Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse...

20
Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse vrijwilligersorganisaties in Amsterdam en Berlijn Lisa Peters* Lisa Peters* Samenvatting Volgens Almond en Verba (1963) kunnen vrijwilligersorganisaties educatieve eigenschappen worden toegedicht, omdat leden binnen deze organisaties de- mocratische vaardigheden en waarden leren. Dit leidt ertoe dat de leden van deze organisaties politiek meer participeren. Dit geldt ook voor vrijwilligers- organisaties binnen etnische gemeenschappen, vandaar dat er veel onderzoek wordt gedaan naar migrantenorganisaties. Vanuit de sociaalkapitaaltheorie wordt gedacht dat de stimulerende werking van migrantenorganisaties in het bijzonder aanwezig is in migrantengemeenschappen waarbinnen deze organi- saties hecht met elkaar verbonden zijn. Interactie op bestuursniveau zou leiden tot onderling vertrouwen tussen bestuursleden, die dit vertrouwen kunnen overbrengen op hun leden. Tot voor kort werd deze interactie slechts veron- dersteld op basis van archiefdata waarmee een bestuursnetwerk kan worden uitgetekend. Echter, in het dagelijks leven hebben organisaties veel meer contacten met elkaar dan blijkt uit deze databases. Daarom is het belangrijk ook het contactennetwerk in acht te nemen. Deze twee netwerken worden het sociaal kapitaal van de gemeenschap genoemd. Om inzicht te krijgen in de werking van organisatienetwerken, wordt vervolgens onderzocht hoe het so- ciaal kapitaal wordt gemobiliseerd. In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van de Turkse gemeenschappen in Amsterdam en Berlijn. Het blijkt dat de contexten waarin migrantenorganisaties zich bevinden (de poli- tieke mogelijkheidsstructuren) van invloed is op de ontwikkeling van het sociaal kapitaal. Bovendien is te zien dat de mobilisatie van het netwerk afhangt van de vorm en aard van het sociaal kapitaal en van de politieke mogelijkhedenstructuur. Inleiding Migrantenorganisaties zijn al jaren onderwerp van menig vurig debat. Voor- standers zien deze organisaties als hulpmiddelen die het (zelf)vertrouwen van immigranten vergroten en daardoor hun integratie bespoedigen. Tegenstan- ders zijn daarentegen van mening dat migrantenorganisaties de integratie van MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2 161

Transcript of Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse...

Page 1: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

Mobilisatie van sociaal kapitaal doorTurkse vrijwilligersorganisaties inAmsterdam en Berlijn

Lisa Peters*Lisa Peters*

Samenvatting

Volgens Almond en Verba (1963) kunnen vrijwilligersorganisaties educatieveeigenschappen worden toegedicht, omdat leden binnen deze organisaties de-mocratische vaardigheden en waarden leren. Dit leidt ertoe dat de leden vandeze organisaties politiek meer participeren. Dit geldt ook voor vrijwilligers-organisaties binnen etnische gemeenschappen, vandaar dat er veel onderzoekwordt gedaan naar migrantenorganisaties. Vanuit de sociaalkapitaaltheoriewordt gedacht dat de stimulerende werking van migrantenorganisaties in hetbijzonder aanwezig is in migrantengemeenschappen waarbinnen deze organi-saties hecht met elkaar verbonden zijn. Interactie op bestuursniveau zou leidentot onderling vertrouwen tussen bestuursleden, die dit vertrouwen kunnenoverbrengen op hun leden. Tot voor kort werd deze interactie slechts veron-dersteld op basis van archiefdata waarmee een bestuursnetwerk kan wordenuitgetekend. Echter, in het dagelijks leven hebben organisaties veel meercontacten met elkaar dan blijkt uit deze databases. Daarom is het belangrijkook het contactennetwerk in acht te nemen. Deze twee netwerken worden hetsociaal kapitaal van de gemeenschap genoemd. Om inzicht te krijgen in dewerking van organisatienetwerken, wordt vervolgens onderzocht hoe het so-ciaal kapitaal wordt gemobiliseerd. In dit artikel wordt dit sociaal kapitaalbeschreven van de Turkse gemeenschappen in Amsterdam en Berlijn. Hetblijkt dat de contexten waarin migrantenorganisaties zich bevinden (de poli-tieke mogelijkheidsstructuren) van invloed is op de ontwikkeling van hetsociaal kapitaal. Bovendien is te zien dat de mobilisatie van het netwerkafhangt van de vorm en aard van het sociaal kapitaal en van de politiekemogelijkhedenstructuur.

Inleiding

Migrantenorganisaties zijn al jaren onderwerp van menig vurig debat. Voor-standers zien deze organisaties als hulpmiddelen die het (zelf)vertrouwen vanimmigranten vergroten en daardoor hun integratie bespoedigen. Tegenstan-ders zijn daarentegen van mening dat migrantenorganisaties de integratie van

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

161

Page 2: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

migranten belemmeren, doordat zij te veel op de eigen groep, en te weinig opde ontvangende samenleving gericht zijn. Empirisch bewijs lijkt de voorstan-ders meer gelijk te geven (zie bijvoorbeeld. Penninx & Schrover, 2001; Rijks-chroeff & Duyvendak, 2004; Stromblad & Bengtsson, 2008). De vraag blijftechter waarom dit zo is.

Almond en Verba (1963) constateerden dat leden van vrijwilligersorgani-saties1 politiek meer actief zijn dan niet-leden. Hun redenering was dat ledenvan een organisatie onderlinge tegenstellingen met betrekking tot levensover-tuiging, politieke en sociale voorkeur overbruggen, omdat zij wel moeten als zijwillen slagen in het oplossen van gezamenlijke problemen, het produceren vancollectieve goederen en het bereiken van gemeenschappelijke doelen. Doordatmensen andere ideeen leren kennen en waarderen, ontstaat er onderling sociaalvertrouwen en besef van wederkerigheid. Bovendien ontwikkelen leden vanvrijwilligersorganisaties maatschappelijke vaardigheden, zoals debatteren, on-derhandelen en spreken in het openbaar. Deze vaardigheden en attitudeskunnen zij ook buiten hun organisaties toepassen om in de politiek te partici-peren.

In navolging hiervan, namen Fennema en Tillie (1999) aan dat wat voorautochtonen geldt, ook voor immigranten geldt. De politieke integratie vaneen etnische gemeenschap wordt volgens hen dus bevorderd door de aanwe-zigheid van eigen organisaties. De auteurs stelden bovendien dat het essentieelis dat deze organisaties op bestuursniveau met elkaar verbonden zijn doordubbelfuncties.2 Wanneer er een hecht bestuursnetwerk bestaat binnen eengemeenschap, kan het vertrouwen dat binnen afzonderlijke organisaties isontstaan zich verder en sneller door de gemeenschap verspreiden. Bovendienvergroten deze verbindingen het sociaal vertrouwen, omdat de bestuurdersleren samenwerken met actoren buiten hun organisaties. Ook hebben bestuur-ders te maken met de overheid als gesprekspartner, bijvoorbeeld om debelangen van de achterban te vertegenwoordigen. Als de overheid een be-trouwbare partner blijkt, zullen de bestuurders naast sociaal ook politiekvertrouwen ontwikkelen. Dit politieke vertrouwen geven zij door aan elkaaren aan hun leden, die dat vervolgens ook doorgeven aan niet-leden. Gekoppeldaan het idee dat politiek vertrouwen en politieke participatie positief samen-hangen, is hiermee de samenhang tussen hechte bestuursnetwerken binnenetnische gemeenschappen en de politieke integratie van migranten uiteengezet.

Het empirisch bewijs dat Fennema en Tillie verzamelden, bevestigde ingrote lijnen hun theoretische assumpties. Uit hun onderzoek in Amsterdambleek dat naarmate een etnische gemeenschap meer wordt gekenmerkt dooreen hecht bestuursnetwerk (meer organisaties, die op bestuursniveau meer metelkaar zijn verbonden), de leden van de gemeenschap ook meer op politiekvlak participeerden (hogere stemopkomst). Andere onderzoekers hebben detheorie getoetst in verschillende Europese steden, met wisselend resultaat(Togeby, 2004; Berger et al., 2004; Jacobs et al., 2004; Eggert & Guigni,2007; Myrberg, verschijnt 2010; Rogstad, te verschijnen). Over het algemeenkonden zij de theorie bevestigen, maar tegelijkertijd kwamen verschillendeonduidelijkheden aan het licht.

