Marineblad Mei 2006

19
marineblad nummer 3, mei 2006 , jaargang 116 Uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren

description

Magazine van de KVMO

Transcript of Marineblad Mei 2006

Page 1: Marineblad Mei 2006

marinebladnummer 3, mei 2006 , jaargang 116

Uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren

Page 2: Marineblad Mei 2006

3marineblad | mei 2006

i n h o u d

inhoud4

16

23

28

Leiderschap: oude rotten vaakvangnet voor officieren

De Amerikaanse 2006Quadrennial Defense Review

NAVO onderzoek en technologie

Blinde vlek in de stad:de marinebasis teAmsterdam

3 Column voorzitter KVMO4 Reportage

Leiderschap onder de loep9 Reacties en meer

10 Juridische zakenWie komt er op voor het personeel?

12 Cartoon13 KVMO Essaywedstrijd 200614 In beeld

Luitenant ter zee A der eerste klasse C. Kleinveld

16 Kennis en wetenschapDe Amerikaanse 2006 QuadrennialDefense Review

20 Het debatLTZ1 Jhr. I.F.B. van Humalda van Eysingategenover LTZ1 H. Veken

22 Uit dienstA.L. Maas

23 Kennis en wetenschapNAVO onderzoek en technologie

27 ColumnKo Colijn

28 HistorieDe marinebasis te Amsterdam

32 KVMO-zaken34 Boeken

Colofon

ISSN: 0025-3340

RedactieMw. drs. M.L.G. Lijmbach, hoofdredacteurKLTZ drs. H. Pleijsier

ArtikelencommissieLTZA 1 mr. A.J.A.M. Maas, KTZE ir. V.C.Rademakers, KTZ b.d. L.J.M. Smit, LNTKOLMARNS drs. A.J.E. Wagemaker MA

Medewerkers:Mw. drs. Z. Borgeld, LNTKOLMARNS D.Bosch, dr. J. Colijn, J. Margés, H. Boomstra (cartoon), AVDD (foto’s, tenzij anders vermeld)

Adres redactieWassenaarseweg 2-B2596 CH Den HaagTel. 070-383 95 [email protected]

VormgevingFrank de WitTel. 038-455 17 54

DrukwerkPlantijnCasparie ZwollePostbus 10258000 BA Zwolle

Abonnementsprijs (incl. BTW)Voor leden van de KVMO is het MarinebladgratisNiet-leden betalen € 49,50 (NL) of € 69,50(buitenland)

Adreswijzigingen en abonnementen voorniet-leden van de KVMO:Mw. E.M. Mulder: 035-625 86 [email protected]

Copyright MarinebladOvername van artikelen is enkel toegestaan naschriftelijke toestemming van de redactie enonder uitdrukkelijke vermelding van de bron.Artikelen in het Marineblad vertolken nietnoodzakelijk de visie van het hoofdbestuur vande Koninklijke Vereniging van Marineofficierenof van de redactie.

De inhoud van artikelen blijft geheel voorverantwoording van de auteur(s). De wijze vanaanleveren van artikelen is op te vragen bij deredactie.

AdreswijzigingZo tijdig mogelijk schriftelijk doorgeven aan:Secretariaat KVMO,Antwoordnummer 93244,2509 WB Den Haag(geen postzegel nodig)of [email protected]

Adreswijzigingen doorgegeven aan bureauCommandement etc. worden nietdoorgegeven aan de KVMO.

Foto Cover: AVDD

c o l u m n

“Wij hebben het vertrouwen van politici en de Nederlandse maatschappij inonze organisatie geschonden. Een zeer ernstige zaak. Het is aan ons allen om datgeschonden vertrouwen te herwinnen en dat beschadigde imago te herstellen.Het is nu gevechtswacht op post om deze taak in gezamenlijkheid uit te voeren.”

Na deze Alle Hens ontvingen wij geluiden van officieren die zeiden zich niet aan-gesproken te voelen door het woordje ‘wij’ in bovenstaande quote. Immers: zijhadden de regels wél onverkort nageleefd en meer nog: zij hadden hun superieu-ren in het verleden meerdere malen gewezen op verkeerde tendensen in onsbedrijf, maar tevergeefs.

