MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te...

262
179e ANNEE 179e JAARGANG N. 250 WOENSDAG 22 JULI 2009 MERCREDI 22 JUILLET 2009 Le Moniteur belge du 20 juillet 2009 comporte deux éditions, qui portent les numéros 248 et 249. Het Belgisch Staatsblad van 20 juli 2009 bevat twee uitgaven, met als volgnummers 248 en 249. INHOUD Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 3 JUNI 2007. — Wet houdende instemming met het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met de Overeen- komst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Oosterse Republiek Uruguay, ondertekend te Montevideo op 22 november 2006, bl. 50160. 13 MEI 2009. — Wet houdende instemming met volgende Inter- nationale Akten : Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, aangenomen te New York op 13 december 2006, bl. 50169. SOMMAIRE Lois, décrets, ordonnances et règlements Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopé- ration au Développement 3 JUIN 2007. — Loi portant assentiment à la Convention du Conseil de l’Europe sur la lutte contre la traite des êtres humains, faite à Varsovie le 16 mai 2005, p. 50141. 12 FEVRIER 2009. — Loi portant assentiment à la Convention sur la sécurité sociale entre le Royaume de Belgique et la République orientale de l’Uruguay, signée à Montevideo le 22 novembre 2006, p. 50160. 13 MAI 2009. — Loi portant assentiment aux Actes internationaux suivants : Convention relative aux droits des personnes handicapées, Protocole facultatif se rapportant à la Convention relative aux droits des personnes handicapées, adoptés à New York le 13 décembre 2006, p. 50169. 262 pages/bladzijden MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet 2005. Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : www.staatsblad.be Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme Gratis tel. nummer : 0800-98 809 Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2005. Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse : www.moniteur.be Direction du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme Numéro tél. gratuit : 0800-98 809

Transcript of MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te...

Page 1: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

179e ANNEE 179e JAARGANGN. 250

WOENSDAG 22 JULI 2009MERCREDI 22 JUILLET 2009

Le Moniteur belge du 20 juillet 2009 comportedeux éditions, qui portent les numéros 248 et 249.

Het Belgisch Staatsblad van 20 juli 2009 bevattwee uitgaven, met als volgnummers 248 en 249.

INHOUD

Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen

Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel enOntwikkelingssamenwerking

3 JUNI 2007. — Wet houdende instemming met het Verdrag van deRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan teWarschau op 16 mei 2005, bl. 50141.

12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met de Overeen-komst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België ende Oosterse Republiek Uruguay, ondertekend te Montevideo op22 november 2006, bl. 50160.

13 MEI 2009. — Wet houdende instemming met volgende Inter-nationale Akten :

Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap,Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van personen

met een handicap, aangenomen te New York op 13 december 2006,bl. 50169.

SOMMAIRE

Lois, décrets, ordonnances et règlements

Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopé-ration au Développement

3 JUIN 2007. — Loi portant assentiment à la Convention du Conseilde l’Europe sur la lutte contre la traite des êtres humains, faite àVarsovie le 16 mai 2005, p. 50141.

12 FEVRIER 2009. — Loi portant assentiment à la Convention sur lasécurité sociale entre le Royaume de Belgique et la République orientalede l’Uruguay, signée à Montevideo le 22 novembre 2006, p. 50160.

13 MAI 2009. — Loi portant assentiment aux Actes internationauxsuivants :

Convention relative aux droits des personnes handicapées,Protocole facultatif se rapportant à la Convention relative aux

droits des personnes handicapées, adoptés à New York le13 décembre 2006, p. 50169.

262 pages/bladzijden

MONITEURBELGE

BELGISCHSTAATSBLAD

Publication conforme aux articles 472 à 478 de laloi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par lesarticles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du20 juillet 2005.

Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :www.staatsblad.beBestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42,1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme

Gratis tel. nummer : 0800-98 809

Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van deprogrammawet van 24 december 2002, gewijzigd door deartikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diversebepalingen van 20 juli 2005.

Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :www.moniteur.beDirection du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42,1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme

Numéro tél. gratuit : 0800-98 809

Page 2: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken

13 JUNI 1986. — Wet betreffende het wegnemen en transplanterenvan organen. Officieuze coördinatie in het Duits, bl. 50202.

26 JUNI 1990. — Wet betreffende de bescherming van de persoon vande geesteszieke. Officieuze coördinatie in het Duits, bl. 50207.

Föderaler Offentlicher Dienst Inneres13. JUNI 1986 — Gesetz über die Entnahme und Transplantation von Organen. Inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache, S. 50202.26. JUNI 1990 — Gesetz über den Schutz der Person des Geisteskranken. Inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache, bl. 50207.

Federale Overheidsdienst Financiën

29 JUNI 2009. — Ministerieel besluit betreffende de uitgifte door deBelgische Staat van een lening genaamd « Lineaire obligaties 2 % -28 maart 2012 », bl. 50216.

10 JULI 2009. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieelbesluit van 15 juni 2000 tot uitvoering van het koninklijk besluit van17 februari 2000 betreffende de beperkende maatregelen tegen deTaliban van Afghanistan, bl. 50217.

Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer

13 MEI 2009. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 5 juni 2002 tot regeling van de organisatie van de controlevan de voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheidvan de leden van het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigen,bl. 50218.

8 MEI 2009. — Ministerieel besluit tot vaststelling van de voor-waarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de ledenvan het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigen, bl. 50223.

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid

6 JULI 2009. — Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaardenen de nadere regels volgens dewelke de verplichte verzekering voorgeneeskundige verzorging en uitkeringen aan de apotheker-titularisvan een apotheek open voor het publiek of aan de vennootschapwaarvoor deze werkt, een tegemoetkoming verleent voor het gebruikvan een software bij afleveren van een geneesmiddel en een tegemoet-koming voor de registratie van voorgeschreven niet-vergoedbarefarmaceutische producten, bl. 50256.

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Vlaamse Gemeenschap

Vlaamse overheid

15 MEI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging vanhet besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling vande criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen vansubsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van even-redige arbeidsdeelname en diversiteit, bl. 50263.

29 MEI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering betreffende deondersteuning van de syndicale werkzaamheden van de vakbonds-afgevaardigden in het onderwijs, bl. 50265.

Service public fédéral Intérieur

13 JUIN 1986. — Loi sur le prélèvement et la transplantationd’organes. Coordination officieuse en langue allemande, p. 50202.

26 JUIN 1990. — Loi relative à la protection de la personne desmalades mentaux. Coordination officieuse en langue allemande, p. 50207.

Service public fédéral Finances

29 JUIN 2009. — Arrêté ministériel relatif à l’émission par l’Etat belged’un emprunt dénommé « Obligations linéaires 2 % - 28 mars 2012 »,p. 50216.

10 JUILLET 2009. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté ministérieldu 15 juin 2000 d’exécution de l’arrêté royal du 17 février 2000 relatifaux mesures restrictives à l’encontre des Talibans d’Afghanistan,p. 50217.

Service public fédéral Mobilité et Transports

13 MAI 2009. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 5 juin 2002organisant la vérification des conditions d’aptitude physique et mentaledes membres d’équipage de conduite des aéronefs civils, p. 50218.

8 MAI 2009. — Arrêté ministériel fixant les conditions d’aptitudephysique et mentale des membres d’équipage de conduite des aéronefscivils, p. 50223.

Service public fédéral Sécurité sociale

6 JUILLET 2009. — Arrêté royal fixant les conditions et les modalitésselon lesquelles l’assurance obligatoire soins de santé et indemnitésaccorde au pharmacien titulaire d’une officine ouverte au public ou à lasociété au sein de laquelle il travaille, une intervention pour l’utilisationd’un logiciel lors de la délivrance d’un médicament et une interventionpour l’enregistrement des produits pharmaceutiques non-remboursables prescrits, p. 50256.

Gouvernements de Communauté et de Région

Communauté flamande

Autorité flamande

15 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêtédu Gouvernement flamand du 19 juillet 2007 fixant les critères, lesconditions et les modalités de l’octroi de subventions à l’appui et enexécution de la politique de participation proportionnelle au marché del’emploi et de diversité, p. 50264.

29 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand portant appui auxactivités syndicales des délégués syndicaux dans l’enseignement,p. 50265.

50136 MONITEUR BELGE − 22.07.2009 − BELGISCH STAATSBLAD

Page 3: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

13 JULI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van debevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, bl. 50266.

13 JULI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering tot herlibellering inde begroting van de Vlaamse Gemeenschap van namen van entiteitenen programma’s betrekking hebbend op kabinetsbegrotingen en aan-duiding van de kenletter van ordonnancerend minister inbegrotingsdocumenten, bl. 50281.

Waals Gewest

Waalse Overheidsdienst

30 APRIL 2009. — Besluit van de Waalse Regering tot toepassing vanhet decreet van 6 december 2007 betreffende de hulpdiensten voorgezinnen en bejaarde personen, bl. 50299.

5 JUNI 2009. — Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van hetbesluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van hetdecreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- engezinsvragen, bl. 50313.

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

4 JUNI 2009. — Besluit van het College van de Franse Gemeenschaps-commissie houdende toepassing van het decreet van 5 maart 2009betreffende het aanbod van ambulante diensten in het domein van desociale actie, het gezin en de gezondheid. Tweede lezing, bl. 50326.

Andere besluiten

Federale Overheidsdienst Financiën

Personeel. Aanduiding, bl. 50340. — Belastingen en Invordering.Administratie der Douane en Accijnzen. Bevordering, bl. 50340.

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid

Personeel. Aanstelling, bl. 50340.

Federale Overheidsdienst Justitie

7 JULI 2009. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieelbesluit van 26 april 2007 houdende aanwijzing van de leden van deOndersteuningscel van de Veiligheid van de Staat, bl. 50340.

Rechterlijke Orde, bl. 50341. — Rechterlijke Orde, bl. 50341.

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

Levering van elektriciteit. Individuele vergunning. EF 2009 - 0019 - A,bl. 50343.

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Vlaamse Gemeenschap

Vlaamse overheid

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed

Provincie Oost-Vlaanderen. Ruimtelijke ordening. Gemeentelijk ruim-telijk uitvoeringsplan, bl. 50343. — Provincie Oost-Vlaanderen. Ruim-telijke ordening. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, bl. 50344. —Provincie Oost-Vlaanderen. Ruimtelijke ordening. Gemeentelijk ruim-telijk uitvoeringsplan, bl. 50344. — Definitieve vaststelling van hetgewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ″Op- en afrittencomplex A10/E40- N44 te Aalter″, bl. 50344. — Voorlopige vaststelling van hetgewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan « Gebied voor grootstedelijkeactiviteiten omgeving Sportpaleis », bl. 50344.

13 JUILLET 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand fixant lesattributions des membres du Gouvernement flamand, p. 50274.

13 JUILLET 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand relibellant lesnoms des entités et programmes dans le budget de la Communautéflamande ayant trait aux budgets des cabinets et désignation de la lettredistinctive du ministre ordonnateur dans les documents budgétaires,p. 50284.

Région wallonne

Service public de Wallonie

30 AVRIL 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant applica-tion du décret du 6 décembre 2007 relatif aux services d’aide auxfamilles et aux personnes âgées, p. 50287.

5 JUIN 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l’arrêtédu Gouvernement wallon du 18 juin 1998 portant exécution du décretdu 18 juillet 1997 relatif aux centres de planning et de consultationfamiliale et conjugale, tel que modifié, p. 50312.

Région de Bruxelles-Capitale

Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale

4 JUIN 2009. — Arrêté du Collège de la Commission communautairefrancaise portant application du décret du 5 mars 2009 relatif à l’offre deservices ambulatoires dans les domaines de l’action sociale, de lafamille et de la santé. Deuxième lecture, p. 50314.

Autres arrêtés

Service public fédéral Finances

Personnel. Désignation, p. 50340. — Impôts et Recouvrement.Administration des Douanes et Accises. Promotion, p. 50340.

Service public fédéral Sécurité sociale

Personnel. Désignation, p. 50340.

Service public fédéral Justice

7 JUILLET 2009. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté ministérieldu 26 avril 2007 portant désignation des membres de la Cellule d’appuide la Sûreté de l’Etat, p. 50340.

Ordre judiciaire, p. 50341. — Ordre judiciaire, p. 50341.

Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie

Fourniture d’électricité. Autorisation individuelle EF 2009 - 0019 - A,p. 50343.

Gouvernements de Communauté et de Région

50137MONITEUR BELGE − 22.07.2009 − BELGISCH STAATSBLAD

Page 4: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Waals Gewest

Waalse Overheidsdienst

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het centrum ″P.M.E. Formation deCharleroi″ voor het beroep administratief bediende van de commerciëlediensten in het kader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied vande voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeen-schap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie,bl. 50345.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het centrum voor vaardigheden vanHoudeng-Gœgnies voor het beroep mechanicus-hersteller van personen-wagens en lichte bestelwagens in het kader van het Samenwerkings-akkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegd-heden op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding, geslotentussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie, bl. 50346.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het centrum ″FOREm Formationconstruction Centre de Charleroi″ voor het beroep residentiële elektro-technisch installateur in het kader van het Zamenwerkingsakkoord van24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de FranseGemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie,bl. 50348.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het centrum ″FOREm FormationForm/Alim - centre de validation des compétences″ voor het beroepassistent-operator in de productie van de voedingsindustrie in hetkader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende debekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voortgezetteberoepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het WaalseGewest en de Franse Gemeenschapscommissie, bl. 50349.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het centrum ″FOREm Formationcentre de Mons″ voor het beroep gezinhelp(st)er in het kader van hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtigingvan de bevoegdheden op het gebied van de voortgezette beroeps-opleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewesten de Franse Gemeenschapscommissie, bl. 50350.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het centrum ″FOREm Formationcentre du Val Benoît″ voor het beroep callcenter-operator in het kadervan het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende debekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voortgezetteberoepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het WaalseGewest en de Franse Gemeenschapscommissie, bl. 50351.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het validatiecentrum ″FOREm For-mation construction Centre de Charleroi″ voor het beroep metselaar inhet kader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffendede bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voort-gezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, hetWaalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, bl. 50353.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het valideringscentrum ″FOREmFormation construction Centre de Charleroi″ voor het beroep dakwer-ker in het kader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied vande voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeen-schap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie,bl. 50354.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het valideringscentrum ″FOREmFormation construction Centre de Liège″ voor het beroep dakwerker inhet kader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffendede bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voor-tgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, hetWaalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, bl. 50355.

Région wallonne

Service public de Wallonie

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre P.M.E. Formation de Charleroipour le métier d’employé administratif des services commerciaux dansle cadre de l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à lavalidation des compétences dans le champ de la formation profession-nelle continue conclu entre la Communauté française, la Régionwallonne et la Commission communautaire française, p. 50345.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre des compétences d’Houdeng-Gœgnies pour le métier de mécanicien-réparateur de voitures particu-lières et véhicules utilitaires légers dans le cadre de l’Accord decoopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétencesdans le champ de la formation professionnelle continue conclu entre laCommunauté française, la Région wallonne et la Commission commu-nautaire française, p. 50346.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre FOREm Formation constructionCentre de Charleroi pour le métier d’installateur électricien résidentieldans le cadre de l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à lavalidation des compétences dans le champ de la formation profession-nelle continue conclu entre la Communauté française, la Régionwallonne et la Commission communautaire française, p. 50347.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre FOREm Formation Form/Alim- centre de validation des compétences pour le métier d’assistantopérateur de production des industries alimentaires dans le cadre del’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation descompétences dans le champ de la formation professionnelle continueconclu entre la Communauté française, la Région wallonne et laCommission communautaire française, p. 50348.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre FOREm Formation Centre deMons pour le métier d’aide ménagère dans le cadre de l’Accord decoopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétencesdans le champ de la formation professionnelle continue conclu entre laCommunauté française, la Région wallonne et la Commission commu-nautaire française, p. 50349.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre FOREm Formation Centre duVal Benoît pour le métier d’opérateur Call center dans le cadre del’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation descompétences dans le champ de la formation professionnelle continueconclu entre la Communauté française, la Région wallonne et laCommission communautaire française, p. 50351.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre de validation FOREm Forma-tion construction Centre de Charleroi pour le métier de maçon dans lecadre de l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validationdes compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne etla Commission communautaire française, p. 50352.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre de validation FOREm Forma-tion construction Centre de Charleroi pour le métier de couvreur dansle cadre de l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à lavalidation des compétences dans le champ de la formation profession-nelle continue conclu entre la Communauté française, la Régionwallonne et la Commission communautaire française, p. 50353.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre de validation FOREm Forma-tion construction Centre de Liège pour le métier de couvreur dans lecadre de l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validationdes compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne etla Commission communautaire française, p. 50354.

50138 MONITEUR BELGE − 22.07.2009 − BELGISCH STAATSBLAD

Page 5: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het valideringscentrum ″FOREmFormation construction Centre de Liège″ voor het beroep tegelzetter inhet kader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffendede bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voort-gezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, hetWaalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, bl. 50356.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het valideringscentrum ″FOREmFormation construction Centre de Liège″ voor het beroep metselaar inhet kader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffendede bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voort-gezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, hetWaalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, bl. 50357.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het valideringscentrum ″FOREmFormation centre du Val Benoît″ voor het beroep assistent-boekhouderin het kader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betref-fende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeen-schap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie,bl. 50358.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het valideringscentrum EPICURISvoor het beroep bereider-verkoper in een slagerij in het kader van hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtigingvan de bevoegdheden op het gebied van de voortgezette beroeps-opleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewesten de Franse Gemeenschapscommissie, bl. 50360.

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissinginzake het erkenningsdossier van het centrum ″Institut provinciald’Enseignement agronomique″ voor het beroep snoeier-klimmer in hetkader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende debekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voortgezetteberoepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het WaalseGewest en de Franse Gemeenschapscommissie, bl. 50361.

Officiële berichten

Raad van State

Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van deRegent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor deafdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en bij artikel 7 vanhet koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van derechtspleging in kort geding voor de Raad van State, bl. 50361.

StaatsratBekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der

Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates und durch Artikel 7 des köndiglichen Erlasses vom 5. Dezember 1991 zur Festlegung desVerfahrens der einstweiligen Entscheidung vor dem Staatsrat, S. 50362.

SELOR. — Selectiebureau van de Federale Overheid

Werving. Uitslag, bl. 50362.

Federale Overheidsdienst Financiën

Mededeling over de interestvoet die van toepassing is in geval vanbetalingsachterstand bij handelstransacties, bl. 50362.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre de validation FOREm Forma-tion construction Centre de Liège pour le métier de carreleur dans lecadre de l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validationdes compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne etla Commission communautaire française, p. 50355.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre de validation FOREm Forma-tion construction Centre de Liège pour le métier de maçon dans le cadrede l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation descompétences dans le champ de la formation professionnelle continueconclu entre la Communauté française, la Région wallonne et laCommission communautaire française, p. 50357.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre de validation FOREm Forma-tion centre du Val Benoît pour le métier d’aide comptable dans le cadrede l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation descompétences dans le champ de la formation professionnelle continueconclu entre la Communauté française, la Région wallonne et laCommission communautaire française, p. 50358.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre de validation EPICURIS pour lemétier de préparateur-vendeur en boucherie dans le cadre de l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétencesdans le champ de la formation professionnelle continue conclu entre laCommunauté française, la Région wallonne et la Commission commu-nautaire française, p. 50359.

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décisionquant au dossier d’agrément du centre Institut provincial d’Enseigne-ment agronomique pour le métier de grimpeur élagueur dans le cadrede l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation descompétences dans le champ de la formation professionnelle continueconclu entre la Communauté française, la Région wallonne et laCommission communautaire française, p. 50360.

Avis officiels

Conseil d’Etat

Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948déterminant la procédure devant la section du contentieux administra-tif du Conseil d’Etat et par l’article 7 de l’arrêté royal du 5 décem-bre 1991 déterminant la procédure en référé devant le Conseil d’Etat,p. 50361.

SELOR. — Bureau de Sélection de l’Administration fédérale

Recrutement. Résultat, p. 50362.

Service public fédéral Finances

Avis relatif au taux d’intérêt applicable en cas de retard de paiementdans les transactions commerciales, p. 50362.

50139MONITEUR BELGE − 22.07.2009 − BELGISCH STAATSBLAD

Page 6: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Federale Overheidsdienst Justitie

Wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen.Bekendmaking, bl. 50362. — Wet van 15 mei 1987 betreffende de namenen voornamen. Bekendmaking, bl. 50363.

Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid

Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën (ARA).Vacature (m/v) van assistent-stagiair (wetenschappelijk personeel) bijhet Rijksarchief te Doornik, bl. 50363.

De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten wor-den niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich vanbl. 50368 tot bl. 50396.

Service public fédéral Justice

Loi du 15 mai 1987 relative aux noms et prénoms. Publication,p. 50362. — Loi du 15 mai 1987 relative aux noms et prénoms.Publication, p. 50363.

Service public fédéral de Programmation Politique scientifique

Archives générales du Royaume et Archives de l’Etat dans lesProvinces (AGR). Vacance d’emploi (m/f) d’assistant stagiaire (personnelscientifique) aux Archives de l’Etat à Tournai, p. 50363.

Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans cesommaire mais figurent aux pages 50368 à 50396.

50140 MONITEUR BELGE − 22.07.2009 − BELGISCH STAATSBLAD

Page 7: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTSWETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN,BUITENLANDSE HANDEL

EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

[C − 2007/15098]N. 2009 — 2585

3 JUNI 2007. — Wet houdende instemming met het Verdrag van deRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan teWarschau op 16 mei 2005 (1) (2)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld inartikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. Het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding vanmensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, zal volkomengevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal wordenbekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2007.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Buitenlandse Zaken,K. DE GUCHT

De Minister van Justitie,Mevr. L. ONKELINX

Gezien en met ’s Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie,Mevr. L. ONKELINX

Nota

(1) Zitting 2006-2007.Senaat.

Documenten. — Ontwerp van wet ingediend op 14 maart 2007,nr. 3-2119/1. — Verslag, nr. 3-2119/2.

Parlementaire Handelingen. — Bespreking en stemming. Vergaderingvan 29 maart 2007.

Kamer van volksvertegenwoordigers.Documenten. — Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 51-3051/1.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning terbekrachtiging voorgelegd, nr. 51-3051/2.

Parlementaire Handelingen. — Bespreking en stemming. Vergaderingvan 19 april 2007.

(2) Zie decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaamse Gewestvan 16 mei 2008 (Belgisch Staatsblad van 16 juni 2008), decreet van deFranse Gemeenschap van 18 juli 2008 (Belgisch Staatsblad van 23 sep-tember 2008), decreet van de Duitstalige Gemeenschap van16 februari 2009 (Belgisch Staatsblad van 20 maart 2009 - Ed. 2), decreetvan het Waalse Gewest van 15 juli 2008 (Belgisch Staatsblad van11 augustus 2008), decreet van het Waalse Gewest van 15 juli 2008(Belgisch Staatsblad van 12 augustus 2008), ordonnantie van hetBrusselse Hoofdstedelijk Gewest van 7 december 2006 (Belgisch Staats-blad van 3 januari 2007), ordonnantie van de GemeenschappelijkeGemeenschaps-commissie van 19 april 2007 (Belgisch Staatsblad van3 juli 2007), decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van12 juni 2008 (Belgisch Staatsblad van 26 augustus 2008).

SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES,COMMERCE EXTERIEUR

ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT

[C − 2007/15098]F. 2009 — 2585

3 JUIN 2007. — Loi portant assentiment à la Convention du Conseilde l’Europe sur la lutte contre la traite des êtres humains, faite àVarsovie le 16 mai 2005 (1) (2)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit :

Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l’article 77 de laConstitution.

Art. 2. La Convention du Conseil de l’Europe sur la lutte contre latraite des êtres humains, faite à Varsovie le 16 mai 2005, sortira sonplein et entier effet.

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceaude l’Etat et publiée par le Moniteur belge.

Donné à Bruxelles, le 3 juin 2007.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre des Affaires étrangères,K. DE GUCHT

La Ministre de la Justice,Mme L. ONKELINX

Vu et scellé du sceau de l’Etat :

La Ministre de la Justice,Mme L. ONKELINX

Note

(1) Session 2006-2007.Sénat.

Documents. — Projet de loi déposé le 14 mars 2007, n° 3-2119/1. —Rapport, n° 3-2119/2.

Annales parlementaires. — Discussion et vote. — Séance du29 mars 2007.

Chambre des représentants.Documents. — Projet transmis par le Sénat, n° 51-3051/1. — Texte

adopté en séance plénière et soumis à la sanction royale, n° 51-3051/2.

Annales parlementaires. — Discussion et vote. Séance du 19 avril 2007.

(2) Voir décret de la Communauté flamande/la Région flamande du16 mai 2008 (Moniteur belge du 16 juin 2008), décret de la Communautéfrancaise du 18 juillet 2008 (Moniteur belge du 23 septembre 2008), décretde la Communauté germanophone du 16 février 2009 (Moniteur belgedu 20 mars 2009 - Ed. 2), décret de la Région wallonne du 15 juillet 2008(Moniteur belge du 11 août 2008), décret de la Région wallonne du15 juillet 2008 (Moniteur belge du 12 août 2008), ordonnance de la Régionde Bruxelles-Capitale du 7 décembre 2006 (Moniteur belge du 3 jan-vier 2007), ordonnance de la Commission communautaire commune du19 avril 2007 (Moniteur belge du 3 juillet 2007), décret de la Commissioncommunautaire francaise du 12 juin 2008 (Moniteur belge du 26 août 2008).

50141MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 8: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

VERTALING

Verdrag van de Raad van Europater bestrijding van mensenhandel

Preambule

De lidstaten van de Raad van Europa en de andere staten die ditverdrag hebben ondertekend,

Overwegende dat het doel van de Raad van Europa erin bestaat eenhechtere eenheid tussen zijn leden tot stand te brengen;

Overwegende dat mensenhandel een schending van de rechten vande mens en een aantasting van de waardigheid en de integriteit van demens is;

Overwegende dat mensenhandel voor slachtoffers kan leiden totslavernij;

Overwegende dat de inachtneming van de rechten van slachtoffersen hun bescherming, alsmede de bestrijding van mensenhandel devoornaamste doelstellingen moeten zijn;

Overwegende dat alle acties of initiatieven ter bestrijding vanmensenhandel non-discriminatoir moeten zijn en dat bij dergelijkeacties of initiatieven rekening moet worden gehouden met de gelijkheidvan vrouwen en mannen en een op de rechten van het kind gebaseerdebenadering;

In herinnering brengende de verklaringen van de ministers vanBuitenlandse Zaken van de lidstaten tijdens de 112e (14 en 15 mei 2003)en de 114e (12 en 13 mei 2004) zitting van het Comité van ministerswaarin wordt opgeroepen tot versterkte actie van de Raad van Europater bestrijding van mensenhandel;

Indachtig het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen de fundamentele vrijheden (1950) en de protocollen bij dat verdrag;

Indachtig de volgende aanbevelingen van het Comité van ministersaan de lidstaten van de Raad van Europa : Aanbeveling R (91) 11 inzakeseksuele uitbuiting, pornografie en prostitutie van en handel inkinderen en jonge volwassenen; Aanbeveling R (97) 13 inzake intimi-datie van getuigen en de rechten van de verdediging; AanbevelingR (2000) 11 ter bestrijding van de mensenhandel met het oog opseksuele uitbuiting; Aanbeveling R (2001) 16 over de bescherming vankinderen tegen seksuele uitbuiting; Aanbeveling R (2002) 5 in verbandmet de bescherming van vrouwen tegen geweld;

Indachtig de volgende aanbevelingen van de Parlementaire Verga-dering van de Raad van Europa : Aanbeveling 1325 (1997) inzakevrouwenhandel en gedwongen prostitutie in de lidstaten van de Raadvan Europa; Aanbeveling 1450 (2000) inzake geweld tegen vrouwen inEuropa; Aanbeveling 1545 (2002) inzake de campagne ter bestrijdingvan vrouwenhandel; Aanbeveling 1610 (2003) inzake migratie alsgevolg van vrouwenhandel en prostitutie; Aanbeveling 1611 (2003)inzake orgaanhandel in Europa; Aanbeveling 1663 (2004) inzakehuisslavernij : dienstbaarheid, au pairs en postorderbruiden;

Indachtig het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel, het Kaderbesluit vande Raad van de Europese Unie van 15 maart 2001 inzake de status vanhet slachtoffer in de strafprocedure en de richtlijn van de Raad van deEuropese Unie van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruilvoor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aanonderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhan-del of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie;

Naar behoren rekening houdend met het Verdrag van de VerenigdeNaties tegen transnationale georganiseerde misdaad en het protocol bijdat verdrag inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensen-handel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, teneinde dein deze instrumenten geboden bescherming te verbeteren en de erinomschreven normen te ontwikkelen;

Naar behoren rekening houdend met de andere relevante internatio-nale rechtsinstrumenten ter bestrijding van mensenhandel;

Rekening houdend met de noodzaak een algemeen internationaalrechtsinstrument te ontwikkelen dat gericht is op de mensenrechtenvan slachtoffers van mensenhandel en voorziet in een specifiektoezichtsmechanisme,

Convention du Conseil de l’Europesur la lutte contre la traite des êtres humains

Préambule

Les Etats membres du Conseil de l’Europe et les autres Signataires dela présente Convention,

Considérant que le but du Conseil de l’Europe est de réaliser uneunion plus étroite entre ses membres;

Considérant que la traite des êtres humains constitue une violationdes droits de la personne humaine et une atteinte à la dignité et àl’intégrité de l’être humain;

Considérant que la traite des êtres humains peut conduire à unesituation d’esclavage pour les victimes;

Considérant que le respect des droits des victimes et leur protection,ainsi que la lutte contre la traite des êtres humains doivent être lesobjectifs primordiaux;

Considérant que toute action ou initiative dans le domaine de la luttecontre la traite des êtres humains doit être non-discriminatoire etprendre en considération l’égalité entre les femmes et les hommes, ainsiqu’une approche fondée sur les droits de l’enfant;

Rappelant les déclarations des Ministres des Affaires étrangères desEtats membres lors des 112e (14 et 15 mai 2003) et 114e (12 et13 mai 2004) Sessions du Comité des Ministres, appelant à une actionrenforcée du Conseil de l’Europe dans le domaine de la traite des êtreshumains;

Gardant présente à l’esprit la Convention de sauvegarde des Droitsde l’Homme et des Libertés fondamentales (1950) et ses Protocoles;

Gardant à l’esprit les recommandations suivantes du Comité desMinistres aux Etats membres du Conseil de l’Europe : Recommandationn° R (91) 11 sur l’exploitation sexuelle, la pornographie, la prostitutionainsi que la traite d’enfants et de jeunes adultes; Recommandationn° R (97) 13 sur l’intimidation des témoins et les droits de la défense;Recommandation n° R (2000) 11 sur la lutte contre la traite des êtreshumains aux fins d’exploitation sexuelle; Recommandation Rec (2001)16 sur la protection des enfants contre l’exploitation sexuelle; Recom-mandation Rec (2002) 5 sur la protection des femmes contre la violence;

Gardant à l’esprit les recommandations suivantes de l’Assembléeparlementaire du Conseil de l’Europe : Recommandation 1325 (1997)relative à la traite des femmes et à la prostitution forcée dans lesEtats membres du Conseil de l’Europe; Recommandation 1450 (2000)sur la violence à l’encontre des femmes en Europe; Recomman-dation 1545 (2002) campagne contre la traite des femmes; Recomman-dation 1610 (2003) migrations liées à la traite des femmes et à laprostitution; Recommandation 1611 (2003) trafic d’organes en Europe;Recommandation 1663 (2004) esclavage domestique : servitude, per-sonnes au pair et épouses achetées par correspondance;

Gardant à l’esprit la Décision-cadre du Conseil de l’Union euro-péenne du 19 juillet 2002 relative à la lutte contre la traite des êtreshumains; la Décision-cadre du Conseil de l’Union européenne du15 mars 2001 relative au statut des victimes dans le cadre desprocédures pénales et la Directive du Conseil de l’Union européenne du29 avril 2004 relative au titre de séjour délivré aux ressortissants desPays tiers qui sont victimes de la traite des êtres humains ou ont faitl’objet d’une aide à l’immigration clandestine et qui coopèrent avec lesautorités compétentes;

Tenant dûment compte de la Convention des Nations unies contre lacriminalité transnationale organisée et son Protocole visant à prévenir,réprimer et punir la traite des personnes, en particulier des femmes etdes enfants, afin de renforcer la protection assurée par ces instrumentset de développer les normes qu’ils énoncent;

Tenant dûment compte des autres instruments juridiques internatio-naux pertinents dans le domaine de la lutte contre la traite des êtreshumains;

Tenant compte du besoin d’élaborer un instrument juridique inter-national global qui soit centré sur les droits de la personne humaine desvictimes de la traite et qui mette en place un mécanisme de suivispécifique,

50142 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 9: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Zijn overeengekomen als volgt :

HOOFDSTUK I. — Doel, toepassingsgebied,non-discriminatiebeginsel en begripsomschrijvingen

Doel van het verdrag

Artikel 1

1. Dit verdrag heeft tot doel :

a) mensenhandel te voorkomen en te bestrijden, met inachtnemingvan de gelijkheid van vrouwen en mannen;

b) de mensenrechten van slachtoffers van mensenhandel te bescher-men, een volledig kader voor de bescherming van en bijstand aanslachtoffers en getuigen uit te werken, met inachtneming van degelijkheid van vrouwen en mannen, alsmede te zorgen voor doeltref-fende onderzoeken en vervolgingen;

c) de internationale samenwerking ter bestrijding van mensenhandelte bevorderen.

2. Krachtens dit verdrag wordt voorzien in een specifiek toezichts-mechanisme met het oog op een doeltreffende tenuitvoerlegging van debepalingen van het verdrag.

Toepassingsgebied

Artikel 2

Dit verdrag is van toepassing op alle vormen van mensenhandel,ongeacht of deze nationaal of transnationaal zijn en al dan niet verbandhouden met de georganiseerde misdaad.

Non-discriminatiebeginsel

Artikel 3

Dit verdrag, in het bijzonder het genot van de maatregelen totbescherming en bevordering van de rechten van slachtoffers, moet doorde partijen ten uitvoer worden gelegd zonder enige discriminatie opwelke grond dan ook, zoals geslacht, ras, huidskleur, taal, godsdienst,politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst,het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte ofandere status.

Begripsomschrijvingen

Artikel 4

Voor de toepassing van dit verdrag :

a) wordt verstaan onder « mensenhandel » de werving, het vervoer,de overbrenging, de huisvesting of de opneming van een persoon, doordreiging met of gebruik van geweld of andere vormen van dwang,ontvoering, bedrog, misleiding, misbruik van machtspositie of eenkwetsbare positie, of verstrekking of inontvangstneming van betalin-gen of voordelen om de instemming van een persoon die controleuitoefent over een andere persoon te verkrijgen met het oog opuitbuiting. Uitbuiting bestaat ten minste uit de uitbuiting van deprostitutie van anderen of andere vormen van seksuele uitbuiting,gedwongen arbeid of diensten, slavernij of soortgelijke praktijken,onderworpenheid of de verwijdering van organen;

b) doet de instemming van het slachtoffer van « mensenhandel » metvoorgenomen uitbuiting zoals omschreven in dit artikel, onder a), nietterzake indien enig in dit artikel, onder a), bedoeld middel isaangewend;

c) worden de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvestingen de opneming van een kind met het oog op uitbuiting beschouwd als« mensenhandel », zelfs indien geen enkel in dit artikel, onder a),bedoeld middel is aangewend;

d) wordt verstaan onder « kind » iedere persoon die de leeftijd vanachttien jaar niet heeft bereikt;

e) wordt verstaan onder « slachtoffer » iedere natuurlijke persoon diewordt onderworpen aan mensenhandel zoals omschreven in dit artikel.

Sont convenus de ce qui suit :

CHAPITRE Ier. — Objet, champ d’application,principe de non-discrimination et définitions

Objet de la Convention

Article 1er

1. La présente Convention a pour objet :

a) de prévenir et combattre la traite des êtres humains, en garantis-sant l’égalité entre les femmes et les hommes;

b) de protéger les droits de la personne humaine des victimes de latraite, de concevoir un cadre complet de protection et d’assistance auxvictimes et aux témoins, en garantissant l’égalité entre les femmes et leshommes, ainsi que d’assurer des enquêtes et des poursuites efficaces;

c) de promouvoir la coopération internationale dans le domaine de lalutte contre la traite des êtres humains.

2. Afin d’assurer une mise en œuvre efficace de ses dispositions parles Parties, la présente Convention met en place un mécanisme de suivispécifique.

Champ d’application

Article 2

La présente Convention s’applique à toutes les formes de traite desêtres humains, qu’elles soient nationales ou transnationales et liées ounon à la criminalité organisée.

Principe de non-discrimination

Article 3

La mise en œuvre de la présente Convention par les Parties, enparticulier la jouissance des mesures visant à protéger et promouvoirles droits des victimes, doit être assurée sans discrimination aucune,fondée notamment sur le sexe, la race, la couleur, la langue, la religion,les opinions politiques ou toutes autres opinions, l’origine nationale ousociale, l’appartenance à une minorité nationale, la fortune, la naissanceou toute autre situation.

Définitions

Article 4

Aux fins de la présente Convention :

a) L’expression « traite des êtres humains » désigne le recrutement, letransport, le transfert, l’hébergement ou l’accueil de personnes, par lamenace de recours ou le recours à la force ou d’autres formes decontrainte, par enlèvement, fraude, tromperie, abus d’autorité ou d’unesituation de vulnérabilité, ou par l’offre ou l’acceptation de paiementsou d’avantages pour obtenir le consentement d’une personne ayantautorité sur une autre aux fins d’exploitation. L’exploitation comprend,au minimum, l’exploitation de la prostitution d’autrui ou d’autresformes d’exploitation sexuelle, le travail ou les services forcés, l’escla-vage ou les pratiques analogues à l’esclavage, la servitude ou leprélèvement d’organes;

b) Le consentement d’une victime de la « traite d’êtres humains » àl’exploitation envisagée, telle qu’énoncée à l’alinéa a) du présent article,est indifférent lorsque l’un quelconque des moyens énoncés à l’alinéa a)a été utilisé;

c) le recrutement, le transport, le transfert, l’hébergement ou l’accueild’un enfant aux fins d’exploitation sont considérés comme une « traitedes êtres humains » même s’ils ne font appel à aucun des moyensénoncés à l’alinéa a) du présent article;

d) le terme « enfant » désigne toute personne âgée de moins dedix-huit ans;

e) le terme « victime » désigne toute personne physique qui estsoumise à la traite des êtres humains telle que définie au présent article.

50143MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 10: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

HOOFDSTUK II. — Voorkoming, samenwerkingen andere maatregelen

Voorkoming van mensenhandel

Artikel 51. Iedere partij neemt maatregelen om op nationaal vlak de coördi-

natie tussen de verschillende instanties die belast zijn met voorkomingen bestrijding van mensenhandel tot stand te brengen of te versterken.

2. Iedere partij ontwikkelt en/of ondersteunt doeltreffende beleids-lijnen en programma’s teneinde mensenhandel te voorkomen doormiddel van : onderzoeken, voorlichtings-, bewustmakings- en educa-tiecampagnes, sociale en economische initiatieven en opleidings-programma’s, in het bijzonder ten behoeve van personen die kwetsbaarzijn voor mensenhandel en van personen die beroepshalve bij mensen-handel zijn betrokken.

3. Iedere partij stimuleert bij de ontwikkeling, tenuitvoerlegging enbeoordeling van alle in het tweede lid bedoelde beleidslijnen enprogramma’s een op de rechten van de mens gebaseerde benadering enpast gender mainstreaming en een kindvriendelijke benadering toe.

4. Iedere partij neemt de passende maatregelen die nodig zijn omervoor te zorgen dat migratie op legale wijze geschiedt, inzonderheiddoor de verspreiding van precieze informatie door de betrokkendiensten betreffende de voorwaarden voor legale toegang tot en legaalverblijf op haar grondgebied.

5. Iedere partij neemt specifieke maatregelen om de kwetsbaarheidvan kinderen voor mensenhandel te verminderen, inzonderheid doorvoor hen een beschermende omgeving te creëren.

6. De in overeenstemming met dit artikel uitgewerkte maatregelenhebben, waar nodig, betrekking op niet-gouvernementele organisaties,andere bevoegde organisaties en andere geledingen van het maatschap-pelijk middenveld die zich bezighouden met voorkoming van mensen-handel en bescherming van en bijstand aan slachtoffers.

Maatregelen om de vraag te ontmoedigen

Artikel 6Met het oog op de ontmoediging van de vraag die alle vormen van

uitbuiting van personen, in het bijzonder van vrouwen en kinderen, inde hand werkt en leidt tot mensenhandel, neemt iedere partij wettelijke,bestuurlijke, educatieve, sociale, culturele of andere maatregelen ofversterkt deze, daaronder begrepen :

a) onderzoek van de beste praktijken, methoden en strategieën;b) maatregelen ter bewustmaking van de verantwoordelijkheid en

belangrijke rol van de media en het maatschappelijk middenveld om devraag te identificeren als een van de dieperliggende oorzaken vanmensenhandel;

c) gerichte voorlichtingscampagnes waarbij, indien nodig, ondermeer de overheid en beleidsmakers worden betrokken;

d) preventieve maatregelen, waaronder educatieve programma’s tenbehoeve van meisjes en jongens tijdens hun schoolopleiding, metnadruk op het onaanvaardbare karakter van discriminatie op grondvan geslacht en de nefaste gevolgen ervan, het belang van gelijkheidvan vrouwen en mannen en de waardigheid en integriteit van eenieder.

Maatregelen aan de grenzen

Artikel 71. Onverminderd de internationale verplichtingen met betrekking tot

het vrij verkeer van personen versterken de partijen voorzover mogelijkde controles aan de grenzen die nodig zijn om mensenhandel tevoorkomen en op te sporen.

2. Iedere partij neemt de wetgevende of andere passende maatrege-len om voorzover mogelijk te voorkomen dat vervoermiddelen uitge-baat door commerciële vervoerders worden aangewend voor hetplegen van de feiten die in overeenstemming met dit verdrag strafbaarzijn gesteld.

3. Voorzover nodig en onverminderd de geldende internationaleverdragen bestaan deze maatregelen inzonderheid erin aan de com-merciële vervoerder, daaronder begrepen ieder vervoerbedrijf en enigeeigenaar of uitbater van enig vervoermiddel, de verplichting op teleggen te controleren of alle passagiers in het bezit zijn van dereisdocumenten vereist voor toegang tot de ontvangende staat.

CHAPITRE II. — Prévention, coopération et autres mesures

Prévention de la traite des êtres humains

Article 51. Chaque Partie prend des mesures pour établir ou renforcer la

coordination au plan national entre les différentes instances chargées dela prévention et de la lutte contre la traite des êtres humains.

2. Chaque Partie établit et/ou soutient des politiques et programmesefficaces afin de prévenir la traite des êtres humains par des moyens telsque : des recherches; des campagnes d’information, de sensibilisation etd’éducation; des initiatives sociales et économiques et des programmesde formation, en particulier à l’intention des personnes vulnérables à latraite et des professionnels concernés par la traite des êtres humains.

3. Chaque Partie promeut une approche fondée sur les droits de lapersonne humaine et utilise l’approche intégrée de l’égalité entre lesfemmes et les hommes, ainsi qu’une approche respectueuse desenfants, dans le développement, la mise en œuvre et l’évaluation del’ensemble des politiques et programmes mentionnés au paragraphe 2.

4. Chaque Partie prend les mesures appropriées qui sont nécessairesafin de faire en sorte que les migrations se fassent de manière légale,notamment par la diffusion d’informations exactes par les servicesconcernés, sur les conditions permettant l’entrée et le séjour légaux surson territoire.

5. Chaque Partie prend des mesures spécifiques afin de réduire lavulnérabilité des enfants à la traite, notamment en créant un environ-nement protecteur pour ces derniers.

6. Les mesures établies conformément au présent article impliquent,le cas échéant, les organisations non gouvernementales, d’autresorganisations compétentes et d’autres éléments de la société civile,engagés dans la prévention de la traite des êtres humains, la protectionou l’aide aux victimes.

Mesures pour décourager la demande

Article 6Afin de décourager la demande qui favorise toutes les formes

d’exploitation des personnes, en particulier des femmes et des enfants,aboutissant à la traite, chaque Partie adopte ou renforce des mesureslégislatives, administratives, éducatives, sociales, culturelles ou autres,y compris :

a) des recherches sur les meilleures pratiques, méthodes et stratégies;b) des mesures visant à faire prendre conscience de la responsabilité

et du rôle important des médias et de la société civile pour identifier lademande comme une des causes profondes de la traite des êtreshumains;

c) des campagnes d’information ciblées, impliquant, lorsque cela estapproprié, entre autres, les autorités publiques et les décideurspolitiques;

d) des mesures préventives comprenant des programmes éducatifs àdestination des filles et des garcons au cours de leur scolarité, quisoulignent le caractère inacceptable de la discrimination fondée sur lesexe, et ses conséquences néfastes, l’importance de l’égalité entre lesfemmes et les hommes, ainsi que la dignité et l’intégrité de chaque êtrehumain.

Mesures aux frontières

Article 71. Sans préjudice des engagements internationaux relatifs à la libre

circulation des personnes, les Parties renforcent, dans la mesure dupossible, les contrôles aux frontières nécessaires pour prévenir etdétecter la traite des êtres humains.

2. Chaque Partie adopte les mesures législatives ou autres appro-priées pour prévenir, dans la mesure du possible, l’utilisation desmoyens de transport exploités par des transporteurs commerciaux pourla commission des infractions établies conformément à la présenteConvention.

3. Lorsqu’il y a lieu, et sans préjudice des conventions internationalesapplicables, ces mesures consistent notamment à prévoir l’obligationpour les transporteurs commerciaux, y compris toute compagnie detransport ou tout propriétaire ou exploitant d’un quelconque moyen detransport, de vérifier que tous les passagers sont en possession desdocuments de voyage requis pour l’entrée dans l’Etat d’accueil.

50144 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 11: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

4. Iedere partij neemt de maatregelen die nodig zijn in overeenstem-ming met het nationaal recht om ervoor te zorgen dat niet-naleving vande in het derde lid van dit artikel bedoelde verplichting wordt bestraft.

5. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen dienodig zijn om het in overeenstemming met haar nationaal rechtmogelijk te maken de toegang te weigeren aan personen die zijnbetrokken bij het plegen van in overeenstemming met dit verdragstrafbaar gestelde feiten, dan wel hun visum nietig te verklaren.

6. De partijen versterken de samenwerking tussen hun dienstenbelast met de controle aan de grenzen, inzonderheid door rechtstreeksecommunicatiemiddelen in te voeren en te handhaven.

Betrouwbaarheid en controle van documenten

Artikel 8Iedere partij neemt de maatregelen die nodig zijn om :a) ervoor te zorgen dat de reis- of identiteitsdocumenten die zij

afgeeft van een zodanige kwaliteit zijn dat oneigenlijk gebruik,vervalsing, ongeoorloofde wijziging, vervaardiging en afgifte ervanworden bemoeilijkt; en

b) de integriteit en betrouwbaarheid van de reis- of identiteitsdocu-menten die door haar of in haar naam zijn afgegeven te waarborgen ente voorkomen dat zij op ongeoorloofde wijze worden vervaardigd enafgegeven.

Legitimiteit en geldigheid van documenten

Artikel 9Een partij onderzoekt op verzoek van een andere partij, in overeen-

stemming met haar nationaal recht en binnen een redelijke termijn, delegitimiteit en geldigheid van de reis- of identiteitsdocumenten die zijnafgegeven of worden geacht te zijn afgegeven in haar naam en waarvanwordt vermoed dat zij zijn aangewend voor mensenhandel.

HOOFDSTUK III. — Maatregelen ter bescherming en bevordering van derechten van slachtoffers, met inachtneming van de gelijkheid van vrouwenen mannen

Identificatie van slachtoffers

Artikel 101. Iedere partij vergewist zich ervan dat haar bevoegde autoriteiten

beschikken over opgeleide en bekwame personen inzake voorkomingen bestrijding van mensenhandel en identificatie van en bijstand aanslachtoffers, inzonderheid kinderen, en dat de verschillende betrokkenautoriteiten met elkaar en met relevante ondersteunende organisatiessamenwerken teneinde de identificatie van slachtoffers mogelijk temaken in een procedure waarbij rekening wordt gehouden met despecifieke situatie van vrouwen en kinderen die slachtoffer zijn en, inpassende gevallen, verblijfstitels af te geven onder de in artikel 14 vandit verdrag omschreven voorwaarden.

2. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen dienodig zijn om slachtoffers te identificeren, in voorkomend geval, insamenwerking met andere partijen en relevante ondersteunende orga-nisaties. Indien de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat redelijkegronden bestaan om aan te nemen dat een persoon slachtoffer isgeweest van mensenhandel, vergewist iedere partij zich ervan dat dezepersoon niet van haar grondgebied wordt verwijderd tot de bevoegdeautoriteiten de procedure tot identificatie als slachtoffer van een inartikel 18 van dit verdrag bedoelde strafbaar feit hebben beëindigd endat deze persoon de in artikel 12, eerste en tweede lid, bedoeldebijstand ontvangt.

3. Bij onzekerheid over de leeftijd van het slachtoffer en indienredenen bestaan om aan te nemen dat het een kind is, wordt dezepersoon vermoed een kind te zijn en worden specifieke beschermings-maatregelen verleend in afwachting dat de leeftijd wordt gecontro-leerd.

4. Zodra een kind als slachtoffer wordt geïdentificeerd en niet isbegeleid, moet iedere partij :

a) voorzien in de vertegenwoordiging van het kind door middel vaneen wettelijke voogd, organisatie of autoriteit die handelt in zijnbelang;

b) de maatregelen nemen die nodig zijn om zijn identiteit ennationaliteit vast te stellen;

c) alles in het werk stellen om zijn familie terug te vinden indienzulks in zijn belang is.

4. Chaque Partie prend les mesures nécessaires, conformément à sondroit interne, pour assortir de sanctions l’obligation énoncée auparagraphe 3 du présent article.

5. Chaque Partie adopte les mesures législatives ou autres nécessairespour permettre, conformément à son droit interne, de refuser l’entréede personnes impliquées dans la commission des infractions établiesconformément à la présente Convention ou d’annuler leur visa.

6. Les Parties renforcent la coopération entre leurs services decontrôle aux frontières, notamment par l’établissement et le maintien devoies de communication directes.

Sécurité et contrôle des documents

Article 8Chaque Partie prend les mesures nécessaires :a) pour faire en sorte que les documents de voyage ou d’identité

qu’elle délivre soient d’une qualité telle qu’on ne puisse facilement enfaire un usage impropre ni les falsifier ou les modifier, les reproduire oules délivrer illicitement; et

b) pour assurer l’intégrité et la sécurité des documents de voyage oud’identité délivrés par elle ou en son nom et pour empêcher qu’ils nesoient créés et délivrés illicitement.

Légitimité et validité des documents

Article 9A la demande d’une autre Partie, une Partie vérifie, conformément à

son droit interne et dans un délai raisonnable, la légitimité et la validitédes documents de voyage ou d’identité délivrés ou censés avoir étédélivrés en son nom et dont on soupconne qu’ils sont utilisés pour latraite des êtres humains.

CHAPITRE III. — Mesures visant à protégeret promouvoir les droits des victimes,

en garantissant l’égalité entre les femmes et les hommes

Identification des victimes

Article 101. Chaque Partie s’assure que ses autorités compétentes disposent de

personnes formées et qualifiées dans la prévention et la lutte contre latraite des êtres humains et dans l’identification des victimes, notam-ment des enfants, et dans le soutien à ces dernières et que les différentesautorités concernées collaborent entre elles ainsi qu’avec les organisa-tions ayant un rôle de soutien, afin de permettre d’identifier les victimesdans un processus prenant en compte la situation spécifique desfemmes et des enfants victimes et, dans les cas appropriés, de délivrerdes permis de séjour suivant les conditions de l’article 14 de la présenteConvention.

2. Chaque Partie adopte les mesures législatives ou autres nécessairespour identifier les victimes, le cas échéant, en collaboration avecd’autres Parties et avec des organisations ayant un rôle de soutien.Chaque Partie s’assure que, si les autorités compétentes estiment qu’ilexiste des motifs raisonnables de croire qu’une personne a été victimede la traite des êtres humains, elle ne soit pas éloignée de son territoirejusqu’à la fin du processus d’identification en tant que victime del’infraction prévue à l’article 18 de la présente Convention par lesautorités compétentes et bénéficie de l’assistance prévue à l’article 12,paragraphes 1er et 2.

3. En cas d’incertitude sur l’âge de la victime et lorsqu’il existe desraisons de croire qu’elle est un enfant, elle est présumée être un enfantet il lui est accordé des mesures de protection spécifiques dans l’attenteque son âge soit vérifié.

4. Dès qu’un enfant est identifié en tant que victime et qu’il est nonaccompagné, chaque Partie :

a) prévoit sa représentation par le biais de la tutelle légale, d’uneorganisation ou d’une autorité chargée d’agir conformément à sonintérêt supérieur;

b) prend les mesures nécessaires pour établir son identité et sanationalité;

c) déploie tous les efforts pour retrouver sa famille lorsque cela estdans son intérêt supérieur.

50145MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 12: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Artikel 111. Iedere partij beschermt de persoonlijke levenssfeer en identiteit

van slachtoffers. De op hen betrekking hebbende persoonsgegevensworden geregistreerd en gebruikt onder de in het Verdrag tot bescher-ming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerkingvan persoonsgegevens (ETS nr. 108) omschreven voorwaarden.

2. Iedere partij neemt in het bijzonder maatregelen om ervoor tezorgen dat de identiteit van een kind dat slachtoffer is van mensenhan-del of de gegevens waarmee de identiteit kan worden vastgesteld nietopenbaar worden gemaakt, noch door de media, noch via anderemiddelen, behalve in uitzonderlijke omstandigheden teneinde defamilieleden van het kind makkelijker terug te vinden of anderszinszijn welzijn en bescherming te waarborgen.

3. Iedere partij overweegt, met inachtneming van artikel 10 van hetVerdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en defundamentele vrijheden zoals uitgelegd door het Europees Hof voor derechten van de mens, maatregelen te nemen om de media aan temoedigen de persoonlijke levenssfeer en identiteit van slachtoffers tebeschermen via zelfregulering of door middel van regulerings ofco-reguleringsmaatregelen.

Bijstand aan slachtoffers

Artikel 121. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die

nodig zijn om slachtoffers bij te staan bij hun lichamelijk, psychologischen sociaal herstel. Dergelijke bijstand omvat ten minste :

a) een levensstandaard die hen in staat stelt in hun onderhoud tevoorzien door middel van maatregelen zoals behoorlijke en veiligehuisvesting en psychologische en materiële bijstand;

b) de toegang tot spoedeisende medische behandeling;c) indien nodig, dienstverlening in de vorm van vertalen en

tolken;d) raad en informatie betreffende inzonderheid hun wettelijke rechten

en de hun ter beschikking staande dienstverlening, in een taal die zijbegrijpen;

e) bijstand om ervoor te zorgen dat hun rechten en belangen tersprake worden gebracht en in aanmerking worden genomen in enigpassend stadium van de strafprocedure tegen daders van strafbarefeiten;

f) toegang tot onderwijs voor kinderen.2. Iedere partij houdt naar behoren rekening met de behoeften inzake

veiligheid en bescherming van slachtoffers.3. Daarenboven verstrekt iedere partij de noodzakelijke medische of

andere bijstand aan slachtoffers die legaal op haar grondgebiedverblijven, niet over de nodige middelen beschikken en daaraanbehoefte hebben.

4. Iedere partij stelt regels vast op grond waarvan slachtoffers dielegaal op haar grondgebied verblijven, toegang tot de arbeidsmarkt,beroepsopleiding en onderwijs wordt toegestaan.

5. Iedere partij neemt waar nodig maatregelen, onder de in haarnationaal recht omschreven voorwaarden, om samen te werken metniet-gouvernementele organisaties, andere relevante organisaties ofandere geledingen van het maatschappelijk middenveld die zichbezighouden met bijstand aan slachtoffers.

6. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen dienodig zijn om zich ervan te vergewissen dat bijstand aan een slachtofferniet afhankelijk wordt gesteld van zijn wil om te getuigen.

7. Voor de tenuitvoerlegging van de in dit artikel bedoelde bepalin-gen vergewist iedere partij zich ervan dat de dienstverlening wordtverstrekt met instemming en kennis van zaken, met zorgvuldigeinachtneming van de specifieke behoeften van kwetsbare personen ende rechten van het kind inzake huisvesting, onderwijs en passendeverzorging.

Herstel- en bedenktijd

Artikel 131. Iedere partij voorziet in haar nationaal recht in een herstel- en

bedenktijd van ten minste 30 dagen wanneer redelijke gronden bestaanom aan te nemen dat de betrokken persoon een slachtoffer is. Dezeherstel- en bedenktijd moet voor de betrokken persoon voldoende langzijn om te herstellen en zich te onttrekken aan de invloed van demensenhandelaars en/of met kennis van zaken te beslissen over zijnsamenwerking met de bevoegde autoriteiten. Tijdens deze periode maggeen enkele tegen hem genomen verwijderingsmaatregel ten uitvoer

Protection de la vie privée

Article 111. Chaque Partie protège la vie privée et l’identité des victimes. Les

données à caractère personnel les concernant sont enregistrées etutilisées dans les conditions prévues par la Convention pour laprotection des personnes à l’égard du traitement automatisé desdonnées à caractère personnel (STE n° 108).

2. En particulier, chaque Partie adopte des mesures afin d’assurer quel’identité, ou les éléments permettant l’identification, d’un enfantvictime de la traite ne soient pas rendus publics, que ce soit par lesmédias ou par d’autres moyens, sauf circonstances exceptionnelles afinde permettre de retrouver des membres de la famille de l’enfant oud’assurer autrement son bien-être et sa protection.

3. Chaque Partie envisage de prendre, dans le respect de l’article 10de la Convention de sauvegarde des Droits de l’Homme et des Libertésfondamentales tel qu’interprété par la Cour européenne des Droits del’Homme, des mesures en vue d’encourager les médias à sauvegarderla vie privée et l’identité des victimes, à travers l’autorégulation ou parle biais de mesures de régulation ou de co-régulation.

Assistance aux victimes

Article 121. Chaque Partie prend les mesures législatives ou autres nécessaires

pour assister les victimes dans leur rétablissement physique, psycho-logique et social. Une telle assistance comprend au minimum :

a) des conditions de vie susceptibles d’assurer leur subsistance, pardes mesures telles qu’un hébergement convenable et sûr, une assistancepsychologique et matérielle;

b) l’accès aux soins médicaux d’urgence;c) une aide en matière de traduction et d’interprétation, le cas

échéant;d) des conseils et des informations, concernant notamment les droits

que la loi leur reconnaît, ainsi que les services mis à leur disposition,dans une langue qu’elles peuvent comprendre;

e) une assistance pour faire en sorte que leurs droits et intérêts soientprésentés et pris en compte aux étapes appropriées de la procédurepénale engagée contre les auteurs d’infractions;

f) l’accès à l’éducation pour les enfants.2. Chaque Partie tient dûment compte des besoins en matière de

sécurité et de protection des victimes.3. En outre, chaque Partie fournit l’assistance médicale nécessaire ou

tout autre type d’assistance aux victimes résidant légalement sur sonterritoire qui ne disposent pas de ressources adéquates et en ont besoin.

4. Chaque Partie adopte les règles par lesquelles les victimes résidantlégalement sur son territoire sont autorisées à accéder au marché dutravail, à la formation professionnelle et à l’enseignement.

5. Chaque Partie prend des mesures, le cas échéant et aux conditionsprévues par son droit interne, afin de coopérer avec les organisationsnon gouvernementales, d’autres organisations compétentes ou d’autreséléments de la société civile, engagés dans l’assistance aux victimes.

6. Chaque Partie adopte les mesures législatives ou autres nécessairespour s’assurer que l’assistance à une victime n’est pas subordonnée à savolonté de témoigner.

7. Pour la mise en œuvre des dispositions prévues au présent article,chaque Partie s’assure que les services sont fournis sur une baseconsensuelle et informée, prenant dûment en compte les besoinsspécifiques des personnes en situation vulnérable et les droits desenfants en matière d’hébergement, d’éducation et de soins convenables.

Délai de rétablissement et de réflexion

Article 131. Chaque Partie prévoit dans son droit interne un délai de

rétablissement et de réflexion d’au moins 30 jours lorsqu’il existe desmotifs raisonnables de croire que la personne concernée est unevictime. Ce délai doit être d’une durée suffisante pour que la personneconcernée puisse se rétablir et échapper à l’influence des trafiquantset/ou prenne, en connaissance de cause, une décision quant à sacoopération avec les autorités compétentes. Pendant ce délai, aucunemesure d’éloignement ne peut être exécutée à son égard. Cette

50146 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 13: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

worden gelegd. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de werkzaamhe-den van de bevoegde autoriteiten in enig stadium van de relevantenationale procedure, in het bijzonder in het kader van het onderzoek ende vervolging van de betrokken strafbare feiten. Tijdens deze periode isde betrokken persoon gemachtigd op het grondgebied van de partijente verblijven.

2. Tijdens deze periode hebben de in het eerste lid van dit artikelbedoelde personen recht op de in artikel 12, eerste en tweede lid,bedoelde maatregelen.

3. De partijen moeten deze herstel- en bedenktijd niet in acht nemenindien sprake is van redenen van openbare orde of wanneer blijkt datde hoedanigheid van slachtoffer ten onrechte is aangevoerd.

Verblijfstitel

Artikel 141. Iedere partij geeft aan slachtoffers een verlengbare verblijfstitel af,

in een van de volgende twee gevallen of in beide gevallen :

a) de bevoegde autoriteit is van oordeel dat hun verblijf noodzakelijkis wegens hun persoonlijke situatie;

b) de bevoegde autoriteit is van oordeel dat hun verblijf noodzakelijkis met het oog op hun samenwerking met de bevoegde autoriteiten inhet kader van een onderzoek of strafprocedure.

2. Indien nodig uit juridisch oogpunt wordt de verblijfstitel vankinderen die slachtoffer zijn, afgegeven in overeenstemming met hunbelangen en, in voorkomend geval, onder dezelfde voorwaardenverlengd.

3. Een verblijfstitel wordt niet verlengd of ingetrokken onder de inhet nationaal recht van de partij omschreven voorwaarden.

4. Indien een slachtoffer een ander soort verblijfstitel aanvraagt,houdt de betrokken partij rekening ermee dat het slachtoffer eenverblijfstitel heeft of heeft gehad uit hoofde van het eerste lid.

5. Iedere partij vergewist zich ervan, met inachtneming van de inartikel 40 van dit verdrag bedoelde verplichtingen van de partijen, datde afgifte van een titel in overeenstemming met deze bepaling geenafbreuk doet aan het recht asiel te zoeken en te verkrijgen.

Schadeloosstelling en verhaal

Artikel 151. Iedere partij zorgt ervoor dat slachtoffers vanaf hun eerste contact

met de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot informatie betreffenderelevante gerechtelijke en bestuurlijke procedures in een taal die zijbegrijpen.

2. Iedere partij voorziet in haar nationaal recht in het recht op bijstanddoor een raadsman en op kosteloze rechtsbijstand voor slachtoffers,onder de in haar nationaal recht omschreven voorwaarden.

3. Iedere partij voorziet in haar nationaal recht in het recht vanslachtoffers op schadeloosstelling door de daders van strafbare feiten.

4. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen dienodig zijn om te zorgen voor schadeloosstelling van slachtoffers onderde in haar nationaal recht omschreven voorwaarden, bijvoorbeeld doormiddel van een fonds voor schadeloosstelling van slachtoffers ofandere maatregelen of programma’s voor sociale bijstand en integratievan slachtoffers, die zouden kunnen worden gefinancierd met de uit detoepassing van de in artikel 23 bedoelde maatregelen voortvloeiendemiddelen.

Repatriëring en terugzending van slachtoffers

Artikel 161. De partij waarvan een slachtoffer onderdaan is of waarin de

persoon het recht had permanent te verblijven op het tijdstip vantoegang tot het grondgebied van de ontvangende staat vergemakkelijkten aanvaardt, met zorgvuldige inachtneming van de rechten, veiligheiden waardigheid van die persoon, zijn terugzending zonder onnodige ofonredelijke vertraging.

2. Wanneer een partij een slachtoffer terugzendt naar een anderestaat, geschiedt deze terugzending bij voorkeur vrijwillig en metzorgvuldige inachtneming met de rechten, veiligheid en waardigheidvan die persoon en van de stand van enige gerechtelijke procedure inverband met het feit dat de persoon een slachtoffer is.

3. Op verzoek van een ontvangende staat gaat een aangezochte partijna of een persoon haar onderdaan is of het recht had permanent ophaar grondgebied te verblijven op het tijdstip van toegang tot hetgrondgebied van de ontvangende partij.

disposition est sans préjudice des activités réalisées par les autoritéscompétentes dans chacune des phases de la procédure nationaleapplicable, en particulier pendant l’enquête et la poursuite des faitsincriminés. Pendant ce délai, les Parties autorisent le séjour de lapersonne concernée sur leur territoire.

2. Pendant ce délai, les personnes visées au paragraphe 1er duprésent article ont droit au bénéfice des mesures prévues à l’article 12,paragraphes 1 et 2.

3. Les Parties ne sont pas tenues au respect de ce délai pour desmotifs d’ordre public, ou lorsqu’il apparaît que la qualité de victime estinvoquée indûment.

Permis de séjour

Article 141. Chaque Partie délivre un permis de séjour renouvelable aux

victimes, soit dans l’une des deux hypothèses suivantes, soit dans lesdeux :

a) l’autorité compétente estime que leur séjour s’avère nécessaire enraison de leur situation personnelle;

b) l’autorité compétente estime que leur séjour s’avère nécessaire enraison de leur coopération avec les autorités compétentes aux fins d’uneenquête ou d’une procédure pénale.

2. Lorsqu’il est juridiquement nécessaire, le permis de séjour desenfants victimes est délivré conformément à leur intérêt supérieur et, lecas échéant, renouvelé dans les mêmes conditions.

3. Le non-renouvellement ou le retrait d’un permis de séjour estsoumis aux conditions prévues par le droit interne de la Partie.

4. Si une victime dépose une demande de titre de séjour d’une autrecatégorie, la Partie concernée tient compte du fait que la victime a bénéficiéou bénéficie d’un permis de séjour en vertu du paragraphe 1er.

5. Eu égard aux obligations des Parties visées à l’article 40 de laprésente Convention, chaque Partie s’assure que la délivrance d’unpermis, conformément à la présente disposition, est sans préjudice dudroit de chercher l’asile et d’en bénéficier.

Indemnisation et recours

Article 151. Chaque Partie garantit aux victimes, dès leur premier contact avec

les autorités compétentes, l’accès aux informations sur les procéduresjudiciaires et administratives pertinentes dans une langue qu’ellespeuvent comprendre.

2. Chaque Partie prévoit, dans son droit interne, le droit à l’assistanced’un défenseur et à une assistance juridique gratuite pour les victimes,selon les conditions prévues par son droit interne.

3. Chaque Partie prévoit, dans son droit interne, le droit pour lesvictimes à être indemnisées par les auteurs d’infractions.

4. Chaque Partie adopte les mesures législatives ou autres nécessairespour faire en sorte que l’indemnisation des victimes soit garantie, dansles conditions prévues dans son droit interne, par exemple parl’établissement d’un fonds pour l’indemnisation des victimes oud’autres mesures ou programmes destinés à l’assistance et l’intégrationsociales des victimes qui pourraient être financés par les avoirsprovenant de l’application des mesures prévues à l’article 23.

Rapatriement et retour des victimes

Article 161. La Partie dont une victime est ressortissante ou dans laquelle elle

avait le droit de résider à titre permanent au moment de son entrée surle territoire de la Partie d’accueil facilite et accepte, en tenant dûmentcompte des droits, de la sécurité et de la dignité de cette personne, leretour de celle-ci sans retard injustifié ou déraisonnable.

2. Lorsqu’une Partie renvoie une victime dans un autre Etat, ce retourest assuré compte dûment tenu des droits, de la sécurité et de la dignitéde la personne et de l’état de toute procédure judiciaire liée au faitqu’elle est une victime et est de préférence volontaire.

3. A la demande d’une Partie d’accueil, une Partie requise vérifie siune personne est son ressortissant ou avait le droit de résider à titrepermanent sur son territoire au moment de son entrée sur le territoirede la Partie d’accueil.

50147MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 14: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

4. Teneinde de terugzending van een slachtoffer dat niet in het bezitis van de vereiste documenten te vergemakkelijken, aanvaardt de partijwaarvan die persoon onderdaan is of waarin hij het recht hadpermanent te verblijven op het tijdstip van toegang tot het grondgebiedvan de ontvangende staat, op verzoek van de ontvangende staat, dereisdocumenten of andere vergunningen af te geven die nodig zijn omde persoon in staat te stellen naar zijn grondgebied te reizen en datopnieuw te betreden.

5. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen dienodig zijn om repatriëringsprogramma’s tot stand te brengen metmedewerking van relevante nationale of internationale instellingen enniet-gouvernementele organisaties. Deze programma’s strekken totvoorkoming van revictimisatie. Iedere partij zou alles in het werkmoeten stellen om de reïntegratie van slachtoffers in de samenlevingvan de staat waarnaar zij zijn teruggezonden te bevorderen, daaronderbegrepen de reïntegratie in het onderwijsstelsel en de arbeidsmarkt,inzonderheid door middel van de verwerving en verbetering vanprofessionele vaardigheden. Met betrekking tot kinderen zouden dezeprogramma’s tevens het recht op onderwijs moeten omvatten, alsmedemaatregelen met het oog op passende zorg of opvang door hun familieof aangepaste opvangstructuren.

6. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen dienodig zijn om, in voorkomend geval in samenwerking met enigeandere betrokken partij, ten behoeve van slachtoffers te voorzien incontactinformatie van de instanties die hen kunnen helpen in het landwaarnaar zij zijn teruggezonden of gerepatrieerd, zoals rechtshandha-vingsautoriteiten, niet-gouvernementele organisaties, raadverlenendejuridische beroepen en sociale instellingen.

7. Kinderen die slachtoffer zijn, worden niet naar een staat gerepa-trieerd indien uit een risico- en veiligheidsbeoordeling blijkt dat deterugzending niet in het belang van het kind is.

Gelijkheid van vrouwen en mannen

Artikel 17

Iedere partij streeft ernaar, bij de toepassing van in dit hoofdstukbedoelde maatregelen, de gelijkheid van vrouwen en mannen tebevorderen en past bij de ontwikkeling, tenuitvoerlegging en beoorde-ling van deze maatregelen gender mainstreaming toe.

HOOFDSTUK IV. — Materieel strafrecht

Strafbaarstelling van mensenhandel

Artikel 18

Iedere partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodigzijn om de in artikel 4 van dit verdrag bedoelde handelingen strafbaarte stellen indien zij opzettelijk zijn gepleegd.

Strafbaarstelling van het gebruik van diensten van een slachtoffer

Artikel 19

Iedere partij overweegt de wetgevende en andere maatregelen tenemen die nodig zijn om het gebruik van diensten waarop deuitbuiting zoals omschreven in artikel 4, onder a, van dit verdragbetrekking heeft, in de wetenschap dat de betrokken persoon slachtof-fer is van mensenhandel, in haar nationaal recht strafbaar te stellen.

Strafbaarstelling van handelingenmet betrekking tot reis- of identiteitsdocumenten

Artikel 20

Iedere partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodigzijn om de hiernavolgende handelingen strafbaar te stellen indien zijopzettelijk zijn gepleegd teneinde mensenhandel mogelijk te maken :

a) een vervalst reis- of identiteitsdocument vervaardigen;

b) een dergelijk document verkrijgen of verstrekken;

c) een reis- of identiteitsdocument van een andere persoon voor zichbehouden, ontvreemden, achterhouden, beschadigen of vernietigen.

4. Afin de faciliter le retour d’une victime qui ne possède pas lesdocuments requis, la Partie dont cette personne est ressortissante oudans laquelle elle avait le droit de résider à titre permanent au momentde son entrée sur le territoire de la Partie d’accueil accepte de délivrer,à la demande de la Partie d’accueil, les documents de voyage ou touteautre autorisation nécessaire pour permettre à la personne de se rendreet d’être réadmise sur son territoire.

5. Chaque Partie prend les mesures législatives ou autres nécessairespour mettre en place des programmes de rapatriement avec laparticipation des institutions nationales ou internationales et desorganisations non gouvernementales concernées. Ces programmesvisent à éviter la re-victimisation. Chaque Partie devrait déployer tousles efforts pour favoriser la réinsertion des victimes dans la société del’Etat de retour, y compris la réinsertion dans le système éducatif et lemarché du travail, notamment par l’acquisition et l’amélioration decompétences professionnelles. En ce qui concerne les enfants, cesprogrammes devraient inclure la jouissance du droit à l’éducation, ainsique des mesures visant à leur assurer le bénéfice d’une prise en chargeou d’un accueil adéquats par leur famille ou des structures d’accueilappropriées.

6. Chaque Partie prend les mesures législatives ou autres nécessairespour mettre à la disposition des victimes, le cas échéant en collabora-tion avec toute Partie concernée, des renseignements sur les instancessusceptibles de les aider dans le pays où ces victimes sont retournées ourapatriées, telles que les services de détection et de répression, lesorganisations non gouvernementales, les professions juridiques suscep-tibles de leur donner des conseils et les organismes sociaux.

7. Les enfants victimes ne sont pas rapatriés dans un Etat, si, à la suited’une évaluation portant sur les risques et la sécurité, il apparaît que leretour n’est pas dans l’intérêt supérieur de l’enfant.

Egalité entre les femmes et les hommes

Article 17

Lorsqu’elle applique les mesures prévues au présent chapitre, chaquePartie vise à promouvoir l’égalité entre les femmes et les hommes et arecours à l’approche intégrée de l’égalité dans le dévéloppement, lamise en œuvre et l’évaluation de ces mesures.

CHAPITRE IV. — Droit pénal matériel

Incrimination de la traite des êtres humains

Article 18

Chaque Partie adopte les mesures législatives et autres nécessairespour conférer le caractère d’infraction pénale aux actes énoncés àl’article 4 de la présente Convention, lorsqu’ils ont été commisintentionnellement.

Incrimination de l’utilisation des services d’une victime

Article 19

Chaque Partie envisage d’adopter les mesures législatives et autresnécessaires pour conférer le caractère d’infraction pénale, conformé-ment à son droit interne, au fait d’utiliser les services qui font l’objet del’exploitation visée à l’article 4 paragraphe a de la présente Convention,en sachant que la personne concernée est victime de la traite d’êtreshumains.

Incrimination des actesrelatifs aux documents de voyage ou d’identité

Article 20

Chaque Partie adopte les mesures législatives et autres nécessairespour conférer le caractère d’infraction pénale, aux actes ci-aprèslorsqu’ils ont été commis intentionnellement afin de permettre la traitedes êtres humains :

a) fabriquer un document de voyage ou d’identité frauduleux;

b) procurer ou de fournir un tel document;

c) retenir, soustraire, altérer, endommager ou détruire un documentde voyage ou d’identité d’une autre personne.

50148 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 15: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Medeplichtigheid en poging

Artikel 21

1. Iedere partij neemt de wetgevende en andere maatregelen dienodig zijn om opzettelijke medeplichtigheid aan het plegen van een inovereenstemming met de artikelen 18 en 20 van dit verdrag strafbaargesteld feit strafbaar te stellen.

2. Iedere partij neemt de wetgevende en andere maatregelen dienodig zijn om een opzettelijke poging om een in overeenstemming metde artikelen 18 en 20, onder a, van dit verdrag strafbaar gesteld feit teplegen strafbaar te stellen.

Aansprakelijkheid van rechtspersonen

Artikel 22

1. Iedere partij neemt de wetgevende en andere maatregelen dienodig zijn om ervoor te zorgen dat rechtspersonen aansprakelijkkunnen worden gesteld voor een in overeenstemming met dit verdragstrafbaar gesteld feit wanneer een dergelijk feit voor hun rekening isgepleegd door iemand die als individu of als lid van een orgaan van derechtspersoon optreedt en in de rechtspersoon een leidende positiebekleedt, op grond van :

a) een bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen;

b) een bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen tenemen;

c) een bevoegdheid om in de rechtspersoon toezicht uit te oefenen.

2. Naast de reeds in het eerste lid bedoelde gevallen neemt iederepartij de maatregelen die nodig zijn om zich ervan te vergewissen dateen rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer eenonder zijn gezag staande persoon voor zijn rekening een in overeen-stemming met dit verdrag strafbaar gesteld feit heeft kunnen plegenwegens het ontbreken van toezicht of controle door een in het eerste lidbedoelde persoon.

3. In overeenstemming met de rechtsbeginselen van de partij kan deaansprakelijkheid van een rechtspersoon van strafrechtelijke, burger-rechtelijke of bestuursrechtelijke aard zijn.

4. Deze aansprakelijkheid doet geen afbreuk aan de strafrechtelijkeaansprakelijkheid van de natuurlijke personen die het strafbaar feithebben gepleegd.

Sancties en maatregelen

Artikel 23

1. Iedere partij neemt de wetgevende en andere maatregelen dienodig zijn om ervoor te zorgen dat de in overeenstemming met deartikelen 18 tot 21 strafbaar gestelde feiten worden gestraft metdoeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. Deze sanctiesomvatten voor de in overeenstemming met artikel 18 strafbaar gesteldefeiten die door natuurlijke personen zijn gepleegd vrijheidsbenemendestraffen die aanleiding kunnen geven tot uitlevering.

2. Iedere partij zorgt ervoor dat tegen uit hoofde van artikel 22aansprakelijk gestelde rechtspersonen doeltreffende, evenredige enafschrikkende sancties of maatregelen van strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke aard, daaronder begrepen geldboeten, worden getrof-fen.

3. Iedere partij neemt de wetgevende en andere maatregelen dienodig zijn om haar in staat te stellen de hulpmiddelen en opbrengstenvan in overeenstemming met de artikelen 18 en 20, onder a), van ditverdrag strafbaar gestelde feiten of voorwerpen waarvan de waardeovereenkomt met die van de opbrengsten verbeurd te verklaren ofanderszins te ontnemen.

4. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen dienodig zijn om de tijdelijke of permanente sluiting van vestigingen diezijn gebruikt voor mensenhandel mogelijk te maken, onverminderd derechten van derden te goeder trouw, of om de dader van dit strafbaarfeit een tijdelijk of permanent verbod op te leggen de activiteit tijdenswelke het strafbaar feit is gepleegd, uit te oefenen.

Complicité et tentative

Article 21

1. Chaque Partie adopte les mesures législatives et autres qui serévèlent nécessaires pour ériger en infraction pénale toute complicitélorsqu’elle est commise intentionnellement en vue de la perpétrationd’une des infractions établies en application des articles 18 et 20 de laprésente Convention.

2. Chaque Partie adopte les mesures législatives et autres qui serévèlent nécessaires pour ériger en infraction pénale, toute tentativeintentionnelle de commettre l’une des infractions établies en applica-tion des articles 18 et 20, paragraphe a), de la présente Convention.

Responsabilité des personnes morales

Article 22

1. Chaque Partie adopte les mesures législatives et autres qui serévèlent nécessaires pour faire en sorte que les personnes moralespuissent être tenues pour responsables des infractions établies enapplication de la présente Convention, lorsqu’elles sont commises pourleur compte par toute personne physique, agissant soit individuelle-ment, soit en tant que membre d’un organe de la personne morale, quiexerce un pouvoir de direction en son sein, sur les bases suivantes :

a) un pouvoir de représentation de la personne morale;

b) une autorité pour prendre des décisions au nom de la personnemorale;

c) une autorité pour exercer un contrôle au sein de la personnemorale.

2. Outre les cas déjà prévus au paragraphe 1er, chaque Partie adopteles mesures nécessaires pour s’assurer qu’une personne morale puisseêtre tenue pour responsable lorsque l’absence de surveillance ou decontrôle de la part d’une personne physique mentionnée au paragra-phe 1er a rendu possible la commission d’une infraction établieconformément à la présente Convention pour le compte de laditepersonne morale par une personne physique agissant sous son autorité.

3. Selon les principes juridiques de la Partie, la responsabilité d’unepersonne morale peut être pénale, civile ou administrative.

4. Cette responsabilité est établie sans préjudice de la responsabilitépénale des personnes physiques ayant commis l’infraction.

Sanctions et mesures

Article 23

1. Chaque Partie adopte les mesures législatives et autres qui serévèlent nécessaires pour faire en sorte que les infractions pénalesétablies en application des articles 18 à 21 soient passibles de sanctionseffectives, proportionnées et dissuasives. Celles-ci incluent, pour lesinfractions établies conformément à l’article 18 lorsqu’elles sontcommises par des personnes physiques, des sanctions privatives deliberté pouvant donner lieu à l’extradition.

2. Chaque Partie veille à ce que les personnes morales tenues pourresponsables en application de l’article 22 fassent l’objet de sanctions oumesures pénales ou non pénales effectives, proportionnées et dissuasi-ves, y compris des sanctions pécuniaires.

3. Chaque Partie adopte les mesures législatives et autres qui serévèlent nécessaires pour lui permettre de confisquer ou de priverautrement des instruments et des produits des infractions pénalesétablies en vertu des articles 18 et 20, paragraphe a), de la présenteConvention, ou des biens dont la valeur correspond à ces produits.

4. Chaque Partie adopte les mesures législatives ou autres qui serévèlent nécessaires pour permettre la fermeture temporaire ou défini-tive de tout établissement utilisé pour commettre la traite des êtreshumains, sans préjudice des droits des tiers de bonne foi, ou pourinterdire à l’auteur de cet infraction, à titre temporaire ou définitif,l’exercice de l’activité à l’occasion de laquelle celle-ci a été commise.

50149MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 16: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Verzwarende omstandigheden

Artikel 24Iedere partij zorgt ervoor dat de hiernavolgende omstandigheden

worden beschouwd als verzwarende omstandigheden bij het bepalenvan de straf voor in overeenstemming met artikel 18 van dit verdragstrafbaar gestelde feiten :

a) door het strafbaar feit is het leven van het slachtoffer opzettelijk ofdoor grove nalatigheid in gevaar gebracht;

b) het strafbaar feit is gepleegd tegen een kind;c) het strafbaar feit is gepleegd door een ambtenaar in de uitoefening

van zijn ambt;d) het strafbaar feit is gepleegd in het kader van een criminele

organisatie.

Vroegere veroordelingen

Artikel 25Iedere partij neemt de wetgevende en andere maatregelen om te

voorzien in de mogelijkheid bij het bepalen van de straf rekening tehouden met definitieve in een andere partij uitgesproken veroordelin-gen wegens in overeenstemming met dit verdrag strafbaar gesteldefeiten.

Bepaling inzake niet-bestraffing

Artikel 26Iedere partij voorziet, in overeenstemming met de grondbeginselen

van haar rechtsstelsel, in de mogelijkheid slachtoffers niet te straffenvoor hun betrokkenheid bij illegale activiteiten voorzover zij daartoezijn gedwongen.

HOOFDSTUK V. — Onderzoek, vervolging en procesrecht

Ex parte en ex officio verzoeken

Artikel 271. Iedere partij vergewist zich ervan dat het onderzoeken en

vervolgen van in overeenstemming met dit verdrag strafbaar gesteldefeiten niet afhankelijk is van de aangifte of klacht van een slachtoffer, inieder geval niet wanneer het strafbaar feit geheel of gedeeltelijk op haargrondgebied is gepleegd.

2. Iedere partij zorgt ervoor dat slachtoffers van een strafbaar feit ophet grondgebied van een andere partij dan die waarin zij verblijven,klacht kunnen indienen bij de bevoegde autoriteiten van hun verblijf-staat. De bevoegde autoriteit waarbij de klacht is ingediend, zendt,voorzover zij terzake zelf niet bevoegd is, deze onverwijld toe aan debevoegde autoriteit van de partij op het grondgebied waarvan hetstrafbaar feit is gepleegd. De klacht wordt behandeld in overeenstem-ming met het nationaal recht van de partij waarin het strafbaar feit isgepleegd.

3. Iedere partij zorgt door middel van wetgevende of anderemaatregelen, onder de in haar nationaal recht omschreven voorwaar-den, ervoor dat groepen, stichtingen, verenigingen of niet-gouvernementele organisaties die tot doel hebben mensenhandel tebestrijden of de rechten van de mens te beschermen, het slachtoffer datdaarmee instemt kunnen bijstaan en/of ondersteunen tijdens straf-procedures met betrekking tot het in overeenstemming met artikel 18van dit verdrag strafbaar gesteld feit.

Bescherming van slachtoffers, getuigenen personen die samenwerken met de gerechtelijke autoriteiten

Artikel 281. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die

nodig zijn om te voorzien in doeltreffende en passende beschermingtegen eventuele represailles of intimidatie, inzonderheid tijdens en naonderzoeken en vervolgingen van daders, ten behoeve van :

a) slachtoffers;b) indien nodig, de personen die aangifte doen van in overeen-

stemming met artikel 18 van dit verdrag strafbaar gestelde feiten ofanderszins samenwerken met de onderzoeks- en vervolgings-autoriteiten;

c) getuigen die een verklaring afleggen betreffende in overeenstem-ming met artikel 18 van dit verdrag strafbaar gestelde feiten;

d) indien nodig, familieleden van de onder a en c bedoelde personen.

Circonstances aggravantes

Article 24Chaque Partie fait en sorte que les circonstances suivantes soient

considérées comme des circonstances aggravantes dans la détermina-tion de la sanction appliquée aux infractions établies conformément àl’article 18 de la présente Convention :

a) l’infraction a mis en danger la vie de la victime délibérément oupar négligence grave;

b) l’infraction a été commise à l’encontre d’un enfant;c) l’infraction a été commise par un agent public dans l’exercice de ses

fonctions;d) l’infraction a été commise dans le cadre d’une organisation

criminelle.

Condamnations antérieures

Article 25Chaque Partie adopte les mesures législatives et autres pour prévoir

la possibilité de prendre en compte, dans le cadre de l’appréciation dela peine, les condamnations définitives prononcées dans une autrePartie pour des infractions établies conformément à la présenteConvention.

Disposition de non-sanction

Article 26Chaque Partie prévoit, conformément aux principes fondamentaux

de son système juridique, la possibilité de ne pas imposer de sanctionsaux victimes pour avoir pris part à des activités illicites lorsqu’elles yont été contraintes.

CHAPITRE V. — Enquêtes, poursuites et droit procédural

Requêtes ex parte et ex officio

Article 271. Chaque Partie s’assure que les enquêtes ou les poursuites

concernant les infractions établies conformément à la présente Conven-tion ne soient pas subordonnées à la déclaration ou à l’accusationémanant d’une victime, du moins quand l’infraction a été commise, entout ou en partie, sur son territoire.

2. Chaque Partie veille à ce que les victimes d’une infraction commisesur le territoire d’une Partie autre que celle dans laquelle elles résidentpuissent porter plainte auprès des autorités compétentes de leur Etat derésidence. L’autorité compétente auprès de laquelle la plainte a étédéposée, dans la mesure où elle n’exerce pas elle-même sa compétenceà cet égard, la transmet sans délai à l’autorité compétente de la Partiesur le territoire de laquelle l’infraction a été commise. Cette plainte esttraitée selon le droit interne de la Partie où l’infraction a été commise.

3. Chaque Partie assure, au moyen de mesures législatives ou autres,aux conditions prévues par son droit interne, aux groupes, fondations,associations ou organisations non gouvernementale qui ont pourobjectif de lutter contre la traite des êtres humains ou de protéger lesdroits de la personne humaine, la possibilité d’assister et/ou desoutenir la victime qui y consent au cours des procédures pénalesconcernant l’infraction établie conformément à l’article 18 de laprésente Convention.

Protection des victimes, témoinset personnes collaborant avec les autorités judiciaires

Article 281. Chaque Partie adopte les mesures législatives ou autres nécessaires

pour assurer une protection effective et appropriée face aux représaillesou intimidations possibles, notamment au cours des enquêtes et despoursuites à l’encontre des auteurs ou après celles-ci, au profit :

a) des victimes;b) lorsque cela est approprié, des personnes qui fournissent des

informations concernant des infractions pénales établies en vertu del’article 18 la présente Convention ou qui collaborent d’une autremanière avec les autorités chargées des investigations ou des poursui-tes;

c) des témoins qui font une déposition concernant des infractionspénales établies en vertu de l’article 18 de la présente Convention;

d) si nécessaire, des membres de la famille des personnes visées auxalinéas a) et c).

50150 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 17: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen dienodig zijn om te voorzien in verscheidene soorten bescherming.Dergelijke maatregelen kunnen lichamelijk bescherming omvatten,alsmede een nieuwe verblijfplaats, een identiteitswijziging en hulp bijhet vinden van een betrekking.

3. Voor een kind dat slachtoffer is, gelden specifieke beschermings-maatregelen met inachtneming van zijn belangen.

4. Iedere partij neemt de wetgevende of andere maatregelen dienodig zijn om, indien nodig, te voorzien in passende beschermingtegen eventuele represailles of intimidatie, inzonderheid tijdens en naonderzoeken en vervolgingen van daders, ten behoeve van leden vangroepen, stichtingen, verenigingen of niet-gouvernementele organisa-ties die zich bezig houden met in artikel 27, derde lid, bedoeldeactiviteiten.

5. Ieder partij overweegt overeenkomsten te sluiten of regelingen tetreffen met andere staten met het oog op de tenuitvoerlegging van ditartikel.

Gespecialiseerde autoriteiten en coördinatie-instanties

Artikel 291. Iedere partij neemt de maatregelen die nodig zijn om ervoor te

zorgen dat personen of entiteiten zijn gespecialiseerd in de bestrijdingvan mensenhandel en bescherming van slachtoffers. Deze personen ofentiteiten beschikken, in overeenstemming met de grondbeginselen vanhet rechtsstelsel van de partij, over de nodige onafhankelijkheid omhun taken doeltreffend en zonder enige ongeoorloofde druk te kunnenuitoefenen. Deze personen of het personeel van deze entiteiten moetenbeschikken over passende opleiding en financiële middelen voor deuitoefening van hun taken.

2. Iedere partij neemt de maatregelen die nodig zijn om het beleid ende actie van de diensten van haar overheidsdiensten en andereopenbare instellingen die mensenhandel bestrijden te coördineren, invoorkomend geval, door coördinatie-instanties op te richten.

3. Iedere partij voorziet in opleiding of betere opleiding ten behoevevan terzake betrokken ambtenaren in voorkoming en bestrijding vanmensenhandel, daaronder begrepen opleiding in de rechten van demens. Deze opleiding kan voor de verschillende overheidsdienstenworden aangepast en is, in voorkomend geval, gericht op methoden dieworden gebruikt om mensenhandel te voorkomen, de daders ervan tevervolgen en de rechten van slachtoffers te beschermen, alsmede deslachtoffers tegen mensenhandelaars te beschermen.

4. Iedere partij overweegt nationale rapporteurs te benoemen of tevoorzien in andere mechanismen voor toezicht op de activiteiten terbestrijding van mensenhandel van de instellingen van de staat en op detenuitvoerlegging van de in de nationale wetgeving bepaalde verplich-tingen.

Gerechtelijke procedure

Artikel 30Iedere partij neemt, met inachtneming van het Verdrag tot bescher-

ming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,inzonderheid van artikel 6, de wetgevende of andere maatregelen dienodig zijn om tijdens de gerechtelijke procedure te zorgen voor :

a) de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van slachtoffersen, indien nodig, hun identiteit;

b) de veiligheid van slachtoffers en hun bescherming tegen intimida-tie,

onder de in het nationaal recht omschreven voorwaarden en, in gevalvan kinderen die slachtoffer zijn, met bijzondere inachtneming van debehoeften van kinderen en hun recht op specifieke beschermingsmaat-regelen.

Rechtsmacht

Artikel 311. Iedere partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die

nodig zijn om haar rechtsmacht te vestigen ten aanzien van enig inovereenstemming met dit verdrag strafbaar gesteld feit wanneer hetstrafbaar feit is gepleegd :

a) op haar grondgebied; ofb) aan boord van een vaartuig dat onder de vlag van die partij vaart;c) aan boord van een luchtvaartuig dat krachtens de wetgeving van

die partij is geregistreerd; of

2. Chaque Partie adopte les mesures législatives ou autres nécessairespour assurer et pour offrir divers types de protection. De telles mesurespeuvent inclure la protection physique, l’attribution d’un nouveau lieude résidence, le changement d’identité et l’aide dans l’obtention d’unemploi.

3. Tout enfant bénéficie de mesures de protection spéciales prenant encompte son intérêt supérieur.

4. Chaque Partie adopte les mesures législatives ou autres nécessairespour assurer, si nécessaire, une protection appropriée face aux repré-sailles ou intimidations possibles, notamment au cours des enquêtes etdes poursuites à l’encontre des auteurs ou après celles-ci, aux membresdes groupes, fondations, associations ou organisations non gouverne-mentales qui exercent une ou plusieurs des activités énoncées àl’article 27, paragraphe 3.

5. Chaque Partie envisage la conclusion d’accords ou d’arrangementsavec d’autres Etats afin de mettre en œuvre le présent article.

Autorités spécialisées et instances de coordination

Article 291. Chaque Partie adopte les mesures nécessaires pour que des

personnes ou des entités soient spécialisées dans la lutte contre la traitedes êtres humains et dans la protection des victimes. Ces personnes ouentités disposent de l’indépendance nécessaire, dans le cadre desprincipes fondamentaux du système juridique de cette Partie, pourpouvoir exercer leurs fonctions efficacement et sont libres de toutepression illicite. Lesdites personnes ou le personnel desdites entitésdoivent disposer d’une formation et des ressources financières adaptéesaux fonctions qu’ils exercent.

2. Chaque Partie adopte les mesures nécessaires pour assurer lacoordination de la politique et de l’action des services de sonadministration et des autres organismes publics luttant contre la traitedes êtres humains, le cas échéant en mettant sur pied des instances decoordination.

3. Chaque Partie dispense ou renforce la formation des agentsresponsables de la prévention et de la lutte contre la traite des êtreshumains, y compris la formation aux Droits de la personne humaine.Cette formation peut être adaptée aux différents services et est axée, lecas échéant, sur les méthodes utilisées pour empêcher la traite, enpoursuivre les auteurs et protéger les droits des victimes, y compris laprotection des victimes contre les trafiquants.

4. Chaque Partie envisage de nommer des Rapporteurs Nationaux oud’autres mécanismes chargés du suivi des activités de lutte contre latraite menées par les institutions de l’Etat et de la mise en œuvre desobligations prévues par la législation nationale.

Procédures judiciaires

Article 30Dans le respect de la Convention de Sauvegarde des Droits de

l’Homme et des Libertés fondamentales, notamment son article 6,chaque Partie adopte les mesures législatives ou autres nécessaires pourgarantir au cours de la procédure judiciaire :

a) la protection de la vie privée des victimes et, lorsqu’il y a lieu, deleur identité;

b) la sécurité des victimes et leur protection contre l’intimidation,

selon les conditions prévues par son droit interne et, lorsqu’il s’agitd’enfants victimes, en ayant égard tout particulièrement aux besoinsdes enfants et en garantissant leur droit à des mesures de protectionspécifiques.

Compétence

Article 311. Chaque Partie adopte les mesures législatives et autres qui se

révèlent nécessaires pour établir sa compétence à l’égard de touteinfraction pénale établie conformément à la présente Convention,lorsque l’infraction est commise :

a) sur son territoire; oub) à bord d’un navire battant pavillon de cette Partie; ouc) à bord d’un aéronef immatriculé selon les lois de cette Partie; ou

50151MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 18: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

d) door een van haar onderdanen of door een staatloze die zijngewone verblijfplaats op haar grondgebied heeft, indien het feitstrafbaar is uit hoofde van het strafrecht van de staat waar het isgepleegd of indien het is gepleegd op een plaats die buiten deterritoriale rechtsmacht van enige staat valt; of

e) tegen een van haar onderdanen.2. Iedere partij kan, bij de ondertekening of bij de neerlegging van

haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetredingdoor middel van een verklaring gericht aan de secretaris-generaal vande Raad van Europa verklaren dat zij zich het recht voorbehoudt de inhet eerste lid, onder d en e, van dit artikel of enig deel ervanomschreven regels inzake rechtsmacht niet of slechts in bepaaldegevallen of onder bepaalde voorwaarden toe te passen.

3. Iedere partij neemt de maatregelen die nodig zijn om haarrechtsmacht te vestigen ten aanzien van enig in dit verdrag bedoeldstrafbaar feit wanneer de vermoedelijke dader van het strafbaar feitzich op haar grondgebied bevindt en zij hem, uitsluitend op grond vanzijn nationaliteit, niet aan een andere partij uitlevert na een verzoek omuitlevering.

4. Wanneer meer dan een partij aanspraak maakt op rechtsmacht tenaanzien van een in dit verdrag bedoeld vermoedelijk strafbaar feit,plegen de betrokken partijen, waar nodig, overleg teneinde te bepalenwelke rechtsmacht het meest geschikt is om tot vervolging over te gaan.

5. Onverminderd de algemene regels van internationaal recht sluitdit verdrag geen door een partij in overeenstemming met haarnationaal recht uitgeoefende rechtsmacht in strafzaken uit.

HOOFDSTUK VI. — Internationale samenwerkingen samenwerking met het maatschappelijk middenveld

Algemene beginselenen maatregelen van internationale samenwerking

Artikel 32De partijen werken in overeenstemming met de bepalingen van dit

verdrag in zo ruim mogelijke mate met elkaar samen overeenkomstigde toepasselijke relevante internationale en regionale instrumenten, deregelingen op grond van uniforme of wederkerige wetgeving en hunnationaal recht teneinde :

— mensenhandel te voorkomen en te bestrijden;— slachtoffers te beschermen en bij te staan;— over te gaan tot onderzoeken of procedures met betrekking tot de

in overeenstemming met dit verdrag strafbaar gestelde feiten.

Maatregelen ten behoeve van bedreigde of vermiste personen

Artikel 331. Indien een partij, op grond van informatie waarover zij beschikt,

redelijke gronden heeft om aan te nemen dat het leven, de vrijheid of delichamelijke integriteit van een in artikel 28, eerste lid, bedoeldepersoon in onmiddellijk gevaar is op het grondgebied van een anderepartij, moet zij die informatie, in een dergelijk noodgeval, onverwijldtoezenden aan die andere partij zodat deze passende beschermings-maatregelen kan nemen.

2. De partijen bij dit verdrag kunnen overwegen hun samenwerkinginzake het opsporen van vermiste personen, in het bijzonder vankinderen, te versterken, indien op grond van de beschikbare informatiekan worden vermoed dat zij het slachtoffer van mensenhandel zijngeworden. Daartoe kunnen de partijen onderling bilaterale of multila-terale verdragen sluiten.

Informatie

Artikel 341. De aangezochte partij deelt de verzoekende partij onverwijld het

definitieve resultaat van de krachtens dit hoofdstuk genomen maatre-gelen mee. De aangezochte partij deelt de verzoekende partij tevensonverwijld alle omstandigheden mee die de tenuitvoerlegging van degevraagde maatregelen onmogelijk maken of aanzienlijk dreigen tevertragen.

2. Een partij kan, binnen de grenzen van haar nationaal recht enzonder voorafgaand verzoek, in het kader van haar eigen onderzoekenverkregen informatie meedelen aan een partij wanneer zij van oordeelis dat zulks de ontvangende partij kan helpen bij het instellen of tot eengoed einde brengen van onderzoeken of procedures met betrekking totin overeenstemming met dit verdrag strafbaar gestelde feiten, dan welkan leiden tot een verzoek om samenwerking van deze partij krachtensdit hoofdstuk.

3. Alvorens dergelijke informatie mee te delen, kan de verstrekkendepartij verzoeken dat deze vertrouwelijk wordt behandeld of uitsluitendonder bepaalde voorwaarden wordt gebruikt. Indien de ontvangende

d) par un de ses ressortissants, ou par un apatride ayant sa résidencehabituelle sur son territoire, si l’infraction est punissable pénalement làoù elle a été commise ou si elle ne relève de la compétence territorialed’aucun Etat;

e) à l’encontre de l’un de ses ressortissants.2. Chaque Partie peut, au moment de la signature ou du dépôt de son

instrument de ratification, d’acceptation, d’approbation ou d’adhésion,dans une déclaration adressée au Secrétaire Général du Conseil del’Europe, préciser qu’il se réserve le droit de ne pas appliquer, ou den’appliquer que dans des cas ou conditions spécifiques, les règles decompétence définies au paragraphes 1er(d) et (e) du présent article oudans une partie quelconque de ces paragraphes.

3. Chaque Partie adopte les mesures nécessaires pour établir sacompétence à l’égard de toute infraction visées par la présenteConvention, lorsque l’auteur présumé de l’infraction est présent sur sonterritoire et ne peut être extradé vers une autre Partie au seul titre de sanationalité, après une demande d’extradition.

4. Lorsque plusieurs Parties revendiquent leur compétence à l’égardd’une infraction présumée établie conformément à la présente Conven-tion, les Parties concernées se concertent, lorsque cela est opportun, afinde déterminer la mieux à même d’exercer les poursuites.

5. Sans préjudice des règles générales de droit international, laprésente Convention n’exclut aucune compétence pénale exercée parune Partie conformément à son droit interne.

CHAPITRE VI. — Coopération internationaleet coopération avec la société civile

Principes générauxet mesures de coopération internationale

Article 32Les Parties coopèrent, conformément aux dispositions de la présente

Convention, en application des instruments internationaux et régio-naux pertinents applicables, des arrangements reposant sur deslégislations uniformes ou réciproques et de leur droit interne, dans lamesure la plus large possible aux fins :

— de prévenir et de combattre la traite des êtres humains;— de protéger et d’assister les victimes;— de mener des investigations ou des procédures concernant les

infractions pénales établies conformément à la présente Convention.

Mesures relatives aux personnes menacées ou disparues

Article 331. Si une Partie, sur la foi d’informations dont elle dispose, a des

motifs raisonnables de croire que la vie, la liberté ou l’intégritéphysique d’une personne visée à l’article 28, paragraphe 1, est endanger immédiat sur le territoire d’une autre Partie, elle doit, dans untel cas d’urgence, les transmettre sans délai à cette autre Partie afinqu’elle prenne les mesures de protection appropriées.

2. Les Parties à la présente Convention peuvent envisager derenforcer leur coopération dans la recherche des personnes disparues,en particulier des enfants, si des informations disponibles peuventlaisser penser qu’elles sont victimes de la traite des êtres humains.A cette fin, Les Parties peuvent conclure entre elles des traités bilatérauxou multilatéraux.

Informations

Article 341. La Partie requise informe sans délai la Partie requérante du résultat

définitif concernant les mesures entreprises au titre du présent chapitre.La Partie requise informe également sans délai la Partie requérante detoutes circonstances qui rendent impossible l’exécution des mesuressollicitées ou risquent de la retarder considérablement.

2. Une Partie peut, dans les limites de son droit interne et en l’absencede demande préalable, communiquer à une autre Partie des informa-tions obtenues dans le cadre de ses propres enquêtes lorsqu’elle estimeque cela pourrait aider la Partie destinataire à engager ou à mener àbien des enquêtes ou des procédures au sujet d’infractions pénalesétablies conformément à la présente Convention, ou lorsque cesinformations pourraient aboutir à une demande de coopérationformulée par cette Partie au titre du présent chapitre.

3. Avant de communiquer de telles informations, la Partie qui lesfournit peut demander qu’elles restent confidentielles ou qu’elles nesoient utilisées qu’à certaines conditions. Si la Partie destinataire ne

50152 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 19: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

partij een dergelijk verzoek niet kan inwilligen, stelt zij de andere partijdaarvan in kennis, die vervolgens bepaalt of de informatie toch wordtverstrekt. Indien de ontvangende partij de informatie onder de vereistevoorwaarden aanvaardt, moet zij deze voorwaarden in acht nemen.

4. Op vraag van de betrokken partij wordt alle gevraagde informatiemet betrekking tot de artikelen 13, 14 en 16 die nodig is om de in dezeartikelen toegekende rechten tot stand te brengen, met inachtnemingvan artikel 11 van dit verdrag, onverwijld toegezonden.

Samenwerking met het maatschappelijk middenveld

Artikel 35Iedere partij moedigt de autoriteiten van de staat en de ambtenaren

aan samen te werken met niet-gouvernementele organisaties, andererelevante organisaties en leden van het maatschappelijk middenveldteneinde strategische partnerships te ontwikkelen om de doelstellingenvan dit verdrag te bereiken.

HOOFDSTUK VII. — Toezichtsmechanisme

Groep van deskundigen inzake de bestrijding van mensenhandel

Artikel 361. De Groep van deskundigen inzake de bestrijding van mensenhan-

del (hierna « GRETA » genoemd) wordt belast met het toezicht op detenuitvoerlegging van dit verdrag door de partijen.

2. De GRETA is samengesteld uit minimaal 10 leden en maximaal15 leden. Bij de samenstelling van de GRETA wordt rekening gehoudenmet een evenwichtige verdeling tussen vrouwen en mannen en eenevenwichtige geografische verdeling, alsmede met multidisciplinairedeskundigheid. De leden worden door het Comité van de Partijen vooreen mandaat van 4 jaar, eenmaal verlengbaar, gekozen uit de onder-danen van de staten die partij zijn bij dit verdrag.

3. De leden van de GRETA worden gekozen op grond van volgendebeginselen :

a) zij worden gekozen uit personen met een hoog zedelijk aanzien diebekend zijn wegens hun bekwaamheid in de rechten van de mens,bijstand aan en bescherming van slachtoffers en bestrijding vanmensenhandel of professionele ervaring hebben in de aangelegenhedenwaarop dit verdrag betrekking heeft;

b) zij zetelen in eigen naam, zijn onafhankelijk en onpartijdig bij deuitoefening van hun mandaten en zorgen ervoor dat zij beschikbaarzijn om hun ambt op doeltreffende wijze uit te oefenen;

c) in de GRETA kan niet meer dan één onderdaan van dezelfde staatzetelen;

d) zij moeten de voornaamste rechtsstelsels vertegenwoordigen.4. Het Comité van ministers bepaalt de verkiezingsprocedure van de

leden van de GRETA, in overleg met de partijen bij het verdrag en naverkrijging van hun unanieme instemming, binnen een termijn van eenjaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit verdrag. De GRETAstelt zijn eigen procedureregels vast.

Comité van de Partijen

Artikel 371. Het Comité van de Partijen is samengesteld uit de vertegenwoor-

digers in het Comité van ministers van de Raad van Europa van delidstaten die partij zijn bij het verdrag en uit de vertegenwoordigers vande partijen bij het verdrag die geen lid zijn van de Raad van Europa.

2. Het Comité van de Partijen wordt bijeengeroepen door desecretaris-generaal van de Raad van Europa. De eerste vergaderingmoet worden gehouden binnen een termijn van een jaar na deinwerkingtreding van dit verdrag teneinde de leden van de GRETA tekiezen. Daarna komt het Comité van de Partijen bijeen op verzoek vaneen derde van de partijen, van de voorzitter van de GRETA of van desecretaris-generaal.

3. Het Comité van de Partijen stelt zijn eigen procedureregels vast.

Procedure

Artikel 381. De evaluatieprocedure geldt voor de partijen bij het verdrag en

wordt onderverdeeld in cycli waarvan de duur wordt bepaald door deGRETA. Bij het begin van elke cyclus selecteert de GRETA de specifiekebepalingen waarop de evaluatieprocedure betrekking zal hebben.

2. De GRETA bepaalt de middelen die het meest geschikt zijn omdeze evaluatie uit te voeren. De GRETA kan in het bijzonder voor elkeevaluatiecyclus voorzien in een vragenlijst die als basis kan dienen voorde evaluatie van de tenuitvoerlegging door de partijen van dit verdrag.Alle partijen ontvangen deze vragenlijst. De partijen beantwoordendeze vragenlijst en geven tevens gehoor aan enig ander verzoek ominformatie van de GRETA.

peut faire droit à cette demande, elle doit en informer l’autre Partie, quidevra alors déterminer si les informations en question devraientnéanmoins être fournies. Si la Partie destinataire accepte les informa-tions aux conditions prescrites, elle sera liée par ces dernières.

4. L’ensemble des informations requises concernant les articles 13, 14et 16 et qui sont nécessaires à l’attribution des droits qui y sont conféréspar ces articles, sont transmises sans délai à la demande de la Partieconcernée, dans le respect de l’article 11 de la présente Convention.

Coopération avec la société civile

Article 35Chaque Partie encourage les autorités de l’Etat, ainsi que les agents

publics, à coopérer avec les organisations non-gouvernementales, lesautres organisations pertinentes et les membres de la société civile, afind’établir des partenariats stratégiques pour atteindre les buts de laprésente Convention.

CHAPITRE VII. — Mécanisme de suivi

Groupe d’experts sur la lutte contre la traite des êtres humains

Article 361. Le Groupe d’experts sur la lutte contre la traite des êtres humains

(ci-après dénommé « GRETA ») est chargé de veiller à la mise en œuvrede la présente Convention par les Parties.

2. Le GRETA est composé de 10 membres au minimum et de15 membres au maximum. La composition du GRETA tient compted’une participation équilibrée entres les femmes et les hommes et d’uneparticipation géographiquement équilibrée, ainsi que d’une expertisemultidisciplinaire. Ses membres sont élus par le Comité des Partiespour un mandat de 4 ans, renouvelable une fois, parmi les ressortis-sants des Etats Parties à la présente Convention.

3. L’élection des membres du GRETA se fonde sur les principessuivants :

a) ils sont choisis parmi des personnalités de haute moralité connuespour leur compétence en matière de droits de la personne humaine,assistance et protection des victimes et lutte contre la traite des êtreshumains ou ayant une expérience professionnelle dans les domainesdont traite la présente Convention;

b) ils siègent à titre individuel, sont indépendants et impartiaux dansl’exercice de leurs mandats et se rendent disponibles pour remplir leursfonctions de manière effective;

c) le GRETA ne peut comprendre plus d’un national du même Etat;

d) ils devraient représenter les principaux systèmes juridiques.4. La procédure d’élection des membres du GRETA est fixée par le

Comité des ministres, après consultation des Parties à la Convention eten avoir obtenu l’assentiment unanime, dans un délai d’un an àcompter de l’entrée en vigueur de la présente Convention. Le GRETAadopte ses propres règles de procédure.

Comité des Parties

Article 371. Le Comité des Parties est composé des représentants au Comité

des ministres du Conseil de l’Europe des Etats membres Parties à laConvention et des représentants des Parties à la Convention qui ne sontpas membres du Conseil de l’Europe.

2. Le Comité des Parties est convoqué par le Secrétaire général duConseil de l’Europe. Sa première réunion doit se tenir dans un délaid’un an suivant l’entrée en vigueur de la présente Convention afind’élire les membres du GRETA. Il se réunira par la suite à la demanded’un tiers des Parties, du Président du GRETA ou du Secrétaire général.

3. Le Comité des Parties adopte ses propres règles de procédure.

Procédure

Article 381. La procédure d’évaluation porte sur les Parties à la Convention et

est divisée en cycles dont la durée est déterminée par le GRETA. Audébut de chaque cycle, le GRETA sélectionne les dispositions particu-lières sur lesquelles va porter la procédure d’évaluation.

2. Le GRETA détermine les moyens les plus appropriés pourprocéder à cette évaluation. Le GRETA peut, en particulier, adopter unquestionnaire pour chacun des cycles qui peut servir de base àl’évaluation de la mise en œuvre par les Parties à la présenteConvention. Ce questionnaire est adressé à toutes les Parties. LesParties répondent à ce questionnaire ainsi qu’à toute autre demanded’information du GRETA.

50153MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 20: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

3. De GRETA kan het maatschappelijk middenveld om informatieverzoeken.

4. Daarnaast kan de GRETA in samenwerking met de nationaleautoriteiten en met de door hen aangewezen « contactpersoon » en,indien nodig, met de hulp van onafhankelijke nationale deskundigenbezoeken aan de betrokken landen organiseren. Tijdens deze bezoekenkan de GRETA zich laten bijstaan door specialisten op specifiekegebieden.

5. De GRETA stelt een ontwerprapport op met zijn analyse van detenuitvoerlegging van de bepalingen waarop de evaluatieprocedurebetrekking heeft, alsmede met zijn aanbevelingen en voorstellen metbetrekking tot de wijze waarop de betrokken partij de vastgesteldeproblemen kan aanpakken. Het ontwerprapport wordt voor commen-taar toegezonden aan de partij die wordt geëvalueerd. De GRETAhoudt bij het opstellen van zijn rapport rekening met de commentaarvan de partij.

6. Op grond daarvan stelt de GRETA zijn rapport en conclusies vastomtrent de door de betrokken partij genomen maatregelen om debepalingen van dit verdrag ten uitvoer te leggen. Dit rapport en dezeconclusies worden toegezonden aan de betrokken partij en aan hetComité van de Partijen. Het rapport en de conclusies van de GRETA,alsmede de eventuele commentaar van de betrokken partij worden bijde vaststelling van het rapport en de conclusies openbaar gemaakt.

7. Onverminderd de in de leden 1 tot 6 van dit artikel bepaaldeprocedure kan het Comité van de Partijen, op grond van het rapport ende conclusies van de GRETA, aan deze partij gerichte aanbevelingengoedkeuren a) betreffende de te nemen maatregelen om de conclusiesvan de GRETA ten uitvoer te leggen, indien nodig met vermelding vaneen datum voor het verstrekken van informatie betreffende de tenuit-voerlegging en b) voor het bevorderen van de samenwerking met diepartij teneinde dit verdrag ten uitvoer te leggen.

HOOFDSTUK VIII. — Verhouding tot andere internationale instrumenten

Verhouding tot het Aanvullend Protocol inzake de preventie, bestrij-ding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhan-del en kinderhandel, bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegentransnationale georganiseerde misdaad

Artikel 39

Dit verdrag doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen dievoortvloeien uit de bepalingen van het Aanvullend Protocol bij hetVerdrag van de Verenigde Naties tegen transnationale georganiseerdemisdaad inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensen-handel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel. Het strekt totversterking van de in het protocol geboden bescherming en totuitwerking van de erin omschreven normen.

Verhouding tot andere internationale instrumenten

Artikel 40

1. Dit verdrag doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen dievoortvloeien uit de bepalingen van andere internationale instrumentenwaarbij de partijen bij dit verdrag partij zijn of zullen worden en diebepalingen bevatten met betrekking tot de in dit verdrag geregeldeaangelegenheden en die slachtoffers van mensenhandel betere bescher-ming en bijstand bieden.

2. De partijen bij het verdrag kunnen onderling bilaterale ofmultilaterale overeenkomsten sluiten betreffende in dit verdrag gere-gelde aangelegenheden teneinde de bepalingen ervan aan te vullen ofte versterken of de toepassing van de erin gehuldigde beginselen tevergemakkelijken.

3. De partijen die lid zijn van de Europese Unie passen in hunonderlinge betrekkingen de regels van de Gemeenschap en van deEuropese Unie toe, voorzover regels van de Gemeenschap of van deEuropese Unie bestaan die het betrokken specifieke onderwerp regelenen die van toepassing zijn op het specifieke geval, onverminderd hetonderwerp en het doel van dit verdrag en onverminderd de volletoepassing ervan ten aanzien van andere partijen.

4. Geen enkele bepaling van dit verdrag heeft gevolgen voor derechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van staten en perso-nen uit hoofde van het internationaal recht, daaronder begrepen hetinternationaal humanitair recht en het internationaal recht inzake derechten van de mens en in het bijzonder, wanneer van toepassing, hetVerdrag van 1951 en het Protocol van 1967 betreffende de status vanvluchtelingen en het erin omschreven beginsel van non-refoulement.

3. Le GRETA peut solliciter des informations auprès de la sociétécivile.

4. Subsidiairement, le GRETA peut organiser, en coopération avec lesautorités nationales et la « personne de contact » désignée par cesdernières, si nécessaire, avec l’assistance d’experts nationaux indépen-dants, des visites dans les pays concernés. Lors de ces visites, le GRETApeut se faire assister par des spécialistes dans des domaines spécifiques.

5. Le GRETA établit un projet de rapport contenant ses analysesconcernant la mise en œuvre des dispositions sur lesquelles portent laprocédure d’évaluation, ainsi que ses suggestions et propositionsrelatives à la manière dont la Partie concernée peut traiter les problèmesidentifiés. Le projet de rapport est transmis pour commentaire à laPartie faisant l’objet de l’évaluation. Ses commentaires sont pris encompte par le GRETA lorsqu’il établit son rapport.

6. Sur cette base, le GRETA adopte son rapport et ses conclusionsconcernant les mesures prises par la Partie concernée pour mettre enœuvre les dispositions de la présente Convention. Ce rapport et cesconclusions sont envoyés à la Partie concernée et au Comité des Parties.Le rapport et les conclusions du GRETA sont rendus publics dès leuradoption avec les commentaires éventuels de la Partie concernée.

7. Sans préjudice de la procédure prévue aux paragraphes 1er à 6 duprésent article, le Comité des Parties peut adopter, sur base du rapportet des conclusions du GRETA, des recommandations adressées à cettePartie a) concernant les mesures à prendre pour mettre en œuvre lesconclusions du GRETA, si nécessaire en fixant une date pour lasoumission d’informations sur leur mise en œuvre et b) ayant pourobjectif de promouvoir la coopération avec cette Partie afin de mettre enœuvre la présente Convention.

CHAPITRE VIII. — Relation avec d’autres instruments internationaux

Relation avec le Protocole additionnel à la Convention des Nationsunies contre la criminalité transnationale organisée visant à prévenir,réprimer et punir la traite des personnes, en particulier des femmeset des enfants

Article 39

La présente Convention ne porte pas atteinte aux droits et obligationsdécoulant des dispositions du Protocole additionnel à la Conventiondes Nations unies contre la criminalité transnationale organisée visantà prévenir, réprimer et punir la traite des personnes, en particulier desfemmes et des enfants. La présente Convention a pour but de renforcerla protection instaurée par le Protocole et de développer les normesqu’il énonce.

Relation avec d’autres instruments internationaux

Article 40

1. La présente Convention ne porte pas atteinte aux droits etobligations découlant des dispositions d’autres instruments internatio-naux auxquels les Parties à cette Convention sont Parties ou ledeviendront et qui contiennent des dispositions relatives aux matièresrégies par la présente Convention et qui assure une plus grandeprotection et assistance aux victimes de la traite.

2. Les Parties à la Convention pourront conclure entre elles desaccords bilatéraux ou multilatéraux relatifs aux questions réglées par laprésente Convention, aux fins de compléter ou de renforcer lesdispositions de celle-ci ou pour faciliter l’application des principesqu’elle consacre.

3. Les Parties qui sont membres de l’Union européenne appliquent,dans leurs relations mutuelles, les règles de la Communauté et del’Union européenne dans la mesure où il existe des règles de laCommunauté ou de l’Union européenne régissant le sujet particulierconcerné et applicables au cas d’espèce, sans préjudice de l’objet et dubut de la présente Convention et sans préjudice de son entièreapplication à l’égard des autres Parties.

4. Aucune disposition de la présente Convention n’a d’incidences surles droits, obligations et responsabilités des Etats et des particuliers envertu du droit international, y compris du droit international humani-taire et du droit international relatif aux droits de l’homme et enparticulier, lorsqu’ils s’appliquent, de la Convention de 1951 et duProtocole de 1967 relatifs au statut des réfugiés ainsi que du principe denon-refoulement qui y est énoncé.

50154 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 21: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

HOOFDSTUK IX. — Wijzigingen van het verdrag

Wijzigingen

Artikel 41

1. Een door een partij voorgestelde wijziging van dit verdrag moetworden meegedeeld aan de secretaris-generaal van de Raad vanEuropa en door deze laatste worden toegezonden aan de lidstaten vande Raad van Europa, aan alle andere ondertekenende staten, aan alleandere staten die partij zijn, aan de Europese Gemeenschap en aan allestaten die werden verzocht dit verdrag te ondertekenen in overeen-stemming met de bepalingen van artikel 42, alsmede aan alle staten dieis verzocht toe te treden tot dit verdrag in overeenstemming met debepalingen van artikel 43.

2. Een door een partij voorgestelde wijziging wordt meegedeeld aande GRETA, die zijn advies over de voorgestelde wijziging voorlegt aanhet Comité van Ministers.

3. Het Comité van Ministers onderzoekt de voorgestelde wijziging enhet advies van de GRETA en kan, in overleg met de partijen bij hetverdrag en na verkrijging van hun unanieme instemming, de wijziginggoedkeuren.

4. De tekst van een door het Comité van Ministers in overeenstem-ming met het derde lid van dit artikel goedgekeurde wijziging wordtter aanvaarding aan de partijen toegezonden.

5. Een in overeenstemming met het derde lid van dit artikelgoedgekeurde wijziging treedt in werking op de eerste dag van demaand die volgt op het verstrijken van een periode van een maand nade datum waarop alle partijen de secretaris-generaal ervan in kennishebben gesteld dat zij de wijziging aanvaarden.

HOOFDSTUK X. — Slotbepalingen

Ondertekening en inwerkingtreding

Artikel 42

1. Dit verdrag staat open voor ondertekening door de lidstaten vande Raad van Europa, door niet-lidstaten die aan de opstelling ervanhebben deelgenomen en door de Europese Gemeenschap.

2. Dit verdrag moet worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring wordenneergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van Europa.

3. Dit verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand dievolgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datumwaarop tien ondertekenaars, waaronder ten minste acht lidstaten vande Raad van Europa, hun instemming door dit verdrag gebonden teworden in overeenstemming met de bepalingen van het voorgaande lidtot uitdrukking hebben gebracht.

4. Voor een in het eerste lid bedoelde staat of de EuropeseGemeenschap die op een later tijdstip zijn of haar instemming door ditVerdrag gebonden te worden tot uitdrukking brengt, treedt het verdragin werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijkenvan een periode van drie maanden na de datum waarop de akte vanbekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is neergelegd.

Toetreding tot het verdrag

Artikel 43

1. Na de inwerkingtreding van dit verdrag kan het Comité vanMinisters van de Raad van Europa, in overleg met de partijen bij hetverdrag en na verkrijging van hun unanieme instemming, een staat diegeen lid van de Raad van Europa is en niet aan de opstelling van hetverdrag heeft deelgenomen, verzoeken toe te treden tot dit verdragdoor middel van een besluit genomen met de in artikel 20 d) van hetStatuut van de Raad van Europa bepaalde meerderheid en meteenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de verdrag-sluitende staten die gerechtigd zijn zitting te hebben in het Comité vanMinisters.

2. Ten aanzien van een toetredende staat treedt het verdrag inwerking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken vaneen periode van drie maanden na de datum waarop de akte vantoetreding bij de secretaris-generaal van de Raad van Europa isneergelegd.

CHAPITRE IX. — Amendements à la Convention

Amendements

Article 41

1. Tout amendement à la présente Convention proposé par une Partiedevra être communiqué au Secrétaire général du Conseil de l’Europe etêtre transmis par ce dernier aux Etats membres du Conseil de l’Europe,à tout autre Etat signataire, à tout Etat Partie, à la Communautéeuropéenne et à tout Etat invité à signer la présente Convention,conformément aux dispositions de l’article 42, ainsi qu’à tout Etat qui aété invité à adhérer à la présente Convention conformément auxdispositions de l’article 43.

2. Tout amendement proposé par une Partie sera communiqué auGRETA, qui transmettra au Comité des Ministres son avis surl’amendement proposé.

3. Le Comité des Ministres examinera l’amendement proposé et l’avisformulé sur celui-ci par le GRETA; il pourra alors, après consultationdes Parties à la Convention et en avoir obtenu l’assentiment unanime,adopter cet amendement.

4. Le texte de tout amendement adopté par le Comité des Ministresconformément au paragraphe 3 du présent article sera communiquéaux Parties, en vue de son acceptation.

5. Tout amendement adopté conformément au paragraphe 3 duprésent article entrera en vigueur le premier jour du mois suivantl’expiration d’une période d’un mois après la date à laquelle toutes lesParties auront informé le Secrétaire général qu’elles l’ont accepté.

CHAPITRE X. — Clauses finales

Signature et entrée en vigueur

Article 42

1. La présente Convention est ouverte à la signature des Etatsmembres du Conseil de l’Europe, des Etats non membres ayantparticipé à son élaboration, ainsi que de la Communauté européenne.

2. La présente Convention est soumise à ratification, acceptation ouapprobation. Les instruments de ratification, d’acceptation ou d’appro-bation sont déposés près le Secrétaire général du Conseil de l’Europe.

3. La présente Convention entrera en vigueur le premier jour du moissuivant l’expiration d’une période de trois mois après la date à laquelle10 Signataires, dont au moins 8 Etats membres du Conseil de l’Europe,auront exprimé leur consentement à être liés par la Convention,conformément aux dispositions du paragraphe précédent.

4. Si un Etat visé au paragraphe 1er, ou la Communauté européenne,exprime ultérieurement son consentement à être lié par la Convention,cette dernière entrera en vigueur, à son égard, le premier jour du moissuivant l’expiration d’une période de trois mois après la date du dépôtde l’instrument de ratification, d’acceptation ou d’approbation.

Adhésion à la Convention

Article 43

1. Après l’entrée en vigueur de la présente Convention, le Comité desMinistres du Conseil de l’Europe pourra, après consultation des Partiesà la Convention et en avoir obtenu l’assentiment unanime, inviter toutEtat non membre du Conseil de l’Europe n’ayant pas participé àl’élaboration de la Convention à adhérer à la présente Convention parune décision prise à la majorité prévue à l’article 20 d), du Statut duConseil de l’Europe, et à l’unanimité des voix des représentants desEtats contractants ayant le droit de siéger au Comité des Ministres.

2. Pour tout Etat adhérent, la Convention entrera en vigueur lepremier jour du mois suivant l’expiration d’une période de trois moisaprès la date du dépôt de l’instrument d’adhésion près le Secrétairegénéral du Conseil de l’Europe.

50155MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 22: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Territoriale toepassing

Artikel 44

1. Een staat of de Europese Gemeenschap kan, bij de ondertekeningof bij de neerlegging van zijn of haar akte van bekrachtiging,aanvaarding, goedkeuring of toetreding het grondgebied of de grond-gebieden aanwijzen waarop dit verdrag van toepassing is.

2. Een partij is kan daarna, te allen tijde, door middel van eenverklaring gericht aan de secretaris-generaal van de Raad van Europade toepassing van dit verdrag uitbreiden tot enig ander in de verklaringaangewezen grondgebied waarvan hij de internationale betrekkingenbehartigt of in naam waarvan zij is gemachtigd verbintenissen aan tegaan. Ten aanzien van dergelijk grondgebied treedt het verdrag inwerking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken vaneen periode van drie maanden na de datum waarop de secretaris-generaal de verklaring heeft ontvangen.

3. Enige uit hoofde van de voorgaande twee leden gedane verklaringkan ten aanzien van een in die verklaring aangewezen grondgebiedworden ingetrokken door middel van een kennisgeving gericht aan desecretaris-generaal van de Raad van Europa. De intrekking wordt vankracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken vaneen periode van drie maanden na de datum waarop de secretaris-generaal de kennisgeving heeft ontvangen.

Voorbehouden

Artikel 45

Met uitzondering van het in artikel 31, tweede lid, bedoeldevoorbehoud, mag geen voorbehoud worden gemaakt ten aanzien vande bepalingen van dit verdrag.

Opzegging

Artikel 46

1. Een partij kan dit verdrag te allen tijde opzeggen door middel vaneen kennisgeving gericht aan de secretaris-generaal van de Raad vanEuropa.

2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand dievolgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datumwaarop de secretaris-generaal de kennisgeving heeft ontvangen.

Kennisgeving

Artikel 47

De secretaris-generaal van de Raad van Europa geeft de lidstaten vande Raad van Europa, de ondertekenende staten, de staten die partij zijn,de Europese Gemeenschap, de staten die werden verzocht dit verdragte ondertekenen in overeenstemming met artikel 42 en de staten diewerden verzocht tot het verdrag toe te treden in overeenstemming metartikel 43, kennis van :

a) enige ondertekening;

b) de neerlegging van enige akte van bekrachtiging, aanvaarding,goedkeuring of toetreding;

c) enige datum van inwerkingtreding van dit verdrag in overeen-stemming met de artikelen 42 en 43;

d) enige in overeenstemming met artikel 41 goedgekeurde wijziging,alsmede de datum waarop de wijziging in werking treedt;

e) enige krachtens de bepalingen van artikel 46 gedane opzegging;

f) enige andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrek-king tot dit verdrag;

g) enig uit hoofde van artikel 45 gemaakt voorbehoud.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behorengemachtigd, dit verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Warschau op 16 mei 2005 in de Engelse en de Franse taal,zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar datwordt neergelegd in het archief van de Raad van Europa. Desecretaris-generaal van de Raad van Europa doet een voor eensluidendgewaarmerkt afschrift toekomen aan elke lidstaat van de Raad vanEuropa, aan de niet-lidstaten die aan de opstelling van dit Verdraghebben deelgenomen, aan de Europese Gemeenschap en aan elkeandere Staat die is verzocht tot het Verdrag toe te treden.

Application territoriale

Article 44

1. Tout Etat, ou la Communauté européenne, peut, au moment de lasignature ou au moment du dépôt de son instrument de ratification,d’acceptation, d’approbation ou d’adhésion, désigner le ou les territoi-res auxquels s’appliquera la présente Convention.

2. Toute Partie peut, à tout autre moment par la suite, par unedéclaration adressée au Secrétaire général du Conseil de l’Europe,étendre l’application de la présente Convention à tout autre territoiredésigné dans cette déclaration et dont il assure les relations internatio-nales ou au nom duquel il est autorisé à prendre des engagements. LaConvention entrera en vigueur à l’égard de ce territoire le premier jourdu mois suivant l’expiration d’une période de trois mois après la datede réception de la déclaration par le Secrétaire général.

3. Toute déclaration faite en vertu des deux paragraphes précédentspourra, à l’égard de tout territoire désigné dans cette déclaration, êtreretirée par notification adressée au Secrétaire général du Conseil del’Europe. Ce retrait prendra effet le premier jour du mois suivantl’expiration d’une période de trois mois après la date de réception de lanotification par le Secrétaire général.

Réserves

Article 45

Aucune réserve n’est admise aux dispositions de la présenteConvention, à l’exception de celle prévue à l’article 31, paragraphe 2.

Dénonciation

Article 46

1. Toute Partie peut, à tout moment, dénoncer la présente Conventionen adressant une notification au Secrétaire général du Conseil del’Europe.

2. Cette dénonciation prendra effet le premier jour du mois suivantl’expiration d’une période de trois mois après la date de réception de lanotification par le Secrétaire général.

Notification

Article 47

Le Secrétaire général du Conseil de l’Europe notifiera aux Etatsmembres du Conseil de l’Europe, à tout Etat signataire, à tout EtatPartie, à la Communauté européenne, à tout Etat ayant été invité àsigner la présente Convention conformément à l’article 42, et à tout Etatinvité à adhérer à la Convention, conformément à l’article 43 :

a) toute signature;

b) le dépôt de tout instrument de ratification, d’acceptation, d’appro-bation ou d’adhésion;

c) toute date d’entrée en vigueur de la présente Convention,conformément aux articles 42 et 43;

d) tout amendement adopté conformément à l’article 41, ainsi que ladate d’entrée en vigueur dudit amendement;

e) toute dénonciation faite en vertu des dispositions de l’article 46;

f) tout autre acte, notification ou communication ayant trait à laprésente Convention;

g) toute réserve en vertu de l’article 45.

En foi de quoi, les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signéla présente Convention.

Fait à Varsovie, le 16 mai 2005, en francais et en anglais, les deuxtextes faisant également foi, en un seul exemplaire qui sera déposé dansles archives du Conseil de l’Europe. Le Secrétaire général du Conseil del’Europe en communiquera copie certifiée conforme à chacun des Etatsmembres du Conseil de l’Europe, aux Etats non membres ayantparticipé à l’élaboration de la présente Convention, à la Communautéeuropéenne et à tout autre Etat invité à adhérer à la présenteConvention.

50156 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 23: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Convention du Conseil de l’Europe sur la lutte contre la traite des êtres humains, faite à Varsovie le 16 mai 2005

Etats/Organisation DateAuthentification

Typede consentement

Datede consentement

Entréeen vigueur locale

ALBANIE 22/12/2005 Ratification 06/02/2007 01/02/2008

ALLEMAGNE 17/11/2005 Indéterminé

ANDORRE 17/11/2005 Indéterminé

ARMENIE 16/05/2005 Ratification 14/04/2008 01/08/2008

AUTRICHE 16/05/2005 Ratification 12/10/2006 01/02/2008

AZERBAïDJAN Indéterminé

Belgique 17/11/2005 Ratification 27/04/2009 01/08/2009

BOSNIE-HERZEGOVINE 19/01/2006 Ratification 11/01/2008 01/05/2008

BULGARIE 22/11/2006 Ratification 17/04/2007 01/02/2008

CANADA Indéterminé

CHYPRE 16/05/2005 Ratification 24/10/2007 01/02/2008

CROATIE 16/05/2005 Ratification 05/09/2007 01/02/2008

Communauté européenne Indéterminé

DANEMARK 05/09/2006 Ratification 19/09/2007 01/02/2008

ESPAGNE 09/07/2008 Ratification 02/04/2009 01/08/2009

ESTONIE Indéterminé

ETATS-UNIS Indéterminé

FINLANDE 29/08/2006 Indéterminé

FRANCE 22/05/2006 Ratification 09/01/2008 01/05/2008

GEORGIE 19/10/2005 Ratification 14/03/2007 01/02/2008

GRECE 17/11/2005 Indéterminé

HONGRIE 10/10/2007 Indéterminé

IRLANDE 13/04/2007 Indéterminé

ISLANDE 16/05/2005 Indéterminé

ITALIE 08/06/2005 Indéterminé

JAPON Indéterminé

LETTONIE 19/05/2006 Ratification 06/03/2008 01/07/2008

LIECHTENSTEIN Indéterminé

LITUANIE 12/02/2008 Indéterminé

LUXEMBOURG 16/05/2005 Ratification 09/04/2009 01/08/2009

MACEDOINE(EX-REP. YOUGOSLAVE DE)

17/11/2005 Indéterminé

MALTE 16/05/2005 Ratification 30/01/2008 01/05/2008

MEXIQUE Indéterminé

MOLDAVIE 16/05/2005 Ratification 19/05/2006 01/02/2008

MONACO Indéterminé

MONTENEGRO 16/05/2005 Ratification 30/07/2008 01/11/2008

NORVEGE 16/05/2005 Ratification 17/01/2008 01/05/2008

50157MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 24: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Etats/Organisation DateAuthentification

Typede consentement

Datede consentement

Entréeen vigueur locale

PAYS-BAS 17/11/2005 Indéterminé

POLOGNE 16/05/2005 Ratification 17/11/2008 01/03/2009

PORTUGAL 16/05/2005 Ratification 27/02/2008 01/06/2008

ROUMANIE 16/05/2005 Ratification 21/08/2006 01/02/2008

ROYAUME-UNI 23/03/2007 Ratification 17/12/2008 01/04/2009

RUSSIE Indéterminé

SAINT MARIN 19/05/2006 Indéterminé

SAINT SIEGE Indéterminé

SERBIE 16/05/2005 Ratification 14/04/2009 01/08/2009

SLOVAQUIE 19/05/2006 Ratification 27/03/2007 01/02/2008

SLOVENIE 03/04/2006 Indéterminé

SUEDE 16/05/2005 Indéterminé

SUISSE 08/09/2008 Indéterminé

TCHEQUE REP. Indéterminé

TURQUIE 19/03/2009 Indéterminé

UKRAINE 17/11/2005 Indéterminé

Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel,gedaan te Warschau op 16 mei 2005 (Genève, 1992)

Staten/Organisatie DatumAuthentificatie

Typeinstemming

Datuminstemming

Datum interneinwerkingtreding

ALBANIE 22/12/2005 Bekrachtiging 06/02/2007 01/02/2008

ANDORRA 17/11/2005 Onbepaald

ARMENIE 16/05/2005 Bekrachtiging 14/04/2008 01/08/2008

AZERBEIDZJAN Onbepaald

België 17/11/2005 Bekrachtiging 27/04/2009 01/08/2009

BOSNIE EN HERZEGOVINA 19/01/2006 Bekrachtiging 11/01/2008 01/05/2008

BULGARIJE 22/11/2006 Bekrachtiging 17/04/2007 01/02/2008

CANADA Onbepaald

CYPRUS 16/05/2005 Bekrachtiging 24/10/2007 01/02/2008

DENEMARKEN 05/09/2006 Bekrachtiging 19/09/2007 01/02/2008

DUITSLAND 17/11/2005 Onbepaald

ESTLAND Onbepaald

Europese Gemeenschap Onbepaald

FINLAND 29/08/2006 Onbepaald

FRANKRIJK 22/05/2006 Bekrachtiging 09/01/2008 01/05/2008

GEORGIE 19/10/2005 Bekrachtiging 14/03/2007 01/02/2008

GRIEKENLAND 17/11/2005 Onbepaald

HEILIGE STOEL Onbepaald

HONGARIJE 10/10/2007 Onbepaald

IERLAND 13/04/2007 Onbepaald

50158 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 25: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Staten/Organisatie DatumAuthentificatie

Typeinstemming

Datuminstemming

Datum interneinwerkingtreding

IJSLAND 16/05/2005 Onbepaald

ITALIE 08/06/2005 Onbepaald

JAPAN Onbepaald

KROATIE 16/05/2005 Bekrachtiging 05/09/2007 01/02/2008

LETLAND 19/05/2006 Bekrachtiging 06/03/2008 01/07/2008

LIECHTENSTEIN Onbepaald

LITOUWEN 12/02/2008 Onbepaald

LUXEMBURG 16/05/2005 Bekrachtiging 09/04/2009 01/08/2009

MACEDONIE (VOORMALIGEJOEGOSLAVISCHE REP.)

17/11/2005 Onbepaald

MALTA 16/05/2005 Bekrachtiging 30/01/2008 01/05/2008

MEXICO Onbepaald

MOLDAVIE 16/05/2005 Bekrachtiging 19/05/2006 01/02/2008

MONACO Onbepaald

MONTENEGRO 16/05/2005 Bekrachtiging 30/07/2008 01/11/2008

NEDERLAND 17/11/2005 Onbepaald

NOORWEGEN 16/05/2005 Bekrachtiging 17/01/2008 01/05/2008

OEKRAINE 17/11/2005 Onbepaald

OOSTENRIJK 16/05/2005 Bekrachtiging 12/10/2006 01/02/2008

POLEN 16/05/2005 Bekrachtiging 17/11/2008 01/03/2009

PORTUGAL 16/05/2005 Bekrachtiging 27/02/2008 01/06/2008

ROEMENIE 16/05/2005 Bekrachtiging 21/08/2006 01/02/2008

RUSLAND Onbepaald

SAN MARINO 19/05/2006 Onbepaald

SERVIE 16/05/2005 Bekrachtiging 14/04/2009 01/08/2009

SERVIE-MONTENEGRO Onbepaald

SLOVAKIJE 19/05/2006 Bekrachtiging 27/03/2007 01/02/2008

SLOVENIE 03/04/2006 Onbepaald

SPANJE 09/07/2008 Bekrachtiging 02/04/2009 01/08/2009

TSJECHISCHE REP. Onbepaald

TURKIJE 19/03/2009 Onbepaald

VERENIGD KONINKRIJK 23/03/2007 Bekrachtiging 17/12/2008 01/04/2009

VERENIGDE STATEN Onbepaald

ZWEDEN 16/05/2005 Onbepaald

ZWITSERLAND 08/09/2008 Onbepaald

50159MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 26: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN,BUITENLANDSE HANDEL

EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

[C − 2009/15036]N. 2009 — 2586

12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met de Overeen-komst betreffende de sociale zekerheid tussen het KoninkrijkBelgië en de Oosterse Republiek Uruguay, ondertekend te Monte-video op 22 november 2006 (1) (2)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld inartikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. De Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen hetKoninkrijk België en de Oosterse Republiek Uruguay, ondertekend teMontevideo op 22 november 2006, zal volkomen gevolg hebben.

Art. 3. De wijzigingen van de bepalingen van de artikelen 7 tot 9 vande Overeenkomst, voorzien in artikel 10 van de Overeenkomst, zullenvolkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal wordenbekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 12 februari 2009.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Buitenlandse Zaken,K. DE GUCHT

De Minister van Sociale Zaken,Mevr.L. ONKELINX

De Minister van Zelfstandigen,Mevr. S. LARUELLE

De Minister van Pensioenen,Mevr. M. ARENA

Gezien en met ’s Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie,S. DE CLERCK

Nota’s

(1) Zittingen 2007-2008 en 2008-2009.Senaat.

Documenten.— Ontwerp van wet ingediend op 23 juni 2008,nr. 4−822/1. — Verslag, nr. 4−822/2

Parlementaire Handelingen. — Bespreking, vergadering van 6 novem-ber 2008. — Stemming, vergadering van 6 november 2008.

Kamer van VolksvertegenwoordigersDocumenten. — Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 52−1563/1.

— Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning terbekrachtiging voorgelegd, Nr. 52−1563/2

Parlementaire Handelingen. — Bespreking, vergadering van 27 novem-ber 2008. — Stemming, vergadering van 27 november 2008.

(2) Overeenkomstig haar artikel 32, treedt deze overeenkomst inwerking op 1 augustus 2009.

SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES,COMMERCE EXTERIEUR

ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT

[C − 2009/15036]F. 2009 — 2586

12 FEVRIER 2009. — Loi portant assentiment à la Convention sur lasécurité sociale entre le Royaume de Belgique et la RépubliqueOrientale de l’Uruguay, signée à Montevideo le 22 novem-bre 2006 (1) (2)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit :

Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l’article 77 de laConstitution.

Art. 2. La Convention sur la sécurité sociale entre le Royaume deBelgique et la République Orientale de l’Uruguay, signée à Montevideole 22 novembre 2006, sortira son plein et entier effet.

Art. 3. Les modifications aux dispositions des articles 7 à 9 de laConvention, prévues à l’article 10 de la Convention, sortiront leur pleinet entier effet.

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceaude l’Etat et publiée par le Moniteur belge.

Donné à Bruxelles, le 12 février 2009.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre des Affaires étrangères,K. DE GUCHT

La Ministre des Affaires sociales,Mme L. ONKELINX

La Ministre des Indépendants,Mme S. LARUELLE

La Ministre des Pensions,Mme M. ARENA

Vu et scellé du Sceau de l’Etat :

Le Ministre de la JusticeS. DE CLERCK

Notes

(1) Sessions 2007-2008 et 2008-2009.Sénat.

Documents.— Projet de loi déposé le 23 juin 2008, n° 4−822/1. —Rapport, n° 4−822/2

Annales parlementaires. — Discussion, séance du 6 novembre 2008. —Vote, séance du 6 novembre 2008.

Chambre des représentants.Documents. — Projet transmis par le Sénat, n° 52−1563/1. — Texte

adopté en séance plénière et soumis à la sanction royale, n° 52−1563/2

Annales parlementaires. — Discussion, séance du 27 novembre 2008. —Vote, séance du 27 novembre 2008.

(2) Conformément à son article 32, cette convention entre en vigueurle 1er août 2009.

50160 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 27: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Overeenkomst betreffende de sociale zekerheidtussen het Koninkrijk België

en de Oosterse Republiek UruguayHet Koninkrijk Belgiëende Oosterse Republiek Uruguay,bezield met het verlangen de wederzijdse betrekkingen tussen beide

Staten op het gebied van de sociale zekerheid te regelen,zijn de hierna volgende bepalingen overeengekomen :

TITEL I. — Algemene bepalingen

Artikel 1

Definities1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst :a) Verstaat men onder « België » : het Koninkrijk België.Verstaat men onder « Uruguay » : De Oosterse Republiek Uruguay.

b) Verstaat men onder « onderdaan » :Voor België : een persoon van Belgische nationaliteit.Voor Uruguay : een legale of natuurlijke burger overeenkomstig de

wetgeving van Uruguay.c) Verstaat men onder « wetgeving » : de wetten en verordeningen

bedoeld in artikel 2.d) Verstaat men onder « bevoegde autoriteit » :Voor België : de Ministers die, ieder wat hem betreft, belast zijn met

de uitvoering van de wetgeving bedoeld in artikel 2, paragraaf 1 A.

Voor Uruguay : de Minister van Werk en Sociale Zekerheid of hetgemachtigde orgaan.

e) Verstaat men onder « bevoegde instelling » : het orgaan dat of deautoriteit die ermee belast is de in artikel 2 bedoelde wetgevingengeheel of gedeeltelijk toe te passen.

f) Verstaat men onder « verbindingsorgaan » : het orgaan dat zorgtvoor de coördinatie en de informatie tussen de bevoegde instellingenvan de beide overeenkomstsluitende Staten die betrokken zijn bij detoepassing van deze Overeenkomst en bij het informeren van debetrokken personen op het vlak van de rechten en verplichtingen dieeruit voortvloeien.

g) Verstaat men onder « verzekeringstijdvak » : elke periode die alsdusdanig wordt erkend bij de wetgeving onder dewelke dit tijdvakwerd vervuld, alsook elke periode die bij deze wetgeving wordt erkendals gelijkgesteld aan een verzekeringstijdvak.

h) Verstaat men onder « prestatie » : gelijk welk pensioen of gelijkwelke uitkering of verstrekking waarin is voorzien krachtens dewetgevingen bedoeld in artikel 2 van deze Overeenkomst, met inbegripvan alle aanvullingen, verhogingen of indexeringen.

2. Elke term die niet is gedefinieerd in paragraaf 1 van dit artikelheeft de betekenis die daaraan wordt gegeven in de wetgeving die vantoepassing is.

Artikel 2

Materiële werkingssfeer1. Deze Overeenkomst is van toepassing :A. in België, op de wetgevingen betreffende :a) de rust- en overlevingspensioenen van werknemers en zelfstandi-

gen;b) de invaliditeitsuitkeringen van de werknemers, de zeelieden ter

koopvaardij en de zelfstandigen;en, enkel wat Titel II betreft, op de wetgevingen betreffende :c) de sociale zekerheid voor werknemers;d) het sociaal statuut van de zelfstandigen;B. in Uruguay, op de grondwettelijke, wettelijke en reglementaire

bepalingen betreffende :a) de op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties van de

sociale zekerheid met betrekking tot de rust- en pensioenregelingen,zowel van het repartitiesysteem als van het systeem van individuelekapitalisatie;

b) de uitkeringen en verstrekkingen die de risico’s ziekte enmoederschap dekken.

2. Deze Overeenkomst is ook van toepassing op alle wetgevende ofreglementaire akten die de in paragraaf 1 van dit artikel vermeldewetgevingen zullen wijzigen of aanvullen.

Convention sur la sécurité socialeentre le Royaume de Belgique

et la République orientale de l’UruguayLe Royaume de Belgiqueetla République orientale de l’Uruguay,animés du désir de régler les rapports réciproques entre les deux

Etats dans le domaine de la sécurité sociale,sont convenus de ce qui suit :

TITRE Ier. — Dispositions générales

Article 1er

Définitions1. Pour l’application de la présente Convention :a) Le terme « Belgique » désigne : le Royaume de Belgique.Le terme « Uruguay » désigne : la République Orientale de

l’Uruguay.b) Le terme « ressortissant » désigne :En ce qui concerne la Belgique : une personne de nationalité belge.En ce qui concerne l’Uruguay : un citoyen légal ou naturel

conformément à la législation de l’Uruguay.c) Le terme « législation » désigne : les lois et réglements visés à

l’article 2.d) Le terme « autorité compétente » désigne :En ce qui concerne la Belgique : les Ministres chargés, chacun en ce

qui le concerne, de l’application de la législation visée à l’article 2,paragraphe ler A.

En ce qui concerne l’Uruguay : le Ministère du Travail et de laSécurité sociale ou l’organisme delégué.

e) Le terme « institution compétente » désigne : l’organisme oul’autorité chargée d’appliquer, en tout ou en partie, les législationsvisées à l’article 2.

f) Le terme « organisme de liaison » désigne : l’organisme decoordination et d’information entre les institutions compétentes desdeux Etats contractants qui interviennent dans l’application de laprésente Convention et dans l’information des personnes intéresséessur les droits et obligations qui en découlent.

g) Le terme « période d’assurance » désigne : toute période reconnuecomme telle par la législation sous laquelle cette période a étéaccomplie, ainsi que toute période reconnue par cette législationcomme équivalente à une période d’assurance.

h) Le terme « prestation » désigne : toute pension ou toute prestationen espèces ou en nature prévue en vertu des législations visées àl’article 2 de la présente Convention, y compris tous compléments,majorations ou indexations.

2. Tout terme non défini au paragraphe 1er du présent article a le sensqui lui est attribué par la législation qui s’applique.

Article 2

Champ d’application matériel1. La présente Convention s’applique :A. en ce qui concerne la Belgique, aux législations relatives :a) aux pensions de retraite et de survie des travailleurs salariés et des

travailleurs indépendants;b) à l’assurance invalidité des travailleurs salariés, des marins de la

marine marchande et des travailleurs indépendants;et, en ce qui concerne le Titre II seulement, aux législations relatives :c) à la sécurité sociale des travailleurs salariés;d) au statut social des travailleurs indépendants;B. en ce qui concerne l’Uruguay, aux normes constitutionnelles,

légales et réglementaires relatives :a) aux prestations contributives de la sécurité sociale en ce qui

concerne les régimes de retraite et de pensions, tant du système derépartition que du système de capitalisation individuelle;

b) aux prestations en espèces ou en nature qui couvrent les risques demaladie ou de maternité.

2. La présente Convention s’appliquera également à tous les acteslégislatifs ou réglementaires qui modifieront ou compléteront leslégislations énumérées au paragraphe ler du présent article.

50161MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 28: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Deze Overeenkomst is ook van toepassing op de wetgevende ofreglementaire akten waarbij de bestaande regelingen tot nieuwecategorieën van gerechtigden uitgebreid zullen worden, op voor-waarde dat de overeenkomstsluitende Staat die zijn wetgeving heeftgewijzigd zich daartegen niet verzet; in geval van verzet moet ditbinnen een termijn van zes maanden met ingang van de officiëlebekendmaking van bedoelde akten aan de andere overeenkomstslui-tende Staat betekend worden.

Deze Overeenkomst is niet van toepassing op de wetgevende ofreglementaire akten tot dekking van een nieuwe tak van de socialezekerheid, behalve indien te dien einde tussen de bevoegde autoriteitenvan de overeenkomstsluitende Staten een akkoord wordt getroffen.

Artikel 3

Persoonlijke werkingssfeerBehoudens andersluidende bepaling, is deze Overeenkomst van

toepassing op de personen op wie de wetgeving van een van beide ofvan beide overeenkomstsluitende Staten van toepassing is of geweestis, alsmede op hun gezinsleden en hun nagelaten betrekkingen.

Artikel 4

Gelijke behandelingTenzij er in deze Overeenkomst anders over bepaald is, hebben de in

artikel 3 bedoelde personen de rechten en verplichtingen voort-vloeiende uit de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staatonder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van deze Staat.

Artikel 5

Uitvoer van prestaties1. Tenzij er in deze Overeenkomst anders over bepaald is, mogen de

prestaties verworven krachtens de wetgeving van een van beideovereenkomstsluitende Staten, niet geschorst worden noch verminderdof gewijzigd worden op grond van het feit dat de gerechtigde verblijftof woont op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitendeStaat.

2. De rust- en overlevingsprestaties die krachtens de wetgeving vaneen van de overeenkomstsluitende Staten verschuldigd zijn, wordenaan de onderdanen van de andere Staat die wonen op het grondgebiedvan een derde Staat uitbetaald onder dezelfde voorwaarden als goldhet onderdanen van eerstgenoemde Staat die wonen op het grondge-bied van deze derde Staat.

Wat Uruguay betreft worden deze prestaties eveneens uitbetaaldwanneer de gerechtigden kunnen bewijzen dat ze een geldige Urugua-yaanse identiteitskaart hebben of gehad hebben, tijdens de uitoefeningvan een overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in dit landerkende activiteit.

Artikel 6

Verminderings- of schorsingsclausules1. Elke bepaling inzake vermindering of schorsing van een prestatie

waarin de wetgeving van een van de overeenkomstsluitende Statenvoorziet en die van toepassing is in geval van samenloop van eenprestatie met andere prestaties van sociale zekerheid of met andereinkomsten of door het feit van de uitoefening van beroepsarbeid op hetgrondgebied van deze overeenkomstsluitende Staat, is eveneens vantoepassing op de prestaties verschuldigd krachtens de wetgeving vande andere overeenkomstsluitende Staat of op de inkomsten uit of dewinst van een beroepsactiviteit uitgeoefend op het grondgebied vandeze andere overeenkomstsluitende Staat.

2. Voor de toepassing van deze regel wordt er evenwel geen rekeninggehouden met gelijkaardige prestaties die worden uitbetaald door debevoegde organen van de beide overeenkomstsluitende Staten, over-eenkomstig de bepalingen van artikelen 12 en 18 van deze Overeen-komst.

TITEL II. — Bepalingenbetreffende de toepasselijke wetgeving

Artikel 7

Algemene regels1. Onder voorbehoud van artikelen 8 tot 10 van deze Overeenkomst,

wordt de toepasselijke wetgeving bepaald overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen :

a) op de persoon die beroepsarbeid verricht op het grondgebied vaneen overeenkomstsluitende Staat is de wetgeving van deze Staat vantoepassing;

b) op de persoon die beroepsarbeid verricht aan boord van een schipdat onder de vlag vaart van een overeenkomstsluitende Staat is dewetgeving van deze staat van toepassing;

La présente Convention s’appliquera aux actes législatifs ou régle-mentaires qui étendront les régimes existants à de nouvelles catégoriesde bénéficiaires s’il n’y a pas, à cet égard, opposition de l’Etatcontractant qui modifie sa législation, notifiée à l’autre Etat contractantdans un délai de six mois à partir de la publication officielle desditsactes.

La présente Convention n’est pas applicable aux actes législatifs ouréglementaires instituant une nouvelle branche de sécurité sociale, saufsi un accord intervient à cet effet entre les autorités compétentes desdeux Etats contractants.

Article 3

Champ d’application personnelSauf dispositions contraires, la présente Convention s’applique aux

personnes qui sont ou qui ont été soumises à la législation de l’un desEtats contractants ou des deux Etats contractants, ainsi qu’aux membresde la famille et aux survivants desdites personnes.

Article 4

Egalité de traitementA moins qu’il n’en soit autrement disposé dans la présente Conven-

tion, les personnes visées à l’article 3 sont soumises aux obligations etsont admises au bénéfice de la législation de chaque Etat contractantdans les mêmes conditions que les ressortissants de cet Etat.

Article 5

Exportation des prestations1. A moins que la présente Convention n’en dispose autrement, les

prestations acquises en vertu de la législation de l’un des Etatscontractants ne peuvent être suspendues, ni subir aucune réduction oumodification du fait que le bénéficiaire séjourne ou réside sur leterritoire de l’autre Etat contractant.

2. Les prestations de retraite et de survie dues par l’un des Etatscontractants sont payées aux ressortissants de l’autre Etat contractantqui résident sur le territoire d’un Etat tiers dans les mêmes conditionsque s’il s’agissait de ressortissants du premier Etat contractant résidantsur le territoire de cet Etat tiers.

En ce qui concerne l’Uruguay, ces prestations sont également payéeslorsque les bénéficiaires peuvent prouver qu’ils ont ou qu’ils ont eu unecarte d’identité uruguayenne valable, lors de l’exercice d’une activitéreconnue conformément à la législation en vigueur dans ce pays.

Article 6

Clauses de réduction ou de suspension1. Toute clause de réduction ou de suspension de prestation prévue

par la législation d’un Etat contractant, applicable en cas de cumuld’une prestation avec d’autres prestations de sécurité sociale ou avecd’autres revenus ou du fait de l’exercice d’une activité professionnellesur le territoire de cet Etat contractant, est également applicable auxprestations dues en vertu de la législation de l’autre Etat contractant ouaux revenus obtenus ou du produit d’une activité professionnelleexercée sur le territoire de cet autre Etat contractant.

2. Toutefois, pour l’application de cette règle, il n’est pas tenu comptede prestations de même nature qui sont liquidées par les organismescompétents des deux Etats contractants, conformément aux disposi-tions des articles 12 et 18 de la présente Convention.

TITRE II. — Dispositions déterminant la législation applicable

Article 7

Règles générales1. Sous réserve des articles 8 à 10 de la présente Convention, la

législation applicable est déterminée conformément aux dispositionssuivantes :

a) la personne qui exerce une activité professionnelle sur le territoired’un Etat contractant est soumise à la législation de cet Etat;

b) la personne qui exerce une activité professionnelle à bord d’unnavire battant pavillon d’un Etat contractant est soumise à la législationde cet Etat;

50162 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 29: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

c) op de persoon die deel uitmaakt van het vliegend personeel vaneen onderneming die voor rekening van een derde of voor eigenrekening internationaal vervoer van passagiers of goederen verricht enwier zetel gevestigd is op het grondgebied van een overeenkomstslui-tende Staat is de wetgeving van deze Staat van toepassing. Wanneer deonderneming echter een filiaal of een permanente vertegenwoordigingheeft op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende Staat,is op de werknemers die ze tewerkstelt de wetgeving van deovereenkomstsluitende Staat op het grondgebied waarvan dit filiaal ofdeze permanente vertegenwoordiging zich bevindt van toepassing;

d) op de persoon die gelijktijdig loonarbeid uitoefent op hetgrondgebied van de beide overeenkomstsluitende Staten, is de wetge-ving van de overeenkomstsluitende Staat op het grondgebied waarvanhij zijn woonplaats heeft van toepassing.

2. In geval van gelijktijdige uitoefening van een zelfstandigeberoepsbezigheid in België en loonarbeid in Uruguay, wordt deactiviteit uitgeoefend in Uruguay, voor de vaststelling van de verplich-tingen voortvloeiend uit de Belgische wetgeving betreffende het sociaalstatuut van de zelfstandigen, gelijkgesteld met loonarbeid in België.

Artikel 8

Bijzondere regels1. a) De werknemer die, in dienst zijnde van een onderneming die op

het grondgebied van een van de overeenkomstsluitende Staten haarhoofdzetel of een filiaal heeft, waaronder hij normaal ressorteert, doordeze onderneming gedetacheerd wordt naar het grondgebied van deandere overeenkomstsluitende Staat om er een werk voor haarrekening uit te voeren, valt enkel onder de toepassing van dewetgeving van de eerste overeenkomstsluitende Staat, alsof hij werk-zaam bleef op diens grondgebied, op voorwaarde dat de te verwachtenduur van het door hem uit te voeren werk geen vierentwintig maandenoverschrijdt en dat hij niet gezonden wordt ter vervanging van eenandere werknemer wiens detacheringsperiode is afgelopen.

b) De bepalingen van littera a) zijn eveneens van toepassing op degezinsleden die deze werknemer vergezellen op het grondgebied vande andere overeenkomstsluitende Staat, tenzij ze loonarbeid of eenzelfstandige beroepsbezigheid uitoefenen op het grondgebied van dezeovereenkomstsluitende Staat.

2. Artikel 7, paragraaf 1, littera b) is niet van toepassing voor nietgewoonlijk op volle zee tewerkgestelde personen die binnen deterritoriale wateren of in een haven van een van de overeenkomstslui-tende Staten tewerkgesteld zijn op een schip dat de vlag voert van deandere Staat. Naargelang het geval is artikel 7, paragraaf 1, littera a), ofparagraaf 1, littera a), van dit artikel van toepassing.

Artikel 9

Ambtenaren, leden van diplomatieke missiesen consulaire posten

1. Op ambtenaren en het gelijkgesteld personeel is de wetgeving vantoepassing van de overeenkomstsluitende Staat waaronder de admini-stratie valt die hen tewerkstelt. Deze personen en hun gezinsledenworden, met het oog hierop, beschouwd als wonend op het grondge-bied van deze overeenkomstsluitende Staat, zelfs indien ze zich op hetgrondgebied van de andere overeenkomstsluitende Staat bevinden.

2. a) De personen die als leden van een diplomatieke missie of eenconsulaire post door de regering van een overeenkomstsluitende Staatworden gezonden naar het grondgebied van de andere overeenkomst-sluitende Staat zijn onderworpen aan de wetgeving van eerstgenoemdeovereenkomstsluitende Staat.

b) De personen die in dienst zijn genomen door een diplomatiekemissie of een consulaire post van een van de overeenkomstsluitendeStaten en naar het grondgebied van de andere overeenkomstsluitendeStaat worden gezonden, zijn onderworpen aan de wetgeving vanlaatstgenoemde overeenkomstsluitende Staat.

De personen die onderdaan zijn van eerstgenoemde overeenkomst-sluitende Staat kunnen evenwel kiezen voor de toepassing van dewetgeving van deze overeenkomstsluitende Staat.

Deze keuze moet gemaakt worden binnen drie maanden vanaf hetbegin van de activiteit voor de diplomatieke missie of de consulairepost of binnen zes maanden vanaf de datum waarop deze Overeen-komst in werking treedt, naargelang het geval.

c) Wanneer de diplomatieke missie of de consulaire post van een vande overeenkomstsluitende Staten personen tewerkstelt die overeenkom-stig littera b) van deze paragraaf onderworpen zijn aan de wetgevingvan de andere overeenkomstsluitende Staat, moet de missie of de postrekening houden met de verplichtingen die de wetgeving van laatst-genoemde overeenkomstsluitende Staat de werkgevers oplegt.

c) la personne qui fait partie du personnel navigant d’une entrepriseeffectuant, pour le compte d’autrui ou pour son propre compte, destransports internationaux de passagers ou de marchandises et ayantson siège sur le territoire d’un Etat contractant est soumise à lalégislation de ce dernier Etat. Cependant, lorsque l’entreprise a, sur leterritoire de l’autre Etat contractant, une succursale ou une représenta-tion permanente, le travailleur salarié que celle-ci occupe est soumis àla législation de l’Etat contractant sur le territoire duquel elle se trouve;

d) la personne qui exerce simultanément une activité salariée sur leterritoire des deux Etats contractants est soumise à la législation del’Etat contractant sur le territoire duquel elle réside.

2. En cas d’exercice simultané d’une activité professionnelle indépen-dante en Belgique et salariée en Uruguay, l’activité exercée en Uruguayest assimilée à une activité salariée exercée en Belgique, en vue de lafixation des obligations qui résultent de la législation belge relative austatut social des travailleurs indépendants.

Article 8

Règles particulières1. a) Le travailleur salarié qui, étant au service d’une entreprise ayant

sur le territoire de l’un des Etats contractants son siége principal ou unesuccursale, dont il relève normalement, est détaché par cette entreprisesur le territoire de l’autre Etat contractant pour y effectuer un travailpour le compte de celle-ci, est soumis uniquement à la législation dupremier Etat contractant comme s’il continuait à être occupé sur sonterritoire à la condition que la durée prévisible du travail qu’il doiteffectuer n’excède pas vingt-quatre mois et qu’il ne soit pas envoyé enremplacement d’un autre travailleur parvenu au terme de la période deson détachement.

b) Les dispositions du littéra a) sont également applicables auxmembres de la famille qui accompagnent ce travailleur salarié sur leterritoire de l’autre Etat contractant, à moins qu’ils exercent une activitésalariée ou indépendante sur le territoire de cet Etat contractant.

2. L’article 7, paragraphe 1er, littéra b), n’est pas d’application pour lapersonne qui n’étant pas occupée habituellement sur mer est occupéedans les eaux territoriales ou dans un port d’un des Etats contractantssur un navire battant pavillon de l’autre Etat. Selon le cas, l’article 7,paragraphe 1er, littéra a), ou le paragraphe 1er littéra a) du présentarticle est d’application.

Article 9

Fonctionnaires, membres des missions diplomatiqueset des postes consulaires

1. Les fonctionnaires et le personnel assimilé sont soumis à lalégislation de l’ Etat contractant dont relève l’administration qui lesoccupe. Ces personnes, ainsi que les membres de leur famille sont, à ceteffet, considérées comme résidant sur le territoire de cet Etat contrac-tant, même si elles se trouvent sur le territoire de l’autre Etatcontractant.

2. a) Les personnes envoyées par le gouvernement d’un Etatcontractant sur le territoire de l’autre Etat contractant en qualité demembres d’une mission diplomatique ou d’un poste consulaire sontsoumises à la législation du premier Etat contractant.

b) Les personnes engagées par une mission diplomatique ou par unposte consulaire de l’un des Etats contractants sur le territoire de l’autreEtat contractant sont soumises à la législation de ce dernier Etatcontractant.

Toutefois, les personnes qui sont ressortissantes du premier Etatcontractant peuvent opter pour l’application de la législation de cet Etatcontractant.

Ce choix doit avoir lieu dans les trois mois à compter du début del’activité pour la mission diplomatique ou le poste consulaire ou dansles six mois à partir de la date d’entrée en vigueur de la présenteConvention, selon le cas.

c) Lorsque la mission diplomatique ou le poste consulaire de l’un desEtats contractants occupe des personnes qui, conformément au littéra b)du présent paragraphe, sont soumises à la législation de l’autre Etatcontractant, la mission ou le poste doit tenir compte des obligationsimposées aux employeurs par la législation de ce dernier Etatcontractant.

50163MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 30: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

d) De bepalingen van littera b) en c) van deze paragraaf zijn naaranalogie toepasselijk op de personen die tewerkgesteld zijn in privatedienst van een persoon bedoeld in littera a) van deze paragraaf.

e) De bepalingen van littera a) tot d) van deze paragraaf zijn niet vantoepassing op de ereleden van een consulaire post noch op de personentewerkgesteld in private dienst van deze personen.

f) De bepalingen van deze paragraaf zijn ook toepasselijk op degezinsleden van de personen bedoeld in littera a) tot d), die thuiswonen, tenzij ze zelf een beroepsbezigheid uitoefenen.

Artikel 10

AfwijkingenIn het belang van bepaalde verzekerden of categorieën van verzeker-

den kunnen de bevoegde autoriteiten of de door deze autoriteitenaangewezen instelling, na gemeen overleg, voorzien in afwijkingen vande bepalingen van artikelen 7 tot 9.

TITEL III. — Bepalingen betreffende de prestaties

HOOFDSTUK 1. — Samentelling. — Algemene regels

Artikel 11

Samentelling van de verzekeringstijdvakken1. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 2 van dit

artikel worden, voor het verkrijgen, het behoud of het herstel van hetrecht op prestaties, de verzekeringstijdvakken en de gelijkgesteldeperiodes, vervuld overeenkomstig de wetgeving betreffende de presta-ties van een van de overeenkomstsluitende Staten, in de nodige matesamengeteld met de verzekeringstijdvakken vervuld onder de wetge-ving van de andere overeenkomstsluitende Staat, op voorwaarde dat zijelkaar niet overlappen.

Wanneer twee periodes die erkend zijn als periodes gelijkgesteld aaneen verzekeringstijdvak samenvallen, wordt enkel de periode vervuldin de overeenkomstsluitende Staat waar de betrokkene werkte voordeze periode in aanmerking genomen.

2. Wanneer de wetgeving van een van beide overeenkomstsluitendeStaten de toekenning van bepaalde prestaties afhankelijk stelt van devoorwaarde dat de verzekeringstijdvakken in een bepaald beroepwerden vervuld, worden, voor het genieten van deze prestaties, slechtsde verzekeringstijdvakken samengeteld die in hetzelfde beroep in deandere overeenkomstsluitende Staat werden vervuld of als gelijkwaar-dig erkend zijn.

3. Wanneer de wetgeving van een van beide overeenkomstsluitendeStaten de toekenning van bepaalde prestaties afhankelijk stelt van devoorwaarde dat de verzekeringstijdvakken in een bepaald beroepwerden vervuld en wanneer deze tijdvakken geen recht op dezeprestaties hebben kunnen geven, worden deze tijdvakken beschouwdals geldig voor de vaststelling van de prestaties waarin is voorzien bijde algemene regeling voor Uruguay en bij de algemene regeling voorwerknemers voor België.

Artikel 12

Berekening van de prestaties1. Wanneer de persoon voldoet aan de voorwaarden die bij de

wetgeving van een van beide overeenkomstsluitende Staten zijn vereistom recht te hebben op de prestaties zonder te moeten overgaan tot desamentelling, berekent de bevoegde instelling van de betrokken Staathet recht op de prestatie rechtstreeks op basis van de in dezeovereenkomstsluitende Staat vervulde verzekeringstijdvakken en enkelingevolge de eigen wetgeving.

Deze instelling berekent ook het bedrag van de prestatie dat zoubekomen worden na toepassing van de regelen voorzien in paragraaf 2van dit artikel. Er wordt enkel rekening gehouden met het hoogstebedrag.

Wat België betreft, is deze paragraaf enkel van toepassing op deouderdoms - en overlevingsprestaties.

2. Indien een persoon aanspraak kan maken op een prestatie waarvanhet recht enkel is ontstaan ingevolge de samentelling van de verzeke-ringstijdvakken vervuld overeenkomstig artikel 11, zijn de volgenderegelen van toepassing :

a) de betrokken bevoegde instelling berekent het theoretisch bedragvan de prestatie die verschuldigd zou zijn indien alle verzekeringstijd-vakken vervuld krachtens de wetgevingen van beide overeenkomst-sluitende Staten enkel zouden vervuld zijn geweest overeenkomstig dewetgeving die het toepast;

d) Les dispositions des littera b) et c) du présent paragraphe sontapplicables par analogie aux personnes occupées au service privé d’unepersonne visée au littera a) du présent paragraphe.

e) Les dispositions des littera a) à d) du présent paragraphe ne sontpas applicables aux membres honoraires d’un poste consulaire ni auxpersonnes occupées au service privé de ces personnes.

f) Les dispositions du présent paragraphe sont également applicablesaux membres de la famille des personnes visées aux littera a) à d),vivant à leur foyer, à moins qu’ils n’exercent eux-mêmes une activitéprofessionnelle.

Article 10

DérogationsLes autorités compétentes ou l’institution compétente désignée par

celles-ci peuvent prévoir, d’un commun accord, dans l’intérêt decertains assurés ou de certaines catégories d’assurés, des dérogationsaux dispositions des articles 7 à 9.

TITRE III. — Dispositions concernant les prestations

CHAPITRE 1. — Totalisation. — Règles générales

Article 11

Totalisation des périodes d’assurance1. Sous réserve des dispositions du paragraphe 2 du présent article,

les périodes d’assurance et les périodes assimilées, accomplies confor-mément à la législation sur les prestations de l’un des Etats contrac-tants, sont totalisées en tant que de besoin, à la condition qu’elles ne sesuperposent pas, avec les périodes d’assurance accomplies sous lalégislation de l’autre Etat contractant, en vue de l’acquisition, dumaintien ou du recouvrement du droit aux prestations.

Lorsque deux périodes reconnues comme périodes assimilées à unepériode d’assurance, coïncident, seule la période accomplie dans l’Etatcontractant où l’intéressé a travaillé avant cette période, est prise encompte.

2. Lorsque la législation de l’un des deux Etats contractantssubordonne l’octroi de certaines prestations à la condition que lespériodes d’assurance aient été accomplies dans une profession déter-minée, ne sont totalisées, pour l’admission au bénéfice de ces presta-tions, que les périodes d’assurance accomplies ou reconnues équiva-lentes dans la même profession dans l’autre Etat contractant.

3. Lorsque la législation de l’un des deux Etats contractantssubordonne l’octroi de certaines prestations à la condition que lespériodes d’assurance aient été accomplies dans une profession déter-minée et lorsque ces périodes n’ont pu donner droit auxdites presta-tions, lesdites périodes sont considérées comme valables pour laliquidation des prestations prévues par le régime général pourl’Uruguay et par le régime général des travailleurs salariés pour laBelgique.

Article 12

Calcul des prestations1. Lorsque la personne satisfait aux conditions requises par la

législation de l’un des deux Etats contractants pour avoir droit auxprestations sans qu’il soit nécessaire de procéder à la totalisation,l’institution compétente de l’Etat concerné calcule le droit à laprestation directement sur base des périodes d’assurance accompliesdans cet Etat contractant et uniquement en fonction de sa proprelégislation.

Cette institution procède aussi au calcul du montant de la prestationqui serait obtenu par application des règles prévues au paragraphe 2 duprésent article. Le montant le plus élevé est seul retenu.

En ce qui concerne la Belgique le présent paragraphe est uniquementapplicable aux prestations de vieillesse et de survie.

2. Si une personne peut prétendre à une prestation à laquelle elle adroit uniquement compte tenu de la totalisation des périodes effectuéeconformément à l’article 11, les règles suivantes s’appliquent :

a) l’institution compétente concernée calcule le montant théorique dela prestation qui serait dû si toutes les périodes d’assurance accompliesen vertu des législations des deux Etats contractants avaient étéaccomplies uniquement sous la législation qu’il applique;

50164 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 31: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

b) de betrokken bevoegde instelling berekent vervolgens het verschul-digd bedrag, op basis van het bedrag bedoeld in littera a), naarverhouding van de duur van de verzekeringstijdvakken enkel vervuldvolgens zijn wetgeving tot de duur van alle verzekeringstijdvakkensamengeteld krachtens littera a).

3. Het feit alleen dat deze Overeenkomst op hem van toepassing is,kan niet leiden tot de vermindering van de rechten van de betrokkene.

HOOFDSTUK 2. — Toepassing van de Uruguayaanse wetgeving

Artikel 13

Bijzondere voorwaarden voor de erkenning van het recht1. Wanneer de Uruguayaanse wetgeving de toekenning van de

prestaties geregeld bij dit hoofdstuk afhankelijk stelt van de voor-waarde dat de werknemer onderworpen is geweest aan voornoemdewetgeving op het ogenblik waarop de aanleiding voor de prestatieontstaat, wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan wanneer dewerknemer op dat ogenblik verzekerd was onder de Belgischewetgeving of, als dat niet zo was, hij geniet van een gelijkaardigeBelgische prestatie of een prestatie van andere aard waarop hij rechtheeft.

2. Wanneer de Uruguayaanse wetgeving voor de erkenning van deprestatie vereist dat de verzekeringstijdvakken vervuld zijn geweesttijdens een bepaalde periode onmiddellijk voorafgaand aan het feit dathet recht op de prestatie heeft doen ontstaan, wordt geacht aan dezevoorwaarde te zijn voldaan wanneer de betrokkene er het bewijs vanlevert met betrekking tot de periode die onmiddellijk voorafgaat aan deerkenning van de prestatie in België.

Artikel 14

Berekening van de bijdragetijdvakken in de speciale regelingenof de regelingen met bonificaties

1. Wanneer de Uruguayaanse wetgeving het recht op of de toeken-ning van bepaalde prestaties afhankelijk stelt van het vervullen vanverzekeringstijdvakken in een beroepsbezigheid die onderworpen isaan een speciale regeling of een regeling met bonificaties, of in eenbepaalde beroepsbezigheid of een bepaalde functie, worden de tijdvak-ken vervuld onder de Belgische wetgeving enkel in aanmerkinggenomen voor de toekenning van deze prestaties of voordelen indienze vervuld zijn geweest krachtens een gelijkaardige regeling, of, indiendat niet het geval is, in dezelfde beroepsbezigheid, of, desgevallend, ineen beroepsbezigheid met gelijkaardige kenmerken.

