Meer Profit Door Meer Non Profit Definitief
Embed Size (px)
description
Transcript of Meer Profit Door Meer Non Profit Definitief

Departement Onderwijs, Veiligheid en Jeugd
Provinciaal Veiligheidsinstituut Jezusstraat 28 | 2000 Antwerpen AT 03-‐203 42 00 | F 03-‐203 42 50
www.provant.be/pvi
Opleiding Preventieadviseur Niveau II, Promotie 0820
MEER PROFIT DOOR MEER NON-PROFIT
VERHOOG UW RETURN ON INVESTMENT D.M.V. EEN ACTIEF VEILIGHEIDS- EN WELZIJNSBELEID BINNEN UW ORGANISATIE
Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen Academiejaar 2008 – 2009

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 2
1. Inhoudsopgave
1. Inhoudsopgave 2 2. Samenvatting 4
2.1. Probleemstelling 4 2.2. Krachtlijnen 4
2.2.1. Doelstelling van het eindwerk 4 2.2.2. Methodiek 4 2.2.3. Conclusies 5
3. Voorwoord 6 4. Inleiding 7 5. Ethische en Economische motieven als basis van preventie en welzijn 9
5.1. Inleiding ethische motieven als basis van preventie en welzijn 9 5.1.1. Baten de kosten van de preventie 9 5.1.2. Pleidooi voor een proactief preventiebeleid 11 5.1.3. Besluit ethische motieven als basis van preventie en welzijn 14
5.2. Inleiding economische motieven voor preventie en welzijn 16 5.2.1. Kosten en achtergronden van een arbeidsongeval 16 5.2.2. Besluit kosten en achtergronden van een arbeidsongeval 22 5.2.3. Kosten en achtergronden van verzuim 22 5.2.4. Besluit kosten en achtergronden van verzuim 27 5.2.5. Directe en indirecte kosten 27 5.2.6. Besluit directe en indirecte kosten 30
6. Technieken om kosten en baten in kaart te brengen 32 6.1. Inleiding 32 6.2. Hard economisch gemotiveerde technieken 35
6.2.1. The productivity assessment tool van Maurice Oxenburgh en Pepe Marlow 35 6.2.2. Self evaluation of the cost-benefit on the investment in occupational safety and health in the textile factories: “A step by step methodology”, Rafael Amador-Rodezno 37 6.2.3. Participation for understanding: An interactive method, Ernst A.P. Koningsveld 39 6.2.4. The potential method, an economic evaluation tool, Monica Bergström 41 6.2.5. Net-cost model for workplace interventions, Supriya Lahiri, Judith Gold, Charles Levenstein 43 6.2.6. Understanding the return on health, safety and environmental investments, Joanne B. Linhard 45 6.2.7. Payback, Net Present Value, Internal Rate of Return 47 6.2.7.1. Payback 47 6.2.7.2. Net Present Value 48 6.2.7.3. Internal Rate of Return 48 6.2.8. Revenue required to cover losses, Benefit cost factor, Verantwoordingsfactor en Kostenverantwoordingsanalyse (paper Roger Frescura) 49 6.2.8.1. Revenue required to cover losses 49

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 3
6.2.8.2. Benefit Cost Factor 50 6.2.8.3. Verantwoordingsfactor 51 6.2.8.4. Kostenverantwoordingsanalyse van de risicoreducerende maatregelen 52 6.2.9. Bijkomende analyses en bemerkingen: Sensitiviteitsanalyse, scenarioanalyse, waarschijnlijkheidsfactor, opportuniteitskosten, (informatie eveneens afkomstig uit de twee voornoemde studies) 53 6.2.9.1. Sensitiviteitsanalyse: bepaalt de gevolgen van de verandering van één welbepaalde parameter. 53 6.2.9.2. Scenarioanalyse: analyse van verschillende evenwaardige gevallen, waarbij meer dan één welbepaalde parameter wijzigt. 53 6.2.9.3. Toekennen van waarschijnlijkheidsfactor van de veranderlijken en de verschillende alternatieven. 53 6.2.9.4. Opportunity costs (opportuniteitskosten) 53
6.3. Zacht economisch gemotiveerde technieken 54 6.3.1. QALY en Leyden Welfare Method 55 6.3.1.1. QALY = Quality Adjusted Life Year 55 6.3.1.2. Leyden Welfare Method (LWM) 56
6.4. Zijsprongetje 57 6.5. Overzichtstabel hard en zacht economische technieken om kosten en baten van het preventie- en welzijnsbeleid in kaart te brengen 59 6.6. Besluit technieken om kosten en baten in kaart te brengen 61
7. Voorbeelden uit de praktijk 62 7.1. Behandelen van lasten 62 7.2. Veiligheidstechnische investeringen 63 7.3. QALY, WFM en WEBA 64 7.4. Kosten- en batenanalyses op niveau van een organisatie of maatschappij 65 7.5. Eigen ervaring 66
8. Besluit 69 9. Bibliografie 71 10. Bijlagen 75
INHOUDSOPGAVE FIGUREN
Figuur 1 – MUOPO 22
Figuur 2 – Ijsbergtheorie van Heinrich 30
Figuur 3 – Productivity Assessment Tool 36
Figuur 4 – The Potential Method 41
Figuur 5 – Net Cost Model 44
Figuur 6 – Internal Rate of Return 49

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 4
2. Samenvatting
2.1. Probleemstelling
Investeren in veiligheid en welzijn wordt nog al te vaak in conflict gezien met de
effectiviteit, productiviteit en bijgevolg ook de financiële winst van de onderneming.
Veiligheidsregels zouden het werktempo doen dalen, geld dat uitgegeven wordt aan
welzijnsmaatregelen zou beter besteed zijn aan productieve investeringen.
2.2. Krachtlijnen
2.2.1. Doelstelling van het eindwerk
In dit eindwerk hebben we willen aantonen dat meer veiligheid en welzijn een
positieve impact kunnen hebben op de bedrijfswinst. Wat we al wisten/vermoedden
vanuit persoonlijke ervaringen m.b.t. het gekozen onderwerp, hebben we
wetenschappelijk willen onderbouwen en staven. We willen immers de kritische
lezer bereiken, waar mogelijk overtuigen.
Is het zo dat meer veiligheid tot meer winst kan leiden?
Zo ja, hoe kunnen we dat het best aantonen?
Kunnen we middelen aanreiken om investeringen in veiligheid en welzijn financieel
te motiveren?
2.2.2. Methodiek
We startten met het opzoeken van bestaande literatuur i.v.m. het gekozen
onderwerp. Met hulp van de bibliotheken van het PVI en Prevent, en de
aanbevelingen van de promotor, kozen we de werken die relevant konden zijn. Op
basis van titel en inhoudsopgave hebben we de werken verdeeld over een aantal
categorieën. Tijdens het lezen, namen we notities van zaken die we wilden
weerhouden voor verdere behandeling in het eindwerk.
Naar aanleiding van deze literatuurstudie stelden we ons de volgende vragen:
Was de keuze van ons eindwerk wel zo voor de hand liggend?
Dienden we iets nieuws te vinden om niet het risico te lopen een open deur in te
trappen? Wat is relevant en minder relevant? Hoe krijgen we alle informatie
geordend? Waar blijft de “muze”?
We gebruiken de term muze voor datgene wat ons bij het maken van dit eindwerk
dreef. Wat was onze eigen overtuiging? En zou deze de vuurproef doorstaan?

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 5
Onze zoektocht naar de muze van onze overtuiging, zagen we beantwoord in een
aantal lezenswaardige teksten m.b.t. motieven voor een proactief en waarachtig
welzijnsbeleid. Het was duidelijk geworden dat we allereerst nood hadden aan een
eigen visie vooraleer we over de verschillende financiële modellen konden
schrijven. Meteen was dit ook de basis waarop we alle verdere opzoekingwerk
wilden funderen. We hadden als het ware het kader gevonden waaraan we ons
eindwerk wilden ophangen. Zo werd de structuur van dit eindwerk op een uiterst
organische manier geboren.
Een goed welzijns- en preventiebeleid, dient gefundeerd te zijn op een authentiek
gedachtegoed. Het is zoals bij de laureaten van de Koningin Elisabethwedstrijd. Niet
de best technisch onderlegde muzikant wint. Zeker, hij/zij geniet aanzien omwille
van zijn/haar technisch kunnen. Wil de muzikant zich echter echt laten opmerken,
dan zal hij zich op een andere manier moeten onderscheiden van zijn collega’s. Hij
zal het publiek moeten beroeren door bezieling toe te voegen aan de, vaak
hoogstaande, technische performance, die eigen is aan deze muziekwedstrijd.
Vanuit de basisfilosofie konden we de structuur van ons eindwerk verder
vormgeven. Zo belandden we bij de economische motieven en technieken waarmee
we kosten en baten in kaart konden brengen.
Ter onderbouwing van de theorie, benutten we voorbeelden in eindwerken van
collega-preventieadviseurs en andere auteurs. Verder verwijzen we naar onze
persoonlijke praktijkervaring.
2.2.3. Conclusies
Het antwoord op de vragen bij het begin van dit eindwerk is eenduidig: ja, meer
preventie en welzijn, kunnen een positieve impact hebben op de bedrijfswinst.
Veiligheid en winst zijn niet aan elkaar tegengesteld. Investeringen in
veiligheidsmaatregelen hebben vaak een zeer korte terugverdientijd. Daarna
genereren ze bijkomende winst voor de onderneming. Onnodige kosten worden
gereduceerd tot een minimum. Ter staving van dit uitgangspunt weerhielden we tal
van methodieken en voorbeelden. Wil dit alles een duurzame kans van slagen
hebben, dient een goed preventiebeleid gestoeld te zijn op een oprechte keuze voor
het welzijn van haar klanten. Zoals een onderneming respect vraagt van haar
werknemers, zal ze dag aan dag zorg dragen voor haar belangrijkste activa.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 6
3. Voorwoord
Dit eindwerk vormt het sluitstuk van mijn opleiding tot preventieadviseur. Het is
een boeiende opleiding geweest, die goesting heeft gegeven in meer én me doet
beseffen dat het echte werk nog moet beginnen.
De voorbije periode is de wereldeconomie danig verstoord door één van de
zwaarste financiële crisissen ooit. Zonder me in een slachtofferrol te willen
wentelen, houd ik er aan te vermelden dat ook ikzelf in een tijdsbestek van goed
een half jaar twee maal getroffen werd door de crisis. Een eerste maal toen ik mijn
werk verloor door een reorganisatie en een tweede maal door een volledige sluiting
van de fabriek waar ik werkte. Als zoiets je overkomt, ga je ernstig nadenken over
de zin van het leven. Welke richting wil/kan ik uit? In die zin diende de vorming tot
preventieadviseur zich voor mij aan als een nieuwe opportuniteit, een nieuwe
levensader, net op het juiste moment.
Het is tegen deze achtergrond dat ik de keuze van het onderwerp voor mijn
eindwerk maakte. Kijkend naar de wereld, heb ik me verdiept in de literatuur die ik
kon vinden in de bibliotheken van het PVI en Prevent.
Mijn oprechte dank gaat uit naar het PVI voor de bezieling waarmee zij de opleiding
tot preventieadviseur jaar na jaar blijft vormgeven. Ik dank ook mijn promotor
Myriam Van der Steen die mee inhoud en vorm heeft gegeven aan dit eindwerk en
last but not least mijn echtgenote die me in moeilijke tijden is blijven aanmoedigen
en ondersteunen.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 7
4. Inleiding
“Meer profit door meer non-profit”, de titel van dit eindwerk draagt in zich het
verouderde, maar nog steeds gangbare, conflict tussen winst van de onderneming
enerzijds en financiële inspanningen ten behoeve van het welzijn van haar
werknemers anderzijds. Veiligheid zou alleen maar geld kosten en
winstmaximalisatie in de weg staan. Niets is minder waar. Meer veiligheid en
welzijn kunnen ook leiden naar meer economische winst. En hoeft het gezegd dat
niet alleen economische winst zaligmakend is?
Wanneer we spreken over duurzaam ondernemen wordt gedoeld op de
verscheidenheid aan meerwaarden die een onderneming kan voortbrengen.
Meerwaarde op het kapitaal van de aandeelhouder, vanzelfsprekend – hoewel,
maar evenzeer meerwaarde voor de klant, meerwaarde voor de maatschappij en
meerwaarde voor de werknemer. Dit alles houdt verband met de ultieme
zinvragen: “Waarom doen we wat we doen en wat is richtinggevend, maatgevend
voor de manier waarop we het doen?”
Werken we in functie van een bepaalde wetgeving? Is wetgeving de exclusieve
maat voor ons doen en laten? Werken we in het kader van een bepaald
borgingsysteem omdat de erkenningslogo’s zo mooi ogen op het briefpapier van
onze onderneming? Of denken we aan ondernemen op lange termijn waarbij
preventie en welzijn bewust ingebedde beleidskeuzes zijn die getuigen van een
proactieve, intrinsieke zingeving en betrokkenheid op de samenleving?
Dit eindwerk wil geen politiek of economisch essay zijn, doch onvermijdelijk zullen
enkele bedenkingen met betrekking tot het gekozen onderwerp en de verbanden
met de huidige economische malaise zich aandienen. Laat dat net de catharsis zijn
waar de economische crisis ons allen in heeft ondergedompeld. Zijn we wel goed
bezig? Kan het zo verder? De “plan do check act” van de voorbije decennia doet het
even niet meer… We zijn toe aan een grondige check van ons systeem willen we de
toekomst met hernieuwd vertrouwen tegemoet treden.
De zoektocht naar welzijn in de breedst mogelijke zin vindt zijn oorsprong in
meerdere invalshoeken. Tijdens de studies tot preventieadviseur werd duidelijk dat
een volwassen preventie- en welzijnsbeleid zich op alle lagen van de

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 8
organisatie/onderneming afspeelt. De grens met een hedendaags human
resourcesbeleid is flinterdun. De impact van een pertinente vraagstelling naar
welzijn binnen de onderneming bevraagt meteen ook de organisatiestructuur en de
beleidskeuzes. Een goed preventiebeleid kan evenmin los gezien worden van
zorgsystemen zoals ISO 9000, 14000 e.a. We willen tevens putten uit een zeker
buikgevoel dat we opbouwden vanuit opgedane ervaringen.
Er werd al veel geschreven over dit onderwerp. Het is onnodig het wiel opnieuw uit
te vinden. We willen enkel, op basis van een uitgebreide literatuurstudie, verdere
aanzetten geven tot bewust nadenken over de motieven voor een actief welzijns-
en preventiebeleid.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 9
5. Ethische en Economische motieven als basis van preventie en welzijn
5.1. Inleiding ethische motieven als basis van preventie en welzijn
Hoewel het onderwerp voor dit eindwerk aanvankelijk duidelijk afgebakend leek,
noopte de kennisname van de literatuur ons snel tot verbreding van de thematiek.
Niet dat we helemaal zullen afwijken van het aanvankelijke onderwerp, met name
de terugverdieneffecten van een actief welzijnsbeleid, dan wel dat we tot het inzicht
zijn gekomen dat er zoveel meer is waarmee een goed preventie- en welzijnsbeleid
kan gemotiveerd worden. Vooraleer we economische motieven toelichten, willen we
een aantal ethische denkpistes aanstippen. Een economisch systeem ontdaan van
ethische waarden zal stranden op mensonwaardige toestanden waarbij de kwaliteit
van ons leefmilieu en persoonlijk welzijn aan kwaliteit zullen inboeten. Op dezelfde
wijze zal een preventie- en welzijnsbeleid zonder ethische onderbouwing aan
kwaliteit en geloofwaardigheid inboeten.
5.1.1. Baten de kosten van de preventie
37ste Interprovinciaal congres “Welzijn op het werk”– Groot-Bijgaarden, 14 mei
1998
In deze bundel staan een aantal lezenswaardige teksten die, hoewel ze dateren van
de periode van prille aanvang van de invoering van de Welzijnswet van 1996, nog
erg actuele vragen bevatten. Zo onthouden we uit de openingstoespraak van de
toenmalige minister van tewerkstelling en arbeid, Miet Smet, volgende zaken:
“Mijn beleid rond arbeidsomstandigheden wordt ondersteund door een tweevoudige
motivatie. Eerst is er de ethische. Inderdaad de mens dient centraal te staan in een
maatschappelijke organisatie die de bedrijven zijn. Economische ontwikkelingen
zonder sociale achtergronden zijn tot mislukking gedoemd. Veilige en gezonde
werkomstandigheden en de zelfontplooiing van de werknemer zijn een plicht voor
een goede werkgever. De arbeid moet meer dan ooit aangepast worden aan de
mens ten einde uitsluiting zo veel mogelijk tegen te gaan.”
“We leven in Europa in een markteconomie. Dit type van economie biedt het
voordeel dat de prijs een indicatie is van de vraag. Degenen die aan deze vraag
voldoen, worden beloond. Veiligheid voorziet in een vraag, veiligheid vereist
middelen, concurreert met andere activiteiten. Het is dus een economisch goed.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 10
Het zou dus door de markt geregeld moeten worden. Veiligheid voldoet echter niet
goed aan het uitsluitingbeginsel: als een consument niet bereidt is voor een goed te
betalen, wordt hij normaliter uitgesloten van het genot ervan. Dit genot is
bovendien individueel. Dit betekent dat degene die betaalt er het uitsluitend genot
van heeft. Veiligheid voldoet daar niet helemaal aan omdat het belangrijke externe
effecten heeft. Iedereen kan genieten van een verbetering van de veiligheid. De
Europese kaderrichtlijn heeft terecht collectieve maatregelen prioritair op
individuele maatregelen gesteld. In feite heeft er vanuit zuiver economisch oogpunt
niemand belang bij om meer veilige producten te verkiezen. Hij kan altijd
verwachten dat hij kan profiteren zonder ervoor te betalen. Dit is zeker waar voor
collectieve risico’s op macroniveau. Het is in die gevallen aan de overheid om
ondernemingen te dwingen de nodige maatregelen te treffen. Verder zou de
bedrijfsveiligheid kunnen geregeld worden volgens het marktmechanisme. Het zou
echter niet het beoogde resultaat voor de maatschappij (de staat) opleveren. De
kosten op langere termijn van onveiligheid worden immers op langere termijn op
haar afgewenteld.”
Uit deze citaten borrelen spontaan de volgende vragen op:
Wat is de impact van een individu op de veiligheid waarmee het product dat hij/zij
koopt vervaardigd wordt?
U zal misschien antwoorden: “nihil”. Toch bevraagt deze vraag de fundamenten van
onze beschavingsgraad. Als de meerderheid nihilistisch zou denken, zouden
waarden zoals veiligheid en welzijn doorgaans stiefmoederlijk behandeld worden.
Maar als we ieder individu plaatsen voor zijn/haar verantwoordelijkheid en
bevragen m.b.t. zijn/haar consumptiegedrag dan is de kans reëel dat we met zijn
allen veiligere producten gaan kopen. Vergelijk het met de campagnes rond
kinderarbeid. Als iedereen zijn neus ophaalt voor dit thema en niet gelooft in de
impact van de individuele keuze, dan zal kinderarbeid blijven bestaan. Pas wanneer
we allemaal uit gezonde verontwaardiging stoppen met zulke producten te kopen,
worden de ondernemingen gedwongen hun verantwoordelijkheid op te nemen.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 11
Wat is de maatschappelijke kost van onze keuzes? Voeren we een actief verzuim-
en/of re-integratiebeleid of laten we de zorg voor de opvang van deze werknemers
over aan de maatschappij?
Als we verder zullen nadenken over terugverdieneffecten van het welzijnsbeleid dan
kan dit niet los gezien worden van het macro-economisch niveau. Zoals Miet Smet
in haar toespraak betoogt dat de kost van onveiligheid niet verhaald mag worden
op de samenleving, zo moet ieder van ons nadenken over de maatschappelijke
impact van zijn gedrag en beslissingen. In een niet zo ver verleden werden we
geconfronteerd met een vakbondsmandataris die ons de vraag stelde om één van
onze werknemers te ontslaan. Deze mandataris, van een organisatie die zich tot
doel stelt de werkgelegenheid te verdedigen, had geen enkele schroom om ons te
vragen een actieve en gezonde werknemer te ontslaan zodat deze een door de
maatschappij gefinancierde werkloosheidsvergoeding zou kunnen genieten… Dit
extreem voorbeeld illustreert hoe ons sociale zekerheidssysteem, ongewild
weliswaar, een aantal wanpraktijken kan doen ontstaan. Er zijn tal van situaties
waarin wij onszelf kunnen bevragen over de kost die wij afwentelen op collectieve
systemen. Niet alleen sociale zekerheidssystemen, doch ook verzekerings-
maatschappijen, sectoriële fondsen e.a. kunnen het voorwerp worden van misbruik
voortkomend uit gebrek aan ethisch denken, bereidheid tot opzetten van een re-
integratiebeleid, uitwerken van aangepaste loopbaanplannen en een degelijk
welzijns- en preventiebeleid. Een falend welzijns- en preventiebeleid heeft bijgevolg
niet alleen impact op het individu of de organisatie waarin hij/zij tewerkgesteld is
maar ook op andere maatschappelijke actoren.
5.1.2. Pleidooi voor een proactief preventiebeleid
Uit de tekst van Prof. dr. J. Van de Kerckhove (tekst van de toespraak die hij hield
op hetzelfde congres dat we hierboven reeds vermeldden) onthouden we een warm
en sterk onderbouwd pleidooi voor een proactief preventiebeleid.
“Het hedendaagse preventiebeleid is op zijn minst niet motiverend maar in essentie
ook nog vaak reactief. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de belangrijkste
reden waarom veel bedrijven en managers aan preventie doen het wettelijk motief
is. Het VGW-beleid baadt in een repressieve sfeer van moeten,
verantwoordelijkheid, inspectie en schuld. Dit is vooral het gevolg van een
technisch-juridische visie op de problematiek, gestoeld op een voorbijgestreefd
wetenschappelijk paradigma. Technisch-juridisch gaat men er nog al te vlug van uit

