Mobiele devices voor mbo docenten - Surfnet/ Kennisnet

41
1 Onderzoek Mobiele devices voor docenten in het mbo iPads & iPods & laptops 15 mei 2011 Marga Tubbing Rineke de Voldere C. van de Graaf & Partners BV

description

Mbo’s stellen zich vragen als: “Welke ict-toepassingen sluiten de komende drie tot vijf jaar het beste aan op de wensen van docenten en op het (veranderende) werk van de docent?” en “Met welke devices moeten ze worden uitgerust?” C. van de Graaf & Partners onderzochten deze vragen voor Kennisnet. Het onderzoek is uitgevoerd bij ROC Leiden, waar vijftien docenten meededen aan een pilot ‘iPads & iPods & laptops’.

Transcript of Mobiele devices voor mbo docenten - Surfnet/ Kennisnet

1

Onderzoek

Mobiele devices

voor docenten in het mbo

iPads & iPods & laptops

15 mei 2011

Marga Tubbing

Rineke de Voldere

C. van de Graaf & Partners BV

Colofon

Project

Onderzoek Mobiele devices voor docenten in het mbo iPads & iPods & laptops

Opdrachtgever

Kennisnet

Cathelijne van der Veen

Postbus 778

2700 AT Zoetermeer

Telefoon (079) 3296721

E-mail: [email protected]

Samenstellers

C. van de Graaf & Partners

Marga Tubbing

Rineke de Voldere

Bankrashof 3

1183 NP Amstelveen

Telefoon: (020) 345 55 50

E-mail: [email protected]

ROC Leiden, medewerkers pilot

Herman Post (projectleider)

Dorien Butter

Charles Callenbach

Heine van Eeuwijk

Ruud Geleijnse

Marcel van Ginkel

Marianne Hermans

Nico Hoek

Arjan van der Hoorn

Philip Kemp

Edwin van Kuilenburg

Kockie Neven

Leo Olierook

Bert Prins

Agnes Storm

Rob van Veen

1

Inhoud Samenvatting ................................................................................................................................. 4 1 Inleiding ............................................................................................................................. 6 2 Onderzoeksvragen en opzet pilot en onderzoek .............................................................. 7

2. 1 Onderzoeksvragen ................................................................................................ 7

2.1.1 Hoofdvraag ................................................................................................ 7 2.1.2 Onderzoeksvragen .................................................................................... 7

2.2. Opzet van de pilot en het onderzoek .................................................................... 7

2.2.1 Opzet van de pilot ..................................................................................... 7 2.2.2 Toekomstscenario’s .................................................................................. 9 2.2.3 Actie-onderzoek ........................................................................................ 9 2.2.4 Delphi-methode ........................................................................................ 9

3 Het verloop van het onderzoek ....................................................................................... 11

3. 1 Eerste Delphi-ronde ............................................................................................ 11

3.1.1 Vragenlijst 1 ............................................................................................ 11 3.1.2 Samenvatting resultaten vragenlijst 1 .................................................... 11

3. 2 Startbijeenkomst ................................................................................................. 11 3.2.1 Programma.............................................................................................. 11 3.2.2 Procesverslag .......................................................................................... 12

3. 3 Tweede Delphi-ronde.......................................................................................... 12 3.3.1 Vragenlijst 2: Toekomstscenario’s .......................................................... 12 3.3.2 Samenvatting logboek inventarisatie ..................................................... 12

3. 4 Tweede sessie ..................................................................................................... 12 3.4.1 Programma.............................................................................................. 12 3.4.2 Procesverslag .......................................................................................... 13

3.5 Beëindiging van deelname .................................................................................. 13 3.5.1 Motivatie voor terugtrekken ................................................................... 13 3.5.2 Een vierde onderzoeksvraag ................................................................... 13

3.6 Onderwijsconferentie ROC Leiden ...................................................................... 13 3.7 Derde Delphi-ronde ............................................................................................ 14

3.7.1 Vragenlijst 3 ............................................................................................ 14 3.7.2 Samenvatting logboekinventarisatie ...................................................... 14

3.8 Derde sessie ........................................................................................................ 15 3.8.1 Programma.............................................................................................. 15 3.8.2 Procesverslag .......................................................................................... 15

2

4 Onderzoeksresultaten ..................................................................................................... 16 4.1 Toekomstscenario’s ............................................................................................ 16 4.2 Rollen van docenten ........................................................................................... 19 4.3 Functies van ICT-toepassingen ............................................................................ 20

4.3.1 Soorten digitaal leermateriaal ................................................................ 20 4.3.2 Digitale communicatiemogelijkheden .................................................... 21 4.3.3 ICT-toepassingen ..................................................................................... 22

4.4 Mogelijkheden en beperkingen van devices ....................................................... 23 4.4.1 Eisen aan devices .................................................................................... 24 4.4.2 Onmisbaar devices .................................................................................. 25

4.5 Faciliteiten om te leren omgaan met ICT ............................................................ 26 4.5.1 Een nieuwe onderzoeksvraag ................................................................. 26 4.5.2 De start van de pilot ................................................................................ 28 4.5.3 Gezochte ondersteuning bij werken en experimenteren met devices... 28 4.5.4 Docenten ICT-vaardig maken en houden ............................................... 29 4.5.5 Verschillen tussen docenten ................................................................... 29

5 Conclusies en aanbevelingen .......................................................................................... 31

5.1 Conclusies ........................................................................................................... 31 5.2 Aanbevelingen ..................................................................................................... 33

Bijlage: Ervaringen met apps ....................................................................................................... 36

3

Gezocht: 15 nieuwsgierige docenten

Computers hebben de weg naar het klaslokaal gevonden. Driekwart van alle leraren gebruikt ze in hun onderwijspraktijk. Oefenprogramma’s en tekstverwerkers worden het vaakst opgestart en het internet wordt veel gebruikt, vooral om informatie op te zoeken.

Ondertussen is het internet van World Wide Web veranderd in Web2.0, waar behalve informatie nog heel veel meer voor het onderwijs te halen valt. En naast de computer zijn er nu ook smartphones, e-readers en touch tablets om het internet mee op te gaan of om applicaties op te draaien. Om te onderzoeken wat die nieuwe devices en Web2.0 de onderwijspraktijk te bieden hebben, zoekt Kennisnet samen met ROC Leiden 15 docenten. Vijf zullen worden uitgerust met een iPad, vijf met een iPod Touch en vijf willen we vragen hun privé laptop in te zetten. Als er meer dan 15 docenten reageren dan selecteren we daaruit een groep die een goede afspiegeling vormt van het ROC als geheel. We kijken daarbij naar de unit waar de docent vandaan komt en naar de rollen die hij heeft. Desnoods gaan we loten om dat voor elkaar te krijgen. Twee maanden berichten de deelnemers regelmatig op een weblog over hun ervaringen en nu en dan zullen ze elkaar ontmoeten ten behoeve van het onderzoek. Als beloning krijgt iedereen aan het eind van het traject een iPod Touch. Vermeld bij aanmelding ook in je mailtje:

waar je werkt binnen ROC Leiden

wat je vakgebied is

of je speciale rollen en taken als docent hebt

of je een eigen laptop hebt die je in wilt zetten Aanmelden kan tot en met 13 januari 2011. De week daarna krijgt iedereen bericht en eind januari willen we starten. Oproep aan docenten ROC Leiden in de digitale nieuwsbrief RockExpress

4

Samenvatting Mbo’s stellen zich vragen als: “Welke ICT-toepassingen sluiten de komende drie tot vijf jaar het beste aan op de wensen van docenten en op het (veranderende) werk van de docent?” en “Met welke devices moeten ze worden uitgerust?” C. van de Graaf & Partners onderzochten deze vragen voor Stichting Kennisnet. Het onderzoek is uitgevoerd bij ROC Leiden, waar vijftien docenten meededen aan een pilot ‘iPads & iPods & laptops’.

De pilot iPads & iPads & laptops In een pilot bij ROC Leiden gingen 15 docenten aan de slag met mobiele devices: een iPod Touch, een iPad en/of een laptop. Zij communiceerden met elkaar via weblogs als Yammer en Posterous, gingen naar het inloopspreekuur van de projectleider, zochten apps en testten die uit in het onderwijs, in de communicatie met collega’s of privé thuis op de bank en hielden een logboek bij over de apps die zij gebruikten. Vier docenten stopten met de pilot, door tijdgebrek, omdat zij grote moeite hadden met het aan de praat krijgen van hun iPod en/of iPad of omdat zij zich onvoldoende geholpen voelden. De overige 11 docenten testten gemiddeld elk 30 apps.

Onderzoek mobiele devices voor docenten in het mbo Ondertussen waren deze docenten ook betrokkenen in een actieonderzoek, waarin geleidelijk antwoorden op de onderzoeksvragen werden gegeven. Zij vulden drie keer een digitale vragenlijst in, kwamen drie keer bijeen gedurende een dagdeel om de resultaten van de vragenlijsten te bespreken en verder uit te werken. Zo ontwikkelden zij toekomstscenario’s, rollen van docenten en functies van ICT-toepassingen. Ook de onderzoeksvraag die tijdens het onderzoek van belang bleek “Welke faciliteiten zijn nodig om te zorgen dat alle docenten goed kunnen omgaan met ICT” werd door hen beantwoord.

Onderzoeksresultaten In de pilot zijn twee toekomstscenario’s ontwikkeld, waarin beelden worden geschetst van het onderwijs in de komende vijf jaar. Gemeenschappelijke kenmerken zijn: maatwerk, het onderwijs is vraaggestuurd en iedere student zijn eigen rooster. Wat betreft de rollen van docenten en de veranderingen daarin in de komende vijf jaar zal met name de rol van studieloopbaanbegeleider in belang toenemen. De toekomstscenario’s verschillen in de mate van keuzevrijheid die studenten wordt geboden en in de mate van eigen inbreng van studenten. In beide toekomstscenario’s neemt het gebruik van ICT toe. Toekomstscenario 2 gaat wat verder in het ICT-gebruik: alle studenten hebben een laptop en docenten en studenten chatten en twitteren met elkaar. In het toekomstige werk van de docent moeten ICT-toepassingen de volgende functies kunnen vervullen: communiceren/interacteren, onderwijs geven en voorbereiden, plannen & organiseren, administratie bijhouden /registreren, bestanden/documenten en notities maken, opslaan en delen en online nieuws/informatie vergaren. Devices van docenten moeten mobiel zijn. Andere eisen die o.a. worden gesteld zijn: gebruiksvriendelijk, lange accuduur, WiFi , geschikt voor communicatie met devices waar

5

studenten over beschikken, platformonafhankelijk, open source, makkelijk te switchen tussen de verschillende devices, centrale opslag bestanden voor toegang en delen, makkelijk koppelbaar aan de netwerken binnen ROC. Een groot gedeelte van de docenten vindt een laptop onmisbaar. Daarnaast zouden sommige docenten zouden graag een iPad hebben, andere docenten liever een Smartphone. Groot is de bereidheid om zelf ook een bijdrage te leveren (van 50%) in de aanschaf en het abonnement, zodat het betreffende device ook privé kan worden gebruikt. Voor de implementatie van ICT in het onderwijs is ‘samen doen’ essentieel. Weblogs als Yammer en Posterous bieden veel docenten goede hulp. Sommige docenten moeten drempels overwinnen om publiekelijk hulp te vragen.

