Mijn jas is mijn huis

44
1 MIJN JAS IS MIJN HUIS geschreven door Hans van den Boom in opdracht van Ntjong en het Residentie Orkest Mijn Jas Is Mijn Huis is oorspronkelijk uitgevoerd in 2013 als voorstelling met het Residentie Orkest, Zij speelden de Holberg Suite van Grieg en muziek van Lavalu. De tekst werd vaak tijdens de muziek gesproken, en de monologen zijn zo in de muziek geschreven dat de lezer nu zich misschien afvraagt waarom de tekst zo ‘verbrokkeld’ weergegeven is. We hebben er toch voor gekozen de tekst zo te laten staan. Mocht u een versie willen met de muziek en de precieze tijden kunt u altijd contact met de schrijver opnemen.

description

Door Hans van den Boom

Transcript of Mijn jas is mijn huis

  • 1

    MIJN JAS IS MIJN HUIS

    geschreven door Hans van den Boom in opdracht van Ntjong en het Residentie Orkest

    Mijn Jas Is Mijn Huis is oorspronkelijk uitgevoerd in 2013 als voorstelling met het Residentie Orkest, Zij speelden de Holberg Suite van Grieg en muziek van Lavalu. De tekst werd vaak tijdens de muziek gesproken, en de monologen zijn zo in de muziek geschreven dat de lezer nu zich misschien afvraagt waarom de tekst zo verbrokkeld weergegeven is. We hebben er toch voor gekozen de tekst zo te laten staan. Mocht u een versie willen met de muziek en de precieze tijden kunt u altijd contact met de schrijver opnemen.

  • 2

    Wies: mijn moeder houdt niet meer van mij. Huis kleurt groen. Mijn moeder houdt van mij Huis kleurt oranje. Mijn moeder is niet aardig, Huis kleurt groen. Mijn moeder is aardig. Huis kleurt oranje. Mijn moeder is er met haar hoofd niet bij, vraagt ze: hoe is het op school..? kijkt ze na een woord al weg. Huis kleurt groen. Goed twee plus twee is vijfHuis blijft groen. drie plus drie is acht Huis blijft groen. drie plus drie is zesHuis kleurt oranje. maak me maar belachelijk, huis, lach me maar uit, wat kan mij het schelen, dat je groen uitslaat, mijn boosheid lieg ik niet, mijn boosheid is echt, boos h, op iedereen, ook op jou, met je kleurtjes, je denkt zeker dat je de baas over mijn hoofd kan spelen, ik kan het zelf niet eens baas over mijn hoofd spelen en waarom wil ik naar huis, als er geen huis meer is en waarom wil ik naar mijn mamma als er geen mamma meer is en waarom luister ik nog naar jou als jij alleen maar dingen wil horen die zogenaamd waar zijnHuis is weer oranje. vals loeder, riep ik tegen mijn moeder, vals loeder, want ze zegt dat ze eerlijk is, maar onder het mom van die eerlijkheid, liegt ze dat ze barst, leve de eerlijkheid, maar dat geeft je niet het recht om tegen mij te liegen, en zo stond ik maar tegen mijn moeder te schreeuwen en ondertussen dreef ik langzaam weg ik weet het niet meer, ik maak ruzie met mijn moeder, omdat ze partij heeft gekozen voor juf Annie, mijn juf van groep zes, en juf Annie ging van de een op de andere dag ongelofelijk over mij lopen juffen

  • 3

    daarom heb ik me in de linnenkast verstopt en daar ben ik langzaam weggedreven en daar heeft iemand me langzaam naar het einde van de wereld geteleporteerd daar, daar achter in de verte houdt de wereld op, daar is alleen nog maar pikzwarte duisternis, met bloedgevaarlijke afgronden als je daar inglijdt, houd je nooit meer op met vallen en de zomer was nog niet eens begonnen nee, wakker worden in mijn poppenhuis, ok, wakker worden in mijn speelgoedwinkeltje, ok, maar wakker worden in mijn jas, op het einde van de wereld, met niemand om mij heen, is dat mijn straf? En waar is iedereen, of is er geen iedereen meer, is er alleen nog maar n ik, Wies, het ongehoorzaamste en lelijkste meisje van de Rietkragen, want zo noemt mijn moeder mij. Wies, jij bent het ongehoorzaamste en lelijkste meisje van de Rietkragen en waarom ben je dan niet hier, mamma, heb je je verstopt en roep je zo meteen Kiekeboe, Wiesje, kindje, je hoeft je nooit meer zorgen te maken, je hoeft je nooit meer te verstoppen, alles is weer zoals het vroeger want dat doe ik, ik maak me ernstige zorgenmaar ben ik niet oud en wijs genoeg om voor mezelf te zorgen? Huis kleurt groen. Heb ik iemand nodig..? als ze mij zo nodig wakker willen laten worden op het einde van de wereld zo zonder iemand, dan leef ik toch voortaan op het einde van de wereld zo zonder iemand ..waarom verander je steeds van kleur, kun je niet oranje blijven, oranje is de kleur van de ondergaande zon die mijn mamma op de rand van mijn bed in mijn nieuwe kamer oranje kleurt

