MM december

24
MONTESSORI MEDEDELINGEN DECEMBER 2009 Inhoud Van de redactie THEMA Vrije werkkeuze: uitgangspunten en praktijk 2 Bas Moll De tijd van Roel van Duijn is voorbij! 5 Vrije werkkeuze in het voortgezet montessori-onderwijs Vrije werkkeuze 6 Margriet Hover Kiezen voor Montessori 8 Erica Dirven Vrijheid van werken Janneke Geluk Verenigingspagina’s 2 Van het NMV bestuur en de secties Mededelingen Montessori Kenniscentrum 4 Onderzoek wordt ‘hot’ Geerte van de Groep, Michael Rubinstein NMV conferentie 2009 4 Waarom verschillen montessorischolen in het 7 voortgezet onderwijs zo van elkaar? Hugo Dirksmeier ‘Every child is special - Montessori and 9 inclusion’ Korte impressie van het tiende congres van Montessori Europe Joëlle de Groot Montessori Mededelingen voor alle ouders en 9 personeelsleden Louis Jongejans Grieppandemie, deel 2 20 Professionalisering in het 20 montessori-onderwijs Mirjam Stefels, Caroline Offerhaus Langs de rekenstok: 2 Dick Huntink Michael Rubinstein Gezellie 24 B@s Colofon 24 Van de redactie In dit tweede nummer van Montessori Mededelingen staat de vrije werkkeuze centraal. Bas Moll schetst de uitgangspunten nog een keer als vervolg op een eerder artikel in MM. Daar zet hij de realiteit naast, die soms afwijkt van onze idealen. Als ijkpunten zet hij opnieuw een aantal voorwaarden neer voor vrije werkkeuze. Twee directeuren uit het voortgezet onderwijs reageren op het artikel van Bas. Janneke Geluk schreef een meer theoretische beschouwing over het begrip vrijheid. Margriet Hover vertelt hoe vrije keuze ook in een peutergroep gerealiseerd kan worden. Dit deel sluit af met een interview met twee ouders van kinderen op een (tweetalig) kinderdagverblijf. Belangstelling om te reageren op een van de artikelen over vrije werkkeuze? Dat kan natuurlijk altijd via de mail, maar in dit geval kan het ook via de Montessori website. Ga naar de MM pagina en volg de aanwijzingen. De MM redactie is nu ook officieel weer op volle sterkte: Erica Dirven en Joke Werver zijn door het NMV bestuur benoemd tot redactielid. Dit nummer van Montessori Mededelingen zal de meeste lezers direct na de jaarwisseling bereiken. De redactie wenst iedereen een heel voorspoedig 2010! Omslagfoto: Vrij werken op de zesde montessorischool Anne Frank in Amsterdam. MM

description

laatste nummer

Transcript of MM december

Page 1: MM december

�M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

InhoudVan de redactie �

THEMAVrije werkkeuze: uitgangspunten en praktijk 2Bas Moll

De tijd van Roel van Duijn is voorbij! 5Vrije werkkeuze in het voortgezet montessori-onderwijs

Vrije werkkeuze 6Margriet Hover

Kiezen voor Montessori 8Erica Dirven

Vrijheid van werken ��Janneke Geluk

Verenigingspagina’s �2Van het NMV bestuur en de sectiesMededelingen

Montessori Kenniscentrum �4Onderzoek wordt ‘hot’Geerte van de Groep, Michael Rubinstein

NMV conferentie 2009 �4

Waarom verschillen montessorischolen in het �7 voortgezet onderwijs zo van elkaar?Hugo Dirksmeier

‘Every child is special - Montessori and �9 inclusion’Korte impressie van het tiende congres van Montessori EuropeJoëlle de Groot

Montessori Mededelingen voor alle ouders en �9 personeelsledenLouis Jongejans

Grieppandemie, deel 2 20

Professionalisering in het 20 montessori-onderwijsMirjam Stefels, Caroline Offerhaus

Langs de rekenstok: 2�Dick Huntink Michael Rubinstein

Gezellie 24B@s

Colofon 24

Van de redactieIn dit tweede nummer van Montessori Mededelingen staat de vrije werkkeuze centraal. bas Moll schetst de uitgangspunten nog een keer als vervolg op een eerder artikel in MM. daar zet hij de realiteit naast, die soms afwijkt van onze idealen. Als ijkpunten zet hij opnieuw een aantal voorwaarden neer voor vrije werkkeuze. Twee directeuren uit het voortgezet onderwijs reageren op het artikel van bas. Janneke geluk schreef een meer theoretische beschouwing over het begrip vrijheid. Margriet Hover vertelt hoe vrije keuze ook in een peutergroep gerealiseerd kan worden. dit deel sluit af met een interview met twee ouders van kinderen op een (tweetalig) kinderdagverblijf.belangstelling om te reageren op een van de artikelen over vrije werkkeuze? dat kan natuurlijk altijd via de mail, maar in dit geval kan het ook via de Montessori website. ga naar de MM pagina en volg de aanwijzingen.

de MM redactie is nu ook officieel weer op volle sterkte: Erica dirven en Joke Werver zijn door het NMV bestuur benoemd tot redactielid.

dit nummer van Montessori Mededelingen zal de meeste lezers direct na de jaarwisseling bereiken. de redactie wenst iedereen een heel voorspoedig 2010!

Omslagfoto:Vrij werken op de zesde montessorischool Anne Frank in Amsterdam.

MM

Page 2: MM december

THEMA: VRijE KEuzE

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 92

Vrije werkkeuze: uitgangspunten en praktijkBas Moll

KampvuurJaren geleden kampeerde ik op een wat vrijgevochten camping in Frankrijk. We hadden ’s avonds een laaiend kampvuur gestookt. Toen ik de volgende ochtend wakker werd, zag ik een peuter steeds dichter naar de resten van het kampvuur kruipen. de ouders van de peuter waren niet te bekennen. Vlak voor de peuter de kuil van het kampvuur bereikte pakte ik het kind op. Op dat moment kwamen ook de ouders tevoorschijn. Hun laconieke reactie was dat hun kind vast rechtsomkeert was gegaan zodra hij de hete as zou hebben bereikt. Mij ging dat wat te ver in het vertrouwen op een goede afloop.Wat heeft deze geschiedenis van jaren her nu met vrije werkkeuze te maken? Vrije werkkeuze gaat over vertrouwen, over het leren keuzes maken en over het ruimte laten aan eigen ontwikkeling van kinderen. Ik geloofde bij het bewuste voorval duidelijk niet in het inzicht van een peuter hoe om te gaan met de hete as van een kampvuur, de ouders kennelijk wel. dit nummer van MM gaat voor een deel over vrije werkkeuze. Ik heb daar al eens eerder over geschreven. ‘Vier voorwaarden voor vrije werkkeuze’ in MM 31-5 en ‘Vier voorwaarden vervolgd’ in MM 32-2. die voorwaarden staan wat mij betreft nog steeds overeind. Ik geef ze aan het eind van dit artikel nogmaals weer aangevuld met een zesde. In dit artikel wil ik echter wat meer naar de praktijk kijken zoals die naar mijn mening dagelijks te zien is. In de afgelopen jaren heb ik op veel montessori basisscholen en op veel montes-sorischolen voor voortgezet onderwijs mogen rondkijken in het kader van de visitaties. Ik heb daar gezien dat het omgaan met vrijheid van werkkeuze een belangrijk aandachtspunt is, waar veel scholen mee worstelen. dat was onder andere de reden dat de kerncommissie Toelating en erkenning besloot dat het ochtendthema van de visiteursdag over vrije werkkeuze moest gaan. Ik heb die dag samen met Joke Wiers voorbereid. Puck Smit zorgde voor een verslag van die dag. die input zorgde mede voor de basis van dit artikel.

Vrije werkkeuze - waar hebben we het ook al weer over?In 2002 is door het sectiebestuur basis-onderwijs een document vastgesteld ‘Vrije werkkeuze, een begrip een keuze’. Ook toen bleek al in de woorden van de schrijver Tjeerd Mijnster, dat het begrip vrije werkkeuze ‘aan erosie onderhevig is’. belangrijk voor het begrip vrije werkkeuze is dat het geen doel maar een middel is: vrije werkkeuze is een uitwerking van het leren kiezen, dat bijdraagt aan de ontwik-keling van de zelfstandigheid. In veel schoolgidsen basisonderwijs staat

dat de vrijheid van werkkeuze te maken heeft met:– Vrijheid van werkduur: je mag zo lang je

wil aan een onderwerp werken; – Vrijheid van onderwerp: je mag zelf

kiezen waaraan je wil werken;– Vrijheid van partner: je mag zelf kiezen

met wie je wil werken;– Vrijheid van verwerking: je mag zelf

kiezen hoe je je werk gaat invullen.Op de visiteursdag noemden de deelnemers de volgende doelstellingen: – doelstelling van vrije werkkeuze is het

mogelijk maken van eigen groei van de leerling naar zelfstandigheid en zelfver-antwoordelijkheid.

– bij een vrije werkkeuze hoeven kinderen niet gestimuleerd te worden en gemotiveerd te worden.

– Het proces van leren omgaan met vrijheid is een essentieel leerproces. Het bevordert autonomie en onafhanke-lijkheid, het leert leerlingen plannen.

– In het observeren van de vrije werkkeuze zie je de zone van de naaste ontwik-keling.

Wat zien we nu in de praktijk terug van deze idealen?

De praktijk van het voortgezet montessori-onderwijsIn het voortgezet onderwijs wordt voor het grootste deel van de tijd uit methodes gewerkt. Je ziet kinderen met meer of mindere tegenzin de werkboeken invullen. de enige vrijheid die ze daarbij hebben is of ze het netjes invullen of juist superslordig. Toch heb ik in het voortgezet onderwijs ook wel mooie voorbeelden van vrijheid van werkkeuze gezien. Natuurlijk is er op

bijna alle scholen een aantal uren in de week keuzewerktijd. Kinderen kiezen dan zelf waaraan ze werken en met wie. Soms is dat ook de keuze om niet te werken. Soms is het een soort huiswerkuurtje. dit verplichte uurtje wint aan waarde wanneer de kinderen echt zelf invulling mogen geven aan hun keuzes. Zo zie je leerlingen beter en geconcentreerder werken wanneer het om een voorbereiding van een presentatie gaat of om een vrije opdracht. daarnaast zijn er ook wel voorbeelden voorbijgekomen waarbij de leerlingen zelf een manier mochten kiezen om duidelijk te maken dat ze leerstof zich eigen maken of beheersen. Voorbeelden daarvan zijn - naast het doen van presentaties - ook het maken van een poster of het maken van een interview. Als het maar meer is dan het invullen van het werkboek. Natuurlijk weet iedereen die met deze leeftijdsgroep omgaat dat het niet altijd makkelijk is. leerlingen willen onderling graag aan elkaar duidelijk maken dat het onderwijs saai is. Ze willen eigenlijk het liefst de kortste weg naar huis kiezen. Er dan toch iets van maken vereist vakmanschap, inzicht in leerlijnen en in het puberende brein. Wat het ook vereist is los komen van al te dwingende doelen en tussendoelen. Ook het montessori VO staat in een land dat gebaseerd is op georgani-seerd wantrouwen. de inspectie houdt bewaakt via de resultaten en de in en doorstroomcijfers nauwkeurig bij hoe een school het doet ten opzichte van het landelijk gemiddelde. leraren moeten veel vertrouwen hebben in hun eigen vakmanschap en de wil van leerlingen om zich te ontwikkelen. dan durven ze om

Page 3: MM december

THEMA: VRijE KEuzE

�M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

de methode en de werkboekjes wat meer los te laten. dat loslaten kun je alleen doen wanneer je zelf goed zicht hebt op de ontwikkeling en de vaardigheden die nodig zijn. Sommige scholen doen dat door in de lessen een onderscheid te maken tussen enerzijds een cursus voor het vak en anderzijds vrijere lesinhoud en werkvormen.

De praktijk van de bovenbouw POOok in de bovenbouw van de montessori basisschool zie je voor negen tot twaalfja-rigen vaak werkboekjes en methodes op het dagelijks menu staan. Veel bovenbouw-leerlingen kunnen je haarfijn uitleggen wat verplicht werk is en wat vrij werk is. Ook in het montessori basisonderwijs is het de inspectie die met doelen en tussendoelen duidelijk heeft aangegeven wat elk kind op welk moment moet kennen en kunnen. die lijn lijkt alleen maar doorgezet te worden in de nieuwe ontwerpwet primair onderwijs. daarnaast hebben we natuurlijk te maken met ouders en besturen, die denken in ‘accountability’. Is het dan alleen maar de schuld van buitenstaanders dat ook in de bovenbouw het onderwijs zo saai lijkt te worden? Ik denk het niet. Wanneer het saai is geworden waren we er zelf bij. Montessori-onderwijs gaat ook om het tonen van een beetje durf en lef, maar wel op een verantwoorde manier. Om het voorbeeld van de peuter en het kampvuur er nog maar een keer bij te halen: ik denk dat het goed is om de vrijheid te beperken maar hem niet dood te regelen. de peuter mag over het hele terrein kruipen en spelen, maar niet in de kampvuur kuil. Oftewel: kinderen in de bovenbouw mogen veel zelf bepalen, maar voor een beperkt aantal vakgebieden moeten we ze nauwkeurig in de gaten houden. Ik heb het dan over de instrumentele basisvaardigheden, zoals spellen, begrijpend lezen en rekenen. dat zijn ook tamelijk cursorische vakken en er is in mijn ogen helemaal niets mis mee om daar een methode voor in huis te hebben. Het gaat pas mis wanneer je de methode leidend laat zijn zonder goed naar de leerlingen te kijken. Je gaat pas aan je spellingwerk wanneer je op het gebied van spelling iets te leren hebt. Of wat betreft rekenen, je maakt sommen die je nog niet snapt. Alleen bij die sommen vraag en krijg je uitleg. Het is natuurlijk slim om uit oogpunt van efficiëntie kinderen in een rekengroepje bij elkaar te zetten. Kinderen van elkaar laten leren is vaak veel effectiever dan van de leerkracht. Kinderen krijgen instructie bij begrijpend lezen met behulp van bijvoor-beeld nieuwsbegrip (altijd actueel) en uit een methode omdat dat ten dienste staat van het beter begrijpen van lange teksten die ze door willen lezen voor een werkstuk, spreekbeurt of gewoon omdat ze ergens belangstelling voor hebben. In mijn ogen vormt kosmisch onderwijs, of voor wie dat wil wereldoriëntatie, het hart van het werken in de montessori bovenbouw. daar is het goed mogelijk om invulling te geven aan het begrip vrije werkkeuze. Het is wel

essentieel dat de leerkracht het werken aan kosmisch onderwijs heel serieus neemt. Kinderen (en ouders) moeten ervaren dat dit werk minstens even belangrijk is als het werken aan de cursorische vakken lezen rekenen en spellen. In het kosmisch werken kunnen ze laten zien wat ze kennen en kunnen. Noodzakelijk daarbij is dat je wel voor ouders en inspectie duidelijk kunt maken hoe je daar invulling aan geeft. dat kan door een leerlijn voor schrijven uit te werken. Welke eisen stel je wanneer aan de opbrengsten.