Al met al bleven veel vragen over de veronderstelde processen tussen het

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

162

Page 3: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

bestaan van een bestuursnetwerk enerzijds en politieke participatie anderzijds,onbeantwoord. Dit komt doordat de auteurs zich op in- en outputvariabelenrichtten (bijvoorbeeld het aantal organisaties aan de ene kant, en het opkomst-percentage bij verkiezingen aan de andere), en daarmee geen directe aandachtschonken aan de tussenliggende processen. Er is daarom nog geen antwoord tegeven op vragen als: Ontwikkelen bestuurders inderdaad sociaal vertrouwen?Geven zij dat aan elkaar door en gebruiken zij daarvoor de contacten uit hetbestuursnetwerk? Geven bestuurders vertrouwen door aan leden, en leden aanniet-leden? Vindt er communicatie plaats op bestuursniveau? En welke rolspeelt het bestuursnetwerk in de mobilisatie van de gemeenschap? Het is nietmogelijk al deze vragen ineens te beantwoorden, maar in dit artikel3 wordt eenbegin gemaakt met het opvullen van dit hiaat in de onderzoeksliteratuur doorte onderzoeken hoe het organisatienetwerk van een migrantengemeenschaperuitziet, en hoe dit organisatienetwerk wordt gemobiliseerd.

Ik richt mij op de eerste, en daarmee cruciale, stap in het verondersteldemechanisme: de veronderstelling dat het bestuursnetwerk een actief netwerk isdat gebruikt wordt voor communicatie binnen en de mobilisatie van eengemeenschap. Een alternatief is namelijk dat organisaties hiervoor hun alle-daagse contacten, met organisaties waarmee zij niet noodzakelijkerwijs for-meel verbonden zijn, gebruiken. Het is waarschijnlijk dat organisaties meercontacten hebben dan op basis van het bestuursnetwerk kan worden vastge-steld. Het kan zijn dat het bestuursnetwerk en het contactennetwerk elkaaroverlappen, maar dat hoeft niet. Daarom worden beide netwerken samen hierbeschouwd als het sociaal kapitaal van de afzonderlijke organisaties en degemeenschap als geheel.

Vervolgens is het de vraag welk deel van het sociaal kapitaal wordt aange-sproken als de gemeenschap wordt gemobiliseerd. Speelt hierin het bestuurs-of het contactennetwerk een grotere rol? En zijn er organisaties die eenprominentere rol spelen tijdens een mobilisatie? Aan de hand van een veld-experiment zal een mobilisatienetwerk worden getekend, waarin duidelijkwordt welke organisaties elkaar activeren tijdens een mobilisatie.

Een belangrijke bevinding die Berger et al. (2004) deden in Berlijn en Eggerten Giugni (2007) in Zurich, is dat politieke activiteiten en politiek vertrouwenniet twee zijdes van dezelfde medaille blijken. Zij constateerden dat migrantendie actief zijn in organisaties weliswaar politiek actiever zijn, maar dat zijminder politiek vertrouwen hebben. De theorie voorziet niet direct in eenverklaring hiervoor. In haar proefschrift verklaart Berger (2010) dit door tewijzen op de politieke mogelijkhedenstructuur (political opportunity structures(POS), waarover later meer) waar migrantengroepen mee te maken hebben.Groepen die worden geconfronteerd met een restrictief beleid hebben minderreden tot vertrouwen in de overheid, maar des te meer reden om politiek actiefte worden. Andersom hebben groepen ten opzichte van wie de overheid eensoepeler en toegankelijker beleid voert reden om deze ‘weldoener’ te vertrou-wen, en omdat zij al in hun behoeftes worden voorzien, is het voor hen mindernodig politiek te participeren. Gezien het feit dat de POS van invloed is op hetpolitieke gedrag en attitudes van individuen en dat dit ook samenhangt metlidmaatschap in etnische organisaties, is het te verwachten dat de POS ook van

LISA PETERS: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse vrijwilligersorganisaties in Amsterdam en

Berlijn

163

Page 4: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

invloed is op de netwerken van migrantenorganisaties. Vermeulen (2006) heeftinderdaad laten zien dat het proces van organisatievorming wordt beınvloeddoor de politieke mogelijkhedenstructuur. De volgende stap is te onderzoekenof ook het functioneren van organisatienetwerken afhangt van de contextwaarin dit netwerk zich bevindt. Om die reden zal ik een vergelijking makentussen Amsterdam en Berlijn, twee steden die sterk van elkaar verschillen watbetreft de politieke mogelijkhedenstructuur van migrantengroepen, maar waarin beide een Turkse gemeenschap aanwezig is.4

Om tot een beantwoording van de onderzoeksvragen te komen, volgt eersteen uiteenzetting over de idee van sociaal kapitaal, een begrip dat veel temaken heeft met de socialiserende werking van vrijwilligersorganisaties en datde basis vormt van deze studie. Vervolgens komt de politieke mogelijkheden-structuur aan bod en wordt duidelijk hoe deze geconfigureerd is in Amsterdamen Berlijn. Vervolgens worden de data beschreven aan de hand waarvan in desectie daarna de resultaten worden gepresenteerd. Het artikel wordt afgeslotenmet enkele conclusies.

Sociaal kapitaal

Een belangrijk begrip in dit onderzoek is sociaal kapitaal. Over het algemeenwordt sociaal kapitaal beschouwd als de combinatie van sociale netwerken,vertrouwen, en gedeelde waarden en normen (zie o.a. Van Deth, 2003).Actoren kunnen vanwege hun sociale netwerken, die bestaan uit vertrouwens-banden met andere actoren met wie zij normen en waarden delen, doelenbereiken die zij in hun eentje niet hadden kunnen bereiken. Immers, dezeanderen kunnen over middelen (materieel of immaterieel) beschikken die deactoren zelf niet hebben, maar waartoe zij door hun sociale contacten weltoegang hebben.

Het lastige van het begrip sociaal kapitaal is dat sommige onderzoekers zichop het individuele niveau richten, terwijl andere zich bezighouden met hetcollectieve niveau. Bovendien zijn wetenschappers hier niet altijd eenduidig in.Robert Putnam (1993; 2000) legt verbanden tussen het sociaal kapitaal van eenmaatschappij en de kwaliteit van de democratie, en richt zich overduidelijk ophet collectieve niveau. Maar in het geval van James Coleman is dit minderevident. Enerzijds beschrijft hij sociaal kapitaal als een eigenschap van eensociale structuur (dus collectief), maar hij ziet het tegelijkertijd als een belang-rijke hulpbron voor individuen (Coleman, 1990: 317). Om dergelijke onduide-lijkheden aan het licht te brengen, heb ik elders (Peters, 2010) een typologiegepresenteerd waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de verlener en deverkrijger van sociaal kapitaal. De eerste verwijst naar de plaats waar hetsociaal kapitaal zich ‘bevindt’, de bron, en de laatste verwijst naar de actor ofset van actoren die van dit sociaal kapitaal (kunnen) profiteren. Beide kunnenop individueel of collectief niveau zijn en in combinatie met elkaar voorkomen.In Putnam’s geval zijn beide collectief, en Coleman’s theorie omvat dus eencollectieve verlener en een individuele verkrijger. In deze studie wordt sociaalkapitaal bestudeerd vanuit een individueel-collectief perspectief. De verlener is

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

164

Page 5: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

een enkele actor, namelijk het sociaal kapitaal van organisaties die hier alsanalyse-eenheid gelden (en dus als ‘individu’), wordt in kaart gebracht. Deverkrijger is collectief, namelijk de gemeenschap, die kan profiteren van hetsociaal kapitaal van een enkele organisatie, vooral als die een belangrijkepositie inneemt in het netwerk van organisaties.

Over de effecten van sociaal kapitaal is al veel gepubliceerd, maar meestalwordt gekeken naar, aan de ene kant, of er sociaal kapitaal aanwezig is en, aande andere kant, een bepaalde uitkomstvariabele (bijvoorbeeld de staat van dedemocratie, slagingspercentage van het vinden van een baan, de opkomst bijverkiezingen). Er wordt meestal niet ingezoomd op het proces hiertussen. Overhoe sociaal kapitaal voor een bepaalde uitkomst heeft gezorgd (dus hoe hetwerkt), worden vooral veel veronderstellingen gedaan zonder dat er empirischbewijs voor wordt geleverd. Dit geldt ook voor de theorie die het sociaalkapitaal van een etnische gemeenschap verbindt aan de politieke integratie vanmigranten, zoals in de inleiding gepresenteerd.

