras (Zeeland, Noord-Brabant)

Uitvoerder: Waterschap Scheldestromen, Rijkswaterstaat,

Millvision, Aannemersbedrijf Melse Maljaars.

Omschrijving: Het bermmaaisel van waterschap Scheldestromen

is door het Brabantse bedrijf Millvision toegepast in palen van 2

meter lang. Hiermee is in 2017 een betuining (palen zonder

planken maar met worteldoek) van 80 meter lengte aangelegd

langs een waterloop in Middelburg.

Productiegegevens: De palen worden nu in de praktijk getest.

Daarna kunnen grotere productieruns gedaan worden, op basis

waarvan ook een marktprijs bepaald kan worden.

Wat staat de technische implementatie in de weg? Opschaling

biomassaselectie en opwerking tot grondstof.

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? Sinds 2014. Hoeveel subsidie? Deels subsidie en eigen middelen voor materiaal-ontwikkeling. Applicatie- en marktontwikkeling deels in opdracht en uit eigen middelen.

6.4.9. Proeftuin biobased Infra (Zeeland)

Uitvoerder: Economische Impuls Zeeland, Sweco (toen nog Grontmij) en Wageningen University

& Research in opdracht van de provincie Zeeland en het ministerie van Economische Zaken en

Klimaat.

Omschrijving: Het doel van Biobased Infra is het ontwikkelen van concrete biobased technieken

en producten voor de (Zeeuwse) infrastructuur. Voor het opstarten en begeleiden van het project

werd een projectbureau opgezet dat de schakel vormt tussen de vragende overheden,

onderzoeksinstellingen en marktpartijen. In het project ontwikkelt het bedrijfsleven samen met

Wageningen University & Research nieuwe biobased materialen voor de toepassing in de

infrastructuur. De beoogde resultaten van onderzoek worden via demonstaties direct toegepast in

de praktijk. Door toepassing in demoprojecten wordt aangetoond welke (on)mogelijkheden nieuw

materiaalgebruik biedt. De achterliggende gedachte is het matchen van de vraag naar en het

aanbod van biomassa.

Het project kent 3 deelprojecten:

- biobased asfalt: lignine als vervanger van bitumen

- vezelbeton: Geluidswal van vezel-beton - verwaarding biomassa: bermmaaisel als grondstof

Hoeveel subsidie? Het project is voor ca. 20% gesubsidieerd door de provincie Zeeland: €120.000

van de totale projectkosten van €591.950. De rest is door het ministerie van EZK, de bedrijven,

lokale overheden en kennisinstellingen betaald.

Foto: Millvision

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 57 van 114

6.4.9a. Biobased asfalt

Uitvoerders: Wageningen University & Research, Asfalt Kennis Centrum, H4A, Cargill, Zeeland

Seaports

Productiegegevens: Na diverse onderzoeken is er in juli 2015 een proefvak van 70 meter bio-

asfalt aangelegd in Sluiskil waarin circa 50% van de ‘gewone’ bitumen vervangen is door lignine.

Daarnaast worden ook twee vakken getest met lagetemperatuur-asfalt en asfalt met gerecycled

rubber uit autobanden. Voordelen: het asfalt kan bij lagere temperatuur geproduceerd worden

(130-140 in plaats van 170 graden), toepassing van een hernieuwbare grondstof en mogelijke

langere levensduur, lagere rolweerstand en lagere geluidsproductie. Onderzocht moet worden hoe

het asfalt zich houdt in de praktijk op de langere termijn.

Als vervolg op de proeftuin zijn ook proefvakken in Vlissingen, in de buurt van Terneuzen, in

Boxmeer (2,5 km van de N272, Noord-Brabant) en een fietspad in Wageningen (Gelderland, WUR

campus) aangelegd. Het fietspadproject kijkt speciaal naar de prestaties van asfalt met

goedkopere ligninebronnen. In totaal is zo’n 60-70 ton lignine verwerkt in de vijf proefvakken. Dit

gebeurt wel in een asfaltcentrale, dus op commerciële wijze, maar nog op kleine schaal.

Wat staat de technische implementatie in de weg? De grootste uitdaging op dit moment is het

productieproces van lignine. Er is enorm veel belangstelling voor lignine als vervanger van

bitumen, maar de grondstof is momenteel nog 2x zo duur. De verwachting is wel dat de prijs zal

zakken door ontwikkeling richting goedkopere ligninebronnen die gaande zijn en door

schaalgrootte. Als er meer lignine wordt toegepast in asfalt zal de prijs dalen. Doordat

tegelijkertijd de bitumenprijs stijgt is het verschil met lignine niet meer zo groot.

Op de korte termijn zijn de resultaten in de proefvakken goed. Er is nog tijd nodig om ook over

de lange termijn uitspraken te kunnen doen. Er is veel vraag naar lignineasfalt. De infrawereld

wil graag vergroenen. Ook in aanbestedingen wordt het al meegenomen, maar de keuze valt nog

niet vaak op lignineasfalt omdat de langetermijnprestaties nog niet bekend zijn.

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? Sinds 4 jaar.

6.4.9b. Vezelbeton

Uitvoerders: Wageningen University & Research, Impuls Zeeland, Cradle Crops, CRH Sustainable Concrete Centre en bouwbedrijf Heijmans.

Omschrijving: Sinds december 2016 staat in 's Heer Arendskerke het vijftien meter lange

geluidsscherm van miscanthusvezelbeton op het terrein van het wegensteunpunt van de

provincie. De open structuur van het beton waarin het grind en zand gedeeltelijk vervangen is

door olifantsgras moet de aangroei van planten verbeteren. Het consortium beschouwt het

gebruik van miscanthus als een kansrijke manier om hun producten milieuvriendelijker te maken

en de CO2-voetafdruk verder te verkleinen. De partijen gaan meten hoe dit beton zich onder

gewone buitencondities gedraagt. Bij succes gaat men over naar groener bouwen in

infrastructurele projecten.

Testvak Sluiskil van asfalt mét (rechterbaan) en zonder lignine, na 1 jaar. Foto rechts: lignine-asfalt.

Foto’s: Wageningen Food & Biobased Research.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 58 van 114

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? Sinds 2014

6.4.9.c Verwaarding bermmaaisel Uitvoerders: Waterschap Scheldestromen, Wageningen University & Research.

Omschrijving: Het waterschap heeft gekeken of er kansen waren om bermgras te verwaarden volgens het Grassa-procede van bioraffinage (sap en vezels). Zij zijn daar niet mee doorgegaan. Daarnaast is er een inventarisatie gemaakt van de kansen voor teelt van biomassa langs snelwegen en afritten. Hier bleek geen werkende businesscase in te zitten. Door het project is het waterschap wel in contact gekomen met de plantpaal van bermgras (zie 6.4.8).

6.4.10. Demofabriek ChainCraft (Noord-Holland) Uitvoerder: ChainCraft, Amsterdam

Omschrijving: ChainCraft heeft een technologie ontwikkeld om uit groente- en fruitresten uit de voedingsindustrie, veilingen, kassen of supermarkten vetzuren te maken door middel van fermentatie. De vetzuren zijn een ingrediënt voor diervoeder. In de spijsvertering van kippen, geiten, varkens en runderen bestrijden vetzuren schadelijke bacteriën. Ze kunnen dus een

alternatief vormen voor antibiotica, waarvan het gebruik omstreden is. In de toekomst zijn de biobased vetzuren te gebruiken als bouwstenen voor allerlei chemicaliën zoals coatings, verf, polymeren en smeermiddelen. De vetzuren van Chaincraft zijn een drop-in alternatief voor de minder duurzame vetzuren uit palmolie en aardolie. De realisatie van de installatie op deze schaal van vetzuren uit afval is uniek in de wereld en betekent een doorbraak in de vergroening van de chemie. De demofabriek komt in de Amsterdamse haven te staan, naast de innovatiehub

Prodock, waar eerder de pilotinstallatie is getest.

Productiegegeven: Het doel is om met de demofabriek vanaf 2018 1000 ton vetzuren per jaar te

produceren. Daarna wil men opschalen naar een commerciële fabriek met een jaarlijkse

productiecapaciteit van 10.000-20.000 ton vetzuren. Chaincraft verwacht dat dit al in 2021 of

2022 kan gebeuren.

Wat staat de technische implementatie in de weg? Het is nog een uitdaging om het

marktsegment in de chemie te ontsluiten. Chaincraft zoekt nog naar partners in de chemie om

samen, naast drop-ins, ook andere toepassingen in de chemiesector te onderzoeken van hun C6-

vetzuur. In het begin zullen dat veelal nichemarkten zijn, waar de grote concerns niet actief zijn.

Complexe wetgeving stelt aan iedere nieuwe toepassing weer andere eisen. Dat werkt

vertragend.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 59 van 114

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? De technologie is 10 jaar geleden ontwikkeld aan de

Wageningen Universiteit. In 2010 is ChainCraft gestart, toen nog onder de naam

Waste2Chemical.

Hoeveel subsidie? De demofabriek van ruim €6 miljoen wordt gebouwd met een combinatie van

rijkssubsidie (DEI, Demonstratie energie-innovatie), Europese subsidie (Kansen voor West II, van

de EU en de provincie Noord-Holland), leningen (Amsterdam Klimaat-en Energiefonds en

Havenbedrijf Amsterdam) en investeringen uit het Participatiefonds Duurzame Economie Noord-

Holland van de provincie. Eerder investeerden het Dutch Greentech Fund van Rabobank, TU Delft,

Wereld Natuur Fonds en de Universiteit Wageningen en directeur Raedts zelf in het bedrijf. Voor

de ontwikkeling van de technologie is de afgelopen jaren o.a. gebruik gemaakt van subsidie

vanuit de MIT, topsector Agri& Food, BioBooster en KIEM-VANG. In 2021 of 2022 gaat

ChainCraft in Noord-West Amsterdam de grote commerciële vergistingsfabriek bouwen. Dat vergt

een investering van nog eens circa €30 miljoen. ‘Die fabriek laat zich gezien zijn verdiencapaciteit

veel gemakkelijker financieren', zegt mededirecteur Raedts in een artikel in het FD.

6.4.11. Ephyra® (Flevoland)

Uitvoerder: Waterschap Zuiderzeeland.

Omschrijving: Het doel van dit project is om de innovatieve slib(voor)behandelingstechnologie

Ephyra® succesvol te demonstreren op de afvalwaterzuivering Tollebeek. De Ephyra® technologie

leidt tot een 30% hogere biogasproductie en tot 15% minder afval in de vorm van uitgegist

zuiveringsslib dat vrijkomt bij afvalwaterbehandeling op waterzuiveringen. Doordat Ephyra®

echter ook voorziet in aanvullende capaciteit, leidt dit op de AWZI Tollebeek tot een extra

biogasproductie van 80%! Deze doorbraaktechnologie geeft een impuls aan vergaande

energiebesparing en versterkt de leidende positie van de BV Nederland op de internationale

watermarkt. De bouw van de slibvergistingsinstallatie is onderdeel van een grote renovatie van

afvalwaterzuiveringinstallatie Tollebeek in de Noordoostpolder. Naar verwachting kan de

vernieuwde installatie in 2018 in gebruik worden genomen.

Productiegegevens: De pilotinstallatie op semi technische schaal (circa 20 m3, waarvan 8 m3 voor

Ephyra®) stond bij de slibvergister op de afvalwaterzuiveringsinstallatie in Tollebeek. De full-scale

installatie met een Ephyra® van 1600 m3 wordt momenteel opgestart.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 60 van 114

Wat staat de technische implementatie in de

weg? Voor internationale uitrol en demonstratie

van deze technologie is een goed

functionerende full scale installatie nodig. De

vooruitzichten in Tollebeek zijn gunstig, tot nu

toe zijn er nog geen bijzondere problemen

opgetreden. Er is wel veel concurrentie van

andere technologieën, waarbij in Nederland al

veel AWZI’s aanpassingen hebben doorgevoerd

op het gebied van energie en gisting. Hier is de

markt daardoor niet zo groot. In het buitenland

wel.

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek?

Laboratoriumtesten op 20- literschaal uit

2012 en 2013 maakten de verwachtingen

hoog gespannen voor toepassing op zowel huishoudelijke als industriële afvalwaterstromen.

Waterschap Zuiderzeeland en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

werkten in deze pilot samen met Royal HaskoningDHV en Logisticon Water Treatment. Zij kregen

ondersteuning van TU Delft, Endress+Hauser en STOWA. Een andere slibbehandelingstechniek

Themista werd binnen het samenwerkingsverband door het waterschap Schieland en

Krimpenerwaard op pilotschaal uitgeprobeerd.

Hoeveel subsidie? Dit pilot-project werd mede gefinancierd met TKI-subsidie

van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). De realisatie en

demonstratie van de full-scale installatie gebeurt met LIFE-subsidie van de

Europese Unie en DEI-subsidie vanuit EZK.

6.5 Voorbeelden van kennisclusters

6.5.1. Chemport Europe (Groningen, Friesland, Drenthe)

Binnen Chemport Europe werken sinds februari 2017 agrarische en chemische bedrijven, kennis-

instellingen, regionale en nationale overheden nauw samen aan de ontwikkeling van kansen die

ontstaan door marktvraag op het gebied van duurzame producten en processen. Voor Noord-

Nederland is het streven om omstreeks 2030 Chemport Europe als een belangrijke groene haven

met één van de meest duurzame chemieclusters van Europa ontwikkeld te hebben. Dit is

mogelijk dankzij enerzijds een sterk bio-based chemie en recycling cluster en anderzijds de

verbinding tussen de energie sector en de agrarische sector in de regio. Dit alles maakt Chemport

Europe tot een extreem aantrekkelijke plaats voor nieuwe initiatieven en bedrijven.

Chemport Europe: Changing the nature of chemistry.

6.5.2. Source B (Limburg)

Binnen de Provincie Limburg wordt gebouwd aan een overkoepelende (kennis-)infrastructuur rond

de vier Brightlandscampussen op het gebied van materialen, gezondheid, voeding en smart

services, met biobased als crossover. De veelal (half-)open initiatieven spelen een belangrijke rol

in het vergroten van fundamentele kennis, het verspreiden van toegepaste kennis en het mede

stimuleren van regionale ondernemersinitiatieven. Het sluiten van de keten (van biomassa tot

een diversiteit aan eindproducten) met hoogwaardige en open source initiatieven wordt hiermee

met kracht ingezet. Voor Source B zijn de belangrijkste etalage-projecten de kennisintensieve

faciliteiten waarin bedrijven op eigen risico participeren (waarbij kenniscreatie een belangrijke

commerciële activiteit is geworden). Deze faciliteiten alsmede de overkoepelende

campusorganisaties hebben een enorme impact op het ondernemersklimaat en daarmee op de

Pilotinstallatie Ephyra® (zwarte tanks) bij RWZI Tollebeek

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 61 van 114

kansen voor overige ondernemers. Toepassing van deze kennis, veelal in directe combinatie met

de praktijkkennis en kunde binnen productiebedrijven leidt tot significante ontwikkelingen en

duurzame transities in het Limburgse bedrijfsleven.

Grootschalige productiebedrijven zoals Smurfit Kappa Roermond Papier, Van Houtum BV (WEPA

sinds 2017) te Swalmen, Sappi Maastricht BV, Sabic en Oci Nitrogen investeren inmiddels

miljoenen in verduurzaming van proces, ontwikkeling van technologie en de continue zoektocht

naar alternatieve bronnen. Ook andere in Limburg goed vertegenwoordigde sectoren als de

veevoederindustrie en de kunststofindustrie bewegen meer en meer naar alternatieve bronnen.

Grote(re) bedrijven geven hiermee het voorbeeld voor een enorme hoeveelheid en diversiteit aan

MKB-bedrijven die wellicht in de komende jaren het goede voorbeeld gaan volgen en zich daarbij

gesteund zien door het unieke kennis-ecosysteem. Uitdaging is om deze initiatieven (veelal lab-

pilot- demo) in de komende jaren verder te gaan vertalen naar concrete regionale economie. Het

gerealiseerde ecosysteem en hierdoor sterk verbeterd ondernemersklimaat zal daarbij een

aanzuigende werking gaan krijgen op binnenlandse en buitenlandse bedrijven. Een ontwikkeling

die reeds is ingezet en ook al zijn vruchten begint af te werpen. In de tabel hieronder zijn de

belangrijkste initiatieven weergegeven.

Tabel 6.5.2.1. Kennisinfrastructuur Limburg

6.5.3. Biorizon (Noord-Brabant)

Uitvoerder: TNO, VITO, Green Chemistry Campus, ECN

Omschrijving: In december 2013 is het shared research center voor Bio-aromaten ‘Biorizon’

officieel van start gegaan op de Green Chemistry Campus in Bergen op Zoom, wat een

samenwerking is tussen TNO, VITO en de Green Chemistry Campus. Eind 2016 is ook ECN

aangesloten bij Biorizon als kennispartner. TNO onderzoekt bijvoorbeeld, samen met

afvalverwerkingsbedrijven, of koolhydraten uit huishoudelijk afval kunnen worden gebruikt als

grondstof voor bio-aromaten. VITO zet in op het omzetten van lignine naar bio-aromaten. Bio-

aromaten kunnen behalve in bio-brandstoffen ook toegepast worden in basischemicaliën,

polymeren, polymeeradditieven, kleur-, smaak- en geurstoffen.

Productiegegevens: In 2014 is vanuit Biorizon een proefopstelling gerealiseerd die furanen

produceert uit suikers. Uit die furanen kunnen uiteindelijk bio-aromaten worden gemaakt. Begin

2016 is het SceLiO-4B project goedgekeurd waarin suikers, cellulose en lignine zullen worden

opgewerkt naar bio-aromaten. De ambitie van Biorizon is om in 2025 commerciële productie van

bio-aromaten mogelijk te maken voor industriële partners.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 62 van 114

Wat staat de technische implementatie in de weg? Op dit moment kan Biorizon op labschaal de

eerste producten leveren. Via projecten als BioHart kunnen deze door de industrie (eveneens op

labschaal) worden getest. Wanneer de tests succesvol worden doorlopen kan de verdere

opschaling plaatsvinden.