  • 4

    oranje is thuisoranje is lieforanje is opa en oma op de stoep met een zak cote dor(huilt) mijn mamma verstopt in een deken van stilte mijn mamma verstopt achter de juf van groep zes mijn mamma verstopt achter de rug van pappa die altijd fluit op de trappen alsof er niets aan de hand is en weg dreef ikwegweg wegnaar het einde van de wereld ik huil nietik huil niet.. en nu zit ik naast een vreemd huis dat steeds als ik lieg van kleur verandert het is me wel duidelijk, huis dan weer ben je oranje en als ik zeg dat ik voor niemand bang ben groen ik huil niet ik huil niet en ik lieg ook niet...als ik zeg dat mijn moeder verdrietig is, word je oranje, maar als ik zeg dat mijn moeder in de havermout verdronken is word je gifgroen, omdat het niet waar is...?...ik heb het toch zelf gezien, hoe ze haar hoofd wanhopig in de een bord havermout liet vallen eerst word ik boos, dan zuigt mijn hoofd zich vol met woedend bloed

  • 5

    .daarna ga ik naar woorden zoeken, eerst om anderen pijn te doendaar ben ik pas echt goed in anderen pijn doen met woorden hallo is er misschien iemand, hier op het einde van de wereld..? daarna word ik verdrietig en wil alles in me alleen nog maar huilen, maar meestal kan ik het stoppen, ga ik woorden zoeken, voor wat er met me aan de hand is, maar hoeveel woorden ik nu verzin ik snap niet wat er bij ons thuis aan het gebeuren is ik staarde naar een kamerplant die midden op de keukentafel stond, het lukte me om niet meer te bewegen, alleen mijn wimpers, dat was het enige wat er nog aan me bewoog, na twee uur werden mijn ouders zenuwachtig, Wies, hou daar mee op, Wies, ga buiten spelen, Wies, je maakt ons gek, Wies laat ons in vredesnaam met rust en de zomer was nog niet eens begonnen hallo is daar iemand..? Mister Robert de Kat: jawel, ik ben er Wies: wat doe jij hier op het einde van de wereld..? Mister Robert de Kat: ik woon hier Wies: een poes?

  • 6

    Mister Robert de Kat: een kater, jij...? Wies: Huis kleurt groen. ik ben het aller ongehoorzaamste en gemeenste meisje van de Rietkragendat riep ze Mister Robert de Kat: Wie? Mister Robert kijkt mysterieus naar het huis, achter hem verschijnt een vrouw. Wies: mijn moeder De moeder: dat bedoelde ik niet zo Wies, echt niet Wies: Kijkt van moeder terug naar het huis. echt wel, dat riep je, voordat ik hier naar toe geteleporteerd ben Mister Robert de Kat. hoe heet je..? Wies: ik weet niet meer wat er met me gebeurtWies Mister Robert de Kat: hoe oud ben je..? Wies: tien, net tien, en ik heb net een paar maanden geleden een nieuwe kamer gekregen Mister Robert de Kat: Mister Robert, ik woon hier

  • 7

    Wies: Juf en moeder zichtbaar. we staan alle twee op het schoolplein, mijn moeder en ik, juffrouw Annie zwaait vrolijk naar mijn moeder, mijn moeder zwaait vrolijk terug, in haar rechterhand draagt ze een gebaksdoos vol heerlijke roomsoezen, ik kijk naar ze, ze lachen naar elkaar, ze zien me niet, ze praten achter hun handen, alsof ze iets weten wat ik niet mag weten en dan gaan ze zingen, staan ze samen te zingen, de koudste rillingen lopen over mijn lijf, ik doe mijn ogen dicht, wil ze niet meer zien, maar als ik ze weer open doe, zijn ze verdwenen Mister Robert de Kat: een moeder ben je niet voor even Wies: nee, een moeder ben je voor altijdals mijn moeder dat zinnetje hoort, biggelen de tranen over haar wangen Mister Robert de Kat: een huilende moeder verdronken in de Havermout? Wies: jajaik weet niet wat meer wat er gebeurd is, maar nadat ze geschreeuwd had, dat ik het ongehoorzaamste en gemeenste meisje van de Rietkragen was, zakte haar hoofd wanhopig in een bord havermout Mister Robert de Kat: en juf Annie? Wies: juf Annie zegt altijd Juf Annie: laten we alleen nog maar dingen doen waarvan we blij worden

  • 8

    Wies: ik kan dat zinnetje niet uitstaan, er zijn zoveel dingen waar ik blij van word en waar juf Annie niet tegen kan, is blij worden een opdracht, een taak in een kinderleven, of zoiets, nee, als juf Annie zo doet voel ik me platgeslagen als een vervelende lamstraalMister Robert is boven op een staketsel geklommen en kijkt in de verte. Wies: wie ben jij, ben jij mijn allerlaatste gids op het einde van mijn leven, op het einde van de wereld? Ik word wakker naast een huis dat langzaam van kleur verandert als ik de aller smerigste leugens hardop durf te zeggen of zelfs maar durf te denken en nu zit ik pas goed in de puree, want ik heb er geen zin meer in om alleen maar aardige dingen te moeten denken, terwijl ik eigenlijk woedend ben op mijn moeder en op die juf Annie, omdat ze me verboden hebben om nog ooit een paard te tekenen, terwijl ik heel goed paarden kan tekenen Mister Robert de Kat: waarom paarden..? Wies: juf Annie smoezend met mijn moeder op het speelplein Mister Robert de Kat: waarom paarden..? Wies: juf Annie smoezend met mijn moeder in de schoolgangen Mister Robert de Kat: waarom paardenik zou je kunnen helpen weer thuis te komen Wies: jij..?

