Marineblad Mei 2010

36
marineblad nummer 3, mei 2010, jaargang 120 Uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren Manager van de menselijke maat De ervaringen van het thuisfront Technische innovaties in onderhoud

description

Magazine van de KVMO

Transcript of Marineblad Mei 2010

Page 1: Marineblad Mei 2010

marinebladnummer 3, mei 2010, jaargang 120 Uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren

• Manager van de menselijke maat

• De ervaringen van het thuisfront

• Technische innovaties in onderhoud

Page 2: Marineblad Mei 2010

INHOUD nummer 3, mei 2010, jaargang 120

4

12

28

10

20

Manager van de menselijke maat

De ervaringen vanhet thuisfront

De kiezer wenst waar voorzijn geld

Koninklijke Marine hielp bijboorplatformramp voor deNoorse kust, maart 1980

Technische innovaties inonderhoud kunnen

instandhouding verbeteren

3 COLUMNVoorzitter KVMO

4 INTERVIEWManager van de menselijke maat

7 REACTIES

8 OPINIEEen nieuwe NAVO-strategie

10 OPINIEDe kiezer wenst waar voor zijn geld

11 BOEKEN

12 KENNIS EN WETENSCHAPDe ervaringen van het thuisfront

18 IN BEELDSergeant-adelborst M. Verbrugge

20 KENNIS EN WETENSCHAPTechnische innovaties in onderhoudkunnen instandhouding verbeteren

25 DE MARINEFAMILIEFamilie Braanker

28 HISTORIECatastrofe op de Noordzee

31 REÜNIES

32 TERUGBLIKKEN METW. Platje

34 KVMO-ZAKEN

Het Marineblad is een uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren en verschijnt 8 keer per jaar

2

Page 3: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

KLTZA R.C. Hunnego, voorzitter KVMO

ISSN: 0025-3340

Hoofdredactie:KLTZA R.C. HunnegoKLTZ b.d. mr O.W. Borgeld, a.i.

EindredactieKLTZ b.d. mr O.W. Borgeld, a.i.

ArtikelencommissieLTZT 1 F.G. Marx M.Sc., LTZE 2OC dr. ir. W.L.van Norden, KTZE ir. V.C. Rademakers,LTZ2OC drs. R.M. de Ruiter, KTZ b.d. L.J.M.Smit, LNTKOLMARNS drs. A.J.E. WagemakerMA, KLTZA mr. H. Broekhuizen.

Medewerkers:Mw. drs. Z. Borgeld-Guman, LNTKOLMARNS H.J. Bosch Bc,prof.dr. J. Colijn, KLTZT H. Boomstra (cartoon)AVDD (foto’s, tenzij anders vermeld)

Adres redactieWassenaarseweg 22596 CH Den HaagTel. 070-383 95 [email protected]

VormgevingFrank de WitTel. 038-455 17 54

DrukwerkThieme MediaCenter ZwollePostbus 10258000 BA Zwolle

Advertenties070-383 95 04

Abonnementsprijs Voor leden van de KVMO is het MarinebladgratisNiet-leden betalen € 49,50 (NL) of € 69,50(buitenland) per jaar

Copyright MarinebladOvername van artikelen is enkel toegestaan naschriftelijke toestemming van de redactie enonder uitdrukkelijke vermelding van de bron.Artikelen in het Marineblad vertolken nietnoodzakelijk de visie van het hoofdbestuur vande Koninklijke Vereniging van Marineofficierenof van de redactie. De inhoud van artikelenblijft geheel voor verantwoording van deauteur(s). De wijze van aanleveren van artikelenis in te zien op www.kvmo.nl/marineblad.

AdreswijzigingZo tijdig mogelijk schriftelijk doorgeven aan:Secretariaat KVMO Antwoordnummer 93244 2509 WB Den Haag(geen postzegel nodig)of [email protected]

Foto Cover: Vice-admiraal Matthieu Borsboom (AVDD)

Wanneer dit Marineblad op uw deurmat valt, maaktNederland zich op voor de herdenkingsplechtigheden enfestiviteiten van 4 en 5 mei. Rond deze dagen is er terecht veelaandacht voor de erkenning en waardering voor deslachtoffers en de veteranen van de oorlogen en missieswaarbij Nederland betrokken is geweest.

Erkenning en waardering was er ook op 14 april jl., toen vijftienmilitairen uit handen van de minister van Defensie eendapperheidsonderscheiding ontvingen. Zoveel als mogelijk en plein

publique, werden zij onderscheiden voor de moedige wijze waarop zij, onder vijandelijk vuur,hun werk in Afghanistan hebben gedaan. Erkenning en waardering voor de prestaties van de bemanning van Hr.Ms. Tromp. Het idee van‘dweilen met de kraan open’ doordat opgepakte piraten steeds opnieuw (voorzien van eenlunchpakket en voldoende brandstof) heen werden gezonden, wordt nu voor een keergelogenstraft. Duitsland maakt werk van het berechten van de opgepakte piraten. Ik hoop dat erop korte termijn een structurele oplossing komt voor de berechting van alle opgepakte piraten.

Erkenning en waardering is er ook door de motie-Pechtold, waarin de staatssecretaris vanDefensie wordt gevraagd actief dienende militairen, die één of meer missies achter hun naamhebben, de status van veteraan te geven. Deze breed gesteunde motie is meegenomen in deconcept-Kaderwet Veteranen. Hoe de veteranenstatus voor actief dienenden precies in depraktijk gaat uitpakken is nog ongewis. Uitgangspunt moet steeds zijn dat de Nederlandseregering zich verantwoordelijk voelt voor de goede (na)zorg van alle militairen, actief ofpostactief, die uitgezonden zijn geweest.Erkenning en waardering ook voor alle militairen en burgers bij Defensie met het EindrapportVerkenningen, dat een gedegen houvast biedt voor de toekomst van Defensie. De BredeHeroverwegingen zijn van een geheel andere orde; het is een schraplijst gebleken van snellebezuinigingen die de goed onderbouwde analyses van de Verkenningen wel eens danig in hetvaarwater kunnen gaan zitten. Daarnaast is het – na enig duw- en trekwerk – door Defensiepubliekelijk erkennen van de financiële problemen in de materieelexploitatie, een steun in derug van het personeel dat dagelijks met de gevolgen hiervan moet omgaan.Erkenning en waardering voor het thuisfront, dat immers langdurig in spanning zit over deuitgezonden militair. Dr. Manon Andres is gepromoveerd op haar onderzoek naar de gevolgenvan langdurige, werkgerelateerde scheiding. In dit Marineblad beschrijft zij de conclusies vanhaar onderzoek. Ik wens u veel leesplezier.

Erkenning en waardering

Ł

COLUMN 3

Vlak voor het ter perse gaan van deze uitgave van het Marineblad, bereikte ons het bericht dat op zaterdag 17 april in Uruzgan een aanslaghad plaatsgevonden met een geïmproviseerd explosief. Hierbij zijn de 29-jarige korporaal van de mariniers Jeroen Houweling en de 23-jarige marinier Marc Harders gesneuveld. Een 21-jarige marinier raakte hierbij gewond. De twee gesneuvelden en de gewonde militairzijn alle leden van het Eerste Mariniersbataljon van het Korps Mariniers, gelegerd op de Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn.

Het hoofdbestuur van de KVMO is geschokt door dit bericht en betuigt haar medeleven aan de nabestaanden, vrienden en collega's enwenst hen de kracht toe dit zware verlies te dragen. Voorts wenst het hoofdbestuur de gewonde marinier een voorspoedig herstel toe.

De artikelen in deze uitgave waren al gereed en wij waren niet meer in staat de inhoud daarvan aan te passen. Zo was ook het interviewmet de Commandant Zeestrijdkrachten, vice-admiraal Matthieu Borsboom, op dat moment al geschreven. Hierdoor kon in het interviewgeen verwijzing naar de gesneuvelden en de gewonde marinier plaatsvinden. In een reactie heeft de admiraal het volgende laten weten:“Namens al het marinepersoneel – militairen en burgermedewerkers – wil ik mijn medeleven betuigen aan de nabestaanden van JeroenHouweling en Marc Harders en hen veel sterkte toewensen. Ik wens de gewonde marinier een spoedig herstel en hem en zijn familie ookveel sterkte. Ik wens tevens alle collega’s overal ter wereld, maar in het bijzonder in het uitzendgebied de kracht toe om ondanks hetverlies hun belangrijke werk in deze moeilijke tijd voort te zetten.”

Page 4: Marineblad Mei 2010

INTERVIEW Door R.C. Hunnego en drs. T.R. Timmerman4

Hoe ziet u de toekomst van de Marine met de Maritieme Visiein de ene hand én de Verkenningen plus BredeHeroverwegingen in de andere hand?‘De Marinestudie is op het goede moment opgesteld en uitgevoerd, los vanbezuinigingsoperaties. Het is een herschikking van capaciteiten die de ver-anderende omgeving reflecteert. In de maritieme omgeving zien we steedsmeer ongewenste elementen. Drugstransporten, mensensmokkel en pirate-rij zijn voorbeelden van activiteiten die de vrije zee criminaliseren en devrije handelsstromen bedreigen. De relevantie van de maritieme omgevingvoor de handel en voor Nederland als handelsnatie wordt zowel in deMarinestudie als in de Verkenningen bevestigd. In de Verkenningen wordtook van geen enkele maritieme capaciteit gezegd dat deze niet langerbenodigd is. Dat is een belangrijke notie. De Verkenningen geven perspec-tief op een bestendige defensieorganisatie. De Heroverwegingen zijn van totaal andere orde. Het is een pakket van

Honderd dagen nadat vice-admiraal Matthieu Borsboom in Den Helder het commando over het

maritiem krijgsmachtdeel op zich nam, beantwoordt de marineman tien vragen over de maritieme

toekomst, zijn visie en speerpunten. Met grote aandacht voor personeel, communicatie, creativiteit en

diversiteit ontpopt de nieuwe Commandant Zeestrijdkrachten zich als een manager van de menselijke

maat.

Manager van de menselijkemaat

Wie is Matthieu Borsboom?

Geboren (1959) en getogen in Den

Haag wilde Matthieu Borsboom op

jonge leeftijd biochemie studeren.

De wankele economische situatie

eind jaren zeventig en de hoge werk-

loosheid onder academici, deden

hem anders besluiten. Zijn avontuur-

lijke inborst zette hem op de fiets

naar Den Helder. Daar, 125 kilometer

van zijn residentie, lag een glansrijke

carrière voor de Hagenaar in het ver-

schiet.

Als zeedienst officier en commando-

centrale officier vervulde Borsboom

talloze varende functies. Ook voerde

hij het bevel over twee van Harer

Majesteits schepen, gevolgd door

plaatsingen bij CAMS Force Vision,

de Defensiestaf en een uitzending

van twaalf maanden naar

Afghanistan. Op 22 januari dit jaar

werd de loopbaan van Borsboom

bekroond met het bevel over de zee-

strijdkrachten.

Naast zijn werk, is Borsboom altijd

met één been in de maatschappij blij-

ven staan. Zo was hij op 28-jarige leef-

tijd de jongste voorzitter van een

parochie in Nederland, richtte hij een

kookclub op, is hij fervent bergklim-

mer, liefhebber van de opera en loopt

hij lange afstanden. Matthieu

Borsboom is getrouwd met Ernie

Borsboom-Miga. Samen hebben ze

drie kinderen, die alle drie – geïnspi-

reerd door de verhalen van hun vader

– kozen voor de Marine.

Page 5: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

5

korte termijn, kille bezuinigingsmaatregelen. Een enor-me stapel van inventarisaties van varianten. Niet meeren niet minder. De toekomst hangt af van de kaders diehet nieuwe kabinet aan Defensie meegeeft voor de beno-digde bezuinigingen. Wordt het een percentage van hetbudget of wordt het ingekaderd in oplossingsrichtingen?In beide gevallen hoop ik dat Defensie de ruimte krijgtom daar zoveel mogelijk op grond van de Verkenningeninvulling aan te geven.

U hecht veel waarde aan samenwerking. Aanjoint, integraal en flexibel opereren. Hoe zijnuw ervaringen daarmee?In Afghanistan heb ik van binnenuit ervaren hoe de jointsamenwerking werkt en die ervaringen zijn goed. Eensuccesvolle organisatie weet zich aan te passen aan zijnomgeving. Daar hoort joint opereren bij. Dat moet nietalleen met de mond worden beleden. Door het bundelenvan verschillende capaciteiten krijg je een sterker ver-band. Maar we moeten niet alleen binnen de defensieor-ganisatie samenwerken, maar óók met andere landen eninterdepartementaal. De Kustwacht voor de NederlandseAntillen en Aruba is daar een mooi voorbeeld van. Ik hebdan ook opgeroepen om nieuwe samenwerkingsverban-den te onderzoeken. Wees creatief.

Creatief samenwerken

Ik roep ook op om nieuwe, creatieve samenwerkingsverban-den te onderzoeken. Ik zal één voorbeeld geven uit mijn erva-ringen van enkele jaren geleden, opererend in de West methet stationsschip in de context van counterdrugsoperaties. Opeen gegeven moment hebben we gewoon gekeken: wie heeftnu juridisch de meeste bevoegdheid? Niet de militairen, delokale politie of de marechaussee, uiteindelijk was dit de lokaledouane. Want de douane kon staande houden, schepen enmensen, zonder dat er een verdenking was. Met één douane-ambtenaar aan boord van het fregat creëer je de mogelijkheidom allerlei schepen te gaan stoppen en te boarden. Wat daar-voor nooit was gebeurd. Dan vind je opeens wapens en illega-len en drugs. Dat is nu een voorbeeld waarvan ik zeg dat creatief zoeken,compleet nieuwe samenwerkingsverbanden oplevert.

Op dit gebied bieden de bedreigingen van de komendetijd juist kansen. We worden gedwongen om over deschotten van de departementen te kijken, om te zoekennaar de bundeling van krachten. Zowel nationaal alsinternationaal. Want uiteindelijk moeten we het supervi-seren en bewaken van de vrije zee ook in multidiscipli-naire verbanden uitvoeren. Want geen enkel land heeftde capaciteit om overal op die vrije zee maritieme politie-agent te spelen.’

Hoe ziet u internationale samenwerking, zoalsmet België en waar liggen de grenzen?‘De samenwerking met de Belgische marinecomponent isde meest vergaande vorm die je kunt bedenken. We zit-ten compleet geïntegreerd in elkaars maritieme organisa-tie. Van het niveau van de Admiraliteit, de bedrijfsvoe-

ring tot gemeenschappelijke opleidingen. We gebruikendezelfde middelen, zoals M-fregatten en mijnenjagers. Enook op het gebied van onderhoud vindt kruisbestuivingplaats. Een stap verder – en dat gebeurt incidenteel – isdat personeel op elkaars schepen vaart. Daar blijft altijdde autonomie van een land gelden. De politiek bepaalt ofeen land deelneemt aan een operatie. Dus wanneer eenland niet deelneemt, zit je met personeel dat dan van deeenheid afmoet. Daar ligt dus de grens van de samenwer-king. Een grens die geldt voor alle landen. Ook bij het Korps Mariniers vindt verregaande internatio-nale samenwerking plaats. We gaan verder op het padvan samenwerking binnen de ‘UK-NL Amphibious Force’ enmet het Amerikaanse Marine Corps. De mariniersorganisa-tie en het integrale concept wordt elke keer getoetst. Hetlevert een doelmatigheidsslag, maar ook een kwaliteits-slag. Als in missiegebieden de organisaties elkaar ken-nen, geeft dat vertrouwen. Dat moet je nastreven.’

Twee onderwerpen op personeelsgebied staanvolop in de belangstelling: genderbeleid enrangharmonisatie. Hoe staat u daar tegenover?‘Het dossier rangharmonisatie ligt bij de Hoofd DirecteurPersoneel. Harmoniseren is het gelijktrekken van nive-aus. Hierbij bestaat de neiging om het lagere niveau bij

het hogere te trekken. Maar in een tijd als deze kan deharmonisatie ook wel eens de andere kant opgaan. Dusweet wat je vraagt.

Gender wil ik verbreden naar diversiteit. Hierbij gaat hetniet om percentages. De Marine is een afspiegeling vande maatschappij en van de mensen in de maatschappij.Maar staat zelf ook midden in die maatschappij. Het isde vijver waaruit je vist, maar ook de basis van je draag-vlak. Daarnaast kan je diversiteit ook aanwenden. InAfghanistan merkte ik de behoefte aan vrouwelijke mili-tairen om in contact te treden met Afghaanse vrouwen.Voor mannelijke militairen was dat haast onmogelijk.Zelf had ik een vrouwelijke culturele adviseur vanAfghaanse en Nederlandse nationaliteit, in uniform, diedat allemaal personifieerde. Diversiteit – van gender totgeloof – biedt verbreding. Dat moeten we benutten enaan werken.’

Hoe schat u de LOM-leeftijd in 2025?‘Tegen die tijd is deze geharmoniseerd naar zestig engaan we meer kijken naar wat iemand kan. Ik ben danook groot voorstander van demotie. Het is een maatregelwaarmee je verder flexibiliseert in de piramide van hetgesloten personeelssysteem. Nadat je je persoonlijke top

Ik wil open communiceren en daarbij wil ik gebruik maken van

nieuwe middelen, zoals Twitter en eenweblog. Iedereen mag zien waar

ik mee bezig ben.

Ł

Page 6: Marineblad Mei 2010

INTERVIEW Manager van de menselijke maat6

hebt bereikt, waarom zou je dan niet werk kunnen gaandoen wat je leuk vindt? Neem bijvoorbeeld iemand uit detechniek, die in het management gaat werken, maaraltijd de techniek leuk blijft vinden. Waarom laat je diedan niet nog een paar jaar lekker sleutelen? Het is eenbeetje ‘out of the box’. Maar het pijltje naar boven, bene-den, links en rechts moet flexibeler.’

Defensie werkt steeds paarser. Wat betekent ditvoor de eigen identiteit?‘De identiteit van de marineorganisatie is niet in conflictmet de identiteit van de defensiemedewerker. Dat ver-sterkt juist. Als je weet waar je vandaan komt, dan heb jeeen basis van waaruit je beter en sterker kan samenwer-ken. Dat klinkt misschien paradoxaal, maar daar geloofik in. De kunst is dus om de eigen identiteit in stand tehouden en te borgen, zonder dat dit ten koste gaat vansamenwerking met anderen. Dáár ligt de crux. Je werktbeter samen, omdat je uit een eigen identiteit opereert.’

Is Afrika voor CZSK een aandachtsgebied?‘Zeker! Zo beschrijft de “Mariteam Afrika Roadmap CZSK”de potentiële activiteiten van ons krijgsmachtdeel op enrond het Afrikaans continent voor de middellange ter-mijn. Een belangrijk deel van dit continent ligt in de regiodie wordt aangeduid met de term ‘gordel van instabiliteit’.Illegale activiteiten als zeeroof, piraterij, drugssmokkel enmensenhandel hebben een wereldwijde impact. Mijn stelling is dat je maritiem heel veel kan betekenen,door aan de voorkant van de crisis te opereren. Aan devoorkant stabiliseren, betekent aanwezig zijn. Met aanwe-zigheid doe je kennis op van een potentiële instabieleomgeving, maar het biedt ook de kans om de aanwezigeinstituties te assisteren. De ‘gordel van instabiliteit’ is mari-tiem gelieerd. Dat betekent dat je met schepen iets kanbereiken. Door er te zijn, te ondersteunen, een bijdrageleveren aan (weder)opbouw. Stel dat Somalië in een vroegstadium was geholpen bij het opzetten van een kustwacht.Dan was de situatie misschien nooit zover gedegradeerd.Dan waren de piratennesten bij de wortel aangepakt. Voor Afrika moeten we kijken hoe we met maritiemecapaciteit, op en vanuit zee, een bijdrage kunnen leverenaan stabiliteit. Dit hebben we al gedaan door deel tenemen aan het ‘Africa Partnership Station’, een Amerikaans

initiatief dat streeft naar een veilig, stabiel en welvarendWest- en Centraal Afrika. Vanuit het achterliggend ideedat een goed beheer van het maritiem domein een bij-drage levert aan veiligheid en stabiliteit. Dus door landente helpen bij het opzetten van een kustwacht, een ‘searchand rescue’ organisatie en visserij-inspecties. Want 3D open vanuit zee, zit ook aan de voorkant van stabilisatie.’

Aan welke kernwoorden hecht u waarde?‘Creativiteit en communicatie. Jonge officieren stappeneen modern bedrijf binnen, met goede spullen, goedearbeidsvoorwaarden, een keurig salaris en met veel toe-komstmogelijkheden. We weten misschien niet deomvang of de capaciteit, maar het is wel een Marinewaar je trots op kunt zijn. Waarin de cultuur opener isgeworden en waarin de pioniersgeest gelijkertijd noghoogtij viert. Dat blijf ik stimuleren. Ik blijf het bena-drukken: ontplooi creativiteit. Wederzijdse communica-tie is een must om te zorgen dat het beeld dat wij vanonze organisatie hebben, gedeeld wordt door de organi-satie. Het kan niet zo zijn dat het beeld dat op de werk-vloer leeft, anders is dan op het middenniveau of bij mij.Het is de verantwoordelijkheid van ons allemaal om ditbeeld te ijken. Dat bereik je met communicatie. Ik wil open communiceren en daarbij wil ik gebruikmaken van nieuwe middelen, zoals Twitter en eenweblog. Iedereen mag zien waar ik mee bezig ben. Dathoort ook bij de transparantie, die ik nastreef.’

