Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN...

of 294 /294
Meer dan honger stillen? EEN SOCIAALHISTORISCH ONDERZOEK NAAR DE ROL VAN GEMAKSVOEDING IN DE BELGISCHE NAOORLOGSE HUISKEUKEN Sarah Daniels

Embed Size (px)

Transcript of Meer dan honger stillen?socipc1.vub.ac.be/torwebdat/publications/t2016_11.pdfDE PRODUCTIE VAN...

  • Meer dan honger stillen? EEN SOCIAALHISTORISCH ONDERZOEK NAAR DE ROL VAN GEMAKSVOEDING IN DE

    BELGISCHE NAOORLOGSE HUISKEUKEN

    Sarah Daniels

  • Faculteit van de Economische, Sociale en Politieke

    Wetenschappen en Solvay Business School

    Meer dan honger stillen? Een

    sociaalhistorisch onderzoek naar de rol van

    gemaksvoeding in de Belgische naoorlogse

    huiskeuken

    Academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van Doctor in de Sociale

    Wetenschappen: Sociologie

    Sarah Daniels

    Promotor: prof. dr. Ignace Glorieux

    Copromotor: prof. dr. Peter Scholliers

  • Meer dan honger stillen?

    Een sociaalhistorisch onderzoek naar de rol van gemaksvoeding in de Belgische naoorlogse

    huiskeuken

    Academisch proefschrift

    Ter verkrijging van de graad van Doctor

    aan de Vrije Universiteit Brussel

    door

    Sarah Daniels

    2016

  • Doctoraatsjury

    Promotor: Professor dr. Ignace Glorieux

    Copromotor: Professor dr. Peter Scholliers

    Voorzitter: Professor dr. Patrick Stouthuysen

    Overige leden: Professor dr. Charlotte De Backer

    dr. Anne Roeters

    dr. Dieter Vandebroeck

  • Inhoudsopgave Dankwoord i

    Synopsis v

    Meer dan honger stillen? 1

    ALGEMENE INLEIDING EN VERANTWOORDING PROEFSCHRIFT 1

    Probleemstelling 1

    Focus van dit onderzoek 12

    Structuur van dit onderzoek 18

    Theoretische situering 23

    OVER VOEDING, VOEDINGSGEWOONTEN EN HUN SOCIAAL-CULTURELE FUNCTIES 23

    Twee voedingscomponenten: cuisine vs. structuur 25

    De paradox van de omnivoor: neophilia vs. neophobia 28

    Gemaksvoeding geduid 37

    Conclusie 47

    Benaderingswijze en bronnen 49

    ONDERZOEKSVRAGEN, -INSTRUMENTEN EN TOEPASSING 49

    Onderzoeksvragen en doelstelling 49

    Voorstelling van de benaderingswijze: a practice-based approach 51

    Het nut van deze benadering in het kader van dit onderzoek 53

    Data: kwantitatief met een kwalitatieve aanvulling 55

    Conclusie 76

    DEEL 1 77

    Historische context 79

    DE PRODUCTIE VAN VOEDING, DE ROL VAN RECLAME, DE VERANDERENDE SAMENLEVING EN NORMEN

    79

    De oorsprong van gemaksvoeding, haar ontwikkeling en rol in de rationalisering van de

    keuken (voor 1945) 80

    De verdere expansie, modernisering en drang naar authenticiteit na 1945 82

    De toegenomen commercialisering en het belang van marketing na 1945 91

    De naoorlogse introductie en evolutie van gemaksvoeding 92

    Conclusie 126

    Definitie en consumptie van gemaksvoeding 129

    NAAR EEN HEDENDAAGSE BEGRIPSBEPALING VAN GEMAKSVOEDING, HAAR AANDEEL IN

    VOEDINGSUITGAVEN EN ROL IN DE VOEDINGSCULTUUR 129

    Wat is gemaksvoeding? 130

    Over de rol van sociale achtergrond en gezinskenmerken 136

    De rol van gemaksvoeding in onze voedingspatronen 138

    Resultaten 142

    Conclusie 154

  • DEEL 2 157

    De structuur van kookgewoonten 159

    EEN HISTORISCHE EVOLUTIE IN DE TIJDSBESTEDING AAN EN DE ORGANISATIE VAN KOKEN 159

    Veranderingen in de kookstructuur 162

    Een langetermijnanalyse van de tijdsbesteding aan koken 164

    Resultaten 166

    Conclusie 180

    De betekenis(-sen) van koken 183

    OVER DE INVULLING EN DE BETEKENIS VAN KOKEN, EN MAALTIJDOPVATTINGEN 183

    Wat is koken? 185

    Over de rol van sociale achtergrond en gezinskenmerken 186

    De invulling en betekenis van koken in onze maaltijdstructuur 190

    Resultaten 192

    Conclusie 206

    Deel 3 209

    De rol van gemaksvoeding in onze voedingscultuur 211

    OVER DE IMPACT VAN GEMAKSVOEDING IN HET BEWAREN EN/OF HET ONTWRICHTEN VAN DE

    MAALTIJDSTRUCTUUR 211

    De rol van gemaksvoeding in de maaltijdstructuur 213

    Over de rol van sociale achtergrond en gezinskenmerken 215

    Naar een geïntegreerde benadering van gemaksvoeding 216

    Resultaten 219

    Conclusie 224

    Conclusie 227

    OPZET, RELEVANTIE EN BELANGRIJKSTE CONCLUSIES, EN PISTES VOOR VERDER ONDERZOEK 227

    Uitgangspunt van dit onderzoek 227

    Focus van dit onderzoek 230

    Bevindingen 234

    Interpretatie van de bevindingen 239

    Suggesties voor verder onderzoek 241

    Bijlagen 247

    Bijlage bij hoofdstuk 4 248

    Bijlage bij hoofdstuk 7 (constructie van de somschalen) 250

    Referentielijst 253

  • i

    Dankwoord

    Toen ik aan deze studie over voeding begon, wist ik niet dat ze me zo dicht ging brengen bij wat

    in de maatschappij leeft, en dat de sociologische inzichten via informatie over de keuken, zo

    veelbetekenend zouden geweest zijn. Een studie met voeding als onderwerp, is een studie die

    ‘langzaam aan de kook moet worden gebracht’, en die de tijd vraagt om te laten bezinken

    voordat men er de smaak volledig van te pakken krijgt. Het lezen van literatuur over voeding

    bleek niet enkel bijzonder leerrijk en inspirerend, maar ook opmerkelijk herkenbaar. Geregeld

    doken grappige, mooie, leuke, maar soms ook minder leuke anekdotes en verhaallijnen op, die

    me deden beseffen dat voeding een veel centralere en intiemere rol in mijn leven speelt, dan ik

    ooit tevoren had kunnen denken.

    Dat voeding meer betekent dan enkel het stillen van honger, had ik al op jonge leeftijd begrepen.

    Mijn grootvader was een strenge man van weinig woorden. Wanneer ik voor mijn eerste

    communie, de opdracht kreeg een woord van dank te uiten aan mijn grootouders, had ik dan ook

    de grootste moeite iets voor hem te schrijven. Tot ik besefte dat het maken van verse soep zijn

    manier was om aan zijn kleinkinderen te communiceren dat hij ze graag zag. De tekst op mijn

    bedankkaartje was op mijn beurt mijn manier om aan te geven dat hij me met die soep gelukkig

    maakte. Tien jaar later, wanneer hij op sterven lag en de woorden me tekort schoten, bleek

    voeding opnieuw een ‘gemakkelijk’ aanknopingspunt te zijn. Het laatste gesprek dat we met

    elkaar hadden, ging over hoe sterk de sla die ik in onze tuin geplant had, al gegroeid was.

    Afb. communiekaart

  • Zodra dieper over voeding wordt gereflecteerd, volgt al snel de conclusie dat voeding veel meer

    inhoudt dan enkel het vervullen van een lichamelijke basisbehoefte. Het is mede door deze

    sociale component van voeding en vele andere jeugdherinneringen (de soep van mijn

    grootvader, de traditie van verse kaastaart op verjaardagen, mijn oudtante die die door het

    kookprogramma van Antonio Carcluccio plots pastagerechten begon klaar te maken, het verhaal

    van mijn ouders die bij hun huwelijk de raad kregen ingefluisterd om altijd ‘hun patatten voor de

    volgende dag te schillen’ om gelukkig te leven, …) dat ik in 2010 gekandideerd heb voor de

    positie als doctoraat onderzoeker in voedingssociologie. In de jaren daarop, bleven deze

    persoonlijke herinneringen, mij de nodige energie geven om vol te houden. Toch was ook dit

    soms een uitdaging. Een doctoraatsonderzoek vereist volharding en inzet, wetenschappelijk,

    maar ook, en misschien zelfs vooral, persoonlijk. Ik vergelijk het soms met finger food of een

    aantrekkelijk nieuw hapje waar je met een zekere nieuwsgierigheid voorzichtig van proeft, maar

    het al eens kan tegenvallen en minder smaakvol is dan verwacht. Op zo’n momenten is de steun

    van collega’s, familie en vrienden enorm belangrijk.

    Allereerst wil ik mijn promotor prof. dr. Ignace Glorieux bedanken, voor de vele kansen, de

    vrijheid en de tijd die hij mij gegeven heeft om zelf mijn weg en stijl te vinden. Ik wil hem dan

    ook bedanken voor zijn vertrouwen en de vele fijne en eerlijke gesprekken en open discussies.

    Zo herinner ik mij het moment dat ik de complexiteit van het thema gemaksvoeding ten volle

    begon te vatten, en ik altijd bij hem terecht kon met moeilijke (en waarschijnlijk erg grappige)

    vragen die hij steeds serieus nam: ‘Ignace, wat met gemalen peper of gesneden stukken vlees op

    een stokje?’

    Daarnaast ben ik ontzettend veel dank verschuldigd aan prof. dr. Peter Scholliers. Zijn werk en

    interesse in voeding, waren erg inspirerend voor mij. Ik heb erg veel gehad aan zijn uitgebreide

    feedback, hulp en enthousiasme, die een goede leerschool waren, en mij ook de nodige motivatie

    gaven om door te zetten. Zelf omschreef hij zich ooit als een ‘goede en correcte huisvader’ die

    bekommerd is om zijn studenten, en die rol speelt hij geweldig goed. Ik wil hem bedanken voor

    zijn hulp en bijdrage aan dit proefschrift, maar ook voor het advies om af en toe eens van de zon

    te genieten, te gaan sporten of een roman te lezen. Iedere doctoraatstudent kent het wel: het

    knagende schuldgevoel wanneer het werk even opzij wordt geschoven (‘ik zou beter…’).

    Wanneer dan in het weekend plots een mail opdook met de hint om de teugels wat losser te

    laten, dan werd dat steeds heel ernstig genomen (‘… maar ik moet van Peter’).

    Ook wil ik mijn juryleden bedanken voor hun bijzonder uitgebreide en leerrijke feedback bij het

    lezen van mijn proefschrift.

    Verder wil ik al mijn collega’s van TOR bedanken. Peggy, Sarah, Djiwo, Julie, Lauren, Filip,

    Wendy, … , bedankt voor alle hulp, de schouderklopjes en de vele fijne momenten. Het zijn

  • iii

    vooral de kleine dingen met jullie, die gewaardeerd werden (samen een koffie gaan halen,

    genieten van een lunch, elkaar op te beuren met leuke, mooie en grappige mails, of zelfs tijdens

    de late uurtjes te dansen in de gangen). Graag wil ik ook Inge Mestdag bedanken die het thema

    ‘voeding’ in de onderzoeksgroep TOR, en zelfs in de sociologie in België heeft geïntroduceerd. Ik

    heb haar werk, dat in grote mate de brug naar dit proefschrift vormde, steeds als voorbeeld

    genomen.