  • 9

    Mister Robert de Kat: ja Wies: hoe..? Mister Robert de Kat: dat weet ik nu nog niet, misschien als ik je wat beter ken Wies: maar je kent me al Mister Robert de Kat: ...niet het hele verhaal, Wiesniet het hele verhaal Wies: dat meester Piet Juf Annie had vastgebonden aan het schoolbord en met een wit krijtje een tekstballonnetje boven haar hoofd had getekend waarin te lezen stond, voortaan ben ik ontzettend lief tegen WiesHuis kleurt gifgroen. Mister Robert de Kat: kijk naar het huis Wies: dat mijn moeder twee volle vuilniszakken aan de straatkant gezet heeft.. Mister Robert de Kat: kijk naar het huis Wies: en dat de meeuwen de grijze zakken open gepikt hadden Mister Robert de Kat: op het einde van de wereld hoef je niet meer te liegen, Wies

  • 10

    Wies: en dat al mijn duizenden paardentekeningen open en bloot op straat lagen Mister Robert de Kat: dat is het fijne van het einde van de wereld Wies: op een goeie dag waren al mijn paardentekeningen verdwenenik lieg niettwee volle vuilniszakken Mister Robert de Kat: ik geef je een broertje Wies: Totaal in paniek. alsjeblieft, geen broertje Mister Robert de Kat: dan geef ik je een vriendje Wies: alsjeblieft geen vriendje Mister Robert de Kat: maar het is een aardig vriendje Wies: zijn er dan aardige vriendjes..? Wies: Woedend. er stranden hier natuurlijk alleen maar zielige liegbeesten waar jij de baas over kan spelen Mister Robert de Kat: wat denk je zelf..? Wies: Boos. je lijkt juf Annie wel..?

  • 11

    Mister Robert de Kat: waarom..? Wies: Woedend. omdat juf Annie elke vraag met een nieuwe vraag beantwoordt Wies: juf mag ik tekenen..? Juf Annie: zou je dat wel doen..? Wies: mag ik een paard tekenen..? Juf Annie: waarom een paard..? Wies: omdat ik dat heel goed kan..? Juf Annie: misschien moet je eens een keer iets doen wat je niet zo goed kan..? Wies: stinkend rothuis kun jij niets anders dan mij op heterdaad betrappen, het waren geen twee volle vuilniszakken, maar wel een flinke stapel, over de honderd, en op een goeie dag waren ze allemaal verdwenen! Het huis kleurt oranje. Ik wil weg, terug, terug naar mijn eigenste huis, waar de poezen niet praten en de wanden van mijn kamer me met rust laten Mister Robert de Kat: geef het de tijd

  • 12

    Wies: ik heb geen tijd Mister Robert de Kat: tijd is nou net iets, waar jij een heleboel van hebt Wies: o, ja, en dan ben jij zeker zo n zielige ouwe kater, die rustig zijn dood afwacht..? Mister Robert de Kat: misschien, misschien... Wies: er is niets meer, dit is allesik heb je alles verteld Mister Robert de Kat: ik vind je zielig Wies: omdat ik tien ben..? Mister Robert de Kat: nee, omdat je liegt Wies: o ja..? Mister Robert de Kat: Kordaat. en nou is het afgelopen Wies: o ja..? Mister Robert de Kat: Kordaat. uit die jas

  • 13

    Wies: o ja..? Mister Robert de Kat: in het huis wacht een vriendje op je Wies: ja maar, Mister Robert, jongentjes vechten alleen maar Mister Robert de Kat: geen ja maar, deze niet Wies: wie zegt dat..? Mister Robert de Kat: ik Het jongentje: ik Wies: woon je in dat huis. Het jongentje: neeik wacht hier alleen maar Wies: waarop..? Het jongentje: tot ik terug naar huis kan Wies: waar woon je dan..? Het jongentje: aan de rand van het bos

  • 14

    Wies: mijn jas is mijn huis Het jongentje: o Wies: Mister Robert zegt dat jij mijn vriendje wordt Het jongentje: als jij dat wil Wies: ik weet het nog niet Het jongentje: Mister Robert bedoelt het goed Wies: ben jij zijn goede bedoeling..? Het jongentje: zo zou je me kunnen zien Wies: kom dan naar buiten Het jongentje: als je me belooft geen pijn te doen Wies: ben je van peperkoek..? Het jongentje: misschien, ja