Hebt u op korte termijn echte zorgen?‘Mijn enige zorg is wanneer de mensen niet meer in hetproduct Marine geloven. Wanneer ze niet meer zien hoeze kunnen bijdragen aan de toekomst en vormgeving vandie Marine. Juist nu moeten we het topproduct dat weleveren zichtbaar maken. Dus leg uit, vertel en laat zienwat je doet. Want dat bepaalt het draagvlak in de maat-schappij voor het producten Defensie en Marine.’

Als u iemand één vraag mag stellen, aan wie enwat is de vraag?‘Dan zou ik de jongste ongegradueerde vragen wat hij ofzij vindt van de organisatie waarin hij werkt. Dat is direc-te communicatie.’

Ł

Joint samenwerking. Communicatie op de werkvloer.

Page 7: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

7REACTIES

Reactie op ‘Geschikt of ongeschikt’ Marineblad 5, 2009

Zelfverdediging overbodig?Een beschouwing van de capaciteiten van de op stapel staandepatrouillevaartuigen werd enige tijd geleden in het Marinebladgeschreven door de collega’s Both en Van der Maas. Zij komendaarin tot de conclusie dat het op deze schepen met debeeldopbouw en detectie van mogelijke dreigingen vanuit de luchtwel snor zit, maar dat de capaciteit om daar met een Close InWeapon System (CIWS) solide zelfverdediging mee te plegen, inde plannen achterwege is gelaten. Een tour d’horizon over demogelijke en waarschijnlijke dreigingen in het lagere deel van hetgeweldspectrum leert al snel dat er legio wapensystemenvoorhanden zijn bij groepen als piraten, opstandelingen enterroristen. Deze reiken van raketsystemen afgevuurd vanaf voer-of vaartuigen op of bij de kust tot vanaf de schouder afgevuurdeAnti Tank Missiles (ATM) van waar dan ook. Zonder ons tebegeven in confidentiële of vaktechnische discussies kunnen weconstateren dat bij afvuurafstanden groter dan 1000 meter eenGoalkeepersysteem met zijn reactietijd al snel een goede kansheeft. Wanneer het schip er op is voorbereid loopt deze afstandzelfs terug tot ca 800 meter. In de negentiger jaren schoten wij metdit systeem al 7,6 cm granaten uit te de lucht dus met de veeltragere ATM’s moet dat zeker lukken.Tevens kan er met eenGoalkeerperachtig systeem op de tegenstander zeer selectiefgefiguurzaagd worden. Naar keuze de brug in het ongeredebrengen, een mast afzagen of de boeg van een bootje afschietenkan zeer gericht worden bewerkstelligd. Ook dat is niets nieuws enbeproefd. Het pleidooi van de collega’s lijkt mij dan ook alles bijelkaar bekeken, stevig hout te snijden.In zijn reactie daarop in het Marineblad van december j.l. vancollega Van den Berg, zijn m.i. geen echte tegenargumenten tevinden. Hij acht slechts èèn voorbeeld (INS Ahi Hanit) wat dun enbegeeft zich in semantiek over de vraag of dit nu een symmetrischeof een asymmetrische laagdrempelige dreiging was. Het doet erniet zo bar veel toe welk label er staat op een inslaande raketafkomstig van terroristen en hoeveel voorbeelden heb je nodig omhet licht te zien. INS Eilath was een kleine halve eeuw geleden inhaar eentje meer dan genoeg om een revolutie in scheepsbewape-ning en zelfverdediging te ontketenen. De geconstateerde onbalans tussen sensoren en wapens wordt doorVan den Berg niet ontkend maar hij rechtvaardigt dit deze met detaken air surveillance en air safety. Welnu, dat zijn (letterlijk) schonetaken waarbij geen handen zijn vuil te maken, maar hoe zit het met debasistaak van een marineschip; ‘het produceren van gevechtskrachtop zee’. Als het patrouillevaartuig op de loop moet voor een snellemotorboot bewapend met een ATM van $2000,- omdat daartegengeen adequate zelfverdediging mogelijk is dan hebben wij hetbelastinggeld verkeerd geïnvesteerd. Bouw tenminste de provisionsfor in en voeg het systeem toe zodra de financiën dat toelaten. Het ismij dan ook onduidelijk hoe een rechtgeaard zeeofficier kan pleitenvoor het geheel weglaten van een beproefd zelfverdedigingssysteemwaarmee ook nog eens creatief andere resultaten kunnen wordenbehaald in de sfeer van zeer selectieve en gecontroleerde gewelds-toepassing welke op deze schepen zo opportuun zou moeten zijn.Het is mij nog meer onduidelijk hoe een verantwoordelijk ministerdaarvoor kan tekenen. Bluskanons zijn handig maar volstaan niet opHr. Ms. schepen.CDR b.d. P.C. Kok

Reactie op ‘En koe en twee kalfjes’Marineblad 6, 2009

Het interessante artikel heeft nog een hele voorgeschiedenis,welke toch leuk genoeg is om te vertellen. In de eerste plaats denaam koe. Het heeft niets te maken met de domme koe of dehoeveelheid water die zij afgaf, doch heel subtiel, namelijk als het

dekzeil er overheen getrokken was had het een vorm van een koe.Dit even over de naamgeving.De geschiedenis van de wat de heer Wouters kalfjes noemde is ietslanger. Trouwens de naam kalfje is leuk gevonden. In het najaar van1961 heb ik toestemming gevraagd aan de artillerie officier LTZ F.Warnekke om een lichtraket af te vuren met een door samen metde geschutmaker gemaakte lanceerinrichting. Die toestemmingkreeg ik en de lancering was een succes. Wel moest ik de redenopgeven. Niet door vertellen, maar het is voor oudejaarsnacht, alswe in Manokwari liggen. In oudejaarsnacht 00.00 uur gingen 12lichtraketten recht omhoog de lucht in. Een enorm succes en ik hadook direct de bijnaam Von Braun2.Een hele tijd later, ik dacht na de actie op de vlakke hoek, kwam deartillerie officier mij vragen of we twee van die lanceerinrichtingenkonden maken voor SB en BB Boffin mitrailleurs. Natuurlijkmeneer, hier kan alles. Zo hebben we twee van die dingen gemaakten vast gelast aan de buitenzijde van de twee mitrailleurs. Boren inde pantserplaat hadden we het goede gereedschap niet voor.Afvuren ging met de oproepknop voor de brug. Deze wasoverbodig, omdat de opstellingen schuin achter de brug stondenen een open brug dus praaien was voldoende. Terug in Biak kwamonze vorige artillerie officier LTZ Heringa aan boord en die vondhet een schitterend idee. Blijkbaar heeft hij het op de Utrecht latenmaken of aanbrengen, maar de eerste proef is aan boord van deEvertsen uitgevoerd. De Evertsen heeft wel enkele keren gebruikgemaakt van deze inrichtingen om een doel te verlichten. Eengroot voordeel was dat de stuksbemanning van kanon 2 niet oppost hoefde komen, ze konden rustig blijven genieten van denachtrust. (voor leken, doel verlichten doe je ‘s nachts). Ook ikwerd bij terugkomst in Nederland zwaar aangevallen door debazen van de Bewapenigswerkplaatsen, maar kon het pareren doorze kwalijk te nemen dat BW een niet goed afgesteld parallellogramtussen de kijker en radarantenne had afgeleverd. Deradioradarmonteur heeft heel wat uurtjes gesleuteld omdat wegeen goede echo voor luchtdoelen hadden. Gaarne wilde ik dit toevoegen aan het verhaal van de heer Woutersom niet een stuk geschiedenis verloren te laten gaan. LTZSD 2 OC b.d. H. Donderwinkel. (in NNG KPLWEMNT).

Antwoord op bovenstaande reactieEen leuke aanvulling, de voorgeschiedenis van de heerDonderwinkel en die ik weer niet kende, of vergeten ben. Toen wemet de ‘Groningen’ vanuit Biak opereerden was de genoemde LTZHeringa daar artillerieofficier en beheerde als zodanig ook demunitiemagazijnen. Uit contact met hem kwam ik op het idee vande 2’ lichtraketten en hij heeft ze me ook beschikbaar gesteld plusde lanceerrails (ook niet door vertellen). Of hij me toen ook verteldheeft dat zoiets al op de ‘Evertsen’ was gedaan kan zijn, maar datherinner ik me niet. We zien dat de gedachte op allebei de schependezelfde was: handiger voor de oorlogswacht. Daarbij was aanboord van de ‘Evertsen’ kennelijk kanon 2 niet bemand en dat was(voor de leken) het enige kanon waaraan ‘af fabriek’ lichtraketrailswaren gemonteerd. Ook nog ter verklaring: de Boffins aan boordvan de Engelse jagers waren betrekkelijk kleine, door één manhydraulisch bestuurde opstellingen, oorspronkelijk voor eendubbele 20 mm Oerlikon, later vervangen door een enkele 40 mmBofors no.5 (de oude uit de oorlog). Ze kwamen ook voor aanboord van de WU-type mijnenvegers. Ik heb nooit gehoord dat zoiets als aan boord van de ‘Groningen’ook op de ‘Utrecht’ is gedaan (zoals Donderwinkel meldt), maarhet kan een vergissing met de naam zijn. Met de ‘Groningen’hebben we de ‘Utrecht’ afgelost aan de Zuidkust en die ging toenthuisvaren. Met dank!KTZ b.d. P.R. Wouters

Ł

Page 8: Marineblad Mei 2010

OPINIE Door: SBNT b.d. R.M. Lutje Schipholt8

Een nieuwe NAVO-strategie

Inleiding

Onze regering heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken(AIV) gevraagd advies uit te brengen over deze herziening van hetStrategisch Concept om een goede inbreng in de komende dis-cussie met de overige 28 lidstaten zeker te kunnen stellen. De AIVheeft haar Commissie Vrede en Veiligheid (CVV) onder voorzit-terschap van Prof. dr. ir. J.J.C. Voorhoeve opgedragen de regeringvragen hierover te beantwoorden. De tekst van het advies is terugte vinden onder www.aiv-advies.nl, Publicaties AIV, Advies 67. Deafsluitende discussie over dit advies vond op 5 maart plaats inperscentrum Nieuwspoort in de vorm van een druk bezocht sym-posium. Het onderwerp van existentieel belang voor de toekomst vanonze krijgsmacht en dus ook de KM. Te belangrijk om de inbrengin het denken hierover geheel aan academici en ambtenaren vanBuitenlandse Zaken over te laten.Daarom is het de moeite waard om, naast het advies dat op inter-net te lezen is, dat ik trouwens van harte aanbeveel, nog eensgoed op het netvlies te krijgen wat het nut en noodzaak van eennieuwe NAVO-strategie is en wat de prioriteiten voor de NAVOin de toekomst zijn. Maar ook wat de dilemma’s zijn bij het vast-stellen van een nieuwe NAVO-strategie.Een discussie over de NAVO-strategie van de toekomst kan bij-dragen aan het mobiliseren en focusseren van de publieke opinieover de veiligheid en uitdagingen, die voor ons liggen en dus vande steun voor een defensiebijdrage aan de NAVO passend bijonze draagkracht.Maar het kan ook een splijtzwam vormen tussen de 28 lidstatenonderling.

Waarom een nieuwe NAVO-strategie

Een strategie document dwingt de lidstaten zich te beraden enconsensus te vinden over de koers en prioriteiten. Die (her)bezin-ning is nodig omdat sinds het huidige strategieconcept het aantallidstaten van de NAVO is gegroeid van 16 naar 28. Zeker de nieuwelidstaten hebben vaak een heel andere dreigingperceptie dan bij-voorbeeld Nederland. Maar ook wij beoordelen de dreiging waarwe ons tegen teweer moeten stellen nu heel anders dan in 1999. Deterroristische aanvallen op de NAVO-lidstaat Verenigde Staten, deoorlogen in Irak en Afghanistan en de mondialisering in ons denkenover veiligheid en conflictpreventie dwingen tot herbezinning.De komst van een nieuwe Amerikaanse president en daarmeeeen terugkeer van hun multilaterale benadering van de mondialeveiligheid, de terugkeer van Frankrijk in de militaire structurenvan de NAVO, alsmede de toenemende rol van een verenigdEuropa, met een eigen Europees Veiligheid en Defensie Beleid enhet accorderen van het verdrag van Lissabon, zijn veel aspectendie bijdragen tot de verwachting dat een zinnige moderniseringvan de NAVO-strategie mogelijk is tezamen met een helderetaakverdeling tussen NAVO en EU. Dit geeft echter geen garantiedat consensus zonder meer bereikbaar is. Of het zou over eenstrategisch concept moeten gaan van zo algemene aard dat hetpraktisch nut daarvan nihil is.Maar voor onze eigen krijgsmacht is de uitkomst wel degelijk vangroot belang, te meer omdat deze strategie aan kan sluiten op hetrecent bekendgemaakte resultaat van de verkenningen. Immers ineen tijd van nationale bezuiniging en daarmee onvermijdelijkgepaard gaande heroverweging van de defensie-inspanningen,een steeds meer naar binnen gekeerd Nederland met weinigEuropese ambities en een zwakker wordende (veiligheids-) bandtussen Europa (ook Nederland) en de VS, is makkelijk in te ziendat onze defensieambities op de tocht staan. Het actief betrokkenzijn bij de discussie over de NAVO-toekomst met onze verdrag-spartners is mogelijk nog belangrijker dan de nationale‘Verkenningen’ binnen onze Defensie. De toekomst van de NAVOzelf is wel degelijk in het geding. Een verdragsorganisatie die onsinmiddels 65 jaar vrede in Nederland en West Europa heeft verze-kerd. Enkele belangrijke keuzes, dilemma’s eigenlijk, waar deNAVO en dus ook Nederland voor staan zullen uit het geheel vankeuzes bij het vaststellen van een nieuwe NAVO-strategie wor-den toegelicht. Dat laat dus veel onbesproken zoals de bijstellingvan het nucleaire afschrikking concept, of de kosteneffectiviteitvan de NAVO. Om maar een paar ‘hot items’ te noemen Maardaarvoor verwijs ik naar het eerder genoemde CVV advies.

Het Dilemma van de NAVO-doelstelling

De belangrijkste doelstelling van de NAVO is en blijft het verdedi-gen van het eigen grondgebied tegen dreigingen buiten de regio.Maar wie en wat vormen de dreigingen waar de NAVO zich danprimair tegen teweer moet stellen? De oude NAVO-lidstaten in

Het huidige Strategisch Concept van de NAVO dateert uit 1999. Op de NAVO top in april 2009 werd

besloten dat de strategie aan vernieuwing toe was. Elke lidstaat van de NAVO beraadt zich nu

natuurlijk hierover.

Standing Naval Force Mediterranian in de jaren ‘80. CollectieInstituut voor Militaire Historie ‘s-Gravenhage

Page 9: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

9

het Westen van Europa zien niet langer Rusland als de grootstebedreiging van het NAVO-gebied. Dit is in de optiek van deze lan-den eerder een toekomstige veiligheidspartner. De nieuwe lidsta-ten in het Oosten van Europa denken daar echter heel andersover evenals de Scandinavische landen Noorwegen (NAVO-lid)en de EU-lidstaten Zweden en Finland. De Baltische NAVO-lidstaten bijvoorbeeld juichen niet als ver-dragsgenoot Frankrijk moderne fregatten en amfibische schepenaan Rusland gaat leveren. Zij willen immers een NAVO-verdrags-

organisatie, die op geloofwaardige wijze te hulp kan komen alsRusland weer bedreigend wordt en zeker niet een NAVO die bij-draagt aan de versterking van de militaire dreiging van Rusland.Zullen de VS ook in de toekomst onvoorwaardelijk garant staanvoor hun territoriale veiligheid? Of Nederland? Zal hun veiligheidgegarandeerd blijven, ook als de afschrikking met kernwapensdoor de NAVO van een potentiële agressor, meer en meer in detaboe sfeer terecht komt?Wij, in het westelijk deel van het NAVO-verdragsgebied, zienoverigens onze NAVO-veiligheidsprioriteiten veeleer liggen bijexpeditionaire VN-crisismanagementoperaties. In crisishaardenver buiten de Europese regio liggen in onze ogen immers veelgrotere veiligheidsrisico’s dan in een relatie met Rusland. Wat zalde nieuwe NAVO-strategie daar over gaan zeggen?Het zal in elk geval naar mijn mening de grootste splijtzwam in dediscussie vormen. Dat komt niet alleen door de recente NAVO-ervaringen in Afghanistan. Het raakt aan de kerndoelstellingen endus de geloofwaardigheid en nut van de NAVO en daarmee depublieke steun.

Het dilemma van de NAVO-EU samenwerking

De tweede splijtzwam in de discussie zit in de vorm en geloof-waardigheid van de samenwerking tussen NAVO en EU. Nu is diebedroevend slecht. De vorige Secretaris Generaal van de NAVOzag dit als zijn grootste frustratie. Natuurlijk lag een deel van deoorzaak in de trage besluitvorming binnen Europa over de te rea-liseren Europese ambities op het terrein van buitenlandse politieken veiligheidsbeleid. Maar ook aan de stelselmatige blokkade vanGriekenland van samenwerking tussen de EU en het belangrijkeNAVO-lid Turkije.

Het lijkt op het eerste gezicht voor de handliggend de NAVO dedefensietaken van de EU op zich te laten nemen en daarmee deongeloofwaardige en inefficiënte duplicatie van militaire organisa-ties en middelen te vermijden. Ook zou bijvoorbeeld het EU vei-ligheidsoverleg geïncorporeerd kunnen worden in het politiekeoverleg in de North Atlantic Council. Maar de werkelijkheid isweerbarstiger. Zelfs ambassadeurs bij NAVO en EU kunnen nieteen en dezelfde persoon zijn is de overtuiging van de meesten.Natuurlijk speelt bij deze discussie over de taakverdeling en

samenwerking tussen EU en NAVO, de meningvan de belangrijkste NAVO partner, de VS, eendoorslaggevende rol. Het ligt voor de hand dat eennauwe samenwerking tussen NAVO en EU deAtlantische band zwakker zal maken. Wil de VSdat wel? Wat willen Frankrijk of Engeland? HeeftNederland eigenlijk een mening of zijn we tochautomatisch meer Atlantisch denkend danEuropees?

Prioriteiten voor Nederland en zijn

krijgsmacht

Natuurlijk is er veel meer (en genuanceerder) tezeggen over de nieuwe NAVO-strategie. Daarvoorverwijs ik naar het door mij genoemde AIV advies.Mijn doel is primair de betrokkenheid bij de dis-cussie over de toekomst van de NAVO, de veilig-heidstrategie van de EU en de doelen en taken van

onze krijgsmacht (en daarin de KM) te vergroten bij de beroeps-militairen in de Marine. Niet navelstarend met een Nederlandsebril op, maar met betrokkenheid bij de Europese regio en belan-gen van Nederland daarin. De les uit het verleden zou daarbijmoeten zijn dat geloofwaardige afschrikking de vrede bewaart.Die afschrikking kent verschillende niveaus en hoeft niet uitslui-tend nucleair te zijn om geloofwaardig te functioneren. Alleeneen professionele en snel inzetbare expeditionaire krijgsmachtkan die rol vervullen. Ook als de inzet zich tot het verdragsgebiedbeperkt. Dat kan ook prima met goed zichtbare oppervlakte een-heden van de KM bijvoorbeeld, maar zeker ook met de dreigingvan het onderzeeboot wapen. Dat, als onze inzet bij de nieuweNAVO-strategie, zal ook de Baltische staten en de Oost Europesenieuwe NAVO-lidstaten vertrouwen geven en dat zou in mijnogen de eerste prioriteit moeten zijn.

Maar ook is essentieel voor onze geloofwaardigheid richting VSdat de Europese Defensie wordt versterkt door integratie van hetEuropese Veiligheid en Defensiebeleid in de NAVO-strategie.Niet alleen in woorden, maar ook in daden. Zonder verkwistendeduplicatie. Misschien kan Nederland daarbij als gidsland optre-den. Het bespaart immers kosten.

Maar het heeft ver boven dat argument uitstijgende prioriteit. Ook een open discussie met Turkije moet daarbij niet uit de wegworden gegaan. Immers zij zijn een onmisbare NAVO-partner ineen onrustig, maar belangrijk deel van de wereld. Dan moetGriekenland voorlopig maar een toontje lager zingen waar het deheikele kwestie Cyprus betreft. Misschien kan Europa ze dan helpen bij hun financiële moeilijkheden.