Nu is dit ook een lastige opgave, zeker als onderzoekers vasthouden aan inde sociale wetenschappen gebruikelijke onderzoeksmethoden zoals vragenlijs-ten en interviews. Het is daarom wenselijk een andere methode in te zetten omde werking van sociaal kapitaal vast te stellen. Ik heb daarvoor het Big WorldExperiment ontworpen. (In de paragraaf over de dataverzameling kom ik hieruitgebreider op terug.) Met deze methode is het mogelijk om inzicht te krijgenin de werking van het sociaal kapitaal van etnische organisaties; een tot nu toeonderbelicht deel van de theorie.

Verbindend, overbruggend en koppelend sociaal kapitaal

Oorspronkelijk werd sociaal kapitaal gepresenteerd als een kenmerk met enkelpositieve gevolgen. Mensen bereiken meer, groepen worden sneller geınfor-meerd, en maatschappijen functioneren beter naarmate zij meer sociaal kapi-taal tot hun beschikking hebben. Maar al snel kwam er kritiek dat sterkesociale netwerken helemaal niet altijd positieve resultaten hebben (bijvoor-beeld Portes & Landolt, 1996). Hecht verbonden groepen zouden elkaar juistkunnen tegenhouden, bijvoorbeeld door sociale controle. Naar aanleiding vandeze kritieken is er een onderscheid gemaakt tussen verbindend (‘bonding’) enoverbruggend (‘bridging’) sociaal kapitaal (Gittell & Vidal, 1998). Het eersteverwijst naar hechte banden tussen actoren die op elkaar lijken op relevantekenmerken, het tweede betreft de minder hechte banden tussen actoren die vanelkaar verschillen op relevante eigenschappen. Het idee is dat verbindendsociaal kapitaal ervoor zorgt dat een actor goed meekomt, terwijl overbrug-gend sociaal kapitaal maakt dat een actor verder komt (De Souza Briggs,1998). Ook in onderhavig onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen ver-bindend en overbruggend sociaal kapitaal. Het eerste betreft de banden tussenorganisaties met dezelfde etnische achtergrond (beide Turks) of van het zelfdetype (beide sport), het tweede betreft de banden tussen organisaties met eenandere etnische achtergrond (Turks en Nederlands) of van een ander type(sport en cultuur).

Woolcock (2001) heeft nog een derde vorm van sociaal kapitaal onder-

LISA PETERS: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse vrijwilligersorganisaties in Amsterdam en

Berlijn

165

Page 6: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

scheiden, namelijk koppelend sociaal kapitaal (linking). Daarmee doelde hij opde banden tussen actoren die zich op verschillende expliciete, formele ofgeınstitutionaliseerde niveaus bevinden. In het geval van de vrijwilligersorga-nisaties die hier onderwerp van onderzoek zijn, verwijst het koppelend sociaalkapitaal naar de banden die zij onderhouden met overheidsinstanties. Dezebanden zijn een extra indicatie van de verscheidenheid van de relaties dieorganisaties onderhouden, waarbij wordt aangenomen dat bij meer verschil-lende relaties de organisaties meer gevarieerde hulpbronnen met zich meedra-gen, en dus bijdragen tot diverser sociaal kapitaal. Daarnaast geeft het per-centage koppelend sociaal kapitaal van organisaties weer hoe de verhoudingenzijn tussen overheid en maatschappelijk middenveld. Het is dus te verwachtendat de manier waarop overheden met migrantenorganisaties omgaan vaninvloed is op het percentage koppelend sociaal kapitaal. Dit brengt mij opde tweede pijler van dit onderzoek, namelijk de politieke mogelijkhedenstruc-tuur.

Politieke mogelijkheidsstructuren

De vraag die ik wil beantwoorden is hoe migrantenorganisaties hun sociaalkapitaal gebruiken. Hoe het sociaal kapitaal van een gemeenschap wordtgebruikt, hangt in de eerste plaats af van welk sociaal kapitaal zij tot hunbeschikking hebben, maar ook van de context waarin dit sociaal kapitaalgebruikt wordt. Als je dit ‘gebruiken van sociaal kapitaal’ vertaalt naar hetmobiliseren van de gemeenschap, biedt de literatuur over (nieuwe) socialebewegingen ((new) social movements) aanknopingspunten voor verwachtingenover de invloed van de context. In die theorie wordt er verondersteld dat er eenkromlijnig verband is tussen de openheid van de politieke mogelijkheden-structuur (political opportunity structures, POS) en de mate van collectievemobilisatie (o.a. Eisinger, 1973; Tilly, 1978; Meyer, 2004). In zeer open en zeergesloten structuren zal er weinig tot geen mobilisatie zijn; in het eerste gevalomdat er geen reden is tot mobilisatie, in het twee geval omdat er sprake is vanonderdrukking. De POS verwijst in het geval van migrantenorganisaties naartwee dimensies: de toegankelijkheid van staatsburgerschap voor migranten(van eenvoudig tot moeilijk) en de mate waarin migrantengroepen de moge-lijkheid hebben hun cultuur tot uiting te laten komen (van veel tot weiniggroepsrechten). Door deze twee dimensies te combineren komen Koopmans etal. (2005) tot vier prototypische categorieen voor POS. In een assimilationis-tische POS is het voor migranten vrijwel niet mogelijk zich te laten naturali-seren, noch om hun cultuur te belijden. Ook in een universalistische POSdienen migranten zich aan te passen aan de dominante cultuur, maar kunnenzij wel makkelijker staatsburger worden. Binnen een segregationalistisch re-gime is het juist andersom: migranten kunnen hebben zeer slechte toegang tothet staatsburgerschap, maar hebben wel veel groepsrechten. De meest toe-gankelijke POS is het multiculturalisme, waarbinnen migranten relatief een-voudig genaturaliseerd kunnen worden en zij bovendien veel groepsrechtengenieten. Het is belangrijk te beseffen dat deze vier categorieen ideaaltypen

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

166

Page 7: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

zijn, en dat men niet snel een puur segregationalistische, enzovoort, POSdaadwerkelijk tegen zal komen. Echter, aan de hand van een meer praktischeanalyse zal blijken dat verschillende overheden wel degelijk onderscheidendbeleid voeren, op basis waarvan de POS in een van de categorieen kan wordengeplaatst. Deze onderscheiden structuren worden verwacht verschillende effec-ten te hebben op de mobilisatie van sociaal kapitaal.

De Turkse gemeenschappen die ik hier behandel, bevinden zich in Amster-dam en Berlijn. Om de politieke mogelijkheidsstructuren waarmee deze ge-meenschappen mee te maken hebben te omschrijven is het belangrijk zowelnationaal als lokaal beleid in ogenschouw te nemen, omdat veel beleid be-treffende migrantenorganisaties op lokaal niveau worden geformuleerd, terwijlhet naturalisatiebeleid op nationaal niveau wordt vastgesteld. Nederland enDuitsland, en deze steden in het bijzonder, hebben mogelijkheidsstructuren diesterk van elkaar verschillen. Het Nederlandse beleid kan het best wordengetypeerd als multiculturalistisch, het Duitse beleid als assimilationistisch.Het is belangrijk te realiseren dat deze typering een weergave is van welkideaaltype iedere POS het best benadert. Het gaat er bovenal om dat de POS inBerlijn, ondanks versoepeling in de laatste jaren, nog altijd geslotener is dan dePOS in Amsterdam, ondanks recente verharding (Koopmans et al., 2009).