  • 15

    Wies: jongentjes van peperkoek zijn het aller gevaarlijkst Het jongentje: als je gaat vechten kan het goed fout met me aflopen... Wies: Terwijl ze intens naar het huis staart. alleen ja of nee, bloed je dood als je gewond raakt..? Het jongentje: ja Het huis verandert niet van kleur. Wies: bloed ik dood als ik gewond raak..? Het jongentje: nee Het huis verandert niet van kleur . Wies: Ok, ik geloof je kom maar tevoorschijn Het jongentje: waarom ben jij hier..? Wies: ik weet het niet Mister Robert de Kat: ...er is meer, Wiesonthoud het nou eens, je moet me alles vertellen, denk na, wat gebeurde er voordat je hier langzaam naar toe dreef

  • 16

    Wies: ik weet het niet meer, iets in hun ogen was veranderd, de juf keek op een manier, dat ik dacht dat er iets goed fout was, en ook mijn moeder keek op een manier dat ik dacht dat er iets verschrikkelijks aan de hand was, misschien lag het aan mij, misschien had ik iets heel stoms gedaan, maar ze zeiden niets, keken alleen maar, ik had iets verschrikkelijks gedaan maar wist niet wat Het jongentje: ik ben alleen maar hier omdat mijn ouders me hebben achtergelaten Wies: welke ouders doen zoiets, welke ouders laten hun kind achter op het einde van de wereld..? Het jongentje: het is niet zo erg Wies: dat is het wel Het jongentje: en jij dan..? Jij bent toch ook door je ouders achtergelaten Wies: nee, voor mij is het anders, ik heb iets heel stoms gedaan, ik heb iets gedaan wat niet magdenk ik Het jongentje: op school..? Wies: nee, nee, ik denkthuis?

  • 17

    Het jongentje: we reden door het bos, met onze vrachtwagen met open laadbak, ik lag op een paar oude jute zakken te slapen we reden heel hard, en ik ben van de laadbak geschoven, ik ben er afgevallen en mijn ouders zijn doorgereden, ten minste dat denk ik we waren op weg, om bij bevriende boswachters te gaan kaartenklaverjassen na dagen lopen ben ik hier terecht gekomen, wij zijn de vergeten kinderen Wies maar je hoeft niet bang te zijn voor Mister Robert, hij is echt je beste vriend, vertrouw hem nou maar Wies: deze plek maakt me doodsbang, met die roestige blokken en grote mensen maar roepen, Komt goed, komt in orde. Nou moet je kijken? want nadat ik aan Juf Annie en mijn moeder gezien had dat er iets niet in orde was, ging ik midden in de nacht op onderzoek ik weet natuurlijk dat dit niet mag, loeren in de mobiele telefoon van je moeder, ik weet het, vind ik alleen maar van die doodsaaie berichtjes ik hou van je Fransje, zo heet mijn moeder, ik hou van je Bert, zo heet mijn vader, ik hou van je Fransje, zo heet mijn moeder, ik hou van je Bert, zo heet mijn vader ik word ergens buiten gehouden, alsof ze een geheime club geworden zijn, mijn vader, mijn moeder en Juf Annie

  • 18

    Mister Robert de Kat: goed zo Wies, goed zovertelvertelanders komen we hier nooit vandaan Wies: van wie weet jij dit..? Mister Robert de Kat: ik heb wel meer kinderen veilig thuis gebracht we moeten langs de gevaarlijkste ravijnen... Het jongentje: als je daar in glijdt blijf je voor eeuwig vallen Mister Robert de Kat: we moeten rivieren oversteken springen van steen naar steen Het jongentje: ..we moeten door de donkerste bossen Mister Robert de Kat: waar de glimwormen ons vanzelf met hun lichtjes veilig terug naar huis wijzen. Wies: is het omdat ik tien geworden ben? Is het zo als je tien bent dat je dan groot bent..? Mister Robert de Kat: terug naar de mobiele telefoon van je moeder Wies: en als je een eigen kamer hebtje nooit meer iets fouts mag doen

  • 19

    Mister Robert de Kat: terug Wies, terug Wies: ja, er was iets in me geknakt, dingen lagen in huis niet meer op dezelfde plek Moeder: Wiesje was die dag weer eens uit haar humeur, ze was weer eens een keer met haar verkeerde been uit bed gestapt Wies: vind je het gek, juffrouw Annie had me de vorige dag verboden om nog ooit een paard te tekenen Juf Annie: nee Wies zo is het niet gegaan Wies: wel, juf Juf Annie: nee, Wies Wies: wel, ik vroeg mag ik een paard tekenen..? Juf Annie: ja en wat zei ik toen..? Wies: dat ik mijn hele leven al paarden tekende, dat het misschien beter voor me zou zijn als ik eens een keer iets anders zou tekenen, dat ik dat paard overgetrokken had uit een tijdschrift,