SDNT b.d. R.M. Lutje Schipholt is lid van de Commissie

Vrede en Veiligheid van de AIV

Hr.Ms. Van Speijk oefent met FS Jeanne d'Arc

Page 10: Marineblad Mei 2010

Of de minister van Defensie een vooruitziende blik had ofdat het gewoon toeval was is beide mogelijk. Feit is echterdat de politieke partijen op het defensiegebied dit jaarruim ondersteund zijn bij het samenstellen van hun verkie-zingsprogramma. Eind maart werd het onderzoeksprojectVerkenningen gepresenteerd en de boodschap daarvan wasuiterst helder. Met de krijgsmacht kan het zo niet verder!De ambities en de begroting passen niet meer bij elkaar.Dit werd even later onderstreept door ernstige tekorten inde logistiek. Maar de analyse van de toekomst was evenpijnlijk duidelijk. Wat er ook gebeurt in de wereld, er isgeen enkel verstandig argument om te snijden in ons mili-tair vermogen. Niet uit internationaal menselijke overwe-gingen en ook niet uit welgemeend eigenbelang. De bere-keningen in de Verkenningen laten zien dat min-optiesgeen serieuze en relevante capaciteit kunnen opleveren. Toch is het probleem van te weinig middelen daar niet meeopgelost. Er moet immers ook zo’n 18 miljard in de komen-de vier jaar worden bezuinigd en daarna nog eens 10 mil-jard. Met enige variatie in omvang en tijdsduur komen alleprogramma’s wel in de buurt van deze bedragen. Geen vande partijen ontkomt aan ingrepen in de vier onderdelenvan de collectieve lasten die schijnbaar oncontroleerbaarlijken te groeien. Drie ervan zullen de kiezer direct raken,respectievelijk de oplopende zorgkosten, de kosten van deoudedagsvoorziening en de verdeling van uitkeringen ensubsidies. Alleen daar is voldoende geld te vinden. De poli-tieke keuzes zullen hier worden gemaakt en de verkiezin-gen zullen daar dus over gaan.De vierde woekerpost, de kosten van het overheidsapparaatzelf, is onbetwist favoriet voor bezuinigen. Zowel bij depolitieke partijen als de kiezer die hier voor 90 procent ach-ter wil staan. Deze laatste post is in de media versimpeldtot een teveel aan ambtenaren en dat is zowel onjuist alsnogal onaardig. Toch blijkt een aantal partijen een beterinzicht te hebben en klinkt een vermoeden dat de reduc-ties veel meer in de chaotische organisatie en de diepgewortelde cultuur van wantrouwen te vinden zijn. Enigestudie laat zien dat men in de programma’s het vizier wil

gaan richten op de combinatie van bestuurslagen, ICT, pro-cesinrichtingen en regelgeving. Vanuit sommige(semi)ambtelijke hoeken wordt geprobeerd hier ingrepen tevoorkomen, maar dat lijken wanhoopsacties en gevenslechts voeding aan het gevoel van onbehagen. In de Her-overweging-rapporten zit het vol met suggesties hoe reduc-tie toch zou kunnen. Men moet daarbij wel goed lezenwant, erg concreet zijn deze rapporten nog niet. Toch lij-ken significante reducties niet onlogisch bij een totalebestuurlijke kostenpost van 80 tot 100 miljard per jaar, eengetal dat volgt uit de CPB analyses.Voor Defensie is deze laatste post ook interessant. Wantsinds de reorganisatie heeft ook Defensie de volle laag vanbureaucratie te verwerken gekregen. Opmerkelijk is dat hetde (defensie-) werkgroep 20 niet gelukt is om reducties tevinden in de bestuursdrukte. Zij stelt maximaal 50 miljoente kunnen vinden. In het jaar waar het defensieapparaatdit bedrag al in het begin van het jaar is kwijtgeraakt komtdat publiekelijk niet echt geloofwaardig over. Dat gevoelvan ongeloof wordt sterker wanneer men gewaar wordt datde bureaucratische overhead in rekenmodellen vanDefensie hoofdelijk wordt omgeslagen over de operationeleeenheden. Hier valt wel iets uit te leggen aan de kiezer dietrots is op haar militairen maar het defensieapparaat netzo lijkt te wantrouwen als de rest van de overheid.Tenminste dat is het beeld dat uit de verkiezingsprogram-ma’s blijft hangen.Als het over de operationele eenheden gaat is er in die ver-kiezingsprogramma’s weinig te kiezen. Alle partijen willenhet aantal JSF-en reduceren, maar over andere eenheden ishet stil. Dat levert geen keuzemogelijkheden op. DeVerkenningen lijken echter wel een boodschap overge-bracht te hebben. Snijden in Defensie heeft internationaleconsequenties. Alleen de SP maakt de harde keuze zichniet meer militair met de wereld te bemoeien, maar ookdit is geen verrassing. Alleen op consistentie van politiekekeuze is iets aan verschil te ontwaren. De VVD, de SGP ende PVV zijn het meest helder, zij wensen geen of nauwelijksbezuiniging. Het CDA, de CU en D66 zijn iets minder hel-der omdat concrete uitspraken ontbreken, daar zou enigwantrouwen begrijpelijk zijn. Maar ook bij hen zijn er ster-ke verwijzingen naar de analyse van de Verkenningen. HetCDA en D66 lijken daarbij te vermoeden dat er iets aan debureaucratie kan worden gedaan. De PvdA en Groen Linkszijn het minst duidelijk en juist zij moeten het meeste uit-leggen. Zij hebben de grootste internationale ambitiesmaar suggereren het duidelijkst bezuinigingen. Een vormvan politiek bedrog, tenzij deze partijen de ruimte vooroperationele eenheden weten te creëren door significant tesnijden in de ambtelijke overhead van bestuurstaf, onder-

De kiezer wenst waar voor zijn geldHet Eindrapport Verkenningen en de Brede Heroverwegingen hebben tot vele reacties geleid. Ook

Peter van Maurik heeft -op persoonlijke titel- zijn mening ingestuurd. Hij heeft daarbij de

(concept)verkiezingsprogramma's meegenomen. Ik hoop dat u door deze bijdrage wordt geprikkeld

om ook te reageren, op www.ProDefnetwerksite.nl of bij mij: [email protected]. Uw inbreng wordt

meegenomen in een verenigingsstandpunt dat rond de verkiezingsdatum wordt gepubliceerd.

OPINIE Door: KLTZ P.J. van Maurik10

Page 11: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

11

steuningsonderdelen en agentschappen. Voor de partijen ter linkerzijde lijken daarnaaast ook dekosten van operaties, die vanuit de zogenaamde HGISbetaald worden, een rol te spelen. Dure militaire operatieszouden daar kunnen concurreren met ontwikkelingssa-menwerking. Voor het eerst is de 3D benadering blijkbaarook doorgedrongen in het politieke discours. Daarmee isvoor Defensie en Ontwikkelingshulp de noodzaak ontstaanaan te tonen dat inzet van financiële middelen echt resul-taat heeft. De SP drong hier recent voor Afghanistan in de

Tweede Kamer op aan, maar de VVD en PVV doen hetzelfdeop het terrein van de begrotingssteun van Ontwikkelings-samenwerking. Het is in die context opmerkelijk dat in depeilingen dit maal bezuinigen op Ontwikkelingshulp bij dekiezer beter valt dan op Defensie. Het is duidelijk dat dekiezer mondiger aan het worden is op internationaalgebied. Buitenlandse betrokkenheid mag, maar het moetwel goed, het moet wat opleveren en men ziet liever geendure projecten.

BOEKEN

Scheepsbouw inPerspectief,Scheepswerven inNederland 1970 - 2009

werven bestaan nog, de grootste sane-ring vond rond 1970 plaats. Sommigewerven zijn verbouwd tot woonwijk watniet verrassend is door de doorgaanscentrale ligging in een verstedelijktgebied. Verrassend is dat er werfloca-ties zijn die, als oorspronkelijkindustriële activiteit, zijn teruggegevenaan de natuur. De hoofdstukken in hetboek zijn geschreven door Jeroen terBrugge, Henk Dessens, WouterHeijveld, Wicher Kerkmeijer, JurKingma, Joke Korteweg, GerbrandMoeyes, Frits Niemeijer, MeindertSeffinga, Elisabeth Spits, Ernst Weberen Hans Wijn. De achtergrond van dezeschrijvers is divers waardoor de hoofd-stukken elk een eigen karakter hebben.Per hoofdstuk wordt er een werflocatiebeschreven. Een aanleiding om hetboek te lezen kan gevonden worden inde regio’s die aan bod komen, hieron-der vallen de grote werven inAmsterdam, Rotterdam en omgeving,Groningen, Friesland en Zeeland, maarook de kleinere werven langs debinnenwateren. Als eerste wordt devoor de Koninklijke Marine welbekendeN.V.Koninklijke Maatschappij ‘DeSchelde’, met als drijvende krachtachter de oprichting ‘Hoofd-Ingenieurder Marine’ B.J.Tideman beschouwd.Uit de beschrijving blijkt dat ‘DeSchelde’ een schoolvoorbeeld is van dewijze waarop een grote scheepswerfletterlijk en figuurlijk beeldbepalendwas voor zijn omgeving. Uit de archie-ven zijn voor de elf werflocaties aan-sprekende foto’s geselecteerd die inhet boek voor een aantal gevallengecombineerd worden met recentereexemplaren. Alleen al het turen naardetails op deze foto’s is een aanleidingom het boek te openen. Daarbij speeltde herkenning van een locatie een rol,maar verrassend zijn de gelijkenissenen de verschillen die in de loop derjaren zijn ontstaan in het landschap.Kort samengevat een boek met zeerveel aspecten van de samenleving dievoortvloeien uit de aanwezigheid vanScheepsbouw in Nederland.

Rob Zuiddam

Vooraanstaande maritiem-historici vanhet Maritiem Museum Rotterdam enhet Nederlands ScheepvaartmuseumAmsterdam hebben vanuit een anderdan technisch perspectief de scheeps-bouw in Nederland beschreven.Scheepswerven dragen in belangrijkemate bij aan het maritieme landschap.Aan de orde komt de invloed van descheepsbouw op zijn omgeving, nietalleen in ruimtelijke zin maar vooralook in economische, sociale, politiekeen culturele zin. De historischebeschrijvingen geven de dynamiekweer in afgelopen 139 jaar, waarbijelke werf wel een bijzondere bijdrageleverde aan zijn omgeving. Niet alle

Ł

Ł

Redactie: Jeroen ter Brugge e.a.Uitgever: Uitgeversmaatschappij

Walburg PersISBN: 978.90.5730.586.0Prijs: € 19,95Omvang: 128 blz geïllustreerd

Tramp to Queenop schilderachtige wijze een beeld vanhet leven in zijn geboortestadHaverfordwest in Wales in het prillebegin van de 20ste eeuw. De fascina-tie voor de zee ontstond op zijn negen-de tijdens een vakantie bij zijn groot-ouders in Barry. Daar zag hij voor heteerst in de baai voor Bristol Channelde grote schepen en besloot hij laterkapitein te willen worden en de wereldte zien, het liefst op een passagiers-schip. John begon, nog net geen 16, alsapprentice op een ‘tramp’, een stoom-schip dat afwisselend kolen en korenvervoerde. Hij genoot van het avon-tuur. Op zijn achttiende trad hij aanbij de Royal Naval Reserve en deederna afwisselend ervaring op bijMarine en Koopvaardij. Zijn 1e grotereis op een passagiersschip maaktehij toen hij 25 was. Door de recessiestuurde de maatschappij hem weernaar de Marine, waar hij het nodigemeemaakte.Hij trouwde in 1933, klom geleidelijkop in rang, keerde weer terug op pas-sagiersschepen van de Cunard Line,om als marineofficier in de 2e WereldOorlog alle oorlogsjaren actief op zeete dienen, o.a. in de Slag om deAtlantische Oceaan. Deze ervaringenheeft hij zeer uitvoerig beschreven; zelezen als een spannend boek.Interessant is de periode vlak na deoorlog tot maart 1947 waarin Johndoor de Admiralty gevraagd werd omDivisional Sea Transport Officer teworden en wel in de South East AsiaCommand onder admiraalMountbatten. Hiervoor verbleef hij inBatavia en was verantwoordelijk voorhet regelen van transport voor troepenen (Nederlandse) gevangenen uitJapanse kampen. Na maart ’47 kon hij weer de draadoppakken bij Cunard en in ‘48 zette hijvoor het eerst voet aan boord van eenQueen: de Queen Elisabeth. Hiernaklom hij geleidelijk op tot gezagvoer-der van o.a. de Mauretania, QueenElisabeth en uiteindelijk de QueenMary, tevens zijn laatste plaatsing.Zijn reiservaringen (w.o. vele ontmoe-tingen met beroemdheden als leden

In 1905 werd op een boerderij in Wales,John Treasure Jones geboren. Ruim 60jaar later kreeg hij enige bekendheidals laatste gezagvoerder van hetmooiste passagiersschip dat ooit deoceanen bevoer: de Queen Mary. Dekroon op zijn carrière, die begon aanboord van een ‘tramp’, een schip vande wilde vaart. Niet lang geleden wer-den de persoonlijk opgetekende memoi-res gevonden van deze bijzondere zee-man in hart en nieren. Zijn schoonzoon,Richard Tennant, heeft met dezememoires als uitgangspunt eenprachtig boek samengesteld. Dezebestaat grotendeels uit de verhalen diezijn schoonvader heeft opgeschreven,maar is met veel zorg en liefde waarnodig aangevuld en uitgebreid metallerhande informatie, appendices eneen fantastische verzameling foto’s diede verhalen goed illustreren. Daarnaastis er een fraaie collectie afbeeldingenopgenomen van de beroemdste CunardWhite Star Liners waar Treasure Jonesop heeft gevaren.John Treasure Jones had een makke-lijke pen. Zijn talloze anekdotes begin-nen bij zijn zorgeloze jeugd en geven

Auteur: Captain John TreasureJones

Uitgever: thehistorypress.co.uk ISBN: 978-0-7524-4625-7Prijs: £ 17,99Omvang: 160 blz geïllustreerd

van het Britse Koninklijk Huis,Churchill, prins Akihito) maar vooralook die over de allerlaatste reis van deQueen Mary naar Californië, waarbijzijn vrouw hem mocht vergezellen, zijneen plezier om te lezen. Dit (Engels-talige) boek is zowel voor koopvaardij-als marinepersoneel een echte aanra-der!

Z. Borgeld-Guman

Page 12: Marineblad Mei 2010

KENNIS EN WETENSCHAP Door Dr. Manon Andres12

De ervaringen van

De inzet van militairen in internationale operaties –ofdeze nu worden uitgevoerd vanuit de zee, de lucht of ophet land– houdt in dat zij gedurende een aantal maan-den gescheiden zijn van hun gezin. Naast de risico’s dieeen uitzending in meer of mindere mate met zich mee-brengt, wordt een tijdelijke scheiding doorgaansbeschouwd als een stressvolle gebeurtenis, die aanpassin-gen vergt van alle betrokkenen, zowel gedurende deafwezigheid als na terugkomst. Zoals men moet wennenaan een periode zonder elkaar, moet men ook vaak weerwennen aan een periode met elkaar. Dagelijkse ritmes,rollen en routines moeten hervonden, aangepast en weerop elkaar afgestemd worden. Niet alleen in de media, maar ook op het gebied vanonderzoek –in binnen- en buitenland– wordt veel aan-dacht besteed aan militaire operaties en alles wat daarmee samenhangt. Zo is op het gebied van de ervaringenvan het thuisfront van uitgezonden militairen al heelwat bekend. In vervolg op voorgaand onderzoek1 is in2005 dit onderzoek gestart waarvan de belangrijkstebevindingen in dit artikel kort uiteengezet worden2.

Hoewel het onderzoek is uitgevoerd onder militairen diewerden uitgezonden naar Bosnië-Herzegovina enAfghanistan (Uruzgan), missies die hoofdzakelijk doorlandmachtpersoneel werden gevuld en daarom voorallandmachtmilitairen omvat, zijn de resultaten relevantvoor andere doelgroepen, binnen en buiten Defensie, diemet tijdelijke werk-gerelateerde scheidingen te makenhebben. De Koninklijke Marine heeft een lange historievan frequente, langdurige uitzendingen.

Opzet van het onderzoek

Verschillende gezinsledenMilitairen en hun partners zijn als het ware gevolgd inde tijd; voor, tijdens en na de uitzending hebben zij,onafhankelijk van elkaar, vragenlijsten ingevuld. Verderzijn 120 aanvullende interviews gehouden met de part-ners. Ook ouders van uitgezonden militairen zijn in hetonderzoek betrokken; hun ervaringen zijn nauwelijkseerder onderzocht. Zij ontvingen een vragenlijst ongeveereen maand na terugkomst van hun zoon of dochter. In

Jaarlijks zet Defensie wereldwijd duizenden Nederlandse militairen in om

een bijdrage te leveren aan vrede en veiligheid, op en vanuit de zee, het

land en vanuit de lucht. Met regelmaat verschijnen berichten in de media

over deze militairen, maar ook over hun thuisfront. ‘Kom heel terug’, ‘Zij opmissie, wij op missie’, ‘Tussen trots en angst’, ‘Reikhalzen naar thuiskomst’ en

‘Voor altijd onze held’ zijn slechts een aantal koppen die in nationale en

regionale kranten verschenen.

Gezamenlijk afduwen.

Page 13: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

13

het thuisfronttotaal zijn tijdens dit onderzoek ruim 6600 vragenlijstenverstuurd waarvan er ruim 3000 ingevuld zijn terugge-stuurd. Onder partners en militairen was de responsgemiddeld 41 procent. Verder hebben bijna 1100 van de2000 benaderde ouders hun medewerking verleend; eenrespons van 55 procent.

Het onderzoek richtte zich op het beantwoorden van devolgende vraag: hoe beïnvloeden militaire uitzendingen hetgezinsleven van militairen en wat draagt bij aan een betere ofminder goede aanpassing van gezinsleden aan de tijdelijkescheiding? Verschillende gezinsleden (militairen, partners,kinderen en ouders van uitgezonden militairen) en ver-schillende aspecten van het gezinsleven (waaronder decombinatie werk- en gezinsleven, welzijn, sociale steunen kwaliteit van relaties) zijn onderzocht om deze vraagte kunnen beantwoorden. De volgende paragrafenbeschrijven de belangrijkste bevindingen. Het artikelsluit af met een aantal (beleidsrelevante) aandachtspun-ten.

Het vertrekEen uitzending begint op het moment dat bekend wordtgemaakt dat de militair voor een aantal maanden vanhuis zal zijn. Naast intensieve trainingen en oefeningenin de opwerkperiode –vaak wordt gesproken over een uit-zending voor een uitzending– kenmerkt de voorberei-dingstijd zich door veel met elkaar praten, afsprakenmaken en de omgeving inlichten. Wanneer bekend is datmilitairen worden uitgezonden rijzen er ook allerlei vra-gen: Waar gaan zij naartoe? Wat zijn de omstandighedenin het gebied? Welke gevaren en risico’s brengt het metzich mee? Wat is de precieze vertrekdatum? Wat is deduur van hun afwezigheid? Duidelijkheid is dan uiterma-te belangrijk. ‘Ook over dingen die nog niet duidelijk zijn,’ zovertelt een partner. Duidelijke, eerlijke en open informa-tie reduceert zorgen, onwetendheid en onzekerheid.‘Duidelijkheid van Defensie is het allerbelangrijkste. Watgebeurt er, hoe en waarom? Het neemt onzekerheid weg endaardoor voel je je beter,’ aldus een andere partner.

Het vertrek brengt een einde aan de voorbereidingen waarmen de afgelopen tijd zo druk mee was. De maandenlangeafwezigheid dringt door. De helft van de ondervraagdepartners geeft aan dat zij moesten wennen aan een nieuwlevensritme. In de literatuur wordt ook wel gesproken overde fase van ‘emotionele desorganisatie’3, die twee tot zesweken kan duren. Voor sommigen duurt het gewennings-proces langer, zoals bij de volgende partner:

‘De derde maand had ik een manier gevonden om er mee omte gaan. Het bevalt me eigenlijk wel. Het is nu duidelijk hoeik er mee om moet gaan. Ik zorg wel dat mijn uren gevuldzijn. Veel sporten, uitgaan, dansen. Ik ga veel meer metvrienden om.’

Voor anderen is er helemaal geen gewenningsproces engaat alles ‘gewoon door’. Twee op de drie partners geeftaan het leven weer snel op te pakken.

De persoonlijke ervaringen van H.J. Dick Bosch detachementcommamdant Haïti 2, LNTKOLMARNS.

Over duidelijkheid Toen mijn detachement in het voorjaar van 1995 trainde en oefendevoor de inzet in Haïti werd ik tijdens de training dagelijks en vanuit hethele detachement geconfronteerd met de vragen: ‘Wanneervertrekken we precies, wanneer komen we terug, wat gaan we preciesverdienen en wanneer is de R&R periode?’.Niet direct ontzettend militaire operationele vragen. Wel vragen waarmen antwoord op wilde. Met de ervaring van Cambodja in hetachterhoofd kon ik het Hoofdkwartier van het Korps duidelijk makendat we de antwoorden beslist moesten geven, dat gebeurde dan ookdrie maanden voor vertrek. In de training werd vervolgens weer volopaandacht geschonken aan de operationele vaardigheden; de antwoor-den en de duidelijkheid waren mede door het HKKM verschaft.

Kinderen van militairen Gedurende mijn uitzending naar Haïti en de voorbereidingen er op ishet contact met mijn dochter van 6 maanden natuurlijk niet intensief.Na terugkeer uit Haïti in februari 1996 blijkt dat mijn dochter mij maarmoeilijk accepteert. Door papa wil ze niet naar bed worden gebracht:‘Mamma doen’. Dat duurt zeker een half jaar, vervolgens gaat het ietsbeter. Toch duurt het tot de plaatsing van 3 jaar in de tropen (4 jaar later)dat de relatie met mijn dochter intenser wordt.