Deze officieren hebben ongelijk. Ook zij moeten zich aangesproken voelen doorhet woord ‘wij’ in bovenstaande passage uit de rede van de Commandant derZeestrijdkrachten. Want wij zijn collectief iets kwijtgeraakt.Waar de gemiddelde Nederlander ontstemd en verbaal wordt als hij een krasjeop zijn nieuwe auto oploopt, waar hij langs de lijn geëmotioneerd wordt - en niette beroerd om op te treden – wanneer zijn kind hard wordt getackeld op hetsportveld, daar zwijgt de gemiddelde marineman en –vrouw, zowel actief-die-nend als postactief, wanneer de marine onterecht bont en blauw wordt geslagen.Wél veel intern en onderling gemopper zo van: “wij herkennen ons niet in hetbeeld” maar geen collectieve scheepsacties, geen gezamenlijke gemanifesteerdeboosheid, geen stroom van ingezonden protestbrieven, geen verontruste 2OC’s,geen kolonel of generaal. Wel geteld: een paar reacties, een enkel ingezondenbriefje, en dat was het dan: oorverdovende stilte. Mijn conclusie: u onderschatuw eigen rol in de beeldvorming rond de KM. Zijn we soms suf-gereorganiseerd en lijden we aan vergaande planfixatie en ver-geten we daardoor ons hart te laten spreken als het gaat om het mooiste bedrijfvan Nederland? En dat al jaren lang? Wij moeten dat beter doen.

Sluit geen compromissen, zeker niet met u zelf, zeker niet als het om kern-waarden gaat.Actief en PostActief Marineofficier, ik roep u op: kom in het geweer en treedt optegen krachten die de KM omlaag trekken of ze nu van binnen of van buiten hetbedrijf opereren.

In het geweer komenVice-admiraal Kelder sprak op 20 april jl. de Zeestrijd-

krachten in een Alle Hens toe. Aanleiding: ongewenst

gedrag in de marine. Hij zei in zijn rede onder meer:

Het Marineblad is een uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren en verschijnt 9 keer per jaar

K L T Z d r s . H . P l e i j s i e r ,

Voorzitter KVMO

Page 3: Marineblad Mei 2006

De media namen leidinggevenden binnen

de KM stevig op de korrel na gemelde

seksuele incidenten aan boord van Hr.Ms.

Tjerk Hiddes. Sloten opleiding en praktijk

nog wel op elkaar aan? Beschikten

leidinggevenden binnen de marine wel

over de juiste instelling? Hadden zij de

boel nog wel in de greep? Nu de rook rond

de hoofden langzaam verdwijnt, geven

vier mensen hun mening over veel

aspecten van voor de troepen uitlopen.

5marineblad | mei 2006

KLTZ P. van Maurik is plaatsvervangend Hoofd Opleidingen vande KM te Den Helder, maar tevens vice-voorzitter van de KVMO.Hij noemt het onderwerp leiderschap ‘een continue bron van aan-dacht’, ook voor zijn vereniging. ‘Binnen een militaire organisatieis dit namelijk een kerncompetentie. Leiderschap krijgt inmiddelsbinnen de KM een andere invulling. Vroeger gold in de strikt hië-rarchische organisatie dat ‘de baas’ altijd meer wist dan anderen.Tegenwoordig weten mensen ‘onderin’ – door gebruik van bij-voorbeeld ICT-middelen – op een bepaald gebied vaak meer danhun leidinggevende. Meer kennis leidt overigens niet altijd totmeer begrip, maar de situatie vraagt wel om ander leiderschap.Voorheen zei je wat er moest gebeuren, tegenwoordig geef je aanwat je wilt bereiken. Zo wordt leiderschap meer een ondersteu-nende bezigheid.’

voorheen zei je wat er moestgebeuren, tegenwoordig geef je aanwat je wilt bereiken. Zo wordtleiderschap meer eenondersteunende bezigheid

Drs. A. Helsdingen, onderzoeker Operationele Besluitvorming bijTNO Defensie & Veiligheid in Soesterberg, vindt ook dat ICT,inclusief ‘Network Enabled Capabilities’, van grote invloed is opde positie van leidinggevenden. ‘Verantwoordelijkheden enbevoegdheden komen meer op een lager niveau te liggen endaardoor gebeurt het leidinggeven steeds meer op afstand.’

RenaissancemanDaar waar de leider vroeger eigenlijk ook alles diende te wetenvan alle werkterreinen, ligt dat nu anders, vindt Van Maurik. ‘De

moderne leider is meer – wat je vroeger aanduidde als – een‘Renaissanceman’; iemand die genoeg afweet van veel dingen.Zoals van het vak, het werk, de cultuur en alle aspecten van hetmenselijk gedrag.’ Volgens de overste is het verder van grootbelang dat leidinggevenden zichtbaar en herkenbaar zijn, want datleidt in zijn ogen tot erkenning als leider. ‘Gebeurt dat niet, dan isdat funest voor een organisatie. Een slechte werknemer is nietbevorderlijk voor het functioneren van een team, maar een falen-de leider is slecht voor, bijvoorbeeld, een complete afdeling.’