2. Indien de betrokkene, rekening houdend met de aldus vervuldetijdvakken, niet voldoet aan de voorwaarden om te kunnen genietenvan een prestatie van een speciale regeling of een regeling metbonificaties, dan worden deze tijdvakken in aanmerking genomen voorde toekenning van prestaties van de algemene regeling of van eenandere speciale regeling of regeling met bonificaties waar de betrok-kene aanspraak zou kunnen op maken.

Artikel 15

Prestaties bij overlijdenDe prestatie bij overlijden wordt toegekend door het bevoegd orgaan

van Uruguay in het geval de gerechtigde op het ogenblik van hetoverlijden op het grondgebied van Uruguay woont.

Artikel 16

Prestatieregeling1. De werknemers die in Uruguay aangesloten zijn bij een « Admi-

nistratie van pensioenfondsen voor sociale zekerheid » (AFAP -Administradoras de Fondos de Ahorro Previsional) financieren hunprestaties met de sommen gekapitaliseerd op hun individuele rekenin-gen.

2. De prestaties toegekend via de kapitalisatieregeling wordentoegevoegd aan de prestaties ten laste van de solidariteitsregelingwanneer de werknemer aan de bij de geldende wetgeving opgelegdevoorwaarden voldoet, indien nodig met toepassing van de samentel-ling van de verzekeringstijdvakken.

HOOFDSTUK 3. — Toepassing van de Belgische wetgeving

Artikel 17Voor het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op

invaliditeitsprestaties zijn de bepalingen van artikel 11 naar analogievan toepassing.

b) l’institution compétente concernée calcule ensuite le montant dû,sur la base du montant visé au littera a), au prorata de la durée despériodes d’assurance accomplies sous sa seule législation par rapport àla durée de toutes les périodes d’assurance comptabilisées en vertu dulittera a).

3. Le simple fait que la présente Convention lui est applicable ne peutavoir pour effet de réduire les droits de l’intéressé.

CHAPITRE 2. — Application de la législation uruguayenne

Article 13

Conditions spécifiques pour la reconnaissance du droit1. Si la législation uruguayenne subordonne l’octroi des prestations

régies par ce chapitre à la condition que le travailleur ait été assujetti àladite législation au moment de l’avènement de la cause de laprestation, cette condition sera tenue pour satisfaite si le travailleurétait à ce moment assuré sous la législation belge ou, à défaut, s’ilbénéficie d’une prestation belge de la même nature ou d’une prestationde nature différente à laquelle il a droit.

2. Si la législation uruguayenne exige pour reconnaître la prestationque les périodes d’assurance aient été accomplies pendant une certainepériode précédant immédiatement le fait qui a ouvert droit à laprestation, cette condition sera tenue pour satisfaite si l’intéressé en faitla preuve concernant la période précédant immédiatement la recon-naissance de la prestation en Belgique.

Article 14

Calcul des périodes de cotisation dans les régimes spéciaux ou bonifiés

1. Si la législation uruguayenne conditionne le droit ou l’octroi decertaines prestations à l’accomplissement de périodes d’assurance dansune activité soumise à un régime spécial ou bonifié, dans une activitéou un emploi déterminé, les périodes effectuées sous la législation belgene seront prises en considération pour l’octroi de ces prestations oubénéfices, que si elles ont été accomplies en vertu d’un régime de mêmenature, ou à défaut, dans la même activité ou, le cas échéant, dans untravail aux caractéristiques similaires.

2. Si compte tenu des périodes ainsi accomplies, l’intéressé nesatisfait pas aux conditions nécessaires pour bénéficier d’une prestationd’un régime spécial ou bonifié, ces périodes seront prises en comptepour l’octroi de prestations du régime général ou d’un autre régimespécial ou bonifié dont l’intéressé pourrait se prévaloir.

Article 15

Prestations de décèsLa prestation de décès sera octroyée par l’institution compétente de

l’Uruguay au cas où le bénéficiaire résiderait sur son territoire aumoment du décès.

Article 16

Régime de prestations1. Les travailleurs affiliés en Uruguay à une « Administration de

Fonds de Retraite pour la Sécurité sociale » (AFAP) financeront leursprestations avec les sommes capitalisées dans leurs comptes indivi-duels.

2. Les prestations octroyées par le régime de capitalisation s’addi-tionneront aux prestations qui sont à la charge du régime de solidaritéquand le travailleur remplit les conditions prescrites par la législationen vigueur, en appliquant si nécessaire la totalisation des périodesd’assurance.

CHAPITRE 3. — Application de la législation belge

Article 17Pour l’acquisition, le maintien ou le recouvrement du droit aux

prestations d’invalidité, les dispositions de l’article 11 sont applicablespar analogie.

50165MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 32: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Artikel 18

1. Indien het recht op Belgische invaliditeitsprestaties enkel ontstaatdoor samentelling van de verzekeringstijdvakken van Uruguay en vanBelgië vervuld overeenkomstig artikel 17, wordt het bedrag van deverschuldigde prestatie vastgesteld volgens de modaliteiten bepaald bijartikel 12, paragraaf 2.

2. Wanneer het recht op de Belgische invaliditeitsprestaties ontstaatzonder dat een beroep moet worden gedaan op de bepalingen vanartikel 17, en het bedrag opgeleverd door de samentelling van deUruguayaanse prestatie met de Belgische prestatie berekend volgensparagraaf 1 van dit artikel, kleiner is dan het bedrag van de prestatieverschuldigd op basis van enkel de Belgische wetgeving, kent deBelgische bevoegde instelling een supplement toe, dat gelijk is aan hetverschil tussen de som van beide voormelde prestaties en het bedragverschuldigd krachtens enkel de Belgische wetgeving.

Artikel 19

Niettegenstaande de bepalingen van artikel 17, is er, in de gevallenbedoeld in artikel 18, paragraaf 1, geen enkele invaliditeitsprestatieverschuldigd door België wanneer de verzekeringstijdvakken vervuldovereenkomstig de Belgische wetgeving vóór de realisatie van het risicoin hun geheel geen jaar bereiken.

Artikel 20

In afwijking van artikel 5 van deze Overeenkomst blijft de rechtheb-bende op een invaliditeitsprestatie van de Belgische wetgeving verdergenieten van deze prestatie tijdens een tijdelijk verblijf in de andereStaat wanneer dit tijdelijk verblijf vooraf werd toegestaan door deBelgische bevoegde instelling. Deze toelating kan evenwel enkelworden geweigerd wanneer het tijdelijk verblijf plaatsheeft in deperiode tijdens dewelke de Belgische bevoegde instelling krachtens deBelgische wetgeving de invaliditeitstoestand moet evalueren of her-zien.

Artikel 21

1. Indien wegens de verhoging van de kosten voor levensonderhoud,de variatie van het loonpeil of om andere redenen de Uruguayaanseouderdoms-, overlevings- of invaliditeitsprestaties worden gewijzigdmet een bepaald percentage of bedrag, moet niet overgegaan wordentot een nieuwe berekening van de Belgische ouderdoms-, overlevings-of invaliditeitsprestaties.

2. Daarentegen, in geval van verandering van de wijze van vaststel-ling of van de berekeningsregelen van de rust-, overlevings- ofinvaliditeitsprestaties, worden de prestaties opnieuw berekend over-eenkomstig artikel 12 of 18.

TITEL IV. — Diverse bepalingen

Artikel 22

Taken van de bevoegde autoriteiten

De bevoegde autoriteiten :

a) nemen bij administratieve schikking de nodige maatregelen voorde toepassing van deze Overeenkomst en duiden de verbindingsorga-nen en de bevoegde instellingen aan;

b) leggen de procedures van administratieve samenwerking vastevenals de betalingsmodaliteiten voor de kosten voor geneeskundige,administratieve en andere getuigschriften die noodzakelijk zijn voor detoepassing van deze Overeenkomst;

c) verstrekken elkaar rechtstreeks alle inlichtingen met betrekking totde ter uitvoering van deze Overeenkomst getroffen maatregelen;

d) verstrekken elkaar rechtstreeks en zo spoedig mogelijk allewijzigingen van hun wetgeving die van aard zijn invloed te hebben opde toepassing van deze Overeenkomst.

Artikel 23

Administratieve samenwerking

1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst bieden de bevoegdeautoriteiten en de bevoegde instellingen van elk van beide overeen-komstsluitende Staten elkaar hun bemiddeling aan, als gold het detoepassing van hun eigen wetgeving. Deze onderlinge bemiddeling isin principe kosteloos; de bevoegde autoriteiten kunnen evenwelovereenkomen bepaalde kosten te vergoeden.

Article 18

1. Si le droit aux prestations belges d’invalidité est ouvert unique-ment par totalisation des périodes d’assurance uruguayennes et belgeseffectuées conformément à l’article 17, le montant de la prestation dueest déterminé suivant les modalités arrêtées par l’article 12, para-graphe 2.

2. Lorsque le droit aux prestations belges d’invalidité est ouvert sansqu’il soit nécessaire de faire appel aux dispositions de l’article 17, et quele montant résultant de l’addition de la prestation uruguayenne et de laprestation belge calculée selon le paragraphe 1er du présent article, estinférieur au montant de la prestation due sur base de la seule législationbelge, l’institution belge compétente alloue un complément égal à ladifférence entre la somme des deux prestations précitées et le montantdû en vertu de la seule législation belge.

Article 19

Nonobstant les dispositions de l’article 17, dans les cas visés à l’arti-cle 18, paragraphe 1er, aucune prestation d’invalidité n’est due par laBelgique lorsque les périodes d’assurance accomplies sous sa législa-tion, antérieurement à la réalisation du risque, n’atteignent pas, dansleur ensemble, une année.

Article 20

Par dérogation à l’article 5 de la présente Convention, le titulaired’une prestation d’invalidité de la législation belge conserve le bénéficede cette prestation au cours d’un séjour dans l’autre Etat, lorsque ceséjour a été préalablement autorisé par l’institution compétente belge.Toutefois, cette autorisation ne peut être refusée que lorsque le séjour sesitue dans la période au cours de laquelle, en vertu de la législationbelge, l’institution compétente belge doit procéder à l’évaluation ou larévision de l’état d’invalidité.

Article 21

1. Si, en raison de l’augmentation du coût de la vie, de la variation duniveau des salaires ou pour d’autres raisons, les prestations devieillesse, de survie ou d’invalidité uruguayennes subissent unemodification d’un pourcentage ou d’un montant déterminé, il n’y a paslieu de procéder à un nouveau calcul des prestations de retraite, desurvie ou d’invalidité belges.

2. Par contre, en cas de modification du mode d’établissement ou desrègles de calcul des prestations de vieillesse, de survie ou d’invaliditéun nouveau calcul est effectué conformément à l’article 12 ou 18.

TITRE IV. — Dispositions diverses

Article 22

Missions des autorités compétentes

Les autorités compétentes :

a) prennent, par arrangement administratif, les mesures nécessairespour l’application de la présente Convention et désignent les organis-mes de liaison et les institutions compétentes;

b) définissent les procédures d’entraide administrative, en ce comprisla répartition des dépenses liées à l’obtention de certificats médicaux,administratifs et autres, nécessaires pour l’application de la présenteConvention;

c) se communiquent directement toutes informations concernant lesmesures prises pour l’application de la présente Convention;

d) se communiquent, dans les plus brefs délais et directement, toutemodification de leur législation susceptible d’affecter l’application de laprésente Convention.

Article 23

Collaboration administrative

1. Pour l’application de la présente Convention, les autoritéscompétentes ainsi que les institutions compétentes de chacun des Etatscontractants se prêtent réciproquement leurs bons offices, comme s’ils’agissait de l’application de leur propre législation. Cette entraide esten principe gratuite; toutefois, les autorités compétentes peuventconvenir du remboursement de certains frais.

50166 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 33: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2. Het voordeel van de vrijstellingen of verminderingen van taksen,zegel-, griffie- of registratierechten, bepaald bij de wetgeving van eenvan beide overeenkomstsluitende Staten voor de stukken of documen-ten die bij toepassing van de wetgeving van deze Staat moetenovergelegd worden, wordt verruimd tot gelijkaardige voor de toepas-sing van de wetgeving van de andere Staat over te leggen stukken endocumenten.

3. Alle voor de toepassing van deze Overeenkomst over te leggenakten en documenten worden vrijgesteld van het geldigverklaringsvi-sum van de diplomatieke of consulaire overheden.

4. Voor de toepassing van deze Overeenkomst zijn de bevoegdeautoriteiten en de verbindingsorganen van de overeenkomstsluitendeStaten ertoe gemachtigd rechtstreeks met elkaar te corresponderen. Hetcorresponderen mag geschieden in een van de officiële talen van deovereenkomstsluitende Staten.

Artikel 24

Aanvragen, verklaringen en rechtsmiddelen

Aanvragen, verklaringen of rechtsmiddelen die, krachtens de wetge-ving van een overeenkomstsluitende Staat, binnen een bepaalde termijnhadden moeten ingediend worden bij een autoriteit, orgaan of rechts-college van deze Staat, zijn ontvankelijk indien zij binnen dezelfdetermijn worden ingediend bij een autoriteit, orgaan of rechtscollege vande andere overeenkomstsluitende Staat. In dit geval laat de/het aldusaangezochte autoriteit, orgaan of rechtscollege deze aanvragen, verkla-ringen of rechtsmiddelen onverwijld geworden aan de autoriteit, hetorgaan of het rechtscollege van de eerste overeenkomstsluitende Staat,ofwel rechtstreeks ofwel door toedoen van de bevoegde autoriteitenvan de overeenkomstsluitende Staten. De datum waarop deze aanvra-gen, verklaringen of rechtsmiddelen werden ingediend bij een autori-teit, een orgaan of een rechtscollege van de andere overeenkomstslui-tende Staat wordt beschouwd als datum van indiening bij de/het tendeze bevoegde autoriteit, orgaan of rechtscollege.

Een aanvraag of een document mag niet van de hand wordengewezen omdat ze opgesteld zijn in een officiële taal van de andereovereenkomstsluitende Staat.

Artikel 25

Uitbetaling van de prestaties

De uitbetalingsinstellingen van prestaties ingevolge deze Overeen-komst kunnen er zich geldig van kwijten in de munt van hun Staat.

Overdrachten ingevolge de toepassing van deze Overeenkomstworden verricht overeenkomstig de tussen beide overeenkomstslui-tende Staten ter zake van kracht zijnde akkoorden.

De bepalingen van de wetgeving van een overeenkomstsluitendeStaat inzake controle op de wisseloperaties mogen geen belemmeringzijn voor de vrije overdracht van geldbedragen ingevolge de toepassingvan deze Overeenkomst.

Artikel 26

Bijleggen van geschillen

Geschillen over de interpretatie en de uitvoering van deze Overeen-komst zullen in de mate van het mogelijke bijgelegd worden door debevoegde autoriteiten.

Artikel 27

Niet-verschuldigde betalingen

Wanneer een gerechtigde een niet-verschuldigde betaling heeftontvangen van een bevoegde instelling van een overeenkomstsluitendeStaat en hij een prestatie ontvangt van de bevoegde instelling van deandere overeenkomstsluitende Staat, dan kan de eerstgenoemdebevoegde instelling vragen de niet-verschuldigde betaling te compen-seren via achterstallen of bedragen die nog verschuldigd zijn aan degerechtigde in de laatstgenoemde overeenkomstsluitende Staat. Debevoegde instelling van deze laatstgenoemde Staat houdt het bedrag inovereenkomstig en binnen de grenzen van de wetgeving die ze toepasten maakt het bedrag over aan de bevoegde instelling die recht heeft opde terugbetaling.

2. Le bénéfice des exemptions ou réductions de taxes, de droits detimbre, de greffe ou d’enregistrement prévues par la législation de l’undes Etats contractants pour les pièces ou documents à produire enapplication de la législation de cet Etat, est étendu aux pièces etdocuments analogues à produire en application de la législation del’autre Etat.

3. Tous actes et documents à produire en application de la présenteConvention sont dispensés du visa de légalisation des autoritésdiplomatiques ou consulaires.

4. Pour l’application de la présente Convention, les autoritéscompétentes et les organismes de liaison des Etats contractants sonthabilités à correspondre directement entre eux. La correspondance peutse faire dans une des langues officielles des Etats contractants.

Article 24

Demandes, déclarations et recours

Les demandes, déclarations ou recours qui auraient dû être intro-duits, selon la législation d’un Etat contractant, dans un délai déter-miné, auprès d’une autorité, d’un organisme ou d’une juridiction de cetEtat, sont recevables s’ils sont introduits dans le même délai auprèsd’une autorité, d’un organisme ou d’une juridiction de l’autre Etatcontractant. En ce cas, l’autorité, l’organisme ou la juridiction ainsi saisitransmet sans délai ces demandes, déclarations ou recours à l’autorité,à l’organisme ou à la juridiction du premier Etat contractant soitdirectement, soit par l’intermédiaire des autorités compétentes desEtats contractants. La date à laquelle ces demandes, déclarations ourecours ont été introduits auprès d’une autorité, d’un organisme oud’une juridiction de l’autre Etat contractant est considérée comme ladate d’introduction auprès de l’autorité, de l’organisme ou de lajuridiction compétent pour en connaître.

Une demande ou un document ne peut être rejeté parce qu’il estrédigé dans une langue officielle de l’autre Etat contractant.

Article 25

Paiement des prestations

Les organismes débiteurs de prestations en vertu de la présenteConvention s’en libéreront valablement dans la monnaie de leur Etat.

Les transferts qui résultent de l’application de la présente Conven-tion ont lieu conformément aux accords en vigueur en cette matièreentre les deux Etats contractants.

Les dispositions de la législation d’un Etat contractant en matière decontrôle des changes ne peuvent faire obstacle au libre transfert desmontants financiers résultant de l’application de la présente Conven-tion.

Article 26

Règlement des différends

Les différends relatifs à l’interprétation et à l’exécution de la présenteConvention seront réglés, dans la mesure du possible, par les autoritéscompétentes.

Article 27

Paiements indus

Lorsqu’un bénéficiaire a recu un paiement indu d’une institutioncompétente d’un Etat contractant et qu’il percoit une prestation del’institution compétente de l’autre Etat contractant, la première institu-tion compétente peut demander de compenser le paiement indu aumoyen d’arriérés ou de montants encore dus au bénéficiaire dans ledernier Etat contractant. L’institution compétente de ce dernier Etatdéduira le montant conformément à et dans les limites de la législationappliquée par cette institution et transfèrera le montant à l’institutioncompétente qui a droit au remboursement.

50167MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 34: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

TITEL V. — Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 28

Gebeurtenissen voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Overeen-komst

1. Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op gebeurtenissendie zich hebben voorgedaan vóór zij van kracht werd.

2. Deze Overeenkomst doet geen recht ontstaan op de betaling vanprestaties voor een tijdvak dat aan haar inwerkingtreding voorafgaat.

3. Ieder verzekeringstijdvak dat onder de wetgeving van een van deovereenkomstsluitende Staten werd vervuld vóór de inwerkingtredingvan deze Overeenkomst wordt in aanmerking genomen voor hetvaststellen van het recht op een overeenkomstig de bepalingen vanvoormelde Overeenkomst toegekende prestatie.

4. Deze Overeenkomst is niet van toepassing op rechten die werdenvastgesteld door toekenning van een forfaitaire uitkering of doorterugbetaling van bijdragen.

Artikel 29

Herziening, verjaring, verval1. Elke prestatie die niet werd vereffend of die werd geschorst

wegens de nationaliteit van de belanghebbende of wegens dienswoonplaats op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitendeStaat dan die waar de uitbetalingsinstelling zich bevindt, wordt, opverzoek van de belanghebbende, vereffend of hervat met ingang van deinwerkingtreding van deze Overeenkomst.

2. De rechten van de belanghebbenden die vóór de inwerkingtredingvan voormelde Overeenkomst de vaststelling van een pensioen of eenrente hebben verkregen, worden op hun verzoek herzien, rekeninggehouden met de bepalingen van voormelde Overeenkomst. In geengeval mag dergelijke herziening als gevolg hebben dat de vroegererechten van de belanghebbenden verminderd worden.

3. Ingeval het verzoek bedoeld in paragraaf 1 of 2 van dit artikelwordt ingediend binnen een termijn van twee jaar ingaand op dedatum dat deze Overeenkomst van kracht wordt, zijn de overeenkom-stig de bepalingen van voormelde Overeenkomst verkregen rechtenverworven met ingang van deze datum, zonder dat de bepalingen vande wetgeving van de ene of van de andere overeenkomstsluitende Staatbetreffende het verval of de verjaring van rechten, tegen belangheb-bende mogen ingeroepen worden.

4. Ingeval het verzoek bedoeld in paragraaf 1 of 2 van dit artikelwordt ingediend na het verstrijken van een termijn van twee jaaringaand op de datum dat deze Overeenkomst van kracht wordt,worden de rechten die vervallen noch verjaard zijn slechts verkregenvanaf de datum van het verzoek, onder voorbehoud van gunstigerebepalingen in de wetgeving van de betrokken overeenkomstsluitendeStaat.

Artikel 30

DuurDeze Overeenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur. Ze kan

worden opgezegd door een van de overeenkomstsluitende Staten doormiddel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere overeenkomst-sluitende Staat, met een opzeggingstermijn van twaalf maanden.

Artikel 31

Waarborg voor verworven rechten of rechten in wordingIn geval van opzegging van deze Overeenkomst worden de rechten

op en de uitkeringen van prestaties verworven krachtens voormeldeOvereenkomst gehandhaafd. De overeenkomstsluitende Staten nemende nodige schikkingen met betrekking tot de rechten in wording.

Artikel 32

InwerkingtredingDeze Overeenkomst treedt in werking de eerste dag van de derde

maand die volgt op de datum van ontvangst van de kennisgevingwaarbij de laatste van de twee overeenkomstsluitende Staten de andereovereenkomstsluitende Staat zal medegedeeld hebben dat de wettelijkvereiste formaliteiten vervuld zijn.

Ten blijke waarvan de behoorlijk daartoe gemachtigden deze Over-eenkomst hebben ondertekend.

Opgemaakt te Montevideo, op 22 november 2006, in tweevoud, in deSpaanse, Franse en Nederlandse taal, de drie teksten zijnde gelijkelijkrechtsgeldig.

TITRE V. — Dispositions transitoires et finales

Article 28

Eventualités antérieures à l’entrée en vigueur de la Convention

1. La présente Convention s’applique également aux éventualités quise sont réalisées antérieurement à son entrée en vigueur.

2. La présente Convention n’ouvre pas de droit au payement deprestations pour une période antérieure à son entrée en vigueur.

3. Toute période d’assurance accomplie sous la législation de l’un desEtats contractants avant la date d’entrée en vigueur de la présenteConvention est prise en considération pour la détermination du droit àune prestation octroyée conformément aux dispositions de laditeConvention.

4. La présente Convention ne s’applique pas aux droits qui ont étéliquidés de manière définitive par l’octroi d’une indemnité forfaitaireou par le remboursement de cotisations.

Article 29

Révision, prescription, déchéance1. Toute prestation qui n’a pas été liquidée ou qui a été suspendue à

cause de la nationalité de l’intéressé ou en raison de sa résidence sur leterritoire de l’Etat contractant autre que celui où se trouve l’organismedébiteur, est à la demande de l’intéressé, liquidée ou rétablie à partir del’entrée en vigueur de la présente Convention.

2. Les droits des intéressés ayant obtenu, antérieurement à l’entrée envigueur de ladite Convention, la liquidation d’une pension ou d’unerente, sont révisés à leur demande, compte tenu des dispositions deladite Convention. En aucun cas, une telle révision ne doit avoir poureffet de réduire les droits antérieurs des intéressés.

3. Si la demande visée aux paragraphes ler ou 2 du présent article estprésentée dans un délai de deux ans à partir de la date d’entrée envigueur de la présente Convention, les droits ouverts conformémentaux dispositions de ladite Convention sont acquis à partir de cette date,sans que les dispositions de la législation de l’un ou de l’autre Etatcontractant, relatives à la déchéance ou à la prescription des droits,soient opposables aux intéressés.

4. Si la demande visée aux paragraphes ler ou 2 du présent article estprésentée après l’expiration d’un délai de deux ans suivant l’entrée envigueur de la présente Convention, les droits qui ne sont pas frappés dedéchéance ou qui ne sont pas prescrits sont acquis à partir de la date dela demande, sous réserve de dispositions plus favorables de lalégislation de l’Etat contractant concerné.

Article 30

DuréeLa présente Convention est conclue pour une durée indéterminée.

Elle pourra être dénoncée par un des Etats contractants par notificationécrite adressée à l’autre Etat contractant avec un préavis de douze mois.

Article 31

Garantie des droits acquis ou en voie d’acquisitionEn cas de dénonciation de la présente Convention, les droits et

paiements des prestations acquises en vertu de ladite Conventionseront maintenus. Les Etats contractants prendront des arrangementsen ce qui concerne les droits en voie d’acquisition.

Article 32

Entrée en vigueurLa présente Convention entrera en vigueur le premier jour du

troisième mois qui suivra la date de réception de la notification parlaquelle le dernier des deux Etats contractants aura signifié à l’autreEtat contractant que les formalités légalement requises sont accomplies.

En foi de quoi, les soussignés, dûment autorisés, ont signé la présenteConvention.

Fait à Montevideo, le 22 novembre 2006, en double exemplaire, enlangues espagnole, francaise et néerlandaise, les trois textes faisantégalement foi.

50168 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 35: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN,BUITENLANDSE HANDEL

EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

[C − 2009/15083]N. 2009 — 258713 MEI 2009. — Wet houdende instemming met volgende Internatio-

nale Akten :— Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap,— Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van

personen met een handicap, aangenomen te New York op 13 decem-ber 2006 (1) (2)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld inartikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. Het Verdrag inzake de rechten van personen met eenhandicap, aangenomen te New York op 13 december 2006, zalvolkomen gevolg hebben.

Art. 3. Het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten vanpersonen met een handicap, aangenomen te New York op 13 decem-ber 2006, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal wordenbekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 13 mei 2009.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Buitenlandse Zaken,K. DE GUCHT

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,Mevr. L. ONKELINX

De Minister van Justitie,S. DE CLERCK

De Minister van Werk en Gelijke Kansen,Mevr. J. MILQUET

De Minister van Maatschappelijke Integratie en Pensioenen,Mevr. M. ARENA

De Minister van Ontwikkelingssamenwerking,Ch. MICHEL

De Staatssecretaris voor Mobiliteit,E. SCHOUPPE.

De Staatssecretaris voor Personen met een handicap,Mevr. J. FERNANDEZ-FERNANDEZ

De Staatssecretaris voor Armoedebestrijding,J.-M. DELIZEE

Met ’s Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie,S. DE CLERCK

Nota’s

(1) Zitting 2008-2009.Senaat :

Documenten. — Ontwerp van wet ingediend op 16 december 2008,nr. 4-1069/1. — Amendementen, nr. 4-1069/2. — Verslag, nr. 4-1069/3.Tekst aangenomen door de commissie, nr. 4-1069/4.

Parlementaire Handelingen. — Bespreking, vergadering van22 januari 2009. — Stemming, vergadering van 22 januari 2009.

Kamer van volksvertegenwoordigers :Document. — Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 52-1752/1.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning terbekrachtiging vooorgelegd, nr. 52/1752/2.

Parlementaire Handelingen. — Bespreking, vergadering van19 februari 2009. — Stemming, vergadering van 19 februari 2009.

(2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 8 mei 2009(Belgisch Staatsblad van X ), Decreet van de Franse Gemeenschap van26 maart 2009 (Belgisch Staatsblad van 27 mei 2009 ), Decreet van deDuitstalige Gemeenschap van 11 mei 2009 (Belgisch Staatsblad van

SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES,COMMERCE EXTERIEUR

ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT

[C − 2009/15083]F. 2009 — 258713 MAI 2009. — Loi portant assentiment aux Actes internationaux

suivants :— Convention relative aux droits des personnes handicapées,— Protocole facultatif se rapportant à la Convention relative aux

droits des personnes handicapées, adoptés à New York le 13 décem-bre 2006 (1) (2)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Les Chambres ont adopté et Nous sanctionnons ce qui suit :

Article 1er. La présente loi règle une matière visée à l’article 77 de laConstitution.

Art. 2. La Convention relative aux droits des personnes handica-pées, adoptée à New York le 13 décembre 2006, sortira son plein etentier effet.

Art. 3. Le Protocole facultatif se rapportant à la Convention relativeaux droits des personnes handicapées, adopté à New York le 13 décem-bre 2006, sortira son plein et entier effet.

Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceaude l’Etat et publiée par le Moniteur belge.

Donné à Bruxelles, le 13 mai 2009.

ALBERT

Par le Roi :

Le Ministre des Affaires étrangères,K. DE GUCHT

La Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,Mme L. ONKELINX

Le Ministre de la Justice,S. DE CLERCK

La Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des Chances,Mme J. MILQUET

La Ministre de l’Intégration sociale et des Pensions,Mme M. ARENA

Le Ministre de la Coopération au Développement,Ch. MICHEL

Le Secrétaire d’Etat à la Mobilité,E. SCHOUPPE

La Secrétaire d’Etat aux Personnes handicapées,Mme J. FERNANDEZ-FERNANDEZ

Le Secrétaire d’Etat à la Lutte contre la Pauvreté,J.-M. DELIZEE

Scellé du sceau de l’Etat :

Le Ministre de la Justice,S. DE CLERCK

Notes

(1) Session 2008-2009.Sénat :

Documents. — Projet de loi déposé le 16 décembre 2008, n° 4-1069/1.— Amendements, n° 4-1069/2. — Rapport, n° 4-1069/3. — Texteadopté par la commission, n° 4-1069/4.

Annales parlementaires. — Discussion, séance du 22 janvier 2009. —Vote, séance du 22 janvier 2009.

Chambre des représentants :Documents. — Projet transmis par le Sénat, n° 52-1752/1. — Texte

adopté en séance plénière et soumis à la santion royale, n° 52-1752/2.

Annales parlementaires. — Discussion, séance du 19 février 2009. —Vote, séance du 19 février 2009.

(2) Voir Décret de la Communauté flamande du 8 mai 2009 (Moniteurbelge du X;), Décret de la Communauté francaise du 26 mars 2009(Moniteur belge du 27 mai 2009 ), Décret de la Communauté germano-phone du 11 mai 2009 (Moniteur belge du 9 juillet 2009 ), Décret de la

50169MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 36: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

9 juli 2009), Decreet van het Waalse Gewest van 30 april 2009 (BelgischStaatsblad van 28 mei 2009 ), Decreet van het Waalse Gewest van30 april 2009 (Belgisch Staatsblad van 27 mei 2009), Ordonnantie van hetBrusselse Hoofdstedelijk Gewest van 26 maart 2009 (Belgisch Staatsbladvan 16 april 2009 ), Ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeen-schapscommissie van 14 mei 2009 (Belgisch Staatsblad van 22 mei 2009),Decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 15 januari 2009(Belgisch Staatsblad van 13 februari 2009 (Ed. 2))

VERTALING

Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap

PreambuleDe Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,a) Indachtig de beginselen vastgelegd in het Handvest van de

Verenigde Naties, waarin de inherente waardigheid en waarde en degelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensheidworden erkend als de grondvesten van vrijheid, gerechtigheid en vredein de wereld;

b) Erkennend dat de Verenigde Naties in de Universele Verklaringvan de Rechten van de Mens en de internationale mensenrechtenver-dragen hebben verklaard en zijn overeengekomen dat eenieder aan-spraak heeft op alle daarin genoemde rechten en vrijheden, zonder enigonderscheid van welke aard dan ook;

c) Opnieuw het universele en ondeelbare karakter bevestigend van,alsmede de onderlinge afhankelijkheid en de nauwe samenhang tussenalle mensenrechten en fundamentele vrijheden, en de noodzaak datpersonen met een handicap gegarandeerd wordt dat zij deze ten volleen zonder discriminatie kunnen uitoefenen;

d) In herinnering brengend het Internationaal Verdrag inzake Econo-mische, Sociale en Culturele Rechten, het Internationaal Verdrag inzakeBurgerrechten en Politieke Rechten, het Internationaal Verdrag inzakede uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, het Verdraginzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen,het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterendebehandeling of bestraffing, het Verdrag inzake de rechten van het kinden het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van de rechtenvan alle migrerende werknemers en hun gezinsleden;

e) Erkennend dat het begrip handicap aan verandering onderhevig isen voortvloeit uit de wisselwerking tussen personen met functiebeper-kingen en sociale en fysieke drempels die hen belet ten volle,daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren inde samenleving;

f) Het belang erkennend van de beginselen en beleidsrichtlijnen,vervat in het Wereldactieplan met betrekking tot personen met eenhandicap en in de Standaardregels voor het bevorderen van gelijkekansen voor personen met een handicap bij het beïnvloeden van debevordering, formulering en beoordeling van het beleid, de plannen,programma’s en maatregelen op nationaal, regionaal en internationaalniveau teneinde gelijke kansen voor personen met een handicap verderte bevorderen;

g) Het belang benadrukkend van de integratie van aan handicapgerelateerde vraagstukken in het beleid als integraal onderdeel van derelevante strategieën voor duurzame ontwikkeling;

h) Tevens erkennend dat discriminatie van iedere persoon op grondvan handicap een schending vormt van de inherente waardigheid enwaarde van de mens;

i) Zich voorts rekenschap gevend van de diversiteit van personenmet een handicap;

j) De noodzaak erkennend de mensenrechten van alle personen meteen handicap, met inbegrip van hen die intensievere ondersteuningbehoeven, te bevorderen en beschermen;

k) Bezorgd over het feit dat personen met een handicap ondanks dezeuiteenlopende instrumenten en initiatieven overal ter wereld nogsteeds geconfronteerd worden met obstakels die hun participatie in desamenleving als gelijkwaardige leden belemmeren, alsmede met schen-dingen van hun mensenrechten;

l) Het belang onderkennend van internationale samenwerking terverbetering van de levensomstandigheden van personen met eenhandicap in alle landen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden;

m) De gewaardeerde bestaande en potentiële bijdragen erkennendvan personen met een handicap aan het algemeen welzijn en dediversiteit van hun gemeenschappen, en onderkennend dat bevorde-ring van het volledige genot van de mensenrechten en fundamentele

Région wallonne du 30 avril 2009 (Moniteur belge du 28 mai 2009),Décret de la Région wallonne du 30 avril 2009 (Moniteur belge du27 mai 2009) Ordonnance de la Région de Bruxelles-Capitale du26 mars 2009 (Moniteur belge du 16 avril 2009), Ordonnance de laCommission communautaire commune du 14 mai 2009 (Moniteur belgedu 22 mai 2009 ), Décret de la Commission communautaire francaise du15 janvier 2009 (Moniteur belge du 13 février 2009 (Ed. 2))

Convention relative aux droits des personnes handicapées

PréambuleLes Etats Parties à la présente Convention,a) Rappelant les principes proclamés dans la Charte des Nations

unies selon lesquels la reconnaissance de la dignité et de la valeurinhérentes à tous les membres de la famille humaine et de leurs droitségaux et inaliénables constitue le fondement de la liberté, de la justiceet de la paix dans le monde;

b) Reconnaissant que les Nations unies, dans la Déclaration univer-selle des droits de l’homme et dans les Pactes internationaux relatifsaux droits de l’homme, ont proclamé et sont convenues que chacunpeut se prévaloir de tous les droits et de toutes les libertés qui y sonténoncés, sans distinction aucune;

c) Réaffirmant le caractère universel, indivisible, interdépendant etindissociable de tous les droits de l’homme et de toutes les libertésfondamentales et la nécessité d’en garantir la pleine jouissance auxpersonnes handicapées sans discrimination;

d) Rappelant le Pacte international relatif aux droits économiques,sociaux et culturels, le Pacte international relatif aux droits civils etpolitiques, la Convention internationale sur l’élimination de toutes lesformes de discrimination raciale, la Convention sur l’élimination detoutes les formes de discrimination à l’égard des femmes, la Conven-tion contre la torture et autres peines ou traitements cruels, inhumainsou dégradants, la Convention relative aux droits de l’enfant et laConvention internationale sur la protection des droits de tous lestravailleurs migrants et des membres de leur famille;

e) Reconnaissant que la notion de handicap évolue et que le handicaprésulte de l’interaction entre des personnes présentant des incapacitéset les barrières comportementales et environnementales qui fontobstacle à leur pleine et effective participation à la société sur la base del’égalité avec les autres;

f) Reconnaissant l’importance des principes et lignes directricescontenus dans le Programme d’action mondial concernant les person-nes handicapées et dans les Règles pour l’égalisation des chances deshandicapés et leur influence sur la promotion, l’élaboration et l’évalua-tion aux niveaux national, régional et international des politiques,plans, programmes et mesures visant la poursuite de l’égalisation deschances des personnes handicapées;

g) Soulignant qu’il importe d’intégrer la condition des personneshandicapées dans les stratégies pertinentes de développement durable;

h) Reconnaissant également que toute discrimination fondée sur lehandicap est une négation de la dignité et de la valeur inhérentes à lapersonne humaine;

i) Reconnaissant en outre la diversité des personnes handicapées;

j) Reconnaissant la nécessité de promouvoir et protéger les droits del’homme de toutes les personnes handicapées, y compris de celles quinécessitent un accompagnement plus poussé;

k) Préoccupés par le fait qu’en dépit de c;es divers instruments etengagements, les personnes handicapées continuent d’être confrontéesà des obstacles à leur participation à la société en tant que membreségaux de celle-ci et de faire l’objet de violations des droits de l’hommedans toutes les parties du monde;

l) Reconnaissant l’importance de la coopération internationale pourl’amélioration des conditions de vie des personnes handicapées danstous les pays, en particulier dans les pays en développement;

m) Appréciant les utiles contributions actuelles et potentielles despersonnes handicapées au bien-être général et à la diversité de leurscommunautés et sachant que la promotion de la pleine jouissance desdroits de l’homme et des libertés fondamentales par ces personnes ainsi

50170 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 37: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

vrijheden en de volwaardige participatie door personen met eenhandicap ertoe zal leiden dat zij sterker gaan beseffen dat zij erbij horenen zal resulteren in wezenlijke vorderingen in de humane, sociale eneconomische ontwikkeling van de maatschappij en de uitbanning vanarmoede;

n) Het belang voor personen met een handicap erkennend vanindividuele autonomie en onafhankelijkheid, met inbegrip van devrijheid hun eigen keuzes te maken;

o) Overwegend dat personen met een handicap in de gelegenheidmoeten worden gesteld actief betrokken te zijn bij de besluitvormings-processen over beleid en programma’s, met inbegrip van degenen diehen direct betreffen;

p) Bezorgd over de moeilijke situaties waarmee personen met eenhandicap worden geconfronteerd die het slachtoffer zijn van meervou-dige en/of zeer ernstige vormen van discriminatie op grond van hunras, huidskleur, geslacht, taal, religie, politieke of andere mening,nationale, etnische of sociale herkomst, vermogen, geboorte, leeftijd ofandere status;

q) Erkennend dat het risico het slachtoffer te worden van geweld,verwonding of misbruik, verwaarlozing, nalatige behandeling, mishan-deling of uitbuiting voor vrouwen en meisjes met een handicap, zowelbinnens- als buitenshuis, vaak groter is;

r) Erkennend dat kinderen met een handicap op voet van gelijkheidmet andere kinderen alle mensenrechten en fundamentele vrijheden tenvolle moeten kunnen genieten, daarbij in herinnering roepend detoezeggingen die de Staten die Partij zijn bij het Verdrag inzake derechten van het kind in dat verband hebben gedaan;

s) De noodzaak benadrukkend dat bij alle pogingen om het volledigegenot van de mensenrechten en fundamentele vrijheden door personenmet een handicap te bevorderen rekening dient te worden gehoudenmet het genderperspectief;

t) Met nadruk wijzend op het feit dat de meerderheid van personenmet een handicap in armoedige omstandigheden leeft en in dit verbanderkennend dat het zeer noodzakelijk is dat de negatieve gevolgen vanarmoede voor personen met een handicap worden aangepakt;

u) Indachtig het feit dat vreedzame en veilige omstandigheden opbasis van eerbiediging van alle doelstellingen en beginselen vervat inhet Handvest van de Verenigde Naties en naleving van de vantoepassing zijnde mensenrechteninstrumenten onontbeerlijk zijn voorde volledige bescherming van personen met een handicap, in hetbijzonder tijdens gewapende conflicten en buitenlandse bezetting;

v) De noodzaak erkennend van een toegankelijke fysieke, sociale,economische en culturele omgeving, de toegang tot gezondheidszorg,onderwijs en tot informatie en communicatie, teneinde personen meteen handicap in staat te stellen alle mensenrechten en fundamentelevrijheden ten volle te genieten;

w) Beseffend dat mensen, die verantwoordelijkheid dragen tegenoverhun medemensen en de gemeenschap waartoe zij behoren, verplichtzijn te streven naar de bevordering en eerbiediging van de rechten dieerkend worden in het Internationaal Statuut van de Rechten van Mens;

x) Ervan overtuigd dat het gezin de natuurlijke hoeksteen van desamenleving vormt en recht heeft op bescherming door de samenlevingen de Staat en dat personen met een handicap en hun gezinsleden denodige bescherming en ondersteuning dienen te ontvangen, teneindehun gezinnen in staat te stellen bij te dragen aan het volledige genotvan de rechten van personen met een handicap en wel op voet vangelijkheid met anderen;

y) Ervan overtuigd dat een allesomvattend en integraal internatio-naal verdrag om de rechten en waardigheid van personen met eenhandicap te bevorderen en te beschermen, een wezenlijke bijdrage zalvormen aan het aanpakken van de grote sociale achterstand vanpersonen met een handicap en hun participatie in het burgerlijke,politieke, economische, sociale en culturele leven met gelijke kansen, inzowel ontwikkelde landen, als ontwikkelingslanden zal bevorderen,

Zijn het volgende overeengekomen :

Artikel 1

Doelstelling

Doel van dit Verdrag is het volledige genot door alle personen meteen handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden opvoet van gelijkheid te bevorderen, beschermen en waarborgen, en ookde eerbiediging van hun inherente waardigheid te bevorderen.

que celle de leur pleine participation renforceront leur sentimentd’appartenance et feront notablement progresser le développementhumain, social et économique de leurs sociétés et l’élimination de lapauvreté;

n) Reconnaissant l’importance pour les personnes handicapées deleur autonomie et de leur indépendance individuelles, y compris laliberté de faire leurs propres choix;

o) Estimant que les personnes handicapées devraient avoir lapossibilité de participer activement aux processus de prise de décisionsconcernant les politiques et programmes, en particulier ceux qui lesconcernent directement;

p) Préoccupés par les difficultés que rencontrent les personneshandicapées, qui sont exposées à des formes multiples ou aggravées dediscrimination fondées sur la race, la couleur, le sexe, la langue, lareligion, l’opinion politique ou toute autre opinion, l’origine nationale,ethnique, autochtone ou sociale, la fortune, la naissance, l’âge ou touteautre situation;

q) Reconnaissant que les femmes et les filles handicapées courentsouvent, dans leur famille comme à l’extérieur, des risques plus élevésde violence, d’atteinte à l’intégrité physique, d’abus, de délaissementou de défaut de soins, de maltraitance ou d’exploitation;

r) Reconnaissant que les enfants handicapés doivent jouir pleinementde tous les droits de l’homme et de toutes les libertés fondamentales,sur la base de l’égalité avec les autres enfants, et rappelant lesobligations qu’ont contractées à cette fin les Etats Parties à laConvention relative aux droits de l’enfant;

s) Soulignant la nécessité d’intégrer le principe de l’égalité des sexesdans tous les efforts visant à promouvoir la pleine jouissance des droitsde l’homme et des libertés fondamentales par les personnes handica-pées;

t) Insistant sur le fait que la majorité des personnes handicapéesvivent dans la pauvreté et reconnaissant à cet égard qu’il importe auplus haut point de s’attaquer aux effets pernicieux de la pauvreté sur lespersonnes handicapées;

u) Conscients qu’une protection véritable des personnes handicapéessuppose des conditions de paix et de sécurité fondées sur une pleineadhésion aux buts et principes de la Charte des Nations unies et sur lerespect des instruments des droits de l’homme applicables, en particu-lier en cas de conflit armé ou d’occupation étrangère;

v) Reconnaissant qu’il importe que les personnes handicapées aientpleinement accès aux équipements physiques, sociaux, économiques etculturels, à la santé et à l’éducation ainsi qu’à l’information et à lacommunication pour jouir pleinement de tous les droits de l’homme etde toutes les libertés fondamentales;

w) Conscients que l’individu, étant donné ses obligations envers lesautres individus et la société à laquelle il appartient, est tenu de faireson possible pour promouvoir et respecter les droits reconnus dans laCharte internationale des droits de l’homme;

x) Convaincus que la famille est l’élément naturel et fondamental dela société et a droit à la protection de la société et de l’Etat et que lespersonnes handicapées et les membres de leur famille devraientrecevoir la protection et l’aide nécessaires pour que les familles puissentcontribuer à la pleine et égale jouissance de leurs droits par lespersonnes handicapées;

y) Convaincus qu’une convention internationale globale et intégréepour la promotion et la protection des droits et de la dignité despersonnes handicapées contribuera de facon significative à remédier auprofond désavantage social que connaissent les personnes handicapéeset qu’elle favorisera leur participation, sur la base de l’égalité deschances, à tous les domaines de la vie civile, politique, économique,sociale et culturelle, dans les pays développés comme dans les pays endéveloppement,

Sont convenus de ce qui suit :

Article 1er

Objet

La présente Convention a pour objet de promouvoir, protéger etassurer la pleine et égale jouissance de tous les droits de l’homme et detoutes les libertés fondamentales par les personnes handicapées et depromouvoir le respect de leur dignité intrinsèque.

50171MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 38: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke,mentale, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen die hen in wissel-werking met diverse drempels kunnen beletten volledig, daadwerkelijken op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samen-leving.

Artikel 2

BegripsomschrijvingenVoor de toepassing van dit Verdrag :« communicatie » omvat talen, weergave van tekst, braille, tactiele

communicatie, grootletterdruk, toegankelijke multimedia, alsmedegeschreven teksten, audioteksten, eenvoudige taal, gesproken tekst,ondersteunende communicatie en alternatieve methoden, middelen envormen voor communicatie, waaronder toegankelijke informatie- encommunicatietechnologieën;

« taal » omvat gesproken taal, gebarentaal alsmede andere vormenvan niet-gesproken taal;

« discriminatie op grond van handicap » : elk onderscheid en elkeuitsluiting of beperking op grond van een handicap dat of die ten doelof tot gevolg heeft dat de erkenning, het genot of de uitoefening, opvoet van gelijkheid met anderen van de mensenrechten en fundamen-tele vrijheden in het politieke, economische, sociale, culturele ofburgerlijke leven, of op andere gebieden aangetast of onmogelijkgemaakt wordt. Het omvat alle vormen van discriminatie, met inbegripvan de weigering van redelijke aanpassingen;

« redelijke aanpassingen » : noodzakelijke en passende wijzigingen,en aanpassingen die geen disproportionele of onevenredige, of onno-dige last opleggen, indien zij in een specifiek geval nodig zijn om tewaarborgen dat personen met een handicap alle mensenrechten enfundamentele vrijheden op voet van gelijkheid met anderen kunnengenieten of uitoefenen;

« universeel ontwerp » : ontwerpen van producten, omgevingen,programma’s en diensten die door iedereen in de ruimst mogelijke zingebruikt kunnen worden zonder dat een aanpassing of een speciaalontwerp nodig is. « Universeel ontwerp » omvat tevens ondersteu-nende middelen voor specifieke groepen van personen met eenhandicap, indien die nodig zijn.

Artikel 3

Algemene beginselenDe grondbeginselen van dit Verdrag zijn :a) Respect voor de inherente waardigheid, persoonlijke autonomie,

met inbegrip van de vrijheid zelf keuzes te maken en de onafhanke-lijkheid van personen;

b) Non-discriminatie;c) Volledige en daadwerkelijke participatie in, en opname in de

samenleving;d) Respect voor verschillen en aanvaarding dat personen met een

handicap deel uitmaken van de mensheid en menselijke diversiteit;e) Gelijke kansen;f) Toegankelijkheid;g) Gelijkheid van man en vrouw;h) Respect voor de zich ontwikkelende mogelijkheden van kinderen

met een handicap en eerbiediging van het recht van kinderen met eenhandicap op het behoud van hun eigen identiteit.

Artikel 4

Algemene verplichtingen1. De Staten die Partij zijn verplichten zich te waarborgen en

bevorderen dat alle personen met een handicap zonder enige vorm vandiscriminatie op grond van hun handicap ten volle alle mensenrechtenen fundamentele vrijheden kunnen uitoefenen. Hiertoe verplichten deStaten die Partij zijn zich :

a) tot het aannemen van alle relevante wetgevende, administratieveen andere maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de rechten die indit Verdrag erkend worden;

b) tot het nemen van alle relevante maatregelen, met inbegrip vanwetgeving, teneinde bestaande wetten, voorschriften, gebruiken enpraktijken aan te passen, of af te schaffen die discriminatie vormen vanpersonen met een handicap;

c) bij al hun beleid en programma’s rekenschap te geven van debescherming en bevordering van de mensenrechten van personen meteen handicap;

Par personnes handicapées on entend des personnes qui présententdes incapacités physiques, mentales, intellectuelles ou sensoriellesdurables dont l’interaction avec diverses barrières peut faire obstacle àleur pleine et effective participation à la société sur la base de l’égalitéavec les autres.

Article 2

DéfinitionsAux fins de la présente Convention :On entend par « communication », entre autres, les langues,

l’affichage de texte, le braille, la communication tactile, les groscaractères, les supports multimédias accessibles ainsi que les modes,moyens et formes de communication améliorée et alternative à base desupports écrits, supports audio, langue simplifiée et lecteur humain, ycompris les technologies de l’information et de la communicationaccessibles;

On entend par « langue », entre autres, les langues parlées et leslangues des signes et autres formes de langue non parlée;

On entend par « discrimination fondée sur le handicap » toutedistinction, exclusion ou restriction fondée sur le handicap qui a pourobjet ou pour effet de compromettre ou réduire à néant la reconnais-sance, la jouissance ou l’exercice, sur la base de l’égalité avec les autres,de tous les droits de l’homme et de toutes les libertés fondamentalesdans les domaines politique, économique, social, culturel, civil ouautres. La discrimination fondée sur le handicap comprend toutes lesformes de discrimination, y compris le refus d’aménagement raisonna-ble;

On entend par « aménagement raisonnable » les modifications etajustements nécessaires et appropriés n’imposant pas de chargedisproportionnée ou indue apportés, en fonction des besoins dans unesituation donnée, pour assurer aux personnes handicapées la jouissanceou l’exercice, sur la base de l’égalité avec les autres, de tous les droits del’homme et de toutes les libertés fondamentales;

On entend par « conception universelle » la conception de produits,d’équipements, de programmes et de services qui puissent être utiliséspar tous, dans toute la mesure possible, sans nécessiter ni adaptation niconception spéciale. La « conception universelle » n’exclut pas lesappareils et accessoires fonctionnels pour des catégories particulièresde personnes handicapées là où ils sont nécessaires.

Article 3

Principes générauxLes principes de la présente Convention sont :a) Le respect de la dignité intrinsèque, de l’autonomie individuelle, y

compris la liberté de faire ses propres choix, et de l’indépendance despersonnes;

b) La non-discrimination;c) La participation et l’intégration pleines et effectives à la société;

d) Le respect de la différence et l’acceptation des personnes handica-pées comme faisant partie de la diversité humaine et de l’humanité;

e) L’égalité des chances;f) L’accessibilité;g) L’égalité entre les hommes et les femmes;h) Le respect du développement des capacités de l’enfant handicapé

et le respect du droit des enfants handicapés à préserver leur identité.

Article 4

Obligations générales1. Les Etats Parties s’engagent à garantir et à promouvoir le plein

exercice de tous les droits de l’homme et de toutes les libertésfondamentales de toutes les personnes handicapées sans discriminationd’aucune sorte fondée sur le handicap. A cette fin, ils s’engagent à :

a) Adopter toutes mesures appropriées d’ordre législatif, administra-tif ou autre pour mettre en œuvre les droits reconnus dans la présenteConvention;

b) Prendre toutes mesures appropriées, y compris des mesureslégislatives, pour modifier, abroger ou abolir les lois, règlements,coutumes et pratiques qui sont source de discrimination envers lespersonnes handicapées;

c) Prendre en compte la protection et la promotion des droits del’homme des personnes handicapées dans toutes les politiques et danstous les programmes;

50172 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 39: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

d) te onthouden van elke handeling of praktijk die onverenigbaar ismet dit Verdrag en te waarborgen dat de overheid en de overheidsin-stellingen handelen in overeenstemming met dit Verdrag;

e) tot het nemen van alle passende maatregelen om discriminatie opgrond van een handicap door personen, organisaties of particuliereondernemingen uit te bannen;

f) tot het uitvoeren of bevorderen van onderzoek naar en ontwikke-ling van universeel ontworpen goederen, diensten, uitrusting enfaciliteiten zoals omschreven in artikel 2 van dit Verdrag, die zo minmogelijk moeten worden aangepast en dit tegen de laagste kosten, omte beantwoorden aan de specifieke behoeften van personen met eenhandicap, het bevorderen van de beschikbaarheid en het gebruik ervan,en het bevorderen van universele ontwerpen bij de ontwikkeling vannormen en richtlijnen;

g) tot het uitvoeren of bevorderen van onderzoek naar en ontwikke-ling van, en het bevorderen van de beschikbaarheid en het gebruik vannieuwe technologieën, met inbegrip van informatie- en communicatie-technologieën, mobiliteitshulpmiddelen, instrumenten en ondersteu-nende technologieën, die geschikt zijn voor personen met een handi-cap, waarbij de prioriteit uitgaat naar betaalbare technologieën;

h) tot het verschaffen van toegankelijke informatie aan personen meteen handicap over mobiliteitshulpmiddelen, apparaten en ondersteu-nende technologieën, met inbegrip van nieuwe technologieën, alsmedeandere vormen van hulp, ondersteunende diensten en faciliteiten;

i) de training te bevorderen van vakspecialisten en personeel diewerken met personen met een handicap, op het gebied van de rechtendie in dit Verdrag worden erkend, teneinde de door deze rechtengewaarborgde hulp en diensten beter te kunnen verlenen.

2. Wat betreft economische, sociale en culturele rechten, verplicht elkeStaat die Partij is zich om maatregelen te nemen met volledigegebruikmaking van de hem ter beschikking staande hulpbronnen en,waar nodig, in het kader van internationale samenwerking, om steedsdichter bij een algehele verwezenlijking van de in dit Verdrag erkenderechten te komen, onverminderd de in dit Verdrag vervatte verplich-tingen die volgens het internationale recht onverwijld van toepassingzijn.

3. Bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van wetgeving en beleidtot uitvoering van dit Verdrag en bij andere besluitvormingsprocessenbetreffende aangelegenheden die betrekking hebben op personen meteen handicap, plegen de Staten die Partij zijn nauw overleg metpersonen met een handicap, met inbegrip van kinderen met eenhandicap, en betrekken hen daar via hun representatieve organisatiesactief bij.

4. Geen enkele bepaling van dit Verdrag tast bepalingen aan die insterkere mate bijdragen aan de verwezenlijking van de rechten vanpersonen met een handicap en die vervat kunnen zijn in het recht vaneen Staat die Partij is, of in het internationale recht dat voor die Staatvan kracht is. Het is niet toegestaan enig mensenrecht dat, offundamentele vrijheid die in een Staat die Partij is bij dit Verdrag,ingevolge wettelijke bepalingen, overeenkomsten, voorschriften ofgewoonten wordt erkend of bestaat, te beperken of ervan af te wijken,onder voorwendsel dat dit Verdrag die rechten of vrijheden niet of inmindere mate erkent.

5. De bepalingen van dit Verdrag strekken zich zonder beperking ofuitzondering uit tot alle delen van federale Staten.

Artikel 5

Gelijkheid en non-discriminatie

1. De Staten die Partij zijn, erkennen dat eenieder gelijk is voor de weten zonder onderscheid recht heeft op dezelfde bescherming door, enhetzelfde voordeel van de wet.

2. De Staten die Partij zijn, verbieden alle discriminatie op grond vanhandicap en garanderen personen met een handicap op voet vangelijkheid daadwerkelijke wettelijke bescherming tegen discriminatieop welke grond dan ook.

3. Teneinde gelijkheid te bevorderen en discriminatie uit te bannen,nemen de Staten die Partij zijn alle passende maatregelen om tewaarborgen dat redelijke aanpassingen worden verricht.

4. Specifieke maatregelen die nodig zijn om de feitelijke gelijkheidvan personen met een handicap te bespoedigen of verwezenlijken,worden niet aangemerkt als discriminatie in de zin van dit Verdrag.

d) S’abstenir de tout acte et de toute pratique incompatible avec laprésente Convention et veiller à ce que les pouvoirs publics et lesinstitutions agissent conformément à la présente Convention;

e) Prendre toutes mesures appropriées pour éliminer la discrimina-tion fondée sur le handicap pratiquée par toute personne, organisationou entreprise privée;

f) Entreprendre ou encourager la recherche et le développement debiens, services, équipements et installations de conception universelle,selon la définition qui en est donnée à l’article 2 de la présenteConvention, qui devraient nécessiter le minimum possible d’adaptationet de frais pour répondre aux besoins spécifiques des personneshandicapées, encourager l’offre et l’utilisation de ces biens, services,équipements et installations et encourager l’incorporation de la concep-tion universelle dans le développement des normes et directives;

g) Entreprendre ou encourager la recherche et le développement etencourager l’offre et l’utilisation de nouvelles technologies - y comprisles technologies de l’information et de la communication, les aides à lamobilité, les appareils et accessoires et les technologies d’assistance -qui soient adaptées aux personnes handicapées, en privilégiant lestechnologies d’un coût abordable;

h) Fournir aux personnes handicapées des informations accessiblesconcernant les aides à la mobilité, les appareils et accessoires et lestechnologies d’assistance, y compris les nouvelles technologies, ainsique les autres formes d’assistance, services d’accompagnement etéquipements;

i) Encourager la formation aux droits reconnus dans la présenteConvention des professionnels et personnels qui travaillent avec despersonnes handicapées, de facon à améliorer la prestation des aides etservices garantis par ces droits.

2. Dans le cas des droits économiques, sociaux et culturels, chaqueEtat Partie s’engage à agir, au maximum des ressources dont il disposeet, s’il y a lieu, dans le cadre de la coopération internationale, en vued’assurer progressivement le plein exercice de ces droits, sans préjudicedes obligations énoncées dans la présente Convention qui sontd’application immédiate en vertu du droit international.

3. Dans l’élaboration et la mise en œuvre des lois et des politiquesadoptées aux fins de l’application de la présente Convention, ainsi quedans l’adoption de toute décision sur des questions relatives auxpersonnes handicapées, les Etats Parties consultent étroitement et fontactivement participer ces personnes, y compris les enfants handicapés,par l’intermédiaire des organisations qui les représentent.

4. Aucune des dispositions de la présente Convention ne porteatteinte aux dispositions plus favorables à l’exercice des droits despersonnes handicapées qui peuvent figurer dans la législation d’un EtatPartie ou dans le droit international en vigueur pour cet Etat. Il ne peutêtre admis aucune restriction ou dérogation aux droits de l’homme etaux libertés fondamentales reconnus ou en vigueur dans un Etat Partieà la présente Convention en vertu de lois, de conventions, derèglements ou de coutumes, sous prétexte que la présente Conventionne reconnaît pas ces droits et libertés ou les reconnaît à un moindredegré.

5. Les dispositions de la présente Convention s’appliquent, sanslimitation ni exception aucune, à toutes les unités constitutives desEtats fédératifs.

Article 5

Egalité et non-discrimination

1. Les Etats Parties reconnaissent que toutes les personnes sont égalesdevant la loi et en vertu de celle-ci et ont droit sans discrimination àl’égale protection et à l’égal bénéfice de la loi.

2. Les Etats Parties interdisent toutes les discriminations fondées surle handicap et garantissent aux personnes handicapées une égale eteffective protection juridique contre toute discrimination, quel qu’ensoit le fondement.

3. Afin de promouvoir l’égalité et d’éliminer la discrimination, lesEtats Parties prennent toutes les mesures appropriées pour faire ensorte que des aménagements raisonnables soient apportés.

4. Les mesures spécifiques qui sont nécessaires pour accélérer ouassurer l’égalité de facto des personnes handicapées ne constituent pasune discrimination au sens de la présente Convention.

50173MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 40: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Artikel 6

Vrouwen met een handicap1. De Staten die Partij zijn erkennen dat vrouwen en meisjes met een

handicap onderworpen zijn aan meervoudige discriminatie en nemenin dat verband maatregelen om hen op voet van gelijkheid het volledigegenot van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden te garande-ren.

2. De Staten die Partij zijn nemen alle passende maatregelen om devolledige ontwikkeling, positieverbetering en autonomie van vrouwente waarborgen, teneinde hen de uitoefening en het genot van demensenrechten en fundamentele vrijheden, vervat in dit Verdrag, tegaranderen.

Artikel 7

Kinderen met een handicap1. De Staten die Partij zijn nemen alle nodige maatregelen om te

waarborgen dat kinderen met een handicap op voet van gelijkheid metandere kinderen ten volle alle mensenrechten en fundamentele vrijhe-den genieten.

2. Bij alle beslissingen betreffende kinderen met een handicap vormthet belang van het kind de eerste overweging.

3. De Staten die Partij zijn waarborgen dat kinderen met eenhandicap het recht hebben vrij blijk te geven van hun opvattingen overalle aangelegenheden die hen betreffen, waarbij op voet van gelijkheidmet andere kinderen en in overeenstemming met hun leeftijd enontwikkeling naar behoren rekening wordt gehouden met hun opvat-tingen en waarbij zij bij hun handicap en leeftijd passende ondersteu-ning krijgen om dat recht te realiseren.

Artikel 8

Bevordering van bewustwording1. De Staten die Partij zijn verplichten zich onmiddellijke, doeltref-

fende en passende maatregelen te nemen :a) teneinde binnen de gehele maatschappij, waaronder ook op

gezinsniveau, de bewustwording te bevorderen ten aanzien vanpersonen met een handicap, en de eerbiediging van de rechten enwaardigheid van personen met een handicap te stimuleren;

b) om op alle terreinen van het leven stigmatisering, vooroordelen enschadelijke praktijken ten opzichte van personen met een handicap tebestrijden, met inbegrip van die gebaseerd op grond van geslacht enleeftijd;

c) om de bewustwording van de mogelijkheden en bijdragen vanpersonen met een handicap te bevorderen.

2. Maatregelen daartoe omvatten :

a. het opzetten en handhaven van effectieve bewustwordingscam-pagnes om :

i) een ontvankelijke houding voor de rechten van personen met eenhandicap te bevorderen;

ii) een positieve beeldvorming van, en grotere sociale bewustwor-ding ten opzichte van personen met een handicap te bevorderen;

iii) de erkenning van de vaardigheden, verdiensten en talenten vanpersonen met een handicap en van hun bijdragen op de werkplek enarbeidsmarkt te bevorderen;

b) het op alle niveaus van het onderwijssysteem, dus ook onder jongekinderen, bevorderen van een respectvolle houding ten opzichte van derechten van personen met een handicap;

c) het aanmoedigen van de media om personen met een handicap teportretteren op een wijze die overeenstemt met het doel van ditVerdrag;

d) het aanmoedigen van het organiseren van programma’s voorbewustwordingstrainingen met betrekking tot personen met een han-dicap en de rechten van personen met een handicap.

Artikel 9

Toegankelijkheid1. Teneinde personen met een handicap in staat te stellen zelfstandig

te leven en volledig deel te nemen aan alle facetten van het leven,nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen om personen meteen handicap op voet van gelijkheid met anderen de toegang tegaranderen tot de fysieke omgeving, tot vervoer, informatie encommunicatie, met inbegrip van informatie- en communicatietechno-logieën en -systemen, en tot andere voorzieningen en diensten dieopenstaan voor, of verleend worden aan het publiek, in zowel stedelijke

Article 6

Femmes handicapées1. Les Etats Parties reconnaissent que les femmes et les filles

handicapées sont exposées à de multiples discriminations, et ilsprennent les mesures voulues pour leur permettre de jouir pleinementet dans des conditions d’égalité de tous les droits de l’homme et detoutes les libertés fondamentales.

2. Les Etats Parties prennent toutes mesures appropriées pour assurerle plein épanouissement, la promotion et l’autonomisation des femmes,afin de leur garantir l’exercice et la jouissance des droits de l’homme etdes libertés fondamentales énoncés dans la présente Convention.

Article 7

Enfants handicapés1. Les Etats Parties prennent toutes mesures nécessaires pour garantir

aux enfants handicapés la pleine jouissance de tous les droits del’homme et de toutes les libertés fondamentales, sur la base de l’égalitéavec les autres enfants.

2. Dans toutes les décisions qui concernent les enfants handicapés,l’intérêt supérieur de l’enfant doit être une considération primordiale.

3. Les Etats Parties garantissent à l’enfant handicapé, sur la base del’égalité avec les autres enfants, le droit d’exprimer librement sonopinion sur toute question l’intéressant, les opinions de l’enfant étantdûment prises en considération eu égard à son âge et à son degré dematurité, et d’obtenir pour l’exercice de ce droit une aide adaptée à sonhandicap et à son âge.

Article 8

Sensibilisation1. Les Etats Parties s’engagent à prendre des mesures immédiates,

efficaces et appropriées en vue de :a) Sensibiliser l’ensemble de la société, y compris au niveau de la

famille, à la situation des personnes handicapées et promouvoir lerespect des droits et de la dignité des personnes handicapées;

b) Combattre les stéréotypes, les préjugés et les pratiques dangereu-ses concernant les personnes handicapées, y compris ceux liés au sexeet à l’âge, dans tous les domaines;

c) Mieux faire connaître les capacités et les contributions despersonnes handicapées.

2. Dans le cadre des mesures qu’ils prennent à cette fin, les EtatsParties :

a) Lancent et mènent des campagnes efficaces de sensibilisation dupublic en vue de :

i) Favoriser une attitude réceptive à l’égard des droits des personneshandicapées;

ii) Promouvoir une perception positive des personnes handicapées etune conscience sociale plus poussée à leur égard;

iii) Promouvoir la reconnaissance des compétences, mérites etaptitudes des personnes handicapées et de leurs contributions dansleur milieu de travail et sur le marché du travail;

b) Encouragent à tous les niveaux du système éducatif, notammentchez tous les enfants dès leur plus jeune âge, une attitude de respectpour les droits des personnes handicapées;

c) Encouragent tous les médias à montrer les personnes handicapéessous un jour conforme à l’objet de la présente Convention;

d) Encouragent l’organisation de programmes de formation ensensibilisation aux personnes handicapées et aux droits des personneshandicapées.

Article 9

Accessibilité1. Afin de permettre aux personnes handicapées de vivre de facon

indépendante et de participer pleinement à tous les aspects de la vie, lesEtats Parties prennent des mesures appropriées pour leur assurer, sur labase de l’égalité avec les autres, l’accès à l’environnement physique,aux transports, à l’information et à la communication, y compris auxsystèmes et technologies de l’information et de la communication, etaux autres équipements et services ouverts ou fournis au public, tantdans les zones urbaines que rurales. Ces mesures, parmi lesquelles

50174 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 41: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

als landelijke gebieden. Deze maatregelen, die mede de identificatie enbestrijding van obstakels en drempels voor de toegankelijkheid omvat-ten, zijn onder andere van toepassing op :

a) gebouwen, wegen, vervoer en andere voorzieningen in gebouwenen daarbuiten, met inbegrip van scholen, huisvesting, medischevoorzieningen en werkplekken;

b) informatie, communicatie en andere diensten, met inbegrip vanelektronische diensten en nooddiensten.

2. De Staten die Partij zijn nemen tevens passende maatregelen om :

a) de tenuitvoerlegging van minimumnormen en richtlijnen voor detoegankelijkheid van faciliteiten en diensten die openstaan voor, ofverleend worden aan het publiek, te ontwikkelen, af te kondigen en detoepassing ervan te controleren;

b) te waarborgen dat private instellingen die faciliteiten of dienstenaanbieden die openstaan voor, of verleend worden aan het publiek,zich rekenschap geven van alle aspecten van toegankelijkheid voorpersonen met een handicap;

c) betrokkenen te trainen inzake kwesties op het vlak van detoegankelijkheid waarmee personen met een handicap geconfronteerdworden;

d) openbare gebouwen en andere faciliteiten te voorzien vanbewegwijzering in braille en in makkelijk te lezen en te begrijpenvormen;

e) te voorzien in vormen van praktische hulp door mens of dier en inbemiddeling, waaronder begeleiders, mensen die voorlezen en profes-sionele doventolken om de toegang tot gebouwen en andere faciliteiten,die openstaan voor het publiek te vergemakkelijken;

f) andere passende vormen van hulp en ondersteuning aan personenmet een handicap te bevorderen, teneinde te waarborgen dat zijtoegang hebben tot informatie;

g) de toegang voor personen met een handicap tot nieuwe informatieen communicatietechnologieën en -systemen, met inbegrip van hetinternet, te bevorderen;

h) het ontwerp, de ontwikkeling, productie en distributie vantoegankelijke informatie- en communicatietechnologieën, en communi-catiesystemen in een vroeg stadium te bevorderen, opdat dezetechnologieën en systemen tegen minimale kosten toegankelijk wor-den.

Artikel 10

Recht op levenDe Staten die Partij zijn bevestigen opnieuw dat eenieder beschikt

over het inherente recht op leven en nemen alle noodzakelijkemaatregelen om te waarborgen dat personen met een handicap hiervanop voet van gelijkheid met anderen ten volle kunnen genieten.

Artikel 11

Risicovolle situaties en humanitaire noodsituatiesDe Staten die Partij zijn nemen in overeenstemming met hun

verplichtingen uit hoofde van het internationale recht, met inbegrip vanhet internationale humanitaire recht en internationale mensenrechten-verdragen alle nodige maatregelen om de bescherming en veiligheidvan personen met een handicap in risicovolle situaties, met inbegripvan gewapende conflicten, humanitaire noodsituaties en natuurram-pen, te waarborgen.

Artikel 12

Gelijkheid voor de wet

1. De Staten die Partij zijn bevestigen opnieuw dat personen met eenhandicap overal als persoon erkend worden voor de wet.

2. De Staten die Partij zijn erkennen dat personen met een handicapop voet van gelijkheid met anderen in alle aspecten van het levenrechtsbekwaam zijn.

3. De Staten die Partij zijn nemen passende maatregelen om personenmet een handicap toegang te verschaffen tot de ondersteuning die zijmogelijk behoeven bij de uitoefening van hun rechtsbekwaamheid.

4. De Staten die Partij zijn waarborgen dat alle maatregelen diebetrekking hebben op de uitoefening van rechtsbekwaamheid, voor-zien in passende en doeltreffende waarborgen in overeenstemming methet internationale recht inzake de mensenrechten om misbruik tevoorkomen. Deze waarborgen dienen te verzekeren dat maatregelenmet betrekking tot de uitoefening van rechtsbekwaamheid de rechten,wil en voorkeuren van de desbetreffende persoon respecteren, vrij zijn

figurent l’identification et l’élimination des obstacles et barrières àl’accessibilité, s’appliquent, entre autres :

a) Aux bâtiments, à la voirie, aux transports et autres équipementsintérieurs ou extérieurs, y compris les écoles, les logements, lesinstallations médicales et les lieux de travail;

b) Aux services d’information, de communication et autres services,y compris les services électroniques et les services d’urgence.

2. Les Etats Parties prennent également des mesures appropriéespour :

a) Elaborer et promulguer des normes nationales minimales et desdirectives relatives à l’accessibilité des installations et services ouvertsou fournis au public et contrôler l’application de ces normes etdirectives;

b) Faire en sorte que les organismes privés qui offrent des installa-tions ou des services qui sont ouverts ou fournis au public prennent encompte tous les aspects de l’accessibilité par les personnes handicapées;

c) Assurer aux parties concernées une formation concernant lesproblèmes d’accès auxquels les personnes handicapées sont confron-tées;

d) Faire mettre en place dans les bâtiments et autres installationsouverts au public une signalisation en braille et sous des formes facilesà lire et à comprendre;

e) Mettre à disposition des formes d’aide humaine ou animalière etles services de médiateurs, notamment de guides, de lecteurs etd’interprètes professionnels en langue des signes, afin de faciliterl’accès des bâtiments et autres installations ouverts au public;

f) Promouvoir d’autres formes appropriées d’aide et d’accompagne-ment des personnes handicapées afin de leur assurer l’accès àl’information;

g) Promouvoir l’accès des personnes handicapées aux nouveauxsystèmes et technologies de l’information et de la communication, ycompris l’Internet;

h) Promouvoir l’étude, la mise au point, la production et la diffusionde systèmes et technologies de l’information et de la communication àun stade précoce, de facon à en assurer l’accessibilité à un coût minimal.

Article 10

Droit à la vieLes Etats Parties réaffirment que le droit à la vie est inhérent à la

personne humaine et prennent toutes mesures nécessaires pour enassurer aux personnes handicapées la jouissance effective, sur la basede l’égalité avec les autres.

Article 11

Situations de risque et situations d’urgence humanitaireLes Etats Parties prennent, conformément aux obligations qui leur

incombent en vertu du droit international, notamment le droit interna-tional humanitaire et le droit international des droits de l’homme,toutes mesures nécessaires pour assurer la protection et la sûreté despersonnes handicapées dans les situations de risque, y compris lesconflits armés, les crises humanitaires et les catastrophes naturelles.

Article 12

Reconnaissance de la personnalité juridiquedans des conditions d’égalité

1. Les Etats Parties réaffirment que les personnes handicapées ontdroit à la reconnaissance en tous lieux de leur personnalité juridique.

2. Les Etats Parties reconnaissent que les personnes handicapéesjouissent de la capacité juridique dans tous les domaines, sur la base del’égalité avec les autres.

3. Les Etats Parties prennent des mesures appropriées pour donneraux personnes handicapées accès à l’accompagnement dont ellespeuvent avoir besoin pour exercer leur capacité juridique.

4. Les Etats Parties font en sorte que les mesures relatives à l’exercicede la capacité juridique soient assorties de garanties appropriées eteffectives pour prévenir les abus, conformément au droit internationaldes droits de l’homme. Ces garanties doivent garantir que les mesuresrelatives à l’exercice de la capacité juridique respectent les droits, lavolonté et les préférences de la personne concernée, soient exemptes detout conflit d’intérêt et ne donnent lieu à aucun abus d’influence, soient

50175MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 42: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

van conflicterende belangen of onbehoorlijke beïnvloeding, proportio-neel zijn en aangepast zijn aan de omstandigheden van de persoon inkwestie, van toepassing zijn gedurende een zo kort mogelijke periodeen onderworpen zijn aan een regelmatige beoordeling door eenbevoegde, onafhankelijke en onpartijdige autoriteit of gerechtelijkeinstantie. De waarborgen dienen evenredig te zijn aan de mate waarindeze maatregelen van invloed zijn op de rechten en belangen van depersoon in kwestie.

5. Met inachtneming van de bepalingen van dit artikel nemen deStaten die Partij zijn alle passende en doeltreffende maatregelen om derechten te garanderen van personen met een handicap, op voet vangelijkheid met anderen, op eigendom of het erven van vermogen en tewaarborgen dat zij hun eigen financiële zaken kunnen behartigen enonder dezelfde voorwaarden als anderen toegang hebben tot bankle-ningen, hypotheken en andere vormen van financiële kredietverstrek-king en verzekeren zij dat het vermogen van personen met eenhandicap hen niet willekeurig wordt ontnomen.

Artikel 13

Toegang tot de rechter1. De Staten die Partij zijn waarborgen personen met een handicap op

voet van gelijkheid met anderen de toegang tot een rechterlijkeinstantie, met inbegrip van procedurele en leeftijdsconforme voorzie-ningen, teneinde hun effectieve rol als directe en indirecte partij,waaronder als getuige, in alle juridische procedures, met inbegrip vande onderzoeksfase en andere voorbereidende fasen, te vergemakke-lijken.

2. Teneinde effectieve toegang tot rechterlijke instanties voor perso-nen met een handicap te helpen waarborgen, bevorderen de Staten diePartij zijn passende training voor diegenen die werkzaam zijn in derechtsbedeling, met inbegrip van medewerkers van politie en hetgevangeniswezen.

Artikel 14

Vrijheid en veiligheid van de persoon1. De Staten die Partij zijn waarborgen dat personen met een

handicap op voet van gelijkheid met anderen :a) het recht op vrijheid en veiligheid van hun persoon genieten;b) niet onrechtmatig of willekeurig van hun vrijheid worden beroofd,

en dat iedere vorm van vrijheidsberoving geschiedt in overeenstem-ming met de wet, en dat het bestaan van een handicap in geen gevalvrijheidsberoving rechtvaardigt.

2. De Staten die Partij zijn waarborgen dat indien personen met eenhandicap op grond van om het even welke procedure van hun vrijheidworden beroofd, zij op voet van gelijkheid met anderen recht hebbenop de waarborgen in overeenstemming met internationale mensenrech-tenverdragen en in overeenstemming met de doelstellingen en begin-selen van dit Verdrag worden behandeld, met inbegrip van deverschaffing van redelijke aanpassingen.

Artikel 15

Vrijwaring van foltering en andere wrede, onmenselijkeof vernederende behandeling of bestraffing

1. Niemand zal worden onderworpen aan folteringen of aan wrede,onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. In hetbijzonder zal niemand zonder zijn of haar vrij gegeven toestemmingworden onderworpen aan medische of wetenschappelijke experimen-ten.

2. De Staten die Partij zijn nemen alle doeltreffende wetgevende,administratieve, juridische of andere maatregelen om, op gelijke wijzeals voor anderen, te voorkomen dat personen met een handicapworden onderworpen aan folteringen of aan wrede, onmenselijke ofvernederende behandelingen of bestraffingen.

Artikel 16

Vrijwaring van uitbuiting, geweld en misbruik

1. De Staten die Partij zijn nemen alle passende wetgevende,administratieve, sociale, educatieve en andere maatregelen om perso-nen met een handicap, zowel binnen- als buitenshuis, te beschermentegen alle vormen van uitbuiting, geweld en misbruik, met inbegripvan de op geslacht gebaseerde aspecten daarvan.

2. De Staten die Partij zijn nemen voorts alle passende maatregelenom alle vormen van uitbuiting, geweld en misbruik te voorkomen doorvoor personen met een handicap, hun gezinnen en verzorgers onderandere passende vormen van aan geslacht en leeftijd aangepaste hulpen ondersteuning te waarborgen, met inbegrip van het verschaffen vaninformatie en scholing omtrent het voorkomen, herkennen en melden

proportionnées et adaptées à la situation de la personne concernée,s’appliquent pendant la période la plus brève possible et soientsoumises à un contrôle périodique effectué par un organe compétent,indépendant et impartial ou une instance judiciaire. Ces garantiesdoivent également être proportionnées au degré auquel les mesuresdevant faciliter l’exercice de la capacité juridique affectent les droits etintérêts de la personne concernée.

5. Sous réserve des dispositions du présent article, les Etats Partiesprennent toutes mesures appropriées et effectives pour garantir le droitqu’ont les personnes handicapées, sur la base de l’égalité avec lesautres, de posséder des biens ou d’en hériter, de contrôler leurs financeset d’avoir accès aux mêmes conditions que les autres personnes auxprêts bancaires, hypothèques et autres formes de crédit financier; ilsveillent à ce que les personnes handicapées ne soient pas arbitrairementprivées de leurs biens.

Article 13

Accès à la justice1. Les Etats Parties assurent l’accès effectif des personnes handicapées

à la justice, sur la base de l’égalité avec les autres, y compris par le biaisd’aménagements procéduraux et d’aménagements en fonction de l’âge,afin de faciliter leur participation effective, directe ou indirecte,notamment en tant que témoins, à toutes les procédures judiciaires, ycompris au stade de l’enquête et aux autres stades préliminaires.

2. Afin d’aider à assurer l’accès effectif des personnes handicapées àla justice, les Etats Parties favorisent une formation appropriée despersonnels concourant à l’administration de la justice, y compris lespersonnels de police et les personnels pénitentiaires.

Article 14

Liberté et sécurité de la personne1. Les Etats Parties veillent à ce que les personnes handicapées, sur la

base de l’égalité avec les autres :a) Jouissent du droit à la liberté et à la sûreté de leur personne;b) Ne soient pas privées de leur liberté de facon illégale ou arbitraire;

ils veillent en outre à ce que toute privation de liberté soit conforme àla loi et à ce qu’en aucun cas l’existence d’un handicap ne justifie uneprivation de liberté.

2. Les Etats Parties veillent à ce que les personnes handicapées, sielles sont privées de leur liberté à l’issue d’une quelconque procédure,aient droit, sur la base de l’égalité avec les autres, aux garanties prévuespar le droit international des droits de l’homme et soient traitéesconformément aux buts et principes de la présente Convention, ycompris en bénéficiant d’aménagements raisonnables.

Article 15

Droit de ne pas être soumis à la torture ni à des peinesou traitements cruels, inhumains ou dégradants

1. Nul ne sera soumis à la torture, ni à des peines ou traitementscruels, inhumains ou dégradants. En particulier, il est interdit desoumettre une personne sans son libre consentement à une expériencemédicale ou scientifique.

2. Les Etats Parties prennent toutes mesures législatives, administra-tives, judiciaires et autres mesures efficaces pour empêcher, sur la basede l’égalité avec les autres, que des personnes handicapées ne soientsoumises à la torture ou à des peines ou traitements cruels, inhumainsou dégradants.

Article 16

Droit de ne pas être soumis à l’exploitation,à la violence et à la maltraitance

1. Les Etats Parties prennent toutes mesures législatives, administra-tives, sociales, éducatives et autres mesures appropriées pour protégerles personnes handicapées, à leur domicile comme à l’extérieur, contretoutes formes d’exploitation, de violence et de maltraitance, y comprisleurs aspects fondés sur le sexe.

2. Les Etats Parties prennent également toutes mesures appropriéespour prévenir toutes les formes d’exploitation, de violence et demaltraitance en assurant notamment aux personnes handicapées, à leurfamille et à leurs aidants des formes appropriées d’aide et d’accompa-gnement adaptées au sexe et à l’âge, y compris en mettant à leurdisposition des informations et des services éducatifs sur les moyens

50176 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 43: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

van uitbuiting, geweld en misbruik. De Staten die Partij zijn waarbor-gen dat de dienstverlening op het gebied van bescherming is aangepastaan leeftijd, geslacht en handicap.

3. Teneinde alle vormen van uitbuiting, geweld en misbruik tevoorkomen, waarborgen de Staten die Partij zijn, dat alle faciliteiten enprogramma’s die zijn ontwikkeld om personen met een handicap tedienen, daadwerkelijk worden opgevolgd door onafhankelijke autori-teiten.

4. De Staten die Partij zijn nemen alle passende maatregelen om hetfysieke, cognitieve en psychologische herstel, de rehabilitatie en deterugkeer in de maatschappij van personen met een handicap die hetslachtoffer zijn van enige vorm van uitbuiting, geweld of misbruik tebevorderen, waaronder het verschaffen van dienstverlening op hetgebied van bescherming. Het herstel en de terugkeer dienen plaats tevinden in een omgeving die bevorderlijk is voor de gezondheid, hetwelzijn, het zelfrespect, de waardigheid en autonomie van de persoonen houden rekening met geslachts- en leeftijdspecifieke behoeften.

5. De Staten die Partij zijn leggen doeltreffende wetgeving endoeltreffend beleid, met inbegrip van wetgeving en beleid, specifiekgericht op vrouwen en kinderen, ten uitvoer om te waarborgen datgevallen van uitbuiting, geweld en misbruik van personen met eenhandicap worden geïdentificeerd en onderzocht en, indien daartoeaanleiding bestaat, waar aangewezen, strafrechtelijk worden vervolgd.

Artikel 17

Bescherming van de persoonlijke integriteitElke persoon met een handicap heeft op voet van gelijkheid met

anderen recht op eerbiediging van zijn fysieke en geestelijke integriteit.

Artikel 18

Vrijheid van verplaatsing en nationaliteit1. De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een

handicap, op voet van gelijkheid met anderen, zich vrij te verplaatsen,vrij hun verblijfplaats te kiezen en het recht op een nationaliteit, onderandere door te waarborgen dat personen met een handicap :

a) het recht hebben een nationaliteit te verwerven en daarvan teveranderen en dat hun nationaliteit hen niet op willekeurige gronden ofop grond van hun handicap wordt ontnomen;

b) niet op grond van hun handicap beroofd worden van demogelijkheid om documenten inzake hun nationaliteit of identiteit teverwerven, bezitten en gebruiken, of om gebruik te maken vanprocedures dienaangaande, zoals immigratieprocedures die nodigkunnen zijn om de uitoefening van het recht zich vrij te verplaatsen tevergemakkelijken;

c) vrij zijn welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te verlaten;d) niet willekeurig of op grond van hun handicap het recht wordt

onthouden hun eigen land binnen te komen.2. Kinderen met een handicap worden na hun geboorte onverwijld

ingeschreven en hebben vanaf hun geboorte recht op een naam, hetrecht een nationaliteit te verwerven en, voor zover mogelijk, het rechthun ouders te kennen en door hen te worden opgevoed.

Artikel 19

Zelfstandig wonen en deel uitmaken van de maatschappijDe Staten die Partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht van alle

personen met een handicap om in de maatschappij te wonen metdezelfde keuzemogelijkheden als anderen en nemen doeltreffende enpassende maatregelen om het personen met een handicap gemakkelij-ker te maken dit recht ten volle uit te oefenen en volledig deel uit temaken van, en te participeren in de maatschappij, onder meer door tewaarborgen dat :

a) personen met een handicap de kans hebben, op voet van gelijkheidmet anderen, vrij hun verblijfplaats te kiezen, alsmede waar en met wiezij leven, en niet verplicht zijn te leven in een bepaalde leefstructuur;

b) personen met een handicap toegang hebben tot een reeks vanthuis, residentiële en andere maatschappijondersteunende diensten,waaronder persoonlijke assistentie, noodzakelijk om het wonen en deopname in de maatschappij te ondersteunen en isolatie of uitsluiting uitde maatschappij te voorkomen;

c) de sociale diensten en faciliteiten voor het algemene publiek opvoet van gelijkheid beschikbaar zijn voor personen met een handicapen beantwoorden aan hun behoeften.

d’éviter, de reconnaître et de dénoncer les cas d’exploitation, deviolence et de maltraitance. Les Etats Parties veillent à ce que lesservices de protection tiennent compte de l’âge, du sexe et du handicapdes intéressés.

3. Afin de prévenir toutes les formes d’exploitation, de violence et demaltraitance, les Etats Parties veillent à ce que tous les établissements etprogrammes destinés aux personnes handicapées soient effectivementcontrôlés par des autorités indépendantes.

4. Les Etats Parties prennent toutes mesures appropriées pourfaciliter le rétablissement physique, cognitif et psychologique, laréadaptation et la réinsertion sociale des personnes handicapées qui ontété victimes d’exploitation, de violence ou de maltraitance sous toutesleurs formes, notamment en mettant à leur disposition des services deprotection. Le rétablissement et la réinsertion interviennent dans unenvironnement qui favorise la santé, le bien-être, l’estime de soi, ladignité et l’autonomie de la personne et qui prend en compte lesbesoins spécifiquement liés au sexe et à l’âge.

5. Les Etats Parties mettent en place une législation et des politiquesefficaces, y compris une législation et des politiques axées sur lesfemmes et les enfants, qui garantissent que les cas d’exploitation, deviolence et de maltraitance envers des personnes handicapées sontdépistés, font l’objet d’une enquête et, le cas échéant, donnent lieu à despoursuites.

Article 17

Protection de l’intégrité de la personneToute personne handicapée a droit au respect de son intégrité

physique et mentale sur la base de l’égalité avec les autres.

Article 18

Droit de circuler librement et nationalité1. Les Etats Parties reconnaissent aux personnes handicapées, sur la

base de l’égalité avec les autres, le droit de circuler librement, le droit dechoisir librement leur résidence et le droit à une nationalité, et ilsveillent notamment à ce que les personnes handicapées :

a) Aient le droit d’acquérir une nationalité et de changer denationalité et ne soient pas privées de leur nationalité arbitrairement ouen raison de leur handicap;

b) Ne soient pas privées, en raison de leur handicap, de la capacitéd’obtenir, de posséder et d’utiliser des titres attestant leur nationalité ouautres titres d’identité ou d’avoir recours aux procédures pertinentes,telles que les procédures d’immigration, qui peuvent être nécessairespour faciliter l’exercice du droit de circuler librement;

c) Aient le droit de quitter n’importe quel pays, y compris le leur;d) Ne soient pas privées, arbitrairement ou en raison de leur

handicap, du droit d’entrer dans leur propre pays.2. Les enfants handicapés sont enregistrés aussitôt leur naissance et

ont dès celle-ci le droit à un nom, le droit d’acquérir une nationalité et,dans la mesure du possible, le droit de connaître leurs parents et d’êtreélevés par eux.

Article 19

Autonomie de vie et inclusion dans la sociétéLes Etats Parties à la présente Convention reconnaissent à toutes les

personnes handicapées le droit de vivre dans la société, avec la mêmeliberté de choix que les autres personnes, et prennent des mesuresefficaces et appropriées pour faciliter aux personnes handicapées lapleine jouissance de ce droit ainsi que leur pleine intégration etparticipation à la société, notamment en veillant à ce que :

a) Les personnes handicapées aient la possibilité de choisir, sur labase de l’égalité avec les autres, leur lieu de résidence et où et avec quielles vont vivre et qu’elles ne soient pas obligées de vivre dans unmilieu de vie particulier;

b) Les personnes handicapées aient accès à une gamme de services àdomicile ou en établissement et autres services sociaux d’accompagne-ment, y compris l’aide personnelle nécessaire pour leur permettre devivre dans la société et de s’y insérer et pour empêcher qu’elles nesoient isolées ou victimes de ségrégation;

c) Les services et équipements sociaux destinés à la populationgénérale soient mis à la disposition des personnes handicapées, sur labase de l’égalité avec les autres, et soient adaptés à leurs besoins.

50177MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 44: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Artikel 20

Persoonlijke mobiliteitDe Staten die Partij zijn nemen alle doeltreffende maatregelen om de

persoonlijke mobiliteit van personen met een handicap met de grootstmogelijke mate van zelfstandigheid te waarborgen onder meer door :

a) de persoonlijke mobiliteit van personen met een handicap tevergemakkelijken op de wijze en op het tijdstip van hun keuze en tegeneen betaalbare prijs;

b) de toegang voor personen met een handicap tot hoogwaardigemobiliteitshulpmiddelen, -apparaten, ondersteunende technologieënen vormen van hulp door mens of dier en tot bemiddeling tevergemakkelijken, onder meer door deze beschikbaar te maken tegeneen betaalbare prijs;

c) personen met een handicap en gespecialiseerd personeel dat metpersonen met een handicap werkt, training in mobiliteitsvaardighedente verschaffen;

d) instellingen die mobiliteitshulpmiddelen, -apparaten en ondersteu-nende technologieën produceren, aan te moedigen rekening te houdenmet alle aspecten van mobiliteit voor personen met een handicap.

Artikel 21

Vrijheid van mening en meningsuiting en toegang tot informatieDe Staten die Partij zijn nemen alle passende maatregelen om te

waarborgen dat personen met een handicap het recht op vrijheid vanmening en meningsuiting kunnen uitoefenen, met inbegrip van devrijheid om op voet van gelijkheid met anderen informatie endenkbeelden te vergaren, te ontvangen en te verstrekken middels elkcommunicatiemiddel van hun keuze, zoals omschreven in artikel 2 vandit Verdrag, onder meer door :

a) personen met een handicap tijdig en zonder extra kosten voor hetpubliek bedoelde informatie te verschaffen in toegankelijke vormen entechnologieën, geschikt voor de verschillende soorten handicaps;

b) het aanvaarden en vergemakkelijken van het gebruik van geba-rentalen, braille, ondersteunende communicatie en alternatieve vormenvan communicatie en alle andere toegankelijke middelen, communica-tiemogelijkheden en -vormen naar keuze van personen met eenhandicap in officiële contacten;

c) private instellingen die diensten verlenen aan het publiek, ook viahet internet, aan te sporen informatie en diensten ook in voor personenmet een handicap toegankelijke en bruikbare vorm aan te bieden;

d) de massamedia, met inbegrip van informatieverstrekkers via hetinternet, aan te moedigen hun diensten toegankelijk te maken voorpersonen met een handicap;

e) het gebruik van gebarentalen te erkennen en te bevorderen.

Artikel 22

Eerbiediging van het privé-leven1. Geen enkele persoon met een handicap zal, ongeacht zijn of haar

woonplaats of woonsituatie, worden blootgesteld aan willekeurige ofonrechtmatige inmenging in zijn of haar privé-leven, gezinsleven,woning of correspondentie, of andere vormen van communicatie, ofaan onrechtmatige aantasting van zijn of haar eer en reputatie.Personen met een handicap hebben recht op wettelijke beschermingtegen dergelijke vormen van inmenging of aantasting.

2. De Staten die Partij zijn beschermen het privé-leven van personenmet een handicap met betrekking tot persoonsgegevens en informatieomtrent hun gezondheid en revalidatie op voet van gelijkheid metanderen.

Artikel 23

Eerbiediging van de woning en het gezinsleven1. De Staten die Partij zijn nemen doeltreffende en passende

maatregelen om discriminatie van personen met een handicap uit tebannen op het gebied van huwelijk, gezinsleven, ouderschap enrelaties, en dit op voet van gelijkheid met anderen, teneinde tewaarborgen dat :

a) het recht van alle personen met een handicap van huwbare leeftijdom in vrijheid en met volledige instemming van de beide partners inhet huwelijk te treden en een gezin te stichten, wordt erkend;

Article 20

Mobilité personnelleLes Etats Parties prennent des mesures efficaces pour assurer la

mobilité personnelle des personnes handicapées, dans la plus grandeautonomie possible, y compris en :

a) Facilitant la mobilité personnelle des personnes handicapées selonles modalités et au moment que celles-ci choisissent, et à un coûtabordable;

b) Facilitant l’accès des personnes handicapées à des aides à lamobilité, appareils et accessoires, technologies d’assistance, formesd’aide humaine ou animalière et médiateurs de qualité, notamment enfaisant en sorte que leur coût soit abordable;

c) Dispensant aux personnes handicapées et aux personnels spécia-lisés qui travaillent avec elles une formation aux techniques demobilité;

d) Encourageant les organismes qui produisent des aides à lamobilité, des appareils et accessoires et des technologies d’assistance àprendre en compte tous les aspects de la mobilité des personneshandicapées.

Article 21

Liberté d’expression et d’opinion et accès à l’informationLes Etats Parties prennent toutes mesures appropriées pour que les

personnes handicapées puissent exercer le droit à la liberté d’expres-sion et d’opinion, y compris la liberté de demander, recevoir etcommuniquer des informations et des idées, sur la base de l’égalité avecles autres et en recourant à tous moyens de communication de leurchoix au sens de l’article 2 de la présente Convention. A cette fin, lesEtats Parties :

a) Communiquent les informations destinées au grand public auxpersonnes handicapées, sans tarder et sans frais supplémentaires pourcelles-ci, sous des formes accessibles et au moyen de technologiesadaptées aux différents types de handicap;

b) Acceptent et facilitent le recours par les personnes handicapées,pour leurs démarches officielles, à la langue des signes, au braille, à lacommunication améliorée et alternative et à tous les autres moyens,modes et formes accessibles de communication de leur choix;

c) Demandent instamment aux organismes privés qui mettent desservices à la disposition du public, y compris par le biais de l’Internet,de fournir des informations et des services sous des formes accessiblesaux personnes handicapées et que celles-ci puissent utiliser;

d) Encouragent les médias, y compris ceux qui communiquent leursinformations par l’Internet, à rendre leurs services accessibles auxpersonnes handicapées;

e) Reconnaissent et favorisent l’utilisation des langues des signes.

Article 22

Respect de la vie privée1. Aucune personne handicapée, quel que soit son lieu de résidence

ou son milieu de vie, ne sera l’objet d’immixtions arbitraires ou illégalesdans sa vie privée, sa famille, son domicile ou sa correspondance ouautres types de communication ni d’atteintes illégales à son honneur età sa réputation. Les personnes handicapées ont droit à la protection dela loi contre de telles immixtions ou de telles atteintes.

2. Les Etats Parties protègent la confidentialité des informationspersonnelles et des informations relatives à la santé et à la réadaptationdes personnes handicapées, sur la base de l’égalité avec les autres.

Article 23

Respect du domicile et de la famille1. Les Etats Parties prennent des mesures efficaces et appropriées

pour éliminer la discrimination à l’égard des personnes handicapéesdans tout ce qui a trait au mariage, à la famille, à la fonction parentaleet aux relations personnelles, sur la base de l’égalité avec les autres, etveillent à ce que :

a) Soit reconnu à toutes les personnes handicapées, à partir de l’âgenubile, le droit de se marier et de fonder une famille sur la base du libreet plein consentement des futurs époux;

50178 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 45: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

b) de rechten van personen met een handicap om in vrijheid enbewust te beslissen over het gewenste aantal kinderen en geboorte-spreiding en op toegang tot leeftijdsrelevante informatie, voorlichtingover reproductieve gezondheid en geboorteplanning worden erkend endat zij worden voorzien van de noodzakelijke middelen om dezerechten te kunnen uitoefenen;

c) personen met een handicap, met inbegrip van kinderen, op voetvan gelijkheid met anderen hun vruchtbaarheid behouden.

2. De Staten die Partij zijn waarborgen de rechten en verantwoorde-lijkheden van personen met een handicap, met betrekking tot devoogdij, curatele, zaakwaarneming, adoptie van kinderen of soortge-lijke instellingen, indien deze begrippen voorkomen in de nationalewetgeving; in alle gevallen dient het belang van het kind voorop testaan. De Staten die Partij zijn verlenen passende hulp aan personenmet een handicap bij het opnemen van hun verantwoordelijkheden ophet gebied van de verzorging en opvoeding van hun kinderen.

3. De Staten die Partij zijn waarborgen dat kinderen met eenhandicap gelijke rechten hebben op het gebied van het familieleven.Teneinde deze rechten te realiseren en te voorkomen dat kinderen meteen handicap worden verborgen, verstoten, verwaarloosd of buitenge-sloten, verplichten de Staten die Partij zijn zich tijdige en uitvoerigeinformatie, diensten en ondersteuning te bieden aan kinderen met eenhandicap en hun families.

4. De Staten die Partij zijn waarborgen dat een kind niet tegen zijn wilof die van de ouders van hen wordt gescheiden, tenzij de bevoegdeautoriteiten, onderworpen aan rechterlijke toetsing, in overeenstem-ming met de toepasselijke wet en procedures bepalen dat zulksnoodzakelijk is in het belang van het kind. In geen geval zal een kindvan zijn ouders worden gescheiden op grond van een handicap van hetkind of die van een of beide ouders.

5. De Staten die Partij zijn stellen alles in het werk om, indien denaaste familieleden niet in staat zijn voor een kind met een handicap tezorgen, alternatieve zorg te bewerkstelligen binnen de ruimere fami-liekring en bij ontbreken daarvan in een gezinsvervangend verbandbinnen de gemeenschap.

Artikel 24

Onderwijs

1. De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met eenhandicap op onderwijs. Teneinde dit recht zonder discriminatie en opbasis van gelijke kansen te verwezenlijken, waarborgen Staten die Partijzijn een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningenvoor een leven lang leren en wel met de volgende doelen :

a) de volledige ontwikkeling van het menselijk potentieel en hetgevoel van waardigheid en eigenwaarde en de versterking van deeerbiediging van mensenrechten, fundamentele vrijheden en de men-selijke diversiteit;

b) de optimale ontwikkeling door personen met een handicap vanhun persoonlijkheid, talenten en creativiteit, alsmede hun mentale enfysieke mogelijkheden, naar staat van vermogen;

c) het in staat stellen van personen met een handicap om daadwer-kelijk te participeren in een vrije maatschappij.

2. Bij de uitoefening van dit recht waarborgen de Staten die Partij zijndat :

a) personen met een handicap niet op grond van hun handicapworden uitgesloten van het algemene onderwijssysteem, en datkinderen met een handicap niet op grond van hun handicap wordenuitgesloten van gratis en verplicht basisonderwijs of van het voortgezetonderwijs;

b) personen met een handicap toegang hebben tot inclusief, hoog-waardig en gratis basisonderwijs en tot voortgezet onderwijs en wel opbasis van gelijkheid met anderen in de gemeenschap waarin zij leven;

c) redelijke aanpassingen worden verschaft naar gelang de behoeftevan de persoon in kwestie;

d) personen met een handicap, binnen het algemene onderwijssys-teem, de ondersteuning ontvangen die zij nodig hebben om effectievedeelname aan het onderwijs te vergemakkelijken;

e) doeltreffende, aan het individu aangepaste, ondersteunendemaatregelen worden genomen in omgevingen waarin de cognitieve ensociale ontwikkeling wordt geoptimaliseerd, overeenkomstig het doelvan onderwijs waarbij niemand wordt uitgesloten.

b) Soient reconnus aux personnes handicapées le droit de déciderlibrement et en toute connaissance de cause du nombre de leurs enfantset de l’espacement des naissances ainsi que le droit d’avoir accès, defacon appropriée pour leur âge, à l’information et à l’éducation enmatière de procréation et de planification familiale; et à ce que lesmoyens nécessaires à l’exercice de ces droits leur soient fournis;

c) Les personnes handicapées, y compris les enfants, conservent leurfertilité, sur la base de l’égalité avec les autres.

2. Les Etats Parties garantissent les droits et responsabilités despersonnes handicapées en matière de tutelle, de curatelle, de garde etd’adoption des enfants ou d’institutions similaires, lorsque ces institu-tions existent dans la législation nationale; dans tous les cas, l’intérêtsupérieur de l’enfant est la considération primordiale. Les Etats Partiesapportent une aide appropriée aux personnes handicapées dansl’exercice de leurs responsabilités parentales.

3. Les Etats Parties veillent à ce que les enfants handicapés aient desdroits égaux dans leur vie en famille. Aux fins de l’exercice de ces droitset en vue de prévenir la dissimulation, l’abandon, le délaissement et laségrégation des enfants handicapés, les Etats Parties s’engagent àfournir aux enfants handicapés et à leur famille, à un stade précoce, unlarge éventail d’informations et de services, dont des services d’accom-pagnement.

4. Les Etats Parties veillent à ce qu’aucun enfant ne soit séparé de sesparents contre leur gré, à moins que les autorités compétentes, sousréserve d’un contrôle juridictionnel, ne décident, conformément audroit et aux procédures applicables, qu’une telle séparation estnécessaire dans l’intérêt supérieur de l’enfant. En aucun cas un enfantne doit être séparé de ses parents en raison de son handicap ou duhandicap de l’un ou des deux parents.

5. Les Etats Parties s’engagent, lorsque la famille immédiate n’est pasen mesure de s’occuper d’un enfant handicapé, à ne négliger aucuneffort pour assurer la prise en charge de l’enfant par la famille élargie et,si cela n’est pas possible, dans un cadre familial au sein de lacommunauté.

Article 24

Education

1. Les Etats Parties reconnaissent le droit des personnes handicapéesà l’éducation. En vue d’assurer l’exercice de ce droit sans discriminationet sur la base de l’égalité des chances, les Etats Parties font en sorte quele système éducatif pourvoie à l’insertion scolaire à tous les niveaux etoffre, tout au long de la vie, des possibilités d’éducation qui visent :

a) Le plein épanouissement du potentiel humain et du sentiment dedignité et d’estime de soi, ainsi que le renforcement du respect desdroits de l’homme, des libertés fondamentales et de la diversitéhumaine;

b) L’épanouissement de la personnalité des personnes handicapées,de leurs talents et de leur créativité ainsi que de leurs aptitudesmentales et physiques, dans toute la mesure de leurs potentialités;

c) La participation effective des personnes handicapées à une sociétélibre.

2. Aux fins de l’exercice de ce droit, les Etats Parties veillent à ce que :

a) Les personnes handicapées ne soient pas exclues, sur le fondementde leur handicap, du système d’enseignement général et à ce que lesenfants handicapés ne soient pas exclus, sur le fondement de leurhandicap, de l’enseignement primaire gratuit et obligatoire ou del’enseignement secondaire;

b) Les personnes handicapées puissent, sur la base de l’égalité avecles autres, avoir accès, dans les communautés où elles vivent, à unenseignement primaire inclusif, de qualité et gratuit, et à l’enseigne-ment secondaire;

c) Il soit procédé à des aménagements raisonnables en fonction desbesoins de chacun;

d) Les personnes handicapées bénéficient, au sein du systèmed’enseignement général, de l’accompagnement nécessaire pour faciliterleur éducation effective;

e) Des mesures d’accompagnement individualisé efficaces soientprises dans des environnements qui optimisent le progrès scolaire et lasocialisation, conformément à l’objectif de pleine intégration.

50179MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 46: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

3. De Staten die Partij zijn stellen personen met een handicap in staatpraktische en sociale vaardigheden op te doen, teneinde hun volledigedeelname aan het onderwijs en in het gemeenschapsleven op voet vangelijkheid te vergemakkelijken. Daartoe nemen de Staten die Partij zijnpassende maatregelen, waaronder :

a) het vergemakkelijken van het leren van braille, alternatieveschrijfwijzen, het gebruik van ondersteunende en alternatieve commu-nicatiemethoden, -middelen en -vormen, alsmede het opdoen vanvaardigheden op het gebied van oriëntatie en mobiliteit en hetvergemakkelijken van ondersteuning en begeleiding door lotgenoten;

b) het leren van gebarentaal vergemakkelijken en de taalkundigeidentiteit van de gemeenschap van doven bevorderen;

c) waarborgen dat het onderwijs voor personen, en in het bijzondervoor kinderen, die blind, doof of doofblind zijn, plaatsvindt in de talenen met de communicatiemethoden en -middelen die het meest geschiktzijn voor de desbetreffende persoon en in een omgeving waarin huncognitieve en sociale ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

4. Teneinde de uitoefening van dit recht te vergemakkelijken, nemende Staten die Partij zijn passende maatregelen om leerkrachten aan testellen, met inbegrip van leerkrachten met een handicap, die zijnopgeleid voor gebarentaal en/of braille, en leidinggevenden en mede-werkers op te leiden die op alle niveaus van het onderwijs werkzaamzijn. Bij deze opleiding moeten de studenten worden getraind in hetomgaan met personen met een handicap en het gebruik van dedesbetreffende ondersteunende communicatie en andere methoden,middelen en vormen van en voor communicatie, onderwijstechniekenen materialen om personen met een handicap te ondersteunen.

5. De Staten die Partij zijn waarborgen dat personen met eenhandicap, zonder discriminatie en op voet van gelijkheid met anderen,toegang verkrijgen tot het tertiair onderwijs, beroepsopleidingen,volwassenenonderwijs en een leven lang leren. Daartoe waarborgen deStaten die Partij zijn dat redelijke aanpassingen worden verschaft aanpersonen met een handicap.

Artikel 25

Gezondheid

De Staten die Partij zijn erkennen dat personen met een handicapzonder discriminatie op grond van hun handicap recht hebben op hetgenot van het hoogst haalbare niveau van gezondheid. De Staten diePartij zijn nemen alle passende maatregelen om personen met eenhandicap de toegang te waarborgen tot diensten op het gebied vangeslachtsspecifieke gezondheidszorg, met inbegrip van revalidatie. Inhet bijzonder zullen de Staten die Partij zijn :

a) personen met een handicap voorzien van hetzelfde aanbod metdezelfde kwaliteit en volgens dezelfde normen voor gratis of betaalbaregezondheidszorg en -programma’s die aan anderen worden verstrekt,waaronder op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid, enaan de populatie aangepaste programma’s op het gebied van volkge-zondheid;

b) die diensten op het gebied van gezondheidszorg verschaffen diepersonen met een handicap in het bijzonder vanwege hun handicapbehoeven, waaronder vroegtijdig opsporen en, zonodig, ingrijpen,alsook diensten om het ontstaan van nieuwe handicaps te beperken ente voorkomen, ook onder kinderen en ouderen;

c) deze gezondheidsdiensten zo dicht mogelijk bij de eigen gemeen-schap van de mensen verschaffen, ook op het platteland;

d) van vakspecialisten in de gezondheidszorg eisen dat zij aanpersonen met een handicap zorg van dezelfde kwaliteit verlenen alsaan anderen, met name dat zij de vrij, op basis van goede informatie,gegeven toestemming verkrijgen van de betrokken persoon met eenhandicap, door onder andere de bewustwording bij het personeel vande mensenrechten, waardigheid, autonomie en behoeften van personenmet een handicap te vergroten door middel van training en hetvaststellen van ethische normen voor de publieke en private gezond-heidszorg;

e) In de verzekeringssector de discriminatie van personen met eenhandicap verbieden, zodat zij aan redelijke en billijke voorwaarden eenziektekostenverzekering en, indien een dergelijke verzekering is toege-staan volgens het nationale recht, een levensverzekering kunnenkrijgen;

f) voorkomen dat gezondheidszorg, gezondheidsdiensten, voedsel envloeistoffen op discriminatoire gronden vanwege een handicap wordenontzegd.

3. Les Etats Parties donnent aux personnes handicapées la possibilitéd’acquérir les compétences pratiques et sociales nécessaires de facon àfaciliter leur pleine et égale participation au système d’enseignement età la vie de la communauté. A cette fin, les Etats Parties prennent desmesures appropriées, notamment :

a) Facilitent l’apprentissage du braille, de l’écriture adaptée et desmodes, moyens et formes de communication améliorée et alternative, ledéveloppement des capacités d’orientation et de la mobilité, ainsi quele soutien par les pairs et le mentorat;

b) Facilitent l’apprentissage de la langue des signes et la promotionde l’identité linguistique des personnes sourdes;

c) Veillent à ce que les personnes aveugles, sourdes ou sourdes etaveugles - en particulier les enfants - recoivent un enseignementdispensé dans la langue et par le biais des modes et moyens decommunication qui conviennent le mieux à chacun, et ce, dans desenvironnements qui optimisent le progrès scolaire et la sociabilisation.

4. Afin de faciliter l’exercice de ce droit, les Etats Parties prennent desmesures appropriées pour employer des enseignants, y compris desenseignants handicapés, qui ont une qualification en langue des signesou en braille et pour former les cadres et personnels éducatifs à tous lesniveaux. Cette formation comprend la sensibilisation aux handicaps etl’utilisation des modes, moyens et formes de communication amélioréeet alternative et des techniques et matériels pédagogiques adaptés auxpersonnes handicapées.

5. Les Etats Parties veillent à ce que les personnes handicapéespuissent avoir accès, sans discrimination et sur la base de l’égalité avecles autres, à l’enseignement tertiaire général, à la formation profession-nelle, à l’enseignement pour adultes et à la formation continue. A cettefin, ils veillent à ce que des aménagements raisonnables soient apportésen faveur des personnes handicapées.

Article 25

Santé

Les Etats Parties reconnaissent que les personnes handicapées ont ledroit de jouir du meilleur état de santé possible sans discriminationfondée sur le handicap. Ils prennent toutes les mesures appropriéespour leur assurer l’accès à des services de santé qui prennent en compteles sexospécificités, y compris des services de réadaptation. Enparticulier, les Etats Parties :

a) Fournissent aux personnes handicapées des services de santégratuits ou d’un coût abordable couvrant la même gamme et de lamême qualité que ceux offerts aux autres personnes, y compris desservices de santé sexuelle et génésique et des programmes de santépublique communautaires;

b) Fournissent aux personnes handicapées les services de santé dontcelles-ci ont besoin en raison spécifiquement de leur handicap, ycompris des services de dépistage précoce et, s’il y a lieu, d’interventionprécoce, et des services destinés à réduire au maximum ou à prévenirles nouveaux handicaps, notamment chez les enfants et les personnesâgées;

c) Fournissent ces services aux personnes handicapées aussi près quepossible de leur communauté, y compris en milieu rural;

d) Exigent des professionnels de la santé qu’ils dispensent auxpersonnes handicapées des soins de la même qualité que ceuxdispensés aux autres, notamment qu’ils obtiennent le consentementlibre et éclairé des personnes handicapées concernées; à cette fin, lesEtats Parties mènent des activités de formation et promulguent desrègles déontologiques pour les secteurs public et privé de la santé defacon, entre autres, à sensibiliser les personnels aux droits de l’homme,à la dignité, à l’autonomie et aux besoins des personnes handicapées;

e) Interdisent dans le secteur des assurances la discrimination àl’encontre des personnes handicapées, qui doivent pouvoir obtenir àdes conditions équitables et raisonnables une assurance maladie et,dans les pays où elle est autorisée par le droit national, uneassurance-vie;

f) Empêchent tout refus discriminatoire de fournir des soins ouservices médicaux ou des aliments ou des liquides en raison d’unhandicap.

50180 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 47: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Artikel 26

Integratie en participatie1. De Staten die Partij zijn nemen doeltreffende en passende

maatregelen, onder andere via ondersteuning door lotgenoten, ompersonen met een handicap in staat te stellen de maximaal mogelijkeonafhankelijkheid, fysieke, mentale, sociale en beroepsmatige vaardig-heden te behouden en volledige opname en participatie in alle aspectenvan het leven te bereiken. Daartoe organiseren en versterken de Statendie Partij zijn uitgebreide diensten en programma’s op het gebied vanintegratie en participatie en breiden zij deze uit, met name op hetgebied van gezondheid, werkgelegenheid, onderwijs en sociale dien-sten en wel zodanig dat deze diensten en programma’s :

a) in een zo vroeg mogelijk stadium beginnen en gebaseerd zijn opeen multidisciplinaire inventarisatie van de behoeften en mogelijkhe-den van de persoon in kwestie;

b) de participatie en opname in de gemeenschap en alle aspecten vande samenleving ondersteunen, vrijwillig zijn en beschikbaar zijn voorpersonen met een handicap, zo dicht mogelijk bij hun eigen gemeen-schappen, ook op het platteland.

2. De Staten die Partij zijn stimuleren de ontwikkeling van basis- envervolgtrainingen voor vakspecialisten en personeel dat werkzaam isin de dienstverlening op het vlak van integratie en participatie.

3. De Staten die Partij zijn stimuleren de beschikbaarheid, kennis enhet gebruik van ondersteunende apparaten en technologieën die zijnontworpen voor personen met een handicap, voor zover zij betrekkinghebben op integratie en participatie.

Artikel 27

Werk en werkgelegenheid1. De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een

handicap op werk, op voet van gelijkheid met anderen; dit omvat hetrecht op de mogelijkheid in het levensonderhoud te voorzien doormiddel van vrij gekozen of aanvaard werk op een open arbeidsmarkten in een open werkomgeving, waar inclusie wordt bevorderd en dietoegankelijk zijn voor personen met een handicap. De Staten die Partijzijn waarborgen en bevorderen de uitoefening van het recht op werk,met inbegrip van personen die een handicap verwierven tijdens deuitoefening van hun functie, door het nemen van passende maatrege-len, onder meer door middel van wetgeving, teneinde onder andere :

a) discriminatie op grond van handicap te verbieden met betrekkingtot alle aangelegenheden betreffende alle vormen van werkgelegen-heid, waaronder voorwaarden voor de werving, aanstelling en indienst-treding, voortzetting van het dienstverband, carrièremogelijkheden eneen veilige en gezonde werkomgeving;

b) het recht van personen met een handicap op rechtmatige engunstige arbeidsomstandigheden op voet van gelijkheid met anderen tebeschermen, met inbegrip van gelijke kansen en gelijke beloning voorwerk van gelijke waarde, een veilige en gezonde werkomgeving,waaronder bescherming tegen intimidatie, alsmede de mogelijkheid totrechtsherstel bij grieven;

c) te waarborgen dat personen met een handicap hun arbeids- envakbondsrechten op voet van gelijkheid met anderen kunnen uitoefe-nen;

d) personen met een handicap in staat te stellen effectieve toegang tekrijgen tot technische en algemene beroepskeuze voorlichtings-programma’s, arbeidsbemiddeling, beroeps- en vervolgopleidingen dieopenstaan voor het publiek;

e) de kans op werk en carrièremogelijkheden voor personen met eenhandicap op de arbeidsmarkt te bevorderen, alsmede hen te ondersteu-nen bij het vinden, verwerven en behouden van werk, dan wel deterugkeer naar tewerkstelling;

f) de kansen te bevorderen om te werken als zelfstandige, op hetondernemerschap, het ontwikkelen van samenwerkingverbanden eneen eigen bedrijf te beginnen;

g) personen met een handicap in dienst te nemen in de publiekesector;

h) de werkgelegenheid voor personen met een handicap in de privatesector te bevorderen door middel van passend beleid en passendemaatregelen, waaronder voorkeursbeleid, aanmoedigingspremies enandere maatregelen;

i) te waarborgen dat op de werkplek wordt voorzien in redelijkeaanpassingen voor personen met een handicap;

j) te bevorderen dat personen met een handicap werkervaringkunnen opdoen op de open arbeidsmarkt;

Article 26

Adaptation et réadaptation1. Les Etats Parties prennent des mesures efficaces et appropriées,

faisant notamment intervenir l’entraide entre pairs, pour permettre auxpersonnes handicapées d’atteindre et de conserver le maximumd’autonomie, de réaliser pleinement leur potentiel physique, mental,social et professionnel, et de parvenir à la pleine intégration et à lapleine participation à tous les aspects de la vie. A cette fin, les EtatsParties organisent, renforcent et développent des services et program-mes diversifiés d’adaptation et de réadaptation, en particulier dans lesdomaines de la santé, de l’emploi, de l’éducation et des servicessociaux, de telle sorte que ces services et programmes :

a) Commencent au stade le plus précoce possible et soient fondés surune évaluation pluridisciplinaire des besoins et des atouts de chacun;

b) Facilitent la participation et l’intégration à la communauté et à tousles aspects de la société, soient librement acceptés et soient mis à ladisposition des personnes handicapées aussi près que possible de leurcommunauté, y compris dans les zones rurales.

2. Les Etats Parties favorisent le développement de la formationinitiale et continue des professionnels et personnels qui travaillent dansles services d’adaptation et de réadaptation.

3. Les Etats Parties favorisent l’offre, la connaissance et l’utilisationd’appareils et de technologies d’aide, concus pour les personneshandicapées, qui facilitent l’adaptation et la réadaptation.

Article 27

Travail et emploi1. Les Etats Parties reconnaissent aux personnes handicapées, sur la

base de l’égalité avec les autres, le droit au travail, notamment à lapossibilité de gagner leur vie en accomplissant un travail librementchoisi ou accepté sur un marché du travail et dans un milieu de travailouverts, favorisant l’inclusion et accessibles aux personnes handica-pées. Ils garantissent et favorisent l’exercice du droit au travail, ycompris pour ceux qui ont acquis un handicap en cours d’emploi, enprenant des mesures appropriées, y compris des mesures législatives,pour notamment :

a) Interdire la discrimination fondée sur le handicap dans tout ce quia trait à l’emploi sous toutes ses formes, notamment les conditions derecrutement, d’embauche et d’emploi, le maintien dans l’emploi,l’avancement et les conditions de sécurité et d’hygiène au travail;

b) Protéger le droit des personnes handicapées à bénéficier, sur labase de l’égalité avec les autres, de conditions de travail justes etfavorables, y compris l’égalité des chances et l’égalité de rémunérationà travail égal, la sécurité et l’hygiène sur les lieux de travail, laprotection contre le harcèlement et des procédures de règlement desgriefs;

c) Faire en sorte que les personnes handicapées puissent exercer leursdroits professionnels et syndicaux sur la base de l’égalité avec lesautres;

d) Permettre aux personnes handicapées d’avoir effectivement accèsaux programmes d’orientation technique et professionnel, aux servicesde placement et aux services de formation professionnelle et continueofferts à la population en général;

e) Promouvoir les possibilités d’emploi et d’avancement des person-nes handicapées sur le marché du travail, ainsi que l’aide à la rechercheet à l’obtention d’un emploi, au maintien dans l’emploi et au retour àl’emploi;

f) Promouvoir les possibilités d’exercice d’une activité indépendante,l’esprit d’entreprise, l’organisation de coopératives et la créationd’entreprise;

g) Employer des personnes handicapées dans le secteur public;

h) Favoriser l’emploi de personnes handicapées dans le secteur privéen mettant en œuvre des politiques et mesures appropriées, y comprisle cas échéant des programmes d’action positive, des incitations etd’autres mesures;

i) Faire en sorte que des aménagements raisonnables soient apportésaux lieux de travail en faveur des personnes handicapées;

j) Favoriser l’acquisition par les personnes handicapées d’uneexpérience professionnelle sur le marché du travail général;

50181MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 48: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

k) de beroepsmatige en professionele re-integratie van en programma’sten behoeve van het behoud van hun baan en terugkeer naartewerkstelling voor personen met een handicap te bevorderen.

2. De Staten die Partij zijn waarborgen dat personen met eenhandicap niet in slavernij worden gehouden of anderszins wordengedwongen tot het verrichten van arbeid en op voet van gelijkheid metanderen worden beschermd tegen gedwongen of verplichte arbeid.

Artikel 28

Behoorlijke levensstandaard en sociale bescherming1. De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een

handicap op een behoorlijke levensstandaard voor henzelf en voor hungezinnen, met inbegrip van voldoende voeding, kleding en huisvestingen op de voortdurende verbetering van hun levensomstandigheden, ennemen passende maatregelen om de uitoefening van dit recht zonderdiscriminatie op grond van handicap te beschermen en te bevorderen.

2. De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met eenhandicap op sociale bescherming en op het genot van dat recht zonderdiscriminatie op grond van handicap, en nemen passende maatregelenom de verwezenlijking van dat recht te waarborgen en te stimuleren,met inbegrip van maatregelen om :

a) de gelijke toegang voor personen met een handicap tot voorzie-ningen op het gebied van zuiver water te waarborgen, alsmede toegangte waarborgen tot passende en betaalbare diensten, instrumenten enandere vormen van ondersteuning voor aan de handicap gerelateerdebehoeften;

b) de toegang voor personen met een handicap, in het bijzonder voorvrouwen, meisjes en ouderen, tot programma’s voor sociale bescher-ming en het terugdringen van de armoede te waarborgen;

c) voor personen met een handicap en hun gezinnen die in armoedeleven de toegang tot hulp van de overheid te waarborgen, voor aan dehandicap gerelateerde kosten, met inbegrip van adequate training,advisering, financiële hulp en mantelzorgondersteunende zorg;

d) de toegang voor personen met een handicap te waarborgen totsociale huisvestingsprogramma’s;

e) de toegang voor personen met een handicap te waarborgen totpensioensuitkeringen en -programma’s.

Artikel 29

Participatie in het politieke en openbare levenDe Staten die Partij zijn garanderen personen met een handicap

politieke rechten en de mogelijkheid deze op voet van gelijkheid metanderen uit te oefenen, en verplichten zich :

a) te waarborgen dat personen met een handicap daadwerkelijk enten volle kunnen participeren in het politieke en openbare leven, hetzijrechtstreeks, hetzij via vrij gekozen vertegenwoordigers, met inbegripvan het recht, en de gelegenheid, voor personen met een handicap hunstem uit te brengen en gekozen te worden, onder andere door :

i) te waarborgen dat de stemprocedures, -faciliteiten en voorzienin-gen adequaat, toegankelijk en gemakkelijk te begrijpen en te gebruikenzijn;

ii) het recht van personen met een handicap te beschermen om in hetgeheim hun stem uit te brengen bij verkiezingen en publieksreferendazonder intimidatie en om zich verkiesbaar te stellen, op alle niveausvan de overheid een functie te bekleden en alle openbare taken uit teoefenen, waarbij het gebruik van ondersteunende en nieuwe technolo-gieën, indien van toepassing, wordt vergemakkelijkt;

iii) de vrije wilsuiting van personen met een handicap als kiezers tewaarborgen en daartoe, waar nodig, op hun verzoek ondersteuning toete staan bij het uitbrengen van hun stem door een persoon van huneigen keuze;

b) actief een omgeving te bevorderen waarin personen met eenhandicap daadwerkelijk en ten volle kunnen participeren in deuitoefening van openbare functies, zonder discriminatie en op voet vangelijkheid met anderen en hun participatie in publieke aangelegenhe-den aan te moedigen, waaronder :

i) de participatie in non-gouvernementele organisaties en verenigin-gen die zich bezighouden met het openbare en politieke leven in hetland en in de activiteiten en het bestuur van politieke partijen;

ii) het oprichten en zich aansluiten bij organisaties van personen meteen handicap die hen vertegenwoordigen op internationaal, nationaal,regionaal en lokaal niveau.

k) Promouvoir des programmes de réadaptation technique et profes-sionnelle, de maintien dans l’emploi et de retour à l’emploi pour lespersonnes handicapées.

2. Les Etats Parties veillent à ce que les personnes handicapées nesoient tenues ni en esclavage ni en servitude, et à ce qu’elles soientprotégées, sur la base de l’égalité avec les autres, contre le travail forcéou obligatoire.

Article 28

Niveau de vie adéquat et protection sociale1. Les Etats Parties reconnaissent le droit des personnes handicapées

à un niveau de vie adéquat pour elles-mêmes et pour leur famille,notamment une alimentation, un habillement et un logement adéquats,et à une amélioration constante de leurs conditions de vie et prennentdes mesures appropriées pour protéger et promouvoir l’exercice de cedroit sans discrimination fondée sur le handicap.

2. Les Etats Parties reconnaissent le droit des personnes handicapéesà la protection sociale et à la jouissance de ce droit sans discriminationfondée sur le handicap et prennent des mesures appropriées pourprotéger et promouvoir l’exercice de ce droit, y compris des mesuresdestinées à :

a) Assurer aux personnes handicapées l’égalité d’accès aux servicesd’eau salubre et leur assurer l’accès à des services, appareils etaccessoires et autres aides répondant aux besoins créés par leurhandicap qui soient appropriés et abordables;

b) Assurer aux personnes handicapées, en particulier aux femmes etaux filles et aux personnes âgées, l’accès aux programmes de protectionsociale et aux programmes de réduction de la pauvreté;

c) Assurer aux personnes handicapées et à leurs familles, lorsquecelles-ci vivent dans la pauvreté, l’accès à l’aide publique pour couvrirles frais liés au handicap, notamment les frais permettant d’assureradéquatement une formation, un soutien psychologique, une aidefinancière ou une prise en charge de répit;

d) Assurer aux personnes handicapées l’accès aux programmes delogements sociaux;

e) Assurer aux personnes handicapées l’égalité d’accès aux program-mes et prestations de retraite.

Article 29

Participation à la vie politique et à la vie publiqueLes Etats Parties garantissent aux personnes handicapées la jouis-

sance des droits politiques et la possibilité de les exercer sur la base del’égalité avec les autres, et s’engagent :

a) A faire en sorte que les personnes handicapées puissent effective-ment et pleinement participer à la vie politique et à la vie publique surla base de l’égalité avec les autres, que ce soit directement ou parl’intermédiaire de représentants librement choisis, notamment qu’ellesaient le droit et la possibilité de voter et d’être élues, et pour cela lesEtats Parties, entre autres mesures :

i) Veillent à ce que les procédures, équipements et matérielsélectoraux soient appropriés, accessibles et faciles à comprendre et àutiliser;

ii) Protègent le droit qu’ont les personnes handicapées de voter àbulletin secret et sans intimidation aux élections et référendumspublics, de se présenter aux élections et d’exercer effectivement unmandat électif ainsi que d’exercer toutes fonctions publiques à tous lesniveaux de l’Etat, et facilitent, s’il y a lieu, le recours aux technologiesd’assistance et aux nouvelles technologies;

iii) Garantissent la libre expression de la volonté des personneshandicapées en tant qu’électeurs et à cette fin si nécessaire, et à leurdemande, les autorisent à se faire assister d’une personne de leur choixpour voter;

b) A promouvoir activement un environnement dans lequel lespersonnes handicapées peuvent effectivement et pleinement participerà la conduite des affaires publiques, sans discrimination et sur la basede l’égalité avec les autres, et à encourager leur participation auxaffaires publiques, notamment par le biais :

i) De leur participation aux organisations non gouvernementales etassociations qui s’intéressent à la vie publique et politique du pays, etde leur participation aux activités et à l’administration des partispolitiques;

ii) De la constitution d’organisations de personnes handicapées pourles représenter aux niveaux international, national, régional et local etde l’adhésion à ces organisations.

50182 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 49: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Artikel 30

Deelname aan het culturele leven, recreatie, vrijetijdsbesteding en sport1. De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een

handicap om op voet van gelijkheid met anderen deel te nemen aan hetculturele leven en nemen alle passende maatregelen om te waarborgendat personen met een handicap :

a) toegang hebben tot cultuur in toegankelijke vorm;b) toegang hebben tot televisieprogramma’s, films, theater en andere

culturele activiteiten in toegankelijke vorm;c) toegang hebben tot plaatsen voor culturele activiteiten, zoals

theaters, musea, bioscopen, bibliotheken en dienstverlening op hetgebied van toerisme en zo veel als mogelijk toegang hebben totmonumenten en plaatsen van nationaal cultureel belang.

2. De Staten die Partij zijn nemen alle passende maatregelen ompersonen met een handicap de kans te bieden hun creatieve, artistiekeen intellectuele mogelijkheden te ontwikkelen en gebruiken, niet alleenten eigen bate maar ook ter verrijking van de maatschappij.

3. De Staten die Partij zijn nemen alle passende maatregelen inovereenstemming met het internationale recht om te waarborgen datwetgeving ter bescherming van de intellectuele eigendom geen onre-delijke of discriminatoire belemmering vormt voor de toegang vanpersonen met een handicap tot cultuur.

4. Personen met een handicap hebben op voet van gelijkheid metanderen recht op erkenning en ondersteuning van hun specifiekeculturele en taalkundige identiteit, met inbegrip van gebarentalen endovencultuur.

5. Teneinde personen met een handicap in staat te stellen op voet vangelijkheid met anderen deel te nemen aan recreatie, vrijetijdsbestedingen sportactiviteiten, nemen de Staten die Partij zijn passende maatre-gelen om :

a) de deelname van personen met een handicap aan algemenesportactiviteiten op alle niveaus zo veel mogelijk aan te moedigen en tebevorderen;

b) te waarborgen dat personen met een handicap de kans krijgenhandicapspecifieke sport- en recreatieactiviteiten te organiseren, ont-wikkelen en daaraan deel te nemen en daartoe te bevorderen dat henop voet van gelijkheid met anderen aangepaste training, instructie-programma’s en middelen worden verschaft;

c) te waarborgen dat personen met een handicap toegang hebben totsport-, recreatie- en toeristische locaties;

d) te waarborgen dat kinderen met een handicap op voet vangelijkheid met andere kinderen kunnen deelnemen aan spel-, recreatie-,vrije tijds- en sportactiviteiten, met inbegrip van activiteiten inschoolverband;

e) te waarborgen dat personen met een handicap toegang hebben totdiensten van degenen die betrokken zijn bij de organisatie vanrecreatie-, toeristische, vrijetijds- en sportactiviteiten.

Artikel 31

Statistieken en het verzamelen van gegevens1. De Staten die Partij zijn verbinden zich ertoe om relevante

informatie te verzamelen, met inbegrip van statistische en onderzoeks-gegevens, teneinde hen in staat te stellen beleid te formuleren en teimplementeren ter uitvoering van dit Verdrag. De procedures voor hetverzamelen en actualiseren van deze informatie :

a) dienen te voldoen aan wettelijk vastgestelde waarborgen, metinbegrip van wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevensteneinde de vertrouwelijkheid en de eerbiediging van het privé-levenvan personen met een handicap te waarborgen;

b) dienen te voldoen aan internationaal aanvaarde normen terbescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden enethische grondbeginselen bij het verzamelen en gebruik van statistie-ken.

2. De in overeenstemming met dit artikel verzamelde informatiewordt op passende wijze ontleed en gebruikt voor de tenuitvoerleggingvan de verplichtingen van de Staten die Partij zijn uit hoofde van ditVerdrag en bij het opsporen en aanpakken van de belemmeringenwaarmee personen met een handicap geconfronteerd worden bij hetuitoefenen van hun rechten.

3. De Staten die Partij zijn aanvaarden de verantwoordelijkheid voorde verspreiding van deze statistieken en waarborgen dat deze toegan-kelijk zijn voor zowel personen met een handicap als anderen.

Article 30

Participation à la vie culturelle et récréative, aux loisirs et aux sports1. Les Etats Parties reconnaissent le droit des personnes handicapées

de participer à la vie culturelle, sur la base de l’égalité avec les autres,et prennent toutes mesures appropriées pour faire en sorte qu’elles :

a) Aient accès aux produits culturels dans des formats accessibles;b) Aient accès aux émissions de télévision, aux films, aux pièces de

théâtre et autres activités culturelles dans des formats accessibles;c) Aient accès aux lieux d’activités culturelles tels que les théâtres, les

musées, les cinémas, les bibliothèques et les services touristiques, et,dans la mesure du possible, aux monuments et sites importants pour laculture nationale.

2. Les Etats Parties prennent des mesures appropriées pour donneraux personnes handicapées la possibilité de développer et de réaliserleur potentiel créatif, artistique et intellectuel, non seulement dans leurpropre intérêt, mais aussi pour l’enrichissement de la société.

3. Les Etats Parties prennent toutes mesures appropriées, conformé-ment au droit international, pour faire en sorte que les lois protégeantles droits de propriété intellectuelle ne constituent pas un obstacledéraisonnable ou discriminatoire à l’accès des personnes handicapéesaux produits culturels.

4. Les personnes handicapées ont droit, sur la base de l’égalité avecles autres, à la reconnaissance et au soutien de leur identité culturelle etlinguistique spécifique, y compris les langues des signes et la culturedes sourds.

5. Afin de permettre aux personnes handicapées de participer, sur labase de l’égalité avec les autres, aux activités récréatives, de loisir etsportives, les Etats Parties prennent des mesures appropriées pour :

a) Encourager et promouvoir la participation, dans toute la mesurepossible, de personnes handicapées aux activités sportives ordinaires àtous les niveaux;

b) Faire en sorte que les personnes handicapées aient la possibilitéd’organiser et de mettre au point des activités sportives et récréativesqui leur soient spécifiques et d’y participer, et, à cette fin, encourager lamise à leur disposition, sur la base de l’égalité avec les autres, demoyens d’entraînements, de formations et de ressources appropriés;

c) Faire en sorte que les personnes handicapées aient accès aux lieuxoù se déroulent des activités sportives, récréatives et touristiques;

d) Faire en sorte que les enfants handicapés puissent participer, sur labase de l’égalité avec les autres enfants, aux activités ludiques,récréatives, de loisir et sportives, y compris dans le système scolaire;

e) Faire en sorte que les personnes handicapées aient accès auxservices des personnes et organismes chargés d’organiser des activitésrécréatives,de tourisme et de loisir et des activités sportives.

Article 31

Statistiques et collecte des données1. Les Etats Parties s’engagent à recueillir des informations appro-

priées, y compris des données statistiques et résultats de recherches, quileur permettent de formuler et d’appliquer des politiques visant àdonner effet à la présente Convention. Les procédures de collecte et deconservation de ces informations respectent :

a) Les garanties légales, y compris celles qui découlent de lalégislation sur la protection des données, afin d’assurer la confidentia-lité et le respect de la vie privée des personnes handicapées;

b) Les normes internationalement acceptées de protection des droitsde l’homme et des libertés fondamentales et les principes éthiques quirégissent la collecte et l’exploitation des statistiques.

2. Les informations recueillies conformément au présent article sontdésagrégées, selon qu’il convient, et utilisées pour évaluer la facon dontles Etats Parties s’acquittent des obligations qui leur incombent en vertude la présente Convention et identifier et lever les obstacles querencontrent les personnes handicapées dans l’exercice de leurs droits.

3. Les Etats Parties ont la responsabilité de diffuser ces statistiques etveillent à ce qu’elles soient accessibles aux personnes handicapées etautres personnes.

50183MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 50: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Artikel 32

Internationale samenwerking1. De Staten die Partij zijn onderkennen het belang van internationale

samenwerking en de bevordering daarvan ter ondersteuning vannationale inspanningen ter verwezenlijking van de doelstellingen vandit Verdrag, en treffen passende en doeltreffende maatregelen in ditverband tussen Staten en, waar toepasselijk, in de vorm van eensamenwerkingsverband met relevante internationale en regionaleorganisaties en het maatschappelijk middenveld, in het bijzonderorganisaties van personen met een handicap. Deze maatregelen kunnenonder meer bestaan uit :

a) het waarborgen dat internationale samenwerking, met inbegripvan internationale ontwikkelingsprogramma’s, toegankelijk is voorpersonen met een handicap en dat daarbij niemand uitgesloten wordt;

b) het vergemakkelijken en ondersteunen van capaciteitsopbouw,onder meer door het uitwisselen en delen van informatie, ervaringen,trainingsprogramma’s en goede praktijken;

c) het vergemakkelijken van samenwerking bij onderzoek en toegangtot wetenschappelijke en technische kennis;

d) het waar nodig verschaffen van technische en economischeondersteuning, onder meer door het vergemakkelijken van de toegangtot en het delen van toegankelijke en ondersteunende technologieën endoor de overdracht van technologieën.

2. De bepalingen van dit artikel laten de verplichtingen uit hoofdevan dit Verdrag van alle Staten die Partij zijn onverlet.

Artikel 33

Nationale tenuitvoerlegging en toezicht1. De Staten die Partij zijn wijzen binnen hun administratieve

organisatie een of meer contactpunten aan voor aangelegenheden diebetrekking hebben op de uitvoering van dit Verdrag en besteden naarbehoren aandacht aan het instellen van een coördinatiesysteem binnende overheid teneinde het nemen van maatregelen in verschillendesectoren en op verschillende niveaus te vergemakkelijken.

2. In overeenstemming met hun rechts- en administratieve systeemonderhouden en versterken de Staten die Partij zijn op hun grondge-bied een kader, met onder meer een of meer onafhankelijke instanties,al naargelang, om de uitvoering van dit Verdrag te bevorderen, tebeschermen en op te volgen of wijzen daarvoor een instantie aan ofrichten die op. Bij het aanwijzen of oprichten van een dergelijkeinstantie houden de Staten die Partij zijn rekening met de beginselenbetreffende de status en het functioneren van nationale instellingenvoor de bescherming en bevordering van de rechten van de mens.

3. Het maatschappelijk middenveld, in het bijzonder personen meteen handicap en de organisaties die hen vertegenwoordigen, wordtbetrokken bij en participeert volledig bij de opvolging.

Artikel 34

Comité voor de rechten van personen met een handicap1. Er wordt een Comité voor de Rechten van Personen met een

Handicap ingesteld (hierna te noemen « het Comité ») dat de hieronderte noemen functies uitoefent.

2. Het Comité zal, op het tijdstip waarop dit Verdrag in werkingtreedt, bestaan uit twaalf deskundigen. Zodra nogmaals zestig Statenhet Verdrag hebben bekrachtigd en ertoe zijn toegetreden, nemen nogzes personen zitting in het Comité, zodat het maximum aantal ledenvan 18 wordt bereikt.

3. De leden van het Comité nemen ten persoonlijke titel zitting endienen van hoog zedelijk aanzien en erkende bekwaamheid, op hetgebied dat dit Verdrag bestrijkt, te zijn. De Staten die Partij zijn wordenverzocht bij de voordracht van hun kandidaten naar behoren rekeningte houden met de bepaling vervat in artikel 4, derde lid, van ditVerdrag.

4. De leden van het Comité worden gekozen door de Staten die Partijzijn, waarbij rekening wordt gehouden met een billijke geografischespreiding, vertegenwoordiging van de uiteenlopende beschavingen envan de voornaamste rechtsstelsels, een evenwichtige gendervertegen-woordiging en deelname door deskundigen met een handicap.

5. De leden van het Comité worden gekozen tijdens vergaderingenvan de Conferentie van Staten die partij zijn door middel van geheimestemming uit een lijst van personen, die door de Staten die Partij zijn uithun onderdanen worden aangewezen. Tijdens deze vergaderingen,waarvoor twee derde van de Staten die Partij zijn het quorum vormen,zijn degenen die in het Comité zijn gekozen, die personen, die het

Article 32

Coopération internationale1. Les Etats Parties reconnaissent l’importance de la coopération

internationale et de sa promotion, à l’appui des efforts déployés auniveau national pour la réalisation de l’objet et des buts de la présenteConvention, et prennent des mesures appropriées et efficaces à cetégard, entre eux et, s’il y a lieu, en partenariat avec les organisationsinternationales et régionales compétentes et la société civile, enparticulier les organisations de personnes handicapées. Ils peuventnotamment prendre des mesures destinées à :

a) Faire en sorte que la coopération internationale - y compris lesprogrammes internationaux de développement - prenne en compte lespersonnes handicapées et leur soit accessible;

b) Faciliter et appuyer le renforcement des capacités, notammentgrâce à l’échange et au partage d’informations, d’expériences, deprogrammes de formation et de pratiques de référence;

c) Faciliter la coopération aux fins de la recherche et de l’accès auxconnaissances scientifiques et techniques;

d) Apporter, s’il y a lieu, une assistance technique et une aideéconomique, y compris en facilitant l’acquisition et la mise en communde technologies d’accès et d’assistance et en opérant des transferts detechnologie.

2. Les dispositions du présent article sont sans préjudice del’obligation dans laquelle se trouve chaque Etat Partie de s’acquitter desobligations qui lui incombent en vertu de la présente Convention.

Article 33

Application et suivi au niveau national1. Les Etats Parties désignent, conformément à leur système de

gouvernement, un ou plusieurs points de contact pour les questionsrelatives à l’application de la présente Convention et envisagentdûment de créer ou désigner, au sein de leur administration, undispositif de coordination chargé de faciliter les actions liées à cetteapplication dans différents secteurs et à différents niveaux.

2. Les Etats Parties, conformément à leurs systèmes administratif etjuridique, maintiennent, renforcent, désignent ou créent, au niveauinterne, un dispositif, y compris un ou plusieurs mécanismes indépen-dants, selon qu’il conviendra, de promotion, de protection et de suivi del’application de la présente Convention. En désignant ou en créant untel mécanisme, ils tiennent compte des principes applicables au statut etau fonctionnement des institutions nationales de protection et depromotion des droits de l’homme.

3. La société civile - en particulier les personnes handicapées et lesorganisations qui les représentent - est associée et participe pleinementà la fonction de suivi.

Article 34

Comité des droits des personnes handicapées1. Il est institué un Comité des droits des personnes handicapées

(ci-après dénommé « le Comité ») qui s’acquitte des fonctions définiesci-après.

2. Le Comité se compose, au moment de l’entrée en vigueur de laprésente Convention, de douze experts. Après soixante ratifications etadhésions supplémentaires à la Convention, il sera ajouté six membresau Comité, qui atteindra alors sa composition maximum de dix-huitmembres.

3. Les membres du Comité siègent à titre personnel et sont despersonnalités d’une haute autorité morale et justifiant d’une compé-tence et d’une expérience reconnues dans le domaine auquel s’appliquela présente Convention. Les Etats Parties sont invités, lorsqu’ilsdésignent leurs candidats, à tenir dûment compte de la dispositionénoncée au paragraphe 3 de l’article 4 de la présente Convention.

4. Les membres du Comité sont élus par les Etats Parties, comptetenu des principes de répartition géographique équitable, de représen-tation des différentes formes de civilisation et des principaux systèmesjuridiques, de représentation équilibrée des sexes et de participationd’experts handicapés.

5. Les membres du Comité sont élus au scrutin secret sur une liste decandidats désignés par les Etats Parties parmi leurs ressortissants, lorsde réunions de la Conférence des Etats Parties. A ces réunions, où lequorum est constitué par les deux tiers des Etats Parties, sont élusmembres du Comité les candidats ayant obtenu le plus grand nombrede voix et la majorité absolue des votes des représentants des Etats

50184 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 51: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

grootste aantal stemmen hebben verkregen, alsmede een absolutemeerderheid van de stemmen van de aanwezige vertegenwoordigersvan de Staten die Partij zijn die hun stem uitbrengen.

6. De eerste verkiezing wordt niet later gehouden dan zes maandenna de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag. Uiterlijkvier maanden voor de datum van elke stemming zendt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties een brief aan de Staten die Partij zijn,teneinde hen uit te nodigen hun voordrachten binnen twee maanden inte dienen. De Secretaris-Generaal stelt vervolgens een alfabetische lijstop van alle personen die aldus zijn voorgedragen, waarbij aangegevenwordt door welke Staat die Partij is, zij zijn voorgedragen en legt dezevoor aan de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag.

7. De leden van het Comité worden gekozen voor een termijn vanvier jaar. Zij zijn eenmaal herkiesbaar. De termijn van zes bij de eersteverkiezing benoemde leden loopt na twee jaar af; terstond na de eersteverkiezing worden die leden bij loting aangewezen door de voorzittervan de in het vijfde lid van dit artikel bedoelde vergadering.

8. De verkiezing van de zes extra leden van het Comité vindt plaatsin het kader van de gewone verkiezingen in overeenstemming met dedesbetreffende bepalingen van dit artikel.

9. Indien een lid van het Comité overlijdt, terugtreedt of om andereredenen verklaart zijn of haar taken niet langer te kunnen vervullen,benoemt de Staat die Partij is die dat lid heeft voorgedragen een anderedeskundige die beschikt over de kwalificaties en voldoet aan devereisten vervat in de desbetreffende bepalingen van dit artikel omgedurende het resterende deel van de termijn zitting te nemen.

10. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.11. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt de beno-

digde personeelsleden en voorzieningen ter beschikking, met het oogop de doeltreffende uitvoering van de taken van het Comité uit hoofdevan dit Verdrag en belegt de eerste vergadering.

12. Na goedkeuring van de algemene Vergadering ontvangen deleden van het Comité dat uit hoofde van dit Verdrag is opgericht,emolumenten uit de middelen van de Verenigde Naties onder devoorwaarden die door de algemene Vergadering worden vastgesteld,waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de verantwoor-delijkheden van het Comité.

13. De leden van het Comité hebben recht op de faciliteiten,voorrechten en immuniteiten van deskundigen die een missie uitvoe-ren voor de Verenigde Naties, zoals vastgelegd in de desbetreffendeartikelen van het Verdrag betreffende de voorrechten en immuniteitenvan de Verenigde Naties.

Artikel 35

Rapportering door de Staten die Partij zijn1. Elke Staat die Partij is dient, binnen twee jaar nadat dit Verdrag

voor de desbetreffende Staat die Partij is in werking is getreden, via deSecretaris-Generaal van de Verenigde Naties een uitgebreid rapport inbij het Comité over de maatregelen die zijn genomen om zijnverplichtingen uit hoofde van dit Verdrag na te komen, alsmede overde vooruitgang die is geboekt in dat verband.

2. Daarna brengen de Staten die Partij zijn ten minste eenmaal pervier jaar een vervolgrapport uit en voorts wanneer het Comité daaromverzoekt.

3. Het Comité stelt, waar nodig, richtlijnen vast die van toepassingzijn op de inhoud van de rapporten.

4. Een Staat die Partij is die een uitgebreid eerste rapport heeftingediend bij het Comité, behoeft de informatie die eerder is verstrektniet te herhalen in de vervolgrapporten. Bij het opstellen van derapporten voor het Comité, worden de Staten die Partij zijn uitgeno-digd te overwegen daarbij een open en transparante procedure tevolgen en zich naar behoren rekenschap te geven van de bepalingvervat in artikel 4, derde lid, van dit Verdrag.

5. In de rapporten kunnen factoren en problemen worden vermelddie van invloed zijn op de mate waarin de verplichtingen uit hoofdevan dit Verdrag worden vervuld.

Artikel 36

Behandeling van rapporten1. Elk rapport wordt behandeld door het Comité dat naar aanleiding

daarvan suggesties en algemene aanbevelingen die het relevant achtkan doen en deze doen toekomen aan de desbetreffende Staat die Partij

Parties présents et votants.

6. La première élection aura lieu dans les six mois suivant la dated’entrée en vigueur de la présente Convention. Quatre mois au moinsavant la date de chaque élection, le Secrétaire général de l’Organisationdes Nations unies invitera par écrit les Etats Parties à proposer leurscandidats dans un délai de deux mois. Le Secrétaire général dresseraensuite la liste alphabétique des candidats ainsi désignés, en indiquantles Etats Parties qui les ont désignés, et la communiquera aux EtatsParties à la présente Convention.

7. Les membres du Comité sont élus pour quatre ans. Ils sontrééligibles une fois. Toutefois, le mandat de six des membres élus lorsde la première élection prend fin au bout de deux ans; immédiatementaprès la première élection, les noms de ces six membres sont tirés ausort par le Président de la réunion visée au paragraphe 5 du présentarticle.

8. L’élection des six membres additionnels du Comité se fera dans lecadre d’élections ordinaires, conformément aux dispositions du présentarticle.

9. En cas de décès ou de démission d’un membre du Comité, ou si,pour toute autre raison, un membre déclare ne plus pouvoir exercer sesfonctions, l’Etat Partie qui avait présenté sa candidature nomme unautre expert possédant les qualifications et répondant aux conditionsénoncées dans les dispositions pertinentes du présent article pourpourvoir le poste ainsi vacant jusqu’à l’expiration du mandat corres-pondant.

10. Le Comité adopte son règlement intérieur.11. Le Secrétaire général de l’Organisation des Nations unies met à la

disposition du Comité le personnel et les moyens matériels qui lui sontnécessaires pour s’acquitter efficacement des fonctions qui lui sontconfiées en vertu de la présente Convention et convoque sa premièreréunion.

12. Les membres du Comité recoivent, avec l’approbation del’Assemblée générale des Nations unies, des émoluments prélevés surles ressources de l’Organisation des Nations unies dans les conditionsfixées par l’Assemblée générale, eu égard à l’importance des fonctionsdu Comité.

13. Les membres du Comité bénéficient des facilités, privilèges etimmunités accordés aux experts en mission pour l’Organisation desNations unies, tels qu’ils sont prévus dans les sections pertinentes de laConvention sur les privilèges et les immunités des Nations unies.

Article 35

Rapports des Etats Parties1. Chaque Etat Partie présente au Comité, par l’entremise du

Secrétaire général de l’Organisation des Nations unies, un rapportdétaillé sur les mesures qu’il a prises pour s’acquitter de ses obligationsen vertu de la présente Convention et sur les progrès accomplis à cetégard, dans un délai de deux ans à compter de l’entrée en vigueur dela présente Convention pour l’Etat Partie intéressé.

2. Les Etats Parties présentent ensuite des rapports complémentairesau moins tous les quatre ans, et tous autres rapports demandés par leComité.

3. Le Comité adopte, le cas échéant, des directives relatives à la teneurdes rapports.

4. Les Etats Parties qui ont présenté au Comité un rapport initialdétaillé n’ont pas, dans les rapports qu’ils lui présentent ensuite, àrépéter les informations déjà communiquées. Les Etats Parties sontinvités à établir leurs rapports selon une procédure ouverte ettransparente et tenant dûment compte de la disposition énoncée auparagraphe 3 de l’article 4 de la présente Convention.

5. Les rapports peuvent indiquer les facteurs et les difficultés quiaffectent l’accomplissement des obligations prévues par la présenteConvention.

Article 36

Examen des rapports1. Chaque rapport est examiné par le Comité, qui formule les

suggestions et recommandations d’ordre général sur le rapport qu’ilestime appropriées et qui les transmet à l’Etat Partie intéressé. Cet Etat

50185MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 52: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

is. De Staat die Partij is, kan daarop reageren door alle door hem nuttiggeachte informatie te zenden aan het Comité. Het Comité kan de Statendie Partij zijn verzoeken om nadere informatie met betrekking tot detenuitvoerlegging van dit Verdrag.

2. Indien een Staat die Partij is de termijn voor het indienen van eenrapport aanmerkelijk overschreden heeft, kan het Comité de desbetref-fende Staat die Partij is in kennis stellen van de noodzaak detenuitvoerlegging van dit Verdrag in die Staat die Partij is te onderzoe-ken op grond van betrouwbare informatie waarover het Comitébeschikt, indien het desbetreffende rapport niet binnen drie maandenna de kennisgeving wordt ingediend. Het Comité nodigt de desbetref-fende Staat die Partij is uit deel te nemen aan dat onderzoek. Indien deStaat die Partij is antwoordt door het desbetreffende rapport in tedienen, zijn de bepalingen van het eerste lid van dit artikel vantoepassing.

3. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt de rapportenter beschikking aan alle Staten die Partij zijn.

4. De Staten die Partij zijn stellen hun rapport algemeen beschikbaaraan het publiek in hun eigen land en vergemakkelijken de toegang totsuggesties en algemene aanbevelingen met betrekking tot deze rappor-ten.

5. Indien het dit opportuun acht, zendt het Comité de rapporten vande Staten die Partij zijn aan de gespecialiseerde organisaties, fondsen enprogramma’s van de Verenigde Naties en andere bevoegde organen omdaarin vervatte verzoeken om, of meldingen van hun behoefte aantechnisch advies of ondersteuning tezamen met eventueel commentaarof aanbevelingen van het Comité ter zake van deze verzoeken ofmeldingen aan hen voor te leggen.

Artikel 37

Samenwerking tussen Staten die Partij zijn en het Comité

1. Elke Staat die Partij is werkt samen met het Comité en ondersteuntzijn leden bij de uitoefening van hun mandaat.

2. In hun betrekkingen met de Staten die Partij zijn, besteedt hetComité voldoende aandacht aan de wegen en manieren om denationale capaciteiten voor de tenuitvoerlegging van dit Verdrag teverbeteren, onder andere door middel van internationale samenwer-king.

Artikel 38

Betrekkingen van het Comité met andere organen

Teneinde de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van dit Verdrag tebevorderen, en de internationale samenwerking op het terrein waaropdit Verdrag betrekking heeft, aan te moedigen :

a) hebben de gespecialiseerde agentschappen en andere organen vande Verenigde Naties het recht vertegenwoordigd te worden bij hetonderzoek naar de tenuitvoerlegging van de bepalingen van ditVerdrag die vallen binnen het kader van hun mandaat. Indien het datopportuun acht, kan het Comité de gespecialiseerde organisaties enandere bevoegde organen uitnodigen deskundig advies te verstrekkenvoor de tenuitvoerlegging van het Verdrag op terreinen die vallenbinnen het kader van hun onderscheiden mandaten. Het Comité kangespecialiseerde organisaties en andere organen van de VerenigdeNaties uitnodigen rapporten in te dienen over de tenuitvoerlegging vanhet Verdrag op terreinen die vallen binnen het kader van hunwerkzaamheden;

b) kan het Comité bij de uitvoering van zijn mandaat overleggen metandere bevoegde organen die zijn opgericht op grond van internatio-nale mensenrechtenverdragen, teneinde de consistentie van hun onder-scheiden rapporteringsrichtlijnen, suggesties en algemene aanbevelin-gen te waarborgen en dubbel werk en overlapping bij de vervulling vanhun taken te voorkomen.

Artikel 39

Rapportering door het Comité

Het Comité brengt eens om de twee jaar verslag uit aan de AlgemeneVergadering en aan de Economische en Sociale Raad en kan suggestiesen algemene aanbevelingen doen naar aanleiding van het onderzoekvan de rapporten en informatie ontvangen van de Staten die Partij zijn.Deze suggesties en algemene aanbevelingen dienen in het rapport vanhet Comité te worden opgenomen tezamen met het eventuele commen-taar van de Staten die Partij zijn.

Partie peut communiquer en réponse au Comité toutes informationsqu’il juge utiles. Le Comité peut demander aux Etats Parties tousrenseignements complémentaires relatifs à l’application de la présenteConvention.

2. En cas de retard important d’un Etat Partie dans la présentationd’un rapport, le Comité peut lui notifier qu’il sera réduit à examinerl’application de la présente Convention dans cet Etat Partie à partir desinformations fiables dont il peut disposer, à moins que le rapportattendu ne lui soit présenté dans les trois mois de la notification. LeComité invitera l’Etat Partie intéressé à participer à cet examen. Si l’EtatPartie répond en présentant son rapport, les dispositions du paragra-phe 1 du présent article s’appliqueront.

3. Le Secrétaire général de l’Organisation des Nations unies commu-nique les rapports à tous les Etats Parties.

4. Les Etats Parties mettent largement leurs rapports à la dispositiondu public dans leur propre pays et facilitent l’accès du public auxsuggestions et recommandations d’ordre général auxquelles ils ontdonné lieu.

5. Le Comité transmet aux institutions spécialisées, fonds et program-mes des Nations unies et aux autres organismes compétents, s’il le jugenécessaire, les rapports des Etats Parties contenant une demande ouindiquant un besoin de conseils ou d’assistance techniques, accompa-gnés, le cas échéant, de ses observations et recommandations touchantladite demande ou indication, afin qu’il puisse y être répondu.

Article 37

Coopération entre les Etats Parties et le Comité

1. Les Etats Parties coopèrent avec le Comité et aident ses membres às’acquitter de leur mandat.

2. Dans ses rapports avec les Etats Parties, le Comité accordera toutel’attention voulue aux moyens de renforcer les capacités nationales auxfins de l’application de la présente Convention, notamment par le biaisde la coopération internationale.

Article 38

Rapports du Comité avec d’autres organismes et organes

Pour promouvoir l’application effective de la présente Convention etencourager la coopération internationale dans le domaine qu’elle vise :

a) Les institutions spécialisées et autres organismes des Nations uniesont le droit de se faire représenter lors de l’examen de l’application desdispositions de la présente Convention qui relèvent de leur mandat. LeComité peut inviter les institutions spécialisées et tous autres organis-mes qu’il jugera appropriés à donner des avis spécialisés sur l’applica-tion de la Convention dans les domaines qui relèvent de leurs mandatsrespectifs. Il peut inviter les institutions spécialisées et les autresorganismes des Nations unies à lui présenter des rapports surl’application de la Convention dans les secteurs qui relèvent de leurdomaine d’activité;

b) Dans l’accomplissement de son mandat, le Comité consulte, selonqu’il le juge approprié, les autres organes pertinents créés par les traitésinternationaux relatifs aux droits de l’homme en vue de garantir lacohérence de leurs directives en matière d’établissement de rapports, deleurs suggestions et de leurs recommandations générales respectives etd’éviter les doublons et les chevauchements dans l’exercice de leursfonctions.

Article 39

Rapport du Comité

Le Comité rend compte de ses activités à l’Assemblée générale et auConseil économique et social tous les deux ans et peut formuler dessuggestions et des recommandations générales fondées sur l’examendes rapports et des informations recus des Etats Parties. Ces sugges-tions et ces recommandations générales sont incluses dans le rapportdu Comité, accompagnées, le cas échéant, des observations des EtatsParties.

50186 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 53: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Artikel 40

Conferentie van de Staten die Partij zijn1. De Staten die Partij zijn komen regelmatig bijeen in een Conferentie

van de Staten die Partij zijn teneinde elke aangelegenheid te behande-len met betrekking tot de tenuitvoerlegging van dit Verdrag.

2. Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit Verdragwordt de Conferentie van de Staten die Partij zijn bijeengeroepen doorde Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaalvan de Verenigde Naties belegt de volgende bijeenkomsten eenmaalper twee jaar of wanneer de Conferentie van de Staten die Partij zijndaartoe besluit.

Artikel 41

DepositarisDe Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties is depositaris van dit

Verdrag.

Artikel 42

OndertekeningDit Verdrag staat vanaf 30 maart 2007 op het hoofdkwartier van de

Verenigde Naties in New York open voor ondertekening door alleStaten en organisaties voor regionale integratie.

Artikel 43

Instemming te worden gebondenDit Verdrag dient te worden bekrachtigd door de ondertekenende

Staten en formeel te worden bevestigd door de ondertekenendeorganisaties voor regionale integratie. Het staat open voor toetredingdoor elke Staat of organisatie voor regionale integratie die het Verdragniet heeft ondertekend.

Artikel 44

Organisaties voor regionale integratie1. Een « organisatie voor regionale integratie » is een organisatie die

is opgericht door soevereine Staten van een bepaalde regio waaraanhaar lidstaten de bevoegdheid hebben overgedragen ter zake vanaangelegenheden waarop dit Verdrag van toepassing is. Dergelijkeorganisaties leggen in hun akten van formele bevestiging of toetredingvast in welke mate zij bevoegd zijn ter zake van aangelegenhedenwaarop dit Verdrag van toepassing is. Deze organisaties doen dedepositaris tevens mededeling van iedere relevante wijziging in dereikwijdte van hun bevoegdheden.

2. Verwijzingen naar « Staten die Partij zijn » in dit Verdrag zijnbinnen de reikwijdte van hun bevoegdheid tevens van toepassing opdeze organisaties.

3. Voor de toepassing van artikel 45, eerste lid, en artikel 47, tweedeen derde lid, worden akten neergelegd door een organisatie voorregionale integratie, niet meegeteld.

4. Organisaties voor regionale integratie oefenen ter zake van binnenhun bevoegdheid vallende aangelegenheden hun stemrecht bij deConferentie van de Staten die Partij zijn uit met een aantal stemmen datgelijk is aan het aantal van hun lidstaten die partij zijn bij dit Verdrag.Bedoelde organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien een vanhun lidstaten zijn stemrecht uitoefent, en omgekeerd.

Artikel 45

Inwerkingtreding1. Dit Verdrag treedt in werking dertig dagen na de neerlegging van

de twintigste akte van bekrachtiging of toetreding.2. Voor elke Staat of organisatie voor regionale integratie die het

Verdrag na de neerlegging van de twintigste akte bekrachtigt, formeelbevestigt of ertoe toetreedt, treedt het Verdrag in werking dertig dagenna de neerlegging van zijn akte ter zake.

Artikel 46

Voorbehouden1. Voorbehouden die onverenigbaar zijn met het onderwerp en het

doel van dit Verdrag zijn niet toegestaan.2. Voorbehouden kunnen te allen tijde worden ingetrokken.

Artikel 47

Wijzigingen1. Elke Staat die Partij is kan een wijziging van dit Verdrag

voorstellen en indienen bij de Secretaris-Generaal van de VerenigdeNaties. De Secretaris-Generaal deelt voorgestelde wijzigingen mede

Article 40

Conférence des Etats Parties1. Les Etats Parties se réunissent régulièrement en Conférence des

Etats Parties pour examiner toute question concernant l’application dela présente Convention.

2. Au plus tard six mois après l’entrée en vigueur de la présenteConvention, la Conférence des Etats Parties sera convoquée par leSecrétaire général de l’Organisation des Nations unies. Ses réunionssubséquentes seront convoquées par le Secrétaire général tous les deuxans ou sur décision de la Conférence des Etats Parties.

Article 41

DépositaireLe Secrétaire général de l’Organisation des Nations unies est le

dépositaire de la présente Convention.

Article 42

SignatureLa présente Convention est ouverte à la signature de tous les Etats et

des organisations d’intégration régionale au Siège de l’Organisation desNations unies à New York à compter du 30 mars 2007.

Article 43

Consentement à être liéLa présente Convention est soumise à la ratification des Etats et à la

confirmation formelle des organisations d’intégration régionale quil’ont signée. Elle sera ouverte à l’adhésion de tout Etat ou organisationd’intégration régionale qui ne l’a pas signée.

Article 44

Organisations d’intégration régionale1. Par « organisation d’intégration régionale » on entend toute

organisation constituée par des Etats souverains d’une région donnée,à laquelle ses Etats membres ont transféré des compétences dans lesdomaines régis par la présente Convention. Dans leurs instruments deconfirmation formelle ou d’adhésion, ces organisations indiquentl’étendue de leur compétence dans les domaines régis par la présenteConvention. Par la suite, elles notifient au dépositaire toute modifica-tion importante de l’étendue de leur compétence.

2. Dans la présente Convention, les références aux « Etats Parties »s’appliquent à ces organisations dans la limite de leur compétence.

3. Aux fins du paragraphe 1 de l’article 45 et des paragraphes 2 et 3de l’article 47 de la présente Convention, les instruments déposés parles organisations d’intégration régionale ne sont pas comptés.

4. Les organisations d’intégration régionale disposent, pour exercerleur droit de vote à la Conférence des Etats Parties dans les domainesqui relèvent de leur compétence, d’un nombre de voix égal au nombrede leurs Etats membres Parties à la présente Convention. Ellesn’exercent pas leur droit de vote si leurs Etats membres exercent le leur,et inversement.

Article 45

Entrée en vigueur1. La présente Convention entrera en vigueur le trentième jour

suivant le dépôt du vingtième instrument de ratification ou d’adhésion.2. Pour chacun des Etats ou chacune des organisations d’intégration

régionale qui ratifieront ou confirmeront formellement la présenteConvention ou y adhéreront après le dépôt du vingtième instrument deratification ou d’adhésion, la Convention entrera en vigueur letrentième jour suivant le dépôt par cet Etat ou cette organisation de soninstrument de ratification, d’adhésion ou de confirmation formelle.

Article 46

Réserves1. Les réserves incompatibles avec l’objet et le but de la présente

Convention ne sont pas admises.2. Les réserves peuvent être retirées à tout moment.

Article 47

Amendements1. Tout Etat Partie peut proposer un amendement à la présente

Convention et le soumettre au Secrétaire général de l’Organisation desNations unies. Le Secrétaire général communique les propositions

50187MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 54: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

aan de Staten die Partij zijn met het verzoek hem te berichten of zij eenconferentie van de Staten die Partij zijn verlangen, teneinde devoorstellen te bestuderen en daarover te beslissen. Indien, binnen viermaanden na de datum van deze mededeling, ten minste een derde vande Staten die Partij zijn een dergelijke conferentie verlangt, roept deSecretaris-Generaal de vergadering onder auspiciën van de VerenigdeNaties bijeen. Wijzigingen die worden aangenomen door een meerder-heid van twee derde van de aanwezige Staten die Partij zijn en hunstem uitbrengen, worden door de Secretaris-Generaal voorgelegd aande algemene Vergadering en vervolgens ter aanvaarding aan alle Statendie Partij zijn.

2. Een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel aangenomen engoedgekeurde wijziging, treedt in werking dertig dagen nadat hetaantal neergelegde akten van aanvaarding twee derde bedraagt van hetaantal Staten die Partij waren op de datum waarop de wijzigingaangenomen werd. De wijziging treedt vervolgens voor elke Staat diePartij is in werking dertig dagen na de datum waarop deze zijninstrument van aanvaarding heeft neergelegd. Een wijziging is uitslui-tend bindend voor de Staten die Partij zijn die haar aanvaard hebben.

3. Indien daartoe bij consensus besloten is door de Conferentie van deStaten die Partij zijn, treedt een wijziging die is aangenomen engoedgekeurd in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel enuitsluitend betrekking heeft op de artikelen 34, 38, 39 of 40 voor alleStaten die Partij zijn in werking, dertig dagen nadat het aantalneergelegde akten van aanvaarding twee derde bedraagt van het aantalStaten die Partij waren op de datum waarop de wijziging werdaangenomen.

Artikel 48

OpzeggingEen Staat die Partij is kan dit Verdrag opzeggen door middel van een

schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de VerenigdeNaties. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum vanontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

Artikel 49

Toegankelijk formaatDe tekst van dit Verdrag wordt beschikbaar gesteld in toegankelijk

formaat.

Artikel 50

Authentieke tekstenDe Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de

Spaanse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe

naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, ditVerdrag hebben ondertekend.

Aangenomen te New York op 13 december 2006.

VERTALING

Facultatief Protocolbij het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap

De Staten die Partij zijn bij dit Protocol zijn overeengekomen alsvolgt :

Artikel 11. Een Staat die Partij is bij dit Protocol (« Staat die Partij is ») erkent

dat het Comité voor de rechten van personen met een handicap (« hetComité ») bevoegd is voor het in ontvangst nemen en onderzoeken vankennisgevingen van of namens personen of groepen van personen dievallen onder de rechtsmacht van de Staat die Partij is en die bewerenhet slachtoffer te zijn van een schending van de bepalingen van hetVerdrag door deze Staat.

2. Het Comité neemt geen kennisgevingen in ontvangst met betrek-king tot een Staat die Partij is bij het Verdrag, maar die niet Partij is bijdit Protocol.

Artikel 2Het Comité verklaart niet-ontvankelijk kennisgevingen :a) die anoniem zijn;b) die een misbruik zijn van het recht dergelijke meldingen te doen of

onverenigbaar zijn met de bepalingen van het Verdrag;

d’amendement aux Etats Parties, en leur demandant de lui faire savoirs’ils sont favorables à la convocation d’une conférence des Etats Partiesen vue d’examiner ces propositions et de se prononcer sur elles. Si, dansles quatre mois qui suivent la date de cette communication, un tiers aumoins des Etats Parties se prononcent en faveur de la convocationd’une telle conférence, le Secrétaire général convoque la conférencesous les auspices de l’Organisation des Nations unies. Tout amende-ment adopté par une majorité des deux tiers des Etats Parties présentset votants est soumis pour approbation à l’Assemblée générale desNations unies, puis pour acceptation à tous les Etats Parties.

2. Tout amendement adopté et approuvé conformément au paragra-phe 1er du présent article entre en vigueur le trentième jour suivant ladate à laquelle le nombre d’instruments d’acceptation déposés atteintles deux tiers du nombre des Etats Parties à la date de son adoption. Parla suite, l’amendement entre en vigueur pour chaque Etat Partie letrentième jour suivant le dépôt par cet Etat de son instrumentd’acceptation. L’amendement ne lie que les Etats Parties qui l’ontaccepté.

3. Si la Conférence des Etats Parties en décide ainsi par consensus, unamendement adopté et approuvé conformément au paragraphe 1er duprésent article et portant exclusivement sur les articles 34, 38, 39 et 40entre en vigueur pour tous les Etats Parties le trentième jour suivant ladate à laquelle le nombre d’instruments d’acceptation déposés atteintles deux tiers du nombre des Etats Parties à la date de son adoption.

Article 48

DénonciationTout Etat Partie peut dénoncer la présente Convention par voie de

notification écrite adressée au Secrétaire général de l’Organisation desNations unies. La dénonciation prend effet un an après la date àlaquelle le Secrétaire général en a recu notification.

Article 49

Format accessibleLe texte de la présente Convention sera diffusé en formats accessi-

bles.

Article 50

Textes faisant foiLes textes anglais, arabe, chinois, espagnol, francais et russe de la

présente Convention font également foi.En foi de quoi les plénipotentiaires soussignés, dûment habilités par

leurs gouvernements respectifs, ont signé la présente Convention.

Adopté à New York le 13 décembre 2006.

Protocole facultatif se rapportant à la Conventionrelative aux droits des personnes handicapées

Les Etats Parties au présent Protocole sont convenus de ce qui suit :

Article 1er

1. Tout Etat Partie au présent Protocole (« Etat Partie ») reconnaît quele Comité des droits des personnes handicapées (« le Comité ») acompétence pour recevoir et examiner les communications présentéespar des particuliers ou groupes de particuliers ou au nom departiculiers ou groupes de particuliers relevant de sa juridiction quiprétendent être victimes d’une violation par cet Etat Partie desdispositions de la Convention.

2. Le Comité ne recoit aucune communication intéressant un EtatPartie à la Convention qui n’est pas partie au présent Protocole.

Article 2Le Comité déclare irrecevable toute communication :a) Qui est anonyme;b) Qui constitue un abus du droit de présenter de telles communica-

tions ou est incompatible avec les dispositions de la Convention;

50188 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 55: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

c) die betrekking hebben op een door het Comité reeds onderzochteaangelegenheid of een aangelegenheid die reeds is onderzocht of wordtonderzocht voor een andere internationale onderzoeks- of beslechtings-instantie;

d) wanneer niet alle beschikbare nationale rechtsmiddelen zijnuitgeput, tenzij de procedure daartoe een redelijke termijn overschrijdtof het onwaarschijnlijk is dat de melder aldus herstel krijgt;

e) die kennelijk ongegrond of onvoldoende met redenen omkleedzijn; of

f) die betrekking hebben op feiten die zich hebben voorgedaan voorde inwerkingtreding van het Protocol ten aanzien van de desbetref-fende Staat die Partij is, tenzij deze feiten voortduren na deze datum.

Artikel 3Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 2 van dit Protocol

brengt het Comité alle toegezonden kennisgevingen op vertrouwelijkewijze onder de aandacht van de desbetreffende Staat die Partij is. Dedesbetreffende Staat die Partij is, verstrekt binnen een termijn van zesmaanden aan het Comité schriftelijk toelichtingen of verklaringen terverduidelijking van de aangelegenheid en met vermelding van demaatregelen die kunnen worden genomen om het probleem teverhelpen.

Artikel 41. Het Comité kan, na ontvangst van een kennisgeving en voor de

behandeling ten gronde, steeds aan de desbetreffende Staat die Partij iseen dringend verzoek voorleggen om de nodige bewarende maatrege-len te nemen ter voorkoming van onherstelbare schade voor deslachtoffers van de beweerde schending.

2. Wanneer het Comité gebruik maakt van de in het eerste lidverleende bevoegdheid, betekent dit geenszins dat reeds een uitspraakwordt gedaan over de ontvankelijkheid of de gegrondheid van demelding.

Artikel 5Het Comité onderzoekt achter gesloten deuren de krachtens dit

Protocol toegezonden meldingen. Na onderzoek van een meldingzendt het Comité de eventuele suggesties en aanbevelingen toe aan dedesbetreffende Staat die Partij is, evenals aan de melder.

Artikel 61. Indien het Comité betrouwbare informatie ontvangt dat een Staat

die Partij is de in het Verdrag genoemde rechten op ernstige ofsystematische wijze schendt, wordt deze Staat verzocht met het Comitéeen onderhoud over de ontvangen informatie te hebben en zijnopmerkingen in dit verband te formuleren.

2. Het Comité kan op grond van de eventueel geformuleerdeopmerkingen van de desbetreffende Staat die Partij is, evenals vanenige andere betrouwbare informatie waarover het beschikt, een ofmeer van zijn leden de opdracht geven een onderzoek in te stellen enhet Comité zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van de resultatenvan dit onderzoek. Wanneer dit wordt verantwoord, kan het onderzoekmet instemming van de Staat die Partij is bezoeken op het grondgebiedvan deze Staat omvatten.

3. Na bestudering van de resultaten van het onderzoek deelt hetComité de resultaten mee aan de desbetreffende Staat die Partij is, meteventuele opmerkingen en aanbevelingen.

4. Na ontvangst van de resultaten van het onderzoek en van deopmerkingen en aanbevelingen van het Comité formuleert de Staat diePartij is binnen een termijn van zes maanden zijn opmerkingen.

5. Het onderzoek is vertrouwelijk en in alle stadia van de procedurewordt verzocht om de medewerking van de Staat die Partij is.

Artikel 71. Het Comité kan de desbetreffende Staat die Partij is verzoeken om

in het krachtens artikel 35 van het Verdrag in te dienen rapport aan tegeven welke maatregelen zijn genomen als gevolg van een krachtensartikel 6 van dit Protocol ingesteld onderzoek.