De ‘open’ politieke mogelijkhedenstructuur in Nederland wordt allereerstbepaald door het relatief soepele naturalisatiebeleid. Het is voor migrantenmogelijk de Nederlandse nationaliteit aan te nemen als zij minstens vijf jaarlegaal in Nederland verblijven, geen strafblad hebben. Sinds 2007 dient deaanvrager wel te slagen voor het inburgeringexamen. Bovendien hebben mi-granten met of zonder Nederlands paspoort na vijf jaar legaal verblijf stem-recht tijdens gemeenteraadsverkiezingen. In Duitsland zijn er strengere eisenverbonden aan het staatsburgerschap. Zo moeten migranten minstens achtjaar legaal in Duitsland wonen en moeten zij aan andere strenge eisen voldoen,zoals niet afhankelijk zijn van een uitkering en bereid zijn de oude nationaliteitopgeven. Vooral deze laatste eis is voor veel migranten reden zich niet te latennaturaliseren en er wordt voortdurend geijverd voor een ‘Doppelpass fur dieDoppelrealitat’, bijvoorbeeld door de voorzitter van de Turkische Gemeinde inDeutschland (Die Welt, 14 april 2009). De naturalisatiecijfers in Duitslandliggen dan ook veel lager dan in Nederland. De naturalisatiewet in Duitslandis in 2000 sterk hervormd, waardoor nieuwgeborenen automatisch de Duitsenationaliteit krijgen, ook als zij ook een andere nationaliteit hebben. Echter,op hun 23e dienen zij te kiezen tussen deze twee, want de Duitse wet staatdubbelstaatsburgerschap niet toe. Wat betreft het stemrecht is de regelgevingin Duitsland ook meer uitsluitend dan in Nederland: stemrecht is alleen weg-gelegd voor Duitsers en migranten uit EU-landen (slechts op lokaal niveau), endus niet voor Turken. Er zijn in Berlijn ook veel minder migrantenpolitici danin Amsterdam, wat ook weergeeft dat het politieke systeem in Duitslandminder toegankelijk is (Vermeulen & Berger, 2008).

Wat betreft de mogelijkheden van migrantengroepen om hun cultuur teuiten zijn er soortgelijke tegenstellingen te vinden. In Nederland heerste langhet idee dat migranten konden integreren ‘met behoud van eigen cultuur’, watzich vertaalde in onder andere lessen in de eigen taal. Inmiddels is men hier

LISA PETERS: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse vrijwilligersorganisaties in Amsterdam en

Berlijn

167

Page 8: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

enigszins vanaf gestapt, maar naast een verharding van het publieke debatvertaalt zich dit nog slechts mondjesmaat in aanpassing van het beleid (Koop-mans, 2008). Migrantenorganisaties kregen in de jaren tachtig en negentig veelfinanciele ondersteuning van de Amsterdam lokale overheid. Tegenwoordig iser nog steeds subsidiegeld beschikbaar, alleen wordt dat onder strengerevoorwaarden verstrekt (zoals dat het doel van gesubsidieerde organisaties enactiviteiten integratiebevorderend moeten zijn). Een belangrijk kenmerk vande open POS in Amsterdam is bovenal dat er veel ruimte is voor de islam.Moslims mogen bijvoorbeeld scholen oprichten en moskeeen bouwen, activi-teiten die in Duitsland lang niet zo vanzelfsprekend zijn. De migranten inNederland hebben wat dit betreft veel profijt van het Nederlandse Verzui-lingsstelsel. Verder zijn er in Nederland meerdere van overheidswege geınstal-leerde inspraakorganen, zoals het Landelijk Overleg Minderheden. Ook ditdraagt sterk bij tot het open karakter van de Nederlandse POS.

In Duitsland zijn er maar weinig mogelijkheden voor migranten om hunstem te laten horen. Pas vanaf 2006 zijn er landelijke overlegorganen (zieMusch in dit nummer), waarvan het functioneren nog al eens hapert, zoalsin het geval van de Islamkonferenz. In sommige Duitse stadsdelen kent meneen Migrantenbeirat voor vertegenwoordigers van migrantenorganisaties, alvinden veel deelnemers dat zij daar slechts voor spek en bonen zitten. Ininterviews gaven zij aan het gevoel te hebben dat ze worden gehoord, maarniet mogen meebeslissen. In Berlijn is er een Integrationsbeauftragte die zichexclusief bezighoudt met migranten en hun integratie en die ook het leeuwen-deel van de beschikbare subsidies verstrekt. Het zijn van oudsher echtervoornamelijk twee grote koepelorganisaties geweest die gefinancierd werden.Andere organisaties moesten bij hen aanhaken of op andere manieren aan geldzien te komen. Het gebrek aan subsidies is grotendeels te wijten aan het feit dater jarenlang geen specifiek integratiebeleid bestond in Berlijn. Organisatieskonden meestal hooguit geld ontvangen als zij zich met een welzijns- ofzorgthema bezighielden, zonder expliciete referentie aan hun migratieachter-grond. Verder is de islamitische gemeenschap geen erkende Korperschaft desoffentlichen Rechts en heeft daardoor minder rechten, zoals het verzorgen vanreligieus onderwijs op openbare scholen, dan bijvoorbeeld het protestantisme.

Samenvattend, de POS in Amsterdam is open en biedt een stimulerendklimaat voor migrantenorganisaties. In Berlijn echter heerst een meer uitslui-tend klimaat en is de POS relatief gesloten. Hierom is de verwachting datmigrantenorganisaties in Amsterdam meer sociaal kapitaal hebben en dat zijbetere banden met de overheid hebben dan in Berlijn.

Methode en Data

Deze studie omvat drie typen data, op basis waarvan drie netwerken getekendkunnen worden: het bestuursnetwerk, het contactennetwerk en het mobilisatie-netwerk. De eerste twee netwerken dienen als operationalisaties van het sociaalkapitaal omdat zij alle formele en informele contacten die de organisatiesonderhouden omvatten; het derde is een operationalisatie van het gemobili-

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

168

Page 9: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

seerde sociaal kapitaal. Dit laatste netwerk dient dus als toetsing van detheorie. De verwachting is dat de hoeveelheid en structuur van het sociaalkapitaal van invloed is op hoe het wordt gebruikt.

Het bestuursnetwerk

Een bestuursnetwerk (ook wel ‘formele netwerk’) bestaat uit alle officieelgeregistreerde Turkse organisaties in een stad en de bestuurlijke dubbelfunc-ties2 die deze organisaties verbinden. De hier onderzochte netwerken zijngebaseerd op gegevens van de Kamer van Koophandel in Amsterdam en hetVereinsregister in Berlijn5 in het jaar 2004. Het bestuursnetwerk in Amsterdambevat ook de niet-Turkse organisaties die middels een (of meer) dubbelfunc-tie(s) aan een Turkse organisatie verbonden zijn. In Berlijn was deze informa-tie niet beschikbaar en zitten er dus geen niet-Turkse organisaties in hetbestuursnetwerk. Het netwerk in Amsterdam omvatte 278 organisaties, waar-van 239 Turks, en 172 verbindingen. 122 organisaties in het Amsterdamsebestuursnetwerk waren met geen enkele andere organisatie verbonden (inandere woorden: de geısoleerden). Het Berlijnse netwerk bestond uit 195(Turkse) organisaties en 54 verbindingen; 148 organisaties waren geısoleerd.

Het contactennetwerk

Het contactennetwerk is een weergave van de contacten die organisaties in hetdagelijks leven onderhouden met andere organisaties (ook wel ‘informelenetwerk’).

Deze contacten werden in kaart gebracht op basis van interviews metvertegenwoordigers (bij voorkeur de voorzitter, anders een ander bestuurslidof de bedrijfsvoerder) van de organisaties aan de hand van een gestructureerdevragenlijst. Deze omvatte vragen als ‘Van welke organisaties heeft u uitnodi-gingen ontvangen voor een nieuwjaarsreceptie of Iftar?’ en ‘Welke organisatieszou u op de hoogte stellen als u hoorde dat er nieuwe subsidiegelden beschik-baar worden gesteld?’. Een bevraagde organisatie heeft een verbinding metiedere andere organisatie die minstens eenmaal wordt genoemd. De vertegen-woordigers werd gevraagd antwoord te geven uit naam van hun organisatie, enals zodanig dus ook alleen de contacten te noemen die met andere (vertegen-woordigers van) organisaties worden onderhouden, niet uit hun persoonlijkenetwerk. Een contactennetwerk kan overlappen met een bestuursnetwerk, alsde formele contacten ook in het dagelijks leven worden aangesproken. Dit wasin beide steden echter amper het geval.

Om praktische redenen kon in dit onderzoek niet van alle (± 200 per stad)actieve organisaties het (ego)contactennetwerk worden vastgelegd. Daarom iseen aantal organisaties geselecteerd aan de hand van de volgende procedure.Allereerst werden alle (Turkse) organisaties uit het bestuursnetwerk gesorteerdnaar type organisatie (bijvoorbeeld cultureel, sport, ouderen, religieus). Binneniedere categorie werden de organisaties gegroepeerd naar het aantal formeleverbindingen dat zij hebben. Vervolgens werden op aselecte wijze, per catego-rie, in de groepen met de meeste en minste dubbelfuncties, organisaties ge-

LISA PETERS: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse vrijwilligersorganisaties in Amsterdam en

Berlijn

169

Page 10: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

selecteerd. Deze organisaties werden verzocht deel te nemen aan het onder-zoek. De uiteindelijk deelnemende organisaties waren goed verdeeld over decategorieen (organisatietype). Ook waren er zowel organisaties met relatiefveel als met relatief weinig formele connecties. Er was dus niet duidelijk sprakevan zelfselectie. De individuele contactennetwerken zijn opgesteld aan de handvan interviews die zijn gehouden met 38 organisaties in Amsterdam en 27 inBerlijn. Doordat er overlappingen waren wat betreft de organisaties met wie degeınterviewden in contact staan, konden de individuele netwerken (per stad)worden samengevoegd tot een groter contactennetwerk.