Algemeen De mariniers hebben natuurlijk een geschiedenis, waar men kijkt naarhet veel en regelmatig van huis zijn. Vanaf eind jaren 70 zijn de mariniersvan januari tot april in Noorwegen, in de mei/juni periode aan hetoefenen in Zuid Europa. In het najaar is er een trainingsperiode van ruim7 weken in Schotland. Mariniersgezinnen zijn er wat dat betreft welbeter op voorbereid dan andere krijgsmachtdelen. Uitzendingen, hetvan huis weg zijn gedurende een langere periode, hebben effect op deverschillende gezinsleden.Ten slotte, als anderen tegen mijn vrouw zeggen: ‘Maar hij heeft er tochzelf voor gekozen!’ is dat voor haar nog steeds reden om geïrriteerd teraken. Als jonge marinier overzie je niet de effecten op het ‘nog verregezinsleven’.

De combinatie werk en gezinsleven

Een partner vertelt: ‘De combinatie werk, kinderen, uitzending vind ik pittig.Het is heel druk op mijn werk. Thuis mis ik de taakverde-ling. Je moet gewoon een hoop dingen: met de auto naar degarage, de tuin sproeien. Het is niet de complexiteit, maarde hoeveelheid werk die het met zich meebrengt. Je mist over-legmomenten, dat maakt het zorgen voor de kinderen welmoeilijker.’

Voor, tijdens en na de uitzending hebben we aan militai-ren en hun partners gevraagd in hoeverre zij ervaren datde eisen van het militaire beroep botsen met het gezins-leven (in de literatuur bekend als work-family conflict).Ofwel, in hoeverre het werk spanningen teweegbrengt entijd in beslag neemt die ten koste gaan van het gezinsle-ven. Dit werd in gematigde mate ervaren en hierin veran-derde niet veel in de tijd (zie Figuur 1)4. Opmerkelijk iswel dat militairen, op alle gemeten momenten, signifi- Ł

Page 14: Marineblad Mei 2010

KENNIS EN WETENSCHAP De ervaringen van het thuisfront14

cant méér spanningen ervaren tussen de eisen van hunberoep en gezinsleven dan hun partners. Hoewel deondervraagde militairen over het algemeen zeer gemoti-veerd waren het werk te verrichten waarvoor zij langhebben getraind en de uitzending positief tegemoetzagen, ervaren zij toch dat hun werk in enige mate con-flicteert met hun gezinsleven; in ieder geval meer danhun partners ervaren. Wanneer partners meer conflictervaren tussen het werk van de militair en het gezinsle-ven, ervaren zij meer psychologische spanningen en rap-porteren zij een lagere relatietevredenheid. Onder mili-tairen hangt conflict tussen werk en gezinsleven samenmet hun welzijn, relatietevredenheid en overwegingenom de organisatie al dan niet te verlaten.

Over het algemeen redden gezinnen zich welOver het algemeen blijken gezinnen zich wel te redden.Zo ervaren partners bijvoorbeeld vlak voor en vlak na deuitzending niet méér (psychologische en emotionele)spanningen dan mensen normaal, in dagelijkse omstan-digheden, ervaren (zie Figuur 2)5. De uitzending zelf isenigszins stressvoller, maar over het algemeen niet inproblematische mate. Verder blijken relaties behoorlijkweerbaar. Militairen en partners rapporteren over hetalgemeen een hoge relatietevredenheid; toch neemt dezeenigszins maar significant af in de loop van de uitzen-ding. Overwegingen van militairen om de organisatie te

verlaten zijn overigens laag, maar nemen enigszins, maartoch significant toe in de loop van de uitzendperiode.

Ondanks dat de meerderheid van de gezinnen (stellen)zich wel lijkt te redden, is de uitzending voor een bepaal-de groep meer belastend. Niet één bepaalde factor isbepalend voor een betere of minder goede aanpassingvan gezinnen aan de tijdelijke scheiding; het is eensamenhang van verschillende factoren. Sociale steun iseen belangrijke factor. Het reduceert ervaren spanningentussen werk en gezinsleven en heeft een positief effect opwelzijn en relatietevredenheid. Zo is het voorstelbaar datwanneer er mensen in de omgeving zijn die helpen in deopvang van de kinderen, zorgen voor afleiding, gezel-schap en een luisterend oor bieden, het gezin goed func-tionerend een uitzendperiode doorkomt.

Familie en vrienden blijken hierbij het meest belangrijk.Maar ook andere militaire gezinnen zijn belangrijkesteunbronnen. Zij weten namelijk precies wat het is alseen familielid wordt uitgezonden. Voor anderen blijkthet nog wel eens lastig te begrijpen wat een uitzendingnu precies voor een gezin betekent. Ook de defensie-organisatie, die veel aandacht besteedt aan steun voormilitairen en hun thuisfront, vervult een belangrijke rol,voornamelijk in het verschaffen van informatie.Simpelweg omdat zij de enige instantie is die kan voor-zien in snelle, nauwkeurige en betrouwbare informatiemet betrekking tot de uitzending en de omstandighedenin het uitzendgebied. Naast steun van familie, vrienden, ‘lotgenoten’ enDefensie, is steun van en contact met de eigen partnerook erg belangrijk. Wanneer mensen stressvolle gebeurte-nissen ervaren, is de partner vaak de eerste en belangrijk-ste bron van steun. Dit wordt natuurlijk lastig wanneer jezo ver van elkaar verwijderd bent. Tegenwoordig zijn erveel middelen die contact tussen uitgezonden militairenen hun thuisfront mogelijk maken. Deze worden dan ookvolop benut. De resultaten van dit onderzoek laten ziendat het niet gaat om de frequentie (ofwel de kwantiteit)van communiceren, maar om de kwaliteit. Partners enmilitairen die actief en intensief met elkaar communice-ren, elkaar op de hoogte houden van hun ervaringen –totop zekere hoogte uiteraard– en informeren hoe het metde ander gaat, ervaren minder aanpassingsproblemen tij-dens de re-integratiefase na afloop van de uitzending.Communicatie heeft bovendien een positief effect op derelatietevredenheid na terugkomst. Voor militairen ver-loopt de terugkomst in het gezin overigens gemakkelijkerdan voor partners, zij moeten meer wennen.

Kinderen van uitgezonden militairen

Verschillende leeftijden, verschillende ervaringenEvenals partners van uitgezonden militairen, blijkt ookde grote meerderheid van de kinderen zich goed aan tepassen aan de afwezigheid en terugkomst van hun ouderin het gezin. De kinderen in dit onderzoek hadden overi-gens allemaal een uitgezonden vader en een ‘thuisblij-vende’ moeder.

Figuur 1: Spanningen tussen werk en gezinsleven

Figuur 2: Algemene mate van stress ervaren door partners voor,tijdens en na de tijdelijke scheiding

Page 15: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

15

Verschillende leeftijden brengen verschillende ervarin-gen en aanpassingsmoeilijkheden met zich mee. Zo heb-ben jonge kinderen nog geen tijdsbesef en lijken eenpaar weken al een eeuwigheid te duren. Voor de ouderengaat het gevaar meer meespelen. Zij krijgen nieuwsbe-richten mee, worden geconfronteerd met vragen vanvriendjes en klasgenoten en maken zich meer zorgenover de veiligheid van hun uitgezonden ouder. De ervaringen en aanpassing van verschillende gezinsle-den hangen nauw met elkaar samen. Wanneer thuisblij-vende moeders beter omgaan met de uitzending, ver-loopt het ook voor de kinderen beter (en andersom).Wanneer het thuis goed verloopt, rapporteren de militai-ren in het uitzendgebied positievere uitzendervaringen.Ook dit kan uiteraard twee kanten op werken: wanneerhet de uitgezonden militairen beter vergaat, zal hetthuisfront zich minder zorgen maken en minder span-ningen ervaren.

Ouders van uitgezonden militairen

Betrokken en bezorgdOuders van militairen zijn zeer betrokken, maaruiteraard ook bezorgd. Ouders die zich meer zorgenmaken, ervaren de uitzending minder positief. Vaders kij-ken anders tegen de uitzending aan dan moeders. Zomaken moeders zich meer zorgen over hun uitgezonden

zoon of dochter en hebben zij meer negatieve ervaringendan vaders. Ook missen zij hun zoon of dochter meer enhebben zij minder draagvlak voor de krijgsmacht en haarmissies, hoewel ze vaak wel volledig achter de keuze vanhun zoon of dochter staan om bij de krijgsmacht te wer-ken. Verder hebben ouders over het algemeen een sterkeband met hun kind en vele rapporteren dat de uitzen-ding deze band alleen maar heeft versterkt. Wanneer zijveranderingen opmerken bij hun zoon of dochter zijndeze in meer gevallen positief (bijvoorbeeld meer volwas-sen en zelfstandig geworden, of socialer en behulpzamerzijn) dan negatief (zoals harder, onverschilliger, snellergeïrriteerd en onrustiger zijn).

Aandachtspunten

Balans werk en gezinHet bevorderen van een balans tussen werk en gezinsle-ven is uitermate belangrijk. Spanningen tussen werk engezinsleven blijken namelijk negatieve consequenties tehebben voor zowel het gezin (welzijn, relatietevreden-heid) als voor Defensie (overwegingen van militairen deorganisatie al dan niet te verlaten). Het is dus van belangwerkomgevingen te creëren die een evenredige verdelingtussen werk en gezin mogelijk maken. Bijvoorbeeld meertijd voor het gezin; steun en begrip van leidinggevendenen collega’s voor wat betreft het combineren van werk engezinsleven en een evenredige verdeling van uitzend-druk. Ł

Moeder van een uitgezonden militairAls een militair die uitgezonden wordt alleen is, d.w.z. geen relatieheeft, is de moeder meestal de aangewezen persoon om 1ste relatie tezijn. Dat is zo in mijn geval. Mijn zoon ging voor 7 maanden naarAfghanistan. Afscheid nemen deden we thuis zoals aanbevolen tijdensde informatiedag. Al gauw werd ik lid van een thuisfrontcomité. Danvoel je je meer verbonden met de uitgezondene. Ik was een nuchteremoeder die zelf al in vele vreemde oorden had gewoond, dus dit wasniets om je nou erg bezorgd over te maken. Geen bericht is goedbericht!!! Hoe vaak heb ik dit hardop gezegd als het weer eens langduurde voordat er een antwoord op een mailtje kwam. En, als er echtwat gebeurt, komen ze aan de deur!!! Ja, ja...na de afslag op de snelwegnaar het dorp waar ik woon, ontdekte ik na een paar minuten dat er eenauto achter me reed met 2 militairen erin. 'Waar gingen die nou naartoe? Toch niet....?' Ik schrok van mezelf. 'Stel je niet zo aan!!' Maar ik wasblij toen de auto met militairen doorreed toen ik de afslag naar mijnstraat in ging. Zo is het dus; je 'kind' zit altijd vlak onder de oppervlaktein je gedachten en wat sliep ik ontspannen toen hij na 7 maanden weergezond en wel terug was!!

Een Moeder.

Nu gaat mijn broer zo lang weg.

Page 16: Marineblad Mei 2010

KENNIS EN WETENSCHAP

CARTOON

De ervaringen van het thuisfront16

Informele, continue netwerkenEen ander aandachtspunt is het bevorderen en faciliterenvan mogelijkheden tot informeel netwerken tussen mili-taire gezinnen onderling. Sociale steun reduceert span-ningen en ‘lotgenoten’ blijken een belangrijke bron vansteun. Hoewel Defensie veel aandacht besteedt aan steunvoor militairen en hun thuisfront – er worden ondermeer verschillende thuisfrontactiviteiten georganiseerd,waarbij gezinnen met elkaar in contact kunnen komen –is het bevorderen van informele netwerken met een conti-nu karakter een aandachtspunt.

Informatie aan tieners en samenleving Hoewel er voor (de jongere) kinderen verschillende boek-jes bestaan, zoals ‘Papa muis gaat op uitzending’ en ‘Daar ispapa, hier ben ik’, blijken tieners een wat ‘vergeten’ groepin de thuisfrontzorg. Terwijl juist zij zich zeer bewustzijn van de gevaren en risico’s die uitzendingen met zichmee kunnen brengen. Het informeren en betrekken vandeze kinderen is zeer belangrijk; zodat ook voor hen dui-delijk is waarom hun vader of moeder weg is en wat zedaar doen. Het verschaffen van dergelijke informatie aande samenleving in zijn geheel kan militaire gezinnenontlasten in moeilijke vragen, discussies en mogelijkonbegrip vanuit hun omgeving.

Focus op gezinnenVerder laat het onderzoek zien dat ervaringen van gezins-leden nauw met elkaar samenhangen. Het is daarom van

belang meer te concentreren op gezinnen, naast indivi-duele zorg en nazorg.

SlotzinAfsluitend kan gezegd worden dat uitzendingen effecthebben op verschillende gezinsleden en verschillendeaspecten van het gezinsleven en dat het niet alleen voorgezinnen, maar ook voor Defensie van belang is ervoor tezorgen dat de eisen van het werk en gezin succesvol kun-nen worden gemanaged.

Ł

LiteratuurAndres, M. (2010). Behind Family Lines. Family members’ adaptationsto military-induced separations. Proefschrift Universiteit vanTilburg. Breda: Broese & Peereboom.DeSoir, E. (2000). Hoe beleeft het thuisfront een uitzending? Deemotionele stadia bij langdurige inzet. Kernvraag, 123(1), 19-26.Moelker, R. & Van der Kloet, I. (2002). Partneronderzoek. Wat part-ners vinden van de uitzending van hun militair. Den Haag:Gedragswetenschappen.

Noten 1 Hoofdzakelijk het partneronderzoek van Moelker en Van der

Kloet in 2002.2 De resultaten worden uitvoerig beschreven in Behind Family

Lines. Family members’ adaptations to military-induced separations.3 Volgens ‘The emotional cycles of deployment’, onder meer beschre-

ven door DeSoir (2000).4 1 = De eisen van het militaire beroep botsen niet/nauwelijks

met het gezinsleven, 5 = in hoge mate. 5 Een score tussen 11 en 12 is ‘normaal’, een score hoger dan 15

duidt op serieuze emotionele problemen.

Page 17: Marineblad Mei 2010

Maar het liep iets anders. Terwijl de Verkenners zich de hersens pijnigden over de dreigingen van2030, kwam binnen een half jaar de aanval: de onverhoedse aanval uit de bankwereld. Daar bleekgeen luchtafweer of raketschild tegen bestand. Eind 2008 werd bekend dat het Rijk structureel, pak-weg, 35 miljard euro moest bezuinigen en ook Internationale Veiligheid moest op zoek naar anderhalfmiljard in 2015. Zo ontstond een ‘gevecht’ tussen Heroverwegers en Verkenners, althans om de aan-dacht van de politiek. Hoewel de Verkenners naast plus- ook minvarianten uitwerkten en daarmee deHeroverwegers de weg konden wijzen naar ‘veiligheidspolitiek’ te verdedigen bezuinigingen, liepende operaties uiteraard niet parallel. Beetje zwart-wit gezegd: de Verkenners zochten naar een goedekrijgsmacht, terwijl de Heroverwegers zochten naar goede bezuinigingen. De Verkenners waren bangdat eventuele plusvarianten nu weinig kans meer zouden maken en kregen ongewild de rol toebe-deeld om de heroverwegingsschade zoveel mogelijk te beperken. Die vrees werd nog groter in febru-ari, toen het vierde kabinet-Balkenende viel (over een krijgsmachtmissie!). Nu werden de Herover-wegingen immers naar voren getrokken om inzet van de verkiezingscampagne te worden en resttede Verkenners weinig anders dan te proberen om hun studie net iets eerder af te leveren, om althansnog een beetje hoop te koesteren dat er niet alleen over (minder) geld maar ook over de inhoud zouworden gedebatteerd.

Wat ligt er nu op tafel? De Verkenners laten de keus, zoals het hoort, officieel aan depolitiek maar spreken zich eigenlijk wel duidelijk uit: (a) géén specialistische krijgs-macht svp maar een Zwitsers zakmes, dus een multifuctionele; en (b) géén zwarebezuinigingen op de krijgsmacht want dan zakt ze al gauw door het ijs. De Herover-wegers zien er geen been in om dat wèl te doen: zij vonden de minvarianten van deVerkenners niet ver genoeg gaan en ontwikkelden op eigen gezag extra drastischebezuinigingsvarianten. Die ook veel verder gaan dan de no regret norm, die door deVerkenners is geformuleerd: een rode lijn waaronder elke bezuinigingseuro meer tot

onherroepelijke (lees: onverantwoorde) gevolgen zou leiden.

Blijft de Marine boven water? Als het aan de Verkenners ligt èn aan de Heroverwegers liggen er eenpaar pittige scenario’s te wachten. In de multifunctionele minvariant zou de Marine nog één langduri-ge en één kortdurende stabilisatieoperatie gelijktijdig kunnen uitvoeren met 1 fregat, of één interven-tieoperatie met 3 fregatten gedurende een jaar. De onderzeedienst (vier stuks) en het fregattenbe-stand (zes) blijven intact, maar het aantal mijnenjagers daalt. De Marine moet het doen met éénbevoorradingsschip. In de meest vergaande voorstellen van de Heroverwegers gaat de Marine nietkopje onder, maar vrolijk is het beeld ook niet. In hùn multifunctionele min-minvariant kan Nederlandnog doen wat het volgens de Verkenners ook zou kunnen blijven doen (zie boven). Maar de bezuini-gingen schieten dan nog altijd 300 mln tekort. Zou Nederland op een gespecialiseerde, anderhalf mil-jard ‘besparende’ interventiemacht afsteven, dan gaan er twaalf schepen uit en wordt het CommandoZeestrijdkrachten opgeheven, het restant van de Marine zou dan bij de Landmacht worden onderge-bracht. Met kunst- en vliegwerk blijven varen, is dan het devies! �

Met kunst- en vliegwerkblijven varen, is dan het

devies.

Varen met kunst- en vliegwerk

Verkenners en Heroverwegers hebben hun werk gedaan; de politiek mag nu

beslissen hoe het verder moet met de krijgsmacht. Het kan raar lopen. In

maart 2008 mocht de projectgroep-Verkenningen in alle rust van start. Ze

mocht een inhoudelijk stuk over de toekomst van de Krijgsmacht afleveren.

De pers belde wat in het rond en wist de conclusie eigenlijk al bij voorbaat:

dit was een verplicht nummertje dat moest concluderen dat Nederland weer

2% van zijn nationaal inkomen – de NAVO-norm – aan Defensie zou gaan

besteden. Dat percentage was in de loop van de jaren afgegleden tot 1,5% ,

een rijk West-Europees land met een gevanceerde krijgsmacht onwaardig.

Gelopen koers concludeerden de defensiejournalisten.

marineblad | mei 2010

17COLUMNProf. dr. J. (Ko) Colijn is defensiespecialist, redacteur van Vrij Nederland en hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Page 18: Marineblad Mei 2010

IN BEELD 18

Waarom ooit naar de Koninklijke Marine?

‘Ik was klaar met mijn VWO en ik wilde niet alleen maar studerenen een baan van 9 tot 5 de rest van mijn leven zag ik niet zo zit-ten. Daarbij houd ik van reizen en van mensen om mij heen. DeMarine kon mij dit allemaal bieden, dus vandaar naar deKoninklijke Marine.’

Hoe was die eerste opleiding bij de Marine?

‘Laat ik zeggen: Het waren hele interessante weken; het was voormij wennen omdat dit de eerste keer was dat ik 8 weken zonderenig contact met mijn familie doorbracht. Dit voelde vreemd aanomdat mijn familie heel hecht is. We werden met z’n alle in hetdiepe gegooid, een echte cultuurshock. We zaten met z’n alle inhetzelfde schuitje. We zijn daar als een hechte club uitgekomen.Gelukkig werden we veel bezig gehouden dus veel tijd om er overna te denken had ik niet.’

Wat waren de eerste ervaringen?

‘De bureaucratie bij de Marine vind ik verschrikkelijk. Als je ietswilt regelen moet je vaak langs 4 personen voor dat het geregeldis. Dat mijn haar werd afgeknipt vond ik ook verschrikkelijk. Maarhet was het waard!De studie bevalt mij tot nu toe goed, het sluit aan bij mijn interes-ses en over de resultaten mag ik tot nu toe niet klagen. Op hetKIM had ik een leuke klas met mensen waar ik goed mee konopschieten. Nu op de KMA zijn we eigenlijk weer een beetjeopnieuw begonnen. Ik ben erg benieuwd hoe het gaat verlopenmaar mijn voorgevoel zegt dat het wel goed komt.Het varen vind ik fantastisch, het is gewoon “super gaaf” dat jeuiteindelijk een marineschip mag besturen. Mijn eerste contactmet het varen kreeg ik op bootjesreis op Hr.Ms. Van Galen. Nadeze reis kon ik niet wachten tot we eindelijk weer mochten. Inmijn 2e jaar heb ik een aantal keren op de MOV Van Kinsbergengevaren. Ik heb hier ontzettend veel van geleerd. Ik heb dan ookontzettend uitgekeken naar mijn kruisreis, die aan het einde vanmijn 2e jaar begon. Nu kon ik alles wat ik geleerd heb over hetvaren toepassen en nog veel meer bijleren.’

Heeft u veel geleerd?

‘Ja, niet alleen leer je van het intern wonen op het KIM (dan welKMA). Je ontwikkelt je toch snel, ik ben snel volwassen gewor-den, omdat ik mijn eigen boontjes moest doppen.’

Sergeant-adelborst Melanie VerbruggeDeze maand staat SADBZ M. Verbrugge centraal. Zij woont in Den Helder en studeert thans in Breda Militaire

Bedrijfswetenschappen.