2. Na het verstrijken van de in artikel 6, vierde lid, bedoelde termijnvan zes maanden kan het Comité, indien nodig, de desbetreffende Staatdie Partij is verzoeken mee te delen welke maatregelen zijn genomenals gevolg van het onderzoek.

Artikel 8Een Staat die Partij is, kan bij de ondertekening of de bekrachtiging

van dit Protocol of bij de toetreding ertoe verklaren dat hij debevoegdheid van het Comité op grond van de artikelen 6 en 7 nieterkent.

c) Ayant trait à une question qu’il a déjà examinée ou qui a déjà étéexaminée ou est en cours d’examen devant une autre instanceinternationale d’enquête ou de règlement;

d) Concernant laquelle tous les recours internes disponibles n’ont pasété épuisés, à moins que la procédure de recours n’excède des délaisraisonnables ou qu’il soit improbable que le requérant obtienneréparation par ce moyen;

e) Qui est manifestement mal fondée ou insuffisamment motivée; ou

f) Qui porte sur des faits antérieurs à la date d’entrée en vigueur duprésent Protocole à l’égard de l’Etat Partie intéressé, à moins que cesfaits ne persistent après cette date.

Article 3Sous réserve des dispositions de l’article 2 du présent Protocole, le

Comité porte confidentiellement à l’attention de l’Etat Partie intéressétoute communication qui lui est adressée. L’Etat Partie intéressé soumetpar écrit au Comité, dans un délai de six mois, des explications oudéclarations éclaircissant la question et indiquant les mesures qu’ilpourrait avoir prises pour remédier à la situation.

Article 41. Après réception d’une communication et avant de prendre une

décision sur le fond, le Comité peut à tout moment soumettre àl’urgente attention de l’Etat Partie intéressé une demande tendant à cequ’il prenne les mesures conservatoires nécessaires pour éviter qu’undommage irréparable ne soit causé aux victimes de la violationprésumée.

2. Le Comité ne préjuge pas de sa décision sur la recevabilité ou lefond de la communication du simple fait qu’il exerce la faculté que luidonne le paragraphe 1er du présent article.

Article 5Le Comité examine à huis clos les communications qui lui sont

adressées en vertu du présent Protocole. Après avoir examiné unecommunication, le Comité transmet ses suggestions et recommanda-tions éventuelles à l’Etat Partie intéressé et au pétitionnaire.

Article 61. Si le Comité est informé, par des renseignements crédibles, qu’un

Etat Partie porte gravement ou systématiquement atteinte aux droitsénoncés dans la Convention, il invite cet Etat à s’entretenir avec lui desrenseignements portés à son attention et à présenter ses observations àleur sujet.

2. Le Comité, se fondant sur les observations éventuellementformulées par l’Etat Partie intéressé, ainsi que sur tout autre renseigne-ment crédible dont il dispose, peut charger un ou plusieurs de sesmembres d’effectuer une enquête et de lui rendre compte sans tarderdes résultats de celle-ci. Cette enquête peut, lorsque cela se justifie etavec l’accord de l’Etat Partie, comporter une visite sur le territoire de cetEtat.

3. Après avoir étudié les résultats de l’enquête, le Comité lescommunique à l’Etat Partie intéressé, accompagnés, le cas échéant,d’observations et de recommandations.

4. Après avoir été informé des résultats de l’enquête et desobservations et recommandations du Comité, l’Etat Partie présente sesobservations à celui-ci dans un délai de six mois.

5. L’enquête conserve un caractère confidentiel et la coopération del’Etat Partie sera sollicitée à tous les stades de la procédure.

Article 71. Le Comité peut inviter l’Etat Partie intéressé à inclure, dans le

rapport qu’il doit présenter conformément à l’article 35 de la Conven-tion, des précisions sur les mesures qu’il a prises à la suite d’uneenquête effectuée en vertu de l’article 6 du présent Protocole.

2. A l’expiration du délai de six mois visé au paragraphe 4 del’article 6, le Comité peut, s’il y a lieu, inviter l’Etat Partie intéressé àl’informer des mesures qu’il a prises à la suite de l’enquête.

Article 8Tout Etat Partie peut, au moment où il signe ou ratifie le présent

Protocole ou y adhère, déclarer qu’il ne reconnaît pas au Comité lacompétence que lui confèrent les articles 6 et 7.

50189MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 56: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Artikel 9De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties is de depositaris van

dit Protocol.

Artikel 10Dit Protocol staat vanaf 30 maart 2007 op het hoofdkwartier van de

Verenigde Naties te New York open voor ondertekening door de Statenen de organisaties voor regionale integratie die het Verdrag hebbenondertekend.

Artikel 11Dit Protocol wordt ter bekrachtiging voorgelegd aan de Staten die het

hebben ondertekend en die het Verdrag hebben bekrachtigd of ertoezijn toegetreden. Het dient formeel te worden bevestigd door deorganisaties voor regionale integratie die het hebben ondertekend endie het Verdrag formeel hebben bevestigd of ertoe zijn toegetreden. Hetstaat open voor toetreding van een Staat of een organisatie voorregionale integratie die het Verdrag heeft bekrachtigd of formeel heeftbevestigd of ertoe is toegetreden, maar die het Protocol niet heeftondertekend.

Artikel 121. Een « organisatie voor regionale integratie » is een organisatie die

is opgericht door soevereine Staten van een bepaalde regio waaraanhaar lidstaten bevoegdheden hebben overgedragen die betrekkinghebben op aangelegenheden waarop het Verdrag en dit Protocol vantoepassing zijn. Dergelijke organisaties leggen in hun akten van formelebevestiging of toetreding vast in welke mate zij bevoegd zijn vooraangelegenheden waarop het Verdrag en dit Protocol van toepassingzijn. Deze organisaties delen relevante wijzigingen van de omvang vanhun bevoegdheden mee aan de depositaris.

2. Verwijzingen naar « Staten die Partij zijn » in dit Protocol zijnbinnen de grenzen van hun bevoegdheden tevens van toepassing opdeze organisaties.

3. Voor de toepassing van artikel 13, eerste lid, en artikel 15,tweede lid, worden de door organisaties voor regionale integratieneergelegde akten niet meegeteld.

4. Organisaties voor regionale integratie oefenen voor binnen hunbevoegdheden vallende aangelegenheden hun stemrecht tijdens deVergadering van de Staten die Partij zijn uit met een aantal stemmendat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten die Partij zijn bij ditProtocol. Deze organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien eenvan hun lidstaten zijn stemrecht uitoefent, en omgekeerd.

Artikel 131. Onder voorbehoud van de inwerkingtreding van het Verdrag

treedt dit Protocol in werking dertig dagen na de neerlegging van detiende akte van bekrachtiging of toetreding.

2. Ten aanzien van Staten of organisaties voor regionale integratie diehet Protocol bekrachtigen of formeel bevestigen of ertoe toetreden na deneerlegging van de tiende akte van bekrachtiging of toetreding, treedthet Protocol in werking dertig dagen na de neerlegging door deze Staatof deze organisatie van zijn akte van bekrachtiging of haar akte vanformele bevestiging of zijn of haar akte van toetreding.

Artikel 141. Voorbehouden die onverenigbaar zijn met het onderwerp en het

doel van dit Protocol zijn niet toegestaan.2. Voorbehouden kunnen te allen tijde worden ingetrokken.

Artikel 151. Een Staat die Partij is, kan een wijziging van dit Protocol

voorstellen en indienen bij de Secretaris-Generaal van de VerenigdeNaties. De Secretaris-Generaal deelt de voorgestelde wijzigingen meeaan de Staten die Partij zijn met het verzoek hem te laten weten of zijeen Vergadering van de Staten die Partij zijn, wensen bijeen te roepenom deze voorstellen te bestuderen en daarover te beslissen. Indienbinnen vier maanden na de datum van deze mededeling ten minste eenderde van de Staten die Partij zijn, wenst een dergelijke vergaderingbijeen te roepen, roept de Secretaris-Generaal de vergadering onderauspiciën van de Verenigde Naties bijeen. Wijzigingen die wordenaangenomen door een meerderheid van twee derde van de aanwezigeStaten die Partij zijn en hun stem uitbrengen worden ter goedkeuringvoorgelegd aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties envervolgens ter aanvaarding aan alle Staten die Partij zijn.

2. Een op grond van het eerste lid van dit artikel aangenomen engoedgekeurde wijziging treedt in werking dertig dagen nadat hetaantal neergelegde akten van aanvaarding twee derde bedraagt van hetaantal Staten die Partij waren op de datum waarop de wijziging werdaangenomen. De wijziging treedt vervolgens voor een Staat die Partij is

Article 9Le Secrétaire général de l’Organisation des Nations unies est le

dépositaire du présent Protocole.

Article 10Le présent Protocole est ouvert à la signature des Etats et des

organisations d’intégration régionale qui ont signé la Convention, auSiège de l’Organisation des Nations unies à New York, à compter du30 mars 2007.

Article 11Le présent Protocole est soumis à la ratification des Etats qui l’ont

signé et ont ratifié la Convention ou y ont adhéré. Il doit être confirméformellement par les organisations d’intégration régionale qui l’ontsigné et qui ont confirmé formellement la Convention ou y ont adhéré.Il sera ouvert à l’adhésion de tout Etat ou de toute organisationd’intégration régionale qui a ratifié ou confirmé formellement laConvention ou qui y a adhéré mais qui n’a pas signé le Protocole.

Article 121. Par « organisation d’intégration régionale » on entend toute

organisation constituée par des Etats souverains d’une région donnée,à laquelle ses Etats membres ont transféré des compétences dans lesdomaines régis par la Convention et le présent Protocole. Dans leursinstruments de confirmation formelle ou d’adhésion, ces organisationsindiquent l’étendue de leur compétence dans les domaines régis par laConvention et le présent Protocole. Par la suite, elles notifient audépositaire toute modification importante de l’étendue de leur compé-tence.

2. Dans le présent Protocole, les références aux « Etats Parties »s’appliquent à ces organisations dans la limite de leur compétence.

3. Aux fins du paragraphe 1er de l’article 13 et du paragraphe 2 del’article 15 du présent Protocole, les instruments déposés par desorganisations d’intégration régionale ne sont pas comptés.

4. Les organisations d’intégration régionale disposent, pour exercerleur droit de vote à la réunion des Etats Parties dans les domaines quirelèvent de leur compétence, d’un nombre de voix égal au nombre deleurs Etats membres Parties au présent Protocole. Elles n’exercent pasleur droit de vote si leurs Etats membres exercent le leur, etinversement.

Article 131. Sous réserve de l’entrée en vigueur de la Convention, le présent

Protocole entrera en vigueur le trentième jour suivant le dépôt dudixième instrument de ratification ou d’adhésion.

2. Pour chacun des Etats ou chacune des organisations d’intégrationrégionale qui ratifieront ou confirmeront formellement le présentProtocole ou y adhéreront après le dépôt du dixième instrument deratification ou d’adhésion, le Protocole entrera en vigueur le trentièmejour suivant le dépôt par cet Etat ou cette organisation de soninstrument de ratification, d’adhésion ou de confirmation formelle.

Article 141. Les réserves incompatibles avec l’objet et le but du présent

Protocole ne sont pas admises.2. Les réserves peuvent être retirées à tout moment.

Article 151. Tout Etat Partie peut proposer un amendement au présent

Protocole et le soumettre au Secrétaire général de l’Organisation desNations unies. Le Secrétaire général communique les propositionsd’amendement aux Etats Parties, en leur demandant de lui faire savoirs’ils sont favorables à la convocation d’une réunion des Etats Parties envue d’examiner ces propositions et de se prononcer sur elles. Si, dansles quatre mois qui suivent la date de cette communication, un tiers aumoins des Etats Parties se prononcent en faveur de la convocationd’une telle réunion, le Secrétaire général convoque la réunion sous lesauspices de l’Organisation des Nations unies. Tout amendement adoptépar une majorité des deux tiers des Etats Parties présents et votants estsoumis pour approbation à l’Assemblée générale des Nations unies,puis pour acceptation à tous les Etats Parties.

2. Tout amendement adopté et approuvé conformément au paragra-phe 1 du présent article entre en vigueur le trentième jour suivant ladate à laquelle le nombre d’instruments d’acceptation déposés atteintles deux tiers du nombre des Etats Parties à la date de son adoption. Parla suite, l’amendement entre en vigueur pour chaque Etat Partie le

50190 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 57: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

in werking dertig dagen nadat deze Staat zijn instrument vanaanvaarding heeft neergelegd. Een wijziging is uitsluitend bindendvoor de Staten die Partij zijn en de wijziging hebben aanvaard.

Artikel 16Een Staat die Partij is, kan dit Protocol opzeggen door middel van een

schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de VerenigdeNaties. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum vanontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

Artikel 17De tekst van dit Protocol wordt beschikbaar gesteld in toegankelijke

formaten.

Artikel 18De teksten van dit Protocol in de Arabische, de Chinese, de Engelse,

de Franse, de Russische en de Spaanse taal zijn gelijkelijk authentiek.Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe

naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, ditProtocol hebben ondertekend.

Aangenomen te New-York op 13 december 2006.

Convention relative aux droits des personnes handicapées, adoptée à New-York le 13 décembre 2006

Etats/Organisation DateAuthentification

Typede consentement

Datede consentement

Entréeen vigueur locale

AFRIQUE DU SUD 30/03/2007 Ratification 30/11/2007 03/05/2008

ALGERIE 30/03/2007 Indéterminé

ALLEMAGNE 30/03/2007 Ratification 24/02/2009 26/03/2009

ANDORRE 27/04/2007 Indéterminé

ANTIGUA ET BARBUDA 30/03/2007 Indéterminé

ARABIE SAOUDITE Adhésion 24/06/2008 24/07/2008

ARGENTINE 30/03/2007 Ratification 02/09/2008 02/10/2008

ARMENIE 30/03/2007 Indéterminé

AUSTRALIE 30/03/2007 Ratification 17/07/2008 16/08/2008

AUTRICHE 30/03/2007 Ratification 26/09/2008 26/10/2008

AZERBAïDJAN 09/01/2008 Ratification 28/01/2009 27/02/2009

BAHREIN 25/06/2007 Indéterminé

BANGLADESH 09/05/2007 Ratification 30/11/2007 03/05/2008

BARBADE 19/07/2007 Indéterminé

BENIN 08/02/2008 Indéterminé

BOLIVIE 13/08/2007 Indéterminé

BRESIL 30/03/2007 Ratification 01/08/2008 31/08/2008

BRUNEI 18/12/2007 Indéterminé

BULGARIE 27/09/2007 Indéterminé

BURKINA FASO 23/05/2007 Indéterminé

BURUNDI 26/04/2007 Indéterminé

Belgique 30/03/2007 Ratification 02/07/2009 01/08/2009

CAMBODGE 01/10/2007 Indéterminé

CAMEROUN 01/10/2008 Indéterminé

CANADA 30/03/2007 Indéterminé

CAP-VERT (ILES) 30/03/2007 Indéterminé

CHILI 30/03/2007 Ratification 29/07/2008 28/08/2008

CHINE 30/03/2007 Ratification 01/08/2008 31/08/2008

CHYPRE 30/03/2007 Indéterminé

COLOMBIE 30/03/2007 Indéterminé

COMORES 26/09/2007 Indéterminé

CONGO (REPUBLIQUE) 30/03/2007 Indéterminé

COOK(ILES) Adhésion 08/05/2009 07/06/2009

trentième jour suivant le dépôt par cet Etat de son instrumentd’acceptation. L’amendement ne lie que les Etats Parties qui l’ontaccepté.

Article 16Tout Etat Partie peut dénoncer le présent Protocole par voie de

notification écrite adressée au Secrétaire général de l’Organisation desNations unies. La dénonciation prend effet un an après la date àlaquelle le Secrétaire général en a recu notification.

Article 17Le texte du présent Protocole sera diffusé en formats accessibles.

Article 18Les textes anglais, arabe, chinois, espagnol, francais et russe du

présent Protocole font également foi.En foi de quoi les plénipotentiaires soussignés, dûment habilités par

leurs gouvernements respectifs, ont signé le présent Protocole.

Adopté à New-York le 13 décembre 2006.

50191MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 58: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Etats/Organisation DateAuthentification

Typede consentement

Datede consentement

Entréeen vigueur locale

COREE (REP.) 30/03/2007 Ratification 11/12/2008 10/01/2009

COSTA-RICA 30/03/2007 Ratification 01/10/2008 31/10/2008

COTE D’IVOIRE 07/06/2007 Indéterminé

CROATIE 30/03/2007 Ratification 15/08/2007 03/05/2008

CUBA 26/04/2007 Ratification 06/09/2007 03/05/2008

Communauté européenne 30/03/2007 Indéterminé

DANEMARK 30/03/2007 Indéterminé

DOMINICAINE REPUBLIQUE 30/03/2007 Indéterminé

DOMINIQUE 30/03/2007 Indéterminé

EGYPTE 04/04/2007 Ratification 14/04/2008 14/05/2008

EL SALVADOR 30/03/2007 Ratification 14/12/2007 03/05/2008

EMIRATS ARABES UNIS 08/02/2008 Indéterminé

EQUATEUR 30/03/2007 Ratification 03/04/2008 03/05/2008

ESPAGNE 30/03/2007 Ratification 03/12/2007 03/05/2008

ESTONIE 25/09/2007 Indéterminé

ETHIOPIE 30/03/2007 Indéterminé

FINLANDE 30/03/2007 Indéterminé

FRANCE 30/03/2007 Indéterminé

GABON 30/03/2007 Ratification 01/10/2007 03/05/2008

GHANA 30/03/2007 Indéterminé

GRECE 30/03/2007 Indéterminé

GUATEMALA 30/03/2007 Ratification 07/04/2009 07/05/2009

GUINEE 16/05/2007 Ratification 08/02/2008 03/05/2008

GUYANA 11/04/2007 Indéterminé

HONDURAS 30/03/2007 Ratification 14/04/2008 14/05/2008

HONGRIE 30/03/2007 Ratification 20/07/2007 03/05/2008

ILES SALOMON 23/09/2008 Indéterminé

INDE 30/03/2007 Ratification 01/10/2007 03/05/2008

INDONESIE 30/03/2007 Indéterminé

IRLANDE 30/03/2007 Indéterminé

ISLANDE 30/03/2007 Indéterminé

ISRAEL 30/03/2007 Ratification 15/05/2009 14/06/2009

ITALIE 30/03/2007 Ratification 15/05/2009 14/06/2009

JAMAIQUE 30/03/2007 Ratification 30/03/2007 03/05/2008

JAPON 28/09/2007 Indéterminé

JORDANIE 30/03/2007 Ratification 31/03/2008 03/05/2008

KAZAKHSTAN 11/12/2008 Indéterminé

KENYA 30/03/2007 Ratification 19/05/2008 18/06/2008

LAOS 15/01/2008 Indéterminé

LESOTHO Adhésion 02/12/2008 01/01/2009

LETTONIE 18/07/2008 Signature

LIBAN 14/06/2007 Indéterminé

LIBERIA 30/03/2007 Indéterminé

LIBYE 01/05/2008 Indéterminé

LITUANIE 30/03/2007 Indéterminé

LUXEMBOURG 30/03/2007 Indéterminé

MACEDOINE(EX-REP. YOUGOSLAVE DE)

30/03/2007 Indéterminé

MADAGASCAR 25/09/2007 Indéterminé

MALAISIE 08/04/2008 Indéterminé

50192 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 59: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Etats/Organisation DateAuthentification

Typede consentement

Datede consentement

Entréeen vigueur locale

MALAWI 27/09/2007 Indéterminé

MALDIVES 02/10/2007 Indéterminé

MALI 15/05/2007 Ratification 07/04/2008 07/05/2008

MALTE 30/03/2007 Indéterminé

MAROC 30/03/2007 Ratification 08/04/2009 08/05/2009

MAURICE 25/09/2007 Indéterminé

MEXIQUE 30/03/2007 Ratification 17/12/2007 03/05/2008

MOLDAVIE 30/03/2007 Indéterminé

MONGOLIE Adhésion 13/05/2009 12/06/2009

MONTENEGRO 27/09/2007 Indéterminé

MOZAMBIQUE 30/03/2007 Indéterminé

NAMIBIE 25/04/2007 Ratification 04/12/2007 03/05/2008

NEPAL 03/01/2008 Indéterminé

NICARAGUA 30/03/2007 Ratification 07/12/2007 03/05/2008

NIGER 30/03/2007 Ratification 24/06/2008 24/07/2008

NIGERIA 30/03/2007 Indéterminé

NORVEGE 30/03/2007 Indéterminé

NOUVELLE-ZELANDE 30/03/2007 Ratification 25/09/2008 25/10/2008

OMAN 17/03/2008 Ratification 06/01/2009 05/02/2009

OUGANDA 30/03/2007 Ratification 25/09/2008 25/10/2008

OUZBEKISTAN 27/02/2009 Indéterminé

PAKISTAN 25/09/2008 Indéterminé

PANAMA 30/03/2007 Ratification 07/08/2007 03/05/2008

PARAGUAY 30/03/2007 Ratification 03/09/2008 03/10/2008

PAYS-BAS 30/03/2007 Indéterminé

PEROU 30/03/2007 Ratification 30/01/2008 03/05/2008

PHILIPPINES 25/09/2007 Ratification 15/04/2008 15/05/2008

POLOGNE 30/03/2007 Indéterminé

PORTUGAL 30/03/2007 Indéterminé

QATAR 09/07/2007 Ratification 13/05/2008 12/06/2008

REPUBLIQUE CENTRAFRICAINE 09/05/2007 Indéterminé

ROUMANIE 26/09/2007 Indéterminé

ROYAUME-UNI 30/03/2007 Ratification 08/06/2009 08/07/2009

RUSSIE 24/09/2008 Indéterminé

RWANDA Adhésion 15/12/2008 14/01/2009

SAINT MARIN 30/03/2007 Ratification 22/02/2008 03/05/2008

SENEGAL 25/04/2007 Indéterminé

SERBIE 17/12/2007 Indéterminé

SEYCHELLES 30/03/2007 Indéterminé

SIERRA LEONE 30/03/2007 Indéterminé

SLOVAQUIE 26/09/2007 Indéterminé

SLOVENIE 30/03/2007 Ratification 24/04/2008 24/05/2008

SOUDAN 30/03/2007 Ratification 24/04/2009 24/05/2009

SRI LANKA 30/03/2007 Indéterminé

SUEDE 30/03/2007 Ratification 15/12/2008 14/01/2009

SURINAME 30/03/2007 Indéterminé

SWAZILAND 25/09/2007 Indéterminé

SYRIE 30/03/2007 Indéterminé

TANZANIE 30/03/2007 Indéterminé

TCHEQUE REP. 30/03/2007 Indéterminé

50193MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 60: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Etats/Organisation DateAuthentification

Typede consentement

Datede consentement

Entréeen vigueur locale

THAILANDE 30/03/2007 Ratification 29/07/2008 28/08/2008

TOGO 23/09/2008 Indéterminé

TONGA 15/11/2007 Indéterminé

TRINIDAD ET TOBAGO 27/09/2007 Indéterminé

TUNISIE 30/03/2007 Ratification 02/04/2008 03/05/2008

TURKMENISTAN Adhésion 04/09/2008 04/10/2008

TURQUIE 30/03/2007 Indéterminé

UKRAINE 24/09/2008 Indéterminé

URUGUAY 03/04/2007 Ratification 11/02/2009 13/03/2009

VANUATU 17/05/2007 Ratification 23/10/2008 22/11/2008

VIETNAM 22/10/2007 Indéterminé

YEMEN 30/03/2007 Ratification 26/03/2009 25/04/2009

ZAMBIE 09/05/2008 Indéterminé

Protocole facultatif se rapportant à la Convention relative aux droits des personnes handicapées,adopté à New-York le 13 decembre 2006

Etats/Organisation DateAuthentification

Typede consentement

Datede consentement

Entréeen vigueur locale

AFRIQUE DU SUD 30/03/2007 Ratification 30/11/2007 03/05/2008

ALGERIE 30/03/2007 Indéterminé

ALLEMAGNE 30/03/2007 Ratification 24/02/2009 26/03/2009

ANDORRE 27/04/2007 Indéterminé

ANTIGUA ET BARBUDA 30/03/2007 Indéterminé

ARABIE SAOUDITE Adhésion 24/06/2008 24/07/2008

ARGENTINE 30/03/2007 Ratification 02/09/2008 02/10/2008

ARMENIE 30/03/2007 Indéterminé

AUTRICHE 30/03/2007 Ratification 26/09/2008 26/10/2008

AZERBAïDJAN 09/01/2008 Ratification 28/01/2009 27/02/2009

BANGLADESH Adhésion 12/05/2008 11/06/2008

BENIN 08/02/2008 Indéterminé

BOLIVIE 13/08/2007 Indéterminé

BRESIL 30/03/2007 Ratification 01/08/2008 31/08/2008

BULGARIE 18/12/2008 Indéterminé

BURKINA FASO 23/05/2007 Indéterminé

BURUNDI 26/04/2007 Indéterminé

Belgique 30/03/2007 Ratification 02/07/2009 01/08/2009

CAMBODGE 01/10/2007 Indéterminé

CAMEROUN 01/10/2008 Indéterminé

CHILI 30/03/2007 Ratification 29/07/2008 28/08/2008

CHYPRE 30/03/2007 Indéterminé

CONGO (REPUBLIQUE) 30/03/2007 Indéterminé

COOK(ILES) Adhésion 08/05/2009 07/06/2009

COSTA-RICA 30/03/2007 Ratification 01/10/2008 31/10/2008

COTE D’IVOIRE 07/06/2007 Indéterminé

CROATIE 30/03/2007 Ratification 15/08/2007 03/05/2008

DOMINICAINE REPUBLIQUE 30/03/2007 Indéterminé

EL SALVADOR 30/03/2007 Ratification 14/12/2007 03/05/2008

EMIRATS ARABES UNIS 12/02/2008 Indéterminé

EQUATEUR 30/03/2007 Ratification 03/04/2008 03/05/2008

50194 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 61: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Etats/Organisation DateAuthentification

Typede consentement

Datede consentement

Entréeen vigueur locale

ESPAGNE 30/03/2007 Ratification 03/12/2007 03/05/2008

FINLANDE 30/03/2007 Indéterminé

FRANCE 23/09/2008 Indéterminé

GABON 25/09/2007 Indéterminé

GHANA 30/03/2007 Indéterminé

GUATEMALA 30/03/2007 Ratification 07/04/2009 07/05/2009

GUINEE 31/08/2007 Ratification 08/02/2008 03/05/2008

HONDURAS 23/08/2007 Indéterminé

HONGRIE 30/03/2007 Ratification 20/07/2007 03/05/2008

ISLANDE 30/03/2007 Indéterminé

ITALIE 30/03/2007 Ratification 15/05/2009 14/06/2009

JAMAIQUE 30/03/2007 Indéterminé

JORDANIE 30/03/2007 Indéterminé

KAZAKHSTAN 11/12/2008 Indéterminé

LIBAN 14/06/2007 Indéterminé

LIBERIA 30/03/2007 Indéterminé

LITUANIE 30/03/2007 Indéterminé

LUXEMBOURG 30/03/2007 Indéterminé

MADAGASCAR 25/09/2007 Indéterminé

MALI 15/05/2007 Ratification 07/04/2008 07/05/2008

MALTE 30/03/2007 Indéterminé

MAROC Adhésion 08/04/2009 08/05/2009

MAURICE 25/09/2007 Indéterminé

MEXIQUE 30/03/2007 Ratification 17/12/2007 03/05/2008

MONGOLIE Adhésion 13/05/2009 12/06/2009

MONTENEGRO 27/09/2007 Indéterminé

NAMIBIE 25/04/2007 Ratification 04/12/2007 03/05/2008

NEPAL 03/01/2008 Indéterminé

NICARAGUA 21/10/2008 Indéterminé

NIGER 02/08/2007 Ratification 24/06/2008 24/07/2008

NIGERIA 30/03/2007 Indéterminé

OUGANDA 30/03/2007 Ratification 25/09/2008 25/10/2008

PANAMA 30/03/2007 Ratification 07/08/2007 03/05/2008

PARAGUAY 30/03/2007 Ratification 03/09/2008 03/10/2008

PEROU 30/03/2007 Ratification 30/01/2008 03/05/2008

PORTUGAL 30/03/2007 Indéterminé

QATAR 09/07/2007 Indéterminé

REPUBLIQUE CENTRAFRICAINE 09/05/2007 Indéterminé

ROUMANIE 25/09/2008 Indéterminé

ROYAUME-UNI 26/02/2009 Indéterminé

RWANDA Adhésion 15/12/2008 14/01/2009

SAINT MARIN 30/03/2007 Ratification 22/02/2008 03/05/2008

SENEGAL 25/04/2007 Indéterminé

SERBIE 17/12/2007 Indéterminé

SEYCHELLES 30/03/2007 Indéterminé

SIERRA LEONE 30/03/2007 Indéterminé

SLOVAQUIE 26/09/2007 Indéterminé

SLOVENIE 30/03/2007 Ratification 24/04/2008 24/05/2008

SOUDAN Adhésion 24/04/2009 24/05/2009

SUEDE 30/03/2007 Ratification 15/12/2008 14/01/2009

50195MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 62: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Etats/Organisation DateAuthentification

Typede consentement

Datede consentement

Entréeen vigueur locale

SWAZILAND 25/09/2007 Indéterminé

TANZANIE 29/09/2008 Indéterminé

TCHEQUE REP. 30/03/2007 Indéterminé

TOGO 23/09/2008 Indéterminé

TUNISIE 30/03/2007 Ratification 02/04/2008 03/05/2008

UKRAINE 24/09/2008 Indéterminé

YEMEN 11/04/2007 Ratification 26/03/2009 25/04/2009

ZAMBIE 29/09/2008 Signature

Verdrag betreffende de rechten van personen met een handicap, aangenomen te New-York op 13 december 2006

Staten/Organisatie DatumAuthentificatie

Typeinstemming

Datuminstemming

Datum interneinwerkingtreding

ALGERIJE 30/03/2007 Onbepaald

ANDORRA 27/04/2007 Onbepaald

ANTIGUA EN BARBUDA 30/03/2007 Onbepaald

ARGENTINIE 30/03/2007 Bekrachtiging 02/09/2008 02/10/2008

ARMENIE 30/03/2007 Onbepaald

AUSTRALIE 30/03/2007 Bekrachtiging 17/07/2008 16/08/2008

AZERBEIDZJAN 09/01/2008 Bekrachtiging 28/01/2009 27/02/2009

BAHREIN 25/06/2007 Onbepaald

BANGLADESH 09/05/2007 Bekrachtiging 30/11/2007 03/05/2008

BARBADOS 19/07/2007 Onbepaald

BENIN 08/02/2008 Onbepaald

BOLIVIA 13/08/2007 Onbepaald

BRAZILIE 30/03/2007 Bekrachtiging 01/08/2008 31/08/2008

BRUNEI 18/12/2007 Onbepaald

BULGARIJE 27/09/2007 Onbepaald

BURKINA FASO 23/05/2007 Onbepaald

BURUNDI 26/04/2007 Onbepaald

België 30/03/2007 Bekrachtiging 02/07/2009 01/08/2009

CAMBODJA 01/10/2007 Onbepaald

CANADA 30/03/2007 Onbepaald

CENTRAALAFRIKAANSE REPUBLIEK 09/05/2007 Onbepaald

CHILI 30/03/2007 Bekrachtiging 29/07/2008 28/08/2008

CHINA 30/03/2007 Bekrachtiging 01/08/2008 31/08/2008

COLOMBIA 30/03/2007 Onbepaald

COMOREN 26/09/2007 Onbepaald

CONGO (REPUBLIEK) 30/03/2007 Onbepaald

COOK(EIL.) Toetreding 08/05/2009 07/06/2009

COSTA RICA 30/03/2007 Bekrachtiging 01/10/2008 31/10/2008

CUBA 26/04/2007 Bekrachtiging 06/09/2007 03/05/2008

CYPRUS 30/03/2007 Onbepaald

50196 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 63: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Staten/Organisatie DatumAuthentificatie

Typeinstemming

Datuminstemming

Datum interneinwerkingtreding

DENEMARKEN 30/03/2007 Onbepaald

DOMINICA 30/03/2007 Onbepaald

DOMINICAANSE REPUBLIEK 30/03/2007 Onbepaald

DUITSLAND 30/03/2007 Bekrachtiging 24/02/2009 26/03/2009

ECUADOR 30/03/2007 Bekrachtiging 03/04/2008 03/05/2008

EGYPTE 04/04/2007 Bekrachtiging 14/04/2008 14/05/2008

EL SALVADOR 30/03/2007 Bekrachtiging 14/12/2007 03/05/2008

ESTLAND 25/09/2007 Onbepaald

ETHIOPIE 30/03/2007 Onbepaald

Europese Gemeenschap 30/03/2007 Onbepaald

FILIPIJNEN 25/09/2007 Bekrachtiging 15/04/2008 15/05/2008

FINLAND 30/03/2007 Onbepaald

FRANKRIJK 30/03/2007 Onbepaald

GABON 30/03/2007 Bekrachtiging 01/10/2007 03/05/2008

GHANA 30/03/2007 Onbepaald

GRIEKENLAND 30/03/2007 Onbepaald

GUATEMALA 30/03/2007 Bekrachtiging 07/04/2009 07/05/2009

GUINEA 16/05/2007 Bekrachtiging 08/02/2008 03/05/2008

GUYANA 11/04/2007 Onbepaald

HONDURAS 30/03/2007 Bekrachtiging 14/04/2008 14/05/2008

HONGARIJE 30/03/2007 Bekrachtiging 20/07/2007 03/05/2008

IERLAND 30/03/2007 Onbepaald

IJSLAND 30/03/2007 Onbepaald

INDIA 30/03/2007 Bekrachtiging 01/10/2007 03/05/2008

INDONESIE 30/03/2007 Onbepaald

ISRAEL 30/03/2007 Bekrachtiging 15/05/2009 14/06/2009

ITALIE 30/03/2007 Bekrachtiging 15/05/2009 14/06/2009

IVOORKUST 07/06/2007 Onbepaald

JAMAICA 30/03/2007 Bekrachtiging 30/03/2007 03/05/2008

JAPAN 28/09/2007 Onbepaald

JEMEN 30/03/2007 Bekrachtiging 26/03/2009 25/04/2009

JORDANIE 30/03/2007 Bekrachtiging 31/03/2008 03/05/2008

KAAPVERDISCHE (EILANDEN) 30/03/2007 Onbepaald

KAMEROEN 01/10/2008 Onbepaald

KAZACHSTAN 11/12/2008 Onbepaald

KENIA 30/03/2007 Bekrachtiging 19/05/2008 18/06/2008

KOREA (REP.) 30/03/2007 Bekrachtiging 11/12/2008 10/01/2009

KROATIE 30/03/2007 Bekrachtiging 15/08/2007 03/05/2008

LAOS 15/01/2008 Onbepaald

LESOTHO Toetreding 02/12/2008 01/01/2009

LETLAND 18/07/2008 Ondertekening

50197MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 64: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Staten/Organisatie DatumAuthentificatie

Typeinstemming

Datuminstemming

Datum interneinwerkingtreding

LIBANON 14/06/2007 Onbepaald

LIBERIA 30/03/2007 Onbepaald

LIBIE 01/05/2008 Onbepaald

LITOUWEN 30/03/2007 Onbepaald

LUXEMBURG 30/03/2007 Onbepaald

MACEDONIE (VOORMALIGEJOEGOSLAVISCHE REP.)

30/03/2007 Onbepaald

MADAGASCAR 25/09/2007 Onbepaald

MALAWI 27/09/2007 Onbepaald

MALDIVEN 02/10/2007 Onbepaald

MALEISIE 08/04/2008 Onbepaald

MALI 15/05/2007 Bekrachtiging 07/04/2008 07/05/2008

MALTA 30/03/2007 Onbepaald

MAROKKO 30/03/2007 Bekrachtiging 08/04/2009 08/05/2009

MAURITIUS 25/09/2007 Onbepaald

MEXICO 30/03/2007 Bekrachtiging 17/12/2007 03/05/2008

MOLDAVIE 30/03/2007 Onbepaald

MONGOLIE Toetreding 13/05/2009 12/06/2009

MONTENEGRO 27/09/2007 Onbepaald

MOZAMBIQUE 30/03/2007 Onbepaald

NAMIBIE 25/04/2007 Bekrachtiging 04/12/2007 03/05/2008

NEDERLAND 30/03/2007 Onbepaald

NEPAL 03/01/2008 Onbepaald

NICARAGUA 30/03/2007 Bekrachtiging 07/12/2007 03/05/2008

NIEUW-ZEELAND 30/03/2007 Bekrachtiging 25/09/2008 25/10/2008

NIGER 30/03/2007 Bekrachtiging 24/06/2008 24/07/2008

NIGERIA 30/03/2007 Onbepaald

NOORWEGEN 30/03/2007 Onbepaald

OEKRAINE 24/09/2008 Onbepaald

OEZBEKISTAN 27/02/2009 Onbepaald

OMAN 17/03/2008 Bekrachtiging 06/01/2009 05/02/2009

OOSTENRIJK 30/03/2007 Bekrachtiging 26/09/2008 26/10/2008

PAKISTAN 25/09/2008 Onbepaald

PANAMA 30/03/2007 Bekrachtiging 07/08/2007 03/05/2008

PARAGUAY 30/03/2007 Bekrachtiging 03/09/2008 03/10/2008

PERU 30/03/2007 Bekrachtiging 30/01/2008 03/05/2008

POLEN 30/03/2007 Onbepaald

PORTUGAL 30/03/2007 Onbepaald

QATAR 09/07/2007 Bekrachtiging 13/05/2008 12/06/2008

ROEMENIE 26/09/2007 Onbepaald

RUSLAND 24/09/2008 Onbepaald

50198 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 65: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Staten/Organisatie DatumAuthentificatie

Typeinstemming

Datuminstemming

Datum interneinwerkingtreding

RWANDA Toetreding 15/12/2008 14/01/2009

SALOMOM EILANDEN 23/09/2008 Onbepaald

SAN MARINO 30/03/2007 Bekrachtiging 22/02/2008 03/05/2008

SAUDI-ARABIE Toetreding 24/06/2008 24/07/2008

SENEGAL 25/04/2007 Onbepaald

SERVIE 17/12/2007 Onbepaald

SEYCHELLEN 30/03/2007 Onbepaald

SIERRA LEONE 30/03/2007 Onbepaald

SLOVAKIJE 26/09/2007 Onbepaald

SLOVENIE 30/03/2007 Bekrachtiging 24/04/2008 24/05/2008

SPANJE 30/03/2007 Bekrachtiging 03/12/2007 03/05/2008

SRI LANKA 30/03/2007 Onbepaald

SUDAN 30/03/2007 Bekrachtiging 24/04/2009 24/05/2009

SURINAME 30/03/2007 Onbepaald

SWAZILAND 25/09/2007 Onbepaald

SYRIE 30/03/2007 Onbepaald

TANZANIA 30/03/2007 Onbepaald

THAILAND 30/03/2007 Bekrachtiging 29/07/2008 28/08/2008

TOGO 23/09/2008 Onbepaald

TONGA 15/11/2007 Onbepaald

TRINIDAD EN TOBAGO 27/09/2007 Onbepaald

TSJECHISCHE REP. 30/03/2007 Onbepaald

TUNESIE 30/03/2007 Bekrachtiging 02/04/2008 03/05/2008

TURKIJE 30/03/2007 Onbepaald

TURKMENISTAN Toetreding 04/09/2008 04/10/2008

UGANDA 30/03/2007 Bekrachtiging 25/09/2008 25/10/2008

URUGUAY 03/04/2007 Bekrachtiging 11/02/2009 13/03/2009

VANUATU 17/05/2007 Bekrachtiging 23/10/2008 22/11/2008

VERENIGD KONINKRIJK 30/03/2007 Bekrachtiging 08/06/2009 08/07/2009

VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN 08/02/2008 Onbepaald

VIETNAM 22/10/2007 Onbepaald

ZAMBIA 09/05/2008 Onbepaald

ZUID-AFRIKA 30/03/2007 Bekrachtiging 30/11/2007 03/05/2008

ZWEDEN 30/03/2007 Bekrachtiging 15/12/2008 14/01/2009

50199MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 66: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Facultatief Protocol bij het Verdrag betreffende de rechten van personen met een handicap,aangenomen te New-York op 13 december 2006

Staten/Organisatie DatumAuthentificatie

Typeinstemming

Datuminstemming

Datum interneinwerkingtreding

ALGERIJE 30/03/2007 Onbepaald

ANDORRA 27/04/2007 Onbepaald

ANTIGUA EN BARBUDA 30/03/2007 Onbepaald

ARGENTINIE 30/03/2007 Bekrachtiging 02/09/2008 02/10/2008

ARMENIE 30/03/2007 Onbepaald

AZERBEIDZJAN 09/01/2008 Bekrachtiging 28/01/2009 27/02/2009

BANGLADESH Toetreding 12/05/2008 11/06/2008

BENIN 08/02/2008 Onbepaald

BOLIVIA 13/08/2007 Onbepaald

BRAZILIE 30/03/2007 Bekrachtiging 01/08/2008 31/08/2008

BULGARIJE 18/12/2008 Onbepaald

BURKINA FASO 23/05/2007 Onbepaald

BURUNDI 26/04/2007 Onbepaald

België 30/03/2007 Bekrachtiging 02/07/2009 01/08/2009

CAMBODJA 01/10/2007 Onbepaald

CENTRAALAFRIKAANSEREPUBLIEK

09/05/2007 Onbepaald

CHILI 30/03/2007 Bekrachtiging 29/07/2008 28/08/2008

CONGO (REPUBLIEK) 30/03/2007 Onbepaald

COOK(EIL.) Toetreding 08/05/2009 07/06/2009

COSTA RICA 30/03/2007 Bekrachtiging 01/10/2008 31/10/2008

CYPRUS 30/03/2007 Onbepaald

DOMINICAANSE REPUBLIEK 30/03/2007 Onbepaald

DUITSLAND 30/03/2007 Bekrachtiging 24/02/2009 26/03/2009

ECUADOR 30/03/2007 Bekrachtiging 03/04/2008 03/05/2008

EL SALVADOR 30/03/2007 Bekrachtiging 14/12/2007 03/05/2008

FINLAND 30/03/2007 Onbepaald

FRANKRIJK 23/09/2008 Onbepaald

GABON 25/09/2007 Onbepaald

GHANA 30/03/2007 Onbepaald

GUATEMALA 30/03/2007 Bekrachtiging 07/04/2009 07/05/2009

GUINEA 31/08/2007 Bekrachtiging 08/02/2008 03/05/2008

HONDURAS 23/08/2007 Onbepaald

HONGARIJE 30/03/2007 Bekrachtiging 20/07/2007 03/05/2008

IJSLAND 30/03/2007 Onbepaald

ITALIE 30/03/2007 Bekrachtiging 15/05/2009 14/06/2009

IVOORKUST 07/06/2007 Onbepaald

JAMAICA 30/03/2007 Onbepaald

JEMEN 11/04/2007 Bekrachtiging 26/03/2009 25/04/2009

JORDANIE 30/03/2007 Onbepaald

KAMEROEN 01/10/2008 Onbepaald

KAZACHSTAN 11/12/2008 Onbepaald

KROATIE 30/03/2007 Bekrachtiging 15/08/2007 03/05/2008

LIBANON 14/06/2007 Onbepaald

LIBERIA 30/03/2007 Onbepaald

50200 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 67: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Staten/Organisatie DatumAuthentificatie

Typeinstemming

Datuminstemming

Datum interneinwerkingtreding

LITOUWEN 30/03/2007 Onbepaald

LUXEMBURG 30/03/2007 Onbepaald

MADAGASCAR 25/09/2007 Onbepaald

MALI 15/05/2007 Bekrachtiging 07/04/2008 07/05/2008

MALTA 30/03/2007 Onbepaald

MAROKKO Toetreding 08/04/2009 08/05/2009

MAURITIUS 25/09/2007 Onbepaald

MEXICO 30/03/2007 Bekrachtiging 17/12/2007 03/05/2008

MONGOLIE Toetreding 13/05/2009 12/06/2009

MONTENEGRO 27/09/2007 Onbepaald

NAMIBIE 25/04/2007 Bekrachtiging 04/12/2007 03/05/2008

NEPAL 03/01/2008 Onbepaald

NICARAGUA 21/10/2008 Onbepaald

NIGER 02/08/2007 Bekrachtiging 24/06/2008 24/07/2008

NIGERIA 30/03/2007 Onbepaald

OEKRAINE 24/09/2008 Onbepaald

OOSTENRIJK 30/03/2007 Bekrachtiging 26/09/2008 26/10/2008

PANAMA 30/03/2007 Bekrachtiging 07/08/2007 03/05/2008

PARAGUAY 30/03/2007 Bekrachtiging 03/09/2008 03/10/2008

PERU 30/03/2007 Bekrachtiging 30/01/2008 03/05/2008

PORTUGAL 30/03/2007 Onbepaald

QATAR 09/07/2007 Onbepaald

ROEMENIE 25/09/2008 Onbepaald

RWANDA Toetreding 15/12/2008 14/01/2009

SAN MARINO 30/03/2007 Bekrachtiging 22/02/2008 03/05/2008

SAUDI-ARABIE Toetreding 24/06/2008 24/07/2008

SENEGAL 25/04/2007 Onbepaald

SERVIE 17/12/2007 Onbepaald

SEYCHELLEN 30/03/2007 Onbepaald

SIERRA LEONE 30/03/2007 Onbepaald

SLOVAKIJE 26/09/2007 Onbepaald

SLOVENIE 30/03/2007 Bekrachtiging 24/04/2008 24/05/2008

SPANJE 30/03/2007 Bekrachtiging 03/12/2007 03/05/2008

SUDAN Toetreding 24/04/2009 24/05/2009

SWAZILAND 25/09/2007 Onbepaald

TANZANIA 29/09/2008 Onbepaald

TOGO 23/09/2008 Onbepaald

TSJECHISCHE REP. 30/03/2007 Onbepaald

TUNESIE 30/03/2007 Bekrachtiging 02/04/2008 03/05/2008

UGANDA 30/03/2007 Bekrachtiging 25/09/2008 25/10/2008

VERENIGD KONINKRIJK 26/02/2009 Onbepaald

VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN 12/02/2008 Onbepaald

ZAMBIA 29/09/2008 Ondertekening

ZUID-AFRIKA 30/03/2007 Bekrachtiging 30/11/2007 03/05/2008

ZWEDEN 30/03/2007 Bekrachtiging 15/12/2008 14/01/2009

50201MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 68: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

[C − 2009/00473]N. 2009 — 258813 JUNI 1986. — Wet betreffende het wegnemen

en transplanteren van organenOfficieuze coördinatie in het Duits

De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits vande wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanterenvan organen (Belgisch Staatsblad van 14 februari 1987, err. van26 februari 1987), zoals ze achtereenvolgens werd gewijzigd bij :

- de wet van 17 februari 1987 tot wijziging van de wet betreffendehet wegnemen en transplanteren van organen (Belgisch Staatsblad van14 april 1987);

- de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in dewetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld inartikel 78 van de Grondwet (Belgisch Staatsblad van 29 juli 2000);

- de wet van 7 december 2001 tot wijziging van artikel 7 van de wetvan 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren vanorganen (Belgisch Staatsblad van 31 december 2002);

- de programmawet van 22 december 2003 (Belgisch Staatsblad van31 december 2003);

- de wet van 14 juni 2006 tot wijziging van de wet van 13 juni 1986betreffende het wegnemen en transplanteren van organen (BelgischStaatsblad van 27 juli 2006);

- de wet van 14 juni 2006 tot wijziging van de wet van 13 juni 1986betreffende het wegnemen en transplanteren van organen (BelgischStaatsblad van 28 augustus 2006);

- de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I)(Belgisch Staatsblad van 28 december 2006);

- de wet van 25 februari 2007 tot wijziging van de wet van13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen(Belgisch Staatsblad van 13 april 2007);

- de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruikvan menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundigetoepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek (BelgischStaatsblad van 30 december 2008).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door deCentrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST INNERES

[C − 2009/00473]D. 2009 — 258813. JUNI 1986 - Gesetz über die Entnahme und Transplantation von Organen

Inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache

Der folgende Text ist die inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache des Gesetzes vom 13. Juni 1986 über dieEntnahme und Transplantation von Organen (Belgisches Staatsblatt vom 14. Februar 1987), so wie es nacheinanderabgeändert worden ist durch:

- das Gesetz vom 17. Februar 1987 zur Abänderung des Gesetzes über die Entnahme und Transplantation vonOrganen,

- das Gesetz vom 26. Juni 2000 über die Einführung des Euro in die Rechtsvorschriften in Bezug auf die inArtikel 78 der Verfassung erwähnten Angelegenheiten,

- das Gesetz vom 7. Dezember 2001 zur Abänderung von Artikel 7 des Gesetzes vom 13. Juni 1986 über dieEntnahme und Transplantation von Organen,

- das Programmgesetz vom 22. Dezember 2003,- das Gesetz vom 14. Juni 2006 zur Abänderung des Gesetzes vom 13. Juni 1986 über die Entnahme und

Transplantation von Organen (I),- das Gesetz vom 14. Juni 2006 zur Abänderung des Gesetzes vom 13. Juni 1986 über die Entnahme und

Transplantation von Organen (II),- das Gesetz vom 27. Dezember 2006 zur Festlegung verschiedener Bestimmungen (I),- das Gesetz vom 25. Februar 2007 zur Abänderung des Gesetzes vom 13. Juni 1986 über die Entnahme und

Transplantation von Organen,- das Gesetz vom 19. Dezember 2008 über die Gewinnung und Verwendung menschlichen Körpermaterials im

Hinblick auf medizinische Anwendungen beim Menschen oder zu wissenschaftlichen Forschungszwecken.Diese inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache ist von der Zentralen Dienststelle für Deutsche Ubersetzun-

gen in Malmedy erstellt worden.

MINISTERIUM DER JUSTIZ UND MINISTERIUM DER VOLKSGESUNDHEIT UND DER UMWELT

13. JUNI 1986 — Gesetz über die Entnahme und Transplantation von Organen

KAPITEL I — Allgemeine Bestimmungen

Artikel 1 - § 1 - [Vorliegendes Gesetz ist anwendbar auf die Entnahme von Organen [...] aus dem Körper einerPerson, ″Spender″ genannt, im Hinblick auf die therapeutische Transplantation dieser Organe [...] in den Körperderselben Person oder in den Körper einer anderen Person, ″Empfänger″ genannt.]

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR

[C − 2009/00473]F. 2009 — 258813 JUIN 1986. — Loi sur le prélèvement

et la transplantation d’organesCoordination officieuse en langue allemande

Le texte qui suit constitue la coordination officieuse en langueallemande de la loi du 13 juin 1986 sur le prélèvement et latransplantation d’organes (Moniteur belge du 14 février 1987, err. du26 février 1987), telle qu’elle a été modifiée successivement par :

- la loi du 17 février 1987 modifiant la loi sur le prélèvement et latransplantation d’organes (Moniteur belge du 14 avril 1987);

- la loi du 26 juin 2000 relative à l’introduction de l’euro dans lalégislation concernant les matières visées à l’article 78 de la Constitution(Moniteur belge du 29 juillet 2000);

- la loi du 7 décembre 2001 modifiant l’article 7 de la loi du13 juin 1986 sur le prélèvement et la transplantation d’organes(Moniteur belge du 31 décembre 2002);

- la loi-programme du 22 décembre 2003 (Moniteur belge du 31 décem-bre 2003);

- la loi du 14 juin 2006 modifiant la loi du 13 juin 1986 sur leprélèvement et la transplantation d’organes (Moniteur belge du27 juillet 2006);

- la loi du 14 juin 2006 modifiant la loi du 13 juin 1986 sur leprélèvement et la transplantation d’organes (Moniteur belge du28 août 2006);

- la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses (I)(Moniteur belge du 28 décembre 2006);

- la loi du 25 février 2007 modifiant la loi du 13 juin 1986 sur leprélèvement et la transplantation d’organes (Moniteur belge du13 avril 2007);

- la loi du 19 décembre 2008 relative à l’obtention et à l’utilisation dematériel corporel humain destiné à des applications médicales humai-nes ou à des fins de recherche scientifique (Moniteur belge du30 décembre 2008).

Cette coordination officieuse en langue allemande a été établie par leService central de traduction allemande à Malmedy.

50202 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 69: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

[Im Sinne des vorliegenden Gesetzes versteht man unter ″Organ″ einen differenzierten und lebenswichtigen Teildes menschlichen Körpers, der aus verschiedenen Geweben besteht und seine Struktur, Blutgefäßversorgung undFähigkeit zum Vollzug physiologischer Funktionen weitestgehend autonom aufrechterhält.]

Embryotransfers, Hodenentnahmen und -transplantationen, Eierstockentnahmen und -transplantationen und dieVerwendung von Eizellen und Sperma werden durch vorliegendes Gesetz nicht geregelt.

§ 2 - Das Gesetz vom 7. Februar 1961 über die therapeutischen Substanzen menschlichen Ursprungs ist nichtanwendbar auf Entnahmen und Transplantationen von Organen und Geweben gemäß vorliegendem Gesetz.

§ 3 - [...]

[Art. 1 § 1 Abs. 1 ersetzt durch Art. 156 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgischen Staatsblat vom 31. Dezember 2003) undabgeändert durch Art. 27 Nr. 1 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008); § 1 neuer Absatz 2eingefügt durch Art. 27 Nr. 2 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008); § 3 aufgehobendurch Art. 11 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007)]

[Art. 1bis - § 1 - Der König kann Regeln festlegen und Bedingungen oder Einschränkungen für die Entnahme, dieKonservierung, die Aufbereitung, die Einfuhr, den Transport, die Verteilung und die Abgabe von Organen [...]auferlegen.

Jede Ausführung von Absatz 1 nach dem Inkrafttreten des Programmgesetzes vom 22. Dezember 2003 erfolgtdurch einen im Ministerrat beratenen Erlass.

§ 2 - Der König trifft die Maßnahmen, die im Hinblick auf eine optimale Organisation der Entnahme von Organenund eine Verbesserung der Spendererkennung und -auswahl sowie des Spendermanagements zweckdienlich sind.]

[Art. 1bis eingefügt durch Art. 2 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007; § 1 Abs. 1abgeändert durch Art. 28 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008)]

Art. 2 - Auf Stellungnahme des Hohen Gesundheitsrates kann der König die Anwendung des vorliegendenGesetzes ausweiten auf die Entnahme - nach dem Tode - von Organen oder Geweben, die Er bestimmt, im Hinblick aufdie Aufbereitung therapeutischer, für die Behandlung schwerer Krankheiten und Körperschäden unentbehrlicherMittel.

Art. 3 - Jede Entnahme und jede Transplantation [von [...] Organen] muss von einem Arzt in einem [wie in demam 7. August 1987 koordinierten Gesetz über die Krankenhäuser erwähnten] Krankenhaus vorgenommen werden.

[Art. 3 abgeändert durch Art. 158 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom 31. Dezember 2003) undArt. 29 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008)]

Art. 4 - § 1 - Einer Abtretung [von Organen [...]] darf ungeachtet der daran beteiligten Parteien nicht mitGewinnerzielungsabsicht zugestimmt werden.

Weder der Spender noch seine Angehörigen dürfen dem Empfänger gegenüber irgendeinen Anspruch geltendmachen.

§ 2 - Der König legt die Regeln fest, um dem lebenden Spender eine Entschädigung zu Lasten der von Ihmbestimmten öffentlichen Behörden oder Sozialversicherungsträger zu gewähren.

Diese Entschädigung deckt sowohl die Kosten als auch den Einkommensverlust, die direkt mit der Abtretung vonOrganen verbunden sind.

[Art. 4 § 1 Abs. 1 abgeändert durch Art. 159 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom 31. Dezember 2003)und Art. 30 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008)]

KAPITEL II - Entnahme bei lebenden Personen

Art. 5 - Unbeschadet der Bestimmungen von Artikel 7 darf eine Entnahme [von Organen [...]] bei einer lebendenPerson nur dann erfolgen, wenn der Spender das Alter von 18 Jahren erreicht und der Spende vorher zugestimmt hat.

[Art. 5 abgeändert durch Art. 160 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom 31. Dezember 2003) undArt. 31 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008)]

Art. 6 - § 1 - Wenn eine Entnahme bei lebenden Personen ernsthafte Konsequenzen für den Spender mit sichbringen kann oder wenn es sich um eine Entnahme [von Organen [...]] handelt, die nicht regenerationsfähig sind, darfsie nur dann vorgenommen werden, wenn das Leben des Empfängers in Gefahr ist und die Transplantation [vonOrganen [...]], die einer toten Person entnommen wurden, zu keinem so befriedigenden Ergebnis führen kann.

§ 2 - [Wenn eine Person, die das Alter von 18 Jahren erreicht hat, aufgrund ihrer geistigen Verfassung nichtimstande ist, ihren Willen zu äußern, ist für die in § 1 erwähnte Entnahme die Einwilligung des gesetzlichen Vertretersoder des vom Patienten bestimmten Bevollmächtigten erforderlich oder, wenn eine solche Person nicht verfügbar istoder nicht eingreifen möchte, die Einwilligung einer Person, die in Anwendung der Bestimmungen von Artikel 14 § 2Absatz 1 und 2 des Gesetzes vom 22. August 2002 über die Rechte des Patienten bestimmt wird.]

[Art. 6 § 1 abgeändert durch Art. 161 Nr. 1 und 2 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom31. Dezember 2003) und Art. 32 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008); § 2 ersetzt durchArt. 3 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007)]

Art. 7 - § 1 - Wenn eine Entnahme bei lebenden Personen normalerweise keine ernsthaften Konsequenzen für denSpender mit sich bringen kann, [und es sich dabei um eine Entnahme von regenerationsfähigen Organen [...] handelt],die für die Transplantation auf einen Bruder oder eine Schwester bestimmt ist, kann sie bei Personen, die das Alter von18 Jahren noch nicht erreicht haben, vorgenommen werden.

[...]

§ 2 - Die in § 1 erwähnte Entnahme ist an folgende Bedingungen gebunden:

1. Wenn der Spender [das Alter von 12 Jahren] erreicht hat, muss er seine vorherige Einwilligung geben.

[[2.] Wenn der Spender das Alter von 12 Jahren noch nicht erreicht hat, muss er vorher die Möglichkeit haben, seineMeinung zu äußern.]

[...]

3. [Wenn der Spender aufgrund seiner geistigen Verfassung nicht imstande ist, seinen Willen zu äußern, muss dieausdrückliche Einwilligung seiner Eltern oder seines Vormunds vorliegen.]

50203MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 70: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

[Art. 7 § 1 abgeändert durch Art. 2 Buchstabe A des G. vom 7. Dezember 2001 (Belgisches Staatsblatt vom31. Dezember 2002) und Art. 33 Nr. 1 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008); § 1 frühererAbsatz 2 eingefügt durch Art. 162 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom 31. Dezember 2003) und aufgehobendurch Art. 33 Nr. 2 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008); § 2 einziger Absatz Nr. 1abgeändert durch Art. 2 Buchstabe B des G. vom 7. Dezember 2001 (Belgisches Staatsblatt vom 31. Dezember 2002); § 2 einzigerAbsatz frühere Nummer 1bis eingefügt durch Art. 2 Buchstabe C des G. vom 7. Dezember 2001 (Belgisches Staatsblatt vom31. Dezember 2002) und umnummeriert zu Nr. 2 durch Art. 4 Nr. 2 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom13. April 2007); § 2 einziger Absatz frühere Nummer 2 aufgehoben durch Art. 4 Nr. 1 des G. vom 25. Februar 2007 (BelgischesStaatsblatt vom 13. April 2007); § 2 einziger Absatz Nr. 3 ersetzt durch Art. 4 Nr. 3 des G. vom 25. Februar 2007 (BelgischesStaatsblatt vom 13. April 2007)]

Art. 8 - § 1 - Die Einwilligung für die Entnahme [von Organen [...]] bei einer lebenden Person muss freiwillig undbewusst gegeben werden. Sie ist jederzeit widerrufbar.

§ 2 - Die Einwilligung muss schriftlich im Beisein eines volljährigen Zeugen gegeben werden. Sie wird von deroder den Personen, die ihre Einwilligung geben müssen, und von dem volljährigen Zeugen unterzeichnet.

§ 3 - Der Nachweis über die Einwilligung muss dem Arzt, der die Entnahme vorzunehmen gedenkt, vorgelegtwerden.

[Art. 8 § 1 abgeändert durch Art. 163 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom 31. Dezember 2003) undArt. 34 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008)]

[Art. 8bis - Jede Entnahme bei lebenden Personen muss Gegenstand einer vorherigen multidisziplinärenKonzertierung sein.

Der König kann die Modalitäten der Anwendung von Absatz 1 festlegen.]

[Art. 8bis eingefügt durch Art. 5 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007)]

Art. 9 - Ein Arzt, der eine Entnahme [von Organen [...]] vorzunehmen gedenkt, muss sich vergewissern, dass diein den Artikeln 5 bis 8 erwähnten Bedingungen erfüllt sind.

Er muss den Spender und gegebenenfalls die Personen, deren Einwilligung erforderlich ist, deutlich undausführlich über die körperlichen, psychischen, familiären und sozialen Konsequenzen der Entnahme informieren.

Er muss feststellen, dass der Spender seine Einwilligung mit vollem Urteilsvermögen und zu einem zweifellosuneigennützigen Zweck gegeben hat.

[Art. 9 Abs. 1 abgeändert durch Art. 164 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom 31. Dezember 2003) undArt. 35 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008)]

KAPITEL III - Entnahme nach dem Tod

Art. 10 - § 1 - [Organe [...]], die für Transplantationen sowie für die Aufbereitung therapeutischer Substanzenunter den in Artikel 2 erwähnten Bedingungen bestimmt sind, können dem Körper [einer jeden Person, die imBevölkerungsregister oder seit mehr als sechs Monaten im Fremdenregister eingetragen ist,] entnommen werden, es seidenn, es steht fest, dass gegen eine solche Entnahme Ablehnung bekundet worden ist.

Von Personen, die oben nicht erwähnt sind, wird verlangt, dass sie einer Entnahme ausdrücklich zugestimmthaben.

§ 2 - Eine Person, die achtzehn Jahre alt ist und imstande ist, ihren Willen zu äußern, kann die in § 1 erwähnteAblehnung allein bekunden.

Wenn eine Person unter achtzehn Jahre alt ist, aber imstande ist, ihren Willen zu äußern, kann die Ablehnungentweder von dieser Person selbst oder, solange sie am Leben ist, [von einem Elternteil, der die elterliche Gewalt überden Minderjährigen ausübt, oder von seinem Vormund] bekundet werden.

Wenn eine Person unter achtzehn Jahre alt ist und nicht imstande ist, ihren Willen zu äußern, kann die Ablehnung,solange sie am Leben ist, [von einem Elternteil, der die elterliche Gewalt über den Minderjährigen ausübt, oder vonseinem Vormund] bekundet werden.

Wenn eine Person aufgrund ihrer geistigen Verfassung nicht imstande ist, ihren Willen zu äußern, kann dieAblehnung, solange sie am Leben ist, von ihrem gesetzlichen Vertreter, ihrem vorläufigen Verwalter oder, inErmangelung dessen, von ihrem nächsten Verwandten bekundet werden.

§ 3 - Der König regelt die Weise, auf die die Ablehnung des Spenders oder der in § 2 erwähnten Personen bekundetwird.

Zu diesem Zweck ist Er unter den Bedingungen und nach den Regeln, die Er festlegt, ermächtigt:

a) die Ablehnung auf Antrag des Betreffenden hin über die Dienste des Bevölkerungsregisters beurkunden zulassen,

b) den Zugang zu dieser Information zu regeln, um die Arzte, die die Entnahmen vornehmen, von der Ablehnungin Kenntnis zu setzen.

[§ 3ter - Der König legt die Weise fest, auf die ein jeder seinen Willen als Spender kundtut.]

§ 4 - Ein Arzt darf keine Entnahme vornehmen:

1. wenn eine Ablehnung auf die vom König organisierte Weise bekundet worden ist,

2. wenn eine Ablehnung vom Spender auf eine andere Weise bekundet wurde und der Arzt davon in Kenntnisgesetzt worden ist.

3. [...]

[...]

[Art. 10 § 1 Abs. 1 abgeändert durch einzigen Artikel des G. vom 17. Februar 1987 (Belgisches Staatsblatt vom14. April 1987), Art. 165 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom 31. Dezember 2003) und Art. 36 des G. vom19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008); § 2 Abs. 2 und 3 abgeändert durch Art. 6 Nr. 1 des G. vom25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007); § 3ter eingefügt durch Art. 6 Nr. 3 des G. vom 25. Februar 2007(Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007); § 4 einziger Absatz Nr. 3 aufgehoben durch Art. 6 Nr. 4 des G. vom 25. Februar 2007(Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007); § 4 früherer Absatz 2 aufgehoben durch Art. 6 Nr. 5 des G. vom 25. Februar 2007(Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007)]

50204 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 71: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Ab einem gemäß Art. 4 des G. vom 14. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 28. August 2006) vom Königfestzulegenden Datum lautet Art. 10 wie folgt:

« Art. 10 - § 1 - [Organe [...]], die für Transplantationen sowie für die Aufbereitung therapeutischer Substanzenunter den in Artikel 2 erwähnten Bedingungen bestimmt sind, können dem Körper [einer jeden Person, die imBevölkerungsregister oder seit mehr als sechs Monaten im Fremdenregister eingetragen ist,] entnommen werden, es seidenn, es steht fest, dass gegen eine solche Entnahme Ablehnung bekundet worden ist.

Von Personen, die oben nicht erwähnt sind, wird verlangt, dass sie einer Entnahme ausdrücklich zugestimmthaben.

§ 2 - Eine Person, die achtzehn Jahre alt ist und imstande ist, ihren Willen zu äußern, kann die in § 1 erwähnteAblehnung allein bekunden.

Wenn eine Person unter achtzehn Jahre alt ist, aber imstande ist, ihren Willen zu äußern, kann die Ablehnungentweder von dieser Person selbst oder, solange sie am Leben ist, [von einem Elternteil, der die elterliche Gewalt überden Minderjährigen ausübt, oder von seinem Vormund] bekundet werden.

Wenn eine Person unter achtzehn Jahre alt ist und nicht imstande ist, ihren Willen zu äußern, kann die Ablehnung,solange sie am Leben ist, [von einem Elternteil, der die elterliche Gewalt über den Minderjährigen ausübt, oder vonseinem Vormund] bekundet werden.

Wenn eine Person aufgrund ihrer geistigen Verfassung nicht imstande ist, ihren Willen zu äußern, kann dieAblehnung, solange sie am Leben ist, von ihrem gesetzlichen Vertreter, ihrem vorläufigen Verwalter oder, inErmangelung dessen, von ihrem nächsten Verwandten bekundet werden.

§ 3 - Der König regelt die Weise, auf die die Ablehnung des Spenders oder der in § 2 erwähnten Personen bekundetwird.

Zu diesem Zweck ist Er unter den Bedingungen und nach den Regeln, die Er festlegt, ermächtigt:

a) die Ablehnung auf Antrag des Betreffenden hin über die Dienste des Bevölkerungsregisters beurkunden zulassen,

b) den Zugang zu dieser Information zu regeln, um die Arzte, die die Entnahmen vornehmen, von der Ablehnungin Kenntnis zu setzen.

[§ 3bis - Die Ablehnung einer Entnahme oder die Einwilligung dazu, die von den Diensten des Bevölkerungsre-gisters auf Antrag [der Personen, die aufgrund des vorliegenden Artikels zum Ausdruck der Einwilligung oder derAblehnung befugt sind,] beurkundet wird, wird gegenstandslos, wenn die in § 2 Absatz 2 und 3 erwähnte Person dieVolljährigkeit erreicht. Die betreffende Person wird gemäß den vom König festgelegten Modalitäten von dieserAnnullierung in Kenntnis gesetzt. Der König fordert sie auf, eine Wahl zu treffen, wenn sie es möchte.

Die in Absatz 1 erwähnte Annullierung ist nicht anwendbar in Bezug auf die in § 2 Absatz 4 erwähnte Person.]

[§ 3ter - Der König legt die Weise fest, auf die ein jeder seinen Willen als Spender kundtut.]

§ 4 - Ein Arzt darf keine Entnahme vornehmen:

1. wenn eine Ablehnung auf die vom König organisierte Weise bekundet worden ist,

2. wenn eine Ablehnung vom Spender auf eine andere Weise bekundet wurde und der Arzt davon in Kenntnisgesetzt worden ist,

3. [...].

[...]

[Art. 10 § 1 Abs. 1 abgeändert durch einzigen Artikel des G. vom 17. Februar 1987 (Belgisches Staatsblatt vom14. April 1987), Art. 165 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom 31. Dezember 2003) und Art. 36 des G. vom19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008); § 2 Abs. 2 und 3 abgeändert durch Art. 6 Nr. 1 des G. vom25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007); § 3bis eingefügt durch Art. 2 des G. vom 4. Juni 2006 (BelgischesStaatsblatt vom 28. August 2006); § 3bis Abs. 1 abgeändert durch Art. 6 Nr. 2 des G. vom 25. Februar 2007 (BelgischesStaatsblatt vom 13. April 2007); § 3ter eingefügt durch Art. 6 Nr. 3 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom13. April 2007); § 4 einziger Absatz Nr. 3 aufgehoben durch Art. 6 Nr. 4 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom13. April 2007); § 4 früherer Absatz 2 aufgehoben durch Art. 6 Nr. 5 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom13. April 2007)]″

Art. 11 - Der Tod eines Spenders muss von drei Arzten festgestellt werden unter Ausschluss derjenigen, die denEmpfänger behandeln oder die Entnahme oder Transplantation vornehmen werden.

Um den Tod festzustellen, richten sich diese Arzte nach dem neuesten Stand der Wissenschaft.

In einem datierten und unterzeichneten Protokoll vermerken die Arzte die Uhrzeit des Todes und die Weise, aufdie er festgestellt wurde. Dieses Protokoll und gegebenenfalls die ihm beiliegenden Dokumente müssen zehn Jahrelang aufbewahrt werden.

Art. 12 - Die Entnahme [der Organe [...]] und das Vernähen des Körpers müssen in Ehrfurcht vor dem Leichnamund mit Rücksicht auf die Gefühle der Familie erfolgen.

Die Einsargung muss binnen kürzester Frist geschehen, damit die Familie dem Verstorbenen so schnell wiemöglich die letzte Ehre erweisen kann.

[Art. 12 Abs. 1 abgeändert durch Art. 166 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom 31. Dezember 2003)und Art. 37 des G. vom 19. Dezember 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 2008)]

Art. 13 - § 1 - Im Falle eines gewaltsamen Todes muss der Arzt, der die Entnahme [von Organen, Geweben undZellen] vornimmt, einen Bericht erstellen, den er unverzüglich an den Prokurator des Königs weiterleitet.

In diesem Bericht müssen die Daten in Bezug auf den Zustand des Körpers der verstorbenen Person und derentnommenen Körperteile, die für die Bestimmung der Ursache und der Umstände des Todes von Bedeutung seinkönnen, vermerkt werden. Der Bericht muss insbesondere die Daten enthalten, die im Nachhinein aufgrund derEntnahme nicht mehr untersucht werden können.

§ 2 - Im Falle eines Todes, dessen Ursache unbekannt oder verdächtig ist, darf eine Entnahme [von Organen,Geweben oder Zellen] nur dann vorgenommen werden, wenn der Prokurator des Königs, in dessen Verwaltungsbezirksich die Einrichtung befindet, in der die Entnahme vorgenommen werden soll, vorher von der Entnahme in Kenntnisgesetzt worden ist und keinerlei Einwände vorgebracht hat.

50205MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 72: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Gegebenenfalls gibt dieser Magistrat einem Arzt seiner Wahl den Auftrag, sich unverzüglich zu der Einrichtung,in der die Entnahme erfolgen soll, zu begeben, um an der Entnahme teilzunehmen und einen Bericht darüber zuerstellen.

[Art. 13 § 1 Abs. 1 abgeändert durch Art. 167 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom31. Dezember 2003); § 2 Abs. 1 abgeändert durch Art. 168 des G. vom 22. Dezember 2003 (Belgisches Staatsblatt vom31. Dezember 2003)]

[Art. 13bis - Eine Organzuweisungseinrichtung regelt die Zusammenarbeit zwischen den Transplantationszentrenmehrerer Länder. Sie wird vom König für die Tätigkeiten, die sie für die belgischen Zentren durchführt, zugelassen.

Um zugelassen zu werden und zugelassen zu bleiben, muss jede Organzuweisungseinrichtung unter den vomKönig festgelegten Bedingungen:

1. eine optimale Kompatibilität der entnommenen Organe mit den Empfänger-Kandidaten sicherstellen,

2. ein vernünftiges Gleichgewicht zwischen der Anzahl der aus Belgien exportierten und der Anzahl der nachBelgien importierten Organe sicherstellen.]

[Art. 13bis eingefügt durch Art. 7 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007)]

[Art. 13ter - Um als Empfänger-Kandidat von einem belgischen Transplantationszentrum eingetragen oderanerkannt zu werden, muss eine Person entweder die belgische Staatsangehörigkeit besitzen oder ihren Wohnsitz seitmindestens sechs Monaten in Belgien haben, oder aber die Staatsangehörigkeit eines Staates besitzen, der dieselbeOrganzuweisungseinrichtung hat, oder ihren Wohnsitz seit mindestens sechs Monaten in diesem Staat haben.]

[Art. 13ter eingefügt durch Art. 8 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007)]

[Art. 13quater - Der König kann die Ausnahmebedingungen für die Anwendung von Artikel 13ter festlegen.]

[Art. 13quater eingefügt durch Art. 9 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. April 2007)]

Art. 14 - Die Identität des Spenders und des Empfängers darf nicht mitgeteilt werden.

KAPITEL IV — Schluss- und Strafbestimmungen

Art. 15 - Der König legt Regeln fest in Bezug auf die Weise, auf die die in Artikel 5 bis 9 erwähnte Einwilligungbekundet werden kann.

Art. 16 - Die [Beamten des Föderalen Offentlichen Dienstes Volksgesundheit, Sicherheit der Nahrungsmittelketteund Umwelt oder der Föderalagentur für Arzneimittel und Gesundheitsprodukte und die Personalmitglieder, diedurch einen unbefristeten Arbeitsvertrag an diesen Föderalen Offentlichen Dienst oder an diese Föderalagenturgebunden sind und vom] König bestimmt werden, sind mit der Kontrolle der Anwendung des vorliegenden Gesetzesund der in seiner Ausführung ergangenen Erlasse beauftragt.

Sie haben jederzeit Zugang zu den Krankenhäusern.

Unbeschadet der Befugnisse der Gerichtspolizeioffiziere spüren sie die Verstöße auf und halten diese inProtokollen fest, die bis zum Beweis des Gegenteils Beweiskraft haben.

Binnen 48 Stunden nach Feststellung der strafbaren Handlung wird dem Zuwiderhandelnden eine Kopie desProtokolls zugeschickt.

Sie können sich alle für die Erfüllung ihres Auftrags notwendigen Auskünfte und Dokumente zukommen lassenund alle zweckdienlichen Feststellungen machen.

Im Fall eines gewaltsamen Todes oder im Fall eines Todes, dessen Ursache unbekannt oder verdächtig ist, könnendie [Arzte, die Beamte oder Personalmitglieder sind, wie erwähnt in Absatz 1,] unter den vom König festgelegtenBedingungen und auf die von Ihm festgelegte Weise Proben entnehmen und Analysen durchführen.

[Der König kann spezifische Regeln in Bezug auf Ausbildung und Qualifikation der in Absatz 1 erwähntenBeamten und Personalmitglieder festlegen].

[Art. 16 Abs. 1 abgeändert durch Art. 238 Nr. 1 des G. (I) vom 27. Dezember 2006 (Belgisches Staatsblatt vom28. Dezember 2006); Abs. 6 abgeändert durch Art. 238 Nr. 2 des G. (I) vom 27. Dezember 2006 (Belgisches Staatsblatt vom28. Dezember 2006); Abs. 7 eingefügt durch Art. 238 Nr. 3 des G. (I) vom 27. Dezember 2006 (Belgisches Staatsblatt vom28. Dezember 2006)]

Art. 17 - § 1 - Verstöße gegen Artikel 3 werden mit einer Gefängnisstrafe von drei bis zu sechs Monaten und einerGeldbuße von 500 [EUR] bis zu 5 000 [EUR] oder mit nur einer dieser Strafen geahndet.

§ 2 - Verstöße gegen Artikel 14 und gegen die in Ausführung von Artikel 1 § 3 ergangenen Erlasse werden mit einerGefängnisstrafe von acht Tagen bis zu sechs Monaten und einer Geldbuße von 100 [EUR] bis zu 500 [EUR] oder mitnur einer dieser Strafen geahndet.

§ 3 - Verstöße gegen die Artikel 4 bis 11 und 13 [und Artikel 13ter und 13quater] sowie gegen die in Ausführungdieser Artikel ergangenen Erlasse werden mit einer Gefängnisstrafe von drei Monaten bis zu einem Jahr und einerGeldbuße von 1 000 [EUR] bis zu 10 000 [EUR] oder mit nur einer dieser Strafen geahndet.

Dieselben Strafen werden demjenigen auferlegt, der wissentlich verhindert, dass die in Artikel 10 erwähnteAblehnung zur Kenntnis genommen wird, ungeachtet der Weise, auf die diese Ablehnung bekundet wird.

[Art. 17 § 1 abgeändert durch Art. 2 des G. vom 26. Juni 2000 (Belgisches Staatsblatt vom 29. Juli 2000); § 2 abgeändert durchArt. 2 des G. vom 26. Juni 2000 (Belgisches Staatsblatt vom 29. Juli 2000); § 3 Abs. 1 abgeändert durch Art. 2 des G. vom26. Juni 2000 (Belgisches Staatsblatt vom 29. Juli 2000) und Art. 10 des G. vom 25. Februar 2007 (Belgisches Staatsblatt vom13. April 2007)]

Art. 18 - Im Wiederholungsfall binnen fünf Jahren nach dem Tag des definitiven Gerichtsbeschlusses wegenVerstoßes gegen das vorliegende Gesetz oder die in seiner Ausführung ergangenen Erlasse können die Strafenverdoppelt werden.

Art. 19 - Die Bestimmungen von Buch I Kapitel VII und Artikel 85 des Strafgesetzbuches finden Anwendung aufVerstöße gegen das vorliegende Gesetz und die in seiner Ausführung ergangenen Erlasse.

50206 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 73: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

[C − 2009/00474]N. 2009 — 258926 JUNI 1990. — Wet betreffende

de bescherming van de persoon van de geestesziekeOfficieuze coördinatie in het Duits

De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits vande wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon vande geesteszieke (Belgisch Staatsblad van 27 juli 1990), zoals ze achtereen-volgens werd gewijzigd bij :

— de wet van 18 juli 1991 tot wijziging van de wet van 26 juni 1990betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke(Belgisch Staatsblad van 26 juli 1991);

— de wet van 6 augustus 1993 houdende sociale en diversebepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 augustus 1993);

— de wet van 2 februari 1994 tot wijziging van de wet van8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming (Belgisch Staatsbladvan 17 september 1994);

— de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingenen de bescherming van de spelers (Belgisch Staatsblad van30 december 1999);

— de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro inde wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden alsbedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Belgisch Staatsblad van29 juli 2000);

— de wet van 13 juni 2006 tot wijziging van de wetgevingbetreffende de jeugdbescherming en het ten laste nemen vanminderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebbengepleegd (Belgisch Staatsblad van 19 juli 2006);

— de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personenmet een geestesstoornis (Belgisch Staatsblad van 13 juli 2007).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door deCentrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST INNERES

[C − 2009/00474]D. 2009 — 258926. JUNI 1990 — Gesetz über den Schutz der Person des Geisteskranken

Inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache

Der folgende Text ist die inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache des Gesetzes vom 26. Juni 1990 über denSchutz der Person des Geisteskranken, so wie es nacheinander abgeändert worden ist durch:

— das Gesetz vom 18. Juli 1991 zur Abänderung des Gesetzes vom 26. Juni 1990 über den Schutz der Person desGeisteskranken,

— das Gesetz vom 6. August 1993 zur Festlegung sozialer und sonstiger Bestimmungen,— das Gesetz vom 2. Februar 1994 zur Abänderung des Gesetzes vom 8. April 1965 über den Jugendschutz,— das Gesetz vom 7. Mai 1999 über die Glücksspiele, die Glücksspieleinrichtungen und den Schutz der Spieler,— das Gesetz vom 26. Juni 2000 über die Einführung des Euro in die Rechtsvorschriften in Bezug auf die in

Artikel 78 der Verfassung erwähnten Angelegenheiten,— das Gesetz vom 13. Juni 2006 zur Abänderung der Rechtsvorschriften über den Jugendschutz und die

Betreuung Minderjähriger, die eine als Straftat qualifizierte Tat begangen haben,— das Gesetz vom 21. April 2007 über die Internierung von Personen mit Geistesstörung.Diese inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache ist von der Zentralen Dienststelle für Deutsche Ubersetzun-

gen in Malmedy erstellt worden.

MINISTERIUM DER JUSTIZ

26. JUNI 1990 - Gesetz über den Schutz der Person des Geisteskranken

KAPITEL I — Vorangehende Bestimmungen

Artikel 1 - [§ 1] - Vorbehaltlich der durch vorliegendes Gesetz vorgesehenen Schutzmaßnahmen könnenDiagnose und Behandlung psychischer Störungen zu keinerlei individuellen Freiheitsbeschränkung führen, unbescha-det der Anwendung des Gesetzes vom 1. Juli 1964 zum Schutz der Gesellschaft vor Anormalen und Gewohnheits-straftätern [und des Gesetzes vom 8. April 1965 über den Jugendschutz, die Betreuung Minderjähriger, die eine alsStraftat qualifizierte Tat begangen haben, und die Wiedergutmachung des durch diese Tat verursachten Schadens].

[§ 2 - Die im vorliegenden Gesetz erwähnten Schutzmaßnahmen werden vom Friedensrichter angeordnet.

Für Minderjährige und für Volljährige, denen gegenüber eine Jugendschutzmaßnahme aufrechterhalten bleibt inAnwendung von Artikel 37 § 3 Absatz 2 und 3 des Gesetzes vom 8. April 1965 über den Jugendschutz, die BetreuungMinderjähriger, die eine als Straftat qualifizierte Tat begangen haben, und die Wiedergutmachung des durch diese Tatverursachten Schadens, ist jedoch nur das Jugendgericht oder der Jugendrichter zuständig.

Die territoriale Zuständigkeit des Jugendgerichts oder der Jugendrichter wird gemäß Artikel 44 des vorerwähntenGesetzes vom 8. April 1965 bestimmt.

Wenn die in Absatz 2 erwähnte Zuständigkeit des Jugendgerichts endet und eine durch vorliegendes Gesetzvorgesehene Maßnahme noch läuft, übermittelt das Jugendgericht die Akte dem Friedensrichter, der die Sache zumaktuellen Stand übernimmt.]

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR

[C − 2009/00474]F. 2009 — 258926 JUIN 1990. — Loi relative

à la protection de la personne des malades mentauxCoordination officieuse en langue allemande

Le texte qui suit constitue la coordination officieuse en langueallemande de la loi du 26 juin 1990 relative à la protection de lapersonne des malades mentaux (Moniteur belge du 27 juillet 1990), tellequ’elle a été modifiée successivement par :

— la loi du 18 juillet 1991 modifiant la loi du 26 juin 1990 relative àla protection de la personne des malades mentaux (Moniteurbelge du 26 juillet 1991);

— la loi du 6 août 1993 portant des dispositions sociales et diverses(Moniteur belge du 9 août 1993);

— la loi du 2 février 1994 modifiant la loi du 8 avril 1965 relative àla protection de la jeunesse (Moniteur belge du 17 septem-bre 1994);

— la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements dejeux de hasard et la protection des joueurs (Moniteur belge du30 décembre 1999);

— la loi du 26 juin 2000 relative à l’introduction de l’euro dans lalégislation concernant les matières visées à l’article 78 de laConstitution (Moniteur belge du 29 juillet 2000);

— la loi du 13 juin 2006 modifiant la législation relative à laprotection de la jeunesse et à la prise en charge des mineursayant commis un fait qualifié infraction (Moniteur belge du19 juillet 2006);

— la loi du 21 avril 2007 relative à l’internement des personnesatteintes d’un trouble mental (Moniteur belge du 13 juillet 2007).

Cette coordination officieuse en langue allemande a été établie par leService central de traduction allemande à Malmedy.

50207MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 74: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

[Art. 1 § 1 (früherer einziger Absatz) nummeriert und ergänzt durch Art. 52 Nr. 1 des G. vom 13. Juni 2006 Belgisches Staatsblatt(vom 19. Juli 2006); § 2 eingefügt durch Art. 52 Nr. 2 des G. vom 13. Juni 2006 Belgisches Staatsblatt( vom 19. Juli 2006)]Ab einem gemäß Art. 157 des G. vom 21. April 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. Juli 2007), selbst abgeändert durchArt. 7 des G. (II) vom 24. Juli 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 7. August 2008), vom König festzulegenden Datum undspätestens am 1. Januar 2012 lautet Artikel 1 wie folgt:

«Artikel 1 - [§ 1] - Vorbehaltlich der durch vorliegendes Gesetz vorgesehenen Schutzmaßnahmen können Diagnoseund Behandlung psychischer Störungen zu keinerlei individuellen Freiheitsbeschränkung führen, unbeschadet derAnwendung des [Gesetzes vom 21. April 2007 über die Internierung von Personen mit Geistesstörung] [und desGesetzes vom 8. April 1965 über den Jugendschutz, die Betreuung Minderjähriger, die eine als Straftat qualifizierte Tatbegangen haben, und die Wiedergutmachung des durch diese Tat verursachten Schadens].

[§ 2 - Die im vorliegenden Gesetz erwähnten Schutzmaßnahmen werden vom Friedensrichter angeordnet.Für Minderjährige und für Volljährige, denen gegenüber eine Jugendschutzmaßnahme aufrechterhalten bleibt in

Anwendung von Artikel 37 § 3 Absatz 2 und 3 des Gesetzes vom 8. April 1965 über den Jugendschutz, die BetreuungMinderjähriger, die eine als Straftat qualifizierte Tat begangen haben, und die Wiedergutmachung des durch diese Tatverursachten Schadens, ist jedoch nur das Jugendgericht oder der Jugendrichter zuständig.

Die territoriale Zuständigkeit des Jugendgerichts oder der Jugendrichter wird gemäß Artikel 44 des vorerwähntenGesetzes vom 8. April 1965 bestimmt.

Wenn die in Absatz 2 erwähnte Zuständigkeit des Jugendgerichts endet und eine durch vorliegendes Gesetzvorgesehene Maßnahme noch läuft, übermittelt das Jugendgericht die Akte dem Friedensrichter, der die Sache zumaktuellen Stand übernimmt.][Art. 1 § 1 (früherer einziger Absatz) nummeriert und ergänzt durch Art. 52 Nr. 1 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblattvom 19. Juli 2006) und abgeändert durch Art. 138 des G. vom 21. April 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. Juli 2007); § 2eingefügt durch Art. 52 Nr. 2 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]″

Art. 2 - In Ermangelung jeglicher anderen geeigneten Behandlung dürfen die Schutzmaßnahmen gegenübereinem Geisteskranken nur getroffen werden, wenn sein Zustand es erfordert, entweder weil er die eigene Gesundheitund Sicherheit ernsthaft gefährdet oder weil er eine schwerwiegende Gefahr für das Leben oder die UnversehrtheitDritter darstellt.

Die mangelnde Anpassung an moralische, soziale, religiöse, politische oder andere Werte darf an sich nicht als eineGeisteskrankheit angesehen werden.

Art. 3 - Wer sich freiwillig in einen psychiatrischen Dienst aufnehmen lässt, kann diesen jederzeit verlassen.

KAPITEL II — Stationäre Behandlung

Abschnitt 1 — Unterbringung zur Beobachtung

Art. 4 - Treten die in Artikel 2 vorgesehenen Umstände ein, kann eine Unterbringung zur Beobachtung in einempsychiatrischen Dienst durch gerichtliche Entscheidung angeordnet werden gemäß den in den folgenden Artikelnbestimmten Regeln.

Unterabschnitt 1 — Allgemeine Bestimmungen und Verfahren

Art. 5 - § 1 - [Im Hinblick auf eine Unterbringung zur Beobachtung kann jeder Interessehabende einenschriftlichen Antrag beim [Richter] einreichen.]

In diesem Antrag muss zur Vermeidung der Nichtigkeit Folgendes vermerkt sein:

1. Tag, Monat und Jahr,

2. Name, Vorname, Beruf und Wohnsitz des Antragstellers und Verwandtschaftsgrad oder Art der Beziehung,die zwischen dem Antragsteller und der Person, deren Unterbringung zur Beobachtung beantragt wird,besteht,

3. Gegenstand des Antrags und kurzgefasste Angabe der Gründe,

4. Name, Vorname, Wohnort oder Wohnsitz des Kranken oder, in Ermangelung eines Wohnortes oderWohnsitzes, der Ort, an dem er sich befindet,

5. Benennung des Richters, der in der Sache zu erkennen hat.

Der Antrag muss zur Vermeidung der Nichtigkeit vom Antragsteller oder von seinem Rechtsanwalt unterzeichnetwerden.

In dem Antrag werden darüber hinaus und insofern möglich Geburtsort und -datum des Kranken sowiegegebenenfalls Name, Vorname, Wohnsitz und Eigenschaft seines gesetzlichen Vertreters vermerkt.

§ 2 - Zur Vermeidung der Unzulässigkeit des Antrags muss diesem ein ausführlicher medizinischer Berichtbeigefügt werden, der im Anschluss an eine Untersuchung, die höchstens fünfzehn Tage zurückliegt, denGesundheitszustand der Person, deren Unterbringung zur Beobachtung beantragt wird, und die Krankheitssymptomebeschreibt und in dem festgestellt wird, dass die in Artikel 2 bestimmten Bedingungen erfüllt sind.

Dieser Bericht darf nicht von einem Arzt erstellt werden, der mit dem Kranken oder dem Antragsteller verwandtoder verschwägert ist oder in irgendeiner Eigenschaft in dem psychiatrischen Dienst, in dem der Kranke sich befindet,angestellt ist.

§ 3 - Die im vorliegenden Gesetz vorgesehenen Notifizierungen oder Zustellungen an den Kranken, die nichtpersönlich übergeben werden können, erfolgen am Wohnort oder in Ermangelung dessen am Wohnsitz desEmpfängers.[Art. 5 § 1 Abs. 1 ersetzt durch Art. 58 des G. vom 6. August 1993 (Belgisches Staatsblatt vom 9. August 1993) und abgeändertdurch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 6 - Wenn die territoriale Nicht-Zuständigkeit des [Richters] offensichtlich ist, verweist dieser den Antragbinnen vierundzwanzig Stunden nach dessen Einreichung an den zuständigen [Richter].

Der [Richter] kann den Antrag durch ein binnen derselben Frist ausgesprochenes Urteil für offensichtlich nichtigoder unzulässig erklären.[Art. 6 Abs. 1 und 2 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

50208 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 75: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 7 - § 1 - Nach Empfang der Antragsschrift beantragt der [Richter] beim Präsidenten der Rechtsanwaltskam-mer oder beim Büro für Beratung und Verteidigung die unverzügliche Bestellung von Amts wegen einesRechtsanwalts.

§ 2 - Binnen vierundzwanzig Stunden nach Einreichung der Antragsschrift bestimmt der [Richter] durch eineeinzige Entscheidung Tag und Uhrzeit seines Besuches bei der Person, deren Unterbringung zur Beobachtungbeantragt wird, sowie Tag und Uhrzeit der Sitzung.

Binnen derselben Frist notifiziert der Greffier dem Kranken und gegebenenfalls dessen gesetzlichem Vertreter denAntrag per Gerichtsbrief.

Im Gerichtsbrief werden Ort, Tag und Uhrzeit des Besuchs des [Richters] beim Kranken sowie Ort, Tag und Uhrzeitder Sitzung vermerkt.

Im Gerichtsbrief werden Name und Adresse des aufgrund der Bestimmungen von § 1 des vorliegenden Artikelsvon Amts wegen bestellten Rechtsanwalts vermerkt. Darüber hinaus wird im Gerichtsbrief vermerkt, dass der Krankedas Recht hat, einen anderen Rechtsanwalt, einen Arzt-Psychiater und eine Vertrauensperson zu wählen.

Wenn nötig kann der [Richter] den Besuch und die Sitzung auf einen Samstag, Sonntag oder gesetzlichen Feiertagansetzen und von Amts wegen anordnen, dass die vorgesehene Notifizierung per Gerichtsbrief durch eine Zustellungdurch einen von ihm zu diesem Zweck bestimmten Gerichtsvollzieher ersetzt wird.

§ 3 - Hat der Kranke dem Greffier den Namen des Arzt-Psychiaters seiner Wahl nicht mitgeteilt, kann der [Richter]einen Arzt-Psychiater bestimmen, der dem Kranken beisteht.

§ 4 - Der Greffier notifiziert dem Antragsteller per Gerichtsbrief die in § 2 erwähnte Entscheidung des [Richters].

[Er übermittelt eine nicht unterzeichnete Abschrift der Antragsschrift und diese Entscheidung an die Rechtsan-wälte der Parteien und gegebenenfalls an den gesetzlichen Vertreter, den Arzt-Psychiater und die Vertrauensperson desKranken.]

§ 5 - Am festgelegten Tag und zur festgelegten Uhrzeit hört der [Richter] den Kranken und alle anderen Personenan, deren Anhörung er für zweckdienlich erachtet. Diese Anhörungen erfolgen in Anwesenheit des Rechtsanwalts desKranken.

Vorbehaltlich außergewöhnlicher Umstände besucht er den Kranken an dem Ort, wo dieser sich aufhält.

Er sammelt darüber hinaus alle nützlichen Informationen medizinischer oder sozialer Art.[Art. 7 § 1 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 2 Abs. 1, 3 und 5abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 3 abgeändert durch Art. 59 desG. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 4 Abs. 1 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006(Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 4 Abs. 2 ersetzt durch Art. 57 Nr. 1 des G. vom 7. Mai 1999 (Belgisches Staatsblattvom 30. Dezember 1999); § 5 Abs. 1 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 8 - § 1 - Die Sache wird in der Ratskammer behandelt, vorbehaltlich eines gegenteiligen Antrags desKranken oder seines Rechtsanwalts.

Nachdem der [Richter] alle Parteien in der Sitzung angehört hat, befindet er durch ausführliches und mit Gründenversehenes Urteil in öffentlicher Sitzung binnen zehn Tagen nach Einreichung der Antragsschrift.

§ 2 - Der Greffier notifiziert den Parteien das Urteil per Gerichtsbrief und setzt sie von den Rechtsmitteln, über diesie verfügen, in Kenntnis.

[Er übermittelt eine nicht unterzeichnete Abschrift des Urteils an die Beistände, an den Prokurator des Königs undgegebenenfalls an den gesetzlichen Vertreter, den Arzt-Psychiater und die Vertrauensperson des Kranken.]

§ 3 - Gibt der [Richter] dem Antrag statt, bestimmt er den psychiatrischen Dienst, in dem der Kranke zurBeobachtung untergebracht wird.

Der Greffier notifiziert das Urteil per Gerichtsbrief an den Direktor der Einrichtung, zu der der bestimmtepsychiatrische Dienst gehört, nachstehend Direktor der Einrichtung genannt.

Unmittelbar nach der Notifizierung trifft Letzterer alle erforderlichen Vorkehrungen im Hinblick auf dieUnterbringung des Kranken zur Beobachtung.

Der Prokurator des Königs setzt die Vollstreckung des Urteils gemäß den vom König festgelegten Modalitäten fort.[Art. 8 § 1 Abs. 2 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 2Abs. 2 ersetzt durch Art. 57 Nr. 2 des G. vom 7. Mai 1999 (Belgisches Staatsblatt vom 30. Dezember 1999); § 3 Abs. 1 abgeändertdurch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Unterabschnitt 2 — Dringlichkeit

Art. 9 - Im Dringlichkeitsfall kann der Prokurator des Königs des Ortes, wo der Kranke sich befindet,entscheiden, dass der Kranke zur Beobachtung in dem von ihm bestimmten psychiatrischen Dienst untergebracht wird.

Der Prokurator des Königs tritt entweder von Amts wegen, nach schriftlicher Stellungnahme eines von ihmbestimmten Arztes, oder auf schriftlichen Antrag eines Interessehabenden, dem der in Artikel 5 erwähnte Berichtbeigefügt sein muss, auf.

Die Dringlichkeit muss aus der Stellungnahme oder dem Bericht hervorgehen.

Der Prokurator des Königs notifiziert dem Direktor der Einrichtung seine Entscheidung. Die Modalitäten zurAusführung der Entscheidung des Prokurators des Königs werden durch Königlichen Erlass geregelt.

Binnen vierundzwanzig Stunden nach seiner Entscheidung setzt der Prokurator des Königs den [Richter] desWohnortes oder, in Ermangelung dessen, des Wohnsitzes des Kranken oder, in weiterer Ermangelung dessen, den[Richter] des Ortes, in dem der Kranke sich befindet, davon in Kenntnis und übermittelt ihm den in Artikel 5 erwähntenschriftlichen Antrag.

Binnen derselben Frist teilt der Prokurator des Königs seine Entscheidung und seinen schriftlichen Antrag demKranken und gegebenenfalls dessen gesetzlichem Vertreter, der Person, bei der der Kranke wohnt, und gegebenenfallsder Person, die den Prokurator des Königs befasst hat, mit.

Das in den Artikeln 6, 7 und 8 vorgesehene Verfahren findet Anwendung.

Wenn der Prokurator des Königs den in Absatz 5 erwähnten Antrag nicht binnen vierundzwanzig Stundeneingereicht hat oder wenn der [Richter] binnen der in Artikel 8 vorgesehenen Frist keine Entscheidung getroffen hat,endet die vom Prokurator des Königs getroffene Maßnahme.

50209MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 76: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

[Art. 9 Abs. 5 und 8 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Unterabschnitt 3 — Modalitäten, Dauer und Ende der Unterbringung zur Beobachtung

Art. 10 - Der Direktor der Einrichtung trägt den Kranken in ein Register ein, in dem die Identität des Kranken,seine Aufnahmen und Entlassungen, die Entscheidungen mit Bezug auf die Schutzmaßnahmen, die ihm gegenüberergriffen werden, und die Personen, die in Anwendung von Artikel 7 bestimmt oder ausgewählt worden sind, vermerktwerden.

Der König bestimmt die Modalitäten für die Führung des in Absatz 1 erwähnten Registers.

Art. 11 - Die Unterbringung zur Beobachtung darf vierzig Tage nicht übersteigen. Während dieses Zeitraumswird der Kranke überwacht, gründlich untersucht und unter Berücksichtigung der begrenzten Dauer der Maßnahmebehandelt.

Sie schließt auf der Grundlage der Entscheidung und unter der Anweisung und Verantwortung eines Arztes desDienstes weder Ausgänge des Kranken für einen begrenzten Zeitraum, alleine oder in Begleitung, noch einenTeilzeitaufenthalt in der Einrichtung, tags- oder nachtsüber, aus.

Art. 12 - Die Unterbringung zur Beobachtung endet vor Ablauf der vierzigtägigen Frist, wenn eine entspre-chende Entscheidung getroffen wird durch:

1. entweder den [Richter], der die Entscheidung der Unterbringung zur Beobachtung getroffen hat.

Das Urteil wird auf Antrag des Kranken oder eines jeden Interessehabenden gefällt.

Die Artikel 7 und 8 finden Anwendung, es sei denn, der Antrag ist offensichtlich unbegründet und enthält keinneues relevantes Element; die Stellungnahme des dienstleitenden Arztes wird immer beantragt,

2. oder den Prokurator des Königs, der die Entscheidung der Unterbringung zur Beobachtung getroffen hat,solange der [Richter] nicht entschieden hat. Er setzt die in Artikel 9 erwähnten Personen davon in Kenntnis und teiltdem [Richter] und diesen Personen mit, ob er von seinem Antrag zurücktritt,

3. oder den dienstleitenden Arzt, der in einem mit Gründen versehenen Bericht feststellt, dass der Zustand desKranken diese Maßnahme nicht mehr rechtfertigt. Er setzt den Kranken und den Direktor der Einrichtung davon inKenntnis. Letzterer benachrichtigt den Magistraten, der die Entscheidung getroffen hat, den [Richter], der mit der Sachebefasst ist, den Prokurator des Königs und die Person, die die Unterbringung zur Beobachtung beantragt hat.

Gegen die im vorliegenden Artikel erwähnten Urteile und Entscheidungen können keine Rechtsmittel eingelegtwerden mit Ausnahme der Urteile, die den Antrag für offensichtlich unbegründet erklären.[Art. 12 Abs. 1 Nr. 1 Abs. 1 und Nr. 2 und 3 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom19. Juli 2006)]

Abschnitt 2 — Weiterer Verbleib in der Einrichtung

Unterabschnitt 1 — Allgemeine Bestimmungen

Art. 13 - Wenn der Zustand des Kranken seinen weiteren Verbleib in der Einrichtung über den Beobachtungs-zeitraum hinaus erfordert, übermittelt der Direktor der Einrichtung dem [Richter] mindestens fünfzehn Tage vorAblauf der für die Unterbringung zur Beobachtung festgelegten Frist einen ausführlichen Bericht des Chefarztes, indem die Notwendigkeit des weiteren Verbleibs in der Einrichtung bestätigt wird.

Die Artikel 7 und 8 finden Anwendung.

Der [Richter] hat darüber vor allem anderen zu entscheiden.

Er legt die Dauer des weiteren Verbleibs, die zwei Jahre nicht übersteigen darf, fest.

Wenn der Kranke die schriftliche Stellungnahme eines Arztes seiner Wahl vorgelegt hat und diese Stellungnahmevon derjenigen des dienstleitenden Arztes abweicht, hört der Richter die Arzte in Anwesenheit des Rechtsanwalts desKranken kontradiktorisch an.[Art. 13 Abs. 1 und 3 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 14 - Nach Ablauf des weiteren Verbleibs entlässt der Direktor der Einrichtung den Kranken, außer wenn inAnwendung von Artikel 13 entschieden worden ist, dass der Verbleib in der Einrichtung für einen neuen Zeitraum vonhöchstens zwei Jahren aufrechterhalten wird.

Art. 15 - Der Kranke wird während des weiteren Verbleibs überwacht und behandelt. Der weitere Verbleibschließt auf der Grundlage der Entscheidung und unter der Anweisung und Verantwortung eines Arztes des Dienstesweder Ausgänge des Kranken für einen begrenzten Zeitraum, alleine oder in Begleitung, noch einen Teilzeitaufenthaltin der Einrichtung, tags- oder nachtsüber, noch die Möglichkeit, dass der Kranke mit Zustimmung des Arztes einerBerufstätigkeit außerhalb des Dienstes nachgeht, aus.

Unterabschnitt 2 — Nachbetreuung

Art. 16 - Während des weiteren Verbleibs kann der dienstleitende Arzt jederzeit in einem mit Gründenversehenen Bericht und mit Zustimmung des Kranken eine Entscheidung im Hinblick auf eine Nachbetreuungaußerhalb der Einrichtung fassen, indem er die Bedingungen mit Bezug auf den Wohnort, die ärztliche Behandlungoder die soziale Hilfeleistung genau angibt. Während dieser Nachbetreuung, die höchstens ein Jahr dauern darf, bleibtdie Maßnahme des weiteren Verbleibs aufrechterhalten.

Der Arzt bringt seine Entscheidung dem Kranken und dem Direktor der Einrichtung, der sie dem [Richter] mitteilt,zur Kenntnis.

Letzterer notifiziert sie den Personen, denen die Entscheidung zum weiteren Verbleib notifiziert worden ist, undbringt sie den Personen und Behörden zur Kenntnis, denen diese Entscheidung mitgeteilt wurde.[Art. 16 Abs. 2 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 17 - Während der Nachbetreuung kann der dienstleitende Arzt jederzeit:

1. die Nachbetreuung beenden, wenn er der Meinung ist, dass der Zustand des Kranken dies zulässt,

2. die Wiederaufnahme des Kranken in den Dienst beschließen, wenn sein Geisteszustand dies erfordert oderwenn die Bedingungen für die Nachbetreuung nicht eingehalten werden. In diesem Fall finden dieBestimmungen von Absatz 2 und 3 des vorhergehenden Artikels Anwendung.

50210 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 77: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Unterabschnitt 3 — Verlegung in einen anderen Dienst

Art. 18 - § 1 - Während des weiteren Verbleibs kann der Kranke im Hinblick auf eine geeignetere Behandlung ineinen anderen psychiatrischen Dienst verlegt werden.

Die Entscheidung wird vom dienstleitenden Arzt mit der Zustimmung des Chefarztes des anderen Dienstesentweder auf eigene Initiative oder auf Antrag eines jeden Interessehabenden oder auf Antrag eines zuständigenArzt-Inspektors der psychiatrischen Dienste gefasst.

Der Arzt setzt den Kranken von seiner Entscheidung in Kenntnis und weist ihn darauf hin, dass er Einspruchgegen diese Entscheidung erheben kann. Er setzt ebenfalls den [Richter], den Prokurator des Königs und den Direktorder Einrichtung von der Entscheidung in Kenntnis; Letzterer übermittelt die Entscheidung des dienstleitenden Arztesper Einschreibebrief an den gesetzlichen Vertreter des Kranken, den Rechtsanwalt und gegebenenfalls den Arzt und dieVertrauensperson, die der Kranke ausgewählt hat, sowie an die Person, die die Unterbringung zur Beobachtungbeantragt hat.

§ 2 - Der Kranke, sein gesetzlicher Vertreter, sein Rechtsanwalt oder sein Arzt und der Antragsteller können binnenacht Tagen nach Zustellung des Einschreibens Einspruch erheben gegen die Entscheidung zur Anordnung oderVerweigerung der Verlegung. Der Einspruch wird durch Hinterlegung einer Antragsschrift bei der Kanzlei [desFriedensgerichts oder des Jugendgerichts], wo die Maßnahme verkündet wurde, erhoben. Der [Richter] untersucht denAntrag und befindet unter den Bedingungen, die in den letzten vier Absätzen von Artikel 13 vorgesehen sind.

Die Vollstreckung der Verlegungsentscheidung wird während der achttägigen Frist und während des Einspruchs-verfahrens ausgesetzt. Die Artikel 10 und 15 finden Anwendung.[Art. 18 § 1 Abs. 3 abgeändert durch Art. 53 Nr. 1 und Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006);§ 2 Abs. 1 abgeändert durch Art. 53 Nr. 1 und 2 und Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Unterabschnitt 4 — Ende des weiteren Verbleibs

Art. 19 - § 1 - Der dienstleitende Arzt kann auf eigene Initiative oder auf Antrag eines jeden Interessehabendenin einem mit Gründen versehenen Bericht, durch den festgestellt wird, dass der Zustand des Kranken diese Maßnahmenicht mehr rechtfertigt, entscheiden, dass ein weiterer Verbleib nicht länger erforderlich ist.

§ 2 - Die in Artikel 17 Nr. 1 vorgesehene Entscheidung hat die Aufhebung der Maßnahme des weiteren Verbleibszur Folge.

Die Maßnahme des weiteren Verbleibs wird ebenfalls aufgehoben, wenn innerhalb des Jahres der Nachbetreuungkeine Wiederaufnahme beschlossen worden ist.

§ 3 - Der dienstleitende Arzt setzt den Kranken, den Prokurator des Königs und den Direktor der Einrichtung vonseiner Entscheidung in Kenntnis.

Letzterer benachrichtigt per Einschreibebrief den Magistraten, der die Entscheidung getroffen hat, und den[Richter], der mit der Sache befasst ist, sowie die Person, die die Unterbringung zur Beobachtung beantragt hat.

§ 4 - Die Entscheidung, durch die die Schutzmaßnahme beendet wird, wird sofort ausgeführt.[Art. 19 § 3 Abs. 2 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 20 - Die Person, die die Unterbringung zur Beobachtung beantragt hat, kann binnen fünf Tagen nachZustellung des Einschreibebriefs, durch den ihr mitgeteilt wird, dass der dienstleitende Arzt den weiteren Verbleibbeendet, gegen diese Entscheidung Einspruch erheben durch eine an den zuständigen [Richter] zu richtendeAntragsschrift.

Der Beitritt eines Rechtsanwalts gemäß den Bestimmungen von Artikel 7 § 1 ist obligatorisch. Im Aufforderungs-schreiben an den Kranken wird vermerkt, dass er das Recht hat, einen anderen Rechtsanwalt zu wählen.

Der [Richter] untersucht den Antrag kontradiktorisch und hat darüber vor allem anderen zu entscheiden.

[Der Prokurator des Königs setzt die Vollstreckung des Urteils gemäß den vom König festgelegten Modalitätenfort.][Art. 20 Abs. 1 und 3 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006);Abs. 4 eingefügt durch Art. 1 des G. vom 18. Juli 1991 (Belgisches Staatsblatt vom 26. Juli 1991)]

Art. 21 - Sobald die Maßnahme des weiteren Verbleibs beendet ist, wird der Minderjährige oder der Entmündigteerneut der Person anvertraut, unter deren Gewalt er stand.

Auf Antrag des dienstleitenden Arztes oder eines jeden Interessehabenden kann der [Richter], nachdem er dieStellungnahme des Prokurators des Königs eingeholt und den gesetzlichen Vertreter des Kranken angehört hat, denKranken in dessen Interesse jeder anderen Person anvertrauen. Diese Entscheidung bleibt in Kraft, bis sie vom [Richter]rückgängig gemacht wird.

Diese Entscheidung wird dem Antragsteller, dem Kranken und seinem gesetzlichen Vertreter sowie der Person,unter deren Gewalt der Kranke steht, per Gerichtsbrief notifiziert; sie wird dem Prokurator des Königs und dem[Richter], in dessen Amtsbereich der Kranke im Bevölkerungsregister oder im Fremdenregister eingetragen ist, zurKenntnis gebracht.

[…]

[Der Prokurator des Königs setzt die Vollstreckung des Urteils gemäß den vom König festgelegten Modalitätenfort.][Art. 21 Abs. 2 und 3 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); frühererAbsatz 4 aufgehoben durch Art. 37 des G. vom 2. Februar 1994 (Belgisches Staatsblatt vom 17. September 1994); Abs. 4 (frühererAbsatz 5) eingefügt durch Art. 1 des G. vom 18. Juli 1991 (Belgisches Staatsblatt vom 26. Juli 1991)]

Unterabschnitt 5 — Revision

Art. 22 - Ist die in Artikel 13 erwähnte Entscheidung endgültig, kann der [Richter] sie jederzeit entweder vonAmts wegen oder auf Antrag des Kranken oder eines jeden Interessehabenden revidieren.

Der Antrag muss durch die Erklärung eines Arztes gestützt sein.

Die Person, die die Unterbringung zur Beobachtung beantragt hat, wird durch eine Ladung per Gerichtsbrief amVerfahren beteiligt, mit der Aufforderung zu erscheinen.

Der [Richter] holt das Gutachten des dienstleitenden Arztes ein und entscheidet unverzüglich kontradiktorischunter Anwendung von Artikel 20 Absatz 2.

50211MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 78: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

[Der Prokurator des Königs setzt die Vollstreckung des Urteils gemäß den vom König festgelegten Modalitätenfort.]

[Was die in Artikel 1 § 2 erwähnten Personen betrifft, nimmt das Jugendgericht die Revision der Entscheidung desweiteren Verbleibs mindestens alle sechs Monate vor oder mindestens alle drei Monate, wenn die Maßnahme auf derGrundlage von Artikel 52 des Gesetzes vom 8. April 1965 über den Jugendschutz, die Betreuung Minderjähriger, dieeine als Straftat qualifizierte Tat begangen haben, und die Wiedergutmachung des durch diese Tat verursachtenSchadens ergriffen worden ist.][Art. 22 Abs. 1 abgeändert durch Art. 54 Nr. 1 und Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006);Abs. 4 abgeändert durch Art. 54 Nr. 1 und Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); Abs. 5eingefügt durch Art. 1 des G. vom 18. Juli 1991 (Belgisches Staatsblatt vom 26. Juli 1991); Abs. 6 eingefügt durch Art. 54 Nr.2 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Ab einem gemäß Art. 157 des G. vom 21. April 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. Juli 2007), selbst abgeändert durchArt. 7 des G. (II) vom 24. Juli 2008 (Belgisches Staatsblatt vom 7. August 2008), vom König festzulegenden Datum undspätestens am 1. Januar 2012 wird Abschnitt 3 mit den Artikeln 22bis bis 22sexies wie folgt eingefügt:«[Abschnitt 3 - Aufnahme eines internierten Verurteilten nach Ablauf der Freiheitsstrafe oder der Freiheitsstrafen]

[Unterteilung Abschnitt 3 eingefügt durch Art. 139 des G. vom 21. April 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. Juli 2007)][Art. 22bis - § 1 - Wenn das Strafvollstreckungsgericht gemäß Artikel 112 des Gesetzes vom 21. April 2007 über die

Internierung von Personen mit Geistesstörung der Meinung ist, dass der internierte Verurteilte aufgrund seinerGeistesstörung eine schwerwiegende Gefahr für das Leben oder die Unversehrtheit Dritter darstellt, übermittelt dieStaatsanwaltschaft dem Friedensrichter des Wohnortes des internierten Verurteilten einen mit Gründen versehenenAntrag auf Aufnahme in eine vom Friedensrichter zu bestimmende Einrichtung. Sie fügt ihrem Antrag die Akte desStrafvollstreckungsgerichts über den internierten Verurteilten bei.

§ 2 - Der Friedensrichter hat darüber vor allem anderen zu entscheiden.Er fasst seine Entscheidung gemäß den Artikeln 7 und 8.§ 3 - Wenn der Friedensrichter dem Antrag stattgibt, bestimmt er den psychiatrischen Dienst, in dem der Kranke zur

Beobachtung untergebracht wird oder sich aufhalten wird.Die Artikel 10 und 11 finden Anwendung.§ 4 - Das Urteil ist nach Verbüßung der Freiheitsstrafe oder der Freiheitsstrafen vollstreckbar.§ 5 - Wenn der Friedensrichter nach Verbüßung der Strafe oder der Strafen keine Entscheidung bezüglich des

Aufenthalts in einer Einrichtung getroffen hat, wird der internierte Verurteilte freigelassen.][Art. 22bis eingefügt durch Art. 140 des G. vom 21. April 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. Juli 2007)]

[Art. 22ter - § 1 - Mindestens fünfzehn Tage vor Ablauf der für die Unterbringung zur Beobachtung vorgesehenenFrist übermittelt der Direktor der Einrichtung dem Friedensrichter einen ausführlichen Bericht des dienstleitendenArztes über die Notwendigkeit eines weiteren Verbleibs.

Artikel 13 Absatz 1 bis 4 und Artikel 15 finden Anwendung.§ 2 - Mindestens fünfzehn Tage vor Ablauf der für einen weiteren Verbleib vorgesehenen Frist übermittelt der

Direktor der Einrichtung dem Friedensrichter einen ausführlichen Bericht des dienstleitenden Arztes über dieNotwendigkeit eines weiteren Verbleibs.

Artikel 13 Absatz 1 bis 4 und Artikel 15 finden Anwendung.][Art. 22ter eingefügt durch Art. 141 des G. vom 21. April 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. Juli 2007)]

[Art. 22quater - § 1 - Während des weiteren Verbleibs kann der Friedensrichter entweder von Amts wegen oder aufAntrag eines jeden Interessehabenden und auf Stellungnahme des dienstleitenden Arztes:

1. eine Nachbetreuung außerhalb der Einrichtung anordnen, wobei er die Bedingungen mit Bezug auf denWohnort, die ärztliche Behandlung oder die soziale Hilfeleistung genau angibt,

2. die Verlegung in einen anderen psychiatrischen Dienst anordnen im Hinblick auf eine geeignetereBehandlung,

3. den weiteren Verbleib beenden, wenn der Zustand des Kranken die Maßnahme nicht mehr rechtfertigt.Die Artikel 7 und 8 finden Anwendung.§ 2 - Während der Nachbetreuung kann der Friedensrichter, indem er sich auf eine Erklärung eines Arztes stützt,

entweder von Amts wegen oder auf Antrag eines jeden Interessehabenden:1. die Nachbetreuung beenden, wenn der Zustand des Kranken dies zulässt,2. entscheiden, dass der Kranke wieder in einen Dienst aufgenommen wird, wenn sein Geisteszustand dies

verlangt oder wenn die Bedingungen mit Bezug auf die Nachbetreuung nicht eingehalten werden.Die Artikel 7 und 8 finden Anwendung.]

[Art. 22quater eingefügt durch Art. 142 des G. vom 21. April 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. Juli 2007)][Art. 22quinquies - Gegen die gemäß dem vorliegenden Abschnitt vom Friedensrichter gefassten Beschlüsse kann

gemäß Artikel 30 Berufung eingelegt werden.Diese Beschlüsse sind nicht einstweilen vollstreckbar.]

[Art. 22quinquies eingefügt durch Art. 143 des G. vom 21. April 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. Juli 2007)][Art. 22sexies - Die Artikel 5, 6, 9, 12, 14, 16, 17, 18, 19, 20 und 22 finden keine Anwendung auf vorliegenden

Abschnitt.][Art. 22sexies eingefügt durch Art. 144 des G. vom 21. April 2007 (Belgisches Staatsblatt vom 13. Juli 2007)] »

KAPITEL III — Pflege in einer Familie

Art. 23 - Wenn sich Schutzmaßnahmen als notwendig erweisen, der Zustand des Geisteskranken und dieUmstände jedoch die Pflege in einer Familie erlauben, kann ein jeder Interessehabende zu diesem Zweck gemäßArtikel 5 einen Antrag beim [Richter] des Wohnortes oder, in Ermangelung dessen, des Wohnsitzes des Kranken oder,in weiterer Ermangelung dessen, beim [Richter] des Ortes, in dem der Kranke sich befindet, einreichen.

Der Antrag wird gemäß den Bestimmungen der Artikel 6 und 7 untersucht.[Art. 23 Abs. 1 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 24 - [§ 1 - Die Sache wird in der Ratskammer behandelt, vorbehaltlich eines gegenteiligen Antrags desKranken oder seines Rechtsanwalts.

Nachdem der [Richter] alle Parteien in der Sitzung angehört hat, befindet er durch ausführliches mit Gründenversehenes Urteil in öffentlicher Sitzung binnen zehn Tagen nach Einreichung der Antragsschrift.

50212 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 79: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

§ 2 - Der Greffier notifiziert den Parteien das Urteil per Gerichtsbrief und setzt sie von den Rechtsmitteln, über diesie verfügen, in Kenntnis.

Er übermittelt eine nicht unterzeichnete Abschrift des Urteils an die Beistände, an den Prokurator des Königs undgegebenenfalls an den gesetzlichen Vertreter, an den Arzt-Psychiater und an die Vertrauensperson des Kranken.

§ 3 - Gibt der [Richter] dem Antrag statt, gibt er einer bestimmten Person den Auftrag, für den Kranken zu sorgen,und einem Arzt den Auftrag, den Kranken zu behandeln.

Diese Maßnahme gilt für eine Dauer von höchstens vierzig Tagen.

Der Greffier notifiziert das Urteil per Gerichtsbrief an die Person, die bestimmt ist, für den Kranken zu sorgen.

Unmittelbar nach der Notifizierung ergreift Letztere alle erforderlichen Maßnahmen im Hinblick auf den Verbleibdes Kranken in der Familie.

Der Prokurator des Königs setzt die Vollstreckung des Urteils gemäß den vom König festgelegten Modalitätenfort.][Art. 24 ersetzt durch Art. 2 des G. vom 18. Juli 1991 (Belgisches Staatsblatt vom 26. Juli 1991); § 1 Abs. 2 abgeändert durchArt. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 3 Abs. 1 abgeändert durch Art. 59 des G. vom13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 25 - [§ 1 - Wenn der Zustand des Kranken seinen weiteren Verbleib in der Familie nach Ablauf dervierzigtägigen Frist rechtfertigt, übermittelt der mit der Behandlung beauftragte Arzt mindestens fünfzehn Tage vorAblauf dieser Frist dem [Richter], der die Schutzmaßnahme angeordnet hat, einen ausführlichen Bericht, durch den dieNotwendigkeit des weiteren Verbleibs bestätigt wird. Der [Richter] hat darüber vor allem anderen zu entscheiden.

Er legt die Dauer des weiteren Verbleibs fest, die zwei Jahre nicht übersteigen darf.

Die Artikel 7 und 8 finden entsprechend Anwendung.

Wenn der Kranke die schriftliche Stellungnahme eines Arztes seiner Wahl vorgelegt hat und diese Stellungnahmevon derjenigen des behandelnden Arztes abweicht, kann der [Richter] die Arzte in Anwesenheit des Rechtsanwalts desKranken kontradiktorisch anhören.

§ 2 - Nach Ablauf des weiteren Verbleibs ist die Pflege in der Familie beendet, außer wenn in Anwendung des in§ 1 vorgesehenen Verfahrens entschieden worden ist, dass die Schutzmaßnahme für einen neuen Zeitraum vonhöchstens zwei Jahren aufrechterhalten wird.][Art. 25 ersetzt durch Art. 3 des G. vom 18. Juli 1991 (Belgisches Staatsblatt vom 26. Juli 1991); § 1 Abs. 1 und 4 abgeändertdurch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 26 - Die in den Artikeln 23, 24 und 25 vorgesehenen Behandlungs- und Uberwachungsmaßnahmen könnengemäß dem in Artikel 22 vorgesehenen Verfahren revidiert oder aufgehoben werden auf Vorlage eines ärztlichenAttestes, durch das bescheinigt wird, dass die Aufhebung dieser Maßnahmen wünschenswert ist.

Die Person, die die Schutzmaßnahme beantragt hat, ist Partei im Verfahren.

Nach Beendigung dieser Maßnahme findet Artikel 21 Anwendung.

Art. 27 - Der behandelnde Arzt empfängt oder besucht den Kranken regelmäßig, erteilt ihm und der Person, diebestimmt ist, für den Kranken zu sorgen, alle zweckdienlichen Ratschläge und Anweisungen und übermittelt dem[Richter] mindestens einmal pro Jahr einen Bericht, in dem er erklärt, die erforderlichen Pflegeleistungen erbracht zuhaben, und in dem er seine Stellungnahme abgibt über die Notwendigkeit, die Schutzmaßnahme aufrechtzuerhalten.[Art. 27 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 28 - Der [Richter] besucht den Kranken mindestens einmal im Jahr.[Art. 28 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 29 - Wenn der [Richter] der Meinung ist, dass die von ihm verfügte Maßnahme nicht länger geeignet ist,kann er, nachdem er die Stellungnahme des behandelnden Arztes eingeholt hat oder nachdem er diese Stellungnahmeerhalten hat, entweder diese Maßnahme ändern oder die Unterbringung zur Beobachtung in einem psychiatrischenDienst anordnen.

Im ersten Fall findet Artikel 18 Anwendung.

Im zweiten Fall findet das in den Artikeln 7 und 8 vorgesehene Verfahren Anwendung.

Durch die Unterbringung zur Beobachtung wird die Behandlungs- und Uberwachungsmaßnahme ausgesetzt;durch den weiteren Verbleib wird diese Maßnahme beendet.[Art. 29 Abs. 1 abgeändert durch Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

KAPITEL IV — Rechtsmittel

Art. 30 - § 1 - Gegen die Urteile des [Richters], die in Anwendung des vorliegenden Gesetzes gefällt worden sind,kann kein Einspruch eingelegt werden.

§ 2 - Unbeschadet der Bestimmungen von Artikel 12 können der Kranke, selbst wenn er minderjährig ist, seingesetzlicher Vertreter oder sein Rechtsanwalt sowie alle Parteien des Verfahrens Berufung einlegen gegen die Urteile,die der [Richter] in Anwendung des vorliegenden Gesetzes gefällt hat.

Die Berufungsfrist beträgt fünfzehn Tage ab der Notifizierung des Urteils.

Die in Anwendung der Artikel 8, 9, 13, 22, 24, 25 und 26 gefällten Urteile sind einstweilen vollstreckbar ungeachtetder Berufung.

§ 3 - [Berufung gegen die Urteile des Richters wird eingelegt durch eine Antragsschrift, die an den Präsidenten desGerichts Erster Instanz gerichtet wird, der das Datum der Sitzung festlegt. Die Sache wird an eine Kammer mit dreiRichtern verwiesen. Berufung gegen die Urteile des Jugendgerichts wird durch eine Antragsschrift eingelegt, die anden Präsidenten des Appellationshofes gerichtet wird, der das Datum der Sitzung festlegt.]

[Der Generalprokurator oder der Prokurator des Königs] und der Kranke, beigestanden durch einen Rechtsanwaltund gegebenenfalls durch den Arzt-Psychiater seiner Wahl, werden angehört.

Die Sache wird in der Ratskammer behandelt, vorbehaltlich eines gegenteiligen Antrags des Kranken oder seinesRechtsanwalts.

50213MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 80: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Geht es um Entscheidungen, die in Anwendung der Artikel 13, 20, 22, 25 und 26 getroffen werden, enden diegegenüber dem Kranken ergriffenen Schutzmaßnahmen sofort, wenn [das Gericht oder der Gerichtshof] nicht binneneinem Monat nach der Einreichung des Antrags darüber entschieden hat, und sei es nur durch Anordnung einerUntersuchungsmaßnahme.

Eine selbe Frist von einem Monat läuft ab dem Tag, an dem diese Untersuchungsmaßnahme abgeschlossen wordenist, wobei die gesamte Frist, binnen der [das Gericht oder der Gerichtshof] [eine endgültige Entscheidung] treffen muss,drei Monate nicht übersteigen darf.

Die Sache wird auf Antrag der zuerst handelnden Partei anberaumt.

§ 4 - Der Greffier notifiziert den Parteien [das Urteil oder den Entscheid] per Gerichtsbrief und in Anwendung von§ 3 Absatz 4 und 5 notifiziert er ebenfalls per Gerichtsbrief das Nichtvorhandensein [eines Urteils oder einesEntscheids].

[Er übermittelt eine nicht unterzeichnete Abschrift [des Urteils oder des Entscheids] oder die Notifizierung desNichtvorhandenseins [eines Urteils oder eines Entscheids] an die Beistände und gegebenenfalls an den gesetzlichenVertreter, den Arzt und die Vertrauensperson des Kranken.]

§ 5 - Gegebenenfalls notifiziert der Greffier per Gerichtsbrief [das Urteil oder den Entscheid] oder dasNichtvorhandensein [eines Urteils oder eines Entscheids] an den Direktor der Einrichtung oder an die Person, diebestimmt ist, für den Kranken zu sorgen.

§ 6 - [Der Generalprokurator oder der Prokurator des Königs] setzt die Vollstreckung [des Urteils oder desEntscheids] gemäß den vom König festgelegten Modalitäten fort.[Art. 30 § 1 abgeändert durch Art. 55 Nr. 1 und Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006);§ 2 Abs. 1 abgeändert durch Art. 55 Nr. 1 und Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 3Abs. 1 ersetzt durch Art. 55 Nr. 2 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 3 Abs. 2 abgeändert durchArt. 55 Nr. 3 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 3 Abs. 4 abgeändert durch Art. 55 Nr. 4 desG. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 3 Abs. 5 abgeändert durch Art. 55 Nr. 5 und 6 des G. vom13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 4 Abs. 1 abgeändert durch Art. 55 Nr. 7 des G. vom 13. Juni 2006(Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 4 Abs. 2 ersetzt durch Art. 57 Nr. 3 des G. vom 7. Mai 1999 (Belgisches Staatsblattvom 30. Dezember 1999) und abgeändert durch Art. 55 Nr. 7 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006);§ 5 abgeändert durch Art. 55 Nr. 8 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); § 6 abgeändert durchArt. 55 Nr. 9 und 10 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 31 - Die Frist für das Einlegen einer Kassationsbeschwerde beträgt einen Monat ab der Notifizierung [desUrteils oder des Entscheids].[Art. 31 abgeändert durch Art. 56 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

KAPITEL V — Allgemeine Bestimmungen

Art. 32 - § 1 - Jeder Geisteskranke wird behandelt unter Achtung seiner Meinungsfreiheit sowie seiner religiösenund weltanschaulichen Uberzeugungen und unter Bedingungen, die seine körperliche und geistige Gesundheit, seinefamiliären und sozialen Kontakte sowie seine kulturelle Entfaltung begünstigen.

§ 2 - Weder Anträge noch Beschwerden des Kranken, die an die Gerichts- oder Verwaltungsbehörde gerichtet sind,noch Briefe des Kranken beziehungsweise Briefe, die an ihn gerichtet sind, dürfen zurückgehalten, geöffnet odervernichtet werden.

In allen psychiatrischen Diensten kann der Kranke den Besuch seines Rechtsanwalts, des Arztes seiner Wahl und,gemäß der Hausordnung, der Vertrauensperson oder, vorbehaltlich ärztlicher Gegenanzeige, jeder anderen Personerhalten.

Der vom Kranken gewählte Arzt und der Rechtsanwalt des Kranken können sich das in Artikel 10 vorgeseheneRegister vorlegen lassen.

Sie können von einem Arzt des Dienstes alle Auskünfte erhalten, die für eine Beurteilung des Zustands desKranken dienlich sind. Darüber hinaus kann der vom Kranken gewählte Arzt in Anwesenheit eines Arztes des Dienstesdie medizinische Akte einsehen.

Art. 33 - Die Kontrolle der Einhaltung des vorliegenden Gesetzes in den psychiatrischen Diensten wird vomProkurator des Königs und vom [Richter] des Ortes, in dem der Dienst gelegen ist, sowie von den Arzte-Inspektoren-Psychiatern, die zu diesem Zweck von den aufgrund der Artikel 59bis und 59ter der Verfassung zuständigen Behördenbestimmt werden, ausgeübt. Die Magistrate und die Arzte, denen die zuständigen Behörden diesen Auftrag erteilthaben, sowie die vom [zuständigen Richter] bestimmten Sachverständigen haben Zugang zu den psychiatrischenDiensten; sie können sich die in Ausführung des vorliegenden Gesetzes geführten Register und alle Schriftstücke, diefür die Ausführung ihrer Aufgabe erforderlich sind, vorlegen lassen.[Art. 33 abgeändert durch Art. 57 und 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 34 - Die Reise- und Aufenthaltskosten der Magistrate, die Kosten und Honorare der Sachverständigen unddes vom Kranken gewählten Arztes sowie das Zeugengeld werden zugunsten der Antragsteller vorgestreckt gemäßden Regeln, die in der allgemeinen Ordnung über die Gerichtskosten in Strafsachen vorgesehen sind.

Die Fahrtkosten und die Kosten für die Aufnahme, den Aufenthalt und die Behandlung in einem psychiatrischenDienst oder in einer Familie sowie die Kosten für eine eventuelle Verlegung in einen anderen Dienst oder in eine andereFamilie gehen zu Lasten [des Kranken oder, wenn es um einen Minderjährigen geht, zu Lasten seiner gesetzlichenVertreter].

[Der Richter, das Gericht oder der Gerichtshof] kann nur dann in die Gerichtskosten verurteilen, wenn der Antragnicht vom Kranken selber ausgeht.[Art. 34 Abs. 2 abgeändert durch Art. 58 Nr. 1 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006); Abs. 3abgeändert durch Art. 58 Nr. 2 und Art. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

Art. 35 - [Wenn der Kranke in einem anderen Kanton untergebracht wird, übermittelt der [Richter] die Akteseinem Kollegen, in dessen Kanton der Kranke geschickt wurde. Dieser letzte Richter wird zuständig.]

[Art. 35 ersetzt durch Art. 59 des G. vom 6. August 1993 (Belgisches Staatsblatt vom 9. August 1993) und abgeändert durchArt. 59 des G. vom 13. Juni 2006 (Belgisches Staatsblatt vom 19. Juli 2006)]

50214 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 81: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 36 - Der König kann:

1. unbeschadet der Normen und Bedingungen, die den Krankenhäusern durch das Gesetz auferlegt werden, diespezifischen Bedingungen bestimmen, die jeder psychiatrische Dienst erfüllen muss, insbesondere:

a) die Bedingungen, unter denen die Dienste, die zum entsprechenden Zweck von den aufgrund derArtikel 59bis und 59ter der Verfassung im Bereich Gesundheitspolitik zuständigen Behörden zugelassenwurden, verpflichtet sind, die Geisteskranken, denen eine Schutzmaßnahme auferlegt worden ist,aufzunehmen,

b) die Qualifikation, die Art der Entlohnung, Bestimmung und Abberufung der Chefärzte der psychiatri-schen Dienste, die befugt sind, die im vorliegenden Gesetz vorgesehenen Entscheidungen zu treffen, unddie Bedingungen, unter denen sie ihren Auftrag ausführen.

Diese Arzte können nur im Fall grober Fahrlässigkeit oder bei Verletzung ihrer gesetzlichen oder vertraglichenVerpflichtungen entlassen werden, jedoch keinesfalls aufgrund von Entscheidungen oder Handlungen, die inUbereinstimmung mit den Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes getroffen beziehungsweise verrichtet wordensind,

c) die Maßnahmen, die zur Gewährleistung der Beförderung oder Verlegung von Kranken infolge der inAnwendung des vorliegenden Gesetzes getroffenen Schutzmaßnahmen ergriffen werden müssen,

2. die Modalitäten für das Führen des in Artikel 10 vorgesehenen Registers festlegen,

3. die Maßnahmen vorschreiben, die im Falle eines Entzugs der Zulassung des Dienstes ergriffen werdenmüssen, um die Fortführung der Pflege zu gewährleisten,

4. die Modalitäten festlegen für die Unterbringung zur Beobachtung und den weiteren Verbleib, einschließlichder Nachbetreuung, und für das Abkommen, das zwischen der Einrichtung, zu der der bestimmtepsychiatrische Dienst gehört, und den Diensten, die die Koordinierung der Betreuung während derNachbetreuung gewährleisten, geschlossen werden muss,

5. die Bedingungen festlegen, unter denen ein Kranker in einer Familie gepflegt werden kann.

KAPITEL VI — Strafbestimmungen

Art. 37 - Unbeschadet der Anwendung der Artikel 147, 155, 156 und 434 bis 438 des Strafgesetzbuches werdenmit einer Gefängnisstrafe von einem Tag bis zu sieben Tagen und mit einer Geldbuße von einem [EUR] bis zufünfundzwanzig [EUR] oder mit nur einer dieser Strafen Verstöße gegen die nachstehend erwähnten Artikel desvorliegenden Gesetzes geahndet:

— Artikel 5 § 2 letzter Absatz,

— Artikel 8 § 3 Absatz 2,

— Artikel 9 Absatz 4,

— Artikel 10,

— Artikel 12 Nr. 3,

— Artikel 14,

— Artikel 15,

— Artikel 16 letzter Absatz,

— Artikel 18 § 1 letzter Absatz, § 2 letzter Absatz,

— Artikel 19 §§ 3 und 4,

— Artikel 27,

— Artikel 32.

Jegliche Behinderung der in Artikel 33 vorgesehenen Kontrolle wird mit denselben Strafen geahndet.

Wenn diese Verstöße in betrügerischer Absicht oder mit der Absicht zu schaden begangen worden sind, wird derSchuldige mit einer Gefängnisstrafe von drei Monaten bis zu einem Jahr und mit einer Geldbuße von sechsundzwanzig[EUR] bis zu fünftausend [EUR] oder mit nur einer dieser Strafen bestraft.

Die Bestimmungen von Buch I des Strafgesetzuches, einschließlich der Bestimmungen von Kapitel VII undArtikel 85, finden Anwendung auf die im vorliegenden Gesetz vorgesehenen Verstöße.

Verstöße gegen Ausführungserlasse, die aufgrund des vorliegenden Gesetzes ergehen, können mit denselbenStrafen geahndet werden.

Der Richter kann auf der Grundlage einer besonderen Begründung dem dienstleitenden Arzt, der wegen eines derin Absatz 2 erwähnten Verstöße oder wegen Verstoßes gegen die Artikel 145, 147, 155, 156 und 434 bis 438 desStrafgesetzbuches verurteilt wurde, das Verbot auferlegen, die Funktion des Dienstleiters eines psychiatrischenDienstes auszuüben, und zwar für eine Dauer von sechs Monaten bis zu zwei Jahren.[Art. 37 Abs. 1 einleitende Bestimmung und Abs. 3 abgeändert durch Art. 2 des G. vom 26. Juni 2000 (Belgisches Staatsblatt vom29. Juli 2000)]

KAPITEL VII — Abänderungs- und Aufhebungsbestimmungen

Art. 38 - [Abänderungs- und Aufhebungsbestimmungen]

KAPITEL VIII — Schluss- und Ubergangsbestimmungen

Art. 39 - Vorliegendes Gesetz tritt an dem vom König festgelegten Datum in Kraft und spätestens ein Jahr nachseiner Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt.

Art. 40 - In Abweichung von Artikel 39 wird jede Freiheitsentziehungsmaßnahme, die aufgrund der früherenRechtsvorschriften über die Regelung für Geisteskranke getroffen worden ist, von Rechts wegen aufgehoben nachAblauf einer Frist von einem Jahr ab Inkrafttreten des vorliegenden Gesetzes, es sei denn, die Maßnahme wird durcheine aufgrund der Artikel 13 oder 25 des vorliegenden Gesetzes getroffene Maßnahme ersetzt.

Art. 41 - Arzte, die bei Inkrafttreten des vorliegenden Gesetzes im Dienst sind und dem durch den KöniglichenErlass vom 4. Juni 1920 eingesetzten Sonderfonds unterstehen, erhalten eine Besoldungsordnung, die mindestensgleichwertig ist mit derjenigen, die sie zuvor hatten.

50215MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 82: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Die in Anwendung von Artikel 36 des vorliegenden Gesetzes ergangenen Königlichen Erlasse finden Anwendung.

Art. 42 - Die Register, die in Anwendung von Artikel 22 des Gesetzes vom 18. Juni 1850, abgeändert durch dasGesetz vom 28. Dezember 1873, geführt werden, müssen in jedem psychiatrischen Dienst unter der Verantwortung desDirektors der Einrichtung aufbewahrt werden.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

[C − 2009/03259]N. 2009 — 2590

29 JUNI 2009. — Ministerieel besluit betreffende de uitgifte door deBelgische Staat van een lening genaamd « Lineaire obligaties 2 % -28 maart 2012 »

De Minister van Financiën,

Gelet op de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van deeffecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumenta-rium, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 4 april 1995, 15 juli 1998,28 februari 2002, 15 december 2004 en 14 december 2005;

Gelet op de wet houdende de Middelenbegroting van 13 januari 2009voor het begrotingsjaar 2009, artikel 9, § 1, 1°;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende deeffecten van de Staatsschuld, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van22 juli 1991, 10 februari 1993, 26 november 1998, 11 juni 2001,5 maart 2006, 26 april 2007 en 31 mei 2009;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende delineaire obligaties, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 decem-ber 2000, 19 maart 2002, 26 maart 2004, 18 juli 2008 en van 31 okto-ber 2008;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 januari 2009 dat de Ministervan Financiën machtigt tot voortzetting, in 2009, van de uitgifte van deleningen genaamd « Lineaire obligaties » en van de uitgifte van deleningen genaamd « Staatsbons », alsook van « Euro Medium TermNotes », artikel 1, 1°;

Gelet op het ministerieel besluit van 12 december 2000 betreffende dealgemene regels inzake de lineaire obligaties, gewijzigd bij de ministe-riële besluiten van 22 maart 2002 en van 26 maart 2004,

Besluit :

Artikel 1. 1° In 2009 wordt een lening genaamd « Lineaire obligaties2 % – 28 maart 2012 » uitgegeven;

2° De uitgiftedatum is 23 juni 2009;

3° De uitgifteprijs is vastgesteld op 99,614 % van de nominalewaarde;

4° De eerste uitgifte van de lening gebeurt via syndicatie met vasteovername overeenkomstig de gebruiken van de markt;

5° De betaal- en leveringsdatum is 30 juni 2009.

Art. 2. Het uitgegeven kapitaal rent tegen 2 % per jaar vanaf30 juni 2009.

De intrest is betaalbaar op 28 maart van de jaren 2010 tot 2012.

Art. 3. De lening is volledig terugbetaalbaar tegen pari op28 maart 2012.

Art. 4. De verhandeling van het recht op het kapitaal en het recht opiedere intrestbetaling van de « Lineaire obligaties 2 % - 28 maart 2012 »als zelfstandige gedematerialiseerde effecten kan later gemachtigdworden.

Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 23 juni 2009.

Brussel, 29 juni 2009.

D. REYNDERS

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

[C − 2009/03259]F. 2009 — 2590

29 JUIN 2009. — Arrêté ministériel relatif à l’émission par l’Etatbelge d’un emprunt dénommé « Obligations linéaires 2 % -28 mars 2012 »

Le Ministre des Finances,

Vu la loi du 2 janvier 1991 concernant le marché des titres de la dettepublique et les instruments de la politique monétaire, modifiée par leslois des 28 juillet 1992, 4 avril 1995, 15 juillet 1998, 28 février 2002,15 décembre 2004 et 14 décembre 2005;

Vu la loi contenant le budget des Voies et Moyens du 13 janvier 2009pour l’année budgétaire 2009, l’article 9, § 1er, 1°;

Vu l’arrêté royal du 23 janvier 1991 relatif aux titres de la dette del’Etat, modifié par les arrêtés royaux des 22 juillet 1991, 10 février 1993,26 novembre 1998, 11 juin 2001, 5 mars 2006, 26 avril 2007 et31 mai 2009;

Vu l’arrêté royal du 16 octobre 1997 relatif aux obligations linéaires,modifié par les arrêtés royaux des 6 décembre 2000, 19 mars 2002,26 mars 2004, 18 juillet 2008 et 31 octobre 2008;

Vu l’arrêté royal du 11 janvier 2009 autorisant le Ministre desFinances à poursuivre, en 2009, l’émission des emprunts dénommés« Obligations linéaires » et l’émission des emprunts dénommés « bonsd’Etat », ainsi que des « Euro Medium Term Notes », l’article 1er, 1°;

Vu l’arrêté ministériel du 12 décembre 2000 relatif aux règlesgénérales concernant les obligations linéaires, modifié par les arrêtésministériels des 22 mars 2002 et 26 mars 2004,

Arrête :

Article 1er. 1° Il est émis, en 2009, un emprunt dénommé « Obliga-tions linéaires 2 % - 28 mars 2012 »;

2° La date d’émission est le 23 juin 2009;

3° Le prix d’émission est fixé à 99,614 % de la valeur nominale;

4° La première émission de l’emprunt a lieu par voie de syndicationavec prise ferme, conformément aux usages du marché;

5° La date du paiement et de la livraison est le 30 juin 2009.

Art. 2. Le capital émis porte intérêt au taux de 2 % l’an à partir du30 juin 2009.

Les intérêts sont payables le 28 mars des années 2010 à 2012.

Art. 3. L’emprunt est entièrement remboursable au pair le28 mars 2012.

Art. 4. La négociation du droit au capital et du droit à chacun despaiements d’intérêts des « Obligations linéaires 2 % - 28 mars 2012 » entant que titres dématérialisés autonomes pourra être autorisée ultérieu-rement.

Art. 5. Le présent arrêté produit ses effets le 23 juin 2009.

Bruxelles, le 29 juin 2009.

D. REYNDERS

50216 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 83: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

[C − 2009/03277]N. 2009 — 259110 JULI 2009. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministe-

rieel besluit van 15 juni 2000 tot uitvoering van het koninklijkbesluit van 17 februari 2000 betreffende de beperkende maatrege-len tegen de Taliban van Afghanistan

De Minister van Financiën,

Gelet op de Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkendemaatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebbenmet Usama bin Laden, het Al Qa’ida-netwerk en de Taliban, en totintrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad totinstelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen endiensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchtenen de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen tenaanzien van de Taliban van Afghanistan;

Gelet op de Verordening (EG) nr. 574/2009 van de Commissie van30 juni 2009 tot honderd en achtste wijziging van Verordening (EG)nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifiekebeperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten diebanden hebben met Usama bin Laden, het Al Qa’ida-netwerk en deTaliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van deRaad;

Gelet op de Resolutie 1267 (1999) aangenomen door de Veiligheids-raad van de Verenigde Naties op 15 oktober 1999 en in werkinggetreden op 14 november 1999;

Gelet op de Resolutie 1333 (2000) aangenomen door de Veiligheids-raad van de Verenigde Naties op 19 december 2000 en in werkinggetreden op 19 januari 2001;

Gelet op de Resolutie 1390 (2002) aangenomen door de Veiligheids-raad van de Verenigde Naties op 16 januari 2002;

Gelet op de Resolutie 1452 (2002) aangenomen door de Veiligheids-raad van de Verenigde Naties op 20 december 2002;

Gelet op de Resolutie 1526 (2004) aangenomen door de Veiligheids-raad van de Verenigde Naties op 30 januari 2004;

Gelet op de Resolutie 1617 (2005) aangenomen door de Veiligheids-raad van de Verenigde Naties op 29 juli 2005;

Gelet op de Resolutie 1735 (2006) aangenomen door de Veiligheids-raad van de Verenigde Naties op 22 december 2006;

Gelet op de Resolutie 1822 (2008) aangenomen door de Veiligheids-raad van de Verenigde Naties op 30 juni 2008;

Gelet op de wet van 11 mei 1995 inzake de tenuitvoerlegging van debesluiten van de Veiligheidsraad van de Organisatie van de VerenigdeNaties, inzonderheid op de artikelen 1 en 4;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 februari 2000 betreffende debeperkende maatregelen tegen de Taliban van Afghanistan, inzonder-heid op artikel 2;

Gelet op het ministerieel besluit van 15 juni 2000 tot uitvoering vanhet koninklijk besluit van 17 februari 2000 betreffende de beperkendemaatregelen tegen de Taliban van Afghanistan, gewijzigd bij deministeriële besluiten van 23 november 2001, 1 juli, 26 en 27 september,24 en 30 oktober, 12 en 14 november, 10 december 2002, 31 januari, 14en 19 februari, 7, 13, 14 en 17 maart, 23 april, 18 en 23 juni, 17 juli,11 september, 6 en 27 oktober, 3, 8 en 23 december 2003, 27 januari, 6 en17 februari, 16 maart, 6 en 23 april, 26 mei, 1 juni, 13 en 30 juli,2 augustus, 13 oktober, 17 november, 16 december 2004, 5 en 24 januari,18 februari, 16 maart, 27 en 30 mei, 21 juni, 29, 30 en 31 augustus,8 september, 6, 26 en 27 oktober, 21 en 24 november, 23 december 2005,17 januari, 15 en 16 februari, 7 en 10 maart, 16 mei, 21, 22, 23 en24 augustus, 14 september, 7 november, 4 en 22 december 2006,19 januari, 15 en 16 mei, 6 en 20 juni, 10, 16 en 30 juli, 2 augustus, 5, 11en 12 september, 8 oktober, 7 en 23 november, 13 december 2007, 6 en7 februari, 21 maart, 1 april, 20 en 23 mei , 3 en 31 juli, 3 september,21 oktober 2008, 3 en 16 december 2008, 15 en 16 januari, 19 maart,21 april, 11 mei en 1 juli 2009;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;Overwegende dat de nieuwe samenvattende lijst opgesteld bij

toepassing van de Resoluties 1267 (1999), 1333 (2000), 1390 (2002),1526 (2004), 1617 (2005), 1735 (2006) en 1822 (2008) van de Veiligheids-raad op 19 juni 2009 aangepast werd door de Mededeling SC/9687 endat dit de wijziging voor gevolg heeft van de geconsolideerde lijst vanentiteiten en/of personen beoogd door de maatregelen van hetkoninklijk besluit van 17 februari 2000 betreffende de beperkendemaatregelen tegen de Taliban van Afghanistan;

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

[C − 2009/03277]F. 2009 — 259110 JUILLET 2009. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté ministériel

du 15 juin 2000 d’exécution de l’arrêté royal du 17 février 2000relatif aux mesures restrictives à l’encontre des Talibans d’Afgha-nistan

Le Ministre des Finances,

Vu le Règlement (CE) n° 881/2002 du Conseil du 27 mai 2002instituant certaines mesures restrictives spécifiques à l’encontre decertaines personnes et entités liées à Oussama ben Laden, au réseauAl-Qaida et aux Taliban et abrogeant le règlement (CE) n° 467/2001 duConseil interdisant l’exportation de certaines marchandises et decertains services vers l’Afghanistan, renforcant l’interdiction des vols etétendant le gel des fonds et autres ressources financières décidés àl’encontre des Talibans d’Afghanistan;

Vu le Règlement (CE) n° 574/2009 de la Commission du 30 juin 2009modifiant pour la cent-huitième fois le Règlement (CE) n° 881/2002 duConseil instituant certaines mesures restrictives spécifiques à l’encontrede certaines personnes et entités liées à Oussama ben Laden, au réseauAl-Qaida et aux Talibans, et abrogeant le Règlement (CE) n° 467/2001du Conseil;

Vu la Résolution 1267 (1999) adoptée par le Conseil de sécurité desNations unies le 15 octobre 1999 et entrée en vigueur le 14 novem-bre 1999;

Vu la Résolution 1333 (2000) adoptée par le Conseil de sécurité desNations unies le 19 décembre 2000 et entrée en vigueur le 19 jan-vier 2001;

Vu la Résolution 1390 (2002) adoptée par le Conseil de sécurité desNations unies le 16 janvier 2002;

Vu la Résolution 1452 (2002) adoptée par le Conseil de sécurité desNations unies le 20 décembre 2002;

Vu la Résolution 1526 (2004) adoptée par le Conseil de sécurité desNations unies le 30 janvier 2004;

Vu la Résolution 1617 (2005) adoptée par le Conseil de sécurité desNations unies le 29 juillet 2005;

Vu la Résolution 1735 (2006) adoptée par le Conseil de sécurité desNations unies le 22 décembre 2006;

Vu la Résolution 1822 (2008) adoptée par le Conseil de sécurité desNations unies le 30 juin 2008;

Vu la loi du 11 mai 1995 relative à la mise en œuvre des décisions duConseil de sécurité de l’Organisation des Nations unies, notamment lesarticles 1er et 4;

Vu l’arrêté royal du 17 février 2000 relatif aux mesures restrictives àl’encontre des Talibans d’Afghanistan, notamment l’article 2;

Vu l’arrêté ministériel du 15 juin 2000 d’exécution de l’arrêté royal du17 février 2000 relatif aux mesures restrictives à l’encontre des Talibansd’Afghanistan, modifié par les arrêtés ministériels des 23 novem-bre 2001, 1er juillet, 26 et 27 septembre, 24 et 30 octobre, 12 et14 novembre, 10 décembre 2002, 31 janvier, 14 et 19 février, 7, 13, 14 et17 mars, 23 avril, 18 et 23 juin, 17 juillet, 11 septembre, 6 et 27 octobre,3, 8 et 23 décembre 2003, 27 janvier, 6 et 17 février, 16 mars, 6 et 23 avril,26 mai, 1er juin, 13 et 30 juillet, 2 août, 13 octobre, 17 novembre,16 décembre 2004, 5 et 24 janvier, 18 février, 16 mars, 27 et 30 mai,21 juin, 29, 30 et 31 août, 8 septembre, 6, 26 et 27 octobre, 21 et24 novembre, 23 décembre 2005, 17 janvier, 15 et 16 février, 7 et 10 mars,16 mai, 21, 22, 23 et 24 août, 14 septembre, 7 novembre, 4 et22 décembre 2006, 19 janvier, 15 et 16 mai, 6 et 20 juin, 10, 16 et 30 juillet,2 août, 5, 11 et 12 septembre, 8 octobre, 7 et 23 novembre, 13 décem-bre 2007, 6 et 7 février, 21 mars, 1er avril, 20 et 23 mai, 3 et 31 juillet,3 septembre, 21 octobre 2008; 3 et 16 décembre 2008, 15 et 16 janvier,19 mars, 21 avril, 11 mai et 1er juillet 2009;

Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973,notamment l’article 3, § 1er, remplacé par la loi du 4 juillet 1989 etmodifié par la loi du 4 août 1996;

Vu l’urgence;Considérant que la nouvelle liste récapitulative établie en application

des résolutions 1267 (1999), 1333 (2000), 1390 (2002), 1526 (2004),1617 (2005), 1735 (2006) et 1822 (2008), du Conseil de sécurité a étémodifiée le 19 juin 2009 par la Communication SC/9687 et que ceci acomme conséquence la modification de la liste consolidée des entitéset/ou des personnes visées par les mesures de l’arrêté royal du17 février 2000 relatif aux mesures restrictives à l’encontre des Talibansd’Afghanistan;

50217MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 84: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Overwegende dat het aangewezen is onverwijld deze maatregelen tenemen opdat België zou voldoen aan zijn internationale verplichtingenter zake middels de voormelde lijst aan te passen,

Besluit :

Artikel 1. De geconsolideerde lijst van personen en/of entiteiten,beoogd door de Resoluties 1267 (1999), 1333 (2000), 1390 (2002), 1526(2004), 1617 (2005), 1735 (2006) en 1822 (2008), zoals ze vastgesteld werddoor het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,gevoegd bij het ministerieel besluit van 15 juni 2000 gewijzigd op 1 juli,26 en 27 september, 24 en 30 oktober, 12 en 14 november, 10 decem-ber 2002, 31 januari, 14 en 19 februari, 7, 13, 14 en 17 maart, 23 april, 18en 23 juni, 17 juli, 11 september, 6 en 27 oktober, 3, 8 en 23 decem-ber 2003, 27 januari, 6 en 17 februari, 16 maart, 6 en 23 april, 26 mei,1 juni, 13 en 30 juli, 2 augustus, 13 oktober, 17 november, 16 decem-ber 2004, 5 en 24 januari, 18 februari, 16 maart, 27 en 30 mei, 21 juni, 29,30 en 31 augustus, 8 september, 6, 26 en 27 oktober, 21 en 24 november,23 december 2005, 17 januari, 15 en 16 februari, 7 en 10 maart, 16 mei,21, 22, 23 en 24 augustus, 14 september, 7 november, 4 en 22 decem-ber 2006, 19 januari, 15 en 16 mei, 6 en 20 juni, 10, 16 en 30 juli,2 augustus, 5, 11 en 12 september, 8 oktober, 7 en 23 november,13 december 2007, 6 en 7 februari, 21 maart, 1 april, 20 en 23 mei, 3 en31 juli, 3 september, 21 oktober, 3 en 16 december 2008, 15 en 16 januari,19 maart, 21 april, 11 mei en 1 juli 2009 tot uitvoering van het koninklijkbesluit van 17 februari 2000 betreffende de beperkende maatregelentegen de Taliban van Afghanistan, wordt door de lijst in bijlage van ditbesluit gewijzigd.

Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 2 juli 2009.

Brussel, 10 juli 2009.

D. REYNDERS

BijlageDe volgende vermelding wordt toegevoegd aan de lijst « Natuurlijke

personen » :« Atilla Selek (ook bekend als Muaz). Adres : Kauteräckerweg 5,

89077 Ulm, Duitsland. Geboortedatum : 28.2.1985. Geboorteplaats :Ulm, Duitsland. Nationaliteit : Duits. Paspoortnummer : 7020142921(Duits paspoort afgegeven in Ulm, Duitsland, geldig tot 3.12.2011).Nationaal identificatienummer : 702092811 (Duitse nationale identiteits-kaart (Bundespersonalausweis), afgegeven in Ulm, Duitsland, geldigtot 6.4.2010). Overige informatie : in de gevangenis in Duitsland sinds20.11.2008 (stand mei 2009). Datum van aanwijzing bedoeld in arti-kel 2bis, lid 4, onder b) : 18.6.2009. »

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van10 juli 2009.

De Minister van Financien,D. REYNDERS

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

[C − 2009/14139]N. 2009 — 2592

13 MEI 2009. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijkbesluit van 5 juni 2002 tot regeling van de organisatie van decontrole van de voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijkegeschiktheid van de leden van het stuurpersoneel van burgerlijkeluchtvaartuigen

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wetvan 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, inzon-derheid op artikel 5, § 1, gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 juni 2002 tot regeling van deorganisatie van de controle van de voorwaarden inzake lichamelijke engeestelijke geschiktheid van de leden van het stuurpersoneel vanburgerlijke luchtvaartuigen;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwer-pen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 44.840/4, gegeven op20 oktober 2008;

Considérant qu’il convient de prendre ces mesures sans tarder afinque la Belgique satisfasse à ses obligations internationales en la matière,en adaptant la liste précitée,

Arrête :

Article 1er. La liste consolidée des personnes et/ou entités viséespar les Résolutions 1267 (1999), 1333 (2000), 1390 (2002), 1526 (2004),1617 (2005), 1735 (2006) et 1822 (2008) telle que définie par le Comité duConseil de sécurité des Nations unies, annexée à l’arrêté ministériel du15 juin 2000 modifié les 1er juillet, 26 et 27 septembre, 24 et 30 octobre,12 et 14 novembre, 10 décembre 2002, 31 janvier, 14 et 19 février, 7, 13,14 et 17 mars, 23 avril, 18 et 23 juin, 17 juillet, 11 septembre, 6 et27 octobre, 3, 8 et 23 décembre 2003, 27 janvier, 6 et 17 février, 16 mars,6 et 23 avril, 26 mai, 1er juin, 13 et 30 juillet, 2 août, 13 octobre,17 novembre, 16 décembre 2004, 5 et 24 janvier, 18 février, 16 mars, 27 et30 mai, 21 juin, 29, 30 et 31 août, 8 septembre, 6, 26 et 27 octobre, 21 et24 novembre, 23 décembre 2005, 17 janvier, 15 et 16 février, 7 et 10 mars,16 mai, 21, 22, 23 et 24 août, 14 septembre, 7 novembre, 4 et22 décembre 2006, 19 janvier, 15 et 16 mai, 6 et 20 juin, 10, 16 et 30 juillet,2 août, 5, 11 et 12 septembre, 8 octobre, 7 et 23 novembre, 13 décem-bre 2007, 6 et 7 février, 21 mars, 1er avril, 20 et 23 mai, 3 et 31 juillet,3 septembre, 21 octobre, 3 et 16 décembre 2008, 15 et 16 janvier, 19 mars,21 avril, 11 mai et 1er juillet 2009 d’exécution de l’arrêté royal du17 février 2000 relatif aux mesures restrictive à l’encontre des Talibansd’Afghanistan, est modifiée par la liste annexée au présent arrêté.

Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets le 2 juillet 2009.

Bruxelles, le 10 juillet 2009.

D. REYNDERS

AnnexeLa mention suivante est ajoutée sous la rubrique « Personnes

physiques » :« Atilla Selek (alias Muaz). Adresse : Kauteräckerweg 5, 89077 Ulm,

Allemagne. Né le 28 février 1985, à Ulm, Allemagne. Nationalité :allemande. Passeport n° : 7020142921 (passeport allemand délivré àUlm, Allemagne, valable jusqu’au 3 décembre 2011). N° d’identificationnationale : 702092811 [carte d’identité nationale allemande (Bundesper-sonalausweis) délivrée à Ulm, Allemagne, valable jusqu’au 6 avril 2010].Autre renseignement : incarcéré en Allemagne depuis le 20 novem-bre 2008 (situation en mai 2009). Date de la désignation visée àl’article 2bis, paragraphe 4, point b) : 18 juin 2009. »

Vu pour être annexé à l’arrêté ministériel du 10 juillet 2009.

Le Ministre des Finances,D. REYNDERS

SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS

[C − 2009/14139]F. 2009 — 2592

13 MAI 2009. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 5 juin 2002organisant la vérification des conditions d’aptitude physique etmentale des membres d’équipage de conduite des aéronefs civils

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 27 juin 1937 portant révision de la loi du 16 novem-bre 1919 relative à la réglementation de la navigation aérienne,notamment l’article 5, § 1er modifié par la loi du 2 janvier 2001;

Vu l’arrêté royal du 5 juin 2002 organisant la vérification desconditions d’aptitude physique et mentale des membres d’équipage deconduite des aéronefs civils;

Vu l’association des gouvernements de région à l’élaboration duprésent arrêté;

Vu l’avis du Conseil d’Etat n° 44.840/4 donné le 20 octobre 2008;

50218 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 85: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 45.957/4, gegeven op2 maart 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van dewetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister en de Staatssecretaris voorMobiliteit;

Overwegende het Verdrag inzake de internationale burgerlijkeluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944, en goed-gekeurd door de wet van 30 april 1947, inzonderheid bijlage 1,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. In de artikelen 1, 13, 16, 33, 34, 38 en 39 het koninklijkbesluit van 5 juni 2002 tot regeling van de organisatie van de controlevan de voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheidvan de leden van het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigenworden de woorden « klasse 3 » vervangen door « klasse 4 ».

Art. 2. In hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt een artikel 1bisingevoegd, luidende :

« Art. 1bis. Volgende definities en afkortingen kunnen voorkomen ophet medisch attest :

AGL : Enkel geldig met een goedgekeurde oogbescherming. EenAGL beperking kan alleen door de SLG opgelegd of ingetrokkenworden;

AHL : Enkel geldig met goedgekeurde handbediening van destuurorganen. Een AHL beperking kan alleen door de SLG opgelegd ofingetrokken worden;

AMS : De wedergeldigmaking of de hernieuwing van het medischcertificaat mag enkel uitgereikt worden door de SLG;

APL : Enkel geldig mits het dragen van prothese(n) aanvaard door deSLG. Een APL beperking kan alleen door de SLG opgelegd ofingetrokken worden;

DGLV : Directoraat-generaal luchtvaart;

ECLG : Expertisecentrum voor luchtvaartgeneeskunde;

EGE : Erkend geneesheer-examinator;

FEV : Voor taken als boordwerktuigkundige geldig voor eenbijkomende periode van 6 maanden. De FEV voorwaarde maguitgereikt worden door de EGE, de ECLG of de SLG en wordtingetrokken door de SLG;

Handboek : gedeelte van het JAR-FCL 3 document, genaamd « JAAManual of civil aviation medecine »;

JAA (Joint Aviation Authorities) : organisme dat verbonden is aan deEuropese Conferentie voor de burgerluchtvaart (ECAC) en dat deregelingen heeft uitgewerkt om samen te werken aan de ontwikkelingen het in werking stellen van gemeenschappelijke regels (codes JAR),op alle domeinen die betrekking hebben op de veiligheid van deluchtvaartuigen en hun exploitatie;

JAR-FCL : gemeenschappelijke regels die door de JAA zijn uitge-werkt op het gebied van de vergunningen van het stuurpersoneel;

OAL : Beperkt tot een bepaald vliegtuigtype. Een AOL beperking kanalleen door de SLG opgelegd of ingetrokken worden;

OCL : Enkel geldig als medebestuurder. Een OCL beperking kanalleen door de SLG opgelegd of ingetrokken worden;

OFL : Enkel geldig als klasse 1 voor boordwerktuigkundige. Een OFLbeperking kan alleen door de SLG opgelegd of ingetrokken worden;

OML : Beperking OML – klasse 1 : beperking tot vluchten uitgevoerdmet een bemanning van meerdere bestuurders.

De beperking OML, in de betekenis van « alleen geldig alsgekwalificeerd medebestuurder of in gezelschap van een gekwalifi-ceerd medebestuurder », is van toepassing als de houder van eenvergunning van beroepsbestuurder of een vergunning van lijnbestuur-der weliswaar niet volledig voldoet aan de vereisten voor hetverkrijgen van een medisch attest van klasse 1, maar het risico totonvermogen, in de context van een bemanning van meerdere bestuur-ders, toch aanvaardbaar wordt geacht.

De andere bestuurder moet bevoegd verklaard zijn voor dat typeluchtvaartuig, mag niet ouder zijn dan 60 jaar en aan geen OML-beperking onderworpen zijn.

Een OML-beperking kan alleen door de SLG uitgereikt of ingetrok-ken worden;

OPL : Enkel geldig zonder passagiers. Een OPL beperking kan alleendoor de SLG opgelegd of ingetrokken worden;

Vu l’avis du Conseil d’Etat n° 45.957/4, donné le 2 mars 2009, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseild’Etat coordonnées le 12 janvier 1973;

Sur la proposition du Premier Ministre et du Secrétaire d’Etat à laMobilité;

Considérant la Convention relative à l’aviation civile internationale,signée à Chicago le 7 décembre 1944, et approuvée par la loi du30 avril 1947, notamment l’annexe 1re,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Dans les articles 1er, 13, 16, 33, 34, 38 et 39 de l’arrêtéroyal du 5 juin 2002 organisant la vérification des conditions d’aptitudephysique et mentale des membres d’équipage de conduite des aéronefscivils les mots « classe 3 » sont remplacés par « classe 4 ».

Art. 2. Dans le chapitre Ier du même arrêté, il est inséré un arti-cle 1erbis rédigé comme suit :

« Art. 1erbis. Les définitions et abréviations suivantes peuvent figurersur le certificat médical :

AGL : Valide uniquement avec une protection des yeux approuvée.Une limitation AGL ne peut être imposée ou retirée que par la SMA;

AHL : Valide uniquement avec un contrôle manuel des commandesde vol. Une limitation AHL ne peut être imposée ou retirée que par laSMA;

AMS : Le certificat médical de revalidation ou de renouvellement nepeut être délivré que par la SMA;

APL : Valide uniquement avec le port de prothèse(s) approuvées parla SMA. Une limitation APL ne peut être imposée ou retirée que par laSMA;

DGTA : Direction générale transport aérien;

CEMA : Centre d’expertise de médecine aéronautique;

MEA : Médecin examinateur agréé;

FEV : Pour les tâches comme mécanicien navigant valide pour unepériode supplémentaire de 6 mois. La condition FEV peut être délivréepar le MEA, le CEMA ou la SMA et est retirée par la SMA;

Manuel : partie du document JAR-FCL 3, intitulée « JAA Manual ofcivil aviation medecine »;

JAA (Joint Aviation Authorities) : organisme associé à la Conférenceeuropéenne à l’aviation civile (CEAC), ayant élaboré des arrangementspour coopérer au développement et à la mise en œuvre des règlescommunes (codes JAR) dans tous les domaines relatifs à la sécurité desaéronefs et de leur exploitation;

JAR-FCL : règles communes élaborées par les JAA dans le domainedes licences du personnel navigant;

OAL : Restreint pour un aéronef d’un type particulier. Une limitationOAL ne peut être imposée ou retirée que par la SMA;

OCL : Valide uniquement comme co-pilote. Une limitation OCL nepeut être imposée ou retirée que par la SMA;

OFL : Seulement valide comme classe 1 pour mécanicien de bord.Une limitation OFL ne peut être imposée ou retirée que par la SMA;

OML : Limitation OML – classe 1 : limitation aux vols opérés avecéquipage multipilotes.

La limitation OML signifiant « valable uniquement en tant queco-pilote qualifié ou en compagnie d’un co-pilote qualifié » estd’application lorsque le titulaire d’une licence de pilote professionnelou d’une licence de pilote de ligne ne remplit pas pleinement lesexigences requises pour l’obtention du certificat médical de classe 1,mais est considéré comme relevant du risque acceptable d’incapacitédans le contexte d’un équipage constitué de plusieurs pilotes.

L’autre pilote doit être qualifié sur ce type d’aéronef, ne peut pasavoir dépassé l’âge de 60 ans et ne peut pas être sujet à une limitationOML.

Une limitation OML ne peut être délivrée ou retirée que par la SMA;

OPL : Valide uniquement sans passager. Une limitation OPL ne peutêtre imposée ou retirée que par la SMA;

50219MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 86: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

OSL : De beperking OSL vereist de aanwezigheid van een veilig-heidsbestuurder en een luchtvaartuig met dubbele besturing. Een OSLbeperking kan alleen door de SLG uitgereikt of ingetrokken worden;

REV : De SLG moet door de EGE gecontacteerd worden alvorens eenmedisch certificaat mag afgeleverd worden. Bepaalde beperkingenkunnen op het certificaat aangebracht worden;

RXO : De aanvrager of de houder van een vergunning moet eenoftalmologisch onderzoek ondergaan hij een oftalmoloog erkend doorde SLG. Een RXO beperking kan alleen door de SLG uitgereikt ofingetrokken worden;

SIC : De SIC beperking houdt in dat de EGE contact moet opnemenmet de SLG alvorens een medisch certificaat wedergeldig te maken ofte hernieuwen;

SLG : Sectie luchtvaartgeneeskunde;

SSL : De SSL beperking wordt gebruikt voor gevallen die nietduidelijk omschreven zijn in de JAR-FCL 3 maar waar de SLG eenbeperking aangewezen acht. Een SSL beperking kan alleen door de SLGopgelegd of ingetrokken worden;

TML : Enkel geldig voor de aangegeven periode. Een TML beperkingkan door de EGE, de ECLG of de SLG uitgereikt worden en wordtingetrokken door de SLG;

VCL : De aanvrager of de houder van een vergunning van privaatpiloot mag enkel vluchten bij dag uitvoeren. Een VCL beperking kanalleen door de SLG uitgereikt of ingetrokken worden;

VDL : De aanvrager of de houder van een vergunning moetcorrectieglazen dragen voor gezicht op verre afstand en aan boord overeen reserve paar beschikken. Een VDL beperking kan door de EGE, deECLG of de SLG uitgereikt worden en wordt ingetrokken door de SLG;

Veiligheidsbestuurder : bestuurder die bevoegd is om te handelen alsboordcommandant in de klasse of voor het type van luchtvaartuig endie zich aan boord bevindt van het luchtvaartuig, uitgerust metdubbelbesturing, met de bedoeling de besturing over te nemen ingevalde boordcommandant die houder is van een medisch attest met dezeOSL beperking blijk zou geven van enig onvermogen;

VML : De aanvrager of de houder van een vergunning moetmultifocale correctieglazen dragen en aan boord over een reserve paarbeschikken. Een VML beperking kan door de EGE, de ECLG of de SLGuitgereikt worden en wordt ingetrokken door de SLG;

VNL : De aanvrager of de houder van een vergunning moetcorrectieglazen dragen voor gezicht op dichte afstand en aan boordover een reserve paar beschikken.

Een VNL beperking kan door de EGE, de ECLG of de SLG uitgereiktworden en wordt ingetrokken door de SLG. »

Art. 3. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 9. § 1. Het geneeskundig onderzoek omvat verschillendeonderdelen om vast te stellen of de aanvrager of houder van eenvergunning of toelating voldoet aan de eisen inzake lichamelijke engeestelijke geschiktheid zoals bepaald door de Minister bevoegd voorde luchtvaart.

§ 2. Om te voldoen aan het algemeen, grondig of initieel geneeskun-dig onderzoek, moet de aanvrager of houder van een vergunning oftoelating als lid van het stuurpersoneel van een burgerlijk luchtvaar-tuig, vrij bevonden worden van elke lichamelijke of geestelijkeaandoening of anomalie die een bepaald functioneel onvermogen zoukunnen teweegbrengen, dat van die aard is dat de veiligheid bij hetbesturen van een luchtvaartuig of de veiligheid van de vlucht in hetalgemeen in het gedrang komt.

De aanvrager of houder van een vergunning of toelating als lid vanhet stuurpersoneel van een burgerlijk luchtvaartuig mag in zijnpersoonlijke antecedenten geen enkele lichamelijke of geestelijkestoornis vertonen die kan recidiveren en aldus de veiligheid van devlucht in gevaar kan brengen

§ 3. Het algemeen, grondig of initieel geneeskundig onderzoek isgebaseerd op de voorwaarden vastgelegd door de Minister bevoegdvoor de luchtvaart, aangevuld met het persoonlijk oordeel van deonderzoekende geneesheren bij de SLG.

Deze laatsten spelen vooral een rol bij de evaluatie van het risico voorde veiligheid van de vlucht, telkens de formulering van het criteriumplaats laat voor speling in de evaluatie van de mogelijke gevolgen vande vastgestelde anomalie of deficiëntie.

De bepaling van de geschiktheid gebeurt op basis van een grondiggeneeskundig onderzoek waarbij al de hulpmiddelen die de genees-kunde biedt aangewend worden. Bij deze bepaling moet rekeninggehouden worden niet alleen met de aard van de functies eigen aan de

OSL : La limitation OSL exige la présence d’un pilote de sécurité et unaéronef à double commandes. Une limitation OSL ne peut être délivréeou retirée que par la SMA;

REV : La SMA doit être contactée par tout MEA avant de délivrer lecertificat médical. Des limitations particulières pouvant y être notifiées;

RXO : Le demandeur ou le titulaire d’une licence doit subir unexamen ophtalmologique par un ophtalmologue agréé par la SMA. Unelimitation RXO ne peut être délivrée ou retirée que par la SMA;

SIC : La limitation SIC implique que le MEA prenne contact avec laSMA avant d’accorder la revalidation ou le renouvellement du certificatmédical;

SMA : Section de médecine aéronautique;

SSL : La limitation SSL est utilisée dans des cas non clairement définisdans le JAR-FCL 3 mais où une limitation est considérée commeappropriée par la SMA. Une limitation SSL ne peut être imposée ouretirée que par la SMA;

TML : Seulement valide pour la période indiquée. Une limitationTML peut être délivrée par le MEA, le CEMA ou la SMA et est retiréepar la SMA;

VCL : Le demandeur ou le titulaire d’une licence de pilote privé nepeut effectuer uniquement que des vols de jour. Une limitation VCL nepeut être délivrée ou retirée que par la SMA;

VDL : Le demandeur ou le titulaire d’une licence doit porter desverres de correction pour la vision de loin et avoir une paire de réserveà bord. Une limitation VDL peut être délivrée par le MEA, le CEMA oula SMA et est retirée par la SMA;

Pilote de sécurité : pilote qualifié pour agir en tant que pilotecommandant de bord dans la classe ou pour le type d’aéronef et qui setrouve à bord de l’aéronef, équipé de doubles commandes, dans le butde reprendre les commandes de pilotage dans le cas où le pilotecommandant de bord détenteur du certificat médical faisant l’objet decette limitation OSL devient sujet à une incapacité;

VML : Le demandeur ou le titulaire d’une licence doit porter desverres de correction multifocaux et avoir une paire de réserve à bord.Une limitation VML peut être délivrée par le MEA, le CEMA ou la SMAet est retirée par la SMA;

VNL : Le demandeur ou le titulaire d’une licence doit porter desverres de correction pour la vision rapprochée et avoir une paire deréserve à bord.

Une limitation VNL peut être délivrée par le MEA, le CEMA ou laSMA et est retirée par la SMA. »

Art. 3. L’article 9 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :

« Art. 9. § 1er. L’examen médical comporte diverses épreuvesdestinées à établir si le demandeur ou le titulaire d’une licence ou d’uneautorisation satisfait aux conditions d’aptitude physique et mentaledéfinies par le Ministre qui a la navigation aérienne dans sesattributions.

§ 2. Pour satisfaire à l’examen médical général, approfondi ou initial,le demandeur ou le titulaire d’une licence ou d’une autorisation demembre d’équipage de conduite d’aéronef civil doit être reconnuexempt de toute affection ou anomalie physique ou psychique, quipourrait entraîner un degré d’incapacité fonctionnelle de nature àcompromettre la sécurité de manœuvre d’un aéronef ou la sécurité duvol en général.