  • 20

    en uit mijn hoofd had geleerd en dat dit een truckje was en niets met echt tekenen te maken heeft en nu moest ik van haar een paddenstoel gaan tekenen en dat mislukte steeds Juf Annie: ja en elke keer verscheurde je de tekening, je hebt iets meer dan achttien blaadjes verknoeid, en nu moet je daarmee ophouden Wies: omdat die paddenstoel steeds mislukte Juf Annie: de tekening was allang goed, ik geef je een tien Wies: maar ik vind hem niet goed Juf Annie: hij is goed, hoeveel bomen moeten er omgehakt worden voordat jouw paddenstoel goed is..? Wies: die tien was niet belangrijk, ik kon niet meer ophouden, wilde wel, maar, er was iets in me geknakt, iets in huis was anders, iets op school was anders, niets was meer hetzelfde en mijn vaders jas hing niet aan de kapstok, lag als een grijs dood beest op de keukenvloer en alle scharen en scherpe messen waren uit ons huis verdwenen, en mijn moeder zat maar naar buiten te staren, of keek dwars door me heen, was ik soms lucht voor haar, en zomaar ineens werd ze woedend, zit ik thuis aan de keukentafel te proberen een paddenstoel te tekenen, hoor ik mijn moeder ineens woedend te keer gaan tegen de hond, terwijl Noortje mijn liefste hond is, dat Noortje de deur uit moet, dat Noortje naar het asiel moet, dat Noortje niet in de kussens van de bank mag bijten, maar dat doet Noortje nooit en dan hoor ik Noortje schuldig piepen en schreeuw ik tegen mijn moeder dat ze Noortje met rust moet

  • 21

    laten, en dan staat mijn vader ineens voor mijn neus en zegt dat ik haar moet ontzien. Wat is dat Pappa, ontzien? Dat ik mijn moeder met rust moet laten, O, en ondertussen verstoppen ze zich al druk kwebbelend in de badkamer Moeder: ik wilde je niet ongerust maken Wies: maar ik ben het Moeder: dat is niet nodig Wies: Wies en het jongentje doen spelletje. nee, en nu ben ik bij jou, jongentje, zoon van een houthakker, jij die van de vrachtwagen gegleden is, wie glijdt er nou van een vrachtwagen Het jongentje: ik Wies: en waarom zijn ze ons dan niet aan het zoeken Moeder: ik heb helemaal niet gemerkt dat je weg was Wies: nee, omdat alles steeds verandert Moeder: is dat zo..? Wies: omdat je de hele dag op de bank ligt

  • 22

    Moeder: doe ik dat..? Mister Robert de Kat: als we gaan moeten we op zoek naar glimwormpjes, zij wijzen ons de weg Wies: en toen op een goeie avond, mijn moeder was weer eens blijven hangen op het schoolplein, zogenaamd in vergadering met Juf Annie, zag ik haar vergeten mobiel, ze was hem vergeten, hij lag open en bloot naast de fruitschaal, het was de dag waarop ze s ochtends blij had gezegd dat ik een nieuwe kamer zou krijgen Moeder: pappa timmert voor jou een spiksplinternieuwe kamer op zolder Wies: maar ik heb vier maanden geleden een spiksplinternieuwe kamer gekregen op de eerste verdieping Juf Annie: misschien moet je eens met haar naar een dokter..? Moeder: waarom..? Juf Annie: omdat dat tekenen van die paarden me niet lekker zit Wies: wist dat mens veel dat ik er rustig van werd, wist de juf veel, dat ik me heel alleen voelde, wist de juf veel, wist de juf veel dat ik die paarden voor iemand tekende, ik zette haar mobieltje aan, ging snel door de smsjes tussen mijn vader en mijn moederFransje ik hou van je, Bert ik hou van jemaar

  • 23

    wat ik plotseling in de tekstballontjes zag verschijnen bezorgde me de koudste rillingen, tussen de geruststellend verliefde troetelwoordjes, stond plotseling een eenzaam verloren woord Het jongentje: Zachtjes. voor wie tekende je dan al die paarden Wies: dat mag ik niet zeggen Mister Robert de Kat: hier op het einde van de wereld, Wies, mag je alles zeggen Wies: o, nee, ook niet op het einde van de wereld, als ik het hardop zeg, raak ik iets kwijt, raak ik iets nog meer kwijt Het jongentje: wat stond er dan..? Wies: het eenzame woord verscheen plotseling op het verlichte schermpje Het jongentje: ja..? Mister Robert de Kat: ja Wies, wat stond er..? Wies: tweeling.. Jongetje: tweeling..?

  • 24

    Mister Robert de Kat: tweeling..! De Moeder samen met Wies: BERT IK BEN ZO ONTZETTEND BLIJ MET DE TWEELING IN MIJN BUIK, let jij een beetje op Wies, ze doet de laatste tijd vreemd vervelend Wies: ..o ja..? Juf Annie: wat geweldig Fransje, wat fantastischWiesje ga maar vlug naar je klas, ik moet je moeder even alleen sprekennee, nee, niet gaan tekenenen geen pa Fransje, wat fantastisch, wat geweldig, over vijf maanden, weet Wiesje het al..? Juf Annie en moeder zingen duet, moeder is bang, juf is optimistisch. Juf Annie: Hoe klein en kwetsbaar, zo klein en kwetsbaar, zo klein en kwetsbaar, in deze duistere nacht, Hoe zacht en klein, Zo zacht en klein, Zo zacht en klein, In deze opbrekende nacht, Hoe stil het drijft en draait, en schopt en graait, gedragen door duizenden moederhanden, geboren Een gulzige storm die voorbij waait, In de donkerte van de nacht.