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 12
dat voor de meeste problemen een one-best-way-oplossing bestaat die door
deskundigen kan voorgeschreven worden van boven- en buitenaf. Motivatie
betekent dan dat men medewerkers wil overtuigen van de noodzaak van deze
alleenzaligmakende aanpak. Het gaat er dus eigenlijk om dat men begint met het
opzetten van een fundamenteel demotiverend kader dat men nadien wil gaan
verkopen via ook reeds lang voorbijgestreefde motivatietechnieken. Deze aanpak
roept weerstand wakker op alle niveaus van het preventiebeleid en geeft aldus
aanleiding tot heel wat reactief gedrag en reactieve maatregelen.”
Prof. dr. J. Van de Kerckhove somt volgende kenmerken op van het huidige
preventiebeleid:
“- detailwetgeving die niet alleen betuttelend is maar daarenboven nog heel wat
administratieve verplichtingen oplegt negatief waarbij de nadruk blijft liggen op het
vermijden van het negatieve (ongevallen en risico’s) en niet op het nastreven van
het positieve
- dubbelzinnig (wat met de mond wordt beleden, is niet echt gedragen door een
geloof dat omgezet wordt in daden)
- afwentelen van verantwoordelijkheid
- apathie en vervreemding.”
Het beeld van de professor is op zich vrij negatief en dient wellicht in zijn tijdsgeest
gezien te worden. Niettemin kunnen zijn bedenkingen ook een actuele invulling
geven aan bezorgdheden met betrekking tot het hedendaags preventiebeleid.
Verder stelt Prof. dr. J. Van De Kerckhove:
“Meer dan ooit wordt nu duidelijk dat de medewerker, zijn inzet en creativiteit de
belangrijkste bron van kwaliteit en meerwaarde zijn in elke organisatie. Dit
impliceert ook dat veiligheid, gezondheid en welzijn gewoon noodzakelijke
ingrediënten worden van elk proactief beleid. Niet alleen is er zonder een degelijk
preventiebeleid geen continuïteit en geen kwaliteit te realiseren. Het is ook niet
mogelijk van een geloofwaardig human resources management te realiseren. Het
preventiebeleid kan zelfs gezien worden als een betrouwbare barometer voor de
kwaliteit van de organisatie.”
Hier raken we de kern van het preventiebeleid. Een onderneming die niet begaan is
met het welzijn van haar werknemers en enkel denkt in termen van (financiële)

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 13
kortetermijndoelstellingen kan wel succesvol lijken op het eerste zicht, maar is ze
dat ook op lange termijn? De vergelijking met de uitspraak van Simonne de
Beauvoir i.v.m. de kwaliteit van een samenleving uitgedrukt als de mate waarin zij
voor haar bejaarden zorgt, is voor de hand liggend. Ook bejaarden lijken
economisch overbodig geworden in onze samenleving. We moeten onszelf de vraag
durven stellen of diezelfde bejaarden niet aan de basis liggen van onze huidige
welvaart? Een recent afgestudeerde dokter zette een dure medische behandeling
stop bij een bejaarde. Motief voor zijn beslissing was de vraag: “Vindt u het
verantwoord dat onze samenleving moet opdraaien voor de bekostiging van deze
dure medicatie?” Het antwoord toen was het volgende: “Beseft u dat diezelfde
bejaarde misschien mee de mogelijkheid heeft gecreëerd dat u uw studies tot arts
heeft kunnen volgen?”
Door te ijveren voor meer veiligheid en welzijn bouwen we aan de lange termijn.
Dat veronderstelt een volwassen visie bij de beleidsverantwoordelijken, ook waar
het de concurrentie betreft met economieën die er een lagere ethiek op nahouden.
Het veronderstelt een oprechte betrokkenheid en diepgaand respect bij alle
actoren.
Prof. dr. J. Van de Kerckhove: “Als medewerkers effectief de belangrijkste bron van
meerwaarde zijn in bedrijven en organisaties dan is een degelijk preventiebeleid
een essentiële voorwaarde van elke efficiënte strategie. Zorgen voor de veiligheid,
de gezondheid en het welzijn van de van de medewerkers betekent tegelijk ook
zorgen voor het welzijn van de toekomst van de organisatie. Het traditionele
probleem van motivatie en controle wordt er veel eenvoudiger op. De grote
uitdaging wordt nu veel meer het ontwikkelen van het menselijk potentieel.”
Dit behoeft niet veel commentaar. Enkel worden we gesterkt in de gedachte dat
een preventiebeleid niet los kan staan van de andere componenten van de
organisatie.
”Het begrip welzijn in de nieuwe wet opent impliciet nieuwe mogelijkheden. Dit
begrip maakt het bijna evident van uitdagende doelstellingen en waarden voorop te
stellen; welzijn heeft in essentie te maken met leermogelijkheden, ontplooiings- en
participatiekansen alsook autonomie en regelmogelijkheden. Dit is nog wat ruimer
dan stress en ergonomie. In deze visie kan elke organisatie eigen accenten leggen
in functie van de plaatselijke cultuur en aangevoelde prioriteiten.”

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 14
Een niet limitatieve lijst met positieve effecten van een proactief preventiebeleid:
“verbetering van het imago, grotere aantrekkingskracht op de arbeidsmarkt,
financieel-economische voordelen op termijn direct en indirect: minder ongevallen,
lager ziekteverzuim, lagere premies enz., betrouwbaarheid, continuïteit en kwaliteit
in het productieproces, preventiebeleid als noodzakelijk ingrediënt voor elk
kwaliteitsbeleid, de motivatie en de betrokkenheid van de medewerkers en
daardoor hogere productiviteit, impulsen voor creatieve innovatie en technische
realisaties, betere faam bij de consument, bijdrage tot een stevigere cultuur en
goede arbeidsverhoudingen, essentieel bestanddeel voor een open sfeer en directe
communicatie, noodzakelijk opdat medewerkers met een positieve en vertrouwvolle
houding naar het management en de organisatie zouden kijken, algemene
verhoging van het reële welzijn met mogelijkheden tot ontwikkeling en ontplooiing
waardoor de inzet exponentieel kan verhogen.”
Niettemin moeten we ons hoeden voor verdoken negatieve effecten. Iets wat op
het eerste zicht gunstige effecten heeft, kan ook een negatieve keerzijde hebben.
You get what you measure…
”Vooral een beter en ruimer kostenbewustzijn en een grotere responsabilisering
kunnen hier op termijn een belangrijke invloed hebben. Indien deze benadering
evenwel niet gepaard gaat met de promotie van de juiste waarden en prioriteiten
impliceert deze ook enkele risico’s zoals het op een andere manier afwentelen van
de implicaties. Zo kan een lager ziekteverzuim betekenen dat mensen die nog niet
helemaal hersteld zijn toch komen werken en ander werk aannemen. Dit zou dan
weer kunnen resulteren in een hervallend ziektepatroon met op termijn nog hogere
kosten.”
5.1.3. Besluit ethische motieven als basis van preventie en welzijn
De voorbije decennia hebben we een enorme vooruitgang gekend wat betreft onze
welvaart. Hiermee gepaard gaande is er een toegenomen zorg met betrekking tot
veiligheid en welzijn geweest. De welzijnswet van 1996 is er een prominente
uitdrukking van. Dit zijn echter geen definitieve verworvenheden. Niet alleen onze
welvaart is bedreigd, maar ook de fundamenten van onze welvaartstaat. Dit uit zich
bijvoorbeeld in de toegenomen druk op het sociale zekerheidssysteem.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 15
In een recent interview met Knack zegt professor Othmar Vanachter daarover het
volgende:
“Arbeidsrechten en sociale bescherming mogen niet gebruikt worden in de
concurrentie tussen landen en regio’s. Anders komen we terecht in een sociale
spiraal die naar beneden gaat”…”Tot in het midden van de jaren 1980 nam de
sociale bescherming toe. Sindsdien is ze afgenomen. Voorbeelden zijn de invoering
van contracten van bepaalde duur, de verlenging van de maximale proefperiode
voor bedienden tot 12 maanden en het beleid van loonmatiging.”
Jos Huys (sociaal inspecteur, Fonds voor Arbeidsongevallen), in 1995 n.a.v. de
vijftigste verjaardag van de Belgische sociale zekerheid:
“De prioriteit van de preventie is de kern van het betoog in zo vele geschriften over
de toekomstige ontwikkeling van de sociale zekerheid. En terecht! Het stelsel
kreunt onder een toenemende discrepantie tussen actieve bijdrageplichtigen en
niet-actieven die zijn aangewezen op vervangingsinkomens. Wil de sociale
zekerheid haar functie, het creëren van maatschappelijke veiligheid, vrijwaren, dan
kan ze de toenemende druk van de massa’s die uit het arbeidsproces worden
verstoten niet blijven onder controle houden met in opeenvolgende
besparingsrondes geleidelijk verlaagde uitkeringen.”…”Toch blijft het dansen op een
slappe koord en rijst de vraag of de sociale zekerheid, willens nillens, niet een meer
actieve bijdrage tot (her)integratie in het arbeidsproces zal moeten leveren, wil ze
niet onder de last van het groeiend aantal uitkeringstrekkers bezwijken.”
Men moet met andere woorden voortdurend blijven ijveren voor verbeterde
werkomstandigheden en re-integratie van diegenen die slachtoffer werden van een
arbeidsongeval of om andere redenen (bijvoorbeeld psychosociale) niet meer actief
zijn. De beste motivatie is de authentieke overtuiging dat ijveren voor meer welzijn
gelijk staat aan ijveren voor een duurzaam arbeidsbeleid en een hogere
beschaving.
Daarbij hebben we nood aan een goede overlegcultuur. De structuren hebben we
al, maar vaak zoeken we in overlegorganen tussen werknemers en werkgevers nog
het conflict op. Dit conflictmodel is een voorbijgestreefd model. Werknemer en
werkgever zijn partners in het welzijnsbeleid. Wil de werknemer meer kans hebben
op een duurzame tewerkstelling dan zal hij oor moeten hebben voor de

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 16
economische motieven van zijn werkgever. Evenzeer heeft de werkgever er alle
belang bij het welzijn en de veiligheid van zijn werknemers te borgen, wil hij zijn
onderneming een duurzame kans geven op overleven. Wat op het eerste zicht
tegengesteld lijkt, draagt in zich veelal een onvermoed doch breed aanwezig
draagvlak.
In wat volgt, zullen we aantonen dat een toegenomen aandacht voor veiligheid en
welzijn positieve neveneffecten kan hebben op een daling van het
personeelsverloop, de kwaliteit van de afgeleverde producten en zelfs de
productiviteit. In deze citeren we Dr. Kusters, arbeidsgeneesheer bij BASF,
(13.04.1989):
“Het beeld dat sommigen voor ogen staat, waarbij men enkel met
arbeidsproblemen naar de arbeidsgeneesheer mag gaan, is voorbij gestreefd. Men
kan een mens niet in stukken kappen. In het Duits spreekt men van
“Gezundheitsschutz”. Beter nog zou zijn “Gezondheidsbegeleiding” met goede
kontakten met de curatieve sector. De steun en geborgenheid die het individu
helpt, helpt uiteindelijk de ganse onderneming.”
5.2. Inleiding economische motieven voor preventie en welzijn
In het voorgaande deel bespraken we enkele belangrijke fundamenten van ons
welzijnsbeleid. Het is duidelijk dat een goed preventiebeleid geschoeid moet zijn op
sterke waarden. Maar een schaap dat veel en luid blaat, geeft daarom nog geen
goede wol. Gezond ondernemen veronderstelt met andere woorden ook een gezond
financieel beleid. Preventiemaatregelen kunnen soms grote economische implicaties
hebben. Zeker wanneer er schaarsheid is aan economische draagkracht dienen we
ernstig na te denken over de financiële consequenties van onze keuzes. Hierbij
moeten we bovendien oog hebben voor de preventiebeginselen en
preventiehiërarchie zoals de wetgever deze mee bepaald heeft. Eén van de
hoofdinvalshoeken voor dit eindwerk is de overtuiging dat een gezond financieel
ondernemingsbeleid hand in hand kan gaan met een degelijk welzijnsbeleid. Meer
nog, ze kunnen elkaar versterken.
5.2.1. Kosten en achtergronden van een arbeidsongeval
Naast het (groot) menselijk leed dat een arbeidsongeval kan veroorzaken, zijn er
veelal grote economische gevolgen voor werkgever en werknemer. Dr. J.
Groeneweg, Rijksuniversiteit Leiden, 2004:

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 17
“Naast humanitaire redenen zijn er ook economische redenen voor een bedrijf om
een effectief veiligheidsbeleid te voeren: een veilig bedrijf zou ook een economisch
gezond bedrijf zijn. Het aantal ongevallen zou een maat zijn voor de efficiëntie
waarmee een bedrijf werkt en voor de kwaliteit van het management.”
We gaan later in dit deel (zie blz. 27-31) in op de verhouding tussen en aard van
directe kosten en indirecte kosten, maar stippen hier al even aan dat het
ijsbergprincipe, dat onvermijdelijk vermeld wordt in het kader van de verhouding
tussen ongevallen/incidenten en bijna-ongevallen/onveilige handelingen, evenzeer
van toepassing is op de verhouding tussen zichtbare kosten van een arbeidsongeval
en de onzichtbare kosten.
Op 27 en 28 mei 2004 werd het 43ste interprovinciaal welzijnscongres in het teken
gesteld van het volgende thema: “Welzijnsmanagement, sleutel ter voorkoming van
arbeidsongevallen“. Kathleen Van Brempt, toenmalig staatssecretaris voor
arbeidsorganisatie en welzijn op het werk, sprak bij die gelegenheid over het
FARAO plan (Federaal Actieplan voor de Reductie van Arbeidsongevallen):
“Ondanks alle moeite op het vlak van preventie, blijft het aantal ernstige
arbeidsongevallen stijgen. In 2002 werden 200.314 mensen getroffen door een
arbeidsongeval op hun werkplek waarvan 11.710 met vermoeden van een blijvend
letsel. Voor 121 mensen had dat ongeval zelfs een fatale afloop. Dit kan niet.
FARAO wil de investeringen die nu al worden gedaan het rendement geven dat ze
verdienen. Elke werknemer heeft het recht om te werken in veilige
omstandigheden.”…”Vandaag worden de preventie-inspanningen onvoldoende
gehonoreerd. De premies die de verzekeraars arbeidsongevallen aan de werkgevers
aanrekenen, houden vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen nauwelijks
rekening met het preventiebeleid van die werkgevers. Het vast tarief zorgt ervoor
dat de ondernemingen die een goed preventiebeleid voeren, mee betalen voor de
hogere risico’s die in andere ondernemingen aanwezig zijn. We overleggen dan ook
met de wetverzekeraars met het doel een gedifferentieerde premiezetting te
ontwikkelen, waardoor werkgevers die zich inzetten voor preventie beloond worden.
De arbeidsongevallenverzekering kan er zo toe bijdragen dat het preventieniveau
op de werkvloer verhoogt.”
Inmiddels weten we dat deze intentie daadwerkelijk in beleid omgezet is.
Ondernemingen die een goed preventiebeleid voeren, worden heden ten dage

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 18
beloond met een goedkopere verzekeringspremie. Dhr. A. Van De Poele, AG
Brussel, 1990:
“Het zwaarste element in de rechtzetting van de rentabiliteit van de
arbeidsongevallentak is ongetwijfeld de premieverhoging, een premieverhoging die
afhankelijk zal zijn van de ongevallenstatistiek. Voor de kleine ondernemingen zal
dit de ongevallenstatistiek op niveau van het marktsegment zijn, voor de
middelgrote en grote ondernemingen zal de eigen ongevallenstatistiek in mindere
of meerdere mate de risicopremievoet bepalen. Bijgevolg zal het resultaat van het
preventiebeleid binnen de onderneming mede de kostprijs van de verzekering
bepalen.” Hierbij dient gezegd dat een goed preventiebeleid zich niet exclusief laat
afmeten aan de hoogte van haar verzekeringspremie. Elkeen weet dat een lager
aantal ongevallen soms ook gevolg kan zijn van een stevige dosis geluk om nog
maar te zwijgen over de “verzwegen ongevallen”.
Hugo D’Hertevelt, wetenschappelijk medewerker bij de Directie Onderzoek
Verbetering Arbeidsomstandigheden (DiOVA), FOD-WASO maakt melding van
volgende hypothesen met betrekking tot vermindering aangiften lichtere
ongevallen:
“Geen aangifte: effect op premie of certificering?, Voorlopige aangiften of woonwerk
i.p.v. werkplek, Aangepast werk of snellere re-integratie?”
Hoewel de auteur geen verdere duiding geeft bij deze hypotheses, begrijpen we uit
de context van zijn uiteenzetting dat hij de lezer wil wijzen op een aantal mogelijke
redenen m.b.t. het dalend aantal ongevalaangiften die niet gerelateerd zijn aan een
verhoogde veiligheid, dan wel het gevolg zijn van menselijke afwegingen en
beslissingen. Een bedrijf dat heel weinig lichte aangiften en/of near misses
rapporteert, doch een gemiddeld tot hoog aantal ernstige ongevallen aangeeft aan
zijn verzekeraar, knoeit meer dan waarschijnlijk met zijn aangiftebeleid. De
redenen hiervoor kunnen ondermeer zijn:
• het willen vermijden van een verhoogde verzekeringspremie door een aantal
ongevalaangiften binnenshuis te houden (wat impliceert dat de kosten die
het gevolg zijn van het ongeval integraal door het bedrijf gedragen worden
en bovendien het risico in zich draagt dat, indien men later alsnog aangifte
zou willen doen – omwille van wijziging in de toestand van het slachtoffer -,
de verzekeringsmaatschappij niet meer tussenbeiden zal willen komen).