De middenbouw en onderbouwOok in de middenbouw zie je al lijstjes op het bord of op de tafel van verplichte werkjes. Iedereen in het onderwijs weet dat ‘moeten’ een slechte motivatie is. Een we weten inmiddels ook dat daar waar de leerkracht gaat motiveren de demotivatie begint. Toch is dat allemaal gemakkelijk opgeschreven en veel minder gemakkelijk uitgevoerd. Maria Montessori heeft gesteld dat elk kind zich wil ontwikkelen en dat de ontwikkeling uit het kind zelf moet komen. Je kunt een kind niet tegen zijn of haar wil ontwikkelen. Toch zie ik ook dagelijks in middenbouwen kinderen die zich met moeite door stapels rekenboeken heen worstelen. Ik zie pakken vol met werkboekjes voorbij komen die, vreemd genoeg, door de kinderen nog behoorlijk gewaardeerd worden, aangezien ze nog nieuw zijn voor deze leeftijdsgroep. Ze weten nog niet dat die werkboeken hen zullen achtervolgen de komende tien jaar! In mijn ogen ligt de oplossing voor de vrijheid van werkkeuze in de middenbouw voor een deel in de onderbouw. daar is immers iedere ochtend de startvraag van de leerkracht: ‘Wat wil je doen vandaag?’ de leerkracht geeft iedere dag als het goed is inhoud aan de drieslag van inwijden, ingrijpen en ondersteunen. Ze doet een materiaalles om de leerlingen iets nieuws te laten zien, ze richt de voorbereide omgeving zo in dat die uitnodigt tot ontwikkeling en vrije werkkeuze. Ze grijpt in wanneer een kind steeds hetzelfde kiest en niet durft om iets nieuws te pakken en ze ondersteunt het werk van kinderen door het te bespreken en het kind te bevestigen in wat het gedaan heeft. Natuurlijk is ook zij zich bewust van verwachtingen en verplichtingen, maar een goede onderbouwleerkracht heeft zicht op de ontwikkeling van kinderen, zodat de middenbouw daarop op kan aansluiten.Waarom verschijnen er dan toch lijstjes met verplicht werk in de middenbouw? Het scala van werk wordt breder en de angst niet aan de verwachtingen te kunnen voldoen neemt toe bij leerkracht en leerling. Ook in de middenbouw zou daarom vaker gevraagd moeten worden ‘Wat wil je doen?’ daarnaast zou ook een middenbouwleerkracht samen met de leerling moeten kunnen inschatten wat er nodig is voor de ontwikkeling. daarin kunnen we terugvallen op uitstekende leesboekjes, rekenboeken en rekenmate-riaal, als dat maar niet het enige is waaruit

gekozen kan worden. Voor de cursorische basisvaardigheden zou de aanpak kort en krachtig moeten zijn. daarnaast is er ruimte voor verwondering en door kunnen werken aan grote sommen of aan een lang verhaal. Niets is zo dodelijk voor eigen initiatief als het zinnetje ‘Prima plan, maar maak eerst even je taak van rekenen’. dus vereist een middenbouw ook een goed voorbereide omgeving.

Werkelijkheid?Vrije werkkeuze is een prachtig en onderscheidend doel, dat door iedereen graag omarmd wordt. Echter, niets is zo weerbarstig als de werkelijkheid. Ook in mijn eigen school lukt het lang niet altijd om zicht te houden op leerlijnen en om deze op een verantwoorde manier los te laten. Ook wij slagen er niet altijd in om die ideale voorbereide omgeving te creëren waarin geobserveerd kan worden. Onderwijs is mensenwerk. Een onder-scheidend punt van ons onderwijs zou echter moeten zijn het proces van continue reflectie op de manier van werken. daarom is het goed om stil te staan bij de door mij eerder genoemde voorwaarden voor vrije werkkeuze. Ik heb er inmiddels een zesde aan toegevoegd. 1. Er moet een werkzame sfeer zijn waarin

kinderen het als natuurlijk ervaren om voor zichzelf of in groepjes te werken. In de montessoritheorie wordt daarom ook het belang geschetst van het leren van elkaar in de heterogene groep. ‘Zo doen we het hier’ moet duidelijk worden voor de instroom van jongste kleuters, en jongste midden- of bovenbouwers.

2. Zorg dat er wat te kiezen valt zowel wat betreft materiaal met wie en wanneer, maar vooral ook wat betreft de tijd. Plan niet de hele week vol met rekenen en taal. Schep een sfeer in de groep waarin onderzoeken en je interesses volgen vanzelfsprekend is.

3. de leerkracht is actief in zijn gidsfunctie en maakt zijn verantwoordelijkheid voor een goed voorbereide omgeving waar.

4. Op school worden reflectieve gesprekken over de vrije werkkeuze gevoerd zowel met de kinderen, de ouders als in het team.

5. Maak het begrip adaptief onderwijs in je groep tot werkelijkheid door gediffe-rentieerd om te gaan met afspraken over vrijheid van werkkeuze.

6. de leerkracht is zich bewust van de leerlijnen en weet ze op een verant-woorde manier los te laten. MM

Page 4: MM december

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 94

ADVERTENTIE

Page 5: MM december

THEMA: VRijE KEuzE

5M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

De tijd van Roel van Duijn is voorbij!Vrije werkkeuze in het voortgezet montessori-onderwijs

In zijn artikel over vrije werkkeuze zet Bas Moll eerst de

uitgangspunten neer voor vrije werkkeuze en schetst

hij vervolgens een beeld van de praktijk zoals hij die

waarneemt. Een deel van die waarnemingen betreft

scholen voor voortgezet montessori-onderwijs (vmo).

MM vroeg aan twee directeuren van vmo-scholen om te

reageren op het artikel van Bas Moll. Hugo Dirksmeier

is rector van het Haags Montessori Lyceum (HML), een

school voor mavo, havo en vwo. Het HML bestaat bijna

zestig jaar en is daarmee een van de oudste vmo-scholen

in Nederland. Jules Jansen is directeur van het Montessori

College Arnhem. Deze school begon in de jaren zestig van

de vorige eeuw als ivo-school en werd begin jaren negentig

montessorischool. Het Montessori College Arnhem is een

school voor mavo en havo.

De vier vrijhedenAllereerst vroegen we de vmo school-leiders op welke wijze de vier vrijheden die genoemd worden in het artikel in hun school gerealiseerd zijn: de vrijheid van werkduur, de vrijheid van onderwerp, de vrijheid van partner en de vrijheid van verwerking.Hugo dirksmeier: ‘Vrijheid van werkduur bestaat, mits andere vakken niet te veel in het gedrang komen. leerlingen moeten zich wel eens kunnen verliezen in een onderwerp dat hen mateloos interesseert. Maar de tijd van Roel van duijn, die alleen geschiedenis en klassieken deed, is definitief voorbij!Vrijheid van onderwerp bestaat binnen bepaalde grenzen. Er zijn met name bij de zaakvakken verschillende opties bij praktische opdrachten. Eigen initiatief, mits op niveau, wordt toegejuicht.Vrijheid van partner bestaat, tenzij samen-werkend leren bestaat uit overschrijven van het werk van anderen. Invloed van docenten op het samenstellen van groepjes, waarbinnen leerlingen aanvullende kwaliteiten hebben, is van grote betekenis.Vrijheid van verwerking is volledig in overeenstemming met de theorie van de leerstijlen. Soms moet het bij de talen mogelijk zijn om bepaalde zaken mondeling te doen, als het schriftelijk (bijvoorbeeld bij dyslectische leerlingen) niet gaat.’Jules Jansen vindt dat de vrijheden op zijn school wel zichtbaar zijn, met name in de onderbouw, maar dat een ander nog wel kan worden uitgebreid: ‘Zeker het kiezen van verwerkingsmogelijkheden is nog

beperkt.’ de vrijheid van het kiezen van een partner botst op zijn school deels met een systeem in de onderbouw waarin leerlingen vaak in zogenaamde leerteams werken. daardoor wordt wel het samenwerken gestimuleerd, maar is er minder ruimte om zelf een partner te kiezen.

Herkenbaar beeld van de vmo praktijk?In zijn artikel beschrijft bas Moll dat leerlingen op vmo-scholen ‘het aller-grootste deel van de tijd’ uit methodes werken en met meer of mindere tegenzin werkboeken invullen.Hugo dirksmeier: ‘Ik herken mij voor een groot deel in het beeld dat bas schetst van het VO. Het werken vanuit methodes met eindeloze invuloefeningen van werkboeken is fnuikend. door de waardering van kwantiteit (het aftekenen) wordt nutteloos werk nog eens extra gestimuleerd. dat de instroom, doorstroom en uitstroomcijfers een rol spelen in de onderwijsorganisatie is een feit. Maar we moeten af van kwantiteit als meetinstrument. die moet geïntegreerd worden in de kwaliteit. leerlingen moeten via gevarieerde opdrachten (ook buiten de methode!) vaardigheden ontwikkelen, die de kwaliteit van het geleverde werk bepalen.’Jules Jansen gaat in op de keuzewerktijd (kwt), door bas Moll beschreven als ‘soms een soort huiswerkuurtje’: ‘We hadden altijd wel keuzewerktijduren, maar die hebben we nu bijna voor de hele school afgeschaft, ze zitten alleen nog voor een stukje in de bovenbouw in de derde en vierde klas mavo en in 3havo. Ik herken

ook wel het beeld dat bas schetst, ook onze kwt was teveel een huiswerkuur.We hebben de afgelopen jaren geregeld in het team gepraat over hoe we de kwt konden verbeteren, maar het is eigenlijk nooit goed gelukt – het leverde te weinig de kwaliteitslag op die we wilden. Toen de havo op een dislocatie zat, waren er voor die leerlingen bijna geen keuzes in vakken meer te maken en hebben we het voor hen afgeschaft. Vervolgens gingen we naar ons nieuwe gebouw en hebben we het niet opnieuw ingevoerd. We hebben de tijd teruggegeven aan de vakken en een andere opzet gemaakt.’

Andere keuzemogelijkhedenJules Jansen vertelt hoe het Montessori college Arnhem in de onderbouw de keuzewerktijd vervangen heeft door een andere opzet: ‘Voor de onderbouw zijn er nu in de middag cursussen om uit te kiezen. dat loopt van creatief tot sport tot bijvoorbeeld een opleiding tot gids in een museum. de leerlingen die dat programma gevolgd hebben en nu in de derde klas wel keuzewerktijd hebben, vinden dat maar niks, teveel een huiswerkuurtje.daarnaast hebben we in het programma van de onderbouw het leren kiezen nu breder en beter ontwikkeld. In de bovenbouw blijft het wat ingewikkelder.’Hugo dirksmeier: ‘Andere keuzemogelijk-heden voor leerlingen zijn sterk afhankelijk van docent en vakgroep. de elektronische leeromgeving kan hierbij zeker helpen. We moeten niet altijd het wiel willen uitvinden en veel meer gebruik maken van onderzoeksopdrachten van andere scholen. Variëteit in werkvormen is het sleutelwoord. binnen en buiten leren hoort daarbij. leren op andere plekken dan in de klas hoort daarbij.’