  • 25

    zo zacht en klein het stil zwemt, in moeders veilige haven, door een zee gedragen, De moeder: Zo bang, zo klein, zo bang nieuw klein leven, verlangend naar het licht, als het teer breekbaar glas, in duizenden stukken uiteen valt, mag dit leven straks bestaan Jongetje: er heeft iemand op je stoeltje gezeten Wies: nee Het jongentje: er heeft iemand uit je bekertje gedronken Wies: nee Het jongentje: er heeft iemand van je houten bordje gegeten Wies: nee Het jongentje: er hebben twee iemanden in je bedje geslapen Wies: neemijn jas is mijn huis

  • 26

    Mister Robert: we zijn er bijna Wies, we kunnen bijna vertrekken Wies: nee, nee, nee, ik moet eerst nog iets aan mijn moeder vragen..? Het jongentje: waarom teken je dan steeds zwarte paarden..? Wies: mamma..? Moeder: wat is er Wies, kun je niet slapen..? Wies: je moet me een eerlijk antwoord geven mamma..? Moeder: ja..? Wies: krijg jij een tweeling..? Moeder: welnee, gekkie, jij bent er en dat is genoeg, we zijn een heel gelukkig gezin, punt uitHet huis kleurt gifgroen. Wies: we zijn geen gelukkig gezin, mamma..! Het jongentje: waarom tekende je dan steeds paarden..? Wies: mijn moeder liegt

  • 27

    Het jongentje: nou..? Wies: mijn moeder liegt, mijn moeder liegt, we krijgen een tweeling Het jongentje: mijn ouders zijn mij niet vergeten, ik ben gewoon van de vrachtwagen gevallen Wies: en wij krijgen een tweeling Het jongentje: eraf gegleden toen ik eventjes op een paar juten zakken in slaap gevallen was wakker geworden in een goudgele regen, de ondergaande zon betoverde het bos mijn ouders zoeken naar me, alleen kunnen ze me nu niet vinden, dat is wat anders dan vergeten zijn, als je wordt vergeten, ben je er misschien wel niet eens meer Wies: zie je mij..? Het jongentje: ja, zie jij mij ook..? Wies: als ze je vergeten ben je er misschien wel niet meer, ik zie een lange dunne jongen

  • 28

    Het jongentje: ik zie een meisje dat woont in haar jas Wies: een lange dunne jongen die lijkt op een vogeltje Mister Robert de Kat: en ik een heel boos meisje en een schuwe schriele jongen Het jongentje: schriel misschien, schuw misschien, maar ik besta Wies: dat weet je nooit, misschien zitten we wel gevangen in iemands nachtmerrie... Het jongentje: bij ons in het bos leeft een aapje, een klein lief aapje, niemand weet hoe dat aapje in het bos terecht gekomen is, en elke avond komt hij op de vensterbank van mijn slaapkamer, ik heb een enorme zak pelpinda s en elke avond geef ik hem er een paar en elke avond spreken we met elkaar, niet in onze taal, maar in een taal die wij alleen verstaan en als ik met rot voel Wies: voel je je rot..? Het jongentje: soms Wies: omdat iedereen om je heen met elkaar druk in de weer is en jij niet bestaat

  • 29

    Het jongentje: alsof je van lucht bent, ijl, en als je dan eindelijk aan de beurt bent, word je overgeslagen... Wies: alsof iedereen naar je wijst en heel hard schreeuwt dat het beter is dat je verdwijnt Moeder: dat heb ik niet gezegd Wies: dat heb je wel gezegd, mamma Moeder: dat bedoelde ik dan niet zo Wies verdwijn uit mijn ogen Het jongentje: of als iedereen zwijgt en naar de grond kijkt als je langs loopt Wies: ik ben hier omdat ik iets fouts gedaan hebt, iets verschrikkelijks, iets wat niet mag, jij bent alleen maar kwijt Het jongentje: ga je me het nog vertellen..? Wies: van die paarden..? Het jongentje: van die zwarte paardenhet hoeft niet hoor Wies: misschien wil ik het wel, maar kan ik het niet

  • 30

    Het jongentje: geheimen, als duistere eilandjes in de donkerte van je lichaam Wies: streng verboden eilandjes...dat is het. Het jongentje: op een goeie dag staat de zandweg aan de rand van ons bos vol rotjongens Wies: van die rooie zweethoofden..? Het jongentje: van die rooie zweethoofden, alle pestkoppen en treiterhoofden uit de hele omtrek hebben zich verzameld Wies: aan de rand van jullie bos om jou in elkaar te slaan Het jongentje: ze hebben uitpuilende broekzakken vol glanzende kastanjes, op een teken van de oppersukkel halen alle ondersukkels tegelijk een paar kastanjes uit hun broekzak, en steken zowat tegelijk hun armen in de lucht, ze willen hun bruine glanzende kastanjes keihard naar mijn hoofd smijten, alsof ze zich willen verlossen van de een of andere teleurstelling, ik ruik naar dier, naar natte hond Wies: ik heb me verstopt in de linnenkast op zolder Het jongentje: mijn angstzweet ruikt naar nat hondenhaar