Aanbevelingen De onderzoeksresultaten laten zien dat de implementatie van ICT in het onderwijs om een grote cultuuromslag vraagt. ROC’s, de teams daarbinnen en individuele docenten kunnen niet meer om ICT heen. De ontwikkelde toekomstscenario’s laten dat zien. De rol van studieloopbaanbegeleider wordt steeds belangrijker zodra studenten meer een eigen leerweg volgen. Docenten zullen veel meer met elkaar moeten samenwerken in de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs. Standaardprogramma’s die voor een jaar zijn vastgelegd en ingeroosterd zullen plaats maken voor flexibeler onderwijs, waarin programma’s worden uitgevoerd op het moment dat er behoefte aan is en worden bijgesteld als dat voor de student nodig is. Dat vraagt om samenwerking in teams. Bovendien dient het management duidelijkheid te geven over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de teams en van het management. Niet alle docenten zullen vanzelf met ICT aan de gang gaan of kunnen gaan. Om dat voor elkaar te krijgen moet er rekening worden gehouden met verschillende leerstijlen. Laat docenten daarom hun eigen ondersteuningsbehoefte formuleren. Laat voorbeelden zien van zinvolle apps en de toepassing daarvan in het onderwijs. Dit onderzoek leverde een aantal tips op welke faciliteiten nodig zijn voor docenten. Verder onderzoek is gewenst. Inzet van ICT in het onderwijs betekent niet alleen dat docenten (een bepaalde mate van) technische kennis over ICT-hulpmiddelen moeten hebben, maar ook in staat zijn vakinhoudelijke en didactische kennis daarmee te integreren. In de pilot is geen aandacht geweest voor reflectie op de didactische waarde van de inzet van ICT in het onderwijs. Voor ROC Leiden is dit een belangrijk vervolg van de pilot. Het gebruik van de devices in de pilot laat zien dat deze duidelijk in een behoefte voorzien. In nieuwe onderwijsconcepten zijn mobiele devices onmisbaar. Devices moeten voldoen aan de gebruikerseisen vanuit de privéwereld en de schoolwereld en zodoende door de gebruikers zelf aan te passen zijn. Laat docenten zelf kiezen en bekijk de mogelijkheden van een ‘mobile-device-privé–project’. Zoeken van apps kost veel tijd. In de pilot hebben de docenten als ‘eenlingen’ binnen hun team ICT toegepast in het onderwijs. Dat heeft een groot scala aan zinvolle programma’s opgeleverd. In de betreffende opleidingen moet dat structureel worden gemaakt. Faciliteer de docenten die meededen aan de pilot om hun team te informeren en zorg dat van daaruit ICT meer onderdeel wordt van de programma’s (programma-ontwikkeling). Voor ROC Leiden: houd de docenten bijeen, breid de groep eventueel nog wat uit (weer tot 15) en zorg dat ze een (nog) zichtbaardere groep worden in het ROC. Laat zien dat zij ICT onderdeel maken van de programma’s van hun opleidingen (met hun teams).

6

1 Inleiding

Kennisnet ondersteunt scholen bij het effectief inzetten van ICT door enerzijds flexibel in te spelen op de behoeften en vragen in het onderwijs en anderzijds door het gebruik van ICT te stimuleren. Op dit moment zetten docenten steeds vaker ICT in voor een diversiteit aan functies: in de les, in projecten, in de begeleiding van studenten, in communicatie met studenten, collega’s en bedrijfsleven en in het raadplegen en registreren van informatie als aan- en afwezigheidsregistratie. Mbo’s realiseren zich steeds vaker dat deze ontwikkeling een aantal vragen oproept, waarop nog geen antwoorden zijn, maar wel de komende jaren beleid op ontwikkeld moet worden en waarover vervolgens besluiten moeten vallen:

Welke ICT-toepassingen sluiten enerzijds het beste aan bij het (toekomstige) werk van de docent en anderzijds bij zijn of haar wensen ten aanzien van gebruiksgemak?

Met welke devices moeten docenten worden uitgerust, willen zij adequaat kunnen functioneren met ICT in hun diverse rollen in het primaire en secondaire proces?

C. van de Graaf & Partners onderzochten deze vragen voor Stichting Kennisnet. Het onderzoek is uitgevoerd bij ROC Leiden, waar vijftien docenten in een pilotsetting ‘iPads & iPods & laptops’ de mogelijkheid werd geboden te experimenteren met devices in de eigen onderwijssituatie. In dit rapport leest u de ervaringen in de pilot binnen ROC Leiden en de conclusies die op basis daarvan te trekken zijn. De onderzoeksresultaten bieden ook voor andere mbo’s relevante inzichten en antwoorden op essentiële vragen naar zinvol gebruik van ICT en voor mbo- docenten gewenste devices.

Afbeelding 1: Nieuwbouw ROC Leiden bij station Lammenschans

7

2 Onderzoeksvragen en opzet pilot en onderzoek

2. 1 Onderzoeksvragen

2.1.1 Hoofdvraag

Hoofdvraag van het onderzoek is: ‘Welke ICT-toepassingen sluiten de komende drie tot vijf jaar het beste aan op de wensen van docenten en op het (veranderende) werk van de docent?’ Voor veel scholen is inzicht in het antwoord op deze vraag cruciaal. Ook voor ROC Leiden, zeker nu ROC Leiden aan de vooravond staat van een verhuizing naar de nieuwbouw. In september 2011 wordt het eerste gebouw in gebruik genomen; in september 2013 het tweede. In de nieuwbouw is er rekening mee gehouden dat studenten eigen devices als laptops meenemen. Daarnaast heeft ROC Leiden geïnvesteerd in ondersteunende applicaties als TribeKRD (studentadministratie en onderwijscatalogus), aan- en afwezigheidregistratie en een portal. In dit kader stelt ROC Leiden zichzelf ook de vraag welk(e) device(s) nu het best aansluit(en) bij de wensen en behoeften van docenten en zijn of haar werk in de komende vijf jaar.

2.1.2 Onderzoeksvragen

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn er door Kennisnet drie deelvragen geformuleerd:

Welke veranderingen in de functie/taakuitvoering van de docent kunnen we in de komende vijf jaar verwachten?

Welke functies moeten ICT-toepassingen kunnen vervullen in het (toekomstige) werk van een docent?

Wat zijn mogelijkheden en beperkingen bij het gebruik van de devices?

Tijdens de loop van het project bleek dat het van groot belang is om ook nog een vierde deelvraag te beantwoorden:

Welke faciliteiten zijn nodig om te zorgen dat alle docenten goed kunnen omgaan met ICT?

2.2. Opzet van de pilot en het onderzoek

2.2.1 Opzet van de pilot

Om antwoorden op bovenstaande vragen te krijgen gingen in een pilot vijftien docenten van het ROC Leiden van 8 februari tot 5 april 2011 met verschillende devices aan de slag. Deze vijftien docenten waren geselecteerd uit een groep docenten, die zich na een oproep (zie pagina 3) in de interne nieuwsbrief Rock Express, hadden aangemeld voor de pilot. Bij de selectie werd gelet op de motivatie en op het vormen van een zo heterogeen mogelijk

8

samengestelde groep, zowel wat betreft de afdelingen waar de docenten werken, als wat betreft de mate waarin men ervaring heeft met ICT.

De pilot werd aangestuurd door een projectleider van ROC Leiden. Zijn taak was o.a. selectie van de docenten, opstarten van de pilot, directe communicatie met de docenten, ondersteuning van de docenten, beheer weblog. In tegenstelling tot het oorspronkelijke plan, waarin elke docent met één device zou experimenteren, kregen alle docenten een iPod-touch1. Deze mochten ze na afloop van de pilot mochten houden als hun bijdrage aan de pilot voldoende was geweest. Vijf docenten kregen een iPad in bruikleen. De zesde docent die experimenteerde met een iPad, gebruikte haar eigen iPad. Een groot gedeelte van de docenten zette ook hun privélaptop in. De docenten kregen een budget van € 50 om apps (applicaties) aan te schaffen. Een deel van de apps was voorgeschreven om zo een gezamenlijke basis te creëren, waarover uitwisseling kon ontstaan. Van de docenten werd verwacht dat zij hun ervaringen over het gebruik van de verplichte en zelfgekozen apps met elkaar zouden delen (ook over apps die los staan van het onderwijs). Daartoe hielden zij een logboek bij waarin zij ervaringen met programma’s en devices vastlegden. De docenten waren vrij in hun keuze met welke ICT- toepassingen zij gedurende twee maanden wilden experimenteren. Via een weblog (Posterous, http://ipadsipods.posterous.com) konden de docenten hun ervaringen met ICT-toepassingen delen. Er werd van hen verwacht dat zij minimaal eens per week een bijdrage zouden leveren. Deze weblog is openbaar voor iedereen.

Afbeelding 2: Startpagina Yammer

1 Idealiter zou de iPod Touch een Smartphone moeten zijn. In venband met de kosten van met name een

Smartphone abonnement, werden er iPods aangeschaft.

9

Daarnaast konden de docenten ‘binnenshuis’ vragen en antwoorden, frustraties etc. over de pilot uitwisselen via het Enterprise Social Netwerk Yammer van ROC Leiden, alleen toegankelijk voor medewerkers van ROC Leiden. Ook docenten en andere medewerkers die niet aan de pilot meededen, konden zodoende de interne kant van de pilot volgen en hun bijdrage leveren.

2.2.2 Toekomstscenario’s

Bijzonder aan het onderzoek was dat het geen betrekking had op de huidige situatie, maar op een toekomstige situatie, waarin praktijkgericht en flexibel onderwijs/maatwerk2 gerealiseerd moet worden. In het onderzoek diende daarom aandacht besteed te worden aan het ontwikkelen van een beeld van de toekomstige situatie. Docenten een beeld laten ontwikkelen van de toekomst kost tijd en betreft een proces: het beeld van de toekomst zal langzamerhand scherper worden. Dit is in de onderzoeksmethodiek ingebouwd (zie verder).

Soms leidt het beeld van de toekomst tot meer toekomstscenario’s, die verschillen in mate van innovativiteit en/of de doelgroep waarop ze betrekking hebben. Vaak is het zo dat een minder innovatief toekomstscenario een stap op weg is naar het meer innovatieve toekomstscenario.

2.2.3 Actieonderzoek

Voor het onderzoeksdesign is de methode van actieonderzoek3 het best passend. Belangrijke kenmerken van actieonderzoek zijn:

Het is decisiegericht en levert handelingsgerichte kennis op.

Het onderzoek is een interactie tussen onderzoekers en actoren (i.c. docenten).

In het onderzoeksproces wisselen handelen en reflectie elkaar af.

Actieonderzoek gaat zodoende niet uit van een ‘vaste objectieve (onveranderbare) werkelijkheid’, maar maakt gebruik van het feit dat interventies van de onderzoekers en het reflecteren van de ‘onderzochten’ invloed hebben op het denken en handelen van de onderzochten. Dat maakt actieonderzoek uitermate geschikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden.

Voor de onderzoeksaanpak en de pilot betekende dit o.a. dat:

het antwoord op de onderzoeksvragen door de vijftien docenten gezamenlijk werd beantwoord.

dit antwoord geleidelijk ontstond in de loop van de pilot/het onderzoek. De pilot werd gezien als een ‘beslissingsproces’ waarin gestart wordt met voorlopige beslissingen van de participanten (dat kunnen meer beslissingen zijn, die nog erg gerelateerd zijn aan de huidige situatie) en waarin vervolgens door experimenteren, uitwisselen van ervaringen en reflecties daarop en door interventies van de onderzoekers tot een definitieve – bij voorkeur gezamenlijke – beslissing c.q. antwoord op de onderzoeksvragen wordt gekomen.

2.2.4 Delphi methode

2 Zie ook: http://www.nieuwbouwrocleiden.nl/desktopdefault.aspx?panelid=57&tabindex=0&tabid=0 3 Zie bijvoorbeeld: Cees Doets (1982): Praktijk & Onderzoek. Wetenschap in wisselwerking met praktisch handelen; Amersfoort, de Horstink en José van den Berg, Cees Doets en Anneke Westerhuis (2008): De praktijk als kennisbasis. Monitoring ter ondersteuning van de innovatie van het beroepsonderwijs. CINOP ’s-Hertogenbosch.

10

De Delphi methode is een onderzoeksmethode waarin actieonderzoek vorm kan krijgen. Deze methode, die veel gebruikt wordt bij toekomstonderzoek, is een wetenschappelijke methode die gericht is op de dialoog tussen de deelnemers. Met behulp van het oordeel van deskundigen wordt in verschillende rondes consensus bereikt over bepaalde vraagstukken. Aan de deelnemers worden stellingen of vragenlijsten voorgelegd. De deelnemers kunnen op tussentijdse resultaten reageren en reflecteren. Het voordeel van deze methode voor dit onderzoek is dat de docenten elkaar konden corrigeren met name waar het ging om het toekomstbeeld (van de functie van de docent). In het onderzoek vulden de docenten drie keer een vragenlijst in. De vragenlijsten kwamen voort uit de onderzoeksvragen. Onderzoeksvragen waarover consensus bestond, werden in een volgende ronde niet meer gesteld.