    Bij FOST kwam ik terecht in een hechte groep van enthousiaste en gedreven collega’s, allemaal

    bezig met hetzelfde thema ‘voeding’. De korte bezoekjes aan het FOST-lokaal, gaven mij steeds

    de nodige inspiratie en werklust. Speciale dank gaat uit naar Willem Scheire, voor zijn hulp en

    aanmoedigingen, en naar Nelleke Teughels, voor haar verhelderende inzichten die me terug op

    het juiste spoor brachten wanneer het overzicht even zoek was.

    Was het niet bij mijn collega’s, dan was het wel bij mijn vriendinnen, Laura, Elise en Sara (de

    chica’s), waar ik de nodige ontspanning vond. Jullie zijn de beste! Er bestaat geen wetenschap die

    kan verklaren hoe wij hecht wij aan elkaar hangen. Merci meiden!

    Dank ook aan mijn ex-treingenoten (Waldo, Stephanie, Sarah, Tim, …) die de lange pendelritten

    tussen Deinze en Etterbeek steeds gezellig, en zelfs zo onvergetelijk hebben gemaakt, dat ze (ik

    meen dit!) gemist worden.

    Ik wil ook mijn ouders en schoonfamilie bedanken voor hun goede zorgen, onvoorwaardelijke

    steun, liefde en oprechte belangstelling. Ook mijn zus verdient hier een vermelding. Zuster, merçi

    ve de support en de zotte momente soême. De manier waarop jij uw dromen najaagt (en

    waarmaakt) is bewonderenswaardend.

    Tot slot nog een speciaal dankwoord aan Sven, mijn levenspartner en beste vriend. Jouw

    optimisme, humor, nuchterheid, en liefde waren van onschatbaar belang. Zonder jou was dit

    doctoraat nooit gelukt. Bedankt om mij te steunen in alles, mij de moed te geven vol te houden,

    en mij tijdig van achter mijn laptop te halen, voor een verfrissende wandeling, een mooie

    fietstocht, een deugddoende koffie of een ijsje op het strand. Jij hebt dit doctoraat, en al de

    gevoelens die daarbij komen kijken, van het dichtst meegemaakt. Onlangs betrapte ik mezelf

    erop dat ik het had over ‘ons doctoraat’ en dàt is het ook. Het is ‘ons kindje’ en hoewel ik besef

    dat dit voor jou vaak een lastig en vervelend kind moet zijn geweest, hoop ik toch dat je er nu

    fier op kan zijn. Proficat lief!

    Deinze, januari 2016

  • Financiering

    Dit onderzoek werd gefinancierd door Omnivore paradoxes in history. Food traditions and

    novelties in Europe since 1800 (GOA69).

  • v

    Synopsis

    Indien het over verandering in voedingsgewoonten gaat, kan de opkomst van de zogenaamde

    gemaksvoeding (convenience foods) niet genegeerd worden. Ze vormt een van de meest

    fundamentele, maar ook omstreden voedingstrends van de afgelopen decennia. Hoewel ze geen

    nieuw fenomeen is, is dit type van voeding sinds enkele decennia wel aan een opvallende

    opmars bezig. Sommige spreken over een ware revolutie, met het gevolg dat haar sterke opmars,

    ook zorgen baart. Vragen rijzen, onder meer, over haar impact op het koken en eten, en op de rol

    en de betekenis van voeding in ons leven. In welke mate vervangt ze de huisbereide maaltijd, en

    vormt ze een breuk met conventionele normen, kook- en eetgewoonten? Zet het voedingsgemak

    van gemaksvoeding aan tot snacken, eten op flexibele tijdstippen, en individueel ‘graasgedrag’

    (zelfs bij koppels en gezinnen met kinderen), of vormt ze daarentegen, net een garantie voor het

    voortbestaan van onze ‘maaltijdtradities’? Ondanks de grote aandacht voor deze ontwikkeling, is

    er nog maar weinig onderzoek naar verricht. Gezien haar groeiend aandeel in de

    voedingsconsumptie, is het belangrijk haar intrede en rol in onze voedingscultuur beter te

    begrijpen. Of en hoe gemaksvoeding onderdeel vormt van onze voedselpraktijken, staat centraal

    in dit proefschrift. Speciale aandacht gaat naar haar invloed op hoe we koken en eten. Informatie

    haal ik uit diverse bronnen, gaande van voedingsreclame via diepte-interviews, tot zeer concrete

    informatie uit huishoud- en tijdsbudgetdata.

    Ik neem de jaren 1950 en de radicale doorbraak van de consumptiesamenleving als vertrekpunt,

    en illustreer wat inzichten in (gemaks-)voeding, leren over onze recente geschiedenis,

    veranderende leefgewoonten, -en voorkeuren. Ik sta stil bij de complexiteit bij de invulling van

    het begrip ‘gemaksvoeding’ en toon aan dat ondanks tegenbewegingen, gemaksvoeding een

    trend is, die zich zal blijven ontwikkelen, en onze (voedings-)gewoonten verder bepalen.

    Bovendien scheppen de bevindingen ook duidelijkheid in de betekenis van koken en voeding,

    die enerzijds ten prooi lijken te vallen aan een algehele verhaasting, en anderzijds een nooit

    eerder geziene belangstelling genieten.

  • HOOFDSTUK 1

  • HOOFDSTUK 1

    1

    1.

    Meer dan honger stillen? ALGEMENE INLEIDING EN VERANTWOORDING PROEFSCHRIFT

    No people, however hungry, has escaped its effects, for there is now no society which merely

    eats to live. Everywhere, eating is a culturally transforming – sometimes a magically

    transforming – act. It has its own alchemy. It transmutes individuals into society […]. It changes

    personalities […]. It functions like ritual. It becomes ritual. It can release power. It can create

    bonds. It can signify revenge or love. It can proclaim identity.

    F. Fernandez-Armesto (2002a: 33-34), Food: A history

    When we eat, we are not merely consuming nutrients, we are also consuming gustatory (i.e.,

    taste-related) experiences and, in a very real sense, we are also ‘consuming’ meanings and

    symbols [...]. Thus, it is no exaggeration to say that when humans eat, they eat with the mind as

    much as with the mouth.

    A. Beardsworth & T. Keil (1997: 51-52), Sociology on the menu

    Probleemstelling

    In de zomer van 2014 werd in De Standaard de tijdelijke rubriek “Het brood van morgen”

    opgenomen waarin enkele van de meest recente voedingsinnovaties werden besproken. In een

    artikel dat op 26 juli verscheen, ging het over “het poeder dat eten maakt en een vorm van eten is

    dat even efficiënt is als kraantjeswater. Krijg je honger als je met iets anders bezig bent? Dan vul je

    toch gewoon een glas met kraanvoeding: snel, gezond, efficiënt” (26/07/2014, p. 16). Alhoewel? In

  • HOOFDSTUK 1

    het artikel wordt eten als een ‘luxe’ voorgesteld: een activiteit die voor alsmaar meer mensen

    een struikelblok betekent in hun dagelijkse bezigheden en hun streven naar productiviteit. Die

    (keuken-)sleur valt volgens het artikel, evenals al de andere “rompslomp” en stress (zoals de

    bezorgdheid omtrent wat gezond, goed is en wat niet), simpelweg met het poedervoedsel te

    omzeilen. Vanuit een instrumenteel perspectief bekeken, is deze ‘kant-en-klare’ vorm van eten

    inderdaad een bijzonder efficiënte en rationele vorm van energie-inname. Toch blijft het de

    vraag in hoeverre mensen ook effectief in dit verhaal (zullen) meestappen? Eten gaat om veel

    meer dan enkel een instrumentele bezigheid en het stillen van honger. Het gaat ook om de

    honger naar ervaringen en de constructie van levensstijlen, emoties, culturen en sociale

    verhoudingen (Falk, 1994). Om de Franse socioloog Claude Fischler te citeren:

    “Man feeds not only on proteins, fats, carbohydrates, but also on symbols, myths,

    fantasies” (1980, p. 937).

    Deze symbolen, mythes of, kortweg, sociale en culturele aspecten van voeding vallen niet zo

    maar weg te cijferen. De dag dat individuen zich enkel nog maar met pillen, poeders of drankjes

    voeden, en ongeacht het moment van de dag, de locatie en het gezelschap eten, is nog lang niet

    aangebroken (Belasco, 2002b; Mestdag, 2007a, b). Wat mensen eten, is net zoals de manier

    waarop ze dat doen, sterk doordrongen van sociale regels en normen. Wat eetbaar en lekker is,

    welke ingrediënten het best met elkaar samengaan, hoe maaltijden bereid en gegeten worden,

    zijn verre van arbitrair en universeel, maar het resultaat van waarden en normen die

    daaromtrent ontstaan zijn, en na verloop van tijd vanzelfsprekend werden (Beardsworth & Keil,

    1997). Deze regels zijn ingebed in onze cultuur, en geven het dagelijks leven zin en betekenis

    (Rozin, 1998). Voeding vormt een integraal onderdeel van ons leven, hangt samen met ons

    welzijn en heeft een enorme invloed op hoe de tijd besteed, ingedeeld en beleefd wordt

    (Kjaernes & Holm, 2007; Warde & Gronow, 2001). We eten om twaalf uur ’s middags, niet

    (enkel) omdat we honger hebben, maar omdat het eenmaal ‘tijd’ is om te eten, en een

    rustmoment in de dag te plannen. Daarnaast speelt voeding ook een sleutelrol in de wijze

    waarop ze culturen van elkaar onderscheidt (of bindt), sociale grenzen worden afgebakend en

    mensen zich tot elkaar verhouden en gedragen (Pollan, 2013; Wrangham, 2009). Veel meer dan

    taal, kan voeding, culturen en mensen dichter bij elkaar brengen (Montanari, 2004). Wellicht is

    voeding de belangrijkste schakel die de verschillende wereldpopulaties en culturen met elkaar

    verbindt, gaande van nood naar deugd en van eten om te leven naar leven om te eten (Julier,

    2002). Wat we eten en de manier waarop, zegt veel over wie we (willen) zijn. Het maakt de

    maatschappelijke krachtsverhoudingen bekend. Voeding raakt aan de kern van

    maatschappelijke veranderingen. Ze opent deuren naar nieuwe inzichten, in de manier waarop

    kook- en eetpatronen, een spiegel zijn van de tijdgeest en de maatschappelijke context, en niet

  • HOOFDSTUK 1

    3

    enkel doorheen de tijd en met de samenleving evolueren, maar ook de samenleving mee vorm

    geven en doen veranderen. Voeding is deel van een groter geheel (Marshall, 2005; Scholliers,

    2014). Ze staat in wederzijdse dialoog met onze leefwereld, veranderende gewoonten, behoeften

    en verlangens (Bahr Bugge & Almås, 2006; Mintz, 1996). Ze vormt de grootste industrie ter

    wereld, heeft veel macht en invloed, kent een enorme variatie aan producten en behoort tot een

    van de grootste genoegens maar ook ongenoegens en bedreigingen in het leven (bijv. ziekte,

    hongersnood, het leefmilieu, duurzame voeding, de gezondheid of het verdwijnen van

    ‘tradities’). Precies dat maakt onderzoek naar een schijnbaar banaal onderwerp als voeding zo

    relevant en actueel (Belasco, 2002a; Rozin, 1998; Verbeek, Debackere, & Wouters, 2003). Zoals

    socioloog Stouthuyzen (2015, p. 79) stelt “mogen we niet blind zijn voor wat we als

    vanzelfsprekend beschouwen en net daarom in eerste instantie irrelevant zouden vinden”.