Le demandeur ou le titulaire d’une licence ou d’une autorisation demembre d’équipage de conduite d’aéronef civil ne peut présenter dansses antécédents personnels aucun trouble physique ou psychiquesusceptible de réapparition et pouvant mettre en danger la sécurité duvol.

§ 3. L’examen médical général, approfondi ou initial est basé sur lesconditions fixées par le Ministre qui a la navigation aérienne dans sesattributions complété par le jugement personnel des médecins exami-nateurs à la SMA.

Ces derniers interviennent notamment dans l’appréciation du degréde risque pouvant mettre en péril la sécurité du vol, chaque fois que laformulation du critère laisse place à une marge dans l’interprétation desconséquences imputables à l’anomalie ou à la déficience constatée.

La décision relative à l’aptitude est basée sur un examen médicaleffectué de manière approfondie, avec toutes les ressources de lamédecine. Elle s’appuie également sur la prise en compte, nonseulement de la nature des fonctions qu’autorisent les licences et

50220 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 87: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

gevraagde vergunningen en toelatingen, maar ook met de omstandig-heden waarin deze functies zullen uitgevoerd worden. »

Art. 4. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 11. De onderzoeken van klasse 1 worden ondergaan in eenExpertisecentrum voor luchtvaartgeneeskunde.

De onderzoeken van klasse 2 en 4 worden ondergaan in eenExpertisecentrum voor luchtvaartgeneeskunde of bij een erkend genees-heer-examinator. ».

Art. 5. Artikel 14, § 1, lid 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 6. Artikel 16, 3° van hetzelfde besluit wordt vervangen alsvolgt :

« 3° hetzij de erkende geneesheer-examinator voor de onderzoekenvan klasse 2 en 4, ».

Art. 7. In artikel 17 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 6°vervangen als volgt :

« de einddatum van de geldigheid van het medische attest :

a) voor klasse 1 :

i. einddatum (éénpiloot-operaties voor het vervoer van passagiers inhet handelsluchtvervoer);

ii. einddatum (ander handelsluchtvervoer);

iii. einddatum van de geldigheid van het vorige medische attest;

b) voor klasse 2 :

i. einddatum van de geldigheid van het medische attest;

ii. einddatum van de geldigheid van het vorige medische attest;

c) voor klasse 4 :

i. einddatum van de geldigheid van het medische attest;

ii. einddatum van de geldigheid van het vorige medische attest. »

Art. 8. Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 19. In geval van ongeschiktheid van een kandidaat die hetinitieel geneeskundig onderzoek van klasse 1 heeft ondergaan, deelt deSectie luchtvaartgeneeskunde haar beslissing evenals de medischemotieven bij aangetekend schrijven aan de betrokkene mee. In ditschrijven wordt vermeld dat betrokkene recht heeft op een tweedeonderzoek. ».

Art. 9. Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 20. In geval van ongeschiktheid van een kandidaat die eenander geneeskundig onderzoek heeft ondergaan dan het initielegeneeskundige onderzoek van klasse 1, overhandigt de geneesheer-examinator hem een document waarin de weigering tot het uitreikenvan het medische attest en de medische motieven worden vastgestelden waarin het recht op een tweede onderzoek wordt vermeld.

Een kopie van dit document wordt door de geneesheer-examinatorovergemaakt aan de Sectie luchtvaartgeneeskunde binnen een termijnvan 5 werkdagen. »

Art. 10. In artikel 25 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2vervangen als volgt :

« § 2. In geval van ongeschiktheid deelt de Sectie luchtvaartgenees-kunde haar beslissing, de medische motieven evenals de te volgenberoepsprocedure bij aangetekend schrijven aan de betrokkene mee. »

Art. 11. In artikel 27 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2vervangen als volgt :

« § 2. Bij aangetekend schrijven deelt de Sectie luchtvaartgenees-kunde haar beslissing evenals de medische motieven mee aan dehouder van een medisch attest, die het onmiddellijk terugstuurt aan deSectie luchtvaartgeneeskunde. »

Art. 12. Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 30. § 1. Het medische attest heeft een geldigheid van :

1° twaalf maanden voor de medische attesten van klasse 1 vanpiloten jonger dan 60 jaar. Voor piloten ouder dan 40 jaar die vluchtenuitvoeren in éénpiloot-operaties voor het vervoer van passagiers in hethandelsluchtvervoer wordt de geldigheidsduur teruggebracht tot zesmaanden;

2° zes maanden voor de medische attesten van klasse 1 van pilotenouder dan 60 jaar;

3° twaalf maanden voor de medische attesten van klasse 1 vanboordwerktuigkundigen;

autorisations postulées, mais également avec les conditions danslesquelles ces dernières sont appelées à s’exercer. »

Art. 4. L’article 11 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :

« Art. 11. Les examens de classe 1 sont subis dans un Centred’expertise de médecine aéronautique.

Les examens des classes 2 et 4 sont subis dans un Centre d’expertisede médecine aéronautique ou devant un médecin examinateur agréé. ».

Art. 5. L’article 14, § 1er, alinéa 4 du même arrêté est abrogé.

Art. 6. L’article 16, 3° du même arrêté est remplacé par ce qui suit :

« 3° soit le médecin examinateur agrée pour les examens desclasses 2 et 4, ».

Art. 7. Dans l’article 17 du même arrêté le point 6° est remplacé parce qui suit :

« date limite de validité du certificat médical :

a) pour la classe 1 :

i. date limite de validité (opération monopilote pour le transport depassagers dans le transport aérien commercial);

ii. date limite (autre transport aérien commercial);

iii. date limite du certificat médical précédent;

b) pour la classe 2 :

i. date limite de validité du certificat médical;

ii. date limite de validité du certificat médical précédent;

c) pour la classe 4 :

i. date limite de validité du certificat médical;

ii. date limite de validité du certificat médical précédent. »

Art. 8. L’article 19 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :

« Art. 19. En cas d’inaptitude d’un candidat ayant présenté l’examenmédical initial de classe 1, la Section de Médecine aéronautiquecommunique sa décision ainsi que les motifs médicaux à l’intéressé parlettre recommandée. Dans cette lettre, le candidat est informé qu’il a ledroit de subir un réexamen médical. »

Art. 9. L’article 20 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :

« Art. 20. En cas d’inaptitude d’un candidat ayant présenté un autreexamen médical que l’examen médical initial de classe 1, le médecinexaminateur lui transmet un document constatant le refus de déli-vrance du certificat médical ainsi que les motifs médicaux et indiquantle droit à un réexamen.

Copie de ce document est transmise par le médecin examinateur à laSection de médecine aéronautique dans un délai de 5 jours ouvrables. »

Art. 10. Dans l’article 25 du même arrêté, le paragraphe 2 estremplacé par ce qui suit :

« § 2. En cas d’inaptitude la Section de médecine aéronautiquecommunique sa décision, les motifs médicaux ainsi que la procédured’appel à suivre à l’intéressé par lettre recommandée. »

Art. 11. Dans l’article 27 du même arrêté, le paragraphe 2 estremplacé par ce qui suit :

« § 2. Par lettre recommandée, la Section de médecine aéronautiquecommunique sa décision ainsi que les motifs médicaux au détenteur ducertificat médical, qui le renvoie immédiatement à la Section demédecine aéronautique. »

Art. 12. L’article 30 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :

« Art. 30. § 1er. Le certificat médical a une validité de :

1° douze mois pour les certificats médicaux de classe 1 des pilotesâgés de moins de 60 ans. La validité est réduite à six mois pour lespilotes de plus de 40 ans qui effectuent des vols en opérationmonopilote pour le transport de passagers dans le transport aériencommercial;

2° six mois pour les certificats médicaux de classe 1 des pilotes âgésde plus de 60 ans;

3° douze mois pour les certificats médicaux de classe 1 desmécaniciens de bord;

50221MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 88: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

4° zestig maanden voor de medische attesten van klasse 2 en 4 vanpersonen jonger dan 40 jaar. Het attest uitgereikt vóór de 40steverjaardag vervalt evenwel op de dag dat betrokkene 42 jaar wordt;

5° vierentwintig maanden, voor de medische attesten van klasse 2 en4 van personen ouder dan 40 jaar maar jonger dan 50 jaar;

6° twaalf maanden voor de medische attesten van klasse 2 en 4 vanpersonen ouder dan 50 jaar.

De leeftijd die in aanmerking wordt genomen, is deze die betrokkenebereikt heeft op de dag van het laatste onderdeel van het geneeskun-dige onderzoek.

§ 2. Tenzij anders vermeld op het medische attest is een medischattest klasse 1 ook geldig als medisch attest klasse 2 of 4 met hundesbetreffende geldigheidsduur, bepaald in § 1, en is een medischattest klasse 2 ook geldig als medisch attest klasse 4, met haardesbetreffende geldigheidsduur, bepaald in § 1. »

Art. 13. Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 37. § 1. De houder van een medisch attest dient geestelijk enlichamelijk geschikt te zijn om de voorrechten van de betreffendevergunning op veilige wijze uit te oefenen.

De houder van een geldig medisch attest onthoudt er zich van devoorrechten van zijn vergunning of van zijn toelating uit te oefenen :

1° zodra hij kennis heeft van een lichamelijke of geestelijke, zelfstijdelijke, tekortkoming die van aard is om de normale uitoefening vandeze voorrechten of de veiligheid in de luchtvaart in het gedrang tebrengen; of

2° als hij zich onder invloed bevindt van alcoholische dranken of ingeval van inname van om het even welke drug of om het even welkgeneesmiddel, al dan niet voorgeschreven, met inbegrip van dezegebruikt ter behandeling van een ziekte of een stoornis, indien hijkennis heeft van een of andere nevenwerking die onverenigbaar is metde veilige uitoefening van de voorrechten hem verleend door zijnvergunning of zijn toelating.

In geval van twijfel is hij ertoe gehouden raad te vragen aan eensectie luchtvaartgeneeskunde, een expertisecentrum voor luchtvaartge-neeskunde of een geneesheer-examinator.

§ 2. De houder van een geldig medisch attest is verplicht om naarkeuze, het advies van de sectie luchtvaartgeneeskunde, van eencentrum voor luchtvaartgeneeskunde of van een geneesheer-examinator in te winnen in de volgende gevallen :

1° verblijf van meer dan 12 uren in een hospitaal of in een ziekenhuis;

2° heelkundige ingreep of invasief geneeskundig onderzoek;

3° regelmatig gebruik van geneesmiddelen;

4° noodzaak om correctieglazen te dragen. »

Art. 14. In artikel 38 § 1 van hetzelfde besluit worden de woorden« op voorstel van de Sectie luchtvaartgeneeskunde » vervangen door dewoorden « na advies van de Sectie luchtvaartgeneeskunde ».

Art. 15. Artikel 41 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 41. De erkenning voor een bepaalde klasse vervalt automatischals de geneesheer-examinator :

1° ofwel de bijscholing vermeld in artikel 45 niet heeft gevolgd;

2° ofwel in één jaar niet ten minste 10 luchtvaartgeneeskundigeonderzoeken heeft uitgevoerd in de klasse waarvoor hij erkend is,onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 42;

3° ofwel zelf ontslag neemt. ».

Art. 16. Onze minister bevoegd voor de Luchtvaart is belast met deuitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 mei 2009.

ALBERT

Van Koningswege :

De Eerste Minister,H. VAN ROMPUY

De Staatssecretaris voor Mobiliteit,E. SCHOUPPE

4° soixante mois pour les certificats médicaux des classes 2 et 4 despersonnes âgées de moins de 40 ans. Toutefois, le certificat émis avantle 40ème anniversaire expire le jour où l’intéressé atteint 42 ans;

5° vingt-quatre mois pour les certificats médicaux des classes 2 et 4des personnes âgées de plus de 40 ans mais de moins de 50 ans;

6° douze mois pour les certificats médicaux des classes 2 et 4 despersonnes âgées de plus de 50 ans.

L’âge pris en considération est celui atteint par l’intéressé le jour dela dernière épreuve de l’examen médical.

§ 2. Sauf mention contraire sur le certificat médical, le certificatmédical de classe 1 est également valide comme certificat médical declasse 2 ou 4 avec leur période de validité comme définie au § 1er, et lecertificat médical de classe 2 est également valide comme certificatmédical de classe 4 avec sa période de validité comme définie au§ 1er. »

Art. 13. L’article 37 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :

« Art. 37. § 1er. Le détenteur d’un certificat médical doit êtrementalement et physiquement apte à exercer en toute sécurité lesprivilèges de la licence correspondante.

Le détenteur d’un certificat médical valable s’abstient d’exercer lesprivilèges de sa licence ou de son autorisation :

1° dès qu’il a connaissance d’une déficience physique ou mentale,même temporaire, de nature à compromettre l’exercice normal de cesprivilèges ou la sécurité de la navigation aérienne; ou

2° lorsqu’il se trouve sous l’influence de boissons alcoolisées, ou encas de prise de n’importe quelle drogue ou n’importe quels médica-ments, prescrits ou non prescrits, y compris ceux employés dans letraitement d’une maladie ou d’un trouble, s’il a connaissance d’unquelconque effet secondaire incompatible avec l’exercice en toutesécurité des privilèges de sa licence ou de son autorisation.

En cas de doute il est tenu au choix, de demander conseil soit à unesection de médecine aéronautique, soit à un centre d’expertise demédecine aéronautique ou soit à un médecin examinateur.

§ 2. Le détenteur d’un certificat médical valable est tenu, sans délai,d’obtenir au choix, soit l’avis de la section de médecine aéronautique,soit d’un centre de médecine aéronautique ou soit d’un médecinexaminateur dans les cas suivants :

1° séjour de plus de 12 heures dans un hôpital ou dans une clinique;

2° opération chirurgicale ou procédure médicale invasive;

3° utilisation régulière de médicaments;

4° nécessité du port de verres correcteurs. »

Art. 14. Dans l’article 38 § 1er du même arrêté les mots « surproposition de la Section de médecine aéronautique, » sont remplacéspar les mots « après avis de la Section de médecine aéronautique ».

Art. 15. L’article 41 du même arrêté est remplacé par ce qui suit :

« Art. 41. L’agrément pour une classe expire automatiquementlorsque le médecin examinateur :

1° soit n’a pas suivi la formation de recyclage visée à l’article 45;

2° soit n’a pas effectué par an au moins 10 examens de médecineaéronautique dans la classe pour laquelle il est agréé, sous réserve desdispositions de l’article 42;

3° soit a introduit sa démission. »

Art. 16. Notre ministre qui a la Navigation aérienne dans sesattributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 13 mai 2009.

ALBERT

Par le Roi :

Le Premier Ministre,H. VAN ROMPUY

Le Secrétaire d’Etat à la Mobilité,E. SCHOUPPE

50222 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 89: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

[C − 2009/14140]N. 2009 — 2593

8 MEI 2009. — Ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaar-den inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de ledenvan het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigen

De Minister van Mobiliteit en Vervoer,

Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wetvan 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, inzon-derheid op artikel 5, § 1, gewijzigd door de wet van 2 januari 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 juni 2002 tot regeling van deorganisatie van de controle van de voorwaarden inzake lichamelijke engeestelijke geschiktheid van de leden van het stuurpersoneel vanburgerlijke luchtvaartuigen, inzonderheid op de artikelen 9 en 31, § 3;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 juni 2002 tot vaststelling vande voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid van deleden van het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigen;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwer-pen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 44.841/4 van20 oktober 2008;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 45.958/4, gegeven op2 maart 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van dewetten op de Raad van State, gecoördineerde op 12 januari 1973;

Overwegende de JAR-FCL 3 aangenomen door de Joint AviationAuthorities waarnaar dit besluit verwijst ten informatieve titel,

Besluit :HOOFDSTUK I. — Algemeenheden

Artikel 1. De voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschikt-heid waaraan de leden van het stuurpersoneel van burgerlijke lucht-vaartuigen moeten voldoen, worden in dit besluit bepaald.

HOOFDSTUK II. — Vereisten van klasse 1

Afdeling 1. — Cardiovasculair stelsel

Onderzoek. — Algemeenheden (JAR-FCL 3.130)

Art. 2. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1, mag geen aangeboren of verworven afwijking vertonen vanhet cardiovasculair stelsel die een weerslag kan hebben op het volledigveilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° Een standaard rustelektrocardiogram van 12 afleidingen met zijnprotocol, is vereist bij het initieel onderzoek. Het moet herhaaldworden : om de 5 jaar tot de leeftijd van 30 jaar, om de 2 jaar tot deleeftijd van 40 jaar, om het jaar tot de leeftijd van 50 jaar, en daarna bijelke wedergeldigmaking of hernieuwing en telkens het klinischonderzoek het vereist.

3° Een inspanningselektrocardiogram is enkel verplicht als hetklinisch onderzoek het vereist zoals bepaald in hoofdstuk V, artikel 54.

4° De elektrocardiografische opnamen, zowel bij rust als na inspan-ning, moeten geprotocoleerd worden door de EGE of specialistenaangeduid door de SLG.

5° Om de evaluatie van het risico te vergemakkelijken is een doseringvan de bloedlipiden, met inbegrip van de cholesterol, verplicht bij hetinitieel medisch onderzoek en bij het eerste geneeskundig onderzoek nade leeftijd van 40 jaar (zie hoofdstuk V, artikel 55).

6° Bij de eerste wedergeldigmaking of hernieuwing van een medischattest klasse 1 na de leeftijd van 65 jaar moet dit geneeskundigonderzoek uitgevoerd worden in een ECLG, of door een cardioloogaanvaard door de SLG.

Bloeddruk (JAR-FCL 3.135)

Art. 3. 1° De bloeddruk moet bij elk onderzoek gemeten wordenvolgens de techniek beschreven in hoofdstuk V, artikel 56.

2° De aanvrager moet ongeschikt verklaard worden indien desystolische druk regelmatig boven de 160 mmHg ligt en de diastolischeboven de 95 mmHg, met of zonder behandeling.

3° De behandeling die toegepast wordt om de bloeddruk tenormaliseren moet verenigbaar zijn met het volledig veilig uitoefenenvan de voorrechten van de aangevraagde vergunning overeenkomstigde bepalingen van hoofdstuk V, artikel 57. Het aanwenden van eenmedicamentieuze behandeling vereist het tijdelijk opschorten van hetmedisch attest om de afwezigheid van belangrijke nevenwerkingenvast te stellen.

SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS

[C − 2009/14140]F. 2009 — 2593

8 MAI 2009. — Arrêté ministériel fixant les conditions d’aptitudephysique et mentale des membres d’équipage de conduite desaéronefs civils

Le Ministre de la Mobilité et du Transport,

Vu la loi du 27 juin 1937 portant révision de la loi du 16 novem-bre 1919 relative à la réglementation de la navigation aérienne,notamment l’article 5, § 1er, modifié par la loi du 2 janvier 2001;

Vu l’arrêté royal du 5 juin 2002 organisant la vérification desconditions d’aptitude physique et mentale des membres d’équipage deconduite des aéronefs civils, notamment les articles 9 et 31, § 3;

Vu l’arrêté ministériel du 21 juin 2002 fixant les conditions d’aptitudephysique et mentale des membres d’équipage de conduite des aéronefscivils;

Vu l’association des gouvernements de région à l’élaboration duprésent arrêté;

Vu l’avis du Conseil d’Etat n° 44.841/4, donné le 20 octobre 2008;

Vu l’avis du Conseil d’Etat n° 45.958/4 donné le 2 mars 2009, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseild’Etat coordonnées le 12 janvier 1973;

Considérant le JAR-FCL 3 adopté par les Joint Aviation Authorities àlaquelle le présent arrêté fait mention à titre informatif,

Arrête :CHAPITRE Ier. — Généralités

Article 1er. Les conditions d’aptitude physique et mentale auxquel-les doivent satisfaire les membres d’équipage de conduite des aéronefscivils sont fixées dans le présent arrêté.

CHAPITRE II. — Exigences de classe 1

Section 1re. — Appareil cardio-vasculaire

Examen. — Généralités (JAR-FCL 3.130)

Art. 2. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter d’anomalie de l’appareil cardio-vasculaire, congénitale ou acquise, de nature à retentir sur l’exercice entoute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Un électrocardiogramme standard de repos à 12 dérivations,accompagné de son interprétation, est exigé lors de l’examen initial. Ildoit être répété tous les 5 ans jusqu’à l’âge de 30 ans, tous les 2 ansjusqu’à l’âge de 40 ans, tous les ans jusqu’à l’âge de 50 ans, et après l’âgede 50 ans à toute visite de revalidation ou de renouvellement et chaquefois que l’examen clinique l’exige.

3° Un électrocardiogramme d’effort n’est pas obligatoire, sauf s’il estindiqué par l’examen clinique, conformément aux dispositions duchapitre V, article 54.

4° Les tracés électrocardiographiques, de repos et d’effort, doiventêtre interprétés par la MEA ou des spécialistes désignés par la SMA.

5° Pour faciliter l’évaluation du risque, le dosage des lipides dans lesang, y compris du cholestérol, est exigé lors de l’examen médical initialet lors du premier examen médical effectué après 40 ans (voir chapi-tre V, article 55).

6° A la première revalidation ou au premier renouvellement d’uncertificat médical d’un titulaire de classe 1 ayant atteint l’âge de 65 ansl’examen médical sera effectué dans un CEMA ou sera, à la discrétionde la SMA, délégué à un cardiologue agréé.

Tension artérielle (JAR-FCL 3.135)

Art. 3. 1° La tension artérielle doit être mesurée à chaque examenselon la technique mentionnée au chapitre V, article 56.

2° Le demandeur doit être déclaré inapte si la tension artérielledépasse régulièrement 160 mmHg pour la tension systolique et95 mmHg pour la diastolique, avec ou sans traitement.

3° Le traitement utilisé pour la normalisation de la tension artérielledoit être compatible avec l’exercice en toute sécurité des privilèges de lalicence demandée conformément aux dispositions du chapitre V, arti-cle 57. L’instauration d’un traitement médicamenteux nécessite unesuspension temporaire du certificat médical afin d’établir l’absenced’effets secondaires importants.

50223MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 90: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

4° De aanvrager die een symptomatische arteriële hypotensievertoont, moet ongeschikt verklaard worden.

Coronaropathie (JAR-FCL 3.140)

Art. 4. 1° De aanvrager waarbij men het bestaan van een cardialeischemie vermoedt, moet bijkomende onderzoeken ondergaan. Deaanvrager met een asymptomatisch weinig belangrijke coronaireaandoening die geen behandeling vereist, kan door de SLG geschiktverklaard worden indien de resultaten van de vereiste bijkomendeonderzoeken voldoen aan de voorwaarden bepaald in hoofdstuk V,artikel 58.

2° De aanvrager met een symptomatische coronaropathie of waarvande cardiale symptomen onder controle zijn door behandeling moetongeschikt verklaard worden.

3° De aanvrager die een ischemische cardiale aandoening doorge-maakt heeft (zoals myocardinfarct, angina pectoris, belangrijke arrythmiaof hartfalen door ischemie of na elke type van cardiale revascularisatie)moet voor een klasse 1 medisch attest bij het initieel onderzoekongeschikt verklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsverklaringbij wedergeldigmaking of hernieuwing overwegen als voldaan wordtaan de voorwaarden van hoofdstuk V, artikel 59.

Ritme- en geleidingsstoornissen (JAR-FCL 3.145)

Art. 5. 1° De aanvrager die een significante stoornis van hetsupraventriculaire ritme, inclusief sinoatriale dysfunctie, vertoont,hetzij intermittent hetzij permanent, moet ongeschikt verklaard wor-den. De SLG kan een geschiktheidsverklaring overwegen overeenkom-stig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

2° De aanvrager die een asymptomatische sinusale bradycardie ofeen asymptomatische sinusale tachycardie vertoont, kan geschiktverklaard worden als er geen belangrijke onderliggende anomalie is.

3° De aanvrager met asymptomatische, geïsoleerde, monomorfesupraventriculaire of ventriculaire ectopische complexen moet nietnoodzakelijk ongeschikt verklaard worden. Frequent voorkomende ofcomplexe extrasystolen vergen een volledige cardiologische check-upovereenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

4° Bij afwezigheid van elke andere anomalie kan de aanvrager dieeen onvolledige bundeltakblok of een stabiele linkerasafwijking ver-toont, geschikt verklaard worden.

5° De aanwezigheid van een volledige rechter bundeltakblok vergt,bij de eerste vaststelling ervan, een cardiologische check-up overeen-komstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

6° De aanwezigheid van een volledige linkerbundeltakblock leidt totongeschiktheid. De SLG kan een geschiktheidsverklaring overwegenovereenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

7° De aanvrager met 1e graads AV block en Mobitz type 1 AV blockkan geschikt verklaard worden als er geen belangrijke onderliggendeanomalie aanwezig is. De aanvrager met Mobitz type 2 AV block of eenvolledige AV block moet ongeschikt verklaard worden. De SLG kan eengeschiktheidsverklaring overwegen overeenkomstig de bepalingen vanhoofdstuk V, artikel 60.

8° De aanvrager die brede of smalle complexe tachycardieën vertoontmoet ongeschikt verklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsver-klaring overwegen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V,artikel 60.

9° De aanvrager die een ventriculair pre-excitatiesyndroom vertoont,moet ongeschikt verklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsver-klaring overwegen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V,artikel 60.

10° De aanvrager, drager van een endocardiale pacemaker, moetongeschikt verklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsverklaringoverwegen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

11° De aanvrager die een ablatiebehandeling onderging moet onge-schikt verklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsverklaringoverwegen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

Cardio-vasculair stelsel. — Algemeenheden (JAR-FCL 3.150)

Art. 6. 1° De aanvrager met een perifere arteriële aandoening moetongeschikt verklaard worden, zowel voor als na een heelkundigeingreep. Op voorwaarde dat er geen significante functionele stoornis-sen bestaan, kan de SLG een geschiktheidsverklaring overwegenovereenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikelen 58 en 59.

2° De aanvrager met een aneurysma van de thoracale of abdominaleaorta moet ongeschikt verklaard worden zowel voor als na eenheelkundige ingreep. De aanvrager met een aneurysma van de

4° Le demandeur présentant une hypotension artérielle symptoma-tique doit être déclaré inapte.

Coronaropathie (JAR-FCL 3.140)

Art. 4. 1° Le demandeur chez qui l’on suspecte l’existence d’uneischémie cardiaque doit faire l’objet d’une investigation complémen-taire. Le demandeur présentant une atteinte coronarienne mineure,asymptomatique, ne nécessitant pas de traitement, peut être déclaréapte par la SMA si les résultats des investigations complémentairesrequises au chapitre V, article 58 sont satisfaisants.

2° Le demandeur atteint de coronaropathie symptomatique ou dontles symptômes sont contrôlés par un traitement doit être déclaré inapte.

3° Après un accident cardiaque ischémique (défini comme uninfarctus du myocarde, une angine de poitrine, un trouble du rythmesignificatif ou une défaillance cardiaque due à une ischémie, ou touttype de revascularisation cardiaque), une décision d’aptitude n’est paspossible pour une demande initiale de classe 1. Une décision d’aptitudepeut être envisagée par la SMA lors d’un examen de revalidation ou derenouvellement si les résultats des investigations requises au chapitre V,articles 59 sont satisfaisants.

Troubles du rythme et de la conduction (JAR-FCL 3.145)

Art. 5. 1° Le demandeur présentant un trouble significatif durythme supraventriculaire, y compris une dysfonction sino-auriculaire,qu’il soit intermittent ou permanent sera déclaré inapte. Une décisiond’aptitude peut être envisagée par la SMA conformément aux disposi-tions du chapitre V, article 60.

2° Le demandeur présentant une bradycardie sinusale asymptoma-tique ou une tachycardie sinusale asymptomatique peut être déclaréapte en l’absence d’anomalie sous-jacente.

3° Le demandeur présentant des extrasystoles supraventriculaires ouventriculaires monomorphes, isolées et asymptomatiques, ne doit pasnécessairement être déclaré inapte. Des extrasystoles fréquentes oucomplexes exigent un bilan cardiologique complet, conformément auxdispositions du chapitre V, article 60.

4° En l’absence de toute autre anomalie, le demandeur présentant unbloc de branche incomplet ou une déviation axiale gauche stable peutêtre déclaré apte.

5° Le demandeur présentant un bloc de branche droit complet doitsubir, lors de la première constatation de celui-ci, un bilan cardiologi-que, conformément aux dispositions du chapitre V, article 60.

6° La présence d’un bloc de branche gauche complet doit entraînerl’inaptitude. Une décision d’aptitude peut être envisagée par la SMAconformément aux dispositions du chapitre V, article 60.

7° Le demandeur présentant un bloc AV du 1er degré et du typeMobitz 1 peut être déclaré apte en l’absence d’anomalie sous-jacente. Ledemandeur présentant un bloc AV du type Mobitz 2 ou un bloc AVcomplet doit être déclaré inapte. Une décision d’aptitude peut êtreenvisagée par la SMA conformément aux dispositions du chapitre V,article 60.

8° Le demandeur présentant une tachycardie à complexes larges ouétroits doit être déclaré inapte. Une décision d’aptitude peut êtreenvisagée par la SMA conformément aux dispositions du chapitre V,article 60.

9° Le demandeur porteur d’un syndrome de préexcitation doit êtredéclaré inapte. Une décision d’aptitude peut être envisagée par la SMAconformément aux dispositions du chapitre V, article 60.

10° Le demandeur porteur d’un stimulateur cardiaque doit êtredéclaré inapte. Une décision d’aptitude peut être envisagée par la SMAconformément aux dispositions du chapitre V, article 60.

11° Le demandeur ayant fait l’objet d’une procédure d’ablation doitêtre déclaré inapte. Une décision d’aptitude peut être envisagée par laSMA conformément aux dispositions du chapitre V, article 60.

Appareil cardio-vasculaire. — Généralités (JAR-FCL 3.150)

Art. 6. 1° Le demandeur présentant une affection artérielle périphé-rique doit être déclaré inapte, tant avant qu’après intervention chirur-gicale. En l’absence de trouble fonctionnel significatif, une décisiond’aptitude peut être envisagée par la SMA conformément aux disposi-tions du chapitre V, articles 58 et 59.

2° Le demandeur présentant un anévrisme de l’aorte thoracique ouabdominale, doit être déclaré inapte, tant avant qu’après chirurgie. Enprésence d’un anévrisme de l’aorte abdominale infra-rénale, la SMA

50224 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 91: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

infra-renale abdominale aorta kan bij medisch onderzoek voor weder-geldigmaking of hernieuwing door de SLG geschikt verklaard wordenovereenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 61.

3° De aanvrager met een belangrijke anomalie van één of meerderehartkleppen moet ongeschikt verklaard worden.

a) De aanvrager die weinig belangrijke klepgebreken vertoont, kangeschikt verklaard worden door de SLG overeenkomstig de bepalingenvan hoofdstuk V, artikel 62, 1° en 2°;

b) De aanvrager met een klepprothese of die een valvuloplastie heeftondergaan, moet ongeschikt verklaard worden. De SLG kan eengeschiktheidsverklaring overwegen overeenkomstig de bepalingen vanhoofdstuk V, artikel 62, 3°.

4° Een systemische antistollingsbehandeling heeft ongeschiktheid totgevolg. Na een antistollingsbehandeling van beperkte duur kan deaanvrager geschikt verklaard worden door de SLG overeenkomstig debepalingen van hoofdstuk V, artikel 63.

5° De aanvrager met een aandoening van het pericard, het myocardof van het endocard hierboven niet hernomen, moet ongeschiktverklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsverklaring overwegenna het volledig verdwijnen van de symptomatologie en een gunstigecardiologische check-up overeenkomstig de bepalingen van hoofd-stuk V, artikel 64.

6° De aanvrager met een aangeboren cardiopathie moet ongeschiktverklaard worden zowel voor als na een correctieve heelkundigeingreep. De SLG kan de aanvrager met weinig belangrijke afwijkingengeschikt verklaren na een gunstige cardiologische check-up overeen-komstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 65.

7° Een hart of hart-longtransplantatie leidt tot ongeschiktheid.

8° De aanvrager met een voorgeschiedenis van recidiverende vasova-gale syncope moet ongeschikt verklaard worden. De SLG kan eengeschiktheidsverklaring overwegen overeenkomstig de bepalingen vanhoofdstuk V, artikel 66.

Afdeling 2. — Ademhalingsstelsel

Onderzoek. — Algemeenheden (JAR-FCL 3.155)

Art. 7. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse1 mag geen aangeboren of verworven afwijking vertonen van hetademhalingsstelsel die een weerslag kan hebben op het volledig veiliguitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° Een antero-posterieure radiografie van de longen kan vereistworden bij het initieel onderzoek, bij wedergeldigmaking- of hernieu-wingsonderzoeken indien er klinische of epidemiologische indicatieszijn.

3° Longfunctietesten (zie hoofdstuk V, artikel 68) zijn vereist bij hetinitieel onderzoek en daarna bij klinische indicatie. De aanvrager metbelangrijke functionele longafwijkingen moet ongeschikt verklaardworden. (zie hoofdstuk V, artikel 68).

Respiratoire aandoeningen (JAR-FCL 3.160)

Art. 8. 1° De aanvrager met chronische obstructieve bronchopathiemoet ongeschikt verklaard worden. De aanvrager die slechts mineureafwijkingen van de longfunctie vertoont kan geschikt verklaardworden.

2° De aanvrager met astma die een behandeling vereist, wordtgeëvalueerd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 69,10°.

3° De aanvrager die een actieve inflammatoire aandoening van hetademhalingsstelsel vertoont, moet tijdelijk ongeschikt verklaard wor-den.

4° De aanvrager die lijdt aan een actieve sarcoïdose moet ongeschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 70).

5° De aanvrager die een spontane pneumothorax vertoont, moetongeschikt verklaard worden in afwachting van een volledige check-up(zie hoofdstuk V, artikel 71).

6° De aanvrager die een belangrijke chirurgische ingreep op dethorax moet ondergaan, moet ongeschikt verklaard worden gedurendetenminste drie maanden na de operatie en tot de gevolgen van dezeingreep geen weerslag meer hebben op het veilig uitoefenen van devoorrechten van de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, arti-kel 72).

7° De aanvrager die lijdt aan een slaap-apneasyndroom zonderdoeltreffende behandeling moet ongeschikt verklaard worden.

peut prendre une décision d’aptitude, s’il s’agit d’un examen derevalidation ou de renouvellement, conformément aux dispositions duchapitre V, article 61.

3° Le demandeur présentant une anomalie significative d’une ouplusieurs valves cardiaques doit être déclaré inapte.

a) Le demandeur présentant des anomalies valvulaires cardiaquesmineures peut être déclaré apte par la SMA conformément auxdispositions du chapitre V, article 62, 1° et 2°;

b) Le demandeur porteur d’une prothèse valvulaire cardiaque ouayant subi une valvuloplastie doit être déclaré inapte. Une décisiond’aptitude peut être envisagée par la SMA conformément aux disposi-tions du chapitre V, art. 62, 3°.

4° Tout traitement anticoagulant systémique entraîne l’inaptitude.Après un traitement anticoagulant de durée limitée, le demandeur peutêtre déclaré apte par la SMA, conformément aux dispositions duchapitre V, article 63.

5° Le demandeur présentant une anomalie du péricarde, du myo-carde ou de l’endocarde, non décrite ci-avant, doit être déclaré inapte.Une décision d’aptitude peut être envisagée par la SMA aprèsdisparition complète des symptômes et un bilan cardiologique satisfai-sante conformément aux dispositions du chapitre V, article 64.

6° Le demandeur atteint de cardiopathie congénitale, doit êtredéclaré inapte tant avant qu’après chirurgie correctrice. Le demandeurprésentant des anomalies mineures peut être déclaré apte par la SMAaprès un bilan cardiologique satisfaisant répondant aux dispositions duchapitre V, article 65.

7° Une transplantation cardiaque ou cardio-pulmonaire entraînel’inaptitude.

8° Le demandeur présentant une anamnèse de syncopes vaso-vagalesrécurrentes doit être déclaré inapte. Une décision d’aptitude peut êtreenvisagée par la SMA conformément aux dispositions du chapitre V,article 66.

Section 2. — Appareil respiratoire

Examen. — Généralités (JAR-FCL 3.155)

Art. 7. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter d’anomalie congénitale ou acquise del’appareil respiratoire, de nature à retentir sur l’exercice en toutesécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Une radiographie pulmonaire de face peut être exigée à l’exameninitial, de revalidation ou de renouvellement en fonction des donnéescliniques ou épidémiologiques.

3° Des tests fonctionnels pulmonaires (voir chapitre V, article 68) sontexigés lors de l’examen initial et par après sur indication clinique. Ledemandeur présentant des altérations fonctionnelles pulmonairesimportantes doit être déclaré inapte. (voir chapitre V, article 68).

Affections respiratoires (JAR-FCL 3.160)

Art. 8. 1° Le demandeur atteint de bronchopathie chronique obstruc-tive doit être déclaré inapte. Le demandeur présentant une atteintemineure de la fonction pulmonaire peut être déclaré apte.

2° Le demandeur présentant de l’asthme exigeant un traitement estévalué conformément aux dispositions du chapitre V, article 69, 10°.

3° Le demandeur présentant une atteinte inflammatoire active dusystème respiratoire doit être déclaré temporairement inapte.

4° Le demandeur atteint de sarcoïdose active doit être déclaré inapte(voir chapitre V, article 70).

5° Le demandeur présentant un pneumothorax spontané doit êtredéclaré inapte en attendant la réalisation d’un bilan complet (voir cha-pitre V, article 71).

6° Le demandeur devant subir une intervention de chirurgiethoracique importante doit être déclaré inapte pendant au moins troismois après l’opération et jusqu’à ce que les suites de celle-ci ne risquentplus de retentir sur l’exercice en toute sécurité des privilèges de lalicence demandée (voir chapitre V, article 72).

7° Le demandeur présentant un syndrome d’apnée du sommeilinsuffisamment corrigé sera déclaré inapte.

50225MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 92: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Afdeling 3. — Spijsverteringsstelsel

Algemeenheden (JAR-FCL 3.165)

Art. 9. De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1mag geen functionele of organische ziekte van het spijsverteringsstelselen zijn adnexa vertonen die een weerslag heeft op het volledig veiliguitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

Aandoeningen van het spijsverteringsstelsel (JAR-FCL 3.170)

Art. 10. 1° De aanvrager die een recidiverende dyspepsie die eenbehandeling vereist of een pancreatitis vertoont, moet ongeschiktverklaard worden in afwachting van een check-up overeenkomstig debepalingen van hoofdstuk V, artikel 74.

2° De aanvrager met bij toeval ontdekte asymptomatische galstenenmoet beoordeeld worden overeenkomstig de bepalingen van hoofd-stuk V, artikel 75.

3° De aanvrager met een bevestigde diagnose of voorgeschiedenisvan een chronische inflammatoire darmaandoening moet ongeschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 76).

4° De aanvrager mag geen hernia vertonen die symptomen vanonvermogen kan veroorzaken.

5° Elke nasleep van ziekte of heelkundige ingreep op een deel van hetspijsverteringsstelsel of van zijn adnexa die de aanvrager blootstelt aaneen onvermogen tijdens de vlucht zoals occlusie door inklemming ofcompressie, heeft de ongeschiktheid tot gevolg.

6° De aanvrager die een heelkundige ingreep heeft ondergaan op hetspijsverteringsstelsel of zijn adnexa, bestaande uit de totale of partiëleexerese of de derivatie van een van deze organen, moet ongeschiktverklaard worden voor minstens drie maanden of tot het ogenblikwaarop de operatieve gevolgen geen weerslag meer dreigen te hebbenop het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aange-vraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 77).

Afdeling 4. — Metabolische, nutritionele en endocriene ziekten(JAR-FCL 3.175)

Art. 11. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1 mag geen functionele of organische, metabolische, nutritioneleof endocriene ziekte vertonen die een weerslag zou kunnen hebben ophet volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagdevergunning.

2° De aanvrager die een metabolische, nutritionele of endocrienedysfunctie vertoont, kan geschikt verklaard worden indien voldaanwordt aan de voorwaarden van hoofdstuk V, artikelen 79 en 82.

3° De aanvrager die lijdt aan diabetes mellitus kan slechts geschiktverklaard worden indien voldaan wordt aan de voorwaarden vanhoofdstuk V, artikelen 80 en 81.

4° Insulinodependente diabetes heeft ongeschiktheid tot gevolg.

5° De aanvrager met een Body Mass Index (BMI) van 35 of meer kangeschikt verklaard worden op voorwaarde dat het overgewicht geenweerslag dreigt te hebben op het volledig veilig uitoefenen van devoorrechten van de aangevraagde vergunning. Bijkomend onderzoekmag geen verhoogd cardiovasculair risico aantonen. (Zie hoofdstuk V,artikel 103).

Afdeling 5. — Hematologie(JAR-FCL 3.180)

Art. 12. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1 mag geen hematologische ziekte vertonen die een weerslagheeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van deaangevraagde vergunning.

2° Het hemoglobinegehalte moet bij elk geneeskundig onderzoekbepaald worden. De aanvrager met een afwijkend hemoglobinegehaltemoet bijkomende onderzoeken ondergaan. De aanvrager met eenhematocrietwaarde kleiner dan 32 % moet ongeschikt verklaardworden (zie hoofdstuk V, artikel 84).

3° De aanvrager die een sikkelcelanemie vertoont, moet ongeschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 84).

4° De aanvrager met een belangrijke lokale of veralgemeendezwelling van de lymfeklieren, die gepaard gaat met verschijnselen vaneen bloedziekte, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V,artikel 85).

5° Acute leukemie heeft ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan deuitreiking van het medisch attest overwegen na bevestiging van devolledige genezing. De aanvrager die een chronische leukemie vertoontmoet ongeschikt verklaard worden. Als zijn toestand stabiel is gedu-rende een bewezen periode kan de aanvrager geschikt verklaardworden door de SLG overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 86.

Section 3. — Appareil digestif

Généralités (JAR-FCL 3.165)

Art. 9. Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter de maladie fonctionnelle ou structurellede l’appareil digestif ou de ses annexes, de nature à retentir surl’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée.

Affections du système digestif (JAR-FCL 3.170)

Art. 10. 1° Le demandeur présentant une dyspepsie récidivanteexigeant un traitement ou présentant une pancréatite doit être déclaréinapte dans l’attente d’un bilan répondant aux critères du chapitre V,article 74.

2° Le demandeur présentant des calculs biliaires asymptomatiques,découverts de facon fortuite sera évalué conformément aux disposi-tions du chapitre V, article 75.

3° Le demandeur présentant des antécédents médicaux établis ou undiagnostic clinique d’affection intestinale inflammatoire aiguë ouchronique doit être déclaré inapte (voir chapitre V, article 76).

4° Le demandeur ne peut pas être porteur d’une hernie susceptiblede provoquer des symptômes entraînant une incapacité.

5° Toute séquelle de maladie ou d’intervention chirurgicale, sur unepartie quelconque du tube digestif ou de ses annexes, exposant ledemandeur à une incapacité en vol, notamment toute occlusion parétranglement ou compression, entraîne l’inaptitude.

6° Le demandeur ayant subi une intervention chirurgicale sur le tubedigestif ou ses annexes, comportant l’excision totale ou partielle ou ladérivation d’un de ces organes, doit être déclaré inapte pour une duréeminimale de trois mois ou jusqu’à ce que les suites opératoires nerisquent plus de retentir sur l’exercice en toute sécurité des privilègesde la licence demandée (voir chapitre V, article 77).

Section 4. — Maladies métaboliques, nutritionnelles et endocriniennes(JAR-FCL 3.175)

Art. 11. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter de maladie métabolique, nutritionnelle ouendocrinienne, fonctionnelle ou organique, de nature à retentir surl’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Le demandeur présentant des dysfonctionnements métaboliques,nutritionnels ou endocriniens peut être déclaré apte si les conditions duchapitre V, articles 79 et 82 sont réunies.

3° Le demandeur atteint de diabète sucré ne peut être déclaré apteque s’il remplit les conditions du chapitre V, articles 80 et 81.

4° Le diabète insulino-dépendant entraîne l’inaptitude.

5° Le demandeur présentant un indice de masse corporelle (IMC)supérieur ou égal à 35 pourra être déclaré apte à condition que sonexcès de poids n’interfère pas avec l’exercice en toute sécurité desprivilèges de la licence demandée et que les facteurs de risquecardio-vasculaire aient été pris en considération. (Voir chapitre V, arti-cle 103).

Section 5. — Hématologie(JAR-FCL 3.180)

Art. 12. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter de maladie hématologique de nature àretentir sur l’exercice en toute sécurité des privilèges de la licencedemandée.

2° L’hémoglobine doit être mesurée à chaque examen médical. Ledemandeur présentant un taux d’hémoglobine anormal devra subirune investigation complémentaire. Le demandeur présentant un héma-tocrite inférieur à 32 % doit être déclaré inapte (voir chapitre V, arti-cle 84).

3° Le demandeur présentant une drépanocytose doit être déclaréinapte (voir chapitre V, article 84).

4° Le demandeur présentant une importante hypertrophie localiséeou généralisée des ganglions lymphatiques avec des signes d’unemaladie du sang doit être déclaré inapte (voir chapitre V, article 85).

5° Toute leucémie aiguë entraîne l’inaptitude. En cas de rémissioncomplète établie, une décision d’aptitude pourra être envisagée par laSMA. Le demandeur présentant une leucémie chronique doit êtredéclaré inapte. Après une période de stabilité confirmée, une décisiond’aptitude peut être envisagée par la SMA conformément aux disposi-tions du chapitre V, article 86.

50226 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 93: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

6° De aanvrager met een significante splenomegalie moet ongeschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 87).

7° De aanvrager met een significante polycythemie moet ongeschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 88).

8° De aanvrager met stoornissen van de bloedstolling moet onge-schikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 89).

Afdeling 6. — Urinair stelsel(JAR-FCL 3.185)

Art. 13. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1 mag geen functionele of organische ziekte van het urinairstelsel of zijn adnexa vertonen die een weerslag heeft op het volledigveilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° Elk symptoom van een organische nieraandoening heeft onge-schiktheid tot gevolg. Bij elk geneeskundig onderzoek moet eenonderzoek van de urine worden uitgevoerd. De urine mag geenabnormale bestanddelen bevatten die een pathologische betekenishebben. Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan deaandoeningen van de urinewegen en de geslachtsorganen (zie hoofd-stuk V, artikel 91).

3° De aanvrager die nierstenen vertoont, moet ongeschikt verklaardworden (zie hoofdstuk V, artikel 92).

4° Elke nasleep van ziekte of heelkundige ingreep op de nieren of deurinewegen die de aanvrager blootstelt aan een plots onvermogen, metname elke obstructie door stenose of compressie, heeft ongeschiktheidtot gevolg. Bij een gecompenseerde nephrectomie zonder arteriëlehypertensie of uremie kan de aanvrager geschikt verklaard worden(zie hoofdstuk V, artikel 93).

5° De aanvrager die een belangrijke heelkundige ingreep op deurinewegen of het urinair stelsel heeft ondergaan, die bestaat uit eentotale of partiële exerese of een derivatie van een van deze organen,moet ongeschikt verklaard worden voor minstens drie maanden en totde gevolgen van de ingreep geen plots onvermogen tijdens vlucht meerkan veroorzaken (zie hoofdstuk V, artikelen 93 en 94).

Afdeling 7. — Diverse seksueel overdraagbare ziekten en infecties(JAR-FCL 3.190)

Art. 14. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1 mag geen bewezen medische antecedenten of klinische tekensvertonen van een seksueel overdraagbare ziekte of infecties die eenweerslag hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechtenvan de aangevraagde vergunning.

2° Conform afdeling 7 van hoofdstuk V moet er bijzondere aandachtgeschonken worden aan de antecedenten of klinische tekens die wijzenop :

a) positieve HIV;

b) aantasting van het immunitair systeem;

c) infectieuse hepatitis;

d) syfilis.

Afdeling 8. — Gynaecologie en obstetrie(JAR-FCL 3.195)

Art. 15. 1° De aanvraagster of houdster van een medisch attest vanklasse 1 mag geen functionele of organische gynaecologische ofobstetrische aandoening vertonen die een weerslag heeft op hetvolledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagdevergunning.

2° De aanvraagster met antecedenten van ernstige menstruatiestoor-nissen, die ongevoelig zijn voor een behandeling, moet ongeschiktverklaard worden.

3° Zwangerschap heeft ongeschiktheid tot gevolg. Indien evenwelhet obstetrisch onderzoek wijst op een volledig normaal verloop van dezwangerschap kan de aanvraagster geschikt verklaard worden tot heteinde van de 26e zwangerschapsweek door de SLG, ECLG of EGEovereenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 100. Devoorrechten van de vergunning kunnen opnieuw uitgeoefend wordennadat een volledig herstel is vastgesteld na de bevalling of het eindevan de zwangerschap.

4° De aanvraagster die een belangrijke gynaecologische ingreep heeftondergaan moet ongeschikt verklaard worden voor een periode vandrie maanden of tot de gevolgen van de ingreep geen weerslag meerdreigen te hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechtenvan de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 101).

6° Le demandeur présentant une splénomégalie notable doit êtredéclaré inapte (voir chapitre V, article 87).

7° Le demandeur présentant une polyglobulie notable doit êtredéclaré inapte (voir chapitre V, article 88).

8° Le demandeur présentant un trouble de la coagulation doit êtredéclaré inapte (voir chapitre V, article 89).

Section 6. — Appareil urinaire(JAR-FCL 3.185)

Art. 13. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter de maladie fonctionnelle ou structurellede l’appareil urinaire ou de ses annexes de nature à retentir surl’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Tout symptôme d’affection organique des reins entraîne l’inapti-tude. Tous les examens médicaux doivent comporter une analysed’urine. L’urine ne doit pas contenir d’élément anormal ayant unesignification pathologique. Il convient de rechercher particulièrementles affections des voies urinaires et des organes génitaux (voir chapi-tre V, article 91).

3° Le demandeur présentant des calculs urinaires doit être déclaréinapte (voir chapitre V, article 92).

4° Toute séquelle de maladie ou d’intervention chirurgicale sur lesreins ou les voies urinaires exposant le demandeur à une incapacitésubite, notamment toute obstruction par sténose ou par compression,entraîne l’inaptitude. En cas de néphrectomie compensée sans hyper-tension artérielle ou urémie, le demandeur peut être déclaré apte(voir chapitre V, article 93).

5° Le demandeur ayant subi une intervention chirurgicale importantesur les voies urinaires comportant une exérèse totale ou partielle ou unedérivation de l’un quelconque de ses organes doit être déclaré inaptepour une durée minimale de trois mois et jusqu’à ce que les suites del’opération ne risquent plus de provoquer une incapacité soudaine envol (voir chapitre V, articles 93 et 94).

Section 7. — Maladies et infections diverses sexuellement transmissibles(JAR-FCL 3.190)

Art. 14. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter d’antécédents médicaux avérés, ni dediagnostic clinique de maladies ou d’infections diverses sexuellementtransmissibles, de nature à retentir sur l’exercice en toute sécurité desprivilèges de la licence demandée.

2° Il convient de rechercher tout particulièrement conformément à lasection 7 du chapitre V, les antécédents ou les signes cliniquesévoquant :

a) une positivité au VIH;

b) une altération du système immunitaire;

c) une hépatite infectieuse;

d) une syphilis.

Section 8. — Gynécologie et obstétrique(JAR-FCL 3.195)

Art. 15. 1° La demandeuse ou la titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter d’affection gynécologique ou obstétricale,fonctionnelle ou structurelle, de nature à retentir sur l’exercice en toutesécurité des privilèges de la licence demandée.

2° La demandeuse ayant des antécédents de troubles menstruelsgraves, réfractaires au traitement, doit être déclarée inapte.

3° La grossesse entraîne l’inaptitude. En l’absence complète d’ano-malie de la grossesse lors de l’examen obstétrical, la demandeuseenceinte peut être déclarée apte par la SMA, le CEMA ou un MEAjusqu’à la fin de la 26e semaine de gestation, conformément au chapitreV, article 100. Les privilèges de la licence peuvent être exercés ànouveau après confirmation d’un plein rétablissement après l’accou-chement ou la fin de la grossesse.

4° La demandeuse ayant subi une intervention gynécologiqueimportante doit être déclarée inapte pour une durée de trois mois oujusqu’à ce que les suites de l’intervention ne risquent plus de retentirsur l’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée(voir chapitre V, article 101).

50227MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 94: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Afdeling 9. — Spier- en skeletvereisten(JAR-FCL 3.200)

Art. 16. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1 mag geen aangeboren of verworven anomalie van debeenderen, gewrichten, spieren en pezen vertonen die een weerslagheeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van deaangevraagde vergunning.

2° De gestalte in zittende houding, de lengte van armen en benen ende spierkracht moeten voldoende zijn om volledig veilig de voorrech-ten van de aangevraagde vergunning uit te oefenen (zie hoofdstuk V,artikel 103).

3° De aanvrager moet een voldoende functioneel gebruik hebben vanhet totale spier- en skeletstelsel. Elke significante nasleep van eenziekte, trauma of aangeboren anomalie van beenderen, gewrichten,spieren of pezen, al dan niet heelkundig behandeld, moet geëvalueerdworden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikelen 103,104 en 105.

Afdeling 10. — Psychiatrische voorwaarden(JAR-FCL 3.205)

Art. 17. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1 mag geen bewezen medische antecedenten noch klinischetekens vertonen van enige psychiatrische aandoening, acuut of chro-nisch, aangeboren of verworven, die een weerslag hebben op hetvolledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagdevergunning.

2° Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan het vol-gende (zie hoofdstuk V, afdeling 10) :

a) schizofrenie, schizoïde- en waanstoornissen;

b) stemmingsstoornissen;

c) neurotische-, stress- gerelateerde en somatoforme psychosomati-sche stoornissen;

d) persoonlijkheidsstoornissen;

e) psycho organische stoornissen;

f) mentale - en gedragsstoornissen als gevolg van alcoholgebruik;

g) gebruik of misbruik van psychotrope stoffen.

Afdeling 11. — Neurologische aandoeningen(JAR-FCL 3.210)

Art. 18. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1 mag geen bewezen medische antecedenten hebben nochklinische tekens vertonen van enige neurologische aandoening die eenweerslag hebben op het volledig veilig gebruik van de voorrechten vande aangevraagde vergunning.

2° Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan het vol-gende (zie hoofdstuk V, afdeling 11) :

a) evolutieve aandoeningen van het zenuwstelsel;

b) epilepsie en andere oorzaken van bewustzijnsstoornissen;

c) toestanden met een uitgesproken neiging tot cerebrale dysfunctie;

d) schedeltrauma;

e) letsels aan het ruggemerg- of perifere zenuwen.

3° Een elektro-encefalogram is vereist (zie hoofdstuk V, afdeling 11)als de antecedenten van de aanvrager of de klinische vaststellingen hetrechtvaardigen.

Afdeling 12. — Oftalmologische vereisten(JAR-FCL 3.215)

Art. 19. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1 mag geen functionele anomalie van de ogen of hun adnexavertonen, noch een evolutieve, aangeboren of verworven, acute ofchronische pathologische aandoening, noch de nasleep van een oog-heelkundige ingreep of van een oogtrauma, die een weerslag hebben ophet volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagdevergunning.

2° Een oftalmologisch onderzoek moet uitgevoerd worden door eendoor de SLG erkend oftalmoloog bij het initieel onderzoek. Ditonderzoek moet omvatten :

a) anamnese en voorgeschiedenis;

b) gezichtsscherpte van ver, intermediair en dichtbij : zonder correctieen indien nodig met de beste optische correctie;

c) objectieve refractie. Bij hypermetrope kandidaten onder de 25 jaarna cycloplegia;

Section 9. — Conditions musculo-squelettiques(JAR-FCL 3.200)

Art. 16. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter d’anomalie congénitale ou acquise des os,articulations, muscles et tendons, de nature à retentir sur l’exercice entoute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° La taille en position assise, la longueur des bras et des jambes et laforce musculaire du demandeur doivent être suffisantes pour permettrel’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée(voir chapitre V, article 103).

3° Le demandeur doit avoir un usage fonctionnel satisfaisant del’ensemble du système musculo-squelettique. Toute séquelle notable demaladie, de blessure ou d’anomalie congénitale osseuse, articulaire,musculaire ou tendineuse, traitée ou non par la chirurgie, doit êtreévaluée conformément aux dispositions du chapitre V, articles 103, 104et 105.

Section 10. — Conditions psychiatriques(JAR-FCL 3.205)

Art. 17. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas avoir d’antécédents médicaux avérés, ni présenterde diagnostic clinique d’une quelconque affection psychiatrique, aiguëou chronique, congénitale ou acquise, de nature à retentir sur l’exerciceen toute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Une attention toute particulière doit être portée à ce qui suit (voirchapitre V, section 10) :

a) schizophrénie, troubles schizoïdes et hallucinatoires;

b) troubles de l’humeur;

c) troubles neurotiques, troubles psychosomatiques et somatoformesen relation avec le stress;

d) troubles de la personnalité;

e) troubles psycho-organiques;

f) troubles mentaux et du comportement en rapport avec l’usage del’alcool;

g) utilisation ou abus de substances psychotropes.

Section 11. — Affections neurologiques(JAR-FCL 3.210)

Art. 18. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas avoir d’antécédents médicaux avérés, ni présenterde diagnostic clinique d’affection neurologique de nature à retentir surl’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Une attention toute particulière doit être portée à ce qui suit (voirchapitre V, section 11) :

a) affections évolutives du système nerveux;

b) épilepsie et autres causes de troubles de la conscience;

c) états présentant une forte tendance au dysfonctionnement cérébral;

d) traumatisme crânien;

e) lésions du rachis ou des nerfs périphériques.

3° Un électroencéphalogramme est exigé lorsque les antécédents dudemandeur ou des raisons cliniques le justifient. (Voir chapitre V,section 11).

Section 12. — Conditions ophtalmologiques(JAR-FCL 3.215)

Art. 19. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter d’anomalie fonctionnelle des yeux ou deleurs annexes, ni d’affection pathologique évolutive, congénitale ouacquise, aiguë ou chronique, ni de séquelle d’intervention chirurgicaleoculaire ni de traumatisme oculaire de nature à retentir sur l’exercice entoute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Un examen ophtalmologique doit être pratiqué par un ophtalmo-logue agréé par la SMA lors de l’examen initial et comprendra :

a) anamnèse et antécédents;

b) acuité visuelle de loin, intermédiaire et de près : sans correction etavec la meilleure correction optique si nécessaire;

c) étude objective de la réfraction et sous cycloplégie pour lescandidats hypermétropes de moins de 25 ans;

50228 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 95: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

d) oculaire motiliteit en binoculair zicht;

e) kleurenzicht;

f) onderzoek van het gezichtsveld;

g) tonometrie op klinische indicatie en vanaf de leeftijd van 40 jaar;

h) onderzoek van het uitwendig oog : anatomie, voorste en achtersteoogsegment (spleetlamponderzoek) en oogfundusonderzoek.

3° Elk onderzoek voor de wedergeldigmaking en hernieuwing moeteen routine-oogonderzoek bevatten (zie hoofdstuk V, artikel 120) met :

a) anamnese;

b) gezichtsscherpte van ver, intermediair en dichtbij zonder correctieen indien nodig met de beste optische correctie;

c) onderzoek van het uitwendig oog : anatomie, voorste en achtersteoogsegment en oogfundusonderzoek;

d) bijkomend onderzoek op klinische indicatie. (Overeenkomstighoofdstuk V, artikel 121).

Dit onderzoek mag uitgevoerd worden door een EGE.

4° Als de aanvrager slechts voldoet aan de selectiecriteria (vanminstens 7/10 voor elk oog afzonderlijk en minstens 10/10 voor beideogen samen tabel N 14 op afstand van 100 cm en tabel N 5 op afstandvan 30-50 cm) mits het dragen van een optische correctie en als derefractieafwijking groter is dan +/- 3,0 dioptrie moet een volledigonderzoeksrapport van een door de SLG erkend oftalmoloog voorleg-gen.

Bij refractiegebreken tussen +5,0 en -6,0 dioptrie moet dit oftalmolo-gisch onderzoek plaatsvinden binnen de 60 maanden vóór het medischonderzoek.

Bij refractiegebreken buiten hoger vermelde criteria moet dit onder-zoek plaatsvinden binnen de 24 maanden vóór het medisch onderzoek.

Dit onderzoek moet omvatten :

a) anamnese;

b) gezichtsscherpte van ver, intermediair en dichtbij : zonder correctieen indien nodig met de beste optische correctie;

c) refractiemeting;

d) oculaire motiliteit en binoculair zicht;

e) onderzoek van het gezichtsveld;

f) tonometrie vanaf de leeftijd van 40 jaar;

g) onderzoek van het uitwendig oog : anatomie, voorste en achtersteoogsegment (spleetlamponderzoek) en oogfundusonderzoek.

Dit rapport moet aan de Sectie Luchtvaartgeneeskunde overhandigdworden.

Indien er anomalies worden vastgesteld die het zicht van deaanvrager in het gedrang brengen dan is een verder doorgedrevenoftalmologisch onderzoek vereist (zie hoofdstuk V, artikel 121).

5° Boven de leeftijd van 40 jaar moet elke aanvrager van een klasse 1medisch attest om de 2 jaar een tonometrie ondergaan of een rapportvan de tonometrie voorleggen dat uitgevoerd werd in de 24 maandendie het algemeen onderzoek voorafgaan.

6° Indien een oftalmologisch onderzoek om gelijk welke reden vereistis dan moet dit op het medisch attest vermeld worden onder debeperking « RXO » (oftalmologisch onderzoek vereist). Deze beperkingkan door de EGE worden opgelegd maar uitsluitend door de SLGopgeheven worden.

Afdeling 13. — Gezichtsvereisten(JAR-FCL 3.220)

Art. 20. 1° Gezichtsscherpte van ver

De gezichtsscherpte van ver, met of zonder correctie moet minstens7/10 bedragen voor elk oog afzonderlijk en minstens 10/10 met beideogen samen (zie 7° hieronder). Er worden geen grenzen bepaald voorde gezichtsscherpte zonder correctie.

d) motilité oculaire et vision binoculaire;

e) vision des couleurs;

f) examen du champ visuel;

g) tonométrie sur indication clinique et à partir de l’âge de 40 ans;

h) examen de la partie externe de l’œil, anatomie, le segmentantérieur et postérieur (lampe à fente) et examen du fond de l’œil.

3° Tous les examens de revalidation et de renouvellement doiventcomporter un examen oculaire de routine (voir chapitre V, article 120)comprenant :

a) anamnèse;

b) acuité visuelle de loin, intermédiaire et de près : sans correction etavec la meilleure correction optique si nécessaire;

c) examen de la partie externe de l’œil, anatomie, le segmentantérieur et postérieur et examen du fond de l’œil;

d) examen complémentaire sur indication clinique. (Voir chapitre V,article 121).

Ces examens peuvent être effectués par un MEA.

4° Lorsque le titulaire d’un certificat médical satisfait aux critères (auminimum 7/10 pour chaque œil pris séparément et au minimum 10/10en vision binoculaire et capable de lire une table N 14 à une distance de100 cm et une table N 5 à une distance de 30-50 cm) uniquement avecune correction optique et si l’erreur de réfraction excède +/-3,0 dioptries, le demandeur devra fournir un rapport ophtalmologiquecomplet pratiqué par un ophtalmologue agréé par la SMA.

Si l’indice d’erreur de réfraction se situe dans des normes quin’excèdent pas +5,0 à -6,0 dioptries, la date de ce rapport ne pourraexcéder une période de 60 mois précédant l’examen médical.

Si l’indice de réfraction dépasse ces limites, la date du rapport nepourra excéder une période de 24 mois précédant l’examen médical.

Cet examen comprendra :

a) anamnèse;

b) acuité visuelle de loin, intermédiaire et de près : Sans correction etsi nécessaire avec la meilleure correction possible;

c) mesure de la réfraction;

d) motilité oculaire et vision binoculaire;

e) examen du champ visuel;

f) tonométrie à partir de l’âge de 40 ans;

g) examen de la partie externe de l’œil, anatomie, le segmentantérieur et postérieur (lampe à fente) et examen du fond de l’œil.

Ce rapport devra être soumis à l’approbation de la SMA.

En cas d’anomalie, impliquant un doute sur l’état de santé de l’œil,un examen supplémentaire sera requis (voir chapitre V, article 121).

5° Le titulaire d’un certificat médical de classe 1 âgé de plus de 40 ansdevra subir une tonométrie tous les deux ans ou fournir un rapport detonométrie effectué dans les 24 mois précédant la date de l’examengénéral.

6° Au cas où un examen ophtalmologique est exigé pour quelqueraison que ce soit, la limitation RXO (examen ophtalmologique exigé)devra être notifiée sur le certificat. Cette limitation pourra être notifiéepar un MEA mais ne pourra être enlevée que par la SMA.

Section 13. — Conditions de vision(JAR-FCL 3.220)

Art. 20. 1° Acuité visuelle à distance

L’acuité visuelle à distance, avec ou sans correction, doit être d’aumoins 7/10 pour chaque œil pris séparément et l’acuité visuellebinoculaire doit être d’au moins 10/10 (voir 7° ci-dessous). Il n’y a pasde limites pour l’acuité visuelle non corrigée.

50229MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 96: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2° Refractiegebreken

Een refractiegebrek wordt beschouwd als een afwijking t.o.v. deemmetropie, gemeten in dioptrieën in de meest ametrope as. Derefractie moet gemeten worden volgens de standaardmethoden (ziehoofdstuk V, artikel 123). De aanvrager wordt geschikt verklaard,rekening houdend met zijn refractiegebreken, indien hij voldoet aan devolgende voorwaarden :

A. Refractieafwijking

a) Bij het initieel onderzoek mag de refractieafwijking niet groter zijndan + 5,0 tot - 6,0 dioptrieën de bepalingen van (zie hoofdstuk V, arti-kel 124, 1°).

b) Bij het onderzoek voor wedergeldigmaking of hernieuwing kan deaanvrager met een vliegervaring die door de SLG voldoende wordtgeacht en die een refractieafwijking vertoont die niet groter is dan+ 5,0 dioptrieën of een belangrijke myopierefractieafwijking vertoontvan meer dan - 6,0 dioptrieën, geschikt verklaard worden door de SLG(zie hoofdstuk V, artikel 124, 2°).

c) De aanvrager met een hoge refractieafwijking moet contactlenzenof correctieglazen met een hoge optische index dragen.

B. Astigmatisme

a) Bij een initieel onderzoek mag ingeval van een refractieafwijkingmet een astigmatismecomponent, deze niet groter zijn dan 2,0 dioptrie-ën.

b) Bij wedergeldigmaking of hernieuwing kan de aanvrager met eenvliegervaring die door de SLG voldoende wordt geacht en met eenastigmatisme component van meer dan 3,0 dioptrieën, geschikt wordenverklaard door de SLG (zie hoofdstuk V, artikel 125).

C. Keratoconus

Keratoconus heeft ongeschiktheid tot gevolg. Bij wedergeldigmakingof hernieuwing kan de SLG de aanvrager geschikt verklaren indien hijvoldoet aan de gezichtsvereisten beschreven in hoofdstuk V, artikel 126.

D. Anisometropie

a) Bij het initieel onderzoek mag het verschil in refractie tussen detwee ogen (anisometropie) niet groter zijn dan 2,0 dioptrieën;

b) Bij het onderzoek voor wedergeldigmaking of hernieuwing kan deaanvrager, met een vliegervaring die door de SLG voldoende wordtgeacht, geschikt verklaard worden met een verschil in refractie tussenbeide ogen van meer dan 3,0 dioptrieën (anisometropie). Bij eenanisometropie van méér dan 3,0 dioptrieën is het dragen van contact-lenzen verplicht (zie hoofdstuk V, artikel 127).

E. De evolutie van de presbyopie moet bij elk medisch onderzoeknagezien worden.

F. De aanvrager moet bekwaam zijn de tabel N5, of een equivalentervan te lezen op een afstand van 30-50 cm en de tabel N14 of eenequivalent ervan op een afstand van 100 cm, met correctieglazen indiendeze voorgeschreven worden (zie 7° hieronder).

3° De aanvrager met belangrijke stoornissen van het binoculair zichtmoet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 128).

4° Diplopie heeft ongeschiktheid tot gevolg.

5° De aanvrager die een onevenwicht van de oogspieren (hetero-phorie) vertoont dat met de gewoonlijke voorgeschreven correctiegroter is dan :

— 2,0 prismadioptrieën bij hyperphorie op 6 meter,

— 10 prismadioptrieën bij esophorie op 6 meter,

— 8,0 prismadioptrieën, bij exophorie op 6 meter,

en

— 1,0 prismadioptrie, bij hyperphorie op 33 cm,

— 8,0 prismadioptrieën, bij esophorie op 33 cm,

— 12,0 prismadioptrieën, bij exophorie op 33 cm,

dient ongeschikt verklaard te worden.

Indien de fusiereserves voldoende zijn om het optreden van asteno-pie of van diplopie te voorkomen, kan de SLG de aanvrager geschiktverklaren (zie hoofdstuk V, artikel 129).

6° De aanvrager die een anomalie van het gezichtsveld vertoont moetongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 128).

7° a) Indien aan een vereist criterium slechts voldaan wordt mits hetdragen van correctieglazen moeten de bril of de contactlenzen die eenoptimale gezichtsfunctie verzekeren goed verdragen worden en aange-past zijn aan het gebruik in de luchtvaart. Uitsluitend monofocale

2° Anomalies de réfraction

Une anomalie de réfraction se définit comme une déviation parrapport à l’emmétropie mesurée en dioptries dans le méridien le plusamétrope. La réfraction doit être mesurée par des méthodes standards(voir chapitre V, article 123). Le demandeur sera déclaré apte comptetenu de ses anomalies de réfraction s’il remplit les conditions suivan-tes :

A. Anomalie de réfraction

a) Lors de l’examen médical initial, l’anomalie de réfraction ne peutpas dépasser les limites de +5,0 à -6,0 dioptries (voir chapitre V, article124, 1°).

b) Lors de l’examen de revalidation ou de renouvellement, ledemandeur ayant une expérience de vol jugée satisfaisante par la SMA,et présentant des anomalies de réfraction n’excédant pas +5,0 dioptriesou une myopie sévère dont l’indice de réfraction excède B6,0 dioptriespeut être déclaré apte par la SMA (voir chapitre V, article 124, 2°).

c) Le demandeur présentant un indice de réfraction élevé utiliserades lentilles de contact ou des verres à haut index de correction.

B. Astigmatisme

a) A l’examen initial en cas d’anomalie de réfraction avec unecomposante d’astigmatisme, celui-ci ne peut pas dépasser 2,0 dioptries.

b) En cas de revalidation ou de renouvellement le demandeur ayantune expérience de vol jugée satisfaisante par la SMA pourra être déclaréapte par la SMA avec une composante de son astigmatisme qui excède3,0 dioptries. (voir chapitre V, article 125).

C. Kératocone

Le kératocone entraîne l’inaptitude. En cas de revalidation ou derenouvellement la SMA peut envisager l’aptitude si le demandeursatisfait aux conditions d’acuité visuelle décrites dans le chapitre V,article 126.

D. Anisométropie

a) A l’examen initial, la différence entre les deux yeux (anisométropie)ne peut pas dépasser 2,0 dioptries;

b) Lors de l’examen de revalidation ou de renouvellement ledemandeur ayant une expérience de vol jugée satisfaisante par la SMAet une anisométropie excédant 3,0 dioptries pourra être déclaré apte parla SMA. Le port de lentilles de contact sera obligatoire en casd’anisométropie excédant 3,0 dioptries. (voir chapitre V, article 127).

E. L’évolution de la presbytie doit être vérifiée à chaque examenmédical.

F. Le demandeur doit être capable de lire le tableau N5 ou sonéquivalent à 30-50 cm de distance et le tableau N14 ou son équivalentà 100 cm de distance, avec correction si celle-ci est prescrite (voir 7°ci-dessous).

3° Le demandeur présentant des troubles importants de la visionbinoculaire doit être déclaré inapte. (voir chapitre V, article 128).

4° La diplopie entraîne l’inaptitude.

5° Le demandeur présentant un déséquilibre des muscles oculaires(hétérophorie) dépassant avec la correction habituelle prescrite :

— 2.0 dioptries prismatique, en hyperphorie à 6 mètres,

— 10,0 dioptries prismatiques, en ésophorie à 6 mètres,

— 8,0 dioptries prismatiques, en exophorie à 6 mètres,

et

— 1,0 dioptrie prismatique en hyperphorie à 33 cm,

— 8,0 dioptries prismatiques en ésophorie à 33 cm,

— 12,0 dioptries prismatiques en exophorie à 33 cm,

doit être déclaré inapte.

Au cas où les réserves de fusion sont suffisantes pour empêcher lasurvenue d’une asthénopie et une diplopie, le demandeur peut êtredéclaré apte par la SMA s’il satisfait aux conditions décrites dansl’article 129 du chapitre V.

6° Le demandeur présentant une anomalie du champ visuel doit êtredéclaré inapte (voir chapitre V, article 128).

7° a) Si un critère requis n’est satisfait que par l’emploi de verrescorrecteurs, les lunettes ou les lentilles de contact doivent assurer unefonction visuelle optimale, être adaptées à l’utilisation en aéronautiqueet être bien tolérées. Si des lentilles de contacts sont portées, celles-ci

50230 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 97: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

contactlenzen voor verzicht zijn toegelaten. Het dragen van orthokera-tologische lenzen is niet toegestaan;

b) De correctieglazen gedragen door de houder van een vergunningin het kader van zijn luchtvaartactiviteiten moeten hem toelaten tevoldoen aan al de gestelde eisen m.b.t. de visuele functies op welkeafstand dan ook. Eén enkele bril moet hem toelaten aan al deze criteriate voldoen;

c) Uitsluitend monofocale niet-gekleurde contactlenzen zijn toege-staan tijdens het uitoefenen van de voorrechten van zijn vergunning;

d) Bij het uitoefenen van de voorrechten van zijn vergunning moet deaanvrager onmiddellijk en gemakkelijk binnen handbereik kunnenbeschikken over een andere identieke bril.

8° Oogchirurgie

a) Refractieve chirurgie heeft de ongeschiktheid tot gevolg. Eengeschiktheid kan overwogen worden door de SLG (zie de voorwaardenvan hoofdstuk V, artikel 130).

b) Cataractchirurgie, retinale chirurgie en glaucoomchirurgie hebbende ongeschiktheid voor gevolg. Een geschiktheid bij wedergeldigma-king of hernieuwing kan door de SLG overwogen worden (zie devoorwaarden van hoofdstuk V, artikelen 131, 132 en 133).

Afdeling 14. — Kleurzin(JAR-FCL 3.225)

Art. 21. 1° De kleurzin wordt als normaal aanzien als de aanvragerslaagt in de Ishihara test of met de anomaloscoop van Nagel alsnormaal trichromaat wordt bevonden (zie hoofdstuk V, artikelen 134en 135).

2° De aanvrager moet een normale kleurzin hebben of als « coloursafe » beschouwd worden. De aanvrager van een initieel medisch attestmoet de Ishihara test met gunstig resultaat afleggen. De aanvrager diefaalt in de Ishihara test en slaagt in een grondig onderzoek volgens eenmethode goedgekeurd door de SLG (anomaloscopie of lantaarntest)kan door de SLG geschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, arti-kel 135). Bij wedergeldigmaking of hernieuwing dient de kleurzinslechts op klinische indicatie onderzocht te worden.

3° De aanvrager die faalt in de erkende kleurzintest dient als « colourunsafe » te worden beschouwd en ongeschikt verklaard te worden.

Afdeling 15. — Oto-rhino-laryngologische vereisten (JAR-FCL 3.230)

Art. 22. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1 mag geen functionele anomalie vertonen van de oren, de neus,de sinussen of de keel (met inbegrip van de mondholte, de tanden en delarynx) noch een evolutieve pathologische aandoening, aangeboren ofverworven, acuut of chronisch, noch enige nasleep van een heelkun-dige ingreep of van een trauma die een weerslag heeft op het veiliggebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° Een uitgebreid oto-rhino-laryngologisch onderzoek wordt vereistbij het initieel onderzoek, daarna wordt het uitgebreid onderzoek enkelvereist indien er klinische indicaties zijn. Dit uitgebreid onderzoekomvat (zie hoofdstuk V, artikelen 136 en 137) :

a) anamnese;

b) klinisch onderzoek met otoscopie, rhinoscopie en onderzoek vanmond- en keelholte;

c) tympanometrie of gelijkwaardig onderzoek;

d) klinisch onderzoek van het vestibulair stelsel.

Alle abnormale en twijfelachtige resultaten zullen aan een neus, keel,en oorspecialist gespecialiseerd in luchtvaartgeneeskunde, aanvaarddoor de SLG, voor advies voorgelegd worden.

3° Een KNO-routine onderzoek moet uitgevoerd worden bij elkonderzoek voor de wedergeldigmaking of hernieuwing (zie hoofd-stuk V, afdeling 15).

4° De aanwezigheid van een van de volgende stoornissen heeftongeschiktheid tot gevolg :

a) evolutieve, acute of chronische aandoening van het binnenoor ofhet middenoor;

b) niet gecicatriseerde perforatie van het trommelvlies of tubairedysfunctie met weerslag op het trommelvlies (zie hoofdstuk V, arti-kel 138);

c) stoornissen van de vestibulaire functie (zie hoofdstuk V, arti-kel 139);

d) significante belemmering van de luchtdoorgang door een van deneusgaten of een dysfunctie van de sinussen;

e) belangrijke misvorming of belangrijke acute of chronische infectievan de mondholte of de bovenste luchtwegen;

seront monofocales et uniquement pour une correction de la vision deloin. L’usage de lentilles orthokératologiques n’est pas autorisé;

b) Les verres correcteurs portés par le titulaire d’une licence dans lecadre de ses activités aériennes doivent lui permettre de satisfaire à tousles critères visuels, quelle que soit la distance. Une seule paire delunettes doit lui suffire pour satisfaire à l’ensemble de ces critères;

c) Les lentilles de contact portées dans l’exercice des privilèges de lalicence, seront monofocales et non-teintées;

d) Pendant l’exercice des privilèges de sa licence le demandeur doitavoir, immédiatement et aisément à sa portée, une autre paire delunettes correctrices identiques.

8° Chirurgie oculaire

a) La chirurgie réfractive entraîne l’inaptitude. Une décision d’apti-tude peut être envisagée par la SMA (voir les conditions décrites dansl’article 130 du chapitre V).

b) La chirurgie pour cataracte, rétinienne ou pour glaucome entraînel’inaptitude. En cas de revalidation ou de renouvellement, une décisiond’aptitude peut être envisagée par la SMA (voir les conditions décritesdans les articles 131, 132 et 133 du chapitre V).

Section 14. — Perception des couleurs(JAR-FCL 3.225)

Art. 21. 1° La perception normale des couleurs se définit par lacapacité de réussir le test d’Ishihara ou de répondre comme untrichromate normal au test de l’anomaloscope de Nagel (voir chapi-tre V, articles 134 et 135).

2° Le demandeur doit avoir une perception normale des couleurs ouêtre considéré comme « colour safe ». Un test d’Ishihara doit être réussià l’examen initial. La vision des couleurs peut être jugée acceptable si ledemandeur ayant échoué au test d’Ishihara réussit un test approfondiselon une méthode approuvée par la SMA (anomaloscope ou lanternescolorées - voir chapitre V, article 135). A l’examen de revalidation ou derenouvellement, la vision des couleurs sera testée uniquement si desdonnées cliniques le justifient.

3° Le demandeur échouant aux tests approuvés de perception descouleurs doit être considéré comme « colour unsafe » et déclaré inapte.

Section 15. — Conditions oto-rhino-laryngologiques (JAR-FCL 3.230)

Art. 22. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter d’anomalie fonctionnelle des oreilles, dunez, des sinus ou de la gorge (y compris la cavité buccale, les dents etle larynx), ni aucune affection pathologique évolutive, congénitale ouacquise, aiguë ou chronique, ni aucune séquelle chirurgicale outraumatique de nature à retentir sur l’exercice en toute sécurité desprivilèges de la licence demandée.

2° Un bilan oto-rhino-laryngologique approfondi est exigé lors del’examen initial et par la suite uniquement sur indication clinique. Cetexamen (voir chapitre V, articles 136 et 137) comprendra :

a) anamnèse;

b) examen clinique comprenant l’otoscopie, la rhinoscopie et l’exa-men de la bouche et de la gorge;

c) tympanométrie ou examen équivalent;

d) bilan clinique du système vestibulaire.

Tout cas anormal ou douteux sera référé à un Oto-rhino-laryngologue spécialisé en Médecine Aéronautique agréé par la SMA.

3° Un examen ORL de routine doit être effectué à chaque examen derevalidation et de renouvellement (voir chapitre V, section 15).

4° La présence de l’un quelconque des états pathologiques suivantsentraîne l’inaptitude :

a) affection évolutive, aiguë ou chronique, de l’oreille interne oumoyenne;

b) perforation non cicatrisée du tympan ou dysfonctionnementtubaire avec répercussion tympanique (voir chapitre V, article 138);

c) troubles de la fonction vestibulaire (voir chapitre V, article 139);

d) gêne notable au passage de l’air dans l’une ou l’autre narine oudysfonctionnement des sinus;

e) malformation importante ou infection aiguë ou chronique impor-tante de la cavité buccale ou des voies respiratoires supérieures;

50231MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 98: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

f) belangrijke stoornis van de spraak of de stem.

Afdeling 16. — Gehoorvereisten(JAR-FCL 3.235)

Art. 23. 1° Het gehoor moet getest worden bij elk onderzoek. Deaanvrager moet correct met elk oor afzonderlijk van op een afstand vantwee meter, de rug naar de examinator gekeerd, een normaal gesprekkunnen verstaan.

2° De aanvrager moet onderzocht worden bij middel van een zuivertonale audiometer bij het initieel onderzoek, en nadien - om de vijf jaartot de leeftijd van 40 jaar en later om de twee jaar - bij de onderzoekenvoor wedergeldigmaking of hernieuwing, (zie hoofdstuk V, artikel 141).

3° De aanvrager mag, voor elk oor afzonderlijk, geen gehoorverliesvertonen van meer dan 35 dB (HL) voor een van de volgendefrequenties : 500, 1 000 en 2 000 Hz of meer dan 50 dB (HL) voor defrequentie van 3 000 Hz.

4° Bij de onderzoeken voor wedergeldigmaking of hernieuwing kande aanvrager die aan hypoacousie lijdt toch geschikt verklaard wordendoor de SLG indien een vocale verstaanbaarheidstest een voldoendeauditieve vaardigheid aantoont (zie hoofdstuk V, artikel 142).

Afdeling 17. — Psychologische toestand(JAR-FCL 3.240)

Art. 24. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1 mag geen bewezen psychologische deficiënties vertonen(zie hoofdstuk V, artikel 143) die een weerslag hebben op het volledigveilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.Indien het aangewezen is, kan de SLG een psychologische expertisevereisen, ter vervollediging of als onderdeel van een psychiatrisch ofneurologisch onderzoek (zie hoofdstuk V, artikel 144).

2° Indien een psychologische evaluatie nodig is, wordt deze uitge-voerd door een psycholoog aangewezen door de SLG.

3° De psycholoog legt een geschreven verslag voor aan de SLG meteen gedetailleerde weergave van zijn oordeel en zijn aanbevelingen.

Afdeling 18. — Dermatologische vereisten(JAR-FCL 3.245)

Art. 25. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 1, mag geen bewezen dermatologische aandoeningen vertonendie een weerslag hebben op het volledig veilig uitoefenen van devoorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° Er wordt bijzondere aandacht geschonken aan volgende aandoe-ningen (zie hoofdstuk V, afdeling 18) :

— eczeem (exogeen en endogeen);

— ernstige psoriasis;

— bacteriële infecties;

— huiduitslag van medicamenteuze oorsprong;

— bulleuze dermatosen;

— kwaadaardige huidaandoeningen;

— urticaria.

Afdeling 19. — Oncologie(JAR-FCL 3.246)

Art. 26. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest klasse 1mag geen bewezen initiële of secundaire kwaadaardige aandoeningvertonen die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen vande voorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° De aanvrager kan na behandeling van een kwaadaardige aandoe-ning geschikt verklaard worden overeenkomstig hoofdstuk V, afde-ling 19.

HOOFDSTUK III. — Vereisten van klasse 2

Afdeling 1. — Cardiovasculair stelsel

Onderzoek - Algemeenheden (JAR-FCL 3.250)

Art. 27. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen aangeboren of verworven afwijking vertonen die eenweerslag kan hebben op het volledig veilig uitoefenen van devoorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° Een standaard rustelektrocardiogram met 12 afleidingen met zijnprotocol, is vereist bij het initieel onderzoek. Het moet herhaald wordenbij het eerste geneeskundig onderzoek na de 40e verjaardag en daarnabij elk geneeskundig onderzoek.

f) trouble important de l’élocution ou de la voix.

Section 16. — Conditions d’audition(JAR-FCL 3.235)

Art. 23. 1° L’audition doit être testée à chaque examen. Le deman-deur doit comprendre correctement, avec chaque oreille utiliséeséparément, une conversation ordinaire à une distance de deux mètresde l’examinateur, le dos tourné à celui-ci.

2° Le demandeur doit être examiné au moyen d’un audiomètre à sonspurs lors de l’examen initial et lors des examens ultérieurs derevalidation ou de renouvellement effectués tous les cinq ans jusqu’à40 ans et ensuite tous les deux ans (voir chapitre V, article 141).

3° Le demandeur ne doit pas présenter à chaque oreille priseséparément, de perte d’audition supérieure à 35dB (HL) pour l’unequelconque des fréquences de 500, 1 000 et 2 000 Hz, ou supérieure à50 dB (HL) pour la fréquence de 3 000 Hz.

4° Lors des examens de revalidation ou de renouvellement, ledemandeur atteint d’hypoacousie peut être déclaré apte par la SMA siun test d’intelligibilité vocale montre une compréhension auditivesatisfaisante (voir chapitre V, article 142).

Section 17. — Etat psychologique(JAR-FCL 3.240)

Art. 24. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter de déficiences psychologiques avérées(voir chapitre V, article 143) susceptibles de retentir sur l’exercice entoute sécurité des privilèges de la licence demandée. Une expertisepsychologique peut être exigée par la SMA si elle est indiquée commecomplément ou partie d’un examen psychiatrique ou neurologique(voir chapitre V, article 144).

2° Si un bilan psychologique s’impose, celui-ci est effectué par unpsychologue désigné par la SMA.

3° Le psychologue soumet à la SMA un rapport écrit indiquant defacon détaillée son opinion et ses recommandations.

Section 18. — Conditions dermatologiques(JAR-FCL 3.245)

Art. 25. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter de dermatose confirmée, de nature àretentir sur l’exercice en toute sécurité des privilèges de la licencedemandée.

2° Il convient de rechercher tout particulièrement les affectionssuivantes (voir chapitre V, section 18) :

— eczéma (exogène et endogène);

— psoriasis grave;

— infections bactériennes;

— éruptions cutanées d’origine médicamenteuse;

— dermatoses bulleuses;

— affections malignes de la peau;

— urticaire.

Section 19. — Oncologie(JAR-FCL 3.246)

Art. 26. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 1 ne doit pas présenter de troubles primaires ou secondaires suiteà une affection maligne de nature à retentir sur l’exercice en toutesécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Le demandeur pourra, après traitement d’une affection maligne,être déclaré apte s’il remplit les conditions décrites dans la section 19 duchapitre V.

CHAPITRE III. — Exigences de classe 2

Section 1. — Appareil cardio-vasculaire

Examen. — Généralités (JAR-FCL 3.250)

Art. 27. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter d’anomalie de l’appareil cardio-vasculaire, congénitale ou acquise, de nature à retentir sur l’exercice entoute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Un électrocardiogramme de repos standard à 12 dérivations,accompagné de son interprétation, est exigé lors de l’examen initial. Cetexamen doit être répété lors du premier examen effectué après le40e anniversaire, et ensuite lors de chaque examen médical.

50232 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 99: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

3° Een inspanningselektrocardiogram is niet verplicht, behalveindien er klinische indicaties zijn, overeenkomstig hoofdstuk V, arti-kel 54.

4° De elektrocardiografische opnamen bij rust en bij inspanningmoeten geprotocoleerd worden door de EGE of specialisten aangeduiddoor de SLG.

5° Indien een aanvrager minstens twee belangrijke risicofactorenvertoont (roken, arteriële hypertensie, diabetes mellitus, obesitas enz...)moet een dosering van de serumlipiden en van de cholesterolemieworden uitgevoerd bij het initieel onderzoek en bij het eerste onderzoekna de 40e verjaardag of indien er klinische indicaties zijn. (zie hoofd-stuk V, artikel 55)

Bloeddruk (JAR-FCL 3.255)

Art. 28. 1° De bloeddruk moet bij elk klinisch onderzoek gemetenworden volgens de methode bepaald in hoofdstuk V, artikel 56.

2° De aanvrager moet ongeschikt verklaard worden indien desystolische bloeddruk regelmatig boven de 160 mmHg ligt en dediastolische druk boven de 95 mmHg, met of zonder behandeling.

3° De behandeling die gebruikt wordt om de bloeddruk te normali-seren moet verenigbaar zijn met het veilig uitoefenen van de voorrech-ten van de aangevraagde vergunning, overeenkomstig de bepalingenvan hoofdstuk V, artikel 57.

De instelling van een medicamenteuze behandeling vereist dat hetmedisch attest tijdelijk wordt opgeschort om de afwezigheid vanbelangrijke nevenwerkingen vast te stellen.

4° De aanvrager die een symptomatische arteriële hypotensievertoont, moet ongeschikt verklaard worden.

Coronaropathie (JAR-FCL 3.260)

Art. 29. 1° De aanvrager waarbij men het bestaan van een cardialeischemie vermoedt, moet bijkomende onderzoeken ondergaan. Deaanvrager met een asymptomatisch weinig belangrijke coronaireaandoening die geen behandeling vereist, kan door de SLG geschiktverklaard worden indien de resultaten van de vereiste bijkomendeonderzoeken voldoen aan de voorwaarden bepaald in hoofdstuk V,artikel 58.

2° De aanvrager met een symptomatische coronaropathie of waarvande cardiale symptomen onder controle zijn door behandeling moetongeschikt verklaard worden.

3° Voor aanvrager die een ischemische cardiale aandoening doorge-maakt heeft (zoals myocardinfarct, angina pectoris, belangrijke arryt-mia of hartfalen door ischemie of na elke ingreep van cardialerevascularisatie) kan door de SLG een klasse 2 medisch attest overwo-gen worden als de voorwaarden van hoofdstuk V, artikel 59 vervuldzijn.

Ritme- en geleidingsstoornissen (JAR-FCL 3.265)

Art. 30. 1° De aanvrager die een significante stoornis van hetsupraventriculaire ritme, inclusief sinoatriale dysfunctie, vertoont,hetzij intermittent hetzij permanent, moet ongeschikt verklaard wor-den. De SLG kan een geschiktheidsverklaring overwegen overeenkom-stig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

2° De aanvrager die een asymptomatische sinusale bradycardie ofeen asymptomatische sinusale tachycardie vertoont, kan geschiktverklaard worden als er geen belangrijke onderliggende anomalie is.

3° De aanvrager met asymptomatische, geïsoleerde, monoformesupraventriculaire of ventriculaire ectopische complexen moet nietnoodzakelijk ongeschikt verklaard worden. Frequent voorkomende ofcomplexe extrasystolen vergen een volledige cardiologische check-upovereenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

4° Bij afwezigheid van elke andere anomalie kan de aanvrager dieeen onvolledige bundeltakblok of een stabiele linkerasafwijking ver-toont, geschikt verklaard worden.

5° De aanwezigheid van een volledige rechterbundeltakblok vergt,bij de eerste vaststelling ervan, een cardiologische check-up overeen-komstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

6° Bij aanwezigheid van een volledige linkerbundeltakblock moet deaanvrager ongeschikt verklaard worden. De SLG kan een geschiktheids-verklaring overwegen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V,artikel 60.

7° De aanvrager met 1ste graads AV block en Mobitz type 1 AV blockkan geschikt verklaard worden als er geen belangrijke onderliggendeanomalie aanwezig is. De aanvrager met Mobitz type 2 AV block of eenvolledige AV block moet ongeschikt verklaard worden. De SLG kan eengeschiktheidsverklaring overwegen overeenkomstig de bepalingen vanhoofdstuk V, artikel 60.

3° Un électrocardiogramme d’effort n’est pas obligatoire, sauf s’il estindiqué par l’examen clinique, conformément aux dispositions duchapitre V, article 54.

4° Les tracés électrocardiographiques de repos et d’effort doivent êtreinterprétés par le MEA ou des spécialistes désignés par la SMA.

5° Si un demandeur présente au moins deux facteurs de risquemajeurs (tabagisme, hypertension artérielle, diabète sucré, obésité, etc.),un dosage des lipides sériques et de la cholestérolémie doit êtrepratiqué lors de l’examen initial et lors du premier examen effectuéaprès le 40e anniversaire ou sur indication clinique. (voir chapitre V,article 55).

Tension artérielle (JAR-FCL 3.255)

Art. 28. 1° La tension artérielle doit être mesurée à chaque examenselon la technique décrite au chapitre V, article 56.

2° Le demandeur doit être déclaré inapte si la tension artérielledépasse régulièrement 160 mmHg pour la tension systolique et95 mmHg pour la diastolique, avec ou sans traitement.

3° Le traitement utilisé pour la normalisation de la tension artérielledoit être compatible avec l’exercice en toute sécurité des privilèges de lalicence demandée, conformément aux dispositions du chapitre V, arti-cle 57.

L’instauration d’un traitement médicamenteux nécessite une périodede suspension temporaire du certificat médical afin d’établir l’absenced’effets secondaires importants.

4° Le demandeur présentant une hypotension artérielle symptoma-tique doit être déclaré inapte.

Coronaropathie (JAR-FCL 3.260)

Art. 29. 1° Le demandeur chez qui l’on suspecte l’existence d’uneischémie cardiaque doit faire l’objet d’une investigation complémen-taire. Le demandeur présentant une atteinte coronarienne mineure,asymptomatique, ne nécessitant pas de traitement, peut être déclaréapte par la SMA si les résultats des investigations complémentairesrequises au chapitre V, article 58 sont satisfaisantes.

2° Le demandeur atteint de coronaropathie symptomatique ou dontles symptômes sont contrôlés par un traitement doit être déclaré inapte.

3° Après un accident cardiaque ischémique (défini comme uninfarctus du myocarde, une angine de poitrine, un trouble du rythmesignificatif ou une défaillance cardiaque due à une ischémie, ou touttype de revascularisation cardiaque), une décision d’aptitude pour ledemandeur de classe 2 peut être envisagée si les conditions du chapi-tre V, article 59 sont réunies.

Troubles du rythme et de la conduction (JAR-FCL 3.265)

Art. 30. 1° Le demandeur présentant un trouble significatif durythme supraventriculaire, y compris une dysfonction sino-auriculaire,qu’il soit intermittent ou permanent, sera déclaré inapte. Une décisiond’aptitude peut être envisagée par la SMA conformément aux disposi-tions du chapitre V, article 60.

2° Le demandeur présentant une bradycardie sinusale asymptoma-tique ou une tachycardie sinusale asymptomatique peut être déclaréapte en l’absence d’anomalie sous-jacente.

3° Le demandeur présentant des extrasystoles supraventriculaires ouventriculaires monomorphes, isolées et asymptomatiques, ne doit pasnécessairement être déclaré inapte. Des extrasystoles fréquentes oucomplexes exigent un bilan cardiologique complet conformément auxdispositions du chapitre V, article 60.

4° En l’absence de toute autre anomalie, le demandeur présentant unbloc de branche incomplet ou une déviation axiale gauche stable peutêtre déclaré apte.

5° Le demandeur présentant un bloc de branche droit complet doitsubir, lors de la première constatation de celui-ci un bilan cardiologi-que, conformément aux dispositions du chapitre V, article 60.

6° La présence d’un bloc de branche gauche complet doit entraînerl’inaptitude. Une décision d’aptitude peut être envisagée par la SMAconformément aux dispositions du chapitre V, article 60.

7° Le demandeur présentant un bloc AV du 1er degré et du typeMobitz 1 peut être déclaré apte en l’absence d’anomalie sous-jacente. Ledemandeur présentant un bloc AV du type Mobitz 2 ou un bloc AVcomplet doit être déclaré inapte. Une décision d’aptitude peut êtreenvisagée par la SMA conformément aux dispositions du chapitre V,article 60.

50233MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 100: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

8° De aanvrager die brede of smalle complexe tachycardieen vertoontmoet ongeschikt verklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsver-klaring overwegen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V,artikel 60.

9° De aanvrager die een ventriculair pre-excitatiesyndroom vertoont,moet ongeschikt verklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsver-klaring overwegen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V,artikel 60.

10° De aanvrager, drager van een endocardiale pacemaker, moetongeschikt verklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsverklaringoverwegen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

11° De aanvrager die een ablatiebehandeling onderging moet onge-schikt verklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsverklaringoverwegen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 60.

Cardio-vasculair stelsel - Algemeenheden (JAR-FCL 3.270)

Art. 31. 1° De aanvrager, met een perifere arteriele aandoening,moet ongeschikt verklaard worden, zowel voor als na een heelkundigeingreep. Op voorwaarde dat er geen significante functionele stoornis-sen bestaan, kan de SLG een geschiktheidsverklaring overwegenovereenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikelen 58 en 59.

2° De aanvrager met een aneurysma van de thoracale of abdominaleaorta moet ongeschikt verklaard worden zowel voor als na eenheelkundige ingreep. De aanvrager met een aneurysma van deinfra-renale abdominale aorta kan door de SLG geschikt verklaardworden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 61.

3° De aanvrager met een belangrijke anomalie van de hartkleppenmoet ongeschikt verklaard worden.

a) De aanvrager die weinig belangrijke klepgebreken vertoont, kangeschikt verklaard worden door de SLG overeenkomstig de bepalingenvan hoofdstuk V, artikel 62, 1° en 2°.

b) De aanvrager met een klepprothese of die een valvuloplastie heeftondergaan, moet ongeschikt verklaard worden. De SLG kan eengeschiktheidsverklaring overwegen overeenkomstig de bepalingen vanhoofdstuk V, artikel 62, 3°.

4° Een systemische antistollingsbehandeling heeft ongeschiktheid totgevolg. Na een antistollingsbehandeling van beperkte duur kan deaanvrager geschikt verklaard worden door de SLG overeenkomstig debepalingen van hoofdstuk V, artikel 63.

5° De aanvrager met een aandoening van het pericard, het myocardof van het endocard hierboven niet hernomen, moet ongeschiktverklaard worden. De SLG kan een geschiktheidsverklaring overwegenna het volledig verdwijnen van de symptomatologie en een gunstigecardiologische check-up overeenkomstig de bepalingen van hoofd-stuk V, artikel 64.

6° De aanvrager met een aangeboren cardiopathie moet ongeschiktverklaard worden zowel voor als na een correctieve heelkundigeingreep. De SLG kan een geschiktheidsverklaring overwegen overeen-komstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 65.

7° De aanvrager met een hart- of hart-longtransplantatie moetongeschikt verklaard worden.

8° De aanvrager met een voorgeschiedenis van recidiverende vasova-gale syncope moet ongeschikt verklaard worden. De SLG kan eengeschiktheidsverklaring overwegen overeenkomstig de bepalingen vanhoofdstuk V, artikel 66.

Afdeling 2. — Ademhalingsstelsel

Onderzoek. — Algemeenheden (JAR-FCL 3.275)

Art. 32. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen aangeboren of verworven anomalie van hetademhalingsstelsel vertonen, die een weerslag kan hebben heeft op hetvolledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagdevergunning.

2° Een antero-posterieure longradiografie is maar vereist indien erklinische of epidemiologische indicaties zijn.

3° Longfunctietesten zijn slechts vereist indien er klinische indicatieszijn (zie hoofdstuk V, artikel 68). De aanvrager met belangrijkefunctionele longafwijkingen moet ongeschikt verklaard worden (ziehoofdstuk V, artikel 68).

Respiratoire aandoeningen (JAR-FCL 3.280)

Art. 33. 1° De aanvrager met chronische obstructieve bronchopathiemoet ongeschikt verklaard worden. De aanvrager die slechts mineureafwijkingen van de longfunctie vertoont kan geschikt verklaardworden.

8° Le demandeur présentant une tachycardie à complexes larges ouétroits doit entraîner l’inaptitude. Une décision d’aptitude peut êtreenvisagée par la SMA conformément aux dispositions du chapitre V,article 60.

9° Le demandeur porteur d’un syndrome de préexcitation doit êtredéclaré inapte. Une décision d’aptitude peut être envisagée par la SMAconformément aux dispositions du chapitre V, article 60.

10° Le demandeur porteur d’un stimulateur cardiaque doit êtredéclaré inapte. Une décision d’aptitude peut être envisagée par la SMAconformément aux dispositions du chapitre V, article 60.

11° Le demandeur ayant fait l’objet d’une procédure d’ablation doitêtre déclaré inapte. Une décision d’aptitude peut être envisagée par laSMA conformément aux dispositions du chapitre V, article 60.

Appareil cardio-vasculaire. — Généralités (JAR-FCL 3.270)

Art. 31. 1° Le demandeur présentant une affection artérielle périphé-rique doit être déclaré inapte tant avant qu’après intervention chirur-gicale. En l’absence de trouble fonctionnel significatif, une décisiond’aptitude peut être envisagée par la SMA conformément aux disposi-tions du chapitre V, articles 58 et 59.

2° Le demandeur présentant un anévrisme de l’aorte thoracique ouabdominale doit être déclaré inapte, tant avant qu’après interventionchirurgicale. En présence d’un anévrisme de l’aorte abdominaleinfra-rénale, la SMA peut prendre une décision d’aptitude conformé-ment aux dispositions du chapitre V, article 61.

3° Le demandeur présentant une anomalie significative d’une ouplusieurs valves cardiaques doit être déclaré inapte.

a) Le demandeur présentant des anomalies valvulaires cardiaquesmineures peut être déclaré apte par la SMA conformément auxdispositions du chapitre V, article 62, 1° et 2°.

b) Le demandeur porteur d’une prothèse valvulaire cardiaque ouayant subi une valvuloplastie doit être déclaré inapte. Une décisiond’aptitude peut être envisagée par la SMA conformément aux disposi-tions du chapitre V, article 62, 3°.

4° Tout traitement anticoagulant systémique entraîne l’inaptitude.Après un traitement anticoagulant de durée limitée, le demandeur peutêtre déclaré apte par la SMA conformément aux dispositions duchapitre V, article 63.

5° Le demandeur présentant une anomalie du péricarde, du myo-carde ou de l’endocarde non décrite ci-avant, doit être déclaré inapte.Une décision d’aptitude peut être envisagée par la SMA aprèsdisparition complète des symptômes et évaluation cardiologiquesatisfaisante conformément aux dispositions du chapitre V, article 64.

6° Le demandeur atteint de cardiopathie congénitale, doit êtredéclaré inapte tant avant qu’après chirurgie correctrice. Une décisiond’aptitude peut être envisagée par la SMA conformément aux disposi-tions du chapitre V, article 65.

7° Une transplantation cardiaque ou cardio-pulmonaire entraînel’inaptitude.

8° Le demandeur présentant une anamnèse de syncopes vasovagalesrécurrentes doit être déclaré inapte. Une décision d’aptitude peut êtreenvisagée par la SMA conformément aux dispositions du chapitre V,article 66.

Section 2. — Appareil respiratoire

Examen. — Généralités (JAR-FCL 3.275)

Art. 32. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter d’anomalie congénitale ou acquise del’appareil respiratoire, de nature à retentir sur l’exercice en toutesécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Une radiographie pulmonaire de face n’est exigée qu’en casd’indication clinique ou épidémiologique.

3° Des tests fonctionnels pulmonaires (voir chapitre V, article 68) nesont requis que sur indication clinique. Le demandeur présentant destroubles significatifs de la fonction pulmonaire doit être déclaré inapte.(voir chapitre V, article 68).

Affections respiratoires (JAR-FCL 3.280)

Art. 33. 1° Le demandeur atteint de bronchopathie chronique obs-tructive doit être déclaré inapte. Le demandeur présentant une atteintemineure de la fonction pulmonaire peut être déclaré apte.

50234 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 101: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2° De aanvrager met astma die een behandeling vereist, wordtgeëvalueerd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 69,2°.

3° De aanvrager die een actieve inflammatoire aandoening van hetademhalingsstelsel vertoont, moet tijdelijk ongeschikt verklaard wor-den.

4° De aanvrager die lijdt aan een actieve sarcoïdose moet ongeschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 70).

5° De aanvrager die een spontane pneumothorax vertoont, moetongeschikt verklaard worden in afwachting van een volledige check-up(zie hoofdstuk V, artikel 71).

6° De aanvrager die een belangrijke chirurgische ingreep op dethorax moet ondergaan, moet ongeschikt verklaard worden gedurendetenminste drie maanden na de operatie en tot de gevolgen van dezeingreep geen weerslag meer hebben op het volledig veilig uitoefenenvan de voorrechten van de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V,artikel 72).

7° De aanvrager die lijdt aan een slaap-apneasyndroom zonderdoeltreffende behandeling moet ongeschikt verklaard worden.

Afdeling 3. — Spijsverteringsstelsel

Algemeenheden (JAR-FCL 3.285)

Art. 34. De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2mag geen functionele of organische ziekte van het spijsverteringsstelselof zijn adnexa vertonen die een weerslag heeft op het volledig veiliguitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

Aandoeningen van het spijsverteringsstelsel (JAR-FCL 3.290)

Art. 35. 1° De aanvrager die een recidiverende dyspepsie die eenbehandeling vereist of een pancreatitis vertoont, moet ongeschiktverklaard worden in afwachting van een check-up overeenkomstig debepalingen van hoofdstuk V, artikel 74.

2° De aanvrager met bij toeval ontdekte asymptomatische galstenenmoet beoordeeld worden overeenkomstig de bepalingen van hoofd-stuk V, artikel 75.

3° De aanvrager met een bevestigde diagnose of voorgeschiedenisvan een chronische inflammatoire darmaandoening moet ongeschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 76).

4° De aanvrager mag geen hernia vertonen die symptomen vanonvermogen kan veroorzaken.

5° Elke nasleep van een ziekte of heelkundige ingreep op een van deonderdelen van het spijsverteringsstelsel of zijn adnexa, die deaanvrager blootstelt aan een onvermogen tijdens de vlucht zoals eenocclusie door inklemming of compressie, leidt tot ongeschiktheid.

6° De aanvrager die een heelkundige ingreep heeft ondergaan op hetspijsverteringsstelsel of zijn adnexa, die bestaat uit de totale of partiëleexerese of de derivatie van een van deze organen, moet ongeschiktverklaard worden voor minstens drie maanden of tot het ogenblikwaarop de operatieve gevolgen geen weerslag meer dreigen te hebbenop het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aange-vraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 77).

Afdeling 4. — Metabolische, nutritionele en endocriene ziekten(JAR-FCL 3.295)

Art. 36. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen functionele of organische, metabolische, nutritioneleof endocriene ziekte vertonen die een weerslag zou kunnen hebben ophet volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagdevergunning.

2° De aanvrager die een metabolische, nutritionele of endocrienedysfunctie vertoont, kan geschikt verklaard worden indien voldaanwordt aan de voorwaarden van hoofdstuk V, artikelen 79 en 82.

3° De aanvrager die lijdt aan diabetes mellitus, kan slechts geschiktverklaard worden indien voldaan wordt aan de voorwaarden vanhoofdstuk V, artikelen 80 en 81.

4° Insulinodependente diabetes heeft ongeschiktheid tot gevolg.

5° De aanvrager met een Body Mass Index (BMI) van 35 of meer kangeschikt verklaard worden op voorwaarde dat het overgewicht geenweerslag dreigt te hebben op het volledig veilig uitoefenen van devoorrechten van de aangevraagde vergunning. Bijkomend onderzoekmag geen verhoogd cardiovasculair risico aantonen (zie hoofdstuk V,artikel 103).

2° Le demandeur présentant de l’asthme exigeant un traitement estévalué conformément aux dispositions du chapitre V, article 69, 2°.

3° Le demandeur présentant une atteinte inflammatoire active dusystème respiratoire doit être déclaré temporairement inapte.

4° Le demandeur atteint de sarcoïdose active doit être déclaré inapte(voir chapitre V, article 70).

5° Le demandeur présentant un pneumothorax spontané doit êtredéclaré inapte dans l’attente de la réalisation d’un bilan complet(voir chapitre V, article 71).

6° Le demandeur devant subir une intervention de chirurgiethoracique importante doit être déclaré inapte pendant au moins troismois après l’opération et jusqu’à ce que les suites de celle-ci ne risquentplus de retentir sur l’exercice en toute sécurité des privilèges de lalicence demandée (voir chapitre V, article 72).

7° Le demandeur présentant un syndrome d’apnée du sommeilinsuffisamment corrigé sera déclaré inapte.

Section 3. — Appareil digestif

Généralités (JAR-FCL 3.285)

Art. 34. Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter de maladie fonctionnelle ou structurellede l’appareil digestif ou de ses annexes de nature à retentir surl’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée.

Affections du système digestif (JAR-FCL 3.290)

Art. 35. 1° Le demandeur présentant une dyspepsie récidivanteexigeant un traitement ou présentant une pancréatite doit être déclaréinapte dans l’attente d’un bilan répondant aux dispositions du chapitreV, article 74.

2° Le demandeur présentant des calculs biliaires asymptomatiques,découverts de facon fortuite sera évalué conformément aux disposi-tions du chapitre V, article 75.

3° Le demandeur présentant des antécédents médicaux établis ou undiagnostic clinique d’affection intestinale inflammatoire chronique doitêtre déclaré inapte (voir chapitre V, article 76).

4° Le demandeur ne doit en aucun cas être porteur d’une herniesusceptible de provoquer des symptômes entraînant une incapacité.

5° Toute séquelle de maladie ou d’intervention chirurgicale sur unepartie quelconque du tube digestif ou de ses annexes, exposant ledemandeur à une incapacité en vol, notamment toute occlusion parétranglement ou compression, entraîne l’inaptitude.

6° Le demandeur ayant subi une intervention chirurgicale sur le tubedigestif ou ses annexes, comportant l’exérèse totale ou partielle ou ladérivation d’un de ces organes, doit être déclaré inapte pour une duréeminimale de trois mois ou jusqu’à ce que les suites opératoires nerisquent plus de retentir sur l’exercice en toute sécurité des privilègesde la licence demandée (voir chapitre V, article 77).

Section 4. — Maladies métaboliques, nutritionnelles et endocriniennes(JAR-FCL 3.295)

Art. 36. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical classe2 ne doit pas présenter de maladie métabolique, nutritionnelle ouendocrinienne, fonctionnelle ou organique, de nature à retentir surl’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Le demandeur présentant des dysfonctionnements métaboliques,nutritionnels ou endocriniens peut être déclaré apte si les conditions duchapitre V, articles 79 et 82 sont réunies.

3° Le demandeur atteint de diabète sucré ne peut être déclaré apteque s’il remplit les conditions du chapitre V, articles 80 et 81.

4° Le diabète insulino-dépendant entraîne l’inaptitude.

5° Le demandeur présentant un indice de masse corporelle (IMC)supérieur ou égal à 35 pourra être déclaré apte à condition que sonexcès de poids n’interfère pas avec l’exercice en toute sécurité desprivilèges de la licence demandée et que les facteurs de risquecardio-vasculaire aient été pris en considération. (Voir chapitre V, article103).

50235MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 102: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Afdeling 5. — Hematologie (JAR-FCL 3.300)

Art. 37. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen hematologische ziekte vertonen die een weerslagheeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van deaangevraagde vergunning.

2° Het hemoglobinegehalte moet bepaald worden bij het initieelonderzoek en telkens de klinische toestand het rechtvaardigt. Aanvra-gers met een abnormaal hemoglobinegehalte moeten bijkomendeonderzoeken ondergaan. De aanvrager met een hematocrietwaardekleiner dan 32 % moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V,artikel 84).

3° De aanvrager die een sikkelcelanemie vertoont, moet ongeschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 84).

4° De aanvrager met een belangrijke lokale of veralgemeendezwelling van de lymfeklieren, die gepaard gaat met verschijnselen vaneen bloedziekte, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V,artikel 85).

Acute leukemie heeft ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan deuitreiking van het medisch attest overwegen na bevestiging van devolledige genezing. De aanvrager die een chronische leukemie vertoontmoet ongeschikt verklaard worden. Als zijn toestand stabiel is gedu-rende een bewezen periode kan de aanvrager geschikt verklaardworden door de SLG overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 86.

5° De aanvrager met een significante splenomegalie moet ongeschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 87).

6° De aanvrager met een significante polycytemie moet ongeschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 88).

7° De aanvrager met stoornissen van de bloedstolling moet onge-schikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 89).

Afdeling 6. — Urinair stelsel(JAR-FCL 3.305)

Art. 38. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen functionele of organische ziekte van het urinairstelsel of zijn adnexa vertonen die een weerslag heeft op het volledigveilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° Elk symptoom van een organische nieraandoening heeft onge-schiktheid tot gevolg. Bij elk geneeskundige onderzoek moeten eenonderzoek van de urine worden uitgevoerd. De urine mag geenabnormale bestanddelen bevatten die een pathologische betekenishebben. Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan deaandoeningen van de urinewegen en de geslachtsorganen (zie hoofd-stuk V, artikel 91).

3° De aanvrager die nierstenen vertoont, moet ongeschikt verklaardworden (zie hoofdstuk V, artikel 92).

4° Elke nasleep van ziekte of heelkundige ingreep op de nieren of deurinewegen die de aanvrager blootstelt aan een plots onvermogen, metname elke obstructie door stenose of compressie, heeft ongeschiktheidtot gevolg. Bij een gecompenseerde nephrectomie zonder arteriëlehypertensie of uremie kan de aanvrager door de SLG geschiktverklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 93).

5° De aanvrager die een belangrijke heelkundige ingreep op deurinewegen of het urinair stelsel heeft ondergaan, die bestaat uit eentotale of partiële exerese of een derivatie van een van deze organen,moet ongeschikt verklaard worden voor minstens drie maanden en totde gevolgen van de ingreep geen weerslag meer hebben op het volledigveilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning(zie hoofdstuk V, artikelen 93 en 94).

Afdeling 7. — Diverse seksueel overdraagbare ziekten en infecties(JAR-FCL 3.310)

Art. 39. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen bewezen medische antecedenten of klinische tekensvertonen van een seksueel overdraagbare ziekte of infecties die eenweerslag hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechtenvan de aangevraagde vergunning.

2° Overeenkomstig afdeling 7 van hoofdstuk V moet er bijzondereaandacht geschonken worden aan de antecedenten of klinische tekensdie wijzen op :

a) positieve HIV;

b) aantasting van het immunitair systeem;

c) infectieuse hepatitis;

d) syfilis.

Section 5. — Hématologie (JAR-FCL 3.300)

Art. 37. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter de maladie hématologique de nature àretentir sur l’exercice en toute sécurité des privilèges de la licencedemandée.

2° L’hémoglobine doit être dosée lors de l’examen initial et chaquefois que l’état clinique le justifie. Le demandeur présentant un tauxd’hémoglobine anormal devra subir une investigation complémentaire.Le demandeur présentant un hématocrite inférieur à 32 % doit êtredéclaré inapte (voir chapitre V, article 84).

3° Le demandeur présentant une drépanocytose doit être déclaréinapte (voir chapitre V, article 84).

4° Le demandeur présentant une importante hypertrophie localiséeou généralisée des ganglions lymphatiques avec des signes d’unemaladie du sang doit être déclaré inapte (voir chapitre V, article 85).

Toute leucémie aiguë entraîne l’inaptitude. En cas de rémissioncomplète établie, une décision d’aptitude pourra être envisagée par laSMA. Le demandeur présentant une leucémie chronique doit êtredéclaré inapte. Après une période de stabilité confirmée, une aptitudepeut être envisagée par la SMA conformément aux dispositions duchapitre V, article 86.

5° Le demandeur présentant une splénomégalie notable doit êtredéclaré inapte (voir chapitre V, article 87).

6° Le demandeur présentant une polyglobulie notable doit êtredéclaré inapte (voir chapitre V, article 88).

7° Le demandeur présentant un trouble de la coagulation doit êtredéclaré inapte (voir chapitre V, article 89).

Section 6. — Appareil urinaire(JAR-FCL 3.305)

Art. 38. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter de maladie fonctionnelle ou structurellede l’appareil urinaire ou de ses annexes de nature à retentir surl’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Tout symptôme d’affection organique des reins entraîne l’inapti-tude. Tous les examens médicaux doivent comporter une analysed’urine. L’urine ne doit pas contenir d’élément anormal ayant unesignification pathologique. Il convient de rechercher particulièrementles affections des voies urinaires et des organes génitaux (voir chapi-tre V, article 91).

3° Le demandeur présentant des calculs urinaires doit être déclaréinapte (voir chapitre V, article 92).

4° Toute séquelle de maladie ou d’intervention chirurgicale sur lesreins ou les voies urinaires exposant le demandeur à une incapacité,notamment toute obstruction par sténose ou par compression, entraînel’inaptitude. En cas de néphrectomie compensée sans hypertensionartérielle ou urémie, le demandeur peut être déclaré apte par la SMA(voir chapitre V, article 93).

5° Le demandeur ayant subi une intervention chirurgicale importantesur les voies urinaires ou l’appareil urinaire, comportant une exérèsetotale ou partielle ou une dérivation de l’un quelconque de ces organes,doit être déclaré inapte pour une durée minimale de trois mois etjusqu’à ce que les suites de l’opération ne risquent plus de retentir surl’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée (voirchapitre V, articles 93 et 94).

Section 7. — Maladies et infections diverses sexuellement transmissibles(JAR-FCL 3.310)

Art. 39. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter d’antécédents médicaux avérés, ni dediagnostic clinique de maladie ou d’infections diverses sexuellementtransmissibles, de nature à retentir sur l’exercice en toute sécurité desprivilèges de la licence demandée.

2° Il convient de rechercher tout particulièrement, conformément à lasection 7 du chapitre V, les antécédents ou les signes cliniquesévoquant :

a) une positivité au VIH;

b) une altération du système immunitaire;

c) une hépatite infectieuse;

d) une syphilis.

50236 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 103: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Afdeling 8. — Gynaecologie en obstetrie(JAR-FCL 3.315)

Art. 40. 1° De aanvraagster of houdster van een medisch attest vanklasse 2 mag geen functionele of organische gynaecologische ofobstetrische aandoening vertonen die een weerslag heeft op hetvolledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagdevergunning.

2° De aanvraagster met antecedenten van ernstige menstruatiestoor-nissen, die ongevoelig zijn voor een behandeling, moet ongeschiktverklaard worden.

3° Zwangerschap heeft ongeschiktheid tot gevolg. Indien evenwelhet obstetrisch onderzoek wijst op een volledig normaal verloop van dezwangerschap, kan de aanvraagster geschikt verklaard worden tot heteinde van de 26e zwangerschapsweek door de SLG, ECLG of EGEovereenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 100. Devoorrechten van de vergunning kunnen opnieuw uitgeoefend wordennadat een volledig herstel is vastgesteld na de bevalling of het eindevan de zwangerschap.

4° De aanvraagster die een belangrijke gynaecologische ingreep heeftondergaan moet ongeschikt verklaard worden voor een periode vandrie maanden of tot de gevolgen van de ingreep geen weerslag meerdreigen te hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechtenvan de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 101).

Afdeling 9. — Spier- en skeletvereisten(JAR-FCL 3.320)

Art. 41. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen aangeboren of verworven anomalie van debeenderen, gewrichten, spieren en pezen vertonen die een weerslagheeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van deaangevraagde vergunning.

2° De gestalte in zittende houding, de lengte van armen en benen ende spierkracht moeten voldoende zijn om volledig veilig de voorrech-ten van de aangevraagde vergunning uit te kunnen oefenen (ziehoofdstuk V, artikel 103).

3° De aanvrager moet een voldoende functioneel gebruik hebben vanhet totale spier- en skeletstelsel. Elke significante nasleep van eenziekte, trauma of aangeboren anomalie van de beenderen, gewrichten,spieren of pezen, al dan niet heelkundig behandeld, moet geëvalueerdworden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikelen 103,104 en 105.

Afdeling 10. — Psychiatrische aandoeningen(JAR-FCL 3.325)

Art. 42. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen bewezen medische antecedenten noch klinischetekens vertonen van enige psychiatrische aandoening, acuut of chro-nisch, aangeboren of verworven, die een weerslag hebben op hetvolledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagdevergunning.

2° Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan het vol-gende (zie hoofdstuk V, afdeling 10) :

a) schizofrenie, schizoïde - en waanstoornissen;

b) stemmingsstoornissen;

c) neurotische, stress- gerelateerde en somatoforme psychosomati-sche stoornissen;

d) persoonlijkheidsstoornissen;

e) psycho organische stoornissen;

f) mentale en gedragsstoornissen als gevolg van alcoholgebruik;

g) gebruik of misbruik van psychotrope stoffen.

Afdeling 11. — Neurologische aandoeningen(JAR-FCL 3.330)

Art. 43. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen bewezen medische antecedenten noch klinischetekens vertonen van enige neurologische aandoening die een weerslaghebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van deaangevraagde vergunning.

Section 8. — Gynécologie et obstétrique(JAR-FCL 3.315)

Art. 40. 1° La demandeuse ou la titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter d’affection gynécologique ou obstétricale,fonctionnelle ou structurelle, de nature à retentir sur l’exercice en toutesécurité des privilèges de la licence demandée.

2° La demandeuse ayant des antécédents de troubles menstruelsgraves, réfractaires au traitement, doit être déclarée inapte.

3° La grossesse entraîne l’inaptitude. En l’absence complète d’ano-malie de la grossesse lors de l’examen obstétrical, la demandeuseenceinte peut être déclarée apte par la SMA, le CEMA ou un MEAjusqu’à la fin de la 26e semaine de gestation, conformément au chapitreV, article 100. Les privilèges de la licence peuvent être exercés ànouveau après confirmation d’un plein rétablissement après l’accou-chement ou la fin de la grossesse.

4° La demandeuse ayant subi une intervention gynécologiqueimportante doit être déclarée inapte pour une durée de trois mois oujusqu’à ce que les suites de l’intervention ne risquent plus de retentirsur l’exercice en toute sécurité des privilèges de la licence demandée(voir chapitre V, article 101).

Section 9. — Conditions musculo-squelettiques(JAR-FCL 3.320)

Art. 41. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter d’anomalie congénitale ou acquise des os,articulations, muscles et tendons, de nature à retentir sur l’exercice entoute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° La taille en position assise, la longueur des bras et jambes et laforce musculaire doivent être suffisantes pour permettre l’exercice entoute sécurité des privilèges de la licence demandée (voir chapitre V,article 103).

3° Le demandeur doit avoir un usage fonctionnel satisfaisant del’ensemble du système musculo-squelettique. Toute séquelle notable demaladie, de blessure ou d’anomalie congénitale osseuse, articulaire,musculaire ou tendineuse, traitée ou non par la chirurgie, doit êtreévaluée conformément au chapitre V, articles 103, 104 et 105.

Section 10. — Affections psychiatriques(JAR-FCL 3.325)

Art. 42. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas avoir d’antécédents médicaux avérés, ni présenterde diagnostic clinique d’une quelconque affection psychiatrique, aiguëou chronique, congénitale ou acquise, de nature à retentir sur l’exerciceen toute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Une attention toute particulière doit être portée à ce qui suit (voirchapitre V, section 10) :

a) schizophrénie, troubles schizoïdes et hallucinatoires;

b) troubles de l’humeur;

c) troubles neurotiques, troubles psychosomatiques et somatoformesen relation avec le stress;

d) troubles de la personnalité;

e) troubles psycho-organiques;

f) troubles mentaux et du comportement en rapport avec l’usage del’alcool;

g) utilisation ou abus de substances psychotropes.

Section 11. — Affections neurologiques(JAR-FCL 3.330)

Art. 43. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter d’antécédents médicaux avérés, niprésenter de diagnostic clinique d’affection neurologique de nature àretentir sur l’exercice en toute sécurité des privilèges de la licencedemandée.

50237MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 104: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2° Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan het vol-gende (zie hoofdstuk V, afdeling 11) :

a) evolutieve aandoeningen van het zenuwstelsel;

b) epilepsie en andere oorzaken van bewustzijnsstoornissen;

c) toestanden met een uitgesproken neiging tot cerebrale dysfunctie;

d) schedeltrauma;

e) letsels aan het ruggemerg of perifere zenuwen.

Afdeling 12. — Oftalmologische vereisten(JAR-FCL 3.335)

Art. 44. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen functionele anomalie van de ogen of hun adnexavertonen, noch een evolutieve, aangeboren of verworven, acute ofchronische pathologische aandoening, noch de nasleep van een oog-heelkundige ingreep of van een oogtrauma vertonen die een weerslaghebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van deaangevraagde vergunning.

2° Een oftalmologisch onderzoek moet uitgevoerd worden door eendoor de SLG erkend oftalmoloog bij het initieel onderzoek. Ditonderzoek moet omvatten :

a) anamnese en voorgeschiedenis;

b) gezichtsscherpte van ver en dichtbij : zonder correctie en indiennodig met de beste optische correctie;

c) oculaire motiliteit en binoculair zicht;

d) kleurenzicht;

e) onderzoek van het gezichtsveld;

f) onderzoek van het uitwendig oog : anatomie, voorste en achtersteoogsegment en oogfundusonderzoek.

3° Elk onderzoek voor de wedergeldigmaking en hernieuwing moeteen routine-oogonderzoek bevatten (zie hoofdstuk V, artikel 120) met :

a) anamnese;

b) gezichtsscherpte van ver en dichtbij : zonder correctie en indiennodig met de beste optische correctie;

c) onderzoek van het uitwendig oog : anatomie, voorste en achtersteoogsegment en oogfundusonderzoek;

d) bijkomend onderzoek bij klinische indicatie overeenkomstighoofdstuk V, artikel 121.

Dit onderzoek mag uitgevoerd worden door een EGE.

Afdeling 13. — Gezichtsvereisten(JAR-FCL 3.340)

Art. 45. 1° Gezichtsscherpte van ver

De gezichtsscherpte van ver, met of zonder correctie moet minstens5/10 bedragen voor elk oog afzonderlijk en minstens 10/10 met beideogen samen (zie 6° hieronder). Er worden geen grenzen bepaald voorde gezichtsscherpte zonder correctie.

2° Refractiegebreken

Een refractiegebrek wordt beschouwd als een afwijking t.o.v. deemmetropie, gemeten in dioptrieën in de meest ametrope as. Derefractie moet gemeten worden volgens de standaardmethoden (ziehoofdstuk V, artikel 123). De aanvrager wordt geschikt verklaard,rekening houdend met zijn refractiegebreken, indien hij voldoet aan devolgende voorwaarden :

A) Refractieafwijking

a) Bij het initieel onderzoek mag de refractieafwijking niet groter zijndan +5,0 tot -8,0 dioptrieën overeenkomstig de bepalingen vanhoofdstuk V, artikel 124, 3°.

b) Bij wedergeldigmaking of hernieuwing kan de aanvrager, met eenvliegervaring die door de SLG voldoende wordt geacht, en die eenrefractieafwijking vertoont die niet groter is dan +5,0 dioptrieën of eenbelangrijke myopierefractieafwijking vertoont van meer dan -8,0 diop-trieën geschikt verklaard worden door de SLG (zie hoofdstuk V, arti-kel 124, 3°).

c) De aanvrager met een hoge refractieafwijking moet contactlenzenof correctieglazen met een hoge optische index dragen.

B) Astigmatisme

a) Bij een initieel onderzoek mag ingeval van een refractieafwijkingmet een astigmatisme component, deze niet groter zijn dan 3,0 diop-trieën;

2° Une attention toute particulière doit être portée à ce qui suit (voirchapitre V, section 11) :

a) affections évolutives du système nerveux;

b) épilepsie et autres causes de troubles de la conscience;

c) états présentant une forte tendance au dysfonctionnement cérébral;

d) traumatisme crânien;

e) lésions du rachis ou des nerfs périphériques.

Section 12. — Conditions ophtalmologiques(JAR-FCL 3.335)

Art. 44. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter d’anomalie fonctionnelle des yeux ou deleurs annexes, ni d’affection pathologique évolutive, congénitale ouacquise, aiguë ou chronique, ni de séquelle d’intervention chirurgicaleoculaire ni de traumatisme oculaire, de nature à retentir sur l’exerciceen toute sécurité des privilèges de la licence demandée.

2° Un examen ophtalmologique doit être pratiqué par un ophtalmo-logue agréé par la SMA lors de l’examen initial et comprendra :

a) anamnèse et antécédents;

b) acuité visuelle de loin, de près, sans correction et avec la meilleurecorrection optique si nécessaire;

c) motilité oculaire et vision binoculaire;

d) vision des couleurs;

e) examen du champ visuel;

f) examen de la partie externe de l’oeil : anatomie, le segmentantérieur et postérieur et examen du fond de l’œil.

3° Tous les examens de revalidation et de renouvellement doiventcomporter un examen oculaire de routine (voir chapitre V, article 120)comprenant :

a) anamnèse;

b) acuité visuelle de loin, de près : sans correction et avec la meilleurecorrection optique si nécessaire;

c) examen de la partie externe de l’oeil : anatomie, le segmentantérieur et postérieur et examen du fond de l’œil;

d) examen complémentaire sur indication clinique (voir chapitre V,article 121).

Ces examens peuvent être effectués par un MEA.

Section 13. — Conditions de vision(JAR-FCL 3.340)

Art. 45. 1° Acuité visuelle à distance

L’acuité visuelle à distance, avec ou sans correction, doit être d’aumoins 5/10 pour chaque oeil pris séparément et l’acuité visuellebinoculaire doit être d’au moins 10/10 (voir 6° ci-dessous). Il n’y a pasde limites pour l’acuité visuelle non corrigée.

2° Anomalies de réfraction

Une anomalie de réfraction se définit comme une déviation parrapport à l’emmétropie mesurée en dioptries dans le méridien le plusamétrope. La réfraction doit être mesurée par des méthodes standards(voir chapitre V, article 123). Le demandeur sera déclaré apte, comptetenu de ses anomalies de réfraction s’il remplit les conditions suivan-tes :

A) Anomalie de réfraction :

a) Lors de l’examen initial, l’anomalie de réfraction ne peut pasdépasser les limites de +5,0 à -8,0 dioptries. (voir chapitre V, article 124,3°).

b) Lors de l’examen de revalidation ou de renouvellement, ledemandeur ayant une expérience de vol jugée satisfaisante par la SMAet présentant des anomalies de réfraction n’excédant pas +5,0 dioptriesou une myopie sévère dont l’indice de réfraction excède -8,0 dioptriespeut être déclaré apte par la SMA (voir chapitre V, article 124, 3°).

c) Le demandeur présentant un indice de réfraction élevé utiliserades lentilles de contact ou des verres à haut index de correction.

B) Astigmatisme

a) A l’examen initial en cas d’anomalie de réfraction avec unecomposante d’astigmatisme, celui-ci ne peut pas dépasser 3,0 dioptries;

50238 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 105: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

b) Bij wedergeldigmaking of hernieuwing kan de aanvrager, met eenvliegervaring die door de SLG voldoende wordt geacht, met eenastigmatisme component van meer dan 3,0 dioptrieën geschikt wordenverklaard door de SLG.

C) Keratoconus heeft ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan deaanvrager geschikt verklaren op voorwaarde dat hij aan de visuelevereisten voldoet beschreven in hoofdstuk V, artikel 126.

D) Bij de aanvrager met amblyopie moet het amblyope oog eengezichtsscherpte hebben van 3/10 of meer. De aanvrager kan geschiktverklaard worden op voorwaarde dat het andere oog een gezichts-scherpte heeft van 10/10 of beter met of zonder optische correctie endat er geen significante pathologie kan aangetoond worden.

E) Anisometropie

a) Bij het initiële onderzoek mag het verschil in refractie tussen detwee ogen (anisometropie) niet groter zijn dan 3,0 dioptrieën;

b) Bij wedergeldigmaking of hernieuwing kan de aanvrager, met eenvliegervaring die door de SLG voldoende wordt geacht, geschiktverklaard worden met een verschil in refractie tussen beide ogen vanmeer dan 3,0 dioptrieën (anisometropie). Bij een anisometropie vanméér dan 3,0 dioptrieën is het dragen van contactlenzen verplicht.

F) De evolutie van de presbyopie moet bij elk onderzoek nagezienworden.

G) De aanvrager moet bekwaam zijn de tabel N5 of een equivalentervan te lezen op een afstand van 30-50 cm en de tabel N14 of eenequivalent ervan op een afstand van 100 cm, met correctieglazen indiendeze voorgeschreven worden (zie 6° hieronder).

3° De aanvrager met belangrijke stoornissen van het binoculair zichtmoet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 128).

4° Diplopie heeft ongeschiktheid tot gevolg.

5 ° De aanvrager die een anomalie van gezichtsveld vertoont moetongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 128).

6° a) Indien aan een vereist criterium slechts voldaan wordt mits hetdragen van correctieglazen moeten de bril of de contactlenzen die eenoptimale gezichtsfunctie verzekeren goed verdragen worden en aange-past zijn aan het gebruik in de luchtvaart. Uitsluitend monofocalecontactlenzen voor verzicht zijn toegelaten. Het dragen van orthokera-tologische lenzen is niet toegestaan;

b) De correctieglazen gedragen door de houder van een vergunningin het kader van zijn luchtvaartactiviteiten moeten hem toelaten tevoldoen aan al de gestelde eisen m.b.t. de visuele functies op welkeafstand dan ook. Eén enkele bril moet hem toelaten aan al deze criteriate voldoen;

c) Uitsluitend monofocale niet - gekleurde contactlenzen zijn toege-staan tijdens het uitoefenen van de voorrechten van zijn vergunning;

d) Bij het uitoefenen van de voorrechten van zijn vergunning moet deaanvrager onmiddellijk en gemakkelijk binnen handbereik kunnenbeschikken over een andere identieke bril.

7° Oogchirurgie

a) Refractieve chirurgie heeft de ongeschiktheid tot gevolg. Eengeschiktheid kan uitgesproken worden door de SLG overeenkomstigde bepalingen van hoofdstuk V, artikel 130.

b) Cataractchirurgie, retinale chirurgie en glaucoomchirurgie hebbende ongeschiktheid tot gevolg. Een geschiktheid bij wedergeldigmakingof hernieuwing kan door de SLG uitgesproken worden overeenkomstigde bepalingen van hoofdstuk V, artikelen 131, 132 en 133.

Afdeling 14. — Kleurzin(JAR-FCL 3.345)

Art. 46. 1° De kleurzin wordt als normaal aanzien als de aanvragerslaagt in de Ishihara test of met de anomaloscoop van Nagel alsnormaal trichromaat wordt bevonden (zie hoofdstuk V, artikelen 134en 135).

b) En cas de revalidation ou de renouvellement le demandeur ayantune expérience de vol jugée satisfaisante par la SMA pourra être déclaréapte avec un astigmatisme qui excède 3,0 dioptries.

C) Kératocone Le kératocone entraîne l’inaptitude. La SMA peutenvisager l’aptitude si le demandeur satisfait aux conditions d’acuitévisuelles décrites dans l’article 126 du chapitre V.

D) L’acuité visuelle de l’oeil amblyope du demandeur atteintd’amblyopie, doit être égale ou supérieure à 3/10. Le demandeur peutêtre déclaré apte sous réserve que l’acuité visuelle de l’autre oeil soitégale ou supérieure à 10/10 avec ou sans correction et qu’il n’y aitaucune pathologie significative.

E) Anisométropie

a) A l’examen initial, la différence entre les deux yeux (anisométropie)ne peut pas dépasser 3,0 dioptries;

b) En cas de revalidation ou de renouvellement le demandeur ayantune expérience de vol jugée satisfaisante par la SMA et une anisomé-tropie excédant 3,0 dioptries pourra être déclaré apte. Le port delentilles de contact sera obligatoire en cas d’anisométropie excédant3,0 dioptries.

F) L’évolution de la presbytie doit être vérifiée à chaque examenmédical.

G) Le demandeur doit être capable de lire le tableau N5 ou sonéquivalent à 30-50 cm de distance et le tableau N14 ou son équivalentà 100 cm de distance, avec correction si celle-ci est prescrite (voir 6°ci-dessous).

3° Le demandeur présentant des troubles importants de la visionbinoculaire doit être déclaré inapte (voir chapitre V, article 128).

4° La diplopie entraîne l’inaptitude.

5° Le demandeur présentant une anomalie du champ visuel doit êtredéclaré inapte (voir chapitre V, article 128).

6° a) Si un critère requis n’est satisfait que par l’emploi de verrescorrecteurs, les lunettes ou les lentilles de contact doivent assurer unefonction visuelle optimale, être adaptées à l’utilisation en aéronautiqueet être bien tolérées. Si des lentilles de contacts sont portées, celles-ciseront monofocales et uniquement pour une correction de la vision deloin. L’usage de lentilles orthokératologiques n’est pas autorisé;

b) Les verres correcteurs portés par le titulaire d’une licence dans lecadre de ses activités aériennes doivent lui permettre de satisfaire à tousles critères visuels, quelle que soit la distance. Une seule paire delunettes doit lui suffire pour satisfaire à l’ensemble de ces critères;

c) Les lentilles de contact portées dans l’exercice des privilèges de lalicence seront monofocales et non-teintées;

d) Pendant l’exercice des privilèges de sa licence, le demandeur doitavoir, immédiatement et aisément à sa portée, une autre paire delunettes correctrices identiques.

7° Chirurgie oculaire

a) La chirurgie réfractive entraîne l’inaptitude. Une décision d’apti-tude peut être envisagée par la SMA (voir les conditions décrites dansl’article 130 du chapitre V).

b) La chirurgie pour cataracte, rétinienne ou pour glaucome entraînel’inaptitude. En cas de revalidation ou de renouvellement, une décisiond’aptitude peut être envisagée par la SMA (voir les conditions décritesdans les articles 131, 132 et 133 du chapitre V)

Section 14. — Perception des couleurs(JAR-FCL 3.345)

Art. 46. 1° La perception normale des couleurs se définit par lacapacité de réussir le test d’Ishihara ou de répondre comme untrichromate normal au test de l’anomaloscope de Nagel (voir chapi-tre V, articles 134 et 135).

50239MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 106: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2° De aanvrager moet een normale kleurzin hebben of « colour safe »(kleurveilig) zijn. De aanvrager van een initieel medisch attest moet deIshihara test met gunstig resultaat afleggen. De aanvrager die faalt in deIshihara test en slaagt in een grondig onderzoek volgens een methodegoedgekeurd door de SLG (anomaloscopie of lantaarntest) kan alskleurveilig beschouwd worden (zie hoofdstuk V, artikel 135). Bijwedergeldigmaking of hernieuwing dient de kleurzin slechts opklinische indicatie onderzoekt te worden.

3° De aanvrager die faalt in de erkende kleurzintest dient als « colourunsafe » (kleuronveilig) te worden beschouwd en ongeschikt verklaardte worden.

4° De aanvrager die niet beantwoordt aan de hierboven vermeldeeisen van de kleurzin kan niettemin geschikt verklaard worden omenkel dagvluchten uit te voeren.

Afdeling 15. — Oto-rhino-laryngologische vereisten (JAR-FCL 3.350)

Art. 47. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen functionele anomalie vertonen van de oren, de neus,de sinussen of de keel (met inbegrip van de mondholte, tanden enlarynx) noch een evolutieve pathologische aandoening, aangeboren ofverworven, acuut of chronisch, noch enige nasleep van een heelkun-dige ingreep of van een trauma die een weerslag heeft op het volledigveilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° Een KNO-routine onderzoek moet uitgevoerd worden bij elkonderzoek voor wedergeldigmaking of hernieuwing (zie hoofdstuk V,artikel 137).

3° De aanwezigheid van een van de volgende stoornissen heeftongeschiktheid tot gevolg :

a) evolutieve, acute of chronische aandoening van het binnenoor ofhet middenoor;

b) niet gecicatriseerde perforatie van het trommelvlies of tubairedysfunctie met weerslag op het trommelvlies (zie hoofdstuk V,artikel 138);

c) stoornissen van de vestibulaire functie (zie hoofdstuk V, arti-kel 139);

d) significante belemmering van de luchtdoorgang door een van deneusgaten of een dysfunctie van de sinussen;

e) belangrijke misvorming of belangrijke acute of chronische infectievan de mondholte of van de bovenste luchtwegen;

f) belangrijke stoornis van de spraak of de stem.

Afdeling 16. — Gehoorvereisten(JAR-FCL 3.355)

Art. 48. 1° Het gehoor moet getest worden bij elk onderzoek. Deaanvrager moet vanop een afstand van twee meter, met de rug naar deonderzoeker gekeerd, correct een gewoon gesprek kunnen verstaan.

2° Indien de aangevraagde vergunning een bevoegdverklaringinstrumentvliegen inhoudt, is een tonale audiometrie (zie hoofdstuk V,artikel 141) vereist bij het eerste onderzoek voor deze bevoegdverkla-ring. Dit onderzoek moet om de vijf jaar tot de leeftijd van 40 jaar ennadien om de twee jaar herhaald worden.

a) Voor elk oor afzonderlijk mag geen gehoorverlies bestaan vanmeer dan 35 dB (HL) voor een van de frequenties : 500, 1 000 en 2 000Hz of meer dan 50 dB (HL) voor de frequentie 3 000 Hz.

b) Bij de onderzoeken voor wedergeldigmaking of hernieuwing kande aanvrager die aan hypoacousie lijdt toch geschikt verklaard wordendoor de SLG indien een vocale verstaanbaarheidstest een voldoendeauditieve vaardigheid aantoont (zie hoofdstuk V, artikel 142).

Afdeling 17. — Psychologische toestand(JAR-FCL 3.360)

Art. 49. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen bewezen psychologische deficiënties vertonen, metname omtrent het uitoefenen van zijn operationele functies, nochpersoonlijkheidsstoornissen die een weerslag hebben op het volledigveilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

Indien aangewezen kan de SLG een psychologische expertisevereisen ter vervollediging of als onderdeel van een psychiatrisch ofneurologisch onderzoek (zie hoofdstuk V, artikel 144).

2° Indien een psychologische evaluatie nodig is, wordt deze uitge-voerd door een psycholoog aangewezen door de SLG.

3° De psycholoog legt een geschreven verslag voor aan de SLG meteen gedetailleerde weergave van zijn oordeel en zijn aanbevelingen.

2° Le demandeur doit avoir une perception normale des couleurs ouêtre considéré comme « colour safe ». Un test d’Ishihara doit être réussià l’examen initial. La vision des couleurs peut être jugée acceptable si ledemandeur ayant échoué au test d’Ishihara réussit un test approfondiselon une méthode approuvée par la SMA (anomaloscope ou lanternescolorées - voir chapitre V, article 135). A l’examen de revalidation ou derenouvellement la vision des couleurs sera testée uniquement si desdonnées cliniques le justifient.

3° Le demandeur échouant aux tests approuvés de perception descouleurs doit être considéré comme « colour unsafe » et déclaré inapte.

4° Le demandeur ne répondant pas aux critères de la vision descouleurs visés ci-dessus peut néanmoins être déclaré apte à effectueruniquement des vols de jour.

Section 15. — Conditions oto-rhino-laryngologiques (JAR-FCL 3.350)

Art. 47. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter d’anomalie fonctionnelle des oreilles, dunez, des sinus ou de la gorge (y compris la cavité buccale, les dents etle larynx), ni aucune affection pathologique évolutive, congénitale ouacquise, aiguë ou chronique, ni aucune séquelle chirurgicale outraumatique de nature à retentir sur l’exercice en toute sécurité desprivilèges de la licence demandée.

2° Un examen ORL de routine doit être effectué à chaque examen derevalidation ou de renouvellement (voir chapitre V, article 137).

3° La présence de l’un quelconque des états pathologiques suivantsentraîne l’inaptitude :

a) affection évolutive, aiguë ou chronique, de l’oreille interne oumoyenne;

b) perforation non cicatrisée du tympan ou dysfonctionnementtubaire avec répercussion tympanique (voir chapitre V, article 138);

c) troubles de la fonction vestibulaire (voir chapitre V, article 139);

d) gêne notable au passage de l’air dans l’une ou l’autre narine oudysfonctionnement des sinus;

e) malformation importante ou infection aiguë ou chronique impor-tante de la cavité buccale ou des voies respiratoires supérieures;

f) trouble important de l’élocution ou de la voix.

Section 16. — Conditions d’audition(JAR-FCL 3.355)

Art. 48. 1° L’audition doit être testée à chaque examen. Le deman-deur doit comprendre correctement une conversation ordinaire à unedistance de deux mètres de l’examinateur, le dos tourné à celui-ci.

2° Si la licence demandée comprend la qualification de vol auxinstruments, une audiométrie tonale (voir chapitre V, article 141) estexigée au premier examen pour la qualification et doit être répétée tousles cinq ans jusqu’à 40 ans et ensuite tous les deux ans.

a) Aucune des deux oreilles, testées séparément, ne doit présenter deperte d’audition supérieure à 35 dB (HL) pour l’une quelconque desfréquences de 500, 1 000 et 2 000 Hz, ou supérieure à 50 dB (HL) pourla fréquence de 3 000 Hz.

b) Lors des examens de revalidation ou de renouvellement, ledemandeur atteint d’hypoacousie peut être déclaré apte par la SMA siun test d’intelligibilité vocale montre une compréhension auditivesatisfaisante (voir chapitre V, article 142).

Section 17. — Etat psychologique(JAR-FCL 3.360)

Art. 49. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter de troubles psychologiques confirmés, enparticulier dans l’exercice de ses fonctions opérationnelles, ni detroubles de la personnalité, de nature à retentir sur l’exercice en toutesécurité des privilèges de la licence demandée.

Une expertise psychologique peut être exigée par la SMA si elle estindiquée comme complément ou partie d’un examen psychiatrique ouneurologique (voir chapitre V, article 144).

2° Si un bilan psychologique s’impose, celui-ci est effectué par unpsychologue désigné par la SMA.

3° Le psychologue soumet à la SMA un rapport écrit indiquant defacon détaillée son opinion et ses recommandations.

50240 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 107: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Afdeling 18. — Dermatologische vereisten(JAR-FCL 3.365)

Art. 50. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest vanklasse 2 mag geen bewezen dermatologische aandoeningen vertonendie een weerslag hebben op het volledig veilig uitoefenen van devoorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° Er wordt bijzondere aandacht geschonken aan de volgendekwalen (zie hoofdstuk V, afdeling 18) :

— eczeem (exogeen en endogeen);

— ernstige psoriasis;

— bacteriële infecties;

— huiduitslag van medicamenteuze oorsprong;

— bulleuze dermatosen;

— kwaadaardige huidaandoeningen;

— urticaria.

Afdeling 19. — Oncologie

Art. 51. 1° De aanvrager of houder van een medisch attest klasse 2mag geen bewezen initiële of secundaire kwaadaardige aandoeningvertonen die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen vande voorrechten van de aangevraagde vergunning.

2° De aanvrager kan na behandeling van een kwaadaardige aandoe-ning geschikt verklaard worden overeenkomstig hoofdstuk V, afde-ling 19.

HOOFDSTUK IV. — Vereisten voor klasse 4

Afdeling 1. — Algemeenheden

Art. 52. De algemene normen van lichamelijke en geestelijke geschikt-heid van toepassing op de kandidaten voor een medisch attest vanklasse 4 zijn dezelfde als deze die gelden voor klasse 2, behalve devereisten voor gezichtsscherpte.

Afdeling 2. — Gezichtsvereisten

Art. 53. 1° Gezicht van ver

De gezichtsscherpte wordt gemeten volgens de methode die vantoepassing is voor klasse 2.

De kandidaat moet met beide ogen samen een gezichtsscherptevertonen van minstens 7/10 met of zonder optische correctie, en aanhet minst goede oog een gezichtsscherpte van minstens 4/10 met ofzonder correctie.

Indien deze gezichtsscherpte slechts bereikt wordt met behulp vaneen optische correctie kan de kandidaat daarenboven maar geschiktverklaard worden op voorwaarde dat hij zijn middelen voor deoptische correctie draagt als hij de voorrechten van de aangevraagde ofverkregen vergunning uitoefent.

2° Gezichtsscherpte van dichtbij

De kandidaat moet bekwaam zijn de tabel N5 of het equivalent ervan(tabel 3 van de tabellen van Parinaud) vanaf een afstand door hemgekozen tussen 30 en 50 cm te lezen. Indien aan deze voorwaardenslechts voldaan wordt mits het dragen van een optische correctie, kande kandidaat maar geschikt verklaard worden op voorwaarde dat hijdie correctieglazen binnen handbereik heeft bij het uitoefenen van devoorrechten van zijn vergunning. De kandidaat mag slechts één brilgebruiken om te bewijzen dat hij voldoet aan deze gezichtsvereisten.

HOOFDSTUK V. — Technisch commentaar

Afdeling 1. — Cardiovasculair stelsel(JAR-FCL — Appendix 1)

Art. 54. Een inspanningselektrocardiogram moet uitgevoerd wor-den :

1° indien er tekens of symptomen zijn die wijzen op een cardiovas-culaire ziekte;

2° voor het verduidelijken van een elektrocardiogram bij rust dattwijfelachtig is;

3° op aanvraag van een geneesheer specialist in luchtvaartgenees-kunde;

4° op de leeftijd van 65 jaar, nadien om de 4 jaar voor dewedergeldigmaking of hernieuwing van een medisch attest klasse 1.

Section 18. — Conditions dermatologiques(JAR-FCL 3.365)

Art. 50. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter de dermatose confirmée, de nature àretentir sur l’exercice en toute sécurité des privilèges de la licencedemandée.

2° Il convient de rechercher tout particulièrement les affectionssuivantes (voir chapitre V, section 18) :

— eczéma (exogène et endogène);

— psoriasis grave;

— infections bactériennes;

— éruptions cutanées d’origine médicamenteuse;

— dermatoses bulleuses;

— affections malignes de la peau;

— urticaire.

Section 19. — Oncologie(JAR-FCL 3.246)

Art. 51. 1° Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical declasse 2 ne doit pas présenter de troubles primaires ou secondaires suiteà une affection maligne de nature à retentir sur l’exercice en toutesécurité des privilèges de la licence demandée;

2° Le demandeur pourra, après traitement d’une affection maligne,être déclaré apte s’il remplit les conditions décrites dans la section 19 duchapitre V.

CHAPITRE IV. — Exigences de classe 4

Section 1. — Généralités

Art. 52. Les normes générales d’aptitude physique et mentale,applicables aux candidats à un certificat médical de classe 4 sont cellesprévues pour les candidats à un certificat médical de classe 2, àl’exception des conditions d’acuité visuelle.

Section 2. — Conditions de vision

Art. 53. 1° En vision lointaine

L’acuité visuelle est mesurée selon la méthode applicable à laclasse 2.

Le candidat doit présenter une acuité visuelle binoculaire, à distance,égale au moins à 7/10 avec ou sans correction optique, et, à l’oeil le plusfaible, une acuité visuelle égale au moins à 4/10, avec ou sanscorrection optique.

De plus, si cette acuité visuelle n’est obtenue qu’au moyen decorrection optique, le candidat ne peut être déclaré apte qu’à conditionde porter ces moyens de correction optique lorsqu’il exerce lesprivilèges de la licence sollicitée ou détenue.

2° En vision rapprochée

Le candidat doit être capable de lire le tableau N5 ou son équivalent(tableau 3 des tables de Parinaud) à une distance choisie par lui entre 30et 50 cm. Si cette condition n’est satisfaite qu’au moyen de correctionoptique, le candidat peut être déclaré apte, à condition d’avoir sesverres correctives à sa portée lorsqu’il exerce les privilèges de sa licence.Le candidat ne doit pas utiliser plus d’une paire de verres correcteurspour démontrer qu’il répond à cette condition de vision.

CHAPITRE V. — Commentaires techniques

Section 1re. — Appareil cardio-vasculaire(JAR-FCL — Appendice 1)

Art. 54. Un électrocardiogramme d’effort doit être pratiqué :

1° en cas de signes ou symptômes évoquant une maladie cardiovas-culaire;

2° pour préciser un électrocardiogramme de repos douteux;

3° à la demande d’un médecin spécialiste en médecine aéronautique;

4° chez le candidat ayant atteint l’âge de 65 ans, puis tous les 4 anspour la revalidation ou le renouvellement d’un certificat de classe 1.

50241MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 108: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 55. 1° Het doseren van de serumlipiden is een opsporingson-derzoek. Duidelijke anomalieën vereisen de uitvoering van bijkomendeonderzoeken waarvan de resultaten door de ECLG of EGE in samen-spraak met de SLG worden nagezien.

2° Een cardiologische check-up moet uitgevoerd worden indien ermeerdere risicofactoren bestaan (tabagisme, familiale antecedenten,afwijkingen in de lipidenspiegel, hypertensie enz.). De resultaten zullendoor de ECLG of EGE in samenspraak met de SLG worden nagezien.

Art. 56. De diagnose hypertensie vraagt het nazicht van bijkomendepotentiële vasculaire risicofactoren. De systolische arteriële bloeddrukstemt overeen met het optreden van de Korotkoffgeruisen (fase I) en dediastolische bloeddruk met het verdwijnen ervan (fase V). De bloed-druk moet tweemaal gemeten worden. Het vaststellen van eenverhoogde bloeddruk en/of verhoogde hartfrequentie bij rust vereistbijkomende maatregelen.

Art. 57. Een behandeling van hypertensie kan de door de SLGtoegestane geneesmiddelen bevatten :

1° diuretica die niet inwerken op de lis van Henle;

2° bepaalde bètablokkers (meestal hydrofiele);

3° ACE-inhibitoren;

4° Angiotensine II receptorantagonisten (de sartanen);

5° stoffen die de trage calciumkanalen blokkeren.

Voor klasse 1 kan een met medicatie behandelde hoge bloeddruk deOML-beperking inhouden en voor klasse 2 een OSL-beperking verei-sen.

Art. 58. Indien een asymptomatische coronaropathie of een periferearteriële aandoening vermoed wordt, moet een inspanningselektrocar-diogram worden uitgevoerd (overeenkomstig art. 59) dat - indiennodig - gevolgd wordt door bijkomende onderzoeken (een scintigrafie,stress-echocardiografie, coronarografie of evenwaardige onderzoekenaanvaard door de SLG) die geen myocardischemie of belangrijkecoronaire stenose aantonen.

Art. 59. De klachtenvrije aanvrager dient, na een doorgemaakteischemische myocardaandoening met een revascularisatie of na eenperifere arteriële aandoening, alle aanwezige vasculaire risicofactorenverminderd te hebben tot een aanvaardbaar niveau. Elke medicatie omischemische hartklachten te behandelen is ontoelaatbaar. De kandidaatdient secundair een aanvaardbare preventieve behandeling te volgen.

Een coronarografie uitgevoerd tijdens de ischemische myocardaanvalof kort na de periode van myocardischemie moet voorhanden zijn. Eenvolledig uitgebreid klinisch verslag van het ischemisch incident, decoronarografie en het volledig operatieverslag moet aan de SLGovergemaakt worden.

Er mag geen stenose van meer dan 50 % aanwezig zijn in een van debelangrijke onbehandelde bloedvaten noch in een veneuze noch in eenarteriële ent of stent (angioplastie) uitgezonderd in de aangetastearterie. Meer dan twee stenosen tussen 30 % en 50 % in de coronairekransslagaders zijn onaanvaardbaar.

Een volledig uitgebreid coronair onderzoek moet aanvaardbaar zijnvoor een door de SLG erkend cardioloog en men zal bijzondereaandacht schenken aan meertaksstenosen en/of multipele revasculari-saties.

Een onbehandelde stenose van meer dan 30 % in de linkerhoofdcoronaire of proximale linker anterior descendens arterie is nietaanvaardbaar.

Ten minste 6 maanden na een ischemische myocardaandoening,revascularisatie inbegrepen, moeten volgende onderzoeken ondergaanworden :

1° een symptoomgelimiteerd inspannings ECG tot aan Bruce sta-dium IV of gelijkwaardig, waarin geen tekens van een bestaandem y o c a r-dischemie of ritmestoornissen aanwezig zijn;

Art. 55. 1° Le dosage des lipides sériques est un examen dedépistage. Des anomalies manifestes exigent la réalisation d’examenscomplémentaires, dont les résultats seront évalués par le CEMA ou unMEA en concertation avec la SMA.

2° Un bilan cardiologique en cas d’existence de plusieurs facteurs derisque (tabagisme, antécédents familiaux, anomalies lipidiques, hyper-tension artérielle, etc.) doit être exigé. Les résultats seront évalués par leCEMA ou un MEA en concertation avec la SMA.

Art. 56. Le diagnostic d’hypertension artérielle doit entraîner larecherche d’autres facteurs de risque potentiels. La pression artériellesystolique correspond à l’apparition des bruits de Korotkoff (phase I) etla pression diastolique à leur disparition (phase V). La pressionartérielle doit être mesurée à deux reprises. La constatation d’uneaugmentation de la pression artérielle et/ou de la fréquence cardiaquede repos exige la prise de mesures supplémentaires.

Art. 57. En cas de traitement antihypertenseur, les médicamentsautorisés par la SMA peuvent comprendre :

1° les diurétiques n’agissant pas sur l’anse de Henle;

2° certains bêta-bloquants (généralement hydrophiles);

3° les inhibiteurs de l’enzyme de conversion de l’angiotensine;

4° les agents bloquants de l’angiotensine II (Sartans);

5° les agents bloquant des canaux calciques lents.

Pour la classe 1, une hypertension artérielle traitée par médicamentspeut imposer une limitation OML, ou une limitation OSL pour laclasse 2.

Art. 58. En cas de suspicion de coronaropathie asymptomatique oude maladie artérielle périphérique, un électrocardiogramme d’effortdoit être pratiqué (comme décrit à l’article 59) et suivi, si besoin, par destests complémentaires (scintigraphie, échographie de stress, coronaro-graphie ou toute autre investigation acceptable par la SMA) qui doiventmontrer l’absence d’ischémie myocardique ou de sténose significatived’une artère coronaire.

Art. 59. Après un incident cardiaque d’origine ischémique, dont uneintervention de revascularisation, ou de maladie artérielle périphériquele candidat asymptomatique doit avoir réduit tous ses facteurs derisque de facon satisfaisante. Le recours à des médications pourcontrôler des symptômes cardiaques n’est pas autorisé. Le candidatdevra suivre un traitement de prévention secondaire acceptable.

Une coronarographie pratiquée au moment de l’accident ischémiquemyocardique ou peu après doit être disponible. Un rapport complet etdétaillé de l’accident ischémique, la coronarographie et toute procédureopératoire doivent être à la disposition de la SMA.

Il ne peut exister de sténose supérieure à 50 % au niveau d’aucunvaisseau majeur n’ayant pas fait l’objet d’un traitement, d’aucungreffon veineux ou artériel ou d’un site d’angioplastie avec stentéventuel, excepté au niveau du vaisseau responsable d’un infarctus.Plus de 2 sténoses entre 30 et 50 % dans le réseau vasculaire ne sont pasacceptable.

L’ensemble du réseau coronarien doit être considéré comme satisfai-sant par un cardiologue reconnu par la SMA et une attentionparticulière doit être portée aux sténoses multiples et/ou aux revascu-larisations multiples.

Une sténose non traitée de plus de 30 % au niveau du tronc commungauche ou de l’artère interventriculaire antérieure gauche n’est pasacceptable.

Après un délai d’au moins 6 mois consécutif à un incident cardiaqued’origine ischémique, revascularisation y comprise, les investigationssuivantes doivent être pratiquées :

1° un ECG d’effort limité par les symptômes atteignant le stade IV duprotocole de Bruce ou équivalent, ne montrant pas de signe d’ischémiemyocardique ni de trouble du rythme;

50242 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 109: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2° een echocardiogram of een gelijkwaardig onderzoek aanvaardbaarvoor de SLG dat een bevredigende linkerventrikelfunctie toont zondersignificante afwijkingen in de wandbeweging (zoals dyskinesie ofakinesie) en een linkerventriculaire ejectiefractie van 50 % of meer;

3° na een angioplastie of stenting een myocard perfusiescan of stress-echocardiographie (of gelijkwaardig onderzoek aanvaardbaar door deSLG) zonder enige vorm van reversiebele myocardischemie. Bij deminste twijfel over de myocardperfusie (zoals na myocardinfarct en narevascularisatie) is een myocardperfusiescan vereist;

4° bijkomende onderzoeken zoals een 24 uur ECG-registratie kannoodzakelijk zijn om belangrijke ritmestoornissen uit te sluiten.

Een jaarlijkse follow-up is vereist (zelfs frekwenter indien noodzake-lijk) om elke achteruitgang van de cardiovasculaire status uit te sluiten.Deze opvolging omvat een onderzoek door een door de SLG erkendspecialist, een inspannings ECG en een cardio-vasculaire risicobepa-ling. Bijkomende onderzoeken kunnen door de SLG vereist worden.

Na een veneuze coronaire bypass operatie dient er een myocardialeperfusiescan (of evenwaardig onderzoek aanvaard door de SLG) teworden verricht bij de minste indicatie en in ieder geval binnen de vijfjaren na de ingreep.

Bij elk teken of symptoom van myocardischemie door een niet-invasief onderzoek zal altijd een coronarografie of een evenwaardigonderzoek aanvaard door de SLG vereist zijn.

Beoordeling door de SLG

Klasse 1 : kandidaten die hogervernoemd onderzoek na een periodevan 6 maanden met gunstig resultaat hebben ondergaan wordengeschikt verklaard met de beperking OML.

Klasse 2 : kandidaten die hogervernoemd onderzoek met een gunstigresultaat hebben ondergaan, kunnen een medisch attest zonder beper-king verkrijgen. De SLG kan evenwel een tijdelijke OSL-beperkingopleggen.

Klasse 2 : kandidaten die bij wedergeldigmaking of hernieuwingenkel een inspannings ECG voorleggen kunnen door de SLG geschiktverklaard worden met OSL-beperking.

Art. 60. Elke belangrijke ritme - of geleidingsstoornis vereist eencardiologisch bilan door een door de SLG erkende cardioloog en ingeval van geschiktheid een aangewezen opvolging.

A. Dit bilan moet omvatten :

a) een inspanningselektrocardiogram volgens Bruce protocol ofgelijkwaardig. Dit onderzoek moet gebeuren tot de maximale inspan-ningsgrens of tot het optreden van symptomen. Bruce stadium IV moetbereikt worden zonder enig significante ritme-of geleidingsstoornisnoch enig teken van myocardischemie. Voor dit onderzoek is hetstopzetten van elke cardiale medicatie noodzakelijk;

b) een 24 uren ambulant opgenomen elektrocardiogram dat geensignificante ritme-of geleidingsstoornis aantoont;

c) een bidimensionele Doppler-echocardiografie die geen significantselectieve kamervergroting noch enige andere significante structureleof functionele afwijking aantoont en een linker ventrikelejectiefractievan minstens 50%.

B. Bijkomende evaluatie kan volgende onderzoeken omvatten :

a) registratie van opeenvolgende 24 Uur-ECG opnames;

b) een elektrofysiologische studie;

c) myocardperfusiescan of gelijkwaardig onderzoek;

d) cardiale NMR of gelijkwaardig onderzoek;

e) coronarografie of gelijkwaardig onderzoek (zie hoofdstuk V, arti-kel 59).

C. Beoordeling door de SLG voor klasse 1

1) Voorkamerfibrillatie/flutter

i. Een initieel klasse 1 attest mag enkel afgeleverd worden aankandidaten die slechts een éénmalige periode van ritmestoornissenhebben doorgemaakt en waarvan de SLG het opnieuw voorkomen alsonwaarschijnlijk acht.

2° une échographie ou test équivalent acceptable pour la SMAmontrant une fonction ventriculaire gauche satisfaisante sans anomalieimportante de la cinétique (comme dyskinésie ou akinésie) et unefraction d’éjection ventriculaire gauche supérieure ou égale à 50 %;

3° en cas d’angioplastie et/ou de mise en place d’un stent, unescintigraphie myocardique ou une échographie de stress (ou testéquivalent acceptable par la SMA) ne montrant pas d’ischémiemyocardique réversible. Dans d’autres cas (infarctus ou pontage), s’il ya le moindre doute quant à la perfusion myocardique, une scintigraphiesera également requise;

4° d’autres investigations, telles qu’un ECG de 24 heures, peuventêtre nécessaires pour évaluer le risque de trouble du rythme significatif.

Le suivi doit comporter un examen annuel (ou plus fréquent sinécessaire) pour s’assurer qu’il n’est advenu aucune détérioration del’état cardio-vasculaire. Ce suivi doit inclure un examen par unspécialiste reconnu par la SMA, un électrocardiogramme d’effort et uneévaluation du risque cardio-vasculaire. Des investigations complémen-taires peuvent être demandées par la SMA.

Après un pontage veineux, une scintigraphie myocardique (ou testéquivalent acceptable par la SMA) sera réalisée si indiquée et de toutemanière dans les 5 ans après l’intervention.

Dans tous les cas, une coronarographie, ou un test équivalentacceptable par la SMA, est indiquée et ce à tout moment si dessymptômes, signes ou tests non invasifs suggèrent une ischémiecardiaque.

Prise de décision par la SMA

Le candidat à un certificat médical de classe 1 ayant rempli lesinvestigations énumérées ci-dessus lors de l’examen effectué après 6mois peut être déclaré apte avec limitation OML.

Le candidat à un certificat médical de classe 2, ayant rempli lesinvestigations énumérées ci-dessus peut faire l’objet d’une décisiond’aptitude sans restriction. Cependant la SMA peut exiger unerestriction OSL temporaire.

Si l’intéressé ne présente que le résultat satisfaisant d’un ECGd’effort, la SMA peut lui accorder un certificat de classe 2 avecrestriction OSL, ceci uniquement pour un examen de revalidation ou derenouvellement.

Art. 60. Tout trouble important du rythme ou de la conduction exigela réalisation d’un bilan cardiologique par un cardiologue reconnu parla SMA et un suivi approprié en cas de décision d’aptitude.

A. Ce bilan doit comporter :

a) un électrocardiogramme d’effort d’après le protocole de Bruce ouéquivalent. Ce test sera maximal ou limité par les symptômes. Le stadeIV du protocole de Bruce devra être atteint et aucun trouble du rythmeou de conduction significatif, ni signe d’ischémie myocardique nedevra être mis en évidence. Il convient d’arrêter les médicationscardioactives avant le test;

b) un électrocardiogramme ambulatoire de 24 heures ne montrant pasde trouble du rythme ou de conduction significatif;

c) une échocardiographie Doppler bi-dimensionnelle ne montrantpas de dilatation des cavités, ni d’anomalie structurelle ou fonctionnellesignificative, la fraction d’éjection ventriculaire gauche devant être d’aumoins 50 %.

B. Des évaluations complémentaires peuvent inclure :

a) la répétition d’un enregistrement de l’ECG de 24 heures;

b) une étude électrophysiologique;

c) une scintigraphie myocardique ou test équivalent;

d) une IRM du cœur ou test équivalent;

e) une coronarographie ou test équivalent (voir chapitre V, article 59).

C. Prise de décision par la SMA pour la classe 1

1) Fibrillation auriculaire/flutter

i. La délivrance d’un certificat initial de classe 1 doit être limitée aucandidat n’ayant présenté qu’un seul accès de trouble du rythme, dontla récurrence est considérée par la SMA comme improbable.

50243MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 110: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

ii. Over de wedergeldigmaking of hernieuwing van het medischattest classe 1 zal door de SLG beslist worden.

2) Volledige rechter bundeltakblok

i. Het uitreiken van een initieel klasse 1 medisch attest kan door deSLG in overweging genomen worden indien de aanvrager jonger is dan40 jaar. Indien de aanvrager ouder is dan 40 jaar moet een stabieleperiode aangetoond worden van 12 maanden.

ii. Wedergeldigmaking of hernieuwing klasse 1 medisch attest kan inoverweging genomen worden zonder beperking indien de aanvragerjonger is dan 40 jaar. Indien de aanvrager ouder is dan 40 jaar moet ereen OML beperking opgelegd worden gedurende 12 maanden.

3) Volledige linker bundeltakblok

Een coronaire oppuntstelling is noodzakelijk indien de aanvragerouder is dan 40 jaar.

i. De aanvrager van een initieel klasse 1 medisch attest moet eenstabiele periode van 3 jaar voorleggen.

ii. Wedergeldigmaking of hernieuwing van een klasse 1 medischattest zonder beperking kan in overweging genomen worden na eenperiode van 3 jaar. Tijdens deze 3 jaar is een OML-beperking vereist.

4) Venticulaire pre-excitatie

i. Een initieel klasse 1 medisch attest mag door de SLG in overweginggenomen worden bij een asymptomatische kandidaat indien hetelectrofysiologisch onderzoek met medicamenteuze stimulatie van hetautonome zenuwstelsel geen re-entry tachycardie uitlokt en het bestaanvan multipele accessoire pathways uitsluit.

ii. Wedergeldigmaking of hernieuwing van het medisch attest klasse1 bij asymptomatische aanvragers met pre-excitatie kan door de SLGuitgereikt worden met een OML-beperking.

5) Pacemaker

Na de implantatie van een permanente pacemaker kan een medischegeschiktheid ten vroegste 3 maanden na de ingreep overwogen opvoorwaarde dat :

a) er geen andere reden tot ongeschiktheid bestaat;

b) het toestel met bipolaire afleidingen werkt;

c) de aanvrager niet afhankelijk is van de pacemaker;

d) een regelmatige follow-up verzekerd wordt met controle van depacemaker; en

e) wedergeldigmaking of hernieuwing van het medisch attest klasse1 vereist de OML-beperking.

6) Ablatie

De aanvrager van een medisch attest klasse 1 die met succes eenkatheder ablatie-ingreep heeft ondergaan, zal een OML-beperking vanminstens 1 jaar krijgen tenzij een electrofysiologisch onderzoek uitge-voerd minimum twee maanden na deze ingreep een bevredigendresultaat geeft.

In de andere gevallen waar een gunstige evolutie op langere termijnniet kan aangetoond worden door invasief of niet-invasief onderzoek,kan een bijkomende periode met OML-beperking voor klasse 1 en/ofvan observatie noodzakelijk zijn.

D. Beslissing door de SLG van Klasse 2

De beslissing door de SLG van de klasse 2 kandidaten gebeurtvolgens dezelfde procedure als voor klasse 1. Een OSL (uitsluitend met« safety pilot ») of OPL (uitsluitend zonder passagiers) beperking kanopgelegd worden.

Art. 61. Aanvragers met een niet geopereerd infrarenaal abdominaalaorta-aneurysma kunnen door de SLG geschikt verklaard worden vooreen medisch attest klasse 1 met OML-beperking of klasse 2 metOSL-beperking. Follow-up door echografie kan, indien noodzakelijkdoor de SLG opgelegd worden.

ii. La revalidation ou le renouvellement d’un certificat de classe 1 seradéterminé par la SMA.

2) Bloc de branche droit complet

i. La délivrance d’un certificat initial de classe 1 peut être envisagéepar la SMA pour les demandeurs ayant moins de 40 ans. Après l’âge de40 ans, une période de stabilité de 12 mois devra être démontrée.

ii. La revalidation ou le renouvellement d’un certificat de classe 1sans restriction peut être envisagée si le demandeur a moins de 40 ans.Une restriction OML doit être appliquée pendant 12 mois après 40 ans.

3) Bloc de branche gauche complet

Une investigation des artères coronaires est nécessaire après l’âge de40 ans.

i. Le demandeur d’un certificat initial de classe 1 devra démontrerune période de stabilité de 3 ans.

ii. La revalidation ou le renouvellement d’un certificat de classe 1sans restriction peut être envisagé après 3 ans. Lors de ces 3 ans unerestriction OML sera appliquée.

4) Pré-excitation ventriculaire

i. Un certificat médical initial de classe 1 peut être accordé par la SMAà un candidat asymptomatique si une étude électrophysiologique, avecstimulation pharmacologique du système nerveux autonome n’induitpas de tachycardie par réentrée et ne révèle pas la présence d’unfaisceau accessoire.

ii. Un certificat médical de revalidation ou de renouvellement declasse 1 avec restriction OML pourra être délivré par la SMA à uncandidat asymptomatique présentant un syndrome de préexcitation.

5) Stimulateur cardiaque

Après la mise en place d’un stimulateur cardiaque endocavitaire, unedécision d’aptitude ne peut être envisagée que 3 mois au moins aprèsl’implantation et est soumise à condition :

a) qu’il n’y a pas d’autres causes d’inaptitude;

b) que le système doit comporter des électrodes bipolaires;

c) que le demandeur ne doit pas être dépendant du stimulateur;

d) qu’un suivi régulier comportant un contrôle du stimulateur; et

e) que la revalidation ou le renouvellement du certificat de classe 1exige la limitation OML.

6) Ablation

Le demandeur de classe 1 qui a subi avec succès une ablation parcathéter fera l’objet d’une restriction OML pendant au moins 1 an,excepté si une étude électrophysiologique, pratiquée au minimum 2mois après l’ablation, démontre des résultats satisfaisants.

Pour ceux chez qui l’évolution à long terme ne peut être démontréepar des tests invasifs ou non invasifs, une période supplémentaire derestriction OML pour la classe 1 et/ou d’observation peut êtrenécessaire.

D. Prise de décision par la SMA pour la classe 2

Les décisions de la SMA pour la classe 2 suivront la procédure dedécision pour la classe 1. Une limitation OSL (présence d’un pilote desécurité à bord) ou OPL (valide uniquement sans passagers) peut êtreimposée.

Art. 61. Les demandeurs présentant des anévrismes aortiques abdo-minaux infra-rénaux non-opérés peuvent être considérés par la SMAcomme entraînant une aptitude avec une limitation OML pour la classe1 ou une limitation OSL pour la classe 2. Un suivi par échographie sinécessaire peut être exigé par la SMA.

50244 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 111: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Na de operatie van een infrarenaal abdominaal aorta-aneurysmazonder complicaties en na een cardiovasculaire beoordeling kan eenmedisch attest klasse 1 met OML-beperking of klasse 2 met OSL-beperking door de SLG afgeleverd worden indien de door de SLGopgelegde follow-up plaatsvindt.

Art. 62. 1° Hartgeruis

Het vaststellen van hartgeruis van onbekende oorsprong vereist hetadvies van een door de SLG erkend cardioloog en evaluatie door deSLG. Indien het geruis significant wordt bevonden, moet een check-upworden uitgevoerd met tenminste een bidimensionele-Doppler-echocardiografie.