Zes voorwaardenTen slotte vroegen we de schoolleiders naar de zes voorwaarden die bas Moll heet geformuleerd. Jules Jansen ziet de voorwaarden als twee kanten van dezelfde medaille: zowel de leerlingenkant als de lerarenkant worden beschreven. ‘Soms vind ik de formulering van de voorwaarden lastig, bijvoorbeeld bij de vijfde voorwaarde: die is wel erg ruim geformuleerd. daar kan ik me voor onze praktijk niet zo veel bij voorstellen.’Hugo dirksmeier: ‘de zes voorwaarden zijn mooi geformuleerd. de werkelijkheid is weerbarstig. Maar op het HMl is de heterogene onderbouw een belangrijk element. datzelfde geldt voor de verplichte keuze-uren. leerlingen tekenen in bij docenten en overleggen met hen wat ze in keuze-uren komen doen. En niet in de laatste plaats is de voorbereide omgeving van eminent belang: een mooi, opgeruimd lokaal met verschillende plekken om verschillende dingen te doen.’ MM

Page 6: MM december

THEMA: VRijE KEuzE

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 96

Als lid van de kwaliteitscommissie van de sectie Het jonge kind word ik regelmatig uitgedaagd om over de pedagogische uitgangspunten van Maria Montessori na te denken. Onze commissie heeft de criteria en de kijkwijzer voor peutergroepen en kinderdagverblijven samengesteld (te downloaden via de site van de NMV) met deze uitgangspunten als leidraad. Vrije werkkeuze is er een van.Zo werd de eis van 50 procent vrije werkkeuze per dagdeel veranderd in 70 procent en moest ik mijn situatie en werkwijze kritisch gaan bekijken. Het dagritme in een peutergroep bestaat uit activiteiten, die regelmatig terugkeren en die de kinderen houvast en veiligheid bieden. Ik maakte een inventarisatie van alle dingen die wij gezamenlijk deden.Als eerste de kring natuurlijk, die zeker wel 20 tot 25 minuten duurde (als je het hele gedoe van stoeltjes pakken en in de kring gaan zitten meerekent).Als tweede het gezamenlijke fruit eten, waar we zeker 30 minuten mee bezig waren, omdat iedereen ook nog zijn eigen bestek en bordje afwaste na afloop.En als derde het samen buiten spelen (meestal ook 30 minuten of meer) en het wachten op de ouders aan het einde van het dagdeel.deze optelsom leidde tot de conclusie dat van de drie uur ’s ochtends de kinderen gemiddeld 90 minuten dingen gezamenlijk deden. En tijdens de middagen, die korter zijn (twee uur en 30 minuten), bleef er nog minder vrije werktijd over. dat was wel even schrikken. geen 70 maar 50 procent.Maar waar begin je?Wat mij als eerste opviel was dat niet de kinderen, maar vooral de grote mensen (mijn collega’s) heel blij waren met het dagritme. dat gaf hen vooral houvast en zekerheid.de voorgenomen veranderingen stuitten dan ook bij hen op veel weerstand en het heeft lang geduurd voordat wij waren waar we nu zijn. discussie met het personeel vormde hierbij het grootste struikelblok. We begonnen met het fruit eten. Ik gaf een briefje aan de ouders met de vraag om het fruit geschild in een bakje met de naam erop mee te geven. Of ongeschild, zodat ze het zelf konden doen - afhankelijk van het fruit. dat fruit werd in de mand gelegd en de kinderen mochten het eten wanneer ze daar zin in hadden. Het was ongelooflijk hoe snel de kinderen zich aanpasten en ze maakten er met elkaar gezellige momenten van. Sommige kinderen aten het meteen op en anderen namen echt een ‘break’ op een ander moment. Heel leuk om te zien.

Vrije werkkeuze‘Alleen het kind dat voelt wat hij nodig heeft voor zijn oefening en verdere ontwikkeling van het innerlijk leven kan waarlijk vrij kiezen.’

Maria Montessori

Margriet Hover

Natuurlijk misten we wel wat: het inschenken van de diksap en het afwassen werden nu technieken die ze individueel moesten leren. Maar dat leerden ze bij de eet- en drinkwerkjes. Het gebeurt nu vaak, dat we de hele ochtend doorwerken en als het tijd wordt voor een glaasje diksap gaan twee kinderen met een serveerkarretje rond om iedereen iets te brengen.de kring werd al snel vervangen door kleine

kring activiteiten en die leverden uitein-delijk veel meer op, omdat de kinderen die zich daarbij aansloten geïnteresseerd en gemotiveerd waren en er dus veel meer van opstaken. Natuurlijk gaan we nog wel eens samen in de kring, maar dat gebeurt incidenteel en dan doen we vaak een spel of yoga of we vieren een verjaardag. Overigens kunnen kinderen altijd besluiten dat ze niet mee willen doen.

Page 7: MM december

THEMA: VRijE KEuzE

7M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

spel of yoga of we vieren een verjaardag. Overigens kunnen kinderen altijd besluiten dat ze niet mee willen doen.Het buitenspelen was het grootste probleem. Toen we de veranderingen doorvoerden, zaten we vanwege een verbouwing tijdelijk op de eerste verdieping en konden we niet anders dan gezamenlijk naar buiten gaan. We moesten met z’n allen de trap af en samen buiten blijven. Maar de kinderen leerden wel perfect traplopen en dat zagen we dan maar als compromis. Sinds ongeveer een jaar zitten we nu in de nieuwe ruimte en het buiten-spelen is nu geen enkel probleem meer. Het begint meestal met een klein groepje dat naar buiten wil en een van de leidsters gaat dan met hen mee. de voordeur en de klas naar het lokaal blijven dan op een kier, zodat ze weer naar binnen kunnen. Maar het is ook voor de kinderen die besluiten dat ze op een later moment naar buiten willen. Zij kunnen dan zelfstandig hun jas aandoen en naar buiten gaan. Het is zo mooi om te zien hoe kinderen nu bij zichzelf blijven en echt voelen of ze binnen of buiten willen zijn. Sommige kinderen gaan wel vijf keer op en neer naar buiten en naar binnen. Als een kind moet plassen, kan hij of zij dat zelfstandig doen en daarna weer terug naar buiten gaan. Soms is de hele groep buiten en dan weer de hele groep binnen, dat wisselt heel natuurlijk en vrij.Als het tijd wordt, dat de kinderen opgehaald worden, komen de ouders binnen en ruimt het kind zijn of haar werkje op, geeft de volwassenen een hand en gaat mee naar huis.Het mooiste van deze manier van werken is dat je niet meer door de klok geregeerd wordt, maar door de behoeftes van de kinderen. Er ontstaat een flow tijdens de dag en wij laten ons met de stroom meevoeren. Er is veel meer tijd voor individuele lesjes en aandacht voor individuele kinderen en alles gaat als het ware vanzelf. Het mooiste voorbeeld is de dinsdag/vrijdag groep. In deze groep werd altijd heel weinig met het materiaal gewerkt. de kinderen waren erg op elkaar gericht, er werd altijd veel gestoeid en gespeeld en het was altijd erg druk en chaotisch. door het loslaten van het dagritme, ontdekten we dat ze begonnen te werken als wij normaal in de kring gingen. Ze hadden gewoon tijd nodig om elkaar te begroeten en met elkaar bezig te zijn, maar kwamen door het dagritme nooit aan werken toe. Heel opmerkelijk.Op dit moment komen kinderen vaak hele dagen (schooldagen/preschool) bij ons. Voor hen is het nu helemaal natuurlijk. Ze bepalen zelf wat ze doen gedurende de dag en volgen moeiteloos het ritme van de groep. Als de andere kinderen er ’s middags bijkomen, gonst het al van de bedrijvigheid en kunnen ze meteen aan de slag.We krijgen wel eens commentaar van ouders of van invallers, want die vinden het zo leuk - al die kindjes braaf in een kringetje. Maar wij willen nooit meer terug naar de oude situatie en experimenteren lekker verder met de kinderen. MM

Page 8: MM december

THEMA: VRijE KEuzE

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 98

Kiezen voor MontessoriErica Dirven

De roep om hogere kwaliteit binnen de kinderopvang en

het verplicht stellen van een goed uitgewerkt pedagogisch

beleidsplan zorgen er beide voor dat steeds meer

kinderdagverblijven een gevestigde pedagogische visie als

basis kiezen. Ook de opkomst van de brede school maakt

dat veel basisscholen zich verbinden aan kinderopvang en

andersom. De kinderdagverblijven nemen daarbij vaak de

visie van de school over.

Ouders van nu kunnen daardoor al veel vroeger een

opvang- en schooltraject voor hun kind kiezen en de

montessori kinderopvang is aan het opbloeien.

In een vraaggesprek met twee moeders, Morena Miotto

en Marta Dominguez, die voor hun kind een tweetalig

montessori kinderdagverblijf in Amsterdam hebben

gekozen verken ik wat deze keuze heeft betekend voor

hun kind en hun gezin.

Kunnen jullie ter introductie iets vertellen over de achtergrond van jullie gezin?Morena Miotto: ‘Ik ben de tweede dochter uit een Italiaans migrantengezin in Australië. Mijn vader werkte in de staal-industrie en mijn moeder was huisvrouw. Ik ging als kind naar een traditionele openbare school en ben via een secretares-seopleiding en een accountancy opleiding terecht gekomen op de universiteit, waar ik de studie psychologie heb afgerond.daarna werkte ik voor een media bedrijf, waar ik mijn man Russell ontmoette. Hij is op het Australische platteland geboren, waar zijn vader de dorpswinkel beheerde. Al vroeg is hij naar een kostschool gestuurd, waarna hij economie is gaan studeren. In januari 2007 kregen we samen een dochter, Isabella.’Marta dominguez: ‘Ik kom uit een hele grote Spaanse familie met elf kinderen en ben geboren en getogen in barcelona. Het was een druk, maar liefdevol gezin waarin de katholieke waarden hoog in het vaandel stonden. Ik ben zelf dan ook naar een traditionele katholieke school geweest. Tijdens mijn medicijnenstudie specialiseerde ik me in kindergeneeskunde. Na deze studie heb ik verscheidene jaren in een groot ziekenhuis gewerkt als kinderarts en later heb ik eenzelfde functie gehad binnen wat hier een consultatiebureau heet. Ik ben acht jaar geleden getrouwd met Marcos en heb met hem twee kinderen: een meisje van vijf, Olivia, en een jongen van bijna tweeënhalf, Marcos.’

Wanneer en waarom verhuisden jullie naar Amsterdam?Morena Miotto: ‘Mijn man werd door zijn werkgever overgeplaatst naar Nederland en wij zijn hem gevolgd. Ik zeg wij, omdat ik twee weken nadat ik hier aangekomen was zwanger bleek te zijn. Isabella is hier geboren.’Marta dominguez: ‘de kinderen en ik zijn in januari 2009 naar Amsterdam gekomen, maar mijn man was al in september 2008 vertrokken om de verhuizing voor te bereiden. We zijn verhuisd omdat mijn man een geweldig werkaanbod had gekregen en wij het een mooie kans en de juiste tijd vonden om een leven als expat te verkennen.’

Welk effect had deze verhuizing op jullie gezin?Morena Miotto: ‘Mijn familie vond en vindt het nog steeds verschrikkelijk dat ik Australië heb verlaten. Het feit dat wij zeer binnenkort naar chicago verhuizen maakt het er niet beter op. Vooral mijn oudste zus en ik missen elkaar erg. Ze is zelfs boos op me, maar Russell moet gaan waar het geld is en waar de uitdagingen zijn. Hij had al eerder een tijd in het buitenland gewoond en was heel rustig onder de verhuizing naar Nederland, maar ik was er best zenuwachtig over. Ik had ook echt geen zin om te gaan, maar nu voelt een deel van mij zich erg thuis in Amsterdam, vooral ook omdat Isabella zich hier zo goed ontwikkelt.’

Marta dominguez: ‘dit is een compleet nieuwe ervaring voor me omdat ik nog nooit in het buitenland heb gewoond. In het begin vond ik het erg moeilijk om me aan te passen. Het koude winterweer van de eerste maanden hielp ook niet echt. de kinderen en ik moesten erg wennen, maar ik moet zeggen dat we nu aan het genieten zijn. We beleven als gezin heel veel nieuwe dingen en ik merk dat we enorm groeien van deze verrijking van ons leven.’

Hoe heb je dit montessori kinderdagverblijf gevonden en waarom koos je ervoor?Morena Miotto: ‘Ik ben online gegaan en heb gezocht op de termen “Montessori”, “Amsterdam” en “Preschool”. We hadden al vroeg besloten dat ons kind naar een Rudolf Steiner of montessorigroep zou gaan, maar ik wist indertijd niet dat het eerste type hier “vrije school” heet en kon daardoor niets op dat gebied vinden. de goede naam van dit montessori kinderdag-verblijf binnen de expat gemeenschap gaf uiteindelijk voor ons de doorslag.’Marta dominguez: ‘Toen we hier aankwamen wisten we niets van kinder-opvang in Nederland, dus vroegen we om hulp bij de International School of Amsterdam, waar we onze dochter inschreven. Zij raadden ons dit kinderdag-verblijf aan vanwege de tweetaligheid en de pedagogische visie.’

Wist je al iets van montessori vóór deze keus?Morena Miotto: ‘Ik wist al iets van montessori vanuit mijn psychologie-studie, maar meer over de persoon, dan over haar pedagogische visie. Ik wist wel dat ze het belangrijk vond dat kinderen worden behandeld als waardevolle leden van de gemeenschap, dat kinderen het gereedschap aangereikt krijgen om zelfstandig te functioneren en dat het kind centraal staat. Elk kind is een individu en hoort zo ook benaderd te worden. Pas toen Isabella naar het kinderdagverblijf ging heb ik me verder in de ideeën van Maria Montessori verdiept.’ Marta dominguez: ‘Ik moet eerlijk bekennen dat ik niets van montessori afwist, behalve dat Maria Montessori pedagogisch onderzoek had gedaan.’

Wat viel je het meest op bij het eerste bezoek aan dit kinderdagverblijf?Morena Miotto: ‘Eerst zag ik al dat kleine meubilair. Ik was verbluft door al die lage stoelen en tafels, de kasten, de laag hangende schilderijtjes. Toen zag ik een klein meisje aan het werk bij een aanrecht. Ze ging volledig op in wat ze aan het doen was, echt volledig. Ze had totaal niet door dat er drie volwassenen naar haar aan het kijken waren. Isabella was die dag meegekomen en begon op een gegeven moment te huilen. Een paar oudere kinderen stopten onmiddellijk waar ze mee bezig waren en probeerden haar te troosten door haar toe te spreken en over haar rug te aaien. Ik was erg onder de indruk van hoe rustig en zelfverzekerd

Page 9: MM december

THEMA: VRijE KEuzE

9M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

ze waren. Nog iets dat onmiddellijk opviel: alles was zo geordend! Zoveel kinderen aan het werk, en toch lag alles mooi uitgestald op zijn plek.’ Marta dominguez: ‘Marcos was in barcelona al naar een kinderdagverblijf gegaan, dus kon ik het niet laten om te vergelijken. Het viel me op dat er zoveel verschillende leeftijden door elkaar heen liepen. Ook was ik onder de indruk van hoe betrokken de kinderen waren bij het klaarmaken van de maaltijden en het dekken van de tafels. Het staand verschonen viel me op en hoe zelfstandig de kinderen in de toiletruimte waren. Ook de verschillende activiteiten in de klas en de mooie materialen waarvan alles gemaakt was maakten indruk. Het geheel deed me denken aan mijn eigen kindertijd.’

