MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo...

13
MENS 52 3 Dit dossier werd samengesteld door Prof. Dr. Walter Decleir, Universiteit Antwerpen Met medewerking van: Inge Van Dyck, Universiteit Antwerpen Het ontstaan van de mens deel 1. van aap tot aapmens Van links naar rechts Lamarck (1744-1829), Wallace (1823-1913) en Darwin (1809-1882) De nieuwe inzichten die evolutiebio- logen van de 19e eeuw, zoals Lamarck, Wallace en Darwin naar voor brachten, vormen wellicht de grootste intellectu- ele revolutie, die de mensheid ooit heeft gekend. Zij veranderden een sta- tisch wereldbeeld dat er was en waaraan niet veel kon veranderd wor- den, in een dynamisch wereldbeeld, dat werd gekenmerkt door voortdu- rende verandering en nieuwvorming. Sedertdien werd het denken van de mens in totaal nieuwe banen geleid. Een statisch wereldbeeld komt overeen met de wijze waarop onze zintuigen onszelf en de omgeving ervaren. Daar- entegen moet bij een dynamisch wereldbeeld de mens leren denken in termen van voor hem onvoorstelbare dimensies en omstandigheden. De overgang van een statisch wereld- beeld naar een dynamisch wereld- beeld liep niet van een leien dakje en is een boeiend en leerzaam verhaal op zich. De verklarende kracht die schuilt in de kennis van het verleden, voor het begijpen van het heden, drong traag maar zeker door tot steeds meer wetenschappers en is heden onver- breekbaar verbonden met het moderne wetenschappelijk denken. Dit leidde in de 20e eeuw tot een grote synthese van alle natuurwetenschappen die wij het wetenschappelijk scheppingsver- haal kunnen noemen. Dit begint rond 15 miljard jaar geleden met de Big Bang of Grote Oerknal en eindigt met alles wat nu bestaat. Heden ten dage is dit het uitgangspunt bij uitstek ge- worden van alle natuurwetenschappen, en in praktisch elk boek of tijdschrift dat handelt over moderne natuurwe- tenschappen vindt men wel steeds een of andere bijdrage tot verbetering of verdere invulling van dit weten- schappelijk scheppingsverhaal. Ter illustratie van dit alles zullen wij in wat volgt een bespreking wijden aan het ontstaan van de familie van de mensachtigen (de Hominidae) met als sluitstuk het ontstaan van de moderne mens (Homo sapiens). Dit is het laatste stuk van wat men kan beschouwen als een rode draad doorheen het weten- schappelijk scheppingsverhaal, die wij kunnen aanduiden als “de lange weg van Big Bang tot Mens”.

Transcript of MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo...

Page 1: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

MEN

S52

3

Dit dossier werd samengesteld door Prof. Dr. Walter Decleir, Universiteit AntwerpenMet medewerking van: Inge Van Dyck, Universiteit Antwerpen

Het ontstaan van de mensdeel 1. van aap tot aapmens

Van links naar rechts Lamarck (1744-1829), Wallace (1823-1913) en Darwin (1809-1882)

De nieuwe inzichten die evolutiebio-logen van de 19e eeuw, zoals Lamarck,Wallace en Darwin naar voor brachten,vormen wellicht de grootste intellectu-ele revolutie, die de mensheid ooitheeft gekend. Zij veranderden een sta-tisch wereldbeeld dat er was enwaaraan niet veel kon veranderd wor-den, in een dynamisch wereldbeeld,dat werd gekenmerkt door voortdu-rende verandering en nieuwvorming.Sedertdien werd het denken van demens in totaal nieuwe banen geleid.Een statisch wereldbeeld komt overeenmet de wijze waarop onze zintuigenonszelf en de omgeving ervaren. Daar-entegen moet bij een dynamischwereldbeeld de mens leren denken intermen van voor hem onvoorstelbaredimensies en omstandigheden.

De overgang van een statisch wereld-beeld naar een dynamisch wereld-beeld liep niet van een leien dakje enis een boeiend en leerzaam verhaal opzich. De verklarende kracht die schuiltin de kennis van het verleden, voorhet begijpen van het heden, drongtraag maar zeker door tot steeds meerwetenschappers en is heden onver-breekbaar verbonden met het modernewetenschappelijk denken. Dit leidde inde 20e eeuw tot een grote synthesevan alle natuurwetenschappen die wijhet wetenschappelijk scheppingsver-haal kunnen noemen. Dit begint rond15 miljard jaar geleden met de BigBang of Grote Oerknal en eindigt metalles wat nu bestaat. Heden ten dageis dit het uitgangspunt bij uitstek ge-worden van alle natuurwetenschappen,

en in praktisch elk boek of tijdschriftdat handelt over moderne natuurwe-tenschappen vindt men wel steedseen of andere bijdrage tot verbeteringof verdere invulling van dit weten-schappelijk scheppingsverhaal.

Ter illustratie van dit alles zullen wij inwat volgt een bespreking wijden aanhet ontstaan van de familie van demensachtigen (de Hominidae) met alssluitstuk het ontstaan van de modernemens (Homo sapiens). Dit is het laatstestuk van wat men kan beschouwen alseen rode draad doorheen het weten-schappelijk scheppingsverhaal, die wijkunnen aanduiden als “de lange wegvan Big Bang tot Mens”.

Page 2: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

AZOICUMHet tijdperk zonder leven.

Van 4,6 tot 3,6 miljard j.g.

PROTEROZOICUMHet tijdperk van het

primitiefste leven.Van 3,6 tot 0,6 miljard j.g.

PALEOZOICUMHet tijdperk van de oude levensvormen.

Van 570 tot 225 miljoen j.g.

Cambrium - Van 570 tot 500 miljoen j.g.Ordovicium - Van 500 tot 440 miljoen j.g.

Siluur - Van 440 tot 395 miljoen j.g.Devoon - Van 395 tot 345 miljoen j.g.

Carboon - Van 345 tot 280 miljoen j.g.Perm - Van 280 tot 225 miljoen j.g.

MESOZOICUMDe “Middeleeuwen”

aarde - Van 225

Trias - Van Jura - Va

Krijt

MEN

S52

4

DE PLAATS VAN DE MENS IN DE SYSTEMATIEK

Sedert het werk “Systema naturae” vanCarolus Linnaeus, dat verscheen in1758, worden diersoorten wetenschap-pelijk steeds aangeduid door decombinatie van een geslachtsnaam(beginnend met een hoofdletter) en eensoortnaam (beginnend met een kleineletter). Alleen wanneer soorten nog eensworden opgedeeld in ondersoorten (ofrassen) wordt hieraan nog een naamtoegevoegd. Een belangrijke stap wasdat Linnaeus ook aan de mens eenplaats in de biologische systematiek (oftaxonomie) toekende en hiervoor dewetenschappelijke soortnaam Homosapiens introduceerde. Dit betekendedat de mens voor het eerst een plaatskreeg tussen de levende wezens en metdeze laatste verbonden was door eenmin of meer groot aantal eigenschap-pen. Van het feit dat deze band eendiepere betekenis had en het gevolg wasvan een gemeenschappelijke afstam-ming had men toen echter nog geenidee, maar de basis voor dit inzicht washiermede wel gelegd.

De bovenstaande tabel geeft de belang-rijkste taxa (niveau’s in de hiërarchischeopbouw van het taxonomisch systeem)van hoog naar laag voor het indelen vande mens in de biologische systematiek.