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? Sinds 2013.

Hoeveel subsidie? Biorizon is opgezet met steun van OP Zuid, vanuit het Europese Regionale

Ontwikkelingsfonds (ERDF), Interreg, TKI Chemie en co-financiering door de industrie, de

kennisinstellingen, de provincie Noord-Brabant en het ministerie van Economische Zaken en

Klimaat. In december 2017 is een overeenkomst getekend tussen de provincie en de drie

partners om gezamenlijk €10 miljoen in Biorizon te investeren. De provincie Noord-Brabant

draagt €5 miljoen bij, de drie kennisinstellingen de rest. In Biorizon zijn verder zo’n 200

organisaties betrokken die veelal aan projecten meedoen en daar ook financieel aan bijdragen.

6.5.4. BioProcess Pilot Facility (Zuid-Holland)

Uitvoerders: Bioprocess Pilot Facility B.V., met DSM, Corbion en TU Delft als partners.

Omschrijving: Universiteiten en bedrijven bouwen soms kleine proeffabrieken om de allereerste

stap van opschaling vanuit het laboratorium te kunnen onderzoeken. In Delft hebben ze de

handen ineen geslagen en één gezamenlijke faciliteit gebouwd voor de opschaling van

biotechnologische processen met biomassa als grondstof. Om bijvoorbeeld de transitie naar

lignocellulosehoudende grondstoffen mogelijk te maken wordt in de pilot plant procesonderzoek

gedaan naar de omzetting van diverse soorten derde generatie biomassa (stro, maïsstengels,

houtsnippers, etc.) in fermenteerbare suikers. Ook de zuivering en verdere opwerking vindt in

proeffabriek plaats.

De BPF (Bioprocess Pilot Facility) is gestart met de bestaande proeffabrieken van DSM, ingericht

voor onderzoek aan haar fermentatie- en opwerkingsprocessen. Deze pilot plants zijn door DSM

ingebracht in een joint venture, met Corbion-Purac en de TU Delft als partners. De BPF is een

partner in het programma BE-Basic.

Productiegegevens: De BPF is geschikt om de stap van laboratorium naar industriële schaal te

maken. Binnen de BPF zijn 8 procestechnologen en circa 20 operators werkzaam om nieuwe

biotechnologische processen te ontwerpen, uit te werken en uit te testen. De BPF is niet gericht

op het leveren van daadwerkelijk productie, hoogstens kleine hoeveelheden bestemd voor verder

onderzoek. Zeer uiteenlopende biomassa’s uit diverse reststromen kunnen worden verwerkt. De

BPF beschikt over verschillende fermentoren tot een volume van 4000 liter. De afgelopen jaren

hebben zo’n 25 externe klanten (exclusief de partners/aandeelhouders) gebruik gemaakt van de

faciliteiten, eenmalig of herhaaldelijk.

Wat staat de implementatie in de weg? De BPF neemt één drempel weg in het innovatieproces

van biobased materialen en producten. Of de uiteindelijke producten een plaats op de markt

veroveren is van vele andere factoren afhankelijk. Het productierijp maken van nieuwe

biotechnologische processen is complex en kostbaar. Veel kleinere innovatieve ondernemingen in

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 63 van 114

Nederland haken af als mogelijke klant van de BPF omdat zij de onderzoekskosten niet kunnen

financieren.

Hoeveel jaar al bezig aan het onderzoek? De open innovatie faciliteit is gestart in maart 2012 in

de oude DSM-proeffabriek. Na de verbouwing en uitbreiding met het nieuwe gedeelte voor de

voorbehandeling van biomassa en de toevoeging van een aparte unit waar onder ‘food grade’

condities kan worden gewerkt is de vernieuwde BPF geopend in maart 2015.

Hoeveel subsidie: Europa, Nederland, de Provincie Zuid-Holland, de gemeentes Rotterdam, Delft

en Den Haag, kennisinstellingen en bedrijven investeren samen €42 miljoen in de proeffaciliteit in

Delft. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat draagt €15 miljoen bij, net als de

Europese Unie via het EFRO programma (waarbij de provincie Zuid-Holland en de gemeente Delft

gezamenlijk circa €2 miljoen co-financiering leverden). De overige €12 miljoen is afkomstig van

de gemeentes en aandeelhouders.

6.6 Biobased inkopen

Er is steeds meer aandacht voor maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI), circulair inkopen en ook biobased inkopen. Een aantal provincies en gemeenten nemen hier duidelijk initiatief in, zoals de provincie Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant. Ook gemeenten als Bergen op Zoom en andere Noord-Brabantse gemeenten zijn hier actief mee bezig. In het Manifest MVI hebben zo'n honderd overheidspartijen afgesproken om werk te gaan maken van maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) in de eigen organisatie. En daarbij verder te gaan dan het toepassen van minimumeisen. De ondertekenaars van 8 december 2016 hebben zich eraan gecommitteerd om voor 1 juli 2017 een actieplan te maken, gelinkt aan de eigen ambities. In de actieplannen komen 3 hoofdelementen terug:

Op welke beleidsdoelen wilt u inzetten met MVI?

Hoe betrekt u de hele organisatie daarbij?

Welk inkoopinstrumentarium past daarbij? Deze Actieplannen MVI (waarin ook aantal met specifieke aandacht voor biobased inkopen) zijn terug te lezen op: https://www.pianoo.nl/actieplannen-manifest-maatschappelijk-verantwoord-inkopen

Er is volop gewerkt aan kennis- en ervaringontwikkeling m.b.t. biobased inkopen:

Er is een nieuwe Biobased Wegwijzer gereed met daarin het wat en waarom van biobased inkopen, er zijn kansrijke productgroepen beschreven, aandachtspunten en praktijkvoorbeelden. Hier zijn ook de ervaringen uit de pilots met biobased inkopen in meegenomen. Te vinden op: https://www.pianoo.nl/themas/maatschappelijk-verantwoord-inkopen-mvi-

duurzaam-inkopen/mvi-thema-s/biobased-inkopen/aan-slag-met-biobased-inkopen

Er is een eendaagse training georganiseerd op 12 oktober voor meer dan 30 inkopers, opdrachtgevers aanbesteders.

Er is een overzichtskaart van Nederland beschikbaar met daarop biobased inkoopprojecten (nog niet volledig): https://ez.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=d84930d2c7d4411299815f7df407e993

Ook het InnProBio project heeft officieel de online toolbox voor biobased inkopen gelanceerd – in 4 talen: Nederlands, Engels, Duits en Pools. Te downloaden via: https://www.pianoo.nl/actueel/nieuws/online-toolbox-voor-biobased-inkopen-

gelanceerd

De categoriemanagers van het Rijk zijn op de hoogte gebracht van de mogelijkheden van biobased inkopen d.m.v. een presentatie tijdens hun categoriemanagersoverleg en tijdens de circulaire ondernemersmarkt op 27 nov 2017 bij RVO.nl in Den Haag.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 64 van 114

Praktijkvoorbeelden: Evaluatie Pilot N18: Dit verslag bevat de evaluatie van de pilot rondom aanleg en vernieuwing van de N18 bij Enschede (Overijssel) waarbij voor onderdelen gekeken is of deze weg met biobased materialen gerealiseerd kan worden (maart 2017). Zie: https://www.pianoo.nl/document/13898/evaluatie-

n18-pilot-projecten-biobased-inkopen

De N272 Beek en Donk- Boxmeer is na een grondige verbouwing weer open voor verkeer. De weg is van nieuw asfalt voorzien, de bushalte in Elsendorp geschikt gemaakt voor mindervaliden en het fietspad is vernieuwd. Bijzonder is dat bij deze verbouwing op grote schaal biobased materialen zijn gebruikt (oktober 2017). https://www.pianoo.nl/externelink/n272-verbouwd-met-hergebruikte-materialen

Koffiebekers: In dit praktijkvoorbeeld (koffiebekers)wordt het proces beschreven hoe de categoriemanager Catering Rijk voor de Nederlandse overheid warme drankenautomaten met biobased bekers heeft ingekocht voor een kantoorgebouw met ca. 2400 werkplekken. Met de inkoop wilde de Rijksoverheid testen hoe het innovatie in de biobased sector kan stimuleren door biobased bekers te eisen. https://www.biobasedconsultancy.com/uploads/files/Good%20practice%20case%201_NL.pdf

N62 Tractaatweg Zeeland

Provincie Zeeland wil via biobased inkopen de transitie naar de biobased economie versnellen.

Ondernemers ontwikkelen namelijk prachtige innovatieve biobased producten maar ondervinden

bij het vermarkten/verkopen de nodige problemen want onbekend maakt onbemind. En daardoor

stagneert de ontwikkeling van de biobased economy.

Overheden kopen veel in, dat gaat om grote bedragen. Door als Provincie Zeeland waar mogelijk

het inkoopbudget te besteden aan biobased producten stimuleert de Provincie Zeeland

ondernemers om meer biobased producten te gaan produceren en ontwikkelen. Dit levert de

innovatieve ondernemers weer geld op om hun innovatieve producten door te ontwikkelen.

Provincie Zeeland is op dit moment één van de

koplopers op het gebied van bio-based inkopen in

Europa om de transitie naar een koolstofarme

/circulaire economie te stimuleren. Vanaf 1 januari

2016 doorloopt ieder aanbestedingstraject het

biobased inkoopmodel met als doelstelling om

jaarlijks minimaal 3 aanbestedingstrajecten

succesvol af te ronden waarin biobased producten

worden toegepast.

Een mooi voorbeeld van biobased inkopen bij de

Provincie Zeeland is de aanbesteding van de

verdubbeling van de N62 Tractaatweg waarvoor

een aparte BV is opgericht. Vanaf de start van het

project eind 2014 is er steeds nagedacht over een

manier waarop bij dit Design en Construct contract

biobased zou kunnen worden uitgevraagd.

Het volgende is bedacht en uitgevraagd om verplicht uit te werken in een plan van aanpak bij het

technisch management ontwerp:

1 de inschrijvers waren verplicht om in hun aanbieding bestaande biobased infraproducten op te nemen die zich al hebben bewezen: biobased geotextiel in de onderbouw (leverancier T&F) en biobased boomankers bij het planten van bomen (leverancier Natural Plastics).

2 de inschrijvers hebben producten kunnen kiezen uit een voorgeschreven keuzemenu met drie opties: I. geleiding, II. Wegverharding en III. Meubilair

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 65 van 114

3 Daarnaast is aan de inschrijvers gevraagd om een pilot met de toepassing van één of meer biobased infraproducten te formuleren die bij de uitvoering van het werk moet worden gerealiseerd.

In de concurrentiegerichte dialoog is hierover van gedachten gewisseld tussen de opdrachtgever

en de inschrijvers. Het plan van aanpak maakte dus geen onderdeel uit van de EMVI criteria maar

is wel onderdeel van het contract.

De winnaar van de aanbesteding Boskalis heeft naast het verplichte onderdeel het volgende

aangeboden: 4 Voor het keuzemenu is gekozen voor het onderdeel "Geleiding". Dat betekent dat op het

onderliggend wegennet en langs de basaltonstenen onder kunstwerken halfverharding wordt toegepast van biopolymeer. Dat bestaat grotendeels uit aardappelzetmeel.

(leverancier Rodenburg). 5 Voor de pilot is aangedragen om schrikhekken te ontwikkelen en toe te passen die zijn

gemaakt van biocomposiet materiaal. Doel is om te bezien of dit kan worden gedaan op basis van natuurvezels en hars.

6.7 Conclusies

De gegevens in dit hoofdstuk laten zien dat er sprake is van een groot aantal bedrijven dat actief

is binnen de biobased economy. Daar waar we vorig jaar nog 1110 bedrijven en organisaties

telden, zien we nu 1258 organisaties, een toename van 13%. Ongeveer 80% hiervan blijken MKB

bedrijven te zijn. Er zijn 285 bedrijven die zich specifiek met biobased materialen en chemicaliën

bezig houden en 122 daarvan zitten in de chemische sector.

Veel provincies adresseren biobased economy als onderdeel van de circulaire economie. De

regionale schaalgrootte past bij uitstek bij de biobased economy. Bedrijven, overheden en

kennisinstellingen in de regio versterken elkaars activiteiten op dit gebied, zodat er een goede

kennisinfrastructuur ontstaat waarbinnen innovatieve biobased (half)producten ontwikkeld

worden. Veelal zijn de reeds aanwezige grote industrieën (zoals de suikerindustrie,

aardappelindustrie, zuivelindustrie, chemische industrie of papierindustrie) bepalend voor de

richting waarin een regio zich binnen de BBE specialiseert.

Alle voorbeeldbedrijven zitten duidelijk nog aan het begin van de vermarkting. Er zijn eerste

batches of producten geleverd en daar is al veel werk in gaan zitten. De hoeveelheden die

geproduceerd zijn, zijn echter nog klein en nog niet echt meetbaar in de landelijke statistiek.

De voorbeeldprojecten die dit jaar zijn opgenomen in deze rapportage doorlopen net als andere

projecten alle stadia van de innovatiecylus. Het is onvermijdelijk dat ze daarbij tegen problemen

oplopen. Zo is het nog niet zo simpel om een reststroom als bermgras op te werken als grondstof

voor een biocomposiet paal. Om een plek op de markt te kunnen veroveren moeten ook biobased

innovaties hun prestaties op de lange termijn of op full scale bewijzen, door middel van pilots en

demo’s (bio-asfalt, Ephyra). Dit zijn prijzige trajecten die door kleine bedrijven niet altijd

gedragen kunnen worden, zelfs als er een pilotfaciliteit klaar staat. Als er nog niet sprake is van

voldoende schaalgrootte van een biobased alternatief is de prijs vanzelfsprekend hoger dan van

de oude vertrouwde optie. Dit heeft tijd nodig, maar bij bio-asfalt zijn de vooruitzichten gunstig.

Andere innovaties hebben er zodanig last van dat een levensvatbare businesscase er niet in zit

zonder beprijzing van CO2-uitstoot. Voor iedere nieuwe toepassing van een innovatie zijn weer

nieuwe partners in een sector nodig. Ook het opbouwen van zo’n nieuw netwerk kost tijd.

Tenslotte kan complexe wetgeving de introductie vertragen van een biobased innovatie in een

nieuwe toepassing.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 66 van 114

Bijlage A BBE per regio in detail

A.1 Biobased economy in Fryslân

BBE Visie en ambitie, samenwerking en organisatie

BBE Visie

De Friese Grondstoffen Agenda (FGA) is de belangrijke leidraad op het gebied van de biobased

economy (BBE) voor de provincie Fryslân. Deze agenda is in de organisatie verankerd in drie

beleidsvelden: Circulaire Economie (sluiten van materiaalketens), Duurzame Energie

(energiebesparing door duurzaam grondstoffenbeheer) en Landbouw & Voedselproductie

(cascaderen van biomassa, bodemkwaliteit, biodiversiteit en voedselkwaliteit). De provincie

stimuleert ketensamenwerking om integraal aan de gestelde doelen van de genoemde

beleidsvelden te werken. Op deze wijze zijn al diverse ketens succesvol gesloten, d.w.z. dat

materialen behouden blijven in de keten en niet verloren gaan door bijv. verbranding of in

kwaliteit achteruitgaan door ‘downcycling’. Door het sterk landelijke en agrarische karakter van

de provincie is de beschikbaarheid van biomassa aanzienlijk. Uit een onderzoek van KNN is

gebleken dat het gaat om minstens 12,7 miljoen ton op jaarbasis. Omgerekend in droge stof is

dit ruim 2 miljoen ton/jaar, na water verreweg de grootste massastroom in Fryslân.

Biomassa wordt vaak gezien als organische reststroom (ofwel ‘afval’) en niet als waardevolle

grondstof omdat deze niet zelden een negatieve waarde vertegenwoordigt. Gebleken is dat

ondanks een groot overschot aan organisch materiaal in de provincie het organischestofgehalte

van het agrarische areaal nog steeds sterk terugloopt en op sommige percelen soms zelfs

kritische waarden van rond de 2% heeft bereikt (een bodem met een gehalte van 1,7% aan

organische stof wordt getypeerd als ‘pre-desert’). Aan de bodem worden bovendien steeds

hogere eisen gesteld omdat gestreefd wordt naar steeds hogere productieniveaus. Daardoor

staan niet alleen de bodemvruchtbaarheid maar ook de biodiversiteit en voedingskwaliteit onder

toenemende druk. Wissel- en combinatieteelt, rotatie van oogstresten en toepassing van daartoe

geschikte biomassa als bodemverbeteraar (na bewerking, zoals compostering, fermentatie dmv.

Bokashi en behandeling met Agrimestmix) zijn bewezen methodieken voor het behoud van

bodemvruchtbaarheid (fysisch, chemisch en biologisch). Het verdient de voorkeur de verwerking

en toepassing van biomassa zo dicht mogelijk bij de bron te laten plaatsvinden om onnodige

transportbeweging te voorkomen en regionale werkgelegenheid te stimuleren. Organische

reststromen die voor industriële toepassingen worden ingezet, zoals voor de productie van biogas

en bioplastics, zijn vaak niet meer beschikbaar c.q. ongeschikt om te gebruiken als

bodemverbeteraar of als meststof. Dit geldt soms ook voor het restant van biomassa dat

overblijft na vergisting (digestaat).

Bodemvruchtbaarheid (een betere term is ‘bodemvitaliteit) is in de BBE vaak nog geen criterium,

maar zou dit wel moeten zijn. De algemeen gehanteerde definitie voor BBE is hier mede debet

aan. Een voorbeeld ter illustratie: compost voor bemesting is volgens de definitie BBE, omdat

daarmee fossiele nutriënten worden vervangen. Compost als bodemverbeteraar daarentegen

(agrarisch organisch materiaal vermengen met de bodem) wordt niet gezien als BBE, maar maakt

wel onderdeel uit van de circulaire economie. Door de provincie Friesland wordt de BBE als

onderdeel van de circulaire economie beschouwd en zijn bodemvitaliteit en BBE-toepassingen van

organische reststromen wel sterk aan elkaar gerelateerd. Door middel van ‘cascadering’ wordt

getracht een zo hoog mogelijke waarde uit biomassa te creëren en (maatschappelijke) kosten te

besparen.