    Terwijl voorheen slechts weinigen het primaire levensbelang en de noodzakelijkheid van

    voeding in twijfel trokken, werd er tot ruim de jaren 1980 niet of onvoldoende bij stil gestaan

    dat een dergelijk evident begrip als voeding, aan zovele maatschappelijke en sociaal-culturele

    dimensies raakt. Wetenschappers die dat wel deden (voornamelijk sociale en culturele

    antropologen en enkele historici) werden aanvankelijk onvoldoende ernstig genomen en

    dienden hun interesse in voeding extra te verantwoorden, in een wereld waarin andere, grotere

    en meer belangrijke maatschappelijke kwesties leken te spelen (Belasco, 2008). Wat dat betreft,

    is veel veranderd. Langzaam kwam het besef dat de studie van het alledaagse (zo ook van

    voeding) deze ‘bredere’ maatschappelijke kwesties niet uit de weg gaat, maar net overkoepelt en

    weerspiegelt (Scott, 2009). Deze toegenomen belangstelling kadert binnen een culturele

    omdraai of wetenschappelijke wending (de zogeheten cultural turn) met aandacht voor

    materiële cultuur, het sociale handelen, de alledaagse leefwereld, het hoe en het waarom achter

    consumptiepatronen (Trentmann, 2009; Woodward, 2007). De wetenschappelijke honger naar

    voeding(-sgewoonten) nam de afgelopen dertig jaar opvallend toe en kreeg steeds meer

    respons: van producent tot consument, van academici tot beleidsmakers, van experten tot de

    media. Als onderzoeksveld staan voedingsstudies niet langer in de startblokken, is het niet

    langer een discipline in ontwikkeling die haar onderzoeksbelang dient te legitimeren, maar een

    interdisciplinair studiegebied dat duidelijk zichtbaar is en waarvan het academische en

    maatschappelijke belang algemeen (of alleszins meer dan vroeger) erkend wordt (Freedman,

    2014).

    Deze toegenomen interesse in voeding kwam niet zonder reden. Nieuwe sociale denkkaders en

    wetenschappelijke paradigma’s vinden hun oorsprong steeds in veranderingen in de

    samenleving (Hancock & Garner, 2009). De voedingsindustrie heeft niet stilgestaan. De

    samenleving evenmin. In het verlengde van de globalisering, de industrialisering en de

  • HOOFDSTUK 1

    standaardisering van de voedselketen, is de voedingssector (ook vanwege de competitie) blijven

    inspelen op innovatie en vernieuwing (Marshall & Pettinger, 2009; Scholliers, 2014). De

    toename in transportmogelijkheden, de verdere mechanisering, de evoluties in wetenschap, de

    uitbreiding en de transformatie van distributie- en handelszaken en marketingmogelijkheden,

    hebben tot een reeks aan nieuwe toepassingen in de voedingsindustrie geleid (bijv. aquacultuur,

    vriesdrogen, voedingsadditieven, andere verpakkingswijzen en voedingsmiddelen). Deze

    veranderingen hangen samen met veranderingen op andere niveaus van de samenleving: de

    toename van alleenwonenden en tweeverdieners, de migratie en internationalisering, de

    vergrijzing, het combineren van alsmaar meer activiteiten uit diverse levenssferen en de

    afstemmingsproblemen die hieruit voortvloeien (bijv. lange pendeltijden). Dit alles heeft bij

    wetenschappers (waaronder bij sociologen), maar ook bij de overheid, het maatschappelijke

    middenveld en het grote publiek, het bewustzijn en het debat rond onze (veranderende)

    voeding(-sgewoonten) ontketend. Het staat in relatie met vele van de grote prangende vragen

    van onze tijd. Deze discussies hebben betrekking op de betekenis die mensen vandaag (nog) aan

    voeding toekennen en over de rol die voeding en het bereiden ervan, in het dagelijks leven nog

    spelen, gaande van een must tot een lust. Met dit proefschrift wil ik bijdragen tot dit debat over

    veranderende voedingspraktijken. Hiervoor verdiep ik mij in een thema dat de laatste jaren

    centraal is komen te staan in de voedingsliteratuur, namelijk convenience foods.

    De opkomst van convenience foods (letterlijk vertaald, ‘gemaksvoeding’), is een fenomeen waar

    niet aan voorbij kan worden gegaan. Als over verandering in voeding wordt gesproken, komt het

    thema gemaksvoeding snel op de voorgrond. Gemaksvoeding wordt als een van de belangrijkste

    symbolen gezien in de manier waarop het proces van rationalisering zich in het voedingsaanbod

    en de alledaagse voeding- en leefgewoonten verankerd heeft (Teuteberg, 2007). Onze

    eetgewoonten mogen dan nog niet zijn vervangen door maaltijdpillen of poedervoedsel, toch

    lijken we alsmaar meer ons heil te zoeken in het ‘voedingsgemak’ van dit type van voeding. De

    vele ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan dit soort van voeding (op vlak van bijv. het

    bereiden, het bewaren, het bewerken en het verpakken van producten) vormen de belangrijkste

    fundamenten van de huidige moderne voedselindustrie (Capps, Tedford, & Havlicek, 1985).

    Samen hebben deze ontwikkelingen een weg geplaveid naar een uitgebreide waaier aan

    voedingsmiddelen, die het resultaat van een proces van eeuwen is, en heel wat taken eigen aan

    het koken, geheel of gedeeltelijk, van de (huis-)keuken in de markt hebben gezet. Dat gaat van

    conserven en diepvriesmaaltijden tot bewerkte producten of in folie verpakte maaltijden

    waarbij slechts enkele prikjes en drie minuten in de microgolfoven volstaan om te kunnen eten.

    Een ander voorbeeld dat het belang van bereid voedsel illustreert, is de opkomst van

    buitenshuis eten (bijv. in restaurants, broodjeszaken of fastfoodketens).

  • HOOFDSTUK 1

    5

    Te midden van al de maatschappelijke veranderingen en verschuivingen die zich de laatste

    decennia hebben voltrokken, leg ik mij in dit onderzoek toe op de wijze waarop dit zogenoemd

    “snelle voedsel” onderdeel is geworden van onze voedingscultuur, en met welke impact op hoe

    we koken en eten (Fresco, 2012, p. 467).

    Dit is reeds een korte schets waarover ik het in deze studie zal hebben, alvorens een verdere

    situering naar de centrale vraagstelling, de relevantie en de opbouw van dit proefschrift te

    geven. In deze studie focus ik mij specifiek op België en Vlaanderen, ondanks het feit dat mijn

    onderzoek ook meer ruimere tendensen en ontwikkelingen in andere Westerse landen kan

    reflecteren.

    Wat is gemaksvoeding?

    Een cruciale vraag die zich aandient, is: ‘wat is gemaksvoeding?’ In essentie omvat

    gemaksvoeding alle voedingswaren die snel en eenvoudig te bereiden zijn of meteen genuttigd

    kunnen worden. De term wordt als een verzamelnaam gebruikt voor voedsel en maaltijden

    waarbij (een deel) van het werk, de (culinaire) kennis en de tijd nodig om te koken aan de

    voedingsindustrie en andere voedingsproducenten is uitbesteed. Vele van de voedingsmiddelen

    die vandaag gekocht worden, vereisen minder werk aangezien ze al schoongemaakt, geschild,

    voorgekookt, gefileerd, gekruid, voorgesneden, verpakt, al volledig bereid of kant-en-klaar zijn

    (Teuteberg, 2007). Een bezoek aan de supermarkt leert dat dit type van voeding de

    winkelrekken domineert en ook alsmaar meer de versafdelingen inpalmt. Gemaksvoeding

    bestaat in diverse vormen en varieert van producten die hapklaar of ready-to-eat zijn, naar

    producten die ready-to-reheat of ready-to-cook zijn. In een rapport over de voedingsindustrie in

    Vlaanderen wordt gesproken over “Do-It-For-Me-Foods” (Verbeek et al., 2003, p. 54). Doorgaans

    wordt het gebruik van gemaksvoeding geassocieerd met het werk, de tijd, de moeite en de

    voorbereidingen die het in de keuken uitspaart. Toch heeft het ook impact op de

    maaltijdplanning, het doen van boodschappen, het plannen en eten van maaltijden en het

    uiteindelijke afwas- en opruimwerk (Traub & Odland, 1979). In de winkel kan het minder tijd en

    werk vergen om al de ingrediënten te verzamelen: het snel grissen van een kant-en-klaar

    maaltijdpakket uit de koelafdeling volstaat en dat is ook zeker het geval voor maaltijden die aan

    huis geleverd worden. Daarnaast kan gemaksvoeding ook meer variatie in het wekelijkse

    eetpatroon brengen, bij gebrek aan inspiratie of bij mensen met beperkte kookvaardigheden of

    mobiliteit. Het hebben van diepvriesproducten of groenten in blik in huis, kan een bezoek aan de

    winkel uitstellen: alle ingrediënten zijn dan immers voorhanden. Het aanbod aan individueel

    geproportioneerde maaltijden kan de kans op voedselverspilling verkleinen en een nuttig

  • HOOFDSTUK 1

    alternatief zijn bij een drukke levensstijl. Behalve kant-en-klare maaltijden die nog steeds een

    handeling van de consument vereisen (bijv. het opwarmen, afwassen en opruimen), impliceert

    buitenshuis eten nog minder werk.

    Over de algemene definitie van gemaksvoeding bestaat consensus (nl. snel, gemakkelijk en

    tijdbesparend), ondanks het feit dat meer onenigheid bestaat over de concrete invulling ervan,

    en over welke voedingswaren onder gemaksvoeding vallen en welke niet. Net zoals bij andere

    alledaagse fenomenen kan iedereen zich wel een idee vormen omtrent gemaksvoeding. Zo zullen

    diepvriespizza’s, fastfood en kant-en-klare maaltijden wellicht de eerste voedingswaren zijn die

    bij mensen opkomen wanneer ze aan gemaksvoeding denken. Toch is gemaksvoeding een breed

    interpreteerbaar, haast containerbegrip en dit vanwege het ontbreken aan een eenduidige

    betekenis. Daarnaast is het begrip haast niet aanwezig in ons taalgebruik. Toch is ook in landen,

    waar het begrip wel vaker voorkomt in de taal (bijv. Angelsaksische landen), het definiëren van

    ‘gemaksvoeding’ een even complex gegeven. In de alledaagse communicatie vormt dit niet

    zozeer een probleem, maar wel in een onderzoek dat zich specifiek over dit thema buigt

    (Jackson & Viehoff, 2016). Wat is immers onderzoek zonder duidelijkheid over het onderwerp?

    De term ‘gemaksvoeding’ kan heel eng opgevat worden (alleen kant-en-klare maaltijden), maar

    ook heel ruim waarbij in essentie alles wat van de grond geraapt of van een boom kan geplukt

    worden als ‘gemaks’voedsel geïnterpreteerd kan worden (Gofton, 1995a, p. 156; Jackson, 2013).

    Hoewel ook een appel ‘kant-en-klaar’ om uit de hand te eten is, geldt de term ‘gemaksvoeding’ in

    essentie enkel voor verwerkte voedingsmiddelen waar de mens zijn hand in heeft (Jackson,

    2013). Toch zijn ook fijne bereide vleeswaren ‘kant-en-klaar’ om te eten of het brood mee te

    beleggen dat we vers (doorgaans al gesneden) uit de broodautomaat halen, en op elk tijdstip van

    de dag kunnen eten (bijv. onderweg, tijdens het werk of bij een hongergevoel tussen de

    maaltijden door). ’s Avonds openen we een zakje chips op de trein, eten we een ijsje van de

    ijskar, ontkurken we zonder moeite (misschien zelfs met een schroefdop) de fles wijn die we

    gekocht hebben of drinken we een tas oploskoffie. Deze producten zijn een zodanig evident

    onderdeel van onze cultuur en leven geworden, dat we als het ware een zucht slaken als we het

    reservoir van het koffiezetapparaat met koffiebonen of water moeten vullen. Ondanks het feit

    dat bewerkte producten zoals roomijs, margarine, kaas, snoepgoed, ontbijtgranen, fijne

    vleeswaren, frisdrank, confituur, koffie, brood, … als ‘gemaksvoeding’ kunnen worden

    beschouwd, worden ze niet (langer) zo opgevat. Haast niemand denkt er nog bij na om vele van

    de producten die ze dagelijks gebruiken, op voorraad hebben en ready made gekocht hebben,

    nog zelf te maken (Short, 2003). Dit maakt gemaksvoeding tot een dynamisch (maar ook

    complex) begrip (Scholliers, 2015a).