Een algemeen aanvaard criterium voorhet behoren van twee organismen totdezelfde soort, is de mogelijkheid omonderling vruchtbare nakomelingen teproduceren. Zoals men zich wel kanvoorstellen, is het onbruikbaar om uit temaken of verwante fossiele overblijfselenal dan niet tot dezelfde soort behoren.In de praktijk gaat men na of bepaalde

eigenschappen binnen aanvaardbaregrenzen overeenkomen en dit is niet zoeenvoudig wanneer het gaat om fossieleresten. Een even groot probleem is hetopdelen van een soort in ondersoorten.Vooral wanneer het om de mens gaat isdit niet alleen moeilijk, maar ook zeerdelicaat gebleken. Dit bleek reeds bij deproblematiek van het al of niet opdelenvan de nog levende mensen. Voorbeel-den van ondersoortnamen die aan demoderne mens werden gegeven zijnondermeer Homo sapiens albus (het Kau-kasische ras), Homo sapiens asiaticus (hetMongoloide ras), Homo sapiens afer (hetNegroide ras), Homo sapiens hottentotus(het Khoisanide ras of de San) Homosapiens australasicus (het Australoide rasof de aborigines), Homo sapiens america-nus (het Indianide ras), enz. Na deTweede Wereldoorlog werd dergelijkeonderverdeling om ethische redenenniet meer aanvaard, wegens de misbrui-ken die in de loop van de geschiedenistelkens weer opdoken wanneer één volkzich op basis van verschillen hoger ofbeter ging achten dan een ander en zichzelfs aanmatigen om de laatste teknechten, in minderwaardige posities tedringen of zelfs fysisch te liquideren. Hetresultaat van dit alles was dat, hoewelwel wat kunstmatig, de moderne mens

sedertdien algemeen beschouwd wordtals behorend tot één en hetzelfde ras,namelijk Homo sapiens sapiens. Hierdoorwerd het voor de paleo-antropologiemogelijk om vondsten die van modernemensen verschillen maar toch geachtworden tot dezelfde soort te behoren,overeenkomstig een andere naam tegeven. Zo worden vroege moderne men-sen die grosso modo leefden voor 40.000jaar geleden heden veelal aangeduid alsHomo sapiens archaicus (de archaischemoderne mens). Een schoolvoorbeeldvan deze problematiek is de discussierondom de naam van de Neanderthaler.Tot de dag van vandaag blijft er onenig-heid onder de specialisten of deze eenaparte soort is geweest of wel een onder-soort van de moderne mens. Wat men ervan denkt uit zich dan in de naamgeving.In het eerste geval moet men sprekenvan Homo neanderthalensis, in het tweedevan Homo sapiens neanderthalensis.

DE STUDIE VAN FOSSIELEN

Juist zoals een archeoloog aan de handvan ruïnes en andere overblijfselen uitvroegere culturen tracht om zich eenbeeld te vormen van vroegere verblijf-plaatsen en wijze van leven inhistorische tijden, dient de paleontoloog

RIJK : Animalia (dierenrijk of dieren).STAM : Chordata (chordaten of chordadieren).ONDERSTAM : Vertebrata (vertebraten of gewervelde dieren).KLASSE : Mammalia (zoogdieren).ORDE : Primata (primaten of opperdieren).ONDERORDE : Anthropoidea (alle apen, mensapen en mensachtigen).SUPERFAMILIE : Hominoidea (alle mensapen en mensachtigen).FAMILIE : Hominidae (hominiden of mensachtigen).ONDERFAMILIE : Homininae (homininen of eigenlijke mensen).GESLACHT : Homo (de mens).SOORT : Homo sapiens (de moderne mens als soort).ONDERSOORT : Homo sapiens sapiens ( de moderne mens als ras)

INDELING VAN DE GESCHIEDENIS VAN HET LEVENDe geschiedenis van het leven op aarde kan ingedeeld worden aan de hand van bio-logische tijdperken (in de tabel aangeduid in hoofdletters) die verder onderverdeeldworden in tijdvakken. De aangeduide tijden kunnen binnen bepaalde grenzen ver-schillen volgens de auteur. De evolutie van de mensachtigen omvat in essentie tweebiologische tijdvakken, namelijk het Plioceen en het Pleistoceen. Het erop aansluiten-de, allerlaatste tijdvak is het Holoceen, maar dit behoort reeds tot de historie en nietmeer de prehistorie.

Nota : j.g. = jaren geleden.

Visfossiel (Perm)

Page 3: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

NEOZOICUMHet tijdperk van de nieuwe levensvormen.

Van 64 miljoen j.g. tot nu.

Paleoceen - Van 64 tot 54 miljoen j.g.Eoceen - Van 54 tot 38 miljoen j.g.

Oligoceen - Van 38 tot 25 miljoen j.g.Mioceen = de grote bloeitijd van de mensapen - Van 25 tot 7 miljoen j.g.

Plioceen = ontstaan en evolutie van de aapmensen - Van 7 tot 3 miljoen j.g. Pleistoceen = ontstaan en evolutie van het geslacht Homo - Van 3 miljoen tot 10.000 j.g

Holoceen = de moderne mens verovert de wereld - Van 10.000 j.g. tot nu.

” van het leven op tot 64 miljoen j.g.

225 tot 190 miljoen j.g.an 190 tot 135 miljoen j.g.- Van 135 tot 64 miljoen j.g.

MEN

S52

5

of meer bepaald de paleoantropoloogzich aan de hand van fossielen een beeldte vormen van de prehistorie van demens. Het spreekt voor zich dat het nieteenvoudig is om zich aan de hand vanversteende resten die honderdduizendentot miljoenen jaren oud zijn, een beeldte vormen hoe de mens en zijn omge-ving er uit zag, ontstond en evolueerde.

Een eerste probleem waarmee de paleontologie te kampen heeft is demoeilijkheid om enerzijds bereikbare

plaatsen met fossiele resten te ontdekken.Anderzijds kampt men met de fragmen-tatie en beperktheid van deze vondsten.Fossielen kunnen bij toeval worden ont-dekt of door bewust zoekwerk. Ditgebeurt bij opgravingen allerhande of bijvondsten aan de oppervlakte die doorerosie bloot kwamen te liggen.

Een ander probleem is de datering vande fossiele vondsten. Dit dient bij voor-keur en indien mogelijk te gebeurendoor een combinatie van verschillende

technieken. Bij de relatieve dateringwordt de ouderdom van een bepaald fos-siel bepaald ten opzichte van anderefossielen in de omgeving of van de sedi-mentgesteenten waarin het is ingebed.Bij de absolute datering wordt de ouder-dom van een bepaald staal rechtstreeksbepaald. De meest gebruikte techniek isde 14C (zie kader) dateringsmethode diegeschikt is voor stalen tot zowat 50.000jaar geleden. Voor oudere stalen gebruiktmen vooral de kalium-argon methode.

Wanneer een fossiel als een nieuwe soortwordt beschouwd, dan wordt dit slechtsalgemeen erkend na een beschrijvingervan in een erkend wetenschappelijktijdschrift. Gezien de opvallende recentedynamiek van de studie van de mens-achtigen gebeurde het bij herhaling datgegeven soortnamen nadien gewijzigdwerden en dit kan verwarrend zijn. Wan-neer men dit wil vermijden, kan menandere benamingen gebruiken. Een eer-ste methode werkt met algemeenaanvaarde gebruiksnamen zoals bvb. devindplaats (de Java-mens, de Heidelberg-mens enz.). Een andere mogelijkheid isom niet te verwijzen naar de soort maarnaar één specifieke vondst die modelstaat voor de soort. In de paleontologiekan elk fossiel ondubbelzinnig aangeduidworden door de combinatie van hetacronym van een museum en/of van devindplaats met een volgnummer. Integenstelling tot systematische weten-schappelijke namen zijn de specifiekevondsten hierdoor ondubbelzinnig enblijvend vastgelegd. Zo zijn bij voorbeeldOH 5 (Olduvai Hominid nr. 5) en KNM-ER 406 (Kenya National Museum – EastRudolf nr. 406) beide Paranthropus boiseispecimens en is KNM-ER 1470 eenbekend en beroemd specimen dat eerstHomo habilis maar later Homo rudolfensiswerd genoemd.

Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan archeologenDe kosmische straling uit de ruimte reageert continu met de stikstof in de atmo-sfeer. Zo ontstaat er radioactief 15N (7 protonen, 8 neutronen). Dit valt snel uiteenin 14C (6 protonen, 8 neutronen) en een waterstofatoom (1 proton, geen neutro-nen). Ook 14C is radioactief, met een halveringstijd van 5730 jaar. Dit wil zeggendat als je een 1 gram 14C hebt, dit na 5730 jaar nog maar een halve gram is. Nogeens 5730 jaar later is er nog maar een kwart gram over. In de atmosfeer komtook het veel algemenere (en niet radioactieve) 12C-isotoop voor. Omdat het 14Ccontinu wordt aangemaakt, is de verhouding 12C tot 14C in de lucht constant. Het14C vervalt wel, maar de bovengenoemde straling zorgt voor een voortdurendaanvullen van de 14C pool.

Koolstof-14 zit in alle levende wezensDeze 14C gaat reageren met de zuurstof in de atmosfeer, en zo CO2 vormen. Viade fotosynthese komt dit terecht in de voedselketen, en dus bij dieren, ook bij onsmensen. We bestaan dus voor een klein gedeelte uit 14C. De rest van ons koolstofis het niet-radioactieve 12C. Nu, wanneer een levend wezen afsterft, wordt er geenkoolstof meer opgenomen. De hoeveelheid 12C blijft constant, maar de hoeveel-heid 14C begint te vervallen. Door naar de verhouding 12C/14C te kijken, kunnende resten van een organisme worden gedateerd. Een formule hiervoor is:

t = ln (Nt/No) x t1/2 / (-0.693) Hierin is ln de natuurlijke logaritme, Nt/No is de verhouding 14C in het fossiel ver-geleken met de hoeveelheid uit levend materiaal en t1/2 is de halfveringstijd van14C (5730 jaar). Voor een fossiel dat maar 10 % 14C bevat van wat een levend exemplaar zoumoeten bevatten, wordt dit dus :

t = ln (0.10) x 5730 / (-0.693) jaar t = (-2.303) x 5730 / (-0.693) jaar

t = 19040 jaar oud Met de 14C-methode gaan we terug in de tijd tot 50 000 jaar geleden. Met stof-fen met een grotere halfwaardetijd kunnen we verder in het verleden kijken.

Ammoniet (Krijt) Mammoettand (Pleistoceen)

Paranthropus boisei

Page 4: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

MEN

S52

6

DE ONTWIKKELING VAN MENSAAP TOT MODERNE MENS

De ontwikkeling van mensaap tot modernemens gebeurde geleidelijk over een periodevan 7 à 6 miljoen jaar geleden tot nu. Dezehele periode kunnen wij ruwweg indelen intwee delen. In het eerste deel van de evolu-tie gebeurde vooral de overgang vanviervoeter naar tweevoeter en spreekt menover slanke en robuuste aapmensen. In hettweede gebeurde vooral een stijging van deherseninhoud en spreekt men van eigenlijkemensen (Homo-lijn). Deze evolutie wordt inzeer grote trekken voorgesteld in de bijgaan-de figuren.

De algemene kenmerken van deze evolutievan mensaap naar mens kunnen wij als volgtsamenvatten :

De overgang van een viervoetige naar een tweebenige voort-beweging heeft gevolgen voor praktisch de ganselichaamsstructuur. Specialisten zijn om deze reden in de regelin staat om aan de hand van slechts stukjes van een skelet vastte stellen of het gaat om al dan niet tweebenige wezens.

De sterke en beweeglijke armen staan niet meer in functie vande voortbeweging en komen hierdoor vrij om te voelen envast te houden. Het werpen met takken of stenen, het klop-pen, stompen of grijpen met de handen werden debelangrijkste middelen van de mensachtigen om zich te ver-dedigen of aan te vallen.

Het beschikken over handen en geschikt gereedschap maaktehet bezit van dodende en verscheurende tanden minderbelangrijk waardoor het gebit en de kaken gereduceerd wer-den.

De vroegere buikzijde werd de voorzijde van het lichaam metalle gevolgen vandien in verband met onder meer de signaal-functie.

De schedel kwam boven op de wervelkolom te staan. De ope-ning in de schedel waar langs het ruggenmerg de schedelbinnenkomt en overgaat in de hersenen verplaatst zich van deachterzijde van de schedel naar de schedelbasis. Bij viervoetige

primaten hangt de kop als het ware vooraan de wervelkolom.Bij tweebenige primaten komt de kop bovenop de romp testaan.

De ruggengraat gaat een S-vormige kromming vertonenwaardoor het bekken, de benen en de voeten onder de rompterechtkomen.

Het bekken werd omgevormd tot een kom als aanpassing aanhet opvangen van een veel groter deel van het lichaam danbij viervoeters het geval is. Een aspect van de omvorming vanhet bekken tot een kom in combinatie met de grotere schedelin functie van de grotere hersenen is dat de geboorte-openingrelatief klein werd. Dit verklaart het feit dat de mens geken-merkt wordt door zo veel voorkomende moeilijke bevallingen.De cultureel verworven technieken van de geneeskunde waar-door een al te moeilijke geboorte wordt voorkomen door eenkeizersnede, maakt dat de natuurlijke selectie hierdoor wordtteruggedrongen en hierdoor deze eigenschap behoudenblijft.

Een sterke groei van de hersenen. Het hersenvolumebedraagt gemiddeld 200 cc bij apen, 350 à 500 cc bijmensapen, 1.000 à 1300 cc bij Homo erectus en gemid-deld 1350 cc bij de moderne mens. De variatie van deherseninhoud bij de moderne mens is zeer groot (van1200 tot 2100 cc) en dit wordt al dan niet terechtbeschouwd als het nog in volle evolutie zijn van de men-selijke hersenen. De gevolgen van de sterk gestegenherseninhoud zijn niet alleen aanpassingen en wijzigingenvan de schedelvorm maar ook onder meer een stijgendecapaciteit tot culturele evolutie. De fossielen die hier vangetuigen, zijn hoofdzakelijk stenen werktuigen.

Gorilla Homo erectus(Sinanthropus)

Homo sapiens

Page 5: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

MEN

S52

7

De vorm van de schedel wijzigt zich onder meerdoor inkorting van de kaken, de reductie van dewenkbrauwbogen en de verhoging van het voor-hoofd. Een voor de rest functieloos maar typischresultaat van de inkorting van de kaken is het ont-staan bij de moderne mens van een kin.

De typische insnoering van de schedel achter deogen verdwijnt.

De evolutie van de schedels wordt getoond aan dehand van schedels met van links naar rechts dezevan een gorilla, een Pekingmens, een Neandertha-ler (alleen in de figuur met 4 schedels) en eenmoderne mens.

De opponeerbare grote teen isbij mensapen zeer beweeglijkzodat ze er mee kunnen grij-pen. Bij het ontstaan vantweebenigheid gaat dezesteeds meer te samen met deandere tenen terug parallelmet de voetas komen. Bijmoderne mensen kan hij nogslechts op en neer bewegen.