Geboren: 14 maart 1989

Opgekomen: 14 augustus 2007

Hobby's: Uitgaan, reizen, lezen, winkelen (zoals bijna ieder meisje)

Op mijn nachtkastje: het boek: Echte mannen eten geen kaas

De mooiste /opmerkelijkste Film: Ik kijk graag naar een drama of komedie. Een van de mooiste films heb ik

laatst gezien: Avatar

Passagieren tijdens kruisreisFoto collectie M. Verbrugge.

Page 19: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

19

Wie zijn uw helden en waarom?

‘Mijn Opa’s, (één is helaas niet meer in leven) maar zij zijn tocheen inspiratiebron voor mij. Doorzettingskracht heb ik van hen enhet leren om hard te werken ook’.

Wat maakt u trots?

‘Dat is moeilijk te beantwoorden. Dit is echt zo’n vraag waarouders vaak kinderen noemen, voorlopig heb ik die niet, dus zouhet niet weten.’

Hoe beoordeelt u de verkenningen bij Defensie?

‘Ik denk dat de verkenningen een positieve bijdrage gaan leverenaan de toekomst. Ik vind de maatschappelijke en politieke steun

die daarbij gegeven wordt goed en belangrijk, er mag best eenbeetje controle zijn van het kabinet op de defensiebestedingen.De titel van de verkenningen “houvast voor de krijgsmacht van2020” is dan ook een titel die alles wel omvat.’

Werken tot 30 jaar, of tot je 60ste?

‘Dat ligt er geheel aan hoe de toekomst er dan voor mij uitziet.Het belangrijkste is dat ik het naar me zin heb en plezier in mijnwerk ervaar. Op dit moment heb ik het zeker naar mijn zin, als datzo blijft wordt het misschien wel tot mijn 60ste, ik ben nog jongik zie het wel!’

Bent u klaar om te worden uitgezonden naar Uruzgan,

of Afrika?

‘Een uitzending staat nog wel op mijn lijstje, daar ben je in princi-pe mee akkoord gegaan toen je bij de Marine kwam. Uruzgan lijkter niet meer in te zitten, maar er zal wel een andere bestemmingkomen. Het lijkt mij een ontzettend goede/mooie ervaring. Maarop dit moment moet ik nog een hoop leren, dus ik hoop dat heter ooit wel in zit.’

Vaak is de eerste indruk van iemand bij een organisatie

scherp en bijzonder, wat waren uw eerste indrukken?

‘Mijn eerste indruk van Defensie was vooral dat alles via de hiërarchie geregeld werd, dat was ik niet gewend.’

Kunnen de adelborsten meepraten over de opleiding?

‘Adelborsten kunnen mee praten over de opleiding door in com-missies te gaan. Na tentamens worden er enquêtes over het vakingevuld, zodat er met de uitkomsten weer wat gedaan kan wor-den voor het volgende collegejaar. Als je het ergens niet meeeens bent of je vindt iets onredelijk kan dit altijd aangegeven wor-den bij de divisiechefs dan wel korpshoofd.’

Wat weet u en verwacht u van KVMO/FVNO?

‘Dat zij haar doelstellingen nastreeft en vooral de belangen behar-tigt van haar leden.’

Bent u bekend met ProDef?

‘Ik ben er van op de hoogte dat ProDef een netwerk is, verderheb ik er geen kennis van.’

Wat weet u van het Marineblad en wat verwacht u

van het Marineblad?

‘Het Marineblad vind ik een leuk blad om te lezen, er staan vaakverschillende visies van mensen in over diverse onderwerpen.Vaak staan er ook bekenden van je in, dit is altijd leuk om telezen.’

Wat zou u morgen, als baas van CZSK, veranderen?

‘Aangezien vice-admiraal Borsboom net CZSK is geef ik hemeerst de kans om zelf dingen te veranderen. Ik zou niet goedweten wat ik concreet zou willen veranderen. In de opleiding vanhet KIM vind ik alles wel goed geregeld. Wel zou ik iets aan debureaucratie willen doen.’

Wat is uw persoonlijke ambitie (zeg over 5 jaar)?

‘Over 5 jaar heb ik hopelijk mijn bachelor in handen, ben ik mis-schien bezig met een master of ben ik geplaatst op een grootbovenwaterschip waar ik dan mooie reizen op kan maken en veelkan leren en varen!’

Welke eigenschappen waardeert u in een docent en in

het kader dat u aantreft op het KIM?

‘De docenten waardeer ik door het feit dat je altijd aan kan klop-pen als je iets niet begrijpt. Wel vind ik het nu handig dat alledocenten waarvan ik nu les krijg ook op dezelfde locatie zitten.Dit is in het begin wel eens anders geweest, dan had je les vandocenten van de KMA op het KIM en had je alleen mail contactdat is toch wat lastiger.’

Ik blijf bij de Marine want:

‘de Marine bied mij op dit moment alles zowel het leren varen alsde studie, bovendien heb ik het hier onwijs naar mijn zin.’

Ł

‘mijn eerste indruk van Defensie wasvooral dat alles via de hiërarchie

geregeld werd, dat was ik niet gewend’

Page 20: Marineblad Mei 2010

KENNIS EN WETENSCHAP Door: Dr. ir. T. Tinga20

De onderhoudswereld is echter behoorlijk conservatief en deafgelopen decennia zijn er maar weinig nieuwe (technische) con-cepten ontwikkeld om het onderhoudsproces te optimaliseren. Erwordt op vertrouwd dat de methodieken, die al jaren werken, ookin de toekomst zullen voldoen. De ontwikkelingen, die er zijngeweest, hebben voornamelijk plaatsgevonden op het vlak vanonderhoudsmanagement (asset management), het organiseren vande processen en het berekenen en beheersen van de kosten (assetmanagement control, life cycle costing, etc.). Al deze methodiekenzijn echter afhankelijk van de juiste technische input over het faal-gedrag van componenten en systemen, waardoor de potentiëlewinst van nieuwe managementconcepten relatief klein zal zijn. Indit artikel wil ik aan de hand van het Nederlandse DefensieAcademie (NLDA) onderzoekprogramma ‘Maintenance of MilitaryPlatform Systems’ laten zien hoe juist innovatie op basis van techni-sche kennis kan leiden tot efficiëntere onderhoudsprocessen.

Preventief onderhoud

Vanwege de grote consequenties, die verbonden zijn aan hetfalen van systemen, wordt veel onderhoud bij Defensie preven-tief uitgevoerd. Daarbij worden traditioneel de meeste onder-

houdsactiviteiten uitgevoerd op basis van vaste intervallen. Alshet gebruik van de systemen vrij constant is, dan kan dat goedwerken. De wereld om ons heen verandert echter voortdurenden dat geldt zeker ook voor Defensie. Waar vroeger vooral werdgeoefend voor de klassieke dreiging vanuit het Oosten, wordt hetmaterieel tegenwoordig overal ter wereld ingezet onder de meestuiteenlopende omstandigheden. Dat betekent dat het gebruik endaarmee de belasting van het materieel zeer variabel en onvoor-spelbaar is geworden: dat heeft consequenties voor het onder-houd. De klassieke vaste onderhoudsintervallen zijn in een derge-lijk scenario veelal erg inefficiënt en in sommige gevallen zelfsniet voldoende om ongewenst falen van componenten of syste-men te voorkomen. Er zal veel meer rekening moeten wordengehouden met het werkelijke gebruik van een platform ofsysteem.

OnderhoudsintervallenHet uitvoeren van preventief onderhoud vraagt om het zoekennaar de balans tussen efficiëntie (kosten) en effectiviteit (voorko-

men van falen). Om de directe kosten te minimaliseren is hetaantrekkelijk om onderhoudsintervallen zo lang mogelijk temaken, terwijl ongewenst falen het beste kan worden voorkomendoor juist hele korte onderhoudsintervallen te kiezen. Het com-promis tussen deze twee tegenstrijdige belangen wordt bepaalddoor de mate waarin falen van het onderdeel acceptabel is. Voorde in de militaire wereld veel voorkomende kritieke systemen(waarvoor falen onacceptabel is) wordt de prioriteit veelal bij deeffectiviteit van onderhoud gelegd en wordt gekozen voor con-servatieve (korte en dus dure) onderhoudsintervallen. De beno-digde mate van conservatisme in een dergelijke aanpak wordtgrotendeels bepaald door de hoeveelheid spreiding in de ver-wachte levensduur van een onderdeel.

Technische innovatieIn dit artikel zal worden gedemonstreerd dat gedetailleerd tech-nisch inzicht in de systemen deze onzekerheid aanzienlijk kanreduceren. Daarbij gaat het vooral om het begrijpen van de fysi-sche faalmechanismen en het kwantificeren van de lokalebelastingen. Het onderzoekprogramma dat momenteel draait opde NLDA richt zich vooral op die aspecten. Het basisprincipe van

dat onderzoek zal hierna worden uitgelegd. Vervolgens zal aan dehand van een aantal voorbeelden uit de diverse onderzoekspro-jecten worden gedemonstreerd dat door het ontwikkelen vannieuwe technische concepten de efficiëntie van het onderhoudbinnen de Marine nog aanzienlijk verbeterd kan worden.

Rol van fysische faalmechanismen in onderhoud

Een van de basisprincipes van het onderzoeksprogramma is deconstatering dat het falen van platformen, systemen en compo-nenten altijd kan worden teruggevoerd op een faal- of degrada-tieproces op materiaalniveau. Dat kan variëren van vermoeiing,kruip, overbelasting en corrosie tot doorslag van een elektrischeisolator of delaminatie in een composiet constructie. Het is daar-om essentieel om te begrijpen hoe deze mechanismen werken envooral welke belastingen daarbij een rol spelen. Met die kenniskan namelijk de relatie worden gelegd tussen het gebruik van eensysteem en de verwachte levensduur. Dit staat schematisch weer-gegeven in Figuur 1.

Efficiënte en effectieve instandhouding van technologisch hoogwaardige platformen en systemen is

voor de Marine een belangrijk issue, waarbij onderhoud een wezenlijk onderdeel uit maakt van dit

instandhoudingproces. Het geheel aan preventieve en correctieve onderhoudsactiviteiten kost veel tijd

en geld, dus verbeteringen en innovaties in die processen kunnen veel opleveren.

de onderhoudswereld is behoorlijk conservatief en de afgelopen decennia zijn er maar weinig nieuwe (technische) concepten ontwikkeld

Technische innovaties in onderhoud

Page 21: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

21

Relatie tussen gebruik en levensduurHet gebruik van een platform of een systeem is vaak bekend, maarde gebruiker is natuurlijk vooral geïnteresseerd in de resterendelevensduur. De relatie tussen beide grootheden is in de meestegevallen onbekend. De oplossing ligt in het inzoomen naar hetniveau van de fysische faalmechanismen (materiaalniveau). Op datniveau kan een faalmodel worden gedefinieerd, dat voor een gege-ven lokale belasting de levensduur of schadeopbouw berekent. Ditvereist wel een vertaling van het gebruik (toerental, draaiuren,aantal starts) naar lokale belastingen (spanning, rek, temperatuur),waarvoor in veel gevallen numerieke methoden (FEM, CFD) wor-den toegepast. Tenslotte kan op grond van de berekende schade-opbouw de resterende levensduur worden voorspeld. Op dezemanier kan via berekeningen de levensduur en dus het benodigdeonderhoudsinterval van een systeem worden afgeleid uit het spe-cifieke gebruik. Daarvoor is het noodzakelijk dat de relaties tussengebruik en belastingen (aangegeven met nr. 1 in Figuur 1) en tussenbelastingen en levensduur (nr. 2) bekend zijn. Daarnaast moet hetgebruik worden geregistreerd (usage monitoring). Het is ookmogelijk om een deel van de berekeningen te vervangen doormetingen op een dieper niveau. Als de belastingen kunnen wor-den gemeten (load monitoring), bijv. met een thermokoppel of rek-strook, dan kan de berekening van de belastingen uit het gebruik(relatie 1) achterwege blijven. Nog een stap verder gaat hetregistreren van de conditie van het systeem (condition monitoring),waarbij ook de schadeontwikkeling niet meer hoeft te wordenberekend (relatie 2), maar de gemeten conditie direct kan wordengebruikt om het onderhoud te sturen. In het vervolg van dit artikelzal worden geïllustreerd hoe dit technische concept kan wordengebruikt om het onderhoud te verbeteren. Dit zal worden gedaanaan de hand van drie onderwerpen: conditiebewaking, gebruiksaf-hankelijk onderhoud en bewustzijn bij de gebruiker.

Conditiebewaking

Door de ontwikkeling van nieuwe sensoren en de steeds toene-mende rekenkracht van computers wordt conditiebewaking

tegenwoordig steeds meer toegepast. Het idee erachter is datonderhoud exact op het juiste moment kan plaatsvinden, door-dat de degradatie van een individueel systeem precies kan wor-den bijgehouden. Een aantal conditiebewakingmethoden bestaatal lang, is goed doorontwikkeld en wordt veel toegepast.Voorbeelden daarvan zijn trillingsanalyses en olieanalyses, demethoden die ook door Bureau Conditie- en Prestatiebewakingbinnen de Marine veelvuldig worden toegepast. Voor deze syste-men geldt dat er een duidelijke (veelal kwantitatieve) relatiebestaat tussen de gemeten grootheid (bijv. trillingsniveau) en deconditie van het systeem. Zo is voor veelgebruikte standaardcom-ponenten zoals lagers uit de trillingsmetingen op te maken welkonderdeel gedegradeerd is en wat de resterende levensduur is.Voor ingewikkelder systemen, waarvoor minder historische dataverzameld is en de faalmechanismen minder goed bekend zijn, isvaak alleen kwalitatief een uitspraak te doen. Door trends ingemeten grootheden in de gaten te houden kan een op handenzijnde storing vaak tijdig voorzien worden, waardoor er kan wor-den ingegrepen.

Overvloed aan dataDe laatste jaren openbaart zich echter een trend om systemen uitte rusten met grote aantallen sensoren, die een enorme hoeveel-heid data genereren. Daarbij is het in veel gevallen de vraag of degemeten grootheden voldoende representatief zijn voor deonderliggende faalmechanismen. Daarnaast ontbreekt het vaakaan nauwkeurige methoden om de meetdata om te zetten naarbruikbare onderhoudsinformatie. Krachtige computers kunnenmet datamining1 technieken vaak nog wel trends uit de data filte-ren, maar bij sterk variërend gebruik zijn die technieken slechtsbeperkt bruikbaar.

Kennis van faalmechanismenOp dit gebied kan kennis van de faalmechanismen en de maatge-vende belastingen een belangrijke rol spelen. Ten eerste moet bijde ontwikkeling van een nieuw conditiebewakingssysteem (CBS)

kunnen instandhouding verbeteren

Ł

Figuur 1 Schematisch overzicht van de relaties tussen gebruik,belastingen en levensduur.

Figuur 2 Trillingsmeting aan een schroefas aan boord van eenvan de schepen (bron: Bureau Conditie en Prestatiebewaking).

Page 22: Marineblad Mei 2010

KENNIS EN WETENSCHAP Technische innovaties in onderhoud kunnen instandhouding verbeteren 22

eerst worden bepaald wat de kritieke faalmechanismen zijn. Opbasis daarvan moet worden besloten welke sensoren nodig zijnom dat mechanisme te monitoren. Ten tweede zal kennis van defaalmechanismen nodig zijn om de gemeten grootheden te verta-len naar relevante informatie voor het onderhoud. Voor systemendie direct de conditie meten (bijv. een delaminatiesensor in com-posieten) is dat alleen maar om de restlevensduur te berekenen.Bij systemen die afgeleide grootheden meten, zoals bijv. rek oftemperatuur, is een model voor het faalmechanisme echteressentieel om de degradatie van het systeem te bepalen. In hetkader van een onderzoeksproject in het World Class MaintenanceConsortium2 is daarom recent een beslisdiagram ontwikkeld voorhet opzetten van een conditiebewakingssysteem3. Daarin wordtgecheckt of bij de opzet van het CBS aan een aantal voorwaardenwordt voldaan, vooral met betrekking tot technische kennis vanhet systeem en de faalmechanismen.

Kleinere bemanningEen andere voor de Marine erg belangrijke trend is de toenemen-de schaarste van technisch personeel in combinatie met desteeds kleiner wordende (technische) bemanning van schepen.Om te voorkomen dat problemen onderweg de inzetbaarheidvan de eenheden teveel schaden, is het erg belangrijk dat delevensduur en degradatie van de systemen op voorhand voor-speld kunnen worden. Daarnaast wordt steeds meer gebruikgemaakt van concepten als remote diagnostics en telemaintenance.Daarbij wordt de conditie van de systemen op afstand bewaakten kan eventueel zelfs op afstand worden ingegrepen. Ook bij deontwikkeling van dit soort concepten is kennis van de systemenen hun faalgedrag onontbeerlijk.

Gebruiksafhankelijk onderhoud

Zoals eerder genoemd wordt de hoeveelheid conservatisme ineen onderhoudsinterval grotendeels bepaald door de hoeveel-heid spreiding in de verwachte levensduur van een onderdeel. Ditwordt geïllustreerd in Figuur 4, waarin de spreiding van een scha-deparameter (mate van degradatie) in een populatie identieke

componenten is weergegeven op drie verschillende tijdstippen.Er is bepaald dat de componenten worden vervangen op hetmoment dat een klein deel van de populatie (bijv. 0.1 %) een kri-tieke hoeveelheid schade heeft bereikt. In Figuur 4a is dat opmoment t = t3, waarbij direct opvalt dat het overgrote deel van decomponenten vervangen wordt met een hoeveelheid schade dieaanzienlijk lager is dan de kritieke hoeveelheid schade. Figuur 4blaat zien wat het effect is van het reduceren van de onzekerheid.Door de smallere verdeling duurt het veel langer voordat 0.1 %van de populatie de schadelimiet heeft bereikt (nu op tijdstip t =t4) en bovendien is de gemiddelde hoeveelheid schade bij vervan-ging groter, waardoor minder levensduur verspild wordt.Hiermee wordt duidelijk aangetoond dat het reduceren van deonzekerheid in de schadeopbouw resulteert in een efficiënteronderhoudsproces.

Figuur 3 Aftappen van een monster voor olieanalyse (bron:Bureau conditie en prestatiebewaking).

Figuur 4 a) Ontwikkeling in de tijd van de schadeparameter (D)in een verzameling componenten. De component wordt vervan-gen wanneer een bepaalde fractie (bijv. 0.1%) van de populatie dekritieke hoeveelheid schade heeft bereikt; b) Effect van beperkingvan de onzekerheid op de levensduur.

Page 23: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

23

Reduceren van onzekerheidDe onzekerheid in de schadeopbouw wordt voornamelijk veroor-zaakt door de variatie in gebruik van de individuele systemen endaarnaast nog door de spreiding in dimensies en materiaaleigen-schappen, die zorgen voor (kleine) variaties in belastingsniveaus.Door het registreren van het gebruik of de belastingen kan deonzekerheid in de verwachte levensduur worden gereduceerd endaarmee de efficiency van het onderhoudsproces aanzienlijk wor-den verbeterd. In een recent onderzoek4 zijn een aantal onder-houdsconcepten toegepast op een turbineblad uit een gasturbineen zijn de vervangingsintervallen berekend op basis van eenkruipanalyse5. De vergeleken onderhoudsconcepten zijn:• Calender Time Based Maintenance (CTBM): onderhoud wordt

uitgevoerd na vaste tijdsperiodes (bijv. ieder half jaar), die doorde fabrikant zijn berekend op basis van verondersteld gebruik.

• Usage Based Maintenance (UBM): onderhoud wordt uitgevoerdop basis van geregistreerd gebruik (bijv. draaiuren), maar dezwaarte van het gebruik (bijv. toerental, temperatuur) wordtdoor de fabrikant op voorhand aangenomen.

• Usage Severity Based Maintenance (USBM): onderhoud wordtuitgevoerd op basis van geregistreerd gebruik (bijv. draaiuren),waarbij rekening wordt gehouden met de zwaarte van hetgebruik. Het ene draaiuur telt dus zwaarder mee dan het ande-re.

• Load Based Maintenance (LBM): onderhoud wordt uitgevoerdop basis van gemeten (lokale) belastingen (bijv. spanning, rek,temperatuur) en de daaruit berekende levensduur.

• Condition Based Maintenance (CBM): onderhoud wordt uitge-voerd op basis van de gemeten conditie van het onderdeel.

Het resultaat van de simulaties staat weergegeven in Figuur 5,waarin per jaar het aantal benodigde vervangingen van het tur-bineblad tijdens de gebruiksperiode van de gasturbine (21 jaar)zijn weergegeven. Hieruit blijkt duidelijk dat het traditionele con-cept op basis van kalendertijd erg conservatief is met bijna 40vervangingen in 21 jaar. In rekening brengen van het werkelijkegebruik (UBM) reduceert dat aantal aanzienlijk en nog meerwinst is te behalen als daarnaast ook de zwaarte van het gebruikin rekening wordt gebracht (USBM, LBM en CBM). In alle geval-len blijft de kans op falen hetzelfde (0.1 %).