BBE Ambitie

De provincie Fryslân werkt aan een toekomstbestendige economie waarin het Friese MKB kan

innoveren en groeien, om zo snel in te kunnen spelen op de dynamische mondiale economie.

Hiervoor is de beschikbaarheid en ontwikkeling van steeds nieuwe kennis van essentieel belang.

Uiteindelijk gaat het enerzijds om de werkgelegenheid in Fryslân; het ondersteunen van het

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 67 van 114

bestaande Friese bedrijfsleven en het aantrekken en opstarten van nieuwe ondernemingen.

Anderzijds gaat het om een duurzame economie die in harmonie is met natuur en omgeving. De

provincie stimuleert zaken die zich rechtstreeks daarop richten (bijvoorbeeld biobased en

circulaire economie, natuurinclusieve landbouw) en houdt daar rekening mee bij de overige

ondersteuningskeuzes. De provincie levert in de coalitieperiode 2015-2019 een bijdrage aan de

doelen, langs vijf sporen:

• Faciliteren en begeleiden van MKB

• Beschikbaar stellen van kapitaal

• Versterken van menselijk kapitaal

• Acquisitie en faciliteren start-up’s

• Branding /internationaal ondernemen

Op basis van deze vijf sporen is in december 2015 in samenspraak met het veld een nieuwe

economische beleidsbrief opgesteld “Wurkje mei Fryslân”. Deze is door GS vastgesteld. De focus

ligt daarbij op het ondersteunen van het Friese MKB in brede zin, met als belangrijk doel een

economie die sociaal, ecologisch, economisch en technologisch bijdraagt aan een gezonde

maatschappij. In dat kader heeft de provincie aandacht voor biobased economy/circulaire

economie, zorgeconomie en cross-sectorale innovatie. In de beleidsbrief economie staat dat een

groot deel van het innovatiepotentieel in Fryslân zich met name bevindt tussen de sterke

sectoren. Circulaire economie wordt benoemd als een wenkend perspectief waarlangs dit cross-

sectorale innovatiepotentieel bevorderd en verzilverd kan worden.

Voor de provincie Fryslân is door KNN een analyse uitgevoerd naar de meest relevante

beschikbare biomassa(rest)stromen binnen de provincie, die interessant zouden kunnen zijn om

optimaler in te zetten. Op basis van het onderzoek is een top 5 vastgesteld van rundveemest,

zuiveringsslib, bermgras, groente-, fruit- en tuinafval (GFT) en organische natte fractie uit

huishoudelijk afval (ONF) en organisch afval uit de voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI).

Door middel van cascadering van biomassa streeft de provincie naar optimale valorisatie van

deze reststromen door het slim combineren van meerdere be- en verwerkingstechnieken

(cascadering) en zo lokaal mogelijke toepassingen. Door het vormen van consortia wordt het

sluiten van de biomassaketen mogelijk en ook economisch interessant gemaakt. Het doel dat de

provincie daarmee nastreeft is het traditionele economische lineaire model om te bouwen naar

circulair denken en doen. Als stip op de horizon dient ‘Friesland - fosfaatneutrale provincie’, met

een integrale aanpak vanuit de FGA, de landbouw-, water- en bodemagenda.

Cascadering

Door bewerkingsstappen

slim te organiseren en in

de juiste volgorde, kunnen

de verschillende

waardevolle componenten

van biomassa optimaal tot

waarde worden gebracht.

De waardepyramide kan

daarbij een belangrijk

hulp- en sturingsmiddel

zijn, zoals in de figuur

hiernaast wordt uitgebeeld

Organisatie vanuit de regio rond visie/ambities

Naast een besparing op kosten en (primaire) grondstoffen kan een circulaire economie tevens een

forse bijdrage leveren aan de doelen op het gebied van energiebesparing en verduurzaming van

de landbouw. De uitvoering van het programma gebeurt daarom vanuit verschillende

beleidsvelden: vanuit het Provinciaal Milieubeleidsplan en Circulaire Economie (duurzaam

grondstoffenbeheer), onder het Uitvoeringsprogramma Duurzame Energie (energiebesparing en

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 68 van 114

duurzame energie-opwekking) en Landbouw & Voedselproductie (natuurinclusieve landbouw, met

oog voor bodemkwaliteit, biodiversiteit en voedselkwaliteit).

Bij cascaderen van biomassa wordt een integrale ketenaanpak

gebruikt (zie figuur hiernaast). Deze methodiek is ontwikkeld door

de Vereniging Noorden Duurzaam. Uitgangspunt is dat alle

schakels in de keten die nodig zijn om de kringloop van een

bepaalde biomassastroom te sluiten vertegenwoordigd zijn bij de

processen en de verdere projectontwikkeling. Dat lukt pas goed als

alle schakels in de keten er beter van worden. Alleen dan blijft het

vliegwiel autonoom draaien. De processen worden bij voorkeur

vraaggestuurd ingestoken. De samenstelling van gevormde

consortia kan sterk variëren. Van belang is steeds dat beschikbare

biomassa zoveel mogelijk lokaal/regionaal wordt bewerkt en

toegepast. In Friesland wordt door 3 personen geheel of

gedeeltelijk aan BBE gewerkt wat neerkomt op 1,5-2 FTE.

Innovatie-instrumenten MKB (subsidies en financieringsmogelijkheden)

Een belangrijk deel van de ondersteuning voor het MKB wordt aangeboden via het Europees

Fonds voor Regionale ontwikkeling OP EFRO (Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland

2014-2020 en via Interreg (Europese Territoriale samenwerking). Aanvullend is er de MIT

(Innovatie-instrumentarium Regio en Topsectoren).

In Noordelijk verband is er onder meer de Subsidieregeling Valorisatie (Versneller Innovatieve

Ambities 2016, VIA). Dit is een regeling voor product-, dienst- en procesontwikkeling voor het

MKB. De Tender Valorisatie is voor het doorvoeren van product-, dienst- en procesinnovaties.

Daarnaast is er de Subsidieregeling kennisontwikkeling en de Call proeftuinen.

Op provinciaal niveau is er voor innovaties het Doefonds voor risicodragende financiering in de

vorm van achtergestelde leningen en/of aandelenkapitaal. Daarnaast zijn er

financieringsmogelijkheden via Wurkje mei Fryslân, het FSFE-fonds en via zogenaamde Esco-

constructies. De financieringsmogelijkheden zijn bedoeld voor het stimuleren van innovaties op

het gebied van duurzame energie en energiebesparing. De provincie stelt ook middelen

beschikbaar voor co-financiering voor Europese en Rijks subsidieprogramma’s

(EFRO/EZ/Interreg/Waddenfonds). Daarnaast is er de Subsidieregeling Plattelandsprogramma

(POP3) Fryslân 2014-2020 voor onder meer kennisoverdracht en investeringen in innovaties in de

landbouw. Om innovaties te stimuleren voor verminderen van emissies van broeikasgassen en

het binden van CO2 door de landbouw werkt de provincie momenteel aan de realisatie van een

CO2 fonds.

Samenwerking met andere regio’s

Voor versnelde ontwikkeling van duurzame energie in het algemeen en daarmee ook van energie

uit biomassa wordt binnen de noordelijke provincies veelal een beroep gedaan op de Stichting

Energy Valley. Verder financieren de noordelijke provincies gezamenlijk de clusterorganisatie

Greenlincs. Greenlincs ondersteunt groene en biobased ideeën van innovatieve ondernemers.

Verder speelt ook de NOM (Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij Noord-Nederland) een

belangrijke rol op het gebied van BBE in Noord-Nederland. De genoemde initiatieven zijn mede

ontstaan vanuit de Noordelijke Innovatie Agenda, waarin groene grondstoffen en materialen

belangrijke pijlers zijn. Naast de onderlinge samenwerking in noordelijk verband, wordt er ook

samengewerkt met andere ontwikkelingsmaatschappijen voor landelijke clustervorming rond MKB

en BBE en vindt er samenwerking over de grens plaats via onder meer het Interreg-project

agrobiopolymeren. Recentelijk is onderzoek verricht naar de kansen in Noord-Nederland m.b.t.

BBE. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de het rapport ‘North4bio’. Voor Fryslân liggen er

belangrijke kansen op het gebied van het zogenaamde eiwitspoor.

Fryslân onderschrijft het belang van een vitale bodem en heeft bij Interreg/North Sea Region een

aanvraag voor subsidie ingediend voor het project BIOCAS100%. De aanvraag is inmiddels

gehonoreerd. Het project is in september 2017 van start gegaan en loopt tot eind 2020. Vier

landen van de North Sea Region zijn in dit project vertegenwoordigd: Duitsland, België,

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 69 van 114

Denemarken en Nederland. BIOCAS100% heeft als doel een zo hoog mogelijke waarde uit

biomassa te creëren door middel van cascadering en samenwerking in de keten. Het

terugbrengen naar de bodem van biomassa of resten daarvan die overblijven na extractie van

waardevolle componenten (bioceuticals, mineralen, suikers, eiwitten, vezels etc.) heeft een

belangrijke plaats in het project. Met BIOCAS100% wordt ook een koppeling gelegd naar

SWITCH, het noordelijke uitvoeringsprogramma rond het Energieakkoord en wordt invulling

gegeven aan de wens van de EU (COM 2014 - “Naar een circulaire economie” , september 2014)

en de brief hierover van voormalig minister Timmermans aan de Tweede Kamer.

Belangrijke betrokken stakeholders in Nederland

Belangrijke stakeholders zijn: Energy Valley, Greenlincs, NOM, KNN, WUR, RUG, Stenden, NHL,

VHL, LTO Noord, Omrin, Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018, Dairy Campus, programma

Wurkje Mei Fryslân, Agriton, Rinagro, Limm Recycling en EDR.

BBE projecten

De projecten waaraan in Fryslân wordt gewerkt staan in onderstaande grafieken. Hierin zijn de

bekende Friese projecten meegenomen, voor zover daar voldoende achtergrondinformatie over

beschikbaar was. Agro(rest)stromen en mest zijn zowel qua aantallen projecten als qua

geïnvesteerde euro’s de belangrijkste inputbron. Daarnaast valt ook een aantal projecten op met

nutriëntenterugwinning (10). Deze projecten gebruiken allemaal als grondstof mest en

reststromen. In de databse vallen ook verschillende projecten op die gericht zijn op de

ontwikkeling van machines voor agrarische processen of raffinage om deze processen te

verbeteren. Deze zijn opgenomen onder onbekend/anders. Omdat er relatief veel financiële

informatie van SDE projecten beschikbaar is en omdat daarmee de leesbaarheid afneemt is ook

een extra plaatje opgenomen met projectinvesteringen zonder energieprojecten in figuur A.1.5.

Ten opzichte van vorig jaar is de financiële informatie verbeterd, die is nu van meer dan 80% van

de niet- energieprojecten bekend.

Figuur A.1.1 Aantal BBE projecten van Fryslân ingedeeld naar grondstofstromen

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 70 van 114

FiguurA.1.2 Aantal BBE projecten van Fryslân ingedeeld naar beoogde toepassing of resultaat

FiguurA.1.3 Totale projectinvesteringen in Fryslân verdeeld over de grondstofstromen

Figuur A.1.4 Totale projectinvesteringen in Fryslân verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 71 van 114

Figuur A.1.5 Totale projectinvesteringen in Fryslân verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat zonder energieprojecten

A.2 Biobased economy in Groningen

BBE visie en ambitie, samenwerking en organisatie

BBE visie

Gestart binnen het Economisch Actieprogramma (2012-2015) was de biobased economy één van

de thema’s waar de provincie zich op wilde profileren; onder het nieuwe College van GS sinds

2015 is biobased economy een van de prioritaire thema's gebleven. Het thema BBE is inmiddels

een onderdeel geworden van het (overkoepelende) beleidsspeerpunt Circulaire Economie van de

provincie.

BBE Ambitie

De provincie Groningen stelt zich als belangrijkste doelen 1. Een competitieve groene driehoek (agro, chemie, energie) gebaseerd op de speerpunten

CE en BBE

2. Versnellen van strategische investeringen in het BBE-ecosysteem

3. Verbeteren van ondernemings- en vestigingsklimaat door samenhangend

financieringslandschap; verbeterde 'branding' regio; intensivering van acquisitie; utilities

en energie-infra

4. Verbinden van Chemie- en Agro-industrieel cluster met kennis- en opleidingsclusters

(ZAP, CCC, Energy Academy, Kenniscentrum bioraffinage, etc).

5. Internationalisering

Organisatie vanuit de regio rond visie/ambities

Zowel de provincie Groningen als de noordelijke provincies gezamenlijk zetten in op de

speerpunten CE en BBE en hebben daartoe ook een bijbehorende interne organisatie gecreëerd.

Gedrieën financieren zij ook de clusterorganisatie Greenlincs (voor AgroFood en BBE).

Greenlincs (ondergebracht bij de NOM) ondersteunt o.m. groene en biobased ideeën van

innovatieve ondernemers via ontwikkeling van projecten en business cases. De NOM

(Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij Noord-Nederland) speelt verder ook een belangrijke

rol op andere vlakken rond CE en BBE als ontwikkelaar van de roadmap BBE Noord-Nederland en

voor financiering en investeringsgeld in brede zin. Voor versnelde ontwikkeling van duurzame

energie algemeen en daarmee ook van energie uit biomassa wordt binnen de noordelijke regio

veelal een beroep gedaan op de Stichting Energy Valley.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 72 van 114

Verder ondersteunt de Provincie Groningen de biobased initiatieven ook financieel, bijvoorbeeld

via het Innovatief Actieprogramma Groningen (IAG), de regeling Innovatief en Duurzaam MKB

(ID-MKB), de VIA (Versneller Innovatie Ambitie), een Proeftuinregeling en het Waddenfonds om

de meest in het oog springende te noemen.

Binnen de provincie Groningen werken 2-3 FTE direct voor BBE/CE.

Provinciale en regionale subsidies/fondsen - Innovatief Actieprogramma Groningen 4, waarin de fasen experimenteel en industrieel

onderzoek worden ondersteund. Totale budget is €5,7 miljoen over 3 jaar (uitgeput begin

2016 door succes), aandeel BBE is 25%.

- Subsidie Innovatief en Duurzaam MKB Groningen voor de fase demonstratie. Deze

subsidie heeft een budget van €2,4 miljoen over 2 jaar (t/m 2017). Aandeel BBE betreft

circa 25%.

- De regionale investeringssteun Groningen RIG (investeringssteun CAPEX). Een looptijd

van 4 jaar vanaf 2014 met algemene onderwerpen; beschikbaar budget in meerdere

tranches van €10 miljoen.

- Economic Board Groningen (EBG). Een organisatie die de economie in het aardbevings-

gebied een nieuwe impuls wil geven. Naast advies ook financiële middelen, o.m.:

een Groeifonds (veel opties tot max. € 2,5 mln. financiering)

een EBGadviesregeling voor het MKB bij het SNN (max. € 2500,-)

een EBGinnovatieregeling (max. 50k onder voorwaarden € 75k)

een Ondernemersimpuls Noord-Groningen (krediet tot € 100k)

- Call proeftuinen NNL (eveneens een onderdeel van EFRO) vanaf februari 2016 met als

onderwerp samenwerkende schakels in cross-over keten met nadruk op laatste schakels

en eindgebruikers).

- Binnen OP EFRO Noord wordt er gewerkt aan een nieuwe regeling, voor m.n. het MKB,

die gericht is op meer samenhang en structuur in het Noordelijk innovatie-ecosysteem.

Dat moet leiden tot meer samenhangende economische sterktes op nieuwe gebieden van

de next economy (waaronder CE en BBE).

- De Regeling IKS (Innovatieve Kwaliteitssprongen in de Landbouw). Doorlopende regeling

met klein budget (€ 200k) om aan de landbouwkant innovaties te bevorderen, ook aan de

BBE kant.

- Waddenfonds, fonds voor projectinvesteringen in Waddengebied (in brede zin) op

grensvlak van economie en ecologie/natuur. Jaarlijks tenders met specifieke thema's.

Budget enkele miljoenen per jaar.

Opvallende zaken

De provincie Groningen lijkt met een flinke agrarische sector, voedingsindustriebedrijven als

Avebe, Suikerunie etc. en de havens van Delfzijl en Eemsmond een goede basis te hebben voor

verdere ontwikkelingen op het gebied van de Biobased economy. De provincie Groningen wil zich

in de toekomst focussen op vijf thema’s:

1. Gewassen verwaarden tot biobased eindproducten: bijvoorbeeld aardappelzetmeel

gebruiken voor verpakkingsproducten en algen als diervoeder.

2. Bouwen met eiwitten en koolhydraten: meer kennis ontwikkelen over agrigrondstoffen en

hun toepassing in de agribusiness.

3. Groene bouwblokken voor de chemie: het voortbouwen op kennis van de RUG en bedrijven

rond biochemie en biofysische chemie over bijvoorbeeld methanol, azijnzuur en BioBTX.

4. Van vezels en bio-polymeren naar concrete toepassingen: bijvoorbeeld biovezels gebruiken

voor tapijt.

5. Innovatieve teeltmethoden: die inspelen op de marktbehoefte van de agribusiness en de

chemie.

2016 was op verschillende onderdelen van de BBE-ontwikkeling een heel oogstrijk jaar voor

Groningen.

1. Het actieplan Willems "Chemiecluster op stoom" is gericht op de ontwikkeling van het

chemiecluster Eemsdelta tot een sterk chemiecluster met een breed portfolio aan producten

gebaseerd op groene grondstoffen (biobased) in samenhang met de kansen die de omgeving

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 73 van 114

biedt. In 2016 zijn meerder stappen voorwaarts gemaakt. Er is een Value Proposition Chemport

Europe gemaakt, een propositie voor acquisitie van bedrijven waarbij de twee chemieclusters

Delfzijl en Emmen worden neergezet in verbinding met de perspectiefvolle omgeving (uitgebreid

kennissysteem, havens, energie, het agro-industriële achterland). Kick-off was 7 februari 2017.