We combineerden de Delphi methode met drie groepssessies. In deze sessies kwam het volgende aan de orde:

Opzet van de pilot (startbijeenkomst)

Resultaten van de Delphi vragenlijsten (antwoorden van de individuele deelnemers)

Reflectie op de resultaten van de vragenlijsten

Uitwisseling van ervaringen met apps en devices.

11

3 Het verloop van het onderzoek

3. 1 Eerste Delphi-ronde

3.1.1 Vragenlijst 1

In de eerste vragenlijst werden enerzijds vragen gesteld over de achtergronden van de docenten (functie, opleiding, huidige rollen, ervaring met ICT, ervaring met devices, ICT deskundigheid etc.) en van het team waarin zij functioneren (enthousiasme voor ICT in het onderwijs, frequentie en gevarieerdheid van ICT-gebruik etc.). Anderzijds appelleerden de vragen aan de toekomstvisie van de docenten. “Hoe ziet het onderwijs er over 5 jaar uit in de nieuwbouw van ROC Leiden? Met betrekking tot het programma, ICT, didactiek, begeleiding, rollen, organisatie en beoordeling.”

3.1.2 Samenvatting resultaten vragenlijst 1

De antwoorden op de eerste vragenlijst leverden al een aantal tamelijk eenduidige resultaten op. Bijvoorbeeld wat betreft de eisen aan devices, soorten functionaliteiten, de behoefte aan soorten digitaal leermateriaal en gewenste digitale communicatiemogelijkheden. Grotere verschillen waren er in de antwoorden rondom toekomstvisie. Bijvoorbeeld ‘maatwerk versus huidige vaste aanbod’, ‘vaste groepen versus geen vaste groepen’, ‘meer persoonlijke begeleiding versus meer digitale begeleiding’, ‘meer gebruik maken van digitale didactiek versus geen verandering van didactiek’, ‘meer gebruik maken van ICT-toepassingen versus geen gebruik maken van ICT-toepassingen’. Met betrekking tot docentrollen, behoefte aan digitale leermiddelen en behoefte aan digitale communicatiemiddelen leverden de resultaten de volgende indicaties op: Docenten zullen de komende 5 jaar bekwaam zijn in meer rollen. Docenten verwachten een toename in behoefte aan digitaal leermateriaal. Vooral voor

zelfstandig en zelfontdekkend leren en (extra) oefenen; het minst voor realistisch leren. Docenten verwachten een toenemende behoefte aan forum- en panelmogelijkheden.

Communicatie via e-mail en delen via documentsharing is belangrijk en zal dat de komende vijf jaar blijven.

3. 2 Startbijeenkomst

3.2.1 Programma

Na een toelichting op het doel van het onderzoek, de onderzoeksvragen, de methode en de pilot konden docenten commentaar geven op de resultaten van de eerste vragenlijst. Vervolgens reflecteerden zij in subgroepen en formuleerden de drie belangrijkste kenmerken van het onderwijs in ROC Leiden de komende vijf jaar (in de nieuwbouw). Tenslotte gingen zij aan de slag met de rollen die docenten de komende vijf jaar zouden moeten kunnen vervullen.

12

3.2.2 Procesverslag

Tijdens de bespreking van de resultaten van de eerste vragenlijst en de reflectieopdrachten kwam naar voren dat de toekomstbeelden van de docenten minder ver uit elkaar lagen dan de resultaten deden voorkomen. Eén van de bij 3.1.2 genoemde verschillen kwam steeds terug: In hoeverre wil ROC Leiden de komende vijf jaar toe naar maatwerk? Docenten waren het wel eens dat maatwerk nodig is, maar onduidelijk was nog welke invulling zij precies aan dat begrip geven. ‘Kan iedere student zijn eigen individuele programma volgen? Kan de student extra vakken volgen? Of sneller door de opleiding heen? Etc.’ Met behulp van de vraag ‘Waaraan herkent de student maatwerk in de nieuwbouw?’ gaven docenten hun visie op maatwerk in de komende vijf jaar. In een digitaal brainstormprogramma (Edistorm) schreven de docenten statements op digitale geeltjes, op elk geeltje één statement. De onderzoekers categoriseerden later de statements rondom programmering, didactiek, begeleiding, organisatie, ICT en beoordeling.

3. 3 Tweede Delphi-ronde

3.3.1 Vragenlijst 2: Toekomstscenario’s

De statements in Edistorm leverden de inhoud voor de tweede Delphi-ronde. De tweede Delphi-vragenlijst bestond uit stellingen waarop de docenten vervolgens reageerden door aan te geven of ze het eens waren met de stellingen, of niet. Op basis van de antwoorden schreven de onderzoekers twee concept toekomstscenario’s, daarbij zo goed mogelijk recht doende aan de overeenkomsten en verschillen. Deze toekomstscenario’s lijken erg op elkaar, maar verschillen in de invloed die studenten hebben op het samenstellen en opbouw van hun programma.

3.3.2 Samenvatting logboek inventarisatie

De tweede Delphi-ronde vroeg ook om een tussenstand van de logboekaantekeningen van de docenten in de maand februari. Daarvan werd een overzicht gemaakt, gestructureerd volgens de vragen:

Bij welke activiteiten vonden de docenten steun in ICT-toepassingen?

Welke functies konden de gekozen ICT-toepassingen vervullen?

Welke mogelijkheden en beperkingen ondervonden de docenten daarbij?

3. 4 Tweede sessie

3.4.1 Programma

Tijdens de tweede bijeenkomst was tijd ingeruimd voor het uitwisselen van ervaringen: ‘Hoe is het experimenteren verlopen?’, een presentatie van de resultaten van vragenlijst 2 en een debat over de twee concept toekomstscenario’s. Daarna werkten de docenten in twee subgroepen (toekomstscenario 1 en toekomstscenario 2) de essentiële docentrollen nader uit met ICT-functies die kunnen ondersteunen bij deze rollen. Tenslotte werd het overzicht van de logboeken besproken.

13

3.4.2 Procesverslag

De resultaten van de tweede vragenlijst ‘toekomstscenario’s’ werden voorgelegd aan de docenten. Daarna gingen zij in debat in twee ‘kampen’: docenten die zich thuis voelden bij toekomstscenario 1 versus docenten die het meeste voelden voor toekomstscenario-2. Er werd gedebatteerd over drie stellingen: 1. Bij ROC Leiden is er in de toekomst geen standaardprogramma meer. Elke student stelt zijn

eigen opleiding samen. 2. De docenten zijn het personeel van de studenten. 3. Opleidingsteams zijn verantwoordelijk voor de roosters. Het debat leidde tot een aanscherping van beide toekomstscenario’s.

Met behulp van kaartjes, waarop docentrollen, activiteiten en ICT-functies stonden, werkten de beide groepen docenten hun toekomstscenario verder uit . Dit leidde tot een conceptoverzicht van docentrollen en ICT-functies.

3.5 Beëindiging van deelname

Na de eerste en tweede bijeenkomst hebben in totaal vier docenten zich, in overleg met de projectleider, teruggetrokken uit de pilot.

3.5.1 Motivatie voor terugtrekken

In gesprekken met de vier docenten die zijn gestopt met de pilot kwam naar voren dat alle vier docenten enthousiast waren over de pilot en gemotiveerd waren te experimenteren met de devices. Eén docent is gestopt, omdat hij veel te weinig tijd bleek te hebben voor alle pilotactiviteiten. De andere drie gaven aan dat zij bij het experimenteren met de devices niet de steun kregen, die zij nodig hadden om de eerste drempels over te komen. Deze docenten ondervonden onder andere moeilijkheden bij het activeren van de iPod en simkaart, omgaan met iTunes, vinden en installeren van apps en omgaan met en ondersteuning vinden in (micro)blogs. “Niet alleen maar de doos met iPod/iPad overhandigen, zonder uitleg.”

3.5.2 Een vierde onderzoeksvraag

Naar aanleiding van de ervaringen van de vier docenten die zich terugtrokken, kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat het relevant is antwoorden te vinden op de vraag welke ondersteuning docenten nodig hebben die met devices en/of digitale (leer)middelen gaan werken. Hoe leren docenten graag? Welke (verschillende) ondersteuningsbehoeften zijn er? Wat werkt voor hen en wat niet? Deze vragen werden in de derde vragenlijst opgenomen.

3.6 Onderwijsconferentie ROC Leiden

Op 25 maart vond de onderwijsconferentie van ROC Leiden plaats. De docenten verzorgden daar een workshop over de pilot en leverden een bijdrage aan de blog over de onderwijsconferentie http://ondconrocl.posterous.com/ door filmpjes en foto’s te maken van de activiteiten op de conferentie.

14

Van te voren is aan de deelnemers aan de workshops gevraagd naar vragen en verwachtingen, die zij via Edistorm kenbaar konden maken. Voorbeelden zijn:

Kun je een iPad ook aansluiten op het digitale schoolbord?

Wie van jullie gaat na jullie ervaringen zelf een iPad kopen? En waarom precies?

Wat zijn precies de ervaringen tot nu toe? Voegt het wat toe aan het onderwijs:? En zo ja, wat dan?

Vragen en antwoorden werden op Posterous iPods & iPads & laptops geplaatst (http://ipadsipods.posterous.com ). De workshop trok veel belangstellenden.

Afbeelding 3: Reacties op de workshop ‘iPads & iPods & laptops’ op de onderwijsconferentie ROC Leiden

3.7 Derde Delphi-ronde

3.7.1 Vragenlijst 3

In de derde vragenlijst konden, met betrekking tot de onderzoeksvragen, de laatste knopen worden doorgehakt. De docenten maakten een definitieve keuze voor een toekomstscenario en konden in het gekozen toekomstscenario nog enige voorstellen doen voor wijzigingen. Verder konden zij zich al dan niet akkoord verklaren met overzichten van docentrollen en ICT-functies. Met betrekking tot de devices (de hardware) waren de vragen gericht op welke devices onmisbaar zijn en waaraan ze moeten voldoen. Naast beantwoording van de onderzoeksvragen, zoals genoemd in 2.1.2, was naar aanleiding van het terugtrekken van vier docenten nog een ander antwoord interessant. Namelijk op de vraag ‘Welke faciliteiten zijn nodig om ervoor te zorgen dat docenten goed (leren) omgaan met ICT?’. De derde vragenlijst bevatte een aantal vragen waarmee een aanzet voor de antwoorden op deze vraag kon worden gegeven.

3.7.2 Samenvatting logboekinventarisatie

In de derde Delphi-ronde leverden de docenten tevens hun logboekaantekeningen van de maand maart. Het eerste overzicht van logboekresultaten werd daarmee aangevuld.

15

3.8 Derde sessie

3.8.1 Programma

In de derde en laatste sessie waren de laatste vraagpunten in de toekomstscenario’s aan de orde: ‘Zitten studenten in een vaste basisgroep elke dag één maal bij elkaar met de studieloopbaanbegeleider?’ En: ‘Hoe snel komt er reactie (of antwoord) van de docent op een vraag van een student?’ Vervolgens werden de overzichten van docentrollen en ICT-functies voor de komende 5 jaar aan de docenten voorgelegd. In verband met de toegevoegde onderzoeksvraag bespraken we de antwoorden van de derde vragenlijst met betrekking tot het verloop van de pilot: ‘Waar zocht je hulp en vond je wat je zocht?’ Ook stond op het programma welke devices onmisbaar zijn en waaraan ze moeten voldoen. Naar aanleiding van de antwoorden met betrekking tot ondersteuningsbehoeften bespraken we kort een tweetal achtergronddocumenten over competenties van docenten: ‘Kennisbasis ICT4’ en ‘Maak kennis met TPACK5’.