  • HOOFDSTUK 1

    7

    Wat vroeger als gemaksvoeding of als nieuw, uniek of een luxe werd gezien, enkel voor speciale

    gelegenheden, is vandaag een evidentie. Uiteraard gaat daar een heel proces aan vooraf

    (Geldhof, 2007; Scholliers, 2007). Een historisch onderzoek op basis van consumentenbladen

    van Test-Aankoop illustreert dit mooi. In verschillende adviesbladen in de jaren ‘60 en ‘70 wordt

    industrieel bereide chocolademelk nog als een uiterst uniek en innovatief product voorgesteld,

    kant-en-klaar om te drinken, eenvoudig in gebruik en even lekker als huisbereide

    chocolademelk. Aan het begin van de jaren ‘90 was de industriële productie van chocolademelk

    echter al zodanig ingeburgerd, dat het door Test-Aankoop niet meer als een ‘gemaks’product

    werd weergegeven. Hetzelfde kwam naar voren bij adviesbladen over yoghurt. Zo werd de

    consumptie van industrieel bereide yoghurt tot eind de jaren ‘70 nog afgeraden en kregen

    consumenten het advies, om thuis zelf yoghurt te (blijven) maken. Eind jaren 1980 werd yoghurt

    niet langer meer gezien als gemaksvoeding. Vergelijkbare bevindingen zijn te vinden in

    commerciële adviesbladen over geconcentreerde tomatenpuree, mayonaise en zelfs theezakjes

    (Degreef, 2015). Indien de definitie van gemaksvoeding echter constant in ontwikkeling is, hoe

    haar dan te omschrijven? De complexiteit bij het proberen vangen van de term ‘gemaksvoeding’

    in een definitie duikt snel op bij het raadplegen van eerdere studies. Deze oefening lijkt evident,

    vormt een cruciale stap in elke probleemomschrijving, maar wordt zelden of slechts

    uitzonderlijk gemaakt. Veel van de definities die in de literatuur circuleren, missen diepgang.

    Soms wordt een lijst met voorbeelden gegeven die wel een indruk geven, maar geen duidelijke

    criteria om haar meetbaar te maken. Om voorbij dit abstracte denken te geraken, is het

    belangrijk rekening te houden met de historische context en op basis van de verschuivingen in

    het marktaanbod en de de betekenis(-sen) van voeding, een fundamentele afbakening uit te

    werken (Scholliers, 2015a). Vaak wordt dit probleem van conceptualisering wel aangekaart,

    terwijl er verder niet op wordt ingegaan, met het gevolg dat de verwarring hieromtrent enkel

    maar blijft ‘gevoed’ worden. Dit maakt dat gemaksvoeding ‘alles en niets’ tegelijkertijd is, terwijl

    er wel geregeld naar verwezen en over gesproken wordt. Uiteraard zijn er uitzonderingen. Het

    werk van deze auteurs zal dan ook verder in deze studie nog besproken worden, hoewel ook

    veel van hun voorstellen tegenstrijdig zijn en niet standvastig. Dit komt ook door de grote

    verscheidenheid aan producten die vandaag bestaan, elk met hun eigen kenmerken en

    samenstellingen. Dat vandaag simpelweg een ei in vloeibare vorm kan gekocht worden,

    hardgekookt en geschild, gesneden, gefrituurd, in poedervorm of bereid als muffins,

    eierpannenkoeken, tortilla’s of eiersalades, toont aan hoe diepgaand gemaksvoeding zich in elke

    voedingscategorie heeft genesteld. Denk hierbij ook maar aan het ruime assortiment van kant-

    en-klare babyvoeding, zonder daarbij zelfs nog maar aan de vele andere verschillen in merken,

    prijzen, voedingswaarde, verpakkingen, imago of luxe karakter te denken (Daniels & Glorieux,

    2015).

  • HOOFDSTUK 1

    Het is opvallend dat waar gemaksvoeding een dermate belangrijke motor van de

    voedingsindustrie is, haar begrip niet (beter of meer) in ons taalgebruik ingeburgerd is.

    Hierdoor is het moeilijk concrete – en vooral onderling vergelijkbare - cijfers te geven over de

    evolutie en het marktaandeel van dit soort voeding, aangezien veel afhangt van de manier

    waarop gemaksvoeding gedefinieerd wordt. Toch laat ik ook dit, deels vanwege de nog algemene

    aard van de inleiding, even terzijde en doe ik een poging om haar huidige rol in

    voedingsgewoonten te bespreken.

    Groeiend belang van gemaksvoeding

    Ondanks de onenigheid die bestaat omtrent de definiëring van gemaksvoeding, komen

    onderzoekers wel tot de eenzelfde vaststelling dat ze een onmiskenbaar gegeven van onze

    voedingscultuur is en een fenomeen is waar we niet meer omheen kunnen. Marktonderzoek

    toont aan dat bij benadering vier op de vijf consumenten in België dit type van voeding kopen,

    meestal in de supermarkt of in de voedingswinkel, maar ook door bereide maaltijden

    buitenshuis te nuttigen of thuis te laten leveren (persoonlijke communicatie met dhr. G. Gallet op

    21/11/2011 over de resultaten van het onderzoeksbureau GfK over de Belgische bereide

    maaltijdensector in opdracht van BReMA1; OIVO, 2006).

    Het succes van gemaksvoeding beperkt zich bovendien niet tot de huishoudelijke sfeer. Ook, en

    vooral, in restaurantkeukens, tavernes, eetcafés, grootkeukens, traiteurzaken en andere

    instellingen (bijv. hotels, ziekenhuizen, scholen en vliegtuigmaatschappijen) is de consumptie

    van gemaksvoeding (bereide en bewerkte producten) in stijgende lijn. Voor chef-koks en

    cateringbedrijven bespaart gemaksvoeding werk in de keuken, brengt ze tijdwinst en is ze een

    manier om de voedselveiligheid aan te pakken. Een tendens die dit duidelijk illustreert, is hoe

    Frankrijk (een land dat internationaal een hoogstaande verfijnde culinaire gastronomie wordt

    toegekend) het bij wet heeft vastgelegd hoe restaurants zich voortaan met een logo home made

    dienen te ‘etaleren’ om restaurantbezoekers erop te wijzen dat hun gerechten volledig

    ‘huisbereid’ zijn, hoewel ook dit breed interpreteerbaar is. Niettemin toont het aan hoe

    gemaksvoeding centraal is komen te staan in het denken van consumenten over voeding

    (Sorrell-Dejerine, 2014). Immers, wat is nog echt vers, zelf bereid en puur natuur?

    Terwijl gemaksvoeding voorheen enkel in geval van nood (bijv. voedseltekorten,

    seizoensgebondenheid en houdbaarheid) werd gebruikt, lijkt ze nu een alsmaar meer evident

    1 Belgian Ready Meals Association, de Belgische vereniging voor de bereide maaltijden die kort na de dioxinecrisis is ontstaan.

  • HOOFDSTUK 1

    9

    onderdeel te zijn geworden van onze alledaagse voeding en een kwestie van smaak en keuze te

    zijn (Scheire, 2015). Dat blijkt ook uit verkoopcijfers. Zo zijn de uitgaven aan ‘bereide maaltijden’

    (“in de ruime betekenis van het woord”, bijv. pizza’s, desserts, quiche, maaltijdsoep, bereide

    salades en sandwiches) tussen de jaren 1980 en 2006 meer dan vervijfvoudigd (OIVO, 2006, p.

    6). Deze cijfers zijn tien jaar oud, en met het alsmaar groeiende assortiment gemaksvoeding, is

    het de vraag of deze uitgaven niet nog verder zijn toegenomen. Statistieken van een

    marktonderzoek in de UK bevestigen dat hoewel tussen 1974 en 2011 nauwelijks iets gewijzigd

    is aan de totale consumptie van vleeswaren, onbewerkte vleesproducten marktaandeel verloren

    hebben aan bereide, bewerkte en kant-en-klare vleeswaren (BBC, 2013). Ook in België komen

    marktonderzoekers tot gelijkaardige conclusies. Tussen 2005 en 2010 hebben verse

    aardappelen terrein verloren ten opzichte van verwerkte aardappelen in diepvries en vers

    verwerkte in vacuüm verpakte aardappelen (geschild en versneden) die zelfs – zeker te

    vermelden waard - tot viermaal zo duur zijn. Ook het aangekochte volume bereide maaltijden

    per capita is blijven toenemen. Dit komt vooral door het toegenomen assortiment aan vers

    gekoelde maaltijden die sinds 2007 het marktsegment van diepvries inpalmen (persoonlijke

    communicatie met mvr. N. Cattoor op 21/11/2011 op basis van de jaarpresentatie GfK gegevens

    uit 2010). Deze laatste tendens valt ook af te leiden uit reclame, waarbij fabrikanten van

    diepvriesproducten sinds enkele jaren, opvallend meer overtuigingsargumenten gebruiken om

    de consument tot aankoop aan te zetten (bijv. de verschuiving van ‘diepvries’ naar ‘vriesvers’)

    (Brockman, 2014). Tot slot nog een illustratie: in 2010 verkocht Delhaize bijna 30 miljoen

    bereide maaltijden (niet gespecificeerd in het rapport), een spectaculaire groei na de uitbreiding

    van haar assortiment met 40 procent (deels vanwege de kant-en-klare maaltijden door bekende

    topkoks) (Delhaize Groep, 2010, p. 18). Ariane Louwaege (2014, p. 3), secretaris-generaal

    BReMA, erkent dat de sector van bereide maaltijden sinds 1995 een “quasi ononderbroken groei”

    heeft gekend. Onder de term ‘bereide maaltijden’ verstaat ze “pizza, lasagne, pastabereidingen,

    oven- en wokgerechten, vis- en vleesmaaltijden, salades, quiches, soepen, biomaaltijden en home-

    cook gerechten”.

    Kortom, al deze cijfers en ontwikkelingen tonen hoe gemaksvoeding (in welke betekenis dan

    ook) een belangrijk speerpunt binnen de voedingssector is, en tot een van de snelst groeiende

    productcategorieën behoort (Jonckheere, 2014). Volgens voedingsproducenten zal dit type van

    voeding aan belang blijven winnen, zowel in termen van consumptie als in termen van volume

    en diversiteit (Verbeek et al., 2003). Zoals de Amerikaanse historicus Warren Belasco het

    verwoordt:

    “In a way, the whole modern industrial food chain does just have one simple

    product: convenience” (2008, p. 56).

  • HOOFDSTUK 1

    Gemaksvoeding blijkt het recept voor een bloeiende industrie te zijn. Wereldwijd gaat haar

    marktaandeel in stijgende lijn. Volgens sommigen gaat het om een ware “convenience-golf”, een

    ‘mega convenience trend’ of zelfs “convenience revolution” (Burnett, 1989, p. 310; International

    Markets Bureau, 2010; Jaeger & Meiselman, 2004; Montijn, 1991, p. 85). “Convenience en nog

    eens convenience dus”, zoals in het rapport van De voedingsindustrie in Vlaanderen staat

    geschreven (Verbeek et al., 2003, p. 54). Het is interessant te noteren dat deze ‘grote

    verandering’ reeds op verschillende momenten (1989, 1991, 2003-4 en 2010) werd

    aangesneden en de opkomst van gemaksvoeding een proces is dat bijgevolg al enige tijd aan de

    gang is.