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 19
• het willen vermijden van lastige vragen van interne en/of externe auditoren
• het oppoetsen van het imago
Positief gezien kan het zijn dat een bedrijf in samenspraak met de bedrijfsarts
taken opgelijst heeft onder de noemer aangepast werk. Dit kan een alternatief
vormen voor arbeidsverzuim ten gevolge van een licht arbeidsongeval.
Bij onderzoek naar de oorzaken van arbeidsongevallen vermeldt ir. Willy Imbrechts,
inspecteur-generaal bij de Algemene Directie Toezicht Welzijn op het werk van de
FOD-WASO het volgende (27 mei 2004):
“90% AO te wijten aan technische oorzaken, werknemers onvoldoende beschermd
tegen aantoonbare risico’s door het treffen van eenvoudige, doeltreffende,
algemeen gekende en technische materiële beveiligingsmaatregelen.” En als
tekortkomingen aan de basis van ongewenste gebeurtenissen, vermeldt hij
volgende zaken: “onvoldoende of onbestaande risicoanalyse, onvoldoende
materiële beveiligingen op machines, ontbreken van collectieve beschermingen,
gebrek aan onderhoud en inspectie der installaties, gebrek
opleiding/vorming/onthaal, geen of onvoldoende instructies aanwezig,
bekwaamheid werknemer niet nagegaan, niet naleven van instructies.”
Naast technisch falen wordt ook menselijk falen als een belangrijke factor aanzien.
Dr. J. Groeneweg, Rijksuniversiteit Leiden, 2004:
“Na bijna elk ongeval kan men tegenwoordig uit de media vernemen, dat er sprake
was van “menselijk falen”. Iemand had iets verkeerd gedaan, waardoor een
ongeluk plaatsvond of er was na het ongeval bij de rampbestrijding iets of zelfs
veel misgegaan, zoals bij de ramp met het Hercules-vliegtuig bij Eindhoven. Het
lijkt soms wel alsof men met een zekere opluchting de conclusie trekt: “met de
apparatuur was niets mis, het was de mens weer eens.”…”In analyses van
ongevallen worden technische en menselijke fouten gevonden. Gemiddeld ligt de
gevonden proportie menselijke fouten die een bijdrage hebben geleverd tot
ongevallen in de industrie tussen de 50 en 90 %. In de afgelopen decennia heeft de
nadruk gelegen op het aanbrengen van technische verbeteringen. Het effectief
aanpakken van de menselijke factoren in het ongevalproces is de volgende stap.
Traditioneel gebeurde dit al wel: medewerkers kregen een flinke schrobbering of
zelfs ontslag na een ongeval. De kijk op de rol van de mens was hierbij vrij

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 20
eenvoudig: de persoon werd aanzien als dom, onnadenkend, onvoldoende
gemotiveerd, nam onverantwoorde risico’s of had een gebrek aan
veiligheidsbewustzijn. Inderdaad leek deze aanpak van de medewerkers succes te
hebben: na een goed gesprek had hij of zij inderdaad meestal een lange tijd geen
ongeval. Dat dit een gevolg van toeval was, werd vaak niet opgemerkt; een ander
kon nog steeds het slachtoffer worden van de ongewijzigde en gevaarlijke situatie.”
Even verder concludeert Groeneweg het volgende:
“Onderzoeken naar de ramp met de veerboot Herald of Free enterprise en de
explosie op het productieplatform Piper Alpha in de Noordzee hebben duidelijk
gemaakt dat niet de mens of zijn technische omgeving het meest geschikte
aangrijpingspunt is om dergelijke rampen te voorkomen, maar juist de mogelijke
gebreken in de organisatie van het bedrijf. Dat geldt uiteraard niet alleen voor
rampen, maar ook voor kleinschaliger ongevallen. Gegeven de enorme
verbeteringen die al hebben plaatsgevonden op het gebied van opleiding en
techniek, dienen nu vooral de organisatie en het management van het bedrijf de
aandacht te krijgen.”
Uit bovenstaande citaten komt een groot contrast tot uiting. De ene bron vermeldt
90% technische oorzaken, de andere bron heeft het over 50 tot 90% menselijke
fouten. Ondanks de ogenschijnlijke tegenstelling kan het best zijn dat beide
bronnen het bij het rechte eind hebben. Niet zelden kunnen uit dezelfde statistieken
zeer uiteenlopende conclusies getrokken worden, al dan niet in functie van het
grote gelijk dat men wil aantonen.
Op de website van het fonds voor arbeidsongevallen (www.fao.fgov.be), zien we
voor de gegevens van het jaar 2007 dat in 35,8 % van alle arbeidsongevallen (in
de privésector) sprake is van de volgende categorieën afwijkende gebeurtenissen:
breken, barsten, glijden, vallen, instorten van het betrokken voorwerp of verlies
van controle (geheel of gedeeltelijk) over een machine, vervoer- of
transportmiddel, handgereedschap, voorwerp, dier. Indien men naar de
meestvoorkomende betrokken voorwerpen kijkt, blijkt dat bij mens (code 18.06)
3% aangegeven wordt. Hieruit zou men kunnen concluderen dat in 97 % van alle
arbeidsongevallen de oorzaak van niet menselijke aard zou zijn. Dit zou een
voorbarige conclusie zijn. Eenieder die al eens betrokken was bij het ingeven van
een arbeidsongevalaangifte weet hoe moeilijk het is om afgemeten te zeggen wat

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 21
de exacte oorza(a)k(en) is/zijn van een arbeidsongeval. Niet alleen is er bij de
aangifte door de aangever soms sprake van verkeerde interpretatie,
vooringenomenheid en zelfs manipulatie, ook onkunde, onwetendheid en gebrek
aan ervaring kunnen oorzaak zijn van gebrekkige en/of foute
arbeidsongevalaangiften. Voorzichtigheid met het interpreteren van cijfers m.b.t
oorzaken van ongevallen is aangewezen.
Zelf zijn we van oordeel dat er grote verschillen kunnen zijn van organisatie tot
organisatie. Zo kan het best zijn dat er nog organisaties zijn met een groot aandeel
verouderde, technisch onveilige installaties waar de nadruk bij verbeteringsacties
zal liggen op het moderniseren en beveiligen van de technische voorzieningen. Een
organisatie kan echter ook jarenlang de opleiding en vorming van haar werknemers
verwaarloosd hebben. Bij verbeterprojecten zal een diepgaande analyse de te
volgen richting aangeven.
Als mens, organisatie en techniek “onder controle zijn” waagt men zich al eens aan
een begrip als “de vierde dimensie”. Wat die vierde dimensie exact is, kan men niet
altijd even goed vatten of omschrijven, maar een benaderende omschrijving is deze
die men o.a. wel eens in Lean management kan terugvinden als “horizontale,
zelflerende organisatie”. Hierdoor kunnen medewerkers meer intrinsiek
gemotiveerd worden het beste van zichzelf te geven, ook waar het veiligheid en
welzijn betreft. Het is een waardevolle denkpiste. Toch moet men eerst voldoende
aandacht besteden aan de drie andere dimensies wil men überhaupt iets bekomen
m.b.t. de vierde dimensie.
In de studie van Securex m.b.t. absenteïsme in België voor het jaar 2006, vermeldt
men 0,44% absenteïsme ten gevolge van arbeidsongevallen. Dit betekent dat per
FTE (full time equivalent medewerker) en aan 253 werkdagen per jaar, er 1,1
werkdag verloren gaat. In een onderneming met 0,44% absenteïsme ten gevolge
van arbeidsongevallen en 230 voltijds werknemers is men bijgevolg één voltijds
medewerker kwijt gedurende een heel werkjaar. De directe loonkost van de
gemiddelde werknemer kan al vlug begroot worden op € 45.000 (patronale lasten,
extra legale voordelen enz. inbegrepen). Verder in dit hoofdstuk zullen we zien dat
de directe kosten slechts een fractie van de totale kost bedragen. De
ongevallenverzekering die een belangrijk deel van de directe kosten voor haar
rekening zal nemen, zal deze kost uiteindelijk verrekenen aan haar klanten.
Verzekeringsinstellingen zijn immers geen liefdadigheidsinstellingen. Hiermee willen

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 22
we niet gezegd hebben, dat zij niet aanzien dienen te worden als een partner in het
preventiebeleid. Veel verzekeringsmaatschappijen spannen zich in om de veiligheid
bij hun cliënten mee te verhogen door ondersteuning van de interne
preventiedienst met opleidingsmateriaal, cijfergegevens, enz.
5.2.2. Besluit kosten en achtergronden van een arbeidsongeval
De kosten van een arbeidsongeval (AO) mogen en kunnen niet onderschat worden.
De oorzaken van een AO zijn veelal dieperliggend dan men op het eerste zicht zou
vermoeden. Men moet ruimer durven denken dan de technische en menselijke
oorzaken. Ieder arbeidsongeval, hoe banaal ook, moet ons aanzetten tot nadenken.
Wat is de impact op Mens Uitrusting Organisatie Product en Omgeving (MUOPO)?
Maar ook: wat zijn de noodzakelijke aanpassingen m.b.t. MUOPO (fig. 1)? Niets
doen is geen optie. Dit zou resulteren in recurrente verliezen door gelijkaardige
ongevallen. Recurrente verliezen zijn een symptoom van non-management of zwak
management.
5.2.3. Kosten en achtergronden van verzuim
Met de term “verzuim” doelen we in deze hoofdzakelijk op arbeidsverzuim omwille
van andere redenen dan arbeidsongevallen. Niettegenstaande deze inperking is het
gebruikelijk de term “verzuim” te nemen als gemeenschappelijke noemer voor
verzuim omwille van ziekte enerzijds en arbeidsongevallen anderzijds. Bovendien
stellen we vast dat de vlag verzuim meerdere ladingen dekt tussen landen
onderling (door verschillen in de nationale wetgevingen). Een vergelijkende studie
maken is om die reden alleen al niet voor de hand liggend. De literatuur die wij
raadpleegden m.b.t. verzuim had betrekking op Nederland en België. Wij zullen ons
weliswaar beperken tot het aanstippen van kosten m.b.t. verzuim in België. Wel is
het interessant vast te stellen dat men zich in België bij het duiden van
verzuimpercentages veelal beperkt tot een aantal voor de hand liggende
parameters zoals geslacht, leeftijd, statuut arbeider/bediende, loonniveau,…

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 23
Dit waar Nederland, veelal, en reeds vele jaren, een ruimere sociologische context
schetst. Men gaat kijken naar het type van werk, opleidingsniveau, de autonomie
en regelmogelijkheden bij de uitvoering van het werk, … Zelfs de
nationaliteit/etnische oorsprong van de werknemers vormen in Nederland geen
taboe bij verzuimonderzoek.
Een lezenswaardig werk met betrekking tot verzuim is het boekje “De manager en
het verzuim”, auteurs: Th. Broersen en V. Vrooland, 1993.
“In een onderzoek bij enkele ondernemingen met relatief lage cijfers is nagegaan
waarin deze ondernemingen zich onderscheiden van andere met een hoger
verzuim. De bedrijfscultuur, die zich o.a. uit in een geïntegreerd (sociaal) beleid en
in een verzuimcultuur waarin vermijdbaar verzuim nadrukkelijk niet voorkomt,
bleek de belangrijkste variabele te zijn.”…”Tijdens een conferentie over
ziekteverzuim verwonderde de directeur van Volvo Car zich erover. Wanneer
Nederlandse werknemers in België gaan werken hebben zij een even laag
ziekteverzuim als de Belgen (gemiddeld minder dan 4%), komen Belgische
werknemers in Nederland werken, dan hebben zij een even hoog verzuim als hun
Nederlandse collega’s (gemiddeld meer dan 8 %). Een vergelijking van de twee
landen naar het aantal arbeidsongeschikten levert een nog pregnanter verschil op.
Hun aantal ligt in België verhoudingsgewijs bijna 60 % lager dan in Nederland.”
Dan gaat het verder, én uit onverdachte bron:
“Onder verzuimdeskundigen heerst algemeen de opvatting dat de aard van de
Nederlandse ziekteverzuim- en arbeidsongeschiktheidsregelingen én de cultuur
waarin ze gebed zijn, de gelegenheid scheppen voor, of zelfs motiveren tot, relatief
veel verzuim en arbeidsongeschiktheid.”
Het is een frappante conclusie. Onze Nederlandse buren hebben niet geaarzeld hun
systeem bij te sturen waar dit misbruik in de hand werkte. Is het Belgisch
verzuimbeleid daarmee vrijgepleit? Neen, alles kan altijd beter. Men zou ziende
blind moeten zijn om te ontkennen dat ook het Belgische sociale vangnet misbruik
in de hand kan werken, zo niet in stand houdt. Het zogenaamd “sociaal profitariaat”
is niet alleen voorwerp geweest van enkele politieke uitspraken, maar heeft zich
daadwerkelijk in ons sociale zekerheidssysteem genesteld. Recentelijk kwam
massaal misbruik van gecombineerde, dubbelgenoten sociale uitkeringen aan het
licht door toedoen van de kruispuntbank. Het is maar goed dat dit soort misbruik

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 24
wordt aangepakt teneinde het voortbestaan van een, op zich goedwerkend, sociaal
vangnet te kunnen blijven waarborgen. Wie slachtoffer is van één of andere
tegenslag, denken we maar aan ziekte of een arbeidsongeval, mag goed
ondersteund worden.
Andermaal, we stipten het al even aan, duikt de bedrijfscultuur op als
beïnvloedende factor m.b.t. verzuimpercentages. En voor zover het u als lezer nog
niet duidelijk was, willen we onze interesse voor onze rol als preventieadviseur
m.b.t. het verbeteren van de bedrijfscultuur nogmaals bevestigen. Th. Broersen en
V. Vrooland:
“In middelgrote en grote ondernemingen vindt de vormgeving, verbreiding en
handhaving van de bedrijfscultuur in de regel plaats door middel van andere
mechanismen – formeler en doelbewuster. Daar is het vooral het management dat
de cultuur bepaalt. In positieve zin doordat het zich daarvan bewust is en deze taak
ook waarmaakt; in negatieve zin wanneer het die taak verwaarloost en de cultuur
als het ware zijn eigen gang laat gaan, hetgeen meestal een voor het bedrijf minder
gunstige gang is. Uit hun onderzoek “Bedrijfscultuur: diagnose en beïnvloeding”
trekken Sanders en Neuijen (1989) dan ook de conclusie dat “een van de meest
wezenlijke functies van leiderschap is gelegen in het bewust vormgeven aan de
cultuur van een bedrijf.”… “De leiders bepalen de fundamentele waarden, normen,
symbolen, opvattingen, manieren van met elkaar omgaan en andere praktijken die
aan het bedrijf zijn informele structuur geven. Zonder deze informele en ingeslepen
cultuur zou de formele organisatie een stuurloos mechanisme zijn. Zeer
toepasselijk is de bedrijfscultuur wel gekarakteriseerd als de software van de
organisatie, de collectieve mentale programmering van de leden van een
onderneming.”…”Een inherente en niet af te zonderen component van de
bedrijfscultuur is de verzuimcultuur, met name de normen binnen het bedrijf die
het verzuimgedrag informeel vastleggen. De hoogte van het vermijdbare
ziekteverzuim in bedrijven valt in overwegende mate toe te schrijven aan de
heersende verzuimcultuur die leidt tot patronen van verzuimgedrag welke specifiek
zijn voor het bedrijf.”
De soorten van en redenen tot verzuim zijn zeer divers. Men probeert zich al eens
te wagen aan het indelen van verzuim in wit, grijs en zwart verzuim.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 25
“Bij de blijkbare moeilijkheid om een hanteerbaar verband te leggen tussen ziekte
en verzuim speelt bovendien mee dat het begrip ziekte hier de zachte factor speelt.
In de gangbare opvatting is iemand ziek of gezond en de dokter is wetenschappelijk
opgeleid om het objectief te kunnen vast stellen. In de praktijk echter blijkt het
gecompliceerder te liggen. In verschillende opzichten is het ziektebegrip een sociaal
functionele constructie met vele aspecten en betekenissen voor de zieke zelf en zijn
omgeving. Zo onderkent professor Kuilman in een artikel “Over de patiënt die het
niet meer zag zitten” maar liefst zeven verschillende vormen van betekenisgeving
aan het begrip ziekte bij verzuim. Het “zachte” karakter van het begrip komt al tot
uiting in de bijkans onoplosbare problemen die zich voordoen bij de vraag of een
werknemer wel echt ziek is, althans ziek genoeg om te verzuimen wanneer er geen
duidelijk herkenbare symptomen zijn. Om die redenen zullen schattingen van
zwart, grijs en wit verzuim altijd willekeurig blijven. Bovendien draagt het streven
om dit onderscheid nadrukkelijk te bepalen nauwelijks bij tot een oplossing van het
verzuimprobleem.”
Het opdelen van verzuim in wit, grijs en zwart verzuim kan ons weliswaar helpen
om verzuimcijfers en hun achtergronden beter te begrijpen. Ook kan deze opdeling
ons in staat stellen om prioriteiten te bepalen m.b.t. het verzuimbeleid. Maar in
wezen verdient alle verzuim onze aandacht. Enkele voorbeelden/vragen om de
breedte van het thema verzuim te duiden: Indien er een goede bedrijfscultuur
heerst en mensen “graag komen werken” dan zijn we ervan overtuigd dat grijs en
zwart verzuim niet onze belangrijkste aandacht zullen wegdragen. Werknemers die
in de winter zonder afdoende beschermkledij in open lucht moeten werken, riskeren
de statistieken van wit verzuim in de hoogte te doen gaan. Een onderneming die
weinig brugdagen inplant, zal mogelijk vaststellen dat het personeel die brugdagen
zelf creatief inplant. Is de eerste ziektedag betaald of niet? Wordt er systematisch
met een controledokter gewerkt of enkel bij verdachte gevallen? Een
arbeidsongeval met arbeidsverzuim tot gevolg kan mogelijk ook andere soorten
verzuim inleiden, door verhoogde werkdruk bij de collega’s van het slachtoffer
bijvoorbeeld. Wat met de verzuimcijfers van 2009? Die dreigen ernstig te gaan
afwijken van de voorgaande jaren. U weet wel, de Mexicaanse griep… U merkt het,
het verzuimpercentage zal het gevolg zijn van heel veel en zeer verschillende
factoren.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 26
De economische impact van verzuim is enorm. In de studie van Securex m.b.t.
Absenteïsme in België (2006) spreekt men van een totale kost gelijk aan 8,2
miljard euro voor ziekteverzuim voor het geheel van werkgevers in België.
Hugo D’Hertevelt, wetenschappelijk medewerker bij de Directie Onderzoek
Verbetering Arbeidsomstandigheden (DiOVA), FOD-WASO spreekt van 336.000
werknemers = 10% (Riziv 1998) met langdurig ziekteverzuim (>1 maand).
Verwijzend naar NOVA-CM onderzoek (1994, bij 1280 cases) vermeldt hij 27,5%
storingen van het bewegingsapparaat en 10,3% zuivere stress (~depressie). En
verder nog schat hij dat 50 % van het ziekteverzuim (>1 maand) gevolg is van
fysieke en psychische overbelasting. Bij de arbeidsongeschiktheid van langer dan
één jaar zijn 175.000 werknemers opgenomen in de statistieken van het Riziv
(1998). Het gros daarvan is arbeidsongeschikt om redenen van psychische aard,
aandoeningen m.b.t. het bewegingstelsel en ca 50 % als gevolg van fysieke en
psychische overbelasting.
De helft van de cases met langdurige ziekte en arbeidsongeschiktheid is het gevolg
fysieke en psychische overbelasting. De hypothese van Hugo D’Hertevelt is dat 1/3
sterk werkgebonden is. Dit resulteert in 56.000 langdurig zieken en 29.000
arbeidsongeschikten ten gevolge van werkgebonden factoren. We zijn niet in staat
deze getallen te beoordelen, maar ervan uitgaande dat ze juist zijn, geeft het aan
hoeveel verbeteringspotentieel we hebben binnen onze ondernemingen. Indien we
na de huidige crisis opnieuw meer over het gebrek aan arbeidskrachten in de media
zouden horen, kunnen we ons bovenstaande cijfers herinneren als een
dagdagelijkse oproep om er mee over te waken dat werknemers niet fysiek en
psychisch overbelast dreigen te worden en onnodig (vervroegd of tijdelijk) het
arbeidscircuit verlaten. Niets hoeft ons overigens te weerhouden aandacht te
hebben voor evenwichtige arbeidsomstandigheden…
De rol van een preventieadviseur in deze is mee actief te zijn op volgende vlakken:
preventie van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, verzuimbegeleiding en
reïntegratie. Wijlen Minister van Sociale Zaken, J.M. Veldkamp in 1983:
“Hoe groot de betekenis van uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid ook moge zijn, ik
acht het van veel groter belang dat de arbeidsongeschikte wordt teruggeleid naar
het maatschappelijk leven. Herstel van de arbeid acht ik voor de menselijke
ontplooiing belangrijker dan de rente, alhoewel het ene niet zonder het andere kan.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 27
Het gaat er in onze maatschappij niet alleen om dat mensen lichamelijk en
geestelijk genezen, het gaat erom dat zij een zo volwaardig mogelijke plaats
terugkrijgen in de maatschappij.”
5.2.4. Besluit kosten en achtergronden van verzuim
De aard van de organisatie en de verzuimcultuur kan sterk verschillend zijn tussen
sectoren, ondernemingen en afdelingen onderling. Het is dus onmogelijk te bepalen
waar de exclusieve aandacht op gericht moet worden. Eén ding weten we wel: de
onderneming die geen verzuimbeleid voert, zal hiervan ongetwijfeld de
economische gevolgen dragen. En meer nog misschien dan dit bij
arbeidsongevallen het geval is, zal een deel van de verzuimkosten afgewenteld
worden op de gemeenschap. Gezien de complexiteit van de verzuimachtergronden,
zal het verzuimbeleid multicausaal moeten zijn. Naar analogie met het gekende
situationeel leiderschap, zouden wij in deze willen gewagen van een situationeel
verzuimbeleid.
5.2.5. Directe en indirecte kosten
Sprekende over kosten verbonden aan een arbeidsongeval, wordt er vaak
geopteerd om deze in te delen in directe en indirecte kosten. Eigenlijk is dit in onze
ogen een wat misleidende terminologie. Immers de kosten die men wil toewijzen
aan een arbeidsongeval dienen altijd een direct verband te hebben met het
arbeidsongeval. In het andere geval is er geen valabele reden om te spreken over
directe kosten ten gevolge van… De achterliggende reden om te spreken over
directe en indirecte kosten houdt wellicht meer verband met de duidelijkheid van de
relatie tussen oorzaak (ongeval) en gevolg (kosten). Directe kosten hebben in die
zin een evident aantoonbare relatie met het ongeval. Indirecte kosten zijn a.h.w.
afgeleide kosten.
Een tweede reden waarom we de terminologie misleidend vinden, is de volgende:
de begrippen directe en indirecte kosten worden in het bedrijfsleven doorgaans
gebruikt om een onderscheid te maken tussen kosten die exclusief
productiegebonden zijn (bv. grondstoffen) en kosten welke eerder het karakter
hebben van algemene omkadering (bv. human resources, preventiedienst, IT,
enz.). Meer dan eens leidt de opdeling tussen directe en indirecte kosten tot
discussie. Zeker indien er bespaard moet worden en indirecte kosten geviseerd
worden, heeft men wel eens de neiging om te gaan schuiven en de indirecte kosten