Is jouw kind veranderd nadat het op het montessori kinderdagverblijf is begonnen en als dat zo is, zou je deze veranderingen kunnen benoemen?Morena Miotto: ‘Waar zal ik eens beginnen? Isabella was toen ze begon vrij onzeker in de aanwezigheid van onbekende volwassenen. Ze wilde mij graag in haar buurt op zo´n moment. Ze was ook behoorlijk afhankelijk van mij op praktisch gebied en wilde verzorgd worden. Nu kleedt ze zichzelf van boven tot onder zelfstandig aan. Isabella waagt nu ook, anders dan voorheen, altijd eerst zelf een poging voordat ze hulp vraagt bij dingen die ze nog niet geheel beheerst. Ze helpt me nu veel in huis, niet alleen in de keuken, maar ook bij opruimen en schoonmaakwerkzaamheden. Ze praat heel duidelijk en kan goed uitdrukking geven aan haar gevoelens en haar ideeën. Isabella voelt zich nu behoorlijk op haar gemak in het bijzijn van nieuwe mensen. Ze stelt zichzelf ook voor en kijkt de ander echt aan als ze in gesprek is. Ik ben daar altijd weer erg van onder de indruk. Op het moment is Isabella erg bezig met het verkennen van haar eigen wil. Ze krijgt uiteraard niet altijd haar zin, maar het feit dat ze kan uitleggen wat ze wil en waarom ze het wil helpt enorm bij het hiermee omgaan als moeder. Ze is nu gewoon veel prettiger om mee samen te zijn. Ik geniet van haar.’Marta dominguez: ‘Ik heb het gevoel dat Marcos een groter gevoel van autonomie heeft gekregen. Hij wil steeds meer dingen zelf doen. Hij helpt thuis de tafel te dekken en af te ruimen, gaat vrijwel zelfstandig douchen, inclusief het insmeren met lotion na het afdrogen, en ruimt zijn eigen speelgoed op.’

Heb je in de thuisomgeving dingen veranderd, geïnspireerd door wat je gezien hebt op het kinderdagverblijf?Morena Miotto: ‘Vroeger had ik een hek voor de keuken en mocht Isabella de keuken niet in. Vrijwel direct vanaf haar start op het kinderdagverblijf heb ik het hek weggehaald, omdat ik zag hoe het kon zijn met een volledig toegankelijke keuken. Ik heb ook speciaal keukengerei voor Isabella gekocht, zoals een dunschiller

en kartelmesje, zodat ze me kan helpen schillen en kleinsnijden. Isabella heeft een stevig opstapje gekregen zodat ze samen met mij aan het aanrecht kan werken. dit doen we dan ook vrijwel dagelijks. We hebben een Stokke stoel voor de eettafel gekocht, zodat we als gezin aan één tafel kunnen eten, maar Isabella zelf van tafel kan gaan als ze dat wil. In ons nieuwe huis in chicago heb ik gezorgd voor een lage, gemakkelijk toegankelijke kast voor het serviesgoed, zodat Isabella overal goed bij kan als ze de tafel dekt. Nu heeft ze een opstapje hiervoor nodig.Ik heb ook hogere verwachtingen van haar gekregen en laat Isabella bijvoorbeeld haar eigen wasgoed verzamelen. Ze helpt me altijd met het ophangen van de was. Haar kleding is allemaal naar lage kasten verhuisd, zodat ze zelf haar kleding kan pakken. Ook hebben we haar bed zo aangepast dat ze er nu zelf in en uit kan stappen wanneer ze dat wil.’ Marta dominguez: ‘Vooral mijn eigen

houding is veranderd. Zo probeer ik meer geduld te hebben en Marcos aan te moedigen en te ondersteunen bij het verzorgen van zichzelf in plaats van alles voor hem te regelen en te doen. Ik probeer hem ook steeds meer verantwoordelijkheid te laten dragen voor zijn eigen acties. In het huis zelf heb ik delen meer toegankelijk voor hem gemaakt. Zo heb ik bijvoorbeeld de ontbijtgranen in kleinere doosjes gedaan zodat hij ´s ochtends zijn eigen ontbijt kan klaarmaken.’

Vrijheid van keuze is een sleutelwaarde binnen een Montessori opvoeding. Hoe geef je dit vorm binnen de dagelijkse routine met je kind?Morena Miotto: ‘Ik geef Isabella keuze-vrijheid, maar ik beperk de keuze. Zo mag ze uit verschillende groenten kiezen voor het avondeten, ze kiest haar eigen serviesgoed en bestek en ik laat haar altijd uit verschillende setjes kleding kiezen. dus keuzevrijheid: ja, maar tot op zekere hoogte. We praten ook samen over de

Page 10: MM december

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9�0

ADVERTENTIE

10

Page 11: MM december

THEMA: VRijE KEuzE

��M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

consequenties van keuzes. Als ze bijvoor-beeld geen regenlaarzen aan wil op een regenachtig uitstapje naar het park is dat prima. Het betekent alleen dat je dan niet in de plassen kan spelen.Ik moet zeggen dat de manier waarop montessori met keuzevrijheid omgaat mij erg aanspreekt. Onze hele ervaring met deze vorm van onderwijs was hier in Nederland ook erg fijn. Het heeft onze dochter goed gedaan en ze staat in chicago dan ook al ingeschreven op een montessori basisschool.’ Marta dominguez: ‘Het is voor ons als ouders heel belangrijk om vast te houden aan de routines en opvoedkundige waarden van onze familie, maar ik probeer bewust hem de ruimte te geven in het toegroeien naar het steeds meer nemen van zijn eigen beslissingen binnen zijn eigen routines. Ik moet eerlijk toegeven dat het op dit moment echt een uitdaging is om goed hiermee om te gaan aangezien Marcos nu grenzen aan het zoeken is.’

MM

Vrijheid van werkenJanneke Geluk

In het vorige nummer heb ik in het stukje over straffen en belonen geschreven dat het geven van vrijheid tot handelen discipline oplevert. Ik betoogde dat deze intrinsieke motivatie ertoe leidt dat een kind meer activiteiten gaat ontwikkelen en veel werk laat zien. de vrijheid van werken van kinderen wordt in het montessori-onderwijs ingekaderd door de voorbereide omgeving. Om de vrijheid van werken te bespreken, nemen we een kijkje in diverse groepen. doorkijkje 1: de groep van Eline is na de klassikale uitleg van de begrijpend leesles bezig met het zelfstandig verwerken van de vragen die bij de les horen.doorkijkje 2: In de groep van Rob liggen de weektaken met de planning op de tafels. Ieder kind is bezig met de taak die hij gekozen heeft voor dit moment. de bedoeling is dat aan het einde van de week de afgesproken taken zijn uitgevoerd.doorkijkje 3: In Vera’s groep zijn de kinderen bezig met de taken die zij zichzelf hebben opgedragen. daartoe hebben zij een onderzoeksvraag opgesteld met daarbij een plan hoe zij deze vraag gaan beantwoorden en wat zij denken dat het resultaat zal zijn.Het zijn bestaande voorbeelden uit montes-sorischolen. daar zijn ook varianten van deze doorkijkjes waar te nemen.Alle genoemde vormen kunnen in principe leiden tot een goed leerresultaat. de ene vorm is niet beter dan de andere voor het behalen van leeropbrengsten. Wel zien we een verschil in voorbereide omgeving. Vanuit deze omgeving vindt de keuze van het werk plaats. Naast de keuze van het werk spelen tempo, duur en cyclus een rol. In dit artikel ligt het accent op de keuze bij de vrijheid van werken. Tempo, duur en cyclus komen later aan bod.

‘Vrij’ is in dit verband onlosmakelijk verbonden met het krijgen van de ruimte om de eigen activiteiten te ontplooien. de ruimte voor het jongere kind van nul tot ongeveer zes jaar bestaat uit het onderwerp waaruit het kan kiezen. Kinderen in deze leeftijd zijn vooral gericht op het zien van de ordening. de rol van de volwassene is het scheppen van een goed voorbereide omgeving waarin kinderen ervaringen op kunnen doen en kinderen laten begaan als ze eenmaal bezig zijn. Kinderen bereiken in deze fase met name de fysieke onafhankelijkheid. Je kunt niet vrij zijn zonder onafhankelijk te zijn. Als het ongeveer zes tot twaalfjarig kind zich vrij en onafhankelijk voelt zal het eigen keuzes maken. Het hoeft niet bang te zijn dat hij iets fout doet of straf zal krijgen. Integendeel, het kind zal welbewust het gekozen werk aangaan. Montessori zegt hierover dat de geest van het kind de ruimte krijgt. dit is de reden dat kinderen meer activiteiten gaan ontwikkelen en veel werk laten zien. doordat zij veel werk verrichten krijgt de leraar meerdere kansen om de ontwikkeling te zien of na te vragen. de rol van de volwassene is kinderen te helpen zelf werkzaam te zijn. Kinderen moeten zelf redeneren, oordelen en denken. Wanneer wij hen hierbij helpen, verwerven zij onafhankelijkheid op geestelijk gebied. Het valt op dat kinderen in deze fase bewust en gericht het werk kiezen om aan hun doel te bereiken. Jongeren in de leeftijd van de Erdkinder (circa twaalf tot vijftien jaar) worden gegrepen door grotere zaken dan het schoolwerk. Zij willen hun kennis en vaardigheden inzetten bij het werken aan de wereld om hem heen. de ruimte die zij willen is om echte verantwoordelijkheid te dragen en daadwerkelijk besluiten te

nemen. de jonge mens bereidt zich voor op de wereld van de volwassenen. Hij moet een juiste mate van vrijheid genieten voor de verwezenlijking van zijn initiatief. dit initiatief moet binnen zekere grenzen gehouden worden en ook aan zekere regels voldoen.Volgens de bovenstaande redenering is de vrijheid niet alleen aan het werken maar ook aan de persoonlijkheidsontwik-keling gekoppeld. Kinderen verwerven namelijk zelfstandigheid door het krijgen van vrijheid. de vrijheid gecombineerd met zelfstandigheid levert het hebben van verant-woordelijkheid op. de mens zet zijn kennis en verantwoordelijkheid in als actief lid van de maatschappij. de lijn naar de antropo-logie en het pedagogisch didactisch concept van Maria Montessori is bij deze getrokken.We kunnen de volgende conclusies trekken:– Alleen door vrijheid en ervaring uit de

omgeving kan de mens zich ontwikkelen.– Zelfstandig (ver-)werken is een ander

begrip dan het verwerven van zelfstan-digheid (doorkijkje 1).

– Het in eigen gekozen volgorde werken aan van buitenaf aangedragen taken is een ander gegeven dan in vrijheid de eigen taak kiezen (doorkijkje 2).

– Het werken aan de eigen leervragen door een kind vraagt om een vrijheid binnen grenzen, waarbij de volwassenen het kind helpen om zelf werkzaam te zijn (doorkijkje 3).

de essentie is dat kinderen en jongeren vrijheid als een belangrijk erfgoed ervaren. geef de school de ruimte om dat zichtbaar te maken. Hoe kunnen we in ons montessori werkveld over dit erfgoed met elkaar in gesprek komen?

Janneke Geluk werkt voor de CED-Groep in Rotterdam.

MM

Page 12: MM december

VERENiGiNGsNiEuWs

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9�2

Van het bestuur en de sectiesVan de NMV-voorzitter

Op weg naar één verenigingde NMV conferentie stond dit jaar in het teken van het thema ‘dat is taal!’. Een humoristische en kritische inleiding van Peter-Arno coppen over grammatica-onderwijs en de gedichten van Meike Mardjan, de junior stadsdichteres van Enschede, vormden een inspirerende start van een geslaagde dag vol workshops voor de verschillende secties van onze vereniging. de aanwezigheid van zoveel leden bood dit jaar het bestuur van de NMV de gelegenheid om tijdens de algemene leden vergadering uitgebreid van gedachten te wisselen over het beleid voor de komende periode.centraal binnen dit beleid staat het bouwen aan één vereniging. Het afgelopen jaar hebben we daarvoor onze ambities geformuleerd en voorgelegd aan de secties. Opmerkingen van groepen leden zijn verwerkt. daarmee weten we waar we naar toe willen. Komend jaar zetten we hierin de volgende stappen. Ik licht er hier de belangrijkste speerpunten uit. Het bestuur wil dit jaar benutten om de structuur van de vereniging te versterken. Zo onderzoeken wij de mogelijkheid om opleiders, nascholers, begeleiders en ontwikkelaars samen te brengen in een sectie ‘Opleiding, begeleiding en ontwikkeling’ (ObO) binnen de vereniging. dat kan de samen-werking met de andere secties en met het Montessori Kenniscentrum ten goede komen. Met de sectie ‘Het jonge kind’ worden gesprekken gevoerd hoe we deze

sectie kunnen versterken en ondersteunen. datzelfde gebeurt met de sectie VMO over ‘volledige’ opname in de vereniging. Al deze activiteiten zullen er toe leiden dat we op de AlV van 2010 aan de leden een voorstel zullen doen voor aanpassing van onze statuten.Tegelijkertijd willen wij dat iedere sectie in ieder geval twee vaste commissies kent. In de eerste plaats een commissie Toelating en erkenning. deze commissies moeten ervoor gaan zorgen dat in 2012 alle leden (scholen, peutergroepen, opleidingen) en alle producten en diensten zijn beoordeeld en zijn erkend of gecertificeerd op basis van een kwaliteitskader. Samen met het Montessori Kenniscentrum zullen de procedures van deze commissies op elkaar worden afgestemd.Wij willen ook dat elke sectie een commissie Ondersteuning montessori-scholen (of peutergroepen of opleidingen) gaat inrichten. deze commissies gaan aspirant leden helpen, wanneer deze lid willen worden van de vereniging. Ook kunnen deze commissies desgevraagd leden helpen die deze steun (tijdelijk) nodig hebben, bijvoorbeeld omdat zij door de inspectie onder verscherpt toezicht worden geplaatst. de commissie kan hen in zo’n geval adviseren bij het opstellen van een plan van aanpak.deze structurele activiteiten van het bestuur sluiten aan bij twee speerpunten van het Montessori Kenniscentrum het afgelopen jaar, namelijk afstemming van de kwaliteits-bewaking (toelating en erkenning) en van de opleidingen.Naast deze activiteiten zet het bestuur komend jaar in op verbetering van de communicatie. Ook dat is taal! Hiervoor is een commissie communicatie van start

gegaan met het samenstellen van een communicatieplan. Verbetering van de website en de communicatie met de leden en ondersteuning van leden door het ontwikkelen en verspreiden van materialen zullen daarin een plaats krijgen.de lijnen die zijn uitgezet voor komend jaar konden rekenen op steun van de algemene vergadering. Maar het moet niet bij woorden alleen blijven. Of zoals één van onze leden opmerkte tijdens de AlV: ‘Ik moet aan mijn mensen kunnen uitleggen en laten zien wat de vereniging voor hen doet.’ En dat kan ik van harte onderschrijven. Niet alles mag alleen maar taal blijven! We zullen het dus ook echt moeten gaan zien.