3.8.2 Procesverslag

Aan het begin van de bijeenkomst vertelden de docenten enthousiast over hun ervaringen: ‘Wat was jouw favoriete app of welke app denk je dat de anderen nog niet kennen?’ Bijvoorbeeld: gebruik van Posterous door studenten ter voorbereiding van een sportevenement, iClicker om een PowerPoint presentatie met je iPad te bedienen in de klas of de website KAHN Academy die studenten met video-instructies helpt wiskunde te leren beheersen volgens het principe ‘flipping the classroom’: eerst huiswerk dan les. “Het puntensysteem werkt bij studenten. Ze vinden het leuk.” Vervolgens werden de twee toekomstscenario’s, de overzichten van docentrollen en ICT-functies definitief vastgesteld. Naar aanleiding van het gesprek over behoefte aan ondersteuning bij het in gebruik nemen van ICT-toepassingen en de informatie over benodigde competenties gingen subgroepen aan de slag met de vragen: ‘Welke typen docenten zijn er en hoe verschillen zij in leerstijlen, aanwezige en gewenste kennis en vaardigheden?’

4 ADEF (2009). Kennisbasis ICT. Via http://www.leroweb.nl/docs/lero/kennisbasis-ict.pdf.

5 Kennisnet (2010). Maak kennis met TPACK. Hoe kan een leraar ICT integreren in het onderwijs?

Stichting Kennisnet, Zoetermeer.

16

4 Onderzoeksresultaten

4.1 Toekomstscenario’s

De drie Delphi ronden en de drie sessies hebben geleid tot twee toekomstscenario’s die op veel punten met elkaar overeenkomen, maar ook een aantal essentiële verschillen laten zien. In onderstaande tabel staan de twee toekomstscenario’s beschreven. Van de elf docenten kozen er vier voor toekomstscenario 1 en zeven voor toekomstscenario 2.

Toekomstscenario 1 Toekomstscenario 2

Programma

Het onderwijs is vraaggestuurd, met dien

verstande dat het kwalificatiedossier uitgangspunt

is voor wat de student kan leren.

Het onderwijs is vraaggestuurd: de student

verwerft de kerntaken en competenties, die

beschreven zijn in het kwalificatiedossier en kan

ook andere kennis en vaardigheden leren (vanuit

andere opleidingen) naar eigen behoefte of wens.

De student is klant. Er wordt zo veel mogelijk

rekening gehouden met zijn behoeften, maar

binnen het ‘assortiment’ in de vorm van een

standaardprogramma.

Elke student stelt samen met z’n

studieloopbaanbegeleider (SLB’er) zijn eigen

leerweg vanuit dat standaardprogramma samen

op basis van zijn/haar beginniveau, dat aan het

begin van de opleiding wordt vastgesteld.

De student is klant. De student volgt een

individueel traject dat hij/zij samen met de

studieloopbaanbegeleider samenstelt op basis van

zijn/haar behoefte en beginniveau dat tijdens de

intake aan het begin van de opleiding wordt

vastgesteld. De inbreng van de student hierin kan

verschillen. Studenten kunnen hun eigen

leerdoelen vaststellen en hun eigen leerweg

(waaronder de volgorde van de verschillende

onderdelen) bepalen op basis van een steeds

duidelijker beeld van het beroep. Maar studenten

kunnen ook een standaardprogramma volgen op

basis van een menukaart. Dan bepaalt de SLB’er

meer hun traject. Studenten van niveau 1 en 2

hebben meer structuur nodig; studenten van

niveau 3 en 4 kunnen wat meer zelf, maar dat

verschilt per student.

Gedurende de hele opleiding kunnen keuzen

worden gemaakt. Het traject is zodoende flexibel.

Het eerste jaar is een basisjaar voor studenten die nog niet precies weten welke opleiding binnen de

sector/domein ze willen doen. Dit leidt niet tot verlenging van de studieduur. Als een student al weet

welke opleiding hij gaat doen, is zo’n basisjaar niet nodig.

In dat eerste jaar kunnen opleidingen worden

‘uitgeprobeerd’ en nog keuzen worden gemaakt.

In dat eerste jaar kunnen zij zich oriënteren op de

verschillende opleidingen binnen een

sector/domein.

17

Toekomstscenario 1 Toekomstscenario 2 Het is voor de student duidelijk wat en wanneer

hij waar en hoe kan leren. De structuur van zijn

leerweg is voor de student duidelijk. Hij/zij weet

goed wat er verwacht wordt, wat hij/zij wanneer

wat moet doen.

Het is voor de student duidelijk wat en wanneer

hij waar en hoe kan leren. De structuur van het

aanbod is voor de student duidelijk.

Er is ook een programma voor studenten die

versneld de opleiding willen volgen.

Het is mogelijk een opleiding versneld te doen.

De leerinhoud kan worden aangepast aan de behoefte van de individuele student. Er zijn specifieke

trainingsprogramma’s voor studenten met specifieke leerproblemen (bijvoorbeeld dyslexie,

dyscalculie).

Didactiek

Er zijn verschillende didactische werkvormen en manieren van leren, die recht doen aan de

verschillende leerstijlen van de studenten: klassikaal, samenwerkend leren, individueel, met ICT, grote

en kleine groepen.

De student kan zelf bepalen hoe hij leert: volgen

van een hoorcollege of werkgroep, zelfstudie met

computer etc. Studenten die nog niet weten wat

voor hen de beste manier is om iets te leren,

worden in die keuze geholpen. Bij niveau 1 en 2

studenten zal dat vaker het geval zijn, dan bij

niveau 3 en 4 studenten.

Er wordt veel aandacht besteed aan het (leren) leren. Het is voor de student duidelijk wat hij aan het

einde van de opleiding moet kennen en kunnen en waarom. De student heeft inzicht in zijn voortgang.

Begeleiding

Studenten krijgen persoonlijke aandacht van de docenten, worden persoonlijk benaderd en gevolgd

door de docenten en hebben persoonlijk contact met de docenten.

Zij mailen met de docenten. Reactie komt zo snel

mogelijk, maar wel alleen op werkdagen. Als zij

problemen of dringende vragen hebben, maken zij

een afspraak.

Zij chatten/twitteren, bellen en mailen met de

docenten en als zij problemen hebben,

bijvoorbeeld tijdens de stage, krijgen zij bij

voorkeur diezelfde dag nog feedback. Af en toe

kan dat ook buiten werktijd zijn. De

reactiesnelheid is afhankelijk van de urgentie.

Studieloopbaanbegeleiding staat centraal en biedt de student structuur. Ook op het terrein van

begeleiding wordt er dus maatwerk geleverd, afhankelijk van de behoeften van de studenten.

Studenten worden goed begeleid in het plannen van hun studie en hun manier van leren; docenten zijn

op de hoogte van hun voortgang, monitoren het leren, geven studenten persoonlijk feedback op het

geleverde werk en denken mee met de studenten.

Organisatie

Studenten zitten in een vaste basisgroep, die

begeleid wordt door de SLB’er. Na de bijeenkomst

van de basisgroep aan het begin van de dag, gaan

zij in wisselende groepen van diverse omvang en

individueel aan de slag met hun programma. Van

Studenten zitten in een vaste basisgroep (op

opleidingsniveau), die begeleid wordt door de

SLB’er. De basisgroep is op Loopbaanoriëntatie en

–begeleiding (LOB) gericht en op ervaringen

uitwisselen. De basisgroep komt elke dag eenmaal

18

Toekomstscenario 1 Toekomstscenario 2 de student wordt vereist dat hij op de afgesproken

tijden in de juiste ruimte is.

In flexklassen kunnen studenten ‘snuffelen’ bij

verschillende opleidingen.

Iedere student heeft zijn eigen rooster, met dien

verstande dat de beschikbare ruimten optimaal

worden gebruikt.

bijeen. Gedurende de rest van de dag gaan de

studenten in wisselende groepen van diverse

omvang en individueel aan de slag met hun

programma.

Iedere student heeft zijn eigen rooster. Studenten

plannen hun eigen lessen vanuit een

‘aanbodsrooster’. Er is ruimte voor ontspanning

(sport, op de bank hangen, spelletje).

Er zijn klaslokalen, groepsplekken,

vergaderruimten, stilteruimten, praktijkruimten.

Er zijn klaslokalen, groepsplekken,

vergaderruimten, stilteruimten, praktijkruimten

en ontspanningsruimten.

Algemene vakken zijn horizontaal geroosterd,

zodat er niveaugroepen kunnen worden gevormd.

Algemene vakken zijn horizontaal geroosterd,

zodat er niveaugroepen kunnen worden gevormd.

Studenten hebben daarin keuzemogelijkheden. .

Studenten kunnen specifieke programma’s volgen over onderwerpen waar zij moeite mee hebben,

bijvoorbeeld lezen, rekenen, specifieke vaardigheden.

Er zijn meer instroommomenten per jaar. Er zijn meer instroommomenten per jaar en

studenten kunnen gedurende het hele jaar

switchen van opleiding.

Regels over omgang met elkaar, omgaan met

materialen etc. worden samen met studenten

bepaald. Een aantal vaste basisregels vormen

daarbij het kader.

ICT

De devices uit de digitale leefwereld van studenten worden gebruikt in het onderwijs. Elke student

heeft een school-e-mailadres en kan inloggen op de schoolcomputer.

Er is één gebruiksvriendelijk ELO, waarin zowel roosters, programma’s, vorderingen, toetsresultaten

beschikbaar zijn.

Voor het verwerven van kennis en vaardigheden zijn digitale programma’s beschikbaar waarmee

studenten individueel (extra) kunnen oefenen en leren, zoals bijv. video tutorials.

Deze programma’s kunnen zowel binnen de school als buiten de school worden gebruikt.

ICT wordt ook ingezet voor de communicatie

tussen studenten en docenten: sms, e-mail.

ICT wordt ook ingezet voor de communicatie

tussen studenten en docenten: sms, e-mail en

chatten/twitteren.

Elke student heeft een laptop waarmee hij kan

inloggen op het WiFi-netwerk van de school.

Zonder zijn laptop kan een student niets.

Beoordeling

Op meerdere momenten in het jaar kunnen studenten een proeve van bekwaamheid afleggen, waarin ze laten zien dat ze een kerntaak beheersen. Voor de efficiëntie van het onderwijs worden deze op vaste momenten in het jaar gepland. Er zijn zowel formatieve als summatieve toetsen, die centraal worden ingeroosterd en eventueel op afspraak kunnen worden gedaan.

19

4.2 Rollen van docenten

Op basis van de input die de docenten leverden in discussie en antwoorden op vragenlijsten 1

werd een definitief overzicht gemaakt van de docentrollen die in ROC Leiden de komende vijf

nodig zijn. Deze rollen zijn van toepassing op beide toekomstscenario’s en voor beide geldt dat

de rol van (studieloopbaan)begeleider in belang zal toenemen.

Rollen m.b.t. doceren (uitvoering onderwijs)

vakdocent

trainer van studenten

inhoudelijk expert

Rollen m.b.t. begeleiden (uitvoering onderwijs)

studieloopbaanbegeleider (SLB'er)

stagebegeleider

coach Rollen m.b.t. beoordelen

intaker

beoordelaar

assessor

toetsontwikkelaar

lid examencommissie Rollen m.b.t. de inhoudelijke ontwikkeling / voorbereiding van het onderwijs

opleidingsontwikkelaar / curriculumontwikkelaar

lesmateriaalontwikkelaar

arrangeur

innovator Rollen m.b.t. de organisatie van het onderwijs / voorwaardelijke rollen

trainer van docenten / deskundigheidsbevorderaar

lerende professional

stagecoördinator

organisator

onderzoeker

kwaliteitszorgmedewerker

ambassadeur

accountmanager

teamlid

werknemer

Elke docent elke rol? In de eerste vragenlijst beantwoordden de docenten de vraag welke rollen in het huidige onderwijs essentieel voor elke docent zijn en hoe dat over vijf jaar zal zijn (daarbij werd een iets andere indeling gehanteerd dan in het bovenstaande). Onderstaande tabel laat een zeer lichte tendens zien (maar niet bij alle rollen) dat meer docenten meer rollen moeten vervullen.