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 28
in te delen bij de directe kosten. De loonkost van een administratief bediende wordt
dan bijvoorbeeld bij de loonmassa van de productiemedewerkers gevoegd.
Op basis van bovenstaande argumenten wordt duidelijk dat begripsverwarring zou
kunnen ontstaan indien wij kosten i.v.m. arbeidsongevallen zouden indelen onder
directe en indirecte kosten. Daarom zouden we de voorkeur geven aan de
begrippen zichtbare en verborgen kosten. Dit geeft beter weer wat bedoeld wordt
met de opdeling in de twee voornoemde categorieën.
Men zou eveneens kunnen argumenteren dat het onderscheid tussen directe en
indirecte kosten geen groot belang heeft. Kosten zijn toch kosten. Allen
beïnvloeden ze in negatieve zin het bedrijfsresultaat. We kunnen deze stelling
enigszins bijtreden. Doch dient gezegd te worden dat de verhouding tussen
zichtbare en verborgen kosten in het kader van het onderwerp van dit eindwerk
van een heel andere aard is. Waar bij productiegebonden kosten veelal sprake is
van een veel groter aandeel (in het geheel van kosten) voor de directe kosten is bij
kosten ten gevolge van een arbeidsongeval net het omgekeerde het geval: de
afgeleide, indirecte, verborgen kosten zijn veel groter dan de directe, zichtbare
kosten.
In de literatuur die we raadpleegden was de verhouding getalwaarde één voor de
zichtbare kosten tot getalwaarde twee, drie, vier en zelfs zeven voor de verborgen
kosten. Met andere woorden: voor iedere euro zichtbare kost die de onderneming
draagt, zijn er twee tot zeven euro verborgen kosten. Het verhoudingsgetal zeven
vonden we eenmalig terug in een tekst van de hand van ir. H. De Lange, Adviseur
Arbeidsveiligheid bij het Verbond van Belgische ondernemingen in 1990 n.a.v. de
81ste studiedag met als thema Arbeidsongevallen stijgen, Ongevallenpremies
stijgen. De verhouding directe/indirecte kosten kan verschillend zijn naargelang de
kosten die mee opgenomen werden en hun verdeling. Van belang om te
weerhouden in deze, is het feit dat de zichtbare kosten maar het topje zijn van de
ijsberg.
Eén van de gangmakers in verband met kosten-batenanalyses en kosten verbonden
aan arbeidsongevallen, is dhr. De Greef, directeur van Prevent. In 1998 ter
gelegenheid van een presentatie op het Interprovinciaal congres Welzijn op het
werk, vermeldt hij bij de economische kosten:

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 29
“Ten laste van de arbeidsongevallenverzekeraar: een tussenkomst in de
basisloonkosten, medische kosten, hospitalisatiekosten en prothesekosten. Voor de
werkgever zijn de directe kosten hoofdzakelijk beperkt tot de overige loonkosten.
Het gros van de kosten, de indirecte kosten, zijn echter allen ten laste van de
werkgever: tijdverlies, vervanging van personeel, medische verzorging binnen de
onderneming, schade aan de uitrusting, productieverlies, onderzoek en
administratie, daling productiviteit, verslechtering klimaat, daling kwaliteit.” En bij
de niet economische kosten vermeldt hij zeer terecht: “verdriet, pijn, vermindering
kwaliteit van het leven, vermindering levensduur.”
Ir. G. Dewilde in 1998 op het 37ste interprovinciaal welzijnscongres (en in zijn
functie als onderdirecteur van de Federale Verzekeringen):
“Veiligheidsinspanningen door de bedrijven geleverd, resulteren niet noodzakelijk in
een onmiddellijk gevoelige verbetering van de financiële statistiek. Aangezien de
verzekeringsmaatschappijen zich vooral baseren op statistieken lopend over de
periode van de laatste vijf jaar zullen preventie-inspanningen met blijvend resultaat
slechts op middellange termijn aanleiding kunnen geven tot een gevoelig betere
statistiek over vijf jaar en een eventuele premievermindering. Man mag echter niet
uit het oog verliezen dat minder ongevallen een onmiddellijk financieel gunstig
effect hebben voor het bedrijf ook als de verzekeringspremie niet onmiddellijk
aangepast wordt. Arbeidsongevallen brengen immers ook kosten met zich mee die
niet door de arbeidsongevallenverzekeraar vergoed worden, de zogenaamde
indirecte kosten.”
Dhr. E. Rutten, destijds preventie-ingenieur bij de Federale Verzekeringen en
gastspreker op hetzelfde congres baseert zich op de ijsbergtheorie van Heinrich
(fig. 2) voor het extrapoleren van de indirecte kosten verbonden aan een
arbeidsongeval. Voor een bedrijf “X” met 49 arbeidsongevallen met werkverlet
berekent hij dat deze voorafgegaan zijn door: 49*10 = 490 verzorgingen, 49*30 =
1470 stoffelijke schades en 49*600 = 29.400 incidenten. Dit alles kan bij
benadering geldelijk uitgedrukt worden door er materiaal- en loonkosten aan te
koppelen. Bij het raadplegen van de literatuur zijn we getuige geweest van zeer
uiteenlopende, ja, soms zeer verdienstelijke, pogingen om deze kosten te
kwantificeren.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 30
5.2.6. Besluit directe en indirecte kosten
Men heeft er alle baat bij om kosten die ontstaan ten gevolge van
arbeidsongevallen niet te onderschatten en er alles aan te doen om ze te
vermijden! Als preventieadviseur zullen we dit argument uitdragen en moeten
onderbouwen in het kader van het bekomen van budgetten voor investeringen in
veiligheid en welzijn. Er is echter meer. Investeringen in veiligheid en welzijn zullen
er niet alleen mee voor zorgen dat we onnodige kosten kunnen vermijden, maar
zorgen ook voor een verhoging van de kwaliteit en effectiviteit van onze
organisatie. M.a.w. de investeringen die we doen m.b.t. veiligheid en welzijn van de
werknemers zullen een economische return opleveren door uitsluiting van nodeloos
geldverlies ten gevolge van arbeidsongevallen, maar evenzeer door een verbeterde
werking van de organisatie. Zo lazen we een eindwerk van een collega-
preventieadviseur die kon aantonen dat het plaatsen van betonnen boordstenen
met behulp van een machine niet alleen beter was voor de gezondheid van de
werknemers (= minder absenteïsme), maar ook efficiënter en goedkoper kon
uitgevoerd worden. Dit voorbeeld wekt wellicht weinig weerstand op bij de kritische
lezer. Zelf kunnen we uit persoonlijke ervaring getuigen dat veilig werken ook
efficiënt is (zie ook hoofdstuk zeven: Voorbeelden uit de praktijk).

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 31
Zelfs datgene wat op het eerste zicht de productiviteit lijkt te doen dalen, kan
uiteindelijk resulteren in een betere output. Tot slot van dit hoofdstuk willen we
benadrukken dat niet alleen arbeidsongevallen aanleiding geven tot verhoogde
kosten. Ook verzuim omwille van ziekte en arbeidsongeschiktheid zijn
kostenfactoren waarmee men rekening zal moeten houden.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 32
6. Technieken om kosten en baten in kaart te brengen
6.1. Inleiding
Willen we als preventieadviseur de noodzakelijke investeringsbereidheid m.b.t.
preventie en welzijn creëren, dan zullen we niet alleen gebruik moeten maken van
welzijnsinhoudelijke argumenten. We zullen eveneens de taal moeten spreken van
de beslissingsnemers. Vrij vertaald wil dat zeggen dat we onze inhoudelijke
argumenten financieel technisch moeten onderbouwen. Financieel technische
argumenten hoeven overigens niet in tegenstelling gezien te worden met de voor
ons, preventieadviseurs, meer gekende en gangbare welzijnsgerichte argumenten.
In een duurzame op lange termijngerichte bedrijfsomgeving zijn beide vormen van
argumentatie op hun plaats en niet tegengesteld aan elkaar.
Het ligt niet in onze bedoeling om de weerhouden technieken allen in detail toe te
lichten. Evenmin is het onze ambitie om een spoedcursus bedrijfseconomie in dit
eindwerk op te nemen. Wel willen we een aantal technieken toelichten en
becommentariëren. Gesteld dat u zich als preventieadviseur geconfronteerd zou
weten met de vraag en/of de behoefte om uw investeringsaanvragen financieel te
onderbouwen én u nog geen financiële vorming heeft genoten, zijn we van oordeel
dat bijkomende opleiding op dit vlak aangewezen is. Bij een tekort aan financiële
achtergrond zou u het risico kunnen lopen dat een sterk veiligheidstechnisch
onderbouwde investeringsaanvraag strandt op een weigering omwille van een
zwakke financiële argumentering.
Dit gezegd zijnde is één belangrijke waarschuwing bij dit alles op zijn plaats.
Hoeveel modellen men ook hanteert en hoezeer men ook tracht de werkelijkheid te
vatten in objectieve en betrouwbare regels, veiligheid en welzijn alsook het
economische kader van een bedrijf zijn niet louter onderhevig aan de
voorspelbaarheid van de exacte wetenschappen. Op een uitzondering en een leger
doemdenkers na, had niemand de huidige economische crisis zien aankomen. En
wat met de grilligheid van de menselijke factor? Er zijn zoveel elementen waar wij
geen vat op hebben, dat we ons goedbedoelde reken- en denkwerk steeds moeten
kunnen relativeren. Dit geldt overigens ook voor eerder productiegerelateerde
investeringen. Wat vandaag “hot en gewild” is, kan morgen al vergeten zijn. We
willen hierbij geen totale afbreuk doen aan ons voorgaand betoog door een te
doorgedreven vorm van relativering, maar enkel een waarschuwing uitzenden voor

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 33
een blind geloof in modellen allerhande. Net zoals een risicoanalyse, hoe verfijnd
ook, een indicatie geeft van de grootte van een bepaald risico, ze is deels
gebaseerd op een subjectieve inschatting. Een economisch mathematisch
verantwoorde investeringsaanvraag zal evenzeer onderhevig zijn aan subjectieve
en andere niet-mathematische invloeden. Een gezonde dosis boerenverstand is
minstens even noodzakelijk als de kennis van welzijnswetgeving en financiële
technieken.
Manja Borremans schrijft in haar eindwerk bedrijfsergonomie (UAMS, vierde
promotie, 2007-2008):
“Daarbij zullen volgende aandachtspunten een rol spelen bij het vervolledigen en
het zo correct mogelijk inschatten van de kosten en de baten door de firma: het
bespreken van de kosten en baten met de verschillende functionarissen van de
onderneming; voor een optimale afweging geeft men best een inschatting van de
optimistische visie (lage kosten en hoge baten) en pessimistische visie (hoge
kosten en lage baten); bepaalt men de looptijd van het project en houdt men
rekening met de exploitatiekosten.“
Ze vermeldt eveneens een aantal redenen waarom een goede kosten- en
batenevaluatie vaak moeizaam verloopt: “er zijn weinig relevante data beschikbaar
(zoals kosten van de preventiemaatregelen); over de effectiviteit van maatregelen
is weinig bekend; veel gezondheidsklachten ontwikkelen zich op de lange termijn
en ook veel preventiemaatregelen hebben pas effect op lange termijn; effecten van
maatregelen op gezondheid, klachten en verzuim zijn slechts met schattingen te
bepalen; verbeteringen zijn in veel gevallen niet terug te leiden tot de maatregel;
er moet gedeeltelijk uitgegaan worden van veronderstellingen.” Maar ze voegt er
aan toe: “Ondanks dit alles is het toch zinvol om economische analyses te maken.
Met gevoeligheidsanalyses kan men een goed idee krijgen van de betrouwbaarheid
van de resultaten.”
Door analytische methoden toe te passen kan de effectiviteit van een interventie
(bv. herinrichting van een werkplek) nog voor de uitvoering ervan ingeschat
worden. Op deze wijze kunnen investeringen m.b.t. veiligheid en gezondheid op
dezelfde hoogte gezet worden als andere investeringen. Zo kunnen veiligheid en
welzijn aan belang winnen wanneer investeringsmiddelen schaars zijn.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 34
Investeringen in preventie en welzijn worden soms van overheidswege
aangemoedigd. Bijvoorbeeld door deze investeringen aan een fiscaal gunstige
regeling te onderwerpen. Zo kent men in Nederland de FARBO regeling. Dit is een
regeling die een willekeurige afschrijving toelaat voor ARBO-investeringen wat de
ondernemingen een rente- en een liquiditeitsvoordeel oplevert. N.a.v. de FARBO
regeling werd er een ARBO-lijst (van toegelaten ARBO-investeringen) opgesteld. De
volgende criteria hebben bij het opmaken van deze lijst een rol gespeeld:
- De arbeidsomstandigheden moeten door het gebruik van het bedrijfsmiddel
aanzienlijk verbeteren, daarbij denkt men aan investeringen die nadelige ARBO-
effecten op lange termijn kunnen verminderen, zoals investeringen die
lawaaidoofheid tegengaan, fysiek zware arbeid verminderen of blootstelling aan
schadelijke stoffen voorkomen.
- Het bedrijfsmiddel mag nog niet algemeen gangbaar zijn in Nederland, het mag
geen vanzelfsprekende investering zijn, waarmee aan ARBO-wettelijke eisen wordt
voldaan die al lang bestaan.
- Het bedrijfsmiddel moet op ruime schaal toegepast kunnen worden, ook in KMO’s.
- Er moet sprake zijn van bronbeleid. Dit houdt in dat de gezondheidsschade zoveel
mogelijk aan de bron moet worden bestreden. Het stiller maken van een
lawaaierige machine verdient bijvoorbeeld de voorkeur boven het geven van
oorbeschermers (op de ARBO-lijst komen geen persoonlijke beschermingsmiddelen
voor).
Bij het weergeven van de verschillende kosten-batentechnieken, zullen we een
onderscheid maken tussen economisch gemotiveerde en zachte technieken. Zoals
we, ten overvloede wellicht, benadrukten, zijn deze niet tegengesteld aan elkaar.
De opdeling waarvoor we kiezen, is bovendien niet te verabsoluteren. Zachte
technieken zullen immers ook een economische impact hebben op onze organisatie.
We kozen echter voor deze opdeling, omdat we bij onze literatuurstudie
methodieken met zeer verscheidene invalshoeken leerden kennen. Deze zullen we
verder benoemen als “hard economisch gemotiveerde technieken” enerzijds en
“zacht economisch gemotiveerde technieken” anderzijds. Zacht economische
technieken zijn technieken die melding maken van terugverdieneffecten die niet
exclusief, of zelfs helemaal niet, in geld uitgedrukt worden. Bij hard economische
technieken is er steeds sprake van een harde return. De opdeling waarvoor we
gekozen hebben, vindt enigszins aansluiting bij de inhoud van hoofdstuk vijf waar
we al spraken over ethische en economische motieven als basis voor preventie en
welzijn.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 35
6.2. Hard economisch gemotiveerde technieken
In de literatuur hebben we zeer verscheidene technieken terug gevonden. Allen
stellen ze zich tot doel kosten en baten in kaart te brengen, te evalueren/wegen als
het ware. Dit wordt dan veelal gekoppeld aan courante investeringstechnieken
(payback period, net present value,…).
In The Journal of Safety Reserach, jaargang 2005, volume 36, nummer drie, wordt
uitgebreid verwezen naar een aantal recente technieken die in 2004 op een
conferentie in Washington DC besproken werden. De conferentie ging door onder
de titel Economic Evaluation of Occupational Health and Safety Interventions at the
Company Level. Ze stelde zich tot doel de stand van zaken vast te stellen met
betrekking tot het benutten van economische kennis en methodieken voor het
aantonen van economische opbrengsten voortkomende uit gezondheids- en
veiligheidsinterventies in werkomgevingen.
6.2.1. The productivity assessment tool van Maurice Oxenburgh en Pepe
Marlow
Deze methodiek beoogt op een eenvoudige wijze een analyse te maken binnen een
dienst of productie-eenheid. Het voordeel van de methode is dat ze het financieel
belang aantoont van veilige en efficiënte werkplekken binnen een werkplaats.
Dit model is een kosten- en batenevaluatiemodel. Het legt de nadruk op de kosten
en opbrengsten van werknemers voor een organisatie. Het wil de toename in
opbrengsten door arbeid, uitgedrukt in arbeidstijd, meten in een “voor en na”
situatie. Men kan met het model meerdere interventies ten opzichte van elkaar
vergelijken. Maar hierbij dient gezegd dat het zich niet uitspreekt over de meeste
effectieve interventie m.b.t. daling van arbeidsongevallen. Het model kijkt naar
kosteneffectiviteit en niet naar ongevalleneffectiviteit. Een interessante optie van
het model is de gevoeligheidsanalyse (zie ook p. 53) waarmee kan nagegaan
worden welke kostparameters het meest van invloed zijn. Het is verder zo
uitgedacht dat het kosten en baten in een kort tijdsbestek kan beoordelen. De
waarde van het geld wordt verondersteld dezelfde te blijven over de looptijd van
het project. De ervaring van de betrokken onderzoekers wees er op dat de
terugverdienperiode van de interventies veelal korter was dan zes maanden.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 36
In een tabel (fig. 3) worden data van voor de interventie en data van na de
interventie gezet. Deze data worden opgedeeld in vier delen: data m.b.t. de
werknemers (lonen, aantal, overuren en productiviteit), data m.b.t. de werkplaats
inclusief de kosten voor supervisie, rekrutering, verzekering e.a. overheadkosten,
onderhoud, afval, energie, data i.v.m. de interventie en haar kosten en tot slot data
m.b.t. de rapporten i.v.m. kosten- en batenanalyses, de werkplaats en de
werknemers.
Voorbeeld van een kosten- en batenanalyse volgens het productivity assessment tool
Soort kost Uitgedrukt in Beginsituatie Voorgestelde interventie Actuele situatie na één jaar
MIX OF EMPLOYMENT Fulltime,
66 Contractors,
30 Fulltime,
66 Contractors,
30 Fulltime,
55 Contractors,
8 Casual,
73
Full Time equivalent employees
96 96 96
Wages $/hour 11 28 11 28 11 28 13,20 Total empl. cost
000$/year 1435 1660 1435 1660 1195 443 867
Supervision and quality costs
000$/year 703 703 512
Insurance 000$/year 173 104 55 Total empl. costs
000$/year 3970 3901 3071
Intervention costs
000$/year --- 96 96
Savings 000$/year --- 69 898 Payback Period (months)
--- 17 2
De bovenstaande tabel oogt (Amerikaans) imposant wanneer men opmerkt welke
kosten in deze case bespaard konden worden. Het is echter gepast kritisch te
blijven m.b.t. deze data. De tabel heeft betrekking op een hotel waarvan de
winstmarge volledig dreigde verloren te gaan aan kosten voor de premie van de
arbeidsongevallenverzekering. De hoogte van de premie werd uitgelokt door een
zeer hoog aantal rug- en bovenarmletsels bij reiniging- en kamerpersoneel. De
gerealiseerde interventie t.b.v. $ 96.000 per jaar betrof een investering in training
en opleiding van het personeel alsook in beter materiaal en verbeterd onderhoud.
De interventie leidde eveneens tot veranderingen in de organisatie en de mix van
personeel. Het aantal FTE’s bleef weliswaar gelijk maar er werd geopteerd om
minder met duur contractorpersoneel te werken en meer met tijdelijk (casual)
Figuur 3, Productivity assessment tool van Maurice Oxenburgh en Pepe Marlow in tabelvorm geïllustreerd

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 37
personeel. Het is ons vanuit de studie niet meteen duidelijk welk statuut deze
mensen exact hebben. Als het gros van het vroegere personeel vervangen zou zijn
door personeel met een “slechter statuut”, is het nog maar de vraag wie er echt
beter is geworden van deze interventie. Maar er rijzen ook vragen i.v.m. de
loonkosten. Voor een eigen personeelslid bedraagt de kost $ 11 per uur, voor een
contractor $ 35 per uur. Het lijkt erg onwaarschijnlijk dat deze loonkosten zo sterk
uit elkaar lopen. We vermoeden dan ook dat, zoals we dat spijtig genoeg ook al in
andere studies hebben opgemerkt, men bij de eigen loonkost enkel het naakte
uurloon in beschouwing heeft genomen. Het contractorloon zal men wellicht
afgeleid hebben van een offerte of een factuur en houdt alle loonkosten in (inclusief
de winst van de contractorfirma). De vergelijking tussen de hoogte van de lonen
van beide categorieën werknemers (eigen personeel en contractorpersoneel) heeft
dan meer weg van appelen met citroenen vergelijken.
We willen de intenties van de onderzoekers en betrokkenen bij deze studie niet in
twijfel trekken. We verwaardigen ons niet anderen te oordelen. Doch willen we,
n.a.v. bovenstaande tabel en andere cases die we door konden nemen, pleiten voor
gebruik van juist en geverifieerd cijfermateriaal. Dit in het belang van de
objectiviteit van de kosten- en batenevaluatie én de geloofwaardigheid van de
voorgestelde verbeteringsmaatregelen. Window dressing hoort niet thuis in een
duurzaam ondernemingsbeleid.
Ten gronde is het model bruikbaar als methode om de impact van een
verbeteringsmaatregel aan te tonen en/of te berekenen. Het veronderstelt echter
een grondige kennis van de bedrijfsgegevens.
6.2.2. Self evaluation of the cost-benefit on the investment in occupational
safety and health in the textile factories: “A step by step
methodology”, Rafael Amador-Rodezno
Deze methode is een integrale methode. Niet alleen gaat ze sterk in de breedte van
de organisatie (financieel, risicoanalyse, epidemiologie, engineering,…), ze beoogt
ook toegankelijk en toepasbaar te zijn voor en door de hiërarchische lijn.
Hiertoe zijn stap voor stap trainingen opgezet om de medewerkers vertrouwd te
maken met het uitvoeren van risicoanalyses, het leren leggen van relaties tussen
oorzaak en gevolg, het verbeteren van beslissingsprocessen m.b.t. preventie en
welzijn, het berekenen van directe en indirecte kosten/besparingen en tot slot het