De 27 interviews in Berlijn resulteerden in een contactennetwerk met daarin451 organisaties, inclusief de geınterviewde organisaties (37% Turks6). Tussende geınterviewde organisaties en hun contacten zaten in totaal 1093 verbin-dingen. Het aantal genoemde contacten lag tussen de 9 en 122 (gemiddeld 42).Het contactennetwerk in Amsterdam omvatte uiteindelijk 391 organisaties(60% Turks), waaronder de 38 geınterviewden, die in totaal 803 verbindingenmet hun contacten hadden. De respondenten noemden tussen de 6 en 57contacten (gemiddeld 21). Een deel van de organisaties in de contactennet-werken was buiten Amsterdam/Berlijn gevestigd, vandaar dat er meer Turkseorganisaties lijken te zijn dan in het bestuursnetwerk.

Het mobilisatienetwerk

De mobilisatie van een gemeenschap kan vele vormen aannemen. Hier wordthet verspreiden van informatie onderzocht. Deze vorm van mobilisatie wordtverondersteld aan de basis te liggen van andere soorten mobilisatie. Bijvoor-beeld, voordat een gemeenschap bereid kan worden gevonden te demonstreren(politieke mobilisatie) moet deze wel eerst geınformeerd worden en zijn overhet onderwerp. Bovendien wordt in de te toetsen theorie verondersteld dat deverbindingen in het bestuursnetwerk fungeren als communicatiekanalen. Dezeassumptie is met dit type mobilisatie goed te testen. Bovendien is goedeinformatie-uitwisseling een voorwaarde voor het ontwikkelen van vertrouwen,voor goede samenwerking en uiteindelijk voor andere soorten mobilisatiewaarbij er van actoren om actie wordt gevraagd (bijvoorbeeld om mee te doenaan een demonstratie). Ten tweede is het doorgeven van informatie een relatiefeenvoudig en realistische taak. Dit laatste was nodig om zo veel mogelijk eenwaarheidsgetrouwe situatie na te bootsen, waar de deelnemers bovendienvoordeel aan konden hebben.

Het mobilisatienetwerk is een reflectie van welke organisaties elkaar hebbengemobiliseerd tijdens een veldexperiment, te weten het Big World Experiment(BWE). Dit experiment, een afgeleide van het Small World Experiment vanMilgram (1967), zet een spontane mobilisatie onder de organisaties in gang,terwijl de onderzoeker overzicht houdt over hoe de mobilisatie verloopt. Hetmobilisatienetwerk zal laten zien welk deel van het sociaal kapitaal wordtaangesproken (het formele of informele netwerk) en in het bijzonder via welkeorganisaties de mobilisatie is verlopen.

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

170

Page 11: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

Voor het BWE heb ik een lezing georganiseerd waar allereerst de geınter-viewde organisaties voor werden uitgenodigd. Het mobilisatienetwerk is dusgebaseerd op dezelfde steekproef als het contactennetwerk. De lezing had alstitel ‘De kunst van het netwerken’ en ging over de resultaten van het onderzoekvan het voorgaande jaar (de interviews voor het contactennetwerk) en over hetbelang van en tips voor succesvol netwerken door vrijwilligersorganisaties.7Na het overbrengen van de uitnodiging (telefonisch), werd de geadresseerdegevraagd of er andere organisaties waren waarvan hij/zij vond dat wij die ookuit zouden moeten nodigen. Als de respondent namen van organisaties noem-de en hun contactinformatie kon geven (ter indicatie dat er daadwerkelijk eenactieve band tussen de twee is) werden deze organisaties gebeld. Als het omTurkse organisaties ging, werd hen, naast de uitnodiging, dezelfde vraag ge-steld. Niet-Turkse organisaties werden wel uitgenodigd voor de lezing, maarniet gevraagd om andere organisaties te noemen. Het mobilisatienetwerk be-staat dus uit naar elkaar verwijzende organisaties.

Het mobilisatienetwerk in Amsterdam (zie Figuur 1) bestond uit 96 acto-ren, verbonden via 81 lijnen (een lijn staat voor het noemen van een organisa-tie door een andere). 44,7% van de benaderde organisaties wisten of wilden(28%), of konden (16% onbereikbaar) geen namen noemen van andere orga-nisaties. De organisaties die wel andere mobiliseerden, activeerden gemiddeld 3organisaties (max. 10).

Figuur 1: Het mobilisatienetwerk in Amsterdam.

LISA PETERS: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse vrijwilligersorganisaties in Amsterdam en

Berlijn

171

Page 12: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

Het mobilisatienetwerk in Berlijn (Figuur 2) bevatte 132 actoren en 242 lijnen.De non-respons bedroeg 50.7% (18% was onbereikbaar, 31% wilde of kongeen namen noemen). Gemiddeld mobiliseerden organisaties 10 organisaties(max. 60). Dit cijfer is veel hoger dan in Amsterdam, omdat er enkele orga-nisaties waren die een overlegorgaan met 57 (het dikke punt in het midden) eneen met 20 leden (het dikkere punten rechtsonder) activeerden.

Figuur 2: Het mobilisatienetwerk in Berlijn.

N.B. De twee grotere punten representeren groepen organisaties die binnen eenoverlegorgaan samenwerken en als zodanig gelijktijdig zijn gemobiliseerd. Dekleinere punten staan voor enkelvoudige actoren.

Analyses

Alle data zijn geanalyseerd met (voornamelijk ego-)netwerkanalyses gecombi-neerd met een kwalitatieve interpretatie gebaseerd op verzamelde achtergrond-informatie over de betrokken organisaties. Om de aanwezigheid van bindenden overbruggend (gemobiliseerd) sociaal kapitaal te bepalen, is gebruikge-maakt van de E-I index (Krackhardt & Stern, 1988) en de Index of QualitativeVariation (IQV; Mueller & Schuessler, 1961). De eerste vergelijkt het aantalalters dat anders is dan ego (wat betreft etniciteit en type organisatie) met hetaantal alters dat gelijk is aan ego. De IQV geeft weer in welke mate de altersonderling verschillen.

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

172

Page 13: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

Resultaten

De leidende vraag in dit artikel is: hoe werkt het sociaal kapitaal van migran-tenorganisaties? In andere woorden, in hoeverre worden het bestuurs- encontactennetwerk gebruikt voor mobilisatie? Hierbij wordt er gekeken of hetbestuursnetwerk de rol speelt die het wordt toegedicht in de theorie vanFennema en Tillie en wat de invloed van de politieke mogelijkhedenstructuurop (het gebruik van) het sociaal kapitaal is. De vergelijking van de drienetwerken en de twee steden heeft een grote hoeveelheid informatie opgele-verd, waarvan ik de meest opvallende resultaten zal bespreken. Achtereen-volgens komen vijf onderwerpen aan bod: de verhouding tussen het contacten-netwerk en het bestuursnetwerk, het verloop van de mobilisaties en de rol vansamenwerkingsverbanden binnen de gemeenschappen, de aan- of afwezigheidvan koepelorganisaties, de rol van bindend en overbruggend sociaal kapitaalen de relatie tussen het Turkse maatschappelijk middenveld en de overheid.