    De vraag rest wat haar succes verklaart. Dit valt niet eenduidig te verklaren en hangt samen met

    verschillende factoren die ook onderling op elkaar inwerken (bijv. de opkomst van

    tweeverdienersgezinnen, de toegenomen koopkracht, de afname in gezinsgrootte, de

    veranderende rolpatronen, de toegenomen tijdsdruk en het belang van reclame) (Sheely, 2008).

    Ondanks haar succes, blijft gemaksvoeding echter heel wat vragen oproepen en maakt ze deel

    uit van een erg aanwezig, controversieel en actueel debat.

    Negatieve aspecten en morele bezorgdheid omtrent gemaksvoeding

    Ondanks het feit dat gemaksvoeding vanuit economisch perspectief een succesverhaal is, blijft

    het ideaal van de huisbereide maaltijd gelden en is de bekommernis omtrent de ‘gevaren’ van

    gemaksvoeding groot (Short, 2007). Net omdat gemaksvoeding zeer aanwezig is, trekt ze ook de

    aandacht en wordt haar impact in vraag gesteld. De afgelopen decennia is ze dan ook, en dan

    vooral sinds de jaren 2000, alsmaar meer het onderwerp van discussie geworden, ook bij

    academici en dit vanuit verschillende invalshoeken (Scholliers, 2015a). Zo zou het met onze

    kook- en eetgewoonten slecht gesteld zijn, en wordt gemaksvoeding vaak als (de) oorzaak

    gezien. Deze bezorgdheid berust vooral op onzekerheid en angst (bijv. voor het teloorgaan van

    ‘tradities’, het lijden van verliezen door kleine lokale en ‘traditionele’ ketens, de kwaliteit en

    duurzaamheid van producten of de gevolgen en de toekomstige risico’s van overvoeding) en is

    het gevolg van “de radicaal veranderende voedselketen” met gemaksvoeding als meest

    kenmerkende symbool (Scholliers, 2006, p. 282). Thema’s die naar voren komen, gaan onder

    meer over haar rol in de publieke gezondheid en de toegenomen prevalentie van Westerse

    welvaartziekten (Cutler, Glaeser, & Shapiro, 2003). Gemaksvoeding roept negatieve

    gezondheidsconnotaties op. Niet volledig onterecht, zo blijkt. De Wereldgezondheidsorganisatie

    (WHO) adviseert om de consumptie van kant-en-klare en voorbewerkte producten te vermijden

    of tot een minimum te beperken, vanwege hun gemiddeld hogere gehaltes aan zout, verzadigd

  • HOOFDSTUK 1

    11

    vet en suiker. Deze producten passen volgens de WHO dan ook niet binnen de definitie van wat

    een gezond voedingspatroon inhoudt. Dat consumenten vandaag met een groot aanbod aan dit

    type van voeding te maken hebben, ligt volgens de WHO ook mee aan de oorzaak van de evolutie

    naar ongezonde levensstijlen en eetpatronen (World Health Organisation, 2015). Net daarom

    heeft de voedingsindustrie sinds 2008, mede door concrete afspraken in het kader van het in

    2005 geïntroduceerde Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan (NVGP), het zoutgehalte in heel

    wat gefabriceerde voedingsmiddelen verlaagd (Eykmans, 2013). Toch is het bijzonder moeilijk

    om uitspraken te doen over het gezondheidsaspect van gemaksvoeding. Dit hangt ook af van

    product tot product, de frequentie van inname, de manier van thuisbereiding en consumptie.

    Een gezond voedingspatroon hoeft geen gemaksvoeding uit te sluiten (Vanhee, 2009). Denk

    maar aan het commerciële aanbod aan ‘functionele voedingsmiddelen’ (als uitkomst van het

    succes van de farmaceutische- met de voedingsindustrie) die cholesterolverlagend of

    energieversterkend werken of andere speciaal ontworpen gezondheidsbevorderende

    ingrediënten bevatten (Dixon, Hinde, & Banwell, 2006).

    Naast de impact van gemaksvoeding op de gezondheid en dus het debat over de

    voedingswaarde, de kwaliteit en ook de duurzaamheid van de producten zelf (bijv. de

    verpakkingsmaterialen, het transport en het aantal ‘voedselkilometers’), bestaat ook

    ongerustheid in hoeverre ze onze conventionele voedingsgewoonten verandert, domineert en

    ondermijnt. Zo zijn er heel wat zorgwekkende claims dat het voedingsgemak van dit type van

    voeding de sociale normen van koken en eten aantast (het belang van de huisbereide maaltijd,

    regelmatig, op vaste tijden, samen met anderen en op specifieke locaties te eten) (Mäkelä, 2009;

    Mestdag, 2007a; Short, 2003; Troye, Supphellen, & Jakubanecs, 2012). Doorgaans zijn de

    opvattingen over gemaksvoeding weinig optimistisch en wordt ze geassocieerd met haastig en

    onderweg eten, de achteruitgang van het zelf koken, het verdwijnen van de gezinsmaaltijd, het

    ontstaan van de snackcultuur en de individualistische eter. De sociologe Frances Short schrijft

    hierover:

    “Convenience foods and ready meals, microwaves, fast food and takeaways, freezers

    and processors routinely get the blame” (2006, p. 4).

    Het zijn vooral deze laatste argumenten (met name het effect van gemaksvoeding op het kook-

    en eetgedrag) die mijn interesse in dit onderzoeksonderwerp hebben opgewekt, en centraal

    staan in dit proefschrift. De verhalen en opvattingen die hierover bestaan zijn vooral speculatief.

    Onderzoek hierover is zeldzaam (Warde & Hetherington, 2008). Bovendien deelt niet iedereen

    de bovenstaande visie. Sommigen beschouwen gemaksvoeding niet als een bedreiging, maar als

    een efficiënt hulpmiddel in het behoud van maaltijdgebruiken. Reden te meer om de diffusie

    (d.w.z. de maatschappelijke inbedding) en het gebruik van gemaksvoeding nauwer onder de

  • HOOFDSTUK 1

    loep te nemen, en haar rol in de (veranderende) kook- en eetpatronen, voedingscultuur te

    bekijken. Internationaal neemt de aandacht voor gemaksvoeding toe. Inzicht in dit fenomeen is

    dan ook een noodzaak.

    Focus van dit onderzoek

    Centraal in dit proefschrift staat de vraag:

    in hoeverre gemaksvoeding haar weg heeft weten te vinden in de huidige

    voedingspatronen van mensen, en met welke impact op hun kook- en eetpraktijken.

    Als ik de mediaberichtgevingen mag geloven is de consumentenmarkt de afgelopen jaren in die

    mate veranderd dat gemak “het nieuwe toverwoord” werd (De Standaard, 16/03/2008, p. 10).

    Maar is dat ook zo en kent deze trend of ‘honger’ naar gemaksvoeding bij iedereen een

    gelijkaardig succes? Is het consumentenlandschap inderdaad zodanig veranderd dat mensen

    steeds meer de voorkeur geven aan gemak en de tijd niet (meer) hebben (of willen nemen) zelf

    te koken? In hoeverre wordt er nog thuis gekookt? Bij welke groepen ligt het gebruik van

    gemaksvoeding hoger dan bij anderen? Hoe en met welke gevolgen heeft gemaksvoeding zich in

    onze kook-, eetpatronen en leven gevestigd? In hoeverre strookt dit met de veelal negatieve

    reacties die gemaksvoeding uitlokt, en in welke mate verschilt dit afhankelijk van de definitie die

    van gemaksvoeding gehanteerd wordt? Aan de hand van deze en andere deelvragen, hoop ik een

    bijdrage te leveren tot het onderzoek naar de manier waarop nieuwe ontwikkelingen hun ingang

    vinden in een voedingscultuur en deze (al dan niet) mee vorm geven en beïnvloeden.

    Om de bovenstaande centrale vraag te beantwoorden, gebruik ik geen pasklare theorie, maar

    baseer ik mij op de inzichten van diverse auteurs om tot een open-ended benadering van

    gemaksvoeding te komen. Wat echter wel fundamenteel is en de nodige aandacht verdient, is het

    probleem van de definiëring van gemaksvoeding en daarvoor is het nodig bepaalde concepten te

    verhelderen. Zo is het bijvoorbeeld van belang, twee componenten toe te lichten, wil ik de rol

    van gemaksvoeding in onze voedingscultuur kunnen vatten: namelijk, een voedingscomponent

    enerzijds en een structurele component anderzijds. Terwijl de eerste component duidt op de

    voedingskeuzes die mensen maken (d.w.z. wat ze eten), heeft de tweede component betrekking

    op de wijze waarop maaltijden in de alledaagse context ingepast en georganiseerd worden

    (d.w.z. de tijdsbesteding). In dat geval gaat deze studie dus niet enkel over wat gekocht, gekookt

    of gegeten wordt (of het voedingsaspect van maaltijden), maar ook over het hoe, waar,

    wanneer, hoelang en met wie de maaltijd bereid en genuttigd wordt (en dus over het

    structurele of contextuele aspect van maaltijden). Met andere woorden: wanneer ik het in

  • HOOFDSTUK 1

    13

    deze studie over het begrip ‘maaltijdstructuur’ heb, dan heb ik het over de tijdsinvulling, de

    context en de manier waarop mensen koken en eten, terwijl de voedingscomponent verwijst

    naar wat klaargemaakt en/of gegeten wordt. Tot dusver is deze samenhang tussen beide

    componenten nog maar zelden grondig onderzocht. Nochtans is deze samenhang net essentieel

    om op een meer genuanceerde en geïntegreerde wijze aan het debat over veranderende

    voedingspraktijken bij te dragen (zie vorige sectie) en vooral indien ik de rol en impact van

    gemaksvoeding wens in kaart te brengen. De ambitie van deze studie is om het verband tussen

    beide te bestuderen en vragen te beantwoorden die vooralsnog weinig of niet wetenschappelijk

    onderzocht werden. Tegelijkertijd levert deze benaderingswijze een meer genuanceerd beeld op

    van onze manier van omgaan met voeding. Naar mijn mening wordt gemaksvoeding vaak te

    eenzijdig benaderd in de literatuur, terwijl het in rekening nemen van deze ‘totale context’ van

    voedingsgewoonten meer inzicht kan geven in haar relatieve positie in onze voedingscultuur.

    Het is net door de focus op deze samenhang te leggen dat ik met deze studie het verschil maak,

    vergeleken met eerder gedaan onderzoek.

    Zowel internationaal als nationaal is het voeren van onderzoek naar recente voedingsgewoonten

    namelijk niet nieuw (bijvoorbeeld, Kjaernes, 2001; Mandemakers & Roeters, 2014; Southerton,

    Diaz-Mendez, & Warde, 2011; Warde, Cheng, Olsen, & Southerton, 2007). Uit het proefschrift van

    sociologe Inge Mestdag (2007b) blijkt dat ondanks enkele kleine verschuivingen (bijv. een

    toename in alleen eten, eten voor de televisie of buiten de normale etenstijden), het eten van

    maaltijden in België nog steeds aan stevige regelmaten en aan duidelijke sociale regels gebonden

    is met betrekking tot de duur, het tijdstip, de plaats en het gezelschap. Kortom, eten doen we niet

    om het even waar, om het even met wie of om het even het moment van de dag. Onze

    maaltijdengewoonten kennen doorgaans nog steeds een vaste structuur. Tot deze eenzelfde

    vaststelling kwamen ook auteurs in andere landen (Kjaernes, 2001; Southerton et al., 2011;

    Warde et al., 2007).