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 38
berekenen van globale kosten- en batenanalyse van een preventie- en
welzijninterventie.
Zo wil ze de werknemers overtuigen van financiële voordelen van investeringen in
preventie en welzijn. De praktijk heeft overigens uitgewezen dat er een positieve
relatie kon aangetoond worden met de gedane investeringen: “3 to 33 times”. Men
zou op de duur alleen nog maar in veiligheid investeren .
De methode werd inmiddels verwerkt in een softwarepakket, wat de
toegankelijkheid en bruikbaarheid nog vergroot.
Vooraleer de aanvang te maken met deze “Tool Kit” dient de gebruiker inzicht te
hebben/verwerven in het werkproces waarover hij een kosten- en batenanalyse wil
maken.
Men onderscheidt zes stappen in het proces:
• definiëring van de omvang van het probleem in overeenstemming met
oorzaak en gevolg
• risico-inschatting
• omschrijven van de preventieve maatregelen die genomen moeten worden
• aanduiden van het verband tussen de preventieve maatregelen en de
positieve effecten – op een grafische manier (Balloon Model van Johansen
en Johrén in 1993)
• evalueren van de preventiekost (zowel aan de bron, als op individueel vlak
en op medisch vlak) en zijn effecten
• kosten– en batenanalyse
Doordat er een waarde toegekend wordt aan het risico en het effect van de
preventiemaatregelen kan men risico’s en maatregelen ranken. Op basis van
geobjectiveerde inschattingen, kunnen vervolgens prioriteiten gesteld worden aan
de preventiemaatregelen. Voor iedere stap werden er tabellen opgesteld die de
gebruiker doorheen het proces gidsen. De positieve gevolgen van de
preventiemaatregelen kunnen hetzij in tabel, hetzij grafisch (Balloon Model)
voorgesteld worden. De auteur van het artikel, dhr. Rafael Amador Rodezno, besluit
als volgt:

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 39
“When teaching about or using this Tool Kit, it has been observed that users have a
tendency to overestimate the costs of the interventions (or prevention) and
underestimate the cost caused by the effects. In step 6, it was explained that the
cost-benefit ratio was calculated by putting the cost of the intervention as the
numerator and the cost of the interventions as the denominator, which
arithmetically produces an underestimation of the cost-benefit ratio. This is an
important issue to have, because normally the real return of the investment will be
higher than calculated. This underestimation problem is taken away when using the
software program, because one can review and improve the figures when
calculating the numbers that will be used in the calculation of the cost-benefit
ratio.”
Dit model gaat erg grondig te werk, vraagt weliswaar een goede training m.b.t. het
maken van risicoanalyses. Het voordeel hiervan is dat de gebruiker een breed
inzicht verwerft in de negatieve effecten van het gebrek aan preventiemaatregelen
en de omkeerbaarheid ervan door het stellen van preventiemaatregelen. Sterk punt
van deze methode is dat zij de hiërarchische lijn nauw betrekt bij het maken van
keuzes i.v.m. veiligheid en welzijn van de werknemers waarvoor zij
verantwoordelijk zijn.
6.2.3. Participation for understanding: An interactive method, Ernst A.P.
Koningsveld
Uitgangspunt bij de ontwikkeling van deze methode was de vaststelling dat er vele
modellen zijn die de effectiviteit van veiligheids- en gezondheidsmaatregelen
evalueren, maar dat deze modellen vaak complex zijn en input vragen vanuit vele
departementen. Het participatief model wil vooral gebruiksvriendelijk zijn. Eerder
dan een methodiek of model aan te bieden, wil de auteur ons aanwijzingen geven
bij het verrichten van onderzoek naar de effectiviteit van een reeds uitgevoerde of
vooropgestelde verbeteringsmaatregel.
Effectiviteitsstudies i.v.m. kosten, kunnen verschillende doelen hebben:
• mensen overtuigen dat investeringen in gezondheid en veiligheid nuttig zijn
• een investeringsvoorstel evalueren of de beslissing nadien evalueren
• benchmarken met andere ondernemingen
• tijdig een trend volgen
• producten en systemen verkopen

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 40
De Nederlandse methodiek (eerder te zien als een auditeringstechniek) werd
ontwikkeld op basis van 10 jaar expertise en richtte zich vooral op doelstellingen 1,
2 en in beperkte mate op doelstelling 5. Het grootste deel van het werk bestond uit
research. Verder werden 10 cases onderzocht waarbij de nadruk lag op
kosteneffectiviteit. De eigenaar van de verbeteringen kon zowel een medewerker
als een leidinggevende zijn. Zij werden uitgenodigd voor een interview (door een
team van veiligheids- en gezondheidsdeskundigen). Scope van het interview: Wat
behoort tot de specifieke case? Wat deed u kiezen voor een universal design
oplossing? Welke investeringen in tijd en geld heeft u gedaan en welke verdere
inspanningen werden geleverd? Welke effecten kunnen waargenomen worden
n.a.v. de investeringen en inspanningen? Kunnen deze uitgedrukt worden in termen
van geld? En indien niet in kwantitatieve of kwalitatieve data? De interviews werden
afgenomen door vijf groepen van experts. Zij hadden geen voorafgaandelijk(e)
inzicht of kennis over de cases. Wel kregen ze een lijst met potentiële categorieën
voor kosten, inspanningen, opbrengsten en effecten.
Enkele algemene berekeningswijzen kunnen gedefinieerd worden, maar de praktijk
wijst uit dat ieder geval afzonderlijk moet aangepast worden. Sommige cases
houden veel productiviteitsaspecten in, anderen leggen meer de nadruk op
absenteïsme of ongevallen. Een algemeen model bleek onhaalbaar te zijn.
Daar de methodiek vooral bestaat uit een participatieve interviewtechniek dient de
interviewexpert over ruime consulting skills te beschikken, zodat alle relevante
aspecten aan het oppervlak gebracht worden. De expert kan hierbij ook helpen de
relevante data aan te duiden voor de kosteneffectiviteitstudie. Na dit interview
maakt de expert een voorlopige versie van de participatieve analyse. Deze wordt
opnieuw participatief bediscussieerd, zodat zij nadien een breed draagvlak krijgt.
Afhankelijk van het doel van de kosten- en batenanalyse kan er een geschikte
methode gekozen worden (“quick scan or a more thorough assessment of factors”).
Doorgaans, wanneer er inschattingen gemaakt dienen te worden, is het aanbevolen
deze te maken in nauwe samenwerking met de verantwoordelijke managers. Zij
hebben immers gemakkelijk toegang tot de gegevens en zijn vertrouwd met
indicatoren. Hierdoor moet de consultant de gegevens niet zelf hardmaken. Gezien
het management heeft deelgenomen aan het valideren van de gegevens, is de
uitkomst ervan traceerbaar en aanneembaar.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 41
Deze methode laat nog wel één en ander in het vage, niet i.v.m. haar doelstellingen
dan wel m.b.t. de te hanteren technieken. Het is geen pasklare methode zoals de
voorgaande methoden die we in dit hoofdstuk bespraken. Dat maakt één en ander
moeilijk, doch ook boeiend. Een andere bemerking is dat de rol van de
expert/consultant zwaar doorweegt. Je zal maar opgescheept zitten met een
lichtgewicht… Beter lijkt ons dat de expert iemand is van binnen het bedrijf die
vertrouwd is met auditeringstechnieken. Hoeft het gezegd dat de preventieadviseur
geregeld betrokken moet worden bij het maken van afwegingen allerhande m.b.t.
veiligheids- en welzijnsinvesteringen?
6.2.4. The potential method, an economic evaluation tool, Monica
Bergström
Deze methode is gebaseerd op een model dat ontwikkeld werd door Maurice
Oxenburgh (zie ook p. 35). Het beoogt te illustreren hoe veranderde werk-
omstandigheden van invloed kunnen zijn op de output van de onderneming. De
potential methodiek is een instrument voor economische analyse dat gebruikt kan
worden als er verschillende veranderingen zijn in de werkomstandigheden. De
methode houdt rekening met maar liefst 300 variabelen, doch het behoeft maar 12
van deze variabelen te kennen om een economische analyse te bekomen i.v.m. de
invloed uitgaande van de veranderende werkomstandigheden.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 42
Het model gaat uit van de veronderstelling dat de feitelijke waarde van een
werkuur berekend kan worden door de totale jaarloonkost te delen door het totaal
aantal efficiënte werkuren op jaarbasis. De totale economische winst van een
welzijns- en veiligheidsmaatregel is dan het product van het initieel aantal
productieve uren met de vermindering van de gemiddelde loonkost per productief
werkuur na de verbetering (fig. 4). De auteur verwijst in deze eveneens naar het
conceptuele denkwerk van De Greef en Van den Broek (2004, Making the case for
workplace health promotion, analyses of the effects on WHP).
Problemen die Monica Bergström ziet bij de evaluatie van effecten van een
preventiemaatregel:
“One of the problems is that it is very difficult to establish the cause-effect relation.
Often several measures and programs are initiated at the same time (not only
health and safety actions but also other human resources actions), which makes it
difficult to link a specific outcome to a specific measure.” (Het is zeer moeilijk om
een direct oorzakelijk verband aan te tonen tussen een bepaalde maatregel en een
effect wanneer verscheidene acties en verbeteringsprogramma’s gelijktijdig lopen.
Bijvoorbeeld maatregelen op het vlak van preventie en welzijn en maatregelen
genomen op het niveau van de personeelsdienst.)
“The problem with evaluating the economic return of health and safety actions, in
wider context workplace health promotion programs, is that small changes in the
analytical procedure, the choice of variables, and the timeframe of the analysis are
some of the factors that can markedly change the results of economic evaluations.
The choice of technique often reflects value judgements and one could argue that
when developing cost-benefit models it is best to take into account the relevant
values of decision makers and stakeholders (Dudgill & Springett, 2001).” (Bij het
analyseren van gegevens dient men rekening te houden dat resultaten sterk
onderhevig kunnen zijn aan kleine veranderingen in de analysemethode, keuze van
variabelen, enz. Daarom is het aan te raden gebruik te maken van relevante data
die ook door managers en aandeelhouders aanvaard zijn/gebruikt worden.)
“The measurement of effect is often based on “before-and-after” design, comparing
the situation before the intervention with the situation after. Although this kind of
analysis can offer evidence on the effectiveness, several dangers can be identified
that threaten the internal validity (Robson, Schannon, Goldenhaar & Hale, 2001).

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 43
These dangers are: history, instrumentation/reporting, regression to the mean,
testing, placebo, Hawthorne, maturation).” (Het bepalen van een effect wordt
veelal gebaseerd op een voor en na situatie. Ook al kan deze methodiek bewijs
leveren voor de effectiviteit van een bepaalde maatregel, er kunnen bepaalde
gevaren geïdentificeerd worden zoals: Hawthorne effect, placebo,…)
“Absenteeism figures have widely been used as surrogate for measuring
productivity. The use of absenteeism data is logical because this data is widely
available and closely linked with costs. Lowe (2003) states that absenteeism data
cannot always be considered as valid data.” (Verzuimcijfers zijn zeer regelmatig
benut als vervanginstrument om productiviteit te meten. Maar volgens Lowe
kunnen verzuimcijfers niet altijd als juist aanzien worden.)
“Listing problems on evaluating workplace health ad safety programs may lead to
the conclusion that setting up evaluation designs is unnecessary and not worth the
effort. However, evaluation is an important element of the process. It brings the
information necessary to monitor and measure the program performance in order
to adjust program elements or introduce new elements.” (Het oplijsten van
problemen bij het evalueren van welzijns- en preventieprogramma’s zou kunnen
leiden tot de conclusie dat het opzetten van evaluatiemethodieken onnodig is en
het de inspanning niet waard is. Evalueren is een belangrijk element in het proces
dat noodzakelijke informatie bijeenbrengt om verdere bijsturingen mogelijk te
maken.)
Hoe eenvoudig de Potential method ook lijkt, ze veronderstelt wederom een
gedegen kennis van alle parameters die van invloed kunnen zijn. Het siert de
auteur van het artikel dat deze na beschrijving van de Potential method,
waarschuwt voor problemen bij de evaluatie van de baten van preventie- en
welzijnsmaatregelen.
6.2.5. Net-cost model for workplace interventions, Supriya Lahiri, Judith
Gold, Charles Levenstein
Dit model (fig. 5) is een instrument voor gegevensverzameling en analyse op
bedrijfsniveau. Alle kosten zijn kosten op jaarbasis en worden berekend op het
niveau van een individuele organisatie. Interventiekosten in dit model hebben
betrekking op materiaal- en loonkosten m.b.t. de interventie alsook de vermeden

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 44
kosten omwille van verloren werktijd, medische zorgen en verbeteringen op het
vlak van productiviteit.
Het model is gebaseerd op verschillende studies waarbij we opnieuw de naam
Oxenburgh terugvinden. Het model is in essentie een boekhoudkundige tool. Een
vragenlijst werd opgesteld teneinde alle relevante data bij elkaar te brengen. De
data hebben betrekking op de periode voor en na de interventie. De auteurs waren
geïnteresseerd in de bijkomende kosten als gevolg van een interventie. Het verschil
in kostprijs tussen een ergonomische stoel en een gewone stoel werd bv.
weerhouden als de materiaalkost in een case die klachten en preventiemaatregelen
m.b.t. lage rugpijnen in kaart wilde brengen. Daar de methode zich op kosten op
jaarbasis baseert, wordt rekening gehouden met afschrijvingskosten in functie van
levensduur en restwaarde van de investering. Gezien de grote onzekerheid over de
accuraatheid van de gegevens gebruikt bij de berekening van netto kost van de
interventies, werden er sensitiviteitsanalyses uitgevoerd op de resultaten. Twee
cruciale parameters werden hierbij weerhouden: intrestpercentage om de lange
termijn opportuniteitskost op het geïnvesteerde kapitaal te berekenen en een
coëfficiënt die de toegenomen productiviteit uitdrukt (vooral ten gevolge van
geavanceerde technologische aspecten). Vooral de variabele m.b.t. productiviteit
heeft een grote invloed op het resultaat. Verder toont de studie aan dat de
opbrengsten en besparingen als gevolg van investeringen m.b.t. preventie en
welzijn robuust zijn. Markant feit in deze is dat de auteurs meerdere studies konden

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 45
terugvinden waarbij de terugverdientijd van een investering korter was dan een
jaar. Een terugverdientijd die korter is dan één jaar zou volgens dit model
resulteren in een negatieve nettokost…
Het nettokostmodel en zijn varianten lijkt ons, mede naar aanleiding van de werken
die we raadpleegden, een vaak gebruikt model te zijn. De vergelijking met een
klassieke investeringsberekening is voor de hand liggend. Zoals bij iedere
investeringsafweging is het raadzaam aandacht te hebben voor het
voorzorgprincipe. Te optimistische scenario’s i.v.m. snelle terugverdienperiodes
kunnen de geloofwaardigheid van de voorgestelde maatregel ondermijnen.
6.2.6. Understanding the return on health, safety and environmental
investments, Joanne B. Linhard
Deze methode is bekend onder de afkorting ROHSEI (Return On Health, Safety and
Environmental Investments). Het valt meteen op dat milieu naast veiligheid en
welzijn wordt geplaatst. Vanuit SHE(Q) of (Q)ESH invalshoek niet onlogisch.
Investeringen in milieu worden dikwijls in hetzelfde verdomhoekje als veiligheid en
welzijn geplaatst. Het hoekje waar je wel eens hoort: “Zo weinig mogelijk en enkel
als het echt moet (als het pv al niet geschreven is), u weet wel.”
De ROHSEI-methode wilde een antwoord bieden op het gebrek aan financiële
voeling met SHE-gerelateerde investeringen alsook de beperkte kennis die veelal bij
de actoren van het SHE-beleid aanwezig was. De methode is midden jaren 90
opgezet door een 15-tal bedrijven die klant waren bij ORC. ORC is het bedrijf dat
op basis van de aangereikte gegevens van deze klanten een softwarepakket
ontwierp.
De vragen die het ROHSEI-model wil beantwoorden:
• Welke welzijns-, veiligheids- en/of milieu investeringen moeten we doen?
• Wanneer moeten we één specifieke investering doen?
• Welke welzijns-, veiligheids- en/of milieu investeringen creëren de grootste
waarde voor de onderneming?
• Hoe vergelijken we een operationele investering met een SHE investering?
• Hoe weten we dat we de juiste dingen doen op de juiste wijze?
• Aan welke projecten zullen we onze human resources verbinden?
• Hoe kunnen we de zakelijke waarde van onze investeringsbeslissingen
aantonen?

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 46
Aansluitend hierbij volgend stukje tekst uit het artikel van J.B. Linhard:
“The metrics understood by today’s HS&E professionals (e.g. lost workday injury
and illness rates, property loss, worker’s compensation costs, fines and citations,
number of people trained, exposure assessments, near misses, behavioral
observations, and audit findings) are often not well understood by those responsible
for approving or planning company business expenditures. Conversely, traditionally
HS&E professionals were not trained to use the metrics most often used by
business financial and operations personnel (e.g., earnings, earnings per share,
return on investment, payback period, internal rate of return, return on shareholder
equity, production rates, salary progression, inventory turnover, etc.).”
“ROHSEI facilitates a team approach to understanding and translating these
seemingly unrelated sets of metrics and toward promoting investment decisions
that reflect a more complete understanding of the impacts both on an
organization’s health, safety and environmental goals as well as on its business and
financial goals.”
De methode behelst vier stappen:
STAP 1: Begrijp de opportuniteit of uitdaging.
STAP 2: Identificeer en verken alternatieve oplossingen.
STAP 3: Verzamel gegevens en analyseer ze.
STAP 4: Maak een aanbeveling.
In stap 1 moeten we begrijpen waar de focus van het project ligt. Wat willen we of
moeten we bereiken? Willen we een kost verlagen, een risico reduceren, …?
In stap 2 wordt brainstorming als techniek aanbevolen of toch zeker met meerdere
personen nadenken om meer alternatieven te vinden.
Stap 3 wordt toevertrouwd aan het analyseteam. Hierbij dient men oog te hebben
voor indirecte en directe effecten. De software helpt hierbij door middel van
vragenlijsten e.d. zo weinig mogelijk zaken over het hoofd te zien.
Stap 4 omvat de opmaak van een slotbalans voor de geanalyseerde oplossingen. In
functie van de vooropgestelde doelen wordt bepaald welke oplossing het best
beantwoordt aan deze doelen.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 47
De auteur waarschuwt nog: “Furthermore, an explicit discussion about how the
company and business unit manage environmental, health and safety risk should
take place to ensure that investment decisions do not arbitrarily assume a risk
neutral position.”
De methode is duidelijk opgebouwd en moedigt afdelingsoverschrijdend denken
aan. Hierbij probeert ze tegemoet te komen aan de verschillende invalshoeken
binnen een bedrijf. Veel zal afhangen van de gebruiksvriendelijkheid van het
softwarepakket en de mate waarin dit aansluit op de bedrijfsstructuur en niet in het
minst de grootboekrekeningstructuur e.d.
6.2.7. Payback, Net Present Value, Internal Rate of Return
In een projectwerk van Kris Claesen, Rudi Daniëls, Dirk Vanbrabant, Christel Van
Loock en Johan Verboven worden drie analysetechnieken weerhouden m.b.t.
kosten-batenanalyse n.a.v. een veiligheidsinvestering aan drie industriële
wasmachines bij Helvoet Pharma Belgium. Deze technieken werden soms ook
geïntegreerd in de voorgaande methoden. Ter verduidelijking en uitdieping van dit
hoofdstuk houden we eraan ze hieronder nog kort aan te stippen. U zal misschien
de indruk krijgen dat dit puur financiële technieken zijn, wat overigens een juiste
vaststelling is. Weet dan dat u van deze technieken gebruik zal kunnen maken om
de decision makers in uw organisatie te motiveren voor het vrijmaken van
financiële middelen. De meerwaarde van de preventieadviseur bij het gebruik van
deze technieken? Hij/zij moet aantonen welke concrete elementen aan de basis van
de economische return liggen. In de studie die we hier vermelden, gaan de auteurs
ervan uit dat de veiligheidsinvestering aan de industriële wasmachine gepaard zal
gaan met tijdswinst, waardoor de wasmachines beter benut kunnen worden. Gezien
er op het ogenblik van de studie in het bedrijf een onderhandeling liep over
werktijdverkorting, was dit een relevant gegeven. De auteurs zijn ervan uitgegaan
dat deze investering de kosten door arbeidsongevallen zou doen dalen.
6.2.7.1. Payback
De payback geeft de duur weer voor de investering terugverdiend is. Deze wordt
bekomen door het totale investeringsbedrag af te trekken van de som van de
jaarlijks gegenereerde netto cashflow (netto cashflow zien als inkomsten/uitgaven
met afschrijvingen na belasting) tot de som positief is.
n Payback = ∑ jaarlijkse netto cash flow – totale investering > 0 n=1