20

Tabel 1. Resultaat uit Delphi vragenlijst 1: rollen van docenten nu en de komende 5 jaar (n=15)

De vraag of elke docent alle rollen in principe moet kunnen vervullen, kwam herhaaldelijk aan de orde in de pilot, maar leverde uiteindelijk geen eensluidend antwoord op. Sommige docenten vinden dat het team (bij ROC Leiden is de kleinste organisatorische eenheid: de taakgroep) er verantwoordelijk voor is dat alle rollen worden vervuld. Daarbij hoeft niet elke docent alles te kunnen c.q. te doen. Andere docenten struikelen over het begrip ‘verantwoordelijkheid’. Die ligt volgens hen bij het management.

4.3 Functies van ICT-toepassingen

In de eerste vragenlijst beantwoordden de docenten een aantal vragen over hun behoefte aan digitaal leermateriaal en digitale communicatiemogelijkheden, nu en in de komende vijf jaar.

4.3.1 Soorten digitaal leermateriaal

Aan welk soort digitaal leermateriaal hebben de docenten behoefte? Zal daarin de komende vijf jaar iets in veranderen? De tabel laat een toename zien in de mate waarin ROC Leiden de komende vijf jaar behoefte zal hebben aan digitaal leermateriaal. Over zelfstandig en zelfontdekkend leren en (extra) oefenen zijn de docenten unaniem positief. Over de andere digitale leervormen zijn de meningen verdeeld.

Nu De komende 5 jaar

Rollen

Esse

nti

eel v

oo

r

ied

eree

n

Mo

eten

de

mee

ste

do

cen

ten

bek

waa

m

in z

ijn

Mo

eten

en

kele

do

cen

ten

bek

waa

m

in z

ijn

Dez

e ro

l is

nie

t

rele

van

t

Esse

nti

eel v

oo

r

ied

eree

n

Mo

eten

de

mee

ste

do

cen

ten

bek

waa

m

in z

ijn

Mo

eten

en

kele

do

cen

ten

bek

waa

m

in z

ijn

Dez

e ro

l is

nie

t

rele

van

t

Ambassadeur 2 8 5 - 3 (1) 7 5 (0) -

Ontwikkelaar 1 5 9 - 2 (1) 6 6 (-3) 1

Organisator 4 2 9 - 5 (1) 3 7 (-2) -

Studieloopbaanbeg. 6 4 5 - 6 (0) 4 5 (0) -

Assessor/beoordelaar 5 4 6 - 3 (2) 8 4 (-2) -

Inhoudelijk expert 13 2 - - 12 (-1) 3 - -

21

Tabel 2. Resultaat uit Delphi vragenlijst 1: behoefte aan digitaal leermateriaal (n=15)

Digitaal leermateriaal dat verder nog genoemd wordt: materiaal voor ‘leren leren’ en materiaal dat rekening houdt met specifieke beperkingen, een digitale lesmethode, materiaal voor praktijksituaties. Ook als we kijken naar type digitaal leermateriaal verwachten de docenten een toenemende behoefte.

Tabel 3: Resultaat uit Delphi-vragenlijst 1: behoefte aan typedigitaal leermateriaal (n=15)

4.3.2 Digitale communicatiemogelijkheden

De docenten verwachten een toenemende behoefte aan forum- en panelmogelijkheden. Communicatie via e-mail en delen via documentsharing is belangrijk en zal dat de komende vijf jaar blijven.

Nu De komende 5 jaar

Digitaal leermateriaal

waarmee je kunt...

Vaa

k

Som

s

Nau

wel

ijks

No

oit

Vaa

k

Som

s

Nau

wel

ijks

No

oit

zelfstandig leren 10 4 1 - 13 (+3) 1 1 -

experimenterend

leren

6 9 - - 9 (+3) 6 - -

construerend leren 5 7 2 - 8 (+2) 6 0 1

zelfontdekkend leren 9 4 2 - 11 (+2) 3 1 -

ervaringsgericht/

realistisch leren

3 9 2 - 5 (+2) 8 1 1

samenwerkend leren 5 8 2 - 6 (+1) 8 1 -

probleemoplossend

leren

7 5 1 1 7 (0) 6 2 -

(extra) oefenen 7 7 - 1 10 (+3) 4 1 -

Nu De komende 5 jaar

Digitaal leermateriaal

met het karakter van

...

Vaa

k

Som

s

Nau

wel

ijks

No

oit

Vaa

k

Som

s

Nau

wel

ijks

No

oit

instructiefilms 7 7 1 - 10 (+3) 3 2 -

opdrachtgestuurde

instructie

7 8 - - 9 (+2) 5 1 -

drill & practice 5 9 - - 4 9 1 -

interactieve

oefenomgeving

11 3 1 - 12 (+1) 2 1 -

Advent./serious game 2 8 2 2 5 (+3) 6 3 -

22

Tabel 4: Resultaat uit Delphi-vragenlijst 1: behoefte aan digitale communicatiemogelijkheden (n=15)

4.3.3 ICT-toepassingen

Gedurende de pilot hebben de docenten een grote hoeveelheid apps uitgetest, variërend van 8 tot 61 apps per persoon. Gemiddeld 30 apps. Op basis van de bijeenkomsten en de bijgehouden logboeken kwamen we tot een overzicht van activiteiten, waarbij docenten steun vinden in ICT-toepassingen. De activiteiten zijn geclusterd in zes categorieën. Per categorie geven we een aantal voorbeelden van apps en een beschrijving van waarvoor de apps werden gebruikt. In de bijlage zijn de ervaringen met de verplichte apps uitgebreider beschreven.

1. Communiceren/interacteren

… met collega’s Yammer, GroupWise Mail, Posterous, Outlook, LinkedIn, Skype, webmail, WhatsApp, Edistorm

Overleggen, brainstormen, feedback geven, tips geven, samenwerken, kennis delen, rapporteren, korte vragen stellen, reactie geven, informatie inwinnen, contacten onderhouden: telefoneren, mailen, bloggen, chatten, social networking

… met studenten Posterous, Twitter, Edistorm, N@tschool

Huiswerk opgeven, handige links en nieuwtjes doorgeven, rapporteren over voortgang, begeleiden, presenteren, platform om van elkaar op de hoogte te blijven, studiemateriaal publiceren

… privé Twitter, mail app, Facebook, Happinez

Contacten onderhouden, afspraken maken, privé mailen, motiveren, relativeren, ervaringen uitwisselen

Nu De komende 5 jaar

V

aak

Som

s

Nau

wel

ijks

No

oit

Vaa

k

Som

s

Nau

wel

ijks

No

oit

e-mail 14 1 - - 13 (-1) 1 - 1

sms 5 7 2 1 7 (+2) 4 2 2

forum - 12 3 - 4 (+4) 8 3 -

panel - 9 5 - 3 (+3) 8 4 -

weblog 1 7 5 1 2 (+1) 8 3 1

social networking 3 6 5 1 4 (+1) 8 3 -

videoconferencing 2 4 7 2 5 (+3) 6 3 1

Documentsharing 13 2 - - 14 (+1) 1 - -

23

2. Onderwijs geven en voorbereiden Een grote hoeveelheid apps, bijvoorbeeld: You Tube, Epicurious, Color Splash, M&B Anatomy, AutoCAD, Numbers, iFormulas, Mindsnacks French, Intl Slang, Google Translate, WallpapersHD, Babelshot, iSigns, Keynote, Scoreboard, Elektor Electronic Toolbox, DX Grapher, Outback NT, Civil Engineering, Keynote

Lessen voorbereiden (informatie, muziek en afbeeldingen zoeken, lessen maken), lesgeven, presenteren, lessen ondersteunen: oefenen woordenschat, overhoren idioom, spreekvaardigheid oefenen, rekenen zelf oefenen, info over spieren en botten, begrippen AutoCAD, script en programmeertalen, trainingsmethoden, fitnessoefeningen, hybride voertuigen, grondwerken en riolen, recepten; naslagwerken inzien: onderdelen auto, elektronische onderdelen, civiel engineering; hulpmiddel voor landmeten, experimenteren met fitnessoefeningen, noteren looptijden, scoreboard bijhouden, constructie berekenen, sloten en riolen berekenen, maten converteren (koken), hoeken meten, civiel meten, waterpas bepalen.

3. Plannen & organiseren Groupwise Calender, Things, Week Calender, 2do, iStudiez Pro, Wunderlist

Plannen, organiseren, agenda bijhouden en inzien, overzicht van taken en prioriteiten stellen, overzicht van lessen (synchroniseren met laptop, iPhone, desktop)

4. Administratie bijhouden /registreren KRD, N@tschool, zoek iPhone, Teacherpal

Registreren, rapporteren, studiemateriaal publiceren, overzicht maken van studenten, studentgegevens registreren op leerlingvolgsysteem, gradebook maken, gegevens studenten altijd paraat, absenties invoeren, roosters inzien, declaratieformulieren downloaden, je iPhone terugvinden,

5. Bestanden/documenten en notities maken, opslaan en delen Word, Excel, PowerPoint, Keynote, Numbers, Pages, Tap Forms, Camera Plus, iPicedLite,

iRed PDF, PhotoSync, Autostich, Pixeet, ASketch. Dropbox, Evernote, Google Ducumenten, AudioNote, AudioNote Lite, MeetingRec, Italk

Teksten, presentaties, schema’s, formulieren, schetsen maken, bijstellen en delen; foto’s en video’s maken en bewerken; PDF-reader. Bestanden opslaan en (overal) benaderen, kennis delen, samenwerken, brainstormen (over visie), notities maken over studenten, tijdens vergadering, training, tijdens les (monitoren en registreren); geluid opnemen; notities ter voorbereiding van de les maken; taken vastleggen met bijbehorende documenten.

6. Online nieuws/informatie vergaren Een grote hoeveelheid apps, bijvoorbeeld: You Tube, iPad Tips, TED, Volkskrant, Flipboard, appshopper, TV gids, Zinio, Chrome, Safari

Kranten en tijdschriften lezen, informatie vergaren, apps zoeken, iPad verkennen, info voor lessen vinden.

4.4 Mogelijkheden en beperkingen van devices

Mogelijkheden en beperkingen van devices blijken tijdens het gebruik van apps. Daardoor zijn die soms moeilijk te scheiden van de mogelijkheden en beperkingen van de apps die op de devices worden gebruikt. Als we de logboeken van de docenten (waarin zij mogelijkheden en beperkingen van apps hebben aangegeven) analyseren, dan kunnen we over de gebruikte devices het volgende zeggen:

24

De mogelijkheden van de gebruikte devices zijn legio. In principe kunnen alle ICT-functies die in paragraaf 4.3.3 zijn beschreven met een iPad, iPod en een laptop worden gerealiseerd, afhankelijk van de apps die zijn geïnstalleerd. Het grote voordeel van deze devices is dat ze mobiel zijn, zodat je overal bij je bestanden kan, je mail en weblogs kunt lezen en daarop berichten kunt plaatsen, foto’s kunt verzenden, studenten huiswerk kunt geven, studenten kunt begeleiden, korte lijnen hebt met collega’s, altijd op de hoogte kunt zijn zonder een hele papierwinkel mee te moeten sjouwen etc. etc. Dit alles onder de voorwaarde dat de Wifi werkt! Beperkingen van devices die worden genoemd zijn:

Blogberichten en e-mails maken op een iPod, maar ook wel op een iPad is minder makkelijk (klein scherm, soms verkeerde knop) dan op een laptop.

iPod is niet geschikt voor het maken van grotere documenten.

Het is voor sommige docenten een hele klus om vertrouwd te raken met de verschillende apps (daarop gaan we in paragraaf 4.5 nader in).

De grote informatiestroom die de hele dag op je af komt, veelheid van prikkels. Niet alle docenten hebben hier last van.

En natuurlijk noemen de docenten als groot nadeel van de iPod dat je niet kunt bellen en daardoor twee toestellen moet meeslepen. Een nadeel dat van te voren al ingecalculeerd was.