De evolutie naar het geslacht Homo gaatgepaard met een vermindering van hetgeslachtsdimorfisme. Biologisch duidt ditop minder onderlinge competitie tussende mannen. Dit wijst dan weer op eenevolutieve trend tot paarvorming.

Verminderende rol van tanden als wapendoen de grote hoektanden verdwijnen. Dekaken worden korter waardoor minder plaatsontstaat voor de kiezen. Deze worden kleiner.Het bij vele mensen niet meer doorkomenvan de “wijsheidstanden” wijst op een evolu-tie naar het verdwijnen er van. De figuurtoont de overgang van U-vormige tandboogbij mensapen naar de parabolisch tandboogbij de mens.

Van links naar rechts bovenaanzicht van een schedel van eengorilla, Homo erectus en Homo sapiens.

Page 6: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

DE GESCHIEDENIS VAN ONZE KENNIS OVER HETONTSTAAN VAN DE MENS

Daar de maatschappij gedurende langetijd niet of slechts schoorvoetend wildeweten van een voorgeschiedenis van demens, noch van enige band tussen mensen dier, evolueerde onze kennis op ditgebied vooreerst uiterst langzaam. Vanafde tweede helft van de 20e eeuwgeraakte het onderzoek en bij gevolgook onze kennis over de menswordingin een opvallende stroomversnelling. Dejaren kort voor en na de eeuwwisselingkenden een sensationele explosie vannieuwe vondsten en overeenkomstig vanelkaar snel opvolgende nieuwe inzichtenover het ontstaan van de mens. Het stij-gend aantal fossiele vondsten brachtmet zich mee dat de menselijke stam-boom voortdurend veranderde, nieuwesoortnamen ontstonden en bestaandegeslachten of soorten hernoemd ofopgesplitst dienden te worden. Dit isverwarrend en om deze reden is het nut-tig om in het kort de geschiedenis vande voortdurend rijker wordende maarook voortdurend wijzigende kennis teschetsen.

DE TIJD VAN DE PIONIERS: De periode tot de helft vande 20e eeuw

Zowel de auteurs van theorieën als deontdekkers van fossiele vondsten haddentot ver in de 20e eeuw steevast degrootste moeite om aan de toenmaligewereld duidelijk te maken dat er ooitmensachtigen hebben bestaan die voor-lopers waren van de moderne mens. Terillustratie van de sfeer waarin dit allesgebeurde vermelden wij het beruchte"apenproces" in 1924 in Dayton (U.S.A.)waar een leraar veroordeeld werd voorhet aanleren van de evolutietheorie. Totna de tweede wereldoorlog bleef deband tussen mens en dier dan ook nietof nauwelijks bespreekbaar. Dit wordtonder meer geïllustreerd door het feitdat in de toenmalige leerboeken overbiologie of dierkunde behoudens enkelehoge uitzonderingen geen enkele verwij-zing naar de mens voorkwam.

Toen Charles Darwin in 1859 zijn “Ori-gin of Species” publiceerde, ontstond,ondanks de hevige weerstand, hetinzicht dat de huidige mens heden tendage wel de enige vertegenwoordiger isvan de mensachtigen, maar dat dezejuist zoals de overige levende organis-

men een voorgeschiedenis heeft gehad.Eén voorouder had men echter reedsgevonden maar de betekenis ervan nogniet ingeschat. Dit was de Neanderthalerwaarvan de eerste vondst gebeurde in1856 in het Neanderdal nabij Dusseldorf(Duitsland). Onder de vele latere vond-sten vermelden wij slechts twee bijnavolledige skeletten in 1886 in de grot vanSpy (België). Het zou echter tot de tweede helft van de 20e eeuw durenvooraleer de Neanderthaler algemeenaanvaard werd als onderdeel van de pre-historie van de mens en mede hierdoorhet imago van een dom, wild, behaarden vervaarlijk uitziend wezen kwijt raakte.

Met het idee om de “missing link” ofontbrekende schakel te vinden ging deNederlandse arts Eugeen Dubois op zoekin Java in zuidoost Azië en vond in 1891in een opgraving aan de Solo-rivier nabijTrinil (Midden-Java) een schedeldak vaneen mensachtige die primitiever was dande Neanderthaler. Hij noemde zijnvondst Pithecanthropus erectus (de recht-opstaande aapmens). Onder de laterevondsten op Java vermelden wij deze in1936 in Modjokerto (oorspronkelijk Pit-hecanthropus modjokertensis genoemd)en in 1937 nabij Sangiran. Deze beho-ren allemaal tot dezelfde soort enworden tegenwoordig gebundeld onderde benaming “Java-mensen”.

In de jaren 20 leverden de opgravingenin de Zhoukoudian-grot in de “heuvelvan de drakenbeenderen” nabij Pekinghet eerste exemplaar op van wat toenSinanthropus pekinensis werd genoemd.Nadien werden op deze en andere plaat-sen in China nog vele tientallen anderefossielen gevonden. Deze behoorden totdezelfde soort als de “Java-mensen” engeraakten bekend als de “Peking-men-sen”. In december 1941 werden detoenmalige fossielen uit angst voor deoorlogsomstandigheden ingepakt ennaar veiligere oorden gezonden maardeze werden sedertdien nooit meerteruggevonden. Men beschikt hedenalleen nog maar over de afgietsels ervannaast de nieuwere latere vondsten.

De aandacht van de paleo-antropologieging voor het eerst naar Afrika toen in1924 Raymond Dart het “kind vanTaung” beschreef, afkomstig van eenkalksteengrot nabij Taung in Zuid-Afrika.Hiermede ontstond voor het eerst hetinzicht dat er ooit nog veel primitieveremensachtigen hebben geleefd dan totdan toe bekend. Dart noemde zijnvondst Australopithecus africanus (de Zui-derse aap van Afrika). In de jaren 30 en

MEN

S52

8

Een van de meest kenmerkende eigen-schappen van de eigenlijke mensen(Homo-lijn) is de culturele ontwikke-ling. Zolang deze alleen maar kanafgeleid worden uit stenen voorwer-pen, wordt de culturele evolutieingedeeld in de oude (paleolithicum),midden (mesolithicum) en nieuwe(neolithicum) steentijd. Deze komengrosso modo overeen met drie verschil-lende technologische stadia. De oudstesteenculturen noemt men de Oldowan-cultuur en het Acheuleaan en kwamenvoor in het vroeg paleolithicum. Deeerste wordt al dan niet terecht toege-schreven aan Homo habilis en Homorudolfensis, de tweede aan Homo ergas-ter, Homo erectus en Homoheidelbergensis. Het midden paleolithi-cum komt overeen met hetMousteriaan toegeschreven aan deNeanderthaler. Cultureel associeertmen het laat paleolithicum (tussengrosso modo 40.000 en 10.000 jaargeleden) met de moderne mens. Ditwordt gekenmerkt door elkaar steedssneller opvolgende nieuwe cultureleontwikkelingen. In die periode gaat demens niet alleen steeds gevarieerderegebruiksvoorwerpen maken maar hijwordt ook de eerste om deze te gaanversieren. Hij begint ook beeldjes temaken en ontwikkelt een rots- en grot-tenkunst. Dit alles leidde naar demiddensteentijd tussen 12.000 en10.000 jaar geleden en tenslotte denieuwe steentijd. Deze laatste voor demensheid uiterst belangrijke zoge-naamde neolithische revolutie waarbijde mens overgaat van jagen en verza-melen naar landbouw en veeteelt enhierdoor in staat wordt om steeds gro-tere nederzettingen te maken. Hetneolithicum wordt verder gekenmerktdoordat de mens stenen voorwerpenging polijsten, aardewerk maken, wolen linnen weven, megalithen (menhirs,dolmens) ging produceren in Europa,pyramides in Egypte enz. De steentijdeindigt met het begin van de metaal-tijd en hiermede eindigt de prehistorieen begint de indrukwekkende en zosuccesvolle historie of geschiedenis vande moderne mens, die praktisch dehele aarde zal gaan veroveren en door-dringen tot de hoogste bergtoppen, dediepzee en zelfs de ruimte.