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 48
Deze methode wordt gebruikt als een soort break-even analyse en geeft weer
hoelang het duurt vooraleer een positieve opbrengst wordt bereikt. Als maatstaf
gebruikt men 2 tot 4 jaar voor een goede investering. De vereiste paybackperiode
kan echter bedrijfsafhankelijk zijn. De recentste tendensen vereisen een steeds
kortere paybackperiode. Doordat men een zeer korte terugbetalingstermijn
verlangt, dwingt men zijn/haar medewerkers soms tot onrealistische targets. Dit
gezegd zijnde herinneren we ons van meerdere studies dat de paybackperiodes van
veiligheidsinvesteringen veelal van zeer korte duur zijn. Een bedrijf dat zich op de
lange termijn richt, zal in deze een langere terugbetalingstermijn aanvaarden.
6.2.7.2. Net Present Value
De net present value of de netto actuele waarde is de som van de geactualiseerde
kasstromen (netto jaarlijkse cashflow)
n NPV= ∑ Jaarlijkse netto cashflow n=0 (1+i)ⁿ
n = afschrijvingsperiode
i = actualisatiefactor of intrest (actualisatiefactor is inschatting van de marktrente
en gewenste risicovergoeding)
NPV > 0 wil zeggen dat de kasopbrengsten groter zijn dan het criterium NPV = 0 wil zeggen dat de kasopbrengsten gelijk zijn aan het criterium NPV < 0 wil zeggen dat de kasopbrengsten kleiner zijn dan het criterium
Deze methode houdt rekening met de volgende factoren: tijdswaarde van het geld,
volledige duur van de investering en nauwere relatie met de doelstelling van het
eigen vermogen. In de praktijk wordt deze methode vooral gebruikt als vergelijking
tussen verschillende projecten.
6.2.7.3. Internal Rate of Return
De Internal Rate of Return (IRR) of de Interne Rendementsgraad is de
actualiseringsfactor waarbij de NPV (Net Present Value) gelijk is aan nul.
n IRR = FOR ∑ Jaarlijkse netto cashflow = 0 n=0 (1+i)ⁿ
n = afschrijvingsperiode
i = actualisatiefactor of intrest (actualisatiefactor is inschatting van de marktrente
en gewenste risicovergoeding)

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 49
Deze methode is een middel om de prioriteit tussen verschillende projecten te
bepalen waardoor een optimalisatie van de investeringsportfolio mogelijk is. Geeft
een rendement (fig. 6) en geen absoluut getal dat afhankelijk is van een
investeringsbedrag.
6.2.8. Revenue required to cover losses, Benefit cost factor,
Verantwoordingsfactor en Kostenverantwoordingsanalyse (paper
Roger Frescura)
6.2.8.1. Revenue required to cover losses
Indien men wil berekenen hoeveel omzet een onderneming moet maken om een
verlies, bijvoorbeeld afkomstig van een arbeidsongeval, terug te verdienen, kan
men gebruik maken van deze formule. Deze werkwijze kan een louterend effect
hebben.
Omzet = 100 x Kosten van het incident Winstmarge
R. Frescura geeft er het volgende voorbeeld bij:
“Een chemisch bedrijf dat 1000 werknemers tewerk stelt, heeft 17 ongevallen met
werkverlet (2.500 €/ongeval) en 100 EHBO ongevallen (60 €/ongeval) per jaar. Dat
resulteert in een kost van 48.500 op jaarbasis. Indien het bedrijf werkt met een
winstmarge van 5 % dan dient er, alleen al om deze ongevallen te dekken, een
omzet gemaakt te worden van 970.000 €.”

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 50
6.2.8.2. Benefit Cost Factor
Het effect van de voorgestelde veiligheidsmaatregel is bepaald door de verlaging
van de risicofactor. Niet alle maatregelen sluiten elk risico volledig uit. Er blijft een
restrisico en dit moet aanvaardbaar blijven. Hoe doelmatiger de maatregel, hoe
lager het restrisico. Hoe lager de kost en het restrisico, des te meer de maatregel
gerechtvaardigd is. Een grove schatting van de opbrengst van de verschillende
voorgestelde risicoreducerende maatregelen kan men bepalen door voor de
verschillende voorgestelde risicoreducerende maatregelen de risico-index te
berekenen. Omdat sommige risicoreducerende maatregelen zullen inwerken op de
ernst, de blootstelling, de waarschijnlijkheid of een combinatie daarvan, zal dit
resulteren in een verlaagde risico-index. Afhankelijk van de kostprijs van die
risicoreducerende maatregelen kan men een Benefit Cost Factor berekenen met de
onderstaande formule.
BCFi = Risico V – Risico N,i . 100 % Kostprijs Maatregel i
BCFi = de Benefit Cost Factor voor de i-de risicoreducerende maatregel (uitgedrukt
in %/jaar)
RisicoV = de Risico-index (uitgedrukt in €/jaar) voor de introductie van de
risicoreducerende maatregel
RisicoN,i = de Risico-index (uitgedrukt in €/jaar) na het implementeren van de
risicoreducerende maatregel
Kostprijs maatregel i = de kostprijs (uitgedrukt in €) voor het implementeren van
de i-de risicoreducerende maatregel
Deze Benefit Cost Factor vertelt, procentueel gezien, hoeveel de
risicoverminderingen van de voorgestelde risicoreducerende maatregelen opleveren
per euro geïnvesteerd in de beschermingsmaatregelen. Het nadeel van deze factor
is dat voor grote risico’s, die enkel verlaagd worden naar een aanvaardbaar niveau,
deze kosten zeer hoog kunnen oplopen en daardoor de BCF snel daalt, waardoor
men een valse indruk krijgt dat deze kosten niet goed werden geïnvesteerd.
Kleinere risico’s die door eenvoudige beschermingsmaatregelen volledig
geëlimineerd worden krijgen dan weer een hoge BCF-waarde, hoewel zij dit in feite
misschien niet verdienen.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 51
3
3
6.2.8.3. Verantwoordingsfactor
Een objectievere maatstaf om een voorgestelde preventiemaatregel op zijn
doelmatigheid te beoordelen, is te bepalen met behulp van de
verantwoordingsfactor, m.a.w. een vorm van kosteneffectiviteit. De berekening van
de verantwoordingsfactor is een praktisch criterium om de beschikbare middelen
optimaal aan te wenden en wordt afgeleid uit de waarden van drie factoren, nl.:
• de risicowaarden
• het effect van de beoogde maatregel of de risicoverlagingsfactor η
• de kostprijs van de maatregel
De verantwoordingsfactor VF geeft de verrechtvaardiging weer van een
voorgestelde maatregel. De wiskundige maatregel kan uitgedrukt worden als:
VF = Risico_____ x η √Kostprijs Maatregel
met η = Risico V – Risico N,i Risico V
zodat de verantwoordingsfactor VFi = Risico V – Risico N,i √Kostprijs Maatregel
• VFi =de verantwoordingsfactor van de i-de risicoreducerende maatregel
• Risico V= de risico-index (uitgedrukt €/jaar) voor de introductie van de
risicoreducerende maatregelen
• Risico N,i = de risico-index (uitgedrukt €/jaar) na het implementeren van de
risicoreducerende maatregelen
• Kostprijs Maatregel i = de kostprijs (uitgedrukt in €) voor het implementeren
van de i-de risicoreducerende maatregel
De bovenstaande formule zegt dat de verantwoordingsfactor evenredig is met de
vermindering van de risico-index na het implementeren van de i-de
risicoreducerende maatregel. Indien de risico-index voor en na even groot zijn, dan
is de verantwoordingsfactor 0.
Indien na risicoreducerende maatregelen het restrisico nul wordt, dan zal de
verantwoordingsfactor rechtevenredig zijn met de risico-index voor de introductie
van de risicoreducerende maatregelen, wat uiteindelijk betekent dat de
verantwoordingsfactor rechtevenredig is met het risico voordat de maatregelen
getroffen werden. De kostprijs van een risicoreducerende maatregel zal meestal in

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 52
10
0,8294-Risico V 0,8294-Risico N
-0,0787.Risico V
de tegenovergestelde zin van de verrechtvaardiging evolueren. Men heeft
aangetoond dat de kostendeler ongeveer evenredig is met de derde machtswortel
van het totale bedrag (in euro) van de directe uitgaven vermeerderd met algemene
indirecte kosten. Deze formule is dus niet veel coherenter dan de Benefit Cost
Factor. Een gecorrigeerde versie (VF Henstra) vindt u bij het volgende punt.
6.2.8.4. Kostenverantwoordingsanalyse van de risicoreducerende
maatregelen
Een objectiever beoordelingscriterium om de voorgestelde preventiemaatregelen op
hun doelmatigheid te beoordelen, is kwantitatief te bepalen met behulp van een
kostenverantwoordingsanalyse, m.a.w. een verhouding van de verantwoordings-
factor van de risicoreducerende maatregel en een kostendeler gelijk aan het bedrag
(in euro) van de directe uitgave vermeerderd met de indirecte kosten van de
voorgestelde preventiemaatregel. Het probleem is dat het quotiënt heel klein is
voor de hoge risico’s (tussen 0,0002 en 0,002) en dan weer groot is voor kleine
risico’s (tussen 100 en 20.000). Daarom is in de formule een correctie ingevoerd
door de risico-index te integreren. Een tweede maar eerder cosmetische correctie
werd ingevoerd om een getal te verkrijgen dat wat eleganter oogt.
KV – factor Henstra = 1,9. log [ Risico V . __VF Henstra___ ] -8,6 Kostprijs Maatregel De factor Henstra VF Henstra = 0,025059. e - e . Kostprijs Maatregel e
Men kan de kostenverantwoordingsfactor uitrekenen voor één investering, een
groep van gelijkaardige investeringen, een afdeling, een heel bedrijf… Zo kan men
gemiddelden berekenen. Indien het getal lager is dan 5 duidt dit op een
twijfelachtige en lage doelmatigheid OF een veel te hoog kostenplaatje. Indien het
getal tussen 7 en 8 ligt, dan duidt dit op doelmatige preventiemaatregelen en
indien het getal groter is dan 9, dan is de doelmatigheid zeer hoog.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 53
6.2.9. Bijkomende analyses en bemerkingen: Sensitiviteitsanalyse,
scenarioanalyse, waarschijnlijkheidsfactor, opportuniteitskosten,
(informatie eveneens afkomstig uit de twee voornoemde studies)
Bij het maken van de analyses moet men een aantal waarden inschatten. Wat is de
evolutie in de toekomst van inflatie, intresten, productie, e.d.? Dit geeft enige
onzekerheden en risico’s. Deze risico’s kunnen in verschillende categorieën
ingedeeld worden: operationele risico’s welke een gevolg zijn van elke
bedrijfseconomische activiteit, investeringsrisico’s, financiële risico’s en force
majeur (ten gevolge van een ramp, politieke gebeurtenissen, ineenstorting van een
markt, …).
Om de gevolgen van deze risico’s beter te kunnen inschatten, kan men een aantal
analysetechnieken toepassen.
6.2.9.1. Sensitiviteitsanalyse: bepaalt de gevolgen van de verandering van
één welbepaalde parameter.
6.2.9.2. Scenarioanalyse: analyse van verschillende evenwaardige
gevallen, waarbij meer dan één welbepaalde parameter wijzigt.
6.2.9.3. Toekennen van waarschijnlijkheidsfactor van de veranderlijken en
de verschillende alternatieven.
6.2.9.4. Opportunity costs (opportuniteitskosten)
Met betrekking tot opportuniteitskosten in de paper van Roger Frescura
weerhouden we het volgende:
“Wie risico’s wil beheersen, moet zich rekenschap geven van de opportunity costs,
die kosten en investeringen in bepaalde vormen van handelen en in maatregelen
om het aan dat handelen verbonden risico’s te beheersen. Eenmaal ingezet, zijn
deze middelen niet meer voor andere doeleinden inzetbaar. Opportuniteitskosten
om een risico te beperken zijn dus die kosten en investeringen die je moet opgeven
nadat een keuze gemaakt is welk, hoe en in welke mate het resultaat te bereiken.
…De marginale opportuniteitskosten zijn die kosten en investeringen die moeten
worden bijgemaakt om bijvoorbeeld dat risico dat reeds verlaagd werd nog verder
te doen dalen.”

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 54
6.3. Zacht economisch gemotiveerde technieken
Wie even genoeg heeft van de bovenstaande mathematische benaderingen,
waarvoor alle begrip overigens, kan in het volgende deel op adem komen. Welzijn
en veiligheid laten zich niet uitsluitend weergeven in formules en cijfers. Achter de
cijfers schuilt altijd een werkelijkheid. Als preventieadviseurs interesseren we ons in
de mens - of was u het al vergeten ? -, de mens als elementair deel van een
organisatie. Zoals de mens zorgt voor het goed van de organisatie, zo zal de
organisatie zorgen voor het goed van de mens. We willen onze medewerkers
gezond weten en houden. Een gezonde medewerker in een gezonde organisatie,
meer moet dat niet zijn.
Waar we in het voorgaande deel hoofdzakelijk technieken hebben toegelicht die
kosten en baten van het preventiebeleid in kaart brengen, willen we in dit
hoofdstuk de link leggen met methoden die peilen naar arbeidsinhoudelijke factoren
die van invloed zijn op het welzijn van de medewerkers. Uit de praktijk bleek dat
wanneer men medewerkers enquêteerde m.b.t. welzijnsgerelateerde onderwerpen,
dit belangrijke aanbevelingen opleverde voor de werking van de organisatie.
Afhankelijk van de kwaliteiten en inzichten van de onderzoeker en de medewerking
die hij/zij krijgt, is het zeer goed mogelijk dat men meer gegevens aan het
oppervlak brengt dan aanvankelijk vermoed werd. Deze vaststelling zou even goed
gemaakt kunnen worden in het kader van risicoanalysetechnieken allerhande. In de
voorgaande hoofdstukken konden we reeds vaststellen dat er meerdere
raakvlakken zijn tussen risicoanalyses enerzijds en kosten-batentechnieken
anderzijds. Wanneer men bijvoorbeeld de effectiviteit van een maatregel in kaart
brengt, kan men gebruik maken van een risicoanalysemethode die het risico voor
en na een interventie cijfermatig kan uitdrukken. Dit cijfer kan dan aan een
economisch kosten-batenmodel gekoppeld worden. Risicoanalysemethodieken en
kosten-batentechnieken vullen elkaar aan en ondersteunen elkaar teneinde een
globaler inzicht te verwerven in de effecten van welzijns- en preventie-
maatregelen. In die zin hadden we aanvankelijk de intentie om bij de zacht
economische methoden ook de WEBA (Welzijn bij Arbeid – Nederlands van
oorsprong) en de WKOM-vragenlijst (gebaseerd op het vierkrachtenveldmodel van
K. Lewin) te behandelen. Hoewel we hierover zeer interessante teksten konden
lezen, hebben we deze technieken niet opgenomen om ons onderwerp beter af te
bakenen.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 55
6.3.1. QALY en Leyden Welfare Method
Een originele invalshoek op investeringsanalyses vonden we terug in een paper van
Carl Gaignage met als titel “Investeringsanalyse als hulpmiddel bij de motivatie van
preventiemaatregelen in de Beschermde Werkplaats Antwerpen vzw.” We
vermoeden dat de omgeving, een omgeving met weinig financiële middelen,
“inspirerend” is geweest voor voornoemde auteur. Als een harde economische
return on investment moeilijk aan te tonen is, kunnen er dan andere vormen van
returns aangetoond worden? Zachte vormen waar men zich in de zachte sector
misschien intrinsiek voor openstelt? Uit de tekst van Carl Gaignage:
“Bij de investeringsananalyse wordt wel eens gebruik gemaakt van QALY’s (Quality
Adjusted Life Year) of de Leyden Welfare Method, als maatstaf voor de verwachte
verbetering. Beide methoden vinden hun toepassing in de medische sfeer waar de
kostprijs van een interventie wordt afgewogen tegen de te verwachten verbetering
van de levenskwaliteit. De functieverbetering is in die sector duidelijker te
quantificeren en te objectiveren. Bijkomend relateren zij voornamelijk naar één
persoon (de patiënt) en diens interactie met leefomgeving.”
6.3.1.1. QALY = Quality Adjusted Life Year
De QALY is een uitkomstmaat van een economische analyse en wordt gedefinieerd
als 1 jaar in goede gezondheid. Als door een interventie de levensverwachting
wordt verlengd met 1 jaar in goede gezondheid, dan is de uitkomst 1 QALY. Als de
interventie de levensduur niet verlengt, maar wel de kwaliteit van leven doet
toenemen van bijvoorbeeld twee derde kwaliteit naar volledige kwaliteit gedurende
drie jaar, dan is de uitkomst eveneens 1 QALY.
De waarde van levenskwaliteit is bepaald aan de hand van de voorkeur van
personen of van de maatschappij voor gezondheidstoestanden. Dit wordt gemeten
met behulp van vragenlijsten waarop ieder persoonlijk aanduidt welke waarde
hij/zij hecht aan een bepaalde gezondheidstoestand (bv. status na myocardinfarct)
ten opzichte van de volledige gezondheid. Op basis van de gegevens van een grote
groep respondenten zijn tabellen opgesteld die worden gebruikt voor het berekenen
van QALYs.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 56
6.3.1.2. Leyden Welfare Method (LWM)
De gezondheidswinst voor bepaalde ingrepen in QALY gemeten drukt de
hoeveelheid extra gezonde jaren uit die door een ingreep werden gewonnen. Als
alternatief geldt de Leyden Welfare function. Het verschil tussen QALY en LWM is
dat je bij de LWM de waarde van gezondheid in geld kunt uitdrukken en bij QALYs
niet. Hierdoor is een directe vergelijking tussen de waarde van gezondheidswinst en
de kosten van een interventie (operatie, geneesmiddel of andere medische
handeling) mogelijk. De zachte sector is een sector die sterk waardengedreven zou
moeten zijn. In dit kader heeft Carl Gaignage het nog over keuzegedrag.
“De Leyden Welfare Method peilt naar het keuzegedrag van de consument en de
daaruit voorkomende (subjectieve beleven van) “welstand”. Hij brengt de relevante
problemen gelieerd aan mensen en hun (keuze)gedrag in kaart. Een individu
beschikt over beperkte bronnen en opportuniteiten en zal daarom tussen de
verschillende alternatieven moeten kiezen voor dat alternatief dat hem de hoogste
utiliteitswaarde oplevert.”
“De notie utiliteitswaarde kan in verband gebracht worden met de waarde die aan
een preventiemaatregel toegekend wordt. De conclusies van de onderzoekers
kunnen zo meer inzicht bieden in het beslissingsproces. Binnen de Beschermde
Werkplaats Antwerpen zal het handelen van de zaakvoerder bepaald worden door
zijn individuele keuzes, of in het voorkomend geval het gebrek aan keuzes. Hij
streeft naar maximalisatie van de investering. Anders dan bij een zuiver
economisch ingesteld bedrijf wordt de utiliteit bepaald in functie van de
gehandicapte medewerkers.”
“De Leyden Welfare Method wordt in essentie gebruikt voor het bepalen van het
economisch welzijn. Het welzijn binnen de werkcontext is heel wat ruimer dan de
zuiver economische aspecten.”
Aldus maken we kennis met twee inspirerende invalshoeken. Hoewel deze
methodieken hoofdzakelijk hun toepassing vinden in de zachte sector, moeten we
ons de vraag durven stellen of ze, in sommige omstandigheden, bijvoorbeeld
wanneer een puur bedrijfseconomische benadering geen uitkomst biedt, een
alternatief kunnen zijn. Ook de maatregel die niet meteen geld oplevert, doch wel
levenskwaliteitverhogend is, moet genomen kunnen worden en niet alleen omwille
van wettelijke verplichtingen.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 57
Een beetje sloganesk zouden we willen stellen:
“Atypische bedrijven met atypische beleidskeuzes komen tot atypische winsten en
vormen een atypisch baken voor de typische bedrijven.”
Benieuwd naar de impact van dit eindwerk op de uiteindelijke beslissing van de
beschutte werkplaats Antwerpen, hebben we contact gezocht met de toenmalige
directeur. We waren enigszins ontgoocheld over de nuchterheid van diens
antwoord. Niettegenstaande hij een prima verhouding had met zijn
preventieadviseur was hij in deze van oordeel dat dit nogal vergaand was als
methodiek. Hij was verder van oordeel dat de medewerkers van de beschutte
werkplaats het toch niet zo slecht hadden. Hij baseerde zich daarvoor ondermeer
op het lage percentage personeelsverloop. Vergeleken met de sectorgemiddelden
doet de beschutte werkplaats Antwerpen het heel goed, wat volgens de directeur
aantoonde dat mensen zich goed behandeld weten. Een beschutte werkplaats is
een sociaalvoelende werkomgeving met een vrij lage werkdruk. Gezien de hoge
kosten die gepaard gaan met veiligheidsinvesteringen en de lage winstmarges van
een beschutte werkplaats lijken de mogelijkheden beperkt.
6.4. Zijsprongetje
Net zoals dit het geval was bij de WEBA- en WKOM-vragenlijsten (zie inleiding van
dit hoofdstuk op p. 54) past in deze de opmerking dat borgingsystemen niet echt
als economische technieken beschouwd kunnen worden. Maar in deze houden we
eraan dit zijsprongetje te behouden. Dit eindwerk is uiteindelijk een warm betoog
geworden voor het voeren van een ethisch en economisch gemotiveerd
welzijnsbeleid. Al te vaak worden borgingsystemen verkeerd benaderd en benut.
Indien borgingsystemen zoals ISO 9000, ISO 14000, SQAS (Safety and Quality
Assessment system), VCA (VCA betekent Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist
Aannemers) e.a. worden aangewend voor daadwerkelijke realisatie van de
basisdoelstellingen waarmee ze in het leven geroepen werden - in het bijzonder het
ondersteunen van een hoogstaande bedrijfscultuur met ethische regels op het vlak
van milieu, kwaliteit, veiligheid en welzijn - dan kunnen zij een aanzienlijke
ondersteuning bieden, meer nog, partner zijn van het preventie- en welzijnsbeleid.
Wanneer beide actoren, elk vanuit hun optiek, elkaar binnen een organisatie
versterken i.p.v. tegenwerken, dan zullen ze elkaar permanent bevragen en op een
hoger niveau tillen. Het SHEQ-beleid zal motor zijn van een onderneming met meer