Cor Hoffmansvoorzitter NMV

Van de sectie basisonderwijsIn het sectieoverleg is ruim aandacht besteed aan het regio-overleg. We spraken over de betrokkenheid van de individuele scholen bij het overleg, maar ook over de rol die het regio-overleg zou kunnen vervullen in het kader van collegiale consultatie op schoolniveau. collegiale consultatie voor scholen die kennis willen uitwisselen en delen naar aanleiding van een visitatie, maar ook collegiale consultatie voor aspirant-leden van de Nederlandse Montessori Vereniging of startende directeuren in het montessori-onderwijs. Aspirant-leden worden uitgenodigd voor het regio-overleg en dit verband zou bij uitstek een goede plaats zijn om kennis te vergaren en uit te wisselen over de ontwikkeling die een nieuwe school doorloopt. collega scholen kunnen aanspreekpunt zijn, misschien kan er wel iets ontstaan als een mentorschool(en). dit kan ook gelden voor scholen die bepaalde onderdelen van hun montessorivisie willen ontwikkelen of versterken. Ook in die gevallen zou het regio-overleg een duidelijke rol kunnen spelen. Het gaat er naar onze mening over om vooral samen sterk montessori-onderwijs vorm te geven. Naast het versterken van de onderlinge betrokkenheid, blijft het regio-overleg het platform waar ook de komende tijd stukken vanuit het Montessori Kennis-centrum worden besproken. Het baart zorg dat niet alle regio’s even goed lopen. de regio Zuidwest heeft op dit moment zelfs geen voorzitter en is niet vertegenwoordigd in het sectiebestuur. Met deze regio’s is en wordt contact opgenomen. Het sectiebestuur heeft zijn begroting vastgesteld. Naast de begroting voor de Kerncommissie Toelating en erkenning, is er geld gereserveerd voor het

Page 13: MM december

VERENiGiNGsNiEuWs

��M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

taalproject en voor het opstellen van een stuk over passend onderwijs in het montessori-onderwijs. daarnaast is er geld gereserveerd voor de projectgroep rekenen. In de afgelopen periode is een aantal scholen gevisiteerd. Erkenning is verleend aan de Montessorischool Tiel, Montes-sorischool ‘Nieuw Vreugd en Rust’ Voorburg, Montessorischool ‘de Plotter’ Zutphen, Montessorischool ‘de Kleine Prins’ Rotterdam, Montessorischool ‘de Eilanden’ Amsterdam, Montessorischool Weert, 2e Montessorischool ‘de Wielerbaan’ Enschede, Montessorischool ‘de Vleugel’ Nieuwegein, Montessorischool beverwijk, boerhaave 2e Openbare Montessorischool groningen. de Obs Annie M.g. Schmidt, afdeling Montessori, is gevisiteerd in het kader van aspirant-lidmaatschap. Een positief bezoek en de erkenning volgt 2011-2012.

Ronald Steenvoorzitter sectie basisonderwijs

Van de sectie voortgezet onderwijsde NMV conferentie was geslaagd. Vanuit VMO perspectief waren de workshops over taal interessant. Ik heb van alles geleerd over de nieuwe eisen omtrent het Europees referentie kader voor de moderne vreemde talen. de examens in Frans, duits en Engels worden gewogen en uitgedrukt in een Europese standaard. Een werkgever of opleiding waar dan ook in Europa weet wat hij in huis haalt als hij een iemand aanneemt die Frans heeft afgesloten op niveau b1 of b2, of c1. deze Europese normering betekent het nodige voor de examens, maar ook voor de programma’s die leerlingen op het examen voor bereiden. Sowieso is het van waarde dat scholen voor voortgezet montessori-onderwijs zich manifesteren op de NMV conferentie. dit jaar doen alleen twee docenten van het Herman Jordan de Montessori Master bij het centrum voor Nascholing Amsterdam. Het is nadrukkelijk het streven van het VMO dat volgend jaar tenminste vijftien docenten deze master volgen. Het is van belang voor de vereniging om de kennis omtrent montessori te verdiepen en te verbreden. Met vijftien kandidaten wordt er een aparte klas geformeerd, de deelnemers werken twee jaar gezamenlijk aan hun verdieping. dat is niet alleen goed voor de deelnemers en hun scholen het is ook van waarde voor het VMO, de uitwisseling tussen de scholen.

Ik roep de scholen op om bijtijds kandidaten naar voren te schuiven, zodat we bij het volgende Ab op 24 maart de zaak rond hebben.

Wiebe Brouwervoorzitter sectie voortgezet onderwijs

Mededelingen

Van het bestuurContributienota'sde NMV contributienota's zijn verzonden. Het zou fijn als spoedig kan worden betaald.

HerinneringsbrievenIndividuele leden met een betalingsach-terstand van drie jaar of meer krijgen binnenkort een brief met het verzoek de achterstallige contributie te voldoen of aan te geven wanneer wel is betaald. bij uitblijven van een betaling is de NMV helaas genoodzaakt in de eerstvolgende Algemene ledenvergadering van de NMV een voorstel tot royement in te dienen. Scholen met een achterstand in de betaling, worden gebeld.

Verzamelde werken van Maria Montessori verschijnen in het DuitsSinds meer dan tien jaar werkt het leer- en researchcentrum voor Montessori-opvoeding van de Universiteit Munster onder de leiding van Prof. dr. Harald ludwig in samenwerking met de uitgeverij Herder en de Association Montessori Internationale (AMI) in Amsterdam aan een wetenschappelijke uitgave van de verzamelde werken van Maria Montessori in het duits. de bedoeling is dat in 23 banden en deelbanden bijna het hele gepubliceerde werk van Maria Montessori en delen van haar omvangrijke, nog niet gepubliceerde geschriften – hoofdzakelijk aantekeningen bij haar talrijke voordrachten in veel landen

van de wereld uit vier decennia – voor de duitstalige lezer toegankelijk worden gemaakt. de nieuwe Montessori editie is gebaseerd op de tot nu toe geldende wetenschap-pelijk gefundeerde Montessori teksten, die door de professoren Paul Oswald en günter Schulz-benesch uit Munster bij de Herder uitgeverij werden uitgeven. de teksten worden op een nog bredere wetenschap-pelijke basis gezet en zo nodig aangevuld door aanvullende teksten.In het voorjaar van 2010 verschijnen als eerste uitgave ‘de ontdekking van het kind’. dit is een historisch-kritische uitgave van de in 1950 verschenen vijfde Italiaanse druk met veranderde titel van Montessori’s opvoedkundige debuut ‘de methode van de wetenschappelijke opvoedingskunde toegepast op de opvoeding van het kind in de kinderhuizen’ van 1909. de talrijke wijzigingen die Montessori in de loop van vier decennia aangebracht heeft aan dit fundamentele werk worden in voetnoten en langere teksten in de appendix gedocumenteerd, zodat het lezerspubliek zich een beeld kan vormen van de ontwikkeling van de opvoedkundige gedachten van Montessori vanaf het begin tot de latere tijd, maar ook van de verande-ringen in wetenschap en maatschappij, die daarin hun neerslag hebben gevonden. Eveneens in het voorjaar van 2010 verschijnt het ‘Handboek van de weten-schappelijke opvoedingskunde’ op basis van de tweede Italiaanse druk van 1930. In de herfst van 2010 volgt ‘Opvoe-dingskunde en maatschappij’, waarin de sociaalkritische geschriften van Montessori uit de jaren 1896 tot 1915, verzameld zijn, die tot nu toe grotendeels alleen in het Italiaans of het Engels gepubliceerd waren en moeilijk toegankelijk waren. de realisatie van dit grote project in economisch moeilijke tijden wordt mogelijk door de moed van de uitgeverij, de coöperatie van het Montessori centrum van de Universiteit Munster met de Association Montessori Interna-tionale (AMI, Amsterdam) en de Opera Nazionale Montessori (ONM, Rome) en verder door de financiële steun van talrijke Montessori organisaties zoals die deutsche Montessori-Vereinigung e.V, die deutsche Montessori-gesellschaft e.V, der Montessori-dachverband deutschland e.V, die Stiftung Montessori-Pädagogik–Reformpädagogik–Wissenschaft en Nienhuis Montessori. Er zijn ook giften van particuliere personen. Met het verschijnen van drie tot vier banden per jaar is de bedoeling dat alle banden van de editie tot het jaar 2016 beschikbaar zijn.

Harald Ludwig

Page 14: MM december

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9�4

Montessori KenniscentrumOnderzoek wordt ‘hot’Geerte van de Groep, Michael Rubinstein

Zomaar wat zaken die in de afgelopen weken langs kwamen:– Op het Montessori lyceum Amsterdam

presenteerden onderzoeksdocenten hun nieuwe onderzoeksonderwerpen. Een jaar lang voeren zij, onder begeleiding van de universiteit, onderzoek op school uit dat volgens de formele regels van onderzoek wordt opgezet en tegelijk dienstig is aan schoolinnovatie. Een van de gekozen onderwerpen heeft als beginvraag waarom jongens op school slechter presteren dan meisjes. dat onderwerp riep een heleboel reacties op in de zaal. En een ervan was: is dat niet iets voor het kenniscentrum? Zou die vraag niet spelen op meer scholen?

– Al zijn de montessori masters voor VO en PO nog niet van start gegaan, toch doen twee docenten uit het VO al mee aan de masters opleiding. Uiteraard willen zij hun onderzoek toesnijden op een onderwerp dat relevant is voor montes-sorischolen.

– Er bestaan in het VO academische oplei-dingsscholen waarin onderzoek wordt

uitgevoerd, maar daarnaast doen scholen ook aan actieonderzoek – MM berichtte daar een aantal jaren geleden al eens over. Zo is/wordt er bijvoorbeeld op het Montessori college Nijmegen-groesbeek onderzoek gedaan naar het effect van minilaptopgebruik en de mogelijk negatieve ontwikkeling van rekenvaar-digheden op school.

deze voorbeelden laten zien dat onderzoek langzamerhand ‘hot’ wordt op scholen. Nu vooral nog op VO scholen, maar het PO zal volgen – denk daarbij maar aan de master voor PO en aan de academische pabo. bovendien wordt in de lerarenoplei-dingen onderzoek sowieso nadrukkelijker naar voren geschoven. dat betekent dat studenten die stage lopen meer substan-tiële onderzoeken uitvoeren en dat die onderzoeken daardoor ook meer betekenis in de stageschool krijgen.Misschien is onderzoek een modetrend, maar dan wel een die prachtig aansluit bij montessori-onderwijs. Immers, nieuws-gierigheid is een belangrijk element in

de grondhouding van montessorileraren en een noodzakelijke voorwaarde voor het ontwikkelen van een onderzoekende houding van leerlingen. die nieuwsgie-righeid wordt zichtbaar in de eenvoudige dingen van de alledaagse schoolpraktijk, maar kan soms meer gewicht krijgen in de vorm van ‘echt’ onderzoek.Aan dat echte onderzoek wil het kennis-centrum meehelpen, met name vanuit de vraag wat onderzoeksonderwerpen zijn die relevant zijn voor montessorischolen. Als eerste stap gaan we een moment organiseren waarop een aantal lopende onderzoeken gepresenteerd wordt aan iedereen die er belangstelling voor heeft – leraren uit alle secties zijn welkom. Het vervolg kan dan zijn om met elkaar te brainstormen over mogelijke vormen van zinvol onderzoek op montessorischolen. die eerste bijeenkomst gaan we ergens in het vroege voorjaar laten plaatsvinden. Wie nu al belangstelling heeft of een bijdrage wil leveren: stuur een mail [email protected]

NMV conferentie 2009Op 11 november vond in Utrecht de jaarlijkse NMV conferentie plaats met dit jaar als titel

‘dat is taal’. In deze MM komen we kort terug op de conferentie: met een kort inleiding en

met twee impressies van bezoekers: Willemien Bekema en Fransje Weaver. Ook publiceren

we een van de gedichten die Meike Mardjan, junior stadsdichter van Enschede en leerling

van montessorischool ‘Het Zeggelt’ met veel verve voordroeg. De foto’s zijn gemaakt door

Astrid van Rijn.

Korte terugblik vanuit de organisatie

Met 180 betaalde inschrijvingen was de conferentie iets beter bezocht dan vorig jaar. Uit een eerste scan van de ingevulde evalu-atieformulieren blijkt dat verreweg de meeste bezoekers tevreden waren over de workshops. Als deelnemers ontevreden waren kwam dit met name omdat er te weinig nieuwe informatie werd geboden. de workshopgevers krijgen allemaal de uitgewerkte evaluatiege-gevens toegestuurd.Een nieuw element op de dag was de jaarvergadering van de NMV. Hoewel de vergadering zelf won aan levendigheid en aan waarde –

met honderd leden vergaderen levert nu eenmaal rijkere informatie op dan met tien leden – was de waardering over de plaatsing van de vergadering overwegend negatief.bij mogelijk onderwerpen voor een volgende conferentie werd rekenen/geometrie vaak genoemd. Een werkgroep gaat zich buigen over inhoud en vorm van volgende NMV conferenties (meervoud!) en zal daarover met voorstellen komen, die dan ook weer in MM gepubliceerd worden.