    Met dit proefschrift ga ik verder in op deze inzichten, maar met meer aandacht voor de evolutie

    in het kookgebeuren (wat op tafel staat, op welke manier dit klaargemaakt wordt en door wie)

    en de impact van gemaksvoeding in dit verhaal. Daarover bestaat nog heel wat

    onduidelijkheidDaarom stel ik mij de vraag in hoeverre de veranderingen in onze

    voedingsconsumptie zich verhouden tot de veranderingen (of net de standvastigheid) in onze

    maaltijdstructuur. Dit vraagstuk blijft onbeantwoord in de literatuur, ondanks het feit dat het

    wel een veelbesproken en maatschappelijk bediscussieerd aandachtspunt is. Met dit proefschrift

    beoog ik deze leemte op te vullen. Op die manier hoop ik tot het hoofddoel van deze studie te

    komen waarbij ik wil nagaan in hoeverre gemaksvoeding een middel is dat de

    maaltijdstructuur als een ‘kegelspel’ kan omgooien (omdat iedereen [zelfs de leden van een

  • HOOFDSTUK 1

    eenzelfde gezin] bijvoorbeeld op andere tijdstippen kan eten), dan wel niet een middel is dat

    meer flexibiliteit geeft, maar het ideaal van de conventionele maaltijdstructuur kan

    helpen te bewaren (door hulpbehoevende ouderen zelf nog thuis te kunnen laten eten of in

    tijdsnood snel een pizza op te warmen om toch als gezin samen te kunnen eten). De term

    ‘maaltijdstructuur’ slaat zowel op het kook- als het tafelgebeuren. Daarbij heb ik aandacht voor

    de (mogelijks verschillende) effecten van gemaksvoeding op zowel het koken als het eten van

    maaltijden. Voor elk van deze hoger genoemde relaties onderzoek ik ook het verband met

    individuele kenmerken en sociale achtergrond.

    Dit alles maakt de studie naar de eigenlijke introductie tot de huidige consumptie en rol van

    gemaksvoeding in de huiskeuken, sociologisch uiterst relevant en noodzakelijk. Het biedt de

    mogelijkheid om op een meer fijnmazige manier, bij te dragen aan het debat over het

    verschuiven en het veranderen van voedingspatronen. Bovendien onderzoek ik dit tegen de

    achtergrond van een samenleving waarin sprake is van een schijnbare kookparadox. Enerzijds

    wordt gesteld dat we in een samenleving leven die meer dan ooit in de ban van de tijd is, waarin

    geen of onvoldoende tijd meer is, om met ‘onbewerkte’ basisproducten te koken. Het stijgende

    marktaandeel van kant-en-klare en voorbewerkte ingrediënten lijkt dit alvast te bevestigen.

    Waar geen tijd is om zelf te koken, lijken mensen genoegen te nemen met een schaaltje 2 à 3

    minuten in de microgolfoven. Anderzijds is de belangstelling voor de ‘pure’ keuken en koken

    groot (bijv. het succes van kookprogramma’s, kookworkshops, kookboeken en de toegenomen

    academische aandacht voor dit onderwerp), evenals de interesse in slow food en slow cooking

    waarbij de klemtoon niet ligt op het besparen, maar net op het genieten, en het nemen van de

    tijd. Beide tendensen zijn echter minder paradoxaal dan wat vaak beweerd wordt. De

    toegenomen belangstelling voor koken kan net geduid worden door (de mogelijke onzekerheden

    bij) de veranderingen in de voedselketen, en innovaties zoals gemaksvoeding (Mäkelä, 2009;

    Scholliers, 2006; Szabo, 2015). Misschien beïnvloeden ze elkaar zelfs op een cyclische wijze

    waarbij de belangstelling voor koken, en de behoefte aan onthaasting in de keuken, het gevoel

    van tijdsdruk en drukte bij mensen doet toenemen, en misschien dus ook hun gebruik van

    gemaksvoeding. Dit biedt voldoende stof voor discussie. Met dit onderzoek kan ik hierover

    inzichten aanreiken en nagaan in hoeverre, en bij welke sociale groepen, deze beide bewegingen

    met betrekking tot het ‘besparen’, het ‘kopen’ of het ‘geven’ en ‘delen’ van tijd, het sterkst leven.

    Daarnaast zal dit onderzoek ook raakpunten hebben met veel van de andere thema’s en

    maatschappelijke problemen die academici, beleidsmakers en consumenten vandaag

    bezighouden, zoals het verdwijnen van de gezinsmaaltijd, het verval en de de-structuratie van

    maaltijdpatronen, de individualisering van het leven, de globalisering van voeding, de rol van

    tijdsdruk en de veranderende gezinsstructuren. Zoals de Nederlandse voedseldeskundige Louise

    Fresco over voeding schrijft:

  • HOOFDSTUK 1

    15

    “Weinig onderwerpen roepen meer tegenstrijdige visies op, meer onzekerheid en

    heftiger emoties” (2012, p. 10).

    Kortom, het mag duidelijk zijn dat een studie naar voedingsconsumptie en gewoonten om een

    uiterst complexe materie draait. Toch maakt net dat haar relevant. Het geeft kennis in de sociaal-

    culturele aspecten tussen de consumptie van diverse voedingswaren enerzijds, en de (sociale)

    omkadering en de context van maaltijden anderzijds. Daarnaast onthult het ook een complex

    beeld dat samenhangt met gender(-rollen), sociale klasse, identiteitsbeleving,

    arbeidsverhoudingen, economie en technologie, gezinsidealen, sociale relaties, communicatie,

    tijdsbesteding, beleving en perceptie. Deze opsomming kan eindeloos doorgaan. Dit enkel maar

    om aan te tonen, hoeveel facetten dit onderzoeksonderwerp omvat. Met deze studie hoop ik dan

    ook tot een beter begrip van dit complexe netwerk aan levensaspecten te komen (werk, gezin,

    vrije tijd, …) met bijzondere aandacht voor de rol van gemaksvoeding, die ik als een goede

    indicator beschouw van ontwikkelingen in diverse sferen. Inzicht in de consumptie van

    gemaksvoeding kan een ‘springplank’ zijn naar een beter begrip van de samenleving, haar

    structuren, dynamiek, cultuur en de leefwereld die ons omringt. Echter, om dit te doen, is het

    belangrijk om gemaksvoeding niet geïsoleerd te onderzoeken, maar voldoende te

    contextualiseren. Voedingsgewoonten mogen dan wel een reflectie van onze leefwereld en

    samenleving zijn, zonder facetten van die leefwereld en samenleving mee in rekening te nemen,

    blijft het bij een louter beschrijvende weergave.

    Het belang van ‘context’

    Om gemaksvoeding te contextualiseren benader ik de voedingskeuzes die mensen maken als

    deel van een groter geheel (Scholliers, 2014). Dit doe ik door het consumptiegedrag van mensen

    te kaderen binnen de context van de maaltijdsituatie, hun dagelijkse leefomstandigheden, hun

    gezinscontext, maar ook de maatschappij, haar tijdgeest en geschiedenis (Marshall, 2005; Mintz,

    1996; Scholliers, 2014). Al deze contextelementen hebben immers invloed op het omgaan met

    en denken over voeding. Bovendien is het slechts door voeding vanuit een dergelijk ‘gelaagd’

    perspectief te bestuderen, dat verschuivingen in voedingspatronen en in de daarbij gepaard

    gaande sociale normen en culturele overtuigingen, ten volle begrepen kunnen worden (Marshall,

    2005). De term ‘context’ gebruik ik in de brede zin van het woord, om zowel over elementen op

    macroniveau te spreken als over elementen op microniveau. Veranderingen in voeding staan in

    verbinding met prijsschommelingen en een wisselend voedselaanbod, maar ook met de sociaal-

    economische context van een samenleving, de wetenschappelijke en technologische

    ontwikkelingen, innovaties, levensstijlen en meer (kortom, kenmerken op macroniveau). Het

  • HOOFDSTUK 1

    samenbrengen van al deze elementen staat in wisselwerking met de voedingspatronen en het

    handelen op individueel of microniveau (World Health Organisation, 2015). Met dit onderzoek

    wil ik dan ook proberen deze verschillende interacties in kaart te brengen, door als het ware

    enkele ‘verbindingslijnen’ tussen deze elementen te trekken, hoewel sommige misschien net iets

    meer ‘zichtbaar’ zullen zijn dan andere.

    Het is door het belang van context dat ik er ook voor geopteerd heb om in de titel van dit

    proefschrift de klemtoon op het sociaalhistorische karakter van dit onderzoek te leggen. Dat is

    essentieel, zeker omdat gemaksvoeding (maar ook voedingsgewoonten in het algemeen)

    context-gerelateerd en tijdsgebonden zijn, constant in evolutie zijn en mee met

    maatschappelijke trends evolueren (Candel, 2001; Jackson, 2013; World Health Organisation,

    2015). Door de nadruk op het sociaalhistorische te leggen, wil ik niet zozeer stellen dat dit

    onderzoek aansluit bij het werk van historici, maar er veeleer verder op bouwt. Zo benadrukt

    ook Lotte Holm (2013) dat een sociologische studie naar voeding kennis van het verleden

    vereist. Als socioloog wil ik mij in deze studie dan ook richten op het werk van historici en

    antropologen en op de inzichten die de geschiedenis kan aanreiken, in het helpen begrijpen van

    ‘hedendaagse’ fenomenen. Wat vandaag als nieuw, een trend of innovatie beschouwd wordt,

    heeft vaak al verre wortels in het verleden. Het is daarom belangrijk een stap terug te zetten,

    voedingsonderzoek vanuit een sociaalhistorisch luik te bekijken en dus niet in een vacuüm of

    geïsoleerd te onderzoeken (Julier & Lindenfeld, 2005; van Otterloo, 2000).

    Door het consumptiegedrag van mensen en hun keuze voor gemaksvoeding zo ruim mogelijk te

    contextualiseren, hoop ik een meer volledig beeld van gemaksvoeding te krijgen. Op die manier

    zet ik me af van de dikwijls eendimensionale en te simpele benadering van studies, ofwel op

    voeding en consumptie, ofwel op context en situatie. Door beide elementen in deze studie te

    integreren en hun onderlinge relatie met gemaksvoeding te bestuderen, hoop ik de verschillende

    dimensies van het verhaal toe te lichten. De meerwaarde van dit onderzoek ligt dan ook in deze

    meerdimensionale en brede benadering van (gemaks-)voeding. Hierdoor sluit dit onderzoek ook

    aan bij de recente evoluties in de sociologie van de voeding. Binnen de sociologie is er nog maar

    vrij recent aandacht voor voedingsgebruiken, het alledaagse en de leefwereld. De jaren 1970

    vormen daarbij een belangrijk keerpunt (de cultural turn). In plaats van, zoals voorheen, de

    nadruk op kwantitatieve benaderingen van voeding te leggen (bijv. de calorie-innamen of de

    ontwikkeling van reële voedingsprijzen en hoeveelheden per capita), kwam de nadruk alsmaar

    meer te liggen op de rol en de sociale en culturele betekenissen van voeding (kook- en

    eetgewoonten) in verschillende ‘settingen’ (bijv. culturen, tijdsperiodes, gezinstypes of

    dagelijkse omstandigheden). Aanvankelijk was het vooral het sociale aspect van voeding en haar

    rol bij sociaal onderscheid dat de belangstelling van sociologen trok. Vandaag zijn het vooral de

  • HOOFDSTUK 1

    17

    voedselpraktijken zelf (bijv. met wie we eten; waar, hoe en wat we eten en de patronen die zich

    daarin aftekenen) die steeds meer de aandacht genieten (Kjaernes & Holm, 2007). Met deze

    studie bundel ik elementen uit elk van deze ontwikkelingen, door voedingsconsumptie en -

    gebruiken centraal te stellen en aandacht te hebben voor zowel de rol van context als betekenis.