2° Valvulopathie

a) De aanvrager met een bicuspiede aortaklep kan zonder OML- ofOSL-beperking geschikt verklaard worden indien geen andere cardiale-of aorta-anomalie wordt aangetoond. Follow-up met een echocardio-grafie kan, indien noodzakelijk, door de SLG opgelegd worden.

b) De aanvrager die een stenose van de aortaklep vertoont moet doorde SLG geëvalueerd worden. De linkerventrikelfunctie moet intact zijn.Een voorgeschiedenis van systeemembolie of een belangrijke dilatatievan de thoracale aorta leidt tot ongeschiktheid. De aanvrager met eengemiddelde differentiële druk lager dan 20 mm Hg kan geschiktverklaard worden. De aanvrager met een gemiddelde differentiële druktussen 20 mm Hg en 40 mm Hg kan geschikt verklaard worden voorklasse 2 of voor klasse 1 met OML-beperking. Bij een gemiddeldedifferentiële druk tot 50 mm Hg kan de SLG een geschiktheidoverwegen. De SLG kan, indien noodzakelijk, een opvolging metbidimensionele Doppler-echocardiografie opleggen.

c) Een banale aorta insufficiëntie kan aanvaard worden voor klasse 1zonder OML-beperking en voor klasse 2 zonder OSL-beperking. Debidimensionele Doppler-echocardiografie mag geen anomalie van deaorta ascendens aantonen. Een follow-up, indien noodzakelijk, kandoor de SLG bepaald worden.

d) Een rheumatische mitraalklepaandoening heeft normaliter onge-schiktheid tot gevolg.

e) Mitraal prolaps of mitraal-insufficiëntie : de asymptomatischekandidaat die een geïsoleerde mediosystolische click vertoont, kangeschikt verklaard worden voor klasse 1 zonder OML-beperking envoor klasse 2 zonder OSL-beperking. De kandidaat met een lichtemitralis-insufficiëntie zonder verwikkelingen kan voor klasse 1 eenOML-beperking opgelegd krijgen door de SLG. De kandidaat die eenvolumeoverbelasting van de linker ventrikel vertoont met een vergro-ting van de linker ventriculaire telediastolische diameter, moet onge-schikt verklaard worden. In al deze gevallen wordt een periodiekecontrole door de SLG vereist.

3° Valvulaire chirurgie

a) De kandidaat met een mechanische klepprothese moet ongeschiktverklaard worden.

b) Asymptomatische kandidaten met een biologische hartkleppro-these die tenminste 6 maanden na de ingreep met goed resultaat deonderzoeken hebben ondergaan die een normale klep- en ventrikel-functie alsook een normale morfologie aantonen, kunnen door de SLGgeschikt verklaard worden onder voorbehoud van :

1) een bevredigend symptoomgelimiteerd inspannings-ECG tot aanBruce stadium IV of gelijkwaardig waarbij een door de SLG aanvaardcardioloog geen significante afwijkingen aantoont. Eenmyocardscintigrafie/stress-echocardiografie is vereist indien het ECGin rust abnormaal is en er een coronaire aandoening is aangetoond. Ziehoofdstuk V, artikelen 58, 59 en 60;

2) een bidimensionele Doppler-echocardiografie die geen significanteselectieve ventrikelvergroting aantoont, een weefselklep met slechtsminimale structurele veranderingen, met een normale Doppler bloed-flow en geen structurele, noch functionele afwijking van de anderehartkleppen. De linker ventrikelejectiefractie moet normaal zijn;

3) de bewezen afwezigheid van een coronaire aandoening, tenzij eenbevredigende revascularisatie is bereikt (zie hoofdstuk V, artikel 60);

4) geen vereiste cardioactieve medicatie;

5) een cardiologische follow-up met inspannings- ECG en bidimen-sionele echocardiografie door de SLG opgelegd indien noodzakelijk.

Een geschiktheidsverklaring dient vergezeld te zijn van een OML-beperking voor klasse 1. Voor klasse 2 kan een geschiktheid zonderOSL-beperking.

Après une correction chirurgicale d’un anévrisme de l’aorte abdomi-nale infra-rénale sans complication et après un bilan cardio-vasculaire,un certificat médical de classe 1 avec restriction OML ou de classe 2avec restriction OSL peut être accordé par la SMA, avec un suiviapprouvé par celle-ci.

Art. 62. 1° Souffle cardiaque

Un souffle cardiaque d’étiologie inconnue exige l’avis d’un cardiolo-gue reconnu par la SMA et une évaluation par la SMA. S’il est reconnusignificatif, le bilan doit comporter au moins une échocardiographieDoppler bidimentionnelle.

2° Valvulopathies

a) Le demandeur présentant une bicuspidie aortique peut être déclaréapte sans limitation OML ou OSL en l’absence démontrée d’autreanomalie cardiaque ou aortique. Le suivi avec échographie, si néces-saire, sera déterminé par la SMA.

b) Le demandeur présentant une sténose valvulaire aortique requiertl’avis de la SMA . La fonction ventriculaire gauche doit être intacte. Unantécédent d’embole systémique ou de dilatation significative de l’aortethoracique entraîne l’inaptitude. Le demandeur ayant un gradient depression moyen inférieur à 20 mm Hg peut être déclaré apte. Ledemandeur ayant un gradient de pression moyen situé entre 20 et40 mm Hg pourra être considéré comme apte pour la classe 2 ou avecune limitation OML pour la classe 1. Un gradient de pression moyenjusqu’à une valeur de 50 mm Hg pourra éventuellement être accepté àla discrétion de la SMA. Le suivi avec échographie bidimensionnelle, sinécessaire sera déterminé par la SMA.

c) Une insuffisance aortique banale est admissible sans limitationOML pour la classe 1 ou OSL pour la classe 2. L’échocardiographieDoppler bidimensionnelle ne doit pas montrer d’anomalie de l’aorteascendante. Le suivi, si nécessaire, sera déterminé par la SMA.

d) Une atteinte rhumatismale de la valve mitrale entraîne générale-ment l’inaptitude.

e) Prolapsus mitral ou insuffisance mitrale : le candidat asymptoma-tique présentant un click méso-systolique isolé peut être déclaré aptesans limitation OML pour la classe 1 ou OSL pour la classe 2. Lecandidat présentant une insuffisance mitrale minime non compliquéepeut faire l’objet d’une décision de limitation OML pour la classe 1 parla SMA. Le candidat présentant des signes de surcharge volumique duventricule gauche avec augmentation du diamètre ventriculaire télé-diastolique gauche doit être déclaré inapte. Tous ces cas doivent fairel’objet d’un contrôle périodique déterminé par la SMA.

3° Chirurgie valvulaire

a) Le candidat porteur d’une prothèse valvulaire mécanique doit êtredéclaré inapte.

b) Les candidats asymptomatiques porteurs d’une valve biologiquequi, au moins 6 mois après l’intervention, ont subi des investigationsdémontrant un fonctionnement normal de la valve et du ventriculeainsi qu’une morphologie ventriculaire normale, peuvent être déclarésapte par la SMA sous réserve :

1) d’un ECG d’effort satisfaisant limité par l’apparition de symptô-mes, atteignant le stade IV du protocole de Bruce ou équivalent, quisera interprétée par un cardiologue reconnu par la SMA comme nemontrant pas d’anomalie significative. Une scintigraphie myocardique/échographie de stress est exigée si l’ECG de repos est anormal et si uneaffection des coronaires a été démontrée. Voir chapitre V, articles 58, 59et 60;

2) d’une échographie Doppler bidimentionnelle ne montrant pas dedilatation significative des cavités, une prothèse valvulaire ne présen-tant que des altérations structurelles minimales, avec un flux sanguinnormal (Doppler) et aucune anomalie structurelle ou fonctionnelle desautres valves. La fraction d’éjection ventriculaire gauche doit êtrenormale;

3) de la démonstration de l’absence d’affection coronaire, exceptédans le cas d’une revascularisation satisfaisante (voir chapitre V,article 60);

4) de l’absence de médication cardioactive;

5) d’un suivi cardiologique avec ECG d’effort et échocardiographiebidimentionnelle, exigée par la SMA si nécessaire.

Une décision d’aptitude sera assortie d’une limitation OML pour laclasse 1. Un certificat de classe 2 peut être délivré sans restriction OSL.

50245MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 112: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 63. De aanvrager die een onder behandeling is van anticoagu-lantia, moet door de SLG geevalueerd worden. Veneuze trombose enlongembolie leiden tot ongeschiktheid tot het einde van de anti-stollingsbehandeling. Longembolie vereist een volledige evaluatie. Eenanti-stollingsbehandeling voor een mogelijke arteriële thrombo-embolie leidt tot ongeschiktheid.

Art. 64. De anomalieën van het epicard, het myocard en hetendocard, primair of secundair, leiden tot ongeschiktheid tot aan deverdwijning van de klinische symptomen. De cardiovasculaire check-upvoorgelegd aan de SLG voor beslissing, kan een bidimensioneleDoppler-echocardiografie, een inspanningselektrocardiogram, en/ofeen myocardscintigrafie / een stressechocardiografie en een gedurende24 uren ambulant opgenomen elektrocardiogram vereisen. Een coro-narografie kan aangewezen zijn. Regelmatige controleonderzoeken eneen OML-beperking voor klasse 1 en OSL-beperking voor klasse 2kunnen opgelegd worden.

Art. 65. Congenitale cardiopathieën, zelfs chirurgisch gecorrigeerd,moeten normaliter leiden tot ongeschiktheid, tenzij zij functioneel vanmilde graad zijn en geen medicamenteuze behandeling vereisen. Eencardiologische check-up moet door de SLG vereist worden. Deonderzoekingen kunnen bestaan uit een bidimensionele Doppler-echocardiografie, een inspanningselektrocardiogram en een gedurende24 uren ambulant opgenomen elektrocardiogram. Regelmatige cardio-logische controles zijn verplicht. OML-beperkingen voor klasse 1 enOSL-beperkingen voor klasse 2 kunnen opgelegd worden.

Art. 66. Kandidaten die recidiverende syncopes hebben vertoondmoeten volgende onderzoeken ondergaan :

a) een symptoomgelimiteerd inspannings ECG met 12 afleidingen totaan Bruce stadium IV, of gelijkwaardig dat door een door de SLGaanvaard cardioloog zonder significante afwijkingen is bevonden.Indien het ECG in rust abnormaal is, zal een myocardscintigrafie/stress-echocardiografie noodzakelijk zijn;

b) een bidimensionele Doppler echocardiografie die geen belangrijkeselectieve uitzetting van de caviteiten noch structurele noch functioneleafwijkingen van de hartkleppen of het myocard aantoont;

c) een ambulant 24 uurs ECG dat geen geleidingsstoornis, geencomplexe of aanhoudende ritmestoornis, noch enig teken van myocard-ischemie aantoont;

d) eventueel een volgens standaardprotocol uitgevoerde « tilt-test »,die geen tekens van vasomotorische instabiliteit aantoont, volgens eendoor de SLG aanvaard cardioloog.

Kandidaten die aan bovenstaande voorwaarden voldoen kunnen nietvroeger dan 6 maanden na het begin van de aanval geschikt verklaardworden met OML-beperking voor klasse 1 of OSL-beperking voorklasse 2 en indien er geen recidief is. Een neurologische bilan isaangewezen. Een periode zonder recidief van 5 jaar is noodzakelijkalvorens de OML-beperking voor klasse 1 of de OSL-beperking voorklasse 2 kan opgeheven worden. Kortere of langere periodes kunnendoor de SLG aanvaard worden naargelang de individuele casus.Kandidaten die lijden aan een bewustzijnsverlies zonder prodromaletekens moeten ongeschikt verklaard worden.

Art. 67. De evaluaties omtrent de medische geschiktheid bij kwaad-aardige cardio-vasculaire gezwellen in dit domein worden uitvoerigerbesproken in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek, dat deSLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over hetcardiovasculair stelsel.

Afdeling 2. — Ademhalingsstelsel(JAR-FCL — Appendix 2)

Art. 68. Voor de afgifte van een medisch attest voor klasse 1 zijnspirometrische tests vereist bij het initieel onderzoek : een verhoudingFEV1/FVC lager dan 70 % vereist het advies van een pneumoloog.

Art. 69. De kandidaat die recidiverende astmacrisissen vertoont,wordt ongeschikt verklaard.

1° De SLG kan een medisch attest klasse 1 uitreiken, indien deklinische toestand stabiel is, met bevredigende longfunctieproeven, enindien de behandeling strikt verenigbaar is met de veiligheid tijdens hetvliegen. Het gebruik van systemische steroïden is niet toegestaan.

2° Het medisch attest voor klasse 2 kan door de EGE met het akkoordvan de SLG afgeleverd worden, indien de klinische toestand stabiel ismet bevredigende longfunctieproeven, indien de behandeling striktverenigbaar is met de veiligheid van het luchtverkeer en ondervoorbehoud van een volledig gunstig verslag aan de SLG. Het gebruikvan systemische steroïden is niet toegestaan.

Art. 63. Le cas d’un demandeur suivant un traitement anticoagulantrequiert l’avis de la SMA. Une thrombose veineuse ou une emboliepulmonaire entraîne l’inaptitude jusqu’à l’interruption du traitementanticoagulant. Une embolie pulmonaire nécessite une évaluationcomplète. Un traitement anticoagulant pour thromboembolie artériellepossible entraîne l’inaptitude.

Art. 64. Les anomalies de l’épicarde, du myocarde et de l’endocarde,primaires ou secondaires, entraînent l’inaptitude jusqu’à leur dispari-tion clinique. Le bilan cardiovasculaire soumis à la SMA pour décisionpeut nécessiter la réalisation d’une échocardiographie Doppler bidi-mensionnelle, d’un électrocardiogramme d’effort et/ou d’une scintigra-phie myocardique/échographie de stress et d’un enregistrement ambu-latoire de l’électrocardiogramme pendant 24 heures. Une coronarographiepeut être indiquée. Des contrôles fréquents et une limitation OML pourla classe 1 et OSL pour la classe 2 peuvent être imposés.

Art. 65. Les cardiopathies congénitales, même corrigées chirurgica-lement, doivent normalement entraîner l’inaptitude, à moins qu’ellesne soient fonctionnellement bénignes et qu’elles ne nécessitent pas detraitement médicamenteux. Un bilan cardiologique doit être exigé parla SMA. Les explorations peuvent comporter une échocardiographieDoppler bidimentionnelle, un électrocardiogramme d’effort et unenregistrement électrocardiographique ambulatoire de 24 heures. Descontrôles cardiologiques réguliers sont exigés. Les limitations OMLpour la classe 1 et OSL pour la classe 2 peuvent être imposées.

Art. 66. Les candidats qui ont présentés des épisodes récurrents desyncope doivent subir les examens suivants :

a) un ECG d’effort à 12 dérivations atteignant le stade IV du protocolede Bruce ou équivalent, qui sera interprété par un cardiologue reconnupar la SMA et ne montrera pas d’anomalie significative. Si l’ECG derepos est anormal, une scintigraphie myocardique/échographie destress sera exigée;

b) une échographie Doppler bidimentionnelle ne montrant pas dedilatation significative des cavités, ni anomalie structurelle ou fonction-nelle des valves ou du myocarde;

c) un électrocardiogramme ambulatoire de 24 heures ne montrant pasde trouble de conduction, ni de trouble du rythme complexe ousoutenu, ni de signe d’ischémie du myocarde;

d) un « tilt-test » éventuel montrant l’absence d’instabilité vasomo-trice, mené selon un protocole standard et interprété par un cardiologuereconnu par la SMA.

Les candidats remplissant les conditions décrites ci-dessus peuventêtre déclarés aptes, avec une restriction OML pour la classe 1 ou OSLpour la classe 2, pas moins de 6 mois après l’épisode initial et enl’absence de récidive. Un bilan neurologique est indiqué. Une périodede 5 ans sans récidive est nécessaire avant que la levée des restrictionsOML pour la classe 1 ou OSL pour la classe 2 puisse être envisagée. Despériodes plus courtes ou plus longues peuvent être acceptées par laSMA selon les cas. Les candidats qui présentent des pertes deconscience sans prodrome doivent être déclarés inaptes

Art. 67. Les prises de décision relatives aux tumeurs malignescardio-vasculaires sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » duManuel que la SMA consultera en même temps que le chapitrespécifique au domaine cardiovasculaire.

Section 2. — Appareil respiratoire(JAR-FCL — Appendix 2)

Art. 68. Pour la délivrance du certificat médical de classe 1, des testsspirométriques sont exigés à l’examen initial : un rapport VEMS/CVinférieur à 70% nécessite l’avis d’un pneumologue.

Art. 69. Le candidat ayant présenté des crises d’asthme récidivantesest déclaré inapte.

1° La SMA peut délivrer un certificat médical pour la classe 1, si l’étatclinique est stable, si les épreuves fonctionnelles respiratoires sontsatisfaisantes et si le traitement est strictement compatible avec lasécurité en vol. L’usage des corticoïdes systémiques n’est pas autorisé.

2° Le certificat médical de classe 2 peut être délivré par le MEA avecl’accord de la SMA si l’état clinique est stable, si les épreuvesfonctionnelles respiratoires sont satisfaisantes, si le traitement eststrictement compatible avec la sécurité aérienne, et sous réserve de latransmission d’un rapport complet satisfaisant à la SMA. L’usage descorticoïdes systémiques n’est pas autorisé.

50246 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 113: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 70. De kandidaat die lijdt aan evolutieve sarcoïdose moetongeschikt verklaard worden. Het uitreiken van een medisch attest kandoor de SLG evenwel overwogen worden indien :

1° een volledige check-up geen veralgemening van de ziekteaantoont en

2° de ziekte beperkt tot de hilaire lymfklieren inactief is en geenmedicamenteuze behandeling vereist.

Spontane pneumothorax

Art. 71. 1° Na de volledige genezing van een geïsoleerde spontanepneumothorax, kan een medisch attest uitgereikt worden, één jaar nahet voorval en na een volledig respiratoir bilan.

2° Het hernieuwen van een medisch attest met OML-beperking voorklasse 1 of met OSL-beperking voor klasse 2 kan door de SLGtoegestaan worden indien, na 6 weken, de kandidaat volledig hersteldis van een geïsoleerde spontane pneumothorax. Het opheffen van elkeOML of OSL-beperking kan door de SLG overwogen worden één jaarna het voorval en na een volledig respiratoir bilan.

3° Recidiverende spontane pneumothorax heeft ongeschiktheid totgevolg. Het medisch attest kan evenwel door de SLG worden uitgereiktna een heelkundige ingreep met een bevredigende recuperatie.

Art. 72. Een pneumonectomie heeft ongeschiktheid tot gevolg. DeSLG kan aanvaarden dat een medisch attest wordt uitgereikt na eenminder belangrijke ingreep op de thorax, na een volledig herstel en naeen volledige respiratoire check-up. Een OML-beperking voor klasse 1of een OSL-beperking voor klasse 2 kan opgelegd worden.

Art. 73. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in ditdomein worden uitvoerig besproken in het hoofdstuk « Oncologie »van het Handboek dat door de SLG samen met het hoofdstukbetreffende de pneumologie wordt geraadpleegd.

Afdeling 3. — Spijsverteringsstelsel(JAR-FCL — Appendix 3)

Art. 74. 1° De aanvrager met een recidiverende dyspepsie die eenbehandeling vereist moet bijkomend onderzoek ondergaan.

2° Pancreatitis heeft ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan hetuitreiken van een medisch attest overwegen indien de oorzaak van deobstructie niet meer aanwezig is (vb : medicatie, galstenen).

3° Alcohol kan de oorzaak zijn van dyspepsie of van pancreatitis.Desgevallend zal een volledige evaluatie van het gebruik of hetmisbruik ervan uitgevoerd worden.

Art. 75. Voor de aanvragers met één grote asymptomatische gal-steen kan de SLG het uitreiken van een medisch attest overwegen. Voorde aanvrager met meerdere asymptomatische galstenen kan de SLGeen medisch attest uitreiken voor klasse 2 of eenwedergeldigmaking/hernieuwing voor klasse 1 met OML-beperking.

Art. 76. Chronische inflammatoire darmaandoeningen zijn enkelaanvaardbaar als het bewijs kan geleverd worden dat er een volledigeremissie en stabilisatie is zonder noodzakelijke inname van systemischecorticosteroïden.

Art. 77. Elke abdominale chirurgische ingreep leidt tot een onge-schiktheid van minstens drie maanden. De SLG mag al vroeger eenmedisch attest wedergeldig maken of hernieuwen indien een volledigegenezing is ingetreden, de kandidaat klachtenvrij is en het risico vansecundaire verwikkelingen of recidief minimaal is.

Art. 78. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in ditdomein worden uitvoerig besproken in het hoofdstuk « Oncologie »van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek over het spijsverteringsstelsel handelt.

Afdeling 4. — Metabolische, nutritionele en endocriene stoornissen(JAR-FCL — Appendix 4)

Art. 79. Een metabolische, nutritionele of endocriene dysfunctieheeft ongeschiktheid tot gevolg. De geschiktheid kan overwogenworden door de SLG indien de aandoening asymptomatisch verloopt,klinisch gecompenseerd en stabiel is, met of zonder substitutietherapie,en indien zij regelmatig gecontroleerd wordt door een bevoegdspecialist.

Art. 80. Het vaststellen van een glycosurie en een abnormaleglycemie vereist bijkomend onderzoek. De geschiktheid kan door deSLG overwogen worden indien aangetoond wordt dat de glucosetole-rantie normaal is (verlaagde nierdrempel) of bij gestoorde glucosetole-rantie zonder diabetische pathologie de toestand van de kandidaatvolledig onder controle is door dieet en regelmatige follow-up.

Art. 70. Le candidat atteint de sarcoïdose évolutive doit être déclaréinapte. La délivrance d’un certificat médical peut être envisagée par laSMA si :

1° après un bilan complet, aucune atteinte générale n’est démontréeet

2° si la maladie limitée aux ganglions lymphatiques hilaires estinactive et ne nécessite aucun traitement médicamenteux.

Pneumothorax spontané

Art. 71. 1° Après guérison complète d’un pneumothorax spontanéisolé, le certificat médical peut être délivré après un an à dater del’incident et après un bilan respiratoire complet.

2° Le renouvellement du certificat médical avec limitation OML pourla classe 1 ou limitation OSL pour la classe 2 peut être accordé par laSMA si, au bout de 6 semaines, le candidat s’est parfaitement rétablid’un épisode de pneumothorax spontané isolé. La levée de toutelimitation OML ou OSL peut être envisagée par la SMA après un an àdater de l’incident et après un bilan respiratoire complet.

3° Toute récidive de pneumothorax spontané entraîne l’inaptitude.Le certificat médical peut être délivré par la SMA après une interven-tion chirurgicale avec récupération satisfaisante.

Art. 72. La pneumonectomie entraîne l’inaptitude. La délivrance ducertificat médical après chirurgie thoracique mineure peut être acceptéepar la SMA en cas de rétablissement satisfaisant et après un bilanrespiratoire complet. La limitation OML pour la classe 1 ou la limitationOSL pour la classe 2 peut être imposée.

Art. 73. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes en cedomaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuel quela SMA consultera en même temps que le chapitre spécifique audomaine pneumologique.

Section 3. — Appareil digestif(JAR-FCL — Appendice 3)

Art. 74. 1° Le demandeur présentant une dyspepsie récidivantenécessitant un traitement doit faire l’objet d’un bilan complémentaire.

2° La pancréatite entraîne l’inaptitude. Le certificat médical peut êtredélivré par la SMA si la cause de l’obstruction (par exemple :médication, calculs biliaires) n’existe plus.

3° L’alcool peut être à l’origine d’une dyspepsie et d’une pancréatite.Le cas échéant, une évaluation complète de l’usage ou de l’abus deboissons alcoolisées sera requise.

Art. 75. La SMA peut envisager la délivrance d’un certificat médicalau demandeur porteur d’un calcul biliaire, volumineux, unique etasymptomatique. Pour le demandeur présentant des calculs biliairesmultiples asymptomatiques, la SMA peut délivrer un certificat médicalclasse 2 ou revalider/renouveler le certificat médical classe 1 aveclimitation OML.

Art. 76. Les affections intestinales inflammatoires chroniques nesont acceptables qu’à la condition que la rémission soit établie etstabilisée et que l’usage de corticoïdes par voie systémique ne soit pasrequis.

Art. 77. Toute intervention de chirurgie abdominale entraîne l’inap-titude pour une durée minimale de trois mois. La SMA peut accorderplus précocement la revalidation ou le renouvellement du certificatmédical si la guérison est complète, si le candidat est asymptomatiqueet si le risque de complication secondaire ou de récidive est minime.

Art. 78. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes en cedomaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuel quela SMA consultera en même temps que le chapitre concernant ledomaine digestif.

Section 4. — Troubles métaboliques nutritionnels et endocriniens(JAR-FCL — Appendice 4)

Art. 79. Tout dysfonctionnement métabolique, nutritionnel ou endo-crinien entraîne l’inaptitude. L’aptitude peut être envisagée par la SMAsi l’affection est asymptomatique, cliniquement compensée et stable,avec ou sans traitement substitutif, et si elle est régulièrement suivie parun spécialiste approprié.

Art. 80. La constatation d’une glycosurie et d’une glycémie anor-male exige un bilan complémentaire. L’aptitude peut être envisagée parla SMA s’il est démontré que la tolérance au glucose est normale (seuilrénal abaissé) ou en cas de tolérance anormale au glucose, en l’absencede toute pathologie diabétique, si l’état du candidat est parfaitementcontrôlé par un régime et un suivi régulier.

50247MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 114: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 81. Een behandeling met antidiabetische geneesmiddelen heeftongeschiktheid tot gevolg. In bepaalde gevallen evenwel, kan hetgebruik van biguaniden of alfa-glucosidase inhibitoren toegestaanworden, mits een OML-beperking voor klasse 1 of zonder enigebeperking voor klasse 2. Een behandeling met sulfonylurea kanaanvaard worden bij een wedergeldigmaking of hernieuwing van hetmedisch attest van klasse 2 met OSL-beperking.

Art. 82. De ziekte van Addison leidt tot ongeschiktheid. Het uitrei-ken van het initieel medisch attest van klasse 2 of de wedergeldigma-king of hernieuwing van het medisch attest van klasse 1 kan door deSLG overwogen worden op voorwaarde dat cortisone voorradig is voorgebruik tijdens het uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagdevergunning. Een klasse 1 met OML-beperking of klasse 2 met OSL-beperking kan opgelegd worden.

Art. 83. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in ditdomein worden uitvoerig besproken in het hoofdstuk « Oncologie »van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek handelt over metabolische, nutritionele en endocriene stoor-nissen.

Afdeling 5. — Hematologie(JAR-FCL — Appendix 5)

Art. 84. Bloedarmoede die zich uit in een vermindering van hethemoglobinegehalte in het bloed vereist verdere onderzoeken. Eenanemie die niet reageert op medicatie heeft ongeschiktheid tot gevolg.De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen indien deprimaire oorzaak (bv. een ijzertekort of een tekort aan vitamine B 12)efficiënt kan behandeld worden en het hematocriet gestabiliseerd wordtop een peil hoger dan 32% of indien het gaat om milde vormen vanthalassemie of hemoglobinopathie, bij afwezigheid van paroxystischeantecedenten en na het bewijs dat de functionele mogelijkheden perfectbewaard zijn.

Art. 85. Elke hypertrofie van de lymfklieren vereist een check-up.De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen ingeval hetgaat om een volledige genezing van een acuut infectieus proces of omeen lymphoom van Hodgkin of een non-Hodgkin-lymfoom van hogegraad die behandeld werd en volledig hersteld is.

Art. 86. Ingeval van chronische leukemie, kan de SLG het uitreikenvan een medisch attest overwegen. Er mogen geen antecedenten vanaantasting van het centraal zenuwstelsel zijn noch blijvende bijwerkin-gen van enige behandeling die het uitoefenen van de voorrechten vande aangevraagde vergunning kunnen beïnvloeden. Het hemoglobine-gehalte en het aantal bloedplaatjes moeten bevredigend zijn. Eenregelmatige follow-up is vereist.

Art. 87. Elke splenomegalie vereist een check-up. De SLG kan hetuitreiken van een medisch attest overwegen, indien de hypertrofieminiem is, stabiel en niet gepaard gaat met een andere ziekte (bv. eenchronische malaria die behandeld wordt) of indien het gaat om eenminimale splenomegalie in associatie met een andere ziekte die geeninvloed heeft op de geschiktheid (bijvoorbeeld een lymphoom vanHodgkin in remissie).

Art. 88. Bij polycytemie is een check-up vereist. De SLG kan hetuitreiken van een medisch attest met beperking OML voor klasse 1 ofOSL voor klasse 2 overwegen indien de toestand stabiel is en nietgepaard gaat met een andere aandoening.

Art. 89. Belangrijke stoornissen in de bloedstolling vereisen eencheck-up. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest metbeperking OML voor klasse 1 of OSL voor klasse 2 overwegen, bijafwezigheid van antecedenten met significante bloedingen of trombo-embolische episoden.

Art. 90. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen van ditstelsel worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie » vanhet Handboek, dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek handelt over de hematologie.

Afdeling 6. — Urinair stelsel(JAR-FCL — Appendix 6)

Art. 91. Elke anomalie bij een urineonderzoek vereist bijkomendonderzoek.

Art. 81. La prise de médicaments antidiabétiques entraîne l’inapti-tude. Dans certains cas, cependant, l’utilisation de biguanides oud’inhibiteurs de l’alpha-glucosidase peut être tolérée avec limitationOML pour la classe 1 ou sans limitation pour la classe 2. L’usage dessulfonylurées peut être autorisé en cas de revalidation ou de renouvel-lement du certificat médical pour la classe 2 avec une limitation OSL.

Art. 82. La maladie d’Addison entraîne l’inaptitude. La délivrancedu certificat médical pour la classe 2 ou un certificat de revalidation oude renouvellement pour la classe 1 peut être envisagé par la SMA àcondition que de la cortisone soit à disposition à bord pour usagependant l’exercice des privilèges de la licence demandée. Une limita-tion OML pour la classe 1 ou OSL pour la classe 2 peut être envisagée.

Art. 83. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes en cedomaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuel quela SMA consultera en même temps que le chapitre spécifique auxtroubles métaboliques, nutritionnels et endocriniens.

Section 5. — Hématologie(JAR-FCL — Appendice 5)

Art. 84. Les anémies se traduisant par une diminution du tauxd’hémoglobine doivent faire l’objet d’un bilan. Toute anémie qui neréagit pas aux médications entraîne l’inaptitude. La délivrance d’uncertificat médical peut être envisagée par la SMA en cas de traitementefficace de la cause primaire (par exemple une carence martiale ou unecarence en vitamine B12), et si l’hématocrite s’est stabilisé à plus de32 %, ou dans les cas mineurs de thalassémie ou d’hémoglobinopathie,en l’absence d’antécédents paroxystiques et après démonstration decapacités fonctionnelles parfaitement conservées.

Art. 85. Toute hypertrophie des ganglions lymphatiques nécessiteun bilan. La délivrance du certificat médical peut être envisagée par laSMA en cas de guérison complète d’un processus infectieux aigu ou delymphome de Hodgkin ou non-Hodgkinien de grade élevé, traité et enrémission complète.

Art. 86. En cas de leucémie chronique, la délivrance du certificatmédical peut être envisagé par la SMA. Il ne devra pas y avoird’antécédents d’atteinte du système nerveux central et le traitement nedevra pas avoir d’effets secondaires qui pourrait être de nature àretentir sur l’exercice en toute sécurité des privilèges de la licencedemandée. Le taux d’hémoglobine et le nombre de plaquettes devrontêtre satisfaisants, et un suivi régulier est exigé.

Art. 87. Toute splénomégalie exige un bilan. La SMA peut envisagerla délivrance du certificat médical si l’hypertrophie est minime, stableet si elle ne s’accompagne d’aucune autre maladie (par exemple unpaludisme chronique traité) ou en cas de splénomégalie minimeassociée à une maladie sans répercussion sur l’aptitude (par exempleun lymphome de Hodgkin en rémission).

Art. 88. Toute polycytémie doit faire l’objet d’un bilan. La SMA peutenvisager la délivrance d’un certificat médical avec limitation OMLpour la classe 1 ou OSL pour la classe 2 si la maladie est stable et nes’accompagne d’aucune autre affection.

Art. 89. Les troubles importants de la coagulation exigent un bilan.La SMA peut envisager la délivrance d’un certificat médical aveclimitation OML pour la classe 1 ou OSL pour la classe 2 en l’absenced’antécédents d’épisodes hémorragiques ou thromboemboliques signi-ficatifs.

Art. 90. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes en cedomaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuel quela SMA consultera en même temps que le chapitre concernantl’hématologie.

Section 6. — Appareil urinaire(JAR-FCL — Appendice 6)

Art. 91. Toute anomalie du test urinaire nécessite des explorationscomplémentaires.

50248 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 115: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 92. Asymptomatische nierstenen of antecedenten van nierkolie-ken vereisen een check-up. Tijdens de onderzoekingen of in afwachtingvan een behandeling, kan de SLG wedergeldigmaking of hernieuwingvan het medisch attest overwegen met OML-beperking voor klasse 1 ofmet OSL-beperking voor klasse 2. Na een efficiënte behandeling kan deSLG het uitreiken van een medisch attest overwegen zonder OML-beperking voor klasse 1 of OSL-beperking voor klasse 2. Indien eenniersteen overblijft kan de SLG de wedergeldigmaking of hernieuwingvan het medisch attest voor klasse 1 met OML-beperking, en met ofzonder OSL-beperking voor klasse 2 overwegen.

Art. 93. Elke belangrijke urologische chirurgische ingreep leidt totongeschiktheid voor minstens drie maanden. De SLG kan de uitreikingvan een medisch attest overwegen indien de kandidaat volledigklachtenvrij is en indien het risico op secundaire verwikkelingen ofrecidive gering is.

Art. 94. Niertransplantatie of totale cystectomie zijn onverenigbaarmet het uitreiken van een initieel medisch attest. Bij wedergeldigma-king of hernieuwing ervan kan een geschiktheid overwogen wordendoor de SLG onder de volgende voorwaarden :

1° de niertransplantatie moet volledig gecompenseerd zijn en goedverdragen worden met uitsluitend een minimale immunosuppressie-therapie, en na verloop van minstens 12 maanden;

2° de totale cystectomie moet functioneel bevredigend zijn, zondertekens van recidive, van besmetting of van een andere primairepathologie.

In beide gevallen kan de OML-beperking voor klasse 1 of deOSL-beperking voor klasse 2 opgelegd worden.

Art. 95. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen van ditstelsel worden uitvoerig besproken in het hoofdstuk « Oncologie » vanhet Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek handelt over het urinair stelsel.

Afdeling 7. — Diverse seksueel overdraagbare ziekten en infecties(JAR-FCL — Appendix 7)

Art. 96. Een positieve HIV heeft ongeschiktheid tot gevolg.

Art. 97. De SLG kan een wedergeldigmaking of hernieuwing vanhet medisch attest van personen die HIV- positief zijn overwegen metOML-beperking voor klasse 1 of met OSL-beperking voor klasse 2 enonder voorbehoud van frequente controleonderzoeken. Het optredenvan AIDS of een complex verwant met AIDS heeft ongeschiktheid totgevolg.

Art. 98. Acute syfilis heeft ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kanhet uitreiken van een medisch attest overwegen voor een kandidaat diecorrect behandeld wordt en genezen is van elke aandoening van hetprimaire of secundaire stadium van de ziekte.

Art. 99. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in ditdomein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie »van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek handelt over de seksueel overdraagbare ziekten en infecties.

Afdeling 8. — Gynaecologie en obstetrie(JAR-FCL. — Appendix 8)

Art. 100. Na kennis te hebben genomen van een obstetrischecheck-up, kan de SLG, de EGE of ECLG in samenspraak met de SLG,een medisch attest uitreiken aan zwangere vrouwen tijdens de eerste 26weken van hun zwangerschap. De SLG, ECLG, EGE, zal de kandidateen haar behandelend geneesheer een geschreven nota overhandigenmet informatie over de mogelijke significante verwikkelingen van dezwangerschap (zie Handboek). In dit geval bevat het medisch attestvan klasse 1 een tijdelijke OML-beperking. In geval van zwangerschapzal de tijdelijk opgelegde OML-restrictie voor klasse 1 na het einde vande zwangerschap of na de bevalling opgeheven worden door de ECLGof EGE, die de SLG inlichten.

Art. 101. Belangrijke gynaecologische chirurgische ingrepen leidentot een ongeschiktheid van minstens drie maanden. De SLG magvoortijdig een geschiktheid overwegen bij wedergeldigmaking ofhernieuwing van het medisch attest indien de houdster ervan volledigklachtenvrij is en het risico op secundaire verwikkelingen of recidiveminimaal is.

Art. 102. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in ditdomein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie »van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek handelt over gynaecologie en obstetrie.

Art. 92. Les calculs rénaux asymptomatiques ou les antécédents decoliques néphrétiques exigent un bilan. Pendant les investigations oudans l’attente du traitement, la SMA peut envisager la revalidation oule renouvellement du certificat médical avec limitation OML pour laclasse 1 ou OSL pour la classe 2. Après un traitement efficace, ladélivrance d’un certificat médical sans limitation OML pour la classe 1ou OSL pour la classe 2 peut être envisagé par la SMA. En cas depersistance d’un calcul rénal, la SMA peut envisager la revalidation oule renouvellement du certificat médical avec limitation OML pour laclasse 1 et avec ou sans limitation OSL pour la classe 2.

Art. 93. Toute opération chirurgicale urologique majeure entraînel’inaptitude pour une durée minimale de trois mois. La délivrance d’uncertificat médical peut être envisagée par la SMA si le candidat estcomplètement asymptomatique et si le risque de complications secon-daires ou de récidive est faible.

Art. 94. Les interventions de transplantation rénale ou de cystecto-mie totale excluent la délivrance d’un certificat médical initial. Lors dela revalidation ou du renouvellement, la SMA peut envisager l’aptitudeaux conditions suivantes :

1° transplantation rénale parfaitement compensée et tolérée, nenécessitant qu’un traitement immunosuppresseur minime, et après unrecul minimum de 12 mois;

2° cystectomie totale fonctionnellement satisfaisante, sans signes derécidive, d’infection ou d’autre affection primaire.

Dans les deux cas, la limitation OML pour la classe 1 ou OSL pour laclasse 2 peut être imposée.

Art. 95. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes en cedomaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuel quela SMA consultera en même temps que le chapitre spécifique auxtroubles de l’appareil urinaire.

Section 7. — Maladies et infections diverses sexuellement transmissibles(JAR-FCL — Appendice 7)

Art. 96. La positivité au VIH entraîne l’inaptitude.

Art. 97. La revalidation ou le renouvellement du certificat médicaldes sujets VIH-positifs avec limitations OML pour la classe 1 ou OSLpour la classe 2 peut être envisagé par la SMA, sous réserve decontrôles fréquents. La survenue d’un SIDA ou du complexe apparentéau SIDA entraîne l’inaptitude.

Art. 98. La syphilis aiguë entraîne l’inaptitude. La SMA peutenvisager la délivrance d’un certificat médical au sujet correctementtraité et guéri de toute atteinte au stade primaire ou secondaire del’affection.

Art. 99. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes en cedomaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuel quela SMA consultera en même temps que le chapitre spécifique auxmaladies et infections diverses sexuellement transmissibles.

Section 8. — Gynécologie et obstétrique(JAR-FCL. — Appendice 8)

Art. 100. Après avoir pris connaissance du bilan obstétrical, la SMA,le MEA ou le CMA en accord avec la SMA peut accorder à une femmeenceinte un certificat médical valable pour les 26 premières semaines desa grossesse. La SMA, le MEA ou le CMA fournira à la candidate et àson médecin traitant un avis écrit, les informant de la possibilité decomplications notables éventuelles de la grossesse (voir Manuel). Dansce cas, le certificat médical de classe 1 doit être l’objet d’une limitationOML temporaire qui ne pourra être levée qu’après la fin de la grossesseou après l’accouchement par le CMA ou le MEA qui informera la SMA.

Art. 101. Les interventions majeures de chirurgie gynécologiqueentraînent l’inaptitude pour une durée minimale de trois mois. La SMApeut accepter une revalidation ou un renouvellement plus précoce ducertificat médical si la titulaire est totalement asymptomatique et si lerisque de complication secondaire ou de récidive est minime.

Art. 102. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes ence domaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuelque la SMA consultera en même temps que le chapitre spécifique à lagynécologie et à l’obstétrique.

50249MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 116: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Afdeling 9. — Spier- en skeletvereisten(JAR-FCL — Appendix 9)

Art. 103. Een lichamelijke anomalie, zoals obesitas of een spier-zwakte, kan een medische test vereisen tijdens een vlucht of in eensimulator erkend door de SLG. Er wordt bijzondere aandacht besteedaan de procedures in geval van noodsituaties en de evacuatie in dezegevallen. Een OML-beperking voor klasse 1 of een OSL-beperking voorklasse 2 kan nodig zijn of een beperking voor een specifiek aangeduidvliegtuig (OAL) of voor bepaalde vliegtuigtypen.

Art. 104. In geval van deficiëntie van een lidmaat, kan de SLG deuitreiking van medisch attest klasse 2 of wedergeldigmaking ofhernieuwing van een medisch attest klasse 1 overwegen, overeenkom-stig JAR - FCL 3.125, en na het slagen in een medische test in vlucht ofin een vluchtsimulator.

Art. 105. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwe-gen aan de aanvrager die een inflammatoire, infiltrerende, traumatischeof degeneratieve aandoening van het spierstelsel of het skelet vertoont.In de mate dat de ziekte in remissie is, de kandidaat geen verbodenmedicatie inneemt en geslaagd is in een eventuele medisch test invlucht of in een vluchtsimulator, kan het nodig zijn een bijzonderebeperking op te leggen voor een specifiek aangeduid vliegtuig (OAL) ofvoor bepaalde vliegtuigtypen of een OML-beperking voor klasse 1 ofeen OSL-beperking voor klasse 2.

Art. 106. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in ditdomein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie »van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek handelt over spieren en skelet.

Afdeling 10. — Psychiatrische aandoeningen(JAR-FCL — Appendix 10)

Art. 107. Een bevestigde schizofrenie, een schizofreniforme aandoe-ning of een bevestigde waanstoornis heeft ongeschiktheid tot gevolg.Een geschiktheid kan slechts door de SLG overwogen worden indiende SLG de verzekering heeft dat de initiële diagnose verkeerd was ofonvoldoende gestaafd of indien het maar ging om een éénmaligeepisode van waanzin op voorwaarde dat de aanvrager geen definitieveschade heeft opgelopen.

Art. 108. Een bevestigde stemmingsstoornis heeft ongeschiktheidtot gevolg. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegenna kennisname van het individuele dossier en in functie van het type ende ernst van de stemmingsstoornis en nadat alle psychotrope medicatiesedert een aanvaardbare periode werd stopgezet.

Art. 109. Eén enkele zelfmoordpoging of herhaalde episodes vanopzettelijke zelfverwonding hebben ongeschiktheid tot gevolg. De SLGkan het uitreiken van een medisch attest evenwel overwegen na eengrondige individuele evaluatie die een psychologische evaluatie of eenpsychiatrische expertise of een neuropsychologische beoordeling kanvereisen.

Art. 110. Mentale- of gedragsstoornissen te wijten aan misbruikalcohol of andere middelen met of zonder afhankelijkheid, hebbenongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan het uitreiken van een medischattest overwegen na verloop van twee jaar tijdens dewelke het bewijsgeleverd wordt dat betrokkene sober is m.b.t. alcoholgebruik of geenmiddelen meer inneemt. De SLG kan voortijdig een wedergeldigma-king of hernieuwing overwegen voor klasse 1 met OML-beperking ofvoor klasse 2 met OSL-beperking. Deze beslissing wordt door de SLGop individuele basis genomen en bevat behandeling en opvolgingonder volgende voorwaarden :

1° hospitalisatie voor behandeling van enkele weken in een gespe-cialiseerde instelling gevolgd door :

2° expertise door een psychiater erkend door de SLG;

3° doorlopende evaluatie, met inbegrip van bloedonderzoeken enverslagen verstrekt door het professioneel milieu en dit voor onbe-paalde duur.

Afdeling 11. — Neurologische aandoeningen(JAR-FCL — Appendix 11)

Art. 111. Al de aandoeningen van het zenuwstelsel, gestabiliseerd ofprogressief, die tot een onvermogen hebben geleid of daartoe kunnenaanleiding geven, hebben ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kanevenwel, na een grondige evaluatie, lichte functionele deficits die deeluitmaken van een gestabiliseerde ziekte, aanvaarden en de geschikt-heid overwegen.

Section 9. — Conditions musculo-squelettique(JAR-FCL — Appendice 9)

Art. 103. Toute anomalie corporelle, notamment l’obésité ou undéficit musculaire, peut nécessiter un test médical en vol ou dans unsimulateur approuvé par la SMA. Il convient d’étudier tout particuliè-rement les procédures en situation d’urgence et l’évacuation dans cescirconstances. Il peut être nécessaire d’imposer une limitation OMLpour la classe 1 ou OSL pour la classe 2, ou une limitation spéciale pourun avion particulier (OAL) ou pour certains types d’avions.

Art. 104. Dans les cas de déficience d’un membre, la délivrance d’uncertificat médical classe 2 ou la revalidation ou le renouvellement d’uncertificat médical classe 1 peut être envisagé par la SMA en conformitéavec le JAR-FCL 3.125 et après réussite d’un test médical en vol ou dansun simulateur de vol.

Art. 105. La SMA peut envisager la délivrance du certificat médicalà un demandeur présentant une maladie inflammatoire, infiltrante,traumatique ou dégénérative de l’appareil musculo-squelettique. Dansla mesure où la maladie est en rémission, si le candidat ne prend pas demédicaments interdits et s’il a passé avec succès un éventuel testmédical en vol ou dans un simulateur de vol, il peut être nécessaired’imposer une limitation spéciale pour un avion particulier (OAL) oupour certains types d’avions, ou une limitation OML pour la classe 1 ouOSL pour la classe 2.

Art. 106. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes ence domaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuelque la SMA consultera en même temps que le chapitre concernant ledomaine musculo-squelettique.

Section 10. — Affections psychiatriques(JAR-FCL — Appendice 10)

Art. 107. Un état de schizophrénie établie, une affection schizophré-niforme ou des troubles hallucinatoires entraînent l’inaptitude. Lecertificat médical ne peut être envisagé que si la SMA a l’assurance quele diagnostic initial était erroné ou mal fondé ou s’il n’y a eu qu’un seulépisode de délire à condition que le demandeur ne présente aucuntrouble permanent.

Art. 108. Tout trouble de l’humeur avéré entraîne l’inaptitude. LaSMA peut envisager la délivrance d’un certificat médical sur baseindividuelle en fonction du type et de la gravité de ce trouble et aprèsque toute médication ait été arrêtée depuis une période acceptable.

Art. 109. Une tentative de suicide unique ou des épisodes répétésd’auto mutilations entraînent l’inaptitude. La délivrance d’un certificatmédical peut être envisagée par la SMA après complète évaluation ducas, qui peut exiger un bilan psychologique ou une expertise psychia-trique ou une évaluation neuropsychologique.

Art. 110. Des troubles mentaux ou de comportement, dus à l’abusd’alcool ou d’autres substances avec ou sans dépendance, entraînentl’inaptitude. La délivrance du certificat médical peut être envisagée parla SMA après une période de deux ans pendant laquelle la sobriété oul’absence d’usage de substances sont prouvées. La revalidation ou lerenouvellement du certificat médical avec limitation OML pour laclasse 1 ou OSL pour la classe 2 peut être envisagé par la SMA après unepériode plus courte. Cette décision est prise par la SMA sur baseindividuelle et comprend un traitement et suivi selon les conditionssuivantes :

1° hospitalisation de quelques semaines pour traitement dans unétablissement spécialisé suivi par :

2° expertise par un psychiatre désigné par la SMA;

3° évaluation continue, comportant des examens sanguins et desrapports fournis par l’environnement professionnel, et ceci pour unedurée indéterminée.

Section 11. — Affections neurologiques(JAR-FCL — Appendice 11)

Art. 111. Toutes les affections stables ou progressives du systèmenerveux causant ou pouvant entraîner un déficit significatif entraînentl’inaptitude. Toutefois, après évaluation approfondie, la SMA peutadmettre des déficits fonctionnels mineurs associés à une maladiestabilisée et envisager l’aptitude.

50250 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 117: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 112. Het voorkomen van een of meerdere perioden van bewust-zijnsstoornissen zonder gekende oorzaak leidt tot ongeschiktheid. Ingeval van een unieke dergelijke episode kan de SLG de geschiktheidaanvaarden als het optreden ervan op een aannemelijke wijze kantoegeschreven worden aan een niet-recurrente oorzaak en na eengrondige neurologische check-up. Recurrentie leidt tot ongeschiktheid.

Art. 113. Epileptiforme paroxystische elektro-encefalografische ano-malieën en focaal trage golven hebben ongeschiktheid tot gevolg. Eenbijkomende evaluatie zal door de SLG vereist worden.

Art. 114. De diagnose van epilepsie leidt tot ongeschiktheid, uitge-zonderd wanneer er een onmiskenbaar bewijs is van een goedaardigevorm van epilepsie tijdens de kinderjaren met een te verwaarlozenrisico op herval. De aanvrager dient symptoomvrij te zijn en geenbehandeling meer te volgen sedert minstens 10 jaar. Het optreden vanéén of meerdere convulsieve episodes na de leeftijd van 5 jaar leidt totongeschiktheid. In het geval van een acute symptomatische episode,die door een neuroloog, aanvaard door de SLG, met zeer weinig risicovoor recidive beschouwd wordt, kan de SLG een geschiktheidsverkla-ring uitreiken.

Art. 115. Aan de kandidaat met een éénmalige afebrile epilepti-forme aanval en niet meer optredend na meer dan 10 jaar na debehandeling en waar er geen enkele evidentie is van blijvendevoorbestemdheid tot epilepsie kan een medisch attest afgeleverdworden indien het risico op het voorkomen van dergelijke aanvallen inde toekomst volgens de SLG binnen aanvaardbare limieten ligt. Voorklasse 1 dient een OML-beperking te worden opgelegd.

Art. 116. Schedeltrauma met bewustzijnsverlies met of zonder openhersentrauma kunnen door de SLG aanvaard worden na volledigegenezing en na een grondige neurologische check-up. Na volledigegenezing en een verwaarloosbaar risico op epilepsie-aanvallen kan deSLG de geschiktheid overwegen.

Art. 117. Kandidaten met een voorgeschiedenis van trauma aan hetruggemerg- of perifere zenuwstelsel moeten beoordeeld worden vol-gens de musculo-skeletale vereisten overeenkomstig afdeling 9, arti-kel 104 en zoals hernomen in de « Manual of Civil Aviation Medicine ».

Art. 118. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in ditdomein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie »van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek handelt over neurologische aandoeningen.

Afdeling 12. — Oftalmologische vereisten(JAR-FCL — Appendix 12)

Art. 119. 1° Bij het initieel onderzoek voor het uitreiken van eenmedisch attest van klasse 1 moet een oftalmologisch onderzoekuitgevoerd worden door een door de SLG erkend oftalmoloog.

2° Bij het initieel onderzoek voor het uitreiken van het medisch attestvoor klasse 2 moet het oftalmologisch onderzoek uitgevoerd wordendoor een oftalmoloog erkend door de SLG. Elke kandidaat die eencorrectie nodig heeft om te voldoen aan de criteria, moet een afschriftvoorleggen van het meest recente voorschrift van de correctieglazen.

Art. 120. Bij elk geneeskundig onderzoek voor wedergeldigmakingof hernieuwing moet de visuele geschiktheid van de houder van devergunning nagegaan worden en ook een eventuele stoornis in elk oog.Al de abnormale of twijfelachtige gevallen moeten verwezen wordennaar een oftalmoloog erkend door de SLG.

Art. 121. Een oftalmologisch onderzoek is minstens vereist in vol-gende omstandigheden :

— bij een belangrijke vermindering van de ongecorrigeerde gezichts-scherpte;

— bij elke vermindering van de best gecorrigeerde gezichtsscherpte;

— na elke oogaandoening door ziekte, trauma of na oogchirurgie.

Art. 122. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in ditdomein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie »van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek handelt over oftalmologie.

Afdeling 13. — Gezichtsvereisten(JAR-FCL — Appendix 13)

Art. 123. De refractie van het oog en de functionele werking moet demaatstaf zijn voor het bepalen van de geschiktheid.

Art. 112. Les antécédents d’un ou plusieurs épisodes de troubles dela conscience sans cause connue entraînent l’inaptitude. Dans le casd’un seul épisode isolé, l’aptitude peut être envisagée par la SMA si cetépisode peut être expliqué de facon satisfaisante par une cause nonrécurrente après un bilan neurologique approfondi. La récurrenceentraîne l’inaptitude.

Art. 113. Les anomalies épileptiformes électro-encéphalographiquesparoxystiques et la présence d’ondes focales lentes entraînent l’inapti-tude. Une mise au point complémentaire sera exigée par la SMA.

Art. 114. Le diagnostic d’épilepsie entraîne l’inaptitude excepté s’iln’existe aucun doute sur la présence d’un syndrome d’épilepsiebénigne durant l’enfance associé à un très faible risque de récidive et sile demandeur est libre de toute récidive et ait arrêté toute médicationdepuis au moins une période de 10 ans. La survenue d’un ou plusieursépisodes convulsifs après l’âge de 5 ans entraîne l’inaptitude. Toutefois,en cas d’une atteinte aiguë symptomatique, considérée comme ayantun risque très faible de récidive par un neurologiste accepté par laSMA, une décision d’aptitude peut être accordée par la SMA.

Art. 115. Un candidat n’ayant présenté qu’un seul épisode épilepti-que afébril et chez qui, il n’a été noté aucune récidive depuis au moins10 ans après le traitement et qui ne montre pas d’évidence à uneprédisposition à l’épilepsie pourra obtenir un certificat médical àcondition que la SMA estime le risque d’un épisode futur dans deslimites acceptables. Pour la classe 1 une limitation OML sera appliquée.

Art. 116. Les traumatismes crâniens avec perte de conscience,associé ou non avec une fracture crânienne ouverte peuvent être admispar la SMA après guérison complète et bilan neurologique approfondi.Dans le cas où la récupération est complète et où le risque d’épilepsieest faible, l’aptitude peut être envisagée par la SMA.

Art. 117. Les conditions concernant les candidats ayant eu desantécédents de traumatisme de la colonne ou des nerfs périphériquesdoivent être soumis aux exigences musculo-squelettiques décrites dansla section 9, article 104 ainsi que dans le « Manual of Civil AviationMedicine ».

Art. 118. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes ence domaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuelque la SMA consultera en même temps que le chapitre concernant ledomaine neurologique.

Section 12. — Conditions ophtalmologiques(JAR-FCL — Appendice 12)

Art. 119. 1° Lors de l’examen initial pour la délivrance d’un certificatmédical de classe 1, un examen ophtalmologique doit être pratiqué parun ophtalmologue agréé par la SMA.

2° Lors de l’examen initial pour la délivrance d’un certificat médicalde classe 2, un examen ophtalmologique doit être pratiqué par unophtalmologue agréé par la SMA. Tout candidat nécessitant unecorrection visuelle pour satisfaire aux critères doit soumettre une copiede sa plus récente prescription de verres correcteurs.

Art. 120. A chaque examen médical de revalidation ou de renouvel-lement, il s’impose d’effectuer un contrôle de l’aptitude visuelle dutitulaire de la licence et de rechercher un éventuel trouble à chaque oeil.Tous les cas anormaux ou douteux doivent être adressés à unophtalmologue agréé par la SMA.

Art. 121. Un examen pratiqué par un ophtalmologue doit êtreréalisé au minimum dans les cas suivants :

— importante diminution de l’acuité visuelle non-corrigée;

— à chaque diminution de la meilleure acuité visuelle corrigée;

— après toute affection, traumatisme ou chirurgie oculaire.

Art. 122. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes ence domaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuelque la SMA consultera en même temps que le chapitre spécifique àl’ophtalmologie.

Section 13. — Conditions de vision(JAR-FCL — Appendice 13)

Art. 123. La réfraction oculaire et les performances fonctionnelles del’œil doivent être la référence pour les décisions d’aptitude.

50251MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 118: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 124. 1° Klasse 1. Voor de kandidaten die slechts voldoen aan decriteria met het dragen van een optische correctie kan de SLG hetuitreiken van een medisch attest voor klasse 1 overwegen indien derefractiestoornis gelegen is tussen +5,0 en -6,0 dioptrieën, en opvoorwaarde dat :

a) geen belangrijke pathologie wordt vastgesteld;

b) een optimale correctie wordt bekomen;

c) indien de refractiestoornis groter is dan +/- 3,0 dioptrie, eenoftalmologisch onderzoek door een oftalmoloog erkend door de SLGom de vijf jaar wordt uitgevoerd.

2° Klasse 1. De SLG kan de wedergeldigmaking of hernieuwing vanhet medisch attest overwegen bij een refractiestoornis groter dan -6,0 dioptrieën op voorwaarde dat :

a) geen belangrijke pathologie wordt vastgesteld;

b) een optimale correctie wordt bekomen;

c) een oftalmologisch onderzoek door een oftalmoloog erkend doorde SLG om de twee jaar wordt uitgevoerd.

3° Klasse 2. Indien de refractiestoornis gelegen is tussen -5,0 en-8,0 dioptrieën bij het initieel medisch onderzoek of meer dan-8,0 dioptrieën bij wedergeldigmaking of hernieuwing kan de SLG hetuitreiken van een medisch attest van klasse 2 overwegen op voor-waarde dat :

a) geen belangrijke pathologie wordt vastgesteld;

b) een optimale correctie wordt bekomen.

Astigmatisme

Art. 125. Klasse 1. De SLG kan de wedergeldigmaking of hernieu-wing van het medisch attest klasse 1 overwegen indien de astigmatis-mecomponent groter is dan 3,0 dioptrieën op voorwaarde dat :

a) geen belangrijke pathologie wordt vastgesteld;

b) een optimale correctie wordt bekomen;

c) een oftalmologisch onderzoek door een oftalmoloog erkend doorde SLG om de twee jaar wordt uitgevoerd.

Keratoconus

Art. 126. De SLG kan het uitreiken van het medisch attest klasse 2 ofde wedergeldigmaking of de vernieuwing van het medisch attestklasse 1 overwegen bij keratoconus op voorwaarde dat :

a) aan de gezichtsvereisten voldaan wordt met behulp van correctie-lenzen;

b) een oftalmologisch onderzoek op tijdstippen zoals bepaald door deSLG door een oftalmoloog erkend door de SLG wordt uitgevoerd.

Anisometropie

Art. 127. Klasse 1. De SLG kan een geschiktheid overwegen bijwedergeldigmaking of hernieuwing van het medisch attest indien deanisometropie groter is dan 3,0 dioptrieën op voorwaarde dat :

a) geen belangrijke pathologie wordt vastgesteld;

b) een optimale correctie wordt bekomen;

c) een oftalmologisch onderzoek door een oftalmoloog erkend doorde SLG om de twee jaar wordt uitgevoerd.

Monoculariteit

Art. 128. 1° 1. Het verlies van het zicht uit één oog leidt totongeschiktheid voor klasse 1.

2. Bij het initieel onderzoek voor een medisch attest van klasse 2 vaneen kandidaat met een functioneel verlies van één oog kan de SLG eenmedisch attest overwegen onder de volgende voorwaarden :

a) het verlies van het zicht uit één oog trad op na de leeftijd van 5 jaar;

b) op het ogenblik van het initieel onderzoek moet het beste oogvolgende karakteristieken vertonen :

i. een gezichtsscherpte voor ver van minstens 10/10 zonder optischecorrectie;

ii. geen refractieafwijking;

iii. geen antecedenten van refractieve chirurgie;

iv. geen belangrijke pathologie.

c) slagen in een vliegtest afgenomen door een door het DGLV erkendexaminator die kennis heeft van de mogelijke problemen tijdens vluchtbij verlies van het zicht uit één oog;

Art. 124. 1° Classe 1. Pour les candidats qui atteignent les perfor-mances visuelles uniquement avec l’usage d’une correction optique laSMA peut envisager la délivrance du certificat médical de classe 1 sil’anomalie de réfraction est comprise entre +5,0 à -6,0 dioptries, et auxconditions suivantes :

a) absence vérifiée de toute pathologie importante;

b) obtention d’une correction optimale;

c) si l’erreur de réfraction excède +/- 3,0 dioptries, un examenophtalmologique sera pratiquée tous les cinq ans par un ophtalmolo-gue agréé par la SMA.

2° Classe 1. Dans les cas de revalidation ou de renouvellement, sil’anomalie de réfraction myopique excède -6,0 dioptries la SMA peutenvisager la délivrance d’un renouvellement du certificat médical auxconditions suivantes :

a) absence vérifiée de toute pathologie importante;

b) obtention d’une correction optimale;

c) un examen ophtalmologique sera pratiqué tous les deux ans par unophtalmologue agréé par la SMA.

3° Classe 2. Si l’anomalie de réfraction est comprise entre -5,0 à -8,0dioptries à l’examen initial ou excède - 8,0 dioptries en cas derevalidation ou de renouvellement la SMA peut envisager la délivrancedu certificat médical de classe 2 aux conditions suivantes :

a) absence vérifiée de toute pathologie importante;

b) obtention d’une correction optimale.

Astigmatisme

Art. 125. Classe 1. Si la composante d’astigmatisme excède 3,0 diop-tries, la SMA peut envisager la délivrance d’un certificat médical derevalidation ou de renouvellement aux conditions suivantes :

a) absence vérifiée de toute pathologie importante;

b) obtention d’une correction optimale;

c) un examen ophtalmologique sera pratiqué tous les deux ans par unophtalmologue agréé par la SMA.

Kératocone

Art. 126. La SMA peut envisager la délivrance d’un certificatmédical pour la classe 2 ou un certificat de revalidation ou derenouvellement pour la classe 1 aux conditions suivantes :

a) les conditions visuelles doivent être obtenues par l’usage delentilles correctrices;

b) un examen ophtalmologique devra être pratiqué à une fréquencedéterminée par la SMA par un ophtalmologue agréé par la SMA.

Anisométropie

Art. 127. Classe 1. Si l’anisométropie excède 3,0 dioptries, la SMApeut envisager la revalidation ou le renouvellement du certificatmédical aux conditions suivantes :

a) absence vérifiée de toute pathologie importante;

b) obtention d’une correction optimale;

c) un examen ophtalmologique sera pratiqué tous les deux ans par unophtalmologue agréé par la SMA.

Monocularité

Art. 128. 1° 1. La monocularité entraîne l’inaptitude pour la classe 1.

2. La SMA peut envisager la délivrance d’un certificat médical initialde classe 2 pour un candidat qui présente une monocularité fonction-nelle aux conditions suivantes :

a) monocularité acquise après l’âge de 5 ans;

b) au moment de l’examen initial, le meilleur œil doit présenter lescaractéristiques suivantes :

i. acuité visuelle à distance non-corrigée d’au moins 10/10;

ii. absence d’erreur de réfraction;

iii. pas d’antécédents de chirurgie réfractive;

iv. absence vérifiée de toute pathologie significative.

c) réussite d’un test en vol sous la surveillance d’un examinateuragréé par la DGTA et qui est familiarisé aux difficultés engendrées parla monocularité;

50252 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 119: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

d) operationele beperkingen kunnen door het DGLV opgelegdworden.

3. De SLG kan een wedergeldigmaking of hernieuwing van eenmedisch attest klasse 2 overwegen op voorwaarde dat de oftamoloogerkend door de SLG oordeelt dat de onderliggende pathologieaanvaardbaar is en de aanvrager een bevredigende test tijdens vluchtheeft afgelegd bij een door het DGLV erkend examinator die kennisheeft van de eventuele problemen bij verlies van het zicht uit één oog.Operationele beperkingen, kunnen door het DGLV opgelegd worden.

2° Elke daling van de centrale gezichtsscherpte van één oog onder degrenzen bepaald in hoofdstuk II, artikel 22 (JAR-FCL 3.220) kanaanvaard worden voor de wedergeldigmaking of hernieuwing van eenmedisch attest van klasse 1, indien het gezichtsveld gemeten met beideogen samen normaal is en indien de oftalmoloog oordeelt dat deonderliggende pathologie aanvaardbaar is. Een bevredigende testtijdens vlucht is vereist, en een OML-beperking voor klasse 1 wordtopgelegd.

3° In geval de gezichtsscherpte uit één oog daalt onder de grenzenbepaald in hoofdstuk III, artikel 47 (JAR-FCL 3.340) kan de SLG dewedergeldigmaking of hernieuwing van een medisch attest van klasse2 overwegen, indien de onderliggende pathologie aanvaardbaar wordtgeacht, indien de gezichtsscherpte uit het andere oog aanvaardbaar isbij oftalmologische evaluatie aanvaard door de SLG en, indienaangewezen, onder voorbehoud van een eventuele medische test invlucht met bevredigend resultaat.

4° De aanvrager die een defect van het gezichtsveld vertoont kangeschikt verklaard worden op voorwaarde dat het binoculair gezichts-veld normaal is en de onderliggende pathologie aanvaardbaar is voorde SLG.

Heteroforieën

Art. 129. De aanvrager of houder van een medisch certificaat moeteen oftamologisch onderzoek ondergaan bij een oftalmoloog erkenddoor de SLG. De fusiereserves zullen onderzocht worden volgens demethoden aanvaard door de SLG (bv : Rood/Groen binoculairefusietest van Goldman).

Art. 130. Na refractieve chirurgie kan de SLG de afgifte van eenmedisch attest overwegen voor klasse 1 of 2 op voorwaarde dat :

1° de preoperatieve refractie de limieten +5,0 / -6,0 dioptrie voorklasse 1 en + 5,0 / - 8,0 dioptrie voor klasse 2 niet overschrijden zoalsbepaald in hoofdstuk II, artikel 22, 2° en in hoofdstuk III, artikel 47, 2°,[JAR-FCL 3.220 (b) en 3.340 (b)];

2° een voldoende stabilisatie van de refractie bekomen wordt(variaties van minder dan 0,75 dioptrieën gedurende de dag);

3° het oogonderzoek geen postoperatieve complicaties aantoont;

4° de gevoeligheid voor verblinding binnen de normale limieten valt;

5° de mesopische contrastgevoeligheid niet verminderd is;

6° opvolging plaatsvind door een door de SLG erkend oftalmoloog.

Cataractchirurgie

Art. 131. De afgifte van een medisch attest klasse 1 of klasse 2 kandoor SLG overwogen worden 3 maanden na de ingreep.

Retinachirurgie

Art. 132. De wedergeldigmaking of de hernieuwing van het medischattest klasse 1 en de afgifte van een initieel medisch attest klasse 2 kandoor de SLG uitgereikt worden 6 maanden na een succesvolle ingreep.De SLG kan een geschiktheid overwegen voor klasse 1 en 2 medischattest na een Laser-retinabehandeling. De SLG kan, indien nodig, eenoftalmologische follow-up opleggen.

Glaucoma chirurgie

Art. 133. De wedergeldigmaking of de hernieuwing van het medischattest klasse 1 en de afgifte van een initieel medisch attest klasse 2 kandoor de SLG uitgereikt worden 6 maanden na een succesvolle ingreep.De SLG kan, indien nodig, een oftalmologische follow-up opleggen.

Afdeling 14. — Kleurzin(JAR-FCL — Appendix 14)

Art. 134. De test van Ishihara (uitgave 24 platen) wordt beschouwdals geslaagd indien de eerste 15 platen correct worden gelezen, zondertwijfel of aarzeling (minder dan 3 seconden per plaat). Deze platenworden ad random aan de aanvrager voorgelegd. Men raadpleegt devoorschriften van het Handboek voor de belichtingsnormen.

d) des limitations opérationnelles, précisées par la DGTA pourrontêtre appliquées.

3 La SMA peut envisager la revalidation ou le renouvellement d’uncertificat médical de classe 2 si un ophtalmologue agréé par la SMAestime que la pathologie sous-jacente est acceptable et sous réserve dela réussite d’un test en vol sous la surveillance d’un examinateur agréépar la DGTA et qui est familiarisé aux difficultés engendrées par lamonocularité. Des limitations opérationnelles, précisées par la DGTApourront être appliquées.

2° Toute baisse de la vision centrale d’un oeil en dessous des limitesindiquées au chapitre II, article 22 (JAR-FCL 3.220) peut être admissiblepour la revalidation ou le renouvellement d’un certificat médical declasse 1 si le champ visuel binoculaire est normal et si l’ophtalmologueestime que la pathologie sous-jacente est acceptable. Un test en vol,estimé satisfaisant, est exigé et une limitation OML pour la classe 1s’impose.

3° En cas de baisse de la vision d’un oeil en dessous des limitesindiquées au chapitre III, article 47 (JAR-FCL 3.340), la revalidation oule renouvellement d’un certificat médical de classe 2 peut être envisagépar la SMA si la pathologie sous-jacente est estimée acceptable, si lacapacité visuelle de l’autre œil est acceptable après une évaluationophtalmologique acceptée par la SMA, et sous réserve, si indiqué, durésultat satisfaisant d’un test médical en vol.

4° Le demandeur présentant un déficit d’un champ visuel pourra êtredéclaré apte à condition que le champ visuel binoculaire soit normal etque la pathologie sous-jacente soit acceptable par la SMA.

Hétérophories

Art. 129. Le demandeur ou le titulaire d’un certificat médical doitsubir un examen ophtalmologique par un ophtalmologue agréé par laSMA. La réserve de fusion sera testée en utilisant des méthodesd’examen acceptés par la SMA. (Ex. Test de fusion binoculairerouge/vert de Goldman).

Art. 130. Après chirurgie réfractive, la délivrance d’un certificatmédical de classe 1 ou de classe 2 peut être envisagé par la SMA auxconditions suivantes :

1° la réfraction pré-opératoire comme définie dans le chapitre II,article 22, 2° et le chapitre III, article 47, 2° [JAR-FCL 3.220(b) et 3.340(b)]ne doit pas dépasser les limites de + 5,0 ou — 6,0 dioptries pour laclasse 1 et de + 5,0 ou - 8,0 dioptries pour la classe 2;

2° une stabilité satisfaisante de la réfraction doit être obtenue(variation diurne inférieure à 0,75 dioptries);

3° l’examen ophtalmologique ne montrant pas de complicationspost-opératoires;

4° la sensibilité à l’éblouissement étant dans les limites de la normale;

5° la sensibilité au contraste mésopique non altérée;

6° le contrôle sera pratiqué par un ophtalmologue agréé par la SMA.

. Chirurgie de la cataracte

Art. 131. La délivrance d’un certificat médical de classe 1 ou declasse 2 peut être envisagé par la SMA 3 mois après l’intervention.

Chirurgie rétinienne

Art. 132. La revalidation ou le renouvellement du certificat médicalde classe 1 et la délivrance d’un certificat initial de classe 2 pourra êtreenvisagé par la SMA 6 mois après une chirurgie avec réussite complète.Une aptitude pour la classe 1 et la classe 2 peut être envisagée par laSMA après une thérapie rétinienne au Laser. Le suivi ophtalmologique,si nécessaire, sera déterminé par la SMA.

Chirurgie du glaucome

Art. 133. La revalidation ou le renouvellement du certificat médicalde classe 1 et la délivrance d’un certificat initial de classe 2 pourra êtreenvisagé par la SMA 6 mois après une chirurgie avec réussite complète.Le suivi ophtalmologique, si nécessaire, sera déterminé par la SMA.

Section 14. — Perception des couleurs(JAR-FCL — Appendice 14)

Art. 134. Le test d’Ishihara (édition 24 planches) est considérécomme réussi si toutes les 15 premières planches sont identifiéescorrectement, sans doute ni hésitation (moins de 3 secondes parplanche). Les planches seront présentées au hasard au demandeur.Pour les conditions d’éclairage, se reporter au Manuel.

50253MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 120: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 135. De kandidaat die mislukt in de test van Ishihara wordtonderzocht met behulp van :

1° hetzij de anomaloscoop van Nagel of een equivalent toestel. Dezetest wordt beschouwd als geslaagd indien het afstemmen van dekleuren trichromatisch is en indien de afstemming van de kleuren gelijkis of kleiner dan 4 schaaleenheden;

2° hetzij de test met de lantaarn. Deze test wordt beschouwd alsgeslaagd indien de betrokkene zonder vergissing een test uitvoert meteen lantaarn goedgekeurd door de SLG, zoals de lantaarn vanHolmes-Wright, de lamp van Beyne of de lantaarn Spectrolux.

Afdeling 15. — Oto-rhino-laryngologische vereisten(JAR-FCL — Appendix 15)

Art. 136. Bij het initieel onderzoek moet een grondig ORL-onderzoek worden uitgevoerd in een ECLG of door een door de SLGaanvaard oto-rhino-laryngoloog, gespecialiseerd in luchtvaartgenees-kunde (zie handboek).

Art. 137. Ter gelegenheid van de onderzoeken voor wedergeldigma-king of hernieuwing moeten al de abnormale of twijfelachtige gevallenop ORL-gebied, verwezen worden naar een door de SLG aanvaardeoto-rhino-laryngoloog, gespecialiseerd in luchtvaartgeneeskunde.

Art. 138. Het vaststellen van een unieke, droge perforatie vanniet-infectieuze oorsprong, die de normale functie van het oor nietstoort, staat de uitreiking van een medisch attest niet in de weg.

Art. 139. Het vaststellen van een spontane of een positionelenystagmus vereist een volledige vestibulaire check-up door een door deSLG aanvaard oto-rhino-laryngoloog. In deze gevallen kan mensignificante abnormale antwoorden bij de calorische of de rotatoireproeven niet aanvaarden. Bij de onderzoeken voor wedergeldigmakingof hernieuwing moet de SLG abnormale vestibulaire antwoorden infunctie van de klinische context beoordelen.

Art. 140. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in ditdomein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie »van het handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek handelt over de oto-rhino-laryngologische vereisten.

Afdeling 16. — Gehoorvereisten(JAR-FCL — Appendix 16)

Art. 141. Het tonale audiogram moet de band van de frequenties 500tot 3000 Hz bestrijken. In deze frequentieband worden de drempelsbepaald voor de volgende frequenties :

— 500 Hz;

— 1 000 Hz;

— 2 000 Hz;

— 3 000 Hz.

Art. 142. 1° De kandidaten die een hypoacousie vertonen moetenverwezen worden naar de SLG voor verdere check-up en evaluatie.

2° Indien de verstaanbaarheid voldoende aangetoond kan worden inomstandigheden als de lawaaierige cockpit-omgeving en dit tijdens allefazen van de vlucht, kan de SLG een wedergeldigmaking of hernieu-wing van het medisch attest overwegen.

Afdeling 17. — Psychologische toestand(JAR-FCL — Appendix 17)

Indicatie

Art. 143. Een psychologische check-up moet overwogen worden alsonderdeel of complement van een gespecialiseerd psychiatrisch ofneurologisch onderzoek wanneer de instanties belast met de medischeonderzoeken of de directeur-generaal van het DGLV controleerbareinlichtingen ontvangt van een na te trekken bron, die wijzen op twijfelsover de geestelijke gegrondheid of persoonlijkheid van een bepaaldepersoon. Deze inlichtingen kunnen afkomstig zijn uit een ongeval ofincident, problemen bij de opleiding of de professionele bekwaamheids-testen, misdrijven of inlichtingen die betrekking hebben op het volledigveilig uitoefenen van de voorrechten van de vergunningen.

Psychologische criteria

Art. 144. Een psychologische check-up kan een geheel van biografi-sche gegevens, het opleggen van geschiktheids- en personaliteitstestenalsook een onderhoud met een psycholoog omvatten.

Art. 135. Le candidat qui échoue au test d’Ishihara doit être examinéen utilisant :

1° soit le test de l’anomaloscope de Nagel ou un appareil équivalent.Ce test est considéré comme réussi si l’ajustement des couleurs esttrichromatique et si la zone d’égalité des couleurs est égale ouinférieure à 4 unités d’échelle;

2° soit le test de la lanterne. Ce test est considéré comme réussi si lesujet effectue sans erreur un test avec une lanterne acceptée par la SMAtelle que la lanterne de Holmes-Wright, la lampe de Beyne ou lalanterne Spectrolux.

Section 15. — Conditions oto-rhino-laryngologiques(JAR-FCL — Appendice 15)

Art. 136. Lors de l’examen initial, un examen ORL approfondi (voirManuel) doit être effectué dans un CMA ou par un oto-rhino-laryngologue spécialisé en médecine aéronautique et accepté par laSMA.

Art. 137. Lors des examens de revalidation ou de renouvellement,tout cas anormal ou douteux de la sphère ORL doit être adressé à unoto-rhino-laryngologue spécialiste en médecine aéronautique, acceptépar la SMA.

Art. 138. La constatation d’une perforation sèche unique, d’originenon infectieuse, et ne perturbant pas le fonctionnement normal del’oreille, n’empêche pas la délivrance du certificat médical.

Art. 139. La constatation d’un nystagmus spontané ou positionneldoit faire pratiquer un bilan vestibulaire complet par un oto-rhino-laryngologue accepté par la SMA. Dans ces cas on ne peut admettre uneréponse significative anormale aux épreuves caloriques ou rotatoires.Lors des examens de revalidation ou de renouvellement, les réponsesvestibulaires anormales doivent être évaluées par la SMA en fonctionde leur contexte clinique.

Art. 140. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes ence domaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuelque la SMA consultera en même temps que le chapitre spécifique audomaine oto-rhino-laryngologique.

Section 16. — Conditions d’audition(JAR-FCL — Appendice 16)

Art. 141. L’audiogramme tonal doit couvrir la bande des fréquencesde 500 à 3000 Hz. Dans cette bande de fréquences, les seuils doivent êtredéterminés pour les fréquences suivantes :

— 500 Hz;

— 1 000 Hz;

— 2 000 Hz;

— 3 000 Hz .

Art. 142. 1° Les candidats présentant une hypoacousie doivent êtreadressés à la SMA pour poursuite du bilan et évaluation.

2° Si une compréhension auditive suffisante peut être démontréedans un milieu sonore correspondant aux conditions normales de bruiten vol dans un cockpit et ce pendant toutes les phases du vol, la SMApeut envisager une revalidation ou un renouvellement du certificatmédical.

Section 17. — Etat psychologique(JAR-FCL — Appendice 17)

Indication

Art. 143. Un bilan psychologique doit être envisagé comme unepartie ou un complément d’examen spécialisé psychiatrique ou neuro-logique quand les instances chargées des examens médicaux ou ledirecteur général de la DGTA recoit des informations vérifiables et desource identifiable, qui émettent des doutes concernant la santé mentaleou la personnalité d’un individu donné. L’origine de ces informationspeut être un accident ou un incident, des difficultés lors de l’entraîne-ment ou des tests de compétence professionnelle, des délits ou desinformations concernant l’exercice en toute sécurité des privilèges deslicences.

Critères psychologiques.

Art. 144. Le bilan psychologique peut comprendre un ensemble dedonnées biographiques, l’exigence de tests d’aptitude et de tests depersonnalité, et un entretien avec un psychologue.

50254 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 121: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Afdeling 18. — Dermatologische vereisten(JAR-FCL. — Appendix 18)

Art. 145. Een huidaandoening die pijn, ongemak, irritatie of jeukveroorzaakt kan de aandacht van het bemanningslid afleiden en aldusde veiligheid van de vlucht in het gedrang brengen.

Art. 146. Elke behandeling van de huid door bestraling of medica-menten kan algemene repercussies hebben waarmee rekening moetworden gehouden alvorens te besluiten tot de geschiktheid, deongeschiktheid of de geschiktheid met een OML-beperking voorklasse 1 of een OSL-beperking voor klasse 2.

Kankers of precancereuze aandoeningen van de huid.

Art. 147. 1° Het kwaadaardig melanoom, het spinocellulaire epithe-lioom, de ziekte van Bowen en de ziekte van Paget hebben ongeschikt-heid tot gevolg. De SLG kan het uitreiken van een medisch attestoverwegen als bewezen wordt dat het letsel, indien nodig, totaalverwijderd werd en onder voorbehoud van een regelmatige follow-up.

2° Het basocellulair epithelioom of het ulcus rodens, het kerato-acanthoom en de actinische keratosen vereisen een behandeling en/ofexcisie om het uitreiken of behouden van een medisch attest mogelijk temaken.

Andere huidaandoeningen

Art. 148. 1° acuut of veralgemeend chronisch eczeem;

2° huidreticulosis;

3° huidmanifestaties van een algemene ziekte.

Al deze of gelijkaardige aandoeningen vereisen dat er rekeningwordt gehouden met elke onderliggende aandoening of elke ingesteldebehandeling alvorens de SLG een beslissing kan nemen.

Art. 149. De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in ditdomein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie »van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk datspecifiek handelt over dermatologische aandoeningen.

Afdeling 19. — Oncologie(JAR-FCl — Appendix 19)

Art. 150. Het uitreiken van een klasse 1 medisch attest kan door deSLG overwogen worden en het uitreiken van een klasse 2 medischattest kan door de EGE in overleg met de SLG overwogen worden,indien :

a) er na de behandeling geen spoor bestaat van een overgeblevenkwaadaardige aandoening;

b) de bij het type tumor horende tijd voor kans op recidief verstrekenis sinds het einde van de behandeling;

c) het risico op plots onvermogen tijdens vlucht door herval of deaanwezigheid van uitzaaiingen door de SLG als verwaarloosbaarwordt beschouwd;

d) er geen aanwijzing is voor bijwerkingen van de behandeling nochop korte of lange termijn. Aanvragers die een chemotherapie behande-ling met anthracycline kregen moeten speciaal opgevolgd worden;

e) de nabehandeling door de SLG aanvaard wordt.

Een OML restrictie bij wedergeldigmaking of hernieuwing klasse 1medisch attest of OSL restrictie bij klasse 2 medisch attest kanoverwogen worden.

HOOFDSTUK VI. — Opheffings- en slotbepalingen

Art. 151. Het ministerieel besluit van 21 juni 2002 tot vaststellingvan de voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheidvan de leden van het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigenwordt opgeheven.

Brussel, 8 mei 2009.

De Eerste Minister,H. VAN ROMPUY

De Staatssecretaris voor Mobiliteit,toegevoegd aan de Eerste Minister,

E. SCHOUPPE

Section 18. — Conditions dermatologiques(JAR-FCL — Appendice 18)

Art. 145. Toute affection de la peau entraînant des douleurs, del’inconfort, de l’irritation ou des démangeaisons peut distraire l’atten-tion du membre d’équipage et affecter ainsi la sécurité du vol.

Art. 146. Tout traitement de la peau par irradiation ou médicamentpeut avoir des effets généraux qui doivent être pris en compte avantd’envisager l’aptitude, l’inaptitude ou l’aptitude restreinte au vol aveclimitation OML pour la classe 1, ou OSL pour la classe 2.

Affections cancéreuses ou pré-cancéreuses de la peau

Art. 147. 1° Le mélanome malin, l’épithélioma spinocellulaire, lamaladie de Bowen et la maladie de Paget entraînent l’inaptitude. Ladélivrance d’un certificat médical peut être envisagée par la SMA s’ilpeut être prouvé que la lésion a été, si nécessaire, totalement excisée etqu’elle fait l’objet d’un suivi régulier.

2° L’épithélioma baso-cellulaire ou ulcus rodens, le kérato-acanthomeet les kératoses actiniques exigent des traitements et/ou l’excision pourla délivrance ou le maintien du certificat médical.

Autres affections de la peau

Art. 148. 1° l’eczéma aigu ou chronique étendu;

2° la réticulose cutanée;

3° les manifestations dermatologiques d’une maladie générale.

Toutes ces affections ou autres similaires exigent de prendre enconsidération toute affection sous-jacente ou tout traitement instauréavant que la SMA ne puisse prendre une décision.

Art. 149. Les évaluations relatives aux cas de tumeurs malignes ence domaine sont détaillées dans le chapitre « Oncologie » du Manuelque la SMA consultera en même temps que le chapitre spécifique audomaine dermatologique.

Section 19. — Oncologie(JAR-FCL — Appendice 19)

Art. 150. La délivrance d’un certificat de classe 1 peut être envisagéepar la SMA et la délivrance d’un certificat de classe 2 peut être délivréepar un AME avec la supervision de la SMA aux conditions suivantes :

a) après traitement, aucun signe de récidive de la maladie cancéreuse;

b) selon le type de tumeur, un délai de temps approprié se soit écoulédepuis la fin du traitement;

c) un risque mineur acceptable envisagé par la SMA d’incapacitésubite en vol suite à une récidive éventuelle ou une métastase;

d) pas d’évidence de séquelle suite au traitement ni à court ni à longterme. Une attention particulière doit être envisagée chez les deman-deurs qui ont recu une chimiothérapie avec de l’anthracycline;

e) un suivi de traitement accepté par la SMA.

Une restriction OML en cas de revalidation ou de renouvellementpour la classe 1 ou une restriction OSL pour la classe 2 peut êtreenvisagée.

CHAPITRE VI. — Dispositions abrogatoire et finale

Art. 151. L’arrêté ministériel du 21 juin 2002 fixant les conditionsd’aptitude physique et mentale des membres d’équipage de conduitedes aéronefs civils est abrogé.

Bruxelles, le 8 mai 2009.

Le Premier Ministre,H. VAN ROMPUY

Le Secrétaire d’Etat à la Mobilité,adjoint au Premier Ministre,

E. SCHOUPPE

50255MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 122: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

FEDERALE OVERHEIDSDIENSTSOCIALE ZEKERHEID

[C − 2009/22350]N. 2009 — 2594

6 JULI 2009. — Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaardenen de nadere regels volgens dewelke de verplichte verzekeringvoor geneeskundige verzorging en uitkeringen aan de apotheker-titularis van een apotheek open voor het publiek of aan devennootschap waarvoor deze werkt, een tegemoetkoming verleentvoor het gebruik van een software bij afleveren van een genees-middel en een tegemoetkoming voor de registratie van voorgeschre-ven niet-vergoedbare farmaceutische producten

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor genees-kundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994,artikel 36undicies;

Gelet op het voorstel van de Overeenkomsten commissie apothe-kers – verzekeringsinstellingen, gedaan op 7 november 2008;

Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole van16 juli 2008;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voorgeneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- eninvaliditeitsverzekering gegeven op 24 november 2008;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op21 januari 2009;

Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris voor Begroting van12 februari 2009;

Gelet op het advies nr. 46.252/1 van de Raad van State, gegeven op7 april 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van dewetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volks-gezondheid,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK 1. — Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

1° « Instituut », Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzeke-ring;

2° « apotheker-titularis », apotheker die onder die hoedanigheidbekend is bij het Instituut;

3° « toepassingssoftwarepakket », toepassingssoftwarepakket dat detaken vermeld in artikel 2 van dit besluit mogelijk maakt en dat eenkwaliteitslabel bezit;

4° « softwarepakket », softwarepakket bestemd voor het registrerenvan niet-terugbetaalbare farmaceutische producten die werden afgele-verd op voorschrift;

5° « wetenschappelijke databank », databank die het softwarepakketvan de nodige gegevens voorziet en die een kwaliteitslabel bezit;

6° « kwaliteitslabel », het kwaliteitslabel toegekend door de Overeen-komstencommissie apothekers – verzekeringsinstellingen. Het labelbevat als kwaliteitselementen : « Evidence Based Medicine » gegevens,hun wetenschappelijke waarde en hun relevantie voor de praktijk. Alleelementen komen uit onafhankelijke bronnen en zijn industrie-onafhankelijk.

SERVICE PUBLIC FEDERALSECURITE SOCIALE

[C − 2009/22350]F. 2009 — 2594

6 JUILLET 2009. — Arrêté royal fixant les conditions et les modalitésselon lesquelles l’assurance obligatoire soins de santé et indem-nités accorde au pharmacien titulaire d’une officine ouverte aupublic ou à la société au sein de laquelle il travaille, uneintervention pour l’utilisation d’un logiciel lors de la délivranced’un médicament et une intervention pour l’enregistrement desproduits pharmaceutiques non-remboursables prescrits

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé etindemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, article 36undecies;

Vu la proposition de la Commission de conventions pharmaciens –organismes assureurs, faite le 7 novembre 2008;

Vu l’avis de la Commission de contrôle budgétaire du 16 juillet 2008;

Vu l’avis du Comité de l’assurance soins de santé de l’Institutnational d’assurance maladie-invalidité, donné le 24 novembre 2008;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 21 janvier 2009;

Vu l’accord du Secrétaire d’Etat au Budget, donné le 12 février 2009;

Vu l’avis n° 46.252/1 du Conseil d’Etat donné le 7 avril 2009, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseild’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;

Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales et de laSanté publique,

Nous avons arrêté et arrêtons :

CHAPITRE 1er. — Définitions

Article 1er. Pour l’application du présent arrêté, on entend par :

1° « l’Institut », l’Institut national d’assurance maladie-invalidité;

2° « pharmacien titulaire », pharmacien qui est reconnu en cettequalité au sein de l’Institut;

3° « logiciel d’application », logiciel d’application qui permet lestâches mentionnées dans l’article 2 du présent arrêté et détient un labelde qualité;

4° « logiciel », logiciel destiné à l’enregistrement des produits phar-maceutiques non remboursables délivrés sur prescription;

5° « base de données scientifiques », base de données qui prévoit lelogiciel des données nécessaires et qui détient un label de qualité;

6° « label de qualité », un label de qualité accordé par la Commissionde conventions pharmaciens – organismes assureurs. Le label contientcomme éléments de qualité : des données « Evidence Based Medicine »,leur valeur scientifique et leur pertinence pour la pratique. Tous leséléments proviennent de sources indépendantes et sont indépendantsde l’industrie.

50256 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 123: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

HOOFDSTUK 2. — Voorwaarden voor de tegemoetkoming verleend voor deaankoop van een gebruikerslicentie of de investeringen in een wetenschap-pelijke databank geïntegreerd in een toepassingssoftwarepakket dat reedsvanaf de eerste aflevering van geneesmiddelen gebruikt wordt voor deinformatieverschaffing aan de rechthebbende.

Art. 2. Om van deze tegemoetkoming te genieten, komen alleentoepassingssoftwarepakketten in aanmerking die :

1° het beheer van de aflevering overeenkomstig de regels van deverplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen,mogelijk maakt;

2° de informatieverschaffing aan de rechthebbende en de medicatie-begeleiding van de patiënt door de apotheker vanaf het moment van deeerste aflevering van de geneesmiddelen, mogelijk maakt;

3° de identificatie van de rechthebbende via een unieke parametermogelijk maakt;

4° toelaten dat de gegevens beoogd in de punten 5° en 6°, metbetrekking tot de laatste twaalf maanden, onmiddellijk beschikbaarzijn;

5° toelaten de aard van de verstrekkingen, te identificeren, gedefini-eerdopgrondvandenationalecodeofopgrondvanhetnomenclatuurnum-mer van de verstrekking;

6° een overzicht per rechthebbende geven van de verstrekkingen dieop voorschrift werden afgeleverd;

7° een door de Overeenkomstencommissie apothekers verzekerings-instellingen goedgekeurde wetenschappelijke databank gebruiken diede gegevens levert voor de informatieverschaffing en de medicatiebe-geleiding reeds vanaf de eerste aflevering door middel van eentoepassingssoftwarepakket;

8° de overdracht van de gegevens, bepaald door de Overeenkom-stencommissie apothekers – verzekeringsinstellingen, naar de tarife-ringsdienst toelaten, zodat deze de gegevens aan de verzekerings-instellingen kunnen overmaken overeenkomstig de Farmanetinstructies;

9° in de handel gebracht worden, door een softwareproducent, diezich ertoe verbindt om het pakket zo aan te passen dat de gebruiker degegevens die hij heeft ingebracht, kan recupereren bij aanpassingen ofverandering van software.

Art. 3. § 1.De Overeenkomstencommissie apothekers – verzekering-sinstellingen kent het kwaliteitslabel toe aan de wetenschappelijkedatabanken geïntegreerd in een toepassingssoftwarepakket en stelt hetbedrag van de tegemoetkoming voor dat wordt toegekend aan deapotheker-titularis van een apotheek opengesteld voor het publiek ofaan de vennootschap waarvoor deze werkt, voor de aankoop van eengebruikerslicentie of de investeringen in een wetenschappelijke data-bank geïntegreerd in een toepassingssoftwarepakket bestemd voor deaanlevering van gegevens reeds vanaf de eerste aflevering vangeneesmiddelen aan de rechthebbende.

§ 2. Het kwaliteitslabel wordt toegekend op basis van de wetenschap-pelijke waarde, de onafhankelijkheid, de controleerbaarheid en defeitelijkheid van de inhoud van de databank.

Art. 4. § 1. Voor het jaar 2008, bedraagt de eenmalige tegemoet-koming 300 euro per apotheek.

§ 2. Toepassingssoftwarepakketten en hun wetenschappelijke data-banken die reclameboodschappen bevatten en/of die gesponsord zijn,komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming.

CHAPITRE 2. — Conditions pour l’intervention accordée pour l’achat d’unelicence d’utilisation ou les investissements dans une base de donnéesscientifiques intégrée dans un logiciel d’application destiné à la fournitured’information au bénéficiaire dès la première délivrance de médicaments

Art. 2. Pour bénéficier de cette intervention, seuls entrent en ligne decompte les logiciels d’application qui :

1° permettent la gestion de la délivrance selon les règles del’assurance obligatoire soins de santé et indemnités;

2° permettent la fourniture d’information au bénéficiaire et l’accom-pagnement pharmaceutique du pharmacien à son patient dès lemoment de la première délivrance des médicaments;

3° permettent l’identification du bénéficiaire via un paramètreunique;

4° permettent que les données visées aux points 5° et 6°, portant surles 12 derniers mois, soient immédiatement disponibles;

5° permettent d’identifier la nature des prestations, définies par lecode national ou le numéro de nomenclature de la prestation;

6° donnent un apercu par bénéficiaire, des prestations prescrites etdélivrées;

7° utilisent une base de données scientifiques, approuvée par laCommission de conventions pharmaciens – organismes assureurs, quifournit des données pour la fourniture d’information et l’accompagne-ment pharmaceutique dès la première délivrance, au moyen d’unlogiciel d’application;

8° permettent la transmission des données, déterminées par laCommission de conventions pharmaciens – organismes assureurs, àl’office de tarification de manière à permettre à ceux-ci de transmettreces données vers les organismes assureurs selon les instructionsPharmanet;

9° sont commercialisés par un producteur de logiciel qui s’engage àadapter le logiciel pour qu’il permette à l’utilisateur de récupérer lesdonnées introduites en cas d’adaptations ou de changement de logiciel.

Art. 3. § 1er. La Commission de conventions pharmaciens – organis-mes assureurs accorde le label de qualité aux banques de donnéesscientifiques intégrées dans un logiciel d’application et propose lemontant de l’intervention qui est accordé au pharmacien titulaire d’uneofficine ouverte au public ou à la société au sein de laquelle il travaillepour l’achat d’une licence d’utilisation ou les investissements dans unebase de données scientifiques intégrée dans un logiciel d’applicationdestiné à la fourniture de données dès la première délivrance demédicaments au bénéficiaire.

§ 2. Le label de qualité est accordé sur base de la valeur scientifique,l’indépendance, la contrôlabilité et la factualité du contenu de labanque de données.

Art. 4. § 1er. Pour l’année 2008, l’intervention unique est de 300euros par pharmacie.

§ 2. Les logiciels d’application et leurs bases de données scientifiquesqui contiennent des messages publicitaires ou/et sont sponsorisésn’entrent pas en ligne de compte pour une intervention.

50257MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 124: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

HOOFSTSTUK 3. — Tegemoetkoming voor de aanpassing van het software-pakket voor de registratie en het doorgeven van de gegevens vanniet-vergoedbare vergunde geneesmiddelen die werden afgeleverd op voor-schrift

Art. 5. De Overeenkomstencommissie apothekers –verzekeringsin-stellingen stelt de bepalingen en het bedrag van de tegemoetkomingvoor dat wordt toegekend aan de apotheker-titularis van een apotheekopengesteld voor het publiek of aan de vennootschap waarvoor dezewerkt, voor de aankoop van een gebruikerslicentie of de investeringenin een softwarepakket bestemd voor het registreren van niet-terugbetaalbare farmaceutische producten die werden afgeleverd opvoorschrift.

Art. 6. Voor het jaar 2008, bedraagt de eenmalige tegemoetkoming500 euro per apotheek die het bewijs levert van het bezit van eensoftwarepakket dat de registratie en de overdracht van gegevens toelaatzoals voorzien in 8° van het artikel 2 betreffende de afleveringen opvoorschrift van analgetica die niet vergoed worden door de verplichteverzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. De over-dracht zal gebeuren via de tariferingsdienst overeenkomstig de Farma-netinstructies van zodra de technische modaliteiten en de wettelijkebasis zijn vastgesteld.

HOOFDSTUK 4. — Administratieve bepalingen

Art. 7. De apotheker-titularis dient een aanvraag tot tegemoet-koming in bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van hetInstituut via de tariferingdienst waarbij hij is aangesloten en maaktdaarbij gebruik van het aanvraagformulier waarvan het model alsbijlage 1 bij dit besluit gaat.

Art. 8. § 1. Op het aanvraagformulier verklaart de apotheker-titularis op eer, dat hij het toepassingssoftwarepakket daadwerkelijkgebruikt om de taken beschreven in artikel 2, 1° tot en met 8° uit tevoeren.

§ 2. De softwareproducent bevestigt op het attest waarvan het modelals bijlage 2 bij dit besluit gaat, dat met de toepassingssoftware die hijaan de apothekers voorstelt, het mogelijk wordt de taken uit te voerendie beschreven worden in artikel 2. Op basis hiervan kent deOvereenkomstencommissie apothekers – ziekenfondsen het kwaliteits-label toe.

Art. 9. Op het aanvraagformulier verklaart de apotheker-titularisdat hij de gegevens, bedoeld in artikel 5, daadwerkelijk registreert.

Art. 10. De verleende tegemoetkomingen worden geboekt in hetbudget van het jaar 2008 en zijn slechts verschuldigd voor zover hetaanvraagdocument voorzien in artikel 7, bij het Instituut wordtingediend door de tariferingsdiensten die de nodige controles zullengedaan hebben, binnen 60 dagen die volgen op de bekendmaking vandit besluit.

De betaling gebeurt door het Instituut aan de tariferingsdienstenbinnen de maand na ontvangst van de aanvraagdocumenten.

Art. 11. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid isbelast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 6 juli 2009.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

Mevr. L. ONKELINX

CHAPITRE 3. — Intervention pour l’adaptation du logiciel pour l’enregis-trement et la transmission des données des médicaments autorisés non-remboursables, délivrés sur prescription.

Art. 5. La Commission de conventions pharmaciens – organismesassureurs propose les modalités et le montant de l’intervention qui estaccordé au pharmacien titulaire d’une officine ouverte au public ou à lasociété au sein de laquelle il travaille pour l’achat d’une licenced’utilisation ou les investissements dans un logiciel destiné à l’enregis-trement des produits pharmaceutiques non remboursables délivrés surprescription.

Art. 6. Pour l’année 2008, l’intervention unique est de 500 euros parpharmacie qui apporte la preuve de la possession d’un logicielpermettant l’enregistrement et la transmission des données, tel queprévu au 8° de l’article 2 concernant les délivrances sur prescription desanalgésiques non remboursés par l’assurance obligatoire soins de santéet indemnités. La transmission se fera par l’office de tarification suivantles instructions Pharmanet, dès que les modalités techniques et la baseréglementaire seront fixées.

CHAPITRE 4. — Dispositions administratives

Art. 7. Le pharmacien titulaire introduit une demande auprès duService des soins de santé de l’Institut par l’intermédiaire de l’office detarification auquel il est affilié et se sert, à cet effet, du formulaire dedemande dont le modèle figure à l’annexe 1re du présent arrêté.

Art. 8. § 1er. Sur le formulaire de demande, le pharmacien titulairedéclare sur l’honneur, qu’il utilise effectivement le logiciel d’applicationpour effectuer les tâches décrites à l’article 2, 1° à 8°.

§ 2. Le producteur du logiciel confirme sur le formulaire d’attestationdont le modèle figure à l’annexe 2 du présent arrêté, que les logicielsd’application qu’il propose aux pharmaciens permettent d’effectuer lestâches décrites à l’article 2. Sur base de celui-ci la Commission deconventions pharmaciens – organismes assureurs accorde le label dequalité.

Art. 9. Sur le formulaire de demande, le pharmacien titulaire déclarequ’il enregistre effectivement les données visées à l’article 5.

Art. 10. Les interventions accordées sont imputées sur le budget del’année 2008 et ne sont dues que pour autant que le formulaire dedemande prévu à l’article 7 soit introduit à l’Institut par les offices detarification qui auront fait les contrôles nécessaires, dans les 60 jours quisuivent la publication de l’arrêté.

Le paiement se fait par l’Institut aux offices de tarification dans lemois qui suit la réception des formulaires.

Art. 11. Notre Ministre des Affaires sociales et de la Santé publiqueest chargé de l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 6 juillet 2009.

ALBERT

Par le Roi :

La Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,

Mme L. ONKELINX

50258 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 125: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Annexe 1re

Demande d’intervention INAMI dans les coûts d’un logiciel d’application et d’enregistrementdéclaration sur l’honneur du pharmacien titulaire ou de la société

Vu pour être annexé à Notre arrêté du 6 juillet 2009 fixant les conditions et les modalités selon lesquelles l’assuranceobligatoire soins de santé et indemnités accorde une intervention financière aux pharmaciens titulaires d’une officineouverte au public ou à la société au sein de laquelle ils travaillent, pour l’utilisation d’un logiciel pour la gestion desdonnées pharmaceutiques et l’application des soins pharmaceutiques.

ALBERT

Par le Roi :

La Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,Mme L. ONKELINX

50259MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 126: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Bijlage 1

Aanvraag tot RIZIV-tegemoetkoming in de kosten van een toepassingssoftwarepakket en registratieverklaring op eer van de apotheker-titularis of van de vennootschap

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 6 juli 2009 van de voorwaarden en de nadere regels volgensdewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële tegemoetkomingverleent aan de apotheker-titularis van een openbare publiek apotheek of aan de vennootschap waarvoor deze werken,voor het gebruik van een software voor het beheer van farmaceutische gegevens en de toepassing van farmaceutischezorgen.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,Mevr. L. ONKELINX

50260 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 127: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Annexe 2

Arrêté royal concernant les logiciels d’application utilisés lors de la délivrance de médicaments,l’enregistrement et la transmission de médicaments autorisés non-remboursés délivrés sur ordonnance

ATTESTATION DU PRODUCTEUR DE LOGICIEL

Vu pour être annexé à Notre arrêté du 6 juillet 2009 fixant les conditions et les modalités selon lesquelles l’assuranceobligatoire soins de santé et indemnités accorde une intervention financière aux pharmaciens titulaires d’une officineouverte au public ou à la société au sein de laquelle ils travaillent, pour l’utilisation d’un logiciel pour la gestion desdonnées pharmaceutiques et l’application des soins pharmaceutiques.

ALBERT

Par le Roi :

La Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,Mme L. ONKELINX

50261MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 128: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Bijlage 2

Koninklijk Besluit betreffende de toepassingssoftware gebruikt bij de aflevering van geneesmiddelen,registratie en overdracht van voorgeschreven en afgeleverde niet-vergoedbare farmaceutische producten

ATTEST VAN DE SOFTWAREPRODUCENT

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 6 juli 2009 van de voorwaarden en de nadere regels volgensdewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een financiële tegemoetkomingverleent aan de apotheker-titularis van een openbare publiek apotheek of aan de vennootschap waarvoor deze werken,voor het gebruik van een software voor het beheer van farmaceutische gegevens en de toepassing van farmaceutischezorgen.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,Mevr. L. ONKELINX

50262 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 129: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGIONGEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE

VLAAMSE OVERHEID

[2009/203222]N. 2009 — 2595

15 MEI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidiester ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, artikel 8, gewijzigd bijhet decreet van 9 maart 2007;

Gelet op het decreet van 19 december 2008 tot vaststelling van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamseoverheid voor het begrotingsjaar 2009;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2001 houdende de regeling van de begrotingscontroleen -opmaak;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden ende nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredigearbeidsdeelname en diversiteit;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 mei 2009;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat zonder uitstel de criteria, de voorwaarden en de nadere regels moeten worden gewijzigd voorhet verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname endiversiteit; dat dat nodig is opdat de aanvragers hun subsidieaanvraag tijdig kunnen indienen en opdat de aanvragentijdig kunnen worden behandeld, goedgekeurd en vastgelegd; dat elke vertraging de al opgezette dienstverleningverstoort en de ontwikkeling van het diversiteitsbeleid belemmert;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en vorming;

Na beraadslaging,

Besluit :Artikel 1. Aan artikel 2, § 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling

van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoeringvan het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit wordt de volgende zin toegevoegd :

″Elke vestiging, unit, onderneming binnen een groep en elke technische bedrijfseenheid van verbondenondernemingen kan een aanvraag tot subsidiëring van een plan indienen, voor zover die vestiging, unit, ondernemingof technische bedrijfseenheid beschikt over een Ondernemingsraad of een Comité voor Preventie en Bescherming ophet Werk″.

Art. 2. Aan artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008, wordteen punt 21o toegevoegd, dat luidt als volgt :

″21o in samenhang met minstens een van de acties, vermeld in punt 1o tot en met 18o, werken aan acties met oogvoor het maatschappelijk verantwoord ondernemen, in het bijzonder de ontwikkeling van stakeholdermanagement enandere mensgerichte aspecten van het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Onder maatschappelijk verant-woord ondernemen wordt verstaan het ondernemen waarbij men in een permanente dialoog met iedereen die invloeduitoefent op of ondervindt van de onderneming (stakeholders) streeft naar een maximale toegevoegde waarde voor deonderneming, voor haar werknemers, voor de maatschappij en voor het milieu.″

Art. 3. In artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit wordt punt 4o vervangen door wat volgt :″4o nog geen subsidie ontvangen hebben voor een Beste Praktijk, TRIVISI-leerproject of een Zilverpasplan, tenzij

de aanvrager een aanvraag doet voor een groeidiversiteitsplan.″Art. 4. Aan artikel 16, § 4, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008,

wordt een punt 11o toegevoegd, dat luidt als volgt :″11o het ontwikkelen en uittesten van bedrijfsgerichte instrumenten en methodieken die het bespreekbaar maken

van de behoefte en de mogelijkheden voor het voeren van een duurzaam diversiteitsbeleid in de onderneming of in desector ondersteunen en bevorderen, zowel vanuit het perspectief van werkgevers als werknemers.″

Art. 5. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.Brussel, 15 mei 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering,K. PEETERS

De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming,F. VANDENBROUCKE

50263MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 130: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

TRADUCTION

AUTORITE FLAMANDE

[2009/203222]F. 2009 — 2595

15 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2007fixant les critères, les conditions et les modalités de l’octroi de subventions à l’appui et en exécution de lapolitique de participation proportionnelle au marché de l’emploi et de diversité

Le Gouvernement flamand,

Vu le décret du 8 mai 2002 relatif à la participation proportionnelle au marché de l’emploi, article 8, modifié parle décret du 9 mars 2007;

Vu le décret du 19 décembre 2008 contenant le budget général des dépenses de l’autorité flamande pour l’annéebudgétaire 2009;

Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 janvier 2001 relatif au contrôle budgétaire et à l’établissement dubudget;

Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2007 fixant les critères, les conditions et les modalités de l’octroide subventions à l’appui et en exécution de la politique de participation proportionnelle au marché de l’emploi et dediversité;

Vu l’accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 15 mai 2009;

Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, article 3, § 1er, remplacé par la loi du 4 juillet 1989et modifié par la loi du 4 août 1996;

Vu l’urgence;

Considérant que les critères, les conditions et les modalités de l’octroi de subventions à l’appui et en exécution dela politique de participation proportionnelle au marché de l’emploi et de diversité doivent être modifiés sans délai;qu’une modification s’impose pour permettre aux demandeurs d’introduire leur demande de subventions à temps etpour que celles-ci peuvent être traitées, approuvées et fixées à temps; que tout retard perturbe les services déjà mis surpied et entrave le développement de la politique de diversité;

Sur la proposition du Ministre flamand de l’Emploi, de l’Enseignement et de la Formation;

Après délibération,

Arrête :Article 1er. A l’article 2, § 2, alinéa premier, de l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2007 fixant les

critères, les conditions et les modalités de l’octroi de subventions à l’appui et en exécution de la politique departicipation proportionnelle au marché de l’emploi et de diversité, est ajoutée la phrase suivante :

« Chaque succursale, unité ou entreprise au sein d’un groupe et chaque unité d’exploitation techniqued’entreprises associées peuvent introduire une demande de subventionnement d’un plan, pourvu que ces succursale,unité, entreprise ou unité d’exploitation technique soient dotées d’un conseil d’entreprise ou d’un comité de préventionet de protection au travail ».

Art. 2. A l’article 3 du même arrêté, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 18 juillet 2008, il est ajoutéun point 21o, rédigé comme suit :

« 21o en cohérence avec au moins une des actions visées aux points 1o à 18o inclus, effectuer des actionsrespectueuses de l’entrepreneuriat socialement responsable, notamment le développement de la gestion desstakeholders et d’autres aspects afférents à l’homme de l’entrepreneuriat socialement responsable. Par entrepreneuriatsocialement responsable on entend l’entrepreneuriat au sein duquel l’on poursuit une valeur ajoutée maximale pourl’entreprise et pour ses travailleurs ainsi que pour la société et l’environnement dans un esprit de dialogue permanentavec tous ceux qui exercent de l’influence sur ou qui subissent de l’influence de l’entreprise (stakeholders). »

Art. 3. A l’article 7, § 1er, du même arrêté, le point 4o est remplacé par la disposition suivante :″4o n’avoir pas encore obtenu de subventions pour une Bonne Pratique, pour un projet d’apprentissage TRIVISI

ou pour un ″Zilverpasplan″, à moins que le demandeur n’introduise une demande pour un plan de diversité″croissance″.

Art. 4. A l’article 16, § 4, du même arrêté, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 18 juillet 2008, il estajouté un point 11o, rédigé comme suit :

« 11o le développement et la mise à l’épreuve d’instruments axés sur les entreprises et de méthodiques à l’appuiet à la promotion de l’extériorisation du besoin et des possibilités pour la mise en œuvre d’une politique durable dediversité au sein de l’entreprise ou du secteur, tant du point de vue des employeurs que des employés. »

Art. 5. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.Art. 6. Le Ministre flamand ayant la politique de l’emploi dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent

arrêté.Bruxelles, le 15 mai 2009.

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,K. PEETERS

Le Ministre flamand de l’Emploi, de l’Enseignement et de la Formation,F. VANDENBROUCKE

50264 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 131: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

VLAAMSE OVERHEID

[2009/203223]N. 2009 — 259629 MEI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de ondersteuning van de syndicale werkzaamheden

van de vakbondsafgevaardigden in het onderwijs

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet betreffende het onderwijs XVIII van 4 juli 2008, artikel XI.9, gewijzigd bij het decreet van8 mei 2009;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 februari 2009;Gelet op advies 46.195/1 van de Raad van State, gegeven op 31 maart 2009, met toepassing van artikel 84, § 1,

eerste lid, 1o, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;Na beraadslaging,

Besluit :Artikel 1. § 1. Aan de representatieve vakorganisaties, aangesloten bij een in de Sociaal-Economische Raad van

Vlaanderen vertegenwoordigde vakbondsorganisatie, wordt jaarlijks 743.000 euro ter beschikking gesteld voor deondersteuning van de syndicale werkzaamheden van hun vakbondsafgevaardigden.

Vanaf het begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag geïndexeerd. Het volgt 75 % van de ontwikkeling van degezondheidsindex.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt er in 2008 182.000 euro ter beschikking gesteld.Art. 2. Die bedragen worden als volgt verdeeld :1o het Christelijk Onderwijzersverbond : 30,56 %;2o de Christelijke Onderwijscentrale : 36,11 %;3o de Algemene Centrale der Openbare Diensten : 23,96 %;4o het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt : 9,37 %.Art. 3. Om recht te hebben op haar deel, dient elke representatieve vakorganisatie een schriftelijke aanvraag in bij

de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008.Art. 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.Brussel, 29 mei 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering,K. PEETERS

De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming,F. VANDENBROUCKE

TRADUCTION

AUTORITE FLAMANDE

[2009/203223]F. 2009 — 259629 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand

portant appui aux activités syndicales des délégués syndicaux dans l’enseignement

Le Gouvernement flamand,

Vu le décret relatif à l’enseignement XVIII du 4 juillet 2008, notamment l’article XI.9, modifié par le décret du8 mai 2009;

Vu l’accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 16 février 2009;Vu l’avis 46 195/1 du Conseil d’Etat, donné le 31 mars 2009, en application de l’article 84, § 1er, alinéa premier, 1o,

des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;Sur la proposition du Ministre flamand de l’Emploi, de l’Enseignement et de la Formation;Après délibération,

Arrête :Article 1er. § 1er. Au bénéfice des organisations syndicales représentatives, affiliées à une organisation syndicale

représentée au sein du « Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen » (Conseil socio-économique de la Flandre), unmontant annuel de 743.000 euros est pourvu à l’appui des activités syndicales de leurs délégués syndicaux.

Ce montant est indexé à partir de l’exercice budgétaire 2010. Il suit l’évolution de l’indice de santé à raison de 75 %.§ 2. Par dérogation au paragraphe 1er 182.000 euros sont prévus pour 2008.Art. 2. Ce montant est réparti comme suit :1o la « Christelijk Onderwijzersverbond » : 30,56 %;2o la « Christelijke Onderwijscentrale » : 36,11 %;3o la « Algemene Centrale der Openbare Diensten » : 23,96 %;4o le « Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt » : 9,37 %.Art. 3. Pour avoir droit à sa part, chaque organisation syndicale représentative introduit une demande écrite auprès

du Ministre flamand chargé de l’enseignement.Art. 4. Le présent arrêté produit ses effets le 1er septembre 2008.Art. 5. Le Ministre flamand qui a l’enseignement dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.Bruxelles, le 29 mai 2009.

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand,K. PEETERS

Le Ministre flamand de l’Emploi, de l’Enseignement et de la Formation,F. VANDENBROUCKE

50265MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 132: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

VLAAMSE OVERHEID

[C − 2009/35687]N. 2009 — 259713 JULI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering

tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering

De Vlaamse Regering,

Gelet op de het bijzonder decreet van 7 juli 2006 over de Vlaamse instellingen, artikel 21 en 22;Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van

de Vlaamse Regering;Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;Gelet op de dringende noodzakelijkheid;Overwegende dat de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering onmiddellijk na de beëdiging moeten

worden verdeeld om een normale werking van de regering mogelijk te maken;Op het gezamenlijke voorstel van de leden van de Vlaamse Regering;Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK 1. — Verdeling van de bevoegdheden tussen de leden van de Vlaamse Regering

Artikel 1. Dit hoofdstuk verdeelt de bevoegdheden binnen de Vlaamse Regering, met het oog op devoorbereiding en de uitvoering van haar beslissingen.

Art. 2. § 1. De heer Kris Peeters, voorzitter van de Vlaamse Regering, is bevoegd voor het beleidsdomein dienstenvoor het algemeen regeringsbeleid, vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 metbetrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, hierna het organisatiebesluit te noemen, met uitzonderingvan het gelijkekansenbeleid en de coördinatie van het beleid met betrekking tot Brussel-Hoofdstad en de Vlaamse Randrond Brussel.

Hij draagt de titel « minister-president van de Vlaamse Regering ».

§ 2. De heer Kris Peeters, lid van de Vlaamse Regering, is bevoegd voor :

1° het beleidsdomein landbouw en visserij, vermeld in artikel 12 van het organisatiebesluit;

2° het beleidsdomein internationaal Vlaanderen, vermeld in artikel 6 van het organisatiebesluit, met uitzonderingvan het beleidsveld toerisme;

3° het beleidsveld plattelandsbeleid;

4° het beleidsveld economie met uitzondering van het economisch overheidsinstrumentarium.

Hij draagt de titel «Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid ».

§ 3. Mevr. Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, is bevoegd voor :

1° de beleidsvelden fundamenteel onderzoek, strategisch en beleidsgericht onderzoek, technologische innovatie enpopularisering van de wetenschap;

2° het beleidsveld media;

3° het economisch overheidsinstrumentarium;

4° de coördinatie van het armoedebeleid.

Zij draagt de titel «Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding ».

§ 4. De heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, is bevoegd voor :

1° het beleidsdomein bestuurszaken, vermeld in artikel 4 van het organisatiebesluit, met uitzondering van hetstedenbeleid;

2° het beleidsveld toerisme;

3° het beleid met betrekking tot de Vlaamse Rand rond Brussel.

Hij draagt de titel «Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en VlaamseRand ».

§ 5. De heer Jo Vandeurzen is bevoegd voor het beleidsdomein welzijn, volksgezondheid en gezin, vermeld inartikel 9 van het organisatiebesluit.

Hij draagt de titel «Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ».

§ 6. Mevr. Hilde Crevits is bevoegd voor het beleidsdomein mobiliteit en openbare werken, vermeld in artikel 14van het organisatiebesluit.

Zij draagt de titel «Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken ».

§ 7. Mevr. Freya Van den Bossche is bevoegd voor :

1° het beleidsveld woonbeleid;

2° het beleidsveld sociale economie;

3° het beleidsveld energie;

4° het stedenbeleid.

Zij draagt de titel «Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie ».

§ 8. De heer Philippe Muyters is bevoegd voor :

1° het beleidsdomein financiën en begroting, vermeld in artikel 5 van het organisatiebesluit;

2° het beleidsveld ruimtelijke ordening;

3° het beleidsveld beheer en bescherming onroerend erfgoed;

50266 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 133: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

4° het beleidsveld werkgelegenheid, met inbegrip van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussende werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheidenvan ondernemingen, vermeld in artikel 129, § 1, 3°, van de Grondwet;

5° het beleidsveld professionele vorming;

6° het beleidsveld sport.

Hij draagt de titel «Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport».

§ 9. Mevr. Joke Schauvliege is bevoegd voor :

1° de beleidsvelden leefmilieu, waterbeheer, landinrichting en nutriëntenbeheer, natuur en natuurlijke rijkdom-men;

2° de beleidsvelden cultureel erfgoed, professionele kunsten en sociaal cultureel volwassenenwerk.

Zij draagt de titel «Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur».

§ 10. De heer Pascal Smet is bevoegd voor :

1° het beleidsdomein onderwijs en vorming, vermeld in artikel 8 van het organisatiebesluit;

2° het beleidsveld jeugdwerk, met inbegrip van de coördinatie van het kinderrechtenbeleid;

3° het gelijkekansenbeleid;

4° de coördinatie van het beleid met betrekking tot Brussel-Hoofdstad.

Hij wordt aangewezen om als Brussels lid van de Vlaamse Regering de vergaderingen van het College van deVlaamse Gemeenschapscommissie en van het Verenigd College van de Gemeenschappelijk Gemeenschapscommissiemet raadgevende stem bij te wonen, zoals bepaald in artikel 76 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 metbetrekking tot de Brusselse instellingen.

Hij draagt de titel «Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel ».

Art. 3. Het bestuur van of het toezicht op de hieronder vermelde diensten, instellingen of rechtspersonen wordtals volgt verdeeld :

1° de minister-president van de Vlaamse Regering is bevoegd voor :

a) de Studiedienst van de Vlaamse Regering;

b) de Interne Audit van de Vlaamse Administratie, onverminderd artikel 23, van het besluit van de VlaamseRegering van 16 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Interne Audit van de VlaamseAdministratie » en tot omvorming van het auditcomité van de Vlaamse Gemeenschap tot het Auditcomité van deVlaamse Administratie;

c) het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen;

d) de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;

2° de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid is bevoegd voor :

a) het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking;

b) het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen;

c) de Strategische Adviesraad Internationaal Vlaanderen, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeldmet de Vlaamse minister bevoegd voor het toerisme;

d) het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds;

e) het Financieringsinstrument voor Vlaamse visserij- en aquicultuursector;

f) het Eigen Vermogen van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek;

g) het Agentschap voor Landbouw en Visserij;

h) het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek;

i) het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing;

j) de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij;

k) het Fonds voor het Flankerend Economisch Beleid (« Hermesfonds »);

l) het Agentschap Ondernemen;

3° de Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding is bevoegd voor :

a) de Vlaamse Instelling voor Technologisch onderzoek;

b) het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technogie (« IWT »);

c) het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen (« FWO »);

d) de Herculesstichting;

50267MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 134: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

e) de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (« VRWI »);

f) de Vlaamse Radio- en Televisieomroep;

g) de Vlaamse Regulator voor de Media;

h) Gimvindus;

i) de Participatiemaatschappij Vlaanderen, inclusief het Vlaams Energiebedrijf;

j) de Limburgse Reconversiemaatschappij;

k) de Vlaamse Participatiemaatschappij;

l) de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met deVlaamse ministers bevoegd voor de cultuur, de jeugd en de sport;

4° de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand isbevoegd voor :

a) het Agentschap voor Overheidspersoneel;

b) het Agentschap voor Facilitair Management;

c) het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, met uitzondering voor wat betreft het stedenbeleid;

d) Jobpunt Vlaanderen;

e) de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken;

f) de Rand;

g) Toerisme Vlaanderen;

h) de Strategische Adviesraad Internationaal Vlaanderen, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeldmet de Vlaamse minister bevoegd voor het buitenlands beleid;

5° de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is bevoegd voor :

a) Zorg en Gezondheid;

b) Jongerenwelzijn;

c) Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

d) het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel;

e) het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem;

f) Kind en Gezin;

g) het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;

h) het Vlaams Zorgfonds;

i) Fonds Jongerenwelzijn;

j) het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;

k) de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid;

6° de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken is bevoegd voor :

a) het Pendelfonds;

b) het Eigen Vermogen Flanders Hydraulics;

c) het Agentschap Wegen en Verkeer;

d) het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust;

e) de Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn;

f) De Scheepvaart;

g) Waterwegen en Zeekanaal;

h) het Fonds Stationsomgevingen;

i) de Luchthavenontwikkelingsmaatschappij Oostende-Brugge;

j) de Luchthavenontwikkelingsmaatschappij Kortrijk-Wevelgem;

k) de Luchthavenontwikkelingsmaatschappij Antwerpen;

l) NV Vlaamse Havens;

m) de Mobiliteitsraad van Vlaanderen;

7° de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie is bevoegd voor :

a) het Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant (« Vlabinvest »);

b) het Garantiefonds voor de Huisvesting;

50268 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 135: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

c) Wonen-Vlaanderen;

d) Inspectie RWO, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister bevoegd voorde ruimtelijke ordening en het onroerend erfgoed;

e) de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen;

f) de Vlaamse Woonraad;

g) het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, voor wat betreft het stedenbeleid;

h) het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, met dien verstande dat die bevoegdheid wordtgedeeld met de Vlaamse minister bevoegd voor de werkgelegenheid en de professionele vorming;

i) ESF-Agentschap, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister bevoegd voorde werkgelegenheid en de professionele vorming;

j) het Vlaams Energieagentschap;

k) de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt;

8° de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport is bevoegd voor :

a) het Vlaams Fonds voor de Lastendelging;

b) het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven;

c) de Vlaamse Belastingdienst;

d) Centrale Accounting;

e) het Vlaams Toekomstfonds;

f) het Rubiconfonds;

g) het Eigen Vermogen van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed;

h) RO-Vlaanderen;

i) het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed;

j) Inspectie RWO, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister bevoegd voorhet woonbeleid;

k) Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed;

l) het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, met dien verstande dat die bevoegdheid wordtgedeeld met de Vlaamse minister bevoegd voor de sociale economie;

m) de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;

n) het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen;

o) het ESF-Agentschap, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met de Vlaamse minister bevoegdvoor de sociale economie;

p) Bloso;

q) de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met deVlaamse ministers bevoegd voor de cultuur, de jeugd en de media;

9° de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur is bevoegd voor :

a) de Vlaamse Milieuholding;

b) de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening;

c) het Ondersteunend Centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos;

d) het Eigen Vermogen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek;

e) het Grindfonds;

f) het Agentschap voor Natuur en Bos;

g) het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek;

h) de Vlaamse Milieumaatschappij;

i) de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;

j) de Vlaamse Landmaatschappij;

k) de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen;

l) het Fonds Culturele Infrastructuur;

m) het Vlaams Fonds voor de Letteren;

n) het Topstukkenfonds;

o) Kunsten en Erfgoed;

50269MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 136: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

p) Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen met dien verstande dat de bevoegdheid wordt gedeeld metde Vlaamse minister bevoegd voor de jeugd;

q) het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen;

r) de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met deVlaamse ministers bevoegd voor de jeugd, de sport en de media;

10° de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel is bevoegd voor :

a) het Gemeenschapsonderwijs;

b) het Universitair Ziekenhuis Gent;

c) het Agentschap voor Onderwijscommunicatie;

d) het Agentschap voor Onderwijsdiensten;

e) het Agentschap Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen;

f) het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming;

g) het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs;

h) de Vlaamse Onderwijsraad;

i) Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen met dien verstande dat de bevoegdheid wordt gedeeld metde Vlaamse minister bevoegd voor de cultuur;

j) het Vlaams-Brusselfonds;

k) de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, met dien verstande dat die bevoegdheid wordt gedeeld met deVlaamse ministers, bevoegd voor de cultuur, de sport en de media.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, oefent het budgettair, financieel enboekhoudkundig toezicht uit op de in dit artikel vermelde instanties.

Art. 4. De aangelegenheden die bij artikel 2 tot zijn toegewezen aan de leden van de Vlaamse Regering, omvatteneveneens de middelen en instrumenten waarmee deze aangelegenheden effectief gerealiseerd kunnen worden,ondermeer wat betreft :

1° de relaties en de samenwerking met derden;

2° internationale en Europese initiatieven;

3° de wetenschappelijke onderzoeksprojecten en wetenschappelijke studies;

4° het specifiek administratief toezicht;

5° de oprichting van diensten, instellingen en rechtspersonen;

6° het bestuur van of het toezicht op de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de VlaamseGemeenschap of het Vlaamse Gewest;

7° het specifiek beleid inzake personeel, organisatieontwikkeling, facilitaire dienstverlening, middelenbeheer,vastgoedbeheer en informatie- en communicatietechnologie;

8° de interne en externe communicatie.

HOOFDSTUK 2. — Delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse Regering

Art. 5. Elk lid van de Vlaamse Regering oefent de in dit hoofdstuk gedelegeerde beslissingsbevoegdheden uit inde aangelegenheden die hem of haar zijn toegewezen in hoofdstuk 1 van dit besluit.

De delegaties, toegestaan in dit hoofdstuk, gelden ook voor beslissingen die betrekking hebben op aangelegen-heden die tot de bevoegdheid behoren van meerdere leden van de Vlaamse Regering, en dus gezamenlijk moetenworden genomen.

De bij dit hoofdstuk gedelegeerde beslissingsbevoegdheden worden uitgeoefend binnen de perken en metinachtneming van de voorwaarden en modaliteiten die zijn vastgelegd in wetten, decreten, besluiten en omzendbrie-ven.

De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn exclusief belasting op de toegevoegde waarde.

Art. 6. De leden van de Vlaamse Regering hebben delegatie voor :

1° het nemen van beslissingen voor de toepassing van de verdragen, EG-verordeningen, samenwerkingsakkoor-den, wetten, decreten, verordeningen, koninklijke besluiten, besluiten van de Vlaamse Regering en ministeriëlebesluiten;

2° de aanwending van de begrotingskredieten;

3° de samenwerking tussen de federale staat en de andere gemeenschappen en gewesten, met uitzondering vanhet verlenen van akkoorden die voorgeschreven zijn door de Grondwet of de institutionele wetten;

4° de uitoefening van het administratief toezicht op de regionale en lokale besturen;

5° de uitoefening van het bestuur van of het toezicht op de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangenvan de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, met uitzondering van het sluiten van beheersovereenkomstenof samenwerkingsovereenkomsten met agentschappen;

50270 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 137: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

6° de aanwijzing van personen in adviesorganen en commissies op voorwaarde dat het voornemen tot aanwijzingvooraf door het bevoegde lid aan de Vlaamse Regering wordt meegedeeld;

7° de verwerving, kosteloos of onder bezwarende titel, van onroerende domeingoederen ten bate van de VlaamseGemeenschap of het Vlaamse Gewest;

8° het beheer van de onroerende goederen die behoren tot het openbare of het private domein van de VlaamseGemeenschap of het Vlaamse Gewest, overeenkomstig de bestemming die met toepassing van de regels vastgestelddoor de Vlaamse Regering aan die goederen werd gegeven. Deze delegatie geldt ook voor :

a) de beslissing tot wijziging van de bestemming, of tot het onttrekken van een onroerend goed aan zijnbestemming, voor zover deze beslissing onverwijld ter kennis wordt gebracht van het lid van de Vlaamse Regering datbevoegd is voor het algemeen beleid inzake vastgoedbeheer;

b) het verlenen van vergunningen voor private ingebruikneming en van concessies op openbare domeingoederen;

c) de vestiging van zakelijke rechten op private domeingoederen of de verhuring of verpachting ervan;

9° het verwerven, vervreemden en beheren van roerende domeingoederen;

10° het aanvaarden en weigeren van schenkingen en legaten;

11° de vaststelling van de personeelsformatie van de instellingen en rechtspersonen die afhangen van de VlaamseGemeenschap of het Vlaamse Gewest;

12° de oprichting van basis- en tussenoverlegcomités;

13° de erkenning van vorderingen als lasten van het verleden, vermeld in artikel 53, § 2, tweede lid, 1°, van hetdecreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 na voorafgaand akkoord vande Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen;

14° het sluiten van dadingen, minnelijke schikkingen en schulderkenningen als het bedrag van de uitgaven dieeruit voortvloeien 150.000 euro niet overschrijdt, onverminderd artikel 8, § 4;

15° het sluiten van overeenkomsten tot arbitrage;

16° het sluiten, wijzigen of beëindigen van overeenkomsten met een maximale looptijd van 9 jaar voor de huur vanonroerende goederen, met uitzondering van de in artikel 10, § 2, bedoelde onroerende goederen; deze delegatie geldtslechts voor de onroerende goederen waarvan de totale gerelateerde jaarlijkse uitgaven (huur, fiscale lasten, huurlasten,aflossing geprefinancierde investeringsuitgaven,...) niet meer bedragen dan 150.000 euro.

Art. 7. De delegatie, toegestaan bij artikel 6, omvat niet :

1° het nemen van reglementaire besluiten;

2° het verlenen van facultatieve subsidies die niet nominatim in de begroting zijn opgenomen en die meer dan150.000 euro bedragen, ongeacht of deze subsidies al dan niet zijn opgenomen in een budgettair implementatieplan;

3° de beslissingen ter uitvoering van de regelgeving inzake economische expansie, waarbij voordelen wordenverleend die betrekking hebben op investeringen van meer dan 12,5 miljoen euro;

4° de beslissingen waarbij de gewestwaarborg of de gemeenschapswaarborg wordt verleend voor eengecumuleerd bedrag, per natuurlijke persoon of per rechtspersoon van meer dan 5 miljoen euro;

5° het sluiten van samenwerkingsakkoorden of verdragen;

6° de oprichting en de wijze van samenstelling van raden, commissies, diensten, instellingen of rechtspersonen;

7° de indienstnemingen, aanwijzingen of benoemingen van :

a) managers die aan het hoofd staan van een departement, instelling of rechtspersoon die afhangt van de VlaamseGemeenschap of het Vlaamse Gewest en van managers en projectleiders die behoren tot hetzelfde niveau;

b) algemeen directeur;

8° de aanwijzing van personen in administratieve rechtscolleges of in bestuursorganen en de aanwijzing vanregeringsafgevaardigden of regeringscommissarissen.

Art. 8. § 1. Inzake de gunning van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en dienstenhebben de leden van de Vlaamse Regering, ieder wat hem of haar betreft, delegatie voor het gunnen van opdrachtenwaarvan het goed te keuren offertebedrag lager is dan de hierna vermelde bedragen :

Bedragenin EUR

Aanbestedingof offerteaanvraag

Onderhandelingsproceduremet voorafgaande

bekendmaking

Onderhandelingsprocedurezonder voorafgaande

bekendmaking

Werken 20.000.000 10.000.000 2.000.000

Leveringen 10.000.000 5.000.000 1.000.000

Diensten 5.000.000 2.500.000 500.000

Voor concessies voor openbare werken geldt de delegatie beneden een bedrag van 20 miljoen euro.Voor prijsvragen voor ontwerpen, met inbegrip van de gunning van de erop volgende dienstenopdracht bij

onderhandelingsprocedure met toepassing van artikel 17, § 2, 4°, of artikel 39, § 2, 5°, van de wet van 24 december 1993betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten,geldt de delegatie beneden een bedrag van 5 miljoen euro.

De delegatie geldt eveneens voor investeringssubsidies wanneer het bedrag van de opdracht of de raming ervanlager is dan de in het eerste lid vermelde bedragen.

De delegatie geldt, ongeacht het bedrag, voor :1° de keuze van de gunningswijze, de goedkeuring van het bestek en de andere gunningsdocumenten;2° de selectie van de deelnemers aan beperkte procedures en onderhandelingsprocedures;3° het gunnen van een opdracht bij onderhandelingsprocedure in de gevallen van dringende noodzakelijkheid,

bedoeld in artikel 17, § 2, 1°, c, en 39, § 2, 1°, c, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachtenen sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;

50271MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 138: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

4° het gunnen van een opdracht aan één of meer derden, voor rekening van een in gebreke gebleven aannemerwaartegen ambtshalve wordt opgetreden.

§ 2. Inzake de uitvoering van overheidsopdrachten hebben de leden van de Vlaamse Regering, ieder wat hem ofhaar betreft, delegatie voor het nemen van alle beslissingen.

Deze delegatie geldt enkel binnen het voorwerp van de opdracht en tot een gezamenlijke maximale financiëleweerslag van respectievelijk :

1° 2,5 miljoen euro voor werken;2° 625.000 euro voor leveringen;3° 150.000 euro voor diensten.§ 3. De leden van de Vlaamse Regering hebben, ieder wat hem of haar betreft, delegatie om bestellingen te doen

op grond van een bestellingsopdracht, binnen het voorwerp en de bepalingen van die bestellingsopdracht.Behalve als de bestelling bestaat uit continue prestaties, zoals exploitatie en recurrent onderhoud, is het

voorafgaande akkoord vereist van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, als de bestellingde volgende drempelbedragen overschrijdt :

1° 1.500.000 euro voor werken;2° 900.000 euro voor leveringen;3° 500.000 euro voor diensten.§ 4. In afwijking van artikel 6, 13°, geldt de delegatie voor het sluiten van dadingen, minnelijke schikkingen en

schulderkenningen die betrekking hebben op overheidsopdrachten, binnen de volgende grenzen :1° 2,5 miljoen euro voor werken;2° 625.000 euro voor leveringen;3° 150.000 euro voor diensten.

Art. 9. In de rechtsgedingen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest met betrekking tot eenaangelegenheid die tot de uitsluitende bevoegdheid behoort van één Vlaamse minister, treedt die minister op namensde Vlaamse Regering.

Als de rechtsgedingen betrekking hebben op een aangelegenheid die tot de bevoegdheid behoort van meer dan éénVlaamse minister, spreken die ministers onderling af wie van hen namens de Vlaamse Regering zal optreden. Als eendergelijke afspraak ontbreekt, treedt de minister op die eerst komt in de orde van voorrang.

Art. 10. § 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake vastgoedbeheer, heeft, met betrekkingtot de niet-bestemde onroerende goederen die behoren tot het domein van de Vlaamse Gemeenschap of het VlaamseGewest, delegatie voor :

1° het beheer ervan;

2° de vervreemding ervan, voor zover de budgettaire weerslag niet meer dan 1.250.000 euro bedraagt.

In afwijking van het eerste lid heeft de minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, delegatievoor de vervreemding van bossen, groengebieden, natuurgebieden, viswaters en gronden voor de aanleg van openbaregroene ruimten, die aan hun bestemming onttrokken zijn.

§ 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake facilitaire dienstverlening, heeft delegatie voorhet sluiten, wijzigen of beëindigen van overeenkomsten met een maximale looptijd van 12 jaar voor de huur vanonroerende goederen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de huisvesting van de kantoren voor de Vlaamse ministeries,en waarvan :

— de ingehuurde bruto-oppervlakte maximaal 3 000 m2 bedraagt;

— de totale gerelateerde jaarlijkse uitgaven (huur, fiscale lasten, huurlasten, aflossing geprefinancierdeinvesteringsuitgaven) niet meer bedragen dan 450.000 euro.

Art. 11. In afwijking van artikel 6, 2°, heeft de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen,delegatie om :

1° in geval van uitvoerend beslag op de goederen opgenomen in de verklaring, bedoeld in artikel 1412bis van hetGerechtelijk Wetboek voor het bedrag van de vordering een blokkerende vastlegging en de eventueel hiervoornoodzakelijke herschikking binnen een begrotingsprogramma door te voeren, al dan niet over de kredietsoorten heen,op de beschikbare begrotingskredieten van de minister die bevoegd is voor de aangelegenheid die aanleiding heeftgegeven tot het beslag;

2° in geval van uitvoerend beslag op andere tegoeden van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest voorhet bedrag van de vordering, voor maximaal 5 miljoen euro, een blokkerende vastlegging en de eventueel hiervoornoodzakelijke herschikking binnen een begrotingsprogramma door te voeren, al dan niet over de kredietsoorten heen,op de beschikbare begrotingskredieten van de minister die bevoegd is voor de aangelegenheid die aanleiding heeftgegeven tot het beslag.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, kan als ordonnateur optreden om hetuitgevoerde beslag aan te rekenen op de genomen blokkerende vastlegging.

Art. 12. § 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, heeft delegatie om vorderingenwaarvan de hoofdsom niet meer dan 25.000 euro bedraagt, te erkennen als last als vermeld in artikel 53, § 2, tweedelid, 2°, van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995.

§ 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, heeft met betrekking tot hetFinancieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven delegatie om :

1° de saldi die voor de berekening van de dotatie aan het Fonds in aanmerking komen te beperken;

2° de kredieten vast te stellen die worden overgeschreven naar de basisallocatie «Dotatie aan het Financierings-fonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven».

Art. 13. De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, heeft delegatie om onteigenings-machtigingen te verlenen ten algemenen nutte, behoudens in de gevallen bepaald in de wet, aan de gemeenten, deprovincies, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de erkende provinciale ontwikkelingsmaatschappijen,overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 inzake onteigeningen ten algemenen nutteten behoeve van de gemeenten, de provincies, de intercommunale verenigingen en de gewestelijke ontwikkelings-maatschappijen.

50272 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 139: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

De leden van de Vlaamse Regering hebben delegatie om onteigeningsmachtigingen te verlenen aan instellingen ofrechtspersonen die onder hun bevoegdheid vallen. Wanneer de aangelegenheid waarvoor de onteigening zich opdringtbehoort tot de bevoegdheid van een ander lid van de Vlaamse Regering, wordt de machtiging verleend metinstemming van dit lid.

HOOFDSTUK 3. — Algemene bepalingen

Art. 14. De leden van de Vlaamse Regering kunnen hun bevoegdheden, gedelegeerd overeenkomstig hoofd-stuk 2, delegeren aan personeelsleden van de diensten van de Vlaamse Regering en de instellingen en rechtspersonendie afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest. Zij kunnen die personeelsleden machtigen om,mits zij hiervan kennis geven, die bevoegdheden verder te delegeren en te laten subdelegeren aan personeelsleden dieonderworpen zijn aan hun hiërarchisch gezag.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, kan aan de provinciegouverneurs en aande adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant bevoegdheden delegeren inzake uitvoering van debegroting en gunning van overheidsopdrachten wat de begrotingskredieten voor algemene werkingskosten ofinvesteringsgoederen ten behoeve van de gouverneurs betreft. Hij kan aan de provinciegouverneurs diezelfdebevoegdheden delegeren wat de begrotingskredieten voor algemene werkingskosten of investeringsgoederen tenbehoeve van de arrondissementscommissarissen en de gewestelijke ontvangers betreft. Hij kan die gouverneursmachtigen om, mits zij daarvan kennisgeven, die bevoegdheden verder te delegeren aan de arrondissementscommis-sarissen.

De delegaties die aan personeelsleden werden verleend in aangelegenheden welke aan de Vlaamse Gemeenschapof het Vlaamse Gewest zijn overgedragen, blijven gelden tot hun wijziging of opheffing, evenwel binnen de grenzenbepaald door dit hoofdstuk.

Art. 15. De besluiten van de Vlaamse Regering en de samenwerkingsakkoorden van de Vlaamse Gemeenschap ofhet Vlaamse Gewest met de Staat of met andere gewesten of gemeenschappen worden namens de Vlaamse Regeringondertekend door de minister-president en het lid aan wie de aangelegenheid in kwestie toegewezen is.

Art. 16. Als de minister-president of een lid van de Vlaamse Regering afwezig of verhinderd is, wordt eenregeling voor plaatsvervanging getroffen.

HOOFDSTUK 4. — Overgangs- en slotbepalingen

Art. 17. Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden vande Vlaamse Regering wordt opgeheven.

Art. 18. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 13 juli 2009.

Art. 19. De leden van de Vlaamse Regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van ditbesluit.

Brussel, 13 juli 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regeringen Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,

K. PEETERS

De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding,I. LIETEN

De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand,G. BOURGEOIS

De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,J. VANDEURZEN

De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken,H. CREVITS

De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie,F. VAN DEN BOSSCHE

De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport,P. MUYTERS

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,J. SCHAUVLIEGE

De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel,P. SMET

50273MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 140: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

TRADUCTION

AUTORITE FLAMANDE

[C − 2009/35687]F. 2009 — 259713 JUILLET 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand

fixant les attributions des membres du Gouvernement flamand

Le Gouvernement flamand,

Vu le décret spécial du 7 juillet 2006 relatif aux institutions flamandes, notamment les articles 21 et 22;Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juillet 2004 fixant les attributions des membres du Gouvernement

flamand;Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, notamment l’article 3, § 1er;Vu l’urgence;Considérant qu’il y a lieu de répartir les attributions des membres du Gouvernement flamand immédiatement

après la prestation de serment, afin de permettre un fonctionnement normal du Gouvernement;Sur la proposition conjointe des membres du Gouvernement flamand;Après délibération,

Arrête :

CHAPITRE 1er. — Répartition des attributions parmi les membres du Gouvernement flamand

Article 1er. Le présent chapitre répartit les attributions au sein du Gouvernement flamand en vue de lapréparation et de l’exécution de ses décisions.

Art. 2. § 1er. M. Kris Peeters, président du Gouvernement flamand, est compétent pour le domaine politique desservices pour la politique générale du Gouvernement, visé à l’article 3 de l’arrêté du Gouvernement flamand du3 juin 2005 relative à l’organisation de l’administration flamande, ci-après dénommé l’arrêté organisationnel, àl’exception de la politique d’égalité des chances et de la coordination de la politique relative à Bruxelles-Capitale et àla périphérie flamande de Bruxelles.

Il porte le titre de « Ministre-Président du Gouvernement flamand ».

§ 2. M. Kris Peeters, membre du Gouvernement flamand, est compétent pour :

1° le domaine politique « agriculture et pêche », visé à l’article 12 de l’arrêté organisationnel;

2° le domaine politique « affaires étrangères », visé à l’article 6 de l’arrêté organisationnel, à l’exception du secteurdu tourisme;

3° le secteur de la ruralité;

4° le secteur de l’économie, à l’exception des instruments économiques publics.

Il porte le titre de « Ministre flamand de l’Economie, de la Politique extérieure, de l’Agriculture et de la Ruralité ».

§ 3. Mme Ingrid Lieten, Ministre Vice-Présidente du Gouvernement flamand, est compétente pour :

1° les secteurs de la recherche fondamentale, de la recherche stratégique et axée sur la politique, de l’innovationtechnologique et de la popularisation des sciences;

2° le secteur des médias;

3° les instruments économiques publics;

4° la coordination de la politique en matière de pauvreté.

Elle porte le titre de « Ministre flamande de l’Innovation, des Investissements publics, des Médias et de la Luttecontre la Pauvreté ».

§ 4. M. Geert Bourgeois, Ministre Vice-Président du Gouvernement flamand, est compétent pour :

1° le domaine politique « affaires administratives », visé à l’article 4 de l’arrêté organisationnel, à l’exception de lapolitique des villes;

2° le secteur du tourisme;

3° la politique relative à la périphérie flamande de Bruxelles.

Il porte le titre de « Ministre flamand des Affaires administratives, des Affaires intérieures, de l’Intégration civique,du Tourisme et de la Périphérie flamande de Bruxelles ».

§ 5. M. Jo Vandeurzen est compétent pour le domaine politique « aide sociale, santé publique et famille », visé àl’article 9 de l’arrêté organisationnel.

Il porte le titre de « Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille ».

§ 6. Mme Hilde Crevits est compétente pour le domaine politique « mobilité et travaux publics », visé à l’article 14de l’arrêté organisationnel.

Elle porte le titre de « Ministre flamande de la Mobilité et des Travaux publics ».

§ 7. Mme Freya Van den Bossche est compétente pour :

1° le secteur de la politique du logement;

2° le secteur de l’économie sociale;

3° le secteur de l’énergie;

4° la politique des villes.

Elle porte le titre de « Ministre flamande de l’Energie, du Logement, de la Politique des Villes et de l’Economiesociale ».

§ 8. M. Philippe Muyters est compétent pour :

1° le domaine politique « finances et budget », visé à l’article 5 de l’arrêté organisationnel;

2° le secteur de l’aménagement territorial;

50274 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 141: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

3° le secteur de la gestion et de la protection du patrimoine immobilier;

4° le secteur de l’emploi, y compris l’emploi des langues pour les relations sociales entre les employeurs et leurpersonnel, ainsi que les actes et documents des entreprises imposés par la loi et les règlements, visés à l’article 129, § 1er,3° de la Constitution;

5° le secteur de la formation professionnelle;

6° le secteur des sports.

Il porte le titre de « Ministre flamand des Finances, du Budget, de l’Emploi, de l’Aménagement du Territoire et desSports ».

§ 9. Mme Joke Schauvliege est compétente pour :

1° les secteurs de l’environnement, de la gestion de l’eau, de l’aménagement de l’espace rural et de la gestion desnutriments, de la nature et des ressources naturelles;

2° les secteurs du patrimoine culturel, des arts professionnels et de l’animation socioculturelle des adultes.

Elle porte le titre de « Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de la Culture ».

§ 10. M. Pascal Smet est compétent pour :

1° le domaine politique « enseignement et formation », visé à l’article 8 de l’arrêté organisationnel;

2° le secteur de l’animation des jeunes, y compris la coordination de la politique des droits de l’enfant;

3° la politique de l’égalité des chances;

4° la coordination de la politique relative à Bruxelles-Capitale.

Il est désigné aux fins d’assister avec voix consultative, en sa qualité de membre bruxellois du Gouvernementflamand, aux séances du collège de la Commission communautaire flamande et du collège réuni de la Commissioncommunautaire commune, conformément à l’article 76 de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux Institutionsbruxelloises.

Il porte le titre de « Ministre flamand de l’Enseignement, de la Jeunesse, de l’Egalité des Chances et des Affairesbruxelloises ».

Art. 3. L’administration de ou le contrôle sur les services, institutions ou personnes morales mentionnésci-dessous, sont répartis comme suit :

1° le Ministre-Président du Gouvernement flamand est compétent pour :

a) le « Studiedienst van de Vlaamse regering » (Service d’Etude du Gouvernement flamand);

b) le « Interne Audit van de Vlaamse Administratie » (Audit interne de l’Administration flamande), sans préjudicede l’arrêté du Gouvernement flamand du 16 avril 2004 portant création de l’agence autonomisée interne « Audit internede l’Administration flamande » et portant transformation du comité d’audit de la Communauté flamande en Comitéd’Audit de l’Administration flamande);

c) la « Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen » (Agence de Information géographique de laFlandre);

d) le « Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen » (Conseil socio-économique flamand);

2° le Ministre flamand de l’Economie, de la Politique extérieure, de l’Agriculture et de la Ruralité est compétentpour :

a) la « Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking » (Agence flamande de la Coopération internatio-nale);

b) la « Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen »;

c) le Conseil consultatif stratégique « Internationaal Vlaanderen », étant entendu que cette compétence est partagéeavec le Ministre flamand chargé du tourisme;

d) le « Vlaams Landbouwinvesteringsfonds » (Fonds flamand d’Investissements dans l’Agriculture);

e) le « Financieringsinstrument voor de Vlaamse visserij- en aquicultuursector »;

f) le Propre Patrimoine du « Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek »;

g) la « Agentschap voor Landbouw en Visserij »;

h) le « Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek »;

i) le « Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing »;

j) le Conseil consultatif stratégique pour l’Agriculture et la Pêche;

k) le « Fonds voor het Flankerend Economisch Beleid » (Fonds « Hermes »);

l) la « Agentschap Ondernemen »;

3° la Ministre flamande de l’Innovation, des Investissements publics, des Médias et de la Lutte contre la Pauvreté »est compétente pour :

a) la « Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek »;

b) la « Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technogie » (« IWT »);

c) le « Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen » (« FWO »);

d) la « Herculesstichting »;

e) le « Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie » (« VRWI »);

f) le « Vlaamse Radio- en Televisieomroep »;

g) le « Vlaamse Regulator voor de Media »;

h) « Gimvindus »;

i) la « Participatiemaatschappij Vlaanderen », y compris la « Vlaams Energiebedrijf »;

j) la « Limburgse Reconversiemaatschappij »;

50275MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 142: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

k) la « Vlaamse Participatiemaatschappij »;

l) le « Raad voor Cultuur, jeugd, Sport en Media », étant entendu que cette compétence est partagée avec lesMinistres flamands chargés de la Culture, de la Jeunesse et des Sports;

4° le Ministre flamand des Affaires administratives, des Affaires intérieures, de l’Intégration civique, du Tourismeet de la Périphérie flamande de Bruxelles est compétent pour :

a) la « Agentschap voor Overheidspersoneel »;

b) la « Agentschap voor Facilitair Management »;

c) la « Agentschap voor Binnenlands Bestuur », à l’exception de la politique des villes;

d) « Jobpunt Vlaanderen »;

e) le « Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken »;

f) le « Rand » (la Périphérie);

g) « Toerisme Vlaanderen »;

h) le Conseil consultatif « Internationaal Vlaanderen », étant entendu que cette compétences est partagée avec leMinistre flamand chargé de la Politique extérieure;

5° le Ministre flamand du Bien-Etre, de la Santé publique et de la Famille est compétent pour :

a) « Zorg en Gezondheid » (Soins et Santé);

b) Bien-Etre de la Jeunesse;

c) Inspection du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille;

d) le Centre public des Soins psychiatriques à Geel;

e) le Centre public des Soins psychiatriques à Rekem;

f) « Kind en Gezin » (Enfance et Famille);

g) l’Agence flamande des Personnes ayant un handicap;

h) le « Vlaams Zorgfonds »;

i) le « Fonds Jongeren Welzijn » (Fonds du Bien-Etre des Jeunes);

j) Le Fonds flamand de l’Infrastructure affectée aux Matières personnalisable;

k) le Conseil consultatif stratégique pour la Politique flamande de l’Aide sociale, de la Santé et de la Famille;

6° le Ministre flamand de la Mobilité et des Travaux publics est compétent pour :

a) le « Pendelfonds »;

b) le Propre Patrimoine « Flanders Hydraulics»;

c) l’Agence de la Circulation et des Routes;

d) l’Agence des Services maritimes et de la Côte;

e) la société flamande des Transport – « De Lijn »;

f) « De Scheepvaart » (Office de la Navigation);

g) « Waterwegen en Zeekanaal » (Voies navigables et Canal maritime);

h) le « Fonds Stationsomgevingen » (Fonds des Abords de Gare);

i) la Société du Développement de l’Aéroport d’Ostende-Bruges;

j) la Société du Développement de l’Aéroport de Courtrai-Wevelgem;

k) la Société du Développement de l’Aéroport d’Anvers;

l) La « NV Vlaamse Havens » (SA Ports flamands);

m) Le Conseil de la Mobilité de la Flandre;

7° la Ministre flamande de l’Energie, du Logement, des Villes et de l’Economie sociale est compétente pour :

a) le « Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant (VLABINVEST) » (Fonds d’Investisse-ment pour la Politique foncière et du Logement au Brabant flamand);

b) le « Garantiefonds voor Huisvesting » (Fonds de Garantie du Logement);

c) «Wonen-Vlaanderen»;

d) la « Inspectie RWO » (Inspection de l’Aménagement du Territoire), étant entendu que cette compétence estpartagée avec le Ministre chargé de l’aménagement du territoire et du patrimoine immobilier;

e) la « Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen » (Société flamande du Logement social);

f) le « Vlaamse Woonraad » (Conseil flamand du Logement);

g) l’Agence de l’Administration intérieur, en ce qui concerne la politique des villes;

h) l’Agence flamande de Subventionnement du Travail et de l’Economie sociale, étant entendu que cettecompétence est partagée avec le Ministre chargé de l’emploi et de la formation professionnelle;

i) l’Agence ESF, étant entendu que cette compétence est partagée avec le Ministre chargé de l’emploi et de laformation professionnelle;

j) la « Vlaams Energieagentschap » (Agence flamande de l’Energie) » :

k) la « Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt » (Instance de Régularisation du marchéde l’Electricité et du Gaz);

8° le Ministre flamand des Finances, du Budget, de l’Emploi, de l’Aménagement du Territoire et des Sports estcompétent pour :

a) le Fonds flamand d’Amortissement des Charges;

50276 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 143: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

b) le Fonds de financement pour le Désendettement et les Dépenses d’investissement uniques;

c) le Service flamand des Contributions;

d) le ’Centrale Accounting’;

e) le ’Vlaamse Toekomstfonds’;

f) le « Rubiconfonds »;

g) le Propre patrimoine de l’Institut flamand du Patrimoine immobilier;

h) « RO-Vlaanderen » (Aménagement du Territoire Flandre);

j) l’Institut flamand du patrimoine immobilier;

k) le Conseil consultatif stratégique de l’Aménagement du Territoire - Patrimoine immobilier;

l) l’Agence flamande de Subvention de l’Emploi et de l’Economie sociale, étant entendu que cette compétence estpartagée avec la Ministre flamande chargée de l’Economie sociale;

m) l’Office flamand de l’Emploi et de la Formation professionnelle;

n) l’Agence flamande pour la Formation des entrepreneurs - Syntra Vlaanderen;

o) l’Agence ESF, étant entendu que cette compétence est partagée avec la Ministre flamande chargée de l’Economiesociale;

p) Bloso;

q) le Conseil de la Culture, de la Jeunesse et des Médias, étant entendu que cette compétence est partagée avec lesMinistres flamands chargés de la Culture, de la Jeunesse et des Médias;

9° la Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de la Culture est compétente pour :

a) le « Vlaamse Milieuholding »;

b) la « Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening » (Société flamande de Distribution d’Eau);

c) le « Ondersteunend Centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos » (Centre d’Appui de l’Agence de lanature et des Forêts);

d) le Propre Patrimoine du « Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek » (Institut des Recherches sur la Nature et lesForêts);

e) le Fonds Gravier;

f) l’Agence de la Nature et des Forêts;

g) le « Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek » (Institut des Recherches sur la Nature et les Forêts);

h) la Société flamande de l’Environnement;

i) la Société publique flamande des Déchets;

j) la Société terrienne flamande;

k) le Conseil flamand de l’Environnement et de la Nature;

l) le Fonds de l’Infrastructure culturelle;

m) le « Vlaams Fonds voor de Letteren » (Fonds flamand des Lettres);

n) le « Topstukkenfonds » (Fonds des pièces maîtresses);

o) les Arts et le Patrimoine;

p) l’Oeuvre socio-culturelle pour Jeunes et Adultes, étant entendu que cette compétence est partagée avec leMinistre flamand chargé de la Jeunesse;

q) le Musée royal des Beaux Arts à Anvers;

r) le Conseil de la Culture, de la Jeunesse, des Sports et des Médias, étant entendu que cette compétence estpartagée avec les Ministres flamands chargés de la Culture, de la Jeunesse et des Médias;

10° le Ministre flamand de l’Enseignement, de la Jeunesse, de l’Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises estcompétent pour :

a) l’Enseignement communautaire;

b) le « Universitair Ziekenhuis Gent » (Hôpital universitaire à Gand);

c) la « Agentschap voor Onderwijscommunicatie » (Agence de Communication d’Enseignement);

d) la « Agentschap voor Onderwijsdiensten » (Agence de Services d’Enseignement);

e) la « Agentschap Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen » (Agence d’Enseignementsupérieur, d’Education des Adultes et d’Allocations d’études);

50277MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 144: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

f) la «Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming» (Agence pour la Gestion de la Qualité dansl’Enseignement et de la Formation;

g) la «Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs» (Agence de l’infrastructure dans l’Enseignement);

h) le « Vlaamse Onderwijsraad » (Conseil flamand de l’Enseignement);

i) l’Oeuvre socio-culturelle pour Jeunes et Adultes, étant entendu que cette compétence est partagée avec laMinistre flamande chargée de la Culture;

k) le Conseil de la Culture, de la Jeunesse et des Médias, étant entendu que cette compétence est partagée avec lesMinistres flamands chargés de la Culture, de la Jeunesse et des Médias;

Le Ministre flamand compétent pour les finances et les budgets, exerce le contrôle budgétaire, financier etcomptable sur les instances visées au présent article.

Art. 4. Les matières attribuées aux membres du Gouvernement flamand en vertu de l’article 2, comprennentégalement les moyens et instruments par lesquels ces matières peuvent effectivement être réalisées, notamment en cequi concerne :

1° les relations et la coopération avec des tiers;

2° les initiatives internationales et européennes;

3° les projets de recherches scientifiques et les études scientifiques;

4° la surveillance administrative spécifique;

5° la création de services, d’institutions et de personnes morales;

6° l’administration de ou le contrôle sur les services, institutions et personnes morales relevant de la Communautéflamande ou de la Région flamande;

7° la politique spécifique en matière de personnel, d’ingénierie d’organisation, de services facilitaires, de gestionimmobilière et de la technologie d’information et de communication.

CHAPITRE 2. — Délégation de compétences de décision aux membres du Gouvernement flamand

Art. 5. Chaque membre du Gouvernement flamand exerce les compétences de décision déléguées dans le présentchapitre dans les matières pour lesquelles il est compétent en vertu du chapitre Ier du présent arrêté.

Les délégations autorisées au présent chapitre valent également pour les décisions concernant des matièresrelevant de la compétence de plusieurs membres du Gouvernement flamand, et qui doivent donc conjointement êtreprises.

Les compétences de décision déléguées par le présent chapitre sont exercées dans les limites et dans le respect desconditions et des modalités fixées dans des lois, décrets, arrêtés et circulaires.

Les montants mentionnés dans le présent chapitre sont hors taxe sur la valeur ajoutée.

Art. 6. Les membres du Gouvernement flamand ont délégation pour :

1° prendre des décisions pour l’application des traités, des règlements de l’UE, des accords de coopération, des lois,décrets, règlements, arrêtés royaux, arrêtés du Gouvernement flamand et arrêtés ministériels;

2° l’affectation des crédits budgétaires;

3° la coopération entre l’état fédéral et les autres communautés et régions, à l’exception de l’octroi d’accordsprescrits par la Constitution ou par les lois institutionnelles;

4° l’exercice du contrôle administratif sur les pouvoirs régionaux et locaux;

5° la direction ou le contrôle des services, institutions et personnes morales qui relèvent de la Communautéflamande ou de la Région flamande, à l’exception de la conclusion de contrats de gestion ou de conventions decoopération avec des agences;

6° la désignation des personnes dans des organes consultatifs à condition que l’intention de désignation soitpréalablement communiquée au membre compétent du Gouvernement flamand;

7° l’acquisition d’immeubles domaniaux, à titre gratuit ou onéreux, au bénéfice de la Communauté flamande oude la Région flamande;

8° la gestion de biens immeubles appartenant au domaine public ou privé de la Communauté flamande ou de laRégion flamande, conformément à l’affectation réservée à ces biens en application des règles arrêtées par leGouvernement flamand; Cette délégation s’applique également :

a) à la décision de changement d’affectation ou de désaffectation d’un immeuble, pour autant que cette décisionsoit notifiée sans tarder au membre du Gouvernement flamand compétent pour la politique générale en matière degestion immobilière;

50278 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 145: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

b) à la délivrance d’autorisations pour l’usage privatif et de concessions relatives à des biens domaniaux publics;

c) à la location, l’affermage et l’acquisition de droits réels relatifs à des biens domaniaux privés;

9° l’acquisition, l’aliénation et la gestion de biens domaniaux meubles;

10° l’acceptation de donations et de legs;

11° l’établissement du cadre organique des institutions et personnes morales qui relèvent de la Communautéflamande ou de la Région flamande;

12° la création de comités de concertation de base et de comités intermédiaires de concertation;

13° l’agrément de créances comme charges du passé, visées à l’article 53, § 2, alinéa deux, 1° du décret du21 décembre 1994 contenant diverses mesures d’accompagnement du budget 1995, après accord préalable du Ministreflamand chargé des finances et des budgets;

14° la conclusion de transactions, règlements à l’amiable et reconnaissances de dettes, pour autant que le montantdes dépenses qui en découlent ne dépasse pas 150.000 euros, sans préjudice de l’article 8, § 4;

15° la conclusion de conventions d’arbitrage;

16° la conclusion, modification ou cessation de conventions avec une durée maximale de 9 ans pour la location debiens immeubles, à l’exception des biens immeubles visés à l’article 10, § 2; cette délégation vaut uniquement pour lesbiens immeubles dont les dépenses annuelles relatées (loyer, charges fiscales, charges locataires, remboursement desdépenses d’investissement préfinancées,... ) ne dépassent pas 150.000 euros.

Art. 7. La délégation conférée à l’article 6 ne vaut toutefois pas pour :

1° décider les arrêtés réglementaires;

2° l’octroi de subventions facultatives qui ne sont pas nommément inscrites au budget et qui excèdent le montantde 150.000 euros, que ces subventions soient reprises ou non dans un plan d’exécution budgétaire;

3° les décisions prises en exécution de la législation et de la réglementation concernant l’expansion économique etqui se rapportent à des investissements de plus de 12,5 millions euros;

4° les décisions octroyant un garantie de la région ou une garantie de la communauté pour un montant cumulé deplus de 5 millions euros par personne physique ou par personne morale;

5° la conclusion d’accords ou de traités de coopération;

6° la création et le mode de composition de conseils, commissions, services, institutions ou personnes morales;

7° le recrutement, la désignation ou la nomination :

a) des managers qui dirigent un département, une institution ou une personne morale relevant de la Communautéflamande ou de la Région flamande et des managers et chefs de projets relevant du même niveau;

b) du directeur général;

8° la désignation de personnes dans les collèges de droit administratif ou dans les organes administratifs et ladésignation de délégués gouvernementaux et de commissaires gouvernementaux.

Art. 8. § 1. En ce qui concerne l’attribution de marchés publics pour des travaux, fournitures et services, lesmembres du Gouvernement flamand ont la délégation, chacun en ce qui le ou la concerne, pour l’attribution de marchésdont le montant d’inscription à approuver est inférieur aux montants figurant au tableau suivant :

montants eneuros

Adjudication ou demanded’offre

Procédure de négociation avecpublication préalable

Procédure de négociation sanspublication préalable

Travaux 20.000.000 10.000.000 2.000.000

Fournitures 10.000.000 5.000.000 1.000.000

Services 5.000.000 2.500.000 500.000

Pour les concessions de travaux publics, la délégation est valable pour les montants inférieurs à 20 millions euros.En ce qui concerne les demandes de prix pour des projets, y compris l’attribution du marché de services suivant

avec une procédure de négociation en application de l’article 17, § 2, 4°, ou de l’article 39, § 2, 5°, de la loi du24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services, ladélégation vaut pour un montant inférieur à 5 millions euros.

La délégation vaut également pour des subventions d’investissements, lorsque le montant du marché ou del’estimation est inférieur aux montants fixés à l’alinéa premier.

La délégation est valable, quel que soit le montant, pour :1° le choix du mode d’attribution, l’approbation du cahier des charges et des autres documents d’attribution;2° la sélection des participants à des procédures limitées et à des procédures de négociation;3° l’attribution d’un marché en cas d’une procédure de nécessité urgente, visée à l’article 17, § 2, 1°, c, et 39, § 2,

1°, c, de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et deservices;

50279MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 146: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

4° l’attribution d’un marché à un ou plusieurs tiers, pour le compte d’un entrepreneur resté en défaut, qui faitl’objet d’une action d’office.

§ 2. En ce qui concerne l’exécution de marchés publics, les membres du Gouvernement flamand ont délégation,chacun en ce qui le concerne, pour toute décision.

Cette délégation n’est valable que pour l’objet du marché et pour une incidence financière globale qui s’élève aumaximum :

1° 2,5 millions euros pour des travaux;2° 625.000 euros pour des fournitures;3° 150.000 euros pour des services.§ 3. Les membres du Gouvernement flamand ont, chacun pour ce qui le ou la concerne, délégation de passer des

commandes sur la base d’un marché à commandes, dans les limites de l’objet et des dispositions de ce marché àcommandes.

A moins que la commande constitue des prestations continues, telles qu’exploitation et entretien récurrent, l’accordpréalable du Ministre flamand chargé des finances et du budget est requis si la commande dépasse les seuils suivants :

1° 1.500.000 millions euros pour des travaux;2° 900.000 euros pour des fournitures;3° 500.000 euros pour des services.§ 4. Par dérogation à l’article 6, 13°, la délégation vaut pour la conclusion de transactions, règlements à l’amiable

et reconnaissances de dettes portant sur des marchés publics, dans les limites suivantes :1° 2,5 millions euros pour des travaux;2° 625.000 euros pour des fournitures;3° 150.000 euros pour des services.

Art. 9. Dans les actions en justice de la Communauté flamande et de la Région flamande concernant une matièrequi est de la compétence exclusive d’un seul Ministre flamand, ce dernier agit au nom du Gouvernement flamand.

Si les actions concernent une matière qui est de la compétence de plusieurs Ministres flamands, ces dernierss’accordent pour désigner le membre du Gouvernement flamand qui agira en son nom. A défaut d’un tel accord, leMinistre qui est le premier dans l’ordre de préséance, agit.

Art. 10. § 1. Le Ministre flamand compétent pour la politique générale en matière de gestion immobilière a ladélégation, en ce qui concerne les biens immeubles non affectés appartenant au domaine de la Communauté flamandeou de la Région flamande, pour :

1° leur gestion;

2° leur aliénation, pour autant que l’incidence budgétaire n’excède pas 1.250.000 euros.

Par dérogation à l’alinéa premier, le Ministre chargé de la rénovation rurale et de la conservation de la nature, adélégation pour l’aliénation de forêts, de zones d’espaces verts, de zones naturelles, d’eaux de pêche et de terres pourl’aménagement d’espaces verts publics, ayant été désaffectés.

§ 2. Le Ministre flamand chargé de la politique générale en matière de services facilitaires, a délégation pour laconclusion, modification et cessation de conventions d’une durée maximale de 12 ans, pour la location de biensimmeubles destinés principalement au logement de bureaux pour les Ministres flamands, et dont :

- la superficie brute maximale prise en location est de 3 000 m2;

- le total des dépenses annuelles relatées (loyer, charges fiscales, charges locataires, remboursement des dépensesd’investissement préfinancées) ne dépassent pas le 450.000 euros.

Art. 11. En dérogation à l’article 6, 2°, le Ministre flamand, chargé des finances et du budget, est vêtu de ladélégation :

1° dans le cas d’une saisie conservatoire des biens repris dans la déclaration, visée à l’article 1412bis du Codejudiciaire, de procéder à un engagement bloqué et à un ajustement nécessaire éventuel du programme budgétaire pourle montant de la demande, quelque soit la nature des crédits, sur les crédits budgétaires disponibles du Ministre chargéde l’affaire ayant donné lieu à la saisie;

2° dans le cas d’une saisie-exécutoire d’autres biens de la Communauté flamande ou de la Région flamande, pourau maximum 5 millions euros, de procéder à un engagement bloqué et à un ajustement nécessaire éventuel duprogramme budgétaire, quelque soit la nature des crédits, sur les crédits budgétaires disponibles du Ministre chargéde l’affaire ayant donné lieu à la saisie.

Le Ministre flamand, chargé des finances et des budgets, peut agir en tant qu’ordonnateur en vue de comptabiliserla saisie exécutée sur l’engagement bloqué.

Art. 12. § 1. Le Ministre flamand chargé des finances et des budgets, a délégation pour agréer les créances dontle principal n’est pas supérieur à 25.000 euros, à agréer comme charge telle que visée à l’article 53, § 2, alinéa deux, 2°,du décret du 21 décembre 1994 contenant diverses mesures d’accompagnement du budget 1995.

§ 2. Le Ministre flamand, chargé des finances et du budget, a délégation, en ce qui concerne le Fonds deFinancement pour le Désendettement et les Dépenses d’investissement unique, pour :

1° de limiter les soldes pouvant faire l’objet du calcul de la dotation au Fonds;

2° de fixer les crédits qui sont transférés à l’allocation de base « Dotation au Fonds de Financement pour leDésendettement et les Dépenses d’Investissement unique ».

Art. 13. Le Ministre flamand, chargé des affaires intérieures, a la délégation d’accorder des autorisationsd’expropriation pour cause d’utilité publique, sauf dans les cas prévus par la loi, aux communes, provinces, structuresde coopération intercommunales et sociétés provinciales de développement agréées, conformément à l’arrêté duGouvernement flamand du 19 décembre 1991 relatif aux expropriations pour cause d’utilité publique aux besoins descommunes, des provinces, des associations intercommunales et des sociétés régionales de développement.

Les membres du Gouvernement flamand ont la délégation d’accorder des autorisations d’expropriation à desinstitutions ou personnes morales relevant de leur compétence. Lorsque l’affaire pour laquelle l’expropriation s’imposerelève de la compétence d’un autre membre du Gouvernement flamand, l’autorisation est octroyée avec l’accord de cedernier.

50280 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 147: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

CHAPITRE 3. — Dispositions générales

Art. 14. Les membres du Gouvernement flamand peuvent déléguer leurs compétences de décision qui leur sontdéléguées conformément au chapitre II, à des membres du personnel des services du Gouvernement flamand et desinstitutions et personnes morales relevant de la Communauté flamande ou de la Région flamande. Ils peuvent habiliterces membres du personnel à sous-déléguer ces compétences à des membres du personnel soumis à leur autoritéhiérarchique, moyennant notification.

Le Ministre flamand, chargé des affaires intérieures, peut déléguer aux gouverneurs de province et à l’adjoint dugouverneur de la province du Brabant flamand des compétences en matière d’exécution du budget et d’attribution demarchés publics pour ce qui est des crédits budgétaires pour frais généraux de fonctionnement ou biensd’investissement au bénéfice des gouverneurs. Il peut déléguer aux gouverneurs de province les mêmes compétencespour ce qui est des crédits budgétaires pour frais généraux de fonctionnement ou biens d’investissement au bénéficedes commissaires d’arrondissement. Il peut autoriser lesdits gouverneurs, moyennant notification de ces derniers, àsous-déléguer ces compétences aux commissaires d’arrondissement.

Les délégations conférées aux membres du personnel dans les matières transférées à la Communauté flamande ouà la Région flamande restent d’application jusqu’à ce qu’elles soient modifiées ou abrogées, dans les limites fixées parle présent chapitre.

Art. 15. Les arrêtés du Gouvernement flamand et les accords de coopération de la Communauté flamande ou dela Région flamande conclus avec l’Etat ou d’autres Régions ou Communautés sont signés au nom du Gouvernementflamand par le Ministre-Président et le membre compétent pour la matière concernée.

Art. 16. En cas d’absence ou d’empêchement du Ministre-Président ou d’un membre du Gouvernement flamand,il est pourvu à leur remplacement.

CHAPITRE 4. — Dispositions transitoires et finales

Art. 17. L’arrêté du Gouvernement flamand du 27 juillet 2004 fixant les attributions des membres duGouvernement flamand, est abrogé.

Art. 18. Le présent arrêté produit ses effets à partir du 13 juillet 2009.

Art. 19. Les membres du Gouvernement flamand sont chargés, chacun en ce qui le ou la concerne, de l’exécutiondu présent arrêté.

Bruxelles, le 13 juillet 2009.