4.4.1 Eisen aan devices

We vroegen de docenten: “Aan welke eisen moeten (mobiele) devices van docenten van ROC Leiden voldoen?” Dit leverde de volgende lijst op.

Eisen aan devices

Draagbaar/vervoerbaar/mobiel

Gebruiksvriendelijk, eenvoudig te bedienen, handzaam

Snel en foutloos werken

3G GSM

Lange accuduur

WiFi

Arbotechnisch verantwoord (kijkhoek, beeldformaat, resolutie, enz.)

Geschikt voor communicatie met devices waar studenten over beschikken

Platform-onafhankelijk, Open source

Een all in one functie, dus bellen, internet, videoconference, enz.

Makkelijk te switchen tussen de verschillende devices

Centrale opslag bestanden voor toegang en delen

Makkelijk koppelbaar aan de netwerken binnen ROC

Makkelijk aan te sluiten op beamer en digibord

De volgende functionaliteiten worden onmisbaar gevonden (of worden dat in de komende vijf

jaar):

25

Onmisbare functionaliteiten Applicaties/software

Tekstverwerking (6x), film- of audio-opnamemogelijkheden (4x), apps, MS office pakket, Spreadsheet (1x),

PowerPoint (1x), digitale agenda die synchroniseert met evt. telefoon, communicatiemogelijkheden met

studenten/collega´s/netwerk

Systemen

KRD (7X) met alle mogelijkheden van een laptop (1x), KRD-registratie (1x), KRD studentenvolgsysteem (2x) (van

student: adres, werk en verzuim), projectadministratie en –documentatie, notuleren/verslaglegging, andere

schoolsystemen (3x)

WWW

Internettoegang (11x), allerlei programma’s van kenniscentra en uitgevers, voor de lesomgeving een snel

modem/server met de mogelijkheden van internet, toegang film-bibliotheek voor instructiefilmpjes

Elo

N@tschooltoegang (5x) (tot documentatie), digitale leeromgeving (graag eenduidig, niet vandaag N@tschool,

morgen Insight en overmogen??), Argos-systeem, klaarzetten leermateriaal en toetsen, een betrouwbare en

werkbare elo

Koppeling met andere devices

Media-afspeelmogelijheden via beamer/smartboard (2x)

4.4.2 Onmisbaar devices

De tabel geeft weer aan welke devices de docenten behoefte hebben. De devices staan geordend van boven naar beneden, in volgorde van onmisbaar, tot steeds minder gewenst (d.w.z. beginnend bij ‘het merendeel van de docenten zegt “onmisbaar” ’ tot ‘het merendeel van de docenten zegt “niet nodig” ’).

Welke devices zijn gewenst in het onderwijs bij ROC

Leiden in het nieuwe gebouw?

Onmisbaar Gewenst Niet nodig

Laptop 9 2 -

Digibord 6 4 1

iPad of vergelijkbaar device 3 6 2

Smartphone 3 6 2

PC gewoon 2 5 4

iPod of vergelijkbaar device - 5 6

Mini laptop - 2 9

Tabel 5: Onmisbare en gewenste devices (n=11)

Tussen docenten van beide toekomstscenario’s zijn een paar verschillen. Docenten van toekomstscenario 2 vinden gemiddeld meer devices onmisbaar dan docenten van toekomstscenario 1; respectievelijk 3 en 2. En zowel de iPad als de Smartphone worden drie maal door docenten van toekomstscenario 2 als onmisbaar aangemerkt, terwijl docenten van toekomstscenario 1 beide devices ‘niet nodig’ of slechts ‘gewenst’ vinden. Ook merken docenten op dat een device zowel zakelijk als privé gebruikt moet kunnen worden. Het device moet je eigendom zijn. Dan ben je er ook verantwoordelijk voor.

26

Na discussie komen de docenten tot een ‘eindoordeel’: “Als de school de helft van het device vergoedt, zouden we laptop en daarnaast een iPad of een Smartphone aanschaffen om vervolgens in het onderwijs in te zetten”.

4.5 Faciliteiten om te leren omgaan met ICT

4.5.1 Een nieuwe onderzoeksvraag

Het verloop van de pilot was aanleiding voor het formuleren van een nieuwe onderzoeksvraag: “Welke faciliteiten zijn nodig om ervoor te zorgen dat docenten goed (leren) omgaan met ICT?”. De directe aanleiding daartoe was het afhaken van vier docenten, waarvan er drie vertelden dat zij grote moeite hadden met het installeren van hun iPod/iPad, het plaatsen van berichten op de weblog, het installeren van sommige apps, het leren kennen van apps en het synchroniseren van iPod/IPad met hun laptop of vaste computer. Bovendien waren er een aantal docenten die nog niets op Posterous hadden geplaatst en was duidelijk geworden dat nog een paar docenten wel hulp konden gebruiken om bovenstaande problemen op te lossen. Dit laatste werd bevestigd in de derde vragenlijst, waarin één docent aangaf dat hij grote moeite had zijn iPod aan de praat te krijgen, drie docenten het moeilijk vinden om geschikte apps te vinden en één zich regelmatig te (digitaal) dom voelt om anderen op school om hulp te vragen.

Bovendien zou het wel eens zo kunnen zijn dat de groep pilotdocenten wellicht niet helemaal representatief is voor alle docenten binnen ROC Leiden en des te minder nadat er vier waren gestopt met de pilot. Zij hadden bij aanmelding immers vermeld dat zij enthousiast zijn over ICT in het onderwijs en op dat terrein meer wilden leren. Vermoedelijk geldt dat niet voor alle docenten. Een indicatie daarvoor geven de resultaten van de eerste vragenlijst waarin docenten zichzelf vergeleken met hun team als het gaat om ICT- gebruik. Zie volgende pagina. Merk op dat teams opvallend lager scoren (≤ 5) dan de docenten op de drie aspecten.

Het vraagt heel wat doorzettingsvermogen je iPad aan de praat te krijgen…………. , aldus een docent op Posterous. En een andere docent schreef: De beamer op de veiling werkt op mijn iPad (alleen via keynote). Het you-tube filmpje wat ik wil afspelen in de presentatie kan ik (nog) niet afspelen, dus kon ik mijn presentatie niet met iPad doen. Het beltegoed van het prepaid kaartje van de iPad was bovendien al op. Op de veiling is er geen WiFi dus moet ik iets doen om het prepaid kaartje op te laden. Zoeken we uit. Voorlopig nog even met de "zware" laptop lesgeven.

27

Afbeelding 4: ICT-gebruik van de pilotdocenten in vergelijking met hun team

Zeven docenten voelen zich wel (een beetje) een einzelgänger in het team wat betreft het gebruik van ICT. In de derde vragenlijst namen we zodoende een aantal vragen op die zouden moeten leiden tot meer inzicht in behoeften aan ondersteuning op het terrein van ICT. Daar gaan we in de volgende paragrafen op in.

Gem. docenten: 6,5 Gevarieerdheid ICT-gebruik in het onderwijs Gem. teams: 5,6

Gem. docenten 7,4 Frequentie ICT-gebruik in het onderwijs Gem. teams: 5,9

Gem. docenten: 8,3 Enthousiasme voor ICT in het onderwijs Gem. teams: 6,1

erg weinig (0 ) erg veel erg weinig (4) erg veel

erg weinig (0 ) erg veel erg weinig (7 ) erg veel

erg weinig (4 ) erg veel erg weinig (9 ) erg veel

28

4.5.2 De start van de pilot

Op 8 februari kreeg iedereen aan het einde van de bijeenkomst zijn of haar device(s) mee naar huis. Daarna begon de pilot: experimenteren met de devices. We vroegen de docenten hoe zij deze start van de pilot zouden hebben aangepakt: “Wat was voor jou de beste start geweest?”

Meerdere docenten merken op dat het verstandig is bij de start van een pilot als deze (experimenteren met ‘nieuwe’ devices), meer samen te doen. Samen opstarten, samen op gang komen en samen ervaren:

4.5.3 Gezochte ondersteuning bij werken en experimenteren met devices

Hoe is het met de docenten gegaan tijdens de pilot en het experimenteren met devices? Hebben zij hulp gezocht en gevonden? En welke positieve en/of negatieve ervaringen hadden zij? Onderstaande tabel laat zien dat de docenten op allerlei manier hulp hebben gezocht. Niet altijd met het gewenste resultaat.

Eerst gezamenlijk de gebruikte apps Posterous, G-mail, Yammer doornemen met zijn mogelijkheden.

Ik had de devices gemeenschappelijk met basiszaken geïnstalleerd en gemeenschappelijk keuzes gemaakt over wat is handig over gebruikersnamen en inlogcodes. Er zijn bij mij nu veel verschillende namen en codes in gebruik en dat is nog niet zo makkelijk te onthouden.

De iPods gezamenlijk openen/installeren, laten zien hoe je wat waar moest doen. Het is mij thuis ook vrij snel gelukt, maar met een beetje hulp was ik sneller achter zaken gekomen.

"Voor mensen zoals ik zou enige uitleg van het apparaat, en de voorgestelde apps nuttig zijn geweest. Ik vind niet snel mijn weg in deze wereld. Dat merk ik nu ook weer bij de cursus autocad die ik doe. Ik drijf regelmatig mijn instructeur tot wanhoop door de vragen die ik stel, omdat ik niet zeker ben van de keuzes die ik moet maken. Er zouden tussendoor bijeenkomsten moeten zijn geweest voor mensen die niet op gang komen met het spul."

Ik merkte dat tijdens de onderwijsconferentie er veel ervaringen werden uitgewisseld. Met de workshop bezoekers maar ook onderling. Het leeft denk ik meer als je elkaar ziet. Ik vermoed dat dit tijdens de inloopochtenden/middagen die Herman heeft georganiseerd ook gebeurt. Het leeft dus waarschijnlijk meer als je elkaar er persoonlijk in mee kan nemen. Momenten om elkaar persoonlijk en informeel in contact te brengen met nieuwe app ervaringen, dat is denk ik essentieel om iedereen mee te krijgen.

Meer ondersteuning voor de apps die te maken hebben met direct lesgeven. Vooral de lessituatie; het direct projecteren via de beamer is belangrijk voor de lessen. Ik ben teveel tijd kwijt geweest voor deze basis faciliteit. Bij de uitgifte had al uitgelegd kunnen zijn hoe dat moet.

Een mogelijkheid is om docenten een meer gestructureerde opdracht mee te geven om te werken met een toepassing. Daarmee beperk je enigszins het experimenteren maar bevorder je het delen van gezamenlijke ervaringen. Daarbij is de live uitwisseling een krachtige werkvorm zodat men meer van elkaar leert en ziet wat de mogelijkheden zijn. Wat zou ik doen? Gezamenlijk uitpakken en de eerste stappen ondernemen met de installatie van Yammer en het weblog zodat met de basis van start gegaan kan worden.

29

Heb je tijdens de pilot hulp of

ondersteuning gehad?

Geen hulp

van gehad

Wel hulp

gehad

(totaal)

Wel hulp,

maar had ik

niets aan

Wel hulp,

maar was

niet de

volledige

oplossing

Was goede

hulp

Helpdesk 8 3 1 1 1

Collega uit de pilot 1 10 - 3 7

Collega uit mijn team 7 4 1 1 2

Projectleider Herman 1 10 - 1 9

Yammer 1 10 - 4 6

Posterous - 11 - 3 8

Mijn studenten 7 4 - 2 2

Familie/ vrienden 8 3 - 2 1

Tabel 6: Aantal docenten dat hulp of ondersteuning heeft gehad en het resultaat ( n=11)

4.5.4 Docenten ICT-vaardig maken en houden

Welke faciliteiten zijn nodig om ervoor te zorgen dat docenten goed (leren) omgaan met ICT? De tabel laat zien waaraan de docenten behoefte hebben. In volgorde van meer tot minder noodzakelijk.