Page 7: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

40 ontdekte R. Broom de eerste volwas-sen exemplaren van deze soort maar gafdeze wel andere namen zoals Plesianthro-pus transvaalensis (“de bijna mens vanTransvaal”). Broom vond ook nog eenandere soort die veel robuuster was endoor hem Paranthropus robustus genoemd.

De eerste fossiele overblijfselen van demoderne mens (Homo sapiens) vondmen nabij een heuvel met de naam Cro-Magnon (“grote gat”) in Les Eyzies(departement Dordogne - Frankrijk) in1868. Men vond er de resten van eenvuurhaard, stenen werktuigen en vijf ske-letten. Sedertdien duidt men demoderne mens in Europa tussen 40.000en 10.000 jaar geleden aan met determ Cro-Magnon. Al deze en andere vondsten uit de 19een de eerste helft van de 20e eeuwdeden zeer langzaam de idee ontwakenen verspreiden van een voorgeschiedenisvan de moderne mens.

DE WETENSCHAPPELIJKE AANPAK: de 2e helft van de 20e eeuw

De Y-vormige stamboom van de mens

Daar zowat elke auteur zijn eigen naamhad bedacht voor de door hem gedanevondsten van vroege mensachtigen waser rond de helft van de 20e eeuw eenchaos van mensachtigen ontstaan, diealgemeen als zeer verwarrend werd erva-ren. In de zestiger jaren werd om dezereden terug orde in de chaos gebrachtdoor alle toen gekende mensachtigenonder te brengen in slechts twee evolu-tielijnen met elk slechts één geslacht,namelijk Australopithecus en Homo. Hier-bij werden bijvoorbeeld de Java- enPeking-mensen ondergebracht onder desoort Homo erectus. Dit ging gepaardmet een stijgende belangstelling vooropgravingen en onderzoek naar vroegemensachtigen. In 1964 werd in Olduvaiin Tanzanië een schedel ontdekt, dieHomo habilis werd genoemd (de handi-ge mens). Deze kreeg een sleutelpositieop de menselijke stamboom, die wegenszijn rechtlijnigheid en eenvoud een snel-le verspreiding kende, en mede aan debasis lag van de grote mate van popula-riteit die de studie van het ontstaan vande mens in die tijd kreeg. Dit zogenaam-de Y-type stamboom wordt hierbovenweergegeven (overgenomen uit “Lucy –het begin van de mensheid” van Johan-son en Edey). Het toont de 2 vermeldeevolutielijnen. De Australopithecus-lijn

begint tussen 5 en 4 miljoen jaar gele-den met de slanke aapmensen eneindigt grosso modo 1 miljoen jaar gele-den met de robuuste aapmensen. Deplaats waar de Homo-lijn aftakt van dezeAustralopithecus-lijn is steeds een puntvan discussie geweest.

Sommigen plaatsen deze aftakking na A.africanus, andere doen dit na A.afarensis, zoals op de bijgaande figuuren nog andere wijzen op het mogelijkbestaan van een aftakking uit nog onbe-kende gemeenschappelijke vooroudersvan beide evolutielijnen.

Parallel met onze snel stijgende kennisover het ontstaan van de mens in deloop van de tweede helft van de 20eeeuw evolueerde ook de plaats waar dewieg van de mensheid heeft gestaan.Tot na de Tweede Wereldoorlog dachtmen aan Azië en verwees hier voor naarde ontdekkingen van de Java- en Peking-mensen. Toen het bestaan van deaapmensen bekend geraakte, verplaatstedeze zich vooreerst naar Zuid- en Oost-Afrika en na de vondst van Lucy en haarverwanten ook naar Ethiopië. Het debathierover is duidelijk nog niet gesloten.

De stam vertakt zich : Stijgende kennis leidt ook tot meer vraagtekens

Met het sedertdien voortdurend en inversneld tempo stijgen van het aantal

vondsten van mensachtigen ontstondrond de jaren 90 steeds meer de overtui-ging dat het Y-type stamboom van demenswording een te grote vereenvoudi-ging was. De grote diversiteit vanfossielen bracht met zich mee dat menverplicht werd om zowel nieuwegeslachten te definiëren als bestaandesoorten op te splitsen. De stamboom oppagina 10 (overgenomen uit ScientificAmerican) toont een voorbeeld van eenstamboom van de mens zoals deze rondde eeuwwisseling gangbaar werd. Dezenieuwe en moderne visie wordt geken-merkt door:1. Het aantal erkende geslachten steeg

van 2 naar 4 en het aantal soortenvan 6 naar bijna 20. Zo werd de oor-sponkelijk als Homo habilisaangeduide soort opgesplitst in Homohabilis en Homo rudolfensis, de alsHomo erectus aangeduide soort inHomo ergaster en Homo erectus entenslotte ook Homo sapiens in Homosapiens en Homo neanderthalensis.Recente ontdekkingen werden daar-enboven beschreven als nieuwesoorten, zoals Australopithecus bah-relghazali en Homo antecessor. Erontstond ook een nieuw geslacht,namelijk Ardipithecus. Tenslotte wer-den alle robuuste aapmensen, in hetY-type stamboom ondergebracht bijhet geslacht Australopithecus, her-doopt en ondergebracht bij hetgeslacht Paranthropus, overeenko-mend met de allereerste beschrijving.

MEN

S52

9

De Y-type stamboom (overgenomen uit “Lucy – het beginvan de mensheid” van Johanson en Edey).

Page 8: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

MEN

S52

10

2. Het inzicht ontstond dat verschillendesoorten mensachtigen ooit samengeleefd hebben en wellicht ook metelkaar gewedijverd in de strijd om hetbestaan. Dit leidde ook tot stijgendeonzekerheid aangaande de rechtst-reekse afstamming. De rechtlijnigheiddie het Y-vormig model kenmerkteverdween hierdoor. Stambomen wor-den sedertdien gekenmerkt doorkromme verbindingslijnen met veelalook de nodige vraagtekens.

Ten gevolge van het stijgend onderzoekmet stijgend aantal nieuwe ontdekkin-gen ontstonden ook nieuwe voorstellenof ideeën die nog niet door alle specia-listen aanvaard worden. Enkele voorbeelden hier van zijn: DNA-studies leidden tot de vaststelling

dat chimpansees biologisch meer ver-want zijn met mensen dan metmensapen waarbij zij totnogtoe werdeningedeeld. Dit leidde tot het voorstel omchimpansees bij de familie van demensachtigen op te nemen. Het pro-bleem is uiteraard dat het zeer kleineverschil in DNA leidde tot een enormverschil dat vooral de capaciteit tot cul-turele evolutie met zich mee bracht.

Het blijkt nog niet echt bewezen dat dehuidige vroegste eigenlijke mensen(Homo-lijn) zoals Homo habilis en Homorudolfensis de makers waren van de ste-nen artefacten (Oldowan-cultuur) dietot dan toe aan hen werden toegewe-zen. Mede hierdoor ontstond hetvoorstel om deze beide soorten nietmeer onder de genusnaam Homo te

brengen zoals wel het geval is in het ver-melde Y-vormig evolutiemodel.

De wetenschap is er echter nog niet vanovertuigd dat deze voorstellen juist zijn.We zullen deze voorstellen dus ook nietvolgen.