Le Ministre-Président du Gouvernement flamandet Ministre flamand de l’Economie, de la Politique extérieure, de l’Agriculture et de la Ruralité,

K. PEETERS

La Ministre flamande de l’innovation, des Investissements publics, des Médias et de la Lutte contre la Pauvreté,I. LIETEN

Le Ministre flamand des Affaires administratives, de l’Administration intérieure,de l’Intégration civique, du Tourisme et de la Périphérie flamande de Bruxelles,

G. BOURGEOIS

Le Ministre flamand du Bien-Etre, de la Santé publique et de la Famille,J. VANDEURZEN

La Ministre flamande de la Mobilité et des Travaux publics,H. CREVITS

La Ministre flamande de l’Energie, du Logement, des Villes et de l’Economie sociale,F. VAN DEN BOSSCHE

Le Ministre flamand des Finances, du Budget, du Travail, de l’Aménagement du Territoire et des Sports,Ph. MUYTERS

La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de la Culture,J. SCHAUVLIEGE

Le Ministre flamand de l’Enseignement, de la Jeunesse, de l’Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises,P. SMET

*VLAAMSE OVERHEID

[C − 2009/35688]N. 2009 — 2598

13 JULI 2009. — Besluit van de Vlaamse Regering tot herlibellering in de begroting van de Vlaamse Gemeenschapvan namen van entiteiten en programma’s betrekking hebbend op kabinetsbegrotingen en aanduiding van dekenletter van ordonnancerend minister in begrotingsdocumenten

De Vlaamse Regering,

Gelet op het decreet van 19 december 2008 houdende de algemene uitgavenbegroting van de VlaamseGemeenschap voor het begrotingsjaar 2009;

Gelet op het decreet van 19 december 2008 houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voorhet begrotingsjaar 2009;

Gelet op het decreet van 20 februari 2009 houdende eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van deVlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009;

Gelet op het decreet van 30 april 2009 houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van deVlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009;

50281MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 148: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden vande Vlaamse Regering;

Op het gezamenlijk voorstel van de leden van de Vlaamse Regering,

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. De namen van de hieronder vermelde entiteiten van de begroting van de Vlaamse Gemeenschapworden als volgt gewijzigd :

ENT OUDE BENAMING NIEUWE BENAMING

VA Kabinet minister-president van de VlaamseRegering,Vlaams minister van Institutionele Hervormin-gen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Platte-landsbeleid

Kabinet minister-president van de VlaamseRegering,Vlaams minister van Economie, BuitenlandsBeleid, Landbouw en Plattelandsbeleid

VB Kabinet Vlaams minister van Mobiliteit, SocialeEconomie en Gelijke Kansen

Kabinet Vlaams minister van Energie, Wonen,Steden en Sociale Economie

VC Kabinet Viceminister-president van de VlaamseRegering,Vlaams minister van Financiën en Begroting enRuimtelijke Ordening

Kabinet Viceminister-president,Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnen-lands Bestuur, Inburgering, Toerisme en VlaamseRand

VD Kabinet Vlaams minister van Economie, Onder-nemen, Wetenschap, Innovatie en BuitenlandseHandel

Kabinet Vlaams minister van Financiën, Begro-ting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport

VE Kabinet Vlaams minister van Openbare Wer-ken, Energie, Leefmilieu en Natuur

Kabinet Vlaams minister van Mobiliteit enOpenbare Werken

VF Kabinet Vlaams minister van BinnenlandsBestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering

Kabinet Vlaams minister van Leefmilieu, Natuuren Cultuur

VG Kabinet Vlaams minister van Bestuurszaken,Buitenlands Beleid, Media en Toerisme

PM

VH Kabinet Vlaams minister van Welzijn, Volksge-zondheid en Gezin

Kabinet Vlaams minister van Welzijn, Volksge-zondheid en Gezin

VI Kabinet Vlaams minister van Cultuur, Jeugd,Sport en Brussel

Kabinet Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd,Gelijke Kansen en Brussel

VJ Kabinet Viceminister-president van de VlaamseRegering,Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vor-ming

Kabinet Viceminister-president,Vlaams minister van Innovatie, Overheidsin-vesteringen, Media en Armoedebestrijding

Art. 2. De namen van de hieronder vermelde programma’s van de begroting van de Vlaamse Gemeenschapworden als volgt gewijzigd :

PR OUDE BENAMING NIEUWE BENAMING

VF Apparaatkredieten kabinet Minister-president,Vlaams minister van Institutionele Hervormin-gen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Platte-landsbeleid

Apparaatkredieten kabinet minister-presidentvan de Vlaamse Regering,Vlaams minister van Economie, BuitenlandsBeleid, Landbouw en Plattelandsbeleid

VG Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanEconomie, Ondernemen, Wetenschap, Innova-tie en Buitenlandse Handel

Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanFinanciën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Orde-ning en Sport

VH Apparaatkredieten kabinet Viceminister-president,Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vor-ming

Kabinet Viceminister-president,Vlaams minister van Innovatie, Overheidsin-vesteringen, Media en Armoedebestrijding

VI Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanWelzijn, Volksgezondheid en Gezin

Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanWelzijn, Volksgezondheid en Gezin

VJ Apparaatkredieten kabinet Viceminister-president,Vlaams minister van Financiën en Begroting enRuimtelijke Ordening

Kabinet Viceminister-president,Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnen-lands Bestuur, Inburgering, Toerisme en VlaamseRand

VK Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanCultuur, Jeugd, Sport en Brussel

Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanOnderwijs, Jeugd, Gelijke kansen en Brussel

VL Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanBestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media enToerisme (pro memorie)

PM

50282 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 149: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

PR OUDE BENAMING NIEUWE BENAMING

VM Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanOpenbare Werken, Energie, Leefmilieu enNatuur

Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanMobiliteit en Openbare Werken

VN Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanBinnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen enInburgering

Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanLeefmilieu, Natuur en Cultuur

VO Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanMobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen

Apparaatkredieten kabinet Vlaams minister vanEnergie, Wonen, Steden en Sociale Economie

Art. 3. De namen verbonden aan onderstaande kenletters voor aanduiding van de bevoegde ordonnancerendVlaamse minister worden als volgt gewijzigd :

MIN OUDE BENAMING NIEUWE BENAMING

A De minister-president Minister-president,Vlaams minister van Economie, BuitenlandsBeleid, Landbouw en Plattelandsbeleid

B Vlaams minister van Financiën en Begroting enRuimtelijke Ordening

Viceminister-president,Vlaams minister van Innovatie, Overheidsin-vesteringen, Media en Armoedebestrijding

C Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vor-ming

Viceminister-president,Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnen-lands Bestuur, Inburgering, Toerisme en VlaamseRand

D Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport enBrussel

Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheiden Gezin

E Vlaams minister van Mobiliteit en OpenbareWerken

F Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Ste-denbeleid, Wonen en Inburgering

Vlaams minister van Energie, Wonen, Stedenen Sociale Economie

G Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Econo-mie en Gelijke Kansen

Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk,Ruimtelijke Ordening en Sport

H Vlaa Vlaams minister van Welzijn, Volksgezond-heid en Gezin

Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur enCultuur

I Vlaams minister van Openbare Werken, Ener-gie, Leefmilieu en Natuur

Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, GelijkeKansen en Brussel

J Vlaams minister van Economie Ondernemen,Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel

X De bevoegde ministers De bevoegde ministers

Art. 4. Een afschrift van dit besluit wordt ter kennisgeving verstuurd aan het Rekenhof, het Vlaams Parlement enhet Vlaams Ministerie van Financiën en Begroting.

Art. 5. De leden van de Vlaamse Regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van ditbesluit.

Brussel, 13 juli 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regeringen Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,

K. PEETERS

De Vlaamse minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding,I. LIETEN

De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand,G. BOURGEOIS

De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,J. VANDEURZEN

De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken,H. CREVITS

De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie,F. VAN DEN BOSSCHE

De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport,P. MUYTERS

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,J. SCHAUVLIEGE

De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel,P. SMET

50283MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 150: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

TRADUCTION

AUTORITE FLAMANDE

[C − 2009/35688]F. 2009 — 2598

13 JUILLET 2009. — Arrêté du Gouvernement flamand relibellant les noms des entités et programmes dans lebudget de la Communauté flamande ayant trait aux budgets des cabinets et désignation de la lettre distinctivedu ministre ordonnateur dans les documents budgétaires

Le Gouvernement flamand,

Vu le décret du 19 décembre 2008 contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pourl’année budgétaire 2009;

Vu le décret du 19 décembre 2008 contenant le budget des Voies et Moyens de la Communauté flamande pourl’année budgétaire 2009;

Vu le décret du 20 février 2009 portant le premier ajustement du budget général des dépenses de la Communautéflamande pour l’année budgétaire 2009;

Vu le décret du 30 avril 2009 portant deuxième ajustement du budget général des dépenses de la Communautéflamande pour l’année budgétaire 2009;

Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2009 fixant les attributions des membres du Gouvernementflamand;

Sur la proposition conjointe des membres du Gouvernement flamand,

Après délibération,

Arrête :

Article 1er. Les dénominations des entités du budget de la Communauté flamande mentionnées ci-dessous sontmodifiées comme suit :

ENT ANCIENNE DENOMINATION NOUVELLE DENOMINATION

VA Cabinet du Ministre-Président du Gouverne-ment flamand,Ministre flamand des Réformes institutionnel-les, des Ports, de l’Agriculture, de la Pêche enmer et de la Ruralité

Cabinet du Ministre-Président du Gouverne-ment flamand,Ministre flamand de l’Economie, de la Politiqueextérieure, de l’Agriculture et de la Ruralité,

VB Cabinet de la Ministre flamande de la Mobilité,de l’Economie sociale et de l’Egalité des Chan-ces

Cabinet de la Ministre flamande de l’Energie,du Logement, des Villes et de l’Economiesociale.

VC Cabinet du Vice-Ministre-Président du Gouver-nement flamand,Ministre flamand des Finances et du Budget etde l’Aménagement du Territoire

Cabinet du Ministre flamand des Affaires admi-nistratives, de l’Administration intérieure, del’Intégration civique, du Tourisme et de laPériphérie flamande de Bruxelles

VD Cabinet de la Ministre flamande de l’Economie,de l’Entreprise, des Sciences, de l’Innovation etdu Commerce extérieur

Cabinet du Ministre flamand des Finances, duBudget, du Travail, de l’Aménagement duTerritoire et des Sports

VE Cabinet de la Ministre flamande des Travauxpublics, de l’Energie, de l’Environnement et dela Nature

Cabinet de la Ministre flamande de la Mobilitéet des Travaux publics.

VF Cabinet du Ministre flamand des Affaires inté-rieures, de la Politique des Villes, du Logementet de l’Intégration civique

Cabinet de la Ministre flamande de l’Environ-nement, de la Nature et de la Culture

VG Cabinet du Ministre flamand des Affaires admi-nistratives, de la Politique extérieure, des Médiaset du Tourisme

PM

VH Cabinet du Ministre flamand du Bien-être, de laSanté publique et de la Famille

Cabinet du Ministre flamand du Bien-être, de laSanté publique et de la Famille

VI Cabinet du Ministre flamand de la Culture, dela Jeunesse, des Sports et des Affaires bruxel-loises

Cabinet du Ministre flamand de l’Enseigne-ment, de la Jeunesse, de l’Egalité des Chanceset des Affaires bruxelloises

VJ Cabinet du Vice-Ministre-Président du Gouver-nement flamand,Ministre flamand de l’Emploi, de l’Enseigne-ment et de la Formation

Cabinet du Vice-Ministre-Président,Ministre flamande de l’innovation, des Inves-tissements publics, des Médias et de la Luttecontre la Pauvreté

50284 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 151: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 2. Les dénominations des programmes du budget de la Communauté flamande de la Communauté flamandementionnés ci-dessous sont modifiées comme suit :

PR ANCIENNE DENOMINATION NOUVELLE DENOMINATION

VF Crédits de fonctionnement du cabinet duMinistre-Président,Ministre flamand des Réformes institutionnel-les, des Ports, de l’Agriculture, de la Pêche enmer et de la Ruralité

Crédits de fonctionnement du cabinet duMinistre-Président du Gouvernement flamand,Ministre flamand de l’Economie, de la Politiqueextérieure, de l’Agriculture et de la Ruralité,

VG Crédits de fonctionnement du cabinet de laMinistre flamande de l’Economie, de l’Entre-prise, des Sciences, de l’Innovation et du Com-merce extérieur

Crédits de fonctionnement du cabinet du Minis-tre flamand des Finances, du Budget, du Tra-vail, de l’Aménagement du Territoire et desSports

VH Crédits de fonctionnement du cabinet du Vice-Ministre-Président,Ministre flamand de l’Emploi, de l’Enseigne-ment et de la Formation

Crédits de fonctionnement du cabinet du Vice-Ministre-Président,Ministre flamande de l’innovation, des Inves-tissements publics, des Médias et de la Luttecontre la Pauvreté

VI Crédits de fonctionnement du cabinet du Minis-tre flamand du Bien-être, de la Santé publiqueet de la Famille

Crédits de fonctionnement du cabinet du Minis-tre flamand du Bien-être, de la Santé publiqueet de la Famille

VJ Crédits de fonctionnement du cabinet du Vice-Ministre-Président,Ministre flamand des Finances et du Budget etde l’Aménagement du Territoire

Cabinet du Ministre flamand des Affaires admi-nistratives, de l’Administration intérieure, del’Intégration civique, du Tourisme et de laPériphérie flamande de Bruxelles

VK Crédits de fonctionnement du cabinet du Minis-tre flamand de la Culture, de la Jeunesse, desSports et des Affaires bruxelloises

Crédits de fonctionnement du cabinet du Minis-tre flamand de l’Enseignement, de la Jeunesse,de l’Egalité des Chances et des Affaires bruxel-loises

VL Crédits de fonctionnement du cabinet du Minis-tre flamand des Affaires administratives, de laPolitique extérieure, des Médias et du Tourisme(pour mémoire)

PM

VM Crédits de fonctionnement du cabinet de laMinistre flamande des Travaux publics, del’Energie, de l’Environnement et de la Nature

Crédits de fonctionnement du cabinet de laMinistre flamande de la Mobilité et des Tra-vaux publics.

VN Crédits de fonctionnement du cabinet du Minis-tre flamand des Affaires intérieures, de laPolitique des Villes, du Logement et de l’Inté-gration civique

Crédits de fonctionnement du cabinet de laMinistre flamande de l’Environnement, de laNature et de la Culture

VO Crédits de fonctionnement du cabinet de laMinistre flamande de la Mobilité, de l’Econo-mie sociale et de l’Egalité des chances

Crédits de fonctionnement du cabinet de laMinistre flamande de l’Energie, du Logement,des Villes et de l’Economie sociale.

Art. 3. Les dénominations liées aux lettres distinctives désignant le Ministre flamand ordonnateur sont modifiéescomme suit :

MIN ANCIENNE DENOMINATION NOUVELLE DENOMINATION

A Le Ministre-Président Ministre-président,Ministre flamand de l’Economie, de la Politiqueextérieure, de l’Agriculture et de la Ruralité

B Ministre flamand des Finances et du Budget etde l’Aménagement du Territoire

Vice-Ministre-Président,Ministre flamand de l’Innovation, des Investis-sements publics, des Médias et de la Luttecontre la Pauvreté

C Ministre flamand de l’Emploi, de l’Enseigne-ment et de la Formation

Vice-Ministre-Président,Ministre flamand des Affaires administratives,de l’Administration intérieure, de l’Intégrationcivique, du Tourisme et de la Périphérie fla-mande de Bruxelles

50285MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 152: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

MIN ANCIENNE DENOMINATION NOUVELLE DENOMINATION

D Ministre flamand de la Culture, de la Jeunesse,des Sports et des Affaires bruxelloises

Ministre flamand du Bien-être, de la Santépublique et de la Famille

E Ministre flamande de la Mobilité et des Tra-vaux publics

F Ministre flamand des Affaires intérieures, de laPolitique des Villes, du Logement et de l’Inté-gration civique

Ministre flamande de l’Energie, du Logement,des Villes et de l’Economie sociale

G Ministre flamande de la Mobilité, de l’Econo-mie sociale et de l’Egalité des chances

Ministre flamand des Finances, du Budget, duTravail, de l’Aménagement du Territoire et desSports

H Ministre flamand du Bien-être, de la Santépublique et de la Famille

Ministre flamande de l’Environnement, de laNature et de la Culture

I Ministre flamande des Travaux publics, del’Energie, de l’Environnement et de la Nature

Ministre flamand de l’Enseignement, de laJeunesse, de l’Egalité des Chances et des Affai-res bruxelloises

J Ministre flamande de l’Economie, de l’Entre-prise, des Sciences, de l’Innovation et du Com-merce extérieur

X Les ministres compétents Les ministres compétents

Art. 4. Une copie du présent arrêté est transmise, à titre d’information, à la Cour des Comptes, au Parlementflamand et au Ministère flamand des Finances et du Budget.

Art. 5. Les membres du Gouvernement flamand sont chargés, chacun en ce qui le ou la concerne, de l’exécutiondu présent arrêté.

Bruxelles, le 13 juillet 2009.

Le Ministre-Président du Gouvernement flamandet Ministre flamand de l’Economie, de la Politique extérieure, de l’Agriculture et de la Ruralité,

K. PEETERS

La Ministre flamande de l’innovation, des Investissements publics, des Médias et de la Lutte contre la Pauvreté,

I. LIETEN

Le Ministre flamand des Affaires administratives, de l’Administration intérieure,de l’Intégration civique, du Tourisme et de la Périphérie flamande de Bruxelles,

G. BOURGEOIS

Le Ministre flamand du Bien-Eêtre, de la Santé publique et de la Famille,

J. VANDEURZEN

La Ministre flamande de la Mobilité et des Travaux publics,

H. CREVITS

La Ministre flamande de l’Energie, du Logement, des Villes et de l’Economie sociale,

F. VAN DEN BOSSCHE

Le Ministre flamand des Finances, du Budget, du Travail, de l’Aménagement du Territoire et des Sports,

Ph. MUYTERS

La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de la Culture,

J. SCHAUVLIEGE

Le Ministre flamand de l’Enseignement, de la Jeunesse, de l’Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises,

P. SMET

50286 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 153: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST

SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203259]F. 2009 — 259930 AVRIL 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant application du décret du 6 décembre 2007

relatif aux services d’aide aux familles et aux personnes âgées

Le Gouvernement wallon,

Vu l’arrêté de l’exécutif de la Communauté française du 16 décembre 1988 réglant l’agrément des services d’aideaux familles et aux personnes âgées et l’octroi de subventions à ces services;

Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 16 juillet 1998 portant approbation du statut de l’aide familiale;Vu le décret du 6 décembre 2007 relatif aux services d’aide aux familles et aux personnes âgées;Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 29 janvier 2009 accordant une réduction temporaire de 0,40 EUR l’heure

aux bénéficiaires de l’aide à la vie quotidienne fournie par les services agréés d’aide aux familles et aux personnes âgéeset octroyant une subvention compensatoire à ces services sont abrogés;

Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 2 mars 2009;Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 6 mars 2009;Vu l’avis 46.260/4 du Conseil d’Etat, donné le 15 avril 2009, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1o,

des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;Sur proposition du Ministre de la Santé, de l’Action sociale et de l’Egalité des Chances;Après délibération,

Arrête :CHAPITRE Ier. — Définitions

Article 1er. L’arrêté règle, en application de l’article 138 de la Constitution, une matière visée à l’article 128, § 1er,de celle-ci.

Art. 2. Au sens du présent arrêté, il faut entendre par :1) décret : le décret du 6 décembre 2007 relatif aux services d’aide aux familles et aux personnes âgées;2) administration : le Département Aînés et Famille de la Direction générale opérationnelle des pouvoirs locaux

Action sociale Santé;3) communes à faible densité de population : les communes dont la population a une densité inférieure ou égale

à 120 habitants par kilomètre carré.La densité de la population est déterminée grâce :1o à la superficie des communes telle que communiquée par l’Administration centrale du Cadastre du Ministère

des Finances;2o aux chiffres de la population de droit par commune à la date du 1er janvier de l’année considérée tels qu’ils sont

publiés au Moniteur belge par la Direction générale statistique et information économique du Service public fédéralEconomie;

4) responsable de l’accompagnement : un assistant social, un infirmier gradué social ou un infirmier graduéspécialisé en santé communautaire ou en santé publique.

CHAPITRE II. — Les travailleurs du service

Section 1re. — Qualifications

Art. 3. Le Ministre peut préciser l’intitulé des formations reconnues dans le cadre du décret.Est assimilée à l’aide familiale, l’aide senior en possession d’une attestation de réussite délivrée par une institution

compétente ayant organisé un module de 80 heures de cours de perfectionnement, comprenant 40 heures depsychologie, 12 heures de puériculture, 10 heures de législation sociale, 10 heures d’économie familiale, 8 heures dedéontologie. Ce module de formation doit faire l’objet d’un rapport favorable de l’administration.

Art. 4. § 1er. Les gardes à domicile en place au 1er janvier 2004 dans un service agréé d’aide aux familles et auxpersonnes âgées, qui ne disposent pas des qualifications requises et qui ont exercé, au 1er janvier 2004, le métier degarde à domicile sous contrat de travail pendant minimum une année, peuvent continuer à exercer leur fonction,sous réserve de la remise d’une copie du contrat à l’administration.

§ 2. Les porteurs d’une formation qualifiante de garde à domicile subsidiée par le Fonds social européen ou dansle cadre du projet N.O.W (enseignement de promotion sociale), engagés au plus tard le 31 décembre 2008, peuventexercer le métier de garde à domicile à condition de réussir, endéans les quatre ans de leur engagement, la formationd’auxiliaire polyvalente, ou d’obtenir une attestation de capacité d’aide familiale délivrée suite à un cycle de formationd’aide familiale organisé par un centre de formation agréé sur la base de l’arrêté de l’Exécutif de la Communautéfrançaise du 13 novembre 1990 relatif à l’organisation de centres de formation d’aides familiales.

Section 2. — Formation continuée

Art. 5. § 1er. Les subventions octroyées en application de l’article 32 du décret sont subordonnées à la participationd’au moins 6 aides familiales aux cours de perfectionnement. Ces cours doivent se dérouler durant l’horaire normal detravail.

La participation visée à l’alinéa premier peut être inférieure à 6 aides familiales si le cours est interdisciplinaire etqu’au moins 3 aides familiales et 3 autres professionnels de l’action sociale y participent.

Le Ministre peut accorder une dérogation au présent paragraphe sur base du dossier justificatif qui lui estcommuniqué par le service et qui mentionne le thème de la formation pour laquelle une dérogation est demandée,les objectifs et les raisons de la demande de dérogation.

§ 2. Le cours de perfectionnement doit avoir une durée minimale de deux heures.§ 3. Les informations relatives à l’organisation, au programme des cours et l’éventuelle demande de dérogation

doivent être notifiées à l’administration au moins quinze jours avant leur début.

50287MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 154: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

§ 4. Les services doivent consacrer à l’organisation de cours de perfectionnement 1,47 % au moins et 4 % au plusde leur contingent, majorée de l’activité des aides familiales employées dans le cadre de toute disposition en matièred’aide à l’emploi. A défaut, une sanction équivalente au produit du nombre d’heures manquantes par la subventionhoraire moyenne leur sera appliquée.

§ 5. Le service établit un plan de formation des aides familiales et des gardes à domicile qui s’étend au moins surune année. Comme le prévoit la réglementation sur le droit du travail, le plan est soumis pour avis au conseild’entreprise/comité de concertation ou, à défaut, à la délégation syndicale et est transmis à l’administration avant le31 janvier de l’année concernée.

Art. 6. Le comité d’accompagnement des formations visé à l’article 13, § 4, du décret est composé des membreseffectifs et suppléants suivants désignés par le Ministre :

— deux représentants de l’administration;— un représentant par fédération d’employeurs;— un représentant par organisation représentative des travailleurs des secteurs privé et public :* pour le secteur privé : F.G.T.B., C.S.C.-C.N.E. et C.G.S.L.B.;* pour le secteur public : C.G.S.P.-admi., C.S.C.-Services publics., S.L.F.P.;— un représentant de l’Association paritaire pour l’Emploi et la Formation;— un représentant de l’Agence wallonne d’Intégration des Personnes handicapées;— un représentant de la Commission wallonne de la Famille.Le comité d’accompagnement des formations propose à l’approbation du Ministre, par lettre recommandée à la

poste, le contenu du programme de la formation permanente des responsables de l’accompagnement. Le Ministrecommunique sa décision au comité dans les deux mois qui suivent la proposition. En cas de désapprobation, le Ministrejustifie sa décision et le comité formule une nouvelle proposition dans les trois mois qui suivent la décision.

Le service peut permettre l’accès à la formation permanente visée à l’article 13, § 4, du décret aux aides familialesexpérimentées qui encadrent les aides familiales nouvellement engagées.

Section 3. — Occupation minimale

Art. 7. § 1er. Le service doit occuper au minimum, dans les liens d’un contrat de travail ou soumis à un statutpublic :

— 0,026 équivalent temps plein responsable de l’accompagnement par tranche entamée de 1 000 heures d’aide àla vie quotidienne admissibles à la subvention réalisées par le service l’année précédente, avec un minimum de0,25 E.T.P.;

— 0,017 équivalent temps plein employé administratif par tranche entamée de 1 000 heures d’aide à la viequotidienne admissibles à la subvention réalisées par le service l’année précédente, avec un minimum de 0,25 E.T.P.

§ 2. Le service doit occuper au minimum, dans les liens d’un contrat de travail ou soumis à un statut public :— 0,038 équivalent temps plein responsable de l’accompagnement par garde à domicile équivalent temps plein et

moins occupé en moyenne sur l’année;— 0,025 équivalent temps plein employé administratif par garde à domicile équivalent temps plein et moins

occupé en moyenne sur l’année.

CHAPITRE III. — L’agrémentArt. 8. Le service à désigner en application du chapitre 4 du décret est l’administration.Le Ministre a la responsabilité de la décision d’agrément, de renouvellement d’agrément, de retrait d’agrément et

de suspension d’agrément.

CHAPITRE IV. — Le contingentArt. 9. § 1er. Les subventions sont octroyées dans les limites des crédits disponibles.Pour l’octroi des subventions visées aux articles 11 et suivants, le Ministre fixe annuellement et par service, pour

les années 2009 et suivantes, le nombre maximum annuel d’heures d’activités d’aide à la vie quotidiennesubventionnables, dénommé contingent de service.

Sous réserve de l’application des §§ 2, 3 et 4 du présent article, le contingent attribué à un service est égal aucontingent attribué au service l’année précédente. Le contingent est notifié aux services au plus tard le premier mai del’année considérée.

§ 2. a) Le service est classé dans la catégorie A si le contingent utilisé l’année précédente est supérieur ou égal à100 % de la moyenne des contingents qui lui ont été attribués les deux dernières années.

b) Il est classé dans la catégorie B si le contingent utilisé l’année précédente est supérieur ou égal à 97 % et inférieurà 100 % la moyenne des contingents qui lui ont été attribués les deux dernières années.

c) Il est classé dans la catégorie C si le contingent utilisé l’année précédente est inférieur à 97 % de la moyenne descontingents qui lui ont été attribués les deux dernières années.

§ 3. a) Le service de catégorie A bénéficie d’un contingent supplémentaire au contingent qui lui a été attribuél’année précédente en application des §§ 4 et 5.

b) Le service de catégorie B bénéficie du contingent qui lui a été attribué l’année précédente.c) Le service de catégorie C se verra octroyer un contingent égal à 103 % du contingent qu’il a utilisé l’année

précédente, plafonné au contingent qui lui a été attribué l’année précédente.Pour les services nouvellement agréés l’année précédente, le contingent est identique au contingent de l’année

précédente.§ 4. Les heures récupérées suite à l’application des §§ 2 et 3 sont scindées en deux parts, la répartition entre ces

deux parts est fixée à 65 % pour la part visée au § 5 et à 35 % pour la part visée au § 6.§ 5. La première part des heures récupérées suite à l’application des §§ 2 et 3, à laquelle s’ajoute la différence

éventuelle entre le nombre d’heures à attribuer l’année considérée et la somme des contingents attribués l’annéeprécédente, est redistribuée de la manière suivante au sein de chaque secteur :

a) un contingent de 5 000 heures maximum est accordé par service nouvellement agréé l’année considérée avec unmaximum de 15 000 heures au total pour les deux secteurs;

50288 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 155: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

b) le solde des heures à redistribuer est réparti entre les services de catégorie A selon les règles suivantes :— 50 % du nombre d’heures sont répartis entre les communes wallonnes proportionnellement au nombre

d’habitants de la commune, pour autant qu’au moins un service du secteur concerné soit actif dans la commune; lenombre d’heures par commune est réparti entre les services agréés actifs dans la commune proportionnellement auxnombres d’heures prestées par chacun d’entre eux, dans cette commune, deux années auparavant.

Dans les communes dans lesquelles aucun service de catégorie A n’était actif deux années auparavant, le nombred’heures est réparti entre les services agréés de catégorie B actifs dans la commune proportionnellement aux nombresd’heures prestées par chacun d’entre eux, dans cette commune, deux années auparavant.

Pour les communes dans lesquelles aucun service agréé de catégorie A ou B n’était actif deux années auparavant,le nombre d’heures vient s’ajouter aux heures récupérées visées au § 6 du présent article.

— 50 % du nombre d’heures sont répartis de manière égale entre tous les services agréés de catégorie A et sont àprester en priorité auprès de personnes âgées de 75 ans et plus ainsi qu’auprès de personnes bénéficiaires del’intervention majorée ou du statut OMNIO visés à l’article 37, § 1er, alinéas 2 et 3 de la loi relative à l’assuranceobligatoire soins de santé et indemnités coordonnée le 14 juillet 1994.

§ 6. La deuxième part des heures récupérées suite à l’application des §§ 2 et 3, dans les deux secteurs confondus,public et privé, est redistribuée entre les services de catégorie A de manière proportionnelle à leur dépassement.

Art. 10. Après notification des contingents, des services peuvent passer une convention afin d’affecter leséventuelles heures non utilisées dans le cadre des limites de leur contingent, au bénéfice des parties à la convention quidépasseraient les leurs. Cette convention doit être notifiée au Ministre avant le 1er octobre de l’année considérée.

Art. 11. Dans la mesure où les crédits disponibles le permettent, sans préjudice de l’article 9, les activités effectuéespar les services au-delà des limites de leur contingent, bénéficient des subventions fixées aux articles 12, 17 et 18,éventuellement réduites au marc le franc.

CHAPITRE V. — Les subventions

Section 1re. — Aide à la vie quotidienne

Art. 12. La subvention comporte, dans le cadre de l’utilisation du contingent :

1o pour les services relevant du secteur privé, un montant forfaitaire de 21,1016 euros par heure prestée,à titre d’intervention dans les charges salariales des aides; ce montant est majoré de 0,4819 euro pour les heures prestéespar des aides dont l’ancienneté prise en considération pour la détermination de leur rémunération est d’au moins 8 anset de moins de 14 ans, de 1,4846 euro pour les heures prestées par les aides dont l’ancienneté prise en considérationpour la détermination de leur rémunération est d’au moins 14 ans et moins de 20 ans, de 1,8830 euro pour les heuresprestées par les aides dont l’ancienneté prise en considération pour la détermination de leur rémunération est de 20 anset plus;

2o pour les services relevant du secteur public, un montant forfaitaire de 20,2197 euros par heure prestée,à titre d’intervention dans les charges salariales des aides; ce montant est majoré de 2,3665 euros pour les heuresprestées par des aides dont l’ancienneté prise en considération pour la détermination de leur rémunération est d’aumoins 8 ans et de moins de 14 ans, et de 4,0911 euros pour les heures prestées par les aides dont l’ancienneté prise enconsidération pour la détermination de leur rémunération est d’au moins 14 ans et moins de 20 ans, de 4,6378 eurospour les heures prestées par les aides dont l’ancienneté prise en considération pour la détermination de leurrémunération est de 20 ans et plus. Pour les services organisés par un service public qui n’applique pas aux aidesfamiliaux l’échelle D1.1 prévue par la RGB ni l’échelle D2 lorsqu’il n’est pas soumis à un plan de gestion visé par le planTonus, les montants de 2,3665 euros, 4,0911 euros et 4,6378 euros sont respectivement de 0,4969 euro, 1,5570 euro et1,7651 euro.

3o pour les services relevant du secteur public, un montant forfaitaire est octroyé par heure prestée par des aidesayant atteint un âge déterminé au 1er janvier de l’année considérée pour l’octroi des subventions. L’octroi de ce montantest destiné au financement de l’attribution de jours de congé supplémentaires aux aides concernées et est conditionnéà de l’embauche compensatoire. Ce montant varie en fonction de l’âge atteint par l’aide selon le tableau suivant :

Age 52 53 54 55 56 57 58

Jours congé 5 8 10 13 15 18 20

Subvention/h S 0,8432 S 1,3724 S 1,7353 S 2,2958 S 2,6805 S 3,2752 S 3,6838

4o un montant forfaitaire supplémentaire de 4,1021 euros par heure effectuée entre 6 heures et 8 heures et entre18 heures et 20 heures, un montant forfaitaire supplémentaire de 7,1787 euros par heure effectuée entre 20 heures et21 heures 30, un montant forfaitaire supplémentaire de 11,4859 euros par heure effectuée les dimanches et jours fériéset un montant forfaitaire supplémentaire de 5,3328 euros par heure effectuée les samedis.

L’activité des aides familiales et seniors dont l’emploi est financé dans le cadre de toute disposition en matièred’aide à l’emploi est prise en considération pour l’octroi de cette subvention.

Le nombre d’heures subventionnées visées à l’alinéa 1er ne peut dépasser 4 % du contingent du service, majoré del’activité des aides familiales employées dans le cadre de toute disposition en matière d’aide à l’emploi.

Les modalités prévues aux articles 10 et 11 sont applicables aux heures visées à l’alinéa précédent.Art. 13. § 1er. Pour bénéficier de la subvention visée à l’article 28 du décret, les services doivent consacrer à

l’organisation des réunions visées à l’article 32 du décret au moins 1 % et 5 % au plus de leur contingent, majorée del’activité des aides familiales employées dans le cadre de toute disposition en matière d’aide à l’emploi, dont aumaximum 1 % est consacré aux réunions de concertation sociale et le solde aux réunions relatives à l’organisation duservice, aux obligations de la médecine du travail, à la situation des bénéficiaires, aux améliorations à apporter à lafonction et à l’encadrement des aides familiales nouvellement engagées.

A défaut, une sanction équivalente au produit du nombre d’heures manquantes par la subvention horaire moyenneleur sera appliquée.

Le cas échéant, les PV établis dans le cadre des réunions visées au premier alinéa doivent être conservés au sièged’activité.

§ 2. Pour bénéficier de la subvention, l’activité visée à l’article 33 du décret ne peut dépasser six heures par jouret par aide et sera comptabilisée pour 2 prestations par jour et par aide, au sens de l’article 16 du présent arrêté.

50289MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 156: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 14. Pour bénéficier de la subvention visée aux articles 12, 17 et 18, le nombre d’heures durant lesquelles l’aideest accordée à l’aidant proche d’un bénéficiaire ne peut dépasser 10 % du nombre d’heures accordées trimestriellementau requérant avec un maximum de 10 heures par trimestre. La contribution visée à l’article 26 du décret relative à cesheures est fixée au même montant que la contribution du bénéficiaire de l’aide concerné.

Art. 15. La participation visée à l’article 34 du décret est fixée à 10 % de la contribution personnelle du bénéficiairede l’aide, telle que visée à l’article 26 du décret.

La durée de déplacement est prise en considération dans l’activité prise en compte pour l’octroi des subventionsà raison d’un quart d’heure par prestation.

Art. 16. § 1er. Une subvention annuelle supplémentaire d’un montant de 0,1327 euro est accordée par heure prestéeau bénéfice d’usagers habitant des communes à faible densité de population.

§ 2. Sont prises en considération pour l’octroi de cette subvention toutes les activités d’aide à la vie quotidienneeffectuées par les aides familiales et seniors, à l’exception des activités visées aux articles 32 et 33 du décret.

L’activité des aides familiales et seniors dont l’emploi est financé dans le cadre de toute disposition en matièred’aide à l’emploi est prise en considération pour l’octroi de cette subvention.

Section 2. — Personnel administratif

Art. 17. La subvention comporte un montant forfaitaire supplémentaire de 2,3197 euros par prestation d’aide à lavie quotidienne accordé à titre d’intervention dans le coût du personnel administratif. Par prestation, il est entendu untype de tâche accomplie sans interruption.

Section 3. — Responsable de l’accompagnement

Art. 18. La subvention comporte un montant forfaitaire supplémentaire de 1,0079 euro accordé à titred’intervention dans les frais salariaux des responsables de l’accompagnement, par heure prestée par les aides familialesou seniors.

Section 4. — Gardes à domicile

Art. 19. La somme forfaitaire visée à l’article 37 du décret est fixée à 4.448,3399 euros par an.

Section 5. — Gardes à domicile et aide familiale A.P.E.

Art. 20. La somme forfaitaire visée à l’article 38 du décret est fixée à 1.082,4322 euros par an.

Section 6. — Frais de déplacement

Art. 21. Il est octroyé au service une subvention d’un montant forfaitaire de 0,0899 euro par kilomètre professionnelparcouru :

1. par les travailleurs du service entrant dans le champ d’application de la convention collective de travail de lasous-commission paritaire pour les services des aides familiales et des aides seniors relative à la classification et auxbarèmes de rémunération, à l’exception des travailleurs visés à l’article 2 de la loi du 20 juillet 2001 visant à favoriserle développement de services et d’emplois de proximité;

2. par les aides familiales et les gardes à domicile des services publics.

Section 7. — Jours de congé supplémentaires

Art. 22. A titre d’intervention dans le coût de l’octroi de jours de congés supplémentaires, il est octroyé au servicerelevant du secteur privé une subvention d’un montant forfaitaire annuel de 501,9514 euros par travailleur équivalenttemps plein entrant dans le champ d’application de la convention collective de travail de la sous-commission paritairepour les services des aides familiales et des aides seniors relative à la classification et aux barèmes de rémunération,à l’exception des travailleurs visés aux articles 11, 16 et 17 et des travailleurs visés à l’article 2 de la loi du 20 juillet 2001visant à favoriser le développement de services et d’emplois de proximité.

Pour les services relevant du secteur public, il est octroyé un montant forfaitaire annuel de 501,9514 euros par aideéquivalent temps plein, à l’exception des travailleurs visés à l’article 11, et par garde à domicile équivalent temps plein.Ce forfait est majoré pour les travailleurs ayant atteint un âge déterminé au 1er janvier de l’année considérée pourl’octroi des subventions. L’octroi de cette majoration est destiné au financement de l’attribution de jours de congésupplémentaires aux travailleurs concernés et est conditionné à de l’embauche compensatoire. Le montant de lamajoration varie en fonction de l’âge atteint par l’aide selon le tableau suivant :

Age 52 53 54 55 56 57 58

Jours congé 5 8 10 13 15 18 20

Subvention/ETP S 1.139,23 S 1.822,76 S 2.278,45 S 2.961,99 S 3.417,68 S 4.101,21 S 4.556,90

Section 8. — Mesure de soutien au pouvoir d’achat des bénéficiaires

Art. 23. Les services agréés d’aide aux familles et aux personnes âgées accordent aux bénéficiaires de leur activitéd’aide à la vie quotidienne, une réduction de 0,40 euro l’heure.

Une subvention compensatoire d’un montant égal aux réductions accordées est octroyée à chaque service agréé.

La réduction de 0,40 euro l’heure s’applique sur le coût horaire final déterminé conformément à l’article 25 duprésent arrêté et au décret qu’il exécute. La réduction de 0,40 euro s’applique aussi à la contribution horaire aménagéeconformément au § 2 de l’article 25.

L’activité d’aide à la vie quotidienne à prendre en considération est celle prestée par les aides familiales ou seniorsdu service agréé, quelles que soient les modalités de financement du travail de ces aides. Ainsi, outre l’activité d’aideà la vie quotidienne bénéficiant des subventions portées par le présent arrêté, celle prestée par les aides familiales ouseniors dont l’emploi est financé notamment dans le cadre du programme de transition professionnelle ou dans le cadredes réductions de cotisations patronales appliquées en vertu de l’arrêté royal du 18 juillet 2002 portant des mesuresvisant à promouvoir l’emploi dans le secteur non marchand, soit encore dans le cadre des dispositions relatives auxA.P.E., au plan Activa avec allocation de chômage activée (dénommée allocation de travail) et à l’article 60 de laL.C.P.A.S., est à prendre en considération.

50290 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 157: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

La subvention est liquidée au service agréé après introduction à la Direction générale de l’Action sociale et de laSanté de la demande de subvention introduite conformément à l’article 28 du présent arrêté à laquelle sont joints :

— une déclaration sur l’honneur attestant que tous les bénéficiaires de l’aide à la vie quotidienne ont bénéficiéd’une réduction de 0,40 euro l’heure pendant la période concernée;

— un état des activités des aides familiales ou seniors ne figurant pas sur la demande de subventionsusmentionnée;

— une déclaration de créance d’un montant égal au produit des heures ayant bénéficié de la réduction par le forfaitde 0,40 euro.

Ces documents seront dûment complétés, datés et signés.

Le service agréé qui n’accorde pas la réduction à ses bénéficiaires perd le bénéfice des subventions portées par leprésent article pour la période où elle devait être accordée.

Section 9. — Dispositions complémentaires

Art. 24. Les montants visés aux articles 12, 16, 17 à 20 et 22 sont adaptés annuellement en fonction des indexationsdes salaires survenues dans la fonction publique au cours de l’année. Ils sont rattachés à l’indice pivot 110,52(base 2004), dépassé en août 2008.

Le montant visé à l’article 21 est adapté parallèlement à l’évolution des frais de mission des travailleurs de lafonction publique et son évolution conformément à l’article 13, alinéa 4, de l’arrêté royal du 18 janvier 1965 portantréglementation générale en matière de frais de parcours.

Art. 25. Chaque année, le Ministre notifie aux différents services subventionnés, avant le 1er mai, les montants desforfaits de subventions appliqués dans le courant de l’année.

Art. 26. Le nombre d’heures prestées à prendre en considération pour le calcul des subventions prévues àl’article 12, 1o à 3o, et à l’article 18 ne peut dépasser par aide et par année, le nombre d’heures équivalent à un tempsplein, compte tenu de la durée hebdomadaire de travail convenue par la convention collective de travail conclue au seinde la sous-commission paritaire 318.01/Comité C et des dispositions légales ou conventionnelles sectorielles relativesaux congés payés et jours fériés.

Le nombre de prestations visé à l’article 17 est, le cas échéant, réduit en proportion du nombre d’heures visé àl’alinéa précédent.

Art. 27. § 1er. Les subventions prévues aux articles 12, 17 et 18 ne sont pas octroyées lorsque la contribution horaireréclamée au bénéficiaire est manifestement non conforme au barème visé à l’article 26 du décret. Ce barème est fixé etadapté par le Ministre selon un critère de proportionnalité aux ressources immobilières et mobilières et en tenantcompte des charges familiales du bénéficiaire ainsi que d’autres charges à définir.

Le Ministre peut fixer un barème applicable aux prestations des travailleurs visés à l’article 4, § 1er, parallèlementà l’octroi d’une subvention couvrant ces prestations.

§ 2. Il ne peut être dérogé au barème visé au paragraphe premier du présent article, ainsi qu’au nombre trimestrield’heures visé à l’article 27 du décret, que sur base d’un rapport social joint à la demande et transmis à l’administrationpar le service au plus tard le dernier jour du premier trimestre concerné. Le Ministre peut fixer le contenu minimumde ce rapport.

§ 3. L’administration accorde ou refuse la dérogation visée au paragraphe deux par décision motivée.Cette décision est communiquée au service dans les trente jours suivant l’introduction de la demande. A défaut deréponse dans ce délai, la dérogation est considérée comme accordée pour le premier semestre concerné par la demande.L’administration communique son accord sous la forme d’un nombre d’heures supplémentaires pour un semestre.Le dossier social devant faire l’objet au minimum d’une révision annuelle, la dérogation accordée portera sur unmaximum de deux semestres.

Art. 28. Les activités déployées par les aides familiales, travailleurs sociaux et administratifs employés dans lecadre du programme de transition professionnelle, ainsi que les aides familiales dont l’emploi est financé dans le cadredes réductions de cotisations patronales appliquées en vertu de l’arrêté royal du 18 juillet 2002 portant des mesuresvisant à promouvoir l’emploi dans le secteur non marchand ainsi que dans le cadre du décret du 25 avril 2002 relatifaux aides visant à favoriser l’engagement de demandeurs d’emploi inoccupés par les pouvoirs locaux, régionaux etcommunautaires, par certains employeurs du secteur non marchand, de l’enseignement et du secteur marchand,soit encore dans le cadre des dispositions relatives au plan Activa avec allocation de chômage activée (dénomméeallocation de travail) et à l’article 60 de la loi des C.P.A.S. ne bénéficient pas des subventions fixées aux articles 12, 1o

à 3o, 17 et 18.

Art. 29. A peine de forclusion, les services doivent introduire leur demande de subventions visées aux articles 12à 14 et 17 à 18 dans le mois qui suit l’expiration du trimestre au cours duquel les prestations ont été accomplies.Deux subventions provisionnelles peuvent être accordées par semestre.

La somme de ces subventions peut atteindre un montant calculé sur base de 80 % de l’activité du semestrepénultième et des montants des subventions prévus pour l’année en cours.

Par année civile, les autres subventions sont liquidées au service, dans les limites des crédits budgétairesdisponibles, selon les modalités suivantes :

a) une avance de 80 % de la subvention liquidée l’année précédente, après introduction d’une déclaration decréance dûment complétée et signée;

b) le solde sur présentation des pièces justificatives; celles-ci sont fournies au plus tard le 1er juin de l’annéesuivante.

Le Ministre précisera les pièces justificatives qui devront être apportées.

50291MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 158: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

CHAPITRE VI. — Le contrôleArt. 30. Le Ministre détermine les charges admissibles liées aux subventions, fixe les modèles de documents de

contrôle visés à l’article 16 du décret et précise les délais ainsi que la procédure à respecter.Les fonctionnaires visés à l’article 41 du décret sont ceux de l’administration.

CHAPITRE VII. — Les statuts et listesArt. 31. Le statut de l’aide familiale annexé au présent arrêté, ainsi que ses deux annexes sont adoptés.Art. 32. Le statut de l’aide familiale est applicable à l’aide senior dans les limites de l’article 45 du décret.Art. 33. Le statut du garde à domicile annexé au présent arrêté, ainsi que ses deux annexes sont adoptés.Art. 34. La liste des structures d’hébergement et d’accueil collectif visée par l’article 2, 8o du décret, annexée au

présent arrêté, est adoptée.

CHAPITRE VIII. — Dispositions transitoires et finalesArt. 35. Le décret entre en vigueur le jour de l’entrée en vigueur du présent arrêté, à l’exception de l’article 44

du décret qui entre en vigueur le 1er juillet 2009.Art. 36. L’arrêté de l’Exécutif de la Communauté française du 16 décembre 1988 réglant l’agrément des services

d’aide aux familles et aux personnes âgées et l’octroi de subventions à ces services, l’arrêté du Gouvernement wallondu 16 juillet 1998 portant approbation du statut de l’aide familiale ainsi que l’arrêté du Gouvernement wallon du29 janvier 2009 accordant une réduction temporaire de 0,40 EUR l’heure aux bénéficiaires de l’aide à la vie quotidiennefournie par les services agréés d’aide aux familles et aux personnes âgées et octroyant une subvention compensatoireà ces services sont abrogés.

Art. 37. Le présent arrêté produit ses effets le 1er janvier 2009.Art. 38. Le Ministre est chargé de l’exécution du présent arrêté.Namur, le 30 avril 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Santé, de l’Action sociale et de l’Egalité des Chances,D. DONFUT

Annexe 1re

Statut de l’aide familialeLe présent statut a pour but de préciser les conditions dans lesquelles les aides familiales engagées par les services

d’aide aux familles et aux personnes âgées doivent exercer leurs fonctions pour que ces services puissent bénéficier desubventions de la Région wallonne.

A. Fonctions de l’aide familiale.Deux principes fondamentaux sont à rappeler :• l’aide familiale exerce sa fonction au sein d’un service;• le travailleur social supervise l’aide familiale.1. Dans le cadre de l’intervention auprès des familles.L’aide familiale est appelée à intervenir dans les familles, auprès des personnes âgées, malades ou handicapées en

difficulté pour accomplir tous les actes de la vie quotidienne.Son rôle social est de permettre le maintien à domicile des personnes et de leur assurer une qualité de vie.L’aide familiale est intégrée dans le travail social. Elle est engagée par un service agréé d’aide aux familles et aux

personnes âgées et travaille sous la responsabilité et le contrôle de celui-ci. La mission de l’aide familiale s’exerce enétroite collaboration avec la famille et/ou l’entourage. L’aide familiale peut contribuer à une insertion dans la viesociale et joue un rôle important de prévention.

La spécificité de la fonction d’aide familiale s’explique par le fait qu’elle intervient :• sur un plan individuel : vis à vis de la personne aidée;• sur un plan collectif : vis-à-vis de la famille et de l’environnement de la personne en apportant une aide concrète

organisée et soutenue par la collectivité; l’aide familiale est un agent d’intégration et d’aide qui agit au nom d’unservice soutenu par la collectivité et les pouvoirs publics;

• sur un plan préventif : par son rôle éducatif, par son observation, sa capacité de repérer et de signaler lessituations à risques;

• sur un plan curatif : par son rôle éducatif, sanitaire, d’aide relationnelle et sociale à la vie journalière.L’ensemble des tâches réalisées contribuent au bien être quotidien des personnes et relève des domaines suivants :a) Aide à la vie quotidienne :• Accompagnement des enfants, des personnes âgées, malades ou handicapées.• Aide aux déplacements à l’extérieur.• Courses.• Entretien courant des pièces habitées et du linge.• Préparation des repas, etc.b) Rôle sanitaire :Tâches liées à la santé, à l’hygiène, au confort et à la sécurité de la personne.c) Rôle éducatif :• Conseils d’hygiène de vie.• L’adaptation du logement.• Soutien des familles dans leur rôle éducatif.• Evaluation et stimulation des potentialités afin que la personne reste acteur de son vécu quotidien.

50292 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 159: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

d) Aide relationnelle :

• Ecoute.

• Identification des difficultés.

• Soutien par la présence, le dialogue, le maintien de l’autonomie.

• Accompagnement dans le cadre des soins palliatifs.

e) Aide sociale :

• Accompagnement lors des démarches administratives et dans l’organisation du budget; cette aide est limitée àune aide immédiate de proximité.

• Appel et orientation vers des services ou des organismes spécialisés.

2. Dans le cadre du travail en équipe.

L’aide familiale s’intègre dans une équipe du service. Elle exerce sa fonction en étroite collaboration avec letravailleur social chargé de l’encadrer.

Dans l’intérêt de la personne, des collaborations se recherchent avec les autres intervenants (aidant professionnelou avec les personnes de l’entourage).

3. Dans le cadre du travail en interdisciplinarité.

Par son temps de présence auprès des familles, l’aide familiale constitue un relais privilégié pour l’ensemble desintervenants sanitaires, sociaux et médicaux (exemple : médecins, infirmières, kinés, diététiciens, aides ménagères,logopèdes, etc.).

Grâce à ses observations et à ses informations, elle est amenée à jouer un rôle important dans les réunions decoordination. Celles-ci permettent d’optimaliser l’efficacité de l’aide et de décider de la conduite à suivre dans lessituations plus lourdes ou plus complexes.

4. Dans le cadre du travail en réseau.

En fonction des situations, le service d’aide aux familles est amené à collaborer avec les organismes extérieurs :

• Services d’aide à la jeunesse.

• Equipes S.O.S. Enfants.

• Centres de médiation de dettes.

• Centres de santé mentale.

• C.P.A.S.

• MR/MRS.

• Hôpitaux.

• AVJ/Handicapés.

• Centres Jours.

• Etc.

L’assistant social du service joue le rôle habituel d’interface sans exclure l’aide familiale qui doit être considéréecomme un partenaire à part entière des autres intervenants dans l’élaboration et la réalisation d’un projet commun.

B. Accès à la profession d’aide familiale.

1. Connaissances.

L’exercice de la fonction requiert :

1.1. D’être titulaire d’une attestation de capacité d’aide familiale certifiant qu’une des formations reconnues par laréglementation a été suivie selon une des quatre filières suivantes :

„ Enseignement secondaire : auxiliaire familiale et sanitaire, puéricultrice, aspirante en nursing (certificat).

„ Promotion sociale : auxiliaire polyvalent(e) des services à domicile et en collectivité; (certificat) aide-soignant(e)(certificat), aide-familial(e) (certificat).

„ Education et formation en alternance : mêmes sections que l’enseignement de plein exercice (certificat).

„ Communauté germanophone : Ausbildung AFPK.

„ Région wallonne : aide familial(e) (attestation de capacité).

A côté de cette formation de base, une formation continuée est obligatoirement organisée pour améliorer etactualiser ses connaissances professionnelles.

Ces formations doivent permettre à l’aide familiale d’acquérir des compétences :

1o d’écoute, de communication, d’accompagnement psychologique et physique;

2o de conseil, d’éducation;

3o d’aide à la gestion de la vie quotidienne (entretien de l’habitation, prévention contre les risques d’accident,préparation des repas, courses, assurer les démarches administratives...);

4o d’aide à la vie quotidienne (toilettes d’hygiène, préparation des médicaments, accompagnement des personnesmalades...);

5o de relais (entre les bénéficiaires et les autres intervenants, des bénéficiaires avec le monde extérieur et compterendu des observations sous forme orale ou écrite);

6o d’organisation (déterminer les priorités, planifier le travail).

1.2. D’être en possession d’un certificat d’immatriculation d’aide familiale délivré par le Ministre de la Régionwallonne ayant la formation professionnelle dans ses attributions.

50293MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 160: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2. Capacités.

L’aide familiale doit démontrer des capacités :

• à communiquer et à participer activement aux réunions de coordination;

• à collaborer à un travail en équipe;

• à adapter son intervention aux problèmes psychologiques, sociaux et physiologiques des personnes;

• à évaluer les potentialités de la personne concernée et à les stimuler;

• à se remettre en question dans le cadre de son travail (évaluation des besoins, formation continuée, désir de seperfectionner);

• à respecter les règles de déontologie et à les intérioriser (professionnalisme, devoir de discrétion).

Annexe 1re au statut de l’aide familiale

Aspects de déontologie

1. Dans le cadre des contacts de l’aide familiale avec la personne et de la mission qui lui a été confiée par le service.

a. Etre à l’écoute de la personne dans le but d’identifier les besoins de celle-ci et de les relayer auprès du travailleursocial.

b. Respecter la personne aidée.

Il faut respecter notamment :

„ sa personnalité;

„ son mode de vie et sa situation personnelle;

„ ses convictions philosophiques et religieuses.

c. Convenir avec la personne et le travailleur social des tâches et interventions permettant de rencontrer les besoins(dans la limite des moyens et compétences de l’aide familiale).

L’aide familiale doit répondre aux besoins de la personne. Toutefois, elle n’a ni les moyens ni les compétences pourrépondre à toutes les sollicitations.

Elle ne peut répondre à des demandes qui ne sont pas de sa compétence. En particulier, l’aide familiale ne peutdispenser aucun soin technique infirmier.

Le travailleur social définit les priorités en concertation avec la personne et l’aide familiale.

Régulièrement, l’intervention sera évaluée, revue et adaptée en fonction des besoins et des objectifs fixés.

L’aide familiale ne peut réaliser aucune intervention en dehors du cadre professionnel.

d. Respecter le devoir de discrétion.

L’aide familiale est liée par un devoir de discrétion.

Cette obligation persiste après la fin des interventions et après la fin de son contrat.

L’aide familiale est donc tenue d’observer la plus grande discrétion par rapport aux situations qu’elle rencontre.

La divulgation de faits ou d’informations, sans nécessité et sans utilité, constitue, dans le chef de l’aide familialeune faute de déontologie qui porte atteinte à la relation de confiance. Cette faute peut entraîner une sanctiondisciplinaire.

Cependant, dans le contexte de l’aide à domicile, le partage d’informations avec d’autres professionnels tenus soità un devoir de discrétion, soit au secret professionnel, est indispensable.

Toutefois, ce partage doit se limiter aux informations pertinentes et exclure toute entrave au respect de laconfidentialité considérée comme un droit fondamental de la personne au respect de la vie privée.

Par conséquent, les intervenants doivent régulièrement s’interroger sur ce qu’il est opportun de transmettre dansl’intérêt des personnes et sur ce qu’ils doivent garder pour eux.

Dans des situations mettant en péril l’intégrité du bénéficiaire, de son entourage et des intervenants(état de nécessité, devoir d’assistance à une personne en danger), l’aide familiale pourra divulguer l’information qu’elledétient et devra la porter à la connaissance des autorités compétentes.

Par rapport à ces situations, l’aide familiale a comme premiers référents, le travailleur social et la direction duservice qui encadrent sa mission auprès de qui elle devra pouvoir trouver conseil.

e. Faire preuve de discrétion quant à sa vie privée.

L’aide familiale doit nettement distinguer sa vie privée de son travail chez la personne aidée. Sa relation aveccelle-ci sera donc strictement professionnelle.

Dès lors, l’aide familiale évitera d’évoquer sa vie privée et ce, en toute circonstance.

f. Faire preuve de discrétion quant à la vie et au travail de ses collègues.

L’aide familiale n’a pas à divulguer les informations relatives au travail ou à la vie privée de ses collègues, ni lesdonnées concernant l’organisation de son service.

Si la personne a des observations à formuler quant aux prestations d’une autre aide familiale, elle doit les adresserau travailleur social et/ou au service.

g. Ne pas tirer parti de l’exercice de sa fonction pour bénéficier d’un avantage quelconque.

h. L’aide familiale veillera à sa présentation à la fois parce qu’elle représente un service mais aussi pour pouvoireffectuer son travail avec facilité : tenue nette, vêtements confortables et chaussures adaptées.

50294 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 161: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2. Dans le cadre de ses relations avec le service.a. Connaître le fonctionnement du service et notamment son règlement de travail.b. Faire preuve d’esprit d’équipe.c. Informer le travailleur social des relations familiales ou affectives qui existent, ou qui pourraient exister entre

elles et la personne aidée.d. Participer activement aux formations continuées organisées par le service.3. Dans le cadre de ses relations avec les autres intervenants.a. Identifier le rôle de chaque intervenant et des proches qui participent au maintien de la personne dans son milieu

de vie.b. Respecter les actions de chacun.c. Favoriser le développement des collaborations.

Annexe 2 au statut de l’aide familiale

Droits des aides familiales

Le service est tenu de veiller :

1. au respect de la législation et des statuts;

2. au respect du travailleur et du contrat de travail (application de la réglementation du travail) ainsi que du statutde la fonction publique;

3. à la couverture par une assurance en responsabilité civile pour tous les actes professionnels;

4. à la prévention et à la protection de l’aide familiale :

• par toute information utile et adéquate,

• par la fourniture et l’entretien des vêtements de travail,

• en prenant les mesures nécessaires en cas de maladie contagieuse chez la personne aidée;

5. en appliquant l’arrêté du Gouvernement réglant l’agrément des services d’aide aux familles et des personnesâgées, pour un travail de qualité et répondre au mieux aux besoins réels des personnes, il est demandé de :

• respecter les normes d’encadrement (sur le plan de l’écoute, de soutien et de la disponibilité vis-à-vis des A.F.),

• organiser les temps de concertation : en individuel et en équipe d’aides familiales; et ce pour permettred’échanger l’information sur les situations des personnes, analyser, évaluer le travail et prendre les décisionsconcernant la poursuite des objectifs,

• susciter et permettre la participation des A.F. aux réunions avec les différents intervenants extérieurs au service,

• assurer une formation continuée de qualité et adaptée aux besoins, dans tous les domaines rencontrés sur leterrain, dont un cours minimum par an de déontologie afin de garantir le professionnalisme de l’aide familiale;

6. à la mise en place de mesures d’encadrement, de soutien et d’assistance juridique au besoin; accompagnementpsychologique en cas de problèmes graves avec la personne : pour accusation de vol, agression physique, harcèlementsexuel, insalubrité,...

Le service est tenu d’avoir un personnel d’encadrement qui :

• a une connaissance du rôle et du travail de l’A.F.

• informe l’A.F. des modalités du plan d’aide conclu avec l’usager; détermine les tâches à effectuer et fixe lesobjectifs en collaboration avec l’équipe.

• associe l’A.F. aux concertations organisées pour l’évaluation et l’adaptation des interventions.

• évalue et adapte les prestations en fonction des besoins constatés lors des réunions d’A.F. et/ou de visitesà domicile.

• organise la grille horaire, établit l’équilibre de la charge au sein de l’équipe et répartit équitablement lescas urgents.

• respecte et considère l’A.F. comme un travailleur du social et l’intègre dans un véritable travail d’équipe.

Chez la personne aidée, l’aide familiale a droit :

1. au respect et à la considération;

2. au respect de ses limites;

3. à des conditions de travail convenables;

4. à avoir à sa disposition le matériel indispensable, adapté et adéquat.

Dans le cas contraire, l’A.F. a la possibilité d’interpeller le service.

Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement wallon du 30 avril 2009 portant application du décret du6 décembre 2007 relatif aux services d’aide aux familles et aux personnes âgées.

Namur, le 30 avril 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Santé, de l’Action sociale et de l’Egalité des Chances,D. DONFUT

50295MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 162: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Annexe 2

Statut du garde à domicileLe présent statut a pour but de préciser les conditions dans lesquelles les gardes à domicile engagés par les services

d’aide aux familles et aux personnes âgées doivent exercer leurs fonctions pour que ces services puissent être agréésen application de l’article 12 du décret.

A. Fonction du garde à domicile.Deux principes fondamentaux sont à rappeler :• le garde à domicile exerce sa fonction en tant que salarié ou fonctionnaire au sein d’un service;• le travailleur médico-social supervise le garde à domicile.1. Dans le cadre de l’intervention auprès des familles.Le garde à domicile a pour mission d’accompagner le bénéficiaire qui a besoin de la présence continue d’une

personne et qui, pour des raisons de santé ou de handicap, ne peut se déplacer seul hors de son domicile.Il vise principalement à assurer, le jour ou la nuit et en complémentarité avec l’entourage du bénéficiaire, une présenceactive et à optimaliser le bien-être mental, physique et social du bénéficiaire.

Son rôle est donc de permettre le maintien à domicile des personnes et de leur assurer une qualité de vie.Le garde à domicile est engagé par un service agréé d’aide aux familles et aux personnes âgées et travaille sous

la responsabilité et le contrôle de celui-ci. Sa mission s’exerce en étroite collaboration avec la famille et/ou l’entourage.Il joue un rôle important de prévention.

La spécificité de la fonction de garde à domicile s’explique par le fait qu’il intervient :• sur un plan individuel : vis-à-vis de la personne accompagnée;• sur un plan collectif : vis-à-vis de la famille, des aidants proches et de l’environnement de la personne en

apportant une présence organisée et soutenue par la collectivité;• sur un plan préventif : par son observation, sa capacité de repérer et de signaler les situations à risques et par

son rôle éducatif;• sur un plan curatif : par son rôle sanitaire et la dimension relationnelle de l’accompagnement.A cette fin, le garde à domicile intervient notamment pour :1. maintenir le bénéficiaire dans des conditions optimales de sécurité et d’hygiène;2. veiller à une prise de la médication conformément aux prescriptions médicales;3. assurer un réconfort moral au bénéficiaire et à la famille au travers d’échanges relationnels de qualité dans le

cadre d’un accompagnement;4. donner à l’accompagnement une dimension qualitative dans l’utilisation du temps tout en stimulant les

potentialités du bénéficiaire;5. veiller à ce que les bénéficiaires prennent leurs repas;6. s’intégrer dans un travail interdisciplinaire et s’en référer au responsable du service ou au responsable de

l’encadrement visé à l’article 13, § 3, du décret, pour tous les actes qui dépassent sa compétence.2. Dans le cadre du travail en équipe.Le garde à domicile s’intègre dans une équipe du service. Il exerce sa fonction en étroite collaboration avec le

travailleur médico-social chargé de l’encadrer.Dans l’intérêt de la personne, des collaborations se recherchent avec les autres intervenants (aidant professionnel

ou avec les personnes de l’entourage).3. Dans le cadre du travail en interdisciplinarité.Par son temps de présence auprès des familles, le garde à domicile constitue un relais privilégié pour l’ensemble

des intervenants sanitaires, sociaux et médicaux (exemple : médecins, infirmières, kinés, diététiciens, aides familiales,aides ménagères, logopèdes, etc.).

Grâce à ses observations et à ses informations, il est amené à jouer un rôle important dans les réunions decoordination. Celles-ci permettent d’optimaliser l’efficacité de l’accompagement et de décider de la conduite à suivredans les situations plus lourdes ou plus complexes.

4. Dans le cadre du travail en réseau.En fonction des situations, le service d’aide aux familles est amené à collaborer avec les organismes extérieurs.Le travailleur médico-social du service joue le rôle habituel d’interface sans exclure le garde à domicile qui doit être

considéré comme un partenaire à part entière des autres intervenants dans l’élaboration et la réalisation d’un projetcommun.

B. Accès à la profession de garde à domicile requis pour l’agrément du service.1. Connaissances.L’exercice de la fonction requiert d’être titulaire d’une attestation de capacité d’aide familiale ainsi que d’un

certificat d’immatriculation d’aide familiale délivré par le Ministre de la Région wallonne ayant la formationprofessionnelle dans ses attributions.

2. Capacités.Le garde à domicile doit démontrer des capacités :• à communiquer et à participer activement aux réunions de coordination;• à écouter;• à collaborer à un travail en équipe;• à adapter son intervention aux problèmes psychologiques, sociaux et physiologiques des personnes;• à évaluer les potentialités de la personne concernée et à les stimuler;• à se remettre en question dans le cadre de son travail (évaluation des besoins, formation continuée, désir de se

perfectionner);• à respecter les règles de déontologie et à les intérioriser (professionnalisme, devoir de discrétion).

50296 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 163: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Annexe 1re au statut du garde à domicile

Aspects de déontologie

1. Dans le cadre des contacts du garde à domicile avec la personne et de la mission qui lui a été confiée par leservice.

a. Etre à l’écoute de la personne dans le but d’identifier les besoins de celle-ci et de les relayer auprès du travailleurmédico-social.

b. Respecter la personne aidée.

Il faut respecter notamment :

„ sa personnalité;

„ son mode de vie et sa situation personnelle;

„ ses convictions philosophiques et religieuses.

c. Convenir avec la personne et le travailleur médico-social des tâches et interventions permettant de rencontrer lesbesoins (dans la limite des moyens et compétences du garde à domicile).

Le garde à domicile doit répondre aux besoins de la personne. Toutefois, il n’a ni les moyens ni les compétencespour répondre à toutes les sollicitations.

Il ne peut répondre à des demandes qui ne sont pas de sa compétence. En particulier, le garde à domicile ne peutdispenser aucun soin technique infirmier.

Le travailleur médico-social définit les priorités en concertation avec la personne, son entourage et le gardeà domicile.

Régulièrement, l’intervention sera évaluée, revue et adaptée en fonction des besoins et des objectifs fixés.

Le garde à domicile ne peut réaliser aucune intervention en dehors du cadre professionnel.

d. Respecter le devoir de discrétion.

Le garde à domicile est lié par un devoir de discrétion.

Cette obligation persiste après la fin des interventions et après la fin de son contrat.

Le garde à domicile est donc tenu d’observer la plus grande discrétion par rapport aux situations qu’il rencontre.

La divulgation de faits ou d’informations, sans nécessité et sans utilité, constitue, dans le chef du garde à domicileune faute de déontologie qui porte atteinte à la relation de confiance. Cette faute peut entraîner une sanctiondisciplinaire.

Cependant, dans le contexte de l’accompagnement à domicile, le partage d’informations avec d’autresprofessionnels tenus soit à un devoir de discrétion, soit au secret professionnel, est indispensable.

Toutefois, ce partage doit se limiter aux informations pertinentes et exclure toute entrave au respect de laconfidentialité considérée comme un droit fondamental de la personne au respect de la vie privée.

Par conséquent, les intervenants doivent régulièrement s’interroger sur ce qu’il est opportun de transmettre dansl’intérêt des personnes et sur ce qu’ils doivent garder pour eux.

Dans des situations mettant en péril l’intégrité du bénéficiaire, de son entourage et des intervenants (état denécessité, devoir d’assistance à une personne en danger), le garde à domicile pourra divulguer l’information qu’ildétient et devra la porter à la connaissance des autorités compétentes.

Par rapport à ces situations, le garde à domicile a comme premiers référents, le travailleur médico-social et ladirection du service qui encadrent sa mission auprès de qui il devra pouvoir trouver conseil.

e. Faire preuve de discrétion quant à sa vie privée.

Le garde à domicile doit nettement distinguer sa vie privée de son travail chez la personne aidée. Sa relation aveccelle-ci sera donc strictement professionnelle.

Dès lors, le garde à domicile évitera d’évoquer sa vie privée et ce, en toute circonstance.

f. Faire preuve de discrétion quant à la vie et au travail de ses collègues.

Le garde à domicile n’a pas à divulguer les informations relatives au travail ou à la vie privée de ses collègues,ni les données concernant l’organisation de son service.

Si la personne a des observations à formuler quant aux prestations d’un autre garde à domicile, elle doit lesadresser au travailleur médico-social et/ou au service.

g. Ne pas tirer parti de l’exercice de sa fonction pour bénéficier d’un avantage quelconque.

h. Le garde à domicile veillera à sa présentation à la fois parce qu’il représente un service mais aussi pour pouvoireffectuer son travail avec facilité : tenue nette, vêtements confortables et chaussures adaptées.

2. Dans le cadre de ses relations avec le service.

a. Connaître le fonctionnement du service et notamment son règlement de travail.

b. Faire preuve d’esprit d’équipe.

c. Informer le travailleur médico-social des relations familiales ou affectives qui existent, ou qui pourraient existerentre lui et la personne aidée.

d. Participer activement aux formations continuées organisées par le service.

3. Dans le cadre de ses relations avec les autres intervenants.

a. Identifier le rôle de chaque intervenant et des proches qui participent au maintien de la personne dans son milieude vie.

b. Respecter les actions de chacun.

c. Favoriser le développement des collaborations.

50297MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 164: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Annexe 2 au statut du garde à domicile

Droits des gardes à domicile

Le service est tenu de veiller :

1. au respect de la législation, et des statuts;

2. au respect du travailleur et du contrat de travail (application de la réglementation du travail) ainsi que du statutde la fonction publique;

3. à la couverture par une assurance en responsabilité civile pour tous les actes professionnels;

4. à la prévention et à la protection du garde à domicile :

• par toute information utile et adéquate;

• par la fourniture et l’entretien des vêtements de travail;

• en prenant les mesures nécessaires en cas de maladie contagieuse chez la personne aidée;

5. en appliquant le décret et l’arrêté du Gouvernement réglant l’agrément des services d’aide aux familles et despersonnes âgées, pour un travail de qualité et répondre au mieux aux besoins réels des personnes, il est demandé de :

• respecter les normes d’encadrement (sur le plan de l’écoute, de soutien et de la disponibilité vis-à-vis desG.A.D.);

• organiser les temps de concertation : en individuel et en équipe; et ce pour permettre d’échanger l’informationsur les situations des personnes, analyser, évaluer le travail et prendre les décisions concernant la poursuite desobjectifs;

• susciter et permettre la participation des garde à domicile aux réunions avec les différents intervenants extérieursau service;

• assurer une formation continuée de qualité et adaptée aux besoins, dans tous les domaines rencontrés sur leterrain, dont un cours minimum par an de déontologie afin de garantir le professionnalisme du garde à domicile;

6. à la mise en place de mesures d’encadrement, de soutien et d’assistance juridique au besoin; accompagnementpsychologique en cas de problèmes graves avec la personne : pour accusation de vol, agression physique, harcèlementsexuel, insalubrité,...

Le service est tenu d’avoir un personnel d’encadrement qui :

• a une connaissance du rôle et du travail du garde à domicile;

• informe le garde à domicile des modalités du plan d’aide conclu avec l’usager; détermine les tâches à effectueret fixe les objectifs en collaboration avec l’équipe;

• associe le garde à domicile aux concertations organisées pour l’évaluation et l’adaptation des interventions;

• évalue et adapte les prestations en fonction des besoins constatés lors des réunions de gardes à domicile et/oude visites à domicile;

• organise la grille horaire, établit l’équilibre de la charge au sein de l’équipe et répartit équitablement les casurgents;

• respecte et considère le garde à domicile comme un travailleur médico-social et l’intègre dans un véritable travaild’équipe.

Chez la personne aidée, le garde à domicile a droit :

1. au respect et à la considération;

2. au respect de ses limites;

3. à des conditions de travail convenables;

4. à avoir à sa disposition le matériel indispensable, adapté et adéquat.

Dans le cas contraire, le garde à domicile a la possibilité d’interpeller le service.

Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement wallon du 30 avril 2009 portant application du décret du6 décembre 2007 relatif aux services d’aide aux familles et aux personnes âgées.

Namur, le 30 avril 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Santé, de l’Action sociale et de l’Egalité des Chances,

D. DONFUT

50298 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 165: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Annexe 3

Liste des structures d’hébergement collectif visée par l’article 2, 8o du décret• centre d’accueil de jour pour personnes âgées;• centre de soins de jour pour personnes âgées;• maison de repos;• maison de repos et de soins;• service d’accueil de jour pour personnes handicapées;• service résidentiel pour personnes handicapées;• service de court séjour pour personnes handicapées;• maison de soins psychiatriques;• prison et établissement de défense social;• initiative d’habitation protégée;• maison communautaire, à moins que l’aide apportée par le service soit destinée à un bénéficiaire et non à la

communauté et que cette aide ne puisse pas être prise en charge par la communauté. Une maisoncommunautaire est un lieu de vie où est proposée en journée à des aînés, régulièrement et en groupe,la possibilité d’un accueil, de rencontre de personnes de même génération, de contacts avec des personnes d’unautre âge, d’activités participatives diverses, d’échanges, de moments de convivialité.

Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement wallon du 30 avril 2009 portant application du décret du6 décembre 2007 relatif aux services d’aide aux familles et aux personnes âgées.

Namur, le 30 avril 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Santé, de l’Action sociale et de l’Egalité des Chances,D. DONFUT

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203259]N. 2009 — 259930 APRIL 2009. — Besluit van de Waalse Regering tot toepassing van het decreet van 6 december 2007

betreffende de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen

De Waalse Regering,

Gelet op het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 16 december 1988 tot regeling van de erkenningvan de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de toekenning van toelagen aan deze diensten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot goedkeuring van het statuut van gezinshelp(st)er;Gelet op het decreet van 6 december 2007 betreffende de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen;Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 29 januari 2009 tot toekenning van een tijdelijke vermindering

van 0,40 euro per uur voor de rechthebbenden op de door de erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulpverstrekte hulpverlening in het dagelijkse leven en tot toekenning van een compenserende toelage voor deze diensten;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 maart 2009;Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 6 maart 2009;Gelet op het advies 46.260/4 van de Raad van State, gegeven op 15 april 2009, overeenkomstig artikel 84, § 1, 1o,

van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;Op de voordracht van de Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen;Na beraadslaging,

Besluit :HOOFDSTUK I. — Begripsomschrijving

Artikel 1. Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld inartikel 128, § 1, ervan.

Art. 2. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :1) decreet : het decreet van 6 december 2007 betreffende de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen;2) administratie : het Departement Senioren en Gezin van het Operationele directoraat-generaal Plaatselijke

Besturen, Sociale Actie en Gezondheid;3) gemeenten met een lage bevolkingsdichtheid : de gemeenten met een bevolkingsdichtheid van 120 inwoners

per km2 of minder.De bevolkingsdichtheid wordt bepaald op grond van :1o de oppervlakte van de gemeenten, zoals meegedeeld door de Centrale Administratie van het Kadaster van het

Ministerie van Financiën;2o de cijfers van de werkelijke bevolking per gemeente op 1 januari van bedoeld jaar, zoals bekendgemaakt in het

Belgisch Staatsblad door het Directoraat-generaal Statistiek en Economische informatie van de Federale overheidsdienstEconomie;

4) begeleidingsverantwoordelijke; een maatschappelijk assistent, een gegradueerde sociaal verpleger of eengegradueerde verpleger gespecialiseerd in communautaire of in openbare gezondheid.

50299MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 166: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

HOOFDSTUK II. — Werknemers van de dienst

Afdeling 1. — Kwalificaties

Art. 3. De titel van de opleidingen die in het kader van het decreet erkend worden kan nader bepaald worden doorde Minister.

Met de gezinshelp(st)er wordt gelijkgesteld de bejaardenhelp(st)er in het bezit van een bezoekattest afgeleverddoor de dienst die een bijscholingscursus van 80 uren heeft georganiseerd, waaronder 40 uren psychologie, 12 urenkinderverzorging, 10 uur sociale wetgeving, 10 uren gezinseconomie, 8 uur beroepsethiek. Deze opleidingscursus is hetvoorwerp van een gunstig rapport van de administratie.

Art. 4. § 1. De thuisoppassers tewerkgesteld op 1 januari 2004 in een erkende hulpdienst voor gezinnen en bejaardepersonen die niet over de vereiste kwalificaties beschikken en die tegen 1 januari 2004 gedurende minstens één jaar hetberoep van thuisoppas onder arbeidscontract hebben uitgeoefend, mogen hun functie blijven uitoefenen voor zover zeeen afschrift van hun contract aan de administratie afgeven.

§ 2. De houders van een kwalificerende thuisoppasopleiding gesubsidieerd door het Europees Sociaal Fonds of inhet kader van het project Now (onderwijs sociale promotie) die uiterlijk 31 december 2008 in dienst genomen zijn,mogen het beroep van thuisoppas uitoefenen op voorwaarde dat ze binnen vier jaar na hun insdienstneming slagenvoor de opleiding veelzijdige hulp of dat hen een bekwaamheidsattest inzake gezinshulp afgeleverd wordt na eenopleidingscyclus gezinshelp(st)er georganiseerd door een opleidingscentrum erkend op grond van het besluit van deExecutieve van de Franse Gemeenschap betreffende de inrichting van de opleidingscentra voor gezinshelp(st)ers.

Afdeling 2. — Voortgezette opleiding

Art. 5. § 1. De subsidies toegekend overeenkomstig artikel 32 van het decreet worden slechts verleend indienminstens zes gezinshelp(st)ers aan de bijscholingscursussen deelnemen. Die cursussen vinden plaats tijdens de normalewerkuren.

De deelname bedoeld in het eerste lid mag minder dan zes gezinshelp(st)ers betreffen indien de cursusmultidisciplinair is en indien minstens drie gezinshelp(st)ers en drie andere vakmensen inzake sociale actie eraandeelnemen.

De Minister kan een afwijking van deze paragraaf toekennen op basis van het bewijsdossier dat hem door dedienst overgemaakt wordt en waarin het thema van de opleiding waarvoor een afwijking aangevraagd wordt,de doelstellingen en de redenen van de aanvraag tot afwijking vermeld worden.

§ 2. De bijscholingscursus duurt minstens twee uren.

§ 3. De administratie wordt minstens vijftien dagen vóór de aanvang van de cursussen in kennis gesteld van deorganisatie en het programma ervan, alsook van de eventuele aanvraag tot afwijking.

§ 4. De diensten besteden minstens 1,47 % en hoogstens 4 % van hun contingent aan de organisatie vanbijscholingscursussen, verhoogd met de activiteit van de gezinshelp(st)ers tewerkgesteld in het kader van elkemaatregel inzake tewerkstellingshulp. Zoniet zullen ze een strafmaatregel opgelegd krijgen die overeenstemt met hetproduct van de vermenigvuldiging van het aantal ontbrekende uren met de gemiddelde uurtoelage.

§ 5. De dienst maakt voor minstens een jaar een plan inzake de opleiding van gezinshelp(st)ers en thuisoppassersop. Zoals bepaald bij de regelgeving inzake arbeidsrecht wordt het plan voor advies aan de ondernemingsraad/hetoverlegcomité of, zoniet, aan de vakbondsafvaardiging onderworpen en voor 31 januari van bedoeld jaar aan deadministratie overgelegd.

Art. 6. Het comité voor de begeleiding van de opleidingen bedoeld in artikel 13, § 4, van het decreet issamengesteld uit de volgende gewone en plaatsvervangende leden die de Minister aanwijst :

— twee vertegenwoordigers van de administratie;

— één vertegenwoordiger per werkgeversfederatie;

— één vertegenwoordiger per representatieve organisatie van de werknemers van de private sector en de openbaresector :

* voor de private sector : F.G.T.B., C.S.C.-C.N.E. en C.G.S.L.B.;

* voor de openbare sector : C.G.S.P.-admi., C.S.C.-Openbare diensten., S.L.F.P.;

— één vertegenwoordiger van de ″Association paritaire pour l’Emploi et la Formation″ (Paritaire verenigingTewerkstelling en Opleiding);

— één vertegenwoordiger van het ″Agence wallonne pour l’Intégration des Personnes handicapées″ (Waalsagentschap voor de Integratie van de Gehandicapte Personen);

— één vertegenwoordiger van de ″Commission wallonne de la Famille″ (Waalse gezinscommissie).

Het comité voor de begeleiding van de opleidingen legt de inhoud van de voortgezette opleiding van debegeleidingsverantwoordelijken bij ter post aangetekend schrijven ter goedkeuring aan de Minister voor. De Ministerdeelt zijn beslissing aan het comité mee binnen twee maanden na het voorstel. In geval van afkeuring rechtvaardigt deMinister zijn beslissing en doet het comité binnen drie maanden na de beslissing een nieuw voorstel.

De permanente opleiding bedoeld in artikel 13, § 4, van het decreet kan door de dienst toegankelijk gemaaktworden voor de ervaren gezinshelp(st)ers die onlangs in dienst genomen gezinshelp(st)ers begeleiden.

Afdeling 3. — Minimale indienstneming

Art. 7. § 1. De dienst zorgt krachtens een arbeidsovereenkomst of op basis van een openbaar statuut voor devolgende minimale tewerkstelling :

— 0,026 voltijds equivalent begeleidingsverantwoordelijke per aangesneden schijf van 1 000 uren hulpverlening inhet dagelijkse leven die voor subsidies in aanmerking komen en die in het voorafgaande jaar door de dienst gepresteerdwerden, met een minimum van 0,25 voltijds equivalent;

— 0,017 voltijds equivalent administratief bediende per aangesneden schijf van 1 000 uren hulpverlening in hetdagelijkse leven die voor subsidies in aanmerking komen en die in het voorafgaande jaar door de dienst gepresteerdwerden, met een minimum van 0,25 voltijds equivalent.

50300 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 167: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

§ 2. De dienst zorgt krachtens een arbeidsovereenkomst of op basis van een openbaar statuut voor de volgendeminimale tewerkstelling :

— 0,038 voltijds equivalent begeleidingsverantwoordelijke per voltijds equivalent thuisoppas en gemiddeldminder tewerkgesteld over het jaar;

— 0,025 voltijds equivalent administratief bediende per voltijds equivalent thuisoppas en gemiddeld mindertewerkgesteld over het jaar.

HOOFDSTUK III. — Erkenning

Art. 8. De overeenkomstig hoofdstuk 4 van het decreet aan te wijzen dienst is de administratie.

De Minister is verantwoordelijk voor de beslissing tot erkenning, tot hernieuwing, intrekking en opschorting vande erkenning.

HOOFDSTUK IV. — Contingent

Art. 9. § 1. De subsidies worden toegekend binnen de perken van de beschikbare kredieten.

Voor de toekenning van de subsidies bedoeld in artikel 11 en volgende bepaalt de Minister voor 2009 en devolgende jaren jaarlijks en per dienst het maximumaantal subsidieerbare activiteitenuren inzake hulpverlening in hetdagelijkse leven, ook ″dienstcontingent″ genoemd.

Onder voorbehoud van de toepassing van de §§ 2, 3 en 4 van dit artikel, is het contingent dat aan een diensttoegekend wordt gelijk aan het contingent dat in de loop van het vorige jaar aan de dienst toegekend werd. Hetcontingent wordt uiterlijk 1 mei van bedoeld jaar aan de diensten meegedeeld.

§ 2. a) De dienst wordt in categorie A ingedeeld indien het contingent dat het jaar tevoren gebruikt werd gelijk isaan 100 % of meer van het gemiddelde van de contingenten die hem de twee laatste jaren werden toegekend.

b) Hij wordt in categorie B ingedeeld indien het contingent dat het jaar tevoren gebruikt werd gelijk is aan 97 %of meer en kleiner is dan 100 % van het gemiddelde van de contingenten die hem de twee laatste jaren werdentoegekend.

c) Hij wordt in categorie C ingedeeld indien het contingent dat het jaar tevoren gebruikt werd kleiner is dan 97 %van het gemiddelde van de contingenten die hem de twee laatste jaren werden toegekend.

§ 3. a) De dienst van categorie A komt in aanmerking voor een bijkomend contingent bovenop het contingent dathem het jaar tevoren overeenkomstig de §§ 4 en 5 toegekend werd.

b) De dienst van categorie B komt in aanmerking voor het contingent dat hem het jaar tevoren toegekend werd.

c) De dienst van categorie C komt in aanmerking voor een contingent gelijk aan 103 % van het contingent dat hijhet jaar tevoren gebruikt heeft, beperkt tot het contingent dat hem het jaar tevoren toegekend werd.

Voor de diensten die in de loop van het jaar tevoren erkend werden is het contingent gelijk aan het contingent vanhet jaar tevoren.

§ 4. De overeenkomstig de §§ 2 en 3 gerecupereerde uren worden in twee delen gesplitst, 65 % voor het deelbedoeld in § 5 en 35 % voor het deel bedoeld in § 6.

§ 5. Het eerste deel van de overeenkomstig de §§ 2 en 3 gerecupereerde uren, waaraan het eventuele verschil tussenhet tijdens bedoeld jaar toe te kennen aantal uren en de som van de tijdens het jaar tevoren toegekende contingententoegevoegd wordt, wordt binnen elke sector herverdeeld als volgt :

a) een contingent van maximum 5 000 uren wordt toegekend per tijdens bedoeld jaar erkende dienst, met eenmaximum van 15 000 uren in totaal voor beide sectoren;

b) het saldo van de te herverdelen uren wordt tussen de diensten van categorie A verdeeld als volgt :

— 50 % van het aantal uren wordt tussen de Waalse gemeenten verdeeld naar verhouding van het aantal inwonersvan elke gemeente voor zover minstens één dienst van betrokken sector actief is in de gemeente; het aantal uren pergemeente wordt tussen de erkende diensten die in de gemeente actief zijn verdeeld naar verhouding van de aantallenuren gepresteerd door elk van hen in die gemeente twee jaar tevoren.

In de gemeenten waar geen enkele dienst van categorie A twee jaar tevoren actief was wordt het aantal uren tussende erkende diensten van categorie B die in de gemeente actief waren verdeeld naar verhouding van de aantallen urengepresteerd door elk van hen in die gemeente twee jaar tevoren.

Voor de gemeenten waar geen enkele dienst van categorie A of B twee jaar tevoren actief was wordt het aantal urentoegevoegd aan de gerecupereerde uren bedoeld in § 6 van dit artikel.

— 50 % van het aantal uren wordt gelijk verdeeld tussen alle erkende diensten van categorie A en bij voorranggepresteerd bij personen van 75 jaar en meer, alsook bij personen die in aanmerking komen voor de verhoogdetussenkomst of voor het OMNIO-statuut bedoeld in artikel 37, § 1, tweede en derde lid, van de wet betreffende deverplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

§ 6. Het tweede deel van de uren die in beide sectoren, de private en de openbare, overeenkomstig de §§ 2 en 3gerecupereerd werden, wordt tussen de diensten van categorie A herverdeeld naar rato van de overschrijding ervan.

Art. 10. Na kennisgeving van de contingenten kunnen diensten een overeenkomst sluiten om de eventuele urendie in het kader van de perken van hun contingent niet gebruikt worden, aan te wenden ten gunste van de partijen bijde overeenkomst die hun contingent zouden overschrijden. Van die overeenkomst wordt kennis gegeven aan deMinister voor 1 oktober van bedoeld jaar.

Art. 11. Voorzover de beschikbare kredieten het toelaten en onverminderd § 9, genieten de activiteiten verrichtdoor diensten boven de grenzen van hun contingent de subsidies bedoeld in de artikelen 12, 17 en 18, eventueel naarevenredigheid verminderd.

50301MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 168: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

HOOFDSTUK V. — Subsidies

Afdeling 1. — Hulpverlening in het dagelijkse leven

Art. 12. In het kader van het gebruik van het contingent bestaat de subsidie :

1o voor de diensten die onder de private sector ressorteren, uit een forfaitair bedrag van 21,1016 euro pergepresteerd uur, als tegemoetkoming in de loonlasten van de gezinshelp(st)ers; dat bedrag wordt met 0,4819 eurovermeerderd voor de uren gepresteerd door de gezinshelp(st)ers van wie de anciënniteit die voor de berekening vanhun wedde in aanmerking genomen wordt minstens 8 jaar en minder dan 14 jaar bedraagt, met 1,4846 euro voor deuren gepresteerd door de gezinshelp(st)ers van wie de anciënniteit die voor de berekening van hun wedde inaanmerking genomen wordt minstens 14 jaar en minder dan 20 jaar bedraagt, met 1,8830 euro voor de uren gepresteerddoor de gezinshelpers van wie de anciënniteit die voor de berekening van hun wedde in aanmerking genomen wordt20 jaar en meer bedraagt;

2o voor de diensten die onder de openbare sector ressorteren, uit een forfaitair bedrag van 20,2197 euro pergepresteerd uur, als tegemoetkoming in de loonlasten van de gezinshelp(st)ers; dat bedrag wordt met 2,3665 eurovermeerderd voor de uren gepresteerd door de gezinshelp(st)ers van wie de anciënniteit die voor de berekening vanhun wedde in aanmerking genomen wordt minstens 8 jaar en minder dan 14 jaar bedraagt, met 4,0911 euro voor deuren gepresteerd door de gezinshelp(st)ers van wie de anciënniteit die voor de berekening van hun wedde inaanmerking genomen wordt minstens 14 jaar en minder dan 20 jaar bedraagt, met 4,6378 euro voor de uren gepresteerddoor de gezinshelpers van wie de anciënniteit die voor de berekening van hun wedde in aanmerking genomen wordt20 jaar en meer bedraagt. Voor de diensten georganiseerd door een openbare dienst die de bij het RGB vastgelegdeschaal D1.1 noch de schaal D2 toepast op de gezinshelp(st)ers wanneer hij niet onderworpen is aan een beheersplan datonder het Tonus-plan valt, worden de bedragen 2,3665 euro, 4,0911 euro en 4,6378 euro respectievelijk 0,4969 euro,1,5570 euro en 1,7651 euro;

3o voor de diensten die onder de openbare sector vallen, wordt een forfaitair bedrag toegekend per uur gepresteerddoor gezinshelp(st)ers die een bepaalde leeftijd bereikt hebben op 1 januari van het jaar dat in aanmerking genomenwordt voor de toekenning van de subsidies. Dat bedrag wordt verleend voor de financiering van de toekenning vanbijkomende verlofdagen aan de betrokken gezinshelp(st)ers en mits compenserende indienstneming. Het varieert naargelang van de leeftijd bereikt door de gezinshelp(st)er zoals aangegeven in onderstaande tabel :

Leeftijd 52 53 54 55 56 57 58

Verlofdagen 5 8 10 13 15 18 20

Subsidie/u S 0,8432 S 1,3724 S 1,7353 S 2,2958 S 2,6805 S 3,2752 S 3,6838

4o een bijkomend forfaitair bedrag van 4,1021 euro per uur gepresteerd tussen 6 uur en 8 uur en tussen 18 uur en20 uur, een bijkomend forfaitair bedrag van 7,1787 euro per uur gepresteerd tussen 20 uur en 21 uur 30,een bijkomend forfaitair bedrag van 11,4859 euro per uur gepresteerd op zon- en feestdagen en een bijkomend forfaitairbedrag van 5,3328 euro per uur gepresteerd op zaterdagen.

De activiteit van de gezins- en seniorenhelp(st)ers van wie de tewerkstelling gefinancierd wordt in het kader vanelke maatregel inzake tewerkstellingshulp wordt in aanmerking genomen voor de toekenning van die subsidie.

Het aantal gesubsidieerde uren bedoeld in het eerste lid mag niet hoger zijn dan 4 % van het contingent van dedienst, verhoogd met de activiteit van de gezinshelp(st)ers tewerkgesteld in het kader van elke maatregel inzaketewerkstellingshulp.

De modaliteiten bedoeld in de artikelen 10 en 11 zijn toepasselijk op de uren bedoeld in het vorige lid.Art. 13. § 1. Om in aanmerking te komen voor de subsidie bedoeld in artikel 28 van het decreet besteden de

diensten minstens 1 % en hoogstens 5 % van hun contingent aan de organisatie van de vergaderingen bedoeld inartikel 32 van het decreet, verhoogd met de activiteit van de gezinshelp(st)ers tewerkgesteld in het kader van elkemaatregel inzake tewerkstellingshulp, waarvan maximum 1 % besteed wordt aan de vergaderingen inzake sociaaloverleg en het saldo aan de vergaderingen betreffende de organisatie van de dienst, de verplichtingen van dearbeidsgeneeskunde, de toestand van de rechthebbenden, de verbeteringen die aangebracht moeten worden aan defunctie en de begeleiding van de onlangs in dienst genomen gezinshelp(st)ers.

Zo niet krijgen ze een strafmaatregel opgelegd die overeenstemt met het product van de vermenigvuldiging vanhet aantal ontbrekende uren met de gemiddelde uurtoelage.

In voorkomend geval worden de notulen die opgemaakt worden in het kader van de vergaderingen bedoeld in heteerste lid op de activiteitenzetel bewaard.

§ 2. Om in aanmerking te komen voor de subsidie, mag de in artikel 33 van het decreet bedoelde activiteit nietzes uren per dag en per gezinshelp(st)er overschrijden en wordt ze voor 2 prestaties per dag en per gezinshelp(st)ergeteld, overeenkomstig artikel 16 van dit besluit.

Art. 14. Om in aanmerking te komen voor de subsidie bedoeld in de artikelen 12, 17 en 18, mag het aantal urentijdens dewelke de hulp verleend wordt aan de naaste hulpverlener van een rechthebbende niet hoger zijn dan 10 %van het aantal uren dat elk kwartaal aan de verzoeker toegekend wordt, met een maximum van 10 uren per kwartaal.De in artikel 26 van het decreet bedoelde bijdrage betreffende die uren wordt vastgelegd op hetzelfde bedrag als debijdrage van de rechthebbende op de hulpverlening.

Art. 15. De bijdrage bedoeld in artikel 34 van het decreet wordt vastgelegd op 10 % van de persoonlijke bijdragevan de rechthebbende op de hulpverlening, zoals bedoeld in artikel 26 van het decreet.

De verplaatsingstijd wordt naar rato van een kwartier per prestatie meegerekend in de activiteit die in aanmerkingkomt voor de toekenning van de subsidies.

Art. 16. § 1. Er wordt een aanvullende subsidie van 0,1327 euro toegekend per uur gepresteerd ten gunste vangebruikers die in dunbevolkte gemeenten wonen.

§ 2. Deze subsidie kan toegekend worden voor alle activiteiten inzake hulpverlening in het dagelijkse leven diedoor de gezins- en bejaardenhelp(st)ers verricht worden, met uitzondering van de activiteiten bedoeld in deartikelen 32 en 33 van het decreet.

De activiteit van de gezins- en bejaardenhelp(st)ers van wie de tewerkstelling gefinancierd wordt in het kader vanelke maatregel inzake tewerkstellingshulp wordt in aanmerking genomen voor de toekenning van die subsidie.

50302 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 169: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Afdeling 2. — Administratief personeel

Art. 17. De subsidie bevat een bijkomend forfaitair bedrag van 2,3197 euro per prestatie inzake hulpverlening inhet dagelijkse leven, toegekend als tegemoetkoming in de kost van het administratief personeel. Per prestatie wordtverstaan een type taak die zonder onderbreking vervuld wordt.

Afdeling 3. — Begeleidingsverantwoordelijke

Art. 18. De subsidie bevat een bijkomend forfaitair bedrag van 1,0079 euro dat toegekend wordt alstegemoetkoming in de loonkosten van de begeleidingsverantwoordelijken per uur gepresteerd door de gezins- enbejaardenhelp(st)ers.

Afdeling 4. — Thuisoppassers

Art. 19. De forfaitaire som bedoeld in artikel 37 van het decreet wordt vastgelegd op 4.448,3399 euro per jaar.

Afdeling 5. — Thuisoppassers en gezinshelp(st)er A.P.E.

Art. 20. De forfaitaire som bedoeld in artikel 38 van het decreet wordt vastgelegd op 1.082,4322 euro per jaar.

Afdeling 6. — Verplaatsingskosten

Art. 21. De dienst ontvangt een forfaitaire subsidie van 0,0899 euro per beroepskilometer afgelegd door :1. de werknemers van de dienst die vallen onder het toepassingsveld van de collectieve arbeidsovereenkomst van

de paritaire subcommissie voor de diensten van de gezinshelp(st)ers en bejaardenhelp(st)ers betreffende de classificatieen de loonschalen, met uitzondering van de werknemers bedoeld in artikel 2 van de wet van 20 juli 2001 totbevordering van buurtdiensten en -banen;

2. door de gezinshelp(st)ers en de thuisoppassers van de openbare diensten.

Afdeling 7. — Bijkomende verlofdagen

Art. 22. Als tegemoetkoming in de kost van de toekenning van bijkomende verlofdagen ontvangt de dienst dieonder de private sector ressorteert een jaarlijkse forfaitaire subsidie van 501,9514 euro per voltijds equivalentwerknemer vallend onder het toepassingsveld van de collectieve arbeidsovereenkomst van de paritaire subcommissievoor de diensten van de gezinshelp(st)ers en bejaardenhelp(st)ers betreffende de classificatie en de loonschalen, metuitzondering van de werknemers bedoeld in de artikelen 11, 16 en 17 en van de werknemers bedoeld in artikel 2 vande wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen.

De diensten die onder de openbare sector ressorteren ontvangen een jaarlijks forfaitair bedrag van 501,9514 europer voltijds equivalent help(st)er, met uitzondering van de werknemers bedoeld in artikel 11, en per voltijds equivalentthuisoppasser. Dat forfaitair bedrag wordt verhoogd voor de werknemers die een bepaalde leeftijd bereikt hebben op1 januari van het jaar dat voor de toekenning van de subdidies in aanmerking genomen wordt. Die verhoging dientvoor de financiering van de toekenning van bijkomende verlofdagen aan betrokken werknemers en wordt aancompenserende indienstneming onderworpen. Het bedrag van de verhoging varieert naar gelang van de leeftijd bereiktdoor de gezinshelp(st)er zoals aangegeven in onderstaande tabel :

Leeftijd 52 53 54 55 56 57 58

Verlofdagen 5 8 10 13 15 18 20

Subsidie/Voltijdsequivalent

S 1.139,23 S 1.822,76 S 2.278,45 S 2.961,99 S 3.417,68 S 4.101,21 S 4.556,90

Afdeling 8. — Maatregel tot ondersteuning van de koopkracht van de rechthebbenden

Art. 23. De erkende hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen verlenen een vermindering van 0,40 europer uur aan de rechthebbenden op hun activiteit inzake hulpverlening in het dagelijkse leven.

Een compenserende subsidie waarvan het bedrag gelijk is aan de toegekende verminderingen wordt aan elkeerkende dienst toegekend.

De vermindering van 0,40 euro per uur wordt toegepast op de laatste uurkost vastgelegd overeenkomstigartikel 25 van dit besluit en overeenkomstig het decreet dat het uitvoert. De vermindering van 0,40 euro wordt ooktoegepast op de uurbijdrage vastgelegd overeenkomstig § 2 van artikel 25.

De in aanmerking te nemen activiteit inzake hulpverlening in het dagelijkse leven is die gepresteerd door degezins- en bejaardenhelp(st)ers van de erkende dienst, ongeacht de modaliteiten voor de financiering van het werk vandie help(st)ers. Zodoende wordt, naast de activiteit inzake hulpverlening in het dagelijkse leven die overeenkomstig ditbesluit voor subsidies in aanmerking komt, rekening gehouden met de activiteit van de gezins- en bejaardenhelpersvan wie de tewerkstelling gefinancierd wordt o.a. in het kader van het doorstromingsprogramma of van deverminderingen van de werkgeversbijdragen toegepast krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdendemaatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, hetzij in het kader van demaatregelen betreffende de A.P.E., van het plan Activa met geactiveerde werkloosheidsuitkering (arbeidsuitkeringgenoemd) en van artikel 60 van de wet betreffende de O.C.M.W.’s.

De subsidie wordt aan de erkende dienst betaald na indiening bij het Directoraat-generaal Sociale actie enGezondheid van de subsidieaanvraag overeenkomstig artikel 28 van dit besluit. De aanvraag gaat vergezeld van :

— een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat alle rechthebbenden op hulpverlening in het dagelijkse leventijdens bedoelde periode een vermindering van 0,40 euro per uur hebben genoten;

— een overzicht van de activiteiten van de gezins- of bejaardenhelp(st)ers die niet voorkomen in voornoemdesubsidieaanvraag;

— een verklaring van schuldvordering waarvan het bedrag gelijk is aan het product van de vermenigvuldigingvan de uren die voor de vermindering in aanmerking gekomen zijn met het forfaitair bedrag van 0,40 euro.

Die stukken worden behoorlijk ingevuld, gedateerd en getekend.De erkende dienst die de vermindering niet toekent aan zijn rechthebbenden verliest het voordeel van de subsidies

waarin dit besluit voorziet voor de periode waarvoor ze toegekend had moeten worden.

50303MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 170: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Afdeling 9. — Aanvullende bepalingen

Art. 24. De bedragen bedoeld in de artikelen 12, 16, 17 tot 20 en 22 worden jaarlijks aangepast naar gelang van deloonindexeringen die in de loop van het jaar werden doorgevoerd in het Openbaar ambt. Ze worden gekoppeld aande spilindex 110,52 (basis 2004), overschreden in augustus 2008.

Het bedrag bedoeld in artikel 21 wordt terzelfdertijd aangepast aan de evolutie van de zendingskosten van dewerknemers van het Openbaar ambt en de evolutie ervan overeenkomstig artikel 13, vierde lid, van het koninklijkbesluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.

Art. 25. De Minister geeft de verschillende gesubsidieerde diensten jaarlijks voor 1 mei kennis van de forfaitairesubsidiebedragen die in de loop van het jaar toegepast worden.

Art. 26. Het aantal gepresteerde uren dat in aanmerking genomen moet worden voor de berekening van desubsidies bedoeld in artikel 12, 1o tot 3o, en in artikel 18 mag per jaar en per help(st)er niet hoger zijn dan het aantaluren dat met een voltijds equivalent overeenstemt, rekening houdend met de wekelijkse arbeidsduur die vastligt in decollectieve arbeidsovereenkomst gesloten binnen de paritaire subcommissie 318.01/Comité C en de wettelijke ofconventionele sectorale bepalingen betreffende de verlof- en feestdagen.

Het aantal prestaties bedoeld in artikel 17 wordt desgevallend verminderd naar rato van het aantal uren bedoeldin het vorige lid.

Art. 27. § 1. De subsidies bedoeld in de artikelen 12, 17 en 18 worden niet toegekend wanneer de uurbijdrage dievan de rechthebbende verlangd wordt klaarblijkelijk niet overeenstemt met de schaal bedoeld in artikel 26 van hetdecreet. Die schaal wordt door de Minister volgens een evenredigheidscriterium vastgelegd en aangepast aan deonroerende en roerende middelen, rekening houdend met de gezinslasten van de rechthebbende, alsook met andere tebepalen lasten.

De Minister kan, gelijktijdig met de toekenning van een subsidie die de prestaties van de in artikel 4, § 1,bedoelde werknemers dekt, een schaal vastleggen die op die prestaties toepasselijk is.

§ 2. Van de schaal bedoeld in de eerste paragraaf van dit artikel, alsook van het driemaandelijks aantal urenbedoeld in artikel 27 van het decreet mag slechts afgeweken op basis van een sociaal rapport dat bij de aanvraag gaaten dat uiterlijk de laatste dag van bedoeld eerste kwartaal door de dienst aan de administratie overgemaakt wordt.De Minister kan de minimuminhoud van dat rapport bepalen.

§ 3. De administratie verleent of weigert de in paragraaf twee bedoelde afwijking bij gemotiveerde beslissing.Die beslissing wordt binnen dertig dagen na de indiening van de aanvraag aan de dienst meegedeeld. Bij gebrek aanantwoord binnen die termijn wordt de afwijking beschouwd als verleend voor het eerste halfjaar waarop de aanvraagbetrekking heeft. De administratie deelt haar goedkeuroing mee in de vorm van een aantal bijkomende uren voor eensemester. Daar het sociaal dossier minstens jaarlijks herzien moet worden, wordt de afwijking voor hoogstens tweesemesters toegestaan.

Art. 28. De activiteiten van de gezinshelp(st)ers, de maatschappelijk en administratief werkers tewerkgesteld in hetkader van het doorstromingsprogramma, alsook van de gezinshelp(st)ers van wie de tewerkstelling gefinancierd wordtin het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen toegepast krachtens het koninklijk besluit van18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector,alsook in het kader van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van deindienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden,door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector, hetzij in het kadervan de maatregelen betreffende het plan Activa met geactiveerde werkloosheidsuitkering (arbeidsuitkering genoemd)en van artikel 60 van de wet betreffende de O.C.M.W.’s komen niet in aanmerking voor de subsidies bedoeld in deartikelen 12, 1o tot 3o, 17 en 18.

Art. 29. Op straffe van verval moeten de diensten de in de artikelen 12 tot 14 en 17 tot 18 bedoelde subsidiesaanvragen binnen de maand na afloop van het kwartaal in de loop waarvan de prestaties verricht werden. Per kwartaalkunnen twee provisionele subsidies toegekend worden.

De subsidies kunnen een bedrag bereiken dat berekend wordt op basis van 80 % van de activiteit van hetvoorlaatste semester en van de bedragen voorzien voor het lopende jaar.

De andere subsidies worden per kalenderjaar binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten aan dedienst betaald als volgt :

a) een voorschot van 80 % van de subsidie die het jaar tevoren werd betaald, na indiening van een behoorlijkingevulde en getekende verklaring van schuldvordering;

b) het saldo na overlegging van de bewijsstukken, uiterlijk 1 juni van het volgende jaar.

De Minister bepaalt welke bewijsstukken verstrekt moeten worden.

HOOFDSTUK VI. — Controle

Art. 30. De Minister bepaalt welke lasten voor subsidies in aanmerking komen, legt de modellen van de inartikel 16 van het decreet bedoelde controledocumenten vast en bepaalt de in acht te nemen termijnen en procedure.

De ambtenaren bedoeld in artikel 41 van het decreet zijn de ambtenaren van de administratie.

HOOFDSTUK VII. — Statuten en lijsten

Art. 31. Het bij dit besluit gevoegde statuut van gezinshelp(st)er, alsook beide bijlagen erbij zijn aangenomen.

Art. 32. Het statuut van gezinshelp(st)er is op de bejaardenhelp(st)er toepasselijk binnen de perken van artikel 45van het decreet.

Art. 33. Het bij dit besluit gevoegde statuut van thuisoppasser, alsook beide bijlagen erbij zijn aangenomen.

Art. 34. De bij dit besluit gevoegde lijst van de structuren voor huisvesting en collectief onthaal, bedoeld inartikel 2, 8o, van het decreet, is aangenomen.

50304 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 171: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

HOOFDSTUK VIII. — Overgangs- en slotbepalingenArt. 35. Het decreet treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, met uitzondering van

artikel 44 van het decreet, dat in werking treedt op 1 juli 2009.Art. 36. Het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 16 december 1988 tot regeling van de erkenning

van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de toekenning van toelagen aan deze diensten, het besluit vande Waalse Regering van 16 juli 1998 tot goedkeuring van het statuut van gezinshelp(st)er, alsook het besluit van deWaalse Regering van 29 januari 2009 tot toekenning van een tijdelijke vermindering van 0,40 euro per uur voor derechthebbenden op de door de erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp verstrekte hulpverlening in hetdagelijkse leven en tot toekenning van een compenserende toelage voor deze diensten worden opgeheven.

Art. 37. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.Art. 38. De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.Namen, 30 april 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen,D. DONFUT

Bijlage 1

Statuut van gezinshelp(st)erDit statuut beoogt de nadere bepaling van de voorwaarden waaronder de door de diensten voor gezins-

en bejaardenhulp aangeworven gezinshelp(st)ers hun functies moeten uitoefenen opdat deze diensten subsidies vanhet Waalse Gewest kunnen genieten.

A. Functies van de gezinshelp(st)er.Er dient te worden herinnerd aan twee grondbeginselen :• de gezinshelp(st)ers oefenen hun functie binnen een dienst uit;• de gezinshelp(st)er staat onder het toezicht van een maatschappelijk werker.1. In het kader van de dienstverlening aan de gezinnenDe gezinshelp(st)er verleent diensten aan gezinnen, bejaarde, zieke of gehandicapte personen die moeite hebben

met de handelingen van het dagelijkse leven.Dank zij de maatschappelijke van de gezinshelp(st)er kunnen de verzorgde personen thuis blijven leven en wordt

hen een behoorlijke levenskwaliteit gewaarborgd.De gezinshelp(st)ers worden in het maatschappelijk werk ingeschakeld. Ze worden in dienst genomen door een

erkende hulpdienst voor gezinnen en bejaarde personen en werken onder zijn verantwoordelijkheid en toezicht.De gezinshelp(st)ers vervullen hun taak in nauwe samenwerking met het gezin en/of de omgeving van de verzorgdepersoon. Ze kunnen bijdragen tot zijn sociale integratie en spelen een belangrijke preventieve rol.

De gezinshelp(st)ers vervullen specifieke taken, namelijk, :

• op individueel vlak : t.o.v. de geholpen persoon;

op collectief vlak : doordat ze als bemiddelaar optreden t.o.v. het gezin en de omgeving van de verzorgde persoond.m.v. een concrete hulp die door de collectiviteit georganiseerd en gesteund wordt; gezinshelp(st)ers zijn integratie-en hulpagenten die in naam van een door de collectiviteit en de overheid gesteunde dienst handelen;

• op preventief vlak : door hun educatieve rol, hun waarnemingsvermogen, hun vermogen om risicodragendesituaties op te sporen en te signaleren;

• op curatief vlak : door hun educatieve, sanitaire, sociale en relationele rol in het kader van het dagelijkse leven.

Al die taken dragen gezamenlijk bij tot het dagelijkse welzijn van de verzorgde personen en hebben betrekking opde volgende domeinen :

a) Hulpverlening in het kader van dagelijkse handelingen :

• Begeleiding van kinderen en van bejaarden, zieken of gehandicapten;

• Hulpverlening bij verplaatsingen buitenshuis;

• Boodschappen;

• Gewoon onderhoud van de bewoonde vertrekken en van het linnen;

• Bereiding van de maaltijden, enz.

b) Sanitaire rol :

Taken i.v.m. de gezondheid, de hygiëne, het comfort en de veiligheid van de verzorgde persoon.

c) Educatieve rol :

• raadgeving inzake gezondheidsleer;

• aanpassing van de woning;

• steun aan de gezinnen in hun educatieve rol;

• evaluatie en stimulering van de potentialiteiten zodat de verzorgde persoon acteuro blijft van zijn dagelijkseleven.

50305MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 172: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

d) Relationele hulpverlening :• gehoorgeving;

• opsporing van de moeilijkheden;

• steunverlening door aanwezig te zijn, te dialogeren, de autonomie te handhaven;

• begeleiding in het kader van de palliatieve zorgen.

e) sociale hulp :

• Begeleiding bij administratieve stappen en bij de organisatie van de begroting; deze hulpverlening beperkt zichtot een directe nabijheidshulp,

• Beroep op en verwijzing naar gespecialiseerde diensten of instellingen.

2. In het kader van ploegwerk,

De gezinshelp(st)ers worden geïntegreerd in een ploeg van de dienst. Zij werken in nauwe samenwerking met desociale werker die hen moet begeleiden.

In het belang van de persoon wordt gestreefd naar samenwerking met andere interveniënten (beroepshulpof personen van de omgeving).

3. In het kader van het interdisciplinaire werk,

Doordat ze veel tijd in de gezinnen doorbrengen, zijn de gezinshelp(st)ers bevoorrechte tussenpersonen voor hetgeheel van de sanitaire, sociale en medische interveniënten (bijv. : geneesheren, verple(e)g(st)ers, kinesitherapeuten,diëtisten, huishoudhelp(st)ers, logopedisten, enz.).

Dank zij hun opmerkingen en inlichtingen spelen ze een belangrijke rol op de coördinatievergaderingen.Deze bieden de mogelijkheid om de doeltreffendheid van de hulp te optimaliseren en om te beslissen over de inernstigere of complexere situaties aan te wenden werkwijzen.

4. In het kader van het werk met andere instellingen

Al naar gelang van de situaties wordt de hulpdienst voor gezinnen ertoe gebracht met de volgende externeinstellingen samen te werken :

• Diensten voor hulpverlening aan de jeugd.

• Ploegen S.O.S. Enfants.

• Centra voor schuldbemiddeling.

• Centra voor geestelijke gezondheidszorg.

• O.C.M.W.’s.

• Rusthuizen/Rust- of verzorgingshuizen.

• Ziekenhuizen.

• AVJ/Gehandicapten.

• Dagcentra.

• Enz.

De maatschappelijk werker van de dienst speelt de gebruikelijke rol van tussenpersoon. Hij mag degezinshelp(st)ers niet uitsluiten maar moet ze beschouwen als volwaardige partners van de andere interveniënten bijhet uitwerken en uitvoeren van gemeenschappelijke projecten.

B. Toegang tot het beroep van gezinshelp(st)er.

1. Kennis.

De functie mag uitgeoefend worden onder de volgende voorwaarden :

1.1. in het bezit zijn van een bekwaamheidsattest van gezinshelp(st)er waaruit blijkt dat de kandida(a)t(e) één vande door de regelgeving erkende opleidingen heeft gevolgd in het kader van één van de vier onderstaande filières :

„ Secundair onderwijs : gezins- en sanitaire help(st)er, kinderverzorgster, verpleegaspirant(e) en nursing(certificaat).

„ Sociale promotie : polyvalente help(st)er voor dienstverlening aan huis en in groep (certificaat)hulpverpleger/hulpverpleegster (certificaat), gezinshelp(st)er (certificaat);

„ Opvoeding en alternerende opleiding : dezelfde afdelingen als voor het volledige leerplan (certificaat).

„ Duitstalige Gemeenschap : Ausbildung AFPK.

„ Waals Gewest : Gezinshelp(st)er (bekwaamheidsattest).

Naast deze basisopleiding moet een voortgezette opleiding georganiseerd worden om de beroepskennis teverbeteren en te updaten.

Deze opleidingen moeten de gezinshelp(st)ers bevoegdheden verlenen i.v.m. :

1o gehoorgeving, communicatie, psychologische en lichamelijke begeleiding;

2o raadgeving, opvoeding;

3o hulpverlening bij het beheer van het dagelijkse leven (onderhoud van de woning, voorkoming vanongevalrisico’s, bereiding van maaltijden, boodschappen, administratieve stappen,...);

4o hulpverlening bij het verrichten van dagelijkse handelingen (toiletten, voorbereiding van geneesmiddelen,ziekenbegeleiding,...);

5o bemiddeling (tussen de begunstigden en de andere interveniënten, de begunstigden en de buitenwereld,mondeling of geschreven verslag over de opmerkingen;

6o organisatie (bepaling van de prioriteiten, werkplanning);

1.2. in het bezit zijn van een inschrijvingsattest van gezinshelp(st)er, afgeleverd door de Minister van het WaalseGewest die voor beroepsopleiding bevoegd is.

50306 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 173: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2. Bekwaamheden.De gezinshelp(st)ers moeten bekwaam zijn om :• te communiceren en de coördinatievergaderingen actief bij te wonen;• in ploegendienst te werken;• al naar gelang de psychologische, sociale en lichamelijke problemen van de betrokken persoon op te treden;• de potentialiteiten van de betrokken persoon te evalueren en te stimuleren;• zichzelf ter sprake te stellen in het kader van hun werk (evaluatie van de behoeften, voortgezette opleiding,

gewenste bijscholing);• de beroepsregels na te leven en te verinnerlijken (professionalisme, discretieplicht,...).

Bijlage 1 bij het statuut van gezinshelp(st)er

Deontologie1. In het kader van de contacten van de gezinshelp(st)er met de verzorgde persoon en van de door de dienst

opgedragen taak :a. Gehoor geven aan de verzorgde persoon om zijn behoeften vast te stellen en aan de sociale werker mee te delen.b. Respect tonen voor de verzorgde persoon, meer bepaald voor :„ zijn persoonlijkheid;„ zijn levensstijl en de situatie waarin hij verkeert;„ zijn filosofische en religieuze opvattingen.c. Met de verzorgde persoon en de sociale werker de taken en diensten vaststellen die in de behoeften moeten

voorzien (al naar gelang de middelen en bevoegdheden van de gezinshelp(st)er).De gezinshelp(st)ers moeten inspelen op de behoeften van de verzorgde persoon. Ze beschikken echter niet over

de middelen en de bevoegdheden om alle verzoeken in te willigen.Ze mogen evenmin verzoeken inwilligen i.v.m. met aangelegenheden waarvoor ze niet bevoegd zijn. Ze mogen in

geen geval technische verpleegzorg verlenen.De sociale werker bepaalt de prioriteiten in samenspraak met de verzorgde persoon en de gezinshelp(st)er.De dienstverlening wordt regelmatig geeëvalueerd, herzien en aangepast naar gelang van de behoeften en de

doelstellingen.De gezinshelp(st)ers mogen geen diensten verlenen buiten hun functie.d. Discretieplicht.De gezinshelp(st)ers zijn tot discretie gehouden.Deze plicht blijft gelden na afloop van de dienstverleningen en van de overeenkomst.De gezinshelp(st)ers moeten dus zo discreet mogelijk zijn t.o.v. de situaties waarmee ze geconfronteerd worden.De onnodige onthulling van feiten of gegevens door een gezinshelp(st)er wordt beschouwd als een deontologische

fout die afbreuk doet aan de vertrouwensrelatie. Dergelijke fout kan een tuchtstraf tot gevolg hebben.In het kader van de thuishulp moeten de gezinshelp(st)ers evenwel informatie uitwisselen met andere vakmensen,

die tot discretie of tot het beroepsgeheim gehouden zijn.Deze uitwisseling moet echter beperkt blijven tot relevante gegevens en geen afbreuk doen aan de inachtneming

van de vertrouwelijkheid die beschouwd wordt als een fundamenteel recht van de verzorgde persoon op respect voorzijn privé-leven.

De interveniënten moeten zich dus regelmatig afvragen welke gegevens al dan niet verstrekt moeten worden inhet belang van de verzorgde persoon.

In situaties die een gevaar inhouden voor de integriteit van de begunstigde, zijn omgeving en de interveniënten(noodtoestand, verplichte hulpverlening aan een in levensgevaar verkerende persoon), mogen de gezinshelp(st)ersgegevens onthullen die in hun bezit zijn en moeten ze die aan de bevoegde overheid verstrekken.

In dergelijke situaties moeten de gezinshelp(st)ers zich eerst wenden tot de sociale werker en de directie van dedienst die hen in hun opdracht bijstaan en hen raad moeten kunnen geven.

e. Discretie omtrent het privé-leven.De gezinshelp(st)ers moeten een duidelijk onderscheid maken tussen hun privé-leven en hun werk. Hun relatie

met de verzorgde persoon moet dan ook strikt professioneel zijn.De gezinshelp(st)ers moeten dus in elk geval vermijden hun privé-leven aan te roeren.f. Discretie omtrent het leven en het werk van de collega’s.De gezinshelp(st)ers moeten discreet blijven omtrent het werk of het privé-leven van hun collega’s en mogen geen

gegevens over de organisatie van hun dienst onthullen.Indien een gezinshelp(st)er opmerkingen heeft over het werk van een collega, moeten die aan de sociale werker

en/of aan de dienst gericht worden.g. Geen willekeurig voordeel willen halen uit de uitoefening van de functie.h. De gezinshelp(st)ers moeten een gunstig voorkomen hebben, niet alleen omdat ze de dienst vertegenwoordigen

maar ook om doeltreffend werk te kunnen verrichten : keurige kleding, comfortabele kleren en geschikte schoenen.2. In het kader van de betrekkingen met de dienst.a. De werkwijze van de dienst kennen en meer bepaald het werkreglement.b. Blijk geven van teamgeest.c. De sociale werker in kennis stellen van de familiale of affectieve relaties die bestaan of zouden kunnen bestaan

tussen hen en de begunstigde persoon.d. De door de dienst georganiseerde voortgezette opleidingen actief volgen.

50307MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 174: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

3. In het kader van de betrekkingen met de andere interveniënten.

a. De rol bepalen van elke interveniënt en van de bloedverwanten die er mede voor zorgen dat de persoon in zijnomgeving kan blijven leven.

b. Rekening houden met de handelingen van een ieder.

c. Samenwerkingen bevorderen.

Bijlage 2 bij het statuut van gezinshelp(st)er

Rechten van de gezinshelp(st)ers

De dienst moet :

1. de wetgeving en de statuten in acht nemen;

2. de werknemer respecteren alsmede de arbeidsovereenkomst (toepassing van het arbeidsreglement) en hetambtenarenstatuut in acht nemen;

3. alle beroepshandelingen met een aansprakelijkheidsverzekering dekken;

4. preventieve maatregelen nemen om de gezinshelp(st)er te beschermen :

• via nuttige en geschikte gegevens;

• door de terbeschikkingstelling en het onderhoud van werkkleding;

• in geval van besmettelijke ziekte bij de verzorgde persoon.

5. door de toepassing van het besluit van de Regering tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins-en bejaardenhulp, voldoen aan de volgende voorschriften om doeltreffend werk te verrichten en zo veel mogelijk in tespelen op de reële behoeften van de werknemers :

• de begeleidingsnormen in acht nemen (openstaan voor de gezinshelp(st)ers, hen gehoor geven en bijstandverlenen),

• de overlegvergaderingen organiseren : individueel en in ploegen, om gegevens over de persoonlijke situaties uitte wisselen, om het werk te analyseren of te evalueren en beslissingen te nemen i.v.m. de doelstellingen,

• de gezinshelp(st)ers vergaderingen laten bijwonen met de verschillende interveniënten die niet tot de dienstbehoren, of daartoe aansporen,

• zorgen voor een goede voortgezette opleiding die op alle tegengekomen gebieden in de behoeften voorziet,met minimum één cursus deontologie per jaar om het professionalisme van de gezinshelp(st)er kracht bij tezetten;

6. maatregelen nemen inzake begeleiding, steun en desnoods rechtsbijstand; psychologische begeleiding in gevalvan ernstige problemen met de verzorgde persoon : beschuldiging van diefstal, lichamelijke agressie, ongewensteintimiteiten, ongezondheid,...

De dienst moet beschikken over begeleidingspersoneel dat :

• de rol en het werk van de gezinshelp(st)er kent;

• de gezinshelp(st)er inlicht over de voorschriften van het hulpplan waarmee de begunstigde persoon heeftingestemd, de uit te voeren taken bepaalt en de doelstellingen in samenspraak met de ploeg vastlegt;

• de gezinshelp(st)er de overlegvergaderingen laat bijwonen die belegd worden om de dienstverleningen teevalueren en aan te passen;

• de dienstprestaties evalueert en aanpast naar gelang de behoeften die vastgesteld worden tijdens devergaderingen van de gezinshelp(st)ers en/of tijdens huisbezoeken;

• het uurrooster opmaakt, de werklast binnen de ploeg in evenwicht brengt en de spoedgevallen billijk verdeelt;

• de gezinshelp(st)er respecteert, als een ″sociale″ werker beschouwt en voor echt ploegwerk bestemt.

Bij de begunstigde persoon hebben de gezinshelp(st)ers recht op :

1. eerbied en waardering;

2. respect voor hun beperkingen;

3. behoorlijke werkomstandigheden;

4. het nodige geschikte materieel.

Als zulks niet het geval is, mag de gezinshelp(st)er de dienst interpelleren.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 april 2009 tot toepassing van hetdecreet van 6 december 2007 betreffende de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen.

Namen, 30 april 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen,D. DONFUT

50308 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 175: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Bijlage 2

Statuut van thuisoppasserDit statuut beoogt de nadere bepaling van de voorwaarden waaronder de door de diensten voor gezins-

en bejaardenhulp aangeworven thuisoppassers hun functies moeten uitoefenen opdat deze diensten overeenkomstigartikel 12 van het decreet erkend kunnen worden.

A. Functie van de thuisoppassers.Er dient te worden herinnerd aan twee grondbeginselen :• de thuisoppassers oefenen hun functie binnen een dienst uit, als loontrekkende of als ambtenaar;• de thuisoppasser staat onder het toezicht van de medisch-sociaal werker.1. In het kader van de tussenkomst bij de gezinnen.De thuisoppassers begeleiden de begunstigde die de voortdurende aanwezigheid van een persoon nodig heeft en

die zich om gezondheidsredenen of vanwege een handicap niet alleen buitenshuis kan verplaatsen. Zij zorgen,dag en nacht en samen met de omgeving van de begunstigde, voornamelijk voor een actieve aanwezigheid en voor deoptimalisering van het geestelijke, lichamelijke en sociale welzijn van de begunstigde.

Hun rol bestaat erin de personen thuis te handhaven en hen een behoorlijke levenskwaliteit te waarborgen.Ze worden in dienst genomen door een erkende hulpdienst voor gezinnen en bejaarde personen en werken onder

zijn verantwoordelijkheid en toezicht. Hun opdracht wordt in nauwe samenwerking met het gezin en/of de omgevinguitgeoefend. Ze spelen een belangrijke preventieve rol.

De thuisoppassers vervullen specifieke taken, namelijk :• op individueel vlak : t.o.v. de begeleide persoon;• op collectief vlak : doordat ze als bemiddelaar optreden t.o.v. het gezin en de omgeving van de verzorgde

persoon d.m.v. een concrete hulp die door de collectiviteit georganiseerd en gesteund wordt;• op preventief vlak : door hun waarnemingsvermogen, hun vermogen om risicodragende situaties op te sporen

en te signaleren en door hun educatieve rol;• op curatief vlak : door hun sanitaire rol en de relationele dimensie van de begeleiding.De thuisoppassers verlenen hun diensten o.a. om :1. ervoor te zorgen dat de begunstigde volgens optimale veiligheids- en hygiënenormen kan leven;2. ervoor te zorgen dat de begunstigde zijn geneesmiddelen overeenkomstig de medische voorschriften neemt;3. de begunstigde en zijn gezin moreel te steunen via relationele kwaliteitsuitwisselingen in het kader van een

begeleding;4. de begeleiding een kwalitatieve dimensie in het tijdsgebruik te geven en tegelijkertijd de potentialiteiten van de

begunstigde te stimuleren;5. ervoor te zorgen dat de begunstigden hun maaltijd nemen;6. zich te integreren in een interdisciplinair werk en beroep te doen op de dienst- of begeleidingsverantwoordelijke

bedoeld in artikel 13, § 3, van het decreet voor alle handelingen die niet onder hun bevoegheid vallen.2. In het kader van het ploegenwerk.De thuisoppassers integreren zich in een ploeg van de dienst. Ze oefenen hun functie uit in nauwe samenwerking

met de medisch-sociaal werker die met hun begeleiding belast wordt.In het belang van de persoon wordt gezocht naar samenwerkingen met de andere interveniënten (vakmensen of

personen uit de entourage).3. In het kader van het interdisciplinaire werk.Doordat ze veel tijd in de gezinnen doorbrengen, zijn de thuisoppassers bevoorrechte tussenpersonen voor het

geheel van de sanitaire, sociale en medische interveniënten (bijv. : geneesheren, verpleegsters, fysiotherapeuten,diëtisten, huishoudhelpsters, logopedisten, enz.).

Dank zij hun opmerkingen en inlichtingen spelen ze een belangrijke rol op de coördinatievergaderingen.Deze bieden de mogelijkheid om de doeltreffendheid van de hulp te optimaliseren en om te beslissen over de inernstigere of complexere situaties aan te wenden werkwijzen.

4. In het kader van het werk met andere instellingen.Al naar gelang van de situaties wordt de hulpdienst voor gezinnen ertoe gebracht met de externe instellingen

samen te werken.De sociaal-medisch werker van de dienst speelt de gebruikelijke rol van tussenpersoon. Hij mag de thuisoppassers

niet uitsluiten maar moet ze beschouwen als volwaardige partners van de andere interveniënten bij het uitwerken enuitvoeren van gemeenschappelijke projecten.

B. Toegang tot het beroep van thuisoppas voor de erkenning van de dienst.1. Kennis.Voor de uitoefening van de functie wordt een bekwaamheidsattest gezinshel(st)er vereist, alsook een inschrijvings-

certificaat gezinshel(st)er afgeleverd door de Minister van het Waalse Gewest die voor beroepsopleiding bevoegd is.2. Bekwaamheden.De thuisoppassers moeten bekwaam zijn om :• te communiceren en de coördinatievergaderingen actief bij te wonen;• te luisteren;• in ploegendienst te werken;• al naar gelang de psychologische, sociale en lichamelijke problemen van de begunstigde persoon op te treden;• de potentialiteiten van de betrokken persoon te evalueren en te stimuleren;• zichzelf ter sprake te stellen in het kader van hun werk (evaluatie van de behoeften, voortgezette opleiding,

gewenste bijscholing);• de beroepsregels na te leven en te verinnerlijken (professionalisme, discretieplicht).

50309MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 176: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Bijlage 1 bij het statuut van thuisoppasser

Deontologie

1. In het kader van de contacten van de thuisoppasser met de verzorgde persoon en van de door de dienstopgedragen taak :

a. Gehoor geven aan de verzorgde persoon om zijn behoeften vast te stellen en aan de sociaal-medisch werker meete delen.

b. Respect tonen voor de verzorgde persoon, meer bepaald voor :

„ zijn persoonlijkheid;

„ zijn levensstijl en de situatie waarin hij verkeert;

„ zijn filosofische en religieuze opvattingen.

c. Met de verzorgde persoon en de sociaal-medisch werker de taken en diensten vaststellen die in de behoeftenmoeten voorzien (al naar gelang de middelen en bevoegdheden van de thuisoppasser).

De thuisoppassers moeten inspelen op de behoeften van de verzorgde persoon. Ze beschikken echter niet over demiddelen en de bevoegdheden om alle verzoeken in te willigen.

Ze mogen evenmin verzoeken inwilligen i.v.m. met aangelegenheden waarvoor ze niet bevoegd zijn. Ze mogen ingeen geval technische verpleegzorg verlenen.

De social-medisch werker bepaalt de prioriteiten in samenspraak met de verzorgde persoon, diens omgeving ende thuisoppasser.

De dienstverlening wordt regelmatig geëvalueerd, herzien en aangepast naar gelang van de behoeften en dedoelstellingen.

De thuisoppassers mogen geen diensten verlenen buiten hun functie.

d. Discretieplicht.

De thuisoppassers zijn tot discretie gehouden.

Deze plicht blijft gelden na afloop van de dienstverleningen en van de overeenkomst.

De thuisoppassers moeten dus zo discreet mogelijk zijn t.o.v. de situaties waarmee ze geconfronteerd worden.

De onnodige onthulling van feiten of gegevens door een gezinshelp(st)er wordt beschouwd als een deontologischefout die afbreuk doet aan de vertrouwensrelatie. Dergelijke fout kan een tuchtstraf tot gevolg hebben.

In het kader van de thuishulp moeten de thuisoppassers evenwel informatie uitwisselen met andere vakmensen,die tot discretie of tot het beroepsgeheim gehouden zijn.

Deze uitwisseling moet echter beperkt blijven tot relevante gegevens en geen afbreuk doen aan de inachtnemingvan de vertrouwelijkheid die beschouwd wordt als een fundamenteel recht van de verzorgde persoon op respect voorzijn privé-leven.

De interveniënten moeten zich dus regelmatig afvragen welke gegevens al dan niet verstrekt moeten worden inhet belang van de verzorgde persoon.

In situaties die een gevaar inhouden voor de integriteit van de begunstigde, zijn omgeving en de interveniënten(noodtoestand, verplichte hulpverlening aan een in levensgevaar verkerende persoon), mogen de thuisoppassersgegevens onthullen die in hun bezit zijn en moeten ze die aan de bevoegde overheid verstrekken.

In dergelijke situaties moeten de gezinshelp(st)ers zich eerst wenden tot de sociale werker en de directie van dedienst die hen in hun opdracht bijstaan en hen raad moeten kunnen geven.

e. Discretie omtrent het privé-leven.

De thuisoppassers moeten een duidelijk onderscheid maken tussen hun privé-leven en hun werk. Hun relatie metde verzorgde persoon moet dan ook strikt professioneel zijn.

De thuisoppassers moeten dus in elk geval vermijden hun privé-leven aan te roeren.

f. Discretie omtrent het leven en het werk van de collega’s.

De thuisoppassers moeten discreet blijven omtrent het werk of het privé-leven van hun collega’s en mogen geengegevens over de organisatie van hun dienst onthullen.

Indien een thuisoppasser opmerkingen heeft over het werk van een collega, moeten die aan de sociaal-medischwerker en/of aan de dienst gericht worden.

g. Geen willekeuroig voordeel willen halen uit de uitoefening van de functie.

h. De thuisoppassers moeten een gunstig voorkomen hebben, niet alleen omdat ze de dienst vertegenwoordigenmaar ook om doeltreffend werk te kunnen verrichten : keuroige kleding, comfortabele kleren en geschikte schoenen.

2. In het kader van de betrekkingen met de dienst.

a. De werkwijze van de dienst kennen en meer bepaald het werkreglement.

b. Blijk geven van teamgeest.

c. De sociaal-medisch werker in kennis stellen van de familiale of affectieve relaties die bestaan of zouden kunnenbestaan tussen hen en de begunstigde persoon.

d. De door de dienst georganiseerde voortgezette opleidingen actief volgen.

3. In het kader van de betrekkingen met de andere interveniënten.

a. De rol bepalen van elke interveniënt en van de bloedverwanten die er mede voor zorgen dat de persoon in zijnomgeving kan blijven leven.

b. Rekening houden met de handelingen van een ieder.

c. Samenwerkingen bevorderen.

50310 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 177: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Bijlage 2 bij het statuut van thuisoppasser

Rechten van de thuisoppassers

De dienst moet :

1. de wetgeving en de statuten in acht nemen;

2. de werknemer respecteren alsmede de arbeidsovereenkomst (toepassing van het arbeidsreglement) en hetambtenarenstatuut in acht nemen;

3. alle beroepshandelingen met een aansprakelijkheidsverzekering dekken;

4. preventieve maatregelen nemen om de thuisoppassers te beschermen :

• via nuttige en geschikte gegevens;

• door de terbeschikkingstelling en het onderhoud van werkkleding;

• in geval van besmettelijke ziekte bij de verzorgde persoon;

5. door de toepassing van het besluit van de Regering tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins-en bejaardenhulp, voldoen aan de volgende voorschriften om doeltreffend werk te verrichten en zo veel mogelijk in tespelen op de reële behoeften van de werknemers :

• de begeleidingsnormen in acht nemen (openstaan voor de thuisoppassers, hen gehoor geven en bijstandverlenen);

• de overlegvergaderingen organiseren : individueel en in ploegen, om gegevens over de persoonlijke situaties uitte wisselen, om het werk te analyseren of te evalueren en beslissingen te nemen i.v.m. de doelstellingen;

• de thuisoppassers vergaderingen laten bijwonen met de verschillende interveniënten die niet tot de dienstbehoren, of daartoe aansporen;

• zorgen voor een goede voortgezette opleiding die op alle tegengekomen gebieden in de behoeften voorziet, metminimum één cursus deontologie per jaar om het professionalisme van de thuisoppasser kracht bij te zetten;

6. maatregelen nemen inzake begeleiding, steun en desnoods rechtsbijstand; psychologische begeleiding in gevalvan ernstige problemen met de verzorgde persoon : beschuldiging van diefstal, lichamelijke agressie, ongewensteintimiteiten, ongezondheid,...

De dienst moet beschikken over begeleidingspersoneel dat :

• de rol en het werk van de thuisoppasser kent;

• de thuisoppasser inlicht over de voorschriften van het hulpplan waarmee de begunstigde persoon heeftingestemd, de uit te voeren taken bepaalt en de doelstellingen in samenspraak met de ploeg vastlegt;

• de thuisoppasser de overlegvergaderingen laat bijwonen die belegd worden om de dienstverleningen teevalueren en aan te passen;

• de dienstprestaties evalueert en aanpast naar gelang de behoeften die vastgesteld worden tijdens devergaderingen van de de thuisoppassers en/of tijdens huisbezoeken;

• het uurrooster opmaakt, de werklast binnen de ploeg in evenwicht brengt en de spoedgevallen billijk verdeelt;

• de thuisoppasser respecteert, als een sociaal-medisch werker beschouwt en voor echt ploegwerk bestemt.

Bij de begunstigde persoon hebben de thuisoppassers recht op :

1. eerbied en waardering;

2. respect voor hun beperkingen;

3. behoorlijke werkomstandigheden;

4. het nodige geschikte materieel.

Als zulks niet het geval is, mag de thuisoppasser de dienst interpelleren.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 april 2009 tot toepassing van hetdecreet van 6 december 2007 betreffende de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen.

Namen, 30 april 2009.

De Minister-President,

R. DEMOTTE

De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen,

D. DONFUT

50311MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 178: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Bijlage 3

Lijst van de collectieve huisvestingsstructuren bedoeld in artikel 2, 8o, van het decreet• dagonthaalcentrum voor bejaarde personen;• dagverzorgingscentrum voor bejaarde personen;• rusthuis;• rust- en verzorgingshuis;• dagonthaalcentrum voor gehandicapte personen;• residentiële dienst voor gehandicapte personen;• kortverblijfdienst voor gehandicapte personen;• psychiatrisch verzorgingshuis;• gevangenis en inrichting voor sociale bescherming;• initiatief inzake beschermde woning;• gemeenschappelijk huis, tenzij de door de dienst verleende hulp voor een begunstigde en niet voor de

gemeenschap bestemd is en dat ze niet door de gemeenschap ten laste genomen kan worden. Eengemeenschappelijk huis is een plaats waar bejaarde personen overdag regelmatig en in groep onthaald kunnenworden, waar personen van dezelfde generatie elkaar kunnen ontmoeten, waar contacten met personen van eenandere leeftijd gelegd kunnen worden, waar diverse participatieve activiteiten en uitwisselingen kunnenplaatsvinden, waar gezellige momenten doorgebracht kunnen worden.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 april 2009 tot toepassing van hetdecreet van 6 december 2007 betreffende de hulpdiensten voor gezinnen en bejaarde personen.

Namen, 30 april 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen,D. DONFUT

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203234]F. 2009 — 2600

5 JUIN 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon modifiant l’arrêté du Gouvernement wallon du 18 juin 1998 portantexécution du décret du 18 juillet 1997 relatif aux centres de planning et de consultation familiale et conjugale,tel que modifié

Le Gouvernement wallon,

Vu le décret du 18 juillet 1997 relatif aux centres de planning et de consultation familiale et conjugale, spécialementles articles 18 et 28;

Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 18 juin 1998 portant exécution du décret du 18 juillet 1997 relatif auxcentres de planning et de consultation familiale et conjugale, tel que modifié;

Vu l’avis 46.592/4 du Conseil d’Etat, donné le 2 juin 2009, en application de l’article 84, § 1er, 1o, des lois sur leConseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;

Sur la proposition du Ministre-Président;

Après délibération,

Arrête :

Article 1er. Le présent arrêté règle, en application de l’article 138 de la Constitution, une matière visée àl’article 128 de celle-ci.

Art. 2. A l’article 7 de l’arrêté du Gouvernement wallon du 18 juin 1998 portant exécution du décret du18 juillet 1997 relatif aux centres de planning et de consultation familiale et conjugale, modifié par l’arrêté du2 octobre 2008, les modifications suivantes sont apportées :

1o dans l’alinéa 1er, les mots ″, un registre des animations, un registre des activités de sensibilisations″ sont insérésentre les mots ″un registre des consultations″ et ″et un registre des réunions pluridisciplinaires″;

2o dans l’alinéa 3, les mots ″deux registres″ sont remplacés par les mots ″quatre registres″, et les mots ″, desanimations, des activités de sensibilisation″ sont insérés entre les mots ″des consultations″ et les mots ″et des réunionspluridisciplinaires″.

Art. 3. Au premier alinéa de l’article 10 du même arrêté, les mots ″par personne et″ sont supprimés.

Art. 4. L’article 17, § 2, troisième alinéa, 6o, du même arrêté, est remplacé par le texte suivant :

« 6o être inscrites dans le registre des animations repris à l’annexe Ic du présent arrêté. »

L’article 17, § 2, troisième alinéa, 7o, du même arrêté, est abrogé.

Dans l’article 17, § 4, premier alinéa, les mots ″fait l’objet d’une annonce au plus tard quinze jours calendrier avantla date de l’événement et d’une confirmation au plus tard dans les dix premiers jours du mois suivant le trimestre deleur exécution. Le document transmis doit être conforme à celui figurant à l’annexe IV du présent arrêté.″sont remplacés par les mots ″été inscrites dans le registre des activités de sensibilisation repris à l’annexe Ier du présentarrêté.

50312 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 179: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 5. En annexe du même arrêté, une annexe Irec ″Registre des animations″ figurant en annexe Ire du présentarrêté est insérée entre les annexes Ireb et II;

Les annexes IVa, IVb et IVc du même arrêté sont remplacées par l’annexe Ire ″Registre des activités desensibilisation″ figurant en annexe II du présent arrêté.

Art. 6. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er juillet 2009.

Art. 7. Le Ministre qui a l’Aide aux Personnes dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 5 juin 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203234]N. 2009 — 2600

5 JUNI 2009. — Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regeringvan 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens-en gezinsvragen

De Waalse Regering,

Gelet op het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen, inzonderheid op deartikelen 18 en 28;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen, zoals gewijzigd;

Gelet op het advies 46.592/4 van de Raad van State, gegeven op 2 juni 2009, overeenkomstig artikel 84, § 1, 1o,van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister-President;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1. Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld inartikel 128 van de Grondwet.

Art. 2. In artikel 7 van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen, gewijzigd bij het besluit van 2 oktober 2008,worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1o in het eerste lid worden de woorden ″, een register van de animaties, een register van de sensibiliserings-activiteiten″ ingevoegd tussen de woorden ″een register van de consulten″ en ″en uit een register van demultidisciplinaire vergaderingen″;

2o in het tweede lid worden de woorden ″twee registers″ vervangen door de woorden ″vier registers″ en wordende woorden ″, de animaties, de sensibiliseringsactiviteiten″ ingevoegd tussen de woorden ″van de consulten″en ″en de multidisciplinaire vergaderingen″.

Art. 3. In het laatste lid van artikel 10 van hetzelfde besluit worden de woorden ″per persoon en″ geschrapt.

Art. 4. Artikel 17, § 2, derde lid, 6o, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :

« 6o ze ingeschreven zijn in het register van de animaties opgenomen in bijlage Ic bij dit besluit. »

Artikel 17, § 2, derde lid, 7o, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

In artikel 17, § 4, eerste lid, worden de woorden ″voor zover ze uiterlijk vijftien kalenderdagen voor de datum vanhet evenement aangekondigd en uiterlijk binnen de eerste tien dagen van de maand na het kwartaal waarin zeplaatsvinden bevestigd worden. Het overgemaakte document strookt met het document opgenomen in bijlage IVbij dit besluit.″ vervangen door de woorden ″ze ingeschreven zijn in het register van de sensibiliseringsactiviteitenopgenomen in bijlage Id bij dit besluit.″

Art. 5. Als bijlage bij hetzelfde besluit wordt een bijlage Ic ″Register van de animaties″, opgenomen als bijlage Ibij dit besluit, tussen de bijlagen Ib en II ingevoegd.

De bijlagen IVa, IVb en IVc bij hetzelfde besluit worden vervangen door de bijlage Id ″Register van desensibiliseringsactiviteiten″, die opgenomen is in bijlage II bij dit besluit.

Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2009.

Art. 7. De Minister bevoegd voor Hulpverlening aan Personen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 5 juni 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

50313MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 180: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

REGION DE BRUXELLES-CAPITALE — BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

COMMISSION COMMUNAUTAIRE FRANÇAISE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE

[C − 2009/31410]F. 2009 — 2601

4 JUIN 2009. — Arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise portant application du décret du5 mars 2009 relatif à l’offre de services ambulatoires dans les domaines de l’action sociale, de la famille et de lasanté. — Deuxième lecture

Le Collège,

Vu le décret du 5 mars 2009 relatif à l’offre de services ambulatoires dans les domaines de l’action sociale, de lafamille et de la santé;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 16 mars 1995 relatif à l’agrément et auxsubventions des centres de planning familial, modifié par l’arrêté du Collège de la Commission communautairefrancaise du 14 décembre 2000;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 18 juillet 1996 concernant l’application dudécret relatif à l’agrément et aux subventions des services de santé mentale, modifié par les arrêtés du Collège de laCommission communautaire francaise du 24 avril 1997 et du 31 mai 2001;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 18 juillet 1996 concernant l’application dudécret du 27 avril 1995 relatif à l’agrément et aux subventions des services actifs en matière de toxicomanies, modifiépar les arrêtés du Collège de la Commission communautaire francaise du 6 novembre 1997 et du 24 juin 1999;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 11 décembre 1997 fixant la date d’entrée envigueur du décret du 27 avril 1995 relatif à l’agrément et aux subventions des services de santé mentale;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 11 décembre 1997 fixant la date d’entrée envigueur du décret du 27 avril 1995 relatif à l’agrément et aux subventions des services actifs en matière de toxicomanies;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 24 septembre 1998 relatif à l’application dudécret du 7 novembre 1997 fixant les règles d’agrément et d’octroi des subventions aux centres d’action sociale globale;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 29 avril 1999 concernant l’application dudécret du 4 mars 1999 organisant l’agrément et le subventionnement des centres de coordination de soins et de servicesà domicile et des services de soins palliatifs et continués;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 27 avril 2000 relatif à l’agrément et à l’octroide subventions aux services d’aide à domicile;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 14 juillet 2005 portant exécution du décretde la Commission communautaire francaise du 4 décembre 2003 relatif à l’agrément et à l’octroi de subventions auxservices pour les missions d’aide, d’une part aux victimes et à leurs proches et, d’autre part, aux inculpés et condamnésen liberté, aux ex-détenus et à leurs proches;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 2 octobre 2008 relatif à l’agrément et àl’octroi de subventions aux services ″Espaces-Rencontres″;

Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 11 juin 1998 relatif à l’application du décretdu 18 juillet 1996 organisant l’agrément des institutions pratiquant la médiation de dette;

Vu les articles 16 à 28, 29 à 33, 72, 105 et 107 de l’arrêté NM, en ce qui concerne les dispositions relatives auxmaisons médicales;

Vu les articles 34 à 48, 73 et 108 de l’arrêté NM, en ce qui concerne les dispositions relatives aux centres d’accueiltéléphonique;

Vu l’article 2, 4° et 5° de l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 23 mars 2006 portantexécution du décret de la Commission communautaire francaise du 16 juin 2005 relatif à l’agrément et à l’octroi desubventions aux organismes représentatifs de l’action sociale et de la famille;

Vu l’avis favorable à l’unanimité remis le 2 avril 2009 par les sections réunies « services ambulatoires » et « aide etsoins à domicile » du conseil consultatif bruxellois francophone de l’aide aux personnes et de la santé;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 21 avril 2009;

Vu l’accord du Membre du Collège chargé du budget;

Vu l’avis 46.513/4 du Conseil d’Etat, donné le 19 mai 2009, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, deslois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;

Sur la proposition du président du collège, chargé de la Santé, et du membre du Collège chargé de l’Action sociale,de la Famille et du Sport;

Après délibération,

Arrête :

TITRE 1er. — Champ d’application et définitions générales

Article 1er. Le présent arrêté règle en vertu de l’article 138 de la Constitution une matière visée à l’article 128 decelle-ci.

Art. 2. Pour l’application du présent arrêté, il faut entendre par :

1° Le décret : le décret du 5 mars 2009 relatif à l’offre de services ambulatoires dans les domaines de l’action sociale,de la famille et de la santé;

2° L’arrêté NM : l’arrêté de la Commission communautaire francaise du 18 octobre 2001 relatif à l’application dudécret de la Commission communautaire francaise du 12 juillet 2001 modifiant diverses législations relatives auxsubventions accordées dans le secteur de la politique de la santé et de l’aide aux personnes et relatif à la modificationde divers arrêtés d’application concernant les secteurs de l’aide aux personnes, de la santé, des personnes handicapéeset de l’insertion socioprofessionnelle;

50314 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 181: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

3° Le membre compétent du Collège : le membre du Collège de la Commission communautaire francaisecompétent pour la Santé ou le membre du Collège compétent pour l’Action sociale et la Famille;

4° L’administration : les services du Collège de la Commission communautaire francaise;

5° L’équipe : l’équipe agréée par la Commission communautaire francaise;

6° ETP : Equivalent temps plein.

TITRE II. — Agrément, normes, subventions, contrôle et inspection

CHAPITRE Ire. — Programmation

Art. 3. En application de l’article 32 du décret, le Collège fixe au moins tous les cinq ans et par secteur le nombremaximum de services ambulatoires agréés et le nombre de nouveaux services qu’il peut agréer.

Dans le cadre de cette programmation, le Collège adopte, au plus tard, au terme de la première année delégislature, un arrêté de programmation qui analyse tant l’offre existante que les besoins constatés, et motive sa décisiond’augmentation du nombre de services ambulatoires.

CHAPITRE II. — Procédure d’agrément

Art. 4. En application de l’article 64 du décret, le service ambulatoire introduit sa demande d’agrément, parsimple courrier, auprès du membre compétent du Collège. Le membre compétent du Collège instruit la demanded’agrément et les procédures d’octroi, de refus, de modification, de retrait d’agrément ou de modification contrainted’agrément et de fermeture volontaire conformément aux articles 64 à 96 du décret.

CHAPITRE III. — Normes et dispositions

Section 1re. — Normes et dispositions générales

Sous-section 1re. — Normes générales de fonctionnement

Art. 5. § 1er. En application de l’article 97 du décret, le dossier de chaque membre de l’équipe comprend :

1° la copie de son diplôme et la dérogation aux qualifications accordée par le Ministre, s’il échoit;

2° le contrat de travail et ses avenants, mentionnant la fonction occupée et le temps de travail presté dans le serviceambulatoire;

3° s’il échoit, un document mentionnant la ventilation des différentes subventions ou fonds propres affectés ausalaire;

4° le numéro du registre national;

5° les attestations prouvant l’ancienneté.

§ 2. Ces documents et leurs modifications doivent être fournis à l’administration dès leur prise d’effet, par simplecourrier.

Art. 6. En application de l’article 99 du décret, le service affiche le montant maximum des consultations dans unlocal accessible au public. S’il échoit, le service ambulatoire informe ses bénéficiaires de la gratuité de ses prestationsde manière adéquate. En ce qui concerne les services ambulatoires qui exercent une mission de formation à l’extérieur,cette mission de formation peut ne pas être exercée à titre gratuit. Le service ambulatoire communique àl’administration les tarifs pratiqués et les affiche s’il échoit.

Art. 7. En application de l’article 100 du décret, sauf demande de dérogation dûment motivée et accordée par lemembre compétent du Collège, le service ambulatoire fait figurer de facon visible pour le public et par l’intermédiaired’un répondeur téléphonique ses heures d’ouverture et les coordonnées d’autres services pouvant répondre à dessituations d’urgence en dehors de ses heures d’accessibilité.

Art. 8. § 1er. En application de l’article 102 du décret, le service ambulatoire tient, à son siège principal d’activité,un dossier administratif à disposition de l’administration qui contient toutes les pièces prévues à l’article 64 du décret.

§ 2. La modification des pièces, à l’exclusion de celles visées à l’article 77 du décret, font l’objet d’une informationde l’administration par simple courrier.

Sous-section II. — Normes générales de personnel.

Art. 9. § 1er. En application de l’article 109 du décret, les formations et qualifications requises pour le personnelde l’équipe agréée figurent à l’annexe III NM de l’arrêté NM sous le titre : ″Fonctions subventionnées par secteur –diplômes requis et conditions d’accès″.

§ 2. D’autres qualifications peuvent être reconnues par le membre du Collège compétent après avis motivé duconseil consultatif. A cette fin, le service ambulatoire introduit par simple courrier auprès de l’administration unedemande de dérogation motivée. Cette demande fait l’objet d’un accusé de réception.

Sous-section III. — Normes architecturales générales

Art. 10. En application de l’article 113 du décret, s’il recoit des bénéficiaires dans ses locaux, le service ambulatoireprévoit :

1° une salle d’attente;

2° au moins un lieu d’accueil et d’écoute garantissant la confidentialité des entretiens.

Sous-section IV. — Dispositions générales relatives aux subventions

Art. 11. En application des articles 115 et 116 du décret, la subvention pour frais de personnel de l’équipe agrééede tous les services ambulatoires est calculée sur base des barèmes fixés à l’annexe Ire NM de l’arrêté NM et comprendles charges patronales et autres avantages fixés à l’annexe V NM de l’arrêté NM sur la base de l’ancienneté fixée àl’annexe IV NM de l’arrêté NM. Les échelles barémiques correspondant à chaque fonction sont déterminées àl’annexe II NM de l’arrêté NM. Les fonctions subventionnées et les conditions d’accès spécifiques à ces fonctions sontdéterminées à l’annexe III NM de l’arrêté NM dont la modification comprend les nouveaux secteurs ambulatoiresagréés, soit les services d’aide aux justiciables et les services ″Espaces-rencontres″.

50315MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 182: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 12. En application de l’article 126 du décret, les subventions pour frais de personnel sont indexées selon leprescrit de l’article 112 de l’arrêté NM et les subventions pour frais de fonctionnement sont adaptées annuellement àchaque 1er janvier compte tenu de l’indice des prix à la consommation visé au chapitre II de l’arrêté royal du24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays, ci-aprèsdénommé indice santé, suivant la formule :

Montant de base × indice santé de décembre de l’année précédenteIndice santé de décembre 2008

Art. 13. § 1er. Les pièces justificatives visées à l’article 122 du décret sont conformes au modèle fourni parl’administration et doivent comporter au minimum :

1° le compte individuel de chaque membre de l’équipe;

2° l’ attestation prouvant le paiement des cotisations O.N.S.S.;

3° l’ attestation prouvant le paiement du précompte professionnel;

4° la preuve du paiement des honoraires aux indépendants;

5° une copie du compte de recettes et dépenses et du bilan approuvés par l’assemblée générale;

6° s’il échoit, la preuve du dépôt des comptes et bilan au greffe du tribunal de commerce

7° le rapport d’activités approuvé par l’assemblée générale.

§ 2. Le montant du solde de la subvention est clôturé définitivement au plus tard à la fin du 3e trimestre de l’annéequi suit l’année de la subvention. Il fait l’objet d’une approbation écrite du service ambulatoire ou de l’organisme àl’administration avant sa liquidation.

Art. 14. Les dispositions des articles 84, 85, § 1er et § 2, 85bis et 89 de l’arrêté NM sont d’application pour tous lesservices ambulatoires.

Section II. — Normes et dispositions sectorielles

Sous-section 1re. — Normes et dispositions relatives aux services de santé mentale

Art. 15. En application de l’article 109 du décret, l’équipe minimale visée à l’article 34 du décret dispose, au moins,d’un ETP psychologue, d’un ETP assistant social et d’un ETP médecin spécialiste en psychiatrie. L’ ETP médecinspécialiste en psychiatrie peut être occupé pour 0.5 ETP maximum par un médecin en 3e, 4e ou 5e année de maîtrisecomplémentaire en psychiatrie de l’adulte.

Art. 16. Le service de santé mentale informe par simple courrier l’administration du nom du médecin spécialisteen psychiatrie sous la responsabilité médicale duquel l’équipe exerce son activité thérapeutique.

Art. 17. § 1er. En application de l’article 100 du décret, la permanence d’accueil est un accueil personnalisé dansles locaux du service de santé mentale. Elle assure également un accueil téléphonique. Le personnel accueillant est enmesure d’expliciter les missions du service ambulatoire et d’offrir un premier accueil ainsi que de prévoir, sans délai,une première consultation d’analyse et d’orientation.

§ 2. Le service de santé mentale est ouvert tous les jours ouvrables de 10 à 17 heures sans interruption. Il estaccessible en dehors de ces heures, 3 heures/semaine au minimum, à répartir après 17 heures ou le samedi.

Art. 18. § 1er. En application de l’article 118 du décret, le mode de calcul et les montants maximaux admissiblespour les frais de fonctionnement sont :

1° 17.800 euros pour 4 équivalents temps plein;

2° 19.250 euros pour 5 et 6 équivalents temps plein;

3° 20.700 euros pour 7 et 8 équivalents temps plein;

4° 22.150 euros pour 9 et 10 équivalents temps plein;

5° 23.600 euros pour 11 équivalents temps plein et plus.

§ 2. Un montant supplémentaire de 3.100 euros est octroyé par siège d’activités supplémentaire agréé.

Sous-section II. — Normes et dispositions relatives aux services actifs en matière de Toxicomanies

Art. 19. En application de l’article 109 du décret, l’équipe du service actif en matière de toxicomanies agréé pourla mission de soins comprend, au minimum, un médecin qui assure des prestations équivalentes au moins à unmi-temps de travail.

Art. 20. § 1er. En application de l’article 100 du décret, le personnel d’accueil du service actif en matière detoxicomanies doit être en mesure d’expliciter les missions du service ambulatoire et d’offrir un premier accueil. Si leservice actif en matière de toxicomanies est agréé pour les missions de soins, d’accompagnement ou de réinsertion, lepersonnel accueillant prévoit sans délai une première consultation d’analyse et d’orientation.

§ 2. Les heures d’ouverture du service doivent être organisées selon un horaire fixe qui tient compte des besoinsdes bénéficiaires et des missions exercées par le service.

Art. 21. En application de l’article 118 du décret, le montant de base des frais de fonctionnement est de14.750 euros.

Art. 22. En application de l’article 127 du décret, les moyens complémentaires pour frais de fonctionnement etpour frais de personnel sont calculés en fonction des critères suivants :

1° le nombre de bénéficiaires :

a) de 201 à 500 + 0,5 ETP;

b) de 501 à 1.000 + 1 ETP;

c) + de 1.000 + 1,5 ETP.

Les bénéficiaires retenus dans le calcul des moyens complémentaires sont ceux pour lesquels l’exercice d’au moinsune mission a été sollicitée.

2° le nombre de sièges d’activités :

On entend par siège d’activité les lieux dans lesquels au moins une des missions est mise en œuvre à mi-temps.

50316 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 183: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

a) deux sièges d’activités + 0,5 ETP;

b) trois sièges d’activités et plus + 1 ETP.

3° Lorsque le personnel preste :

a) à mi-temps dans deux sièges d’activités, il ouvre le droit à 2.950 euros de frais de fonctionnement;

b) à mi-temps dans trois sièges d’activités et plus il ouvre le droit a 5.900 euros de frais de fonctionnement;

c) à temps plein dans deux sièges d’activités il ouvre le droit a 5.900 euros de frais de fonctionnement;

d) à temps plein dans trois sièges d’activités et plus il ouvre le droit à 11.800 euros de frais de fonctionnement.

4° l’importance des participations financières émanant d’autres institutions : l’absence de participation financièreémanant d’autres institutions ouvre le droit à 0,5 ETP complémentaire et à 2.950 euros de frais de fonctionnement.

5° la spécificité du projet et du public visé, telle que la permanence vingt-quatre heures sur vingt-quatre, la mobilitéde l’équipe, l’exercice des missions dans les hôpitaux et les prisons, ouvre le droit à un maximum de 2 ETPcomplémentaires et un maximum 35.400 euros de frais de fonctionnement.

6° L’exercice, cumulé simultanément, de plusieurs missions et le nombre total d’ETP des services agréés ouvrentle droit à :

a) pour 4 missions à 0,5 ETP;

b) pour 5 missions à 1 ETP;

c) pour 6 missions à 1,5 ETP.

Lorsque l’équipe subventionnée comprend de deux à trois ETP, les frais de fonctionnement complémentaires sontde 2.950 euros.

Lorsque l’équipe subventionnée comprend plus de trois ETP, les frais de fonctionnement complémentaires sont de5.900 euros.

Art. 23. Les frais de fonctionnement complémentaires décrits à l’article 22 de l’arrêté sont limités à un montant de44.250 euros par service.

Sous-section III. — Normes et dispositions relatives aux centres d’action sociale globale

Art. 24. En application de l’article 109 du décret, l’équipe minimale visée à l’article 39 du décret dispose, au moins,de deux assistants sociaux.

Art. 25. En application de l’article 38, 2° du décret, les modalités de collaboration inter-centres sont les suivantes :

1° chaque centre d’action sociale globale mandate deux représentants, dont le coordinateur général, au sein d’uneassemblée, dénommée ″collaboration inter centres″;

2° les membres de l’assemblée se réunissent au moins deux fois par an;

3° l’ordre du jour est transmis à l’administration pour information, au plus tard dix jours ouvrables avant la datede l’assemblée. L’administration peut y participer et compléter l’ordre du jour;

4° un procès-verbal qui mentionne les décisions prises est rédigé et transmis à l’administration.

Art. 26. En application de l’article 39 du décret, le temps de travail subventionné de coordination générale et defonction administrative est lié au temps de travail subventionné de la fonction sociale. Il progresse de la manièresuivante :

1° au moins 2 ETP de fonction sociale dont 0.25 ETP de coordination générale et 0.50 ETP de fonctionadministrative;

2° au moins 3 ETP de fonction sociale dont 0.50 ETP de coordination générale et 0.50 ETP de fonctionadministrative;

3° au moins 4 ETP de fonction sociale dont 0.75 ETP de coordination générale et 0.50 ETP de fonctionadministrative;

4° au moins 5 ETP de fonction sociale dont 1 ETP de coordination générale et 0.75 ETP de fonction administrative;

5° au moins 6 ETP de fonction sociale dont 1 ETP de coordination générale et 1 ETP de fonction administrative.

Art. 27. En application de l’article 100 du décret, la permanence d’accueil est assurée au minimum 20 heures parsemaine, réparties dans l’ensemble de ses sièges d’activités, le cas échéant. Cette permanence est assurée au moinsquarante-six semaines par an.

Art. 28. En application de l’article 118 du décret, le montant de la subvention relative aux frais de fonctionnementdu centre d’action sociale globale est calculé en fonction du cadre agréé et est limité comme suit :

1° 14.000 euros à partir de 2,50 ETP;

2° 15.850 euros à partir de 3,50 ETP;

3° 17.700 euros à partir de 4,50 ETP;

4° 19.450 euros à partir de 5,50 ETP;

5° 21.450 euros à partir de 7,00 ETP.

Art. 29. En application de l’article 128 du décret, les montants relatifs aux frais de collaboration entre les centresd’action sociale globale sont limités à 250 euros par centre et par an.

50317MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 184: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Sous-section IV. — Normes et dispositions relatives aux centres de planning familial

Art. 30. En application de l’article 109 du décret, l’équipe minimale visée à l’article 41 du décret dispose, au moins,de 0.16 ETP psychologue, de 0.16 ETP assistant social, de 0.16 ETP juriste et de 0.16 ETP médecin.

Art. 31. En application de l’article 100 du décret :

§ 1 er. La permanence d’accueil est assurée pendant toutes les heures d’ouverture du centre de planning familialpar des membres de l’équipe.

Les personnes subventionnées qui assurent l’accueil et qui ne possèdent pas une des qualifications requises lors del’entrée en vigueur du présent arrêté peuvent conserver leur emploi

§ 2. Le centre de planning familial organise au moins 19 heures par semaine de permanence d’accueil pendantlesquelles les consultations doivent avoir lieu. Il est accessible en dehors de ces heures, 3 heures par semaine auminimum, à répartir après 17 heures ou le samedi.

Art. 32. § 1er. En application de l’article 118 du décret, la subvention relative aux frais de fonctionnement est fixéeà 5.140 euros par travailleur ETP subventionné. Toutefois un montant minimum annuel de 24.230 euros est garanti àchaque centre de planning familial.

§ 2. Tous les cinq ans une intervention pour les frais d’informatisation est octroyée à chaque centre de planningfamilial pour couvrir les frais d’achat du matériel informatique à concurrence d’un montant maximum de 3.850 euros.

Art. 33. Une subvention de 21 euros par heure est octroyée pour les heures de consultation autres que deconsultation médicale, ainsi que pour les heures de réunion, d’accueil et de prévention prestées par les membres del’équipe du centre de planning familial qui travaillent sous le statut d’indépendant.

Art. 34. A l’exception de la fonction médicale et juridique, toutes les fonctions doivent être exercées sous le statutsalarié. Le membre compétent du Collège peut accorder une dérogation moyennant une demande motivée introduiteauprès de l’administration. Les membres des équipes sous statut indépendant actuellement admis dans l’équipe agrééepeuvent garder leur statut.

Sous-section V. — Normes et dispositions relatives aux maisons médicales

Art. 35. En application de l’article 100 du décret, la maison médicale est ouverte au minimum 38 heures parsemaine pendant lesquelles la permanence d’accueil est organisée. Ces 38 heures peuvent être réparties sur 5 ou 6 joursouvrables.

Art. 36. En application de l’article 118 du décret, le montant de la subvention relative aux frais de fonctionnementest fixé à 9.640 euros.

Sous-section VI. — Normes et dispositions relatives aux services de médiation de dettes

Art. 37. En application de l’article 109 du décret, il ne peut être dérogé aux qualifications et aux formationsspécialisées exigées pour l’équipe minimale visée à l’article 47 du décret.

Art. 38. Dans les services, les frais maximum de la médiation visés à l’article 99, § 1er, du décret sont fixés commesuit :

1° établissement initial du bilan financier global du demandeur : 9 euros;

2° négociation d’un plan d’apurement avec les créanciers : 16 euros;

3° préparation des conclusions en vue d’une comparution en justice : 42 euros.

Sous-section VII. — Normes et dispositions relatives aux services d’aide aux justiciables

Art. 39. En application de l’article 99, § 2, du décret, une intervention financière ne peut être demandée aubénéficiaire que si elle est indispensable à une relation thérapeutique. Cette intervention financière ne peut êtresupérieure à 17 euros par consultation, indexés suivant les modalités prévues à l’article 12 de l’arrêté.

Art. 40. En application de l’article 109 du décret, l’équipe minimale visée à l’article 50 du décret dispose auminimum d’un mi-temps psychologue et d’un mi-temps assistant social. Cette équipe peut être étendue aux fonctionscomplémentaires universitaires et non universitaires telles que reprises à l’annexe III NM de l’arrêté NM.

Art. 41. En application de l’article 118 du décret, les subventions octroyées pour frais de fonctionnement sont de13.300 euros pour l’équipe visée à l’article 50 du décret et 1.140 euros par ETP de personnel agréé et subventionnéau-delà des 1,5 ETP de base.

Sous-section VIII. — Normes et dispositions relatives aux ″Espaces-Rencontres″

Art. 42. En application de l’article 109 du décret, l’équipe minimale visée à l’article 51 du décret dispose, au moins,de 0.50 ETP psychologue ou master en sciences de la famille et de la sexualité.

Art. 43. § 1er. En application de l’article 100 du décret, le service ″Espaces-Rencontres″ est accessible pourl’entretien préparatoire au processus de rencontre, à l’accueil, à l’accompagnement et au suivi des enfants et desparents, au moins 20 heures par semaine en dehors des plages horaires des rencontres et au moins quarante-sixsemaines par an. Le service ″Espaces-Rencontres″ tend à étendre les rencontres à tous les mercredis après-midi etsamedis de manière à remplir les missions prévues à l’article 21 du décret.

§ 2. Le service ″Espaces-Rencontres″ qui dispose d’un cadre de personnel subventionné de 2,5 ETP organise aumoins 24 heures de rencontres par mois à répartir en dehors des heures scolaires, majoritairement les mercredisaprès-midi et samedis.

§ 3. Au moins trois intervenants doivent être présents lors des rencontres.

Art. 44. En application de l’article 105 du décret, le service ″Espaces-Rencontres″ tient un registre des visites. Leregistre est signé une fois par semaine par le coordinateur général.

Art. 45. Le personnel de l’équipe de base, détenteur d’une qualification autre que celle de psychologue oud’assistant psychologue et qui exerce les missions visées à l’article 21 du décret, suit une formation liée aux missionsvisées par le décret ou font l’objet d’une intervision, avec un minimum de trente heures dans la première année de sonengagement.

50318 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 185: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Le service ″Espaces-Rencontres″ organise la formation continue, la supervision ou l’intervision de l’ensemble deson personnel affecté aux missions visées à l’article 21 du décret.

Art. 46. Dans le cadre de l’organisation du travail d’équipe, le coordinateur général tient, au moins deux fois parmois, une réunion de concertation rassemblant les membres du personnel qui remplissent les missions visées par ledécret.

Art. 47. Le supplément de salaire octroyé pour les prestations effectuées par le personnel encadrant les rencontresle samedi conformément à l’annexe V de l’arrêté NM, 11, a), 1°, est applicable au service ambulatoire ″Espaces-Rencontres″.

Art. 48. § 1er. En application de l’article 118 du décret, le montant des subventions pour frais de fonctionnementcomprend :

1° un forfait de 12.450 euros pour l’équipe subventionnée de base;

2° un montant de 1.040 euros par ETP supplémentaire;

3° une partie variable, plafonnée à 12.450 euros pour les frais réels de loyer ou du remboursement d’emprunt àcharge du service ″Espaces-Rencontres″.

§ 2. Les frais de formation liés aux missions visées à l’article 21 du décret et suivies par les membres de l’équipenon subventionnés ou volontaires sont admissibles en tant que frais de fonctionnement.

Sous-section IX. — Normes et dispositions relatives aux centres de coordination de soins et de services à domicile

Art. 49. En application de l’article 54 du décret, les dossiers entrant en compte pour la détermination de lacatégorie sont :

1° la moyenne annuelle du nombre de bénéficiaires pour lesquels un plan de soutien a été établi;

2° le pourcentage de prestations effectuées en dehors des heures et jours ouvrables (par type de prestations);

3° le choix des menus et la possibilité de menus adaptés;

4° l’utilisation d’un questionnaire à usage du bénéficiaire ou de son entourage sur les soins et services prestés. Cequestionnaire est joint au dossier individuel du bénéficiaire après trois mois de prise en charge ou à la fin de celle-cisi la période de prise en charge est plus courte.

catégorie 1 catégorie 2 catégorie 3

moyenne annuelle du nombre de bénéficiaires d’unplan de soutien

80 160 240

pourcentage de prestations en dehors des heuresouvrables, par service infirmières : aides familiales etrepas

3 % 6 % 9 %

choix des menus et régimes spéciaux facultatif facultatif obligatoire

utilisation du questionnaire obligatoire obligatoire obligatoire

Art. 50. § 1er. En application de l’article 54, 3° a 2) du décret, le Centre de coordination de soins et de services àdomicile conclut avec les prestataires de soins ou de services ou les prestataires regroupés au sein de groupement deprestataires des conventions de collaboration.

§ 2. Pour être prises en considération, celles-ci répondent aux conditions prévues ci-après :

1° Les conventions conclues avec les prestataires mentionnent leurs noms, adresses et qualifications. Ellescomportent l’engagement du prestataire à prendre en charge les demandes du Centre de coordination de soins et deservices à domicile sans discrimination aucune, les jours et plages horaires pendant lesquels le prestataire esthabituellement disponible et les agréments éventuels des groupements de prestataires;

2° Les conventions prévoient la communication réciproque des informations nécessaires à la continuité de la priseen charge du bénéficiaire, ainsi que les modalités de cette communication. A la demande du bénéficiaire, cesinformations doivent également être mises à la disposition du médecin et de tout autre prestataire choisi librement parcelui-ci.

La communication réciproque des informations s’effectue par les moyens suivants :

a) par tout moyen de télécommunications;

b) par les réunions organisées par le centre en vertu de l’article 57 du décret;

c) par l’utilisation de la fiche de liaison visée à l’article 56, 2° du décret.

Art. 51. En application de l’article 55, § 2, du décret, le centre de coordination de soins et de services à domicile :

1° de catégorie 1 dispose de 2 ETP coordinateur. La durée du temps de travail prise en compte pour le calcul dela subvention ne peut-être inférieure à 0.5 ETP;

2° de catégorie 2 dispose de 3 ETP coordinateur et d’1 ETP administratif ainsi que 0.5 ETP de personnel dedirection. La durée du temps de travail prise en compte pour le calcul de la subvention ne peut-être inférieure à 0.5 ETP;

3° de catégorie 3 dispose de 4 ETP coordinateur de jour et de 4 ETP coordinateur de nuit et d’1 ETP administratifainsi que d’1 ETP de personnel de direction. La durée du temps de travail prise en compte pour le calcul de lasubvention ne peut-être inférieure à 0.5 ETP.

Art. 52. § 1er. En application de l’article 56 du décret, le dossier de coordination est composé du dossier individuelprévu à l’article 101 du décret.

§ 2. Le dossier de coordination comprend notamment une analyse des besoins du bénéficiaire en matière de soinset services, complété par les caractéristiques du logement et par le plan de soutien mis en place par le centre decoordination de soins et de services à domicile, en concertation avec les prestataires.

§ 3. La fiche de liaison contient au minimum les éléments suivants :

50319MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 186: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

1° un document reprenant les prestations de soins infirmiers;

2° un document reprenant les prestations de kinésithérapie;

3° un document reprenant les prestations des aides familiales, seniors et ménagères;

4° un document reprenant les autres prestations;

5° un document destiné à la transmission de messages entre prestataires.

Art. 53. § 1er. En application de l’article 57 du décret, le centre de coordination de soins et de services à domicileorganise les réunions nécessaires à l’exécution du plan de soutien. Le médecin traitant est invité à ces réunions.

§ 2. Les prestataires signent un registre de présence. Ce registre contient un procès-verbal succinct de la réunion.

Art. 54. En application de l’article 100 du décret, le système de garde répond aux conditions suivantes :

1° Etre assuré par une personne disposant des informations requises lui permettant d’apporter une réponseadaptée à la demande du bénéficiaire;

2° Lorsque le Centre de coordination de soins et de services à domicile n’assure pas lui-même la totalité de la garde,il conclut une convention avec le service assurant pour lui ses obligations et précisant la manière dont elles serontrencontrées.

Art. 55. En application de l’article 118 du décret, le montant forfaitaire annuel total pour frais de fonctionnement,qui peut être justifié en totalité par des frais de fonctionnement, est fixé comme suit :

1° 17.700 euros pour un centre de catégorie 1;

2° 35.400 euros pour un centre de catégorie 2;

3° 66.650 euros pour un centre de catégorie 3.

Art. 56. § 1er. En application de l’article 129 du décret, l’indemnité forfaitaire par prestataire et par réunion viséeà l’article 57 du décret est fixée à 15 euros.

Le montant maximal annuel de ces indemnités est fixé à :

1° 2.950 euros pour un service de catégorie 1;

2° 5.900 euros pour un service de catégorie 2;

3° 8.850 euros pour un service de catégorie 3.

Ce montant est inclus dans le montant forfaitaire total fixé à l’article 55 de l’arrêté.

§ 2. L’indemnité de garde à domicile du personnel infirmier du service de catégorie 3 est fixée à 26 euros par nuitou par jour férié au cours duquel le prestataire est appelable. Cette indemnité ne couvre pas les prestations effectuéespendant ces périodes et sont incluses dans le montant forfaitaire total fixé à l’article 55 de l’arrêté.

Sous-section X. — Normes et dispositions relatives aux services de soins palliatifs et continués

Art. 57. En application de l’article 115 du décret, l’équipe agréée et subventionnée est composée comme suit :

1° pour la catégorie 1 : 0,25 ETP universitaire et 0,5 ETP secrétaire;

2° pour la catégorie 2 : 0,75 ETP universitaire et 0,5 ETP secrétaire;

3° pour la catégorie 3 : 0,5 ETP universitaire et 1 ETP gradué;

4° pour la catégorie 4 : 1,5 ETP gradué et 0,5 ETP secrétaire;

5° pour la catégorie 5 : 0,75 ETP universitaire, 3,5 ETP gradué et 1 ETP secrétaire.

Art. 58. Dans les services de soins palliatifs et continués qui remplissent les missions prévues à l’article 26,1° dudécret, un infirmier intervient vingt-quatre heures sur vingt-quatre en cas d’urgence.

Art. 59. En application de l’article 118 du décret, le montant de base de la subvention relative aux frais defonctionnement du service est de 11.910 euros minimum auxquels s’ajoutent 8.960 euros par mission supplémentaire.Une partie des frais de fonctionnement peut être affectée aux frais de garde.

Sous-section XI. — Normes et dispositions relatives aux services d’aide à domicile

Art. 60. § 1er. En application de l’article 61 du décret, les statuts des aides familiaux, seniors et ménagers sontadoptés par arrêté du Collège.

§ 2. Les aides familiaux et seniors travaillent sous le régime employé. A partir du 1er janvier 2010, les aidesménagers travaillent sous le régime ouvrier pendant leurs deux premières années de service dans un service d’aide àdomicile agréé par la Commission communautaire francaise et sous le régime employé dès le début de leur troisièmeannée de service.

Art. 61. En application de l’article 130 du décret, les modalités concernant l’organisation du service d’aide àdomicile en équipe sont fixées de la manière suivante :

1° Par tranche de 5 ETP aides, les services d’aide à domicile doivent occuper au moins 0,25 ETP de personnelassistant social ou assimilé, responsable d’équipe. Celui-ci remplit, outre les missions visées au 2° de l’article 130 dudécret, les missions du coordinateur général telles que définies à l’article 111 du décret, lorsque le service d’aide àdomicile ne répond pas à la condition nécessaire pour la désignation d’un responsable de service;

2° Le responsable d’équipe assure l’encadrement des bénéficiaires en accomplissant les tâches suivantes :

a) Il réalise l’enquête sociale à domicile. Les rapports d’enquêtes sociales concernant les, bénéficiaires doivent avoirlieu chaque fois que la situation du bénéficiaire le nécessite et au moins une fois par an;

b) Il assure la responsabilité de l’octroi, de l’interruption ou du refus de l’aide.