Noodzakelijke faciliteiten Totaal

(11 docenten)

ICT-vaardigheden van docenten zijn expliciet onderwerp van functionerings- en

beoordelingsgesprekken

10

Platform zoals Yammer 9

Klantgerichtheid helpdesk verbeteren 8

Open aanbod (thema)workshops/bijscholing/training voor medewerkers 8

Elk team heeft één ‘super ICT'er’ die zijn/haar collega’s ondersteunt 7

Een redelijke vergoeding voor het gebruik van eigen device(s) 7

Platform zoals Posterous 7

Verplichte (thema)workshops/bijscholing/training voor medewerkers 5

Mogelijkheid voor individuele ICT-coach 5

Capaciteit helpdesk vergroten (meer medewerkers) 3

Centraal ICT-team dat bij alle opleidingsteams moet zorgen voor optimale inzet van ICT in

het onderwijs

3

Tabel 7: Noodzakelijke faciliteiten om docenten ICT-vaardiger te maken (n=11)

4.5.5 Verschillen tussen docenten Op de derde bijeenkomst is er een korte discussie gevoerd over de verschillende typen docenten die te onderscheiden zijn als het gaat om de implementatie van ICT in het onderwijs. In de pilot hadden we (grofweg) gezien dat sommige docenten meteen met allerlei apps aan de slag gaan en bij eventuele problemen hulp zoeken via Yammer of Posterous of de projectleider of andere pilotdocenten vragen. Een volgende groep lukt het allemaal minder makkelijk. Ze

30

lopen vast, stellen in eerste instantie geen vragen, maar als ze wat achter de broek worden gezeten of toch hulp vragen, gaan ze uiteindelijk met allerlei apps aan de slag. Een derde groep, in eerste instantie erg enthousiast, loopt vast op de techniek, voelt zich niet goed geholpen of vraagt geen hulp en geeft het op, waarbij ook de drukte met werk een rol speelt. De tijd was te kort om tot een eenduidige typologie te komen, gesteld dat dat mogelijk is. Er werd echter wel een aantal belangrijke opmerkingen gemaakt:

Docenten verschillen in aanwezige kennis en vaardigheden op het terrein van ICT, maar ook in hun attitude ten opzichte van vernieuwingen in het onderwijs. Onderscheiden werden: innovator – early adopter – follower – volger van de volger – ‘hakkers’. De invulling van deze begrippen behoeft nog nadere uitwerking.

De ‘innovators’, de bedenker van ICT-toepassingen in het onderwijs, kunnen in de meeste gevallen geen goede rol spelen in het enthousiasmeren van followers, volgers van de volgers, laat staan van de ‘hakkers’.

De ‘hakkers’, docenten die niets nieuws meer willen (sommige pilotdocenten noemen hen de ‘bijna gepensioneerden’) leveren veel problemen op de teams. Wellicht zijn er in deze groep twee attitudes te onderscheiden: docenten die ‘nog maar vijf jaar moeten’ en docenten die eigenlijk wel willen, maar niet durven te veranderen.

Soms zijn het toevallige factoren die er voor zorgen dat docenten toch mee blijven doen, zoals de docent die vond dat hij niet kon stoppen, want “de vrouw had al een hoesje gemaakt” (voor zijn iPod).

De vraag is of alle docenten over dezelfde ICT-vaardigheden moeten beschikken. Voor sommige docenten zou het handiger zijn als zij een meteen werkend device zouden krijgen, waarop de belangrijkste apps al zijn geïnstalleerd.

31

5 Conclusies en aanbevelingen

5.1 Conclusies

De pilot en het onderzoek dat binnen de pilot heeft plaatsgevonden, hebben geleid tot redelijk eenduidige antwoorden op de gestelde onderzoeksvragen. In het onderstaande vatten we de antwoorden op de onderzoeksvragen samen.

Welke veranderingen in functie/taakuitvoering van de docent kunnen we de komende vijf jaar verwachten?

In de pilot zijn twee toekomstscenario’s ontwikkeld, waarin beelden worden geschetst van het

onderwijs in de komende vijf jaar. In beide toekomstscenario’s wordt er aan de studenten zo veel

mogelijk maatwerk geleverd. Het onderwijs is vraaggestuurd: samen met de studieloopbaanbegeleider bepaalt de student zijn/haar programma. Iedere student heeft zijn eigen rooster en krijgt persoonlijke aandacht van de docenten. Voor studenten die nog niet precies weten wat ze willen is er een basisjaar. Er is een grote variëteit aan didactische werkvormen. De toekomstscenario’s verschillen in de mate van keuzevrijheid die studenten wordt geboden en in de mate van eigen inbreng van studenten. Toekomstscenario 2 gaat wat dat betreft wat verder dan toekomstscenario 1: het programma is wat flexibeler, studenten zijn wat vrijer in het samenstellen van hun programma en kunnen eigen manieren van leren kiezen. In beide toekomstscenario’s neemt het gebruik van ICT toe. Er zijn allerlei digitale programma’s en docenten en studenten communiceren ook via e-mail en sms. Toekomstscenario 2 gaat wat verder in het ICT-gebruik: alle studenten hebben een laptop en docenten en studenten chatten en twitteren ook met elkaar.

Wat betreft de rollen van docenten en de veranderingen daarin in de komende vijf jaar zal met name de rol van studieloopbaanbegeleider in belang toenemen. Het onderzoek leverde geen eensluidende conclusies op over de vraag of alle rollen door alle docenten vervuld moeten worden. Sommige docenten vinden dat de taak van de docent breder zal worden en anderen vinden dat rollen binnen teams verdeeld moeten worden, waarbij niet iedereen alles zal moeten kunnen. Daarbij is het ook nog een discussiepunt of de zorg voor het vervullen van alle rollen de verantwoordelijkheid van een team is of de verantwoordelijkheid van het management.

Welke functies moeten ICT-toepassingen kunnen vervullen in het (toekomstige) werk van een docent? In beide toekomstscenario’s werd het al duidelijk: ICT zal in het onderwijs een belangrijke plaats krijgen. Met name voor zelfstandig en zelfsturend leren en voor het oefenen is digitaal leermateriaal essentieel. Ook als we kijken naar type digitaal leermateriaal verwachten de docenten een toenemende behoefte. Het gaat dan om instructiefilms, opdrachtgestuurde instructie, interactieve oefenomgeving en serious gaming.

32

Wat betreft digitale communicatiemogelijkheden verwachten de docenten een toenemende behoefte aan forum- en panelmogelijkheden. Communicatie via e-mail en documentsharing is belangrijk en zal dat de komende vijf jaar blijven. Op basis van een ordening van de logboeken die de docenten tijdens de pilot bijhielden, kwamen we tot het volgende overzicht van functies die ICT-toepassingen in het (toekomstige) werk van een docent moeten kunnen vervullen. 1. Communiceren/interacteren

… met collega’s … met studenten … privé

2. Onderwijs geven en voorbereiden 3. Plannen & organiseren 4. Administratie bijhouden /registreren 5. Bestanden/documenten en notities maken, opslaan en delen 6. Online nieuws/informatie vergaren Als het gaat om het gebruik van apps is een belangrijke conclusie: ‘zoeken is de kunst, niet het gebruiken’. Hoewel één docent aangaf apps erg duur te vinden werd geconcludeerd: ‘Veel is gratis of goedkoop, dat maakt uitproberen laagdrempelig’.

Wat zijn mogelijkheden en beperkingen bij het gebruik van de devices? De mogelijkheden van de gebruikte mobiele devices zijn legio. In de pilot zijn veel mogelijkheden uitgetest. Als grootste voordeel wordt gezien dat de devices mobiel zijn, je zowel thuis als op school als daarbuiten bereikbaar bent, kunt communiceren met collega’s en studenten, documenten kunt raadplegen etc. Beperkingen van de iPod zijn: niet kunnen telefoneren, klein toetsenbord zodat het moeilijk is grote documenten te maken of bijdragen aan een blog te leveren. Een belangrijke eis die aan devices wordt gesteld is dat ze mobiel zijn. In de nieuwbouw hebben docenten weinig aan een vaste pc. Andere eisen die o.a. worden gesteld zijn: gebruiksvriendelijk, lange accuduur, WiFi , geschikt voor communicatie met devices waar studenten over beschikken, platform-onafhankelijk, open source, makkelijk te switchen tussen de verschillende devices, centrale opslag bestanden voor toegang en delen, makkelijk koppelbaar aan de netwerken binnen ROC. De mobiele devices moet verder aan de volgende functionaliteiten voldoen: veel verschillende applicaties en software, toegang tot het schooladministratiesysteem, internet en de ELO van het ROC, koppelbaar aan beamer en digibord. De groep docenten die aan de pilot meededen, zijn unaniem in hun mening over de iPod. Je kunt er handige dingen mee doen, maar de voorkeur gaat uit naar een Smartphone, waarmee je ook kunt bellen. Anders te veel apparaten op zak. We vroegen de docenten op de laatste bijeenkomst welk advies zij zouden willen geven aan het ROC over welke devices docenten nodig hebben. Een groot gedeelte van de docenten vindt

33

een laptop onmisbaar. Daarnaast zouden sommige docenten zouden graag een iPad hebben, andere docenten liever een Smartphone. Groot is de bereidheid om zelf ook een bijdrage te leveren (van 50%) in de aanschaf en het abonnement, zodat het betreffende device ook privé kan worden gebruikt. Eén docent stelt voor uit te zoeken of een mobiel-device-privé-project mogelijk is (naar analogie van pc-prive-projecten).

Welke faciliteiten zijn nodig om te zorgen dat alle docenten goed kunnen omgaan met ICT? In de pilot hadden een paar docenten grote moeite om hun device aan de praat te krijgen en of apps op hun device te installeren. Voor een aantal van hen was dit zelfs een reden om uit de pilot te stappen. Dat was aanleiding om een nieuwe onderzoeksvraag toe te voegen: “welke faciliteiten zijn nodig om te zorgen dat alle docenten goed kunnen omgaan met ICT?” De onderzoeksresultaten laten zien dat ‘samen doen’ essentieel is. Het uitdelen van de devices op het einde van de startbijeenkomst , moesten de docenten het zelf uitzoeken. Veel docenten in de pilot geven aan dat ze liever gezamenlijk gestart waren en instructie hadden willen krijgen over Yammer, Posterous en andere apps installeren. Ook bijeenkomsten tussendoor zijn aan te bevelen. De (te korte) tijd die er op de drie bijeenkomsten was voor het uitwisselen van ervaringen met apps, was niet voldoende. Weblogs als Yammer en Posterous bieden veel docenten goede hulp. Sommige docenten moeten drempels overwinnen om publiekelijk hulp te vragen. Belangrijke faciliteiten die docenten noemen om docenten ICT-vaardiger te maken zijn:

In functionerings- en beoordelingsgesprekken expliciet aandacht besteden aan ICT-vaardigheden

Platforms zoals Yammer (en in iets mindere mate Posterous)

Klantgerichte helpdesk

Open aanbod van trainingen, workshops etc.

Een redelijke vergoeding voor het gebruik van eigen devices

Een ‘super ICT’er’ binnen elk team, die de collega’s ondersteunt. Het vergroten van de capaciteit van de helpdesk, verplichte workshops/trainingen, een centraal ICT-team en de mogelijkheid van een individuele ICT-coach vinden de meeste docenten niet nodig.

5.2 Aanbevelingen

Toekomstscenario’s De ontwikkelde toekomstscenario’s zijn voor ROC Leiden, maar ook voor andere ROC’s een goed uitgangspunt voor het ontwikkelen van een onderwijsconcept voor de nabije toekomst. De toekomstscenario’s zouden ook achtereenvolgens kunnen worden geïmplementeerd: toekomstscenario 1 is dan een opstap voor toekomstscenario 2.