DE NIEUWE ONTDEKKINGENKORT VOOR EN NA DEEEUWWISSELING: Explosieve ontwikkeling vanonze kennis

De jaren vlak voor en kort na de eeuw-wisseling brachten ons een stel vansensationele nieuwe vondsten en nieuwediscussies over het ontstaan van demens. Het aantal soorten mensachtigensteeg dermate dat het niet meer moge-lijk is geworden om de rechtstreeksevoorouder van de moderne mens on-dubbelzinnig aan te duiden, zoals welhet geval was in de Y-vormige stam-boom. Hierbij werd tevens het ontstaanvan de mensachtigen teruggebracht van4,4 miljoen naar 7 miljoen jaar geleden.

Dit alles leidde tot een nieuwe manierom de menselijke stamboom voor testellen. Dit wordt geïllustreerd door devolgende stamboom. Hier worden alleop dit moment bekende mensachtigenvoorgesteld door een lijn of blokje waar-van de plaats en de lengte overeenkomtmet de tijd waar in de soort voorkwam.Verbindingen door middel van rechte ofkromme lijnen, zoals in vorige stambo-men, zijn er niet meer. Het wordt aan deinzichten en de interpretatie van delezer overgelaten hoe deze de verwant-schappen inschat. De bijgaandestamboom is zo opgesteld dat hij nogextra informatie geeft. Hoe meer naarlinks geplaatst, hoe meer eigenschappende soort met de moderne mens gemeenheeft en omgekeerd, hoe meer naarrechts hoe meer eigenschappen de soortmet mensapen deelt.

Ten einde de volgende tekst zo comfor-tabel mogelijk te kunnen lezen is hetnuttig om deze tabel van alle hedenbekende soorten mensachtigen steeds ingedachten te houden. Dit geldt ookvoor de afbeeldingen op blz. 12 en 13.De eerste toont de belangrijkste vind-plaatsen van mensachtigen in Afrikavooraleer de mens Afrika verliet. Detweede toont de weg van de mensachti-gen na de eerste uittocht vanmensachtigen uit Afrika met de belang-rijkste gebieden met vindplaatsen ingroen of rood weergegeven.

Homo sapiens (wereldwijd)

H. neanderthalensis(Europa en West-Azië)

H. heidelbergensis (doorheen de Oude Wereld)

H. antecessor(Spanje)

H. erectus(Oost-Azië)

H. habilis(Afrika Sub-Sahara)

H. ergaster(Oost-Afrika)

H. rudolfensis(Oost-Afrika)

P. robustus(Zuid-Afrika)

P. boisei(Oost-Afrika)

Milj

oen

jare

n ge

lede

n

A. garhi(Etiopië)

A. africanus(Zuid-Afrika)

A. bahrelghazali(Tjad)

A. afarensis(Etiopië en Tanzanië)

Paranthropusaethiopicus

(Oost-Afrika)

Australopithecusanamensis(Kenya)

Ardipithecus ramidus(Etiopië)

Voorstelling van de menselijke stamboom(Scientific American)

Page 9: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

MEN

S52

11

VAN AAP TOT AAPMENS

WAT VOORAFGING

De uitdrukking “de mens stamt afvan de aap” is niet juist. De huidigemensen stammen niet af van de hui-dige apen noch de huidigemensapen. Deze leven alle in dezelf-de tijd en ondergingen bij gevolgeen even lange evolutie. Het is welzo dat de huidige “mens en mens-apen” een gemeenschappelijke voor-ouder hebben. Deze splitste zich opwaarna de mensapen bleven leven ineen milieu waaraan zij goed aange-past waren en hierdoor, integenstelling tot de mensachtigen,slechts geringe evolutieve verande-ringen ondergingen. Hierdoor komt

het dat de gemeenschappelijke voor-ouders van “de mens en van dehuidige mensapen” eveneens aange-duid worden als mensapen. Mendrukt het ook zo uit dat de mensachti-gen een aftakking vormen van de lijnvan de mensapen. En zo kunnen wijsteeds verder in het verleden door-dringen. De vraag naar de voor-geschiedenis van de mensachtigenwordt hierdoor ook de vraag naar degeschiedenis van de mensapen.

Naast de studie van de fossiele restan-ten is er heden ten dage ook hetbelangrijke middel om stambomen opte stellen door erfelijk materiaal (DNA)met elkaar te vergelijken. Op deze wij-ze ontstond de stamboom zoalsvoorgesteld in de figuur hiernaast.

Evolutieve stamboom van de mens gebaseerd op modern DNA-onderzoek.

Chim

pans

ee

Bono

bo

Men

s

Gor

illa

Oer

ang-

oeta

ng

Gew

one

Gib

bon

Siam

ang

Gib

bon

Apen

uit

de o

ude

wer

eld

% v

ersc

hil i

n D

NA

Milj

oen

jare

n ge

lede

n

0

1

2

3

4

5

6

7

0

5

10

15

20

25

30

Page 10: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

MEN

S52

12

Die schetst wat voorafging aan het ont-staan van de mens, vanaf de splitsingvan de apen in apen van de oude werelden mensapen.

Heden wordt algemeen aangenomendat grosso modo 7 miljoen jaar geledende tijdgrens is waar op de overgang vanmensaap naar mensachtige moet plaatsgegrepen hebben. Dit brengt ons op degrens van het Mioceen en het Plioceen.Een probleem in dit verband is dat degesteenten uit de periode tussen 10 en 6miljoen jaar in de gebieden waar demenswording moet plaats gegrepenhebben diep onder het oppervlak zitten.Hierdoor weten wij niet welke Miocenemensapen de gemeenschappelijke voor-ouders waren van de huidige Afrikaansemensapen (gorilla, chimpansee en bono-bo) en de mens (of de mensachtigen).Wij kunnen echter wel trachten uit temaken welke eigenschappen van mens

en mensapen wijzen op een gemeen-schappelijke afkomst en op zoek gaannaar Miocene mensapen die de meestevan deze “vooroudereigenschappen”vertonen. Deze zijn dan de meest waar-schijnlijke voorouders.

In het Eoceen ontstaan de eerste verte-genwoordigers van de halfapen. Mennoemt ze oerhalfapen. Hun hedendaag-se nakomelingen zijn de lemuren, lori’sen spookdiertjes. In het Oligoceen ont-staan hier uit de echte apen maar reedsop het einde van dit tijdvak ontstaan deeerste dieren met kenmerken die wijzenop een overgang naar mensapen. Ditwordt geillustreerd door Egyptopithecuszeuxis uit het Fayoum-gebied in Egyptegedateerd op 28 miljoen jaar geleden.

Zowat 8 miljoen jaar later ontstaat Dryo-pithecus proconsul, vaak kortwegProconsul genoemd, (naar de legendari-

sche chimpansee van de Londense die-rentuin, Consul genaamd) die al dan nietterecht beschouwd wordt als de eersteechte mensaap. De figuur toont het ske-let met in stippellijn de ontbrekendeskeletdelen. Het was een kleine boombe-wonende viervoeter, die rond 20 miljoenjaar geleden in de tropische wouden vanKenya leefde, en als typische mensaap-kenmerk geen staart meer had. Daardeze bij de apen een rol speelt bij hetlopen en springen in de bomen, blijkthieruit alleen reeds dat de afwezigheid ervan iets te maken moet hebben met eenandere manier van voortbewegen. Deevolutie van de mensapen van Proconsultot modernere mensapen zoals deze zichin de loop van het Mioceen ontwikkeldewordt inderdaad gekenmerkt doordat debeenderen en gewrichten van de armensteeds flexibere bewegingen in meerrichtingen mogelijk maakten. Hierdoorwerden de dieren in staat om zich met

Dryopithecus proconsul

Overzichtskaart met de vindplaatsenvan menselijke fossielen in Afrika voorde mensachtigen voor het eerst ditcontinent verlieten. De Grote Riftvalleiis aangeduid in het bruin.