Er wordt in 2017 ook een industrieagenda gemaakt.

2. In december 2015 zijn Groningen en Drenthe door de EU verkozen tot een van de 6

voorbeeldregio's voor BBE en vergroening van de chemie. Een tussentijdse Investment Readiness

Assessment specifiek voor deze regio is op 26 en 27 januari 2017 besproken met 2 grote groepen

betrokken bedrijven. De opstellers van het eindrapport hebben de resultaten van deze sessies

daarin opgenomen. Afsluitende bijeenkomst: 14 september 2017.

3. In het rapport 'Noord4Bio' (2015) zijn vier kansrijke clusters voor BBE in N-NL geprioriteerd. Er

is een mindmap gemaakt met grondstofstromen tussen Emmen en Delfzijl. Deze mindmap wordt

gebruikt om de samenwerking tussen bedrijven in Emmen en Delfzijl te stimuleren. Het rapport

'Noord4Bio' en de value proposition Chemport Europe vormen de komende jaren het

aangrijpingspunt voor het in samenhang implementeren van de CE/ BBE-activiteiten in Noord-

Nederland. Dit zal gebeuren onder de vlag van Chemport Europe. De drie noordelijke provincies

hebben een Engelstalig promotiefilmpje gemaakt dat heel goed ontvangen is; zie website en You

Tube op term Noord4bio dan wel Chemport EU.

4. Het aardappelzetmeel- en eiwittenconcern Avebe heeft besloten haar R&D en

marketingactiviteiten te bundelen op het Campus Groningen terrein Zernike. Dit significante

cluster is een zeer waardevolle aanvulling op de bio-economie activiteiten die op het Zernike

terrein van de RUG en de Hanzehogeschool worden ontplooid. De eerste paal van dit gebouw is

geslagen op 13 juli 2017, opening van de nieuwbouw is eind 2018. Deze nieuwbouw is vlak bij de

Zernike Advanced Processing (ZAP) facility waar bedrijven en kennisinstellingen elkaar ontmoeten

om praktijkproeven uit te voeren en studenten (MBO, HBO, universitair) ervaring op kunnen doen

in opschaling na de laboratoriumfase. De educatiehal van ZAP is al in bedrijf, de innovatiefaciliteit

wordt binnenkort gebouwd.

5. In oktober 2016 is een MKB-coöperatie voor BBE in N-NL opgericht. Door de krachten te

bundelen kunnen de extra handjes gezamenlijke activiteiten voor deze MKB’s doen die anders

blijven liggen. Ook de kennisinstellingen hebben zich in 2016 verenigd in een platform en wel

onder de naam BERNN, Biobased Economy Region Northern Netherlands. Een verdere uitbouw en

integratie van het innovatie ecosysteem ligt in het verschiet.

6. De provincie Groningen heeft dit jaar van circulaire economie een prioriteit gemaakt. Een

kwartiermaker heeft een plan van aanpak gemaakt dat in 2017 tot uitrol moet komen. De

samenwerking met Drenthe en Fryslân is hierbij van groot belang. Een uit te voeren

grondstofstromenanalyse vormt daarvoor de basis. Een groot N-NL congres rond Circulaire

Economie (en BBE) is gepland op 5 oktober 2017.

Samenwerking met andere regio’s

Naast de samenwerking tussen de noordelijke regio’s (met Fryslân en Drenthe), wordt er ook

samengewerkt met andere ontwikkelingsmaatschappijen voor landelijke clustervorming rond MKB

& BBE en vindt er samenwerking over de grens plaats via onder meer de Interreg-VA projecten

Bio-Economy for non-food applications en Food2020.

Belangrijke betrokken stakeholders

Belangrijke stakeholders zijn: Suiker Unie, AKZO Chemie, Avebe, Eska papier, Ten Kate Vetten,

BioBTX, BioMCN, Avantium, TCEGoFour, Algaecom, DunAgro, Hempflax, PEZY Product Innovation,

Bioclear, KNN Advies, Syncom, Chemcom, Dynaplak, Contitank, Waterschappen, Energy Valley,

Greenlincs, NOM, KvK, Groningen Seaports (GSP), LTO Noord, Samenwerkende Bedrijven

Eemsdelta (SBE), Dutch Biorefinery Cluster (DBC), Eems-Dollard RegioEDR, Provincie Groningen,

RUG, HanzeHogeschool, Noorderpoort College, CCC (Carbohydrate Competence Centre),

BiobRUG; Innovatie Veenkoloniën, PGAI/Plant Value, DPI-VC, MKB coöperatie BBE-NNL en

platform BERNN.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 74 van 114

Contactpersonen Bio-Economie voor de belangrijkste stakeholders

Provincie Groningen: Pieter-Jan Bouwmeister, NOM: Eisse Luijtjens en Errit Bekkering.

BBE projecten

De projecten van Groningen staan in onderstaande grafieken. Agro(rest)stromen zijn daarbij

zowel qua aantallen projecten als qua geïnvesteerde euro’s de belangrijkste grondstof-inputbron

met daarnaast dus energie aan de outputzijde. Tevens springen bij de output (toepassingsgebied)

projecten met bio-materialen en bio-producten er qua geïnvesteerde euro’s en aantallen duidelijk

uit (23 projecten). Dit zijn onder meer projecten met aardappelen, bio-kleefstoffen en

hennepvezels. Omdat energie zo overheersend is, is ook een apart plaatje opgenomen zonder

energie, om de projectinvesteringen in de andere categorieën beter leesbaar te maken (fig.

A.2.5). Opvallend is dat van 85% van alle projecten de investeringen bekend zijn, dat maakt de

financiële informatie van deze regio betrouwbaar.

Figuur A.2.1 Aantal BBE projecten van Groningen ingedeeld naar grondstofstromen

Figuur A.2.2 Aantal BBE projecten van Groningen ingedeeld naar beoogde toepassing of resultaat

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 75 van 114

Figuur A.2.3 Totale projectinvesteringen in Groningen verdeeld over de grondstofstromen

Figuur A.2.4 Totale projectinvesteringen in Groningen verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat

Figuur A.2.5 Totale projectinvesteringen in Groningen verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat zonder energieprojecten

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 76 van 114

A.3 Biobased economy in Drenthe

BBE Visie en ambitie, samenwerking en organisatie

BBE Visie

De provincie Drenthe heeft de volgende uitgangspunten opgenomen in het Drentse actieplan

‘Drenthe koerst naar een biobased economy':

1. Biomassa vooral inzetten voor hoogwaardige doeleinden

2. Met name focussen op de pijlers groene (vezel)chemie en agribusiness/tuinbouw

3. Aanwezigheid stimuleren van kennisinstellingen die zich bezig houden met toegepast i.p.v.

fundamenteel onderzoek om te komen tot valorisatie. Voorbeelden zijn Centre of Expertise-Smart

Polymeric Materials (CoE-SPM), STENDEN PRE (Polymer Research), KANON (gelinkt aan de WUR)

en het Hilbrands laboratorium.

BBE Ambitie

De BBE behoort tot de prioriteiten binnen het collegeprogramma van de provincie Drenthe. De

provincie wil bijdragen aan een transformatie naar deze BBE. Daartoe wil ze beschikken over een

volwaardig kenniscluster BBE. Een cluster: waarvan (vezel)chemie en tuinbouw/agribusiness de onderscheidende elementen

vormen;

waar bedrijfsleven en kennisinstellingen elkaar gemakkelijk weten te vinden;

dat goede verbindingen heeft met relevante partijen buiten de regio (incl. het

buitenland).

Overigens staat ze hier niet alleen in. Op lokaal niveau is de gemeente Emmen een belangrijke

partner. Als thuishaven van het chemiecluster en een tweetal tuinbouwconcentraties is ook

Emmen erop gericht de vergroening van de economie te versnellen. Provincie en gemeente

trekken daarin nauw met elkaar op.

Organisatie vanuit de regio rond visie/ambities

Binnen de provincie Drenthe vinden de activiteiten binnen de tuinbouw en agribusiness vooral

plaats onder de kapstok van Plant Value. Tevens is een innovatiemakelaar actief met als doel

BBE-innovaties binnen deze sectoren te versnellen en hen te linken aan bedrijven verderop in de

keten.

Voor de groene (vezel)chemie is een stuurgroep tot stand gekomen waarin de 3 O’s

(ondernemingen, onderwijs en overheid), vertegenwoordigd zijn. Onder de vlag van SUSPACC

(Sustainable Product And Chemical Clusters) opereert de taskforce groene chemie Drenthe. Deze

taskforce houdt zich bezig met de ontwikkeling van projecten en businesscases, netwerk,

positionering en profilering. SUSPACC zelf is een recent opgericht bedrijvennetwerk van MKB-ers

uit de chemie en/of maakindustrie, die allen actief zijn binnen het veld van de groene economie.

Op diverse niveaus vindt overleg plaats tussen de verschillende pijlers binnen de BBE. Als

voorbeeld kan de verwerving van de CoCi status (Centre for open Chemical Innovation) voor het

groene chemiecluster worden genoemd. Een kar die in eerste instantie getrokken wordt door de

kennisinstellingen STENDEN (Emmen) en Windesheim (Zwolle), maar waar ook Emmtec en de

overheden nauw bij betrokken zijn. Deze samenwerking heeft vorm gekregen via het in het leven

roepen van Green PAC. Green PAC heeft zich ontwikkeld tot een open innovatiecentrum op het

gebied van (groene) kunststoffen, vezels en composieten dat initiërend is voor een

'businessdriven' kennisontwikkeling.

Ook tussen de kennisinstellingen zelf is sprake van afstemming. Dankzij de aanwezigheid van het

CoE-SPM (HBO) en het Centrum Duurzame Chemische Technologie (CIV-DCT; MBO) en hun

praktijkgedreven interactie met het bedrijfsleven, is de cirkel onderwijs toegepast onderzoek

bedrijvigheid compleet.

De provincie Drenthe en de gemeente Emmen financieren daarnaast de uitvoering van een

compleet communicatie-programma rond de BBE, gericht op de ‘branding’. Naast het gebruik van

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 77 van 114

meer traditionele media (ontwikkeling van de site biobaseddrenthe.nl, participaties in vakbladen,

etc.) worden ook nieuwe communicatiewegen bewandeld.

Opvallende zaken

Het chemiecluster in Emmen heeft na een dieptepunt rond 2010 een positieve ontwikkeling

doorgemaakt. Het momentum is nu daar om een volgende stap te zetten. Onlangs is daarvoor

een strategie voor de komende jaren opgesteld. Uitgaand van een bepaald ambitieniveau is

aangegeven welke stappen genomen moeten worden om dat te bereiken. Eén van de

opvallendste zaken daarbij, is het van de grond komen van een bedrijvennetwerk: acht midden-

en kleinbedrijven uit de groene chemie en verwante maakindustrie hebben zich onlangs verenigd

in een stichting. Deze heeft als doel het groene chemiecluster in Emmen e.o. verder te

versterken.

In 2017 heeft de provincie Drenthe een film gemaakt over biobased en circulair Drenthe waaruit

de kracht van de provincie blijkt en veel nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen. https://www.youtube.com/watch?v=wTtpB8C0M88

Het Groene Chemie cluster in Emmen is sowieso flink in ontwikkeling. Dat bleek tijdens de

tweede editie van het Biobased Business Event Emmen, dat plaats vond op het Emmtec Industry

& Businesspark. Op deze uitzonderlijke locatie bezochten zo’n 650 bezoekers de bijna 80

organisaties op de beursvloer. Tijdens de vorige editie werd de belofte uitgesproken dat er werk

gemaakt zou worden mét de biobased economy. Het resultaat een jaar later mag er zijn. Met o.a.

de ontwikkeling van de eerste BioPET100 verpakking voor cosmetica (een 100% biobased

polyester, zie §6.4.7) en de vestiging van Fiby Products in Emmen.

Ook op noordelijk niveau werken de provincies samen om innovaties onder het bedrijfsleven te

bevorderen. Zo financieren zij gezamenlijk de noordelijke clusterorganisatie agrifood/BBE,

bekend onder de naam Greenlincs. Deze wordt ingezet om business development van de grond te

krijgen. Voor versnelde ontwikkeling van duurzame energie in het algemeen en daarmee ook van

energie uit biomassa wordt binnen de noordelijke provincies veelal een beroep gedaan op de

clusterorganisatie Energy Valley.

Dat de ontwikkelingen ook buiten Nederland herkend worden, blijkt uit de keuze van

Drenthe/Groningen tot Europese ‘demoregion’. November 2015 heeft Brussel een ‘Call for

demonstrator regions’ uitgezet. In deze call gaf Brussel aan op zoek te zijn naar zes regio’s die

ambitieus zijn daar waar het gaat om vergroening van de chemie. De verkozen regio’s moeten als

voorbeeldregio’s fungeren voor andere regio’s daar waar het gaat om verduurzaming van de

chemie. Op basis van het ingediende proposal is Drenthe/Groningen gekozen.

In de provincie Drenthe houden circa 3 FTE zich bezig met BBE/circulaire economie.

Subsidies/fondsen - Specifiek voor BBE is het fonds agribusiness/bbe met een jaarlijks budget van €500.000

en een looptijd van meerdere jaren.

- Daarnaast heeft Drenthe het algemene economische fonds VES (Versterking Economische

Structuur). Dit wordt vooral aangewend als er co-financiering vereist is voor OP-EFRO of

Interreg-projecten. Het betreft een structurele voorziening van meer dan €5 miljoen die

breder is dan BBE alleen.

- Ook zijn er via de noordelijke provincies de Versneller Innovatieve Ambities (VIA)

subsidie, de call Proeftuinen, de call Kennisontwikkeling, en de call ‘Open Innovation’ in

het leven geroepen. Deze vormen een onderdeel van de OP-EFRO en hebben tot doel

innovatieve ontwikkelingen te stimuleren. EFRO/Interreg zijn belangrijke Europese

fondsen waaruit Drentse bedrijven/kennisinstellingen vaak putten

Samenwerking met andere regio’s

Van oudsher wordt er nauw samengewerkt met de provincies Groningen en Friesland. Greenlincs

is een voorbeeld daarvan. Specifiek op het vlak van groene chemie hebben bedrijven en de

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 78 van 114

betrokken overheden (i.c. Emmen, Delfzijl, Drenthe en Groningen) gezamenlijk het initiatief

genomen om de banden tussen de chemieclusters in Emmen en Delfzijl/Eemshaven te

verstevigen. Tot voor kort opereerden beide clusters voornamelijk solitair en werd weinig

samengewerkt. Dit o.a. omdat beide clusters een uiteenlopend karakter hebben. Het

hooggespecialiseerde cluster in Emmen focust zich vooral op vezels en polymeertechnologie,

terwijl het cluster in Delfzijl/Eemshaven meer gericht is op basischemie. Juist de BBE maakt

nieuwe verbindingen tussen beide clusters mogelijk, een bevinding die overigens ook in het

zojuist aangehaalde Noord4Bio traject naar voren kwam.

Dit alles heeft onder meer geleid tot een nieuw veelbelovend traject: Chemport Europe. De

provincies Drenthe en Groningen, de gemeenten Emmen en Delfzijl, kennisinstellingen én

bedrijfsleven hebben besloten hun krachten te bundelen om gezamenlijk de groene

chemieclusters en biobased activiteiten verder te brengen. Daartoe is Chemport Europe

opgericht. Chemport Europe richt zich op gezamenlijke promotie/branding en gerichte acquisitie. Onder de naam Chemport Europe is een propositie ontwikkeld specifiek voor bedrijven die willen

investeren in groene chemie en BBE. Deze propositie wordt nu internationaal over het voetlicht

gebracht.

Rond het groene chemiecluster (Drenthe) vindt via het eerder genoemde Green PAC ook

samenwerking plaats met de Provincie Overijssel. Over de landsgrens vindt samenwerking plaats

via onder meer het Interreg-project Bio-economie.

Belangrijke betrokken stakeholders

Belangrijke stakeholders zijn: Green PAC, Centrum Duurzame Chemische Technologie (CIV-DCT),

DSM, Teijin, Avebe, SUSPACC (en haar leden), Waterschappen, taskforce groene chemie,

Greenlincs, NOM, Provincie Drenthe (Roel Haverkate, Willeke de Roo, Jacqueline Dijksterhuis);

gemeente Emmen (Roel Folkersma), Hilbrandslab.

BBE projecten

De projecten van Drenthe staan in onderstaande grafieken. Hierin valt direct op dat de meeste

projecten gericht zijn op opwekking van duurzame energie uit agroreststromen,

natuurreststromen en mest (vaak via vergisting) (fig. A.3.2). Ook valt het grote aantal projecten

met biomaterialen en bioproducten op. Dit zijn in totaal 28 projecten wat veel is ten opzichte van

het landelijk beeld (zie § 3.4). Deze projecten bevinden zich vooral in de onderzoeks- en

ontwikkelingsfasen. Ze zijn zeer divers, van de ontwikkeling van biobased tapijtgarens, tot

ontwikkeling van biobased waterbeschoeiing, biobased 3D printing en een biobased brug.

Omdat het aantal bio-energie projecten in figuur A.3.4 erg overheerst is ook een grafiek

toegevoegd (A.3.5) waarbij de energieprojecten zijn geschrapt.