  • 31

    Wies: tussen de winterjassen van mijn vader Het jongentje: tijd staat stil, en dan springt het aapje zo van de tak van een boom op mijn schouders Wies: zoek in zijn jaszakken, vind een pepermuntje Het jongentje: niemand doet wat, n voor n verdwijnen de jongens met hun uitpuilende broekzakken vol glanzende kastanjes Wies: jouw aapje is jouw beschermengelik proef de smaak van het pepermuntje, begin zachtjes te huilen, tranen kruipen over mijn wangen, ik haat het als ik niet weet waarom ik moet huilen, waarom moet ik huilen, heb ik pijn? Nee. Heeft iemand anders pijn? Nee. Is er iemand dood..? De moeder: hou op met huilen Wies: ik huil niet De moeder: kom dan uit die linnenkast Wies: nee De moeder: je wangen zijn kletsnat Wies: kraanwater, gewoon kraanwater

  • 32

    Mister Robert de Kat. was je boos..? Wies: ..ik dacht aan al die zwarte paarden die ik getekend had Mister Robert de Kat: en aan juf Annie van wie je geen paarden meer mocht tekenen De moeder: maar we wilden je juist met rust laten Juf Annie: en je heel voorzichtig op andere gedachten brengen Wies: dat was niet voorzichtig, dat was snoeihard De juf: o, nee, liefje, dat is mijn werk Wies: ik ben je liefje nietmij dwars zitten en met mijn moeder achter je hand gaan lopen smoezen, dat is je werk Mister Robert de Kat: tekende je die paarden voor iemand..? Wies: neeja Mister Robert de Kat: voor iemand die er niet meer is Wies: neeja

  • 33

    Mister Robert de Kat: om die persoon niet te vergeten Wies: nee ja Het jongentje: wie..? Wies: ik kan zijn naam niet hardop uitspreken Het jongentje: waarom niet..? Wies: als ik dat doe, raak ik hem kwijt Het jongentje: wordt die naam dan door niemand meer hardop uitgesproken..? Wies: Mister Robert, komen de vergeten kinderen hier alleen maar weg als ze het spijt me hebben gezegd, ik zit boordevol geheimen, en ik lieg er driftig op los, maar ik zeg geen sorry, niet tegen jou, niet tegen jou, tegen niemand, ik heb in de mobiele telefoon van mijn moeder zitten gluren, ik heb haar smsje dat ze een tweeling krijgen gelezen, dat ik er twee broertjes bij krijg, ja maar als ik haar daar naar vraagt liegt ze dat ze barst, wat voor soort kinderen belanden hier Mister Robert de Kat: meisjes die geld uit jaszakken van andere kinderen stelen

  • 34

    Wies: ik ben geen dief Het jongentje: ik ben verlegen, schuw, maar dat kan veranderen Mister Robert de Kat: jongens van tien die fietsenhokken van arme buurvrouwen in de fik steken Wies: ik ben geen in de fiksteker Mister Robert de Kat: meisjes van tien, die hun moeder opsluiten, omdat ze hun zin niet krijgen Wies: dat was voor de grap, bij mij thuis was alles veranderd daar werd ik onhandig van Het jongentje: zo boos als jij durft te zijn Wies: ik weet het, mamma, mamma maak me wakker, ik wil nu wakker gemaakt worden, als je twee babys krijgt zal ik er heel goed voor zorgen, ik ben het liefste zusje wat ze zich maar kunnen wensen en als ze twee jaar zijn zetten we twee zinken teilen buiten in het gras, mogen ze met water knoeien en met badeendjes spelen, knoeien, echt en als je op de bank wil liggen zoals de afgelopen maanden, mag je dat zo vaak je maar wil, ik zal voortaan heel lief zijn, echt, ik ga heel goed zorgen voor Hajo en Jolle, vind je dat geen fantastische namen, Hajo en JolleHajo en JolleHajo en Jolle

  • 35

    Moeder: en nu moet je gaan slapen Wies, nu moet je onmiddellijk gaan slapen, laat het verzinnen van die namen maar aan ons over, pappa en ik hebben al twee namen..? Wies: hoe heten ze dan..? Moeder: welterusten Wies: nee, ik kan niet slapen als je ze me niet vertelt Moeder: welterusten, Wies Wies: niks welterusten Het jongentje: ging het zo..? Wies: niks welterustenja Moeder: welterusten Wies: welterusten op de trap Moeder: welterusten op de trap Wies:Huilt. welterusten in de gang

  • 36

    Moeder: welterusten in de gang Wies: welterusten in de kamer Moeder: welterusten in de kamer Wies: welterusten, dikke mamma met haar dikke buik zittend op de bank voor de kleurentelevisie Moeder: welterusten Wies: mamma..? Moeder: nee Wies: mamma? Wies: welterusten, dikke mamma die mij twee nieuwe spiksplinternieuwe broertjes gaat geven Het jongentje: ging het echt zo Wies: ja Het jongentje: en waarom ging je niet gewoon slapen

  • 37

    Wies: ik was bang Het jongentje: waarvoor..? Wies: alles was anders, niets was meer hetzelfde en toen stond ze ineens in mijn slaapkamer, alsof ze iets akeligs, iets verschrikkelijks tegen me wilde vertellen Mister Robert de Kat: we mogen weg, jongens, Wies heeft alles verteld, we kunnen gaan Het jongentje: wat wilde je moeder je vertellen..? Wies: ze zei niets, ze keek alleen maar zo akelig droevig Het jongentje: waarom Wies: ik weet het niet Het jongentje: vrouwen die kinderen krijgen, zijn door de bank genomen meestal zielsgelukkig Wies: en zonder dat ik iets van mezelf begreep zei ikals die twee babys dood geboren worden, gaan ze dan in het graf bij Juul Het jongentje: zei je dat echt..?