En cas d’octroi, il élabore un projet d’intervention, assure le suivi social du bénéficiaire et rédige un rapport socialpour chaque personne aidée. En cas d’interruption ou du refus de l’aide, il rédige un rapport motivé qu’il joint audossier du bénéficiaire;

c) Il informe, dans le respect de la déontologie, les membres proches de la famille du bénéficiaire, le médecintraitant, la personne de confiance ou le centre de coordination qui en a la charge, de toute évolution de l’état de santéphysique ou psychique ou de tout fait qui risque de mettre le bénéficiaire ou autrui en situation de danger;

50320 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 187: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

d) Il organise, en collaboration avec les aides familiaux et seniors, les démarches administratives nécessaires aurétablissement des droits du bénéficiaire;

e) Il participe aux réunions de coordination externe rassemblant un ou plusieurs intervenants extérieurs au serviceet un ou plusieurs aides. Ces réunions ont pour objet d’évaluer la situation des bénéficiaires. Elles ne peuvent excéder,en moyenne, vingt heures par an et par aide.

3°. L’encadrement des aides par le responsable d’équipe comprend notamment :

a) la réalisation des horaires hebdomadaires;

b) le suivi journalier des horaires ainsi que le contrôle des documents imposés par l’administration;

c) l’organisation et l’animation de réunions hebdomadaires de coordination interne de l’équipe dont la durée nepeut être inférieure à une heure, pour chaque aide, par semaine, et ne peut excéder une moyenne de deux heures paraide et par semaine sauf dérogation accordée par l’administration.

4° Le responsable d’équipe est au moins titulaire d’un diplôme de bachelier professionnalisant à orientationpsycho-médico-sociale;

5° Les rapports d’enquêtes sociales annuelles concernant les bénéficiaires doivent être conformes au modèle fixépar l’Administration;

6° a) Dans les services d’aide à domicile de plus de 20 ETP aides, le service désigne un responsable de service quicoordonne les équipes en collaboration avec les responsables d’équipes;

b) Dans les services d’aide à domicile qui emploient plus de 20 aides à TP et moins de cent aides à temps plein,le responsable de service peut, également, exercer les fonctions d’un responsable d’équipe. Le responsable de serviceassure les missions du coordinateur général;

c) Dans les services d’aide à domicile de plus de 100 aides ETP, le service d’aide à domicile désigne un directeurqui assure la fonction de coordinateur général et coordonne les responsables de services et déquipes.

7° Le responsable de service est au moins titulaire d’un master ou d’un bachelier professionnalisant de typejuridique, social, médical ou paramédical;

8° La coordination et la transmission des informations nécessaires à la bonne gestion des équipes nécessitent, dela part des responsables d’équipe, qu’ils communiquent au responsable de service tout fait susceptible de réorienterl’organisation de l’aide notamment :

a) en cas de préavis, de congé de maternité ou d’accident de travail ainsi que les autres circonstances susceptiblesd’entraver le bon déroulement de l’aide à apporter au bénéficiaire;

b) de tout changement survenu chez un bénéficiaire, tel que son hospitalisation ou son décès.

9° a) Pour les services d’aide à domicile de moins de cent aides ETP, le service d’aide à domicile est tenu de prévoirun encadrement supplémentaire lorsque le nombre d’aides, en activité, dépasse de 5 un multiple de 20, et ce, pendantune période de deux trimestres consécutifs;

b) Pour les services d’aide à domicile de plus de cent aides ETP, le service d’aide à domicile est tenu de prévoir unencadrement supplémentaire lorsque le nombre total d’aides, en activité, dépasse de 10 % la norme visée à l’article 130du décret;

c) Ne sont pas compris dans le personnel en activité, les aides en pause carrière, en congé de maladie de longuedurée, en congé d’écartement ou en congé sans solde.

Art. 62. § 1er. Le temps de travail pris en considération pour le calcul de la rémunération des aides est fixé àtrente-huit heures par semaine. Ce personnel bénéficie d’un crédit-congé équivalent à deux heures par semaine enraison de la pénibilité du travail.

§ 2. La durée du temps de travail prise en considération pour le calcul des subventions pour rémunération destravailleurs âgés de 55 ans et plus est réduite à trente-deux heures par semaine pour un temps plein en ce compris lecrédit congé visé au § 1er.

Cette durée du temps de travail des travailleurs âgés de 50 à 54 ans est réduite à trente-quatre heures par semainepour un temps plein en ce compris le crédit congé visé au § 1er.

Cette durée du temps de travail des travailleurs âgés de 45 à 49 ans autres que les aides, est réduite à trente-sixheures par semaine pour un temps plein.

§ 3. Les travailleurs visés au § 2 qui travaillent à temps partiel bénéficient des mesures visées au § 2 au prorata deleurs prestations.

Art. 63. En application de l’article 99 du décret, la contribution horaire du bénéficiaire est fixée conformément aubarème en vigueur. Le tableau des barèmes des bénéficiaires est adopté par le Collège et adapté à l’index par circulaireadministrative. Pour l’application du barème, il est tenu compte :

1° du code attribué au bénéficiaire suivant le nombre de personnes composant le ménage.

Ce code est déterminé de la facon suivante :

a) code 1 : une personne isolée;

b) code 2 : un ménage ou une personne reconnue handicapée a plus de 66 %;

c) code 3 : une personne reconnue handicapée avec un ou plusieurs enfants à charge.

Le code est augmenté d’une unité pour chaque personne à charge faisant partie du ménage.

On entend par personne à charge :

a) tous les autres membres du ménage qui n’ont pas de ressources propres;

b) l’enfant à naître dans le courant du trimestre;

c) les personnes handicapées de moins de 25 ans et n’ayant pas de ressources propres peuvent être comptées pour2 personnes à charges.

Le code est augmenté d’une unité pour chaque personne vivant sous le même toit et ayant une vie commune maisqui ne possède pas de ressources propres.

2° des revenus du ménage suivant les dispositions fixées aux articles 66 à 69 de l’arrêté.

50321MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 188: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 64. § 1er. Les revenus du ménage pris en considération pour l’application du barème sont tous les revenusnets imposables de chaque personne composant le ménage sous réserve des dispositions énoncées aux paragraphes 2et 3 du présent article.

Il est notamment tenu compte de l’intégralité des pensions alimentaires percues.

§ 2. Les revenus suivants ne sont pris en considération qu’à concurrence de 60 % de leur montant :

1° les rentes viagères résultant de vente immobilière;

2° les loyers des immeubles et des terrains.

Ces revenus sont pris en considération sur base mensuelle.

§ 3 Les revenus suivants ne sont pas pris en considération :

1° les allocations familiales et de naissance;

2° les allocations d’étude;

3° l’allocation pour tierce personne, l’allocation d’intégration et l’allocation d’aide aux personnes âgées;

4° le revenu cadastral de l’immeuble occupé par son propriétaire;

5° les pensions civiles et militaires de réparation pour faits de guerre, les chevrons de front;

6° les pensions alimentaires percues pour les enfants.

Art. 65. § 1er. Pour une aide fournie à une personne âgée vivant au domicile d’un ou de plusieurs de ses enfants,la totalité des revenus de la personne âgée et 1/3 des revenus des autres personnes composant le ménage sont pris enconsidération.

§ 2. Pour une aide fournie à une personne handicapée de plus de 25 ans bénéficiant d’allocations spéciales ouordinaires vivant au domicile de ses parents ou de l’un d’eux, la totalité des revenus de la personne handicapée et 1/3des revenus des autres personnes composant le ménage sont pris en considération.

§ 3. Pour une aide fournie à un ou des parents vivant avec un ou plusieurs de leurs enfants qui ont des ressourcespropres, la totalité des revenus du ou des parents et 1/3 des revenus des autres personnes composant le ménage sontpris en considération.

§ 4. Pour une aide individuelle apportée à une personne ou à un couple vivant dans une maison communautaireou un habitat accompagné agréés, seuls les revenus de la personne ou du couple sont pris en considération.

§ 5. Pour une aide apportée à l’ensemble des personnes vivant dans une maison communautaire ou un habitataccompagné agréés, la moyenne des revenus des habitants de ce logement est prise en considération.

Art. 66. § 1er. Les charges suivantes, supportées par la ou les personnes dont on a pris les revenus enconsidération, sont déduites des revenus calculés conformément à l’article 63 de l’arrêté :

1° l’impôt des personnes physiques;

2° les cotisations de sécurité sociale des indépendants;

3° les pensions alimentaires payées au prorata de ce qui n’a pas été déduit pour le calcul du revenu net imposable;

4° les frais relatifs à l’état de santé ou au handicap.

§ 2. Les charges ci-après sont déduites de l’ensemble des revenus :

1° 50 % du loyer et des charges locatives;

2° 50 % du remboursement de l’emprunt hypothécaire.

Art. 67. Les réductions visées à l’article 66, § 1er et § 2, de l’arrêté sont cumulables.

Art. 68. Le responsable d’équipe peut demander, par un rapport social dûment motivé et transmis àl’Administration, qu’il soit dérogé aux dispositions prévues aux articles 64 à 67 de l’arrêté. Le membre compétent duCollège accorde, modifie ou refuse la dérogation. Cette décision est communiquée au service dans les trente jourssuivant l’introduction de la demande. En l’absence de réponse dans le délai imparti, la dérogation est considéréecomme accordée.

Art. 69. La contribution horaire du bénéficiaire, éventuellement majorée des subventions octroyées et dessuppléments de subventions sur une base horaire fixée par le Collège en vertu de l’article 73, 1° de l’arrêté est due àconcurrence d’une heure de prestation, par le bénéficiaire absent lorsque l’aide se présente chez lui aux heuresconvenues et qu’il n’a pas prévenu le service d’aide à domicile de son absence au moins quarante-huit heures àl’avance, sauf circonstances exceptionnelles.

Art. 70. Le montant dû par le bénéficiaire au service d’aide à domicile est égal au montant de sa contributionhoraire multiplié par le nombre d’heures de prestation effectuées.

La durée de prestation est majorée du temps de déplacement des aides fixé forfaitairement à un quart d’heure parprestation.

Art. 71. L’aide fournie à un bénéficiaire le samedi, le dimanche, un jour férié légal ou avant 7 heures et le soir après18 heures peut donner lieu à une majoration de 20 % de sa contribution horaire.

Art. 72. Les articles 63 à 71 de l’arrêté ne s’appliquent pas à la distribution de repas organisée par les servicesd’aide à domicile.

Art. 73. En application de l’article 133 du décret, les modalités d’octroi des subventions aux services d’aide àdomicile sont les suivantes :

1° La subvention relative aux activités des aides familiaux et seniors comporte :

a) un montant forfaitaire par heure prestée à titre d’intervention dans les charges salariales des aides familiaux etseniors. La contribution du bénéficiaire est déduite de ce montant.

Pour la distribution des repas à domicile, un seul montant de 1,24 euros par heure prestée est déduit du montantforfaitaire. La distribution de repas ne peut excéder 4 heures par jour;

b) un montant forfaitaire par heure prestée à titre d’intervention dans les charges salariales du personneladministratif;

50322 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 189: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

c) un montant forfaitaire par heure prestée à titre d’intervention dans les frais de fonctionnement;

d) un montant forfaitaire par prestation à titre d’intervention dans les charges salariales du responsable de service(ou du coordinateur général) et des responsables d’équipe;

e) un montant forfaitaire pour un ETP à titre d’intervention dans les charges salariales pour le personnel dedirection lorsque le service comporte plus de 100 ETP.

2° Un montant forfaitaire supplémentaire par prestation d’aide familial ou senior est octroyé à titre d’interventiondans les charges salariales du responsable de service (ou du coordinateur général) et des responsables d’équipe pourles prestations effectuées le samedi, le dimanche, les jours fériés légaux et pour toute prestation avant 7 heures et le soiraprès 18 heures pour autant que ces heures représentent au moins 4 % du volume total d’heures prestées à domicile;

3° La subvention relative aux activités des aides ménagers comporte :

a) un montant forfaitaire par heure prestée à titre d’intervention dans les charges salariales des aides ménagers. Lacontribution du bénéficiaire est déduite de ce montant.

Pour la distribution des repas à domicile, un seul montant de 1,24 euros par heure prestée est déduit du montantforfaitaire. La distribution de repas ne peut excéder 4 heures par jour;

b) un montant forfaitaire par heure prestée à titre d’intervention dans les charges salariales du personneladministratif;

c) un montant forfaitaire par heure prestée à titre d’intervention dans les frais de fonctionnement;

d) un montant forfaitaire par prestation à titre d’intervention dans les charges salariales du responsable de service(ou du coordinateur général) et des responsables d’équipe.

4° Les subventions pour les heures prestées par les aides familiaux, seniors et ménagers le dimanche, les jours fériéslégaux ou le matin avant 7 heures et le soir après 18 heures sont majorées d’un supplément horaire de 50 %, lessubventions pour les heures prestées le samedi sont majorées d’un supplément horaire de 35 %. Pour les aidesménagers, ces subventions ne sont octroyées que pour la distribution de repas à domicile;

5° La durée de déplacement est prise en considération dans le calcul des subventions à raison d’un quart d’heurepar prestation.

Lorsqu’une aide intensive est accordée, la subvention, par prestation, prévue pour couvrir la rémunération duresponsable de service et des responsables d’équipe est multipliée par deux pour une prestation de 6 heures et par troispour une prestation de 8 heures;

6° Les montants forfaitaires mentionnés aux points 1 à 4 sont ceux fixés à l’annexe Ire de l’arrêté NM;

7° L’indexation des montants forfaitaires est effectuée de la manière suivante :

Chaque fois que la moyenne des indices quadrimestriels des prix à la consommation de deux mois consécutifsatteint l’un des indices pivots ou est ramené à l’un d’eux, les montants forfaitaires sont calculés en les affectant d’uncoefficient 1,02n représentant le rang de l’indice de pivot atteint. Les montants sont toujours adaptés au début d’untrimestre.

Art. 74. La subvention relative aux prestations des aides familiaux et seniors est plafonnée à 4/5 du nombremaximum d’heures de prestations subventionnées fixé annuellement par le Collège de la Commission communautairefrancaise. Elle est plafonnée à 2/5 de ces heures pour les aides ménagers.

Art. 75. § 1er. Les heures de réunions syndicales prestées par les aides peuvent être assimilées à des heures deprestations à concurrence de :

1° quatre heures par mois et par délégué destinées aux réunions du Conseil d’Entreprise;

2° quatre heures par mois et par délégué destinées aux réunions du Comité de Prévention et de Protection duTravail – CPPT;

3° quatre heures par mois et par délégué destinées aux réunions de la délégation syndicale.

Le service d’aide à domicile est tenu de transmettre trimestriellement à l’administration le nombre d’heuresprestées par les délégués effectifs ou suppléants (aide familial - senior - ménager) pour chaque type de réunion.

Ce document devra être signé par la personne habilitée à représenter l’employeur auprès des instances précitées,avec la mention ″certifié sincère et exact″.

Les heures de réunions syndicales d’un membre suppléant ne sont prises en considération que dans la mesure oùil siège en remplacement d’un membre effectif.

§ 2. Les heures destinées aux examens médicaux effectués conformément à la Loi sur le bien-être au travail peuventêtre assimilées à des heures de prestation.

Le service d’aide à domicile est tenu de transmettre trimestriellement à l’administration un relevé de ces heures paraide.

§ 3. Les réunions de coordination interne ne sont prises en considération pour le calcul de la subvention qu’àconcurrence d’une moyenne de deux heures par aide et par semaine.

§ 4. Les réunions de coordination externe ne sont prises en considération pour le calcul de la subvention qu’àconcurrence d’une moyenne de vingt heures par an et par aide.

Art. 76. En application de l’article 131 du décret, le minimum d’heures de formation continuée du personnel duservice d’aide à domicile est fixé à vingt heures par an et par aide. Un maximum de trente heures de formation par anet par aide est subventionné.

Par dérogation à l’article 89 de l’arrêté NM, le 1 % affecté à la formation continuée des aides est intégré dans lesforfaits horaires fixés à l’annexe Ire de l’arrêté NM.

Art. 77. En application de l’article 132 du décret, le membre du Collège délivre le certificat d’immatriculation viséà l’article précité sur production d’un des certificats, attestations ou diplômes suivants :

1° l’attestation de capacité d’un centre de formation d’aides familiaux agréé établissant que l’intéressé a suivi avecfruit un cycle complet de formation;

2° un certificat d’immatriculation ou un titre équivalent;

3° une attestation de capacité d’aide familial ou senior datant d’avant le 1er juillet 1990;

50323MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 190: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

4° un certificat de l’enseignement technique secondaire supérieur section ″aspirant en nursing″;

5° un certificat de l’enseignement technique secondaire supérieur section ″éducateur en gérontologie″;

6° un certificat de qualification de l’enseignement secondaire supérieur de promotion sociale d’auxiliairepolyvalent des services à domicile et en collectivités;

7° un certificat de qualification de l’enseignement secondaire supérieur de promotion sociale, section ″aidefamilial″;

8° un certificat de qualification de 6e année de l’enseignement professionnel section ″auxiliaire familial et sanitaire″;

9° un certificat de qualification de 7e année de l’enseignement professionnel subdivision ″puériculture″;

10° un certificat d’enregistrement délivré par l’Institut national d’assurance maladie invalidité - I.N.A.M.I. - pourle personnel aide soignant;

11° un diplôme, une attestation ou un certificat étranger jugé équivalent par le membre du Collège.

Sous-section XII. — Normes et dispositions relatives aux centres d’accueil téléphonique.

Art. 78. En application de l’article 138 du décret, les frais de fonctionnement, d’équipement, de formation, derecrutement des bénévoles et de promotion du centre d’accueil téléphonique s’élèvent à :

1° 29.510 euros pour le centre qui occupe plus de 60 collaborateurs bénévoles;

2° 13.310 euros pour le centre qui en occupe entre 40 et 60;

3° 7.400 euros pour le centre qui en occupe moins de 40.

Art. 79. En application de l’article 138, les montants visés à l’article 78 de l’arrêté peuvent être augmentés surbase :

1° du nombre d’appels téléphoniques :

a) de 15 000 à 25 000 appels : 73.750 euros;

b) de 25 000 à 40 000 appels : 103.250 euros;

c) plus de 40 000 appels : 147.500 euros.

2° du nombre de collaborateurs bénévoles :

a) de 60 à 80 collaborateurs bénévoles : 29.500 euros;

b) plus de 80 collaborateurs bénévoles : 56.150 euros.

TITRE III. — Les organismes de coordination et les organismes représentatifset de coordination et l’organisme intersectoriel de coordination

CHAPITRE Ier. — Procédure d’agrément

Art. 80. § 1er. En application de l’article 147, § 1er, du décret, l’organisme qui coordonne ou représente s’il échoit,des services agréés dans le domaine de Santé introduit une demande d’agrément, par simple courrier, auprès dumembre compétent du Collège.

§ 2. L’organisme qui coordonne ou représente des services agréés dans le domaine de l’Action sociale et de lafamille introduit une demande d’agrément, par simple courrier, auprès du membre compétent du Collège.

§ 3. L’organisme intersectoriel de coordination introduit simultanément une demande d’agrément par simplecourrier auprès des membres compétents du Collège visés ci-dessus.

Art. 81. Le membre du Collège instruit la demande d’agrément et les procédures d’octroi, de refus, demodification, de retrait d’agrément ou de modification contrainte d’agrément et de fermeture volontaire conformémentaux articles 148 à 162 du décret.

Art. 82. § 1er. En application de l’art 144 du décret, l’organisme intersectoriel de coordination dont tous les servicesambulatoires agréés peuvent être membres de droit à condition qu’ils en fassent la demande, rassemble et soutient aumoins 50 % des services ambulatoires agréés et au moins 9 secteurs tels que définis à l’art 2, 5° du décret.

§ 2. L’organisme intersectoriel de coordination développe une coordination avec les secteurs de l’aide auxpersonnes handicapées, de la cohésion sociale et de l’insertion socioprofessionnelle.

§ 3. Il peut en outre développer des coordinations avec tout autre secteur concerné par la population bruxelloise.

CHAPITRE II. — Normes et dispositions relatives aux subventions

Art. 83. Le rapport visé à l’article 163, § 1er, du décret est transmis par l’organisme représentatif pour la premièrefois trois ans après l’entrée en vigueur du présent arrêté.

Le rapport visé au § 2 du même article est transmis dans un délai de six mois après le rapport visé au 1er alinéa.

Art. 84. Les montants figurant à l’article 86 sont indexés selon la formule prévue à l’article 12 de l’arrêté. Lesmontants minimums visés à l’article 164 du décret sont indexés selon la formule suivante :

Montant de base × indice santé de décembre de l’année précédenteIndice santé de décembre 2007

Art. 85. Les pièces justificatives visées à l’article 165, § 2, du décret sont conformes au modèle fourni parl’administration et doivent comporter au minimum :

1° le compte individuel de chaque membre de l’équipe;

2° l’attestation prouvant le paiement des cotisations O.N.S.S.;

3° l’attestation prouvant le paiement du précompte professionnel;

4° la preuve du paiement des honoraires aux indépendants;

5° une copie du compte de recettes et dépenses et du bilan approuvés par l’assemblée générale;

6° s’il échoit, la preuve du dépôt des comptes et bilan au greffe du Tribunal de commerce;

7° le rapport d’activités approuvé par l’assemblée générale.

50324 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 191: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 86. En application de l’article 164 du décret, le Collège accorde aux organismes agréés une subventionforfaitaire fixée de la manière suivante :

1° pour l’organisme de coordination des services de santé mentale, une subvention de 236.700 euros;

2° pour l’organisme de coordination des services actifs en matière de toxicomanies, une subvention de128.900 euros;

3° pour l’organisme de coordination des maisons médicales, une subvention de 91.420 euros.

TITRE IV. — Démarche d’évaluation qualitative

CHAPITRE Ier. — Dispositions générales

Art. 87. La démarche d’évaluation qualitative menée par chaque service ambulatoire ou organisme porte sur unà trois thèmes de travail choisis parmi une liste de dix thèmes arrêtés par les membres compétents du Collège.

CHAPITRE II. — Sélection des thèmes de travail de la démarche d’évaluation qualitative

Art. 88. Dans le mois qui suit l’entrée en vigueur du présent arrêté et, ensuite, tous les trois ans, les membrescompétents du Collège demandent aux services ambulatoires et aux organismes de leur faire parvenir, dans un délaide deux mois, un maximum de dix propositions de thèmes de travail relatifs à la démarche d’évaluation qualitativepropres à leurs secteurs et en lien avec les missions de ces secteurs. Les propositions de thèmes de travail font l’objetd’une explicitation succincte.

Art. 89. § 1er. A l’expiration du délai d’envoi des propositions de thèmes de travail par les services ambulatoireset organismes, les membres compétents du Collège saisissent le Conseil consultatif afin qu’il établisse une propositionde sélection de dix thèmes de travail par secteur.

§ 2. En application de l’article 171, § 2, du décret, dans un délai d’un mois à dater de sa saisine, le Conseilconsultatif motive et transmet sa proposition aux membres compétents du Collège.

§ 3. En application de l’article 171, § 3, du décret, sur la base de l’avis du Conseil consultatif, les membrescompétents du Collège arrêtent la liste de dix thèmes de travail par secteur et les transmettent aux services ambulatoireset organismes ainsi qu’à l’assemblée de la Commission communautaire francaise.

CHAPITRE III. — Elaboration des projets relatifs à la démarche d’évaluation qualitative

Art. 90. Dès l’entrée en vigueur du présent arrêté, les services ambulatoires et organismes entament la démarched’évaluation qualitative.

Art. 91. Au plus tard cinq mois avant la date de dépôt du projet visé à l’article 172 du décret, la celluled’accompagnement de la démarche d’évaluation qualitative rencontre le service ambulatoire ou l’organisme afin del’informer de l’accompagnement qu’elle propose. S’il le souhaite, le service ambulatoire ou l’organisme recourt àl’accompagnement proposé. Dans ce cas, la cellule d’accompagnement de la démarche d’évaluation qualitative et leservice ambulatoire ou l’organisme conviennent des modalités de l’accompagnement, éventuellement par écrit si leservice ambulatoire ou l’organisme le souhaitent.

Art. 92. En application de l’article 173 du décret, chaque année, le Collège octroie aux services ambulatoires etorganismes, un montant forfaitaire de 1.000 euros. Ce montant forfaitaire est octroyé, pour la première fois, l’année aucours de laquelle le service ambulatoire ou l’organisme remet son projet relatif à la démarche d’évaluation qualitative.Il est inclus dans les avances trimestrielles visées à l’article 119 du décret et est justifié conformément aux dispositionsdes articles 13 et 85 de l’arrêté.

Art. 93. En application de l’article 173 du décret, chaque année, le Collège octroie à l’organisme intersectoriel decoordination un montant forfaitaire de 40.000 euros. Ce montant forfaitaire est octroyé, pour la première fois en 2010.Il est inclus dans les avances trimestrielles visées à l’article 119 du décret et est justifié conformément aux dispositionsdes articles 13 et 85 de l’arrêté.

TITRE V. — Les réseaux

CHAPITRE Ier. — Procédure d’agrément

Art. 94. § 1er. En application de l’article 187 du décret, le promoteur du réseau introduit une demande d’agrément,par simple courrier, auprès du membre compétent du Collège selon l’origine de son agrément ou des subventionsfacultatives dont il a bénéficié.

§ 2. Le membre compétent du Collège instruit la demande d’agrément et les procédures d’octroi, derenouvellement, de refus, de modification, de retrait d’agrément ou de modification contrainte d’agrémentconformément aux articles 185 à 193 du décret.

CHAPITRE II. — Dispositions relatives aux subventions

Art. 95. En application de l’article 194 du décret, la subvention forfaitaire minimale octroyée au réseau agréés’élève à 20.810 euros.

TITRE VI. — Dispositions transitoires, abrogatoires et finales

Art. 96. Sont abrogés :

1° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 16 mars 1995 relatif à l’agrément et auxsubventions des centres de planning familial, modifié par l’arrêté du Collège de la Commission communautairefrancaise du 14 décembre 2000;

2° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 18 juillet 1996 concernant l’application dudécret relatif à l’agrément et aux subventions des services de santé mentale, modifié par les arrêtés du Collège de laCommission communautaire francaise du 24 avril 1997 et du 31 mai 2001;

3° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 18 juillet 1996 concernant l’application dudécret du 27 avril 1995 relatif à l’agrément et aux subventions des services actifs en matière de toxicomanies, modifiépar les arrêtés du Collège de la Commission communautaire francaise du 6 novembre 1997 et du 24 juin 1999;

4° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 11 décembre 1997 fixant la date d’entrée envigueur du décret du 27 avril 1995 relatif à l’agrément et aux subventions des services de santé mentale;

5° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 11 décembre 1997 fixant la date d’entrée envigueur du décret du 27 avril 1995 relatif à l’agrément et aux subventions des services actifs en matière de toxicomanies;

50325MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 192: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

6° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 24 septembre 1998 relatif à l’application dudécret du 7 novembre 1997 fixant les règles d’agrément et d’octroi des subventions aux centres d’action sociale globale;

7° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 29 avril 1999 concernant l’application dudécret du 4 mars 1999 organisant l’agrément et le subventionnement des centres de coordination de soins et de servicesà domicile et des services de soins palliatifs et continués;

8° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 27 avril 2000 relatif à l’agrément et à l’octroide subventions aux services d’aide à domicile;

9° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 14 juillet 2005 portant exécution du décretde la Commission communautaire francaise du 4 décembre 2003 relatif à l’agrément et à l’octroi de subventions auxservices pour les missions d’aide, d’une part aux victimes et à leurs proches et, d’autre part, aux inculpés et condamnésen liberté, aux ex-détenus et à leurs proches;

10° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 2 octobre 2008 relatif à l’agrément et àl’octroi de subventions aux services ″Espaces-Rencontres″;

11° l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 11 juin 1998 relatif à l’application du décretdu 18 juillet 1996 organisant l’agrément des institutions pratiquant la médiation de dette;

12° les articles 16 à 28, 29 à 33, 72, 105 et 107 de l’arrêté NM, en ce qui concerne les dispositions relatives auxmaisons médicales;

13° les articles 34 à 48, 73 et 108 de l’arrêté NM, en ce qui concerne les dispositions relatives aux centres d’accueiltéléphonique;

14° l’article 2, 4° et 5° de l’arrêté du Collège de la Commission communautaire francaise du 23 mars 2006 portantexécution du décret de la Commission communautaire francaise du 16 juin 2005 relatif à l’agrément et à l’octroi desubventions aux organismes représentatifs de l’action sociale et de la famille.

Art. 97. Le présent arrêté entre en vigueur le 31 décembre 2009.

Art. 98. Le Collège charge le président du Collège, compétent pour la santé et le membre du Collège compétentpour l’Action sociale, la Famille et le Sport de l’exécution du présent arrêté.

Fait à Bruxelles, le 4 juin 2009.

Par le Collège :

Le Président du Collège, chargé de la Santé,B. CEREXHE

Le Membre du Collège, chargé de l’Action sociale, de la Famille et du Sport,E. KIR

FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

[C − 2009/31410]N. 2009 — 2601

4 JUNI 2009. — Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende toepassing van hetdecreet van 5 maart 2009 betreffende het aanbod van ambulante diensten in het domein van de sociale actie, hetgezin en de gezondheid. — Tweede lezing

Het College,

Gelet op het decreet van 5 maart 2009 betreffende het aanbod van ambulante diensten in het domein van de socialeactie, het gezin en de gezondheid;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 maart 1995 betreffende deerkenning van en de toelagen aan de centra voor gezinsplanning, gewijzigd door het besluit van het College van deFranse Gemeenschapscommissie van 14 december 2000;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende detoepassing van het decreet betreffende de erkenning en de subsidies van diensten voor geestelijke gezondheidszorg,gewijzigd door de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 april 1997 en31 maart 2001;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende detoepassing van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidies van diensten actief op het gebiedvan druggebruik, gewijzigd bij de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van6 november 1997 en van 24 juni 1999;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 december 1997 tot bepalingvan de datum van inwerkingtreding van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van en de toelagen aande diensten voor geestelijke gezondheidszorg;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 december 1997 tot bepalingvan de datum van inwerkingtreding van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van en de toelagen aande diensten actief op het gebied van druggebruik;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 september 1998 betreffende detoepassing van het decreet van 7 november 1997 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning vansubsidies aan de centra voor globale sociale actie;

50326 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 193: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 april 1999 betreffende detoepassing van het decreet van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en subsidiëring van decoördinatiecentra voor thuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende deerkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 14 juli 2005 houdende uitvoeringvan het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 december 2003 betreffende de erkenning en detoekenning van subsidies aan diensten voor bijstand aan slachtoffers, verdachten, in vrijheid gestelde veroordeelden,ex-gedetineerden en hun naasten;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 2 oktober 2008 betreffende deerkenning en de toekenning van subsidies aan de diensten ″Espaces-Rencontres″;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 juni 1998 betreffende detoepassing van het decreet van 18 juli 1996 houdende erkenning van de instellingen die bemiddelen bij schulden;

Gelet op de artikelen 16 tot 28, 29 tot 33, 72, 105 en 107 van het NM-besluit, wat betreft de bepalingen aangaandede medische huizen;

Gelet op de artikelen 34 tot 48, 73 en 108 van het NM-besluit, wat betreft de bepalingen aangaande de centra voorteleonthaal;

Gelet op artikel 2, 4° en 5° van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van23 maart 2006 houdende uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 juni 2005betreffende de erkenning en de toekenning van subsidies aan de representatieve organisaties van de sociale actie en hetgezin.

Gelet op het eenparig advies, op 2 april 2009 uitgebracht door de verenigde afdelingen ″ambulante diensten″ en″thuiszorg en -hulp″ van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan Personen en Gezondheid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 april 2009;

Gelet op het akkoord van het Lid van het College belast met de Begroting;

Gelet op het advies 46.513/4 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2009, in toepassing van artikel 84, § 1,eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Voorzitter van het College, belast met Gezondheid en van het Lid van het College, belast metde Sociale Actie, het Gezin en de Sport;

Na beraadslaging,

Besluit :

TITEL 1. — Toepassingsgebied en algemene bepalingen

Artikel 1. Onderhavig besluit regelt een materie bedoeld in artikel 128 van de Grondwet, krachtens artikel 138van de Grondwet.

Art. 2. Voor de toepassing van onderhavig besluit verstaat men onder :

1° Het decreet : het decreet van 5 maart 2009 betreffende het aanbod van ambulante diensten in het domein vande sociale actie, het gezin en de gezondheid;

2° Het NM-besluit : het besluit van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende detoepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diversewetgevingen betreffende de toelagen toegekend in de sector van het beleid inzake gezondheid en bijstand aan personenen betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de sectoren van de bijstand aan personen, degezondheid, de gehandicapte personen en de socioprofessionele inschakeling;

3° Het bevoegd lid van het College : het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie bevoegd voorGezondheid of het lid van het College bevoegd voor de Sociale Actie en het Gezin;

4° Het Bestuur : de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;

5° De ploeg : de door de Franse Gemeenschapscommissie erkende ploeg;

6° VTE : voltijds equivalent.

TITEL II. — Erkenning, normen, toelagen, toezicht en inspectie

HOOFDSTUK 1. — Programmering

Art. 3. In toepassing van artikel 32 van het decreet stelt het College, minstens om de vijf jaar en per dienst, hetmaximum aantal erkende ambulante diensten vast evenals het aantal nieuwe diensten die het mag erkennen.

In het kader van die programmering neemt het College, uiterlijk bij het verstrijken van het eerste legislatuurjaar,een programmeringsbesluit aan dat zowel het bestaand aanbod als de waargenomen behoeften analyseert en motiveerthet zijn beslissing om het aantal ambulante diensten te vergroten.

HOOFDSTUK II. — Erkenningsprocedure

Art. 4. In toepassing van artikel 64 van het decreet dient de ambulante dienst zijn aanvraag om erkenning d.m.v.een gewone brief in bij het bevoegd lid van het College. Het bevoegd lid onderzoekt de aanvraag om erkenning en deprocedures voor de toekenning, de weigering, de wijziging en de intrekking van de erkenning of voor de gedwongenwijziging van de erkenning en de vrijwillige sluiting overeenkomstig de artikelen 64 tot 96 van het decreet.

50327MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 194: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

HOOFDSTUK III. — Normen en bepalingen

Afdeling 1. — Algemene normen en bepalingen

Onderafdeling 1. — Algemene werkingsnormen

Art. 5. § 1. In toepassing van artikel 97 van het decreet, bevat het dossier van elk lid van de ploeg :

1° een kopie van zijn diploma en, in voorkomend geval, de door de Minister toegekende afwijking op dekwalificaties;

2° het arbeidscontract en zijn aanhangsels, met vermelding van de in de ambulante dienst beklede functie en degepresteerde arbeidstijd;

3° in voorkomend geval, een document waarop de ventilering vermeld staat van de verschillende toelagen of eigenmiddelen die voor het loon bestemd zijn;

4° het rijksregisternummer;

5° de attesten die de anciënniteit aantonen;

§ 2. Die documenten en hun wijzigingen moeten, d.m.v. een gewone brief, aan het Bestuur worden overgemaaktzodra zij uitwerking hebben.

Art. 6. In toepassing van artikel 99 van het decreet hangt de dienst het maximumbedrag van de raadplegingen uitin een voor het publiek toegankelijk lokaal. In voorkomend geval informeert de ambulante dienst op geschikte wijzeover de kosteloosheid van zijn prestaties. Wat betreft de ambulante diensten die een opleidingsopdracht buitenshuisvervullen, kan het zijn dat die opleidingsopdracht niet ten kosteloze titel wordt uitgevoerd. De ambulantge dienst deeltde toegepaste tarieven mee aan het Bestuur en hangt ze uit in voorkomend geval.

Art. 7. In toepassing van artikel 100 van het decreet en behoudens een met redenen omklede en door het bevoegdlid van het College toegestane afwijking, hangt de ambulante dienst, op een voor het publiek zichtbare plaats, zijnopeningsuren uit evenals de gegevens van andere diensten die aan noodsituaties kunnen beantwoorden buiten zijneigen openingsuren. Die gegevens worden eveneens verstrekt via een antwoordapparaat.

Art. 8. § 1. In toepassing van artikel 102 van het decreet houdt de ambulante dienst, in zijn hoofd-activiteitenzetel,een administratief dossier ter beschikking van het Bestuur, dat alle in artikel 64 van het decreet voorziene stukkenbevat.

§ 2. De wijziging van die stukken, uitgezonderd deze voorzien in artikel 77 van het decreet, zijn het voorwerp vaneen informatie van het bestuur d.m.v. een gewone brief.

Onderafdeling II. — Algemene personeelsnormen

Art. 9. § 1. In toepassing van artikel 109 van het decreet komen de voor het personeel van de erkende ploegvereiste vormingen en kwalificaties voor in bijlage III NM van het NM-besluit onder de titel : ″Door de sectorbetoelaagde functies – vereiste diploma’s en toegangsvoorwaarden″.

§ 2. Andere kwalificaties kunnen door het bevoegd lid van het College erkend worden, na gemotiveerd advies vande adviesraad. Hiertoe dient de ambulante dienst, d.m.v. een gewone brief, een met redenen omklede aanvraag omafwijking bij het Bestuur in. Deze aanvraag is het voorwerp van een bewijs van ontvangst.

Onderafdeling III. — Algemene architectuurnormen.

Art. 10. In toepassing van artikel 113 van het decreet voorziet de ambulante dienst, indien hij begunstigden in zijnlokalen ontvangt :

1° een wachtkamer;

2° minstens één onthaal- en luisterplaats die de vertrouwelijkheid van de gesprekken garandeert.

Onderafdeling IV. — Algemene bepalingen betreffende de toelagen

Art. 11. In toepassing van de artikelen 115 en 116 van het decreet, wordt de toelage voor personeelskosten van deerkende ploeg van alle ambulante diensten berekend op basis van de in bijlage I NM van het NM-besluit vastgelegdebarema’s en omvat de werkgeversbijdragen en andere in bijlage V NM van het NM-besluit vastgelegde voordelen opbasis van de in bijlage IV NM van het NM-besluit vastgelegde anciënniteit. De baremaschalen die overeenstemmen metelke functie worden vastgelegd in bijlage II NM van het NM-besluit. De betoelaagde functies en de toegangsvoor-waarden die specifiek zijn voor deze functies worden vastgelegd in bijlage III NM van het NM-besluit waarvan dewijziging de erkende nieuwe ambulante diensten omvat, hetzij de diensten voor schuldbemiddeling en de diensten″Ontmoetingsruimten″.

Art. 12. In toepassing van artikel 126 van het decreet, worden de toelagen voor personeelskosten geïndexeerdvolgens de bepalingen van artikel 112 van het NM-besluit en de toelagen voor werkingskosten worden jaarlijksaangepast op 1 januari rekening houdend met de index van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van hetkoninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s Landsconcurrentievermogen, hierna de gezondheidsindex genoemd, volgens de volgende formule :

Basisbedrag × gezondheidsindex van december van het voorgaande jaarGezondheidsindex van december 2008

50328 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 195: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 13. § 1. De in artikel 122 van het decreet bedoelde bewijsstukken zijn conform het door het Bestuur verschaftemodel en moeten tenminste de volgende elementen omvatten :

1° de individuele rekening van elk lid van de ploeg;

2° het attest dat de betaling van de RSZ-bijdragen aantoont;

3° het attest dat de betaling van de bedrijfsvoorheffing aantoont;

4° het bewijs van de betaling van de honoraria aan zelfstandigen;

5° een kopie van de door de algemene vergadering goedgekeurde rekening van ontvangsten en uitgaven en vande balans;

6° in voorkomend geval, het bewijs van de neerlegging van de rekeningen en de balans bij de handelsrechtbank;

7° het door de algemene vergadering goedgekeurd activiteitenverslag.

§ 2. Het bedrag van het saldo van de toelage wordt definitief afgesloten uiterlijk aan het einde van het derdetrimester van het jaar dat volgt op het jaar van de toelage. Het is het voorwerp van een schriftelijke goedkeuring vande ambulante dienst of van de instelling bij het Bestuur vóór de vereffening ervan.

Art. 14. De bepalingen van de artikelen 84, 85, § 1 en § 2, 85bis en 89 van het NM-besluit zijn van toepassing vooralle ambulante diensten.

Afdeling II. — Sectorale normen en bepalingen

Onderafdeling 1. — Normen en bepalingen aangaande de diensten voor geestelijke gezondheid.

Art. 15. In toepassing van artikel 109 van het decreet, beschikt de in artikel 34 van het decreet bedoeldeminimumploeg minstens over een VTE psycholoog, een VTE maatschappelijk assistent en een VTE in de psychiatriegespecialiseerde arts. De VTE arts-specialist in de psychiatrie mag voor maximum 0.5 VTE worden ingenomen door eenarts uit het 3e, 4e of 5e jaar van een aanvullende master in volwassenen-psychiatrie.

Art. 16. De dienst geestelijke gezondheid brengt, d.m.v. een gewone brief, het Bestuur op de hoogte van de naamvan de arts-specialist in de psychiatrie onder wiens verantwoordelijkheid de ploeg zijn therapeutische activiteituitoefent.

Art. 17. § 1. In toepassing van artikel 100 van het decreet is de opvang-permanentie een gepersonaliseerde opvangin de lokalen van de dienst voor geestelijke gezondheid. Zij verzekert eveneens een tele-onthaal. Het opvangpersoneelis in staat de opdrachten van de ambulante dienst uitdrukkelijk te formuleren, een eerste opvang te bieden enonverwijld, een eerste analyse- en oriëntatieraadpleging te voorzien.

§ 2. De dienst geestelijke gezondheid is alle werkdagen open van 10 tot 17 u., zonder onderbreking. Buiten die urenis hij minimum drie uur per week toegankelijk, te verdelen na 17 u. of op zaterdag.

Art. 18. § 1. In toepassing van artikel 118 van het decreet zijn de berekeningswijze en de aanvaardbareminimumbedragen voor de werkingskosten :

1° 17.800 euro voor 4 VTE;

2° 19.250 euro voor 5 en 6 VTE;

3° 20.700 euro voor 7 en 8 VTE;

4° 22.150 euro voor 9 en 10 VTE;

5° 23.600 euro voor 11 VTE en meer.

§ 2. Een bijkomend bedrag van 3.100 euro wordt toegekend per bijkomende erkende activiteitenzetel.

Onderafdeling II. — Normen en bepalingen aangaande de actieve diensten op het vlak van de toxicomanie

Art. 19. In toepassing van artikel 109 van het decreet omvat de voor de zorgopdracht erkende actieve dienst ophet vlak van de toxicomanie minstens een arts die prestaties verzekert die minstens overeenstemmen met een halftijdsequivalent.

Art. 20. § 1. In toepassing van artikel 100 van het decreet moet het opvangpersoneel van de actieve dienst op hetvlak van de toxicomanie in staat zijnde opdrachten van de ambulante dienst uitdrukkelijk te formuleren en een eersteopvang te bieden. Indien de actieve dienst op het vlak van de toxicomanie erkend is voor de zorg-, begeleidings- enherinschakelingsopdrachten, voorziet het opvangpersoneel onverwijld een eerste analyse- en oriëntatieraadpleging.

§ 2. De openingsuren van de dienst moeten geregeld worden volgens een vast uurrooster dat rekening houdt metde behoeften van de begunstigden en de door de dienst verzekerde opdrachten.

Art. 21. In toepassing van artikel 118 van het decreet bedraagt het basisbedrag van de werkingskosten 14.750 euro.

Art. 22. In toepassing van artikel 127 van het decreet worden de bijkomende middelen voor de werkings- en voorde personeelskosten berekend in functie van de volgende criteria :

1° het aantal begunstigden :

a) van 201 tot 500 + 0,5 VTE;

b) van 501 tot 1000 + 1 VTE;

c) meer dan 1000 + 1,5 VTE.

De in de berekening van de bijkomende middelen weerhouden begunstigden zijn deze waarvoor het vervullen vanminstens één opdracht gevraagd werd.

2° het aantal activiteitenzetels :

Onder activiteitenzetel verstaat men de plaatsen waar minstens één van de opdrachten op halftijdse basis tenuitvoer gebracht wordt.

a) twee activiteitenzetels + 0,5 VTE;

b) drie activiteitenzetels en meer + 1 VTE.

50329MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 196: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

3° wanneer het personeel presteert :

a) op halftijdse basis in twee activiteitenzetels, opent dit het recht op 2.950 euro aan werkingskosten;

b) op halftijdse basis in drie activiteitenzetels en meer, opent dit het recht op 5.900 euro aan werkingskosten;

c) op voltijdse basis in twee activiteitenzetels, opent dit het recht op 5.900 euro aan werkingskosten;

d) op voltijdse basis in drie activiteitenzetels en meer, opent dit het recht op 11.800 euro aan werkingskosten.

4° het gewicht van de financiële bijdragen die uitgaan van andere instellingen : het ontbreken van een financiëlebijdrage van andere instellingen opent het recht op 0,5 bijkomende VTE en op 2.950 euro aan werkingskosten.

5° de specificiteit van het project en van de doelgroep, zoals de permanentie 24 uur op 24, de mobiliteit van deploeg, de uitoefening van de opdrachten in ziekenhuizen en gevangenissen, opent het recht op maximum 2 bijkomendeVTE en maximum 35.400 euro aan werkingskosten.

6° de uitoefening, gelijktijdig gecumuleerd, van verschillende opdrachten en het totaal aantal VTE van de erkendediensten openen het recht op :

a) voor 4 opdrachten : 0,5 VTE;

b) voor 5 opdrachten : 1 VTE;

c) voor 6 opdrachten : 1,5 VTE.

Wanneer de betoelaagde ploeg van twee tot drie VTE telt, bedragen de bijkomende werkingskosten 2.950 euro.

Wanneer de betoelaagde ploeg meer dan drie VTE telt, bedragen de bijkomende werkingskosten 5.900 euro.

Art. 23. De in artikel 22 van het besluit omschreven bijkomende werkingskosten zijn beperkt tot een bedrag van44.250 euro per dienst.

Onderafdeling III. — Normen en bepalingen aangaande de centra voor globale sociale actie.

Art. 24. In toepassing van artikel 109 van het decreet, beschikt de in artikel 39 van het decreet bedoeldeminimumploeg over minstens twee maatschappelijke assistenten.

Art. 25. In toepassing van artikel 38, 2°, van het decreet, zijn de modaliteiten voor de samenwerking tussen centrade volgende :

1° elk centrum voor globale sociale actie vaardigt twee vertegenwoordigers af, waaronder de algemenecoördinator, in een vergadering, de ″samenwerking tussen centra″ genaamd;

2° de leden van de vergadering komen minstens tweemaal per jaar samen;

3° de agenda wordt aan het Bestuur overgemaakt voor informatie, uiterlijk tien werkdagen vóór de datum van devergadering. Het Bestuur kan eraan deelnemen en de agenda aanvullen;

4° Er wordt een proces-verbaal opgemaakt van de genomen beslissingen en aan het Bestuur overgemaakt.

Art. 26. In toepassing van artikel 38 van het decreet wordt de betoelaagde arbeidstijd voor de algemenecoördinatie en administratieve functie gekoppeld aan de betoelaagde arbeidstijd van de sociale functie. Hij evolueertop de volgende wijze :

1° minstens 2 VTE voor de sociale functie, waarvan 0.25 VTE voor de algemene coördinatie en 0.50 VTE voor deadministratieve functie;

2° minstens 3 VTE voor de sociale functie, waarvan 0.50 VTE voor de algemene coördinatie en 0.50 VTE voor deadministratieve functie;

3° minstens 4 VTE voor de sociale functie, waarvan 0.75 VTE voor de algemene coördinatie en 0.50 VTE voor deadministratieve functie;

4° minstens 5 VTE voor de sociale functie, waarvan 1 VTE voor de algemene coördinatie en 0.75 VTE voor deadministratieve functie;

5° minstens 6 VTE voor de sociale functie, waarvan 1 VTE voor de algemene coördinatie en 1 VTE voor deadministratieve functie;

Art. 27. In toepassing van artikel 100 van het decreet wordt de opvangpermanentie verzekerd voor minstens20 uur per week, in voorkomend geval verdeeld over het geheel van de activiteitenzetels. Deze permanentie wordtgedurende minstens 46 weken per jaaar verzekerd.

Art. 28. In toepassing van artikel 118 van het decreet wordt het bedrag van de toelage betreffende dewerkingskosten van het centrum voor globale sociale actie berekend in functie van het erkend kader en wordt als volgtbeperkt :

1° 14.000 euro vanaf 2.50 VTE;

2° 15.850 euro vanaf 3.50 VTE;

3° 17.700 euro vanaf 4.50 VTE;

4° 19.450 euro vanaf 5.50 VTE;

5° 21.450 euro vanaf 7.00 VTE.

Art. 29. In toepassing van artikel 128 van het decreet worden de bedragen aangaande de kosten van desamenwerking tussen de centra voor globale sociale actie beperkt tot 250 euro per centrum en per jaar.

Onderafdeling IV. — Normen en bepalingen aangaande de centra voor gezinsplanning

Art. 30. In toepassing van artikel 109 van het decreet, beschikt de onder artikel 41 van het decreet bedoeldeminimumploeg over minstens 0.16 VTE psycholoog, 0.16 VTE maatschappelijk assistent, 0.16 VTE jurist en 0.16 VTEarts.

Art. 31. In toepassing van artikel 100 van het decreet :

§ 1. De opvangpermanentie wordt verzekerd gedurende alle openingsuren van het centrum voor gezinsplanning,door de leden van de ploeg.

50330 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 197: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

De betoelaagde personen die de opvang verzekeren en die niet in het bezit zijn van een van de vereistekwalificaties op het ogenblik van de inwerkingtreding van onderhavig besluit, mogen hun betrekking behouden.

§ 2. Het centrum voor gezinsplanning verzekert minstens 19 uur per week opvang-permanentie tijdens dewelkede raadplegingen plaats moeten vinden. Buiten deze uren is het centrum minstens drie uren per week toegankelijk, teverdelen na 17 uur of op zaterdag.

Art. 32. § 1. In toepassing van artikel 118 van het decreet wordt de toelage betreffende de werkingskostenvastgelegd op 5.104 euro per betoelaagde VTE-werknemer. Evenwel, een minimum jaarbedrag van 24.230 euro wordtgewaarborgd voor elk centrum voor gezinsplanning.

§ 2. Om de vijf jaar wordt aan elk centrum voor gezinsplanning een tussenkomst toegekend om de kosten tedekken van de aankoop van informaticamaterieel, ten belope van een maximumbedrag van 3.850 euro.

Art. 33. Er wordt een toelage van 21 euro per uur toegekend voor de raadplegingen geen medische raadplegingenzijn, evenals voor de uren vergadering, opvang en preventie die gepresteerd worden door de leden van de ploeg vanhet centrum voor gezinsplanning die onder het statuut van zelfstandige werken.

Art. 34. Met uitzondering van de medische en de juridische functie, moeten alle functies uitgeoefend wordenonder het statuut van loontrekkende. Het bevoegd lid van het College kan een afwijking toestaan mits een bij hetBestuur ingediende met redenen omklede aanvraag. De leden van de ploegen met een zelfstandigenstatuut die op ditogenblik in de erkende ploeg zijn toegelaten, mogen hun statuut behouden.

Onderafdeling V. — Normen en bepalingen aangaande de medische huizen

Art. 35. In toepassing van artikel 100 van het decreet is het medisch huis minstens 38 uren per week open tijdensdewelke de opvangpermanentie verzekerd wordt. Die 38 uren kunnen gespreid worden over 5 of 6 werkdagen.

Art. 36. In toepassing van artikel 118 van het decreet is het bedrag van de toelage betreffende de werkingskostenvastgelegd op 9.640 euro.

Onderafdeling VI. — Normen en bepalingen aangaande de diensten voor schuldbemiddeling

Art. 37. In toepassing van artikel 109 van het decreet mag er niet worden afgeweken van de kwalificaties en degespecialiseerde opleidingen die geëist worden voor de in artikel 47 van het decreet bedoelde minimumploeg.

Art. 38. In de diensten worden in artikel 99 § 1 van het decreet bedoelde maximumkosten voor de bemiddelingals volgt vastgelegd :

1° initiële instelling van de globale financiële balans van de aanvrager : 9 euro;

2° onderhandeling van een aanzuiveringsplan met de schuldeisers : 16 euro;

3° voorbereiding van de conclusies met het oog op een verschijning in de rechtszaal : 42 euro.

Onderafdeling VII. — Normen en bepalingen aangaande de diensten voor forensisch welzijnswerk

Art. 39. In toepassing van artikel 99, § 2, van het decreet kan een financiële bijdrage aan de begunstigde enkelworden gevraagd wanneer die onontbeerlijk is voor een therapeutische relatie. Deze financiële tussenkomst mag niethoger liggen dan 17 euro per raadpleging, geïndexeerd volgens de in artikel 12 van het besluit voorziene modaliteiten.

Art. 40. In toepassing van artikel 109 van het decreet beschikt de in artikel 50 van het decreet bedoeldeminimumploeg over minstens een psycholoog op halftijdse basis en een maatschappelijk assistent op halftijdse basis.Deze ploeg kan worden uitgebreid tot de universitaire en niet-universitaire aanvullende functies zoals hernomen inbijlage III NM van het NM-besluit.

Art. 41. In toepassing van artikel 118 van het decreet, bedragen de toelagen toegekend voor de werkingskosten13.300 euro voor de in artikel 50 van het decreet bedoelde ploeg en 1.140 euro per VTE-personeel erkend en betoelaagdbovenop de 1,5 basis VTE.

Onderafdeling VIII. — Normen en bepalingen aangaande de ″Ontmoetingsruimten″

Art. 42. In toepassing van artikel 109 van het decreet beschikt de in artikel 51 van het decreet bedoeldeminimumploeg minstens over 0.50 VTE psycholoog of master in de gezinswetenschappen en de seksualiteit.

Art. 43. § 1. In toepassing van artikel 100 van het decreet is de dienst ″Ontmoetingsruimten″ toegankelijk voor hetvoorbereidende onderhoud op het ontmoetingsproces, de opvang, de begeleiding en de opvolging van de kinderen ende ouders en dit, minstens twintig uren per week buiten de uurregelingen voor de ontmoetingen en ten minstezesenveertig uren per week. De dienst ″Ontmoetingsruimten″ streeft ernaar de ontmoetingen te laten plaatsvinden opwoensdagnamiddag en op zaterdag om alzo de in artikel 21 van het decreet voorziene opdrachten te vervullen.

§ 2. De dienst ″Ontmoetingsruimten″ die over een betoelaagd personeelskader van 2,5 VTE beschikt, organiseertminstens 24 uren ontmoetingen per maand buiten de schooluren, voornamelijk op woensdagnamiddag en zaterdag.

§ 3. Tijdens de ontmoetingen moeten minstens drie interveniënten aanwezig zijn.

Art. 44. In toepassing van artikel 105 van het decreet houdt de dienst ″Ontmoetingsruimten″ een register van debezoeken bij. Het register wordt een maal per week ondertekend door de algemeen coördinator.

Art. 45. Het personeel van de basisploeg, houder van een kwalificatie die niet deze is van psycholoog ofassistent-psycholoog en dat de in artikel 21 van het decreet bedoelde opdrachten uitvoert, volgt een opleiding diegelinkt is aan de in het decreet bedoelde opdrachten of is het voorwerp van een intervisie, met een minimum van dertiguren in het eerste jaar van zijn indienstneming.

De dienst ″Ontmoetingsruimten″ organiseert de voortgezette opleiding, de supervisie of de intervisie van hetgeheel van zijn personeel dat toegewezen is aan de in artikel 21 van het decreet bedoelde opdrachten.

50331MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 198: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 46. In het kader van de organisatie van het ploegwerk, belegt de algemeen coördinator minstens tweemaalper maand een overlegvergadering waarop de leden van het personeel die de in het decreet bedoelde opdrachtenvervullen, aanwezig zijn.

Art. 47. Het loonsupplement dat toegekend wordt voor de prestaties van het personeel dat de zaterdag-ontmoetingen omkadert overeenkomstig bijlage V van het NM-besluit, 11, a), 1°, is van toepassing op de ambulantedienst ″Ontmoetingsruimten″.

Art. 48. § 1. In toepassing van artikel 118 van het decreet omvat het bedrag van de toelagen voor werkingskosten :

1° een forfait van 12.45 euro voor de betoelaagde basisploeg;

2° een bedrag van 1.040 euro per bijkomende VTE;

3° een variabel gedeelte, geplafonneerd op 12.450 euro voor de reële huurkosten of voor de terugbetaling vanleningen ten laste van de dienst ″Ontmoetingsruimten″.

§ 2. De kosten voor de opleidingen die gelinkt zijn aan de in artikel 21 van het decreet bedoelde opdrachten en diegevolgd worden door de niet-betoelaagde of vrijwillige leden van de ploeg zijn aanvaardbaar als werkingskosten.

Onderafdeling IX. — Normen en bepalingenaangaande de centra voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten.

Art. 49. In toepassing van artikel 54 van het decreet zijn de dossiers die in aanmerking komen voor het bepalenvan de categorie :

1° het jaargemiddelde van het aantal begunstigden waarvoor een steunplan werd opgemaakt;

2° het percentage van de prestaties buiten de werkuren en -dagen (per type prestatie);

3° de keuze van de menu’s en de mogelijkheid van aangepaste menu’s;

4° het gebruik van een vragenlijst ten dienste van de begunstigde of van zijn omgeving over de verstrekte zorgenen diensten. Deze vragenlijst wordt aan het individueel dossier van de begunstigde toegevoegd na drie maandendienstverlening of aan het einde van de dienstverlening wanneer die korter is.

Jaargemiddelde van het aantal begunstigden van eensteunplan

80 160 240

Percentage prestaties buiten de werkuren, per verpleeg-kundige dienst : gezinshulp en maaltijden

3 % 6 % 9 %

Keuze van de menu’s en speciale diëten facultatief facultatief verplicht

Gebruik van de vragenlijst verplicht verplicht verplicht

Art. 50. § 1. In toepassing van artikel 54, 3°, a, 2), van het decreet, sluit het Centrum voor coördinatie vanthuisverzorging en -diensten samenwerkingsakkoorden af met zorg- of dienstenverstrekkers of de in een verstrekkers-vereniging gegroepeerde verstrekkers.

§ 2. Om in overweging genomen te worden, beantwoorden die overeenkomsten aan de hieronder voorzienevoorwaarden :

1° De met de verstrekkers afgesloten overeenkomsten vermelden hun naam, adres en kwalificaties. Zij omvattende verbintenis van de verstrekker om de aanvragen van het Centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -dienstenop zich te nemen zonder de minste discriminatie, op de dagen en uren tijdens dewelke de verstrekker doorgaansbeschikbaar is en de eventuele erkenningen van de verstrekkersverenigingen;

2° De overeenkomsten voorzien de wederzijdse mededeling van de informatie die nodig is voor de continuïteit vande zorgverstrekking voor de begunstigde, evenals de modaliteiten van die mededeling. Op verzoek van de begunstigdemoet die informatie eveneens ter beschikking gesteld worden van de arts en van elke andere, vrij door hem gekozenverstrekker.

De wederzijdse mededeling van de informatie gebeurt met de volgende middelen :

a) via elke vorm van telecommunicatie;

b) via krachtens artikel 57 van het decreet door het centrum georganiseerde vergaderingen;

c) door gebruik te maken van de in artikel 56, 2°, van het decreet bedoelde verbindingsfiche.

Art. 51. In toepassing van artikel 55, § 2, van het decreet

1° beschikt het centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten van categorie 1 over2 VTE-coördinatoren. De werkduur die in overweging genomen wordt voor de berekening van de toelage mag nietminder zijn dan 0.5 VTE;

2° beschikt het Centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten van categorie 2 over4 VTE-coördinatoren en 1 administratieve VTE evenals over 0.5 VTE-directiepersoneel. De werkduur die in overweginggenomen wordt voor de berekening van de toelage mag niet minder zijn dan 0.5 VTE;

3° beschikt het Centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten van categorie 3 over3 VTE-dagcoördinatoren en 4 VTE-nachtcoördinatoren, over 1 administratieve VTE evenals over1 VTE-directiepersoneel. De werkduur die in overweging genomen wordt voor de berekening van de toelage mag nietminder zijn dan 0.5 VTE;

50332 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 199: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 52. § 1. In toepassing van artikel 56 van het decreet is het coördinatiedossier samengesteld uit het inartikel 101 van het decreet voorziene individueel dossier.

§ 2. Het coördinatiedossier omvat met name een analyse van de behoeften van de begunstigde op het vlak vanzorgen en diensten, aangevuld met de kenmerken van de verblijfplaats en met het steunplan dat door het centrum voorcoördinatie van thuisverzorging en -diensten ten uitvoer gebracht wordt in overleg met de verstrekkers.

§ 3. De verbindingsfiche bevat minimum de volgende elementen :

1° een document waarop de verstrekking van verpleegkundige zorgen vermeld staat;

2° een document waarop de kinesitherapie-verstrekkingen vermeld staan;

3° een document waarop de gezins-, senioren- en huishoudhulp vermeld staan;

4° een document waarop de andere prestaties vermeld staan;

5° een document bestemd voor het overmaken van berichten onder verstrekkers.

Art. 53. § 1. In toepassing van artikel 57 van het decreet organiseert het het Centrum voor coördinatie vanthuisverzorging en -diensten de vergaderingen die nodig zijn voor de uitvoering van het steunplan. De behandelendegeneesheer wordt op die vergaderinge uitgenodigd.

§ 2. de verstrekkers ondertekenen een aanwezigheidslijst. Die lijst bevat een beknopt verslag van de vergadering.

Art. 54. In toepassing van artikel 100 van het decreet, beantwoordt het wachtssysteem aan de volgendevoorwaarden :

1° verzekerd zijn door een persoon die over de vereiste informatie beschikt om een geschikt antwoord te kunnengeven op de vraag van de begunstigde;

2° Wanneer het het Centrum voor coördinatie van thuisverzorging en -diensten zelf niet de volledige wachtverzekert, sluit hij een overeenkomst af met de dienst die voor hem zijn verplichtingen verzekert waarin gepreciseerdwordt op welke manier dit gebeurt.

Art. 55. In toepassing van artikel 118 van het decreet wordt het totaal jaarlijks forfaitair bedrag voorwerkingskosten als volgt vastgelegd :

1° 17.700 euro voor een centrum van categorie 1;

2° 35.400 euro voor een centrum van categorie 2;

3° 66.650 euro voor een centrum van categorie 3.

Art. 56. § 1. In toepassing van artikel 129 van het decreet, wordt de in artikel 57 van het decreet bedoeldeforfaitaire vergoeding per verstrekker en per vergadering vastgelegd op 15 euro.

Het laarlijks maximumbedrag van die vergoedingen wordt vastgelegd op :

1° 2.950 euro voor een dienst van categorie 1;

2° 5.900 euro voor een dienst van categorie 2;

3° 8.850 euro voor een dienst van categorie 3.

Dit bedrag is inbegrepen in het in artikel 55 van het besluit vastgelegd totaal forfaitair bedrag.

§ 2. De wachtvergoeding thuis voor het verplegend personeel van de dienst van categorie 3 wordt vastgelegd op26 euro per nacht of per feestdag tijdens dewelke de verstrekker oproepbaar is. Deze vergoeding dekt de tijdens dezeperioden uitgevoerde prestaties niet en is inbegrepen in het in artikel 55 van het besluit vastgelegd totaal forfaitairbedrag.

Onderafdeling X. — Normen en bepalingen aangaande de diensten voor palliatieve verzorging en nazorg

Art. 57. In toepassing van artikel 115 van het decreet is de erkende en betoelaagde ploeg als volgt samengesteld :

1° voor categorie 1 : 0,25 VTE universitair en 0,5 VTE secretaresse;

2° voor categorie 2 : 0,75 VTE universitair en 0,5 VTE secretaresse;

3° voor categorie 3 : 0,5 VTE universitair en 1 VTE gegradueerde;

4° voor categorie 4 : 1,5 VTE gegradueerde e, 0,5 VTE secretaresse;

5° voor categorie 5 : 0,75 VTE universitair, 3,5 VTE gegradueerde en 1 VTE secretaresse.

Art. 58. In de diensten voor palliatieve verzorging en nazorg die de in artikel 26, 1°, van het decreet voorzieneopdrachten vervullen, komt een verpleger vierentwintig uur op vierentwintig tussen in dringende gevallen.

Art. 59. In toepassing van artikel 118 van het decreet bedraagt het basisbedrag van de toelage betreffende dewerkingskosten van de dienst minimum 11.910 euro, waaraan 8.960 euro toegevoegd wordt per bijkomende opdracht.Een deel van de werkingskosten kan besteed worden aan de wachtkosten.

Onderafdeling XI. — Normen en bepalingen aangaande de diensten voor thuishulp

Art. 60. § 1. In toepassing van artikel 61 van het decreet worden de statuten van de gezins-, bejaarden- enhuishoudhelpers aangenomen bij besluit van het College.

§ 2. De gezins- en bejaardenhelpers werken onder het bediendenstelsel. Vanaf 1 januari 2010 werken degezinshelpers onder het arbeidersstelsel gedurende hun eerste twee dienstjaren in een door de Franse Gemeenschaps-commissie erkende dienst voor thuishulp en onder het bediendenstelsel vanaf het begin van hun derde dienstjaar.

Art. 61. In toepassing van artikel 130 van het decreet worden de modaliteiten betreffende de organisatie van dedienst voor thuishulp in ploegen op de volgende manier vastgelegd :

1° Per schijf van 5 VTE helpers, moeten de diensten voor thuishulp minstens 0,25 VTE-personeel maatschappelijkassistent of gelijkgesteld, ploegverantwoordelijke, tewerkstellen. Naast de in 2° van artikel 130 van het decreet bedoeldeopdrachten, vervult deze de opdrachten van algemeen coördinator zoals omschreven in artikel 111 van het decreet,wanneer de dienst voor thuishulp niet voldoet aan de noodzakelijke voorwaarde voor de aanstelling van eendienstverantwoordelijke.

50333MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 200: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

2° De ploegverantwoordelijke verzekert de omkadering van de begunstigden door de volgende taken tevervullen :

a) Hij maakt de sociale enquête thuis. De rapporten van de sociale enquêtes die betrekking hebben op debegunstigden moeten opgemaakt worden, telkens de situatie van de begunstigde dit vereist en minstens eenmaal perjaar;

b) Hij draagt de verantwoordelijkheid voor de toekenning, de onderbreking of de weigering van hulp.

In het geval van toekenning, werkt hij een tussenkomstproject uit, verzekert hij de sociale opvolging van debegunstigde en maakt hij een sociaal rapport op voor elke geholpen persoon. In het geval van onderbreking ofweigering van hulp, maakt hij een met redenen omkleed rapport op dat hij bij het dossier van de begunstigde voegt;

c) Hij informeert, in strikte naleving van de deontologie, de naaste familieleden van de begunstigde, debehandelende geneesheer, de vertrouwenspersoon of het coördinatiecentrum die hem ten laste heeft, over elke evolutievan de fysieke of psychische gezondheidstoestand of over elk feit dat de begunstigde of een ander in gevaar kanbrengen;

d) Hij regelt, in samenwerking met de gezins- en bejaardenhelpers, de administratieve stappen die nodig zijn voorhet herstel van de rechten van de begunstigde;

e) Hij neemt deel aan de externe coördinatievergaderingen waarop één of meerdere externe interveniënten en éénof meerdere helpers aanwezig zijn. Die vergaderingen dienen om de situatie van de begunstigde te evalueren. Zijmogen gemiddeld niet meer dan twintig uren per jaar en per helper in beslag nemen.

3° De omkadering van de helpers door de ploegverantwoordelijke omvat met name :

a) de organisatie van de wekelijkse werkroosters;

b) de dagelijkse opvolging van de werkroosters en de controle van de door het Bestuur opgelegde documenten;

c) de organisatie en animatie van de wekelijkse interne coördinatievergaderingen van de ploeg waarvan de duurniet minder mag bedragen, voor elke helper, dan een uur per week en niet meer dan gemiddeld twee uur per helperen per week, behoudens een door het Bestuur toegekende afwijking.

4° De ploegverantwoordelijke is minstens houder van een diploma professionele bachelor in de psycho-medische-sociale richting.

5° De jaarlijkse rapporten van sociale enquêtes betreffende de begunstigden moeten conform het door het Bestuurbepaald model zijn.

6° a) In de diensten voor thuishulp met meer dan 20 VTE-helpers, duidt de dienst een dienstverantwoordelijke aandie de ploegen coördineert in samenwerking met de ploegverantwoordelijken;

b) In de diensten voor thuishulp die meer dan 20 en minder dan 100 helpers voltijds tewerkstellen, kan dedienstverantwoordelijke eveneens de functies van een ploegverantwoordelijke uitoefenen. De dienstverantwoordelijkeverzekert de opdrachten van de algemeen coördinator;

c) In de diensten voor thuishulp met meer dan 100 VTE helpers, duidt de dienst voor thuishulp een directeur aandie de functie van algemeen coördinator verzekert en de dienst- en ploegverantwoordelijke coördineert.

7° De dienstverantwoordelijke is minstens houder van een diploma professionele master of bachelor in dejuridische, sociale, medische of paramedische richting.

8° De coördinatie en de overdracht van de informatie die nodig is voor het goed beheer van de ploegen vereisen,vanwege de ploegverantwoordelijken, dat zij de dienstverantwoordelijke elk feit mededelen dat de organisatie van dehulp kan heroriënteren, met name :

a) in het geval van vooropzeg, zwangerschapsverlof of arbeidsongeval evenals de andere omstandigheden die hetgoed verloop van de aan de begunstigde te geven hulp zouden kunnen storen;

b) elke wijziging van de situatie van de begunstigde, zoals zijn hospitalisatie of overlijden.

9° a) Voor de diensten voor thuiszorg met minder dan 100 VTE-helpers, is de dienst voor thuiszorg ertoe gehoudeneen bijkomende omkadering te voorzien wanneer het aantal helpers in actieve dienst met vijf eenheden een veelvoudvan twintig overschrijdt gedurende een periode van twee opeenvolgende trimesters;

b) voor de diensten voor thuishulp met meer dan 100 VTE-helpers, is de dienst voor thuiszorg ertoe gehouden eenbijkomende omkadering te voorzien wanneer het totaal aantal helpers in actieve dienst de in artikel 130 van het decreetvoorziene norm met 10 % overschrijdt;

c) Zijn niet inbegrepen in het personeel in actieve dienst : de helpers in loopbaanonderbreking, de in langdurigziekenverlof, in verwijderingsverlof of in verlof zonder wedde.

Art. 62. § 1. De werktijd die in overweging genomen wordt voor het berekenen van de vergoeding van de helpersis vastgesteld op achtendertig uren per week. Dit personeel geniet een verlofkrediet dat overeenstemt met twee urenper week wegens de zwaarte van het werk.

§ 2. De werktijd die in overweging genomen wordt voor de berekening van de toelagen voor de vergoeding vande werknemers die ouder zijn dan 55 jaar wordt verminderd tot tweeëndertig uren per week voor een voltijdse kracht,met inbegrip van het in § 1 bedoeld verlofkrediet.

Die werktijd voor werknemers tussen de 50 en de 54 jaar oud wordt verminderd tot vierendertig uren per weekvoor een voltijdse kracht, met inbegrip van het in § 1 bedoeld verlofkrediet.

Die werktijd voor werknemers tussen de 45 en de 49 jaar oud die geen helpers zijn, wordt herleid tot zesendertiguren per week voor een voltijdse kracht.

§ 3. De in § 2 bedoelde werknemers die deeltijds werken genieten de in § 2 bedoelde maatregelen naar rato vanhun prestaties.

Art. 63. In toepassing van artikel 99 van het decreet, wordt de uurbijdrage van de begunstigde vastgelegdovereenkomstig het geldend barema. De tabel van de barema’s van de begunstigden wordt door het Collegeaangenomen en aan de index aangepast per administratieve rondzendbrief. Voor de toepassing van het barema wordter rekening gehouden met :

1° de aan de begunstigde toegekende code volgens het aantal personen waaruit het gezin is samengesteld.

Die code wordt op de volgende manier bepaald :

50334 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 201: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

a) code 1 : een alleenstaande persoon;

b) code 2 : een gezin of een voor meer dan 66 % gehandicapt verklaard persoon;

c) code 3 : een gehandicapt verklaard persoon met één of meerdere kinderen ten laste.

De code wordt met een eenheid opgetrokken voor elke persoon ten laste die deel uitmaakt van het gezin.

Onder persoon ten laste verstaat men :

a) alle andere gezinsleden die geen eigen inkomsten hebben;

b) het kind dat in de loop van het trimester geboren zal worden;

c) de gehandicapte personen die jonger zijn dan 25 jaar en over geen eigen inkomsten beschikken kunnen inrekening genomen worden als twee personen ten laste.

De code wordt met een eenheid verhoogd voor elke persoon die onder hetzelfde dak leeft en eengemeenschappelijk leven heeft, maar niet over eigen inkomsten beschikt.

2° het gezinsinkomen volgens de in de artikelen 66 tot 69 vastgelegde bepalingen.

Art. 64. § 1. Het gezinsinkomen dat in overweging genomen wordt voor de toepassing van het barema zijn allebelastbare netto-inkomsten van elke persoon die van het gezin deel uitmaakt onder voorbehoud van de in deparagrafen 2 en 3 van onderhavig artikel aangehaalde bepalingen.

Er wordt met name rekening gehouden met de totaliteit van het ontvangen alimentatiegeld.

§ 2. De volgende inkomsten komen slechts voor 60 % van hun bedrag in aanmerking :

1° de lijfrente uit de verkoop van vastgoed;

2° huurgelden van gebouwen en terreinen.

Die inkomsten worden in overweging genomen op maandbasis.

§ 3 Volgende inkomsten worden niet in overweging genomen :

1° kinderbijslag en geboortepremies;

2° studiebeurzen;

3° de tegemoetkoming voor hulp aan derden, de integratietegemoetkoming en de tegemoetkoming voor hulp aanbejaarden;

4° het kadastraal inkomen van het door de eigenaar gebruikt gebouw;

5° de herstelpensioenen voor oorlogsfeiten aan burgers en militairen, de frontvergoeding;

6° de ontvangen alimentatie voor kinderen.

Art. 65. § 1. Voor hulp verstrekt aan een persoon die woont in het huis van één of meerdere van zijn kinderenworden alle inkomsten van de bejaarde en 1/3 van de inkomsten van de overige personen waaruit het gezin bestaatin aanmerking genomen.

§ 2. Voor hulp verstrekt aan een gehandicapte van ouder dan 25 jaar die bijzondere of gewone toelagen ontvangten die woont in het huis van zijn ouders of één van hen worden alle inkomsten van de gehandicapte en 1/3 van deinkomsten van de overige personen waaruit het gezin bestaat in aanmerking genomen.

§ 3. Voor hulp verstrekt aan één of meerdere ouders die inwonen bij één of meerdere van hun kinderen die overeigen middelen beschikken, wordt het hele inkomen van de ouder(s) en 1/3 van de inkomens van de overige personenwaaruit het gezin bestaat in aanmerking genomen.

§ 4. Voor individuele hulp verstrekt aan een persoon of een koppel dat leeft in een erkend gemeenschapshuis ofin begeleid wonen, worden enkel de inkomens van de persoon of van het koppel in aanmerking genomen.

§ 5. Voor hulp verstrekt aan het geheel van personen dat leeft in een erkend gemeenschapshuis of in begeleidwonen, wordt het gemiddelde van de inkomens van de bewoners van die woning in aanmerking genomen.

Art. 66. § 1. De volgende kosten ten laste van de persoon of de personen van wie de inkomsten in aanmerkingworden genomen, worden afgetrokken van de overeenkomstig artikel 63 van het besluit berekende inkomens :

1° de inkomensbelasting;

2° de maatschappelijke bijdragen van zelfstandigen;

3° de betaalde alimentatiegelden in verhouding tot wat niet werd afgetrokken voor de berekening van hetnettobelastbaar inkomen;

4° de kosten verbonden aan de gezondheidstoestand of de handicap.

§ 2. De onderstaande kosten worden afgetrokken van de totale inkomsten :

1° 50 % van de huurgelden en -lasten;

2° 50 % van de terugbetaling van de hypothecaire lening.

Art. 67. De in artikel 66 § 1 en § 2 bedoelde verminderingen mogen gecumuleerd worden.

Art. 68. De ploegverantwoordelijke kan aan de hand van een zorgvuldig gemotiveerd verslag dat naar hetBestuur wordt doorgestuurd verzoeken om afwijking van de bepalingen bedoeld in de artikelen 64 tot 67 van hetbesluit. Het bevoegd lid van het College beslist over de toekenning, de aanpassing of de weigering van de afwijking.Deze beslissing wordt aan de dienst medegedeeld binnen dertig dagen na de indiening van het verzoek. Bij gebrek aaneen antwoord binnen de opgelegde termijn wordt de afwijking als toegestaan aanzien.

Art. 69. Als de begunstigde afwezig is wanneer de helper zich op het afgesproken tijdstip bij hem aanmeldt en debetrokkene de dienst voor thuishulp niet minstens achtenveertig uur op voorhand op de hoogte heeft gesteld van zijnafwezigheid, dan is de uurbijdrage, eventueel verhoogd met het door het College krachtens artikel 73, § 1, van hetbesluit toegekende subsidies en met de subsidietoeslagen op uurbasis, behoudens uitzonderlijke omstandigheden,verschuldigd ten belope van een uurprestatie.

50335MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 202: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 70. Het bedrag dat de begunstigde verschuldigd is aan de dienst voor thuishulp stemt overeen met hetbedrag van diens uurbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal uurprestaties dat verricht wordt.

De duur van de prestatie wordt verhoogd met de verplaatsingsduur van de helper, die forfaitair werd vastgesteldop een kwartier per prestatie.

Art. 71. Hulp die aan een begunstigde wordt verstrekt op zaterdag, zondag, een officiële feestdag vóór 7 uur’s morgens en ’s avonds na 18 uur geeft aanleiding tot een verhoging van de uurbijdrage met 20 %.

Art. 72. De artikelen 63 tot 71 zijn niet van toepassing op de door de diensten voor thuishulp georganiseerdeverdeling van maaltijden.

Art. 73. In toepassing van artikel 133 van het decreet, zijn de modaliteiten voor de toekenning van de toelagen aande diensten voor thuishulp de volgende :

1° De toelage aangaande de activiteiten van de gezins- en bejaardenhelpers omvat :

a) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de loonlasten van de gezins- enbejaardenhelpers. De bijdrage van de begunstigde wordt van dit bedrag afgetrokken.

Voor de verdeling van maaltijden aan huis, wordt een enkel bedrag van 1,24 euro per gepresteerd uur afgetrokkenvan het forfaitair bedrag. De verdeling van maaltijden mag niet langer duren dan 4 uur per dag;

b) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de loonlasten van het administratiefpersoneel;

c) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de werkingskosten;

d) een forfaitair bedrag per prestatie ten titel van tussenkomst in de loonlasten van de dienstverantwoordelijke (ofvan de algemeen coördinator) en van de ploegverantwoordelijken;

e) een forfaitair bedrag voor een VTE ten titel van tussenkomst in de loonlasten voor het directiepersoneel wanneerde dienst meer dan 100 VTE telt.

2° Een bijkomend forfaitair bedrag per prestatie van gezins- of bejaardenhelper wordt toegekend ten titel vantussenkomst in de loonlasten van de dienstverantwoordelijke (of van de algemeen coördinator) en van deploegverantwoordelijken voor de prestaties op zaterdagen, zondagen, wettelijke feestdagen en voor elke prestatie vóór7 uur en ’s avonds na 18 uur, voor zover die uren minstens 4 % van het totaal aantal thuis gepresteerde uren betreft.

3° De toelage aangaande de activiteiten van de huishoudhelpers omvat :

a) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de loonlasten van de huishoudhelpers. Debijdrage van de begunstigde wordt van dit bedrag afgetrokken.

Voor de verdeling van maaltijden aan huis, wordt een enkel bedrag van 1,24 euro per gepresteerd uur afgetrokkenvan het forfaitair bedrag. De verdeling van maaltijden mag niet langer duren dan 4 uur per dag;

b) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de loonlasten van het administratiefpersoneel;

c) een forfaitair bedrag per gepresteerd uur ten titel van tussenkomst in de werkingskosten;

d) een forfaitair bedrag per prestatie ten titel van tussenkomst in de loonlasten van de dienstverantwoordelijke (ofvan de algemeen coördinator) en van de ploegverantwoordelijken;

4° De toelagen voor de door de gezins-, bejaarden- en huishoudhelpers gepresteerde uren op zondagen, wettelijkefeestdagen of ’s morgens vóór 7 uur en ’s avonds na 18 uur worden vermeerderd met een uursupplement van 50 %,de toelagen voor de op zaterdagen gepresteerde uren worden vermeerderd met een uursupplement van 35 %. Voor dehuishoudhelpers worden deze toelagen slechts toegekend voor de verdeling van maaltijden aan huis.

5° De duur van de verplaatsing wordt in aanmerking genomen in de berekening van de toelagen naar rato van eenkwartier per prestatie.

Wanneer een intensieve hulp is toegekend wordt, per prestatie, de toelage die voorzien is voor het dekken van debezoldiging van de dienstverantwoordelijke en van de ploegverantwoordelijken met twee vermenigvuldigd voor eenprestatie van zes uren en met 3 voor een prestatie van acht uren.

6° De in de punten 1 tot 4 vermelde forfaitaire bedragen zijn deze die zijn vastgelegd in bijlage I van hetNM-besluit.

7° De indexering van de forfaitaire bedragen gebeurt op de volgende manier :

Telkens wanneer het gemiddelde van de viermaandelijkse indexen van de consumptieprijzen van tweeopeenvolgende maanden een van de spilindexen bereikt of tot een ervan herleid wordt, worden de forfaitaire bedragenberekend, waarbij er een coëfficiënt van 1,02n op toegepast wordt die de rang van de bereikte spilindexvertegenwoordigt. De bedragen wordt steeds aangepast aan het begin van een trimester.

Art. 74. De toelage aangaande de prestaties van de gezins- en bejaardenhelpers is geplafonneerd op 4/5 van hetmaximumaantal betoelaagde prestatie-uren dat jaarlijks door het College van de Franse Gemeenschapscommissiewordt vastgelegd. Voor de huishoudhelpers is ze geplafonneerd op 2/5 van die uren.

Art. 75. § 1. De door de helpers gepresteerde vakbondsvergaderingsuren kunnen gelijkgesteld worden metprestatie-uren ten belope van :

1° vier uren per maand en per afgevaardigde bestemd voor de vergaderingen van de Ondernemingsraad;

2° vier uren per maand en per afgevaardigde bestemd voor de vergaderingen van het Comité voor Preventie enBescherming van de Arbeid (CPBA);

3° vier uren per maand en per afgevaardigde bestemd voor de vergaderingen van de vakbondsdelegatie.

De dienst voor thuishulp moet driemaandelijks het aantal door effectieve of plaatsvervangende afgevaardigden(gezins- bejaarden- en huishoudhelpers) voor elk type vergadering aan het Bestuur overmaken.

Dit document zal ondertekend moeten zijn door de persoon die ertoe gemachtigd is de werkgever tevertegenwoordigen bij bovengenoemde instanties, met de vermelding ″oprecht en juist verklaard″.

De uren voor vakbondsvergaderingen van een plaatsvervangend lid worden slechts in aanmerking genomen in demate dat dit lid zetelt ter vervanging van een effectief lid.

50336 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 203: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

§ 2. De uren bestemd voor medisch onderzoek overeenkomstig de wet op het welzijn op het werk kunnengelijkgesteld worden met prestatie-uren.

De dienst voor thuishulp moet driemaandelijks een overzicht van die uren per helper aan het Bestuur overmaken.

§ 3. De interne coördinatievergaderingen worden slechts ten belope van een gemiddelde van twee uren per weeken per helper in aanmerking genomen voor de berekening van de toelage.

§ 4. De externe coördinatievergaderingen worden slechts ten belope van een gemiddelde van twintig uren perweek en per helper in aanmerking genomen voor de berekening van de toelage.

Art. 76. In toepassing van artikel 131 van het decreet, wordt het minimumaantal voortgezette opleidingsuren vande dienst voor thuishulp vastgelegd op twintig uren per helper en per jaar. Een maximum van dertig uren opleidingper jaar en per helper wordt betoelaagd.

In afwijking van artikel 89 van het NM-besluit, wordt de 1 % bestemd voor de voortgezette opleiding van dehelpers geïntegreerd in de in bijlage I van het NM-besluit vastgelegde uur-forfaits.

Art. 77. In toepassing van artikel 132 van het decreet, reikt het Lid van het College het in voorgaand artikelbedoeld inschrijvingsbewijs uit op voorlegging van een van de volgende getuigschriften, attesten of diploma’s :

1° het bekwaamheidsattest van een erkend opleidingscentrum voor gezinshelpers waaruit blijkt dat debelanghebbende een volledige opleidingscyclus met vrucht heeft doorlopen;

2° een inschrijvingsbewijs of een gelijkwaardige titel;

3° een bekwaamheidsattest van gezins- of bejaardenhelper van vóór 1 juli 1990;

4° een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs afdeling aspirant verpleegkunde;

5° een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs afdeling opvoeder gerontologie;

6° een studiegetuigschrift van het hoger secundair onderwijs voor sociale promotie van polyvalente hulpkrachtvoor thuishulp en collectiviteiten;

7° een studiegetuigschrift van het hoger secundair onderwijs voor sociale promotie, afdeling Gezinshulp;

8° een studiegetuigschrift van het zesde jaar van het beroepsonderwijs, afdeling gezins- en gezondheidshelper;

9° een studiegetuigschrift van het zesde jaar van het beroepsonderwijs, onderafdeling kinderverzorging;

10° een registratiegetuigschrift uitgereikt door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering – RIZIV– voor verplegingshulp;

11° een door het Lid van het College gelijkwaardig geacht diploma, attest of getuigschrift.

Onderafdeling XII. — Normen en bepalingen aangaande de centra voor teleonthaal.

Art. 78. In toepassing van artikel 138 van het decreet, bedragen de werkings-, uitrustings-, opleidings- enrekruteringskosten van de vrijwilligers en van de promotie van de dienst voor teleonthaal :

1° 29.510 euro voor het centrum met meer dan 60 vrijwillige medewerkers;

2° 13.310 euro voor het centrum met 40 à 60 vrijwillige medewerkers;

3° 7.400 euro voor het centrum met minder dan 40 vrijwillige medewerkers.

Art. 79. In toepassing van artikel 138 kunnen de in artikel 78 van het decreet bedoelde bedragen verhoogd wordenop basis :

1° van het aantal oproepen :

a) van 15 000 tot 25 000 oproepen : 73.750 euro;

b) van 25 000 tot 40 000 oproepen : 103.250 euro;

c) meer dan 40 000 oproepen : 147.500 euro.

2° het aantal vrijwillige medewerkers :

a) van 40 tot 60 vrijwillige medewerkers : 29.500 euro;

b) meer dan 80 vrijwillige medewerkers : 56.150 euro.

TITEL III. — De coördinatie-instellingen en de representatieve en coördinatie-instellingenen de intersectorale coordinatie-instelling

HOOFDSTUK I. — Erkenningsprocedure

Art. 80. § 1. In toepassing van artikel 147, § 1, van het decreet, dient de instelling die op het vlak van Gezondheiderkende diensten coördineert of, in voorkomend geval vertegenwoordigt, een aanvraag om erkenning in, door middelvan een gewone brief gericht aan het bevoegd lid van het College.

§ 2. De instelling die op het vlak van de Sociale Actie en het Gezin erkende diensten coördineert ofvertegenwoordigt, dient een aanvraag om erkenning in, door middel van een gewone brief gericht aan het bevoegd lidvan het College.

§ 3. De intersectorale coördinatie-instelling dient gelijktijdig een aanvraag om erkenning in, door middel van eengewone brief gericht aan de hogerop bedoelde bevoegde leden van het College.

Art. 81. Het Lid van het College onderzoekt de aanvraag om erkenning en de procedures tot toekenning,weigering, wijziging, intrekking of gedwongen wijziging van de erkenning en de vrijwillige sluiting overeenkomstigde artikelen 148 tot 162 van het decreet.

Art. 82. § 1. De intersectorale coördinatie-instelling waarvan alle erkende ambulante diensten van rechtswege lidkunnen zijn, op voorwaarde dat zij dit aanvragen, verzamelt en steunt, in toepassing van artikel 144 van het decreet,minstens 50 % van de erkende ambulante diensten en minstens 9 sectoren zoals omschreven in artikel 2, 5°, van hetdecreet.

§ 2. De intersectorale coördinatie-instelling ontwikkelt een coördinatie met de sectoren van de bijstand aangehandicapte personen, van de sociale cohesie en van de socio-professionele inschakeling.

50337MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 204: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

§ 3. Hij kan daarenboven coördinaties ontwikkelen met elke andere sector die te maken heeft met de Brusselsebevolking.

HOOFDSTUK II. — Normen en bepalingen aangaande de toelagen

Art. 83. Het in artikel 163, § 1, van het decreet bedoeld rapport wordt door de representatieve instelling voor deeerste maal overgemaakt 3 jaar na de inwerkingtreding van onderhavig decreet.

Het in § 2 van hetzelfde artikel bedoeld rapport wordt overgemaakt binnen een termijn van zes maanden na hetin § 1 bedoeld rapport.

Art. 84. De bedragen die voorkomen in artikel 86 worden geïndexeerd volgens de in artikel 12 van het besluitvoorziene formule. De in artikel 164 van het decreet bedoelde minimumbedragen worden volgens de volgende formulegeïndexeerd :

Basisbedrag × gezondheidsindex van december van het voorgaande jaarGezondheidsindex van december 2007

Art. 85. De in artikel 165, § 2, van het decreet bedoelde bewijsstukken zijn conform het door het Bestuur geleverdmodel en moeten minstens de volgende stukken omvatten :

1° de individuele rekening van elke ploeglid;

2° het attest waaruit blijkt dat de RSZ-bijdragen betaald zijn;

3° het attest waaruit blijkt dat de bedrijfsvoorheffing betaald is;

4° het bewijs van de betaling van de honoraria aan de zelfstandigen;

5° een kopie van de door de algemene vergadering goedgekeurde rekening van de ontvangsten en uitgaven en vande balans;

6° in voorkomend geval, het bewijs van de neerlegging van de rekeningen en balans bij de griffie van dehandelsrechtbank;

7° het door de algemene vergadering goedgekeurd activiteitenverslag.

Art. 86. In toepassing van artikel 164 van het decreet, kent het College de erkende instellingen een forfaitairetoelage toe die op de volgende manier wordt vastgelegd :

1° voor de coördinatie-instelling van de diensten voor geestelijke gezondheid, een toelage van 236.700 euro;

2° voor de coördinatie-instelling van de diensten die actief zijn op het vlak van de toxicomanie, een toelage van128.900 euro;

3° voor de coördinatie-instelling van de medische huizen, een toelage van 91.420 euro.

TITEL IV. — Kwalitatieve evaluatie

HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen

Art. 87. De door elke ambulante dienst of instelling gevoerde kwalitatieve evaluatie heeft betrekking op een à driewerkthema’s gekozen uit een lijst van tien door de bevoegde leden van het College vastgelegde thema’s.

HOOFDSTUK II. — Selectie van de werkthema’s en van de kwalitatieve evaluatie

Art. 88. Binnen de maand die volgt op de inwerkingtreding van onderhavig decreet en, vervolgens, om dedrie jaar, vragen de bevoegde leden van het College de ambulante diensten en instellingen hen, binnen een termijn vantwee maanden, maximum tien voorstellen van werkthema’s aangaande de kwalitatieve evaluatie te laten geworden,die eigen zijn aan hun sectoren en die verband houden met de opdrachten van die sectoren. De voorstellen vanwerkthema’s zullen het voorwerp zijn van een beknopte uiteenzetting.

Art. 89. § 1. Na het verstrijken van de termijn voor de inzending van de werkthema’s door de ambulante dienstenen instellingen, maken de bevoegde leden van het College die aanhangig bij de Adviesraad opdat die eenselectievoorstel van tien werkthema’s per sector zou uitwerken.

§ 2. In toepassing van artikel 171, § 2, van het decreet, motiveert de Adviesraad zijn voorstel en maakt het over aande bevoegde leden van het College, binnen een termijn van een maand na de aanhangigmaking.

§ 3. In toepassing van artikel 171, § 3, bepalen de bevoegde leden van het College, op basis van het advies van deAdviesraad, de lijst van tien werkthema’s per sector en maken die over aan de ambulante diensten en instellingenevenals aan de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie.

HOOFDSTUK III. — Uitwerking van de projecten betreffende de kwalitatieve evaluatie

Art. 90. Van zodra onderhavig besluit in werking is getreden, vatten de ambulante diensten en instellingen dekwalitatieve evaluatie aan.

Art. 91. Uiterlijk vijf maanden vóór de datum van neerlegging van het in artikel 172 van het decreet bedoeldeproject, ontmoet de begeleidingscel van de kwalitatieve evaluatie de ambulante dienst of instelling om die op de hoogtete brengen van de begeleiding die ze voorstelt. Indien hij dit wenst, maakt de ambulante dienst of instelling gebruikvan de voorgestelde begeleiding. In dat geval komen de begeleidingscel van de kwalitatieve evaluatie en de ambulantedienst of instelling de modaliteiten van de begeleiding overeen, eventueel schriftelijk indien de ambulante dienst ofinstelling dit wenst.

Art. 92. In toepassing van artikel 173 van het decreet, kent het College de ambulante diensten en instellingen elkjaar een forfaitair bedrag van 1.000 euro toe. Dit forfaitair bedrag wordt voor de eerste maal toegekend in het jaarwaarin de ambulante dienst of instelling zijn project aangaande de kwalitatieve evaluatie indient. Het is inbegrepen inde in artikel 119 van het decreet bedoelde driemaandelijkse voorschotten en wordt gerechtvaardigd overeenkomstig debepalingen van de artikelen 13 en 85 van het besluit.

Art. 93. In toepassing van artikel 173 van het decreet, kent het College de intersectorale coördinatie-instelling elkjaar een forfaitair bedrag van 40.000 euro toe. Dit forfaitair bedrag wordt voor de eerste maal toegekend in 2010. Hetis inbegrepen in de in artikel 119 van het decreet bedoelde driemaandelijkse voorschotten en wordt gerechtvaardigdovereenkomstig de bepalingen van de artikelen 13 en 85 van het besluit.

50338 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 205: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

TITEL V. — De netten

HOOFDSTUK I. — Erkenningsprocedure

Art. 94. § 1. In toepassing van artikel 187 van het decreet,dient de netpromotor een erkenningsaanvraag in, doormiddel van een gewone brief, bij het bevoegd lid van het College volgens de oorsprong van zijn erkenning of van defacultatieve toelagen die hij geniet.

§ 2. Het bevoegd lid van het College onderzoekt de erkenningsaanvraag en de procedures voor de erkenning, dehernieuwing, de weigering, de wijziging en de intrekking van de erkenning of de gedwongen wijziging van deerkenning overeenkomstig de artikelen 185 tot 193 van het decreet.

HOOFDSTUK II. — Bepalingen aangaande de toelagen

Art. 95. In toepassing van artikel 194 van het decreet bedraagt de aan het erkend net toegekende minimumforfaitaire toelage 20.810 euro.

TITEL VI. — Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 96. Worden opgeheven :

1° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 maart 1995 betreffende de erkenningen de subsidiëring van de centra voor gezinsplanning, gewijzigd bij besluit van het College van de FranseGemeenschapscommissie van 14 december 2000;

2° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende de toepassingvan het decreet betreffende de erkenning en de subsidies van diensten voor geestelijke gezondheidszorg, gewijzigd bijde besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 april 1997 en van 31 mei 2001;

3° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende de toepassingvan het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidies van diensten actief op het gebied vandruggebruik, gewijzigd bij de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 november 1997en van 24 juni 1999;

4° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 december 1997 tot bepaling van dedatum van inwerkingtreding van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van en de toelagen aan dediensten voor geestelijke gezondheidszorg;

5° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 december 1997 tot bepaling van dedatum van inwerkingtreding van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van en de toelagen aan dediensten actief op het gebied van druggebruik;

6° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 september 1998 betreffende detoepassing van het decreet van 7 november 1997 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning vansubsidies aan de centra voor globale sociale actie;

7° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 april 1999 betreffende de toepassingvan het decreet van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en subsidiëring van de coördinatiecentra voorthuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg;

8° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende de erkenningen de subsidiëring van de diensten voor thuishulp;

9° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 14 juli 2005 houdende uitvoering vanhet decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 december 2003 betreffende de erkenning en de toekenningvan subsidies aan diensten voor bijstand aan slachtoffers, verdachten, in vrijheid gestelde veroordeelden, ex-gedetineerdenen hun naasten;

10° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 2 oktober 2008 betreffende deerkenning en de toekenning van subsidies aan de diensten ″Espaces-Rencontres″;

11° het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 juni 1998 betreffende de toepassingvan het decreet van 18 juli 1996 houdende erkenning van de instellingen die bemiddelen bij schulden;

12° de artikelen 16 tot 28, 29 tot 33, 72, 105 en 107 van het NM-besluit, wat betreft de bepalingen aangaande demedische huizen;

13° de artikelen 34 tot 48, 73 en 108 van het NM-besluit, wat betreft de bepalingen aangaande de centra voorteleonthaal;

14° artikel 2, 4° en 5°, van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 23 maart 2006houdende uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 juni 2005 betreffende deerkenning en de toekenning van subsidies aan de representatieve organisaties van de sociale actie en het gezin.

Art. 97. Onderhavig besluit treedt in werking op 31 december 2009.

Art. 98. Het College belast de Voorzitter van het College, bevoegd voor Gezondheid en het Lid van het College,bevoegd voor de Sociale Actie, het Gezin en de Sport, met de uitvoering van onderhavig besluit.

Brussel, 4 juni 2009.

Door het College :

De Voorzitter van het College, belast met Gezondheid,B. CEREXHE

Het Lid van het College, belast met de Sociale Actie, het Gezin en de Sport,E. KIR

50339MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 206: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

AUTRES ARRETES — ANDERE BESLUITEN

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

[C − 2009/03270]Personeel. — Aanduiding

Bij koninklijk besluit van 22 juni 2009, wordt de heer Herman,Philippe F.J.H., met ingang van 1 juli 2009, aangeduid als houder van demanagementfunctie – 2 « Administrateur Opmetingen en Waarderin-gen » in de Federale Overheidsdienst Financiën.

Een beroep tot nietigverklaring van voormeld besluit kan voor deafdeling administratie van de Raad van State worden ingediend binnende zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij eenter post aangetekend schrijven gericht te worden aan de Raad van State,Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

[S − C − 2009/03215]Belastingen en Invordering

Administratie der Douane en Accijnzen. — Bevordering

Bij koninklijk besluit van 21 november 2008 wordt Mevr. Cool,Christel M. R., fiscaal deskundige bij de Administratie der Douane enAccijnzen, bevorderd bij wege van overgang naar het hogere niveau inde klasse A2 (vakrichting fiscaliteit). Ze draagt de titel van inspecteurbij een fiscaal bestuur en bezet een betrekking te Brussel die verbondenis aan haar titel.

Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend opde datum van ondertekening.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENSTSOCIALE ZEKERHEID

[C − 2009/22364]Personeel. — Aanstelling

Bij koninklijk besluit van 12 juli 2009 wordt de heer Tom Auwers, metingang van 1 juni 2009, ingevolge de hernieuwing van zijn mandaat,aangesteld in de managementfunctie « Directeur-generaal Beleids-ondersteuning ».

Een beroep tot nietigverklaring van voormeld besluit kan voor deafdeling administratie van de Raad van State worden ingediend binnende zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij eenter post aangetekend schrijven gericht te worden aan de Raad van State,Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2009/09510]

7 JULI 2009. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieelbesluit van 26 april 2007 houdende aanwijzing van de leden van deOndersteuningscel van de Veiligheid van de Staat

De Minister van Justitie,

Gelet op de wet van 30 november 1998, houdende regeling van deinlichtingen- en veiligheidsdienst, inzonderheid op de artikelen 5, § 3en 6;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 december 2006 betreffende hetalgemeen bestuur en de ondersteuningscel van de Veiligheid van deStaat, inzonderheid op de artikelen 5 tot 13;

Gelet op het ministerieel besluit van 26 april 2007 houdendeaanwijzing van de leden van de Ondersteuningscel van de Veiligheidvan de Staat;

Gelet op het feit dat het de heer Jean-Jacques Legrand, aangewezenals expert in management bij de Ondersteuningscel, werd vergund zijnpensioenaanspraak te doen gelden met ingang van 1 december 2008 endat er bijgevolg in zijn vervanging dient te worden voorzien;

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

[C − 2009/03270]Personnel. — Désignation

Par arrêté royal du 22 juin 2009, M. Herman, Philippe F.J.H., estdésigné, à partir du 1er juillet 2009, comme titulaire de la fonction demanagement – 2 « Administrateur Mesures et Evaluations » dans leService public fédéral Finances.

Un recours en annulation de l’arrêté précité peut être introduitauprès de la section d’administration du Conseil d’Etat endéans lessoixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée auConseil d’Etat, rue de la Science 33, 1040 Bruxelles, sous pli recom-mandé à la poste.

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

[S − C − 2009/03215]Impôts et Recouvrement

Administration des Douanes et Accises. — Promotion

Par arrêté royal du 21 novembre 2008, Madame Cool, Christel M.R.,expert fiscal à l’Administration des Douanes et Accises, est nommée paraccession au niveau supérieur dans la classe A2 (filière de métiersfiscalité). Elle est revêtue du titre d’inspecteur d’administration fiscaleet occupe un emploi à Bruxelles correspondant à son titre.

Le présent arrêté produit ses effets le premier jour du mois qui suit ladate de sa signature.

SERVICE PUBLIC FEDERALSECURITE SOCIALE

[C − 2009/22364]Personnel. — Désignation

Par arrêté royal du 12 juillet 2009, produisant ses effets le 1er juin 2009,M. Tom Auwers est, suite au renouvellement de son mandat, désigné àla fonction de management « Directeur général Appui stratégique ».

Un recours en annulation de l’arrêté précité peut être introduitauprès de la section d’administration du Conseil d’Etat endéans lessoixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée auConseil d’Etat, rue de la Science 33, 1040 Bruxelles, sous pli recom-mandé à la poste.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2009/09510]

7 JUILLET 2009. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté ministérieldu 26 avril 2007 portant désignation des membres de la Celluled’appui de la Sûreté de l’Etat

Le Ministre de la Justice,

Vu la loi organique du 30 novembre 1998 des services de renseigne-ment et de sécurité, notamment les articles 5, § 3 et 6;

Vu l’arrêté royal du 5 décembre 2006 relatif à l’administrationgénérale et à la Cellule d’appui de la Sûreté de l’Etat, notamment lesarticles 5 à 13;

Vu l’arrêté ministériel du 26 avril 2007 portant désignation desmembres de la Cellule d’appui de la Sûreté de l’Etat;

Vu que M. Jean-Jacques Legrand, désigné en tant qu’expert enmanagement au sein de la Cellule d’appui, a été admis à la retraite àpartir du 1er décembre 2008 et qu’il convient par conséquent depourvoir à son remplacement;

50340 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 207: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Gelet op de oproep tot kandidaten voor de functie van expert inmanagement bij de ondersteuningscel van de Veiligheid van de Staat,bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 17 oktober 2008;

Overwegende dat twee personen zich kandidaat stelden; dat één vanhen zijn kandidatuur heeft ingetrokken;

Overwegende dat artikel 9 van het voornoemde koninklijk besluitvan 5 december 2006 de voorwaarden preciseert voor de ontvankelijk-heid van de kandidaturen; dat het noodzakelijk is dat de vereiste kennisen professionele ervaring van de verschillende kandidaten objectiefwordt geëvalueerd;

Overwegende dat hiertoe artikel 11 van het voornoemde koninklijkbesluit van 5 december 2006 in de oprichting voorziet van eenselectiecomité, belast met het verlenen van een uitvoering advies aan deMinister van Justitie betreffende de verschillende kandidaturen; dat deMinister van Justitie op basis van dit advies de leden van deOndersteuningscel aanwijst;

Overwegende dat het selectiecomité op 3 februari 2009 haar voor-stellen betreffende de kandidaten voor de functie van managementex-pert in de ondersteuningscel van de Veiligheid van de Staat heeftovergemaakt aan de Minister van Justitie;

Overeenkomstig dat er uit de voorstellen resulteert dat Mevr.Bernadette De Dobbeleer een positief advies heeft verkregen van hetSelectiecomité; dat Mevr. Bernadette De Dobbeleer, dankzij haarervaring van meer dan 10 jaar bij de overheid, over een degelijkeervaring beschikt op het vlak van personeelsbeheer alsook over eengoeie kennis van managementinstrumenten; dat zij daarenboven overde nodige methodologie beschikt voor de implementatie van nieuweprocessusen; dat zij daardoor op een efficiënte wijze zal kunnenmeewerken aan het installeren van een nieuw organisatiebeheer van deverschillende diensten van de Veiligheid van de Staat en dat zijbijgevolg geschikt is voor het uitoefenen van de functie waarvoor zijheeft gepostuleerd,

Besluit :

Artikel 1. Artikel 1, 1, van het ministerieel besluit van 26 april 2007houdende aanwijzing van de leden van de Ondersteuningscel van deVeiligheid van de Staat wordt vervangen als volgt : « Mevr. BernadetteDe Dobbeleer, als expert in management; ».

Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2009.

Brussel, 7 juli 2009.

S. DE CLERCK

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2009/09529]Rechterlijke Orde

Bij koninklijk besluit van 12 juli 2009, dat uitwerking heeft metingang van 31 mei 2009, is de heer Cavenaile, Ph., substituut-procureurdes Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Luik, in ruste gesteld.

Hij kan zijn aanspraak op pensioen laten gelden.Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akte met indivi-

duele strekking kan voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raadvan State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking.Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raadvan State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te wordentoegezonden.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2009/09525]

Rechterlijke Orde

Bij koninklijke besluiten van 12 juli 2009 :

— is benoemd in de vakklasse A2 met de titel van hoofdgriffier vanhet vredegerecht van het kanton Limburg-Aubel, Mevr. Houyon, C.,griffier bij het vredegerecht van dit kanton.

Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging;

— is benoemd in de vakklasse A2 met de titel van hoofdgriffier vanhet vredegerecht van het tweede kanton Verviers, Mevr. Becker, C.,griffier bij het vredegerecht van het eerste kanton Luik.

Vu l’appel aux candidats pour la fonction d’expert en managementauprès de la Cellule d’appui de la Sûreté de l’Etat, publié au Moniteurbelge du 17 octobre 2008;

Considérant que deux personnes ont fait acte de candidature et quel’une d’elle a retiré sa candidature;

Considérant que l’article 9 de l’arrêté royal du 5 décembre 2006précité, précise les conditions de recevabilité de ces candidatures;considérant qu’il s’impose d’évaluer objectivement les connaissances etles expériences professionnelles requises des différents candidats;

Considérant qu’à cet effet, l’article 11 de l’arrêté royal du 5 décem-bre 2006, précité, a prévu la création d’un comité de sélection chargé dedonner un avis circonstancié au Ministre de la Justice sur les différentescandidatures; que sur base de cet avis, le Ministre de la Justice procèdeà la désignation des membres de la Cellule d’appui;

Considérant que le Comité de sélection a transmis le 3 février 2009 auMinistre de la Justice ses propositions sur les candidats à la fonctiond’expert en management au sein de la Cellule d’appui de la Sûreté del’Etat;

Considérant que de ces propositions, il résulte que Mme BernadetteDe Dobbeleer a recu un avis favorable de ce Comité de sélection; queMme Bernadette De Dobbeleer dispose, de par son expérience de plusde 10 ans au sein de la Fonction publique, d’une solide expertise dansle domaine de la gestion du personnel et d’une bonne connaissance desinstruments de management; qu’elle dispose en outre de la méthodo-logie nécessaire en matière d’implémentation de nouveaux processus;qu’ainsi, elle pourra participer efficacement à la mise en place d’unenouvelle organisation des différents services de la Sûreté de l’Etat etqu’elle est par conséquent apte à exercer la fonction pour laquelle ellepostule,

Arrête :

Article 1er. L’article 1er, 1, de l’arrêté ministériel du 26 avril 2007portant désignation des membres de la Cellule d’appui de la Sûreté del’Etat est remplacé comme suit : « Mme Bernadette De Dobbeleer entant qu’expert en management; ».

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er juillet 2009.

Bruxelles, le 7 juillet 2009.

S. DE CLERCK

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2009/09529]Ordre judiciaire

Par arrêté royal du 12 juillet 2009, produisant ses effets le 31 mai 2009,M. Cavenaile, Ph., substitut du procureur du Roi près le tribunal depremière instance de Liège, est admis à la retraite.

Il est admis à faire valoir ses droits à la pension.Le recours en annulation de l’acte précité à portée individuelle peut

être soumis à la section du contentieux administratif du Conseil d’Etatendéans les soixante jours après cette publication. La requête doit êtreenvoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33,1040 Bruxelles), sous pli recommandé à la poste.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2009/09525]

Ordre judiciaire

Par arrêtés royaux du 12 juillet 2009 :

— est nommée dans la classe de métier A2 avec le titre de greffieren chef de la justice de paix du canton de Limbourg-Aubel, Mme Hou-yon, C., greffier à la justice de paix de ce canton.

Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment;

— est nommée dans la classe de métier A2 avec le titre de greffier enchef de la justice de paix du second canton de Verviers, Mme Becker, C.,greffier à la justice de paix du premier canton de Liège.

50341MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 208: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging;— is voorlopig benoemd tot secretaris bij het parket van de

procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Luik,Mevr. Huby, M., licenciaat in de rechten.

Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging;— is benoemd tot secretaris bij het parket van de procureur des

Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Bergen, de heer Algrain,M., medewerker bij dit parket.

Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging.

Bij ministerieel besluit van 8 juli 2009 is aan Mevr. Kech, L., assistentbij de griffie van het vredegerecht van het tweede kanton Namen,opdracht gegeven om tijdelijk het ambt van griffier bij het vredegerechtvan dit kanton te vervullen.

Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging.

Bij ministeriële besluiten van 14 juli 2009 :— blijft aan de heer Willain, P., assistent bij de griffie van het hof van

beroep te Bergen, opdracht gegeven om tijdelijk het ambt van griffier bijdit hof te vervullen;

— blijft aan Mevr. Dufrasne, L., medewerker bij de griffie van het hofvan beroep te Bergen, opdracht gegeven om tijdelijk het ambt vangriffier bij dit hof te vervullen;

— is aan Mevr. De Ceulaer, J., griffier-hoofd van dienst bij hetarbeidshof te Brussel, opdracht gegeven om tijdelijk het ambt vanhoofdgriffier van dit hof te vervullen.

Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging;

— blijft aan Mevr. Janssens, P., medewerker bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Dinant, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Nasdrovisky, A., medewerker bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Dinant, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Gérard, B., medewerker bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Verviers, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Dalne, V., assistent bij de griffie van de rechtbankvan eerste aanleg te Charleroi, opdracht gegeven om tijdelijk het ambtvan griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Patat, P., assistent bij de griffie van de rechtbankvan eerste aanleg te Charleroi, opdracht gegeven om tijdelijk het ambtvan griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Silien, M., assistent bij de griffie van de rechtbankvan eerste aanleg te Charleroi, opdracht gegeven om tijdelijk het ambtvan griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Vanderwalle, J., assistent bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Charleroi, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Gustin, C., medewerker bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Charleroi, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Hennuy, I., medewerker bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Charleroi, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Lardinoy, S., medewerker bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Charleroi, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Martig, A., medewerker bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Charleroi, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Roussel, S., medewerker bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Charleroi, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Lanoy, M., medewerker op arbeidsovereenkomstbij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Charleroi, opdrachtgegeven om tijdelijk het ambt van griffier bij deze rechtbank tevervullen;

Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment;— est nommée secrétaire à titre provisoire au parquet du procureur

du Roi près le tribunal de première instance de Liège, Mme Huby, M.,licenciée en droit.

Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment;— est nommé secrétaire au parquet du procureur du Roi près le

tribunal de première instance de Mons, M. Algrain, M., collaborateur àce parquet.

Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment.

Par arrêté ministériel du 8 juillet 2009, Mme Kech, L., assistant augreffe de la justice de paix du second canton de Namur, est temporai-rement déléguée aux fonctions de greffier à la justice de paix de cecanton.

Le présent arrêté entre en vigueur au moment de la prestation deserment.

Par arrêtés ministériels du 14 juillet 2009 :— M. Willain, P., assistant au greffe de la cour d’appel de Mons, reste

temporairement délégué aux fonctions de greffier à cette cour;

— Mme Dufrasne, L., collaborateur au greffe de la cour d’appel deMons, reste temporairement déléguée aux fonctions de greffier à cettecour;

— Mme De Ceulaer, J., greffier-chef de service à la cour du travail deBruxelles, est temporairement déléguée aux fonctions de greffier en chefde cette cour.

Le présent arrêté entre en vigueur au moment de la prestation deserment;

— Mme Janssens, P., collaborateur au greffe du tribunal de premièreinstance de Dinant, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Nasdrovisky, A., collaborateur au greffe du tribunal depremière instance de Dinant, reste temporairement déléguée auxfonctions de greffier à ce tribunal;

— Mme Gérard, B., collaborateur au greffe du tribunal de premièreinstance de Verviers, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Dalne, V., assistant au greffe du tribunal de premièreinstance de Charleroi, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Patat, P., assistant au greffe du tribunal de première instancede Charleroi, reste temporairement déléguée aux fonctions de greffier àce tribunal;

— Mme Silien, M., assistant au greffe du tribunal de premièreinstance de Charleroi, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Vanderwalle, J., assistant au greffe du tribunal de premièreinstance de Charleroi, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Gustin, C., collaborateur au greffe du tribunal de premièreinstance de Charleroi, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Hennuy, I., collaborateur au greffe du tribunal de premièreinstance de Charleroi, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Lardinoy, S., collaborateur au greffe du tribunal de premièreinstance de Charleroi, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Martig, A., collaborateur au greffe du tribunal de premièreinstance de Charleroi, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Roussel, S., collaborateur au greffe du tribunal de premièreinstance de Charleroi, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Lanoy, M., collaborateur sous contrat au greffe du tribunalde première instance de Charleroi, reste temporairement déléguée auxfonctions de greffier à ce tribunal;

50342 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 209: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

— blijft aan Mevr. Delmotte, A., assistent bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Bergen, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan de heer Collart, E., medewerker bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Bergen, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— blijft aan Mevr. Turu, P., medewerker bij de griffie van derechtbank van eerste aanleg te Bergen, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij deze rechtbank te vervullen;

— is aan Mevr. Putzeys, L., assistent bij de griffie van het vredege-recht van het kanton Borgloon, opdracht gegeven om tijdelijk het ambtvan griffier bij het vredegerecht van dit kanton te vervullen.

Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging enkomt ten einde op 14 augustus 2009;

— is aan Mevr. Lenaerts, E., medewerker bij de griffie van hetvredegerecht van het derde kanton Leuven, opdracht gegeven omtijdelijk het ambt van griffier bij het vredegerecht van dit kanton tevervullen.

Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging enkomt ten einde op 31 juli 2009;

— is aan Mevr. Piot, P., medewerker bij de griffie van het vrede-gerecht van het derde kanton Leuven, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij het vredegerecht van dit kanton te vervullen.

Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging, welkeniet kan geschieden vóór 1 augustus 2009 en komt ten einde op31 augustus 2009;

— is aan Mevr. Leleux, N., medewerker bij de griffie van hetvredegerecht van het kanton Aat-Lessen, opdracht gegeven om tijdelijkhet ambt van griffier bij het vredegerecht van dit kanton te vervullen.

Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging.

Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akten metindividuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raadvan State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking.Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raadvan State, afdeling bestuursrechtspraktijk, (adres : Wetenschaps-straat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE,K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

[C − 2009/11318]Levering van elektriciteit. — Individuele vergunning

EF 2009 - 0019 - A

Bij ministerieel besluit van 9 juli 2009 wordt een individuelevergunning voor de levering van elektriciteit toegekend aan demaatschappij « RWE Energy Belgium BVBA », gevestigd te Wouw-straat 114, B-2540 Hove, met ondernemingsnummer 0809.160.736. Dezevergunning is geldig gedurende een termijn van vijf jaar.

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGIONGEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE

VLAAMSE OVERHEID

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed

[C − 2009/35598]Provincie Oost-Vlaanderen. — Ruimtelijke ordening. — Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

AALTER. — Bij besluit van 18 juni 2009 heeft de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen het gemeentelijkruimtelijk uitvoeringsplan « Rooilijn- en gabarietenplan Lodorp » van de gemeente Aalter goedgekeurd met uitsluitingvan de opheffing van de bestaande niet vervallen verkavelingen, aangegeven in de toelichtingnota onder punt 8.1.3verkavelingen.

— Mme Delmotte, A., assistant au greffe du tribunal de premièreinstance de Mons, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— M. Collart, E., collaborateur au greffe du tribunal de premièreinstance de Mons, reste temporairement délégué aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Turu, P., collaborateur au greffe du tribunal de premièreinstance de Mons, reste temporairement déléguée aux fonctions degreffier à ce tribunal;

— Mme Putzeys, L., assistant au greffe de la justice de paix ducanton de Looz, est temporairement déléguée aux fonctions de greffierà la justice de paix de ce canton.

Le présent arrêté entre en vigueur au moment de la prestation deserment et prend fin le 14 août 2009;

— Mme Lenaerts, E., collaborateur au greffe de la justice de paix dutroisième canton de Louvain, est temporairement déléguée aux fonc-tions de greffier à la justice de paix de ce canton.

Le présent arrêté entre en vigueur au moment de la prestation deserment et prend fin le 31 juillet 2009;

— Mme Piot, P., collaborateur au greffe de la justice de paix dutroisième canton de Louvain, est temporairement déléguée aux fonc-tions de greffier à la justice de paix de ce canton.

Le présent arrêté entre en vigueur au moment de la prestation deserment, laquelle ne peut avoir lieu avant le 1er août 2009 et prend finle 31 août 2009;

— Mme Leleux, N., collaborateur au greffe de la justice de paix ducanton d’Ath-Lessines, est temporairement déléguée aux fonctions degreffier à la justice de paix de ce canton.

Le présent arrêté entre en vigueur au moment de la prestation deserment.

Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peutêtre soumis à la section administration du Conseil d’Etat endéans lessoixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée auConseil d’Etat, section du contentieux administratif (adresse : rue de laScience 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé à la poste.

SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE,P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE

[C − 2009/11318]Fourniture d’électricité. — Autorisation individuelle

EF 2009 - 0019 - A

Un arrêté ministériel du 9 juillet 2009 octroie à la société « RWE EnergyBelgium BVBA », dont le siège social est établi Wouwstraat 114,B-2540 Hove, avec le numéro d’entreprise 0809.160.736, une autorisa-tion individuelle pour la fourniture d’électricité. Cette autorisation aune durée de validité de cinq ans.

50343MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 210: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

VLAAMSE OVERHEID

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed[C − 2009/35596]

Provincie Oost-Vlaanderen. — Ruimtelijke ordening. — Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

AALTER. — Bij besluit van 18 juni 2009 heeft de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen het GemeentelijkRuimtelijk Uitvoeringsplan « Rooilijn-en gabarietenplan Bellemdorpweg » van de gemeente Aalter goedgekeurd metuitsluiting van de opheffing van de bestaande niet vervallen verkavelingen, aangegeven in de toelichtingnota onderpunt 8.1.2 verkavelingen.

*VLAAMSE OVERHEID

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed[C − 2009/35597]

Provincie Oost-Vlaanderen. — Ruimtelijke ordening. — Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

ERPE-MERE. — Bij besluit van 18 juni 2009 heeft de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen het GemeentelijkRuimtelijk Uitvoeringsplan « RVT Meredal » van de gemeente Erpe-Mere goedgekeurd.

*VLAAMSE OVERHEID

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed[2009/203225]

Definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan″Op- en afrittencomplex A10/E40 - N44 te Aalter″

Bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 wordt het volgende bepaald :Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ″Op- en afrittencomplex A10/E40 -

N44 te Aalter″ wordt definitief vastgesteld.De normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen I en II :1o bijlage I bevat het grafisch plan;2o bijlage II bevat de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan.De niet-normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als onderdeel

van bijlage III, de Toelichtingsnota. Het gaat om :1o een weergave van de feitelijke en juridische toestand, meer bepaald de tekstuele toelichting en de kaarten;2o de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen;3o een lijst van de voorschriften die strijdig zijn met het voormelde ontwerp van gewestelijk ruimtelijk

uitvoeringsplan en die worden opgeheven.Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

*VLAAMSE OVERHEID

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed

[2009/203224]

Voorlopige vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan« Gebied voor grootstedelijke activiteiten omgeving Sportpaleis »

Bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 wordt het volgende bepaald :

Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan « Gebied voor stedelijkeactiviteiten omgeving Sportpaleis » wordt voorlopig vastgesteld.

De normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen I en II :

1o bijlage I bevat het grafisch plan;

2o bijlage II bevat de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan.

De niet-normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als onderdeelvan bijlage III, de Toelichtingsnota. Het gaat om :

1o een weergave van de feitelijke en juridische toestand, meer bepaald de tekstuele toelichting en de kaarten;

2o de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen;

3o een lijst van de voorschriften die strijdig zijn met het voormelde ontwerp van gewestelijk ruimtelijkuitvoeringsplan en die worden opgeheven.

Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

50344 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 211: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Region Wallonne — Waals Gewest

SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203123]27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre P.M.E.

Formation de Charleroi pour le métier d’employé administratif des services commerciaux dans le cadre del’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre P.M.E. Formation de Charleroi pour le métier d’employéadministratif des services commerciaux,

Arrête :Article 1er. L’agrément est accordé au centre P.M.E. Formation de Charleroi pour le métier d’employé administratif

des services commerciaux.L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.Namur, le 27 mai 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203123]27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het centrum

″P.M.E. Formation de Charleroi″ voor het beroep administratief bediende van de commerciële diensten in hetkader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden ophet gebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewesten de Franse Gemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum ″P.M.E. - Formation de Charleroi″voor het beroep administratief bediende van de commerciële diensten,

Besluit :Artikel 1. De erkenning wordt voor het beroep administratief bediende van de commerciële diensten verleend aan

het centrum ″PME - Formation de Charleroi″.

50345MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 212: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

De erkenning is gedurende één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203122]

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre descompétences d’Houdeng-Gœgnies pour le métier de mécanicien-réparateur de voitures particulières etvéhicules utilitaires légers dans le cadre de l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation descompétences dans le champ de la formation professionnelle continue conclu entre la Communauté française,la Région wallonne et la Commission communautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre des compétences d’Houdeng-Gœgnies pour le métier demécanicien-réparateur de voitures particulières et véhicules utilitaires légers,

Arrête :

Article 1er. L’agrément est accordé au centre des compétences d’Houdeng-Gœgnies pour le métier de mécanicien-réparateur de voitures particulières et véhicules utilitaires légers.

L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.

Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203122]

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het centrumvoor vaardigheden van Houdeng-Gœgnies voor het beroep mechanicus-hersteller van personenwagens enlichte bestelwagens in het kader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtigingvan de bevoegdheden op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de FranseGemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

50346 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 213: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum voor vaardigheden vanHoudeng-Gœgnies voor het beroep mechanicus-hersteller van personenwagens en lichte bestelwagens,

Besluit :

Artikel 1. De erkenning wordt voor het beroep mechanicus-hersteller van personenwagens en lichte bestelwa-gens verleend aan het centrum voor vaardigheden van Houdeng-Gœgnies.

De erkenning is gedurende één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203103]

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre FOREmFormation construction Centre de Charleroi pour le métier d’installateur électricien résidentiel dans le cadre del’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre FOREm Formation construction Centre de Charleroipour le métier d’installateur électricien résidentiel,

Arrête :

Article 1er. L’agrément est accordé au centre FOREm Formation construction Centre de Charleroi pour le métierd’installateur électricien résidentiel.

L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.

Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

50347MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 214: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203103]27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het centrum

″FOREm Formation construction Centre de Charleroi″ voor het beroep residentiële elektrotechnisch installa-teur in het kader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van debevoegdheden op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap,het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum ’FOREm Formation ConstructionCentre de Charleroir’ voor het beroep residentiële elektrotechnisch installateur,

Besluit :

Artikel 1. De erkenning wordt voor het beroep residentiële elektrotechnisch installateur verleend aan het centrum’FOREm Formation Construction Centre de Charleroi’.

De erkenning is tijdens één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203120]

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre FOREmFormation Form/Alim - centre de validation des compétences pour le métier d’assistant opérateur de productiondes industries alimentaires dans le cadre de l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation descompétences dans le champ de la formation professionnelle continue conclu entre la Communauté française,la Région wallonne et la Commission communautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

50348 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 215: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre FOREm Formation Form/Alim - centre de validation descompétences pour le métier d’assistant opérateur de production des industries alimentaires,

Arrête :Article 1er . L’agrément est accordé au centre FOREm Formation Form/Alim - centre de validation des

compétences pour le métier d’assistant opérateur de production des industries alimentaires.L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.Namur, le 27 mai 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203120]27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het centrum

″FOREm Formation Form/Alim - centre de validation des compétences″ voor het beroep assistent-operator in deproductie van de voedingsindustrie in het kader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffendede bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussende Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum ’FOREm Formation Form/Alim -centre de validation des compétences’ voor het beroep assistent-operator in de productie van de voedingsindustrie,

Besluit :Artikel. 1. De erkenning wordt voor het beroep assistent-operator in de productie van de voedingsindustrie

verleend aan het centrum ’FOREm Formation Form/Alim - centre de validation des compétences’.De erkenning is gedurende één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203096]

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre FOREmFormation Centre de Mons pour le métier d’aide ménagère dans le cadre de l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continueconclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

50349MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 216: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre FOREm Formation Centre de Mons pour le métier d’aideménagère,

Arrête :

Article 1er. L’agrément est accordé au centre FOREm Formation Centre de Mons pour le métier d’aide ménagère.

L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.

Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203096]

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het centrum″FOREm Formation centre de Mons″ voor het beroep gezinhelp(st)er in het kader van het Samenwerkings-akkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van de voortgezetteberoepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschaps-commissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

50350 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 217: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum ’FOREm Formation Centre de Mons’voor het beroep gezinhelp(st)er,

Besluit :

Artikel 1. De erkenning wordt verleend aan het centrum ″FOREm Formation Centre de Mons″ voor het beroepgezinhelp(st)er.

De erkenning is tijdens één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 3. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 200.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203111]27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre FOREm

Formation Centre du Val Benoît pour le métier d’opérateur Call center dans le cadre de l’Accord de coopérationdu 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise

Le Gouvernement wallon,

Vu l’accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre FOREm Formation - Centre du Val Benoît pour le métierd’opérateur Call center,

Arrête :

Article 1er. L’agrément est accordé au Centre FOREm Formation - Centre du Val Benoît pour le métier d’opérateurCall center.

L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.

Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203111]27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het centrum

″FOREm Formation centre du Val Benoît″ voor het beroep callcenter-operator in het kader van hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied vande voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

50351MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 218: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het valideringscentrum ’FOREm Formation centredu Val Benoît’ voor het beroep callcenter-operator,

Besluit :

Artikel 1. De erkenning wordt voor het beroep callcenter-operator verleend aan het valideringscentrum ″FOREmFormation centre du Val Benoît″.

De erkenning is tijdens één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203114]

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre devalidation FOREm Formation construction Centre de Charleroi pour le métier de maçon dans le cadre del’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre FOREm Formation construction Centre de Charleroipour le métier de maçon,

Arrête :

Article 1er. L’agrément est accordé au centre de validation FOREm Formation construction Centre de Charleroipour le métier de maçon.

L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.

Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

50352 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 219: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203114]27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het

validatiecentrum ″FOREm Formation construction Centre de Charleroi″ voor het beroep metselaar in het kadervan het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest ende Franse Gemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden ophet gebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en deFranse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum ’FOREm Formation ConstructionCentre de Charleroi’ voor het beroep metselaar,

Besluit :

Artikel 1. De erkenning wordt voor het beroep metselaar verleend aan het valideringscentrum ’FOREmFormation construction Centre de Charleroi’.

De erkenning is tijdens één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203113]

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre devalidation FOREm Formation construction Centre de Charleroi pour le métier de couvreur dans le cadre del’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre FOREm Formation construction Centre de Charleroipour le métier de couvreur,

Arrête :

Article 1er. L’agrément est accordé au centre de validation FOREm Formation construction Centre de Charleroipour le métier de couvreur.

L’agrément a une durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.

50353MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 220: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.

Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203113]27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het

valideringscentrum ″FOREm Formation construction Centre de Charleroi″ voor het beroep dakwerker in hetkader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden ophet gebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewesten de Franse Gemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetsamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebiedvan de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetsamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebiedvan de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum ″FOREm Formation ConstructionCentre de Charleroi″ voor het beroep dakwerker,

Besluit :

Artikel 1. De erkenning wordt voor het beroep dakwerker verleend aan het valideringscentrum ″FOREmFormation construction Centre de Charleroi″.

De erkenning is tijdens één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203118]

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre devalidation FOREm Formation construction Centre de Liège pour le métier de couvreur dans le cadre de l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

50354 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 221: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre FOREm Formation construction Centre de Liège pour lemétier de couvreur,

Arrête :Article 1er. L’agrément est accordé au centre de validation FOREm Formation construction Centre de Liège pour

le métier de couvreur.L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.Le Ministre-Président,

R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203118]27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het

valideringscentrum ″FOREm Formation construction Centre de Liège″ voor het beroep dakwerker in het kadervan het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest ende Franse Gemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum ’FOREm Formation ConstructionCentre de Liège’ voor het beroep dakwerker,

Besluit :Artikel. 1. De erkenning wordt voor het beroep dakwerker verleend aan het valideringscentrum ’FOREm

Formation construction Centre de Liège’.De erkenning is tijdens één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.De Minister-President,

R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203116]27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre de

validation FOREm Formation construction Centre de Liège pour le métier de carreleur dans le cadre de l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

50355MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 222: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre FOREm Formation construction Centre de Liège pour lemétier de carreleur,

Arrête :Article 1er. L’agrément est accordé au centre de validation FOREm Formation construction Centre de Liège pour

le métier de carreleur.L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.Le Ministre-Président,

R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203116]

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van hetvalideringscentrum ″FOREm Formation construction Centre de Liège″ voor het beroep tegelzetter in het kadervan het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest ende Franse Gemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum ’FOREm Formation ConstructionCentre de Liège’ voor het beroep tegelzetter,

Besluit :

Artikel 1. De erkenning wordt voor het beroep tegelzetter verleend aan het valideringscentrum ’FOREmFormation Construction Centre de Liège’.

De erkenning is tijdens één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

50356 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 223: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203119]

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre devalidation FOREm Formation construction Centre de Liège pour le métier de maçon dans le cadre de l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre FOREm Formation construction Centre de Liège pour lemétier de maçon,

Arrête :Article 1er. L’agrément est accordé au centre de validation FOREm Formation construction Centre de Liège pour

le métier de maçonL’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.Le Ministre-Président,

R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203119]

27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van hetvalideringscentrum ″FOREm Formation construction Centre de Liège″ voor het beroep metselaar in het kadervan het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest ende Franse Gemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

50357MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 224: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum ’FOREm Formation ConstructionCentre de Liège’ voor het beroep metselaar,

Besluit :Artikel. 1. De erkenning wordt voor het beroep metselaar verleend aan het valideringscentrum ’FOREm Formation

Construction Centre de Liège’.De erkenning is tijdens één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.De Minister-President,

R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203102]27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre de

validation FOREm Formation centre du Val Benoît pour le métier d’aide comptable dans le cadre de l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre de validation FOREm Formation centre du Val Benoîtpour le métier d’aide comptable,

Arrête :

Article 1er. L’agrément est accordé au centre de validation FOREm Formation centre du Val Benoît pour le métierd’aide comptable.

L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.

Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203102]27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het

valideringscentrum ″FOREm Formation centre du Val Benoît″ voor het beroep assistent-boekhouder in hetkader van het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden ophet gebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewesten de Franse Gemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

50358 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 225: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het valideringscentrum ’FOREm Formation centredu Val Benoît’ voor het beroep assistent-boekhouder,

Besluit :

Artikel 1. De erkenning wordt voor het beroep assistent-boekhouder verleend aan het valideringscentrum″FOREm Formation centre du Val Benoît″.

De erkenning is tijdens één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203106]

27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre devalidation EPICURIS pour le métier de préparateur-vendeur en boucherie dans le cadre de l’Accord decoopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre EPICURIS pour le métier de préparateur-vendeuren boucherie,

Arrête :

Article 1er. L’agrément est accordé au centre de validation EPICURIS pour le métier de préparateur-vendeuren boucherie.

L’agrément a une durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.

Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Namur, le 27 mai 2009.

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

50359MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 226: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203106]27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het

valideringscentrum EPICURIS voor het beroep bereider-verkoper in een slagerij in het kader van hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied vande voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemmingmet het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied vande voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum EPICURIS voor het beroepbereider-verkoper in een slagerij,

Besluit :

Artikel 1. De erkenning wordt voor het beroep bereider-verkoper in een slagerij verleend aan het validerings-centrum EPICURIS.

De erkenning is tijdens één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2009/203121]27 MAI 2009. — Arrêté du Gouvernement wallon portant décision quant au dossier d’agrément du centre Institut

provincial d’Enseignement agronomique pour le métier de grimpeur élagueur dans le cadre de l’Accord decoopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française

Le Gouvernement wallon,

Vu l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formationprofessionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautairefrançaise;

Vu le décret du Conseil régional wallon du 13 novembre 2003 portant assentiment à l’Accord de coopération du24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnelle continue concluentre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret du Conseil de la Communauté française du 22 octobre 2003 portant assentiment à l’Accordde coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de la formation professionnellecontinue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française;

Considérant le décret de l’Assemblée de la Commission communautaire française du 7 novembre 2003 portantassentiment à l’Accord de coopération du 24 juillet 2003 relatif à la validation des compétences dans le champ de laformation professionnelle continue conclu entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commissioncommunautaire française;

Considérant le dossier de demande d’agrément du centre Institut provincial d’Enseignement agronomique pourle métier de grimpeur-élagueur,

Arrête :Article 1er. L’agrément est accordé au centre Institut provincial d’Enseignement agronomique pour le métier de

grimpeur-élagueur.L’agrément a durée de validité d’un an à partir de l’entrée en vigueur du présent arrêté.Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature.Art. 3. Le Ministre de la Formation est chargé de l’exécution du présent arrêté.Namur, le 27 mai 2009.

50360 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 227: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Le Ministre-Président,R. DEMOTTE

Le Ministre de la Formation,M. TARABELLA

VERTALING

WAALSE OVERHEIDSDIENST

[2009/203121]27 MEI 2009. — Besluit van de Waalse Regering houdende beslissing inzake het erkenningsdossier van het centrum

″Institut provincial d’Enseignement agronomique″ voor het beroep snoeier-klimmer in het kader van hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied vande voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie

De Waalse Regering,

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 13 november 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 2003 houdende instemming met hetSamenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op het gebied van devoortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeen-schapscommissie;

Gelet op het decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 2003 houdendeinstemming met het Samenwerkingsakkoord van 24 juli 2003 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden op hetgebied van de voortgezette beroepsopleiding, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de FranseGemeenschapscommissie;

Gelet op het dossier betreffende de aanvraag tot erkenning van het centrum ″Institut provincial d’Enseignementagronomique″ voor het beroep snoeier-klimmer,

Besluit :Artikel 1. De erkenning wordt voor het beroep snoeier-klimmer verleend aan het centrum ″Institut provincial

d’Enseignement agronomique″.De erkenning is gedurende één jaar geldig vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.Art. 3. De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President,R. DEMOTTE

De Minister van Vorming,M. TARABELLA

AVIS OFFICIELS — OFFICIELE BERICHTEN

RAAD VAN STATE

[S − C − 2009/18298]Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de

Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voorde afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en bijartikel 7 van het koninklijk besluit van 5 december 1991 totbepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad vanState

De Arrondissementskamer van Gerechtsdeurwaarders van het arron-dissement Hasselt, de Arrondissementskamer van Gerechtsdeurwaar-ders van het arrondissement Tongeren, de Kamer der Gerechtsdeur-waarders voor het Arrondissement Oudenaarde, Ivan Ravelingien,Antoon Coppiters, Robrecht Timmermans, Erik Berge, Vital Jennen,Bart Verschelden, Marc Van Hove, de Arrondissementskamer vanGerechtsdeurwaarders van het arrondissement Brugge, Paul Bruloot,Leo Haeldermans, Régine Smeets, Etienne Stas, Luc Beckers, GuyGemis, Peter Theuwis, Bart Vyt, Leo Donne en Ivo Goeykens hebben op23 juni 2009, 26 juni 2009, 27 juni 2009 en 29 juni 2009, met zesrespectieve verzoekschriften tot schorsing en nietigverklaring, deschorsing en de nietigverklaring gevorderd van het koninklijk besluitvan 26 april 2009 tot bepaling van het aantal gerechtsdeurwaarders pergerechtelijk arrondissement.

CONSEIL D’ETAT

[S − C − 2009/18298]Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948

déterminant la procédure devant la section du contentieux admi-nistratif du Conseil d’Etat et par l’article 7 de l’arrêté royal du5 décembre 1991 déterminant la procédure en référé devant leConseil d’Etat

La Chambre d’arrondissement des huissiers de justice de l’arrondis-sement d’Hasselt, la Chambre d’arrondissement des huissiers de justicede l’arrondissement de Tongres, la Chambre d’arrondissement deshuissiers de justice de l’arrondissement d’Audenarde, Ivan Ravelin-gien, Antoon Coppiters, Robrecht Timmermans, Erik Berge, VitalJennen, Bart Verschelden, Marc Van Hove, la Chambre d’arrondisse-ment des huissiers de justice de l’arrondissement de Bruges, PaulBruloot, Leo Haeldermans, Régine Smeets, Etienne Stas, Luc Beckers,Guy Gemis, Peter Theuwis, Bart Vyt, Leo Donne et Ivo Goeykens ontdemandé les 23 juin 2009, 26 juin 2009, 27 juin 2009 et 29 juin 2009 danssix requêtes distinctes la suspension et l’annulation de l’arrêté royal du26 avril 2009 fixant le nombre d’huissiers de justice par arrondissementjudiciaire.

50361MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 228: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 april 2009.Deze zaken zijn ingeschreven onder de rolnummers G/A 193.088/IX-

6413, G/A 193.158/IX-6417, G/A 193.177/IX-6420, G/A 193.178/1X-6421, G/A 193.179/IX-6422 en G/A 193.180/1X-6423.

Voor de Hoofdgriffier,I. Demortier,

Bestuurlijk Attaché.

STAATSRAT

[S − C − 2009/18298]Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung

des Verfahrens vor der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates und durch Artikel 7 des köndiglichenErlasses vom 5. Dezember 1991 zur Festlegung des Verfahrens der einstweiligen Entscheidung vor demStaatsrat

Die Bezirkskammer der Gerichtsvollzieher des Bezirks Hasselt, die Bezirkskammer der Gerichtsvollzieher desBezirks Tongeren, die Bezirkskammer der Gerichtsvollzieher des Bezirks Oudenaarde, Ivan Ravelingien, AntoonCoppiters, Robrecht Timmermans, Erik Berge, Vital Jennen, Bart Verschelden, Marc Van Hove, die Bezirkskammer derGerichtsvollzieher des Bezirks Brügge, Paul Bruloot, Leo Haeldermans, Régine Smeets, Etienne Stas, Luc Beckers,Guy Gemis, Peter Theuwis, Bart Vyt, Leo Donne und Ivo Goeykens haben am 23. Juni 2009, 26. Juni 2009, 27. Juni 2009und 29. Juni 2009 mit sechs getrennten Anträgen die Aussetzung und die Nichtigerklärung des köndiglichen Erlassesvom 26. April 2009 zur Festlegung der Anzahl der Gerichtsvollzieher pro Gerichtsbezirk beantragt.

Dieser Erlass wurde im Belgischen Staatsblatt vom 30. April 2009 veröffentlicht.Die Sache wurden unter den Nummern G/A 193.088/IX-6413, G/A 193.158/IX-6417, G/A 193.177/IX-6420,

G/A 193.178/IX-6421, G/A 193.179/IX-6422 und G/A 193.180/IX-6423 ins Geschäftsverzeichnis eingetragen.Für den Hauptkanzler,

I. Demortier,Verwaltungsattaché.

*

SELORSELECTIEBUREAU VAN DE FEDERALE OVERHEID

Werving. — Uitslag[2009/203286]

Vergelijkende selectie van Franstalige geneesheren-adviseurvoor medische aanvragen tot regularisatie van verblijf

Uitslag

De vergelijkende selectie van Franstalige geneesheren-adviseur voormedische aanvragen tot regularisatie van verblijf (m/v) (niveau A)voor de FOD Binnenlandse Zaken (AFG09828) werd afgesloten op14 juli 2009.

Er zijn 2 geslaagden.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

[C − 2009/03282]Mededeling over de interestvoet die van toepassing is

in geval van betalingsachterstand bij handelstransacties

Overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augus-tus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bijhandelstransacties, deelt de Minister van Financiën de interestvoet meedie bepaald wordt volgens de methode uiteengezet in voornoemdartikel 5, eerste lid.

Voor het tweede semester 2009, is de interestvoet die van toepassingis in geval van betalingsachterstand bij handelstransacties : 8 %.

D. REYNDERS

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[2009/09494]Wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen

Bekendmaking

Bij koninklijk besluit van 18 juni 2009 is machtiging verleend aan deheer Conard, Jean, geboren te Brussel (tweede district) op 15 maart 1939en de heer Conard, Pascal, geboren te Brussel (eerste district) op28 april 1973 en Mej. Conard, Kimberly Pascale Sylvia, geboren teAnderlecht op 7 oktober 1996, en de genaamde Conard, Morgane

Cet arrêté a été publié au Moniteur belge du 30 avril 2009.Ces affaires sont inscrites au rôle sous les numéros G/A 193.088/IX-

6413, G/A 193.158/IX-6417, G/A 193.177/IX-6420, G/A 193.178/IX-6421, G/A 193.179/IX-6422 et G/A 193.180/IX-6423.

Pour le Greffier en chef,I. Demortier,

Attaché administratif.

SELORBUREAU DE SELECTION DE L’ADMINISTRATION FEDERALE

Recrutement. — Résultat[2009/203286]

Sélection comparative de médecins conseilpour les demandes médicales de régularisation de séjour,

d’expression française. — Résultat

La sélection comparative de médecins conseil pour les demandesmédicales de régularisation de séjour (m/f) (niveau A), d’expressionfrançaise, pour le SPF Intérieur (AFG09828) a été clôturée le 14 juillet 2009.

Le nombre de lauréats s’élève à 2.

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

[C − 2009/03282]Avis relatif au taux d’intérêt applicable

en cas de retard de paiement dans les transactions commerciales

Conformément à l’article 5, alinéa 2, de la loi du 2 août 2002concernant la lutte contre le retard de paiement dans les transactionscommerciales, le Ministre des Finances communique le taux d’intérêtdéterminé suivant la méthode expliquée à l’alinéa 1er de l’article 5précité.

Pour le second semestre de 2009, le taux d’intérêt applicable en cas deretard de paiement dans les transactions commerciales s’élève à : 8 %.

D. REYNDERS

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[2009/09494]Loi du 15 mai 1987 relative aux noms et prénoms

Publication

Par arrêté royal du 18 juin 2009, M. Conard, Jean, né à Bruxelles2e district) le 15 mars 1939 et M. Conard, Pascal, né à Bruxelles(1er district) le 28 avril 1973 et Mlle Conard, Kimberly Pascale Sylvia,née à Anderlecht le 7 octobre 1996, et la nommée Conard, MorganePascale Sylvia, née à Anderlecht le 1er août 1999, tous demeurant à Jette,

50362 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 229: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Pascale Sylvia, geboren te Anderlecht op 1 augustus 1999, allenwonende te Jette, om behoudens tijdig verzet waarover zal beslistworden, hun geslachtsnaam in die van « Conord » te veranderen, naafloop van zestig dagen te rekenen van deze bekendmaking.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[S − C − 2009/09515]Wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen

Bekendmaking

Bij koninklijk besluit van 3 juli 2009 is machtiging verleend aan deheer Lutantu di Kitoko, geboren te Kinshasa (Republiek Zaïre) op23 juni 1980, wonende te Farciennes, om, behoudens tijdig verzetwaarover zal beslist worden, zijn geslachtsnaam in die van « Kitoko » teveranderen, na afloop van 60 dagen te rekenen van deze bekendma-king.

*

PROGRAMMATORISCHEFEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID

[C − 2009/21074]

Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën (ARA). —Vacature (m/v) van assistent-stagiair (wetenschappelijk personeel)bij het Rijksarchief te Doornik

1. POSITIE VAN DE FUNCTIE BINNEN DE INSTELLING.

• Het gaat om een voltijdse betrekking van statutair wetenschap-pelijk personeelslid.

• Titel en klasse van de wetenschappelijke loopbaan : assistent-stagiair van de klasse SW1.

• Activiteitengroep van de wetenschappelijke loopbaan waartoe debetrekking behoort: activiteitengroep I ″wetenschappelijk onder-zoek en experimentele ontwikkeling″.

• De betrekking is verbonden aan het Rijksarchief (RA) te Doornik(één van de archiefbewaarplaatsten in Wallonië van het AlgemeenRijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën), Place Paul-EmileJanson 3, 7500 Doornik.

2. TAALREGIME.

Deze betrekking is toegankelijk voor Franstalige kandidaten (dekennis van het Frans wordt vastgesteld volgens de regels hiertoebepaald door de wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken;deze kennis is bewezen indien uit de vereiste universitaire diploma’sblijkt dat de kandidaat (m/v) het onderwijs heeft genoten in voormeldetaal).

3. FUNCTIECONTEXT.

Het Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, kortweghet Rijksarchief genoemd, is een wetenschappelijke instelling van deBelgische Federale Overheid, die deel uitmaakt van de Programmato-rische Federale Overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid. De instel-ling bestaat uit het Algemeen Rijksarchief te Brussel en uit 17 Rijks-archieven verspreid over het gehele land.

Het Rijksarchief oefent toezicht uit op de goede bewaring van dearchieven die door een overheid werden tot stand gebracht en beheerd.Het geeft in dit verband richtlijnen en aanbevelingen, verricht contro-lebezoeken, organiseert cursussen voor ambtenaren en treedt op alsraadgever voor de bouw en de inrichting van archiefbewaarplaatsen envoor de organisatie van het archiefbeheer binnen een overheidsbestuur.

Het Rijksarchief verwerft en bewaart (na selectie) archieven vanminstens 30 jaar oud van hoven en rechtbanken, openbare besturen ennotarissen, alsook van de private sector en particulieren (bedrijven,politici, verenigingen en genootschappen, notarissen, grote families,enz. die een belangrijke rol hebben gespeeld in het maatschappelijkleven). Zij ziet erop toe dat overheidsarchieven volgens de archivisti-sche normen worden overgedragen.

Het beschikbaar stellen van deze archiefbescheiden aan het publiek,met bescherming van de privacy van bepaalde gegevens, behoort tot dehoofdopdrachten van de instelling. Het Rijksarchief stelt in zijn18 studiezalen infrastructuur ter beschikking van een ruim en geva-rieerd publiek. De rechtstreekse dienstverlening via het internet (dedigitale leeszaal) is één van de prioriteiten voor de instelling.

sont autorisés, sauf opposition en temps utile sur laquelle il sera statué,à substituer à leur nom patronymique celui de « Conord », aprèsl’expiration du délai de soixante jours à compter de la présenteinsertion.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[S − C − 2009/09515]Loi du 15 mai 1987 relative aux noms et prénoms

Publication

Par arrêté royal du 3 juillet 2009, M. Lutantu di Kitoko, né à Kinshasa(République du Zaïre) le 23 juin 1980, demeurant à Farciennes, a étéautorisé sauf opposition en temps utile sur laquelle il sera statué, àsubstituer à son nom patronymique celui de «Kitoko », après l’expira-tion du délai de 60 jours à compter de la présente insertion.

SERVICE PUBLIC FEDERALDE PROGRAMMATION POLITIQUE SCIENTIFIQUE

[C − 2009/21074]

Archives générales du Royaume et Archives de l’Etat dans lesProvinces (AGR). — Vacance d’emploi (m/f) d’assistant stagiaire(personnel scientifique) aux Archives de l’Etat à Tournai

1. POSITIONNEMENT DE LA FONCTION AU SEIN DE L’ETABLIS-SEMENT.

• Il s’agit d’un emploi d’agent scientifique statutaire à prestationscomplètes.

• Titre et classe de carrière scientifique : assistant stagiaire de laclasse SW1.

• Groupe d’activités de la carrière scientifique dont l’emploi faitpartie : groupe d’activités I ″recherche scientifique et développe-ment expérimental″.

• L’emploi est attaché aux Archives de l’Etat (AE) à Tournai (un desdépôts d’archives en Wallonie des Archives générales du Royaumeet Archives de l’Etat dans les Provinces), place Paul-EmileJanson 3, 7500 Tournai.

2. REGIME LINGUISTIQUE.

Cet emploi est accessible aux candidat(e)s d’expression francaise (laconnaissance de la langue francaise est constatée conformément auxrègles fixées à cet effet par les lois sur l’emploi des langues en matièreadministrative; cette connaissance est prouvée s’il résulte des diplômesuniversitaires requis pour cette fonction que le/la candidat(e) a suivil’enseignement dans la langue susmentionnée).

3. CONTEXTE DE LA FONCTION.

Les Archives générales du Royaume et Archives de l’Etat dans lesProvinces, en bref Archives de l’Etat sont un établissement scientifiquefédéral qui fait partie du Service public fédéral de Programmation(SPP) Politique scientifique. L’institution comprend les Archives géné-rales du Royaume à Bruxelles et 17 dépôts des Archives de l’Etatdispersés dans la totalité du pays.

Les AE veillent à la bonne conservation des documents d’archivesproduits et gérés par les pouvoirs publics. Les AE donnent à ce sujet desdirectives et des recommandations, effectuent des visites de contrôle,organisent des cours pour les fonctionnaires et interviennent en tantque conseiller pour la construction et l’aménagement des locaux deconservation d’archives et pour l’organisation de la gestion d’archivesau sein d’une administration publique.

Les AE acquièrent et conservent (après tri) les archives d’au moins30 ans des cours et tribunaux, des administrations publiques, desnotaires, ainsi que du secteur privé et des particuliers (entreprises,hommes politiques, associations et sociétés, familles influentes, etc. quiont joué un rôle important dans la vie sociale). Elles veillent à ce que lesarchives publiques soient transférées selon les normes archivistiques.

Mettre ces documents d’archives à la disposition du public, enrespectant l’intimité de certaines données, est une des missionsprimordiales de l’institution. Dans les 18 salles de lecture, les AEmettent une infrastructure à la disposition d’un public varié. Le serviceau public directement via l’internet (la salle de lecture numérique) estune des priorités de l’institution.

50363MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 230: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Eén van de hoofdtaken van het wetenschappelijk personeel bestaat inhet toegankelijk maken van de immense hoeveelheid nauwelijksontsloten archief, die zich in de instelling bevindt, via de realisatie vaneen wetenschappelijk instrumentarium (weg- en zoekwijzers, archie-venoverzichten en gidsen, inventarissen, institutionele studies) dat deonderzoeker moet toelaten de gewenste informatie vrij trefzeker enbinnen redelijke tijd op te sporen.

Het Rijksarchief is een kenniscentrum inzake historische informatieen archiefbeheer. Het wetenschappelijk personeel van het Rijksarchiefverricht permanent wetenschappelijk onderzoek op het gebied van dearchivistiek, de conservering en de institutionele geschiedenis van dearchiefvormende instellingen, zulks ter ondersteuning van een verant-woorde vervulling van de bovengenoemde opdrachten op het stuk vanverwerving, bewaring, ontsluiting en beschikbaarstelling.

Het Rijksarchief coördineert tenslotte het archiefbeleid op nationaalniveau en streeft naar een doeltreffende samenwerking in internatio-naal verband.

4. INHOUD VAN DE FUNCTIE.4.1 Doelstellingen van de functie ten aanzien van de opdrachten

van de instelling.De archivaris voert wetenschappelijke onderzoekstaken uit zoals het

maken van inventarissen en gidsen van archiefbestanden, evenals vanselectielijsten voor de archiefvormers. Hij moet eveneens artikels ofboeken met betrekking tot archiefonderzoek publiceren.

De archivaris voert ook taken van wetenschappelijke dienstverleninguit : archieftoezicht bij archiefvormers, de organisatie van de leeszaal-werking voor het ruime publiek van de instelling, de valorisatie van hetarchiefpatrimonium via voornamelijk tentoonstellingen, publicaties engeleide bezoeken, collectiebeheer (verwerving, conservatie, restauratieen ordening in de archiefmagazijnen), de redactie van vulgariserendewerken en artikels inzake archivistiek en het beheer van archivalischegegevensbanken.

In het kader van deze activiteiten van wetenschappelijk onderzoeken wetenschappelijke dienstverlening, kan hij ertoe aangezet wordenom projecten te beheren, zijn kennis te verspreiden, wetenschappelijk,administratief en technisch personeel te leiden, evenals wetenschappe-lijke bijeenkomsten te organiseren.

Het geheel van deze activiteiten draagt bij tot de studie en de kennisvan de geschiedenis van de instellingen die hoofdzakelijk betrekkinghebben op het Belgisch grondgebied evenals haar bevolking.

4.2. Resultaatsgebieden.4.2.1. Kernresultaatsgebieden : wetenschappelijk onderzoek (80 %

van de tijdsbesteding).4.2.1.1. Als archiefonderzoeker het realiseren, op autonome wijze en

indien nodig door innovaties en nieuwe concepten voor te stellen, vanwetenschappelijke publicaties volgens de bestaande technieken enreglementering van kracht binnen de instelling.

Te behalen doelstellingen (mogelijke taken) :• de realisatie van inventarissen/gidsen van archiefbestanden en

het opstellen van archiefselectielijsten :— de realisatie van de inventaris van de archieven van de

vredegerechten (en politierechtbanken) bewaard bij het RA teDoornik (thans: 100 m.) of die er zullen worden neergelegdtijdens de duur van de stageperiode;

— de realisatie van de inventaris van het archief van de DienstStedenbouw van de Stad Doornik (ongeveer 100 str.m.)

— de realisatie van de inventaris van het archief van hetO.C.M.W. en rechtsvoorgangers van de stad Lessen (1587-1977) : 50 str. m. die betrekking hebben op 4 voormaligegemeenten;

— het opstellen van een selectielijst voor de archieven van deHVW (Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen, afhangendvan de POD Sociale Zekerheid);

• opleidingen.4.2.1.2. De redactie van een werk of artikel inzake archiefonderzoek.4.2.2. Bijkomende resultaatsgebieden : wetenschappelijke dienstver-

lening (20 % van de tijdsbesteding).Als archivaris het realiseren, op autonome wijze, en indien nodig

door innovaties en nieuwe concepten voor te stellen, van publicatiesvoor de wetenschappelijke dienstverlening, bestemd voor het ruimepubliek van de instelling :

• de realisatie van een vulgariserend werk of artikel bestemd voorhet ruime publiek van de instelling;

• de redactie van een verslag en risicoanalyse op het gebied van hettoezicht op het archieven;

Te behalen doelstellingen (mogelijke taken) :• de systematische inspectie van de archieven der vredegerechten;

Une des tâches principales du personnel scientifique consiste àrendre accessible l’immense quantité d’archives à peine ouvertes à larecherche qui se trouvent dans l’institution via la réalisation d’instru-ments de recherche scientifique (jalons de recherche, apercus d’archiveset guides, inventaires, études institutionnelles) qui doivent permettreau chercheur de découvrir endéans un temps raisonnable et de manièreassez précise l’information souhaitée.

Les AE sont un centre de connaissance de l’information historique etarchivistique. Le personnel scientifique des AE effectue une recherchescientifique permanente au niveau de l’archivistique, de la conservationet de l’histoire institutionnelle des établissements producteurs d’archi-ves, ceci dans le cadre de l’accomplissement responsable des tâchesmentionnées ci-dessus en matière d’acquisition, de conservation,d’ouverture à la recherche et de communicabilité.

Enfin, les AE coordonnent la politique archivistique au niveaunational et visent à une collaboration efficace sur le plan international.

4. CONTENU DE LA FONCTION.4.1. Objectifs de la fonction au regard des missions de l’établisse-

ment.L’archiviste réalise des activités de recherche scientifique telles que la

rédaction d’inventaires et de guides de fonds d’archives, ainsi que destableaux de tri à destination des producteurs d’archives. Il est amenéaussi à publier des articles ou des livres liés à la recherche archivistique.

L’archiviste exerce aussi des activités de service public scientifique :des missions de surveillance d’archives auprès des producteursd’archives, l’organisation du fonctionnement d’une salle de lecture auservice des différents publics de l’institution, la valorisation dupatrimoine archivistique via notamment des expositions, des publica-tions et des visites guidées, la gestion des collections (acquisition,conservation, restauration et classement dans les magasins d’archives),la rédaction d’ouvrages et articles de vulgarisation en archivistique et lagestion de banques de données archivistiques.

Dans le cadre de ces activités de recherche scientifique et de servicepublic scientifique, il peut être amené à gérer des projets, à diffuser sesconnaissances, à diriger du personnel scientifique, administratif ettechnique ainsi qu’à organiser des rencontres scientifiques.

L’ensemble de ces activités contribue ainsi à l’étude et la connais-sance de l’histoire des institutions qui régissent principalement leterritoire de la Belgique ainsi que sa population.

4.2. Domaines de résultats.4.2.1. Principales finalités : activités de recherche scientifique (80 % de

l’emploi du temps).4.2.1.1. Comme chercheur en archivistique, réaliser de manière

autonome, et le cas échéant en proposant des innovations et desnouveaux concepts, des publications de recherches scientifiques enintégrant les techniques et la réglementation en vigueur au sein del’institution.

Objectifs à atteindre (tâches possibles) :• la réalisation d’inventaires/guides de fonds d’archives et la

conception de tableaux de tri d’archives :— réaliser l’inventaire des archives des Justices de paix (et

tribunaux de police) déposées aux AE à Tournai (100 mactuellement) ou entrant durant la durée de la période destage;

— réaliser l’inventaire des archives du service de l’Urbanismede la Ville de Tournai (environ 100 m. cour.);

— réaliser l’inventaire des archives des C.P.A.S. et prédecesseursde l’entité de Lessines (1587-1977) : 50 m. cour. couvrantquatre anciennes communes;

— la rédaction d’un tableau de tri des archives pour la CAPAC(Caisse auxiliaire de paiement des allocations de chômage,dépendant du SPF sécurité sociale);

• formations.4.2.1.2. La rédaction d’ouvrage ou article en recherche archivistique.4.2.2. Finalités complémentaires : activités de service public scientifi-

que (20 % de l’emploi du temps).Comme archiviste, réaliser de manière autonome, en proposant le cas

échéant des innovations et des nouveaux concepts, des publications deservice public scientifique destinées à différents publics de l’institution :

• la réalisation d’ouvrage ou article de vulgarisation destiné auxpublics de l’institution;

• la rédaction de rapport et analyse de risque dans le domaine de lasurveillance des archives;

Objectifs à atteindre (tâches possibles) :• Inspection systématique des archives des justices de paix;

50364 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 231: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

• het opstellen van een zoekwijzer;

• publieke dienstverlening : beantwoorden van vragen of vanaanvragen tot opzoekingen van administratieve of geschiedkun-dige aard.

4.2.3. Bijkomende eisen.

• Integratie in de instelling en in het bijzonder de dienst waar Utewerkgesteld zult worden.

• Bijdragen tot de verwezenlijking van de opdrachten van deinstelling alsook een functionele kennis of expertise ontwikkelenten gunste van de instelling.

5. COMPETENTIEPROFIEL.

5.1 Vereiste diploma’s en opleidingen.

Licentiaat/master geschiedenis en bij voorkeur ook diploma ofvorming in de archivistiek, voor beide bij voorkeur ook afgestudeerdmet minstens de graad van onderscheiding.

5.2 Technische kundigheden (kennis, specialisaties, ervaringen,...).

Een basiskennis wordt gevergd op volgende gebieden :

• contextueel en institutioneel onderzoek (instellingengeschiedenisvan de Moderne en/of Hedendaagse Tijd);

• archiefwetgeving;

• ontsluitingstechnieken;

• selectie en waardering van archieven;

• collectiebeheer: materieel beheer, preventieve conservering;

• computervaardigheden : tekstverwerking;

• computervaardigheden : rekenbladen;

• computervaardigheden: databeheer;

• mondelinge en schriftelijke vaardigheden.

5.3 Generieke competenties (gedragscompetenties, vaardigheden,...).

1°. Omgaan met informatie : inzicht in de organisatie.

2°. Omgaan met taken : organiseren.

3°. Interpersoonlijke relaties :

• in team werken;

• servicegericht handelen.

4°. Persoonlijk functioneren :

• stressbestendigheid tonen;

• zichzelf ontwikkelen;

• Doelstellingen halen;

• loyaal handelen;

• resultaatgerichtheid tonen.

5.4. Ervaring.

Beroepservaring is een pluspunt.

5.5. De kandidaat/ kandidate moet blijk geven van interesse om eendoctoraal proefschrift te maken na zijn/ haar stage.

6. ARBEIDSVOORWAARDEN.

De gekozen kandidaat/kandidate wordt aangeworven als assistent-stagiair met de daaraan verbonden weddenschaal SW11 of SW10 (dezelaatste indien de betrokkene geen erkende wetenschappelijke anciën-niteit heeft ten belope van minstens twee jaar).

Minimumbezoldiging (brutobedragen rekening gehouden met dehuidige index, reglementaire toeslagen niet inbegrepen) :

— in de weddenschaal SW10 (met 0 jaar anciënniteit): brutoS 32.511,49 per jaar (2.709,29 S per maand);

— in de weddenschaal SW11 (met een anciënniteit van twee jaar):bruto S 40.157,93 per jaar (S 3.346,94 per maand).

De normale duurtijd van de stage bedraagt 2 jaar.

• rédiger un jalon de recherche;

• service au public : répondre aux questions ou demandes derecherche à caractère administratif ou historique.

4.2.3. Exigences complémentaires.

• Vous intégrer dans l’établissement et en particulier dans le serviceoù vous travaillerez.

• Contribuer à la réalisation des missions de l’établissement etdévelopper une connaissance ou expertise fonctionnelle au profitde l’établissement.

5. PROFIL DE COMPETENCES.

5.1. Diplômes et formations requises.

Licencié/master en histoire; un diplôme ou une formation enarchivistique est un plus; pour ces diplômes, il faut de préférence qu’ilsaient été décernés avec le grade de distinction ou un grade supérieur.

5.2. Compétences techniques (connaissances, spécialisations, expé-riences,...).

Une connaissance de base des domaines suivants est requise :

• recherches contextuelles et institutionnelles (histoire institution-nelle de la Période moderne et/ou contemporaine);

• législation archivistique;

• techniques de l’ouverture à la recherche;

• sélection et évaluation des archives;

• gestion des collections: gestion matérielle, préservation;

• aptitudes relatives à la bureautique: traitement de textes;

• aptitudes relatives à la bureautique: tableur;

• aptitudes relatives à la bureautique: bases de données;

• aptitudes orales et écrites.

5.3. Compétences génériques (compétences comportementales, apti-tudes,...).

1°. Gestion de l’information : comprendre l’organisation.

2°. Gestion des tâches : organiser.

3°. Relations interpersonnelles :

• coopérer;

• être serviable.

4°. Fonctionnement personnel :

• gérer le stress;

• se développer;

• atteindre des objectifs;

• agir avec loyauté;

• orientation résultats.

5.4. Expérience.

Une expérience en archivistique est un plus.

5.5. Le candidat/la candidate doit montrer un intérêt pour réaliser,après le stage, une thèse de doctorat.

6. CONDITIONS DE TRAVAIL.

Le candidat/la candidate choisi(e) sera engagé(e) comme assistantstagiaire avec l’échelle de traitement correspondante, donc l’échelleSW11 ou SW10 (cette dernière, si l’intéressé(e), ne compte pas uneancienneté scientifique reconnue d’au moins deux ans).

Rémunération minimum (montants bruts, à l’index actuel, alloca-tions réglementaires non comprises) :

— dans l’échelle SW10 (pour une ancienneté de 0 ans): S 32.511,49brut par an (S 2.709,29 par mois);

— dans l’échelle SW11 (pour une ancienneté de deux ans):S 40.157,93 brut par an (S 3.346,94 par mois).

La période de stage a une durée normale de 2 ans.

50365MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 232: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

7. TOELAATBAARHEIDS- EN DEELNEMINGSVOORWAARDEN.

7.1. De gekozen kandidaat/kandidate moet op de datum van zijn/haar indiensttreding volgende voorwaarden vervullen :

• Belg zijn of burger van een staat die deel uitmaakt van deEuropese Economische Ruimte of de Zwitserse Confederatie;

• de burgerlijke en politieke rechten genieten;

• aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;

• een gedrag hebben dat beantwoordt aan de eisen van hetgesolliciteerd ambt.

7.2. Uiterlijk op de dag waarop de termijn eindigt voor hetindienen der kandidaturen, moeten volgende voorwaarden vervuldzijn :

• de vereiste technische kundigheden bezitten (zie punt 5.2 hier-boven) en deze bewijzen;

• de vereiste generieke competenties bezitten (zie punt 5.3 hier-boven) en deze bewijzen;

• het vereiste diploma bezitten (zie punt 5.1 hierboven).

7.3. In de beide hierna vermelde gevallen geldt volgend voorbe-houd voor deelname aan de selectieprocedure.

7.3.1. Het vereiste diploma werd behaald in een ander land danBelgië.

In dit geval zal de voorzitter van de jury van het ARA vooraf nagaanof het door de kandidaat/kandidate voorgelegde diploma kan wordenaanvaard bij toepassing van de bepalingen van de Richtlijnen 89/48/EEGof 92/51/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen.

Daarom dient de betrokken kandidaat/kandidate aan zijn/haarkandidatuur, behalve een kopie van het voorgelegde diploma, vol-gende bescheiden en inlichtingen toe te voegen, nodig voor bedoeldonderzoek :

• een vertaling van het diploma indien dit niet werd uitgereikt inhet Nederlands, Frans, Duits of Engels (vertaling in het Fransvoor de kandidaten die kunnen worden ingedeeld bij de Fransetaalrol);

• een verklaring waarmee de onderwijsinrichting, die het diplomaheeft uitgereikt, volgende inlichtingen verstrekt (voor zover dezeinlichtingen niet voorkomen in het diploma zelf) :

1. het aantal studiejaren dat normalerwijze vereist is voor hetbehalen van het diploma;

2. moest een verhandeling worden ingediend voor het behalenvan het diploma ?

3. de verworven kennis en bekwaamheden die aan de basisliggen van het uitreiken van bedoeld diploma;

• een vertaling van deze verklaring indien deze niet werd uitgereiktin het Nederlands, Frans, Duits of Engels (vertaling in het Fransvoor de kandidaten die kunnen worden ingedeeld bij de Fransetaalrol).

7.3.2. Het vereiste diploma werd behaald in een andere taal dan hetFrans.

• De taal waarin de studies werden gedaan, die hebben geleid tothet behalen van het vereiste diploma, bepaalt in princiep detaalrol waarbij de kandidaat/kandidate moet worden ingedeeldbij toepassing van de wetten op het gebruik van de talen inbestuurszaken.

• Wanneer een diploma van doctor vereist is, dat werd behaald naverdediging in het openbaar van een proefschrift, wordt de taalroldan ook bepaald door de taal waarin de studies werden gedaandie hebben geleid tot het universitair einddiploma dat toeganggaf tot het doctoraat.

• In de gevallen waarin deze studies werden gedaan in een anderetaal dan het Frans, dient de betrokken kandidaat/kandidatedaarom in het bezit te zijn van een bewijs van taalkennis,afgeleverd door SELOR (Selectiebureau van de Federale Overheid(voorheen: Vast Wervingssecretariaat (Bisschoffsheimlaan 15 -1000 Brussel; tel.: +32-(0)2 788 66 32; e-mail: [email protected]),waaruit blijkt dat de betrokkene geslaagd is in het taalexamen datmet betrekking tot het vaststellen van het taalregime in de plaatskomt van het opgelegde diploma. Dit bewijs van taalkennis moetbetrekking hebben op de kennis van het Frans.

7. CONDITIONS DE PARTICIPATION ET D’ADMISSIBILITE.

7.1. Le candidat/la candidate choisi(e) doit remplir, à la date del’entrée en service, les conditions suivantes :

• être Belge ou citoyen d’un Etat faisant partie de l’Espaceéconomique européen ou de la Confédération suisse;

• jouir des droits civils et politiques;

• avoir satisfait aux lois sur la milice;

• être d’une conduite répondant aux exigences de la fonctionsollicitée.

7.2. Au plus tard le dernier jour du délai fixé pour l’introductiondes candidatures, les conditions suivantes doivent être remplies :

• posséder les compétences techniques requises (voir le point 5.2ci-dessus) et en faire preuve;

• posséder les compétences génériques requises (voir le point 5.3ci-dessus) et en faire preuve;

• posséder le diplôme requis (voir le point 5.1 ci-dessus).

7.3. Dans les deux cas ci-après, la participation à la procédure desélection n’est possible que sous les réserves suivantes.

7.3.1. Le diplôme requis a été obtenu dans un pays autre que laBelgique.

Dans ce cas, le président du jury des AGR examinera préalablementsi le diplôme présenté par le/la candidat(e) est admissible en applica-tion des dispositions des Directives 89/48/EEG ou 92/51/EEG duConseil des Communautés européennes.

C’est pourquoi le candidat/la candidate concerné(e) doit ajouter à sacandidature, en plus d’une copie du diplôme présenté, les renseigne-ments et les pièces en rapport suivants en vue de l’examen précité :

• une traduction du diplôme si celui-ci n’a pas été établi en francais,néerlandais, allemand ou en anglais (traduction en francais pourles candidats pouvant être affectés au rôle linguistique francais);

• une attestation par laquelle l’institution d’enseignement, qui adécerné le diplôme, fournit les renseignements suivants (pourautant que ces renseignements ne figurent pas dans le diplôme enquestion) :

1. le nombre d’années d’études à accomplir normalement envue de l’obtention du diplôme;

2. la rédaction d’un mémoire, était-elle requise pour l’obtentiondu diplôme ?

3. les connaissances et qualifications acquises, sur base desquel-les ledit diplôme a été décerné;

• une traduction de cette attestation si celle-ci n’a pas été établie enfrancais, néerlandais, allemand ou en anglais (traduction enfrancais pour les candidats pouvant être affectés au rôle linguis-tique francais).

7.3.2. Le diplôme requis a été obtenu dans une autre langue que lefrancais.

• Le rôle linguistique auquel le candidat/la candidate doit êtreaffecté(e) en application des lois sur l’emploi des langues enmatière administrative est en principe déterminé sur la base de lalangue véhiculaire des études faites pour l’obtention du diplômerequis.

• Dès lors, si le diplôme de docteur obtenu après la défensepublique d’une dissertation est requis, le rôle linguistique estdéterminé sur la base de la langue véhiculaire des études faitespour l’obtention du diplôme de fin d’études universitaires qui adonné accès au doctorat.

• Pour cette raison, le candidat/la candidate ayant fait ces étudesdans une autre langue que le francais doit avoir obtenu lecertificat de connaissances linguistiques délivré par le SELOR(Bureau de Sélection de l’Administration fédérale - l’ancienSecrétariat permanent de Recrutement - boulevard Bisschoffs-heim 15 - 1000 Bruxelles; tél.: +32 - (0)2 788 66 31; e-mail:[email protected]), prouvant que le/la candidat(e) a réussil’examen linguistique se substituant au diplôme exigé en vue dela détermination du régime linguistique. Ce certificat doit portersur la connaissance du francais.

50366 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 233: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

8. BIJKOMENDE INLICHTINGEN.

Meer informatie omtrent de inhoud van deze betrekking kan wordenbekomen bij de Heer Karel Velle, Ruisbroekstraat 2-6, 1000 Brussel(tel. : 02-513 76 80, fax : 02-513 76 81; e-mail : [email protected]).

9. SELECTIEPROCEDURE.

• De jury van het ARA bepaalt wie van de kandidaten, die eenontvankelijke kandidatuur hebben ingediend, het meest geschiktwordt geacht voor de betrekking (maximum 5 kandidaten kunnenaldus worden geselecteerd).

• Indien de jury het noodzakelijk acht, kan hij de kandidatenvragen om eender welke bijkomende proef af te leggen die deJury bepaalt om hun geschiktheid voor de te begeven functie tebeoordelen.

• De kandidaten die aldus in aanmerking worden genomen, zullenvervolgens uitgenodigd worden om voor de jury te verschijnenvoor een hoorzitting met het oog op de vaststelling van derangschikking der kandidaten.

• Deze rangschikking wordt pas definitief nadat ze werd meege-deeld aan de betrokken kandidaten die daarbij de mogelijkheidhebben erover klacht in te dienen en te vragen om door de jury teworden gehoord.

10. SOLLICITATIEPROCEDURE.

10.1. De kandidaturen moeten worden ingediend binnen 30 kalen-derdagen volgend op de datum waarop deze vacature wordt bekend-gemaakt in het Belgisch Staatsblad, dus ten laatste op 21 augustus 2009.

Ze moeten worden ingediend bij aangetekende brief gericht aan deDienst Human Resources van de Federale Programmatorische Over-heidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid, Wetenschapsstraat 8 (1e verd.),1000 Brussel.

10.2. In de kandidatuur dient uitdrukkelijk te worden gepreciseerd:

• de gesolliciteerde betrekking;

• het adres waar de kandidaat/kandidate de aangetekende brief zalkunnen in ontvangst nemen waarmede hem/haar kennis zalworden gegeven van zijn/haar plaats in de rangschikking derkandidaten; elke wijziging van dit adres dient onmiddellijk teworden meegedeeld.