Figuur A.3.1 Aantal BBE projecten van Drenthe ingedeeld naar grondstofstromen

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 79 van 114

Figuur A.3.2 Aantal BBE projecten van Drenthe ingedeeld naar beoogde toepassing of resultaat

Figuur A.3.3 Totale projectinvesteringen in Drenthe, verdeeld over de grondstofstromen

Figuur A.3.4 Totale projectinvesteringen in Drenthe verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 80 van 114

Figuur A.3.5 Totale projectinvesteringen in Drenthe met beoogde toepassing of resultaat zonder de bio-energieprojecten

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 81 van 114

A.4 Circulaire economy Oost-Nederland

Visie en ambitie, samenwerking en organisatie

Visie en ambitie

Oost-Nederland groeit toe naar een circulaire economie. Dit is een majeure opgave die visie en

ontwikkelingskracht van ons vraagt op het gebied van vergroenen en verdienen. Binnen de

context van economie, energie en klimaat heeft Oost-Nederland de ambitie om tot de top-regio's

van Europa te blijven behoren op dit terrein. Eén van de vlaggenschepen van ons internationaal

innovatieprofiel is niet voor niets ‘smart and sustainable industries’, veel bedrijven en

organisaties in Oost-Nederland werken aan innovaties voor een schone industrie.

Wat betreft bio-energie is in Gelderland de organisatie rond energietransitie opnieuw ingericht via

het Gelders Energie Akkoord, een regionale vertaling van het landelijk Energieakkoord. Het

ontwikkelen en toepassen van biobased materialen valt in Gelderland onder de uitvoeringsagenda

Circulaire economie die begin 2017 is vastgesteld. In Overijssel is begin 2017 een

uitvoeringsprogramma voor nieuwe energie 2017-2023 vastgesteld. Hierin vormt bio-energie een

belangrijke pijler. Het uitvoeringsprogramma Agro & Food Overijssel innovatie en duurzame

productie 2016 – 2019 (PS/2016/508) dat in 2016 is vastgesteld door Provinciale Staten jaagt de

transitie naar een duurzame agro & foodsector aan. Biobased ontwikkelingen vallen binnen de

context van dit programma.

Onderwerpen van BBE in Oost-Nederland

De afgelopen jaren heeft Oost-Nederland geïnvesteerd in een clusteraanpak in het Bio-economy

Innovation Cluster Oost-Nederland (BICON). Deze aanpak is inmiddels doorontwikkeld waarmee

BICON een nieuwe inbedding heeft gekregen in een bredere aanpak gericht op circulaire

economie. Hierin ligt de focus voor biomassa op bio-energie, natuurvezels, plantaardige eiwitten,

mestverwaarding en bodemkwaliteit.

Organisatie vanuit de regio rond visie/ambities

In het kader van de ambitie zijn de volgende ontwikkelingen van belang:

- In Overijssel wordt in 2017 gewerkt aan een regionale transitieagenda circulaire

economie. Gelderland heeft inmiddels een uitvoeringsagenda voor circulaire economie in

uitvoering.

- Het programma Circles (www.circles.nu). ‘CIRCLES is een one-stop-shop voor

ondernemers, initiatieven en overheden actief binnen de Circulaire Economie. Binnen

Oost-Nederland ontwikkelt zich een circulair economisch cluster, dat gebaseerd op sterk

aanwezige sectoren als de maakindustrie, de biobased economy en de bouwsector.

Geworteld in het verleden, maar met de blik op vernieuwing en de toekomst.’

Subsidies en fondsen

Er is een breed financieel instrumentarium: van innovatievouchers, subsidies, tenders tot en met

ruime revolverende middelen en procesondersteuning bij innovatietrajecten. Subsidies zijn met

name beschikbaar via EFRO en Interreg-regelingen. Dan gaat het over tientallen miljoenen euro's

voor de periode 2014-2020 (http://www.op-oost.eu/Over-OP-Oost/Financien.html). Vanuit de

regionale revolverende fondsen zoals het Energie Fonds Overijssel (€250 miljoen, deels voor bio-

energie) het Innovatie- en Energiefonds Gelderland (circa €100 miljoen, deels voor Biobased

economy breed) zijn er mogelijkheden voor (achtergestelde) leningen en aandeelhouderschap.

Samenwerking met andere regio’s

Er is verbinding met aangrenzende provincies Noord-Brabant, Flevoland (Aeres Hogeschool en

ACCRESS), Drenthe (Green PAC) en Nordrhein-Westfalen (Duitsland). Dit is ook in de

projectenlijst goed te zien.

Belangrijke betrokken stakeholders

Oost NL, Stichting Kiemt, The Protein Cluster, Mineral Valley Twente, Agrifoodcluster regio Zwolle,

regio Arnhem/Nijmegen, Wageningen UR, Universiteit Twente, Radboud universiteit, provincie

Overijssel, provincie Gelderland, netwerk Circles, BEON.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 82 van 114

Trekkers onder de stakeholders

Netwerk Circles, BEON, provincies Gelderland en Overijssel

Contactpersonen belangrijkste stakeholders

Franske van Duuren en Chris Lorist (programmamanagers Circles), Frans Feil (BEON), Willem

Huntink (provincie Gelderland), Menno ten Heggeler (provincie Overijssel).

BBE projecten

In onderstaande grafieken zijn de projecten van de regio Oost-Nederland weergegeven. Ten opzichte van het landelijke beeld (zie § 3.4) valt vooral de grote hoeveelheid aan projecten in deze regio’s op en ook de hoeveelheid energie- gerelateerde projecten met daaraan gelinked

mest en natuurrestromen als input. In Gelderland springt het grote aantal projecten in de categorie biomaterialen en nutriënten- terugwinning (40) er uit. Ook gezien de projectinvesteringen zijn deze projecten substantieel. In de categorie biomaterialen zullen vooral de Biobest tenders een grote bijdrage hebben geleverd. In de categorie nutriëntenterugwinning zijn het vooral projecten (29 van de 40) die uit mest

nutriënten raffineren. De rest van deze projecten betreft vooral het halen van nutriënten uit industriële reststromen. Om de investeringen in niet-energieprojecten inzichtelijker te maken is

ook figuur A.4.5 toegevoegd. Overigens zijn de bedragen bij 72% van de projecten bekend, dit is iets hoger dan vorig jaar doordat projecten van voor 2011 geschrapt zijn en aangevulde projecten meer financiële info hadden . Wat tevens opvalt is dat de classificering van projecten relatief vaak niet is in te vullen, vanwege te weinig informatie.

Figuur A.4.1 Aantal BBE projecten van Oost-Nederland ingedeeld naar grondstofstromen

Figuur A.4.2 Aantal BBE projecten van Oost-Nederland ingedeeld naar beoogde toepassing of resultaat

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 83 van 114

Figuur A.4.3 Totale projectinvesteringen van de projecten in Oost-Nederland, verdeeld over de grondstofstromen.

Figuur A.4.4 Totale projectinvesteringen in Oost-Nederland, verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat

Figuur A.4.5 Totale projectinvesteringen in Oost-Nederland, verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat,

zonder energie

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 84 van 114

A.5 Biobased economy in Limburg (Source B)

BBE Visie en ambitie, samenwerking en organisatie

BBE Visie en ambities

Source B wil een nationaal en internationaal erkende hotspot voor biobased economy zijn. Zij

hebben als missie het versnellen en versterken van de overgang naar biomassa als belangrijkste

(industriële) grondstof. De provincie Limburg stimuleert de Limburgse kenniseconomie met

biobased als een belangrijk onderwerp.

De belangrijkste partijen hebben de handen ineen geslagen om de biobased economy in Limburg

te realiseren: Brightlands Chemelot Campus, Brightlands Campus Greenport Venlo, de

Universiteit Maastricht (AMIBM) en de Provincie Limburg werken samen onder de naam Source B.

Source B tracht overzicht te houden op en waar mogelijk verbindingen te leggen tussen relevante

ontwikkelingen in de regio op het vlak van biobased economy in de meest brede zin van het

woord. Source B werkt inmiddels tevens aan afstemming/samenwerking op Zuid-Nederlandse

schaal (i.s.m. Biobased Delta) alsmede verdere internationalisering via o.a. het BIG-C

programma.

Organisatie vanuit de regio rond visie/ambities In het kader van hun ambitie zijn onder andere de volgende ontwikkelingen van belang:

- In 2012 is een intentieverklaring afgesloten tussen o.a. de Universiteit Maastricht, Brightlands Chemelot Campus, Greenport Venlo, NV Industriebank LIOF en de Provincie Limburg om biobased economy in Limburg tot verdere ontwikkeling te brengen. Significant in deze intentie is met name het aspect kennisontwikkeling, verspreiding en toepassing ter verdere aanjaag van ondernemersgedreven initiatieven. In 2014 nam dit

consortium de nieuwe naam Source B aan waarin de samenwerking tussen belangrijke stakeholders in Limburg verder vorm werd gegeven en vertaald naar nieuwe initiatieven. LIOF is sinds 2015 niet meer direct actief op het gebied van BBE. Zij blijven wel actief op het gebied van industrie en financiering. Aanjaag en innovatie-stimulering van BBE vindt voornamelijk plaats als onderdeel van de vier campusorganisaties.

- Source B faciliteert de instellingen, instituten en faciliteiten die gezamenlijk de

kennisinfrastructuur vormen rond biobased economy in Limburg waarbij de gehele

waardeketen – van gewas tot eindproduct – betrokken is. Uiteindelijke doelstelling daarbij is de gerealiseerde infrastructuur te vertalen naar economische groei, werkgelegenheid en innovatief vermogen in de regio. De specifieke vertaalslag van de thematiek naar (inter)acties binnen de verschillende triple helix organisaties vindt daarbij plaats via de verschillende campusorganisaties in Limburg (verenigd onder de koepel ‘Brightlands’) .

Toelichting (kennis-)infrastructuur

Brightlands Campus Greenport Venlo

De Brightlands Campus Greenport Venlo bevindt zich in de opstartfase. De eerste fysieke

contouren zijn zichtbaar van een hoogwaardig en open R&D-instituut met de focus op het thema

‘voedsel, voeding en gezondheid’. Er is een krachtig netwerk van innoverende en zich

vernieuwende ondernemingen, ondersteund door een campus-loket ten behoeve van

innovatievraagstukken van ondernemers. Qua focus richt het zich op de thema’s ‘gezonde en

veilige voeding’, ‘future farming’ en ‘alternatieve grondstoffen en voeding’ (bio-economie).

Om een versnelling te realiseren van fundamentele kennis naar valorisatie en realisatie van

keteninitiatieven op dit vlak is sinds medio 2017 het BioTreatCenter actief. Een (half)open

innovatiefaciliteit voor ondernemers actief in de vraaggestuurde valorisatie van biomassa tot

halffabrikaten en eindproducten. Een belangrijke focus voor het BioTreatCenter is het verbinden

van bedrijven actief in ontwikkeling van decentrale (kleinschalige) technologie aan de markt en

aan elkaar. Inmiddels is het BioTreatCenter al actief als bedrijvencommunity en worden de laatste

voorbereidingen getroffen voor opstart van de eerste fysieke R&D projecten binnen een

gezamenlijke locatie. Het BioTreatCenter zal een grote rol gaan spelen in de samenwerking

tussen technologie-ontwikkelaars enerzijds en de vormgeving van cross-sectorale projecten

(vraaggestuurd, ketenbreed) anderzijds.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 85 van 114

Binnen Brightlands Campus Greenport Venlo wordt zoals vermeld een verbinding gelegd tussen

teelt, teelttechniek, valorisatie van biomassa en hoogwaardige toepassingen in food, feed en

farma. Dit komt tot uiting in het totale ‘paspoort’ van de Brightlands Campus Greenport Venlo

waarin binnen de overige prioriteiten inmiddels steeds meer concrete en semi-commercieel

opgezette initiatieven tot ontwikkeling komen. Belangrijke (reeds gerealiseerde) voorbeelden in

dit kader: BrightBox (telen zonder daglicht), Brightlabs (Chemisch analytisch laboratorium tbv.

food- en agro sector), Co-Creation lab (gericht op ontwikkeling nieuwe foodconcepten), HEFI

(Healthy Eating & Food Innovation, onderzoeksprogramma UM). Daarnaast is er in 2017 een

grootschalig initiatief opgestart waarbinnen specifieke innovaties in teelt- en teelttechniek

geclusterd worden opgepakt (Innoveins). Afstemming tussen BioTreatCenter en Innoveins zal in

de toekomst kunnen leiden tot nieuwe ketenbrede initiatieven op het gebied van innovatieve

gewassen voor hoogwaardige toepassingen, zowel in non-food als in food en

gezondheidstoepassingen.

Binnen Greenport Venlo worden – o.a. als uitvloeisel van het aanjaagprogramma BioTransitieHuis – continue hoogwaardige routes voor valorisatie van biomassa ontwikkeld. Via diverse gremia worden nieuwe initiatieven aangejaagd en waar mogelijk verbonden aan kennispartijen in de

regio.

Brightlands Chemelot Campus

Op de Brightlands Chemelot Campus bevindt zich het grensoverschrijdende instituut Aachen-

Maastricht Institute for Biobased Materials (AMIBM). Hier verrichten de Universiteit Maastricht

(UM), RWTH Aachen University en Fraunhofer IME samen onderzoek naar biobased materialen.

AMIBM is een uniek internationaal research instituut en wordt mogelijk gemaakt met provinciale

subsidie binnen Kennis-As Limburg. AMIBM doet onderzoek naar biobased materialen, komende

van nieuwe en gemodificeerde hoogwaardige biologische bronnen, nieuwe chemische

bouwstenen, nieuwe polymeerchemie tot aan innovatieve technische en medische toepassingen.

Bij alle ontwikkelingen is er aandacht voor de duurzaamheid en recycleerbaarheid van gebruikte

materialen en processen.

De Universiteit Maastricht is in 2015 gestart met een tweejarige masteropleiding Biobased

Materials. In juli 2017 zijn de eerste vijf studenten afgestudeerd. De afstudeerceremonie vond

plaats op de Brightlands Chemelot Campus waar de afstudeerders de afgelopen twee jaar geleerd

en gewerkt hebben. Deze campus ligt in een industriële omgeving, welke goed aansluit bij de

doelen van Universiteit Maastricht wat betreft het Biobased Materials onderzoek en onderwijs.

Hogeschool Zuyd heeft een lectoraat chemie met als één van de belangrijkste thema’s biobased

materials.

Tevens werkt het publiek-privaat instituut Chemelot-InScite op de Brightlands Chemelot Campus

aan de ontwikkeling van nieuwe biomedische en biobased materialen.

De samenhang tussen de verschillende campusorganisaties in Limburg en de hieronder

geadresseerde schakels die gezamenlijk de volledige biobased keten representeren (van primaire

(regionaal beschikbare of beschikbaar te maken) biomassa tot eindproducten) is daarbij het

belangrijkste kenmerk van de ontwikkelingen in Limburg. Activering van dit kennis-ecosysteem

verstevigt de aantrekkelijkheid van Zuidoost-Nederland voor bedrijven actief in deze sectoren en

maakt het tevens mogelijk om concrete ondernemersinitiatieven adequaat aan te jagen en/of te

stimuleren.

Subsidies en fondsen11 - Limburgs Energie Fonds (LEF): Het Limburgs energie fonds is gericht op kansrijke

projecten op het gebied van CO2 besparing, energiebesparing, circulaire economie,

duurzame energieopwekking of asbestsanering voor of in Limburg. Het beheer van dit

revolverend fonds van €90 mln wordt verzorgd door Finquiddity Vermogensbeheer.

- Chemelot Ventures: Het Chemelot Venture fonds verschaft kapitaal aan startende en

snelgroeiende ondernemers op en rond de Limburgse Brightlands campussen Dit fonds is

in 2014 opgericht door de Provincie Limburg, DSM, LIOF en de Rabobank met een

kapitaal van €40 miljoen voor ondernemers in chemie en materialen (Brightlands

11 Uit Procesindustrie: Biobased economy – Inzicht en inspiratie voor het MKB, Innovatie Zuid, Februari 2014

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 86 van 114

Chemelot Campus) en gezondheid (Brightlands Health Campus Maastricht). Nu de

Brightlands Campus Greenport Venlo van start is gegaan wordt ook de agrifood-sector

aangesloten. De uitbreiding krijgt de vorm van een aparte entiteit, Brightlands Agrifood

Ventures, t.w.v. € 17 miljoen.

- Kennis-As: De totale ambitie van Kennis-As Limburg omvat een investering van €580

miljoen tot en met 2020 van diverse partijen uit de triple helix.

Opvallende zaken in Limburg

- Limburg richt zich op doorontwikkeling en verbinding van de vier campussen Brightlands

Chemelot Campus, Brightlands Maastricht Health campus, Brightlands Smart Services

Campus en Brightlands Campus Greenport Venlo waarin BBE een belangrijk thema is. Bij

alle campussen werken bedrijfsleven, kennisinstellingen (UM, Zuyd, Fontys, HAS) en de

overheid samen in de zgn. triple helix. Het achterland heeft een grote diversiteit aan

biomassa, geteelde gewassen etc. maar vanzelfsprekend niet direct de volumes waar de

grote industrie om vraagt. Daarmee zijn projecten in hoofdzaak gericht op onderzoek en

ontwikkeling van producten, ketens en (technische) processen. De biomassa uit de regio

van Greenport Venlo kan een belangrijke rol gaan spelen in de (door)ontwikkeling van

technologie en vorming van nieuwe ketens (veelal startend in nichemarkten).

- In Weert heeft zich ook een initiatief ontwikkeld waarbij een aantal bedrijven de

samenwerking zoekt bij het (experimenteel) toepassen van alternatieve grondstoffen in

productieprocessen.

Onderwerpen van BBE in Limburg

De belangrijkste BBE–onderwerpen binnen Zuid-Nederland zijn groene grondstoffen, agro-

reststromen en groene bouwstenen en bio-aromaten. Binnen deze voor geheel Zuid-Nederland

belangrijke thema’s ligt de focus in Limburg voornamelijk op kennis- en technologie-ontwikkeling

voor de (pre-)processing van een variatie van biomassa tot diverse hoogwaardige applicatie-

velden, met de nadruk op voeding/gezondheid en biobased materialen. Door gelijktijdige

ontwikkeling van (half-)open applicatie- en innovatiefaciliteiten in de regio (Chemelot InScite,

AMIBM, Feed Design Lab, BioTreatCenter, etc.) wordt aldus de gehele keten omarmd.