Allereerst is gebleken dat de contacten- en bestuursnetwerken onderling,binnen de twee steden verschillen, maar ook dat er aanzienlijke verschillenzijn tussen de Amsterdam en Berlijn. Terwijl in Amsterdam het bestuursnet-werk veel groter en beter verbonden was dan in Berlijn, was het contactennet-werk in Berlijn juist veel omvangrijker en hechter verbonden. Het eersteresultaat is grotendeels veroorzaakt door de stimulerende maatregelen diejarenlang in Amsterdam ten opzichte van de oprichting van migrantenorga-nisaties golden. Dit is uitgebreid besproken door Vermeulen (2006). Daarnaastkoesteren Turkse bestuurders in Berlijn wantrouwen jegens officiele instanties,om welke reden zij geen formele banden onderling aan willen gaan (Berger,2010). Een derde reden voor het kleinere bestuursnetwerk in Berlijn is datbestuurders een kleine, slechts formele rol (willen) spelen, en het een team vanprofessionele medewerkers is dat een organisatie beheert. Deze medewerkerszijn meestal maar voor een organisatie werkzaam. In Amsterdam zijn debestuurders vaak ook de uitvoerders. Tot slot zijn in Berlijn veel organisatiesmet elkaar verbonden door lidmaatschappen in koepelorganisaties (zie onder),wat als formele relaties gezien zou kunnen worden, maar deze staan nietgeregistreerd in de registers (de koepelorganisaties zelf, en eventuele dubbel-functies, uiteraard wel).

De grotere hoeveelheid organisaties in het contactennetwerk in Berlijn isdirect en indirect het gevolg van de gesloten POS. Het directe gevolg is de hogeverbondenheid tussen organisaties in het dagelijks leven. Doordat er weinigsteun van overheidswege verwacht hoefde te worden, wendden de actoren zichtot elkaar. Door de krachten te bundelen, zijn zij tot meer in staat. Vooral tweekoepelorganisaties spelen hierbij een hele grote rol (zie onder). Het indirecteeffect is dat er veel overlegorganen en samenwerkingsverbanden (op eigeninitiatief) zijn in Berlijn, waarschijnlijk vanwege de beperkte mogelijkhedendie de staat biedt. Deze verbanden zijn veel talrijker in Berlijn dan in Amster-dam en omvatten bovendien veel organisaties. Deelname van actoren aan dezeverbanden leveren dus een grote bijdrage aan hun sociaal kapitaal: het ge-

LISA PETERS: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse vrijwilligersorganisaties in Amsterdam en

Berlijn

173

Page 14: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

middeld aantal connecties van de organisaties in Berlijn was bijna tweemaal zohoog als in Amsterdam.

Overigens is het wel zo dat de Berlijnse organisaties die het leeuwendeel vande subsidiegelden ontvingen (twee koepelorganisaties), ook degene waren metde meeste connecties. Dit is begrijpelijk, omdat andere actoren zich graagaansluiten bij grotere, meer professionelere en rijkere organisaties om eventu-eel alsnog een graantje mee te pikken. De posities van deze koepelorganisatieshebben wel tot gevolg dat het netwerk in Berlijn behoorlijk verticaal isgeorienteerd, terwijl het netwerk in Amsterdam veel horizontaler van aardis. Daar zijn eigenlijk geen koepelorganisaties die zo actief zijn en zo veel ledenhebben als in Berlijn. De verschillen tussen Amsterdam en Berlijn wat betreftde structuur van de bestuursnetwerken en contactennetwerken biedt grond omde combinatie van beide op te vatten als het sociaal kapitaal van organisaties,in plaats van enkel de contacten die zij hebben in het bestuursnetwerk.

Het tweede belangrijke resultaat is dat de mobilisatienetwerken in de tweesteden sterk van elkaar afwijken (vergelijk Figuur 1 en 2). In Berlijn ontstondeen netwerk van aan elkaar verbonden organisaties, terwijl er in Amsterdamkleinere groepjes organisaties waren die elkaar activeerden, maar deze groepjeswaren niet aan elkaar verbonden. In Berlijn daarentegen waren er ook derge-lijke groepen, maar die werden wel door enkele cruciale verbindingen metelkaar verbonden. In beide steden bleek dat de verbindingen uit het bestuurs-netwerk niet terugkwamen in het mobilisatienetwerk, terwijl wel een deel vanhet contactennetwerk ‘oplichtte’. De mobilisatienetwerken omvatte dus ooknog relaties die tot dusver onbekend waren.

Het mobilisatieproces in Berlijn omvatte meer actoren en connecties dan inAmsterdam. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de aanwezigheid vanenkele samenwerkingsverbanden die deel uit maakten van de mobilisatie.Omdat deze zowel in het sociaal kapitaal als in het gemobiliseerde sociaalkapitaal in Berlijn een belangrijke rol speelden, ga ik hier nu verder op in.

Er is een duidelijk verschil tussen het type en de hoeveelheid overlegorganendie in de twee steden bestaan. Ik onderscheid daarin drie typen: overheids-overlegorganen, samenwerkingsverbanden en werkgroepen. De eerste soort isongeveer even vaak in Amsterdam als in Berlijn te vinden. Dit zijn de zoge-noemde migrantenoverleggen (in Berlijn: Migrantenbeirate) waarin (geno-digde) migrantenorganisaties eens in de zoveel tijd samenkomen. Het verschiltussen de steden is dat de Berlijnse respondenten hier niet erg over te sprekenzijn, omdat ze het gevoel hadden geen resultaten te kunnen boeken; er zouslechts naar hen geluisterd worden, maar ze hebben geen daadwerkelijkeinvloed. Zulke bezwaren heb ik in Amsterdam niet gehoord. Bovendien isde selectie van organisaties die tot een migrantenoverleg worden toegelaten inBerlijn strenger. De tweede soort, de samenwerkingsverbanden, verwijst naarde initiatieven van (migranten)organisaties, waarin zij zonder overheidsinmen-ging samenwerken op thema’s die de deelnemers verbinden. Zo is er in Berlijneen zeer actief samenwerkingsverband tussen een stuk of vijftien vrouwen-organisaties die gezamenlijk vrouwenthema’s op de politieke agenda proberente zetten. Ook kent Berlijn een Migrationsrat (niet te verwarren met de Migra-

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

174

Page 15: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

tionsbeirate), waarin meer dan vijftig migrantenorganisaties van allerlei ach-tergronden thema’s aansnijden als discriminatie en rechten voor migranten.Dit type samenwerkingsverbanden is veel talrijker en veel actiever in Berlijndan in Amsterdam. Bovendien was alleen in Berlijn de derde soort overleg-organen te vinden, de werkgroepen. Dit zijn initiatieven van grote Duitsewelzijnsorganisaties, zoals de Paritatisches Wohlfahrtsverband (DPW), die dezewerkgroepen organiseren om hun taken met betrekking tot welzijnswerkbinnen het uitgebreide subsidiariteitsysteem in Duitsland uit te kunnen voeren.Hun financieel gunstige positie alsook de kennis die deze organisaties hebben,heeft een behoorlijke aantrekkingskracht op (migranten)organisaties die graagmet hen samenwerken.

Er is een duidelijk, positief verband tussen deelname aan de organen door,en het sociaal kapitaal van de Turkse organisaties, zowel in Amsterdam als inBerlijn. Echter, tijdens de mobilisatie is er in Amsterdam geen gebruikgemaaktvan dit sociaal kapitaal, terwijl vooral de bovengenoemde Migrationsrat eencruciale rol had in het mobilisatieproces in Berlijn, en ook het samenwerkings-verband Forum Migrantinnen Projekte en de DPW, die werkgroepen aan-stuurt, werden gemobiliseerd. Niet alleen werden via de Migrationsrat (enhet Forum) veel organisaties in een keer gemobiliseerd, ook werd deze meer-dere keren (3), en vanuit verschillende hoeken, genoemd, waardoor groependie anders niet verbonden zouden zijn gebleven, nu aan elkaar werden ge-koppeld. Als de Migrationsrat niet was gemobiliseerd, zou het mobilisatienet-werk in Berlijn bestaan uit meerdere kleine componenten, in plaats van eengrote.

Een derde belangrijke conclusie betreft de dominante aanwezigheid van tweekoepelorganisaties in Berlijn, waar de Turkse gemeenschap in Amsterdamenkele niet-dominante koepelorganisatie kent. Deze koepelorganisaties hebbenhet verloop van de mobilisatie in Berlijn sterk beınvloed. De linksgeorienteerdeTurkische Bund Berlin (TBB) en de rechtsgeorienteerde Turkische Gemeinde zuBerlin (TGB), zijn niet alleen als opzichzelfstaande organisaties zeer actief,maar binden ook actief vele zelfstandige organisaties aan zich. Deze organisa-ties bepalen zeer sterk het sociaal kapitaal en de structuur van het Turkseorganisatielandschap (veroorzaakt door het subsidiebeleid) en ook in hetmobilisatieproces kwam hun centrale positie naar voren. Veel kleine organisa-ties die ofwel lid zijn van een van de twee, ofwel sterk met hen sympathiseren,hebben zich tijdens de mobilisatie tot een van de twee koepels gericht (blijkenshet hogere aantal pijlen dat naar deze organisaties leidt.) Opvallend genoeghebben de koepels zelf zich tijdens het mobilisatieproces terughoudend opge-steld.