Page 11: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

MEN

S52

13

de handen naar boven aan hogere tak-ken vast te grijpen, zich zo te latenhangen of van tak tot tak te slingeren.Dit verschijnsel dat bij de huidige mensa-pen sterk ontwikkeld is noemt menbrachiatie. Dit ging gepaard met hetontstaan van een breder wordendeborstkas, schouderbladen die meer naarde rug toe gingen liggen en langearmen. Bij deze evolutie ontstondengeleidelijk grotere dieren met een trage-re en langere ontwikkeling en eengrotere herseninhoud ten opzichte vanhet lichaamsgewicht, wat een maat isvoor grotere intelligentie.

Rond 17 miljoen jaar geleden liet denoordwaartse continentendrift Afrika enIndië tegen Eurazië aanbotsen. Hierdoorontstonden zowel de Alpen als de Hima-laja, en dit maakte een einde aan deisolatie van Afrika dat tot dan toe dewieg was geweest van de mensapen.Deze migreerden via de zo ontstanelandbruggen en kenden daarna op hetEuraziatische continent een dergelijkesuccesvolle ontwikkeling dat men hedenmeent dat de voorouders van de huidigemensapen en mensachtigen gedurendeenkele miljoenen jaren op dit continentevolueerden. De twee veruit talrijkstegroepen van toenmalige mensapenwaren in de eerste plaats de Dryopitheci-nen (of bosapen) die gevonden werdenin Frankrijk, Spanje, Frankrijk, Duitslanden Hongarije, maar ook, zij het in minde-re mate, in Azië en Afrika en in detweede plaats de Sivapithecinen (of Siva-apen) die leefden in Voor-, Zuid- enOost-Azië. Na een grote bloeitijd kendende Euraziatische mensapen een terugval,die waarschijnlijk te wijten was aan detemperatuurdaling op het einde van hetMioceen. Er gebeurde toen een explosie-ve ontwikkeling van grasvlakten en hieraan aangepaste dieren die stilaan eenmodern uiterlijk kregen. Het gevolg voorde mensapen was dat de Sivapithecinennaar het Zuiden van Azië trokken en erzeer waarschijnlijk de voorouders werdenvan de Orang-Oetang en de Dryopithe-cinen naar Afrika terugkeerden. Mededoor het ontbreken van belangrijke Afri-kaanse vondsten blijven de vooroudersvan de mensachtigen voorlopig onzeker.Kandidaten hier voor zijn naast de ver-melde Dryopithecinen ook de mindertalrijke Oreopithecinen en Ouranopithe-cinen. Oreopithecus bambolii werdgevonden in Toscanië, dat in die tijd eenuitgebreide archipel was en bewoonddoor diersoorten die zowel in Afrika als inEuropa thuis hoorden. Ouranopithecus

macedoniensis werd gevonden in Grie-kenland en leefde in een savannegebieddat toen zeer gelijkend was op dit vanhet huidige Oost-Afrika. Zij allen zijnvoorlopig de laatst gekende, het sterkstmet de mens verwante wezens vooraleerde mensachtigen op het toneel versche-nen. Vermeldenswaard is nog deontdekking in 1935 in China van kakenen tanden van een uitzonderlijk groteprimaat, die Gigantopithecus blacki werdgenoemd. De eerste ontdekking gebeur-de in een Chinese apotheek, waar detanden verkocht werden als "drakentan-den". Het wezen toont verwantschapmet de Hominoiden en wordt al dan nietterecht in verband gebracht met deoverlevering van het bestaan van eenzogenaamde Yéti in Tibet.

Zowat 10 tot 8 miljoen jaar geledenvormde zich de 6000 km lange riftvallei,die het begin betekent van het opsplit-sen van de betreffende continenten.Deze vallei begint aan het meer van Gali-lea en de Jordaanvallei en loopt verdervia de Dode Zee, de golf van Akaba ende Rode Zee om het Afrikaanse conti-nent in te dringen via de Hadar en deOmo-vallei in Ethiopië. De riftvallei splitstzich vervolgens op in een westelijke enoostelijke riftvallei. De twee takkenkomen vervolgens weer samen en vol-gen dan het Malawi-meer om viaMozambique de Indische Oceaan tebereiken. Dit opvallend tectonisch

gebeuren ging gepaard met het optillenvan Oost-Afrika waarbij de hedendaagseOost-Afrikaanse hoogvlakten ontston-den. De vochtige van west naar oostover Afrika waaiende winden verliezen bijhet stijgen hun water. Hierdoor wordt dekoudere Oost-Afrikaanse hoogvlakte ooknog droger en ontstond het typischeOost-Afrikaanse ecosysteem. Dit wordtgekenmerkt door een typisch afwisselendlandschap van bosjes en open savannedat naar men algemeen aanneemt eensleutelrol heeft gespeeld in de evolutievan de mensachtigen. Ten westen van deriftvallei bleef het regenwoud behouden.De hieraan goed aangepaste mensapenevolueerden er traag verder met eenopsplitsing, rond 3 miljoen jaar geleden,in enerzijds de chimpansee (Pan troglo-dytes) en anderzijds de bonobo (Panpaniscus). Ten Oosten van de riftvalleiwas er het reeds vermelde mozaïekland-schap met een koeler en droger klimaat.Dit vereiste een snelle aanpassing aannieuwe omstandigheden. Mensapenwerden aapmensen die rondtrokken overde vlakte (savanne), maar zich met hetoog op hun veiligheid bij gevaar of omte slapen terugtrokken in de bomen.Dergelijke nog primitieve vorm vantweebenigheid noemt men ook welfacultatieve tweebenigheid. Dit scenariogeraakte algemeen bekend als de “EastSide Story”.

De uittocht van de mensachtigen vanuit Afrika.

Page 12: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

HET ONTSTAAN VAN TWEEBENIGHEID

In tegenstelling tot wat men ooit heeftgedacht, is de eigenschap die leidde tothet ontstaan van de mensachtigen nietde vergroting van het hersenvolumemaar het ontstaan van de tweebenigevoortbeweging. Deze kan beschouwdworden als een verdere evolutie van debrachiatie van de mensapen. De rompen armen werden daarbij krachtiger ende armen en handen konden voor steedsmeer doeleinden worden gebruikt. Ditliet hen toe zich rechtop te houden in debomen, maar leidde ook tot de capaci-teit om over korte afstanden met tweevoeten op de begane grond te lopen. Bijmensapen die viervoeters bleven kandeze voortbewegingswijze slechts overkorte afstanden worden volgehouden.Bij de stap naar de eerste mensachtigenwerd de tweebenige voortbeweging degewone wijze van verplaatsen over debegane grond. In den beginne ging hetsteeds om facultatieve tweebenigheidwaarbij de capaciteit om zich eventueelin de bomen terug te trekken bij gevaarof om te rusten of te slapen behoudenbleef. De stap van viervoetige naar twee-benige mensaap maakt van deze laatsteper definitie een mensachtige.

Het beeld van de eerste mensachtigezoals dit tot het begin van de jaren 90stand hield, steunde vooral op de vol-gende twee vondsten.

Om te beginnen zijn er de beroemdefossiele voetsporen die in 1978 door eenteam onder de leiding van Mary Leakeywaren gevonden in Laetoli in Tanzanië.