Samenwerking met andere regio’s

De regio werkt regionaal en interregionaal samen, ook buiten de landsgrenzen. De eerder

vermelde samenwerking met Biobased Delta leidt al tot een meer robuuste aanpak over Zuid-

Nederland. Daarnaast wordt steeds meer de (additionele) Europese verbinding gezocht in

programma’s als Interreg (zowel Vlaanderen-Nederland alsook met Duitsland), Horizon 2020,

BIG-C etc.

Belangrijke betrokken stakeholders

Brightlands Chemelot Campus, Universiteit Maastricht, Brightlands Campus Greenport Venlo,

Provincie Limburg, DSM.

Contactpersonen belangrijke stakeholders

Brightlands Chemelot Campus: Bart van As.

Greenport Venlo: Patrick Lemmens.

Universiteit Maastricht: Wouter Hankel/Yvonne van der Meer.

Provincie Limburg: Harma Albering/Ilona van Dorp-Jahae.

Specifieke samenwerkingsverbanden

Het bij Chemelot geplaatste CHILL laboratorium (Chemelot Innovation and learning labs) werkt

samen met DSM’s ‘Witte Biotech’ programma waarin €150 miljoen voor de periode 2010-2020 is

opgenomen en veel biobased onderzoeksprojecten plaatsvinden op het gebied van chemie en

materialen.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 87 van 114

BBE projecten

Inzicht in de aard van de Limburgse BBE -projecten van 2011 t/m 2016 in de RVO.nl-database

wordt gegeven in de figuren A.5.1 t/m A.5.4.

De verdeling naar thema van de biobased gerelateerde projecten in Limburg is weergegeven in

figuur A.5.1. Uit deze figuur blijkt het grote aantal projecten met agrobioteelt als input, volgend

uit de focus op food en gezondheid in Limburg. Vergeleken met het landelijke beeld (zie § 3.4)

valt op dat er geen projecten zijn met aquabioteelt als input en weinig met industriële

reststromen of mest.

Figuur A.5.1 Aantal BBE projecten in Limburg ingedeeld naar grondstofstroom

Figuur A.5.2 Aantal BBE projecten in Limburg ingedeeld naar beoogde toepassing of resultaat

Qua output (figuur A.5.2) zijn er vergeleken met het landelijke beeld relatief veel biobased

farmaceuticals, materiaal- , polymeren en chemicaliënprojecten in Limburg. Net als in de rest van

Nederland zijn de meeste projecten op bio-energie gericht.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 88 van 114

Figuur A.5.3 Totale projectinvesteringen in Limburg, verdeeld over de grondstoffen

In figuur A.5.3 en A.5.4 zijn de totale projectinvesteringen van de projecten weergegeven, voor zover bekend, ingedeeld naar de verschillende input- en outputstromen. Zoals te verwachten zit naast de bio-energie (output) ook geld in de projecten met als input agroreststromen. Van de biomateriaal- projecten ontbreken van veel projecten de projectinvesteringen. Dit geeft daarmee in deze grafiek een vertekend beeld. Van de 115 Limburgse projecten is van 43 projecten geen

budget bekend (37%).

Figuur A.5.4 Totale projectinvesteringen in Limburg, verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat

Van de projecten waarvan de bedragen bekend zijn gaat het meeste budget naar biochemicaliën.

Dit is opvallend hoger dan in de rest van Nederland. Ongeveer de helft van het bekende budget in

Nederland voor biochemicaliënprojecten wordt in Limburg besteed.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 89 van 114

A.6 Biobased economy in de Biobased Delta

BBE Visie en ambitie, samenwerking en organisatie

BBE visie en ambities De Biobased Delta, die bestaat uit het westelijk deel van Noord-Brabant en geheel Zeeland en Zuid-Holland, heeft de ambitie om een biobased topregio van formaat te zijn door nieuwe

inzichten op het gebied van biobased economy slim toe te passen in de chemische industrie en agrofoodsector. Dat is mogelijk door relevante partijen met elkaar te verbinden en door samen te werken aan een gezamenlijke agenda met vergelijkbare organisaties in binnen- en buitenland. Ook de toplocaties van de Biobased Delta spelen een belangrijke rol in haar succes (zie onderstaande figuur).

De focus van de Biobased Delta (BBD) ligt op de verbinding van agro en chemie. Belangrijke

thema’s zijn: de verwaarding van suiker (Sugar Delta, zowel bietsuiker als andere suikerbronnen zoals

tarwe, aardappel en zeewier) grootschalige bioraffinage (redefinery: omzetten van duurzame lignocellulose-

grondstoffen zoals houtpellets in suikers en lignine) bio-aromaten (aromaten op basis van hernieuwbare grondstoffen)

en de meer op het MKB gerichte valorisatieprogramma’s met MKB-clusters rondom (bijvoorbeeld) bouw & infra, kleurstoffen, groene chemie, algen & wieren, natuurlijke

vezels etc. Organisatie vanuit de regio rond visie/ambities met onderwerpen In de stichting Biobased Delta werken MKB, multinationals, ontwikkelingsmaatschappijen, kennisinstellingen en overheden uit Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland samen aan de versnelling van de transitie naar een biobased economy. Het bestuur bestaat uit mensen met hun wortels in de industrie (agro en chemie). De Raad van Toezicht wordt gevormd door bestuurders

van de provincies, het bedrijfsleven en kennisinstellingen waarbij de meerderheid (8 van de 14) uit het bedrijfsleven/brancheorganisaties komt (RWE Generation NL, Corbion, SABIC, Dow, Cargill, Suiker Unie, ZLTO).

1. Bioprocess Pilot Facility (Delft) 2. Biotech Campus Delft 3. YES!Delft 4. Veenweide Innovatiecentrum 5. Haven Rotterdam 6. Haven Moerdijk 7. Bedrijventerrein Nieuw Prinsenland 8. Green Chemistry Campus 9a. Satelliet GCC – Natuurvezelapplicatiecentrum

(NAC) 9b. Satelliet GCC – Kleurenapplicatiecentrum (KLAC) 9c. Satelliet GCC – Biopolymerenapplicatiecentrum (BAC) 10. Biobased Innovations Garden 11. Zeeland Seaports 12. Biopark Terneuzen 13a. Bio Base Europe – Trainingscentrum

13b. Bio Base Europe – Pilot Plant 14a & b & c. Center of Expertise Biobased economy

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 90 van 114

Vier regionale ontwikkelingsmaatschappijen werken samen in het gebied van de BBD: REWIN (West-Brabant), BOM (rest van Noord-Brabant), Economische Impuls Zeeland en

InnovationQuarter (Zuid-Holland). Zij ontwikkelen samen met meer dan 200 MKB-ers, ZLTO, kennis- en onderwijsinstellingen, overheden en de Kamer van Koophandel projecten en businesscases in valorisatieclusters op het gebied van o.a. verpakkingen, vezels, algen, verf en coatings, (woning)bouw, infra en tuinbouw. Belangrijke Brabantse locaties met faciliteiten en infrastructuur om deze ontwikkelingen te versnellen zijn de Green Chemistry Campus (met het technologiecluster Biorizon rondom

bioaromaten, en applicatiecentra voor natuurvezels, kleurstoffen en biopolymeren als satelliet), Nieuw Prinsenland (toepassing en ontwikkeling groene grondstoffen), Havengebied Moerdijk (toepassing pyrolyse en realiseren resource efficiency via energiekoppelingen) en de Amerstreek (toepassing van vezelapplicaties uit agroreststromen ten behoeve van diverse markten zoals bouw, verpakkingen, horticultuur, etc.). Ook ketenconcepten zoals circulaire tuinbouw en het sluiten van de mineralenketen (terugwinning fosfaten) worden in clusterverband opgepakt.

In Zeeland heeft Impuls het cluster ‘Circulaire economie’ opgericht. Vele projecten met algen en wieren voor food, aqua, chemie en energie worden hier ontwikkeld en gefaciliteerd. Daarnaast is

in de regio het Delta Smart Resources initiatief opgestart om te komen tot resource efficiency (vergroening) in de procesindustrie, bijvoorbeeld door het delen van restwarmte. Zeeland heeft een aantal concentratiepunten voor biobased activiteiten: Biopark Terneuzen, de Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone met het Bio Base Europe Training Centrum in Terneuzen,

Bevelanden, verschillende proeflocaties voor zowel algen als wieren en de Rusthoeve met de Biobased Innovations Garden, waar verschillende biobased business cases worden ontwikkeld samen met het bedrijfsleven rondom bestaande en nieuwe agrogewassen. Kleinschalige bioraffinage was het onderwerp van een succesvolle bijeenkomst in de Rusthoeve.

In Zuid-Holland is Delft een belangrijke locatie met de Bioprocess Pilot Facility (zie § 6.5.4), de

Biotech Campus en incubator Yes!Delft. Ook het havenindustrieel complex van Rotterdam is van

grote economische betekenis door de import van biomassastromen en de aanwezigheid van

grootschalige chemische industrie. Experimenteerruimte voor biobased en circulaire processen is

aanwezig in PlantOne, SuGu en BlueCity 010. In Zuid-Holland wordt gewerkt aan groene chemie,

industriële biotechnologie (focus Delft) en hoogwaardige plant-inhoudsstoffen. Deze stoffen

komen voor een belangrijk deel uit de tuinbouw en greenportcomplexen, waarbij het vooral naast

bio-economy (voedingssupplementen) ook om BBE zoals fijnchemicaliën, farmacie en natuurlijke

gewasbeschermingsmiddelen gaat.

De onderwijsinstellingen Avans Hogeschool (Breda) en Hogeschool Zeeland (Vlissingen) werken

samen in het Centre of Expertise BBE, waarbij ook verbinding met hogescholen in Zuid-Holland

gezocht wordt (InHolland, Hogeschool Rotterdam). In 2015 maakten zij bijv. een MOOC (Massive

Open Online Course) over BBE, die door een breed, internationaal publiek gevolgd werd. Ook het

MBO in de Biobased Delta is actief bezig met biobased economy via het Centrum voor Innovatief

Vakmanschap Biobased (CiV biobased) Zo is er een doorlopende leerlijn gecreëerd van MBO-

HBO-WO.

Provincie-ambtenaren, ROM medewerkers, ZLTO/KvK, directeur, bestuur, project managers en

CoE BBE besteden naar schatting samen 10-15 FTE aan BBE in de Biobased Delta organisatie,

met een opwaartse trend voor 2016.

Subsidies/fondsen

De Biobased Delta kent verschillende fondsen waar biobased projecten uit gefinancierd kunnen

worden:

- Biobased Brabant Fonds (BOM) revolving fonds sinds 2012 van totaal €13 miljoen

risicodragend kapitaal om bedrijven met marktrijpe innovaties op het gebied van

biobased economy (€10 miljoen) en watertechnologie (€3 miljoen) verder te laten

groeien. Veel biobased ontwikkelingen zitten echter nog in de (pre-)seedfase.

- Het Innovatiefonds (BOM) sinds 2014 van in totaal ruim €125 miljoen voor investeringen

in technologie en demofabrieken. Volgens de BOM is dit fonds voor veel biobased

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 91 van 114

projecten niet geschikt, omdat hun time to market te lang is. Er is vooral

projectfinanciering en proof of concept capital noodzakelijk.

- Voor markstudies à €10.000 voor zes topsectoren is er in totaal €2 miljoen voor drie jaar

beschikbaar in een subsidieregeling bij de BOM voor haalbaarheidsprojecten.

- Het Crossroads 2 project van in totaal €19 miljoen stelt steun beschikbaar tot €50.000

per bedrijf voor haalbaarheidsstudies en innovatieprojecten in een breed speelveld waarin

biobased een belangrijke rol speelt, maar waarin ook bijvoorbeeld agro-food, chemie &

materialen en logistiek een rol spelen.

- De MKB Biobooster (Oost-Brabant) heeft €250.000 beschikbaar, verdeeld over vouchers

van €3.000-10.000 voor bedrijven voor inhuur van externe partijen voor hulp bij

consortiavorming en hulp bij het schrijven van projectvoorstellen.

- Binnen het Biobased Infrastructuur voor Kennis (BIK) project (€1,6 miljoen) worden

zeven bestaande biobased applicatiecentra in staat gesteld om door te groeien naar een

internationaal onderscheidend aanbod van kennis en diensten, door professionalisering,

afstemming en samenwerking. Nieuwe applicatiecentra kunnen toetreden. Cross-overs

worden gemaakt naar applicatiecentra in aanpalende topclusters zoals food en chemie.

Tegelijkertijd zullen de applicatiecentra tijdens het project meerdere MKB bedrijven

helpen met concrete innovaties en business cases.

- Op 23-9-2016 keurden Provinciale Staten van provincie Noord-Brabant de

uitvoeringsagenda Biobased Delta goed. Hierdoor wordt voor de periode 2016-2019 € 9,1

miljoen uitgetrokken voor projecten op het gebied van de biobased economy.

- In Zuid-Holland is EFRO geld beschikbaar via Kansen voor West 2. Daarnaast zijn er

verschillende innovatiestimuleringsregelingen die ook voor het thema biobased ingezet

kunnen worden: co-financiering aan projecten binnen de Interreg A-programma’s

Nederland-Vlaanderen (uitgezonderd prioriteit 3: duurzame groei – milieu en

hulpbronnen) en Twee Zeeën, en de regeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-

Holland (MIT Zuid-Holland). Een fonds voor energiegeleateerde projecten gaat binnenkort

van start en er is een netwerkregeling voor topsectoren beschikbaar.

- Fonds IQ (met dezelfde opmerking als voor het BOM innovatiefonds) en Proof Of

Conceptfonds (Uniq).

- Zeeland kent twee investeringsfondsen voor o.a. biobased initiatieven: het Zeeuws

Participatiefonds (max €150.000 per bedrijf) en het Zeeuws Investeringsfonds (€200.000

tot €1 miljoen per bedrijf). Daarnaast zijn er de Op Stap vouchers (max €5000), Doorpak

Vouchers (max. €10.000) en subsidie voor pilots en demo’s.

Opvallende zaken

Rondom Rotterdam is een cluster bedrijven actief waar kansen voor energie, groene chemie en

afval samen komen. Met de thema’s behoud, versterking en vernieuwing heeft dit cluster sterk de

aandacht, ook van het ministerie van EZK. Samen doen zij projecten op het gebied van warmte,

bioraffinage en afvalketens.

In Rotterdam verknoopt BlueCity 010 in het voormalige zwembad Tropicana een aantal

succesvolle projecten, waaronder Rotterzwam (kweken van paddestoelen op koffiedrab). Een

brand in mei 2017 strooide letterlijk roet in het eten, maar na een schoonmaak gaat BlueCity

gestaag verder. In een voormalige energiecentrale verbindt SuGu bioplastic (composieten),

productie (3D-printing) en design met elkaar.

De Extractenbibliotheek van het Kenniscentrum Plantenstoffen leidt tot marktinteresse voor

plantenstoffen.

De Roadmap Next Economy van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zal ook voor de thema’s

Circulair en biobased economy de richtingen voor de toekomst uitzetten.

Het shared research center voor Bio-aromaten ‘Biorizon’, een samenwerking tussen TNO, VITO en

de Green Chemistry Campus, brengt door zijn onderzoek de industriële productie van aromaten

uit diverse soorten biomassa dichterbij. Zie §6.5.3.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 92 van 114

Seaweed Harvest Holland kweekt op grote schaal zeewier in de Oosterschelde en is kort na de

start al de grootste in Europa.

Samenwerking met andere regio’s

Niet alleen binnen de regio wordt actief samengewerkt. De Biobased Delta werkt ook samen met

partners uit andere Nederlandse regio’s aan de versnelling van de biobased economy. Zo is de

Biobased Delta in 2014 een actieprogramma voor Zuid-Nederland gestart met de Brightlands

Chemelot Campus in Limburg. Het doel van dit programma is gezamenlijk op te trekken

in aanvragen bij de Europese subsidiefondsen Interreg en OP Zuid en als opstap naar

programma’s van Horizon 2020.

Zoals hierboven al eerder genoemd stimuleert het Crossroads 2 project slimme Nederlands-

Vlaamse kruisbestuivingen tussen (inter)nationale topclusters High-tech systemen, Chemie &

Materialen, Agro-food, Life sciences & Health, Cleantech, Biobased Economy, Logistiek en

Maintenance, specifiek bij MKB (KMO). Binnen dit project werken de ontwikkelingsmaatschappijen

uit Zuid-Nederland samen met die uit Vlaanderen.

Met seaport Groningen is contact over een Redefinery locatie aldaar. Er zijn ook raakvlakken met

projecten in Noord-Nederland als het gaat om het benutten van agrarische grondstoffen voor de

chemische industrie, het benutten van vezelrijke gewassen en de optimalisatie van processen bij

het opwekken van bio-energie (groen gas). Ook is er samenwerking met Noord-Holland op plant-

inhoudsstoffen. Deze samenwerking wordt gestuurd vanuit de vragen van de bedrijven.

De samenwerking met Vlaanderen richt zich op de continuering van de projecten en programma’s

rond Bio Base Europe (pilotplant in Gent en trainingscentrum in Terneuzen) en op het significant

verder uitbouwen van de opgebouwde netwerken en plannen rond groene grondstoffen en

bouwstenen (bijv. samenwerking tussen TNO en Vito binnen Biorizon).

Via het Interreg North West Europe programma wordt in het project Biobase4SME samengewerkt

met Vlaanderen (B), York (GB), Galway (Irl), Nordrhein-Westfalen (D) en worden actief MKB-

bedrijven betrokken bij de (markt)ontwikkeling van de biobased economy door ze toegang te

bieden tot de faciliteiten van de pilotplant en het trainingscentrum.

Binnen Interreg Europe loopt het project Smart Pilots (start juni 2016) rondom pilot facilities

waar de BioProcess Pilot Facility (Delft), de provincie Zuid-Holland en Bio Base Europe Pilot Plant

(Gent) partner in zijn.