    Onderzoeksperiode: nutritional transition

    Tot slot wil ik nog benadrukken dat mijn interesse voor gemaksvoeding kadert binnen de

    grootschalige naoorlogse ontwikkelingen in voedingswaren, de doorbraak van de

    consumptiemaatschappij, de verschuivingen in het levensritme en gezinsstructuren, de

    modernisering van de keuken, de maatschappelijke (tijds-)problemen en de veranderende

    tijdsbeleving. Daarbij spits ik mij toe op de periode van 1945 tot nu: van een samenleving

    gekenmerkt door een naoorlogs herstel in alle levensdomeinen naar een consumerende

    vrijetijdssamenleving met een hoger welvaartspeil en koopkracht, ook wel de nutritional

    transition genoemd (Grigg, 1995). Het kenmerkt een periode waarin het alledaagse, eenvoudige

    en eentonige voedingspalet meer divers werd en voeding los van haar fysiologische functie

    (nog) meer symbolisch gewicht en “secondary meanings” (secundaire betekenissen) dan ooit

    tevoren kreeg (Belasco, 2008; Scholliers, 2007a, p. 334). Terwijl voeding procentueel alsmaar

    minder zwaar op het budget van gezinnen woog, gingen de absolute uitgaven aan voeding in

    stijgende lijn bij alle lagen van de bevolking (Schröder, 2003). Deze ‘democratisering’ hield

    echter niet in dat de verschillen in consumptiepatronen kleiner werden. Integendeel.

    Consumptie werd steeds minder een kwestie van basisonderhoud en noodzaak, maar meer van

    expressie, identiteit en levensstijl (den Hartog, 1987). Om het in de woorden van Fresco te

    stellen:

    “Wie tijd heeft omdat hij niet de hele dag bezig is met overleven, zoekt naar

    beleving en zingeving” (2012, p. 283).

    Voor de voedingsindustrie betekende deze ‘democratisering’ een belangrijke factor in haar

    streven naar winst en zelfbehoud. Tegelijkertijd legde de toegenomen financiële draagkracht een

    belangrijk fundament voor de vele innovatieve ontwikkelingen later. Terwijl de kennis en de

    productie van gemaksvoeding er waren, alsmaar meer bijgeschaafd werden en het assortiment

    verder toenam, diende de consumentenvraag naar gemaksvoeding ook (verder) gecreëerd te

    worden. Dat bleek geen eenvoudige opgave (Shapiro, 2004). Voedingskeuzes hingen alsmaar

    meer samen met symbolische, sociale en culturele indicatoren. Voor de voedingsindustrie

    betekende dit een belangrijk aandachtspunt om de intrede van gemaksvoeding in de

    voedingswaren tot een succes te (kunnen) noemen. Het is dan ook belangrijk om in dit

  • HOOFDSTUK 1

    onderzoek de dialectiek tussen vraag en aanbod, consumptie en productie en tussen discours,

    cultuur en praktijk, consequent aan te houden. Dit zal, zoals later nog zal blijken, belangrijke

    gevolgen hebben voor de bronnenkeuze in deze studie.

    Structuur van dit onderzoek

    In het volgende tweede hoofdstuk ga ik dieper in op het theoretische kader en de kennis

    waarop dit onderzoek verder bouwt. Zonder te weten wat reeds over het onderwerp bestaat, is

    het moeilijk een nieuwe bijdrage aan de literatuur te leveren. Daarbij vertrek ik vanuit het

    eerder gedane werk van sociologen, maar ook van antropologen en historici die omtrent

    voedingsculturen, gebruiken, cultuurconsumptie, verandering en ‘culinair conservatisme’

    hebben gewerkt. In het boek Sociology on the menu beklemtonen de sociologen Alan

    Beardsworth en Teresa Keil (1997) het belang om over de grenzen van verschillende disciplines

    heen te denken. Studies naar voeding vragen om een interdisciplinaire benadering en een

    integratie van tradities, methoden en invalshoeken uit verschillende vakgebieden (sociologie en

    geschiedenis, maar ook antropologie, psychologie en economie). In plaats van te zoeken naar

    een uniforme manier van denken en onderzoeken, is het net deze pluriformiteit die een uniek

    kader kan bieden (Scholliers, 2007b). Het ligt dan ook niet in de bedoeling van dit hoofdstuk een

    zoveelste synthese van de verschillende invalshoeken en onderzoeksstromingen te rapporteren.

    Ik wil enkel die elementen (d.w.z. concepten, ideeën, theorieën en bevindingen) aankaarten die

    naar mijn mening in het kader van dit onderzoeksdesign, betekenisvol zijn en een belangrijke

    bijdrage leveren. In die zin heeft dit hoofdstuk een veelal open-ended karakter, dat de nodige

    handvatten aanreikt, om de intrede en de rol van gemaksvoeding in onze voedingscultuur te

    benaderen. Aangezien het begrip ‘voedingscultuur’ een kernbegrip in dit onderzoek vormt, neem

    ik deze notie als basis en vertrek ik vanuit het conceptuele kader dat maaltijdpatronen, een

    voedingscomponent hebben (d.w.z. wat mensen koken en eten) en een structurele component

    (d.w.z. hoe, waar, wanneer mensen koken en eten). Deze tweedeling geeft richting aan dit

    onderzoek en vormt een houvast voor de structuur van de empirische hoofdstukken. Dit laatste

    leg ik zo meteen verder uit. Inhoudelijk is het in rekening nemen van deze tweedeling cruciaal

    aangezien de structurele component meer standvastig blijkt te zijn en minder grote

    veranderingen heeft gekend dan de voedingscomponent. Dat laatste hoef ik niet te

    onderstrepen. Het aanbod en de variatie aan voedingswaren is nog nooit zo groot en complex als

    vandaag geweest. Het is omwille hiervan dat ik in dit hoofdstuk ook aandacht besteed aan de

    (toegenomen) onzekerheid en de ambivalentie die mensen (kunnen) ervaren bij het maken van

    voedingskeuzes. De theoretische inzichten die hierover bestaan, bieden voor dit onderzoek een

  • HOOFDSTUK 1

    19

    belangrijk kader voor het bestuderen van de diffusie van nieuwigheden in het voedsellandschap.

    Bovendien plaats ik deze ambivalentie ruimer door in te zoomen op de sociale en culturele

    context en het waarom achter wat, en hoe, individuen koken en eten. Deze sociale en culturele

    invalshoek is bepalend voor de relatie tussen beide voedingscultuurcomponenten, en hoe

    gemaksvoeding zich daar tot verhoudt. In dat verband ga ik ook in op de discussies die over

    gemaksvoeding en haar rol in de voedingsgewoonten bestaan, en op de controversiële reacties

    die ze uitlokt. Het verschil met eerder verschenen onderzoek ligt in het nagaan van de relatie

    tussen beide voedingscultuurcomponenten, en het effect van gemaksvoeding. Dit werd tot

    dusver nog niet onderzocht en mondt uit aan het einde van dit hoofdstuk in concrete

    vraagstellingen.

    Op basis van dit literatuuroverzicht verdiept en systematiseert het derde hoofdstuk de

    onderzoeksvragen. Vervolgens licht ik de benaderingswijze toe die ik gebruik om deze vragen te

    beantwoorden, stel ik de bronnen voor en bespreek ik hun voordelen en tekortkomingen.

    Daarbij heb ik oog voor het opzet van deze studie en het conceptuele raamwerk dat ik in het

    eerste hoofdstuk geconstrueerd heb, en argumenteer ik waarom net deze methodologische

    keuzes, geschikt zijn voor dit onderzoek. Hoewel deze studie in de eerste plaats kwantitatief van

    aard is, met cijferreeksen werkt en de focus op (veranderende) maaltijdpraktijken ligt, gemeten

    aan de hand van Belgische en Vlaamse tijdsbudget- en huishoudbudgetdata, vul ik deze gegevens

    (hoewel in enigszins kleinere mate) ook aan met een kwalitatieve focus die aandacht schenkt

    aan het denken over en het (veranderende) culturele kader of discours achter voeding(-

    sgewoonten). Hiervoor maak ik gebruik van diepte-interviews en voedingsreclame. Door

    verschillende bronnen te hanteren, hoop ik zowel inzicht te krijgen in de gewoonten en

    gebruiken van mensen, alsook in hun waarden en normen. Deze keuze voor een divers

    bronnengebruik, doet ook recht aan de brede benadering die ik hanteer en is bovendien zeer

    passend voor een studie naar een complexe materie. Het zwaartepunt van dit onderzoek ligt

    vooral op de consumentenkant van het verhaal, hoewel ook de producentenkant aan bod komt,

    weliswaar meer ter inleiding van het onderwerp, namelijk in hoofdstuk 4.

    In het vierde hoofdstuk geef ik een historisch overzicht, en ga ik in op de geschiedenis van

    gemaksvoeding, haar ontstaan en ontwikkeling, de rationalisering van de keuken en het

    huishouden, de commercialisering van de voedselketen, en de opkomst van de moderne

    consument. Kennis van het verleden verschaft de nodige informatie om huidige trends te

    begrijpen, en zelfs zicht te krijgen op de toekomst. Ik schets de productiezijde van het verhaal, en

    onderzoek hoe gemaksvoeding door de producenten zelf geïntroduceerd, voorgesteld en

    gedefinieerd werd. Door de introductie van nieuwe producten dienden mensen geïnformeerd,

    aangemoedigd of overtuigd te worden. Welke verkoopargumenten, ideeën en denkbeelden

  • HOOFDSTUK 1

    werden over de consumptie (maar ook over de consumenten) van gemaksvoeding verspreid?

    Indien van toepassing, met welke context, kook- of maaltijdsituaties werd ze geassocieerd?

    Welke veranderingen zijn in elk van deze aspecten, doorheen de afgelopen decennia

    opgetreden? Antwoorden op deze vragen, zoek ik in voedingsreclame. Gebaseerd op de

    inzichten van antropoloog Sidney Mintz ga ik na, “how those who make and sell us what we

    consume, affect our symbol-making so that their products becomes us (both conceptually, as well as

    physically)” (1996, p. 14). Bovendien geeft voedingsreclame een reflectie op een cultuur, haar

    idealen en gewoonten, meer dan dat het haar verandert (Barthes, 2013 [1961]; McDowell,

    2004). Reclame is een spiegel van de samenleving, hoewel ze ook bepaalde voorstellingen kan

    propageren die niet of nauwelijks leven bij of ingang vinden bij mensen. Op die manier is het

    geen letterlijke afspiegeling van de werkelijkheid, maar een afspiegeling van ideologieën en

    sociaal geconstrueerde beelden. Of nog met andere woorden: reclame geeft niet zozeer

    informatie over de werkelijke consumptiepatronen, maar wel over de ideeën en idealen die over

    voeding bestaan, wat wenselijk is en wat niet. De voedingsadvertenties die ik gebruik, vormen

    niet de kern van dit onderzoek, maar geven wel een impressie, en zijn in die zin een belangrijke

    ‘smaakmaker’. Ze bieden een manier om voeling te krijgen met de onderzoeksmaterie en

    vormen een introductie naar de andere empirische hoofdstukken. Ik vermeld wat dit materiaal

    leert over het aanbod van gemaksvoeding, haar definities en betekenissen en hoe dit in

    wisselwerking met de sociale, culturele en economische evoluties, doorheen de tijd veranderd

    en geherdefinieerd is. Het doel van dit hoofdstuk is om een brug te slaan naar het volgende

    hoofdstuk en aan de hand van een kijk op de geschiedenis, tot een duidelijk afgebakend begrip

    van gemaksvoeding te komen. In dat opzicht is dit hoofdstuk meer dan enkel een ‘smaakmaker’,

    maar verschaft het de nodige (historische) achtergrond en informatie omtrent de evolutie, de

    intrede en de betekenis van gemaksvoeding in onze voedingscultuur. Bovendien is kennis over

    het verleden en over de introductie van gemaksvoeding essentieel om naar een heldere

    conceptualisering van gemaksvoeding toe te werken: het tweede belangrijke kernbegrip in mijn

    studie naast ‘voedingscultuur’. Daarom houd ik de definitie van gemaksvoeding in de

    beginhoofdstukken bewust vaag, en vertrek ik vanuit de algemene visie die over dit type van

    voeding bestaat, alvorens de term ‘gemaksvoeding’ verder te preciseren en meetbaar te maken.