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 58
welvaart. Beperkt men zich tot de papieren realisatie van het borgingsysteem dan
zal dit ervaren worden als een geldverslindende maatregel die alleen dient voor de
intellectuele zelfbevrediging van enkele regelneven. Uit een paper van Guido
Conderaerts met titel “Economische aspecten van het gevoerde veiligheidsbeleid –
NV Kembo 1993-2000” onthouden we dat dit bedrijf, actief in de bouwsector, na de
invoering van het VCA-certificaat, betere cijfers had op vlak van werkelijke
ernstgraad en globale ernstgraad dan haar sectorgenoten. Guido Conderaerts:
“…, dan betekent dit dat voor elke verloren arbeidsdag bij Kembo, er twee dagen
verloren gaan in de sector.”
Kembo doet het m.a.w. twee keer beter dan het gemiddelde van de sector wat het
aantal verloren arbeidsdagen betreft. Daar de onderzoeker de verbetering van de
resultaten inzake verloren arbeidsdagen toeschrijft aan de invoering van een VCA-
systeem, is het ons inziens gepast om er in deze naar te verwijzen. In de
voorgaande hoofdstukken zagen we al welke kosten een arbeidsongeval met zich
meedraagt. Met dit voorbeeld wordt duidelijk dat de invoering van een
borgingsysteem resulteert in een concurrentieel voordeel voor dit bedrijf. Er zullen
minder kosten ten gevolge van “onveiligheid” doorgerekend moeten worden aan de
klant.
In de marge van bovenstaande – we zouden anders te ver uitweiden – vermelden
we dat bepaalde bedrijfsfilosofieën eveneens een versterkend effect kunnen
hebben. In deze verwijzen we bijvoorbeeld naar Lean Management. You hate it or
you love it… De believers van Lean gaan er prat op dat Lean de sleutel is tot
duurzaam ondernemen en allesoverstijgend is. We willen in deze geen discussie
aanwakkeren tussen adepten en afkerigen, wel kan erkend worden dat Lean
bruikbare inzichten levert, technieken soms, waarmee het preventie- en
welzijnsbeleid versterkt kunnen worden. Denken we bijvoorbeeld aan TPM. TPM
staat voor Total Productive Maintenance, een soort van preventief onderhoud dat
reeds kan plaatsvinden tijdens de productie. Operatoren worden zo meer betrokken
bij het onderhoud van hun installaties. Dit creëert niet alleen een toegevoegde
waarde op het vlak van verbreding van de functies, maar ook een grotere
betrokkenheid op vlak van preventie. Een goed onderhouden machine waar
bijvoorbeeld olielekken sneller opgemerkt en aangepakt worden, zal ook een
veiligere machine zijn, zal minder stilstandproblematiek veroorzaken, een betere
kwaliteit voor de klant leveren én meer duurzame winst voor de onderneming.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 59
6.5. Overzichtstabel hard en zacht economische technieken om kosten en
baten van het preventie- en welzijnsbeleid in kaart te brengen
BENAMING/Hoofdstuk OMSCHRIJVING BRUIKBAARHEID VOORDELEN NADELEN
Hard Economische Technieken
6.2.1. Productivity Assessment Tool
Methode om kosten en opbrengsten van werknemers voor en na een interventie te bepalen.
Gemiddeld Objectief, Interessante parameter
Verglijden naar “fake” welzijnsmaat-regelen, kosten-effectiviteit versus daling arbeidsongevallen
6.2.2. Self Evaluation of the cost Benifit
Integrale methode die gebaseerd op RIEs en kosten-batenanalyse de gevolgen van een preventiemaatregel in kaart brengt.
Goed Betrekken van hiërarchische lijn, Zeer brede aanpak, Software pakket
Arbeidsintensief, geen snelle methode
6.2.3. Participation for understanding
Een participatieve interview- en/of auditeringstechniek waarmee gepeild worden naar de kosten en baten van een interventie
Gemiddeld Pleidooi voor kritische analyse door gericht vragen stellen, Eenvoudig
Eerder een interview- en/of auditeringstechniek, Resultaat sterk afhankelijk van de expert
6.2.4. Potential Method Methode die gebaseerd is op methodiek van de prod.assessment tool (Oxenburgh), winst = product oorspronkelijk aantal productieve uren met de gemiddelde uurloonkost na de interventie
Gemiddeld 12 variabelen in kaart brengen teneinde economische analyse te bekomen
Methode geeft aan dat er 300 mogelijke variabelen zijn.
6.2.5. Net cost model In essentie een boekhoudkundig tool dat met behulp van vragenlijst alle relevante data in kaart wil brengen
Gemiddeld Eenvoudig bij afgebakende cases, Isoleert de netto kosten van een interventie
Minimum één jaar overschouwen, bruikbaar om te evalueren, niet om voorafgaandelijk een advies te verlenen
6.2.6. ROHSEI Vierstapsmodel: begrijp de opportuniteit identificeer en verken alternatieven inventariseer en analyseer maak een aanbeveling
Goed Ook voor milieudoeleinden, Software, Afdelingsoverschrijdend
Software op maat van de boekhoudkundige structuur van het bedrijf?
6.2.7.1. Payback Geeft duur weer van de terugbetaling van een investering = financiële methode ter onderbouwing van de welzijnsargumenten
Goed (als financiële methode)
Financieel duidelijk voor decision makers, vrij eenvoudig
Wat met almaar kortere payback termijnen? Gevaar voor eenzijdige conclusies. Nadruk op financieel aspect
6.2.7.2. Net Present Value Netto actuele waarde van de geactualiseerde kasstromen (houdt rekening met afschrijvingsperiode, marktrente) = financiële methode ter onderbouwing van de welzijnsargumenten
Goed (als financiële methode) e.d.
Nauwe relatie met eigen vermogen van de onderneming
Gevaar voor eenzijdige conclusies Nadruk op financieel aspect
6.2.7.3. Internal Rate of Return
Is de actualiseringsfactor waarbij net present value = 0, zie ook 6.2.7.2, = financiële methode
Goed (als financiële methode)
Bruikbaar voor rendement van verschillende projecten met elkaar te vergelijken
Iets ingewikkelder, zeker hulp van financieel deskundige inschakelen, Gevaar voor eenzijdige conclusies
6.2.8.1. Revenue required to cover losses
Methode om omzet te berekenen die een onderneming moet maken om een verlies afkomstig (bijv. van een arbeidsongeval) terug goed te maken
Goed Eenvoudig, Eye catcher
Beperkt in gebruik

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 60
BENAMING/Hoofdstuk OMSCHRIJVING BRUIKBAARHEID VOORDELEN NADELEN
6.2.8.2. Benefit Cost Factor Methode die focus legt op de kost van risico reducerende maatregelen
Gemiddeld Nauw verbonden met verhaal van RIE/RA
Kan soms een verkeerd beeld scheppen (dure maatregelen bijv. die grote risico’s slechts naar een aanvaardbaar niveau herleiden of goedkope minder noodzakelijke maatregelen met goede BCF)
6.2.8.3. Verantwoordingsfactor
Sluit aan bij voorgaande methode, kosteneffectiviteit berekenen aan de hand van risiscowaarden, effect en kostprijs van de maatregel
Gemiddeld Nauw verbonden met verhaal van RIE/RA
Zelfde kritiek als bij benefit cost factor
6.2.8.4. Kostenverantwoordings-analyse van de risico reducerende maatregelen
Verfijnde verantwoordingsfactor die gebruik maakt van
Goed Nauw verbonden met verhaal van RIE/RA, Geeft juistere verhouding tussen effectiviteit van dure en goedkopere maatregelen
Geeft alleen indicatie over de doelmatigheid van een bepaalde investering, daarbij moet men weten dat RIE/RA steeds subjectief zijn (wat ook voor andere indicatoren het geval kan zijn…)
6.2.9.1. Sensitiviteitsanalyse Bepaalt de gevolgen van de verandering van één welbepaalde parameter
Aanvullend Nuttig als toetsing en aanvulling
Beperkt bruikbaar
6.2.9.2. Scenarioanalyse Analyse van verschillende evenwaardige gevallen waarbij meer dan één welbepaalde parameter wijzigt
Aanvullend Nuttig als toetsing en aanvulling
Beperkt bruikbaar
6.2.9.3. Waarschijnlijkheidsfactor
Toekennen van waarschijnlijkheidsfactor aan de variabelen en de verschillende alternatieven
Aanvullend Nuttig als toetsing en aanvulling
Beperkt bruikbaar Hypothetisch
6.2.9.4. Opportunity costs Kosten gemaakt voor een bepaald doeleinde (bijv. preventie) zijn niet meer bruikbaar voor iets anders
Sensibiliserend Bewust worden van het belang om degelijke afwegingen te maken bij het maken van investeringen
Beperkt bruikbaar
Zacht Economische Technieken
6.3.1.1. QALY QALY staat voor Quality adjusted life year, uitkomstmaat van economische analyse 1 QALY = 1 jaar in goede gezondheid Ontstaan in de medische sector
Gemiddeld Goede methode voor non-profit omgevingen
Beperkt bruikbaar Moeilijk hard te maken
6.3.1.2. LWM LWM staat voor Leyden Welfare Method, deze methode is sterk gelijkend op de QALY methode en heeft het voordeel dat ze in geld uitgedrukt kan worden Ontstaan in de medische sector
Gemiddeld Goede methode voor non-profit omgevingen
Beperkt bruikbaar

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 61
6.6. Besluit technieken om kosten en baten in kaart te brengen Uit het voorgaande hoofdstuk, dat in aantal pagina’s het zwaarste aandeel heeft
gekregen in dit eindwerk, onthouden we de veelheid en verscheidenheid aan
methoden om kosten en baten in kaart te brengen. Geen zinnig mens die er nu nog
aan twijfelt dat een degelijk preventie- en welzijnsbeleid, ook financiële vruchten
draagt. Nee toch?
Hoe verscheiden het aantal methoden ook is, we kunnen ons preventiebeleid niet
uitsluitend schragen op een financiële argumentering. Andere invalshoeken zoals
deze van wetgevende aard of geënt op het dynamisch risicobeheersysteem mogen
niet ten koste gaan van de financiële methoden. Zoals overigens in sommige
methoden duidelijk naar voren kwam, staat het financiële plaatje nooit op zich
alleen, doch is het onderdeel van een ruimere context.
De vermelde methoden, en onder voorbehoud van volledigheid, zullen in functie
van de gekozen investering, het te reduceren risico en/of de organisatie toegepast
kunnen worden. Het is onmogelijk u als lezer aan het einde van dit hoofdstuk een
flowchart aan te reiken waarmee u kan bepalen welke methode wanneer toegepast
moet worden. Dit was ook niet de bedoeling van ons opzoekwerk overigens. We
hopen enkel dat u wat meer vertrouwd bent geraakt met een aantal termen en
inzichten zodat u in de toekomst zelf bewuste keuzes kan maken ter (financiële)
motivering van uw preventiebeleid.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 62
7. Voorbeelden uit de praktijk
In het voorgaande hoofdstuk stipten we meerdere voorbeelden aan naar aanleiding
van de besproken kosten-batenanalyses. In de vele eindwerken die we met
betrekking tot het gekozen thema konden vinden, waren we getuige van zeer
uiteenlopende praktijkvoorbeelden waarin collega-preventieadviseurs investerings-
analyses benutten ter onderbouwing van hun preventiebeleidskeuzes. Zelf kunnen
we getuigen van een veranderingsproject waaraan we participeerden en dat mede
inspiratiebron was voor de keuze van het onderwerp van dit eindwerk. Een actueler
praktijkgebonden voorbeeld realiseren, was gezien onze actuele arbeidssituatie niet
mogelijk.
7.1. Behandelen van lasten
Nogal wat papers, eindwerken en studies hadden betrekking op ergonomische
aspecten van het te reduceren risico.
“Uit de statistieken van de European Agency for Safety and Health blijkt dat 62 %
van de werknemers in 27 Europese staten minstens een vierde van de tijd
blootgesteld worden aan repetitieve hand-of armbewegingen, 46 % aan
vermoeiende of pijnlijke houdingen en 34,5 % aan het dragen of verplaatsen van
zware lasten.” (bron: Eindwerk van Manja Borremans, UAMS, 2007/2008)
Voor de preventieadviseur is dit bijgevolg een zeer relevant actieterrein, te meer
daar rugletsels en andere aanverwante letsels soms weinig ernstig genomen
worden. Ter voorkoming van rugletsels en andere bewegingsletsels (ten gevolge
van repetitieve bewegingen bijvoorbeeld) kan een investering in een verbeterde
werkpostinrichting overwogen worden. Doordat de werkpost aangepast werd in
functie van het werk en de werkuitvoerder, beoogt men niet alleen het werk
efficiënter te laten verlopen maar ook een daling van absenteïsme omwille van lage
rugpijnen en letsels door repetitieve bewegingen.
Daar de geraadpleegde eindwerken allen van Belgische studenten afkomstig waren
(UAMS, Lucina) wordt veelal gekozen voor een combinatie van een RIE (Risico
Inventarisatie en Evaluatie) of de opvolging van een relevante parameter
(absenteïsme, frequentie/ernstgraad) met een aantal meer klassieke financiële

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 63
methodieken zoals Net present Value, Internal Rate of Return en Payback (soms
aangevuld door een sensitiviteitsanalyse).
Met betrekking tot dit onderwerp weerhielden we studies bij vleesverwerkend
bedrijf Viangros, brouwerij Interbrew, een productiebedrijf voor aanmaak van
polypropyleen en cellulosefilms, een bouwbedrijf, … De mogelijkheden zijn legio.
Nemen we één voorbeeld om wat dieper op in te gaan. Een bouwbedrijf stelde zich
de vraag of de investering in een machine voor het plaatsen van trottoirbanden zich
zou terugverdienen. Trottoirbanden wegen soms meer dan 100 kg en worden met
behulp van een boordsteentang door twee werknemers geplaatst. Dit is fysiek erg
belastend werk, wat resulteert in een hoog ziekteverzuim bij de betrokken
arbeiders. In de studie die Guido Conderaerts maakte, berekende hij dat er per
meter geplaatste boordsteen een bijkomende kost van € 0,34 was ten gevolge van
ziekteverzuim (enkel de directe kost van het naakte loon!). Voor de kosten van
arbeidsongevallen berekent hij dat de directe en indirecte kosten € 0,27 per
lopende meter bedragen. Alles samen een bedrag van € 0,61 per lopende meter
geplaatste boordsteen. Dit bedrag vertegenwoordigt maar liefst 10% van de
verkoopsprijs van de plaatsingskost… We zijn niet vertrouwd met de winstmarges
van de sector, dus wagen we ons niet aan het percentage dat deze kost
vertegenwoordigt in de reële kost. Plaatsing met een machine zou deze verloren
kosten overbodig maken en de efficiëntie van het plaatsen met 65% doen
toenemen. U stelt samen met mij vast dat de rendementsverbetering in deze de
doorslag zal geven. Maar dit gezegd zijnde, mogen we stellen dat dit een mooi
voorbeeld is van hoe meer welzijn en winstgevendheid hand in hand kunnen gaan.
7.2. Veiligheidstechnische investeringen
Hier namen we kennis van drie eindwerken. Eén hiervan vermeldden we reeds in
het kader van een veiligheidsinvestering m.b.t. het veilig maken van drie
industriële wasmachines bij Helvoet Pharma Belgium NV. Daar werden eveneens de
drie meest weerkerende analysetechnieken toegepast (Payback, Net Present Value
en Internal Rate of Return analyses). Zo kreeg uiteindelijk een investering die ook
een rendementsverhogend effect had de voorkeur. Twee andere werken hadden
betrekking op kostprijsanalyse van veiligheidsverlichtingssystemen (waarbij o.a.
gebruik gemaakt wordt van methoden m.b.t. tijdswaarde van het geïnvesteerde
geld en sensitiviteitsanalyses) enerzijds en reduceren van explosiegevaren bij een
Glatt-granuleerinstallatie anderzijds. Bij deze laatste worden eveneens de
technieken Payback Period, Net Present Value en Internal Rate of Return benut. De
conclusies geven aan dat een veiligheidsinvestering loont omwille van uitsluiting

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 64
van kosten ten gevolge van schade aan de installaties en arbeidsongevallen. Maar
de onderzoeker E. Goossens stelt in zijn besluit ook het volgende:
“Naar de technische case toe kan gesteld worden dat de granulatie installatie op
zich voldoende explosieveilig werd uitgevoerd door de fabrikant, maar dat de
omringende bezigheden en uitrusting voor verbetering vatbaar zijn. Dat juist deze
periferie door de eigen organisatie ontworpen en geïnstalleerd werd, bevestigt in
feite de noodzaak van een meer gestructureerd en geïntegreerd veiligheidsbeleid.”
7.3. QALY, WFM en WEBA
Aanbeland bij de zacht economische technieken en welzijnsgerichte methodieken
die een positieve impact kunnen hebben op het resultaat van de organisatie,
houden we er aan enkele praktijkvoorbeelden toe te lichten.
Naar aanleiding van toepassing van de WEBA- methodiek (Welzijn Bij Arbeid)
daalde in een welbepaalde plant het ziekteverzuim van 8,5% naar 3,5%. Ook was
er een doorlooptijdreductie en kwaliteitsverbetering. Terecht kan in deze opgemerkt
worden dat een benadering via een RIE tot dezelfde resultaten kan leiden. Een RIE
kan aangevuld worden door een financiële methode en omgekeerd. Het is van
belang dat een preventieadviseur zijn case zo goed mogelijk onderbouwt. In functie
van de behandelde problematiek en de strategie die hij kiest om de
beslissingsnemers te overtuigen, is het aan hem om uit te maken welke
instrumenten hij benut. Dat de grens tussen een RIE en een andere methodiek dun
kan worden, is een begrijpelijk gevolg. Als de veiligheid en het welzijn verhogen,
liefst vanuit een authentieke overtuiging, wordt iedereen hier beter van. Het punt
dat we m.b.t. de WEBA-methodiek willen maken is dat de WEBA-vragenlijst in vele
gevallen veel meer positieve impact heeft gehad dan aanvankelijk verwacht. Waar
het eerste doel van de WEBA-vragenlijst veelal was de situatie van één of meerdere
werknemers te verbeteren (bv. door meer regelmogelijkheden te creëren), werd
vaak vastgesteld dat niet alleen de situatie van de betrokken werknemers
verbeterde, maar ook de organisatie van het werk, de communicatie en
samenwerking tussen de afdelingen, de benutting van de grondstoffen en middelen
enz.
Bij Duracell richtte men zich op functieherontwerp, waardoor de onderhoudsafdeling
afgeslankt kon worden en er meer onderhoud in de lijn werd geïntegreerd.
Leidinggevenden kregen een meer coachende rol en er kwam een betere
afstemming in de productie (eveneens naar aanleiding van de WEBA-vragenlijst).