Ook de samenwerking met het Franse Pôle IAR (Pôle de compétitivité à vocation mondiale

Industries & Agro-Ressources, IAR Picardie & Champagne Ardennes) is belangrijk. Raakvlakken

zijn: grondstoffen (suikerbiet, aardappel, tarwe), ligninevalorisatie, natuurlijke vezels,

biocomposieten, advanced biofuels, bioraffinage. Via Pôle IAR heeft de regio contact met Biovale

(York, GB) en het Bioeconomy cluster in Saksen Anhalt (D). Pôle IAR is (na Vlaanderen) de

belangrijkste EU partner van deze regio.

Daarnaast was en is de regio actief in Europese programma’s zoals tot 2014 het 7de

kaderprogramma (met o.a. samenwerkingsverband R4R waarin met diverse andere Europese

regio’s samengewerkt werd) en opvolger Horizon 2020. Zo is binnen de H2020 ISIB-8 call het

BioLinX project toegekend. Ook participeert de regio in de bekende Europese PPP’s, the Bio-Based

Industries Joint Undertaking en is de regio actief betrokken bij de Bioeconomy Pilot van het

Vanguard Initiative. De provincie Zuid-Holland/Regio Randstad is samen met de regio Lombardije

trekker van de BE-Pilot in dit samenwerkingsverband van innovatieve regio’s uit Duitsland,

België, Polen, Zweden, Finland, Denemarken, Schotland, Spanje, Portugal, Italië, Frankrijk en

Oostenrijk en brengt daarbij de agenda van de Biobased Delta in.

Buiten Europa is in 2014 nauwe samenwerking afgesproken tussen de Biobased Delta en het BIC

(Bioindustrial Innovation Cluster Canada). Hier ligt de focus op business-netwerk, human capital

agenda en kennis/ontwikkeling delen en versterken door samenwerking. Drie gemeenschappelijke

gebieden zijn geïdentificeerd: 2e generatie suikers, lignine verwaarding en pyrolyse.

Ook met Brazilië is samenwerking, met een cluster van bedrijven, overheden en

onderwijsinstellingen in de stad Belo Horizonte. In het Living Lab Biobased Brazil onderzoeken

studenten de hergebruiksmogelijkheden van industriële reststromen.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 93 van 114

Belangrijke betrokken stakeholders

Diverse bedrijven (waaronder grote dragende bedrijven zoals SABIC, DOW, RWE Generation NL,

Corbion, Cosun, Cargill), clusters van MKB bedrijven (vanuit feedstock, technologieproviding,

applicatie en markt), de ontwikkelingsorganisaties (REWIN, BOM, Impuls, IQ) en de hogescholen

(HZ en Avans). De regio wordt gekenmerkt door een goed georganiseerde “gouden driehoek”,

geformaliseerd in de stichting Biobased Delta en de Delta Region Network. Zuid-Holland –sinds

twee jaar volwaardig lid van Biobased Delta en georganiseerd als Stichting Biobased Delta Zuid-

Holland- heeft als belangrijke stakeholders naast InnovationQuarter, de Greenports, het

Kenniscentrum Plantenstoffen, Be-Basic en Yes!Delft.

Een of twee trekkers onder de stakeholders

De regionale ontwikkelingsmaatschappijen in de BBD.

Belangrijke contactpersonen

Rop Zoetemeijer (directeur Biobased Delta), Dennis van der Pas (REWIN), Paul Gosselink (BOM),

Peter Bijkerk (Impuls), Henk Vooijs (Innovation Quarter), Anita de Moor/Paulus Woets (provincie

Zeeland), Waldo Maaskant (provincie Noord-Brabant), Bart Verschoor (provincie Zuid-Holland).

Biobased Business Oost-Brabant Hoewel formeel geen deel uitmakend van de Biobased Delta wordt hier ook gerefereerd aan de

biobased initiatieven van de regio Oost-Brabant. Sinds 2012 is in Oost-Brabant het

uitvoeringsgerichte MKB-cluster Biobased Business Oost-Brabant (Bioboost) actief. Op het

raakvlak van de internationale topsectoren Agro, Food en Technologie wordt gewerkt aan het

verwaarden van agrofood reststromen tot ingrediënten en inhoudsstoffen voor de food en feed

industrie (focus 1), nutriënten (focus 2) en energie (focus 3). Binnen BioBoost wordt vooral

ingezet op :

Circulair gebruik van groene reststromen, dat draait om maximalisatie van de

herbruikbaarheid van producten en grondstoffen met een gelijktijdige minimalisering van

waardevernietiging. Projecten zullen gericht zijn op het creëren van slimme oplossingen

voor de beperkte beschikbaarheid van grondstoffen, door het herontwerpen en sluiten

van energie- , water- en materialen kringlopen. Tegelijkertijd realiseren we daarmee

innovatie en nieuwe bedrijvigheid in de eigen regio.

Inzet van technologie binnen deze circulaire aanpak

Het cluster opereert onder de AgroFood innovatieagenda van de provincie Noord-Brabant (zie

www.brabantse-agrofood2020.nl). In het samenwerkingsverband, met daaraan gekoppeld een

ontwikkelservice die praktische ondersteuning biedt aan bedrijven, zijn bedrijfsleven (agro, food

en technologie), onderwijs (HBO, MBO) en overheden vertegenwoordigd. Samenwerkende

partijen zijn: Provincie Noord-Brabant, BOM, Agrifood Capital Noordoost-Brabant, Peelnetwerk,

Food Tech Brainport Helmond, CoE BBE (Centre of Expertise Biobased economy, Avans

Hogeschool), HAS Hogeschool ‘s-Hertogenbosch, ZLTO, Waterschappen Aa en Maas en De

Dommel, Biotech Systems Platform (BSP), Kamer van Koophandel en Helicon Opleidingen.

BioBoost kent vier clusters. Bij de ontwikkeling van de clusters speelt het inzetten van bestaande

en innovatieve technologie (smart manufacturing) een grote rol (Agrofood meets Technology).

Reeds bestaande technologie die wordt gebruikt in een bepaalde sector kan worden ingezet bij de

verwerking van agrofood reststromen:

1. Plantaardige eiwitten en inhoudsstoffen Dit cluster focust op het realiseren van raffinage van eiwitten/inhoudsstoffen uit agrofood

restmateriaal, zoals resten groente en fruit. Van diverse reststromen wordt al sap en puree

gemaakt. De inhoudsstoffen blijken een uitstekend alternatief voor stoffen die tot voor kort op

chemische wijze werden geproduceerd. FoodTechBrainport in Helmond is daarbij de proeftuin

voor milde conservering, milde scheiding en plantaardige reststromen.

2. Dierlijke eiwitten en inhoudsstoffen Dit cluster richt zich op het op realiseren van raffinage van dierlijke eiwitten (Darling met

kennisinstellingen en bedrijven). Mogelijkheden binnen dit thema zijn het ontwikkelen en

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 94 van 114

realiseren van een masterplan van een Proteïne Applicatie Lab. Binnen dit thema vallen ook

projecten zoals geautomatiseerde grootschalige insectenkweek voor eiwitproductie. Protix haalde

in 2017 €45 miljoen aan investeringen op om in Den Bosch een nieuwe insectenkwekerij te

bouwen. Diverse reststromen – zoals etenswaren uit de supermarkt die niet meer houdbaar zijn –

worden door de technologie van Protix efficiënt omgezet in kwalitatief hoogwaardig eiwit voor de

(dier)voedingsindustrie.

3. Mineralen/meststoffen Dit cluster richt zich op het realiseren van projecten op het gebied van raffinage en verwaarding

van meststromen uit de agrarische sector tot mineralen en meststoffen.

4. Brandstoffen en laagwaardige energie Dit thema is geen kerncluster, maar kan op de korte termijn nog wel een rol spelen in de diverse

projecten. De logistieke stappen die daarvoor nodig zijn, bieden de basis voor de latere

verwaarding van de stromen in de richting van pyrolyse-producten en hoogwaardige

brandstoffen.

De aangegeven projecten uit deze regio, voor zover vallend binnen de definities van de biobased

economy (dus exclusief food en feed, zie hoofdstuk 1), zijn meegenomen binnen de overzichten

van de Biobased Delta.

BBE projecten

Inzicht in de aard van 321 BBE projecten van de Biobased Delta en Oost-Brabant in de RVO-

database wordt gegeven in figuur A.6.1 t/m A.6.5. Het betreft 181 projecten in Noord-Brabant,

85 in Zuid-Holland en 55 in Zeeland.

Figuur A.6.1 Aantal BBE projecten van de Biobased Delta ingedeeld naar grondstofstromen

Conform het landelijke beeld (zie § 3.4) gebruiken de meeste projecten biomassa uit

agroreststromen of een combinatie van diverse primaire en secundaire biomassastromen. Wat

opvalt in de Biobased Delta is dat er vergeleken met het landelijke beeld relatief weinig projecten

gebruik maken van biomassa uit agro-bioteelt en mest. De investeringen in projecten met

huishoudelijke afvalstromen en bosbouw als leverancier van grondstofzijn wel relatief hoog

(voornamelijk in Zuid-Holland, dat landelijk gezien voor beide stromen op kop loopt), volgens

figuur A.6.3.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 95 van 114

Figuur A.6.2 Aantal BBE projecten van de Biobased Delta ingedeeld naar beoogde toepassingof resultaat

De opbrengst van de meeste projecten is bio-energie, conform het landelijke beeld. Daar gaat

ook het meeste geld heen, zoals blijkt uit figuur A.6.4. Ook de verdeling van de andere

toepassingen is conform het landelijke beeld, waarbij alleen het aantal projecten over

nutriëntenterugwinning aan de lage kant is. Het zijn echter wel grote projecten, want de

investeringen in nutriëntenterugwinning zijn landelijk gezien het hoogst in Noord-Brabant.

Figuur A.6.3 Totale projectinvesteringen in de Biobased Delta, verdeeld over de grondstofstromen

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 96 van 114

Figuur A.6.4 Totale projectinvesteringen in de Biobased Delta, verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat

Figuur A.6.5 Totale projectinvesteringen in de Biobased Delta, met beoogde toepassing of resultaat zonder de bio-energieprojecten

Als de bio-energieprojecten buiten beschouwing worden gelaten valt op dat het meeste geld

richting nutriëntenterugwinning in Noord-Brabant gaat. Het beeld van de investeringen is bijna

compleet. Slechts van 9% van de projecten ontbreekt een budget (29 van de 321 projecten). De

investeringen in biochemicaliën-, biopolymeren en biomateriaalprojecten blijven achter bij het

landelijke beeld, terwijl het aantal projecten over biomateriaal niet echt afwijkt. Opvallend is het

hoge aandeel van de investeringen in Zuid-Holland in projecten waar niet van bekend is wat de

toepassing is, of deze zijn gecategoriseerd als ‘anders’. Het betreft hier investeringen in

pilotfaciliteiten, technieken en onderzoek naar normen voor biobased materialen en producten.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 97 van 114

A.7 Biobased economy in Noord-Holland

BBE Visie en ambitie, samenwerking en organisatie

BBE Visie en ambities

De Provincie Noord-Holland heeft een integrale visie/ambitie t.a.v. de circulaire economie

ontwikkeld, naar aanleiding van de vaststelling van het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2019

en het coalitieakkoord uit mei 2015, waarin circulaire economie als thema worden genoemd. In

juli 2017 heeft Provinciale Staten het Ontwikkelingsperspectief Circulaire Economie en de

uitvoeringsagenda circulaire economie vastgesteld. Biobased economy wordt binnen het

provinciale beleid als een van de prioritaire transitiepaden gezien.

Eén van de projecten binnen deze pijler is “Plan zeewier N-H”. Hierin wordt een analyse van de

gehele zeewierketen in Noord-Holland gemaakt. Begin 2018 zal deze analyse afgerond zijn

waarna de Provincie een besluit neemt over de verdere voortzetting van dit project.

Noord-Holland participeert ook actief in de werkgroep Biomassa van het Grondstoffenakkoord en

de daaruit voortkomende acties zullen ook voor Noord-Holland worden uitgewerkt.

Organisatie van BBE

De provincie heeft €18 miljoen vrijgemaakt in de vorm van subsidies om duurzame innovaties in

het MKB aan te jagen, hierbinnen wordt extra aandacht gegeven aan het stimuleren van circulaire

economie, duurzame mobiliteit en duurzame energie. Deze financiering is uitgewerkt in vier

instrumenten, een investeringsgereed programma (PIM-NH), een Proof-of-Concept (PoC) fonds,

een versnellingsprogramma en uitwerking van de landelijke MIT-regeling. Van deze fondsen is

alleen het PoC fonds nog niet operationeel, naar verwachting wordt het PoC fonds in Q1 2018

actief.

De provincie is in 2016 gestart met het programma Transitie Energie en Grondstoffen (TEG). Een

van de pijlers van dat programma is de Energietransitie.

Circulaire economie is de tweede hoofdpijler van het programma TEG.

Subsidies/ fondsen

- Participatiefonds Duurzame Economie Noord-Holland (PDENH). Dit is een revolving fund

van €85 miljoen voor rendabele projecten en MKB-bedrijven op het gebied van biomassa,

duurzaam bouwen, wind (op zee) en zonne-energie. Het fonds verschaft risicokapitaal

vanaf €500.000 tot maximaal €3 miljoen. Zie www.Pdenh.nl

- Uitvoeringsregeling GroenGas Noord-Holland 2013. Deze is gericht op het ontwikkelen

van een businesscase voor projecten die zich richten op productie, transport of afzet van

groengas. De regeling is momenteel gesloten. Veel bedrijven en ook kennisinstellingen

hebben hier gebruik van gemaakt. Wat de regeling precies heeft gebracht is nog niet te

zeggen.

- In 2016 is een Subsidieregeling Duurzame Zeehavens opengesteld (€4,74 miljoen) voor

projecten in de zeehavens van het Noordzeekanaalgebied en Den Helder over o.a.

circulaire economie (30% subsidie tot een maximum van €50.000 voor

haalbaarheidsonderzoek of €500.000 voor fysieke maatregel), luchtkwaliteit en

intensiveren van het ruimtegebruik. In totaal zijn er 12 projecten toegekend, samen goed

voor €3,3 subsidie en €14,5 miljoen investeringen van de initiatiefnemers. Onder meer

voor een installatie voor het terugwinnen van fosfaat en een installatie voor de

verwerking van restladingen van tankschepen.

Opvallende zaken in Noord-Holland

Noord-Holland lijkt met een groot aantal bedrijven in de voedingsindustrie (Zaanstreek, regio

Amsterdam), de agrarische sector in de Kop van Noord-Holland (Greenport Noord-Holland

Noord), een flink tuinbouwcluster als Greenport Aalsmeer (vooral sierteelt) en de haven van

Amsterdam een goede uitgangspositie te hebben voor verdere ontwikkelingen op het gebied van

de biobased economy. Daarnaast worden kansen gezien in zeewierteelt.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 98 van 114

Met de sterk vertegenwoordigde sectoren energie, agribulk en recycling kent Havenbedrijf

Amsterdam belangrijke activiteiten op het gebied van de bio-based economy.

Daarbij zet het Havenbedrijf met name in om innovatie en cascadering van biomassa verder te

brengen. Daartoe heeft het Havenbedrijf samen met Waternet en AEB Amsterdam het initiatief

Clean Capital opgezet waarbij samengewerkt wordt in een project om uit lignocellulose-afval

aromaten te winnen (Waste 2 Aromatics).

Waternet levert fosfaatrijk struviet uit de waterzuivering aan het kunstmestbedrijf ICL.

Het Havenbedrijf werkt nauw samen met Innovation Lab Chemistry Amsterdam om nieuwe

biobased projecten op te zetten waarbij de verbinding gemaakt wordt tussen de

kennisinstellingen en start-ups op het Amsterdamse Science Park, het commerciële onderzoek

van onder andere Avantium, Albemarle, PPG en anderen.

Het Havenbedrijf heeft in juni 2016 Prodock geopend, de innovatiehub waar projecten die de

labfase zijn ontgroeid zich verder kunnen ontwikkelen. De volgende biobased projecten zijn

inmiddels in Prodock gestart (of afgerond): Plantics (afgerond), PeelPioneers (afgerond),

Blackwood Technology, Chaincraft (kantoor en pilot), NPSP, Van.Eko, Calcite factory.

Daarnaast kent het havengebied een groot industrieel biobased cluster waarin Noba

Vetveredeling BV, Rotie BV, Biodiesel Amsterdam, Tankstorage BV en Orgaworld BV

samenwerken. Inmiddels is hieruit de start-up Chaincraft ontstaan die middellange vetzuren

produceert uit organisch afval en een demofabriek bouwt in de Amsterdamse haven (zie

§6.4.11).

De provincie heeft de mogelijkheden van hoogwaardige inzet van reststromen uit zowel de

voeding- en genotsmiddelenindustrie als de agrarische sector door de TU Delft laten verkennen.

Deze verkenningen zijn begin 2016 opgeleverd en de resultaten zijn opgepakt door de Greenport

Noord-Holland Noord.

Belangrijke betrokken stakeholders en contactpersonen

Bij energie uit biomassa zijn partijen als Taqa, Torrgas, HVC, Gasunie, ECN, Technocow, Biolake

en Gensos betrokken. Rond Amsterdam zijn dat partijen als AEB Amsterdam, Waternet, SADC

(Schiphol Area Development Company), Universiteit van Amsterdam, Hogeschool van

Amsterdam, Havenbedrijf Amsterdam, Schiphol, Orgaworld en Photanol.

Contactpersonen:

Provincie Noord-Holland: Nic Grandiek (circulaire economie), Karen Arpad (Programma Transitie

Energie en Grondstoffen), Susan Albers (landbouw). Niek Hinsenveld (Nieuwe Economie &

Innovatie).

Havenbedrijf Amsterdam: Micha Hes.