    Het is echter wel van belang in het achterhoofd te houden dat deze algemene definitie, een brede

    waaier aan ontwikkelingen dekt. Zo kende het begrip in 1990 een andere invulling (bijv.

    diepvriesmaaltijden, vers verpakte kant-en-klare schotels, etc.) dan in 1960 (bijv. confituur,

    blikwaren, koekjes, etc.) bijvoorbeeld.

    In het vijfde hoofdstuk ga ik in op het probleem van definiëring van gemaksvoeding. Het

    conceptualiseren en eenduidig definiëren van een begrip als gemaksvoeding is dan ook van

    uiterst belang en een uitdaging voor dit onderzoek, om haar huidig aandeel en belang in onze

  • HOOFDSTUK 1

    21

    voedingscultuur te kunnen bestuderen. Afhankelijk van hoe breed of beperkt het begrip

    afgebakend wordt, krijgt het verhaal en het debat rond gemaksvoeding immers een andere

    wending, met consequenties voor de conclusies van dit proefschrift. In dat opzicht verschaft het

    voorafgaande historische luik, samen met ook de informatie uit hoofdstuk 2, de nodige kennis

    omtrent wat gemaksvoeding typeert, hoe ze ontstaan is en sinds de naoorlogse periode, tot en

    met vandaag, geëvolueerd is. Op die manier ga ik niet enkel in op de wijze waarop

    gemaksvoeding, de samenleving in al haar facetten beïnvloed en gevormd heeft, maar ook

    omgekeerd, namelijk hoe de veranderende samenleving, haar aanbod, consumptie en

    betekenis(sen) veranderd heeft. In dit hoofdstuk werk ik op basis van de literatuur, een

    eenduidige, moderne en meetbare definitie van gemaksvoeding uit. Ik vergelijk hoe

    verschillende auteurs het begrip omschrijven en meten en opteer voor een definitie die het best

    aansluit bij de doelstelling van deze studie. Het ligt dan ook niet in mijn bedoeling een

    ‘duurzame’ definitie van gemaksvoeding uit te werken, die naar andere onderzoeken

    veralgemeend kan of moet worden, simpelweg omdat haar betekenis nu eenmaal niet

    standvastig, en steeds vatbaar voor discussie is. Elk onderzoek heeft eigen klemtonen en

    doelstellingen. Mijn definitie komt met opzet maar pas vrij laat in deze studie aan bod, om haar

    voldoende theoretisch te kunnen inbedden en wetenschappelijk te verantwoorden. Deze aanzet

    is noodzakelijk om tot een volledig en duidelijk beeld van gemaksvoeding te komen.

    Anders dan in hoofdstuk 4, richt ik mij in hoofdstuk 5, en het daaropvolgende, op het werkelijke

    consumptie-, kook- en eetgedrag. Zoals reeds vermeld, is het begrip ‘voedingscultuur’ daarbij

    richtinggevend. Eerst ga ik verder in op het uitwerken van de vraag omtrent de opkomst en het

    aandeel van gemaksvoeding in onze voedingspatronen (d.w.z. in wat we eten). Vervolgens heb ik

    aandacht voor de veranderende maaltijdstructuur, en de tot nog toe onderbelichte

    veranderende invulling(-en), context en betekenis(-sen) van koken (hoofdstukken 6 en 7). Tot

    slot concentreer ik mij op de manier waarop beide componenten (d.w.z. de voedingscomponent

    en de structurele component van maaltijden) zich tot elkaar verhouden, en op de impact van

    gemaksvoeding in het bijzonder (hoofdstuk 8). Samen bouwt elk van deze hoofdstukken op

    naar de centrale doelstelling om de rol die gemaksvoeding in het behoud en/of de fragmentatie

    van de Belgische maaltijdstructuur te onderzoeken. Dit vormt het onderwerp van het laatste

    empirische hoofdstuk. Het is enkel maar door zowel op het niveau te kijken van wat mensen

    kopen, koken en eten als op het niveau van de structuur van maaltijdgewoonten, dat een

    antwoord geformuleerd kan worden op het vraagstuk of gemaksvoeding, een nefaste invloed op

    de conventionele maaltijdgewoonten heeft, dan wel of niet een sleutel is tot het bewaren van

    vaste structuren en gewoonten.

  • HOOFDSTUK 1

    Tenslotte breng ik in een afsluitend hoofdstuk (hoofdstuk 9) de belangrijkste bevindingen uit

    deze studie samen. Ik evalueer de studie, overloop haar verdiensten, maar ook tekortkomingen

    en sluit af met enkele reflecties en suggesties voor vervolgonderzoek.

    Het mag duidelijk zijn dat dit doctoraatsonderzoek meer is dan alleen maar een verhaal over

    (gemaks-)voeding en koken. Het gaat ook over veranderende levensstijlen en ideologieën;

    innovaties, ‘tradities’ en conflicten; processen van productie, consumptie en interactie;

    vertrouwen en onzekerheid; vrije tijd en tijdswinning; aspecten van gender; en over hoe mensen

    zichzelf, hun relaties, leven en tijd (kunnen en willen) organiseren en beleven. Voeding biedt een

    uitstekende invalshoek om de verschillende maatschappelijke en sociale strekkingen, die zich in

    het verleden en vandaag hebben afgetekend, af te lezen. Wat en de manier waarop mensen eten,

    staat in wisselwerking met de restricties (of net de mogelijkheden) van het dagelijks leven, en de

    structurele ontwikkelingen op samenlevingsniveau. Anders geformuleerd: een blik in de keuken

    werpt een blik op het leven. Net omdat voeding raakvlakken heeft met haast alle facetten van de

    samenleving, sluit dit proefschrift ook aan bij andere belangrijke thema’s in de sociologie, zoals

    inzichten over de verdeling en het uitbesteden van huishoudelijk werk, de werk-gezinsbalans,

    genderidentiteit, het dagelijks leven en sociale verandering. Daarnaast bestaan ook vele

    verbanden met de familiesociologie, zoals literatuur over ‘emotie werk’ en normen met

    betrekking tot goed ouderschap. De bevindingen uit deze studie zijn interessant voor

    voedingsexperts, gezondheidswerkers, wetenschappers, politici en beleidsmakers, en niet in het

    minst voor huishoudens (en voor eender wie) die meer wil weten over voedingsconsumptie,

    gewoonten, de rol van verandering en tijd. Zo stelt socioloog Dirk Geldof:

    “We staan zelden stil bij onze dagelijkse consumptie, zo evident is ze. Hoog tijd om

    dat wel te doen” (2007, p. 35).

  • HOOFDSTUK 2

    23

    2.

    Theoretische situering OVER VOEDING, VOEDINGSGEWOONTEN EN HUN SOCIAAL-CULTURELE FUNCTIES

    In all societies, eating habits and rituals are governed by conventional analogous to those that

    give meaning and stability to verbal languages themselves. This aggregate of conventions, which

    we shall call “grammar”, informs the food systems not as a simple compilation of products and

    foods, assembled in a more or less casual fashion, but rather as a structure, inside of which each

    component defines its meaning.

    A. Beardsworth & T. Keil (1997: 51-52), Sociology on the menu

    In het boek Food Words plaatst Jackson (2013) enkele vraagtekens bij de meest elementaire

    begrippen in het veld van voedingsstudies, te beginnen bij het woord ‘voeding’. Zo stelt hij hoe

    voeding niet enkel te reduceren valt tot een bundeling van mineralen, vitaminen, vetten, vezels

    en proteïnen, maar om meer dan louter voedsel gaat. De belevings- en de voelingswaarde doen

    er, net zoals de voedingswaarde en de producten, evenzeer toe (Dagevos, 2005). Dit werd reeds

    uitvoerig beschreven in het inleidende hoofdstuk. Ook het citaat hierboven maakt duidelijk hoe

    voeding met sociale normen en dieperliggende betekenissen samenhangt, dat ze haar eigen

    ‘logica’, ‘grammatica’ en ‘structuur’ krijgt (Beardsworth & Keil, 1997). Voeding is een indirecte

    manier van communiceren. Ze biedt tal van inzichten in ‘smaken’ (in brede zin), attitudes en

    waarden, geeft uitdrukking aan situaties en handelingen (bijv. werk, vrije tijd en het

    gezinsleven), symboliseert manieren van zijn (bijv. het verschil tussen ‘man’ en ‘vrouw’ zijn),

    trekt sociale grenzen en markeert ideologische verschillen (Barthes 2013 [1961]). “Ons eten is

    steeds meer eten en betekenis geworden”, stelt Elchardus (2007, p. 97). Het is minder (of niet

    enkel) de functie van voeding die van tel is, maar ook haar betekenis (Beardsworth & Keil,

    1997): haar “spirit”, zoals Roland Barthes het definieerde (2013 [1961], p. 26). Die betekenis of

    ‘spirit’ is relatief en hangt sterk af van de context (bijv. de tijd, het gezelschap of de plaats van

  • HOOFDSTUK 3

    consumptie). Als socioloog is het dan ook belangrijk te zoeken naar die onderlinge relaties en

    patronen, en aandacht te hebben voor de wijze waarop mensen met voeding omgaan (Barthes,

    2013 [1961]). Wat en de manier waarop mensen koken en eten (in het Engels gedefinieerd als

    foodways), geeft immers toegang tot deze ‘cultuur’ van voeding(-sgewoonten) (Gofton, 1995a;

    Lawrance & de la Peña, 2013).

    Het is ook op deze manier dat ik in deze studie naar de intrede, de diffusie en de rol van

    gemaksvoeding in de Belgische voedingscultuur zal kijken. In het vorige hoofdstuk kwam reeds

    aan bod dat de term ‘gemaksvoeding’ niet eenvoudig te definiëren is. Dat geldt evenzeer voor de

    term ‘voedingscultuur’. Zo stelt Jackson (2013) hoe de term slechts weinig verklarende waarde

    heeft en haast een leeg begrip is. Vaak wordt dit vaag benaderd (Albala, 2011). Omwille hiervan

    is het beter om over “social and cultural practices” te spreken (Jackson, 2013, p. 6). Wanneer ik

    het in deze studie dus over voedingsculturen heb, dan bedoel ik de voedselpraktijken van

    mensen (foodways), die ik op een zodanig manier zal benaderen dat ze inzichten geven in de

    achterliggende betekenissen en de sociaal-culturele aspecten van voeding(-sgewoonten).

    Niettemin blijft het bij een ‘benadering’ en een reductie van de realiteit, en sluit ik mij aan bij het

    standpunt van historicus Ken Albala, die spreekt van “food culture snapshots” (ibid., p. x). Om

    echter ook over verandering in onze voedingscultuur te kunnen spreken, vormt de theorie van

    de paradox van de omnivoor een interessant en functioneel kader dat aansluit bij mijn

    onderzoek. In dit hoofdstuk geef ik meer duiding bij het ontstaan van deze paradox, en wat hij

    kan leren over de diffusie, de betekenis, en de rol van gemaksvoeding in onze voedingscultuur:

    het uiteindelijke empirische veld van deze studie.

    Het begin van dit hoofdstuk bestaat uit een algemene uiteenzetting en verkenning van de

    literatuur over het begrip ‘voedingscultuur’, de rol van verandering en betekenis bij

    voedingsgewoonten, en de sociale mechanismen achter voedingsconsumptie. Ik heb nog niet

    meteen aandacht voor gemaksvoeding, alhoewel er wel al verwijzingen tussen de regels door te

    lezen zijn. Later in dit hoofdstuk komt aan beurt in hoeverre deze inzichten de nodige

    wetenschappelijke basis vormen om de opkomst, de consumptie en de betekenis van

    gemaksvoeding te kaderen. Daarbij geef ik een beknopt overzicht van wat over dit onderwerp

    bekend is, en licht ik enkele denkpistes en benaderingen toe, alvorens mijn eigen onderzoek