Het gaat blijkbaar om twee volwassenenen een kind (of twee mannen en eenvrouw in geval van sterk seksueel dimor-fisme), die hier in vulkanische as enmodder, gedateerd op 3,6 miljoen jaar,onbetwistbaar menselijke sporen nalie-ten. Men weet heden nog niet welkesoort deze voetstappen veroorzaakte enwijst naar Australopithecus afarensis(zie verder) als meest waarschijnlijke kan-didaat. Schuin naar rechts weglopendziet men op de foto sporen van tweeHipparions (primitieve nog drietenigepaardjes).

Daarnaast is er Lucy - de tot het beginvan de jaren 90 oudste gekende en tot-nogtoe ook best gedocumenteerdeaapmens, in 1973 ontdekt en Australopit-hecus afarensis gedoopt. In 1994ontdekte men een nog oudere aapmensdie Australopithecus anamensis werdgenoemd maar hier van zijn slechtsenkele beenderen bekend. De eersteleefde tussen 4 en 3 miljoen jaar gele-den, de tweede tussen 4,2 en 3,9miljoen jaar geleden. Beide warenondubbelzinnig aapmensen en geenmensapen maar waren wel nog aange-past aan zowel het rechtop lopen op devlakte als het schuilen bij gevaar of om teslapen in de bomen.

Het beeld van de australopithecuslijn alshet aan open landschap aangepastebegin van de menselijke stamboomdiende gewijzigd te worden door eenstel van recente sensationele ontdekkin-gen van mensachtigen uit vroeger tijdendan tevoren vermoed. Deze hadden allede grootte van een chimpansee en leef-den in een rijk boslandschap en niet opde open savanne.

In 1993-1994 vond een team onder deleiding van Tim White nabij het dorpAramis in de Awash-vallei in Ethiopiëfragmenten van een 17-tal individuenvan een nieuwe aapmens. Deze wasmensaapachtiger dan de hoger vermeldeAustralopithecinen en werd Ardipithecusramidus gedoopt. De beenderen engewrichten wezen op tweebenigheid.De soort leefde rond 4,4 miljoen jaargeleden in een rijk boslandschap datnadien geteisterd werd door vulkanischeerupties en vervolgens miljoenen jarenlater overging in het huidig steenachtigwoestijnlandschap.

Eind 2000 ontdekten Martin Pickford enBrigitte Senut in de Tugen heuvels in hetWesten van Kenya fragmenten van een20-tal individuen (zie figuur bovenaande pagina) die leefden tussen 6,1 en 5,6miljoen jaar geleden en iets meer dan 1 meter groot en zowat 40 kg zwaarmoeten geweest zijn. Deze nieuwe soortwerd vooreerst Millennium ancestor (deMillennium-mens) genoemd maar dezenaam werd later gewijzigd in Orrorintugenensis. De eigenschappen van arm-en vingerbeenderen enerzijds en van hetdijbeen anderzijds wijzen op een levens-wijze van viervoetigheid en klimmen inde bomen en rechtop lopen (tweebenig-heid) op de begane grond. De vindersstellen dat Orrorin de eigenlijke voorou-der is van de mens en dat zowel deArdipithecinen als de Australopithecinendoodlopende zijtakken zijn van de evolu-tiestamboom, maar dit wordt dan weerdoor anderen betwist. Belangrijk is datOrrorin in een toenmalig bosrijke omge-ving moet geleefd hebben, en niet in desavanne, die de huidige opgravingssitekenmerkt.

MEN

S52

14

Skeletresten van Orrorin tugenesis

Page 13: MENS 52 de mens - Ziggomembers.home.nl/demmers.frans/1eBagen/_MENS_52_de_mens_.pdf · Homo habilismaar later Homo rudolfensis werd genoemd. Koolstof-14 : geschenk uit de ruimte aan

MEN

S52

15

Enkele maanden na de Orrorin vond eenAmerikaans-Ethiopisch team onder lei-ding van Yohannes Haile-Selassie een stelvan beenderen, afkomstig van een 5-talindividuen in het Midden-Awash gebiedin Ethiopië (zie figuur bovenaan). Ookhier wezen de eigenschappen van hetskelet op een gecombineerde levenswij-ze van viervoetigheid en klimmen in debomen met tweebenigheid op de grond.Het ging om een wezen dat leefde tus-sen 5,8 en 5,2 miljoen jaar geleden. Desoort werd geklasseerd als een onder-soort van de reeds vroeger in denabijheid ontdekte maar veel minderoude Ardipithecus ramidus en werd Ardi-pithecus ramidus kaddaba gedoopt.Mede gezien het grote tijdsverschil is dekans groot dat het gaat om een apartesoort en de naam later zal omgevormdworden tot Ardipithecus kaddaba. Vol-gens de vinder zijn de Ardipithecinen devoorouders van de eveneens talrijk inEthiopië ontdekte Australopithecinenzoals Lucy en verwanten. De MiddenAwash is heden een onherbergzamewoestijn maar was in de tijd van de nieu-we soort een bosrijk gebied waar veelwild voorkwam.

Tot slot kwam nog een vondst de sensa-tionele postmillennium-oogst verrijken.In 2001 vond een Franse onderzoeks-groep onder de leiding van MichelBrunet een bijna volledige schedel, kaak-been en tanden (zie foto voor eenreconstructie) in de Djurab woestijn inhet Noorden van Tchaad (Zuid-Sahara)die gedateerd werden op grosso modo 7 miljoen jaar geleden. Het fossiel kreegde bijnaam Toumai en de wetenschap-pelijke naam Sahelanthropus tchadensis.

Het werd, na Australopithecus bahrel-ghazali de tweede vondst van een mens-achtige ten Westen (de plaats is zowat2.500 km er van verwijderd) van deOost-Afrikaanse riftvallei. Daar er noggeen postcraniale beenderen gevondenwerden van deze soort kan nog niet uit-gemaakt worden of deze tweebenig was.Brunet argumenteert echter dat de tan-den wijzen in de richting van eenevolutie naar de mensachtigen en dathet gaat om één van de allereerstemensachtigen.

Zoals te verwachten was, leidden al dezevondsten van zeer vroege mensachtigentot de nodige discussies betreffende detijd van het ontstaan van de mensachti-gen, de omgeving waarin dit gebeurdeen welke vroegste mensachtigen nu deechte voorouders waren van de moder-ne mens. Een fundamenteel nieuwgegeven was niet alleen het aantal en dehoge ouderdom van de nieuwe vond-sten maar ook het feit dat de nieuwontdekte vroegste mensachtigen leefdenin een bos- en waterrijk gebied. De stimulus voor het ontstaan van twee-benigheid kan hierdoor niet de klimaats-wijziging geweest zijn waardoor oer-woud overging in savanne, zoals tot dantoe algemeen aangenomen werd. Naastde vele vondsten ten Oosten van de rift-vallei zijn er nu ook de twee vondstenten Westen van de riftvallei bijgekomen.

Al deze vondsten van zeer vroege mens-achtigen kunnen wij beschouwen als“het grote experiment van de evolutiemet tweebenigheid”. Hiermede ont-stond de familie van de mensachtigen.

… Het verhaal gaat verder…

In het volgend nummer van MENS bekij-ken wij hoe het de familie van demensachtigen na het ontstaan er vanverging. Het werd een relatief snelle enopvallende evolutie naar steeds nieuwesoorten met als (voorlopig?) eindpunt demoderne mens. Hoe zagen deze verschil-lende stadia er uit (en hoe herkennenwetenschappers de fossiele resten)?Waar leefden ze? Hoe en waar ontstondde moderne mens? En tenslotte : Hoekon de mens uitzwemen over de ver-schillende continenten?

Skeletresten van Ardipithecus ramidus kadabba Toumai (Sahelanthropus tchadensis)