Geerte van de GroepMichael Rubinstein

MM

Page 15: MM december

�5M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

Dat is taal óók!Willemien Bekema

‘luisteren, praten, schrijven, ontmoeten’ – die woorden geven mijn beleving weer van de NMV conferentie van 11 november. Het thema van de dag was ‘dat is taal’ en al bij de inleiding was er genoeg stof om het een geslaagde dag te laten worden.de dag begon met een uiteenzetting van hoogleraar coppen over het grammatica- en taalonderwijs. Een deel van zijn betoog ging over taalbeleving en taalgevoel bij kinderen en volwassenen en sloot aan bij de bijdrage in Montessori Mededelingen van oktober. Een gedegen verhaal, weten-schappelijk en theoretisch. goed om je bewust te zijn waarom onderwerpen in het montessori-onderwijs aan de orde komen en wat de verbanden zijn met de (hedendaagse) ontwikkelingen op het gebied van taal. Als voorbeeld van hoe ingewikkeld taal is, nam coppen de titel van de conferentie, ‘dat is taal’. Wat is in deze zin het onderwerp? dat is nog niet zo eenvoudig: is het ‘dat’ of is het ‘taal’?de eerste workshop die ik volgde was van Els Westra: ‘bepalen van problemen in de spraaktaal ontwikkeling bij kinderen van 2 tot 12 jaar’. de bulb (mijlpalen in de spraaktaalontwikkeling bij jonge kinderen), zoals Montessori die al beschreef in 1951, is de periode waarin kinderen enorm talig zijn. de ontwikkeling van nul tot zesjarigen en de ontwikkelingen

van taal is enorm groot. door goed te observeren en signaleren kunnen we veel van die ontwikkeling zien. We moeten dan ook niet klakkeloos de methodes zoals Pyramide en Kaleidoscoop op de kinderen loslaten die in de voorschoolse opvang worden gebruikt. Maar we moeten in gesprek gaan met de kinderen en vooral kijken en luisteren wat kinderen vertellen en zeggen. Zo kunnen we de taalontwik-

keling en taalgevoel van kinderen in kaart brengen. dit doen we dan op basis van de theoretische en wetenschappelijke inzichten over hoe de taalontwikkeling in de hersenen plaatsvindt. deze kennis hebben we nodig om de problemen in de taalontwikkeling van de kinderen te zien en eventuele stagnaties waar te nemen. We kunnen dan vervolgens beslissingen nemen over wat de vervolgstappen moeten zijn in de begeleiding.Na de lunch was de keuze om de jaarver-gadering van de Nederlandse Montessori Vereniging te bezoeken of een frisse neus te gaan halen. Ik koos voor de jaarverga-dering. die nam een uur beslag en had wellicht iets korter gekund. Toch was het aantal aanwezige leden nog nooit zo groot en vond ik het een ludiek idee om deze formele bijeenkomst in de conferentie te plaatsen.In de jaarvergadering kwam de nieuwe opzet van de structuur van de vereniging aan bod en was er informatie over de ontwikkelingen van het kenniscentrum. Het bestuur greep de gelegenheid aan om nog eens te benadrukken dat de vereniging uit leden bestaat. de scholen worden vertegenwoordigd door de mensen die aanwezig zijn. de leden bepalen de acties van de NMV. dit uit zich door de organisatie rondom regio’s en het sectiebestuur per onderdeel. dus zorg dat je als school in de regio door de directie vertegenwoordigd wordt! dat is belangrijk om de ontwikkelingen te volgen, je bent niet alleen een school maar ook onderdeel van een vereniging die het montessori-onderwijs vertegenwoordigd in verschillenden geledingen. Het was goed te horen hoe de vereniging haar organisatie wil neerzetten, waarin ook meer aandacht zal zijn voor de sectie Het jonge kind. Er komt hoogstwaarschijnlijk een nieuwe sectie voor de opleiders en begeleiders en het voortgezet onderwijs gaat helemaal deel uitmaken van de vereniging.

Page 16: MM december

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9�6

daarna volgde ik de workshop ‘Psico geometrí - ervaringen uit de praktijk’. Ik was wat sceptisch, omdat ik dacht: wat heeft geometrie nu voor een verband met taal? Maar het woord psico intrigeerde mij. dit bleek de basisliteratuur te zijn voor het geometrieboek. Thuis heb ik later inderdaad een deel van de vertaling terug gevonden in mijn geometrieboek van de opleiding. Het bleek een verhelderende workshop, waarin nog eens uiteengezet werd, waarom geometrie niet iets ‘engs’ is en het niet om de producten gaat maar om de onbewuste waarneming gaat. Met de kijkwijzer werden we ertoe aangezet om creatief om te gaan met de geometrische lichamen. dit naar aanleiding van een inspi-rerende film van een montessorischool uit St.-barbara waar kinderen met geometrie bezig waren. de boeken zijn een aanvulling en het experimenteren staat voorop. Zo kun je met het geometrisch kastje heel veel verschillende ontdekkingen doen en signa-leringen maken die met taalontwikkeling te maken hebben.We spraken met elkaar over parallellepi-pedum....een prachtig voorbeeld van een taalbeleving die je niet vergeet als kind - maar welk geometrisch lichaam hoort daar nu bij? En zo is geometrie dus óók taal!

Willemien Bekema is directeur van Montes-sorischool Jan Vermeer in Delft.

Montessoridag over taalFransje Weaver

Met veel zin in een hele dag over montessori en taal gingen wij als docenten van het Montessori lyceum Amsterdam naar Utrecht, heel gezellig in de trein.Wij werden opgewarmd voor deze dag door Peter-Arno coppen. Hoe zit het en hoe hoort het met taal, Stoïcijnse filosofen versus de Alexandrijnse filosofen. Anomalieën en Analogieën. Wat is taal? dat zijn talen en niet zijn taal. dat is ook taal en dat is taal ook. begrijpen en

Veel belangstelling voor de ledenvergadering, maar weinig waardering voor dit experiment...

begrepen willen worden want het gaat tenslotte over communicatie. grammatica is ‘thinking skills for messy problems’ en zo is het maar net.Maar er zijn er kaders waar we aan moeten gaan voldoen, de gewenste kenmerken van een nieuw beschrijvingskader, want de school dreigt een sjoelbak te worden van een zesjes cultuur en daar zal het ERK ons gelukkig voor behoeden. We volgden de lezing van gerard Westhoff over dit onderwerp. Werken met ‘chunks’ of toch met ‘creative speech’? Je begint met taal en het systeem volgt de natuurlijke taalver-werking. de beoordeling moet transparant zijn voor buitenstaanders. Het mag niet gekoppeld worden aan een schooltype of het niveau van medeleerlingen, het moet functioneel zijn. Het gaat niet om wat je weet, maar wat je ermee kan en het moet internationaal ingezet kunnen worden: mijn b1 is ook jouw b1 in Polen of Portugal. Of de totale onderdompeling, zoals ze dat met veel lef en enthousiasme aan

het Montessori college in Arnhem doen. drie maanden lang krijgen leerlingen niets anders dan Engels of Frans en duits in leerteams met leermappen. Zestig a zeventig leerlingen in een grote ruimte die de dag gezamenlijk starten en daarna in groepjes aan de slag gaan met hun keuze opdrachten en hun zelf gekozen werkvorm. Toneelpresentaties en werkstukken. Het slaat aan bij de leerlingen, zij voelen zich meester van hun eigen werk. Montes-soriaanser kan bijna niet. Je moet het maar durven! dit alles werd ook nog eens omlijst met fijne mapjes en goede informatie, zodat we wisten waar en wanneer we ergens werden verwacht. En tussen door werden wij getrakteerd op een lekkere lunch en opgeluisterd met een vergadering van de NMV.Moe maar voldaan en geïnspireerd gingen wij weer naar huis.

Fransje Weaver is docent op het Montessori Lyceum Amsterdam.

AlleenJe loopt op het schoolplein.Niemand loopt naar je toe,je bent weer eens alleen.Je ziet kinderen spelen.Kinderen genoeg.Waarom loop je niet naar ze toe!Sukkel!, zeg ik zachtjes tegen mezelf.Ze komen toch niet vanzelf naar me toe.Je bent gewoon te bang! Schijterd!Ik ben niet bang!Zeg ik keihard.Iedereen kijkt naar mij.Opeens zie ik een hele donkere plek op m'n broek.Waarom praat ik toch altijd tegen mezelf.

Meike Mardjan

MM

Page 17: MM december

HugoWaarom verschillen montessorischolen in

het voortgezet onderwijs zo van elkaar ?

Als je een montessori basisschool in Nederland binnenloopt, dan merk je in korte tijd wat die school onderscheidt van andere basisscholen. Montessori basisscholen kunnen verschillen wat populatie betreft, maar niet in hun pedagogische en didactische principes. Er is een gemeenschappelijke filosofie over de ontwikkeling van het kind en over de wijze waarop je kinderen in staat stelt zich optimaal te ontplooien. Je kunt door bepaalde verschillen in aanpak heenkijken om die filosofie te zien.dat is voor de leeftijdsgroep tussen twaalf en achttien wel anders. Als docenten van het HMl terugkomen van een cursus met docenten van andere montessori lycea vertellen ze altijd met verbazing over de totaal verschillende invulling van het gedachtegoed op de scholen. Zeker nieuwe docenten verwachten dat niet. Ze denken gekozen te hebben voor een school, die bij een ‘club’ hoort, die dezelfde leerprincipes uitdraagt en die een herkenbaar organisatiemodel heeft. dat laatste is zeker niet het geval. Het eerste begint te komen en dat zeg ik niet omdat ik nu toevallig in het bestuur van het VMO zit. Nee, het grote verschil zit hem in de ontstaansgeschiedenis van een school en in zijn concurrentiepositie.Er zijn op dit moment veertien scholen voor voortgezet montessori-onderwijs in Nederland (totaal zelfs twintig locaties). In de jaren zestig waren er slechts vier of vijf. die hadden wel een herkenbaar profiel, ook al omdat ze relatief veel contact met elkaar hadden. Toch verschilden ze behoorlijk van elkaar. dat was en is begrijpelijk vanuit het idee, dat er geen vaste montessori-ideologie was voor kinderen tussen 12 en 18. Er waren wel afgeleides van de basisschoolfilosofie en enkele ideeën als wetenschappers-organisatoren-maatschappelijk werkers. de ruimte om te verschillen was groot. Het enige waaraan je moest voldoen waren de criteria van het landelijk eindexamen voor gymnasium, hbs of mulo. docenten waren wel allemaal idealisten, die eindeloos veel eigen materiaal produceerden en werk maakten van voorbereide omgeving en koestering van het individuele leren. Vanaf de jaren tachtig begonnen onderwijskundigen steeds meer belangstelling te krijgen voor het montessori-leren op VO-niveau. de Tweede Fase is een schoolvoor-beeld van de manier waarop het gedachtegoed werd geïncorporeerd in het nationale onderwijsdenken. Vanaf die periode zijn er ook meer scholen bij de club gekomen. dat kon verschillende oorzaken hebben. Zo heeft een aantal scholen een neergaande trend omgebogen door zich aan te sluiten bij de montessori vereniging. Andere scholen deden het vanuit wervingsoogpunt. door die grote verschillen in uitgangspositie is het zeer belangrijk om een gemeenschappelijk kader te ontwikkelen. de visitaties zijn cruciaal om te bepalen waar je staat en of je jezelf nog wel montessori kunt noemen. Een verplichtend keurmerk zou goed zijn. Maar van doorslaggevend belang is de ontwikkeling van een gemeenschappelijk didactiek, die zich onderscheidt van de andere scholen. Het begin is er. Nu komt ook een gemeenschappelijk docentprofiel van de grond. Als we daar ook een eigen opleiding aan kunnen koppelen, dan komen we in de buurt van een échte onderwijsfilosofie. Als dat niet lukt blijven we eeuwig de vraag stellen die boven deze column staat. En die vraag zou eigenlijk moeten luiden: waarom verschillen montessori VO-scholen zo weinig van elkaar?

Hugo Dirksmeier

MM

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9 �7

Page 18: MM december

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9�8

ADVERTENTIE

18

Page 19: MM december

�9M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

Montessori Mededelingen voor alle ouders en personeelsledenLouis Jongejans

Nadat ik hoorde dat een aantal ouders en personeelsleden geen enkel beeld had van de Nederlandse Montessori Vereniging, laat staan in beeld hadden dat je van zo’n vereniging lid kan worden hebben we op het Einstein lyceum lang nagedacht hoe we de betrokkenheid bij de NMV zouden kunnen vergroten. Het is tenslotte je schoolprofiel en dat wil je zo duidelijk mogelijk neerzetten. Een stukje in de maandelijkse nieuwsbrief leverde blijkbaar niet voldoende op. bovendien ontbreekt dan vaak de inhoudelijke component, waar met name personeelsleden in geïnteres-seerd zijn. Reden om de Montessori Mededelingen twee keer aan alle ouders en personeelsleden door te sturen, waarbij

de tweede keer met een bijgevoegd briefje gevraagd wordt lid te worden van de vereniging of een abonnement te nemen op het blad. de reacties op de eerste zending waren positief. Personeelsleden zijn geïnteresseerd in waar de vereniging zich mee bezig houdt en ouders begrijpen dat de montesso-rischolen elkaar op inhoud proberen te vinden. Zo gaf een ouder aan dat zij geen idee had dat de vereniging uit zoveel scholen bestond. Zij had helemaal geen beeld van de diversiteit en overeenkomsten tussen de verschillende montessorischolen. Zelfs enkele leerlingen uit de bovenbouw hadden het blad doorgebladerd en bekeken. de interesse bij de ouders blijkt

te liggen bij actuele informatie (griep-pandemie, docenten bij de voornaam noemen) en bij interviews. Medewerkers van de school dachten overigens dat ze vanaf nu de Montessori Mededelingen nu elke keer zouden krijgen. Helaas gaat dat Albert Einstein net iets te veel kosten, maar vanzelfsprekend heb ik ze gewezen op de mogelijkheid van een abonnement en/of lidmaatschap. Overigens is het mogelijk voor niet al te hoge kosten als school via de redactie de Montessori Mededelingen enkele keren te verkrijgen. Ik verwacht dan ook dat na deze Montessori Medede-lingen enkele ouders en medewerkers een abonnement met of zonder lidmaatschap zullen nemen.