10.3. Aan de kandidatuur toe te voegen bescheiden.

• Een volledig en waarheidsgetrouw curriculum vitae;

• indien reeds wetenschappelijke activiteiten werden verricht:attesten om deze te wettigen (attesten afgeleverd door dewerkgevers, de autoriteiten die beurzen toekenden,...; voor meerinformatie betreffende de te verstrekken inlichtingen: zie de notabetreffende de toekenning van de wetenschappelijke anciënniteitdie kan worden geraadpleegd op de website van de PODWetenschapsbeleid (www.belspo.be, rubriek ″Vacatureberichten″- Rijksarchief) en die eveneens kan worden bekomen bij dedienst HR van de POD Wetenschapsbeleid (tel. : 02-238 34 19 of02-238 35 68);

• een kopie van het/ de vereiste diploma’s;

• indien een diploma van doctor, behaald na verdediging in hetopenbaar van een proefschrift, wordt voorgelegd om te voldoenaan de diplomavereisten, dient bovendien een kopie te wordentoegevoegd van het universitair einddiploma dat toegang gaf tothet doctoraat, alsmede een vertaling van bedoeld einddiplomaindien het werd uitgereikt in een andere taal dan het Nederlands,Frans, Duits of Engels (vertaling in het Frans voor de kandidatendie kunnen worden ingedeeld bij de Franse taalrol);

• een lijst van de eventueel gepubliceerde wetenschappelijke wer-ken;

• de bescheiden en inlichtingen hierboven bedoeld onder punt 7.3.1,indien het/de vereiste diploma(’s), behaald door de kandidaat/kandidate, werd(en) uitgereikt door een andere dan een Belgischeinstelling;

• het bewijs van taalkennis bedoeld onder punt 7.3.2, ingeval ditbewijs noodzakelijk is of wanneer de kandidaat wenst dat zijn/haar indeling bij een taalrol gebeurt op basis van dat bewijs.

10.4. Er zal geen rekening worden gehouden met kandidaturen dieniet werden ingediend overeenkomstig de hierboven bepaalde sollici-tatieprocedure.

8. RENSEIGNEMENTS COMPLEMENTAIRES.

Plus d’informations sur le contenu de cet emploi peuventêtre obtenues auprès de M. Karel Velle, rue de Ruysbroeck 2-6,1000 Bruxelles (tél. : 02-513 76 80; télécopie : 02-513 73 81; e-mail :[email protected]).

9. PROCEDURE DE SELECTION.

• Parmi les candidatures recevables, le jury des AGR détermine lescandidat(e)s qu’il estime être les plus aptes pour exercer lafonction à pourvoir (5 candidat(e)s au maximum peuvent ainsiêtre sélectionné(e)s).

• S’il l’estime nécessaire, le jury peut inviter les candidat(e)s àprésenter toute épreuve complémentaire qu’il détermine en vued’apprécier leurs aptitudes à exercer la fonction à pourvoir.

• Les candidat(e)s, ainsi retenu(e)s, sont ensuite invité(e)s à compa-raître devant le jury pour une audition en vue de la fixation duclassement des candidats.

• Ce classement ne deviendra définitif avant qu’il ait été notifié auxcandidat(e)s concerné(e)s qui auront la possibilité de porterplainte par rapport au classement, ainsi que de demander d’êtreentendu(e)s par le jury.

10. PROCEDURE D’INTRODUCTION DES CANDIDATURES.

10.1. Les candidatures doivent être introduites dans les 30 jourscalendrier qui suivent la publication de cette vacance d’emploi auMoniteur belge, donc au plus tard le 21 août 2009.

Elles doivent être introduites par lettre recommandée adressée auService des Ressources humaines du Service public fédéral de Program-mation (SPP) Politique scientifique, rue de la Science 8 (1er étage),1000 Bruxelles.

10.2. Le candidat/la candidate doit indiquer explicitement dans sacandidature:

• l’emploi postulé;

• l’adresse à laquelle il/elle acceptera la lettre recommandée luiinformant de sa place dans le classement des candidat(e)s; chaquemodification de cette adresse doit être communiquée sans retard.

10.3. Documents à joindre à la candidature.

• Un curriculum vitae complet et sincère;

• si le candidat/la candidate à déjà effectué des activités scientifi-ques: des attestations justifiant celles-ci (attestations délivrées parles employeurs, autorités ayant octroyées des bourses,...; pour êtreinformé(e) des renseignements à fournir : voir la note relative àl’octroi de l’ancienneté scientifique sur le site web du SPPPolitique scientifique (www.belspo.be, rubrique ″Offres d’emploi″- Archives de l’Etat); il est également possible d’obtenir une copiede cette note auprès du service HR du SPP Politique scientifique(tél. : 02-238 34 19 ou 02-238 35 68);

• une copie du/ des diplôme(s) exigé(s);

• le/la candidat(e) qui, en vue de satisfaire aux conditions dediplôme, présente un diplôme de docteur obtenu après la défensepublique d’une dissertation, joindra en outre une copie dudiplôme de fin d’études universitaires qui donnait accès audoctorat; si ce diplôme de fin d’études n’a pas été établi enfrancais, néerlandais, allemand ou en anglais, une traduction dece diplôme doit également être ajoutée (traduction en francaispour les candidats pouvant être affectés au rôle linguistiquefrancais);

• une liste des travaux scientifiques éventuellement publiés;

• les renseignements et pièces visés ci-dessus sous le point 7.3.1, sile/les diplôme(s) requis, obtenu(s) par le candidat/la candidate,a/ont été décerné(s) par un établissement d’enseignement autrequ’un établissement belge;

• le certificat de connaissances linguistiques dont question sous lepoint 7.3.2, en cas que ce certificat soit requis ou le/la candidat(e)souhaite que son affectation à un rôle linguistique se fasse sur labase de ce certificat.

10.4. Il ne sera pas tenu compte des candidatures introduites sansrespecter la procédure d’introduction ci-dessus.

50367MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 234: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

PUBLICATIONS LEGALESET AVIS DIVERS

WETTELIJKE BEKENDMAKINGENEN VERSCHILLENDE BERICHTEN

UNIVERSITEIT GENT

Vacatures(zie https://valerii.ugent.be/nl/nieuwsagenda/vacatures/aap/)

Assisterend academisch personeel

Erratum van het vacaturebericht 80357, gepubliceerd in het BelgischStaatsblad op 29 juni 2009.

Bij de Faculteit wetenschappen is volgend mandaat te begeven : hetbetreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van twee jaar diehernieuwbaar is.

WE03

Een betrekking van voltijds assistent bij de vakgroep WiskundigeNatuurkunde en Sterrenkunde (tel. 09-264 47 98) - salaris à 100 % :min. S 23.468,58 — max. S 39.716,10 (thans uitbetaald à 148,59 %).

Profiel van de kandidaat :

diploma van master in de wiskunde of master in de fysica en ster-renkunde of master in de ingenieurswetenschappen : toegepastenatuurkunde;

laatstejaarsstudenten kunnen eveneens kandideren;

het bewijs kunnen leveren van een gedegen opleiding in de wiskun-dige natuurkunde;

over goede communicatieve en didactische vaardighedenbeschikken.

Inhoud van de functie :

bijstand bij het onderwijs van de vakgroep;

organisatie en begeleiding van praktische oefeningen, voornamelijkbij opleidingsonderdelen uit het vakgebied wiskundige natuurkunde;

wetenschappelijk onderzoek verrichten aansluitend bij deonderzoekseenheid wiskunde natuurkunde van de vakgroep, met hetoog op het behalen van een doctoraat (minstens 50 % van de tijd dientbesteed te worden aan onderzoek in het kader van de voorbereidingvan een doctoraat);

medewerking aan de dienstverlening in de vakgroep.

De kandidaturen, met curriculum vitae, een afschrift van het vereistdiploma en een overzicht van de behaalde studieresultaten (per jaar),moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de DirectiePersoneel en Organisatie van de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuw-straat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 7 augustus 2009.

(80453)

Annonces − Aankondigingen

SOCIETES − VENNOOTSCHAPPEN

Immobilière du Centre, société anonyme,avenue de la Couronne 37-39, 1050 Bruxelles

R.P.M. Bruxelles 0403.366.679

Assemblée générale ordinaire le 6 août 2009, à 11 heures, au siègesocial. — Ordre du jour : 1. Rapport du conseil d’administration.2. Approbation des comptes annuels au 31 mai 2009. 3. Décharge àdonner aux administrateurs. 4. Divers.

(30022)

″NOORDHOEK″, naamloze vennootschap,Lange Beeldekensstraat 9-11, 2060 Antwerpen

Ondernemingsnummer 0421.516.864 - RPR Antwerpen

Uitnodiging voor de buitengewone algemene vergadering voornotaris Philippe Hopchet, te Antwerpen, Van Eycklei 21, op07/08/2009, om 17 u. 15 m., met volgende agenda :

1. Kennisneming van het fusievoorstel de dato 24 maart 2009,opgesteld door de raden van bestuur van de over te nemen vennoot-schap “BALLADE ROYALE”, met zetel te 2060 Antwerpen, LangeBeeldekensstraat 9, bus 11, 0442.410.961 RPR Antwerpen, opgerichtblijkens akte verleden voor notaris Dirk Verbert, te Antwerpen, op6 november 1990, gepubliceerd in de bijlagen tot het Belgisch Staatsbladvan 24 november daarna, onder nummer 901124-53, en de over-nemende vennootschap “NOORDHOEK”, voormeld, in gemeenoverleg, overeenkomstig artikel 693 van het Wetboek van vennoot-schappen en neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandelop 26 juni daarna, welk fusievoorstel ter inzage is van de aandeelhou-ders in de zetel van de vennootschap, en waarvan zij kosteloos eenexemplaar kunnen bekomen overeenkomstig artikel 697, § 1, van hetWetboek van vennootschappen.

2. Mededeling van belangrijke wijzigingen die zich mogelijk hebbenvoorgedaan in de activa en passiva van het vermogen van de overne-mende naamloze vennootschap ″NOORDHOEK″, voormeld, en deover te nemen naamloze vennootschap ″BALLADE ROYALE″, voor-meld sedert de datum van het opstellen van het fusievoorstel, intoepassing van artikel 696 van het Wetboek van vennootschappen.

3. Besluit tot fusie door overneming door de naamloze vennootschap″NOORDHOEK″, voormeld, van de naamloze vennootschap″BALLADE ROYALE″, voormeld, overeenkomstig het fusievoorstel enonder voorbehoud van de beslissingen te nemen door de buitengewonealgemene vergadering van de over te nemen vennootschap, dooroverdracht van de vennootschap ″BALLADE ROYALE″, voormeld,tengevolge van haar ontbinding zonder vereffening van de algeheel-heid van de activa en passiva van haar vermogen, niets uitgezonderd,noch voorbehouden, op basis van de vermogenstoestand afgesloten op31 december 2008, waarbij alle verrichtingen gedaan door de over tenemen vennootschap boekhoudkundig zullen worden geacht gedaante zijn voor rekening van de overnemende vennootschap vanaf1 januari 2009.

4. Vaststelling van de verwezenlijking van de fusie en van deontbinding van de overgenomen vennootschap.

5. Goedkeuring van de jaarrekeningen en bevestiging van hetontslag en kwijting aan de bestuurders van de over te nemen vennoot-schap.

6. Machtiging van de raad van bestuur, om de verdere formaliteitenvoor de fusie te vervullen.

7. Vernietiging van de aandelen aan toonder en omzetting van deaandelen aan toonder in aandelen op naam met invoering van demogelijkheid tot omzetting van de aandelen op naam in gedemateria-liseerde aandelen.

50368 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 235: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

8. Beslissing, om alle lidmaatschapsrechten en stemrechtenverbonden aan een aandeel toe te kennen aan de vruchtgebruiker,wanneer het eigendomsrecht van dat aandeel gesplitst is in vruchtge-bruik en blote eigendom.

9. Invoering van de mogelijkheid tot het oprichten van een directie-comité door de raad van bestuur.

10. Invoering van de mogelijkheid tot het nemen van schriftelijkebeslissingen door de algemene vergadering.

11. Aanpassing van de statuten aan de genomen beslissingen en devoorheen genomen beslissing tot zetelverplaatsing.

12. Machtiging aan het bestuursorgaan tot goedkeuring van de tekstvan de gecoördineerde statuten.

De raad van bestuur.

(AXPC1906072/22.07) (30127)

Vanschoonbeek T.T., société anonyme,

rue du Port, Darse Dria, 6240 Farciennes

0888.679.554 RPM Charleroi

Jaarvergadering op 14/08/2009 om 18 u. op de zetel. Agenda :1. Verslag Raad van Bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per28/02/2009 - Bestemming resultaat. 3. Decharge, ontslag en benoe-ming bestuurders 4. Varia. Zich richten naar de statuten.

(30128)

Vimoh, burgerlijke vennootschaponder de vorm van een naamloze vennootschap,

Poelstraat 121, 9800 Deinze

0430.444.131 RPR Gent

Algemene vergadering op de zetel op 07/08/2009 om 14 uur.Agenda : Verslag Raad van Bestuur. Goedkeuring jaarrekening. Bestem-ming resultaat. Kwijting. Diversen. Zich gedragen conform de statuten.

(30129)

Administrations publiqueset Enseignement technique

Openbare Besturen en Technisch Onderwijs

PLACES VACANTES − OPENSTAANDE BETREKKINGEN

Universiteit Antwerpen

Universiteit Antwerpen zoekt voor volgende departementenvoltijdse medewerkers :

Departement Financiën : Administratief medewerker, domeinleveranciers- en klantenboekhouding

EVAC 09/08

Aard van de functie :

Voltijds, graad 3 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het uitvoeren van logistieke opdrachten binnen het domein van deleveranciers- en klantenboekhouding, ter ondersteuning van deleidinggevende(n) en eventueel andere medewerkers van het departe-ment : Het voorthelpen van budgetbeheerders en derden i.v.m. vragenover bestelbons, facturen, rappels, betalingen, het kopiëren eninscannen van documenten;

Het uitvoeren van administratieve taken met het oog op een vlottewerking van het departement financiën en een vlotte toegankelijkheidvan de informatie ter ondersteuning van de leidinggevende(n) eneventueel andere medewerkers van het departement : Het aanmakenvan bestelbonnen in het boekhoudkundig systeem, het boeken vaninkomende en uitgaande facturen en creditnota’s, het nazicht en boekenvan kostennota’s (personeel en derden);

rekening houdend met de vooraf gemaakte afspraken en/of instruc-ties van de leidinggevende(n).

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van secundaironderwijs.

Ervaring : Ervaring in de leveranciers- en klantenboekhouding iswenselijk.

Kennis en technische vaardigheden : U kunt vlot overweg metMS Office; Kennis van Oracle Financials is een pluspunt; Kennis vanhet geautomatiseerd verwerkingsproces van facturen (scanning) is eenpluspunt; U beschikt over een elementaire kennis van Engels, Frans.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid.

Departement Financiën : Administratief medewerker, domeinleveranciers- en klantenboekhouding

EVAC 09/09

Aard van de functie :

Voltijds, graad 3 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het uitvoeren van logistieke opdrachten binnen het domein van deleveranciers- en klantenboekhouding, ter ondersteuning van deleidinggevende(n) en eventueel andere medewerkers van het departe-ment : Het voorthelpen van budgetbeheerders en derden i.v.m. vragenover bestelbons, facturen, rappels, betalingen, het kopiëren eninscannen van documenten;

Het uitvoeren van administratieve taken met het oog op een vlottewerking van het departement financiën en een vlotte toegankelijkheidvan de informatie ter ondersteuning van de leidinggevende(n) eneventueel andere medewerkers van het departement : Het aanmakenvan bestelbonnen in het boekhoudkundig systeem, het boeken vaninkomende en uitgaande facturen en creditnota’s, het nazicht en boekenvan kostennota’s (personeel en derden);

rekening houdend met de vooraf gemaakte afspraken en/of instruc-ties van de leidinggevende(n).

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van secundaironderwijs.

Ervaring : Ervaring in de leveranciers- en klantenboekhouding iswenselijk.

Kennis en technische vaardigheden : U kunt vlot overweg metMS Office. Kennis van Oracle Financials is een pluspunt. Kennis vanhet geautomatiseerd verwerkingsproces van facturen (scanning) is eenpluspunt.U beschikt over een elementaire kennis van Engels, Frans.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid.

50369MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 236: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Departement Financiën : Dossierbeheerder, domein algemene boek-houding

EVAC 09/10

Aard van de functie :

Voltijds, graad 4 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het organiseren van activiteiten binnen het domein algemene boek-houding waarbij hij/zij instaat voor de voorbereiding, opvolging enuitvoering van administratieve, logistieke en/of technische taken : Hetregistreren, verwerken, inventariseren en rapporteren van gegevensm.b.t. financiële verrichtingen, interne verrekeningen, loonverwerking;

Het verzamelen en beheren van data en informatie : Het stroomlijnenvan inputgegevens voor de verrichtingen m.b.t. interne verrekeningen,wedden of financiële verrichtingen en deze openstellen voor hetautomatisch inlezen van deze gegevens in de boekhouding;

Het verstrekken van correcte informatie aan collega’s, klanten enopdrachtgevers op mondelinge, schriftelijke of elektronische wijze : Hetverlenen van correct advies of beantwoorden van vragen aan budget-beheerders en derden i.v.m. uitgevoerde verrichtingen m.b.t. interneverrekeningen, wedden, financiële verrichtingen;

rekening houdend met de verkregen instructies en regelgeving enmet het oog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van professionelebachelor of hoger onderwijs van het korte type of gelijkwaardig doorervaring.

Ervaring : Ervaring in de financiële sector is een pluspunt.

Kennis en technische vaardigheden : U kunt vlot overweg metMS Office. Kennis van Oracle Financials is een pluspunt. U beschiktover een goede mondelinge en schriftelijke kennis van Engels, Frans.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;communicatief; nauwgezet; plannen en organiseren.

Departement Financiën : Gespecialiseerd medewerker, domein help-desk financiën

EVAC 09/11

Aard van de functie :

Voltijds, graad 5 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het organiseren van activiteiten binnen het domein van de financiëleoperaties waarbij hij/zij instaat voor de voorbereiding, opvolging enuitvoering van administratieve, logistieke en/of technische taken :Het coördineren, analyseren en opvolgen van de binnenkomendevragen, klachten, rappels, opmerkingen,...;

Het waken over en uitvoeren van controles op administratieve,logistieke en/of technische processen met als doel de vooropgestelderesultaten verder bij te sturen in functie van de geldende normen, denoden van de klant,... : Het bewaken van de openstaande schulden envorderingen en proactief hieromtrent acties nemen, het bewaken vande processen van de inkomende en uitgaande flow van facturen endeze bijsturen waar nodig;

rekening houdend met de verkregen instructies, de wensen van deklant en met het oog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van professionelebachelor of hoger onderwijs van het korte type of gelijkwaardig doorervaring.

Ervaring : Ervaring in de boekhouding is een pluspunt.

Kennis en technische vaardigheden : U beschikt over een specifiekekennis over de wet- en regelgeving van toepassing voor de klanten- enleveranciersboekhouding. U kunt vlot overweg met MS Office. Kennisvan Oracle Financials is een pluspunt. Kennis van het geautomatiseerdverwerkingsproces van facturen is een pluspunt. U beschikt over eengoede mondelinge kennis van Engels.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;communicatief; nauwgezet; plannen en organiseren.

Departement Financiën : Dossierbeheerder, domein algemene boek-houding

EVAC 09/12

Aard van de functie :

Voltijds, graad 4 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het organiseren van activiteiten binnen het domein algemene boek-houding waarbij hij/zij instaat voor de voorbereiding, opvolging enuitvoering van administratieve, logistieke en/of technische taken : Hetregistreren, verwerken, inventariseren en rapporteren van gegevensm.b.t. financiële verrichtingen, interne verrekeningen, loonverwerking;

Het verzamelen en beheren van data en informatie : Het stroomlijnenvan input gegevens voor de verrichtingen m.b.t. interne verrekeningen,wedden of financiële verrichtingen en deze openstellen voor hetautomatisch inlezen van deze gegevens in de boekhouding;

Het verstrekken van correcte informatie aan collega’s, klanten enopdrachtgevers op mondelinge, schriftelijke of elektronische wijze :Het verlenen van correct advies of beantwoorden van vragen aanbudgetbeheerders en derden i.v.m. uitgevoerde verrichtingen m.b.t.interne verrekeningen, wedden, financiële verrichtingen;

rekening houdend met de verkregen instructies en regelgeving enmet het oog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van professionelebachelor of hoger onderwijs van het korte type of gelijkwaardig doorervaring.

Ervaring : Ervaring in de financiële sector is een pluspunt.

Kennis en technische vaardigheden : U kunt vlot overweg metMS Office. Kennis van Oracle Financials is een pluspunt. U beschiktover een goede mondelinge en schriftelijke kennis van Engels, Frans.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;communicatief; nauwgezet; plannen en organiseren.

Departement Financiën : Administratief medewerker, domeinleveranciers- en klantenboekhouding

EVAC 09/23

Aard van de functie :

Voltijds, graad 3 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het uitvoeren van logistieke opdrachten binnen het domein van deleveranciers- en klantenboekhouding, ter ondersteuning van deleidinggevende(n) en eventueel andere medewerkers van het departe-ment : Het voorthelpen van budgetbeheerders en derden i.v.m. vragenover bestelbons, facturen, rappels, betalingen, het kopiëren eninscannen van documenten;

50370 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 237: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Het uitvoeren van administratieve taken met het oog op een vlottewerking van het departement financiën en een vlotte toegankelijkheidvan de informatie ter ondersteuning van de leidinggevende(n) eneventueel andere medewerkers van het departement : Het aanmakenvan bestelbonnen in het boekhoudkundig systeem, het boeken vaninkomende en uitgaande facturen en creditnota’s, het nazicht en boekenvan kostennota’s (personeel en derden);

rekening houdend met de vooraf gemaakte afspraken en/of instruc-ties van de leidinggevende(n).

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van secundaironderwijs.

Ervaring : Ervaring in de leveranciers- en klantenboekhouding iswenselijk.

Kennis en technische vaardigheden : U kunt vlot overweg metMS Office. Kennis van Oracle Financials is een pluspunt. Kennis vanhet geautomatiseerd verwerkingsproces van facturen (scanning) is eenpluspunt. U beschikt over een elementaire kennis van Engels, Frans.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid.

Departement Personeel : Stafmedewerker, juridische zaken

EVAC 09/13

Aard van de functie :

Voltijds, graad 7 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het formuleren van beleidsvoorstellen en adviezen binnen het juri-disch domein : Het bijwonen van overleg, ondersteunen van beroeps-en tuchtcommissies, voorbereiden en voorleggen van nota’s aanbevoegde beslissingsnemers, verstrekken van juridisch advies in perso-neelszaken (ambtenaren en contractuelen);

Het vertalen van beleidslijnen naar concrete toepassingen inzakepersoneelsmaterie : Het opmaken van juridische richtlijnen m.b.t.personeelsaangelegenheden, instaan voor en bewaken van de uitvoe-ring van deze toepassingen en procedures, opstellen van arbeidsover-eenkomsten, oplossen van problemen die zich in de loop van detewerkstelling voordoen, bijstaan van dossierbeheerders van het depar-tement personeel in het beheer van dossiers met een juridisch karakteren van complexe dossiers;

Het procesmatig organiseren en begeleiden van projecten binnen hetjuridisch domein : Opvolgen van de wetgeving en van gerechtelijkedossiers, website up-to-date houden,

in overleg met de leidinggevende van het departement en met hetoog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van Licentiaat/Master in de Rechten.

Ervaring : Ervaring in de juridische aspecten van personeelszaken iseen vereiste.

Kennis en technische vaardigheden : U beschikt over een gedegenkennis van het arbeids- en administratief recht. U beschikt over goederedactionele vaardigheden (rapporten, notulen, e.d.); U kunt overwegmet MS Office.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;zelfstandig kunnen werken; communicatief; plannen en organiseren.

Departement Onderzoek : Stafmedewerker, domein Interface

EVAC 09/14

Aard van de functie :

Voltijds, graad 7 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het formuleren van beleidsvoorstellen en adviezen binnen hetdomein Interface : Het verstrekken van advies naar de onderzoekerstoe omtrent de materie van contractenrecht en intellectueel eigendoms-recht;

Het vertalen van beleidslijnen naar concrete toepassingen inzakecontractopvolging en onderzoeksovereenkomsten : Het opstellen,nazicht en onderhandelen van onderzoeksovereenkomsten, Europeseconsortiumovereenkomsten en overeenkomsten betreffende exploitatievan onderzoeksresultaten van onderzoekers uit de exacte, toegepasteen humane wetenschappen van de Associatie Universiteit & Hoge-scholen Antwerpen, in samenspraak met de betrokken onderzoekersonderhandelen van overeenkomsten op nationaal en internationaalniveau met contractpartners van Universiteit Antwerpen;

Het procesmatig organiseren en begeleiden van projecten binnen hettoegewezen domein : Opvolgen van de wetgeving en richtlijnen inzakeonderzoeksfinanciering;

in overleg met de leidinggevende van het departement en met hetoog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een universitair diploma vanLicentiaat/Master in de rechten.

Ervaring : Ervaring in contractenrecht en intellectueel eigendoms-recht; Belangstelling voor wetenschappelijk onderzoek en de exploitatieervan; Professionele ervaring met het universitaire onderzoeksbeleid ende financieringskanalen voor onderzoek strekt tot aanbeveling; Erva-ring met het gebruik van databanken is een pluspunt.

Kennis en technische vaardigheden : U kunt vlot overweg metMS Office. U beschikt over een goede mondelinge en schriftelijke kennisvan Engels, Frans.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;zelfstandig kunnen werken; communicatief; assertiviteit; plannen enorganiseren.

Departement Onderwijs : Stafmedewerker, domein onderwijs-administratie-SisA

EVAC 09/15

Aard van de functie :

Voltijds, graad 7 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U staat binnen de dienst Onderwijsadministratie in voor :

Het formuleren van beleidsvoorstellen en adviezen binnen hetbevoegde domein “SisA” (Studenteninformatiesysteem Antwerpen) :Het bijwonen en verslaggeving van de vergadering van de stuurgroep,het projectteam en de verschillende werkgroepen binnen het SisAproject, het verstrekken van advies betreffende de invoering vanonderwijsadministratieve processen in SisA, het verzamelen van rele-vante informatie bij de belanghebbenden (centrale departementen enfaculteiten);

Het vertalen van beleidslijnen naar concrete toepassingen van SisA :Het initiëren van overleg binnen werkgroepen voor het identificerenvan mogelijke knelpunten bij de uitvoering van de beslissingen, hetopstellen van procedures, richtlijnen en handleidingen voor het gebruikvan de gerealiseerde functionaliteit binnen SisA en het opleiden van debetrokkenen;

in overleg met de leidinggevende van de dienst Onderwijsadmini-stratie (departement Onderwijs) en met het oog op de realisatie van dedoelstellingen.

50371MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 238: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van Licentiaat/Master.

Ervaring : U hebt ervaring binnen de onderwijsadministratie van eenhogeronderwijsinstelling. U hebt ervaring met de coördinatie vanprojecten.

Kennis en technische vaardigheden : U kunt vlot overweg metMS Office en specifieke studentenadministratieapplicaties. U beschiktover een goede mondelinge en schriftelijke kennis van Engels.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;zelfstandig kunnen werken; communicatief; plannen en organiseren;flexibel; stressbestendig.

Departement Onderwijs : Dossierbeheerder, onderwijsadministratie-buitenlandse studenten

EVAC 09/16

Aard van de functie :

Voltijds, graad 4 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving

U ondersteunt de algemene werking van de centrale studenten-administratie op basis van de standaardprocedure voor de inschrij-vingen. Specifiek staat u in voor :

Het organiseren van activiteiten binnen het domein ‘buitenlandsestudenten’ (alle opleidingen) waarbij u instaat voor de voorbereiding,opvolging en uitvoering van de gerelateerde aanvraagdossiers :Het controleren van relevante dossiers op volledigheid, afsprakenmaken met de faculteit betreffende de behandeling, opvolgen vandossiers in behandeling, de betrokken studenten op de hoogte houdenbetreffende de stand van zaken;

Het verzamelen, beheren en verstrekken van data en informatie aanstudenten, collega’s en leidinggevenden : Het opvolgen van relevanteinformatie betreffende conventies en akkoorden over de internationaleerkenning, legalisatie en validering van diploma’s en indien nodighierover communiceren, het proactief identificeren van mogelijke knel-punten in de behandeling van dossiers en oplossingen voorstellen, inoverleg met het diensthoofd;

rekening houdend met de verkregen instructies en regelgeving enmet het oog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van professionelebachelor of hoger onderwijs van het korte type.

Ervaring : U hebt ervaring binnen de onderwijsadministratie van eenhogeronderwijsinstelling. U hebt ervaring met het behandelen vandossiers van buitenlandse studenten.

Kennis en technische vaardigheden : U kunt vlot overweg metMS Office en studentenadministratieapplicaties. U beschikt over eengoede mondelinge en schriftelijke kennis van Engels en Frans. Dekennis van bijkomende talen is een pluspunt.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;communicatief; nauwgezet; plannen en organiseren.

Departement Universiteit en Samenleving : Stafmedewerker, domeininternationalisering

EVAC 09/17

Aard van de functie :

Voltijds, graad 7 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het formuleren van beleidsvoorstellen en adviezen omtrent interna-tionalisering in het algemeen, en in het bijzonder extracurriculaireinternationale activiteiten voor UA en internationale studenten enalumni (voortgezette studie, stage, zomercursussen) alsook de Engels-talige externe communicatie : Het organiseren en bijwonen van overlegmet interne en externe betrokkenen, voorbereiden en voorleggen vannota’s aan bevoegde beslissingsnemers, verstrekken van advies;

Het vertalen van beleidslijnen naar concrete toepassingen inzake debovengenoemde materie : Het verzorgen van de coördinatie en mana-gement van de UA participatie in de relevante Europese (Leonardo/Grundvig/Comenius) en internationale programma’s (Vulcanus),instaan voor de ontwikkeling van een internationaal academisch enbedrijfsnetwerk, coördineren van publicaties in het Engels voor Univer-siteit Antwerpen en de Associatie Universiteit en HogescholenAntwerpen;

Het procesmatig organiseren en begeleiden van projecten binnen debevoegde domeinen : Instaan voor de coördinatie en ontwikkeling vanAntwerp Summer University, opvolgen van de creatie van brochures,inhoudelijk organiseren van infodagen;

in overleg met de leidinggevende van de dienst InternationaleSamenwerking en met het oog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van Licentiaat/Master in een relevant vakgebied, bij voorkeur Politieke en SocialeWetenschappen en/of Communicatiewetenschappen.

Ervaring : Minimum 5 jaar relevante ervaring strekt tot aanbeveling;specifieke ervaring met projectbeheer van Europese onderwijsprojectenen met communicatieprojecten is een pluspunt.

Kennis en technische vaardigheden : U kunt vlot overweg metMS Office. U beschikt over een zeer goede mondelinge en schriftelijkekennis van Nederlands, Engels, Frans. U bent vertrouwd met alleaspecten van beheer van Europese en internationale onderwijspro-jecten.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;zelfstandig kunnen werken; communicatief; efficiënt plannen en orga-niseren; resultaatgericht; creativiteit (probleemoplossend).

Departement Universiteit en Samenleving : Stafmedewerker, domeininternationalisering (Universitaire Ontwikkelingssamenwerking)

EVAC 09/18

Aard van de functie :

Voltijds, graad 7 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het formuleren van beleidsvoorstellen en adviezen m.b.t. internatio-nalisering in het algemeen en in het bijzonder op het domein van deUniversitaire Ontwikkelingssamenwerking (UOS) en de samenwerkingmet de landen uit de regio Noord-Afrika, Midden Oosten en Azië :Bijwonen, opvolgen en intern voorbereiden van VLIR UOS overleg-vergaderingen, voorbereiden en opstellen van jaarlijkse UOS beleids-en actieplannen, onderhouden van contacten met partnerinstellingen inde betrokken regio, verlenen van advies en ondersteuning UOS(beleids-) materies en breder samenwerking met het Zuiden binnenAUHA;

Het vertalen van beleidslijnen naar concrete toepassingen inzakesamenwerking met het “Zuiden” : Het uitvoeren van beleidsplannenomtrent internationalisering algemeen, UOS beleids- en actieplannen inhet bijzonder, organiseren van sensibiliseringsinitiatieven omtrentUOS, organiseren van activiteiten ter ondersteuning van de profes-sionalisering en omkadering van UOS, actief werven rond UOS;

50372 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 239: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Het procesmatig organiseren en begeleiden van projecten met hetZuiden (zowel op Vlaams als op EU niveau) : Het jaarlijks informeren,adviseren en ondersteunen van projectinitiatieven binnen het kadervan UOS en EU initiatieven “Zuiden” in de voorbereidings-,implementatie- en rapporteringsfase : Het screenen van voorstellen,begeleiden van selectieprocedures, bieden van ondersteuning bijrapportering;

in overleg met de leidinggevende van de dienst InternationaleSamenwerking en met het oog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van Licentiaat/Master in een relevant vakgebied, bij voorkeur Politieke en SocialeWetenschappen en/of Communicatiewetenschappen.

Ervaring : Minimum 5 jaar relevante ervaring strekt tot aanbeveling;specifieke ervaring met projectbeheer inzake Universitaire Ontwik-kelingssamenwerking is een pluspunt.

Kennis en technische vaardigheden : U kunt vlot overweg metMS Office. U beschikt over een zeer goede mondelinge en schriftelijkekennis van Nederlands, Engels, Frans. U hebt een goede kennis vanalle aspecten van Universitaire Ontwikkelingssamenwerking en vanprojectbeheer in dit verband.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;zelfstandig kunnen werken; communicatief; plannen en organiseren.

Departement ICT : Gespecialiseerd medewerker - expert, domeinWebsite

EVAC 09/19

Aard van de functie :

Voltijds, graad 5 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het organiseren van activiteiten binnen het domein Website/ContentManagement waarbij hij/zij instaat voor de voorbereiding, opvolgingen uitvoering van administratieve, logistieke en/of technische taken :Handleidingen schrijven, opleidingen geven, gebruikersondersteuningverlenen, programmeren van web-applicaties, inhoudsverantwoorde-lijkheid over bepaalde deelsites opnemen, e.d.;

Het waken over en uitvoeren van controles op administratieve,logistieke en/of technische processen met als doel de vooropgestelderesultaten verder bij te sturen in functie van de geldende normen, denoden van de klant, … : Opvolgen van gemaakte afspraken, rapportengenereren, overleggen met de systeembeheerders, communiceren metdecentrale redacteurs, e.d.;

Het ontwikkelen, analyseren, uitvoeren, evalueren en ondersteunenvanuit een specifieke deskundigheid, eigen aan het toegewezendomein : Overleg initiëren, organiseren en bijwonen van stuurgroep-vergaderingen, op peil houden van eigen vakkennis, ontwikkelen,aanpassen en introduceren van nieuwe technieken;

rekening houdend met de verkregen instructies, de wensen van deklant en met het oog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van professioneleof academische bachelor of hoger onderwijs van het korte type.

Ervaring : Ervaring m.b.t. het beheren van grote websites en ContentManagement

Kennis en technische vaardigheden : U beschikt over een specifiekedomeinkennis : kennis van Java, HTML, …U kunt vlot overweg metMS Office. U beschikt over een goede mondelinge kennis van Engels.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;communicatief; plannen en organiseren.

Departement ICT : Expert, domein Peoplesoft HRMS

EVAC 09/20

Aard van de functie :

Voltijds, graad 7 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het ontwikkelen, analyseren, uitvoeren, evalueren en ondersteunenvanuit een specifieke deskundigheid, eigen aan het toegewezen domeinPeoplesoft HRMS : Overleg initiëren, organiseren en bijwonen, op peilhouden van eigen vakkennis, ontwikkelen, aanpassen en introducerenvan nieuwe modules, ontwikkelen van interfaces met derden systemen;

Instaan voor een professionele dienstverlening binnen het toege-wezen domein : Verlenen van deskundig advies en consulting binnenhet domein Peoplesoft HRMS naar andere actoren toe, zoals hetdepartement Personeel;

Het coördineren van de werkzaamheden van meerdere toegewezenmedewerkers, in overleg met de leidinggevende(n) : Coördineren vanverlofaanvragen of regularisatieformulieren;

in overleg met de leidinggevende(n) van de dienst en het departe-ment en met het oog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van Licentiaat/Master in informatica of gelijkwaardig door ervaring.

Ervaring : Eventuele ervaring in de ICT-sector en specifiek metPeoplesoft applicaties en Peoplesoft HRMS zijn een pluspunt.

Kennis en technische vaardigheden : U beschikt over een specifiekedomeinkennis : algemene kennis ICT, programmeringtechnieken,kennis van Peopletools/Peoplecode, doorgedreven kennis van SQL enCrsytal Reports als rapportgenerator. U kunt vlot overweg metMS Office. U beschikt over een goede vaktechnische kennis van Engels.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;zelfstandig kunnen werken; communicatief; plannen en organiseren.

Departement ICT : Software ontwikkelaar, domein studenteninfor-matie

EVAC 09/21

Aard van de functie :

Voltijds, graad 6 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Analyseren, evalueren en ondersteunen van de bedrijfsvoering ophet vlak van studenteninformatie (binnen diverse afdelingen) van hettoegewezen departement op het vlak van het beheer van PeoplesoftCampus Solutions applicatiesoftware, vanuit een hogere technischedeskundigheid : Het ontwikkelen van extra functionaliteit in PeoplesoftCampus Solutions, het analyseren, ontwikkelen en onderhouden vaninterfaces met dedensystemen, het op peil houden van eigen vakkennismet het oog op professionele adviesverlening, het ter beschikkingstellen, op een gestructureerde wijze, van documentatie en ondersteu-ning, zowel voor intern gebruik als richting eindgebruikers en andereICT-cellen en het briefen/opleiden/assisteren van andere ICT-cellenivm applicatie-setups en gebruik;

Instaan voor een professionele dienstverlening binnen het domeinsoftwareontwikkeling : Verzorgen van de nodige communicatie naarprojectcoördinator en het ondernemen van gepaste actie bij problemen,ontwikkelen en implementeren van tools en standaarden voorsoftwareontwikkeling

rekening houdend met de verkregen instructies, de wensen van deklant en met het oog op de realisatie van de doelstellingen.

50373MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 240: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van professioneleof academische bachelor, richting Informatica of van het hoger onder-wijs van het korte/lange type, richting Informatica of ToegepasteInformatica.

Ervaring : Eventuele ervaring in de ICT-sector en specifiek metPeoplesoft applicaties zijn een pluspunt. Kennis van PeoplesoftCampus Solutions worden als een belangrijk voordeel beschouwd.

Kennis en technische vaardigheden : U beschikt over een specifiekedomeinkennis : algemene kennis ICT, kennis van analyse technieken,programmeringtechnieken in Peoplecode en Peopletools, SQL enCrystal Reports. U kunt vlot overweg met MS Office. U beschikt overeen goede vaktechnische kennis van Engels.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;communicatief; plannen en organiseren.

Departement ICT : Software ontwikkelaar, domein Peoplesoftprojectbeheer

EVAC 09/22

Aard van de functie :

Voltijds, graad 6 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Analyseren, evalueren en ondersteunen van de bedrijfsvoering(binnen diverse afdelingen) op het vlak van projectbeheer van hettoegewezen departement op het vlak van het beheer van applicatie-software, vanuit een hogere technische deskundigheid : Het ontwik-kelen en onderhouden van rapporten in Crystal Reports, op eenduurzame manier applicaties ontwikkelen in peopletools/peoplecodeconform de afspraken met het departement onderzoek, het up-to-datehouden van de vaktechnische kennis door het volgen van opleidingenof zelfstudie;

Instaan voor een professionele dienstverlening binnen het domeinsoftwareontwikkeling : Waken over de beschikbaarheid en de perfor-mantie van de ontwikkelde applicaties, het verzorgen van de nodigecommunicatie naar projectcoördinator en de eindgebruikers en hetondernemen van gepaste actie bij problemen;

rekening houdend met de verkregen instructies, de wensen van deklant en met het oog op de realisatie van de doelstellingen.

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van professioneleof academische bachelor, richting Informatica of van het hoger onder-wijs van het korte/lange type, richting Electronica/Informatica.

Ervaring : Eventuele ervaring in de ICT-sector en specifiek metPeoplesoft applicaties en projectbeheer zijn een pluspunt.

Kennis en technische vaardigheden : U beschikt over een specifiekedomeinkennis : algemene kennis ICT, programmeringtechnieken,kennis van Peopletools/Peoplecode, doorgedreven kennis van SQL enCrystal Reports als rapportgenerator. U kunt vlot overweg metMS Office. U beschikt over een goede vaktechnische kennis van Engels.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;communicatief; plannen en organiseren.

Departement Bibliotheek : Magazijnbeheerder (administratief enlogistiek medewerker)

EVAC 09/24

Aard van de functie :

Voltijds, graad 3 (afhankelijk van profiel en expertise van de kandi-daat) financiering : werking.

Functieomschrijving :

U houdt zich onder meer bezig met :

Het uitvoeren van logistieke opdrachten onder supervisie van hethoofd Lezersdienst van de Stadscampus : Instaan voor de aanvoer enhet terugplaatsen van materialen uit de magazijnen, instaan voor deplanning, het beheer en het op orde houden van de magazijnen enleeszalen, verzorgen van de dienstverlening ’s avonds of op zaterdag(bij toerbeurt);

Het uitvoeren van administratieve taken met het oog op een vlottewerking van de magazijnen en lezersdiensten en een vlotte toeganke-lijkheid van de informatie ter ondersteuning van de leidinggevende :Raadplegen van elektronische databanken, verrichten van opzoekwerkin de bibliotheek, voorzien in administratieve behoeften;

rekening houdend met de vooraf gemaakte afspraken en/of instruc-ties van de leidinggevende(n).

Functievereisten en competenties :

Diploma/opleidingsniveau : U bezit een diploma van secundaironderwijs.

Ervaring : Ervaring in een bibliotheekomgeving is een pluspunt.

Kennis en technische vaardigheden : U beschikt over een basiskennisvan MS Office en internet. Kennis van procedures bij brand of calamiteitis een pluspunt. U beschikt over de nodige fysische capaciteiten ombijvoorbeeld zware lasten te heffen.

Sociale vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken : klantvriende-lijk; leergierig; integer; kwaliteitsgericht; samenwerkingsbereidheid;plannen en organiseren; ordelijk en nauwgezet; communicatief.

Wij bieden :

een benoeming in vast dienstverband als ambtenaar;

een brutomaandwedde die varieert afhankelijk van de nuttige erva-ring van de kandidaat;

maaltijdcheques;

35 vakantiedagen + 2 weken collectieve sluiting (één weekin augustus en één week tussen kerst en Nieuwjaar);

fietsvergoeding (0,15 euro per kilometer);

volledige terugbetaling woon-werkverkeer met openbaar vervoer;

flexibele arbeidstijdregeling.

Sollicitatieprocedure :

De sollicitatiebrieven (vacaturenr. vermelden) dienen ten laatste op14 augustus 2009 in het bezit te zijn van de Universiteit Antwerpen,t.a.v. Philippe Van Hecke, diensthoofd Human Resources, Middelheim-laan 1, 2020 Antwerpen.

Er gebeurt een preselectie op basis van de ingediende kandidaturen;de verdere selectieprocedure is functiegericht en wordt door de selectie-commissie vastgesteld.

Voor meer informatie kan u contact opnemen met Liesbeth Bos,tel. 03-265 31 65.

Kwaliteiten van mensen zijn belangrijker dan leeftijd, geslacht,etnische afkomst of nationaliteit.

(29863)

Stad Antwerpen

Het MPI Mytyl, de kinderdagverblijven en de centra voor kinderzorgen gezinsondersteuning versterken hun teams met :

één ergotherapeut (halftijds)

één verpleegkundige (halftijds)

zes leidinggevenden voor een kinderdagverblijf

twee administratief coördinatoren voor een CKG.

De stad Antwerpen vindt jouw kwaliteiten belangrijker dan jeleeftijd, je geslacht, je seksuele voorkeur of je afkomst.

Meer weten ? www.antwerpen.be/jobs(30023)

50374 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 241: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Actes judiciaireset extraits de jugements

Gerechtelijke aktenen uittreksels uit vonnissen

Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1er

du Code civil

Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1van het Burgerlijk Wetboek

Désignation d’administrateur provisoireAanstelling voorlopig bewindvoerder

Justice de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne,siège de Dinant

Par ordonnance du juge de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Dinant, prononcée le 10 juillet 2009 :

déclarons que Mme Pirson, Jacqueline Marie Paule GabrielleGhislaine, née le 15 juin 1950 à Namur, domiciliée chaussée deNamur 10, à 5537 Anhée, est hors d’état de gérer ses biens;

désignons en qualité d’administrateur provisoire, avec les pouvoirsprévus à l’article 488bis, c, du Code civil, Me Delvaux, Christel, avocat,dont les bureaux sont établis rue Alexandre Daoust 71, à 5500 Dinant.

Pour extrait conforme : le greffier assumé, (signé) Besohé, Eddy.(68375)

Par ordonnance du juge de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Dinant, prononcée le 10 juillet 2009, M. de Gruben,Charles-Antoine, né à Ixelles le 1er décembre 1968, domicilié rue ArthurDefoin 38, à 5500 Dinant, a été déclaré temporairement et partiellementhors d’état de gérer ses biens en raison de son état de santé et a étépourvu d’un administrateur provisoire en la personne deMe Sepulchre, Jean-Grégoire, avocat, dont les bureaux sont établischaussée de Dinant 776, à 5100 Namur (Jambes).

Pour extrait conforme : le greffier assumé, (signé) Besohé, Eddy.(68376)

Justice de paix du cinquième canton de Bruxelles

Par ordonnance du juge de paix du nouveau cinquième canton deBruxelles rendue en date du 13 juillet 2009, la nommée De Brabander,Irène, née à Bruxelles le 23 août 1931, domiciliée à 1020 Bruxelles, rueAlfred Stevens 11, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a étépourvue d’un administrateur provisoire, étant : Annaert, Linda, domi-ciliée à 1070 Anderlecht, rue Van Soest 249.

Le greffier en chef, (signé) Hilda De Greif.(68377)

Justice de paix du deuxième canton de Charleroi

Par ordonnance de Mme le juge de paix suppléant du deuxièmecanton de Charleroi rendue le 13 juillet 2009, le nommé Michot, Jacques,né à Charleroi le 31 juillet 1926, domicilié à 6001 Marcinelle, rue desBans 16/002, résidant actuellement à 6060 Gilly, chaussée deFleurus 98A, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvud’un administrateur provisoire de biens en la personne deMe Charlotte Magis, avocat à 6000 Charleroi, rue d’Italie 12.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Jean-Marie Demarteau.(68378)

Justice de paix du troisième canton de Liège

Suite à la requête déposée le 25 juin 2009, par décision du juge depaix du troisième canton de Liège rendue le 13 juillet 2009,Mme Fontaine, Monique, née le 16 mai 1946, domiciliée rue Saint-Nicolas 700, à 4000 Liège, Clinique Notre Dame des Anges, rue EmileVandervelde 67, 4000 Glain, a été déclarée incapable de gérer ses bienset a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne deMe Deventer, Olivier, avocat, dont l’étude est sise rueSainte-Walburge 462, à 4000 Liège.

Pour extrait conforme : le greffier en chef faisant fonction, (signé)Marzée, Christiane.

(68379)

Suite à la requête déposée le 8 juin 2009, par décision du juge de paixdu troisième canton de Liège rendue le 13 juillet 2009, Mme Zareba,Elfrida, née le 18 novembre 1940, domiciliée rue des Fraisiers 37, à4041 Vottem, Closerie Sainte-Walburge, rue Sainte-Walburge 352,4000 Liège, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvued’un administrateur provisoire en la personne de Me Deventer, Olivier,avocat, dont l’étude est sise rue Sainte-Walburge 462, à 4000 Liège.

Pour extrait conforme : le greffier en chef faisant fonction, (signé)Marzée, Christiane.

(68380)

Suite à la requête déposée le 1er juillet 2009, par décision du juge depaix du troisième canton de Liège rendue le 13 juillet 2009, M. Gueluy,Etienne, né le 14 décembre 1972 à Belœil, domicilié rue de la Gare 63/008, à 4102 Seraing (Boncelles), C.H.P., site Agora, Montagne Sainte-Walburge 4a, à 4000 Liège, a été déclaré incapable de gérer ses biens eta été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne deMe Collard, Pierre-Yves, avocat, dont l’étude est établie rueA. de Lexhy 75, à 4101 Jemeppe-sur-Meuse.

Pour extrait conforme : le greffier en chef faisant fonction, (signé)Marzée, Christiane.

(68381)

Justice de paix du premier canton de Mons

Suite à la requête déposée le 7 mai 2009, par ordonnance du juge depaix du premier canton de Mons rendue le 19 juin 2009, Mme SimonneHannecart, née à Mons le 26 novembre 1931, résidant à la résidence« Les Chartriers », rue des Chartriers 12, à 7000 Mons, étant domiciliéeà Maisières, rue Grande 244, a été déclarée incapable de gérer ses bienset a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne deM. Gabriel Hubert, domicilié à 7050 Jurbise, rue Claus 91.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Chatelle, Christian.(68382)

50375MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 242: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Justice de paix du canton de Saint-Nicolas

Suite à la requête déposée le 1er juillet 2009, par décision du juge depaix du canton de Saint-Nicolas, rendue le 7 juillet 2009, Mme SylviaDe Cicco, née le 16 août 1979 à Liège, domiciliée rue d’Angleur 104,4420 Saint-Nicolas, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a étépourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me OlivierDeventer, avocat, dont le bureau est établi rue Sainte-Walburge 462, à4000 Liège.

Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Dejonc, Jacques.(68383)

Suite à la requête déposée le 3 juillet 2009, par décision du juge depaix du canton de Saint-Nicolas rendue le 13 juillet 2009, M. JoëlCalbert, né le 18 février 1969 à Montegnée, domicilié rue JeanVolders 10/32, 4430 Ans, a été déclaré incapable de gérer ses biens et aété pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me JoëlChapelier, avocat, dont l’étude est sise rue Félix Vandersnoeck 31, à4000 Liège.

Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Dejonc, Jacques.(68384)

Justice de paix du canton de Soignies

Par ordonnance du juge de paix du canton de Soignies du9 juillet 2007, sur requête déposée le 26 juin 2009, la nomméeMme Honore, Marie-Louise, née le 24 août 1926 à La Bouverie,domiciliée rue Georges Soupart 13, à 7191 Ecaussinnes-Lalaing, a étédéclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un adminis-trateur provisoire, étant : Me Jean-Marc Godfrind, dont le cabinet estsis à 7060 Soignies, rue de la Station 70.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Godart, Anne-Marie.(68385)

Justice de paix du second canton de Tournai

Par ordonnance du juge de paix du second canton de Tournai renduele 3 juillet 2009, Mme Cailleau, Claudette, née le 12 juillet 1946 à Rumes,domiciliée à 7610 Rumes, place Roosevelt 1, a été déclarée incapable degérer ses biens et a été pourvue d’une administratrice provisoire en lapersonne de Me Nuttin, Julie, avocate, dont le cabinet est sis à7500 Tournai, rue de la Justice 7.

Pour extrait conforme : le greffier en chef faisant fonction, (signé)Denis Smets.

(68386)

Par ordonnance du juge de paix du second canton de Tournai renduele 3 juillet 2009, M. Plateau, Gérard, né le 26 décembre 1951 à LaGlanerie, domicilié à 7611 Rumes (La Glanerie), rue du Bas-Préau 3, aété déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’uneadministratrice provisoire en la personne de Me Nuttin, Julie, avocate,dont le cabinet est sis à 7500 Tournai, rue de la Justice 7.

Pour extrait conforme : le greffier en chef faisant fonction, (signé)Denis Smets.

(68387)

Justice de paix du canton d’Uccle

Par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle en date du26 juin 2009, en suite de la requête déposée le 3 juin 2009, Mme Camby,Anne, née à Ixelles le 24 août 1967, domiciliée à 1180 Uccle, rue duHam 110, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvued’un administrateur provisoire, étant : Me Nedergedaelt, Patrick,avocat, ayant son cabinet à 1180 Uccle, avenue Coghen 244/19.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Goies, Pascal.(68388)

Justice de paix du canton de Virton-Florenville-Etalle, siège de Virton

Suite à la requête déposée le 25 juin 2009, par ordonnance du juge depaix du canton de Virton-Florenville-Etalle, siège de Virton, rendue le2 juillet 2009, M. Henrotte, Fernand, né le 23 septembre 1927 à Houde-mont, pensionné, époux de Cremer, Adrienne, domiciliée à 6740 Etalle,Mortinsart 24, mais résidant à la Clinique Edmond Jacques, rued’Harnoncourt 48, à 6762 Virton (Saint-Mard), a été déclaré incapablede gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en lapersonne de Me Laurent Michel, avocat, dont la cabinet est sis à6740 Etalle, rue du Moulin 36.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Amorand, Danielle.(68389)

Justice de paix du canton de Waremme

Par ordonnance du juge de paix du canton de Waremme rendue le13 juillet 2009, Mme Dewaelheyns, Régine, née à Rosoux-Crenwick le19 août 1962, domiciliée à 4300 Waremme, clos du Vieux Moulin 4/016,a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’unadministrateur provisoire en la personne de Me Dominique Charlier,avocat, dont le cabinet est établi à 4101 Jemeppe-sur-Meuse, rue de laStation 9.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Anne Léonard.(68390)

Vredegerecht van het vijfde kanton Antwerpen

Bij beschikking van de vrederechter van het vijfde kantonAntwerpen, verleend op 15 mei 2009, werd Mikhitarian, Alexandra,echtgenote van de heer Mikhitarian, Valeriy, geboren te Atabeg op26 maart 1950, wonende te 2050 Antwerpen, Julius Vuylstekelaan 14,bus 1, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreegtoegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mikhitarian, Valeriy,geboren te Bakou op 1 maart 1946, wonende te 2050 Antwerpen, JuliusVuylstekelaan 14, bus 1.

Antwerpen, 10 juli 2009.Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Christel Karsman.

(68391)

Vredegerecht van het kanton Boom

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Boom, verleend op14 juli 2009, werd Calluy, Maria Constantia, geboren te Rumst op27 oktober 1918, wonende te 2840 Rumst, Molenveld 19, verblijvendeRust- en Verzorgingstehuis De Wijtshage VZW, ’s Herenbaan 170, te2840 Reet (Rumst), niet in staat verklaard haar goederen te beheren enkreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Huysentruyt, JacquesJean, geboren te Heule op 12 februari 1933, wonende te 8500 Kortrijk,Veldstraat 190, doch verblijvende te 2850 Boom, Kerkhofstraat 232,bus 3.

50376 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 243: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op26 juni 2009.

Boom, 14 juli 2009.De griffier : (get.) Schippers, Chantal.

(68392)

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Boom, verleend op14 juli 2009, werd Verhoeven, Raymond Louisa, geboren te Boom op4 januari 1926, gepensioneerde, wonende te 2630 Aartselaar, R.V.T.Zonnewende, Boomsesteenweg 15, niet in staat verklaard zijn goederente beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : DeTroetsel, Maria, advocaat en plaatsvervangend vrederechter, kantoor-houdende te 2845 Niel, Kerkstraat 18.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op1 juli 2009.

Boom, 14 juli 2009.De griffier : (get.) Schippers, Chantal.

(68393)

Vredegerecht van het derde kanton Brugge

Beschikking d.d. 3 juli 2009.

Verklaren dat Van Landschoot, Agnes, geboren te Westkapelle op21 december 1935, wonende in het rusthuis O.L.V. Van Troost, te8300 Knokke-Heist, Rustoordstraat 1, niet in staat is om haar goederente beheren.

Voegt toe als voorlopige bewindvoerder : de heer Vandenberghe,Kris, wonende te 9992 Maldegem (Middelburg), Waranda 3.

Brugge, 13 juli 2009.De griffier : (get.) Desal, Caroline.

(68394)

Vredegerecht van het eerste kanton Gent

Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent,verleend op 9 juli 2009, werd Leclercq, Marcial, geboren te Ieper op31 januari 1972, wonende te 8957 Mesen, Rijselstraat 33, verblijvende te9000 Gent, P.C. Dr. Guislain, Campus Sint-Alfons, Sint-Juliaanstraat 1,niet in staat verklaard zelf zijn goederen te beheren en kreeg toege-voegd als voorlopig bewindvoerder : Feys, Ives, advocaat te8670 Koksijde, Zeelaan 195.

Gent, 14 juli 2009.Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Smet, Ellen.

(68395)

Dit bericht vervangt datgene verschenen in het Belgisch Staatsbladvan 4 juni 2008, blz. 28465, akte nr. 66304

Vredegerecht van het derde kanton Gent

De vrederechter van het vredegerecht van het derde kanton Gent, bijbeschikking van 22 mei 2008, heeft beslist dat de heer De Roose,Yannick, geboren te Gent op 9 mei 1990, wonende te 9070 Destelbergen,Nijverheidsstraat 7, niet in staat is om zijn goederen te beheren, en heeftaangesteld : Beuselinck, Philippe, advocaat te 9000 Gent, er kantoor-houdende aan de Zilverhof 2B, als voorlopige bewindvoerder, mandaataanvang nemend op 22 mei 2008.

Gent, 28 mei 2008.De afgevaardigd adjunct-griffir : (get.) C. Degraeve.

(68396)

Vredegerecht van het kanton Grimbergen

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Grimbergen,verleend op 9 juli 2009, werd de heer Vanparys, Daniël, geboren teOostende op 28 mei 1958, wonende te 1731 Zellik (Asse), Openveld-straat 19, thans verblijvende in het Sint-Alexiusinstituut, Grimbergse-steenweg 40, te 1850 Grimbergen, niet in staat verklaard zijn goederente beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder :Mr. Loos, Rudi, advocaat, met kantoor te 1040 Etterbeek, Sint-Michielslaan 55, bus 10.

Grimbergen, 14 juli 2009.

De griffier : (get.) De Backer, Elise.(68397)

Vredegerecht van het kanton Lier

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op2 juli 2009, werd Verrelst, Karel, geboren te Kessel op28 september 1925, wettelijk gedomicilieerd en verblijvende in hetHeilig Hart Rusthuis, Kerkeblokken 11, te 2560 Nijlen, niet in staatverklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopigbewindvoerder : Verrelst, Rachel, wonende te 2560 Nijlen, Broechem-sesteenweg 43A.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Meulenbrouck,Gerlinda.

(68398)

Vredegerecht van het kanton Mol

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mol, verleend op2 juli 2009, werd Vos, Isidoor Alfons Andreas, geboren te Balen op8 juli 1943, gedomicilieerd en verblijvende in het O.C.M.W. RusthuisTer Vest, te 2490 Balen, Veststraat 60, niet in staat verklaard om zelf zijngoederen te beheren en werd hem toegevoegd als voorlopige bewind-voerder : Vos, Tim Peter Jozef, geboren te Balen op 25 oktober 1969,wonende te 2440 Geel, Pastoor van Neylenstraat 68, met algehelebevoegdheid.

Mol, 14 juli 2008.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Marc Verheyden.(68399)

Vredegerecht van het kanton Ninove

Bij vonnis verleend door de vrederechter van het kanton Ninove, op6 juli 2009, werd Gies, Frea, geboren te Asse op 19 juni 1991, wonendete 9400 Ninove (Okegem), Hazeleerstraat 66, bus 1, niet in staatverklaard zelf haar goederen te beheren en werd haar toegevoegd alsvoorlopig bewindvoerder : Bodard, Vera, wonende te 9400 Ninove,Hazeleerstraat 66, bus 1.

Ninove, 14 juli 2009.

De hoofdgriffier : (get.) Poelaert, Sabine.(68400)

50377MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 244: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Vredegerecht van het kanton Schilde

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Schilde, verleendop 14 juli 2009, werd Andries, Delphina, geboren op 30 december 1918,wettelijk gedomicilieerd te 2530 Boechout, Kapellestraat 8, verblijvendeCompostella Woon- en Zorgcentrum, Doolweg 6, te 2150 Borsbeek(Antwerpen), niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreegtoegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Loos, Eric, wonende te2280 Grobbendonk, Pater Voordeckersstraat 8.

Schilde, 14 juli 2009.

De hoofdgriffier : (get.) Peeters, Hilde.(68401)

Vredegerecht van het kanton Turnhout

Het vonnis van de plaatsvervangend rechter bij het vredegerecht vanhet kanton Turnhout (09A818 - Rep.R. 2346/2009), uitgesproken op9 juli 2009 :

Verklaart Mevr. Pauwels, Denise Josephina Ludovica, geboren teTurnhout op 20 maart 1953, huisvrouw, gehuwd met Pelckmans,Eduardus, wonende en verblijvende in het rust- en verzorgingstehuisSint-Petrus, te 2300 Turnhout, Albert Van Dyckstraat 18, kamer 402, nietin staat verklaard haar goederen te beheren.

Voegt toe als voorlopige bewindvoerder, met algemenevertegenwoordigingsbevoegdheid aan de voornoemde beschermdepersoon : de heer Pelckmans, Eduardus Maria Josephus, geboren teTurnhout op 20 juni 1950, rijksambtenaar, gehuwd met Pauwels,Denise, wonende te 2300 Turnhout, Otterstraat 85, bus 1.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Luc Verheyen.(68402)

Vredegerecht van het kanton Veurne-Nieuwpoort, zetel Veurne

Vonnis uitgesproken door de vrederechter van het kanton Veurne-Nieuwpoort, met zetel te Veurne, d.d. 19 juni 2009.

Verklaart Vanpoucke, Ronny, geboren op 21 december 1962, wonendete 8670 Oostduinkerke, Dewittelaan 1, verblijvende Koningin ElisabethInstituut, Dewittelaan 1, te 8670 Oostduinkerke, niet in staat zelf zijngoederen te beheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Mouton, Celine, advocaat,met kantoor te 8630 Veurne, Karel Coggelaan 21.

Veurne, 13 juli 2009.

De hoofdgriffier : (get.) Huyghe, Gina.(68403)

Vonnis uitgesproken door de vrederechter van het kanton Veurne-Nieuwpoort, met zetel te Veurne, d.d. 17 juni 2009.

Verklaart Debruyne, Micheline, geboren op 2 december 1932,wonende te 8670 Koksijde, Prins Boudewijnlaan 6, verblijvendeKoningin Elisabeth Instituut, Dewittelaan 1, te 8670 Oostduinkerke,niet in staat zelf haar goederen te beheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Mr. Karel Versteele, advo-caat met kantoor te 8630 Veurne, Noordstraat 28.

Veurne, 13 juli 2009.

De hoofdgriffier : (get.) Huyghe, Gina.(68404)

Mainlevée d’administration provisoireOpheffing voorlopig bewind

Justice de paix du canton d’Ath-Lessines, siège d’Ath

Suite à la requête déposée le 3 juillet 2009, par ordonnance du jugede paix du canton d’Ath-Lessines, siège d’Ath, rendue le 14 juillet 2009,a été levée la mesure d’administration provisoire prise par ordonnancedu 13 mars 2002, à l’égard de Mme Van Beneden, Marie-Gabrielle, néele 6 octobre 1923, décédée à Ath le 9 mai 2009, domiciliée en son vivantHome de l’Esplanade, rue Jean Jaurès 7, à 7800 Ath.

Cette personne étant décédée, il a été mis fin, en conséquence, à lamission de son administrateur provisoire, à savoir : Me Mestdagh,Isabelle, avocate à Ath, rue Isidore Hoton 37.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Marbaix, Marie-Jeanne.(68405)

Justice de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne,siège de Dinant

Par ordonnance du juge de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Dinant, rendue le 10 juillet 2009 :

Constatons que la mesure d’administration provisoire des biens,prise par notre ordonnance du 17 février 2009, à l’égard deMme Grogna, Marthe, domicilié à 5001 Namur (Belgrade), avenueJoseph Abras 49, et résidant de son vivant à la Résidence Sainte-Anne,rue du Pont d’Amour 50, chambre 153, à 5500 Dinant, cesse de produireses effets de plein droit, suite au décès de la personne protégée précitée,survenu à Dinant le 30 mai 2009.

En conséquence, le mandat d’administrateur provisoire de M. Fairon,Albert, domicilié à 5001 Namur (Belgrade), avenue Joseph Abras 49, apris fin.

Pour extrait conforme : le greffier assumé, (signé) Besohe, Eddy.(68406)

Par ordonnance du juge de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Dinant, rendue le 10 juillet 2009 :

Constatons que la mesure d’administration provisoire des biens,prise par notre ordonnance du 11 octobre 2007, à l’égard deM. Lambotte, André, domicilié à 5530 Yvoir, Château Bel Air, rue duTricointe 30, cesse de produire ses effets de plein droit, suite au décèsde la personne protégée précitée, survenu le 30 mai 2009.

En conséquence, le mandat d’administrateur provisoire de Me Sepul-chre, Jean-Grégoire, dont les bureaux sont établis à 5100 Namur(Jambes), chaussée de Dinant 776, a pris fin.

Pour extrait conforme : le greffier assumé, (signé) Besohe, Eddy.(68407)

Justice de paix du premier canton de Namur

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Namurprononcée en date du 10 juillet 2009 (Rep. n° 3537/2009), il a étéconstaté que la mission de l’administrateur provisoire, Me Baudhuin,Rase, avocat, dont le cabinet est établi à Jambes, boulevard de laMeuse 25, a cessé de plein droit lors du décès survenu le 12 juin 2009de la personne protégée, M. Eric Dufays, né le 5 novembre 1959,domicilié en son vivant rue du Longeau 26, à 5100 Dave.

Namur, le 13 juillet 2009.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Michel Hernalsteen.(68408)

50378 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 245: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Justice de paix du second canton de Wavre

Par ordonnance du juge de paix du second canton de Wavre renduele 14 juillet 2009, il a été constaté que la mesure d’administrationprovisoire prise par ordonnance du 1er août 2007 a pris fin suit au décèsde M. Destrée, Gerard, né à Lonzée le 20 septembre 1941, domicilié deson vivant à 1435 Mont-Saint-Guibert, rue des Tilleuls 44.

Par conséquent, il a été mis fin à la mission de son administrateurprovisoire, à savoir : Mme Marianne Destrée, domiciliée à1457 Walhain, rue des Combattants 20, bte 1.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Jonet, Lucette.(68409)

Rechtbank van eerste aanleg te Brugge

Bij vonnis, uitgesproken op 10 juli 2009, door de vakantiekamer vande rechtbank van eerste aanleg te Brugge, wordt de ontheffing bevolenvan Mr. Jan Dekersgieter, advocaat te Brugge, Tempelhof 68, alsvoorlopige bewindvoerder over de goederen van Dewitte, Karina,geboren te Menen op 29 januari 1955, wonende te Kortrijk, Boerderij-straat 52.

Brugge, 13 juli 2009.

De griffier, (get.) Luc Geldof.(68410)

Vredegerecht van het eerste kanton Brugge

Verklaart Van Loocke, Anne, advocaat, met kantoor te 8340 Damme,Vossenberg 7, aangewezen bij vonnis, verleend door de vrederechtervan het eerste kanton Brugge (rolnummer 09A21 - Rep.R. 206/2009),tot voorlopig bewindvoerder over Arryn, Marcel, geboren te Beernemop 10 november 1925, laatstwonende te 8730 Beernem, Stijn Streuvel-straat 34, met ingang van 13 juli 2009, ontslagen van de opdracht,gezien de beschermde persoon overleden is te Brugge op 6 juni 2009.

Brugge, 13 juli 2009.

De griffier, (get.) Sigrid D’Hont.(68411)

Vredegerecht van het kanton Turnhout

Het vonnis (09B212 - Rep.R. 2367/2009) van de vrederechter van hetkanton Turnhout, uitgesproken op 13 juli 2009, verklaart Mevr. DeJongh, Mieke, wonende te 2547 Lint, Haakveld 29, aangewezen bijbeschikking, verleend door de vrederechter van het kanton Turnhout,op 25 januari 2006 (rolnummer 06A4 - Rep.R. 418/2006), tot voorlopigebewindvoerder over Mevr. Kockx, Jacqueline Josephine Hubertine,geboren te Poix (Frankrijk) op 5 april 1934, laatst wonende en verblij-vende in het R.V.T. Sint-Petrus, te 2300 Turnhout, Albert VanDyckstraat 18 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van2 februari 2006, bl. 5856 en onder nr. 61160), met ingang van 1 april 2009ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overledenis.

Turnhout, 14 juli 2009.

De hoofdgriffier, (get.) Verheyen, Lucas.(68412)

Remplacement d’administrateur provisoireVervanging voorlopig bewindvoerder

Justice de paix du canton de Braine-l’Alleud

En vertu d’une ordonnance du juge de paix du canton de Braine-l’Alleud rendue le 15 mai 2009, il a été donné acte à Me Luc VanMalderen, dont le cabinet est établi à 1420 Braine-l’Alleud, place Saint-Sébastien 64, bte 23, de la fin de son mandat de l’administrateurprovisoire de M. Pol Glibert, et désignons en tant que nouvel adminis-trateur, M. Lucien Glibert, de nationalité belge, né à Braine-l’Alleud le13 janvier 1932, domicilié à 1440 Braine-le-Château, chaussée deTubize 184.

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Parise, Maïder.(68413)

Vredegerecht van het vijfde kanton Brussel

Bij beschikking van de vrederechter van het nieuwe vijfde kantonBrussel, d.d. 29 juni 2009, werd er een einde gesteld aan het mandaatvan Van Rampelberg, Greta, advocate, de Limburg Stirumlaan 192,1780 Wemmel, als voorlopige bewindvoerder van De Taeye, Myriam,geboren te Etterbeek op 29 januari 1951, Adrie Bayetlaan 32,1020 Brussel.

De beschermde persoon kreeg als nieuwe voorlopig bewindvoerdertoegevoegd : Cloosen, Balder, Jaargetijdenlaan 54, 1050 Brussel.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Hilda De Greif.(68414)

Vredegerecht van het kanton Maasmechelen

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Maasmechelen,verleend op 26 juni 2009, werd Cardinaels, Guido, ontvanger O.C.M.W.Maasmechelen, kantoorhoudende te 3630 Maasmechelen, Binnenhof 2,aangewezen bij beschikking, verleend door de vrederechter van hetkanton Maasmechelen, op 17 februari 2009 (rolnummer 99B26 -Rep.R. 352), tot voorlopig bewindvoerder over Willen, Regina MariaHubertina, geboren te Lanklaar op 16 augustus 1941, wonende te3630 Maasmechelen, Kannegatstraat 10, met ingang van 26 juni 2009ontslagen van zijn opdracht.

Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemdebeschermde persoon Willen, Regina Maria Hubertina : Lycops, Sophia,advocaat, kantoorhoudende te 3630 Maasmechelen, Rijksweg 610.

De griffier, (get.) Coun, Rita.(68415)

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Maasmechelen,verleend op 26 juni 2009, werd Cardinaels, Guido, ontvanger O.C.M.W.Maasmechelen, kantoorhoudende te 3630 Maasmechelen, Binnenhof 2,aangewezen bij beschikking, verleend door de vrederechter van hetkanton Maasmechelen, op 17 februari 2009 (rolnummer 99B27 -Rep.R. 351), tot voorlopig bewindvoerder over Potocan, François,geboren te Vilvoorde op 2 oktober 1937, fabrieksarbeider, wonende te3630 Maasmechelen, Kannegatstraat 10, met ingang van 26 juni 2009ontslagen van zijn opdracht.

Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemdebeschermde persoon Potocan, François : Lycops, Sophia, advocaat,kantoorhoudende te 3630 Maasmechelen, Rijksweg 610.

De griffier, (get.) Coun, Rita.(68416)

50379MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 246: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Publication prescrite par l’article 793du Code civil

Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793van het Burgerlijk Wetboek

Acceptation sous bénéfice d’inventaireAanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving

Bij verklaring, d.d. 3 juli 2009, ter griffie van de rechtbank van eersteaanleg te Mechelen, heeft de heer Van Den Abbeele, Diederik PieterHendrik Willem, geboren te Mushie (Belgisch Congo) op 22 juli 1956,wonende te 2820 Bonheiden, Oude Baan 37, handelend in zijn hoeda-nigheid van voorlopig bewindvoerder over de goederen van Mevr. VanDer Plas, Helena Louisa Arthur, geboren te Buggenhout op3 december 1929, wonende te 2800 Mechelen, Moestuinstraat 6, denalatenschap van de heer Van Den Abbeele, Barthold Andries KarelKoenraad, geboren te Mechelen op 27 februari 1965, laatst wonende, te2000 Antwerpen, Steenhouwersvest 42, bus 3, en overleden teAntwerpen op 23 juni 2009, aanvaard onder voorrecht van boedelbe-schrijving.

De schuldeisers en legatarissen worden verzocht bij aangetekendschrijven hun rechten te doen gelden binnen de drie maanden napublicatie van deze verklaring in het Belgisch Staatsblad. Dat aangete-kend schrijven moet verzonden worden aan notaris Gauthier Clerens,te 2800 Mechelen, Korenmarkt 47.

(Get.) Gauthier Clerens, notaris.(30024)

Bij verklaring afgelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanlegte Brussel, op 29 mei 2009, heeft Mr. Joeri Vastersavents, advocaat, te1730 Asse, Steenweg 3, volmachtdrager van Mevr. Brys, Nathalie,geboren te Aalst op 1 juli 1984, wonende te 8620 Nieuwpoort,Lombardsijdestraat 12, bus 203, handelend voor haar minderjarig kindBogemans, Kiana, geboren te Aalst op 25 februari 2003, met haarwonende, verklaard om de nalatenschap van Mevr. Van Cauwelaert,Maria Louisa Augusta, geboren te Nieuwenhove op 23 februari 1919,wonende te Galmaarden, Stationsstraat 39, en overleden te Herne op20 juli 2008, te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving.Keuze van woonplaats bij notaris Paul Van Holen, te 1570 Galmaarden,Watermolenstraat 12, waar schuldeisers en legatarissen verzochtworden zich kenbaar te maken bij aangetekend schrijven, binnen dedrie maanden vanaf de bekendmaking.

(Get.) B. Van Damme, notaris, te Nieuwpoort.(30025)

Volgens akte verleden op de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren,op 13 maart 2007 : Mevr. Tielen, Jenny Hendrika Martina, geboren teBree op 29 mei 1964, wonende te 3680 Maaseik, Lange Reeschapstraat 5,handelend in naam en voor rekening en in haar hoedanigheid vanmoeder en drager van het ouderlijk gezag van mejuffrouw Tielens,Kim, geboren te Bree op 4 augustus 1989, en de jongeheer Tielens, Joeri,geboren te Bree op 19 augustus 1992, beiden wonende te 3680 Maaseik,Lange Reeschapstraat 5, heeft verklaard de nalatenschap van wijlenMevr. Bancken, Maria Jacoba Cornelia, geboren te Grote-Brogel op2 juni 1940, in leven wonende te 3950 Bocholt, Kerkplein 18, bus 1,overleden te Overpelt op 17 juli 2006, te aanvaarden onder voorrechtvan boedelbeschrijving. Er wordt woonstkeuze gedaan op het kantoorvan notaris Bart Van Der Meersch, te 3960 Bree, Opitterkiezel 50. Deschuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de drie maandente rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hunrechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op de door deerfgenamen gekozen woonplaats, zijnde het kantoor van notaris BartVan Der Meersch, te 3960 Bree, Opitterkiezel 50.

Bree, 14 juli 2009.

Voor de verzoeker, (get.) Bart Van Der Meersch, notaris.(30026)

Par acte n° 09-554, dressé au greffe du tribunal de première instancede Nivelles le 21 avril 2009, Me Luppens, Delphine, avocate à1040 Bruxelles, porteuse d’une procuration et agissant pour compte,Me Oliviers, Gilles, avocat à Etterbeek, avenue de la Chasse 132,administrateur provisoire de Mme de Dorlodot, Martine Marie Jeanne,née à Haine-Saint-Paul le 21 janvier 1959, épouse, en instance dedivorce de M. Moray, André, domiciliée à Liège, place Saint-Jacques 1,désigné en cette qualité par ordonnance de M. le juge de paix du cantonde Saint-Josse-ten-Noode du 18 septembre 2008, a déclaré accepter sousbénéfice d’inventaire, pour compte de son administrée la succession dupère de celle-ci, savoir M. de Dorlodot, Léopold Jules Gaston, né àBruxelles le 14 mai 1921, de son vivant domicilié à 1440 Braine-le-Château, rue Latérale 2, bte 1, et décédé à Braine-le-Château le5 février 2009, Me Olivers, Gilles, étant spécialement autorisé à agirdans ce sens aux termes d’une ordonnance de M. le juge de paix ducanton de Saint-Josse-ten-Noode du 2 mars 2009.

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits,par avis recommandé, au domicile élu dans les trois mois de la présenteinsertion.

L’élection de domicile est faite en l’étude de Me Kathleen Dandoy,notaire associée, de résidence à Perwez, avenue Hubert Jacobs 18.

(Signé) K. Dandoy, notaire associé.(30027)

Tribunal de première instance de Bruxelles

Déclaration d’acceptation sous bénéfice d’inventaire devant le gref-fier du tribunal de première instance de Bruxelles, faite le 8 juillet 2009,par Mme Bettendorf, Michèle, demeurant à 1180 Bruxelles, avenueDolez 75, en qualité de mandataire en vertu d’une procuration sousseing privé ci-annexée, datée du 27 mai 2009, et donnée parMe Oliviers, Gilles, avocat à 1040 Etterbeek, avenue de la Chasse 132,agissant en sa qualité d’administrateur provisoire de Mme Berruyer,Berthe, née à Merdrignac (France) le 24 décembre 1921, et demeurant à1140 Evere, square S. Hoedemaekers 22, bte 4, désigné à cette fonctionpar ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode,d.d. 26 mars 2009.

Autorisation : ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode, d.d. 23 avril 200.

Objet déclaration : acceptation sous bénéfice d’inventaire, a la succes-sion de Fontaine, Jean, né à Leuze le 10 août 1914, de son vivantdomicilié à Evere, square S. Hoedemaekers 22, et décédé le 15 avril 2005à Schaerbeek.

Dont acte signé, après lecture, (signé) Bettendorf, Michèle;

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois à compter dela présente insertion, à Me Jean-François Poelman, notaire, de résidenceà Schaerbeek, avenue Emile Max 165.

Le greffier délégué, (signé) Muriel Soudant.(30028)

Tribunal de première instance de Charleroi

Suivant l’acte dressé ce 3 juillet 2009, au greffe du tribunal de cesiège :

Aujourd’hui, le 3 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunal depremière instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devantnous, Myriam Vandercappelle, greffier :

Me Thierry L’Hoir, avocat, de résidence à 6210 Frasnes-lez-Gosselies,rue Reine Astrid 62, agissant en sa qualtié de tuteur ad hoc de :

Jacobs, Isabella, née à 11 juin 1993 à Wilrijk;

Jacobs, Maria, née le 10 octobre 1995 à Anvers, domiciliées toutesdeux à 7170 Manage, rue Léon Debelle 59,

50380 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 247: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

désigné à cette fonction par ordonnance du juge de paix du canton deSeneffe en date du 22 janvier 2009, à ce dûment autorisé par ordonnancedu juge de paix du canton de Seneffe en date du 3 juin 2009, lequelcomparant, agissant comme dit ci-dessus déclare, en langue française,accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession deVella, Maria, née à Aragona (Italie) le 10 mars 1928, de son vivantdomiciliée à Manage, rue Léon Debelle 59, et décédée le 25 mars 2008à Manage.

Dont acte dressé à la demande formelle, du comparant qu’aprèslecture faite nous avons signé avec lui.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Thierry L’Hoir, avocat, de résidence à6120 Frasnes-lez-Gosselies, rue Reine Astrid 62.

Charleroi, le 3 juillet 2009.Le greffier, (signé) Vandercappelle, M.

(30029)

Suivant l’acte dressé ce 3 juillet 2009, au greffe du tribunal de cesiège :

Aujourd’hui, le 3 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunal depremière instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devantnous, Myriam Vandercappelle, greffier : M. Maskens, Luc, domicilié rueMestriaux 2, à 6511 Beaumont-Strée, agissant en qualité de parentexerçant l’autorité parentale à l’égard de Maskens, Elodie, née le29 août 1992 à Jolimont (La Louvière), domiciliée rue Mestriaux 2, à6511 Beaumont-Strée, mineur sous autorité parentale, a ce dûmentautorisé en vertu d’une ordonnance du juge de paix du canton deBeaumont-Chimay-Merbes-le-Château, siégeant à Beaumont, le23 juin 2009, lequel comparant agit comme dit ci-dessus, déclare enlangue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement,la succession de Debroux, Christel, née le 10 octobre 1967 à Lobbes, deson vivant domiciliée à Merbes-le-Château, rue de Binche 63, etdécédée le 19 mai 2009 à Merbes-le-Château.

Dont acte dressé à la demande formelle, du comparant qu’aprèslecture faite nous avons signé avec lui.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Mourue, Françoise, notaire, derésidence à 6567 Merbes-le-Château, Grand-Place 37.

Charleroi, le 3 juillet 2009.Le greffier, (signé) Vandercappelle, M.

(30030)

Suivant acte dressé ce 3 juillet 2009, au greffe du tribunal de ce siège :

Aujourd’hui, le 3 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunal depremière instance séant à Charleroi, province de Hainaut, et par-devantnous, Myriam Vandercappelle, greffier :

Me Thierry L’Hoir, avocat, de résidence à 6210 Frasnes-lez-Gosselies,rue Reine Astrid 62, agissant en sa qualité d’administrateur provisoirede :

Badalamenti, Maria Annunziata, née à Alcamo (Italie) le 1er sep-tembre 1937, domiciliée à Frasnes-lez-Gosselies, rue Eugène Gilles 21;

Boukerdous, Béa, née à Charleroi le 19 octobre 1959, domiciliée à6210 Frasnes-lez-Gosselies, rue Eugène Gilles 21;

Boukerdous, Lainiz, né à Charleroi le 21 août 1960, domicilié à6210 Frasnes-lez-Gosselies, rue Eugène Gilles 21;

Boukerdous, Mouhan, né à Charleroi le 6 juin 1969, domicilié à6210 Frasnes-lez-Gosselies, rue Eugène Gilles 21,désigné à ces fonctions par quatre ordonnance du juge de paix dutroisième canton de Charleroi en date du 19 février 2009, à ce dûmentautorisé par quatre ordonnances du juge de paix du troisième cantonde Charleroi en date du 24 juin 2009, lequel comparant, agissant commedit ci-dessus, déclare en langue française, accepter, mais sous bénéficed’inventaire seulement, la succession de Boukerdous, Yahia, né le

5 novembre 1930 à Boukerdous (Algérie), de son vivant domicilié àFrasnes-lez-Gosselies, rue Eugène Gilles 12, et décédé le 12 décem-bre 2008 à Charleroi.

Dont acte dressé à la demande formelle, du comparant qu’aprèslecture faite nous avons signé avec lui.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Thierry L’Hoir, avocat, de résidence à6210 Frasnes-lez-Gosselies, rue Reine Astrid 62.

Charleroi, le 3 juillet 2009.Le greffier, (signé) Vandercappelle, M.

(30031)

Aujourd’hui, le 1er juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunalde première instance séant à Charleroi, province de Hainaut, etpar-devant nous, Myriam Vandercappelle, greffier :

Mme Debrue, Mireille, domiciliée place Jean Jaurés 30, à 6040 Jumet,agissant en sa qualité de mandataire spécial de :

Mme Hamdou, Habiba, domiciliée rue du Cadet 50, à 6183 Traze-gnies,agissant en son nom personnel;et en sa qualité de titulaire de l’autorité parentale sur ses enfantsmineurs, à savoir :

Zabara, Anas, né à Charleroi le 30 avril 2003;Zabara, Hanan, née à Charleroi le 22 juillet 2005,

domiciliés tous deux avec leur mère,a ce dûment autorisé en vertu de l’ordonnance du juge de paix ducanton de Fontaine-l’Evêque du 8 juin 2009, a ce dûment mandaté envertu d’une procuration donnée à Gilly le 7 octobre 2008, laquellecomparante agit comme dit ci-dessus déclare, en langue française,accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession deZabata, Mohamed, né le 28 février 1977 à Charleroi, de son vivantdomicilié à Trazegnies, rue du Cadet 50, et décédé le 21 septembre 2008à Agadir (Maroc).

Dont acte dressé à la demande formelle, de la comparante qu’aprèslecture faite nous avons signé avec elle.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits, par avis recommandé, dans les délais de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Alain France et Gilles France, notairesassociés, de résidence à 6060 Gilly, rue de Montignies 28.

Charleroi, le 1er juillet 2009.Le greffier, (signé) Myriam Vandercappelle.

(30032)

Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instancede Charleroi, en date du 3 juillet 2009.

Aujourd’hui le 3 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunal depremière instance céans à Charleroi, province de Hainaut et par-devantnous, Vandercappelle, Myriam, greffier,

Mme Beka, Viviane, née à Aiseau le 23 février 1969, domiciliée à6061 Montignies-sur-Sambre, rue Chet 219, agissant en qualité dereprésentante légale des enfants mineurs :

Mlle Cucchiaro, Marie, née à Charleroi le 27 juin 1995, domiciliée à6061 Montignies-sur-Sambre, rue Chet 219;

M. Cucchiaro, Luca, né à Charleroi le 4 avril 2001, domicilié à6061 Montignies-sur-Sambre, rue Chet 219.

A ce dûment autorisée par ordonnance du juge de paix du deuxièmecanton de Charleroi, en date du 22 juin 2009.

Laquelle comparante déclare, en langue française, accepter mais sousbénéfice d’inventaire seulement la succession de Cucchiaro, Valentino,né à Charleroi le 13 août 1960, de son vivant domicilié à Montignies-sur-Sambre, rue Chet 219, et décédé le 8 juin 2009 à Gilly.

Dont acte dressé à la demande formelle de la comparante qu’aprèslecture faite nous avons signé avec elle.

50381MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 248: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits par avis recommandé dans les délais de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Rombeau, Dominique, notaire, en sonétude, rue Jacmain 29, à 6040 Jumet.

Fait à Charleroi, au greffe civil du tribunal de première instance, le3 juillet 2009.

Le greffier : (signé) Vandercappelle, Myriam.(30033)

Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instancede Charleroi, en date du 1er juillet 2009.

Aujourd’hui le 1er juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunalde première instance céans à Charleroi, province de Hainaut et par-devant nous, Vandercappelle, Myriam, greffier,

M. Sébastien Dupuis, licencié en notariat, boulevard des Inva-lides 109, bte 9, à 1160 Auderghem,

agissant en qualité de mandataire spécial de :

Tondu, Valérie, née à Dinant le 17 juillet 1969, domiciliée rue de laPaix 34, à 7141 Carnières,

en vertu d’une procuration donnée à Carnières, le 12 juin 2009,

Mme Valérie Tondu, agissant quant à elle en qualité de mère, titulairede l’autorité parentale et représentante légale de ses enfants mineursd’âge à savoir :

Vittor, Kimberley, née à Brugge le 27 mai 1994,

et

Vittor, Valentine, née à La Louvière le 12 février 2002, (toutes deuxdomiciliées avec leur mère, ci-avant qualifiée laquelle étant dûmentautorisée en vertu de l’ordonnance du juge de paix du canton deBinche, du 26 mai 2009,

lequel comparant, agissant comme dit ci-dessus,

déclare, en langue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaireseulement le succession de Vittor, Bernard (né à Charleroi le7 avril 1958), de son vivant domicilié à Morlanwelz, rue de la Paix 34,et décédé le 4 janvier 2009 à La Louvière.

Dont acte dressé à la demande formelle du comparant qu’aprèslecture faite nous avons signé avec lui.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits par avis recommandé dans les délais de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Pierre Brahy, notaire, en son étude,rue du Parc 28, à 7100 La Louvière.

Fait à Charleroi, au greffe civil du tribunal de première instance, le1er juillet 2009.

Le greffier : (signé) Vandercappelle, Myriam.(30034)

Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instancede Charleroi, en date du 8 juillet 2009.

Aujourd’hui le 8 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunal depremière instance céans à Charleroi, province de Hainaut et par-devantnous, Nicole Docquier, greffier,

Me Pollaert, Carine, avocate à 7100 La Louvière, rue ErnestMilcamps 24, agissant en qualité d’administrateur provisoire de :

M. Marcq, Paul, né le 30 juin 1964 à Charleroi, domicilié à1070 Anderlecht, rue Ferdinand Craps 2/94.

Désignée à cette fonction par ordonnance du juge de paix du cantonde La Louvière, du 10 octobre 1995.

A ce dûment autorisée par ordonnance du juge de paix du cantond’Anderlecht, du 30 juillet 2007.

Laquelle comparante, agissant comme dit ci-dessus, déclare, enlangue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement lasuccession de Marcq, Emile, né à Marchienne-au-Pont le 10 mai 1943,de son vivant domicilié à Marchienne-au-Pont, rue Saint-Jean 22, ettrouvé sans vie le 24 mars 2006 à Marchienne-au-Pont.

Dont acte dressé à la demande formelle de la comparante qu’aprèslecture faite nous avons signé avec elle.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits par avis recommandé dans les délais de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Ganty, Philippe, notaire de résidenceà 6032 Mont-sur-Marchienne, avenue Paul Pastur 155.

Fait à Charleroi, le 8 juillet 2009.

Le greffier : (signé) Nicole Docquier.(30035)

Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instancede Charleroi, en date du 8 juillet 2009.

Aujourd’hui le 8 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunal depremière instance céans à Charleroi, province de Hainaut et par-devantnous, Nicole Docquier, greffier,

Me Pollaert, Carine, avocate à 7100 La Louvière, rue ErnestMilcamps 24, agissant en qualité d’administrateur provisoire de :

M. Villée, Marc, né à Tournai le 7 avril 1952, domicilié à 7170 Manage,rue de la Petite Franchise 31, résidant actuellement à 7000 Mons, hôpitalpsychiatrique « Le Chêne-aux-Haies », chemin du Chêne-aux-Haies 24.

Désignée à cette fonction par ordonnance du juge de paix du cantonde La Louvière, du 28 septembre 1999.

A ce dûment autorisée en vertu d’une ordonnance du juge de paixdu canton de Binche, du 5 mai 2009.

Laquelle comparante, agissant comme dit ci-dessus, déclare, enlangue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement lasuccession de Marchal, Suzanne Marie Augusta Gislaine, née àCouthuin le 14 mai 1930, de son vivant domiciliée à Manage, rue LéonDebelle 94, et décédée le 29 septembre 2008 à Manage.

Dont acte dressé à la demande formelle de la comparante qu’aprèslecture faite nous avons signé avec elle.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits par avis recommandé dans les délais, trois mois à compter de ladate de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Levie, Yves-Michel, notaire derésidence à 7100 La Louvière, rue A. Warocqué 134.

Fait à Charleroi, le 8 juillet 2009.

Le greffier : (signé) Nicole Docquier.(30036)

Suivant l’acte dressé ce 14 juillet 2009 au greffe du tribunal de cesiège.

Aujourd’hui le 14 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunalde première instance céans à Charleroi, province de Hainaut etpar-devant nous, Nicole Docquier, greffier,

M. Cowez, Jean-François, domicilié impasse Lannois (REV) 2,6210 Les Bons Villers, agissant en sa qualité d’administrateur légal deses enfants mineurs :

Cowez, Maxime, né à Gosselies le 4 mars 1997, domicilié à6210 Rêves, impasse Lannois 2;

Cowez, Romain, né à Gosselies le 27 mars 2000, domicilié à6210 Rêves, impasse Lannois 2;

Cowez, Loris, né à Gosselies le 12 septembre 2005, domicilié à6210 Rêves, impasse Lannois 2.

A ce dûment autorisée en vertu de l’ordonnance du juge de paix dutroisième canton de Charleroi, du 29 juin 2009.

50382 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 249: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Lequel comparant déclare, en langue française, accepter mais sousbénéfice d’inventaire seulement la succession de Debrulle, Françoise,née le 19 avril 1971 à Nivelles, de son vivant domiciliée à Rêves,impasse Lannois 2, et décédée le 12 mars 2009 à Les Bons Villers.

Dont acte dressé à la demande formelle, du comparant qu’aprèslecture faite nous avons signé avec lui.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits par avis recommandé dans un délai de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Meunier, Marie-France, notaire derésidence à 6210 Les Bons Villers, chaussée de Bruxelles 553.

Charleroi, le 14 juillet 2009.

Le greffier : (signé) Nicole Docquier.(30037)

Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instancede Charleroi, en date du 9 juillet 2009.

Aujourd’hui le 9 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunal depremière instance céans à Charleroi, province de Hainaut et par-devantnous, Nicole Docquier, greffier,

Mme Duvinage, Nicole, née à Charleroi le 17 janvier 1962, domiciliéeà 6043 Ransart, rue Longue 5, agissant en son nom personnel et enqualité d’administrateur légal de ses enfans mineurs :

M. Durieux, Stéphan, né à Gosselies le 17 novembre 1996, domiciliéà 6043 Ransart, rue Longue 5;

M. Durieux, Florian, né à Montignies-sur-Sambre le 7 février 2001,domicilié à 6043 Ransart, rue Longue 5;

Mlle Durieux, Océanne, née à Montignies-sur-Sambre le16 octobre 2002, domiciliée à 6043 Ransart, rue Longue 5.

A ce dûment autorisée par ordonnance du juge de paix du troisièmecanton de Charleroi, en date du 29 juin 2009.

Laquelle comparante déclare, en langue française, accepter mais sousbénéfice d’inventaire seulement la succession de Durieux, René, né àRansart le 2 décembre 1961, de son vivant domicilié à Ransart, rueLongue 5, et décédé le 6 mars 2009 à Ransart.

Dont acte dressé à la demande formelle de la comparante qu’aprèslecture faite nous avons signé avec elle.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits par avis recommandé dans les délais de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Van Drooghenbroeck, Vincent, notaire,en son étude, boulevard Audent 16, à 6000 Charleroi.

Fait à Charleroi, au greffe civil du tribunal de première instance, le9 juillet 2009.

Le greffier : (signé) Docquier, Nicole.(30038)

Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instancecéans à Charleroi, en date du 6 juin 2009.

Aujourd’hui le 6 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunal depremière instance céans à Charleroi, province de Hainaut et par-devantnous, Nicole Docquier, greffier,

Me Ureel, Frédéric, avocat, domicilié à 6240 Farciennes, rueAlbert Ier 236, désigné par ordonnance du juge de paix du premiercanton de Charleroi du 26 juillet 2001, en qualité d’administrateurprovisoire des biens de :

M. Delory, Philippe, né à Bruxelles le 20 avril 1967, domicilié à6060 Gilly, rue de la Poudrière 30.

A ce dûment autorisé par ordonnance du juge de paix du premiercanton de Charleroi, en date du 25 juin 2009.

Lequel comparant, agissant comme dit-ci-dessus, déclaré, en languefrançaise, accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement la succes-sion de Joachim, Claudine, née à Marchienne-au-Pont le 20 février 1944,de son vivant domiciliée à Roux, rue des Chèvres 11, et trouvée sansvie le 10 juin 2009 à Roux.

Dont acte dressé à la demande formelle du comparant qu’aprèslecture faite nous avons signé avec lui.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits par avis recommandé dans les délais de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Lambrechts, Benoît, notaire, en sonétude, chaussée de Lodelinsart 345, à 6060 Gilly.

Fait à Charleroi, au greffe civil du tribunal de première instance, le6 juillet 2009.

Le greffier : (signé) Docquier, Nicole.(30039)

Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instancede ce siège, en date du 13 juillet 2009.

Aujourd’hui le 13 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunalde première instance céans à Charleroi, province de Hainaut et par-devant nous, Nicole Docquier, greffier,

Kaisen, Frédéric, né à Charleroi le 28 décembre 1969, domicilié ruedu Brabant 123, à 6200 Châtelineau,

agissant en qualité de père, titulaire de l’autorité parentale à l’égardde son enfant mineur d’âge, à savoir :

Kaisin, Madeline, née à Montigny-le-Tilleul le 20 novembre 1998,domiciliée avec son père, Kaisin, Frédéric, ci-avant qualifié,

lequel comparant, dûment autorisé en vertu de l’ordonnance du jugede paix du canton de Châtelet, du 29 juin 2009,

déclare, en langue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaireseulement la succession de Van Der Elst, Isabelle, née à Charleroi le23 janvier 1972, de son vivant domiciliée à Châtelineau, rue deBrabant 123, et décédée le 1er avril 2009 à De Haan.

Dont acte dressé à la demande formelle du comparant qu’aprèslecture faite nous avons signé avec lui.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits par avis recommandé dans les délais de trois mois à compter dela date de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Aude Paternoster, notaire, rue LloydGeorges 21, à 6200 Châtelineau.

Fait à Charleroi, au greffe civil du tribunal de première instance, le13 juillet 2009.

Le greffier : (signé) Docquier, Nicole.(30040)

Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège en date du3 juillet 2009.

Aujourd’hui le 3 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunal depremière instance céans à Charleroi, province de Hainaut et par-devantnous, Myriam Vandercappelle, greffier,

Mme Coquelet, Fabienne Josette, née à Gosselies le19 septembre 1964, domiciliée à 6180 Courcelles, rue Wartonlieu 159/B,agissant en sa qualité de mère titulaire de l’autorité parentale surl’enfant mineur :

Denis, Anaïs, née à Gosselies le 10 juillet 1995, domiciliée avec samère,

à ce dûment autorisée par ordonnance du juge de paix du canton deFontaine-l’Evêque, en date du 5 novembre 2008.

Laquelle comparante, agissant comme dit ci-dessus déclare, enlangue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement lasuccession de Denis, Michel Jacques Ghislain, né le 20 janvier 1962 àCharleroi, de son vivant domicilié à Courcelles, rue Wartonlieu 159/B,et décédé le 6 juillet 2007 à Thiméon.

50383MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 250: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Dont acte dressé à la demande formelle de la comparante qu’aprèslecture faite nous avons signé avec elle.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits par avis recommandé dans le délai de trois mois à compter de ladate de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me Bernard Lemaigre, notaire à6061 Montignies-sur-Sambre, rue des Preys 28.

Fait à Charleroi, le 7 juillet 2009, aux fins de publication.

Pour le greffier-chef de service : (signé) Docquier, Nicole.(30041)

Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de ce siège en date du2 juillet 2009.

Aujourd’hui le 2 juillet 2009, comparaît au greffe civil du tribunal depremière instance séant à Charleroi, province de Hainaut et par-devantnous, Nicole Docquier, greffier,

Mme Lefebvre, Marie Rose, née à Mellet le 22 juillet 1946, domiciliéeà 6060 Gilly, chaussée de Ransart 292, agissant en sa qualité de tutricede :

Lefebvre, Patricia, née à Gosselies le 7 février 1967, domiciliée à6200 Châtelet, rue du Petit Fonteny 35/6, mais résidant à 5590 Ciney,IMS de Ciney, service résidentiel, Tienne de la Justice 24, mise sousstatut de minorité volontaire par décision du tribunal de premièreinstance de Charleroi, en date du 22 mai 2000,

à ce dûment autorisée par ordonnance du juge de paix de Châtelet,en date du 17 juin 2009.

Laquelle comparante, agissant comme dit ci-dessus déclare, enlangue française, accepter mais sous bénéfice d’inventaire seulement lasuccession de Lefebvre, Marcel Jules Hector, né à Mellet le13 octobre 1947, de son vivant domicilié à Châtelet, rue du PetitFonteny 35/6, et décédé le 1er août 2004 à Les Bons Villers.

Dont acte dressé à la demande formelle de la comparante qu’aprèslecture faite nous avons signé avec elle.

Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leursdroits par avis recommandé dans le délai de trois mois à compter de ladate de la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à Me François Delmarche, notaire à6043 Ransart, rue Gillard 32.

Charleroi, le 3 juillet 2009.

Pour le greffier chef de service : (signé) Docquier, Nicole.(30042)

Tribunal de première instance de Liège

L’an deux mille, le quatorze juillet.

Au greffe du tribunal de première instance de Liège.

A comparu :

Me Olivier Mahy, notaire à 4360 Oreye, rue de la Westrée 5, porteurd’une procuration sous seing privé qui restera annexée au présent acte,pour et au nom de :

Volont, Erwin, né à Saint-Trond le 2 mars 1964, agissant en qualité detitulaire de l’autorité parentale sur ses enfants mineurs d’âge :

Volont, Kevin, né à Liège le 14 janvier 1992;

Volont, Tiffany, née à Oupeye le 30 juin 1995,

tous trois domiciliés à 4880 Aubel, rue de Battice 138,

et à ce autorisé par ordonnance de la justice de paix du canton deLimbourg-Aubel rendue en date du 30 juin 2009, ordonnance produiteen copie, et qui restera annexée au présent acte.

Lequel comparant a déclaré ès qualités :

accepter sous bénéfice d’inventaire la succession testamentaire deBrone, Jean Ludo Willy, né à Horpmaal le 30 mai 1943, de son vivantdomicilié à Oreye, rue des Combattants 29/B, et décédé le2 janvier 2009 à Waremme.

Le testament est déposé au rang des minutes de Me O. Mahy, notaireà Oreye.

Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 duCode civil, le comparant déclare faire élection de domicile en son étudeà Oreye, rue de la Westrée 5.

Dont acte signé, lecture faite par le comparant et le greffier.

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droitspar avis recommandé au domicile élu dans les trois mois de la présenteinsertion.

Le greffier : (signature illisible).(30043)

Tribunal de première instance de Nivelles

Suivant acte dressé au greffe du tribunal de première instance deNivelles, en date du 9 juillet 2009.

Mlle Fossoul, Anne-Pascale Charline F., de nationalité belge, née àWoluwe-Saint-Lambert le 18 avril 1985, clerc de notaire à l’étude deMe Crunelle, Thierry, notaire de résidence à 1400 Nivelles, rue LaurentDelvaux 25, porteuse d’une procuration qui restera conservée au greffede ce tribunal, agissant pour et au nom de son mandant, à savoir :

Mme Hautier, Béatrice Elmire, de nationalité belge, née à Nivelles le16 septembre 1948, domiciliée à 6700 Arlon, rue Scheuer 53.

Laquelle comparante, s’exprimant en français, a déclare accepter sousbénéfice d’inventaire la succession de Mme Victoire Tombeur, née àJodoigne le 3 avril 1921, de son vivant domiciliée à 1400 Nivelles, ruedes Métiers 7, et décédée le 25 avril 2009 à Wavre.

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droitspar avis recommandé dans les trois mois à compter de la date de laprésente insertion à Me Crunelle, Thierry, notaire de résidence à1400 Nivelles, rue Laurent Delvaux 25.

Nivelles, le 9 juillet 2009.

Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) B. Rychlik.(30044)

Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

Op 28 april 2009 is voor ons, Ph. Jano, griffier bij de rechtbank vaneerste aanleg te Antwerpen, ter griffie van deze rechtbank verschenen :Mr. Peeters, Christel, advocaat, kantoorhoudende te 2900 Schoten,Kunstlei 8, handelend in haar hoedanigheid van voorlopig bewind-voerder, hiertoe benoemd bij beschikking van de vrederechter van hetachtste kanton Antwerpen, d.d. 31 januari 2002, over de goederen vanBogaerts, Lilian, geboren te Vilvoorde op 27 juli 1951, wonende te2100 Deurne (Antwerpen), Pieter De Ridderstraat 2.

Verschijnster verklaart ons, handelend in haar voormelde hoedanig-heid, de nalatenschap van wijlen Guilini, Frans Leopold, geboren teMechelen op 2 september 1939, in leven laatst wonende te 2100 Deurne(Antwerpen), Pieter De Ridderstraat 2, en overleden te Turnhout op31 januari 2009, te aanvaarden, onder voorrecht van boedelbeschrijving.

Er wordt woonstkeuze gedaan op het kantoor van Mr. Peeters,Christel, te 2900 Schoten, Kunstlei 8.

50384 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 251: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Verschijnster legt ons de beschikking van de vrederechter van hetachtste kanton Antwerpen, d.d. 19 maart 2009, voor waarbij zij hiertoegemachtigd werd.

Waarvan akte, datum als boven.

Na voorlezing ondertekend door verschijnster en ons, griffier.

(Get.) Chr. Peeters; Ph. Jano.(30045)

Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg teDendermonde, op 15 juli 2009, hebben :

1. D’Hoore, Eva Andrée H., geboren te Gent op 12 januari 1991,wonende te 9041 Oostakker, Slotenbilk 13, handelend in eigen naam;

2. Roels, Godelieve Clara Gustaaf, geboren te Sint-Amandsberg(Gent) op 13 februari 1962, wonende te 9041 Oostakker, Slotenbilk 13,handelend in haar hoedanigheid van drager van het ouderlijk gezagover de persoon en de goederen van haar twee minderjarige, nog bijhaar inwonende kinderen, zijnde :

1° D’Hoore, Laura Brigitte Geert, geboren te Gent op 10 juni 1992;

2° D’Hoore, David Geert Nadine, geboren te Gent op 6 oktober 1996,

verklaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap teaanvaarden van wijlen D’Hoore, Piet Madeleine Renatus, geboren teGent op 4 februari 1962, in leven laatst wonende te 9160 Lokeren,Knaptandstraat 10, bus W001, en overleden te Gent op 18 mei 2009.

De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de driemaanden, te rekenen van de datum van opneming in het BelgischStaatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen terstudie van notaris J.F. Agneessens, ter standplaats 9810 Nazareth,Groendreef 2.

Dendermonde, 15 juli 2009.

De griffier, (get.) I. Coppieters.(30046)

Rechtbank van eerste aanleg te Gent

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg teGent, op 15 juli 2009, heeft :

Mr. Philippe Beuselinck, advocaat, met kantoor te 9000 Gent,Zilverhof 2B, handelend als gevolmachtigde van :

Van Der Meirsch, Maria, geboren te Nazareth op 12 november 1929,wonende te 9810 Nazareth, Gaversepontweg 11, handelend in haarhoedanigheid van voogdes, daartoe aangesteld bij vonnis van derechtbank van eerste aanleg te Gent, d.d. 15 mei 2008, en bevestigd bijbeschikking van de vrederechter van het kanton Deinze, d.d. 2 juli 2008,over :

Dhaenens, Steven, geboren te Oudenaarde op 26 november 1982,wonende te 9810 Nazareth, Gaversepontweg 11, in staat van verlengdeminderjarigheid verklaard bij vonnis van de rechtbank van eersteaanleg te Gent, d.d. 15 mei 2008,

verklaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap teaanvaarden van wijlen Dhaenens, Willy Renatus, geboren te Asper op19 juli 1952, in leven laatst wonende te 9750 Zingem, Huisgaver-straat 27, en overleden te Zingem op 19 april 2009.

De schuldeises en legatarissen worden verzocht binnen de driemaanden, te rekenen van de datum van opneming in het BelgischStaatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen tenhuize van Van Der Meirsch, Maria, wonende te 9810 Nazareth, Gaverse-pontweg 11.

Gent, 15 juli 2009.

(Get.) Nadia De Mil, afgevaardigd griffier.(30047)

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg teGent, op 15 juli 2009, heeft Busschaert, Kim, geboren te Gent op15 juli 1991, en wonende te 9820 Merelbeke, Fraterstraat 36, handelendin eigen naam, verklaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving, denalatenschap te aanvaarden van wijlen Busschaert, Marleen Annie,geboren te Wondelgem (Gent) op 15 december 1953, in leven laatstwonende te 9820 Merelbeke, Fraterstraat 36, en overleden te Gent op28 april 2009.

De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de driemaanden, te rekenen van de datum van opneming in het BelgischStaatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen terstudie van Mr. Maeterlinck, Jean, notaris, met kantoor te 9000 Gent,Hubert Frère-Orbanlaan 65.

Gent, 15 juli 2009.

(Get.) Nadia De Mil, afgevaardigd griffier.(30048)

Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout

Op 13 juli 2009, ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg teTurnhout, voor ons, I. Sterckx, griffier-hoofd van dienst bij dezelfderechtbank, is verschenen : Copmans, Alphonsus David, geboren te Lilleop 5 augustus 1946, wonende te 2275 Lille, Heiend 133, handelend inzijn hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder, hiertoe aangesteld bijbeschikking van de vrederechter van het kanton Hoogstraten,d.d. 1 april 2009, en tevens handelend ingevolge de bijzondere mach-tiging van de vrederechter van het kanton Hoogstraten,d.d. 16 juni 2009, over Peeters, Maria Angelina Julia, geboren te Grob-bendonk op 12 mei 1923, wonende te 2275 Lille, Heiend 119.

De comparant verklaar ons, handelend in zijn gezegde hoedanigheidals voorlopig bewindvoerder en ingevolge de voormelde bijzonderemachtiging, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschapte aanvaarden van wijlen Peeters, René Augustinus, geboren te Grob-bendonk op 10 augustus 1920, in leven laatst wonende te 2280 Grob-bendonk, Schoolstraat 21, en overleden te Grobbendonk op12 oktober 2008.

Waarvan akte, na voorlezing, ondertekend door comparant, met ons,griffier-hoofd van dienst.

(Get.) I. Sterckx; Copmans, Alphonsus.(30049)

Rechtbank van eerste aanleg te Veurne

Op heden, 26 juni 2009, ter griffie van de rechtbank van eerste aanlegte Veurne, en voor ons, Colette Coolsaet, griffier, is verschenen : Van deGucht, Nicole, geboren op 12 oktober 1952, wonende te 1600 Sint-Pieters-Leeuw, Bergensesteenweg 213, in hoedanigheid van drager vanhet ouderlijk gezag over Van Keer, Audrey, geboren te Jette op16 december 1993, met hetzelfde adres, hiertoe gemachtigd bij beschik-king van de vrederechter van het kanton Herne-Sint-Pieters-Leeuw,d.d. 17 juni 2009, die in deze hoedanigheid verklaart aanvaarden, ondervoorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap van wijlen Van Keer,Rudi Danny, geboren te Aalst op 31 januari 1957, laatstwonende teLo-Reninge, overleden te Lo-Reninge op 20 januari 2008, hiertoe hetvoordeel van de kosteloze rechtspleging verleend bij beschikkingvan de vrederechter van het kanton Herne-Sint-Pieters-Leeuw,d.d. 12 mei 2009.

Voor de verklaring, voorzien bij artikel 793 van het BurgerlijkWetboek, wordt woonstkeuze gedaan bij notaris Luc Van Eeckhoudt,Possozplein 28, 1500 Halle.

Waarvan akte, opgesteld op uitdrukkelijk verzoek van de verschijn-ster en na voorlezing aan haar gedaan, door haar en ons ondertekend.

(Get.) C. Coolsaet; N. Van de Gucht.(30050)

50385MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 252: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Réorganisation judiciaire − Gerechtelijke reorganisatie

Tribunal de commerce de Nivelles

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Nivelles adéclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom dela SPRL Russo Security, dont le siège social est situé à 1480 Tubize, ruede Cœurcq 108, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous len° 0472.565.786.

Juge délégué : Bortolomeo Bettoni.

Un sursis prenant cours le 9 juillet 2009, et venant à échéance le14 décembre 2009, a été accordé à l’entreprise.

Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation de l’entrepriseaura lieu à l’audience du 14 décembre 2009, à 9 heures, en l’auditoirede la troisième chambre du tribunal de commerce de Nivelles, rueClarisse 115, à 1400 Nivelles.

Pour extrait conforme : (signé) P. Fourneau, greffière.(30051)

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Nivelles adéclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom dela SA Immo D 1, dont le siège social est situé à 1410 Waterloo, chausséede Bruxelles 463, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous len° 0875.526.552.

Juge délégué : Philippe Remy.

Un sursis prenant cours le 9 juillet 2009, et venant à échéance le28 décembre 2009, a été accordé à l’entreprise.

Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation de l’entrepriseaura lieu à l’audience du 28 décembre 2009, à 9 heures, en l’auditoirede la troisième chambre du tribunal de commerce de Nivelles, rueClarisse 115, à 1400 Nivelles.

Pour extrait conforme : (signé) P. Fourneau, greffière.(30052)

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Nivelles adéclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom dela SA Service Optimal, dont le siège social est situé à 1410 Waterloo,chaussée de Bruxelles 463, inscrite à la Banque-Carrefour des Entre-prises sous le n° 0476.694.325.

Juge délégué : Philippe Remy.

Un sursis prenant cours le 9 juillet 2009, et venant à échéance le28 décembre 2009, a été accordé à l’entreprise.

Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation de l’entrepriseaura lieu à l’audience du 28 décembre 2009, à 9 heures, en l’auditoirede la troisième chambre du tribunal de commerce de Nivelles, rueClarisse 115, à 1400 Nivelles.

Pour extrait conforme : (signé) P. Fourneau, greffière.(30053)

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Nivelles adéclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom dela SPRL Intercarr, dont le siège social est situé à 1300 Wavre, chausséede Louvain 500A, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sousle n° 0415.417.247.

Juge délégué : Philippe Remy.

Un sursis prenant cours le 9 juillet 2009, et venant à échéance le28 décembre 2009, a été accordé à l’entreprise.

Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation de l’entrepriseaura lieu à l’audience du 28 décembre 2009, à 9 heures, en l’auditoirede la troisième chambre du tribunal de commerce de Nivelles, rueClarisse 115, à 1400 Nivelles.

Pour extrait conforme : (signé) P. Fourneau, greffière.(30054)

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Nivelles adéclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom dela SA Flexcipio, dont le siège social est situé à 1410 Waterloo, drèveRichelle 161, bât. G, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sousle n° 0896.223.778.

Juge délégué : Bortolemeo Bettoni.

Un sursis prenant cours le 9 juillet 2009, et venant à échéance le9 novembre 2009, a été accordé à l’entreprise.

Pour extrait conforme : (signé) P. Fourneau, greffière.(30055)

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Nivelles adéclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom dela SA Immo D2, dont le siège social est situé à 1410 Waterloo, chausséede Bruxelles 463, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous len° 0875.556.147.

Juge délégué : Philippe Remy.

Un sursis prenant cours le 9 juillet 2009, et venant à échéance le28 décembre 2009, a été accordé à l’entreprise.

Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation de l’entrepriseaura lieu à l’audience du 28 décembre 2009, à 9 heures, en l’auditoirede la troisième chambre du tribunal de commerce de Nivelles, rueClarisse 115, à 1400 Nivelles.

Pour extrait conforme : (signé) P. Fourneau, greffière.(30056)

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Nivelles adéclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom dela SPRL Atelec, dont le siège social est situé à 1360 Perwez, Zoningindustriel, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous len° 0472.083.657.

Juge délégué : Michel Vulhopp.

Un sursis prenant cours le 9 juillet 2009, et venant à échéance le28 décembre 2009, a été accordé à l’entreprise.

Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation de l’entrepriseaura lieu à l’audience du 28 décembre 2009, à 9 heures, en l’auditoirede la troisième chambre du tribunal de commerce de Nivelles, rueClarisse 115, à 1400 Nivelles.

Pour extrait conforme : (signé) P. Fourneau, greffière.(30057)

Tribunal de commerce de Verviers

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Verviers adéclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom dela SPRL Europack, dont le siège social est établi à 4845 Jalhay, cheminde la Fourchette 5, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sousle numéro 0455.768.257 pour l’achat, la vente, négoce de bois, palettes,caisses d’emballage et logistic exercés au siège social et à4890 Thimister, zoning des Plenesses.

Juge délégué : M. Ghislain Ransy.

Un sursis prenant cours le 9 juillet 2009, et venant à échéance le8 janvier 2010, a été accordé à l’entreprise.

Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation de l’entrepriseaura lieu à l’audience du 17 décembre 2009, à 10 heures.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Sabine Namur.(30058)

50386 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 253: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Verviers adéclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom dela SA Naturafood, dont le siège social est établi à 4800 Verviers, rueG. Albert 75, immatriculée à la Banque-Carrefour des Entreprises sousle numéro 0477.056.391 pour une entreprise de distribution et produc-tion de produits alimentaires (gaufres & biscottes), activités exercées àpartir du siège social.

Juge délégué : M. Joseph Dorthu.

Un sursis prenant cours le 9 juillet 2009, et venant à échéance le8 janvier 2010, a été accordé à l’entreprise.

Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation de l’entrepriseaura lieu à l’audience du 17 décembre 2009, à 10 heures.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Sabine Namur.(30059)

Rechtbank van koophandel te Gent

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, vakantiekamer,d.d. 10 juli 2009, werd de procedure gerechtelijke reorganisatie vanBVBA A & K Beton, met ondernemingsnummer 0884.392.451, metvennootschapszetel gevestigd te 9991 Adegem, Adegem-Dorp 68, openverklaard en bepaalt de duur van de opschorting op een termijn vanafheden tot 22 september 2009.

Bevestigt de aanstelling van de heer Peter Van Der Wulst, rechter inhandelszaken, in zijn hoedanigheid van gedelegeerd rechter.

Zet de zaak in voortzetting (voor eventuele verlenging van proce-dure van opschorting), op dinsdag 15 september 2009, te 9 uur, in deraadkamer, zaal 1.1., van het gerechtsgebouw, te 9000 Gent, Opgeëis-tenlaan 401.

Voor eensluidend uittreksel : (get.) M. Geldof, grifier.(30060)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, vakantiekamer,d.d. 10 juli 2009, werd de procedure gerechtelijke reorganisatie vanNV Ecostream Belgium, met ondernemingsnummer 0875.097.673, metvennootschapszetel gevestigd te 9990 Maldegem, Kromme Weg 24,bus D, open verklaard en bepaalt de duur van de opschorting op eentermijn vanaf heden tot 22 september 2009.

Bevestigt de aanstelling van de heer Marc Rasschaert, rechter inhandelszaken, in zijn hoedanigheid van gedelegeerd rechter.

Stelt Mr. Guido Aerts, advocaat te Gent, met kantoor te 9000 Gent,Voskenslaan 420 en de heer Frans Van Vlaenderen, bedrijfsrevisor, metkantoor, te 9860 Oosterzele, Geraardsbergsesteenweg 92, aan alsgerechtsmandatarissen, belast met de overdracht van de ondernemingovereenkomstig hoofdstuk 4 WCO.

Voor eensluidend uittreksel : (get.) M. Geldof, grifier.(30061)

Faillite − Faillissement

Tribunal de commerce de Verviers

Faillite : Bolette, Roland.

Inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro0756.352.847, dont le siège social est établi à 4800 Verviers, rue desDéportés 145, pour l’exploitation d’une boulangerie-pâtisserie exercéeà son domicile.

Faillite déclarée par jugement du 6 septembre 2005.

Curateur : Me Ghislain Royen.

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Verviers aclôturé par liquidation la faillite préqualifiée.

Par le même jugement M. Bolette, Roland, a été déclaré excusable.Le greffier, (signé) Sabine Namur.

(30062)

Faillite : Mbemba, Pierre.

Inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro0757.453.796, dont le siège social est établi à 4651 Battice, rue duCentre 20, pour une agence de voyages, à 4880 Aubel, rue deBattice 108.

Faillite déclarée par jugement du 27 février 2007.

Curateur : Me Luc Defraiteur.

Par jugement du 9 juillet 2009, le tribunal de commerce de Verviers aclôturé par liquidation la faillite préqualifiée.

Par le même jugement M. Mbemba, Pierre, a été déclaré excusable.Le greffier, (signé) Sabine Namur.

(30063)

Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge

Bij vonnis van de vakantiekamer van de rechtbank van koophandelte Brugge, afdeling Brugge, d.d. 15 juli 2009, werd, op bekentenis, hetfaillissement uitgesproken van Mevr. Desaver, Sylvia, geboren teVeurne op 27 december 1980, thans wonende te 8660 De Panne, Nieuw-poortlaan 43, doch gedomicilieerd te 8370 Blankenberge, de LimburgStirumlaan 24/AP14, voorheen met uitbating (tot 18 februari 2009)gevestigd te 8370 Blankenberge, Molenstraat 8, voor kledingzaak(detailhandel in kleding en kledingaccessoires), met als handelsbena-ming « Miami B », met als ondernemingsnummer 0880.901.243.

Datum van staking van betalingen : 15 juli 2009.

Curatoren : Mr. Ignace Vanwynsberghe, advocaat te 8490 Jabbeke,Dorpsstraat 35, en Mr. Jan Delepiere, advocaat te 8200 Brugge, Stok-veldstraat 30.

De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden tergriffie van de rechtbank van koophandel te 8000 Brugge, Kazernevest 3,vóór 17 augustus 2009.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan tergriffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail.W.

Het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingenzal dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank, uiterlijkop 27 augustus 2009.

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier, (get.)N. Snauwaert.

(Pro deo) (30064)

Bij vonnis van de vakantiekamer van de rechtbank van koophandelte Brugge, afdeling Brugge, d.d. 15 juli 2009, werd, op bekentenis, hetfaillissement uitgesproken van All Turn Industry BVBA, met maat-schappelijke zetel te 8000 Brugge, Korte Speelmansstraat 10, met alsondernemingsnummer 0455.036.502, en met als handelsactiviteit hetvervaardigen van gedraaide houten spoelen, cops en klossen voor hetspinnen of het weven, klossen voor naaigaren en andere dergelijkeartikelen.

Datum van staking van betalingen : 15 juli 2009.

Curator : Mr. Colette Gryson, advocaat te 8000 Brugge, Komvest 25.

De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden tergriffie van de rechtbank van koophandel te 8000 Brugge, Kazernevest 3,vóór 17 augustus 2009.

50387MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 254: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan tergriffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail.W.

Het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingenzal dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank, uiterlijkop 27 augustus 2009.

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier, (get.)N. Snauwaert.

(Pro deo) (30065)

Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende

Bij vonnis van de derde kamer van de rechtbank van koophandel teBrugge, afdeling Oostende, werd op 15 juli 2009, op bekentenis, hetfaillissement uitgesproken van Duyck, Jill, geboren te Oostende op12 november 1982, wonende te 8400 Oostende, Plantenstraat 67, gekendonder het ondernemingnummer 0781.279.273, volgens KBO methandelsuitbating te 8400 Oostende, Chrysantenstraat 1, doch volgenseigen verklaring aldaar stopgezet sedert 1 februari 2009, destijds methandelsactiviteiten detailhandel in niet-gespecialiseerde winkelswaarbij voedings- en genotmiddelen overheersen, groothandel in reini-gingsmiddelen, onder de benaming « t’Hoeksje ».

De datum van staking van betaling is vastgesteld op 15 juli 2009.

Tot curator werd aangesteld : Mr. Francis Volckaert, advocaat te8400 Oostende, Elisabethlaan 25, bus 1.

De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden tergriffie van de rechtbank van koophandel te 8400 Oostende, Canada-plein, vóór 15 augustus 2009.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan tergriffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail.W.

Het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen zaldienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank uiterlijk op28 augustus 2009.

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier-hoofd van dienst,(get.) N. Pettens.

(Pro deo) (30066)

Rechtbank van koophandel te Dendermonde

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, van15 juli 2009, werd Goed Leven CVBA, airco-installaties, Lindenlaan 16,9250 Waasmunster, in staat van faillissement verklaard.

Ondernemingsnummer 0457.169.710.

Rechter-commissaris : Evelyne Martens.

Curator : Mr. Dani De Clercq, 9100 Sint-Niklaas, Koningin Astrid-laan 52.

Datum staking van betaling : 30 juni 2009, onder voorbehoud vanartikel 12, lid 2, F.W.

Indienen van de schuldvorderingen met bewijsstukken, uitsluitendter griffie van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, binnende dertig dagen vanaf datum faillissementsvonnis.

Het eerste proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvor-deringen zal neergelegd worden op vrijdag 21 augustus 2009, ter griffievan de rechtbank.

Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstellingvermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zesmaanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring(art. 63 F.W.).

Om te kunnen genieten van de bevrijding moeten de natuurlijkepersonen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor degefailleerde ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaringneerleggen, waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhou-ding met hun inkomsten en hun patrimonium is (artikel 72bis F.W. enartikel 10 wet 20 juli 2005).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot.(30067)

Rechtbank van koophandel te Gent

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 10 juli 2009,vakantiekamer, bij dagvaarding, werd het faillissement vastgesteldinzake Schoenen Dhondt BVBA, detailhandel in onderkleding, lingerie,strand- en badkleding en schoeisel in gespecialiseerde winkels, metmaatschappelijke zetel gevestigd te 9810 Nazareth, Steenweg 110, enhebbende als ondernemingsnummer 0475.104.614.

Rechter-commissaris : de heer Rasschaert, Marc.

Datum staking van de betalingen : 10 juli 2009.

Indienen schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel,Opgeëistenlaan 401/E, 9000 Gent, vóór 7 augustus 2009.

Neerlegging ter griffie van het eerste proces-verbaal van nazicht deringediende schuldvorderingen : 1 september 2009.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld)kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (art. 72bis en art. 72terF.W.).

De curator : Mr. Jan De Buck, advocaat, kantoorhoudende te9000 Gent, Kouter 188.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) M. Geldof.(30068)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 10 juli 2009,vakantiekamer, bij dagvaarding, werd het faillissement vastgesteldinzake E.B.P. European Business Promotion BVBA, met maatschap-pelijke zetel gevestigd te 9820 Merelbeke-Schelderode, Muntestok 16,en met administratieve zetel te 9030 Gent, J. Braekeleirsstraat 30,hebbende als ondernemingsnummer 0444.906.732.

Rechter-commissaris : de heer Hendrik Vanhoutte.

Datum staking van de betalingen : 10 juli 2009.

Indienen schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel,Opgeëistenlaan 401/E, 9000 Gent, vóór 7 augustus 2009.

Neerlegging ter griffie van het eerste proces-verbaal van nazicht deringediende schuldvorderingen : 1 september 2009.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld)kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (art. 72bis en art. 72terF.W.).

De curator : Mr. Hilde De Boever, advocaat, kantoorhoudende te9860 Scheldewindeke, Stationsstraat 23.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) M. Geldof.(30069)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 10 juli 2009,vakantiekamer, bij dagvaarding, werd het faillissement vastgesteldinzake Stellingbouw Franssens BVBA, overige gespecialiseerdebouwwerkzaamheden, met maatschappelijke zetel gevestigd te9820 Merelbeke, Hundelgemsesteenweg 575, met ondernemings-nummer 0477.113.306.

Rechter-commissaris : de heer Hendrik Vanhoutte.

Datum staking van de betalingen : 10 juli 2009.

Indienen schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel,Opgeëistenlaan 401/E, 9000 Gent, vóór 7 augustus 2009.

50388 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 255: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Neerlegging ter griffie van het eerste proces-verbaal van nazicht deringediende schuldvorderingen : 1 september 2009.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld)kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (art. 72bis en art. 72terF.W.).

De curator : Mr. Jan De Buck, advocaat, kantoorhoudende te9000 Gent, Kouter 188.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) M. Geldof.(30070)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 10 juli 2009,vakantiekamer, bij dagvaarding, werd het faillissement vastgesteldinzake Kosa BVBA, cafés en bars, eetgelegenheden met volledigebediening, met zetel te 9000 Gent, Godshuishammeke 26, en metondernemingsnummer 0876.347.389.

Rechter-commissaris : de heer Rasschaert, Marc.

Datum staking van de betalingen : 10 juli 2009.

Indienen schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel,Opgeëistenlaan 401/E, 9000 Gent, vóór 7 augustus 2009.

Neerlegging ter griffie van het eerste proces-verbaal van nazicht deringediende schuldvorderingen : 1 september 2009.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld)kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (art. 72bis en art. 72terF.W.).

De curator : Mr. Eddy Carnewal, advocaat, kantoorhoudende te9000 Gent, Martelaarslaan 402.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) M. Geldof.(30071)

Rechtbank van koophandel te Hasselt

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 15 juli 2009, de faillietverklaring, op bekentenis, uitge-sproken van BKF BVBA, Industrielaan 2, te 3590 Diepenbeek.

Ondernemingsnummer 0479.815.151.

Handelswerkzaamheid : import ramen.

Dossiernummer 6562.

Rechter commissaris : de heer De Meester, C.

Curator : Mr. Bussers, Patrick, Visserijstraat 4, te 3590 Diepenbeek.

Tijdstip ophouden van betaling : 15 juli 2009.

Indienen der schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koop-handel te Hasselt, Havermarkt 10, vóór 15 augustus 2009.

Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van deschuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald opwoensdag 26 augustus 2009, te 11 uur.

De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebbengesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank vankoophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten vande bevrijding (overeenkomstig artikelenen 72bis en 72ter F.W.).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) C. De Bruyn.(30072)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 15 juli 2009, de faillietverklaring, op bekentenis, uitge-sproken van Allfiks BVBA, Hulsterweg 166, bus 1, te 3980 Tessenderlo.

Ondernemingsnummer 0885.450.741.

Handelswerkzaamheid : bezettingswerken.

Dossiernummer 6560.

Rechter commissaris : de heer De Meester, C.

Curator : Mr. Bussers, Patrick, Visserijstraat 4, te 3590 Diepenbeek.

Tijdstip ophouden van betaling : 15 juli 2009.

Indienen der schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koop-handel te Hasselt, Havermarkt 10, vóór 15 augustus 2009.

Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van deschuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald opwoensdag 26 augustus 2009, te 11 uur.

De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebbengesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank vankoophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten vande bevrijding (overeenkomstig artikelen 72bis en 72ter F.W.).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) C. De Bruyn.(30073)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 15 juli 2009, de faillietverklaring, op bekentenis, uitge-sproken van L.T.D.S. BVBA, Bergstraat 33, te 3945 Ham.

Ondernemingsnummer 0456.457.749.

Handelswerkzaamheid : horeca.

Dossiernummer 6558.

Rechter commissaris : de heer De Meester, C.

Curator : Mr. Bussers, Patrick, Visserijstraat 4, te 3590 Diepenbeek.

Tijdstip ophouden van betaling : 15 juli 2009.

Indienen der schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koop-handel te Hasselt, Havermarkt 10, vóór 15 augustus 2009.

Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van deschuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald opwoensdag 26 augustus 2009, te 11 uur.

De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebbengesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank vankoophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten vande bevrijding (overeenkomstig artikelen 72bis en 72ter F.W.).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) C. De Bruyn.(30074)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 15 juli 2009, de faillietverklaring, op bekentenis, uitge-sproken van H. Smeets NV, Buntjesstraat 18, te 3583 Paal.

Ondernemingsnummer 0416.961.527.

Handelswerkzaamheid : schroothandel.

Dossiernummer 6559.

Rechter commissaris : de heer De Meester, C.

Curator : Mr. Bussers, Patrick, Visserijstraat 4, te 3590 Diepenbeek.

Tijdstip ophouden van betaling : 12 juni 2009.

Indienen der schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koop-handel te Hasselt, Havermarkt 10, vóór 15 augustus 2009.

Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van deschuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald opwoensdag 26 augustus 2009, te 11 uur.

De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebbengesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank vankoophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten vande bevrijding (overeenkomstig artikelen 72bis en 72ter F.W.).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) C. De Bruyn.(30075)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 15 juli 2009, de faillietverklaring, op bekentenis, uitge-sproken van Bouwbedrijf Welkenhuysen-Bielen NV, ambachtelijke zoneDe Waerde 2073, 3520 Zonhoven.

Ondernemingsnummer 0401.365.907.

Handelswerkzaamheid : aannemer.

50389MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 256: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Dossiernummer 6557.

Rechter commissaris : de heer De Meester, C.

Curator : Mr. Bussers, Patrick, Visserijstraat 4, te 3590 Diepenbeek.

Tijdstip ophouden van betaling : 15 juli 2009.

Indienen der schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koop-handel te Hasselt, Havermarkt 10, vóór 15 augustus 2009.

Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van deschuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald opwoensdag 26 augustus 2009, te 11 uur.

De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebbengesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank vankoophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten vande bevrijding (overeenkomstig artikelen 72bis en 72ter F.W.).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) C. De Bruyn.(30076)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 15 juli 2009, de faillietverklaring, op bekentenis, uitge-sproken van Orthodent BVBA, Neerstraat 160, te 3980 Tessenderlo.

Ondernemingsnummer 0437.946.189.

Handelswerkzaamheid : tandheelkundige instrumenten.

Dossiernummer 6561.

Rechter commissaris : de heer De Meester, C.

Curator : Mr. Bussers, Patrick, Visserijstraat 4, te 3590 Diepenbeek.

Tijdstip ophouden van betaling : 15 juli 2009.

Indienen der schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koop-handel te Hasselt, Havermarkt 10, vóór 15 augustus 2009.

Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van deschuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald opwoensdag 26 augustus 2009, te 11 uur.

De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebbengesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank vankoophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten vande bevrijding (overeenkomstig artikelen 72bis en 72ter F.W.).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) C. De Bruyn.(30077)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 15 juli 2009, de faillietverklaring, op dagvaarding, uitge-sproken van Heidevink Foods NV, Schurhoven 2443, te3800 Sint-Truiden.

Ondernemingsnummer 0441.446.604.

Dossiernummer 6563.

Rechter commissaris : de heer De Meester, C.

Curator : Mr. Bielen, Thierry, Heuvenstraat 48A, te 3520 Zonhoven.

Tijdstip ophouden van betaling : 15 juli 2009.

Indienen der schuldvorderingen : griffie van de rechtbank van koop-handel te Hasselt, Havermarkt 10, vóór 15 augustus 2009.

Datum waarop het eerste proces-verbaal van verificatie van deschuldvorderingen ter griffie wordt neergelegd, is bepaald opwoensdag 26 augustus 2009, te 11 uur.

De natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebbengesteld voor de gefailleerde dienen ter griffie van de rechtbank vankoophandel een verklaring neer te leggen om te kunnen genieten vande bevrijding (overeenkomstig artikelen 72bis en 72ter F.W.).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) C. De Bruyn.(30078)

Rechtbank van koophandel te Kortrijk

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, buitenge-wone zitting vijfde kamer, d.d. 15 juli 2009, werd, op bekentenis, faillietverklaard : Alfmar Overseas Ltd BVBA, Kwadepoelstraat 17B, te8550 Zwevegem, bijhuis te 59800 Rijsel, rue Mar. de Lattre deTassigny 8.

Ondernemingsnummer 0434.528.524.

Groothandel in lederwaren en reisartikelen. Groothandel in sport enkampeerartikelen, met uitzondering van fietsen.

Rechter-commissaris : Matton, Pol.

Curator : Mr. Desmet, Dominique, Groeningestraat 33, 8500 Kortrijk.

Datum der staking van betaling : 15 juli 2009.

Indienen der schuldvorderingen ter griffie vóór 14 augustus 2009.

Neerlegging eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorde-ringen : 9 september 2009, te 11 uur, zaal A, rechtbank van koophandel,gerechtsgebouw II, Beheerstraat 41, 8500 Kortrijk.

Belangrijk bericht aan de belanghebbenden : om in voorkomendgeval te kunnen genieten van de bevrijding waarvan sprake is in art. 73of in art. 80 van de Faillissementswet, moeten de natuurlijke personendie zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde, ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaringneerleggen die hun identiteit, hun beroep en hun woonplaats vermeldten waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding methun inkomsten en hun patrimonium is, en waarbij de stukken zijngevoegd zoals bepaald is in art. 72ter van de Faillissementswet.

De griffier, (get.) J. Vanleeuwen.(30079)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, buitenge-wone zitting vijfde kamer, d.d. 15 juli 2009, werd, op bekentenis, faillietverklaard : Vandeputte, Dominique, Iepersestraat 235, bus 4, te8800 Roeselare, geboren op 7 februari 1958.

Ondernemingsnummer 0681.293.455.

Algemene bouw van residentiële gebouwen; plaatsen van vloer- enwandtegels; overige gespecialiseerde bouwwerkzaamheden.

Rechter-commissaris : Dekyvere, Rik.

Curator : Mr. Beernaert, Nathalie, Dammestraat 93, 8800 Roeselare.

Datum der staking van betaling : 15 juli 2009.

Indienen der schuldvorderingen ter griffie vóór 14 augustus 2009.

Neerlegging eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorde-ringen : 9 september 2009, te 10 u. 30 m., zaal A, rechtbank vankoophandel, gerechtsgebouw II, Beheerstraat 41, 8500 Kortrijk.

Belangrijk bericht aan de belanghebbenden : om in voorkomendgeval te kunnen genieten van de bevrijding waarvan sprake is in art. 73of in art. 80 van de Faillissementswet, moeten de natuurlijke personendie zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde, ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaringneerleggen die hun identiteit, hun beroep en hun woonplaats vermeldten waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding methun inkomsten en hun patrimonium is, en waarbij de stukken zijngevoegd zoals bepaald is in art. 72ter van de Faillissementswet.

De griffier, (get.) J. Vanleeuwen.(30080)

Rechtbank van koophandel te Leuven

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Leuven, d.d.14 juli 2009, werd NV Klamper, met zetel te 3140 Keerbergen, EmielOpdebeecklaan 92, en met als activiteiten : vertegenwoordiging vanbuitenlandse bedrijven; met ondernemingsnummer 0451.318.531, instaat van faillissement verklaard.

50390 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 257: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan tergriffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Faill.W.

Curator : Mr. Viviane Missoul, advocaat te 3010 Kessel-Lo, KoningAlbertlaan 186.

Rechter-commissaris : A. Collaer.

Staking der betalingen : 10 juli 2009.

Indienen van schuldvorderingen tot en met 14 augustus 2009 tergriffie dezer rechtbank.

Uiterste datum voor neerlegging van het eerste proces-verbaal vanverificatie van de schuldvorderingen : 25 augustus 2009.

De hoofdgriffier : (get.) M. Plevoets.(30081)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Leuven, d.d.14 juli 2009, werd BVBA Bram Koppers Sound Facilities, met zetel te3220 Holsbeek, Chartreuzenberg 46, en met als activiteiten : activiteitenin verband met films en video- en televisieprogramma’s na deproductie, gespecialiseerde beeld-, verlichtings- en geluidstechnieken;met ondernemingsnummer 0861.156.595; en de heer Koppers, Bram,geboren te Leuven op 8 maart 1977, wonende te 3220 Holsbeek,Chartreuzenberg 46, en met als activiteiten : activiteiten in verband metfilms en video- en televisieprogramma’s na de productie; metondernemingsnummer 0639.703.023; in staat van faillissementverklaard.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan tergriffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Faill.W.

Curator : Mr. Ludwig Stevens, advocaat, te 3200 Aarschot, KapiteinGilsonplein 20.

Rechter-commissaris : J. Stroobant.

Staking der betalingen : 14 juli 2009.

Indienen van schuldvorderingen tot en met 14 augustus 2009 tergriffie dezer rechtbank.

Uiterste datum voor neerlegging van het eerste proces-verbaal vanverificatie van de schuldvorderingen : 25 augustus 2009.

De hoofdgriffier : (get.) M. Plevoets.(30082)

Rechtbank van koophandel te Veurne

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Veurne, van15 juli 2009, werd, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard :de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DW Consul-ting, met maatschappelijke en uitbatingszetel, te 8620 Nieuwpoort,Dennenweg 2, gekend onder het ondernemingsnummer 0873.191.327,en volgens verklaring van de niet-statutair zaakvoerder met alshandelsactiviteiten « consultancy », met als handelsbenaming « DWConsulting ».

Rechter-commissaris : Guy Seru.

Curator : Mr. Dirk Bailleul, advocaat, Astridlaan 19, 8620 Nieuw-poort.

Staking van betalingen : 6 juli 2009.

Indienen schuldvorderingen vóór 5 augustus 2009, ter griffie van derechtbank van koophandel te Veurne, Peter Benoitlaan 2.

Eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neer-leggen op 24 augustus 2009, te 10 uur, ter griffie van de rechtbank vankoophandel te Veurne, Peter Benoitlaan 2.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (zoals onder meer personen die zich borg hebben gesteld),kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (art. 72bis en art. 72terGer.W.

Voor eensluidend uittreksel : de afgev.-griffier, (get.) K. De Ruyter.(Pro deo) (30083)

Faillite rapportée − Intrekking faillissement

Tribunal de commerce de Bruxelles

Par jugement du 9 juillet 2009, a été rétractée, la faillite de laSA Diffusion Promotion Information, B.C.E. 0415.007.075, siège social à1040 Etterbeek, boulevard Louis Schmidt 119, prononcée par défaut le25 mai 2009.

Pour extrait conforme : (signé) J. Windey, avocat.(30084)

Régime matrimonial − Huwelijksvermogensstelsel

Aux termes d’un acte reçu par le notaire Jean-Louis Snyers, à Hannut,le 25 juin 2009, portant modification à leur régime matrimonial, M. Lee,Jean François, né à Shanghai (Chine) le 20 septembre 1933, et sonépouse, Mme Goovaerts, Marcelle Séraphine Eugénie, née à Etterbeekle 6 février 1935, domiciliés à 4260 Braives (Ville-en-Hesbaye), rueJoseph Wauters 8, mariés sous le régime légal, à défaut de contrat demariage, ont déclaré confirmer le régime légal existant entre eux àdéfaut de contrat de mariage, sous la réserve ci-après.

Mme Goovaerts a déclaré faire apport à la dite communauté de lamaison située à Braives (Ville-en-Hesbaye), rue Joseph Wauters 8, dontelle est propriétaire.

(Signé) J.-L. Snyers, notaire.(30085)

Aux termes d’un acte modificatif de régime matrimonial reçu le10 juillet 2009, par le notaire Denis Grégoire, notaire associé de lasociété de notaires « Denis Grégoire, Renaud Grégoire et MarjorieAlbert, notaires associés », société civile à forme de SPRL, dont le siègeest établi à Moha, rue de Bas-Oha 252A, les époux Hovarlet, Pierre, néà Tournai le 20 décembre 1948, domicilié à 4500 Huy, rue de Chefaïd 17,et son épouse, Mme Durant, Agnès Augusta, née à Lessines le14 mars 1953, domiciliée à 4500 Huy, le Fond l’Evêque 10, tous deux denationalité belge, ont modifié conventionnellement leur régime matri-monial, lequel acte modificatif, contenant règlement transactionnelliquidant les comptes entre époux, a entraîné le passage du régime decommunauté au régime de séparation de biens pure et simple.

Pour extrait conforme : pour les époux Hovarlet-Durant, (signé)Denis Gregoire, notaire associé.

(30086)

Par acte reçu par le notaire Pierre Glineur, à Baudour (Ville de Saint-Ghislain), en date du 14 juillet 2009, M. Jonville, Thierry Willy,géomètre-expert, né à Haine-Saint-Paul le 5 décembre 1956, divorcéavec génération (numéro national 53.12.05 041-36), et son épouse ensecondes noces, Mme Geffray, Florence Sophie Renée, neurochirurgien,née à Lille (France) le 3 avril 1962, divorcée avec génération (numéronational 62.04.03 508-53), domiciliés ensemble à Saint-Ghislain, rue duBrun Culot 5, ont modifié leur contrat de mariage reçu par le notaireFabrice Demeure de Lespaul, le 28 avril 2003.

Le contrat modificatif comporte adoption du régime de la séparationde biens avec adjonction d’une société d’acquêts.

(Signé) P. Glineur, notaire.(30087)

Aux termes d’un acte notarié avenu le 15 juillet 2009, devant lenotaire Patrick Smetz, de résidence à Liège (Bressoux), il résulte queM. Echevarria Menendez, Pascual Alfredo, né à Liège le 6 janvier 1971(registre national : 710106-067-87), et son épouse, Mme Godfroid,Carine Sonia Pascale, née à Arlon le 29 juillet 1963 (registre national :630729-052-62), domiciliés ensemble à 4020 Liège, rue Large Voie 95,mariés devant l’officier de l’état civil de la ville de Liège le12 septembre 1998 sous le régime de la séparation des biens aux termesde leur contrat de mariage reçu par le notaire Hervé Randaxhe, à

50391MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 258: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Fléron, le 24 août 1998, ont procédé à une modification de leur régimematrimonial. Cet acte modificatif de régime matrimonial stipule l’ajoutd’une société d’acquêts, et l’apport par M. Echevarria Menendez,prénommé, dans la société, de la pleine propriété d’un bien immeuble.

Pour les époux Echevarria Menendez-Godfroid, (signé) PatrickSmetz, notaire.

(30088)

Suivant acte reçu par notaire Pascale Van den Bossche, à Aalst, le23 juin 2009, M. Puissant Baeyens, Marc Jacques Christian Marie, né àUccle le 30 mai 1970, et son épouse, Mme Wambacq, Laurence AnnetteXavier Marie, née à Alost le 6 février 1970, demeurant ensemble à1790 Affligem (Essene), Bruckersebaan 5C, ont modifié leur contrat demariage de la manière suivante :

création d’une communauté réduite;

apport dans la communauté réduite, par Mme Wambacq, Laurencede l’immeuble situé à Affligem (Essene), Bruckersebaan 5C.

Pour extrait analytique confomre : (signé) P. Van den Bossche,notaire.

(30089)

Suivant jugement prononcé le 3 octobre 2008, par la neuvièmechambre du tribunal de première instance de Bruxelles, le contrat demariage modificatif du régime matrimonial entre M. Cuvelier, AlainMarie Roger, ingénieur technicien à la retraite, et son épouse,Mme Bouchat, Marie-Jeanne Fernande Julie, institutrice à la retraite,domiciliés ensemble à Koekelberg, avenue du Panthéon 100, dressé paracte du notaire Yves Behets Wydemans, de résidence à Bruxelles, a étéhomologué.

Pour extrait conforme : pour les époux, (signé) Yves BehetsWydemans, notaire.

(30090)

D’un acte reçu par le notaire Yves Behets Wydemans, de résidence àBruxelles, le 25 mai 2009, enregistré deux rôles deux renvois autroisième bureau de l’Enregistrement de Bruxelles, le 25 mai 2009,volume 59, folio 96, case 09, il résulte que M. Koursoumba (parfoisorthographié Koursoumbas), Zenon George (parfois orthographiéZénon Georges), architecte, domicilié à Molenbeek-Saint-Jean, rue duMenuet 10, et son épouse, Mme Esser, Noëlla Elisabeth Catherine, sansprofession, domiciliée à Rhode-Saint-Genèse, chaussée de Waterloo 58,ont porté modification à leur régime matrimonial, originairement arrêtépar contrat de mariage reçu par le notaire Jules Matthys, à Bruxelles, le10 juillet 1968.

Pour extrait conforme : pour les époux, (signé) Yves BehetsWydemans, notaire.

(30091)

Aux termes d’un acte reçu le 14 juillet 2009, par le notaire AlainCorne, à Verviers, M. Philippot, Emile Eugène Julien, né à Herstal le6 février 1946, registre national : 460206-31993, et son épouse,Mme Michotte, Christiane Danielle, née à Stanleyville (République duZaïre) le 3 juin 1947, registre national : 470603-02244, domiciliésensemble à 4631 Evegnée-Tignée/Soumagne, rue du Fort 11, ont signéun acte de modificaiton de régime matrimonial visant à adjoindre à leurrégime de séparation de biens une société accessoire limitée à unimmeuble et fait entrer dans cette société un immeuble propre àM. Emile Philippot, en usant de la faculté qui leur est offerte par l’articlemille trois cent nonante quatre du Code civil.

Pour les époux : (signé) Alain Corne, notaire.(30092)

M. Fontaine, Léo, né à Vezon le 27 février 1930, et son épouse,Mme Bouqueau, Jeanne-Marie Thérèse, née à Vezon le 9 février 1936,domiciliés ensemble à Tournai, rue Saint-Eleuthère 117, ont modifié leurcontrat de mariage par acte reçu par le notaire Christian Quievy, àAntoing, le 23 juin 2009 en faisant apport au patrimoine commun d’unbien propre.

Pour les époux, (signé) Christian Quievy, notaire.(30093)

Aux termes d’un acte reçu par Me Olivier Casters, notaire à Saint-Nicolas, le 9 juillet 2009, M. Marranca, Carlo, né à Saint-Nicolas le23 juillet 1984, et son épouse, Mme Bottiglieri, Sabrina, née à Liège le16 octobre 1986, domiciliés à Herstal, rue des Meuniers 71, ont modifiéleur régime matrimonial par apport par l’époux à la communauté dubien sis à Herstal, rue des Meuniers 71.

(Signé) Olivier Casters, notaire.(30094)

Bij akte verleden voor notaris Yves Tytgat, te Gent, op 25 juni 2009,hebben de heer Huyghebaert, Christophe Jacques Thérèse Yvan,geboren te Gent op 27 oktober 1968, rijksregisternummer 68.10.27-267-33, en zijn echtgenote, Mevr. D’Hoore, Isabelle Hilda MoniqueLaura, geboren te Kortrijk op 15 februari 1971, rijksregisternummer71.02.15-050-35, samenwonende te 3140 Keerbergen, Kemperven-dreef 20, beslist hun huwelijkscontract te wijzigen door toevoeging vaneen intern gemeenschappelijk vermogen aan hun stelsel van scheidingvan goederen en waarbij een onroerend goed werd ingebracht.

Gent, 14 juli 2009.Voor ontledend uittreksel : (get.) Yves Tytgat.

(30095)

Bij akte voor notaris Antoon Dusselier, te Meulebeke, van22 juni 2009, hebben de heer Van Neste, Guido en Mevr. Vanneste,Arlette, wonend te 8610 Kortemark, Doornstraat 7, gehuwd voor deambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Kortemark op6 oktober 1972, onder het wettelijk stelsel zonder voorafgaand huwe-lijkscontract, een wijziging aangebracht aan hun vroeger huwelijks-vermogensstelsel hetzij inbreng door Mevr. Arlette Vanneste van eenonroerend goed en toebedeling van het gemeenschappelijk vermogenaan de langstlevende.

Voor beredeneerd uittreksel : (get.) Antoon Dusselier, notaris.(30096)

Bij akte verleden voor notaris Luc Bogaerts, te Diest, op 14 juli 2009,werd het huwelijksvermogensstelsel tussen de heer Demaeght,Robertus Paulus, gepensioneerd, geboren te Zichem op 9 februari 1935,en zijn echtgenote, Mevr. Vandendries, Odette Solange, gepensioneerd,geboren te Zichem op 26 februari 1938, samenwonende teScherpenheuvel-Zichem, Reyndersveldweg 4, gewijzigd.

De wijziging houdt in : inbreng van onroerende goederen in hetgemeenschappelijk vermogen.

Diest, 14 juli 2009.Voor de echtgenoten Demaeght-Vandendries : (get.) L. Bogaerts,

notaris.(30097)

Bij vonnis uitgesproken op 19 februari 2009 door de rechtbank vaneerste aanleg te Gent, werd gehomologeerd de akte verleden doornotaris Ignace Demeulemeester, te Anzegem, op 31 augustus 2006,waarbij de echtgenoten de heer Van Keirsbilck, Dirk Omer Daniël,bouwvakker, en zijn echtgenote, Mevr. Peirsegaele, Mieke Alice, arbeid-ster, samenwonende te 9870 Zulte, Visserijstraat 21, hun huwelijks-vermogensstelsel gewijzigd hebben enkel voor wat betreft de samen-stelling van het gemeenschappelijk vermogen.

Voor de verzoekers : (get.) Ignace Demeulemeester, notaris.(30098)

50392 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 259: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Bij akte verleden voor notaris Brigitte Vermeersch, te Horebeke, op14 juli 2009, hebben de echtgenoten Schietecatte Jozef-Van Den Abeele,Germaine, samenwonende te 9667 Horebeke (Sint-Maria-Horebeke),Broekestraat 21, hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd, waarbijonder meer door de heer Schietecatte, Jozef, eigen onroerende goederenwerden ingebracht.

Voor de verzoekers : (get.) Brigitte Vermeersch, notaris.(30099)

Bij akte verleden voor notaris Bruno Van Damme, te Nieuwpoort, op1 juli 2009, hebben de heer Rommens, Tommy Martial Annie Maria,geboren te Oostende op 30 oktober 1977, en zijn echtgenote, Mevr. DeBoyser, Annelies Carine Ivan, geboren te Oostende op 20 juli 1981,wonende te 8620 Nieuwpoort, Jozef Cardijnlaan 57, hun huwelijksvoor-waarden gewijzigd. Bij deze akte heeft de heer Rommens een perceelbouwgrond gelegen te De Panne, Boswegel, gekadastreerd derde afde-ling, sectie D, nummer 175/M, ingebracht in het gemeenschappelijkvermogen en werd een keuzebeding met betrekking tot de verdelingvan het gemeenschappelijk vermogen toegevoegd.

Namens de echtgenoten Rommens-De Boyser : (get.) Bruno VanDamme, notaris.

(30100)

Bij akte verleden voor notaris Lieve Debrabandere, te Melle, op13 mei 2009, geregistreerd te Merelbeke, op 19 mei 2009, boek 398,blad 52, vak 12, drie bladen, één renvooi. Ontvangen : 25 euro. Deeerstaanwezend inspecteur, (get.) R. Michiels, hebben de heer Eryilmaz,Okan, geboren te Gent op 11 september 1978, en zijn echtgenote,Mevr. Ozcam Yeliz, geboren te Gent op 28 mei 1982, samenwonende te9000 Gent, Gasmeterlaan 217, gehuwd onder het wettelijk stelsel bijontstentenis van een huwelijkscontract, hun huwelijksstelsel gewijzigdzonder vereffening van het bestaande stelsel, door inbreng van eenonroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen en het toevoegenvan een keuzebeding.

Namens de verzoekers : (get.) Lieve Debrabandere, notaris.(30101)

Ingevolge akte, verleden voor notaris Jean Halflants, de dato18 juni 2009, hebben de heer Vandekerckhove, Luc Jeroom Alois,geboren te Izegem op 19 januari 1958, en zijn echtgenote, Mevr. DeBaeck, Anne Philomène Marcel Joseph, geboren te Sint-Amandsberg op8 mei 1967, wonende te 3010 Kessel-Lo, Pieter Nollekensstraat 127, hunhuwelijkscontract gewijzigd. De echtgenoten zijn thans gehuwd onderhet wettelijk stelsel.

Via de voorgenomen akte van wijziging huwelijkscontract wensen zijniet hun huwelijksstelsel te veranderen, doch wel een wijziging tebrengen in de samenstelling van hun vermogens.

Lubbeek, 14 juli 2009.

(Get.) J. Halflants, notaris.(30102)

Ingevolge akte, verleden voor notaris Jean Halflants, de dato11 juni 2009, hebben de heer Boon, Hendrik, geboren te Kortrijk-Dutselop 9 februari 1931, en zijn echtgenote, Mevr. Smets, Julia Maria, geborente Woutersbrakel op 12 juni 1933, wonende te 3220 Holsbeek, Kerk-plein 4, hun huwelijkscontract gewijzigd. De echtgenoten zijn thansgehuwd onder het stelsel der gemeenschap van goederen.

Via de voorgenomen akte van wijziging huwelijkscontract wensen zijniet hun huwelijksstelsel te veranderen, doch wel een wijziging tebrengen in de samenstelling van hun vermogens.

Lubbeek, 13 juli 2009.

(Get.) J. Halflants, notaris.(30103)

Uit een akte, verleden voor notaris Philip Odeurs, notaris, metstandplaats te Sint-Truiden, op 11 maart 2009, blijkt dat :

de heer Thys, Ortwin Mario Emiel, accountant, geboren te Hasseltop 18 september 1972, nationaal nummer 72.09.18 007-58, en zijnechtgenote, Mevr. Vanbergen, Els Maria Lucienne, geboren te Sint-Truiden op 4 oktober 1977, nationaal nummer 77.10.04 236-70, samen-wonende te 3570 Alken, Koningsveldstraat 29;

gehuwd onder het stelsel der wettelijke gemeenschap, bij gebrek aaneen huwelijkscontract, zonder verklaring van behoud, niet gewijzigdtot op heden;

gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid hen verschaft bijartikel 1394 van het Burgerlijk Wetboek, hun voormeld huwelijks-vermogensstelsel te wijzigen.

Krachtens voormelde wijzigende akte werd door Mevr. ElsVanbergen een onroerend goed in de gemeenschap gebracht.

Sint-Truiden, 14 juli 2009.

Voor beredeneerd uittreksel : (get.) Philip Odeurs, notaris.(30104)

Bij akte, verleden voor notaris Paul De Meirsman, geassocieerdnotaris, lid van de burgerlijke vennootschap onder de vorm van eenbesloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid genaamd « PaulDe Meirsman & Pieter De Meirsman, geassocieerde notarissen », teLokeren, op 10 juli 2009, hebben de echtgenoten Verbraeken, MarcMarcel Lucie, geboren te Lokeren op 22 juni 1950, en zijn echtgenote,Lagrou, Beatrice Julia Irma, geboren te Oostende op 16 januari 1953,samenwonende te Lokeren, IJzeren Getouwkens 3, een wijziging aanhun huwelijksvermogensstelsel aangebracht waarbij hun oorspronke-lijk wettelijk stelsel behouden blijft met toevoeging van een artikelbetreffende keuzebeding.

Namens de echtgenoten Verbraeken-Lagrou, (get.) Paul DeMeirsman, notaris.

(30105)

Uit een akte, verleden voor ondergetekende notaris Goedele Vande-kerckhove, te Antwerpen, op 7 juli 2009, « Geregistreerd twee bladenéén renvooi, te Antwerpen, zevende kantoor der registratie, op9 juli 2009. Boek 135 blad 72 vak 17. Ontvangen : vijfentwintig euro(25 EUR). De ontvanger a.i., (getekend) W. Wuytack », blijkt datVerdonck, Antoon Joseph Eduard, geboren te Merksem op24 augustus 1948, en zijn echtgenote, Laporte, Nicole Marie HélèneGustaaf, geboren te Antwerpen op 6 mei 1946, samenwonende te2242 Zandhoven, Moerstraat 5, gehuwd te Zandhoven op 29 mei 1993onder het stelsel der scheiding van goederen ingevolge huwcontractverleden voor notaris Frederik Jorissen, te Antwerpen, op 24 mei 1993,hun huwelijksvermogensstelsel hebben gewijzigd van het stelsel vanscheiding van goederen in het wettelijk stelsel met inbreng door beidenin het gemeenschappelijk vermogen van een huis op en met grond teZandhoven (Pulderbos), Moerstraat 5, sectie B, nr. 431/E/2, groot780 m2.

(Get.) G. Vandekerckhove, notaris.(30106)

Uit een akte wijziging huwelijkscontract, verleden voor geassocieerdnotaris Godelieve Monballyu, te Pittem, op 2 juli 2009, blijkt dat de heerVan Canneyt, Charles Louis Cornelius, geboren te Poperinge op8 september 1933, en zijn echtgenote, Mevr. Snoeck, Jacqueline Marga-retha, geboren te Hulste op 18 juli 1925, samenwonende te 8740 Pittem,Tieltstraat 103, gehuwd te Hulste op 23 november 1960, onder hetwettelijk stelsel bij gebrek aan voorafgaand huwelijkscontract, hunhuwelijksstelsel gewijzigd hebben, waarbij het huidig stelsel wordtbehouden, doch met inbreng van onroerende goederen in dehuwgemeenschap door de heer Van Canneyt, Charles.

14 juli 2009.

(Get.) Godelieve Monballyu, geassocieerd notaris.(30107)

50393MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 260: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Uit een akte, verleden voor notaris Rina Dieltiëns, te Ravels, op25 juni 2009, blijkt dat de heer Van Deun, Josephus Maria, geboren teRavels op 4 juli 1935, van Belgische nationaliteit, en zijn echtgenote,Mevr. Adams, Anna Maria Joanna, geboren te Weelde op2 oktober 1937, van Belgische nationaliteit, samenwonende te2380 Ravels, Grote Baan 62, die gehuwd zijn voor de ambtenaar van deburgerlijke stand van de gemeente Weelde op 21 juni 1961, onder hetwettelijk huwelijksstelsel zonder huwelijkscontract, hun huwelijks-vermogensstelsel op minnelijke wijze hebben gewijzigd, conformartikel 1394 Burgerlijk Wetboek.

Ravels, 14 juli 2009.

Voor ontledend uittreksel : (get.) Rina Dieltiëns, notaris.(30108)

Bij akte, verleden voor notaris Jean-Paul Van Ussel, geassocieerdnotaris, vennoot van de burgerlijke vennootschap onder de vorm vaneen besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid « VanUssel & Willemsen », geassocieerde notarissen, met zetel te Retie,Molsebaan 54, op 29 april 2009, en dragende volgende melding vanregistratie : « Geregistreerd te Mol, 6 mei 2009, drie bladen, geenverzending Reg. 5, deel 221, blad 16, vak 17. Ontvangen : vijfentwintig(25) euro, de eerstaanwezend inspecteur a.i. A. Daems », werd hethuwelijksvermogensstelsel gewijzigd tussen de heer Smets, Guy KarelMaria, zelfstandige, geboren te Turnhout op 23 juli 1970, en zijnechtgenote, Mevr. Damen, Nancy, bediende, geboren te Turnhout op26 mei 1975, wonende te 2480 Dessel, Kuilstraat 21A.

De echtgenoten waren gehuwd onder het wettelijk stelsel bij gebrekaan een huwelijkscontract.

Krachtens voormelde wijzigende akte werden er door de echtgenootpersoonlijke onroerende goederen ingebracht en werd een overlevings-beding toegevoegd.

Retie, 14 juli 2009.

Voor ontledend uittreksel : (get.) Jean-Paul Van Ussel, notaris.(30109)

Er blijkt uit een akte, verleden voor Mr. Annelies Wylleman, geas-socieerd notaris, zaakvoerder van de burgerlijke vennootschap onderde vorm van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijk-heid « Wylleman-Van De Keere geassocieerde notarissen », met zetel teEvergem (Sleidinge), Sleidinge-Dorp 102, op 13 juli 2009, tussen de heerMissault, Rik Norbert René, geboren te Assebroek op 4 maart 1967, metrijksregisternummer 67.03.04-289.49, en zijn echtgenote, Mevr. Mouton,Hilde, geboren te Aalter op 11 juli 1967, met rijksregisternummer67.07.11-392.55, samenwonende te 9940 Evergem, Weststraat 34.

Dat zij gehuwd zijn voor de ambtenaar van de burgerlijke stand teMaldegem op 15 mei 1993.

Dat zij voorafgaand aan hun huwelijk een huwelijkscontract hebbengesloten, verleden voor notaris De Keukelaere, Philippe, te Eeklo, op3 mei 1993, waarin zij kozen voor het stelsel scheiding van goederenmet onverdeeldmaking van besparingen.

Dat zij thans hun huwelijksvermogensstelsel minnelijk hebben gewij-zigd door toevoeging van een intern gemeenschappelijk vermogen eneen keuzebeding aan hun stelsel van scheiding van goederen.

Voor beredeneerd uittreksel, opgemaakt te Evergem (Sleidinge),13 juli 2009.

(Get.) Annelies Wylleman, geassocieerd notaris.(30110)

Bij akte, verleden voor notaris Anne-Mie Szabó, te Turnhout, op25 juni 2009, hebben de heer Jacobs, Albert, geboren te Lille op28 juli 1938, en zijn echtgenote, Mevr. Loomans, Maria Josepha Fran-cisca, geboren te Gierle op 9 maart 1942, samenwonende te 2275 Lille(Gierle), Houtakkerstraat 17, gehuwd onder het stelsel van gemeen-schap van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden voor notarisJean Dierckx, destijds te Turnhout op 3 juli 1964, in toepassing vanartikel 1394 en volgende van het Burgerlijk Wetboek een aanvullinggedaan aan hun voormeld stelsel, houdende de inbreng van eenonroerend goed, doch met behoud van hun stelsel.

Turnhout, 13 juli 2009.

(Get.) Anne-Mie Szabó, notaris.(30111)

Bij akte, verleden voor notaris Anne-Mie Szabó, te Turnhout, op25 juni 2009, hebben de heer Jacobs, Wim Theo Paul, geboren te Turn-hout op 29 juni 1966, en zijn echtgenote, Mevr. Broeckx, Sabine FrancineJaak, geboren te Antwerpen op 24 september 1970, samenwonende te2460 Kasterlee, Engakkers 8, gehuwd onder het wettelijk stelsel bijontstentenis van huwelijkscontract, in toepassing van artikel 1394 envolgende van het Burgerlijk Wetboek een aanvulling gedaan aan hunhuwelijksvermogensstelsel, houdende onder meer inbreng van eenonroerend goed, hetgeen in de toekomst zal verworven worden doorde heer Jacobs, Wim, doch met behoud van hun stelsel.

Turnhout, 13 juli 2009.

(Get.) Anne-Mie Szabó, notaris.(30112)

Uit een akte van wijziging, verleden voor notaris Luc Moortgat, teGeel, op 14 juli 2009, welke ter registratie werd aangeboden op hetregistratiekantoor te Geel, blijkt dat de heer Vangeel, Jozef Ivo Victor,geboren te Geel op 5 maart 1954, IK 590.2677618.56, RR 54.03.05 091-41,en zijn echtgenote, Mevr. Mast, Maria Anna Francisca Theresia, geborente Mol op 7 februari 1954, IK 590.2780101.10, RR 54.02.07 218-41,samenwonende te 2400 Mol, Leenhofstraat 41, een notariële aktehoudende wijziging van het huwelijksstelsel hebben laten opmaken opvoormelde datum, waarin volgende wijzigingen werden in aange-bracht : toevoeging van het keuzebeding; inbreng roerende goederen.

Gehuwd te Mol op 10 april 2009.

Geel, 14 juli 2009.

Voor eensluidend uittreksel : (get.) L. Moortgat, notaris.(30113)

Blijkens akte, verleden voor notaris Ludo Lamot, te Niel, op12 juni 2009, « 2009/114/0680/N, geregistreerd twee rollen, geenverzending te Boom, op 18 juni 2009, boek 205, blad 82, vak 3.Ontvangen vijfentwintig euro (25 EUR) », hebben de heer Leroy, Paulen Mevr. Stienne, Marianne, samenwonend te 2620 Hemiksem, Wijn-gelagweg 33, hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd, meer bepaalddoor inbreng door de heer Leroy van een onroerend goed in degemeenschap.

(Get.) Ludo Lamot, notaris.(30114)

Bij akte, verleden voor notaris Jean-Paul De Jaeger, met standplaatste Sint-Laureins (Watervliet), op 15 juli 2009, hebben de heer De Baets,Peter Alfons Monique, geboren te Eeklo op 29 april 1977, en zijnechtgenote, Mevr. Van Landschoot, Katie Irena Gerard Lea, geboren teEeklo op 11 augustus 1978, samenwonende te 9991 Maldegem(Adegem), Staatsbaan 54, een wijziging aan hun huwelijksvermogens-stelsel aangebracht. Deze wijziging voorziet in de inbreng door deechtgenoten van een onroerend goed in het gemeenschappelijkvermogen en de toevoeging van een keuzebeding.

Voor de verzoekers : (get.) Jean-Paul De Jaeger, notaris.(30115)

50394 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 261: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Uit de akte wijziging huwelijkse voorwaarden, verleden voor Mr. JosMuyshondt, geassocieerd notaris, te Halle, op 15 juli 2009 tussen deechtgenoten de heer Blondeel, André Maurice M., geboren teAnderlecht op 8 juni 1936, en zijn echtgenote, Mevr. Franssens, FloraAlfonsina M., geboren te Hasselt op 27 augustus 1936, samenwonendete 1500 Halle, Eikenlaan 18, blijkt dat door de echtgenoot een eigenonroerend goed werd ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen.

(Get.) J. Muyshondt, notaris.(30116)

Bij akte, verleden voor notaris Walter Vanhencxthoven, te Herentals,op 17 juni 2009, hebben de echtgenoten Manendonckx, Filip EdmondJosee, geboren te Geel op 21 januari 1978, en echtgenote,Mevr. Verachtert, Fiona, geboren te Turnhout op 23 augustus 1978,samenwonend te Geel, Stationsstraat 118H, hun huwelijjksvermogens-stelsel gewijzigd door middel van inbreng van een onroerend goed inhet eigen vermogen van de man en in het eigen vermogen van devrouw.

Voor de partijen : (get.) Walter Vanhencxthoven, notaris.(30117)

Uit een akte, verleden voor notaris Jacques Van Roosbroeck, teMerksem, op 4 juni 2009, geregistreerd één blad, geen renvooien, teAntwerpen, elfde kantoor der registratie, op 11 juni 2009, boek 251,blad 90, vak 12, blijkt dat de heer Kerckx, Jozef Joannes Théophile,geboren te Antwerpen op 28 oktober 1942, nationaal nummer42.10.28 131-78, en zijn echtgenote, Mevr. De Greef, Marguerite Louis,geboren te Gent op 21 maart 1945, nationaal nummer 45.03.21 144-95,samenwonende te 2900 Schoten, Begonialaan 29, gehuwd voor deambtenaar van de burgerlijke stand van Merksem op 7 maart 1962,onder het beheer van het wettelijk stelsel, ingevolge wijziging huwe-lijkscontract verleden voor notaris Jacques Van Roosbroeck, teMerksem, op 8 september 2003, overeenkomstig artikel 1394, laatste lid,van het Burgerlijk Wetboek het onroerend goed gelegen te Schoten,Begonialaan 29, door Mevr. De greef in het gemeenschappelijkvermogen werd ingebracht.

Merksem, 14 juli 2009.

Voor ontledend uittreksel : (get.) Jacques Van Roosbroeck, notaris.(30118)

Uit een akte, verleden voor ondergetekende notaris Philippe Defauw,te Kortrijk, op 29 juni 2009, dragende volgende melding van registratie :« eerste kantoor der registratie te Kortrijk. Geregistreerd op 2 juli 2009,twee bladen, geen renvooien, boek 5-933, blad 35, vak 4. Ontvangen :vijfentwingig euro (S 25). de e.a. inspecteur, (get.) L. Vanheuverzwijn »,blijkt er dat de heer Vanderschueren, Luc Marie-Joseph, geboren teZulte op 27 juli 1940, en zijn echtgenote, Mevr. Holvoet, DanièleMarguerite Ludwyne, geboren te Kortrijk op 10 december 1946,wonend te 8300 Knokke-Heist, Kalfduinen 2, hun huwelijksvermogens-stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinstengewijzigd hebben door inbreng van een onroerend goed toebehorendeaan Mevr. Danièle Holvoet, welke de samenstelling van het gemeen-schappelijk vermogen wijzigt, zonder wijziging noch vereffening vanhun stelsel.

Voor gelijkvormig ontledend uittreksel : (get.) Philippe Defauw,notaris te Kortrijk.

(30119)

Uit een akte, verleden voor ondergetekende notaris Philippe Defauw,te Kortrijk, op 2 juli 2009, dragende volgende melding van registratie :« eerste kantoor der registratie te Kortrijk. Geregistreerd op 7 juli 2009,twee bladen, geen renvooien, boek 933, blad 42, vak 19. Ontvangen :vijfentwintig euro (S 25). de e.a. inspecteur, (get.) L. Vanheuverzwijn »,blijkt er dat de heer Forment, Bernard Norbert André, geboren te Kort-rijk op 1 januari 1947, en zijn echtgenote, Mevr. Dutoit, Maria ChristinaHendrika Margaretha, geboren te Kortrijk op 30 mei 1947, samenwo-nend te 8500 Kortrijk, Edgar Tinellaan 54, hun bestaande huwelijks-vermogensstelsel houdende gemeenschap van aanwinsten hebben

gewijzigd door inbreng van een onroerend goed toebehorende aanMevr. Maria Dutoit, welke de samenstelling van het gemeenschappelijkvermogen wijzigt, zonder wijziging noch vereffening van hun stelsel.

Voor gelijkvormig ontledend uittreksel : (get.) Philippe Defauw,notaris te Kortrijk.

(30120)

Bij akte, verleden voor notaris Peter Verhaegen, te Puurs, op15 juli 2009, hebben de heer De Wit, Alfons Philemon Maria IsidoorRita, en zijn echtgenote, Mevr. Van Beneden, Christine Maria Leona,samenwonende te 2890 Sint-Amands (Oppuurs), Lippeloseweg 76, dewijziging van hun huwelijksvoorwaarden doorgevoerd, met namebehoud van het tussen hen bestaand wettelijk stelsel, doch met inbrengdoor de heer De Wit, Alfons, van een woonhuis te Sint-Amands(Oppuurs), Lippeloseweg 76, sectie C, nummer 150/E, groot 10 a 25 caen een perceel landbouwgrond te Sint-Amands (Oppuurs), « DeBosschen », sectie C, nummer 151/A, groot 24 a 34 ca en een perceellandbouwgrond te Sint-Amands (Oppuurs), « De Bosschen », sectie C,nummer 179/A, groot 27 a 3 ca, in het gemeenschappelijk vermogen,alsook de toevoeging van een keuzeclausule.

Puur, 15 juli 2009.

(Get.) A. De Wit; C. Van Beneden.(30121)

Bij akte, verleden voor notaris Patrick Donck, te Reninge(Lo-Reninge), op 13 juli 2009, hebben de heer Boudry, Patrick Gaston,en zijn echtgenote, Mevr. Masschelein, Cathérine Maria Elie, samen-wonende te 8647 Lo-Reninge (Reninge), Hoflandstraat 2, hunhuwelijksvermogensstelsel gewijzigd inzake de vergoedingsrekeningen met een keuzebeding.

Voor de echtgenoten : (get.) Patrick Donck, notaris te Reninge(Lo-Reninge).

(30122)

Succession vacante − Onbeheerde nalatenschap

In het vonnis d.d. 21 juni 2004 van de tweede kamer rechtbank vaneerste aanleg te Leuven werd Karel Herbots, advocaat met kantoorA. Nobelstraat 7, te 3000 Leuven, aangesteld als curator van deonbeheerde nalatenschap van wijlen Mevr. Stroobants, Anne Liliane(NN 65.08.08 344-61), geboren te Brussel op 8 augustus 1965, in levenlaatst wonende te Leuven, P. Lebrunstraat 22/02.01, overleden teLeuven op 22 april 2002.

Haar schuldeisers worden uitgenodigd hun openstaande schuldvor-deringen binnen de drie maanden na de publicatiedatum van ditbericht, met vermelding van hun eventueel voorecht, kenbaar te makenmet aangetekend schrijven aan de curator.

(Get.) Karel Herbots, advocaat.(30123)

Bij vonnis d.d. 25 mei 2009 door de rechtbank van eerste aanleg teLeuven werd Mr. Monique den Dulk, aangesteld als curator over deonbeheerde nalatenschap van wijlen Kopschinski Paul Horst MaxHans, geboren te Guben (Duitsland) op 7 juli 1925, in leven laatstwonende te 3060 Bertem, Egenhovenstraat 22, en op dit adres overledenop 15 juni 2005.

Mr. den Dulk, is advocaat met kantoor te 3061 Bertem (Leefdaal),Neerijsesteenweg 6, bus 2.

(Get.) K. Stas, advocaat.(30124)

50395MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD

Page 262: MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLADRaad van Europa ter bestrijding van mensenhandel, gedaan te Warschau op 16 mei 2005, bl. 50141. 12 FEBRUARI 2009. — Wet houdende instemming met

Tribunal de première instance de Namur

La chambre des vacations du tribunal de première instance deNamur a désigné en date du 14 juillet 2009, Me Emmanuel Boulet,avocat à 5100 Jambes, rue du Paradis 51, en qualité de curateur à lasuccession vacante de Lebrun, Georges Désiré Claude Gilbert, né àGilly le 25 avril 1961, de son vivant domicilié à Floreffe, section deFranière, rue de Deminche 1/0002, et décédé à Godinne le 30 juin 2008.

Namur, le 14 juillet 2009.Le greffier, (signé) M.-A. Delvaux.

(30125)

La chambre des vacations du tribunal de première instance deNamur a désigné en date du 14 juillet 2009, Me François-XavierChoffray, avocat à 5170 Profondeville, chaussée de Dinant 30 A, enqualité de curateur à la succession vacante de Thiry, Aimé Léon Ghis-lain, né à Faulx-les-Tombes le 16 juillet 1940, de son vivant domicilié àNamur, impasse d’Harscamp 9/0023, et décédé à Namur le17 janvier 2009.

Namur, le 14 juillet 2009.

Le greffier, (signé) M.-A. Delvaux.(30126)

Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles. − Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel.Conseiller/Adviseur : A. VAN DAMME

50396 MONITEUR BELGE — 22.07.2009 — BELGISCH STAATSBLAD