  • 38

    Wies: ik kon mezelf niet meer besturen, ik had de naam Juul al drie jaar niet meer uitgesproken, niemand had die naam ooit nog hardop uitgesprokenniemand Mister Robert de Kat: kom jongens we gaankom, jongens, de nacht is op zijn donkerst, de glimwormpjes gaan zo branden, denk aan iets fijns, dat voelen de glimwormpjes, jullie moeten aan iets liefs denken, kom vooruit, de glimwormpjes zijn onze enige kans, ze zijn de enige die ons de weg door de donkere tunnel kunnen wijzen Wies: de naam JUUL hing als een bevroren ijspegel in de slaapkamer Het jongentje: Juul... Wies: mijn broertje van vier, drie jaar geleden werd hij ziek, ging naar het ziekenhuis, ik heb hem daarna nooit meer gezien Mister Robert de kat: kom jongens denk aan iets liefs, als de gloeiwormen niet gaan branden, komen we hier nooit meer weg Wies: het gaat niet Het jongentje: tekende je daarom zwarte paarden..? Wies: mijn vader fluit op de trap, mijn moeder ligt op de bank, niemand praat over Juul, niemand, tenminste niet waar ik bij

  • 39

    ben, niemand, elke keer als ik een paard teken ben ik heel dicht bij hem Mister Robert de Kat: iets liefs, iets waar je warm van wordt... Het jongentje: denk aan mijn aapje, denk aan mijn aapje, Wies: het gaat niet Het jongentje: hier, teken een paard, doe het voor Juul Muziek zet in, Asens Tod. Wies tekent, en als dat klaar is trekt ze de bekleding van het huis naar beneden. In de muziek gaan de glimwormpjes gloeien, langzaam, spannend, uit en aan, uit en aan, dan valt jongen. Ze lopen met zijn allen achter het orkest met het plastic van het huis De kat tilt de jongen in zijn armen, ze trekken verder. Lavalu maakt een overgang van Asens Tod naar lichtere muziek. Mister Robert de Kat zet de luiken open. Wies: Jongentje, Jongentje, jongentje. Mister Robert de Kat: Nee, Wies. Jongentje: ga Wies, terug naar je moeder Mister Robert de Kat: ga Wies, terug naar de Rietkragen

  • 40

    Jongentje: terug naar je linnenkast Mister Robert de Kat: naar de pepermuntjes in de zakken van je vader Wies: ja, ja, ja..nee Mister Robert de Kat: geen nee Wies... Wies: maar ik moet nog n ding vragen Mister Robert de Kat: niet doen Wies Wies: Mister Robert nog n vraag Mister Robert de Kat: Wies je wordt zo naar huis geteleporteerd Wies: alsjeblief nog n vraag..? Jongentje: ja..? Wies: hoe heet je Jongentje: dat kan ik niet zeggen Wies: ..op het einde van de wereld mag je alles zeggen.

  • 41

    Mister Robert de Kat: daar ben je niet meer, Wies Wies: alsjeblieft, wat is dan de naam van je aapje Mister Robert de Kat: daar ga je Windmachine aan Wies: alsjeblieft? Mister Robert de Kat: terug naar de Rietkragen Jongentje: Koko, mijn aapje heet Koko. Wies: Koko..? dank je wel Mister Robert, dank je wel voor alles Mister Robert de Kat: het is al goedje was een fijn ongehoorzaam en strontvervelend kind Wies jongentje, jongentje, zijn we vrienden..? Geluid windmachine overspoelt nu alles, tot het stil wordt. Mamma: waar was je Wieswe hebben je overal gezocht Wies: op het einde van de wereld, mammaop het einde van de wereld bij Mister Robert

  • 42

    Mamma: Mister Robert..? Wies: een sprekende kat en een verlegen jongentje dat van de vrachtwagen gegleden is, een verlegen jongentje, mijn beste vriendmamma, mamma, had Juul een knuffel..? Mamma: natuurlijk had Juul een knuffel Wies: waar is die dan..? Mamma: dat aapje dat hij van opa gekregen heeft Wies: aapje..? Mamma: op de commode in de nieuwe babykamer Wies: aapje? Moeder: ja, Wies, liefjeeen aapje Wies: hoe heet dat aapje..? Mamma: weet je dat echt niet meer Wies: alsjeblieft mamma, hoe heet het aapje van Juul

  • 43

    Mamma: Koko, Juul noemde zijn aapje Koko..? Wies: ik was het vergeten Mamma: Koko Wies: mag ik hemhebben Mamma: ...jas uit Wies: mam..? Mamma: en nu uit die jas Wies: mam..? Muziek

  • 44