Gasturbines fregattenGerelateerd aan dit onderzoek heeft LTZT3 J. Loosman tijdenszijn afstudeeronderzoek6 gekeken naar het gebruik en het onder-houd van de gasturbines in de fregatten van de Marine. Datonderzoek heeft aangetoond dat ondanks grote variaties ingebruik het onderhoud daaraan slechts ten dele wordt aangepast.Nagenoeg alle door de fabrikant opgelegde intervallen zijn geba-seerd op draaiuren. Daarbij maakt de zwaarte van een uur gebruik(bijv. uitgedrukt in gedraaid vermogen) niet uit, terwijl dat voorde levensduurconsumptie wel degelijk een grote rol speelt.Verder is een aantal onderdelen in de gasturbines gevoelig voorvermoeiingsschade, waarvoor vooral het aantal start/stopsbelangrijk is. Ook deze onderdelen worden echter op basis vandraaiuren vervangen. De fabrikant heeft de intervallen ongetwij-feld aan de veilige kant gekozen, waardoor de kans op onver-wacht falen zeer klein is. In termen van efficiëntie en kostenbe-sparing lijkt hier echter nog wel winst te behalen.

Bewustzijn gebruiker

Tenslotte heeft in veel gevallen een gebruiker van een systeemweinig kennis van de consequenties van zijn gebruik op de onder-houdsbehoefte of levensduur van het systeem. Een gebruiker wildat een systeem bepaalde prestaties levert en in de meeste geval-

len maakt het niet uit hoeveel onderhoud daarvoor nodig is. Aande andere kant zal de onderhouder van een systeem het gebruikals een gegeven beschouwen waaraan hij weinig kan doen. Dezestrikte scheiding tussen gebruiker en onderhouder leidt in sommi-ge gevallen tot veel onnodig onderhoud. Een voorbeeld daarvan ishet gebruik van de Chinook transporthelikopter van deLuchtmacht, waarin veel scheuren in het airframe ontstaan alsgevolg van trillingen. Analyse van het probleem door het NationaalLucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR)7 heeft aangetoond datde trillingsniveaus en daarmee de scheurgroeisnelheden, enormtoenemen boven een bepaalde vliegsnelheid. Door vliegers hier-over te informeren (en een snelheidslimiet op te leggen) kan hetscheuren van de constructie aanzienlijk worden teruggebracht. Inde praktijk blijkt het in veel gevallen namelijk niet nodig om zohard te vliegen en bewustzijn bij de gebruikers kan op die manierleiden tot een veel lagere onderhoudsinspanning.

Levensduur schroefasOp vergelijkbare wijze heeft LTZT3 J. Vos voor zijn afstudeer-onderzoek8 gekeken naar de relatie tussen gebruik en vermoei-ingslevensduur van de schroefas van een L-fregat. Op basis van bijhet Marin uitgevoerde stuwkrachtmetingen9 onder verschillendevaarcondities (sea states, vaarsnelheid) zijn de belastingen in deschroefas berekend. Deze belastingen leiden tot een bepaaldehoeveelheid vermoeiingsschade, waardoor de relatie tussengebruik en schadeopbouw bekend is. Vervolgens is voor het heer-sende spectrum van golfhoogtes en een vastgesteld vaarprofielde levensduur van de schroefas berekend. Vanwege een aantalaannames en benaderingen in de analyse heeft de berekende

ondanks grote variaties in het gebruikwordt het onderhoud daaraan

slechts ten dele aangepast

Figuur 5 Vergelijking van vijf onderhoudsconcepten in termen vanvervangingsmomenten van een gasturbineblad gedurende eenperiode van 21 jaar. Ł

Page 24: Marineblad Mei 2010

BOEKEN

KENNIS EN WETENSCHAP Technische innovaties in onderhoud kunnen instandhouding verbeteren 24

levensduur in absolute zin niet zo heel veel waarde. Echter, dedaarna uitgevoerde gevoeligheidsanalyses, waarbij gevarieerd is ingolfspectrum, vaarprofiel en schroefaseigenschappen, geven weleen goed beeld van de mogelijke consequenties van gebruik opde levensduur. Zo bleek bijvoorbeeld dat bij sea state 7 het verla-gen van de vaart van 25 naar 20 knopen de schadeopbouw metmeer dan een factor 1000 reduceert.

Toekomst

Het NLDA onderzoeksprogramma op het gebied van onderhoudis pas twee jaar geleden opgestart. In deze beginperiode is vooralgewerkt aan het ontwikkelen van theoretische concepten engezien de wetenschappelijke uitdagingen zal dat werk de komen-de jaren worden voortgezet. Daarnaast wordt er echter nadrukke-lijk gewerkt aan het opzetten van projecten waarin de conceptenbinnen de defensieorganisatie worden gevalideerd en toegepast.Bij de Marine worden onder andere projecten over conditiebewa-king / remote diagnostics, corrosiesensoren voor scheepshuid enballasttanks en gebruiksafhankelijk onderhoud van gasturbinesgeïnitieerd.

Conclusie

Uit de hiervoor besproken voorbeelden blijkt dat het onderhoudvan militaire platformen en systemen kan worden verbeterd doorgebruik te maken van technische kennis van het systeem. Daarbijgaat het vooral om het inzichtelijk maken en kwantificeren van derelatie tussen gebruik en levensduur. Door innovatieve technischeconcepten te integreren met de bestaande onderhoudsmanage-mentconcepten is er nog veel winst te behalen in het instandhou-dingsproces. Dat wordt nog versterkt door de toekomstige mari-neofficieren al tijdens hun opleiding op de NLDA bewust te

maken van de consequenties van gebruik van een platform ofsysteem op de levensduur.

Dr. ir. T. Tinga is universitair hoofddocent onderhoudstech-

nologie bij de Faculteit Militaire Wetenschappen van de

Nederlandse Defensie Academie. Hij is binnen de studie

Militaire Systemen en Technologie verantwoordelijk voor

de afstudeerrichting Instandhouding en is tevens program-

maleider van het onderzoekprogramma

1 Het begrip datamining verwijst naar technieken die worden gebruikt omin grote databases bruikbare informatie te vinden, bijvoorbeeld door hetzoeken naar trends of relaties tussen twee of meerdere variabelen.Supermarkten gebruiken de techniek bijvoorbeeld om te achterhalenwelke combinaties van producten vaak gekocht worden.

2 In het World Class Maintenance Consortium (WCMC) werken een aantalgrote industriële partners samen met diverse kennisinstellingen aanonderzoeksprojecten die het onderhoudproces kunnen verbeteren. Zieook www.worldclassmaintenance.nl.

3 Tinga, T., Soute, D., Roeterink, H., Guidelines for Condition BasedMaintenance, eindrapport World Class Maintenance Consortium WP4,2009.

4 Tinga, T., The role of physical failure models in optimizing maintenance, inAsset Optimization and Maintainability. 2009, European Safety,Reliability and Data Association: Baden, Switzerland.

5 Kruip is een degradatiemechanisme dat optreedt bij hoge temperatuur.Onder invloed van een aangelegde belasting zorgt het voor een langza-me inelastische vervorming van het materiaal.

6 Loosman, J., Spey Marine Gasturbine; Gebruik en onderhoud, afstudeer-scriptie KIM, Den Helder, 2008.

7 De auteur heeft van 1998 – 2007 als onderzoeker bij het NLR gewerkt enveel onderhoudsgerelateerde onderzoeksprojecten uitgevoerd.

8 Vos, J., Invloed van vaarcondities op de levensduur van een schroefas van hetL-fregat, afstudeerscriptie NLDA, Den Helder, 2008.

9 MARIN rapport 18235-2-SMB, 2006, eindrapport van het DYLOPROPSproject, een samenwerking tussen Wärtsilä, NLDA, MARIN en TU Delft.

Ł

In januari 2010 verscheen bij uitgeverijAspekt het boek ‘ik beschuldig Vijftienjaar strijd tegen het Ministerie vanDefensie over haar boek Mei 1940. Destrijd op Nederlands grondgebied’. Deinmiddels 95 jarige (!) auteur van hetboek Ik beschuldig is Ing W.D.Jagtenberg, die als één van de weinigeNederlandse Grebbeberg veteranennog in leven is. Hij beschrijft in zijnboek ‘Ik beschuldig’ pakkend hoe tweehistorici van Defensie in 1990 de

goede naam en reputatie van sommigeNederlandse militairen, die in mei1940 Nederland verdedigden, hebbenbeschadigd. Deze historici deden ditmet hun boek ‘Mei 1940, de strijd opNederlands grondgebied’. Op dit boekkwam in de loop der tijd steeds meerkritiek, vooral op de suggestie datsommige Nederlandse verdedigers opvergelijkbare wijze als de Duitse inval-lers het oorlogsrecht zouden hebbengeschonden. Wat er als bewijs voordeze suggestie werd aangevoerd, bleekbij nader onderzoek niet altijd deugde-lijk. Op last van een rechterlijke uit-spraak, waarin de Nederlandse vetera-nen pro deo werden verdedigd doorprof. mr. dr. G.G.J. Knoops, reserve-offi-cier van het Korps Mariniers, werd ineen herdruk van ‘Mei 1940’ deze sug-gestie genuanceerd, maar niet princi-pieel opgegeven of herroepen. In ‘Ikbeschuldig’ vindt de lezer pijnlijknauwkeurig uiteengezet hoe opeenvol-gende ministers van Defensie zich nietverantwoordelijk achtten voor deinhoud van uitspraken van historicivan Defensie. In het licht van de onaf-hankelijke positie van wetenschappersvan de Nederlandse Defensie

Academie is dit overigens als winst tebestempelen, mits het wetenschappe-lijke proces van these, antithese ensynthese ongehinderd voort kan gaan.Een goed bedoelde poging van deInspecteur-generaal der Krijgsmacht,die geen vrede kon brengen in dezestrijd van Nederlandse veteranen voorhun eerherstel, is helaas niet als winstte bestempelen. Wellicht dat een tekortaan empathie of onbegrip van delevenslange gevolgen van traumatoge-ne gebeurtenissen zich hier hebbengewroken. Of heeft men de spreuk,‘errare humanum est’ vergeten, die aljaren de senaatskamer van hetKoninklijk Instituut voor de Marinesiert? Daarmee is dit boek van belangvoor veteranen, militairen, militairehistorici en al diegenen die op zoek zijnnaar manieren om lang slepende con-flicten, wellicht door het toepassen vansociaal leiderschap, effectief op te los-sen in het voordeel van zowel hetmnisterie van Defensie als van actiefdienend militairen, veteranen en hunnabestaanden. Het boek toont ook heelconcreet de ethische bezwaren van devaak effectieve tactieken, die door deDuitse invallers werden toegepast,

maar waarin alle middelen, oorlogs-misdaden incluis, werden geheiligddoor het te behalen doel. Het is degrote verdienste van de auteur zelf dathij zijn zakelijke geschil na het ver-schijnen van zijn boek heeft overste-gen en zich in persoonlijke zin heeftverzoend met zijn belangrijkste oppo-nent, zonder dat Defensie daar in deogen van deze veteranen of hun nabe-staanden ook maar iets constructiefsvoor heeft gedaan. M. Meijer

ik beschuldig Vijftien jaar strijdtegen het Ministerievan Defensie over haarboek Mei 1940. Destrijd op Nederlandsgrondgebied

Auteur: W.D. JagtenbergUitgever: Aspekt, AmersfoortISBN: 978-90-5911-909-3Prijs: € 19,50Omvang: 224 blz met vele

authentieke foto’s

Page 25: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

25DE MARINEFAMILIE

Ł

Bij de meeste ‘marinefamilies’ die tot nu toe aan bod zijn geweest was de oudere generatie al met

leeftijdsontslag. In dit nummer zijn vader en dochter Braanker beiden nog in dienst.

Naam: Bert BraankerIn dienst: 18 augustus 1978Huidige functie: Programmamanager

MATLOG-IV

Waarom bent u naar de Marine gegaan? ‘In de vijfde klas van de middelbare school was er eenmiddag met diverse studievoorlichtingen. Ik kwam te laatvoor de sessie economie en de deur daarnaast stond nogopen. Binnen liep een man met een prachtig uniform enmet twee vrienden ben ik binnen gaan luisteren naar watvoor spannends er allemaal te beleven was. Ik heb meopgegeven, ben goedgekeurd en ben na de vakantie afge-reisd naar het verre Noorden. Daar trof ik een bonte ver-zameling schepen aan van allerlei tinten grijs die ik nooiteerder had gezien. De Marine was echt nieuw voor mij.’

Wat is u van uw opleiding op het KIM het meestbijgebleven?‘Het tempo waarin we allerlei zaken moesten leren.Vergeleken met dat van mijn vrienden op de universiteit,was mijn leven behoorlijk zwaar. Dat dit een positieve bij-werking had, bleek in mijn vierde jaar aan de TU-Delft: 12vakken in een half jaar was het dubbele van de score vande reguliere student! Op sportgebied ging er een wereldvoor mij open. Ik heb altijd veel gezwommen maar dekennismaking met bijvoorbeeld roeien, schermen, boksenen vliegen was een openbaring. Ook was er veel lol tebeleven: nachtenlange sessies Risken in het kader van hetaankweken van strategisch inzicht en diplomatie hebbenheel wat slaaptekort opgeleverd. De tijd dat we met eenbrandslang de slaapzaal en het hele legeringsgebouwblank mochten zetten, ligt alweer ver achter ons. De laat-

ste avond van mijn verblijf op het KIM was het echte hoog-tepunt: water, confettibommen en traangas leverden eenontruimde vleugel op en bijbehorend rapport (nr 34).Gelukkig had de VOKIM door dat het beter was voor ieder-een dat ik maar ging varen dus mocht ik desondanks meemet het stationschip naar de West.’

Welke plaatsingen heeft u tot nu toe gehad?‘Mijn eerste plaatsing was Hr.Ms. Overijssel, de laatsteonderzeebootjager. Hierna met veel plezier gevaren bij demijnendienst. Na mijn CCO-opleiding heb ik op diverse fre-gatten mogen dienen. Het meehelpen aan de overdrachtvan fregatten aan de Pakistaanse Marine was een bijzonde-re periode. De cultuurverschillen waren groot, maar hetenthousiasme van beide bemanningen enorm. Mijn laatstevarende plaatsing was de Poolster. Ook dat was een laatstereis onder de Nederlandse oorlogswimpel. Tussendoor benik tot twee maal toe teruggeweest op het KIM. Vanaf 1997 ben ik geplaatst in Den Haag, eerst bij deDefensie Accountantsdienst, vervolgens bij de toenmaligeDirectie Economisch Beheer KM. Vanuit die twee plaat-singen is mijn huidige rol als programmamanagerInformatie-Voorziening gegroeid. Mijn interesse in deautomatisering kreeg daar een logisch verloop, van pro-ject initiatie, via project uitvoering naar project manage-ment. Dit doe ik nu alweer zo’n drie jaar voor deMateriële Logistiek.’

Hoe vaak bent u van huis geweest? ‘De eerste vaarperiode was direct een stevige. Precies eenjaar minus één dag (had wat te maken met de vaartoelagein die tijd) waren we onderweg. Connie, mijn vrouw is toenwel drie maanden op bezoek geweest in Curaçao. Daarnadiverse tochten, variërend van een dag tot circa 6 maanden.’

Familie Braanker

Alle foto’s: collectie Familie Braanker

Page 26: Marineblad Mei 2010

DE MARINEFAMILIE26

Hoe heeft u en uwgezin het van huis zijnervaren? ‘We hebben drie kinderenen bij alle geboortes ben ikaanwezig geweest. Na degeboorte van onze oudstedochter Maaike vertrok ikvoor een vaarperiode vanbijna 6 maanden. Bij terug-keer was de onbekendheidmet elkaar verwacht, maartoch vervelend. De andere

twee kinderen, Gijs en Rozemarijn, werden geboren tij-dens een walplaatsing; dat maakt het leven voor vader enmoeder een stuk leuker. Connie had in die tijd een baanen was zonder mij altijd erg druk om het circus gaandete houden. We hadden wel een goede afspraak dat ik bijterugkeer van varen weer netjes de rol op zou pakkenvan “second in command”.’

Welke plaatsing heeft tot nu toe het meesteindruk op u gemaakt?‘Mijn plaatsing als divisiechef op het KIM was een bijzon-dere. Ik kreeg een kijkje in de keuken van de officiersop-leiding. De hoeveelheid onzichtbare zorg die wordtbesteed aan de begeleiding van onze toekomstige leidersis erg groot. Ik moest in die tijd ook strenger zijn dan ikgewend was. Gepoetste schoenen en kort geknipte harenwaren nooit mijn sterke punten. Een adelborst met meerdan vijf rapportjes mocht rekenen op bijzondere aan-dacht van het gehele kader. Tijden veranderen!’

Hoe ervaart u de werkdruk bij de Marine? ‘Daar denk ik weinig over na Maar het lijkt me in de hui-dige tijd van personele schaarste voor sommige beroeps-groepen echter wel onevenredig zwaar om steedsopnieuw uitgezonden te moeten worden. Ik zie daarineen risico voor het personele verloop wat in die groepenal erg groot is.’

Wat vindt u van de huidige Marine?‘Het is een prachtig bedrijf waar ik trots op ben om overte praten. In mijn huidige werk neem ik wel eens mensenvan buiten Defensie mee om ze een beetje te laten snuf-felen aan het operationele wereldje. Goed te zien hoemensen dan onder de indruk zijn van onze vloot.’

Is ‘de Marine’ hetonderwerp in de familie? ‘Na de toetreding vanMaaike als adelborst voor dezeedienst en de intrede vanhaar vriend Samy is dat inonze familie wel een boei-end onderwerp waar vaak(relativerend) over gespro-

ken wordt. In deze fase kan mijn KIM- ervaring een bijdrageleveren aan keuzes die zij maken.’

Heeft uw vader /moeder invloed gehad op uwkeuze? ‘Mijn vader was voor zijn dienstplicht matroos en heeftzijn diensttijd in de oost doorgebracht. Helaas is hij ergvroeg overleden en heeft hij geen bijdrage kunnen leve-ren aan mijn keuzes. Mijn moeder heeft me vrijgelaten;zowel de universiteit (economie) als de Marine leken haareen goede basis voor de toekomst.’

Heeft u uw dochter aangeraden om naar deMarine te gaan?‘Voordat Maaike zou gaan studeren wilde ze eerst nogeen jaartje avonturen in den vreemde. Aldaar heeft HareMaaikesteit, zoals we haar thuis noemden, het lichtgezien. Het telefoontje met de kerstdagen, waarin zehaar nieuwe keuze aankondigde gaf bij mij een dubbeltrots gevoel. Trots dat mijn dochter ook naar de Marinewilde gaan, maar ook de trots dat de Marine er een kan-jer bij zou krijgen.Slechts één moment heb ik even spijt gehad van haarkeuze en mijn adviezen. Tijdens haar eerste bivak opTexel heeft ze onbewust te lang doorgelopen met de ziek-te van Pfeiffer. “Doorgaan tot je er bij neervalt en nietpiepen” was mijn advies dat haar drie dagen op de inten-sive care van het Gemini-ziekenhuis heeft gebracht. Hetis een bijtertje! Na een jaar revalideren is ze opnieuwbegonnen aan de opleiding en dat heeft haar tot dusver-re ver gebracht. Als eerste vrouwelijke president van desenaat van het Korps Adelborsten wist ze haar mannetjete staan.’

Vormt u een echte marinefamilie? ‘Op de momenten dat Maaike thuis is, wordt er erg veelover de Marine gesproken. Ook broer en zus zijn altijdbenieuwd naar haar verhalen. Daarbuiten is het leven tedruk om lang stil te staan bij je werk. De avonduren zijnmeer dan gevuld met zaken buiten de Marine.’

Naam: Maaike BraankerIn dienst: 15 augustus 2006Huidige rang: Sergeant-adelborst

voor de zeedienst

Vanwaar de keuze voor de KM? ‘Hoewel mijn vader bij de Marine zit, heeft dat weinig bij-gedragen aan mijn keuze voor de Koninklijke Marine. Inde tijd dat hij nog voer was ik klein en daar kan ik meweinig van herinneren. Mijn interesse kwam pas toen ikna mijn VWO een jaar ben gaan reizen. Ik had absoluutgeen zin om direct de collegebanken in te duiken, maarwilde eerst wat van de wereld zien . Al reizende kwam iker door verhalen van medereizigers, die bij de Marinehadden gezeten achter, hoe leuk en afwisselend dat konzijn en dat een serieuze studie erbij kon worden gecombi-

Bert met dochter Maaike

Bert’s vader.

Page 27: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

27

neerd met het aanleren van allerlei praktische vaardighe-den. Mijn interesse was gewekt en toen ik dat via de tele-foon aan mijn vader vertelde kwamen bij hem ook deenthousiaste verhalen naar boven. Na vele uurtjes ininternetcafés voor informatie en lange gesprekken metmijn vader heb ik toen besloten om voor de keuring heenen weer te vliegen vanuit Australië zodat ik in het daar-opvolgende collegejaar direct kon beginnen.’

Wat is u het meest van uw opleiding op het KIMbijgebleven?‘Ik zit er natuurlijk nog middenin, maar iets waarvan ikzeker weet dat ik het over 50 jaar nog weet is de introduc-tie op Texel. Die heeft veel indruk gemaakt, mede doorhet feit dat ik daar de eerste keer door de ziekte vanPfeiffer al snel was uitgeschakeld. Het advies van mijnvader "doorgaan tot je er bij neervalt" had ik iets te letter-lijk genomen. De tweede keer zag ik er wel tegenop, maarik had goed getraind en het was uiteindelijk een ontzet-tend leuke periode om met je hele jaar door te maken. Verder zal het korpsleven me ook bijblijven. Alle activitei-ten, de sportwedstrijden, de feesten, de assautopbouw;heel leuk om mee te maken en ontzettend leerzaam omte organiseren. De gezelligheid en de huiselijke sfeer vanNeptunus mis ik al, nu ik in Breda zit. De KMA is tochnet een slag groter dan het KIM en daardoor kent nietiedereen elkaar.’