Every child is special - Montessori and inclusionKorte impressie van het tiende congres van Montessori EuropeJoëlle de Groot

In Krakau vond van 16 tot en met 18 ok-tober het tiende congres van Montessori Europe plaats. Het was een congres gericht op montessoritherapie voor jonge kinderen die speciale zorg en aandacht nodig hebben. Voorafgaand aan het congres was er de mogelijkheid een school te bezoeken. In mijn geval was dat een ‘pre’-montes-sorischool In Krakau; particulier opgericht en voor kinderen van drie tot en met zes jaar. de directrice vertelde op een bevlogen manier onder meer het volgende over de school. Kinderen kunnen vanaf half acht ’s ochtends binnenkomen. de school bestaat uit twee groepen van elk eenentwintig kinderen. In iedere groep zijn twee leidsters en een klassenassistent. Er is een groot kleed waarop kinderen rustig zelfstandig werken; er is veel montessorimateriaal afgestemd op de leeftijdsgroep en er is een apart lokaal met practical life materialen. leidsters geven montessoriaanbiedingen en houden materiaallijsten bij per kind. Kinderen ontbijten om tien uur, lunchen samen met een warme maaltijd en drinken rond vier uur ’s middags thee. Rond half zes worden ze opgehaald door hun ouders. Jammer genoeg is er geen vervolg op deze enige montessori preschool in Krakau. Er is geen montessori basisschool in de buurt, wel in Warschau. de directrice vertelde dat veel zesjarigen goed lezend, kleine sommen makend en zelfstandig werkend van school gaan naar een reguliere basisschool, waar ze alles weer opnieuw aangeboden krijgen.

CongresHet congres zelf werd gehouden op de Pedagogische Universiteit van Krakau en opende met de stelling: ‘Oog hebben voor kinderen met handicaps en de mogelijk-heden zien’. Maria Montessori startte zelf vanuit deze visie, gebaseerd op de onderzoeken van de pedagogen Itard en Seguin. Krakau heeft in 1978 de eerste stap gezet naar Montessori Inclusion: een thera-peutisch centrum voor jonge kinderen die speciale zorg en aandacht nodig hebben. Op basis van de montessorivisie, met behulp van montessorimaterialen, en onder speciale begeleiding van een montessorithe-rapeut krijgen deze gehandicapte kinderen het als therapie aan geboden. Professor Hellbrügge van de universiteit in München vertelde over zijn eerste onderzoeken in Frankfurt gericht op de montessoritherapie. Hij gaat uit van de mogelijkheden van een kind. deze professor is duidelijk een inspiratiebron voor Polen.Professor Ratner uit Rusland beschreef de geschiedenis en ontwikkeling vanuit ‘isolatie van verschillende kinderen met zorg naar integratie’. Hij haalde daarbij verschillende humane pedagogen en antropologen aan: Itard, Seguin, Rousseau,Pestalozzi, Fröbel en Montessori en hun invloed op deze ontwikkeling. Neuropsychologische storingen worden ‘gecorrigeerd’ door de methodiek van Maria Montessori. Montessori heeft haar

montessorimateriaal gebaseerd op de neuropsychologie. de ‘oplossing’ zou moeten zitten in het werken met practical life materiaal, zintuiglijk materiaal, de ‘niet storen’ houding, discipline, het vermijden van impulsen (Reizvermeidung).dr. Irina Valitora uit Rusland, neuropsy-chologe, heeft hier videofragmenten bij gezocht: ‘Montessori therapy in complex treatment of early age, psychoneurological diseases’. Ze zoomde in op de visie van Maria Montessori ‘Help mij het zelf te doen’ en gaf aan dat de nauwe communicatie en interactie tussen leerkracht, materiaal en kind essentieel zijn in deze therapie. Ze koppelde de ‘zone van de naaste ontwikkeling’ van Vygotsky eraan. Valitora noemde het belang van de interesse van het kind, de voorbereide omgeving, de keuze beperken, de werkomgeving van het kind organiseren en de kwantiteit van de hulp van de therapeut. Ze illustreerde dit aan de hand van een videofragment van een spastisch meisje met voor zich de drie grootste blokken van de roze toren. Het meisje kreeg stapje voor stapje hulp bij het pakken van de drie blokken en stapelde uiteindelijk, na veel oefenen, zelfstandig de drie blokken op. de nauwe interactie en communicatie goed in beeld gebracht.

Meer informatie: www.montessori-europe.comJoëlle de Groot werkt als montessori-opleider aan de Hogeschool van Rotterdam.

MM

MM

Page 20: MM december

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 920

Grieppandemie, deel 2Als deze MM gemaakt wordt is het begin december. We

vragen opnieuw aan een aantal montessorischolen hoe het

staat met de Mexicaanse griep.

Susan Veenvliet, clusterhoofd van montes-sorikinderdagverblijf de Sterrenberg, vertelt:‘bij ons in Arnhem wachten we eigenlijk nog op de komst van de griep. We hebben op één locatie drie kinderen gehad met de Mexicaanse griep en die zijn ook alweer beter. We hebben op dit moment geen kinderen met griep en ook geen begeleid-sters met griep.Intussen zijn de meeste kinderen van zes maanden tot zes jaar ingeënt. Een aantal ouders heeft hun kinderen bewust niet in laten enten en die kinderen zijn bij ons bekend.de vragen van ouders vallen ons heel erg mee. de meeste vragen gaan over de kinderen van drie tot zes maanden. Van deze kinderen worden de ouders en broertjes en zusjes ingeënt om besmetting van de baby te voorkomen. de begeleid-sters op het kinderdagverblijf worden niet ingeënt en ouders vinden dit een hele vreemde zaak. Ik vind het zelf ook een beetje krom; er zijn kinderen onder de zes maanden die hier vier dagen per week komen en dus besmet kunnen worden door een begeleidster.

Één ouder heeft langer verlof opgenomen omdat ze zich heel erg ongerust maakte om haar baby van drie maanden. Wij gaan hier heel flexibel mee om want we snappen de angst van de ouders wel. We hopen maar dat het hierbij blijft.’ Jules Jansen, directeur van het Montessori college Arnhem, schreef voor het perso-neelsblad van zijn school een uitgebreide beschouwing over de grieppandemie. daaruit nemen we een deel over:‘de Mexicaanse griep is, ondanks de slacht-offers die het virus geëist heeft, een milde groep gebleven. Op onze school is het aantal leerlingen en medewerkers dat echt deze griep had op hooguit twee handen te tellen. Er waren twee standpunten bij aanvang van de epidemie. Enerzijds de predikers van rampspoed: duizenden doden. Anderzijds deskundigen die al in een vroegtijdig stadium aangaven dat de risico’s beperkt waren. Twee deskundige partijen, allebei met de beste bedoelingen. Uitgangspunt is dat ik beide partijen in principe vertrouwde.

de eerste had grote zorg en wilde ons waarschuwen voor mogelijke gevolgen. de tweede wilde met argumenten paniek en onrust voorkomen en de angst voor calami-teiten verminderen. Het beangstigende vind ik dat de partij die rampspoed verkondigde dat mogelijk ook deed met de gedachte: “laten we elk risico uitsluiten. Stel dat het een pandemie wordt en we hebben niks georganiseerd, dan is de sfeer in ons land zo dat de poppen aan het dansen zijn.” Maatschappelijk wantrouwen richting politiek, richting de medische wetenschap. de gevolgen laten zich raden: aftredende ministers; nog grotere koppen in kranten die toch al grote koppen kennen; allerlei mensen die ter verantwoording geroepen worden, al dan niet via rechtszaken. Maar waarom eigenlijk?de deskundigen die het andere verhaal vertelden deden dat ook op basis van wetenschappelijke argumenten. Wat gebeurt er? Waar gebeurt dat? Hoe manifesteert de ziekte zich? Wie overlijden? Er werd geanalyseerd. Uitein-delijk heb ik mij daar persoonlijk door laten overtuigen, met als gevolg mijn opstelling zoals verwoord in mijn vorige artikel: we geven voorlichting met aan ons aangereikt materiaal, maar verder doen we niets.’

Professionalisering in het montessori-onderwijsMirjam Stefels, Caroline Offerhaus

In het afgelopen jaar heeft het centrum voor Nascholing (cNA) een onderzoek uitgevoerd op verschillende montes-sorischolen voor primair en voortgezet onderwijs. doel van het onderzoek was om de professionaliseringsbehoefte van deze scholen in beeld te brengen. deelvragen daarbij waren:1 Welke knelpunten ervaren docenten,

team en schoolleiders van montessori-scholen voor PO en VO om vanuit hun montessori-identiteit goed onderwijs te verzorgen?

2 Welke oplossingen zien zij (docenten, team en schoolleiders van montessori-scholen voor PO en VO) voor deze knelpunten?

3 Welke rol kan een montessori-nascholingsinstituut daarbij spelen? Welke scholingsplannen (die de montessori-identiteit van de school ondersteunen)zijn er al?

Op basis van een eerder onderzoek van de Roede en derriks (ScO, 2007)

hebben wij onderzocht welke profes-sionalisering door scholen wordt gewenst om hun montessori-onderwijs verder te ontwikkelen. Wij hebben daarbij gebruik gemaakt van de door de Roede en derriks verzamelde kenmerken van montessori-onderwijs, te weten:– Houding naar kinderen: wat de

(basis)houding van de leraar zou moeten zijn.

– Opvattingen over leren: wat de opvattingen over het leren van kinderen zouden moeten zijn.

– Vaardigheden van leraren: wat een leraar moet kunnen.

– Opzet van het onderwijs: wat kenmerkend is voor de leeromgeving.

– Opstelling naar ouders: de houding van de leraar naar de ouders.

In de interviews hebben we rond deze kenmerken vragen gesteld over concre-tisering in leraargedrag, in voorbereide omgeving en in schoolvisie. daarnaast hebben we gevraagd in hoeverre de montessori-identiteit ondersteund werd

vanuit het schoolleiderschap en eventueel door bestuurlijke ondersteuning.Voor het onderzoek zijn interviews afgenomen op montessorischolen voor primair en voor voortgezet onderwijs uit de regio Amsterdam, Noord-Holland & Flevoland. In totaal waren twaalf scholen betrokken, waarvan acht basisscholen en vier scholen voor voortgezet onderwijs. Per school hebben we drie mensen gevraagd om deel te nemen, te weten een directielid, een middenmanager (Ib-er, bouwcoordi-nator) en een leerkracht. Op deze wijze is op verschillende niveaus in de scholen informatie verzameld en samengevoegd.

Conclusies de belangrijkste conclusies die we hebben getrokken uit de onderzoeksresultaten geven we hier kort weer:– Het lijkt erop dat de bestuurlijke

ondersteuning van montessorischolen ten aanzien van visieontwikkeling en identiteit zeer beperkt is. daarbij maakt het niet uit of het gaat om

MM

Page 21: MM december

2�M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

Langs de rekenstok: Dick HuntinkWe zijn als montessorischolen echt in beweging!Michael Rubinstein

In deze MM leggen we Dick Huntink langs de rekenstok.

Hij staat midden in het montessori-onderwijs als directeur

van de Anne Frank montessorischool in Doesburg en als

opleider aan de montessori-opleiding in Arnhem.

een bestuur uit ouders, of een breed schoolbestuur met veel verschillende (vernieuwings)scholen.

– Montessoriaans leidinggeven staat onder druk. dat wordt zowel in de school (door schoolleiders) als in de groepen (door leraren) ervaren. Schoolleiders vinden dat ze montessoriaans leiding-geven, maar leggen wel steeds meer vast in schoolbrede afspraken. leraren vragen om duidelijke richtlijnen en afspraken en geven knelpunten aan bij de keuzewerktijd, onder andere in hun klassenmanagement. Enerzijds is er de maatschappelijke eis van resul-taatgerichtheid en het soms knellende toetsingskader van insprectie, anderszijds is er in de scholen de wens en behoefte om montessoriaans te werken. de balans tussen vrijheid van werken en voldoen aan de gestelde eisen levert op elke school knelpunten op.

– Klassenmanagement wordt op alle scholen genoemd als knelpunt. Aspecten als het zelfstandig (leren) werken, het gebruikmaken van groepsinstructies, het bieden van vrije werkkeuze en het diffe-rentiëren staan onder druk. de toename van het gebruik van methodes versterkt dit nog eens.

– leraren en schoolleiders constateren dat er (opnieuw) aandacht nodig is voor de observerende houding van leraren. door de toename van de rol van toetsing is dat op vele scholen op de achtergrond geraakt, hoewel enkele scholen het ook nadrukkelijk als aandachtspunt in hun scholingsplannen hebben staan en/of er mee aan het werk zijn. Er is opnieuw behoefte aan kennis over het belang van observeren om zicht te krijgen op het leerproces. daarnaast constateren we dat het cyclisch proces niet voldoende bewust wordt gehanteerd (Waarom

observeer je? Hoe zet je observeren om in concreet handelen?) en dat er sprake is van handelingsverlegenheid.