In Amsterdam is er een religieuze koepelorganisatie (van de Milli Gorustroming) waartoe organisaties behoren die binnen dezelfde religie verschil-lende diensten aanbieden (zoals voor jongeren, vrouwen, gehandicapten enzo-voort) en zijn er enkele koepelorganisaties gevestigd van bijvoorbeeld arbei-dersverenigingen met filialen door heel Nederland. Deze laatste bieden echtergeen speciale meerwaarde voor het organisatieleven in Amsterdam, omdat zijzich vooral bezighouden met de coordinatie op landelijk niveau. Alleen de

LISA PETERS: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse vrijwilligersorganisaties in Amsterdam en

Berlijn

175

Page 16: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

religieuze koepelorganisatie maakte actief deel uit van het mobilisatieproces.De Turkse arbeidersorganisatie HTIB, die geen koepelorganisatie is, zou welals surrogaatkoepel gezien kunnen worden. Tijdens de interviews werd duide-lijk dat deze organisatie (een van de oudste van Amsterdam) fungeert alsvraagbaak en steunpunt voor kleinere organisaties, en door andere actorenwordt beschouwd als belangrijke representant en voortrekker van (het linksedeel van) de Turkse gemeenschap. Dit beeld werd tijdens de mobilisatiebevestigd aangezien meerdere actoren naar de HTIB verwezen.

Doordat de koepelorganisaties in Berlijn zo een sterke aantrekkingskrachthebben op kleinere organisaties zijn alle netwerken, ook het mobilisatienet-werk, sterk rondom hen gecentreerd. Bovendien fungeren zij als spreekbuisvoor de gemeenschap en als aanspreekpunten van actoren buiten de gemeen-schap, waaronder Duitse overheidsinstanties. Hierdoor is het een compacteregemeenschap en is het uiteindelijk eenvoudiger een doeltreffende mobilisatie tebewerkstelligen dan in de meer horizontaal gevormde gemeenschap in Am-sterdam.

Het vierde aandachtspunt betreft het verschil in de hoeveelheid verbindend enoverbruggend sociaal kapitaal dat de gemeenschappen in de twee stedenhebben en hebben aangesproken. In Amsterdam was 40% van de actoren inhet contactennetwerk8 niet-Turks en in Berlijn zelfs 63%. Echter, de grotehoeveelheid niet-Turkse actoren in Berlijn werden uiteindelijk ongeveer evenvaak genoemd als de kleinere groep in Amsterdam (tussen 40 en 50%). Inandere woorden, op groepsniveau is er in beide gemeenschappen evenveelverbindend en overbruggend sociaal kapitaal beschikbaar. Ook tijdens demobilisatie is er in beide steden meer verbindend dan overbruggend sociaalkapitaal aangesproken, al was deze tendens het sterkst in Berlijn. Dit bevestigthet idee dat de Turkse gemeenschap in deze stad meer op zichzelf gericht is.Een opvallend resultaat is dat veel van de niet-Turkse organisaties die werdenaangesproken in Amsterdam vaak wel een Turkse contactpersoon hadden.Bijvoorbeeld, bij een vrouwenorganisatie in Amsterdam-Noord, werd uitgere-kend de Turkse medewerkster genoemd, terwijl daar ook medewerkers metandere nationaliteiten actief zijn. Deze voorkeur was ook te zien bij de over-heidsfunctionarissen die in het mobilisatieproces werden betrokken (waaroveronder meer). Een mogelijke verklaring voor de neiging van organisaties om tentijde van de mobilisatie een voorkeur te hebben voor organisaties van dezelfdeetniciteit en, zo bleek, met dezelfde ideologische achtergrond (bijvoorbeeldlinksgeorienteerde organisaties mobiliseerden andere linkse organisaties), isdat zij het mobiliseren van de gemeenschap hebben opgevat als een ‘gevalvan noodzaak’. Net als mensen die in ‘geval van nood’ hun naaste vrienden enfamilie waarschuwen, hebben de deelnemende organisaties hun meest naastecontacten aangesproken, die zij het meest vertrouwen. Dit was af te leiden uithet feit dat de mobilisatienetwerken meer verbindend dan overbruggend so-ciaal kapitaal bevatten en waarin duidelijke ideologische groepen te onder-scheiden waren, ook hebben zij veel overbruggend sociaal kapitaal. Kennelijkwerden de deelnemers overvallen door de uitnodiging en de vraag ter plekkeandere organisaties te noemen, waardoor deze reactie werd uitgelokt. Dat de

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

176

Page 17: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

ideologisch tegengestelde groepen in Berlijn toch met elkaar verbonden waren,heeft waarschijnlijk te maken met de gesloten POS, waardoor organisatiesmeer gewend zijn elkaar te ‘waarschuwen’.

Tot slot nog de rol van koppelend sociaal kapitaal. Gegeven het verschil incontext waarbinnen de Turkse gemeenschappen in Amsterdam en Berlijnopereren zou men verwachten dat de relaties tussen de organisaties en deoverheid in Amsterdam beter en talrijker zijn dan in Berlijn. Nu is uit eerderonderzoek gebleken dat Berlijnse Turken over het algemeen minder politiekvertrouwen hebben dan Amsterdamse Turken (Vermeulen & Berger, 2008), enook tijdens de interviews heb ik meer kritische geluiden gehoord van eerstge-noemde groep. Opvallend genoeg bevatten de contactennetwerken in beidesteden evenveel koppelend sociaal kapitaal. Met andere woorden, ondanks hetstrengere regime in Berlijn waren er net zoveel verbanden tussen organisatiesen overheidsinstanties als Amsterdam, waar de dialoog vaak expliciet wordtgezocht vanuit de overheid. Echter, het koppelend sociaal kapitaal in Berlijnbleek zwak te zijn en klaarblijkelijk niet ondersteund door een sterke vertrou-wensband, aangezien geen enkele overheidsinstantie in de mobilisatie betrok-ken is geweest. In Amsterdam daarentegen werden meerdere politici en (semi-)overheidsinstanties geactiveerd. Weliswaar waren de contactpersonen vaakvan Turkse afkomst, maar dit is toch ook een indicatie van de openheid vanhet Amsterdamse politieke systeem. Kortom, hier toont zich duidelijk deinvloed van de open- of geslotenheid van een POS op de mobilisatie van eengemeenschap.

Conclusie

Het startpunt van dit onderzoek was de theoretische veronderstelling datbestuursnetwerken binnen migrantengemeenschappen fungeren als doorgee-fluiken van informatie en vertrouwen en daarom kunnen worden opgevat alssociaal kapitaal. Naar aanleiding van dit onderzoek kan worden opgemaaktdat dit echter een te enge opvatting is van het sociaal kapitaal van migranten-gemeenschappen. Een contactennetwerk toont de grotere rijkheid aan con-necties en laat bovendien zien dat organisaties die in het bestuursnetwerk vanweinig of geen betekenis lijken, in de dagelijkse praktijk wel een belangrijke rolin de gemeenschap spelen. Bovendien bleek dat het bestuursnetwerk niet en hetcontactennetwerk wel werd aangesproken tijdens de mobilisatie. Wel is de aardvan het bestuursnetwerk, gekenmerkt door veel vertrouwen, gelijk aan de aardvan het mobilisatienetwerk; in die zin wordt de theorie wel bevestigd.

Verder kan worden gesteld dat het sociaal kapitaal van de Turkse gemeen-schappen in Berlijn en Amsterdam van elkaar verschilt, en dat de verschillenook duidelijk naar voren komen in het gemobiliseerde sociaal kapitaal. Dit issterk beınvloed door de politieke mogelijkheidsstructuren (POS) waarmee detwee gemeenschappen te maken hebben. Waar de open Amsterdamse struc-tuur leidde tot een passieve en gedeelde gemeenschap, had de gesloten struc-tuur in Berlijn juist een actieve en verbonden gemeenschap tot gevolg. In dit

LISA PETERS: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse vrijwilligersorganisaties in Amsterdam en

Berlijn

177

Page 18: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

laatste geval lijkt het onderlinge vertrouwen van organisaties relatief hoog,terwijl het politieke vertrouwen in die gemeenschap juist laag is. In Amsterdamis deze situatie omgekeerd. Anderzijds bleek in Amsterdam dat de internecohesie wellicht minder sterk was, maar dat er meer bindingen aan werdengegaan met overheid en andere etnische gemeenschappen; deze werden boven-dien meer gebruikt.