Al veel van huis geweest? ‘Mijn langste periode van huis is tot nu toe de 5 wekenvan mijn kruisreis geweest. Geen lange, maar wel eenontzettend leuke reis.’

Welke functie heeft tot nu toe het meesteindruk op u gemaakt?‘Mijn korpsfunctie als president van de Senaat. Die wasvoor mij ook heel leerzaam. Vooral het feit dat je nietiedereen tevreden kan houden en dat als je iets wil rege-len je eerst ontzettend veel kastjes en muurtjes langsmoet was wel eens lastig. Het was een drukke periode enwe hadden als 106e Senaat heel veel enthousiaste plan-nen die door tijdgebrek niet allemaal zijn uitgevoerd,maar ik ben wel trots op wat we uiteindelijk gerealiseerdhebben en dat we met z’n vijven met een goed gevoel opdeze periode terug kunnen kijken.’

Hoe ervaart u de werkdruk bij de Marine? ‘Over de operationele Marine kan ik nog maar weinigzeggen, maar de studiedruk in combinatie met korpsacti-viteiten en sporten op het KIM kan wel eens pittig zijn.Als ik mezelf vergelijk met mijn vriendinnen die"gewoon" studeren, dan zie ik een groot verschil in stu-diehouding, discipline en vrijheid. Soms heeft alleen destudie de overhand, vaak wordt de accreditatie als argu-ment daarvoor gebruikt. Dat is wel jammer, je merkt datadelborsten de laatste jaren wat minder enthousiast zijngeworden om een korpsfunctie op zich te nemen, omdatze bang zijn dat ze hun studie niet halen.’

Wat vindt u van de huidige Marine?‘Ik vind het een heel spannend, afwisselend en interes-sant bedrijf. Ik hoop, net als waarschijnlijk vele anderen,dat de komende bezuinigingen geen negatieve invloedzullen hebben op het werken bij de Marine.’

Is de Marine ‘het’ onderwerp in de familie? ‘We hebben het er best veel over. Meestal gaat het danover het reilen en zeilen op het KIM en nu dan de KMA.Ook als ik vorig jaar bijvoorbeeld advies nodig had oversenaatszaken, dan legde ik problemen wel eens aan mijnvader voor. Die kon het dan met zijn vroegere KIM erva-ring weer op een hele andere manier naar kijken.’

Heeft uw vader /moeder invloed gehad op uwkeuze om naar de Marine te gaan? ‘De Marine was bij ons thuis nooit echt onderwerp vangesprek. Toen ik eenmaal zelf had aangegeven dat ik overde Marine nadacht steunden ze me beiden volop en toenheeft mijn vader me wel van allerlei informatie voorzien.’

Vormt u een echte marinefamilie? ‘Het begint er wel op te lijken! Mijn vriend zit ook bij deMarine, dus met drie marinemensen in het gezin kun-nen we niet voorkomen dat het regelmatig over deMarine gaat als wij thuis zijn. Aan de andere kant valthet ook wel weer mee, mijn broertje en zusje zie ik nogniet zo snel bij de Marine gaan, dus dat compenseertweer een beetje.’

Ł

Tijdens het bivak op Texel.

Nu maritiem gevormd.

Page 28: Marineblad Mei 2010

HISTORIE Door R.L.H. Grossfeldt28

‘Mayday, mayday’Dertig jaar geleden, op donderdag 27 maart 1980, raasdeeen zware storm over de Noordzee met windstoten vanwel 60 tot 70 knopen. De golven namen hoogtes aan vanacht tot tien meter. Circa 150 kilometer voor de zuidkustvan Noorwegen, bij het Ekofisk olieveld van PhilipsPetroleum Chemicals midden op de Noordzee, lag hetdrijvende hotelplatform Alexander L. Kielland. Aan boordwaren 212 personen. Om 18.29 uur zond het platformeen bericht de wereld in: ‘Mayday, mayday AlexanderKielland’. Daarna was er stilte…

GekapseisdDe Alexander L. Kielland was in 1976 te Duinkerkengebouwd als een boorplatform, maar vervulde deze taakniet. Het deed dienst als ‘hotel’ voor de ernaast gelegenolieboortoren Edda. De Kielland en de Edda waren onder-ling verbonden met een dertig meter lange brug. Dezestond ten tijde van de storm omhoog. De Kielland waseen zogeheten semi-submersible platform, gebouwd volgenshet ‘Pentagon principe’. Dit hield in dat het op vijf grotestalen pilaren dreef van circa 36.5 meter lengte, waaron-der pontons waren bevestigd. Deze pontons beschiktenover pompinstallaties om bij eventuele lekkages hetwater weg te kunnen pompen. Het 10.000 ton wegendeplatform was gebouwd om golven van dertig meter tekunnen weerstaan.Door de kracht van het water ging tijdens de storm eenhorizontale steunbalk kapot. Dit zorgde er voor dat één

van de vijf verticale pilaren afbrak. Hierdoor kapseisde deKielland binnen een kwartier. Het snelle omvallen werdmede bespoedigd door het 200 ton wegende en meer dan50 meter lange, ongebruikte boorstation dat boven ophet platform was gemonteerd. Veel mensen aan boord bevonden zich op dat moment inde bioscoop van de Kielland. Anderen probeerden in hunkooien door de storm heen te slapen. Iedereen werd vol-gens de overlevenden hard van de ene naar de anderekant geslingerd toen de pilaar het begaf en het platformbegon te kantelen. Een aantal ongelukkige bijkomstighe-den droeg bij aan de grote omvang van de ramp. Door degolven werden drie van de zeven reddingsboten, toenwerd geprobeerd deze te water te laten, tegen de zijkantvan het platform stukgeslagen. Uiteindelijk bleken erzelfs maar twee bruikbaar. Verder hadden de meeste men-sen geen tijd om hun reddingsvesten om te doen. De red-dingsvlotten bleken ook nutteloos, aangezien niemandhet mechanisme kon vinden dat ze deed opblazen. De watertemperatuur was 4 graden Celsius, wat de over-levingskans in het water sterk verminderde. Sommigenwisten tijdens de storm naar de Edda te zwemmen, ande-ren werden door de tien meter hoge golven meegesleurd.Vijftig personen zaten onder water vast in de bioscoop.Noorse duikers, van de Ramsund marinebasis, probeer-den ze eruit te halen, maar hun pogingen bleken tever-geefs. Degenen die daar opgesloten zaten, zouden ster-ven. Van de 212 mensen aan boord van de Kielland kwa-men er 123 om het leven en overleefden 89.

Catastrofe op de Koninklijke Marine hielp bij boorplatformramp voor deNoorse kust, maart 1980

De afgescheurde peiler van Alexander L. Kielland.

Alle foto’s Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie in Den Haag

Edda naast Alexander Kielland enkele maanden voor de ramp.

Page 29: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

29

De KM schiet te hulpIn de eerste tien minuten na het noodsignaal van deKielland werden, via radio en telex, de schepen en deandere boorplatforms in de omgeving gewaarschuwd. ViaRogaland Radio kwam het bericht bij het RescueCoordination Centre (RCC) van Stavanger terecht. Van hier-uit ging de noodoproep al snel naar andere Europese red-dingscentra rond de Noordzee. Via de telefoon werden decentra in Edinburgh (Schotland), Karup (Denemarken),Glücksburg (West-Duitsland) en het Nederlandse RCC teValkenburg (Zuid-Holland) gealarmeerd. Het bracht deonderzeebootjager Hr.Ms. Overijssel – op dat momentschip van de wacht – op de hoogte van de situatie voorde Noorse kust. Toen de noodmelding binnenkwam, lagde Overijssel ter hoogte van IJmuiden, op 220 zeemijlenvan de plaats van de ramp. Met een vaart van 22 knopenzette het schip, onder commando van kapitein-luitenantter zee C.P. Klavert, koers naar de rampplek.

De reddingsoperatie begintIn de tussentijd had het RCC Stavanger gedurende de eer-ste fase van de reddingsoperatie een tekort aan inlichtin-gen. Alle communicatie tussen het RCC en het Ekofiskgebied verliep via de basis van Philips in de plaatsTananger, nabij Stavanger. Als er vanuit Stavanger vragenkwamen, liet het antwoord van Philips lang op zichwachten. Het RCC Stavanger wist daarom niet welkemiddelen het moest inzetten. De inlichtingenstroomnam pas toe met de komst van Britse Nimrod marinever-

kenningsvliegtuigen. Deze arriveerden om 20.40 uur ennamen als On Scene Commander de coördinatie van hetluchtverkeer over. Er waren op dat moment reeds vier

reddingshelikopters in het rampgebied, waaron-der twee Sikorsky S-61N en een Bell 212. Dezewaren gestationeerd op de andere boorplatformsin het Ekofisk gebied. De Bell 212 was uitgerustmet een reddingslier. Van de twee S61-Ns werd ereen ingezet voor de zoekactie, de ander werdgebruikt om het personeel van de Edda te evacue-

ren. Aanvankelijk leek heter namelijk op dat deKielland op de Edda zoubotsen en mee zou sleu-ren. Dit bleek echter valsalarm. Vijf extra helikop-ters waren inmiddelsonderweg, waaronder eenBritse en een Noorse SeaKing en nog drie Noorse S-61N helikopters.Het slechte weer belemmer-de de helikopters ernstig.Geregeld als een drenke-ling in zicht was, werddeze een seconde laterweer door de hoge golvenmeegesleurd. Een Britse

helicopterredder aan boord van een Sea King, M. Yarwood,hing, met gevaar voor eigen leven, onder aan zijn helikop-ter aan de reddingslijn om enkele drenkelingen uit hetwater te hijsen. Eenmaal aan boord waren velen in shocken onderkoeld. Een ander opmerkelijk geval was dat vande Noorse helicopterredder W. Ramstadt. Hij liet zich ineen van de reddingsboten zakken om de overlevenden inhet reddingsharnas te helpen. Al snel werd hij door degolven overboord geworpen. Enkele seconden later kwamRamstadt door een tweede golf weer in de reddingsbootterecht en hielp de rest van de drenkelingen aan boordvan zijn helikopter. Enkele drenkelingen hadden mindergeluk en vochten, hangend aan het zinkende platform,voor hun leven. Zij werden niet door de helikopters opge-merkt en verzwolgen door de golven. Door het slechteweer moesten de helikopters al tweeënhalf uur na deramp, rond 21.00 uur, het zoeken staken. In totaal wistende helikopters, ondanks het noodweer, 57 personen uithet water te halen. Acht mensen redden zichzelf doornaar de Edda te zwemmen. De overlevenden werden naarde luchtmachtbasis Sola bij Stavanger gebracht. Hierdruppelden in de vroege ochtend van vrijdag 28 maart,rond 4.15 uur, de eerste slachtoffers binnen. Zij werdendaar opgevangen in een hangar en ondervraagd door eenpolitie-eenheid, zodat hun identiteit kon worden vastge-steld. Degenen die minder fortuinlijk waren en levenloosuit het water waren gehaald, werden in een andere han-gar door een speciaal team van de politie geïdentificeerd.

De Overijssel neemt de leidingDe Nederlandse Overijssel arriveerde vrijdagmorgen,rond 9.30 uur in het Ekofisk gebied. Hier kreeg zij de

Noordzee

Hr.Ms. Overijssel in zee.

Page 30: Marineblad Mei 2010

HISTORIE Catastrofe op de Noordzee30

taak als On Scene Commander de zoekacties van de opper-vlakteschepen te coördineren. De Britse Nimrod vliegtui-gen konden door een tekort aan communicatiemiddelende coördinatie niet aan, zodat de Overijssel ook deelsbelast werd met de helikoptercoördinatie. KLTZ Klavertdeelde het gebied in vier zoeksectoren in, met alsmiddelpunt de Kielland. De jager kreeg onder anderehulp van de Nederlandse Shell-tanker Zafra, het Deensefregat Fylla en het Noorse fregat Narvik, elk schip namde leiding over een van de vier sectoren. Door de zwarestorm werd er in een straal van 15 zeemijlen (bijna 30kilometer) rondom en over een oppervlakte van bijna 800vierkante zeemijl naar overlevenden gezocht. Tegen deavond had de Overijssel de controle over 42 van de intotaal 47 schepen die bij de reddingsactie waren betrok-ken. Tijd om lichamen uit het water te halen kreeg debemanning van de Overijssel niet, daar iedereen beno-digd was voor de coördinatie met de schepen en de mari-neverkenningsvliegtuigen. Er waren genoeg andere een-heden in de buurt, die deze taak op zich konden nemen.KLTZ Klavert zei hier later over:

‘Het was een chaotische toestand met de vele opper-vlakteschepen en het luchtverkeer daarboven. Er kwa-men gedurende de dag steeds meer eenheden hetgebied binnen. De Overijssel kreeg de taak deze te coör-dineren. Ik heb na enige tijd op de noodfrequentie,grof gezegd, dat iedereen zijn mond moest houden,aangezien iedereen door en langs elkaar heen praatte.’

De schepen wisten nog 24 mensen levend uit de zee teredden. De hoop dat er nog overlevenden zouden wordengevonden nam hierna snel af. Gedurende de dag werdennog 32 lichamen gevonden, wat het totaal aan geborgenoverschotten aan het einde van de dag op 39 bracht.Duikers zochten onder water tevergeefs naar tekenen vanleven. De helikopteractiviteit nam ondertussen weer ver-

der toe, naarmate het lichter werd en het weeropklaarde. De zee was rustiger geworden en de golvennamen in hoogte af tot een meter of twee. Klavert:

‘Het was voor de bemanning van de Overijssel moeilijkom haar aandacht bij de coördinatie te houden, aange-zien rondom het schip lichamen en andere overblijfse-len van het hotelplatform dreven. Juist vanwege dechaos was het belangrijk dat de bemanning zich con-centreerde op haar taak. Dit was af en toe erg moei-lijk.’

Zaterdag 29 maart ging de reddingsactie verder met zeshelikopters en achttien schepen. Het RCC gaf echter tekennen het aantal betrokken eenheden tegen de avondverder te willen reduceren. De kans dat men nog overle-venden zou vinden, achtte het zeer klein. Rond de mid-dag nam het fregat Narvik de taak van Hr.Ms. Overijsselals On Scene Commander over. De Nederlandse jager moesthet zoeken vanwege haar slinkende brandstofvoorradenstaken en keerde terug naar Nederland. Tegen 19.00 uur,besloot het RCC de reddingsactie te staken. Alleen deNoorse Narvik bleef tot zondagavond in het gebied. Ophaar laatste restanten brandstof bereikte Hr.Ms. Overijsselop 30 maart rond 17.00 uur de haven van Den Helder. Deinternationale samenwerking was uiterst soepel ver-lopen, aldus Klavert. 'De bemanning van de Overijssel isdag en nacht in touw geweest en heeft vanwege de chaosweinig rust gehad. Een compliment gaat ook zeker naarhen uit.'Aanvankelijk bestond er verwarring over het aantal over-levenden van de ramp. Veertien drenkelingen, die warenopgepikt uit een reddingsbootje door het Noorse bevoor-radingsschip Normand Skipper, werden tweemaal geteld.Daarnaast was lange tijd onduidelijk hoeveel personeelzich precies op het platform had bevonden ten tijde vanhet kapseizen. Cijfers schommelden tussen de 208 en 228personen. Het RCC kreeg vrijdag 28 maart van Philipseen lijst met daarop de namen van alle mensen aanboord. In totaal stonden daar 213 ‘bewoners’ op, laterbleek dat dit er 212 moesten zijn. Een van de arbeidersstond dubbel op de lijst, door verkeerde initialen. Erwaren in totaal 89 mensen levend uit het water gered, 40lichamen waren geborgen en 83 personen bleven ver-mist. Vijftig van hen bleken later gestorven te zijn in debioscoop op het platform. De anderen werden niet terug-gevonden.

Ongeluk of aanslag?Na de ramp – een van de grootste met een platform in deNoordzee ooit – stelde de Noorse regering een onder-zoekscommissie in. In maart 1981 publiceerde die eenrapport, waaruit bleek dat het afbreken van de steunbalken daarna de gehele pijler, te wijten was aan een lasfouten metaalmoeheid in de constructie. In september 1983werd het wrak van de Kielland geborgen. Dat metaalmoe-heid de oorzaak van de ramp was, stond ter discussie.Inspecties van het wrak duidden er volgens sommigen opdat de pijler met explosieven was gesaboteerd. Dit ver-moeden werd versterkt door het feit dat enkele arbeidersop het platform twee explosies hadden gehoord ten tijdevan de ramp. Een speciale commissie werd opgericht om

Hr.Ms. Overijssel in vlakke zee.

Page 31: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

REÜNIES 31

REÜNIES 31

Wilt u een reünie in het Marineblad vermelden? Stuur uw aankondiging (waarin ook datum, locatie, tijd

en contactgegevens zijn opgenomen) naar [email protected]

Zaterdag 29 meiHerdenking omgekomen Tilburgse militairen in voormaligNederlands Indië. Locatie: Parochiekerk St. Jozef, Heuvel Tilburg.De kerk is geopend vanaf 10.00 uur, aanvangt van dienst: 11.00met intrede van diverse vaandels. Na de gebedsdienst volgt een tocht naar het Indië monumentalwaar de kranslegging plaats vindt. Komt u met een groep eneen vaandel gaarne even een bericht aan: J.L.M. KüsterBeneluxlaan 202, 5042 WR, Tilburg, 06-42027607,[email protected]

Dinsdag 1 juniHerdenking bij Provinciaal Indië-Monument. Ter nagedachtenisvan personen uit de provincie Groningen die in Nederlands Indiëen Nieuw-Guinea in de periode 1945-1962 zijn omgekomen.Locatie: Begraafplaats Selwerderhof, Iepenlaan 204 te Groningen.Aanvang plechtigheid: 14.30, Einde plechtigheid: 15.30. Contact: G. Tigchelaar. Tel: 050-5775818 / 0621562673,Siersteenlaan 468-41, 9743 ES GroningenE.K. Hansen. Tel: 050-8503837 / 0629386449, Van Loghemstraat18, 9731 BM Groningen

Donderdag 15 juliReünie 20 Jaar MOST (Mine counter measures vessel OperationalSea Training). Van 11.00 tot 16.00 uur zal er ter gelegenheid vanhet 20 jarig bestaan van MOST een receptie en lunch plaatsvin-den voor alle seariders die bij de MOST gediend hebben. Locatie: MOST gebouw (G1) op de marinebasis Zeebrugge, GraafJansdijk 1, 8380 Zeebrugge, België.Alle niet persoonlijk aangeschreven seariders kunnen een uitnodi-ging verkrijgen door voor 1 juni contact op te nemen met desecretaresse MOST, welke te bereiken is op 0032/ (0)50558795 ofemail: [email protected]

Onthulling Gedenkteken LuchtvarendenDonderdag 27 mei wordt het Gedenkteken Luchtvarenden op het terrein van de voormalige Vliegbasis Soesterberg onthuld door de CLSK, LTGEN JAC Jansen. Met dit gedenkteken worden alle Nederlandse militairen van de militaire luchtvaart herdacht die door oorlogs-handelingen of een luchtvaartongeval zijn omgekomen in hun luchtvaartuig als direct gevolg van de uitvoering van hun dienstopdracht.De namen van de militairen van de Militaire Luchtvaart Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, de Marine Luchtvaart Dienst en van hetWapen der Militaire Luchtvaart/Afdeling Militaire Luchtvaart en de Koninklijke Luchtmacht van diegenen aan wie het monument isopgedragen zijn te vinden via www.luchtmacht.nl/historie. Nabestaanden worden uitgenodigd bij de onthulling van dit gedenkteken aan-wezig te zijn. Dit kan door bij voorkeur per e-mail naam, adres, woonplaats en relatie met de omgekomen militair door te geven [email protected]. Indien u geen toegang hebt tot internet kunt u ook een brief sturen aan Kabinet derLuchtstrijdkrachten, Onthulling gedenkteken, Antwoordnummer 12013, 4800 VD Breda. Bij dit antwoordnummer kan ook algemeneinformatie worden opgevraagd over de namenlijst.

deze beweringen bij de Noorse regering kenbaar temaken. Zij maakte haar theorie in 1990 kenbaar voor hetparlement in Oslo. De regering bevestigde de vermeendesabotage echter nooit. Er ontstond na het officiële rap-port wel kritiek op de bouw van en de veiligheidsmaatre-gelen op het platform.

Gedurende drie dagen in maart 1980 waren in totaalnegentien helikopters, zeven vliegtuigen en tachtig sche-pen bij de reddingsactie rond de ramp met de Kiellandbetrokken, waaronder de Nederlandse onderzeebootjagerHr.Ms. Overijssel en de Nederlandse Shell-tanker Zafra.Het operationele team van de Overijssel ging op 11 juni

terug naar Stavanger, alwaar het met de Noren sprak, diehet tijdens de ramp aan de telefoon had gesproken. Erwerd daar intensief overlegd hoe de communicatie bijeen toekomstige ramp vlotter kon verlopen. De beman-ning van de Overijssel kreeg een jaar na de ramp, op 24maart 1981, een herinneringplaquette, een Award of Merit,aangeboden van Philips Petroleum Chemicals, als blijkvan waardering voor de getoonde inzet. KLTZ Klavertwerd, mede door de reddingsactie, later benoemd totOfficier in de Orde van Oranje Nassau met de zwaarden.