– de besproken kenmerken voor montessori-onderwijs worden als breedgedragen gevoeld op de scholen. Er is echter weinig echt geëxpliciteerd en uitgewerkt naar concreet handelen. door de betrokkenen wordt gesproken over de kloof die nog wordt ervaren tussen wens en uitvoering, tussen beleid en concreet handelen, tussen theorie en praktijk.

Behoefte aan professionaliseringWat betekenen deze conclusies voor de onderzoeksvraag naar de behoefte aan professionalisering die de montessori-identiteit van de school ondersteunt? We constateren dat die behoefte, hoewel heel divers, ook een aantal gemeenschap-pelijke elementen laat zien:– Als besturen de kwaliteit van montessori-

onderwijs willen borgen, willen controleren en daarover visie willen uitdragen, dan zal verdere professiona-lisering op dat gebied nodig zijn. In het licht van dit onderzoek is hierover geen behoefte gepeild, omdat niet gesproken is met mensen op bestuurlijk niveau. de informatie over besturen is verzameld bij de diverse schoolleiders.

– Op het vlak van montessoriaans leiding-geven is veel behoefte aan ondersteuning bij professionalisering. dat heeft met name betrekking op didactiek en klassen-management. Professionalisering zou zich in de veranderende context echter niet alleen of vooral moeten richten op het montessoriaans werken, maar vooral op het toepassen van montessori-principes binnen de huidige kaders en eisen. Het vraagt een wijze van visie en handelen die is ingericht op de eisen van deze tijd.

- leraren hebben behoefte aan profes-sionalisering in brede zin om ruimte te bieden aan de vrijheid van werkkeuze binnen de actuele onderwijscontext. daarbij bevelen we aan niet alleen te focussen op zelfstandig (leren) werken, maar vooral op het ontwikkelen van een zelfstandige houding.

– Op het gebied van bewustwording van de observerend/onderzoekende houding is er eveneens een brede behoefte aan professionalisering. dit betreft onder ander het werken aan bewust leraar-gedrag en het verkrijgen van inzicht in het cyclisch proces van evalueren.

– Tenslotte is ten aanzien van de explici-tering van visie en de vertaling daarvan naar de dagelijkse onderwijspraktijk behoefte aan ondersteuning van schoolteams/leidinggevenden bij die vertaalslag.

Mogen we aannemen dat het versterken van de professionalisering tevens de toekomstbestendigheid van het montessori-onderwijs zeker stelt? Of betreft het slechts een impuls en is er substantiëlere ondersteuning nodig vanuit bijvoorbeeld de NMV? Het onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat er veel mogelijkheden zijn én noodzaak is om de professionalisering te versterken. Of dit de toekomstbesten-digheid zeker stelt kunnen we op basis van dit onderzoek nog niet stellen. Het zou zeker een substantiële bijdrage kunnen leveren, mits gedragen door schoolleiders met visie en geplaatst binnen de context van de huidige eisen/omstandigheden van het onderwijs.

Caroline Offerhaus en Mirjam Stefels werken als trainer/adviseur PO team bij het Centrum voor Nascholing Amsterdam.

Hoe ben je in het montessori-onderwijs terecht gekomen?‘Ik werkte op een reguliere basisschool in doetinchem, waarvan het leerlingenaantal terugliep begin jaren tachtig. Een van onze bestuursleden was Jan van der Kerkhof, die directeur was geweest van een montes-sorischool, opleider was geweest en bij Nienhuis werkte. Hij stelde voor dat we

ons richting montessorionderwijs zouden oriënteren omdat dat goed paste bij de werkwijze van onze school. dat hebben we gedaan en we hebben met het team de cursus gevolgd en de omslag gemaakt naar een montessorischool. de school ging weer goed lopen en ik werd adjunct en later locatieleider op de tweede locatie. dat beviel me wel en ik

werd daarna mededirecteur van een grote montessorischool in deventer. Nadat ik daar vijf jaar had gewerkt kwam er een vacature in doesburg. dat was aantrek-kelijk: het was veel dichter bij mijn huis en ik kende een groot deel van het team al. Ik werk er nu drie jaar.daarnaast ben ik bijna twintig jaar opleider. Spoedig nadat ik zelf de cursus had gedaan ben ik ervoor gevraagd toen er een vacature kwam.Ik ben ook voorzitter van de Regio Oost, volgde Hein Heuven daar op. We hebben traditioneel een actieve regio, waar recent bijvoorbeeld veel gedaan is aan taal (met het verhalenatelier als product) en aan kosmisch onderwijs (de tijdlijnen voor de middenbouw en de bovenbouw).’

MM

Page 22: MM december

ADVERTENTIE

STOPPERSEO

22

Page 23: MM december

2�M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 9

Wat trok je aan in het montessori-onderwijs?‘Toen ik leerde wat het inhield trok me in eerste instantie dat een kind in staat wordt gesteld op zijn eigen niveau en in zijn eigen tempo te werken. dat was voor mij de eerste drijfveer. Ik zag dat het in de praktijk werkte en dat het beter is om de leerkracht als begeleider op afstand te hebben dan als degene die kennis in kinderen pompt.’

Wat is je favoriete materiaal?‘Ik ben erg gecharmeerd van het materiaal voor rekenen en geometrie. Het materiaal van de machten vind ik erg mooi, zoals de kist met kubussen en prisma’s en de plastic decanoom.’

Wat is de mooiste beloning die een leerling je heeft gegeven?‘Als een kind met materiaal gewerkt heeft en gezien heeft dat het klopt, de voldoening die dat geeft aan kinderen. Het is mooi om te zien als ze er alleen of samen heel gecon-centreerd mee aan het werk zijn.’

Wat uit de theorie mag van jou vervallen, omdat……..?‘Ik vind het juist mooi dat we de laatste tijd de psico-theorie herontdekken. Jarenlang hebben we de theorie voor hele jonge kinderen, het voor- en nadoen, laten gelden voor de hele basisschool. Nu weten we, mede door de kennis op neurologisch gebied, dat oudere kinderen een andere ontwikkeling doormaken waarin het zelf gaan ontdekken een centraal begrip is.

dat is vernieuwend, zonder dat we het oude weggooien. de theorie verdiept en vernieuwt zich.’

Welk materiaal ken je onvoldoende en wil je beter leren kennen?‘Als ik één ding zou moeten noemen zijn het de aardrijkskundevlaggen – die staan mooi te wezen (en stof te vangen!). We doen er eigenlijk nooit iets mee en ik zou ook niet precies weten wat ik ermee kan doen.’

Wie in Nederland zou je een montessori opvoeding gunnen?‘de inspectie en het ministerie gun ik wel een montessori-opvoeding. Ze leggen ons van alles op met soms weinig kennis van het veld. Ze zouden beter moeten beseffen dat het gaat om de ontwikkeling van kinderen in plaats van om cijfers.’

Welke controle van de fout hanteer je bij je eigen handelen?‘Als directeur heb ik mijn management-statuut waaraan ik moet voldoen. In mijn dagelijkse praktijk zijn het met name mijn collega’s die me teruggeven als er iets niet goed gaat. Het werk is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.’

Wat is de grootste vrijheid die je ervaart in je werk?‘Het begrip vrijheid is cruciaal voor mij. Ik ervaar het als een groot goed in mijn werk als directeur. Ik maak mijn eigen dagindeling, hoewel ik natuurlijk ook

veel verplichtingen heb die door anderen bepaald worden. Toch ervaar ik het vooral als vrijheid dat ik datgene kan doen waarmee ik echt bezig wil zijn.Ik probeer dat ook aan mijn collega’s mee te geven. Ik hoop dat ze in hun vak ook steeds meer zichzelf zijn binnen de kaders van de visie van de school. En vervolgens dat ze ook hun leerlingen vrijheid geven en zelf meer aan de zijlijn durven staan.’

Wie is voor jou een inspirator in het montessori-onderwijs?‘Els Westra en Joost Klep hebben me geïnspireerd met het nieuwe rekenon-derwijs. Els is ook de vrouw achter het MKVS en dat sluit allemaal mooi op elkaar aan, dat inspireert me. Verder raak ik geïnspireerd door alle ontwikkelingen die er gaande zijn en door wat je daarvan uiteindelijk terugziet bij de kinderen.’

Wat teken jij dagelijks af in je eigen aftekenboekje?‘Ik werk wel met actielijsten voor de dag, week en maand, maak planningen en streep daarna door wat ik gedaan heb.’

Tot slot‘Ik vind dat de ontwikkeling in de NMV de laatste zes of zeven jaar een positieve wending heeft genomen, we zijn echt in beweging. Er is veel gaande, daar word ik wel vrolijk van. Nu is het zaak om al die ontwikkelingen goed in kaart te brengen en de onderlinge communicatie te verbeteren.’ MM

Page 24: MM december

M O N T E S S O R I M E d E d E l I N g E N d E c E M b E R 2 0 0 924

ColofonMM is een uitgave van de Nederlandse Montessori Vereniging en verschijnt vijf maal per jaar.

RedactieMichaël Rubinstein, Erica dirven, louis Jongejans, Mirjam Stefels, Joke Werver

EindredactieMichaël Rubinstein

Redactieadres (voor artikelen en inhoudelijke mededelingen)Plantage Muidergracht 149hs, 1018 TT AmsterdamTelefoon: (070) 331 52 82E-mail: [email protected]

Grafische vormgeving en advertentieverkoop Elma Multimedia b.V. Keizelbos 1, 1721 PJ broek op langedijkPostbus 18, 1720 AA broek op langedijkTelefoon (0226) 33 16 00Fax (0226) 33 16 01E-mail: [email protected]: www.elma.nl

Abonnementenleden van de NMV ontvangen MM gratis. de kosten van een gewoon lidmaatschap bedragen € 31,91. de abonnementsprijs voor niet-leden bedraagt € 20,26. Reductie is mogelijk voor studenten.

Aanmelding:Per fax: (070) 381 42 81Per e-mail: [email protected] ontvangt na aanmelding een acceptgirokaart.losse nummers zijn verkrijgbaar bij het secretariaat.

Centraal secretariaat NMV(voor informatie over abonnementen)bezuidenhoutseweg 251-2532594 AM ’s gravenhagetelefoon: (070) 331 52 82e-mail: [email protected]

Website NMVwww.montessori.nl

sluitingsdatum kopij MM33-3 (maart 2010):1 februari 2010Kopij aanleveren per e-mail.

gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uitsluitend na schriftelijke toestemming van de uitgever.

GezellieIk zit in de trein, er gaat een telefoon. de reizigster tegenover mij neemt de telefoon op en begint te babbelen. Ik hoor haar de vraag stellen: ‘Ik ben nog een beetje dubi of het wel gezellie is op die uni bij jou’. Ik denk in eerste instantie dat ze een dichtregel declameert, maar de woorden uni en gezellie keren regelmatig terug in de conversatie. Aangezien ik in de trein altijd probeer te lezen probeer ik mijn medereizigster te wijzen op het feit dat wij ons in een stiltecoupé bevinden. Ik maak het eeuwenoude gebaar van een verticale vinger voor mijn gesloten mond. geen reactie. Na een minuut of vijf wordt het gesprek beëindigd. Ik spreek nu mijn medereizigster aan. Zie je niet dat je in een stiltecoupé zit? Het antwoord verbijstert me nog meer dan de flarden gesprek die ik had moeten opvangen. Ik werd toch gebeld? de logica aan dit antwoord ontgaat me volkomen. Ik geef toe dat ik een gezicht opzette dat niet zo gezellie was. Mijn medereizigster doet er echter het zwijgen toe zodat ik verder kan lezen. Wat ik lees gaat over burgerschapskunde. Een uitgebreide notitie die besproken moet worden in de sectie basisonderwijs en wat mij betreft ook in de sectie voortgezet onderwijs! Onze wetgever heeft bedacht dat we in het onderwijs aandacht moeten besteden aan burgerschap. Ik lees dat we actief moeten zoeken naar het potentieel van kinderen voor wat betreft ontwikkeling van bewustzijn identiteit, zelfrespect en wil opdat onze kinderen een persoonlijke creatieve, onafhankelijke en verantwoordelijke rol in de samenleving van nu en morgen kunnen vervullen.Ik geef toe: dat is een hele mond vol en een lange zin. Een zin die vast niet gezellig klinkt. Ik vraag me ook af of men zich op de uni bewust is van hun rol als medeopvoeder tot burgerschap. We weten inmiddels dat ook de jonge studenten van de universiteit immers nog niet af zijn wat betreft de ontwikkeling van hun vermogen tot zelfsturing. bij de babbelende studente die ik tegenover mij had in de trein was het in ieder geval nog niet helemaal gelukt. de vraag die ik echter heb na het lezen van het stuk over burgerschap is of het mogelijk is zoiets te ontwikkelen op de basisschool, dan wel - iets meer bescheiden - er toe bij te dragen. Maria Montessori noemde de periode van zes tot twaalf jaar de intellectuele periode. Volgens Maria Montessori rijpen de hersenen zich in deze periode en ontwikkelt zich het rechtvaardigheidsgevoel en het moreel bewustzijn. Ook al weten we nu dat deze periode niet stopt bij twaalf jaar, maar doorloopt tot minstens vroeg in de twintig, toch denk ik wel degelijk dat we er uitgebreid aandacht aan moeten besteden. Niet met de pretentie om de nieuwe wereld te kunnen maken met voor honderd procent verantwoor-delijke burgers, maar wel om er een klein steentje aan te kunnen bij dragen door in alle bouwen en ook in het voortgezet onderwijs het onderwerp sociale redzaamheid en respect voor elkaar op de agenda te zetten. dat kan door kinderen echte verantwoordelijkheid te geven in klassenraden, door leerlingen actief te betrekken bij de verzorging en inrichting van de eigen schoolomgeving in de breedste zin. door problemen tussen leerlingen niet voor hen op te lossen maar ook daar uit te gaan van ‘help mij het zelf te doen’. Ook moeten we het onderwerp op de agenda zetten van collega’s onderling. dat bevestigt de wil om er aan te werken en draagt dan vast bij aan het gevoel van gezellie op school.

B@S

MM