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 65
KLM kreeg dankzij WEBA meer gemotiveerd personeel, een hogere kwaliteit van de
arbeid en een daling van het ziekteverzuim van 16% naar minder dan 10%.
De Beschutte Werkplaats Antwerpen hanteerde de QALY (Quality Adjusted Life
Year) en LWM (Leyden Welfare Method), aangevuld door Fine en Kinney en een
sensitiviteitsanalyse om een beslissing te nemen met betrekking tot aanpassing van
een verfspuitcabine. Vier oplossingen werden naast elkaar geplaatst. De duurste
oplossing had een verbeteringsimpact op de werkomstandigheden van de hele
afdeling wat zoveel QALYs opleverde (1 QALY uitgedrukt bij LWM als € 10.000 per
persoon) dat deze oplossing de aanbeveling kreeg van de betrokken onderzoeker
(Carl Gaignage).
7.4. Kosten- en batenanalyses op niveau van een organisatie of
maatschappij
Pour la petite histoire vermelden we graag dat we ook twee kosten-batenanalyses
hebben gevonden die zich op ruimere schaal afspelen. Zo kregen we zicht op de
kosten-batenanalyse van een “niet-rokenbeleid”. Het is een lezenswaardig
projectwerk geworden dat om tal van redenen uitnodigt tot discussie.
De complexiteit van een rookverslaving en de impact van de roker op zijn
omgeving, vooral als die omgeving zich gesterkt weet door tal van moraliserende
en andere boodschappen gericht aan de verfoeilijke roker, kunnen niet onderschat
worden. Het zou ons te ver leiden hier op de laatste pagina’s nog op in te gaan. Als
we maar hoffelijk blijven, weet u .
Nog zo’n complexe en ingewikkelde kosten- en batenanalyse is van Nederlandse
origine, nl. een studie m.b.t. kosten en baten van re-integratie, uitgevoerd door
SEO Economische Onderzoek (een onderzoekscel die onafhankelijk toegepast
onderzoek doet en verbonden is aan de Universiteit van Amsterdam). Deze studie
bepaalt de kosten en baten van verschillende vormen van verscheidene
(Nederlandse) re-integratiemaatregelen m.b.t. bijstandsontvangers, werklozen,
volledig arbeidsongeschikte WAO’ers (wet op de arbeidsongeschiktheid, Nederland)
en verzuimende werknemers. Zo’n onderzoek op metaniveau kan een
maatschappelijke impact hebben wanneer beleidsmakers hun beleidskeuzes bij
zullen stellen n.a.v. de conclusies van deze en andere kosten- en batenanalyses.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 66
7.5. Eigen ervaring
Zelf hadden we ooit het voorrecht één van de hoofdeigenaars te zijn van een
veranderingsproject. Werkzaam in één van de nationale afdelingen van een
internationale onderneming die hoofdzakelijk actief was m.b.t. transport van
producten met gevaarlijke eigenschappen, ondergingen we einde 2006 een
striemende (interne) veiligheidsaudit. De afdeling in Antwerpen piekte op dat
ogenblik al gedurende vele jaren in de ongevallenstatistieken. Reden genoeg voor
een bezoek van de business unit manager en de SHEQ-groepsmanager aan onze
vestiging. Deze audit die door ons op dat ogenblik als uiterst onaangenaam (zelfs
onrechtvaardig) werd ervaren, werd uiteindelijk het startschot van een
veranderingsproject zonder weerga. Niet alleen was de lokale directeur overtuigd
van het feit dat er “iets” moest gebeuren, er werden ook nooit geziene budgetten
vrijgemaakt voor dit project. Na een eerste intern beraad hebben we verscheidene
externe partners aangesproken om ons te adviseren.
De eerste fase van dit veranderingsproject bestond uit een doorgedreven
observatie waarbij de hiërarchische lijn (inclusief de algemeen directeur) op de
werkvloer aanwezig waren, geregeld bijgestaan door de safety en management
coaches (Rudi Baert – www.lead.be en Tony Devolder van het PVI) die we onder de
arm hadden genomen. Deze eerste fase van observatie was louterend. Meer dan
ooit werden we ons bewust van de gevaren waaraan onze medewerkers
blootgesteld werden (u noemt het, wij hadden het…). Positief aan deze fase was dat
de medewerkers dit helemaal niet percipieerden als een controle op hun werk. Ze
namen ons in vertrouwen en wezen ons op mogelijke gevaren, gebreken aan
installaties enz.
In een tweede fase hebben we de bevindingen van de observaties vertaald naar
een aantal dringende veiligheidsmaatregelen/veiligheidsregels. Deze hebben we
getoetst aan de mening van de operators, zodat er consensus ontstond over de
prioritaire acties.
De derde fase omvatte verscheidene actievelden. Niet alleen was dit de
incubatieperiode waarin de vijf hoofdveiligheidsregels getraind en aangeleerd
werden, het was ook het ogenblik om organisatorische ingrepen te doen. Er werden
nieuwe ploegbazen aangesteld waarbij het accent voor de keuze lag op attitude en
niet zozeer op kennis. Attitude zou zo één van de hoofdbouwstenen worden van ons
veranderingsproject.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 67
In de vierde fase kondigden we D-day af. Een duidelijk momentum waarop we van
start gingen met de onberispelijke toepassing van wat we tijdens de voorgaande
fases overeengekomen waren. Vanaf dit ogenblik was eveneens een zogenaamd
“repressief luik” voorzien. Wie de regels niet respecteerde, zou dat geweten
hebben. Het pleit voor de intrinsieke kwaliteit van het project dat dit luik
omzeggens niet benut is geworden. Op de startdag was iedereen al in ruime mate
overtuigd, niet in het minst door de vasthoudendheid van de aandacht van het
hoger management.
We kunnen nog veel toevoegen aan het concrete verloop van dit project en de
fenomenen eigen aan een veranderingstraject, doch in deze willen we ons beperken
tot een terugblik op de resultaten, resultaten die zich over de jaren die volgden
zouden blijven bevestigen en uitbreiden. Om toch enige indicatie van een kosten-
batenanalyse te geven, kunnen we volgende elementen aanreiken. Alle kosten
verbonden aan het project werden op een afzonderlijk grootboekrekeningnummer
geboekt. Of het nu ging om kosten voor de externe coaching, aankoop van
veiligheidsmateriaal, aanpassingen aan installaties, opleidingskosten allerhande, …
het werd onder één grootboekrekening samen gebracht. Het is duidelijk dat er in de
aanvangsfase veel geld geïnvesteerd diende te worden (er diende dan ook een
achterstand ingelopen te worden). Omwille van het feit dat het project zo breed
ingebed werd in de organisatie, ontstonden op vele fronten terugverdieneffecten.
We noemen er enkele:
• Daling van het personeelsverloop deed de uitgaven voor de lonen dalen
(want minder toeslag voor lonen uitbetaald via interimkantoren).
• zeer significante daling van het aantal time losing injuries, wat de
continuïteit van het werk en het aantal tijdig uitgevoerde opdrachten ten
goede kwam
• Door een daling van het absenteïsme, was er een stijging van het aantal
productieve uren (=betaalde uren waar arbeid tegenoverstaat) en konden
we meer werk aan met minder personeel (geen afdankingen – meer werk
door hetzelfde aantal mensen).
• Betere opleiding van de mensen resulteerde in een daling van het aantal
klachten en kosten ten gevolge van schadeclaims.
Het project deinde almaar uit en uiteindelijk hebben we er, als teken van
erkentelijkheid van het internationale management, een SHEQ-prijs voor ontvangen
(zie ook artikels op p. 68).

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 68
Het lelijke eendje was een mooie zwaan geworden. Het feit dat we aan een
dergelijk project hebben meegewerkt, heeft ons leven een definitieve verandering
doen ondergaan. Alles werd glashelder. Een helderheid die ons tot op de dag van
vandaag vergezelt en heeft doen kiezen voor het thema van dit eindwerk.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 69
8. Besluit
Wanneer we dit schrijven, komen we tot het besef dat een zware opdracht
volbracht is. Dit eindwerk was een zoektocht naar iets wat we aanvoelden, wisten,
maar niet altijd scherp konden omschrijven, een getuigenis van een inspirerende
ervaring die dorstte naar meer kennis.
Kennis hebben we alleszins opgedaan, niet alleen met betrekking tot het gekozen
onderwerp, evenzeer op het vlak van het tot stand brengen van dit werk.
Uiteindelijk zijn het de teksten van geestesgenoten, gelijkgezinden, geweest die
ons bij de hand hebben genomen en tot schrijven gebracht hebben. Hoe zouden we
er ooit aan begonnen zijn, zonder kennis van zaken? Geen visie zonder kennis.
Uiteraard hadden we zelf al een idee ontwikkeld voor de aanvang van dit werk, een
visie op basis van opgedane ervaringen én, niet in het minst, doorheen het
afgelopen jaar dat we onze vorming tot preventieadviseur genoten aan het PVI.
Onze ideeën toetsen aan die van anderen was één van de aangenaamste aspecten
van dit eindwerk. Spelen met woorden, dat ook. Citeren wat we wilden citeren. Ook
al hebben we dit eindwerk met de vaart van een (diesel)trein geschreven (en
zonder kladje), iedere schrijfsessie begon met het herlezen van wat al geschreven
was. Zo werd er bijgevijld, bijgeschaafd, geknipt, geplakt en aangescherpt waar
nodig tot alles goed viel.
Wanneer we terugblikken op de vooropgestelde doelstellingen kunnen we met een
mengeling van fierheid en tevredenheid zeggen dat we deze doelstellingen behaald
hebben. En meer dan dat. Herinneren we aan onze doelstellingen onder punt 2.2.1
(p. 4):
“In dit eindwerk hebben we willen aantonen dat meer veiligheid en welzijn, een
positieve impact kunnen hebben op de bedrijfswinst. Wat we al wisten/vermoedden
vanuit persoonlijke ervaringen m.b.t. het gekozen onderwerp, hebben we
wetenschappelijk willen onderbouwen en staven. We willen immers de kritische
lezer bereiken, waar mogelijk overtuigen.
Is het zo dat meer veiligheid tot meer winst kan leiden?
Zo ja, hoe kunnen we dat het best aantonen?

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 70
Kunnen we middelen aanreiken om investeringen in veiligheid en welzijn financieel
te motiveren?”
JA, meer veiligheid en welzijn kunnen tot meer winst leiden, winst die op vele
manieren uitgedrukt kan worden en waarbij we zelf willen pleiten voor duurzame en
op lange termijn gerichte bedrijfswinsten.
Tal van methodieken en rekenmodellen kunnen deze winsten aantoonbaar maken.
Meer dan dat zijn deze methodieken ook fundamenten waarmee de
preventieadviseur zijn aanbevelingen, investeringsaanvragen e.d. kan
onderbouwen.
Hierdoor wordt duidelijk dat investeringen in veiligheid en welzijn financieel kunnen
gemotiveerd worden. M.a.w. veiligheid en welzijn kosten niet alleen geld, zij
kunnen net zoals een andere investering beoordeeld worden op hun
winstgevendheid. Dit maakt dat alle betrokkenen bij het preventie- en
welzijnsbeleid niet alleen mee verantwoordelijk kunnen gesteld worden voor de
resultaten op veiligheidsgebied, zij zullen de door hen voorgestelde maatregelen
ook op kosteneffectiviteit moeten beoordelen. Dit zal de kritiek op veiligheid en
welzijn, als zouden het noodzakelijke, doch verlieslatende kasstromen zijn, doen
afnemen. Meteen impliceert dit ook dat de opleidingen tot preventieadviseur de
nodige aandacht moeten besteden aan het integreren van een aantal kosten-
batentechnieken.
Wat vindt u inmiddels zelf? Wat is uw mening na (iets meer dan) 60 pagina’s door
onze mening gewandeld te hebben? Bent u soms geschrokken? Vond u een
uitroepteken her en der misplaatst? Vond u onze tekst een onsamenhangend
geheel van citaten? Hebben we u beroerd? Vond u onze mening zwart-wit? Weet
dan dat de waarheid, zo ze al bestaat, grijs is.
Preventie en welzijn zijn grijs, diepgrijs. Aan ons om er kleur aan te geven!

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 71
9. Bibliografie
[1] ARBO, Arbo(plus)convenant PKGV-industrie – eindevaluatie,
Arboconvenantenreeks, Den Haag, november 2007
[2] ARBO, Regeling willekeurige afschrijving arbo-investeringen (FARBO-regeling)-
Arbolijst 1999, Ministerie van Sociale Zaken en werkgelegenheid, Directie
Voorlichting, Bibliotheek en Documentatie, nummer B 238,’s Gravenhage, 1999
[3] ARBO, Risico-Inventarisatie en –Evaluatie en Plan van Aanpak
Arbeidsomstandigheden voor horecabedrijven met minder dan 20 werknemers,
Arbodienst de Boer& Rieks, Houten, 2002
[4] BOGAERTS A., DENIVELLE B., FROONINCKX J., GENTIER E., MAHO H., VERBIST
S., Kosten- baten analyse voor het manueel behandelen van lasten bij het
vleesverwerkend bedrijf “VIANGROS” en brouwerij “INTERBREW” , Leuvens
Universitair Centrum voor interdisciplinaire navorming in arbeidssituaties, Leuven,
Academiejaar 2001- 2002
[5] BORREMANS M., Evaluatie van de werkomstandigheden en de belasting door
het manueel hanteren van lasten aan werkposten S1 en P5 in een
productieafdeling, Universiteit Antwerpen Management School, Postacademische
Opleiding Bedrijfsergonomie, Antwerpen, Academiejaar 2007-2008
[6] BROERSEN T. , VROOLAND V., De manager en het verzuim,Van Goricum/
stichting management studies, Assen, 1993
[7] BUIKS M.A.J.M., CORSTANJE A.M., KERKE D.J.V.D., HELLEMONS H.A., VAN DER
REE H.K., SESSINK B.M., Projectwerk 1 Kosten- Batenanalyse” inrichting nieuwe
laswerkplekken”, Leuvens Universitair Centrum voor interdisciplinaire navorming in
arbeidssituaties, Leuven, Academiejaar 2002
[8] CARLIER F., Risico inventarisatie en evaluatie op een gietmachine, Provinciaal
Veiligheidsinstituut / Universiteit Antwerpen, Postacademische Opleiding
Veiligheidskunde Overgangscursus, Antwerpen, Academiejaar 1999- 2000

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 72
[9] CLAESEN K., DANIELS R., VANBRABANT D., VAN LOOCK C., VERBOVEN J.,
Kosten- Baten- analyse Veiligheidsinvestering aan drie industriële wasmachines bij
Helvoet Pharma Belgium nv , Leuvens Universitair Centrum voor interdisciplinaire
navorming in arbeidssituaties aanvullende vorming preventieadviseurs
arbeidsveiligheid Niveau 1 via overgangsniveau, Leuven, Academiejaar 2001-2002
[10] COLMAN A., NEYENS V., NULENS J., VAN DE MAELE F., VAN GESTEL K.,
Projectwerk 1 Kosten- Batenanalyse “ niet- rokerbeleid”, K. U. Leuven,
Postacademische vorming, Leuven, Academiejaar 2001
[11] CONDERAERTS G., Economische aspecten van het gevoerde veiligheidsbeleid –
N.V. KEMBO 1993- 2000, Universiteit Antwerpen, Postacademische Opleiding
Veiligheidskunde Overgangsniveau, Antwerpen, Academiejaar 2000- 2001
[12] CONDERAERTS G., Het plaatsen van betonnen trottoirbanden: manueel of
machinaal? Opmaak van een kosten- baten analyse, Universiteit Antwerpen,
Postacademische Opleiding Veiligheidskunde Overgangsniveau, Antwerpen,
Academiejaar 2000- 2001
[13] DE WILDE G., KUSTERS E., 119DE SEMINARIE, Arbeidsongeschiktheid
…Oplosbaar fenomeen?, Provinciaal veiligheidscomité van Limburg m.m.v. het
Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en het Commissariaat-Generaal voor de
Bevordering van de Arbeid , 8-9 en 10 mei 1989
[14] DESIRON H., Werken aan meer werkgoesting, Lanaken, 29-30 september en 1
oktober 2008
[15] FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN, Statistisch verslag 2007 volgens het
paritair comité van het slachtoffer, www.fao.fgov.be, April 2009
[16] FRESCURA R., Praktische Risico-evaluatie voor de eerste lijnsupervisie en de
hiërarchische lijn, Universiteit Antwerpen, Postacademische Opleiding
Veiligheidskunde Niveau I, Antwerpen, Academiejaar 2001- 2002- 2003

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 73
[17] GAIGNAGE C., Investeringsanalyse als hulpmiddel bij de motivatie van de
implementatie van preventiemaatregelen in de Beschermende Werkplaats
Antwerpen v.z.w.,Universiteit Antwerpen Management School, Postacademische
Opleiding Veiligheidskunde Overgangscursus, Antwerpen, Academiejaar 2005-2006
[18] GOOSSENS E., Onderzoek naar explosiegevaren bij een GLATT-
granuleerinstallatie, K. U. Leuven Permanente Vorming, Leuven, Academiejaar
1993- 1994
[19] KOK L., HOLLANDERS D., HOP J. P., Kosten en baten van re-integratie, SEO,
Amsterdam, 2006
[20] LEIDELMEIJER E. P., Accepteren bedrijven de RIE en de daarin vermelde
resultaten?, Provinciaal Veiligheidsinstituut / Universiteit Antwerpen,
Postacademische Opleiding Veiligheidskunde Overgangscursus, Antwerpen,
Academiejaar 1999- 2000
[21] OXENBURGH M., MARLOW P., AMADOR-RODEZNO R., KONINGSVELD E.A.P.,
BERGSTRÖM M., LAHIRI S., GOLD J., LEVENSTEIN C., LINHARD J.B., Journal of
Safety research, Elsevier, vol 36(3), 2005, blz.207-267
[22] ROZEMOND P. , PEETERS M., VROOLAND V., Gezonde arbeid, gezonde
organisatie,NIA, Amsterdam, 1996
[23] RUTTEN E., DE LANGE H., 81ste STUDIEDAG V.D.V.H.B., Waarom?
Arbeidsongevallen stijgen … Verzekeringspremies stijgen … Wat nu?, m.m.v. het
Commissariaat-Generaal voor de Bevordering van de Arbeid Antwerpen, 23
november 1990
[24] SMET M., VAN DE KERCKHOVE J., DE GREEF M., HUYBRECHTS K., DE WILDE
G., 37ste INTERPROVINCIAAL CONGRES WELZIJN OP HET WERK, Baten de kosten
van preventie, 14 en 15 mei 1998
[25] TIMMERMANS F., DEBLONDE E., De hiërarchische lijn als partner in het
Welzijnsbeleid, Universiteit Antwerpen Management School, Postacademische
Opleiding Veiligheidskunde Overgangscursus, Antwerpen, Academiejaar 2005-2006

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 74
[26] VAN BREMPT K., DE GREEF M., D’HERTEVELT H., IMBRECHTS W.,
GROENEWEG J., HUYS J., DEBLONDE E., 43ste INTERPROVINCIAAL
WELZIJNSCONGRES, Welzijnsmanagement, sleutel ter voorkoming van
arbeidsongevallen - 27 en 28 mei 2004, Provinciaal comité Oost- vlaanderen voor
de bevordering van de arbeid, Gent, 2004
[27] VAN CAUWENBERG L., Kostprijsanalyse van veiligheidssystemen, Universiteit
Antwerpen Management School, Postacademische Opleiding Veiligheidskunde
Niveau I, Antwerpen, Academiejaar 1999-2000-2001
[28] VAN DEN BERG H. , PRANGER R., Veiligheid tussen de oren – Goede praktijken
voor het versterken van de veiligheid(scultuur) in bedrijven, onderzoek verricht in
opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door IVA
beleidsonderzoek en advies, Nederland, 2005
[29] VAN DER LINDE G., KIND J., ROOSJEN R., SCHOL E., DERRIKS E., ROODBOL
H., Eindrapport: Veiligheid in Transparante Afweging, AVV en RIZA, Nederland, mei
2004
[30] VANACHTER O., Ons ontslagrecht deugt niet meer, Knack, vol.39(28), 2009,
blz. 40-42
[31] VROOMEN R., Beleving en Beoordeling van de Arbeid, Universiteit Antwerpen,
Postacademische Opleiding Veiligheidskunde Overgangsniveau, Antwerpen,
Academiejaar 2001- 2002
[32] WEZEMANN P., DEVILLERS E.L.C., Kosten-batenanalyse van verkeers-
maatregelen. Een methodische verkenning, SWOV, Leidschendam, 2004
[33] ZEBRAZONE Securex, Absenteïsme in België 2005- Kosten, benchmarks,
medische redenen en personeelstevredenheid, Zebrazone/ Securex, 2005
[34] ZEBRAZONE Securex, Absenteïsme in België 2006- Kosten, cijfers en
medische redenen, Zebrazone/ Securex, 2006

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 75
10. Bijlagen
Omwille van de inhoudelijke kwaliteit van sommige teksten die we lazen naar
aanleiding van dit eindwerk hebben we twee van deze teksten weerhouden als
bijlage. Om de omvang van dit eindwerk en onze ecologische voetafdruk wat te
beperken, hebben we niet meer bijlagen opgenomen. Zo eindigt dit eindwerk,
geheel in harmonie met wat vooraf ging, met een toegepaste kosten- en
batenanalyse onzerzijds.
De eerste bijlage die we kozen, is geschreven door Dhr. Prof. Dr. J. Van de
Kerckhove en heeft als titel “Op weg naar een proactief preventiebeleid”.
De tweede bijlage is een tekst van de hand van Dhr. Dr. Groeneweg en draagt de
titel “Menselijk falen en organisaties”.

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 76

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 77

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 78

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 79

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 80

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 81

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 82

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 83

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 84

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 85

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 86

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 87

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 88

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 89

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 90

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 91

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 92

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 93

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 94

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 95

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 96

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 97

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 98

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 99

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 100

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 101

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 102

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 103

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 104

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 105

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 106

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 107

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 108

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 109

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 110

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 111

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 112

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 113

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 114

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 115

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 116

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 117

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 118

Meer Profit door Meer Non-Profit Promotie 0820 Raf D’haen Promotor: Myriam Van der Steen
Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen 119