34

De keuze daarvoor dient op ROC-niveau of op afdelings/domein niveau te worden gemaakt, omdat het niet mogelijk is dat beide toekomstscenario’s binnen één opleidingencluster bestaan. Daarvoor zijn de verschillen met name op programmaniveau te groot. Rollen van docenten en teams Het onderzoek laat zien dat de rol van studieloopbaanbegeleider van veel groter belang zal zijn in toekomstscenario’s waarin studenten meer een eigen leerweg volgen. Om deze rol goed te kunnen vervullen naar studenten toe, zullen relatief veel docenten deze rol op zich moeten nemen. Voor veel docenten betekent dat een enorme cultuuromslag, omdat hun betrokkenheid bij studenten zich niet alleen zal beperken tot het klaslokaal. ICT-toepassingen. Training en begeleiding daarbij is zodoende aan te bevelen. Een consequentie van de ontwikkelde toekomstscenario’s is dat docenten veel meer met elkaar moeten samenwerken in de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs. Standaardprogramma’s die voor een jaar zijn vastgelegd en ingeroosterd zullen plaats maken voor flexibeler onderwijs, waarin programma’s worden uitgevoerd op het moment dat er behoefte aan is en worden bijgesteld als dat voor de student nodig is. Dat vraagt om samenwerking in teams. Ook dit is voor sommige docenten/teams een cultuuromslag, die bovendien van het management vraagt dat er duidelijkheid is over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de teams en van het management. Bij de implementatie van de toekomstscenario’s is het van groot belang om deze verschuiving in de organisatie van het ROC ruime aandacht te geven. Devices Het gebruik van de devices in de pilot laat zien dat deze duidelijk in een behoefte voorzien. De meeste docenten hebben ICT ingezet in het onderwijs en in de communicatie met collega’s op een manier die ofwel volledig nieuw voor hen was of wel hun huidige ICT-gebruik heeft verrijkt. In nieuwe onderwijsconcepten zijn mobiele devices onmisbaar. Devices moeten voldoen aan de gebruikerseisen vanuit de privéwereld en de schoolwereld en zodoende door de gebruikers zelf aan te passen zijn. Laat docenten zelf kiezen en bekijk de mogelijkheden van een ‘mobiel-device-privé–project. Zorgvuldig implementatieproces De ervaringen binnen de pilot en de onderzoeksresultaten laten zien, dat niet zo maar alle docenten met ICT aan de gang gaan of kunnen gaan. Om dat voor elkaar te krijgen, hebben we de volgende aanbevelingen:

Maak duidelijk dat ICT moet, maar onderken dat er docenten zijn die daar grote moeite mee hebben.

Houd rekening met verschillende leerstijlen van docenten: de een leert het beste door zelf uit te proberen, de ander wil dat het eerst wordt voorgedaan en een derde werkt graag met een duidelijke instructie/handleiding. Laat docenten daarom hun eigen ondersteuningsbehoefte formuleren.

Creëer verschillende mogelijkheden voor samenwerken van docenten.

Houd rekening met aanwezige kennis over en ervaring met ICT in het onderwijs. Daarbij gaat niet alleen om technische kennis (installeren van apps etc.), maar om integrale kennis over ICT-gebruik in het onderwijs. Dus ook om vakinhoudelijke en didactische kennis, zie ook TPACK.

De gewenste kennis en vaardigheden kunnen per docent verschillen. Althans: het lijkt (voorlopig?) raadzaam dat niet elke docent op het terrein van ICT alles moet kunnen. Een

35

discussiepunt binnen de pilot was bijvoorbeeld of elke docent zelfstandig in staat moet zijn om iTunes te installeren op zijn pc om de iPod aan de praat te krijgen

Bedenk dat werken met ICT nieuwe leervaardigheden veronderstelt, bijvoorbeeld netwerkleren m.b.v. een blog. Veel docenten moeten leren vragen te stellen (zonder te denken dat ze dom zijn) op een openbare weblog en te leren van vragen en informatie van anderen.

Overtuig docenten van de voordelen van ICT door voorbeelden van zinvolle apps te laten zien en laat zien hoe je die in het onderwijs kunt toepassen.

Vervolgonderzoek op dit terrein is gewenst: “Welke begeleiding en ondersteuning hebben (verschillende typen) docenten nodig om op een verantwoorde manier ICT in te zetten in het onderwijs van de toekomst?” Leren met ICT: Digitaal Leermateriaal In de pilot is geen aandacht geweest voor reflectie op de didactische waarde van de inzet van ICT in het onderwijs. Veel docenten hebben hun iPod of iPad wel gebruikt binnen het primaire proces. Hoe zinvol dit is en wat de (didactische) kwaliteit is van de programma’s/apps werd weliswaar op Posterous soms uitgewisseld, maar in de pilot is dit niet systematisch onderzocht. Voor ROC Leiden is dit een belangrijk vervolg van de pilot. Van experimenteren door individuele docenten naar ICT integraal in het onderwijs Zoeken van apps kost veel tijd. In de pilot hebben de docenten als ‘eenlingen’ binnen hun team ICT toegepast in het onderwijs. Dat heeft een groot scala aan zinvolle programma’s opgeleverd. In de betreffende opleidingen moet dat structureel worden gemaakt. Faciliteer de docenten die meededen aan de pilot om hun team te informeren en zorg dat van daaruit ICT meer onderdeel wordt van de programma’s (programma-ontwikkeling). Voor ROC Leiden: houd de docenten bijeen, breid de groep eventueel nog wat uit (weer tot 15) en zorg dat ze een (nog) zichtbaardere groep worden in het ROC. Laat zien dat zij ICT onderdeel maken van de programma’s van hun opleidingen (met hun teams).

36

Bijlage: Ervaringen met apps Zoals gezegd, gebruikten de docenten een grote hoeveelheid apps. In de pilot waren een aantal apps verplicht gesteld. Op de ervaringen met deze apps gaan we dieper in. De informatie hierover is gebaseerd op de logboeken van de docenten. We beginnen met Posterous en Yammer, de weblogs die een goed verloop van de pilot moesten ondersteunen. Posterous Alle docenten hebben bijdragen geleverd aan de iPads&iPods&Laptops-blog in Posterous over hun ervaringen met de (verplichte) apps. Allemaal hebben ze berichten op Posterous gelezen. Ongeveer de helft van de docenten heeft regelmatig berichten op Posterous geplaatst. Eén docent heeft herhaalde pogingen gedaan om iets op Posterous te posten, maar dat is hem niet gelukt. Twee andere docenten hebben alleen een paar foto’s geplaatst. De ‘handleiding’ over het gebruik van Posterous die de projectleider had geplaatst, is blijkbaar voor hen onvoldoende (of niet ) bruikbaar. In de logboeken geven de docenten aan dat ze Posterous vooral gebruikt hebben voor de communicatie (met name uitwisselen van kennis en ervaringen over apps) met de andere docenten uit de pilot. ‘Communiceren’ wordt het vaakst genoemd, gevolgd door ‘kennis delen’ en ‘registreren’. De meest gebruikte ‘tag’ op Posterous is ‘lessen voorbereiden’. Dat betekent dat Posterous redelijk vaak gebruikt is voor het uitwisselen van (ervaringen) met lesmateriaal. Voordelen van Posterous die worden genoemd zijn: het gemak van het plaatsen van informatie via email, het scrollen door de informatie (makkelijker dan met e-mail) en overal kunnen bloggen. Nadelen/beperkingen zien een aantal docenten ook. Vooral de veelheid van prikkels en de enorme informatiestroom worden genoemd. Het merendeel van de docenten had geen moeite met de werking van Posterous. Een paar docenten vinden Posterous een moeilijk programma (zie ook hierboven). Voor Posterous zijn alle devices gebruikt. Eén docent geeft aan dat hij voor het plaatsen van berichten liever zijn laptop gebruikt. Lezen kan goed met de iPod. Vijf docenten hebben een eigen blog binnen Posterous aangemaakt. Daar is met name informatie geplaatst met tips voor apps, over ervaringen met apps en over (de ontwikkelingen m.b.t.) devices. Een docent heeft er een digitale leeromgeving voor het vak van gemaakt ‘Materialen voor studenten Bouwkunde ROC Leiden’. Een andere docent maakte zijn blog tot een soort portfolio met zijn cv, diploma’s, een zelfassessment en persoonlijke waarden. Yammer Deze weblog was vooral bedoeld om vragen over het gebruik van de devices en ICT-toepassingen te stellen. Zes docenten (van de elf) hebben een bijdrage aan Yammer geleverd. Zij zijn positief over het automatisch inloggen, het automatisch binnenkomen, het gemak en de snelheid, het gezicht bij de persoon, de korte lijnen met docenten van andere units en de bereidheid van iedereen om te helpen.

37

Afbeelding 5: Vragen en antwoorden op Yammer over KRD op iPad

Docenten blijken met behulp van Yammer snel problemen op te kunnen lossen. Bijvoorbeeld: op een vraag die ’s morgens om 10 uur wordt gesteld, reageren zo’n vijf tot zes mensen (ook niet pilotdeelnemers) en om 16.00 uur is het antwoord duidelijk. Minder positief zijn een aantal over de grote hoeveelheid informatie, bijvoorbeeld “de stortvloed aan e-mails die ik tot op heden niet heb weten te stoppen”. Op Yammer is te zien dat docenten vaak ’s avonds (dus buiten werktijd) daar mee bezig zijn.

38

De Yammer groep iPads & iPods & laptops is in korte tijd de meest populaire groep geworden binnen Yammer van ROC Leiden (335 berichten in twee maanden). Yammer heeft dus duidelijke gefunctioneerd als een middel om andere docenten op de hoogte te stellen en te betrekken.

Evernote Docenten gebruikten Evernote voor vijf verschillende doelen:

Plannen van taken: “Handig dat je bij je taken meteen de benodigde documenten kunt plaatsen”.

Leerlingregistratie: “Al mijn studenten staan erin met foto en de nodige notities.”

Geheugen en opslag van data: “Ik neem audio op, maak foto’s van het schoolbord en van vakliteratuur, zodat ik niet iets vergeet en het weer op kan zoeken”.

Als notitieblok: “Ik maak notities tijdens een training”.

Communiceren: “Ik gebruik het voor overleg met collegae”. Het voordeel zien docenten in het gemak waarmee je zoveel soorten data kunt opslaan en ordenen. Bovendien heb je “geen papierwinkel” meer nodig. “Lastig is als je verwacht dat je snel een notitie kunt maken en je geen internetverbinding blijkt te hebben.” Camera Docenten zijn over het gebruiksgemak van de camera op de iPod zowel positief als kritisch gestemd. “Het is altijd handig een camera bij de hand te hebben, die gemakkelijk en snel werkt”. “Het is wel even ontdekken hoe te uploaden”. Over de kwaliteit van het beeld zijn docenten niet tevreden. De camera is vooral gebruikt om foto’s voor lessen te maken, als voorbeeld of ter communicatie/presentatie. Edistorm Edistorm is gebruikt als brainstormtool, samen met collega’s en studenten. Eén docent gebruikte de tool om “de klas te laten bepalen wat ze willen leren in de komende weken”. Positief wordt gevonden dat studenten die normaal gesproken huiverig zijn om zich te laten horen, nu gemakkelijker hun bijdrage kunnen leveren. Dit voordeel kan ook een nadeel zijn. Als studenten niet serieus meedoen en vervelende teksten inbrengen, kun je niet zien wie dat doet. Andere kritiek was dat de App technisch niet altijd even goed mee werkt. En: “iedere gebruiker moet het wel eerst geïnstalleerd hebben”. Dropbox Docenten hebben Dropbox gebruikt om online bestanden te verzamelen en er (soms gezamenlijk) aan te werken, te delen en te ordenen. Het is als het ware een webarchief: “niet meer afhankelijk zijn van een server of usb-stick is erg fijn”. De tegenhanger van dit voordeel wordt ook genoemd: “Het liefst heb ik alle bestanden op één plek. Nu is er de samenschijf op het werk en dropbox en …” Een ander nadeel werd bij een brainstormactiviteit met taakgroepleden ervaren: “collega’s staan er nog huiverig tegenover en hebben hulp nodig bij het installeren”. Wunderlist Wunderlist is een To-do-lijst. Prettig aan deze app wordt gevonden dat er een app is voor zowel Windows, Mac OS, Android als de bekende devices (iPod, iPhone, desktop, laptop en iPad). Je ziet in één overzicht al je taken en wanneer je deze moet uitvoeren.

39

Je kunt het alleen nog niet nog synchroniseren met je agenda in Outlook en de agenda van je iPad, iPhone.

Aan het uittesten van Goodreader en Adobe ideas zijn de docenten niet toegekomen.