Ruud Grossfeldt is stagaire bij NIMH

Page 32: Marineblad Mei 2010

TERUGBLIKKEN MET32

Vanwaar de keuze destijds voor de KM?

‘De Marine trok mij aan omdat ik er op 18-jarige leeftijd sterkebehoefte aan had om op eigen benen te gaan staan. Als ik niet bijde KM zou zijn gekomen was ik waarschijnlijk bij de NV Philipsbeland, want in Eindhoven kan je weinig anders verwachten.’

Wat was uw eerste plaatsing?

‘Die bracht mij niet naar verre oorden: het werd de marinierska-zerne in Doorn, een plaatsing waar ik overigens nog met veel ple-zier aan terugdenk: een duidelijke en overzichtelijke gestructu-reerde samenleving. De locatie van mijn opleiding bij de MarineInlichtingendienst stond hiermee in schril contrast: de HaagseLange Vijverberg. Door de overgang naar de MARID kwam ikterecht in een interessante wereld waarin ik de ruimte kreeg mijverder te ontwikkelen.’

Hoe verliep uw carrière?

‘Mijn uitzending naar Nederlands Nieuw-Guinea in 1962, waar ikbij de inlichtingensectie in de staf van schout-bij-nacht Reeserwerd geplaatst, was een eerste hoogtepunt in mijn nog prillemarinecarrière. Met veel genoegen kijk ik ook terug op de perio-de 1974-1980 waarin ik voor het MARID-personeel opleidingenmocht verzorgen en betrokken was bij de selectie hiervan.Na mijn benoeming tot officier in 1984 volgde voor mij een plaat-sing die de basis heeft gelegd voor mijn verdere carrière. Alsinlichtingenofficier bij de Groep Maritieme Patrouillevliegtuigenraakte ik nauw betrokken bij een boeiende operationele kant vande KM in een periode waarin met de introductie van de P3COrion de contacten met de Amerikaanse Marine sterk werdenuitgebreid. Ik was nauw betrokken bij geallieerde surveillanceope-

raties tegen strategische onderzeeboten van de Sovjetvloot ineen periode waarin de Oost-West verhouding onder grote drukstond. Valkenburg werd niet mijn laatste plaatsing, in juni 1989 werd ikgeplaatst bij de staf van CINCEASTLANT in het EngelseNorthwood. Een in alle opzichten fantastische baan in een inter-nationale omgeving. Tijdens mijn plaatsing aldaar brak de oorlogrond Koeweit uit en stortte de Sovjet Unie in. Never a dullmoment voor een inlichtingenofficier! Tijdens mijn plaatsing inEngeland werd ik bevorderd tot luitenant ter zee der 1e klasse. Ook Northwood zou niet mijn laatste plaatsing worden; dat werdde Marinestaf in Den Haag waar de voormalige MarineInlichtingendienst als marinepoot ondergebracht moest wordenin de paarse Militaire Inlichtingendienst. Als inmiddels oude rot inhet vak werden mijn adviezen daarbij op prijs gesteld.’

Waar bent u het meest trots op terugkijkend op uw

marineloopbaan?

‘Dat zijn een paar zaken denk ik: het feit dat mijn inzetgewaardeerd is geworden, ik vrienden heb mogen maken en,uiteraard, dat ik rangtechnisch mijn carrière mooi heb mogenbesluiten.’

Wat volgde er na uw leeftijdsontslag?

‘Het vertrek uit de KM heeft mij niet echt in een zwart gatgeduwd. Ik heb wel eens het gevoel dat ik met tweede intelligen-ce-carrière bezig ben. In 1997 heb ik samen met oud-collegaJensen het boek “De MARID, de Marine inlichtingendienst vanbinnenuit belicht” geschreven, een boek dat door historicibeschouwd wordt als een serieuze geschiedschrijving van dedienst. Spoedig na het verschijnen van het boek werd ik uitgeno-digd toe te treden tot het Nederlands Instituut voorInlichtingenstudies (NISA), een boeiend gezelschap van historici,politicologen, journalisten en mensen afkomstig uit de diensten.Als NISA-bestuurslid werkte ik mee aan de organisatie van eendrietal internationale congressen rond het thema intelligence enwas ik als redacteur betrokken bij de samenstelling van de con-grespublicaties.De contacten binnen het NISA hebben mij gestimuleerd eenboek te gaan schrijven over maritieme inlichtingenoperaties tij-dens de Koude Oorlog. Ik heb het manuscript, na een periode vanvier onderzoeksjaren, waarin ik mijn persoonlijke ervaringen metarchiefonderzoek heb kunnen ondersteunen, begin 2010 afge-rond. Het zal op 3 mei 2010 onder de titel "Een Zee van Geheimen"bij uitgeverij Boom het licht zien. In het boek worden, in eenonderlinge samenhang, de inlichtingenmethoden en disciplines,

naam : Wies Platje

geboortedatum : 8 maart 1940 te Eindhoven

datum in diensttreding : 1 oktober 1958 als schrijver der derde klasse;

in 1960 door de Marine Inlichtingendienst geselecteerd.

datum uit diensttreding: 1 juli 1994 als LTZ1

Laatste functie : Hoofd verwerving en distributie bij de Marinestaf in Den Haag

Wies Platje thuis, collectie W. Platje

Page 33: Marineblad Mei 2010

marineblad | mei 2010

33

die tijdens de Koude Oorlog door de vloten van de NAVO en deSovjetmarine werden toegepast, beschreven en uiteraard krijgende inspanningen van de KM op dit vlak aandacht. Ik heb zo het idee dat met dit boek ook mijn tweede intelligence-carrière is afgerond. Ik kijk er met zeer veel genoegen op terug.’

Wat mist u wel en wat mist u niet?

‘De KM is niet meer de organisatie waar ik in gediend heb. Het isnu veel schraler en er kan veel minder. Ik mis de reizen en hetbetrokken zijn bij operaties.’

Heeft u nog een goed advies voor de marineleiding?

‘Ik wens hen wijsheid toe in een periode waarin Haagse politici,en alles wat daarom heen draait, er op uit lijken te zijn de Marinenog verder uit te kleden. Beseft moet worden dat bij hen sco-ringsdrift en ambities bij dit proces niet altijd parallel zullen lopenaan kennis van zaken en inzicht in wat zich in deze wereld afspeelten zich in de toekomst zal kunnen gaan afspelen.’

Platje in gesprek met Russische matroos tijdens het vlootbezoek in1977 aan Leningrad, collectie: W. Platje �

BOEKEN

Het boek kent voorts drie bijlagen. Inde eerste wordt uitgebreid de rol vande MARID in de militaire confrontatierond Nieuw-Guinea beschreven. Inbijlage twee wordt de Nederlandseanalyse van het Sovjetschip Svanetijabeschreven en in bijlage drie volgtnog een opsomming van verschillen-de inlichtingenmethoden.Het boek is gemakkelijk te lezen. Hetbeschrijft op een zeer uitgebreidewijze vele activiteiten uit de koudeoorlog. Een echte aanrader voorgeneraties van marinepersoneel dattijdens de koude oorlog (onbewust)betrokken was bij surveillance opera-ties en andere inlichtingen activitei-ten. Voor velen mogelijk een feest derherkenning.

O.W. Borgeld

Een zee van geheimen lende incidenten. Hij heeft hierbijgebruik mogen maken vanNederlands, Brits, Amerikaans, Duitsen Scandinavisch materiaal. Het boekis voorzien van vele illustraties zoalsschepen en vliegtuigen, cosmic topsecret kaarten en personen. Het boek behandelt inlichtingen ope-raties voor en gedurende de koudeoorlog, dat wil zeggen vanaf 1945 tot1991. Het is in zes overzichtelijkedelen verdeeld. Het begint met deexpansie van de Sovjetmarine vankustmarine tot wereldwijde speler. Indit hoofdstuk wordt de perceptie vande NAVO over de dreiging uitgelegd.Als tegenhanger van de Sovjetmarineworden in het tweede deel kort dezeestrijdkrachten van de NAVObelicht. In het derde deel komen deinlichtingen methoden en –middelenaan bod. Hierbij passeren humanintelligence, signals intelligence,acoustic intelligence, het vliegtuig,de onderzeeboot en satellieten derevue. Het vierde deel heeft als titelconfrontatie; hierin worden enkeleinlichtingenactiviteiten vanNederland, het Verenigd Koninkrijk,de Verenigde Staten, Duitsland,Noorwegen, Denemarken en Zwedenbelicht alsmede activiteiten tegen deSovjetvloot. Ook komen in dit hoofd-stuk ontdekte activiteiten van de KGBen de GROE naar voren. De inzet vande koopvaardijvloten en soms jachtenvormen een goede dekmantel voorinlichtingenwerk. Dit zelfde kangezegd worden van de vlootbezoekenover en weer. Dit deel wordt ten slotte

Al eerder (in 1997) heeft Wies Platjegeheimen het legale licht doen zienin het boek De Marid, de Marineinlichtingendienst van binnenuitbelicht. Dit keer gaat Platje verschil-lende stappen verder. In dit boekgeeft hij een uitgebreid overzicht vanmaritieme spionage. Hierbij beperktde auteur zich niet tot het aanstippenvan verschillende methoden, maarverhaalt hij eveneens van ontwikke-lingen binnen de westerse enRussische organisaties en verschil-

Auteur: W. PlatjeUitgever: Boom uitgeverijAmsterdam 2010ISBN: 9789085069522Prijs: € 29,50 (tot 30 juni

2010 € 25,00)Omvang: 394 blz geïllustreerd

met indexen

afgerond met een beschrijving van deoperatie Anadyr die in de Cuba crisisuitmondde.In het vijfde deel komen enigeAmerikaanse, Britse en Nederlandseinlichtingen operaties aan de orde,waaronder de reis van Hr. Ms.Zuiderkruis en Abraham Crijnssen in1989 naar de uitgang van deKolafjord. Tijdens deze reis waren deNederlanders ooggetuige van de lan-cering van een SS-N-18 ballistischprojectiel en van het geleide projec-tiel door een Sovremenyyklasse jager.Het zesde deel van dit boek richt depijlen op de relatie tussen de NAVOen het Warschaupact in de eerstehelft van de jaren '80. Deze periodekenmerkte zich door een groterespanning tussen de machtsblokkendan in de jaren ervoor. Het laatstehoofdstuk geeft inzicht in het eindevan de Rode Vloot en schetst eenbegin van de nieuwe RussischeMarine.

Ł

Page 34: Marineblad Mei 2010

Thema-avond ‘Maritieme Visie en de Brede Heroverwegingen.’

Donderdag 25 maart 2010 organiseerden de Regio Noorden de Werkgroep Jongeren van de KVMO de thema-avond‘Maritieme Visie en de Brede Heroverwegingen’.

LTZA 2 OC Tim Timmerman, secretaris KVMO, opende deavond waarna KLTZ Jeroen de Jonge de aanwezigen meteen presentatie op de hoogte bracht van de MaritiemeVisie 2030 en een doorkijk gaf vanuit de context van deVerkenningen en de Brede Heroverwegingen. Depresentatie begon met de drie hoofdtaken van Defensie ende vertaling naar de kerntaken voor de KM: nationalemaritieme taken, veiligheid op zee en veiligheid vanuitzee. Daarna werd ingegaan op de uitdagingen die deCommandant Zeestrijdkrachten voor de Nederlandsewereldwijde belangen en veiligheid identificeert.

Voor het uitoefenen van de maritieme taken en omeffectief in te kunnen spelen op deze dreigingen enuitdagingen moet de KM in staat zijn het buitenlandspolitiek beleid te kunnen ondersteunen met kwalitatief enkwantitatief voldoende middelen. De KM die momenteelop basis van de Marinestudie 2005 tot stand wordtgebracht, moet ook in 2030 veiligheid op zee kunnengaranderen en de situatie in de geürbaniseerde kuststrookkunnen beïnvloeden en voor langere tijd ondersteuningvanuit zee kunnen bieden. Voor de opkomendegrootmachten is de Indische Oceaan het belangrijkstemaritieme theater voor de 21e eeuw. Dat heeft zondertwijfel gevolgen voor de maritieme strategie van de NAVO.De internationaal toenemende druk op de veiligheid opzee vraagt om internationale samenwerking, nieuweoplossingen voor technische uitdagingen en aanpassingaan nieuwe wetten en regels. Partnerships ensamenwerking met andere landen zijn een absolutevoorwaarde om internationaal het hoofd te kunnenblijven bieden aan onverwachte situaties.Bij de doorkijk naar de Verkenningen en de BredeHeroverwegingen werd ingegaan op de vier beleidsopties:veilig blijven, kort en krachtig, veiligheid brengen enveelzijdig inzetbaar. Voorts werden de kosten van

ingrijpen in de diverse stadia van de conflict curveinzichtelijk gemaakt. Vroegtijdige betrokkenheid inpotentiële conflictgebieden blijkt politiek en financieelaantrekkelijk en is vele malen goedkoper dandaadwerkelijk interveniëren, laat staan deelnemen aanlangdurige stabilisatiemissies. Voorkomen is immers beterdan genezen.

ConclusiesDe presentatie was duidelijk: we hebben ook in dekomende decennia vloot en mariniers gewoon keihardnodig en hierop bezuinigen is geen optie. De omgevingwordt er op zee niet veiliger op, dit wordt door heteindrapport van de Verkenningen onderschreven. Niets inde omgevingsanalyse rechtvaardigt het verminderen vandefensiecapaciteiten, laat staan de reductie vanmarinecapaciteiten. De zee is de levensader vanNederland, die de garantie is voor onze economische groei.Die economische groei realiseren wij niet zonder eenveilige zee. Daarom hoort maritieme veiligheid voorNederland in het basispakket. Die maritieme veiligheidvraagt in de toekomst om een veerkrachtige maritiemecomponent!

Zowel de jonge als oudere officieren onderkennen ditbeeld en willen graag weten wat ze kunnen doen en metname ook waar zij een bijdrage kunnen leveren. Er zijnzorgen over geld, maar deze zorgen onderstrepen vooralbetrokkenheid van de aanwezigen bij de toekomst van deKM.

Discussie Vakkundig werd na de presentatie door KLTZ Peter vanMaurik de discussie op scherp gezet. Want ongeacht denoodzaak die spreekt uit de Maritieme Visie 2030 om nietverder te bezuinigen, is het van belang om slim eninnovatief met de beschikbare middelen om te gaan.Dezelfde hoeveelheid middelen is misschien noodzakelijk,maar kan het goedkoper door slimme en innovatieveoplossingen? Op interactieve wijze ging Peter samen met Jeroen met deaanwezigen in discussie door het publiek zelf eigenaar temaken van de uitdagingen die voor ons liggen. Wat wenodig hebben zijn mensen met briljante ideeën. Hebbenwe de nieuwe ‘Albert Einstein’ in ons midden die metbriljante voorstellen komt, waardoor we bijvoorbeeld deschepen zonder fossiele brandstof en bemanning kunnenlaten varen? Is er wel ruimte binnen de organisatie voorhet bedenken van, maar ook de uitvoering van dezeideeën?

Na de interactieve discussie in de zaal werd de avondonder het genot van een drankje afgesloten met eengroepsgewijze evaluatie aan de bar, de plek bij uitstek voorinnovatieve ideeën. De presentaties zijn beschikbaar ophet ProDef netwerk.

KVMOZAKEN34 Door: LTZA2OC drs. T.R. Timmerman

Page 35: Marineblad Mei 2010

KLTZ b.d B. Duel († 8 maart 2010)LTZA2OC b.d. J.C. Wiersma († 13 maart 2010)

Mevrouw C.P. Visscher-Boot († 24 maart 2010)

LTZVK2 b.d. M. van den Berg († 2 april 2010)LTZA1 b.d. E.A.C.M. van Kessel († 13 april 2010)

De Koninklijke Vereniging van Marineofficieren

Ere-leden:KTZT b.d. ir. S.J.J. Hoffmann KTZA b.d. drs. G. Brand LTZSD 1 b.d. K.G. Spaans KOLMARNS b.d. A.H.P. Knoppien KTZ b.d. L.J.M. Smit KTZA b.d. drs. T.G.D. Steenbeek

Hoofdbestuur:Voorzitter:KLTZA R.C. Hunnego Vice-voorzitter:LNTKOLMARNS H.J. Bosch bc Secretaris:LTZA 2 OC drs. T.R. Timmerman Penningmeester:KTZA drs. M. Koopman

Namens Regio NoordLTZE 1 ing. F.J.J. Schoonhoff Namens Regio MiddenKLTZ K.F.J. Henkelman Namens Regio ZuidMaj (KL) b.d. P. van der Laan Namens Werkgroep PostactievenKTZA b.d. P.J.G. van Sprang Namens Werkgroep KMR’sLTZA 2 OC KMR mr S. Boeke Namens Werkgroep JongerenLTZE 2 OC dr. ir. W.L. van Norden

Regiobesturen:Noord:LTZE 1 ing. F.J.J. Schoonhoff LTZE 1 mw. J.S.I. Bisdonk LTZVK 2 OC b.d. H.T. van Wilgenburg

LTZSD1 b.d. mw. A.L.P. Vrijburg LTZE 2 OC dr. ir. W.L. van Norden

Midden:KLTZ K.F.J. Henkelman KTZA b.d. P.J.G. van Sprang KLTZE ir. W.W. Schalkoort LTZA 2 OC N.H. van de Pol LTZE 1 ir. H.J. Jutte

Zuid:KLTZSD b.d. H. Willems Maj KL b.d. P. van der Laan LTZA 1 mw. A.S.A. de Vries KLTZA b.d. P.A. Brons (postactieven)

Caribisch Gebied:LNTKOLMARNS H.J. Bosch bc LTZ 1 drs. F.J. Jansen

Adres secretariaat:Wassenaarseweg 22596 CH Den HaagT : 070-3839504F : 070-3835911E : [email protected] : www.kvmo.nl

De KVMO heeft een samen-werkingsverband met Onderlinge Bijstand (www.onderlingebijstand.nl). Voor nadere informatie of het verkrijgen van aanvraag-formulieren kunt u contact opnemen met het secretariaat

Wij betuigen de nabestaanden onze deelneming en wensen hen veel sterkte toe.

Het hoofdbestuur van de KVMO heeft de droeve plicht u in kennis te stellen van het overlijden van:

Mededeling HoofdbestuurDe stukken voor de Algemene Vergadering 2010 zijn op de website www.kvmo.nl te raadplegen

KVMO.

marineblad | mei 2010

35

Regio-activiteiten 2010

Regio Midden

Samenkomst met borrel na aflooplocatie : Coffeecorner Frederikkazerne

gebouw 35, Den Haagtijd : 17.00 uur

Bespreking beschrijvingsbrieflocatie : Coffeecorner Frederikkazerne

gebouw 35, Den Haagtijd : 17.00 uur

Regio Zuid

Regiovergadering leden KVMO locatie : Marinekazerne Vlissingen aanvang : 14.00 uur

Regiovergadering leden KVMO (behandeling beschrijvingsbrief)locatie : Marinekazerne Vlissingen aanvang : 14.00 uur

Barbecuelocatie : De Merelhoeveaanvang : 18.00 uur, georganiseerd door KVMO

Dagprogramma met Belgische collega's georganiseerd door KVEO

6 mei

27 mei

28 mei

17 juni

Regio Noord

Dodenherdenking

Post-actieven borrelLocatie: MarineclubAanvang: 17.30 uur

Bespreking beschrijvingsbriefLocatie: MarineclubAanvang: 17.30 uur

Post-actieven borrelLocatie: MarineclubAanvang: 17.30 uur

4 mei

11 mei

12 mei

1 juni

11 mei

22 mei

Voor de activiteiten van de afdeling Zuid dient u zich vijfwerkdagen van te voren op te geven bij P. van der Laan 0118-602677 e-mail [email protected].

De deadline voor het aanleveren van kopij voor de rubriek KVMO-zaken voor het juninummer is 10 mei 2010.

Page 36: Marineblad Mei 2010

Het openbare gedeelte van de

Algemene Vergadering van de KVMO

heeft als thema:

Veiligheid voor Afrika: (maritieme)

mogelijkheden, kansen en morele

verplichtingen

Eerste spreker is Linda Polman, bekendjournaliste en schrijfster van onder meer DeCrisiskaravaan.Daarna zal CDR P.J. Bindt vertellen overzijn operationele ervaringen in en rondAfrika als force commander van de operatieAtalanta.Jan Pronk, oud minister van Ontwikkelings-samenwerking, zal vanuit zijn ervaringen deverantwoordelijkheid van Nederland voor het Afrikaanse continent belichten.Dagvoorzitter is dr. R. Moelker, universitair hoofddocent NLDA.

Ga voor meer informatie over het programma naar www.kvmo.nl

Locatie

Koninklijk Instituut voor de Marine, het Zaaltje (Hoofdgebouw)Het Nieuwe Diep 8Den Helder

Aanvang

13.30 uur

Aanmelding

[email protected]

Algemene Vergadering KVMO

Veiligheid voor Afrika

www.kvmo.nl

3 juni 2010 KIM Den Helder