Vermeulen en Berger (2008) lieten zien dat Amsterdamse Turken minderpolitiek participeren dan gemiddeld in hun stad (resp. 14% en 29%), en ookeen stuk minder dan Berlijnse Turken (45%, stadsgemiddelde 62%). Als dehier gepresenteerde resultaten worden gerelateerd aan deze bevindingen, dankan worden afgeleid dat een etnische gemeenschap die relatief veel bandenaangaat met de overheid en de omringende maatschappij (zoals in Amster-dam) toch meer politieke passiviteit aan de dag kan leggen. Evenwel hoeft hetfeit dat een etnische gemeenschap die zich wantrouwig opstelt ten opzichte vande overheid en zich enigszins afzijdig houdt van de maatschappij (zoals inBerlijn), niet ten koste te gaan van haar politieke activiteit.

Noten

* Lisa Peters promoveerde in juni 2010 bij het Instituut voor Migratie en Etnische Studies(IMES) van de Universiteit van Amsterdam en het Duitsland Instituut Amsterdam op haarproefschrift The Big World Experiment. The mobilization of social capital in migrant communi-ties. Correspondentie: [email protected]

1. Onder vrijwilligersorganisaties versta ik geformaliseerde samenwerkingsverbintenissen tussenpersonen, onafhankelijk van de staat, waaraan deelname een vrije keuze is (vandaar ‘vrij-willigers’), en waarbij het leden vrij staat op ieder gewenst moment en zonder repercussies deorganisatie te verlaten. Ze hebben geen winstoogmerk, wat hen onderscheidt van commercielemarktpartijen. Zowel verenigingen (met leden) als stichtingen (zonder officiele leden) vallenonder de noemer vrijwilligersorganisaties, die ik vaak tot ‘organisaties’ zal afkorten.

2. Een dubbelfunctie houdt in dat een persoon tegelijkertijd lid is van twee of meer organisatie-besturen, bijvoorbeeld iemand die zowel voorzitter is van de zwemvereniging als secretaris vaneen bewonersvereniging. In een bestuursnetwerk is er sprake van een verbinding tussen tweeorganisaties als ze een of meer gedeelde bestuurders hebben.

3. Dit artikel is gebaseerd op mijn proefschrift The Big World Experiment. The mobilization ofsocial capital in migrant communities. (2010).

4. De twee Turkse gemeenschappen zijn in grote mate gelijk van samenstelling wat betreftdemografische kenmerken, opleidings- en arbeidsniveau en migratieachtergrond, zoals Ver-meulen (2006) heeft laten zien.

5. Ik ben mijn collega’s Slijper, Vermeulen (2006) en Berger (2010) erkentelijk dat zij mij de doorhen verzamelde data ter beschikking hebben gesteld.

6. Of Koerdisch. Volgens de manier waarop ik de etniciteit van een organisatie heb bepaald (denationaliteit van de meerderheid van de bestuursleden) zijn deze organisaties Turks, maar zijprofileren zich als Koerdisch en wijzen het Turkse label af. Zowel in het sociaal kapitaal als inhet gemobiliseerde sociaal kapitaal is duidelijk een clustering van Koerdische organisaties tezien.

7. Dit onderwerp is gekozen omdat het relatief neutraal is (geen politieke lading en niet alleen opmigranten gericht). Bovendien is ‘netwerken’ een relevant onderwerp voor vrijwilligersorga-nisaties, zoals onder andere blijkt uit een publicatie voor organisaties als Eigenwijs partici-peren waarin een hoofdstuk aan netwerken is gewijd (Jansen & Putten, 2002).

8. De bestuursnetwerken kunnen niet worden vergeleken, wegens gebrek aan data in Berlijn.

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

178

Page 19: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

Literatuur

Almond, G.A., & Verba, S. (1963). The civic culture. Princeton, NJ: Princeton University Press.Berger, M. (2010). Politiek burgerschap van migranten in Berlijn. Amsterdam: Universiteit van

Amsterdam.Berger, M., Galonska, C., & Koopmans, R. (2004). Political integration by a detour? JEMS 30(3),

491-508.Coleman, J. (1990). Foundations of social theory. Cambridge, MA: The Belknap Press of Harvard

University Press.Deth, J.W. van (2003). Measuring social capital. International Journal of Social Research Metho-

dology 6(1), 79-92.Die Welt. (14 april 2009). "Turkische Gemeinde fordert jetzt den Doppelpass",Eggert, N., & Giugni, M. (2007). Does social integration spur political integration? Niet-gepubli-

ceerd manuscript, University of Geneva.Eisinger, P. (1973). The conditions of protest behavior in American cities. American Political

Science Review 81, 11-28.Fennema, M., & Tillie, J. (1999). Political participation and political trust in Amsterdam. JEMS,

25(4), 703-726.Gittell, R., & Vidal, A. (1998). Community organization. Thousand Oaks, Calif.: Sage Publications.Jacobs, D., Phalet, K., & Swyngedouw, M. (2004). Associational membership and political

involvement among ethnic minority groups in Brussels. JEMS 30(3), 543-559.Jansen, A., & Putten, R. v.d. (2002). EigenWijs Participeren; een wegwijzer voor zelforganisaties.

Noord-Holland: FSM / Multiple Choice / VSB Fonds.Koopmans, R. (2008). Nederland is nog volop multicultureel. NRC Handelsblad, 19 November.Koopmans, R., Michalowski, I., & Waibel, S. (2009). Citizenship rights for immigrants. Niet-

gepubliceerd manuscript. Wissenschaftszentrum Berlin.Koopmans, R., Statham, P., Giugni, M., & Passy, F. (2005). Contested citizenship. Minneapolis:

University of Minnesota Press.Krackhardt, D., & Stern, R.N. (1988). Informal networks and organizational crises. Social

Psychology Quarterly 51(2), 123-140.Meyer, D.S. (2004). Protest and political opportunities. Annual Review of Sociolog, 30, 125-145.Milgram, S. (1967). The small world problem. Psychology today, 22, 61-67.Mueller, J. H., & Schuessler, K. F. (1961). Statistical Reasoning in Sociology. Boston: Houghton

Mifflin.Myrberg, G. (verschijnt 2010). Political integration through associational affiliation? JEMS.Penninx, R., & Schrover, M. (2001). Bastion of bindmiddel? Amsterdam: IMES.Peters, L.S. (2010). The Big World Experiment. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.Portes, A., & Landolt, P. (1996). The downside of social capital. The American Prospect, 7(26), 18-

21.Putnam, R.D. (1993). Making democracy work. Princeton: Princeton University Press.Putnam, R.D. (2000). Bowling alone. New York: Simon & Schuster.Rijkschroeff, R., & Duyvendak, J. W. (2004). De omstreden betekenis van zelforganisaties.

Sociologische Gids, 51(1), 18-35.Rogstad, J. (te verschijnen). Involvement in politics - a question of personal or institutional trust?

European Journal of Political Research.Souza Briggs, X. de (1998). Brown kids in white suburbs. Housing Policy Debate 9(1), 177-221.Stromblad, P., & Bengtsson, B. (2008). Empowering members of ethnic organisations. Scandina-

vian Political Studies 30(1), 1-19.Tilly, C. (1978). From mobilization to revolution. Reading, MA: Addison-Wesley.Togeby, L. (2004). It depends... how organisational participation affects political participation and

social trust among second-generation immigrants in Denmark. Journal of Ethnic and MigrationStudies 30(3), 509-528.

Vermeulen, F. (2006). The immigrant organising process. Amsterdam: Amsterdam University Press.Vermeulen, F., & Berger, M. (2008). Civic networks and political behavior. In: S. Karthick

Ramakrishnan & I. Bloemraad (red.), Civic hopes and political realities (pp. 160-192). NewYork: Russell Sage Foundation.

LISA PETERS: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse vrijwilligersorganisaties in Amsterdam en

Berlijn

179

Page 20: Mobilisatie van sociaal kapitaal door Turkse …migrantenstudies.nl/wp-content/uploads/MS-2010-NR2-P161... · 2010-10-16 · In dit artikel wordt dit sociaal kapitaal beschreven van

Woolcock, M. (2001). The place of social capital in understanding social and economic outcomes.ISUMA 2(1), 11-17.

MIGRANTENSTUDIES, 2010, NR. 2

180