BBE projecten

In figuur A.7.1 tot en met A.7.4 zijn de 130 biobased projecten in Noord-Holland weergegeven

met startdatum tussen 2011 en 2016. Bij de projecten in de provincie Noord-Holland ligt het

accent wat betreft ‘input’ bij agroreststromen en natuurreststromen, die vooral worden omgezet

in duurzame energie (zie zowel figuur A.7.2 als A.7.4). In verhouding tot het landelijke beeld (zie

§ 3.4) zijn er relatief weinig projecten met mest als uitgangsmateriaal. De meeste projecten

leiden tot bio-energie, net zoals in de rest van Nederland. De, vergeleken met het landelijke

beeld, redelijk hoge investeringen en het grote aantal projecten met hout/bosbouw als input zijn

grotendeels toe te rekenen aan de biomassacentrales in Amsterdam, Purmerend en de

vergassingsinstallatie in Alkmaar. Van 123 van de 130 projecten in Noord-Holland (95%) zijn de

projectinvesteringen bekend.

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 99 van 114

Figuur A.7.1 Aantal BBE projecten in Noord- Holland ingedeeld naar grondstofstromen

Figuur A.7.2 Aantal BBE projecten in Noord-Holland ingedeeld naar beoogde toepassing of resultaat

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 100 van 114

Figuur A.7.3 Totale projectinvesteringen in Noord-Holland, verdeeld over de grondstofstromen

Figuur A.7.4 Totale projectinvesteringen in Noord-Holland, verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 101 van 114

Figuur A.7.5 Totale projectinvesteringen in Noord-Holland, met beoogde toepassing of resultaat zonder de

bio-energieprojecten

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 102 van 114

A.8 Biobased economy in Utrecht

BBE Visie en ambitie, samenwerking en organisatie BBE Visie BBE wordt door de provincie Utrecht gezien als onderdeel van een circulaire economie en wordt

via het EBU (Economic Board Utrecht) ondersteund. Daarnaast zijn er ambities uitgesproken om

in te zetten op duurzame energie op basis van biomassa en vergisting van laagwaardige

biomassastromen.

Organisatie vanuit de regio rond visie/ambities

De provincie heeft geen mensen specifiek aangesteld voor BBE. Dit valt onder het onderwerp

Duurzame Energie dat een integraal onderdeel is van de organisatie en dus verspreid is over

verschillende afdelingen. In de praktijk komt dit neer op 0,2 FTE. Daarnaast is dit onderwerp

onderdeel van het thema circulaire economie van het EBU.

De U10, een netwerk van tien Utrechtse gemeenten hebben in december 2015 een verkenning

‘Op weg naar Cirkelregio Utrecht’ uitgevoerd in afstemming met de regionale partners Economic

Board Utrecht (EBU), Utrecht Sustainability Institute (USI), Natuur-en Milieufederatie Utrecht

(NMU) en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). Op het gebied van biomassa komen

aanbevelingen naar voren om grassen en gewassen te telen voor non-food toepassingen,

biomassa hoogwaardig toe te passen en initiatieven te verbinden die zich richten op het

tegengaan van voedselverspilling.

Subsidies/fondsen:

Utrecht heeft een Garantiefonds Energie dat bancaire leningen voor energieprojecten makkelijker

maakt.

Samenwerking met andere regio’s:

De provincie Utrecht is partner in het afgeronde Europese Interreg-NWE-project ARBOR

(Accelerating Renewable Energies through valorisation of Biogenic Raw Material) met Nederland,

België, Duitsland, Engeland, Ierland en Luxemburg. Utrecht onderzocht of het mogelijk is om

bermgras te benutten voor de productie van groen gas. Ook werd onderzocht waar in de

provincie goede kansen liggen voor een biogashub (verzamelleiding) en wat de kansen zijn voor

een rendabele inzamelstructuur voor bermgras. In de verkenning Cirkelregio Utrecht wordt

samenwerking met de metropoolregio Amsterdam genoemd.

Belangrijke betrokken stakeholders:

Provincie Utrecht, Economic Board Utrecht, Natuur en Milieufederatie Utrecht, U10 (gemeenten

Bunnik, De Bilt, Houten, Ijsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen, Woerden en

Zeist).

Contactpersoon:

Provincie Utrecht: Florien Scager, Coördinator duurzaamheid.

BBE projecten

In totaal zijn er in de RVO.nl database 38 BBE projecten in de provincie Utrecht opgenomen met

totale geplande projectinvesteringen van €244 miljoen. Vergeleken met het landelijke beeld (zie §

3.4) valt op dat er in Utrecht weinig projecten (drie) met agrobioteelt of agroreststromen als

input zijn en relatief veel projecten met slib/afvalwater als input: zes van de 38 projecten. Qua

budget vallen deze projecten in het niet bij de investeringen die gemoeid zijn met de geplande

biomassacentrale (fig. A.8.3), die voor stadsverwarming ingezet gaat worden. De projecten zijn

grotendeels gericht op energieopwekking uit biomassa, net zoals in de rest van Nederland. Als

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 103 van 114

energie buiten beschouwing wordt gelaten valt op dat vergeleken met de landelijke situatie in de

provincie Utrecht vooral veel in food/feedprojecten wordt geïnvesteerd (fig. A.8.5).

Figuur A.8.1 Aantal BBE projecten in Utrecht ingedeeld naar grondstofstromen

Figuur A.8.2 Aantal BBE projecten in Utrecht ingedeeld naar beoogde toepassing of resultaat

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 104 van 114

Figuur A.8.3 Totale projectinvesteringen in Utrecht verdeeld over de grondstofstromen

Figuur A.8.4 Totale projectinvesteringen in Utrecht verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 105 van 114

Figuur A.8.5 Totale projectinvesteringen in Utrecht met beoogde toepassing of resultaat zonder de bio-

energieprojecten

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 106 van 114

A.9 Biobased economy in Flevoland

BBE Visie en ambitie, samenwerking en organisatie

BBE visie en ambities Provincie Flevoland heeft op 8 november 2017 de Omgevingsvisie Flevoland vastgesteld waarin

Circulaire Economie (met de lijnen groene grondstoffen en gebruikte materialen) genoemd is als

strategische opgave. Zie https://www.omgevingsvisieflevoland.nl/opgave/circulaire-economie/.

Samenwerking tussen ondernemers en kennisinstellingen is hierbij belangrijk. Binnen het brede

thema van de biobased economy (BBE) ligt de kracht van Flevoland in het gebruik van groene

grondstoffen, reststofverwerking en het gebruik hiervan in nieuwe materialen.

Organisatie van BBE in de regio Op dit moment zijn er diverse initiatieven die binnen Flevoland met en door bedrijven en

kennisinstellingen zijn opgepakt. De provincie ondersteunt deze vanuit het bestaande

instrumentarium voor economische ontwikkeling/innovatie. Flevoland heeft een goede

kennisinfrastructuur voor onderzoek aan en ontwikkeling van groene grondstoffen. ACRESS

(Application centre for renewable resources) van de WUR in Lelystad biedt de faciliteiten voor het

grootschalig testen van biobased technieken. Zij hebben in samenwerking met bedrijfsleven

Energierijk als experimenteerruimte met als speerpunten bioraffinage, vergisting en algen. Aeres

Hogeschool (voorheen Agrarische Hogeschool CAH Vilentum) in Dronten heeft een CoE BBE en

ontwikkelt met bedrijven uit de regio projecten op het grensvlak van energie en groene

grondstoffen. Rondom de luchthaven Lelystad zijn initiatieven met bamboekweek als grondstof

voor de biobased economy.

Onderwerpen vanuit de regio rond visie/ambities De opwekking van energie uit biomassa is een belangrijke katalysator geweest in de ontwikkeling

van nieuwe BBE toepassingen. In Flevoland zijn 13 vergisters actief. De warmtekrachtkoppeling

in Lelystad wordt op houtsnippers gestookt en in Zeewolde wordt biogas in een woonwijk

toegepast. De bijdrage van biomassa aan de totale duurzame energieproductie van Flevoland is

nu ongeveer 6%. Het merendeel (93%) van de duurzame energie wordt opgewekt met

windmolens. Er is door de provincie een aantal initiatieven ondersteund binnen de thema's algen,

gewasbeschermingsmiddelen, materialen en food. In 2014 en 2015 heeft de Provincie Flevoland

de mogelijkheden van een hoogwaardige verwerking van bermgras onderzocht, samen met

ondernemers en kennisinstellingen. In december 2015 heeft Aeres Hogeschool een incubator

geopend in de agrosector voor biobased toepassingen: het Green Venture Lab.

Samenwerking met andere regio’s Aeres Hogeschool opereert in de regio Noordwest-Veluwe en Overijssel, ACRRES is een landelijke

speler. Lelystad Airport en de metropoolregio Amsterdam werken o.a. samen in de Green Deal

Grassen en Gewassen.

Belangrijke betrokken stakeholders ACCRES, Aeres Hogeschool, OMALA (Ontwikkelingsmaatschappij Lelystad Airport, ontwikkelt het

Lelystad Airport Businesspark LAB) en provincie Flevoland.

Contactpersonen

Carina van Dijk van de Provincie Flevoland.

BBE projecten In de onderstaande figuren (figuur A.9.1 tot en met figuur A.9.5) zijn de 46 BBE-projecten in

Flevoland weergegeven die tussen 2011 en 2016 gestart zijn. In Flevoland ligt het accent wat

betreft ‘input’, zowel naar aantallen als naar geïnvesteerde euro’s, duidelijk bij mestprojecten.

Van de 18 mestprojecten zijn er drie gericht op nutriëntenterugwinning, de overige zijn

vergistingsprojecten voor bio-energie. De biomassa wordt vooral ingezet voor de productie van

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 107 van 114

duurzame energie, zeker wat betreft het aantal projecten. De projectkosten zijn bij 39 van de 46

project bekend (85%). Het budget van de enkele projecten die gericht zijn op biochemicaliën en

biofarmaceuticals is onbekend. Het aantal projecten met agroreststromen is vergeleken met het

landelijke beeld (zie § 3.4) laag, wat opvallend is gezien het agrarische karakter van Flevoland.

Figuur A.9.1 Aantal BBE projecten in Flevoland ingedeeld naar grondstofstromen

Figuur A.9.2 Aantal BBE projecten in Flevoland ingedeeld naar beoogde toepassing of resultaat

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 108 van 114

Figuur A.9.3 Totale projectinvesteringen in Flevoland verdeeld over de grondstofsromen

Figuur A.9.4 Totale projectinvesteringen in Flevoland verdeeld over de beoogde toepassing of resultaat

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 109 van 114

Figuur A.9.5 Totale projectinvesteringen in Flevoland met beoogde toepassing of resultaat zonder de bio-energieprojecten

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 110 van 114

Bijlage B Trefwoordengebruik

Trefwoorden voor BBE voor de verschillende instrumenten van RVO.nl

GROENE GROEI

BBE

trefwoorden voor BBE wegingsfactor

trefwoorden voor octrooien en wbso oud

2nd generation torrefaction installation 8

afvalverbranding afval 2

biobased

afvalhout 8

biobrandstof afvalverbranding 6

biochemie

Algae cultivation 8

bio-energie Algae cultivation installation 8

bioenergy

algae oil 10

biogas Algae pond 8

biokatalyse

Algae refinery 10

biomassa algen 10

biomaterialen

algenkweek 10

bioplastics algenolie 10

biopolymers

Allothermal gasification 4

bioraffinage Anaerobe fermentation installation 8

biotechnologie

Aqautic oligochaet hydrolysis 8

biovergassing Bacterial fermenting 10

biovergisting

Baker's yeast 10

co-vergisting Bamboo pelletization 10

energietransitie

bio 2

fermentatie bio energy 10

groen gas

bioafbreekbaar 10

pyrolyse bioafbreekbare materialen 10

stortgas

biobased 10

thermische conversie bio-based 10

torrefactie

bio-based chemicals 8

vergassing biobenzine 10

vergisting

biobrandstof 10 biochemie 10 biocoal 10 Bio-cogenerater (pyrolysis-oil) 8 biocomposiet 10 biodiesel 10 Biodiesel boiler 8 bio-energie 10 bioenergy 10 bioethanol 10 bio-ethanol 10 bio-ethyleen 10 biofoam 10 biofuel 10 Biofuel gas combustion 6 biogas 10 Biogas cogeneration installation 8 Biogas cogeneration installation, Breda 8 biogebaseerde 10 biogeen 4 biohars 10 biokatalyse 10 biokerosine 10 bio-kerosine 10 biokolen 10 bio-kolen 10 biokunststof 10 bio-kunststof 10

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 111 van 114

Bio-LNG production installation 8 Biological desulfurisation 6 Biological gasification 6 biologisch 4 Biomass boiler 8 Biomass combustion installation 8 Biomass Continuous Pretreatment Reactor

(BioCPR) 8 Biomass fermentation installation 8 biomassa 10 biomaterialen 10 BioMCN Glycerol vaporizer 8 biomethanol 10 BioNet 8 BioPE 10 Bio-PE 10 biopharmaceuticals 10 bioplastic 10 bioplastics 10 biopolymeer 10 Biopolymeren 10 biopolymers 10 bioraffinage 10 Bio-refinery 10 Bio-refinery (oil) 10 bioslib 10 bio-slib 10 biotechnologie 10 BioTorTech (BTT) Pellets production 8 BioTrigen installation 8 biovergassing 10 bio-vergassing 10 biovergisting 10 bio-vergisting 10 biovezel 10 bio-vezel 10 blauwalg 6 cascaderen 10 cascadering 10 Charcoal pyrolysis 8 Clean Biomass Fibers (CBF) Pellet production 8 Closed algae production Algaelink 8 Co-fermentation installation 8 Combined Gasifier-SOFC (wood) 8 Combined Heat and Power (biomass) 6 Combined Heat and Power (bio-oil) 6 Combined Heat and Power (CHP) with

Fermenter 8 Combustion + biomass 6 Combustion + pelletization 6 Compostingtunnel 8 Continuous TransEsterification Unit (CTEU) 8 Converting sugars to hydrogen 10 co-vergisting 10 Cultivating algae 10 Cultivating duckweed 10 Cyanobacteria photosynthesis 10 Developing business models for pelletizing

biomass 6 Digestate dryer 8 Digestate purifier (Anammox-bacteria) 8 Digestate refiner 8 duurzaam 2 ELGA 8

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 112 van 114

energie 2 energietransitie 6 Enzymatic esterification 8 Enzymatic hydrolysis 8 Enzyme immobillisation 10 Enzymes 10 Esterificating 10 Esterification 10 Ethanol storage 4 Etherification 10 ethylene 8 Ethylene separation 4 fermentatie 10 Fermentation 10 Fermentation installation 8 Fermenting 10 Fibre pulverization 8 Flash pyrolysis installation 8 Flashpyrolysis installation 8 FoxCoal installation 8 furanen 8 Gasificating 6 Gasification 6 Gasification installation 6 Generator biooil to electric energy 8 glucose 8 glycol 8 Gram positive bacteria 8 Greenhouse 4 Greenportkas 4 groen 2 groen gas 10 Groene grondstoffen 10 GTBE pilot Plant 8 hars 2 hernieuwbaar 7 HoST small mono-fermentation installation 8 houtafval 4 houtchips 8 houtpellets 8 HTST sterilization 6 Hydrolysator (enzymatic) 8 Hydrolysis 8 Hydrolyzing 10 Hydro-pyrolyzing 10 IBE fermentation reactor 8 Indirect co-firing 4 insecten 2 Integrated fermenter and turbine pilot

installation 8 Integrated fermenter with drying 8 Isolate lignin 10 katalyse 8 kleurstof 4 kroos 2 Liquefier (enzymatic) 8 Liquefying biomass 6 Low temperature gasification 6 Manure and biomass sterilising 6 Manure drainage 6 Manure floor cooling installation 8 Manure processor BEC Cuijk 8 materialen uit slib 10

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 113 van 114

MCFC Fuel cell and cogeneration installation (on biogas) 4

meekrap 3 melkzuur 4 mest 3 mestraffinage 10 mestvergisting 10 Microbial electrolysis 6 Microbial elektrolysis 6 MILENA gasification installation 8 MILENA-OLGA combination installation 8 monovergisting 10 Multi-purpose heat pump 8 natuurlijke vezels 3 OLGA oil gas washer 6 OLGA tar removal installation 6 organisch 4 organisch materiaal 8 organische materialen 8 Pelleting machine, Orgaworld 8 pelletiseren 10 Pelletization 8 Photanol reactor (cyanobacteria) 8 Photosynthesis 10 PLA 10 plantbased 10 plant-based 10 polymelkzuur 10 polymeren 3 Processing wet biomass 8 Producing anearobe fatty acid 10 Producing enzymes 8 Producing methanol 6 Producing silicon from silanes 6 Promote fast micro-organisms 8 Protein extraction 10 pyrolyse 10 Pyrolyse oil burner 8 Pyrolysis 10 raffinage 6 Reactor grass to lignocellulosic fibres 8 Relitech Biogas installation (with mais) 8 Removing tar 6 reststromen 10 scheidingstechnologie 8 slib 8 slibfiltering 10 slibrecycling 8 slibverwerking 8 Sludge disintegration installation 8 Small scale bio-ethanol production installation 8 Small scale biomass combustion installation 8 Small scale fermenation installation 8 SNG 4 snoeihout 4 starch 8 stortgas 10 succinie 8 Super critical fluidized bed gasification 6 Super critical water gasification 6 Supercritical gasification 6 Supercritical sludge gasification 6 syngas 10

Monitoring biobased economy in Nederland 2017

Pagina 114 van 114

Thermical pressure hydrolysis 8 thermische conversie 8 Thermophile fermentation installation 8 Thermophile fermentation installation,

Kruiningen 8 Timber frame 8 Torbed installation 8 torrefactie 10 Torrefaction 6 Torrefaction installation 8 Torrefaction pyrolysis 8 Transesterificating 10 Transesterification 8 Two-stage fermentation 8 Upgrade biomass 4 Upgrading biogas 6 Urban wood pelletizing 8 vergassing 10 vergisting 10 wieren 6 wouw 3 zeewier 6 zetmeel 8