Of BRIGGENMARNS T. van Ede zichzelf ooit als Renaissancemanheeft gezien, is de vraag. In ieder geval is hij is in de loop der jarenwel als commandant door de wol geverfd. Inmiddels werkt hij alsSouschef Integratie Aansturen Operationele Gereedstelling van deDefensiestaf in ‘het Haagse’, maar heimwee naar het operationelekrijgsbedrijf is nooit ver weg. Terugkijkend op een reeks leidingge-vende posities – onder zeer uiteenlopende omstandigheden – telthij zijn zegeningen. ‘Ik kwam voor het eerst met militair leider-schap in aanraking tijdens de Praktische Opleiding tot Officier derMariniers, kortweg POTOM, op het KIM. Het was een comman-do-opleiding van negen maanden. Ze maakten van snotneuzenkerels. Het voelde als een revolutie. Ik leerde er veel over uitvoe-rend leiderschap. Ook over de hardheid die het vereist.’

Elkaar beter makenDe eerste operationele plaatsing als leidinggevende kreeg VanEde bij de Bootcompagnie op Texel. ‘Al snel vertrok ik met 40mannen en een zak geld drie maanden naar Noorwegen. ‘Regelhet maar’, zo ging dat… Dan leer je met vallen en opstaan wel lei-dinggeven. Maar ook de ‘loneliness of command’ heb ik daargevoeld. Je bent tegelijkertijd commandant, verbindingsofficier,personeelsofficier en de rest, want je bent de énige officier terplaatse. Gelukkig kon ik wel terugvallen op de oudere onderoffi-cieren, die over zeer veel ervaring beschikten. Er valt veel te lerenvan de praktijkmensen. Ik had mijn bagage van het KIM en zomaakten we elkaar beter. Overigens is leidinggeven niet alleen

(linkerpagina) ‘De incidenten aan boord van de Hiddes hebbenongetwijfeld een katalyserend effect, maar de ontwikkelingenrond leiderschap waren al in gang gezet.’

r e p o r t a g e

Leiderschap onder de loep

Oude rotten vaak vangnetvoor officieren

J . M a r g é s

BRIGGENMARNS Van Ede(hier tijdens UNMEE in 2001):‘Leiderschap ontwikkel je in depraktijk. Je moet het jong leren,met vallen en opstaan’.

KLTZ Van Maurik: ‘Managerswillen dingen goed doen, terwijlleiders goede dingen willendoen.’

LTZA 1 Bloom: ‘Mensenaan boord weten in de regelwat ze moeten doen en datmaakt leidinggeven makkelijker.’ (Foto: J.M.)

Drs. Helsdingen (TNO): ‘…ope-rationele besluitvorming moetkrachtdadig gebeuren, maarmet oog voor de dynamischeomgeving…’ (Foto: TNO)

Page 4: Marineblad Mei 2006

7Leiderschap onder de loep marineblad | mei 2006

iets voor officieren, maar voor iedereen die in de positie zit omanderen iets te moeten laten doen – soms tegen hun zin.’Na meerdere operationele plaatsingen en een periode als uit-wisselingsofficier in de VS, vertrok Van Ede als compagniescom-mandant naar Cambodja tijdens Cambo III. Dit beoordeelt hij nuals zijn ‘mooiste baan’. ‘Het was een geweldige ervaring om metde compagnie op uitzending te gaan. Het is niet vanzelfsprekendom als leider succesvol te zijn en je eenheid aan alle verwachtin-gen te laten voldoen. Mensen daarbinnen moeten er namelijk welzelf voor kiezen om uitvoering te geven aan datgene dat de leidervan ze verwacht.’

Leiderschap ter discussieOnderzoeksinstituut TNO doet ook voor Defensie research naarhoe leiderschap werkt. Niet alleen halen de wetenschappersboven water hoe leiderschap in de praktijk tot uitdrukking komt.‘We willen verder gaan dan dat; we willen ook verklaren waarómhet werkt, want dan kunnen we betere voorspellingen voor detoekomst maken’, zegt Helsdingen. ‘Het eigenaardige aan operati-onele besluitvorming is trouwens dat er van verwacht wordt dathet krachtdadig gebeurt, maar dat er tegelijkertijd oog blijft voorde dynamische omgeving die soms vraagt om aanpassingen.Daartussen moet je een balans vinden.’

Volgens Van Ede speelt aangeboren talent absoluut een rol omiemand als leider te laten slagen. ‘Bij de keuring wordt er natuur-lijk al op gelet, dus in principe zou iedere (onder)officier eengoede leider kunnen zijn. Maar er bestaat verschil met mensen

goede leidershebben gezondetwijfel in hun hoofden zijn gebaat bijmensen om henheen die anders zijndan zijzelf

Feedback organiserenIn tegenstelling tot Van Ede heeft Van Maurik niet zo heel veel opmet de uitvoerige bewoordingen in de Leidraad. ‘Je kunt wel veelzeggen, maar je moet het vooral doen. Uitgevoerd gedrag is veelbepalender voor je functioneren als leider dan mooie woorden.Doen wat we zeggen, maar ook zeggen wat we gaan doen, daardraait het om. Organiseer daarbij je eigen feedback, zodat je hette horen krijgt wanneer je jezelf er niet aan houdt. Zo wordtgewenst gedrag ook vanzelfsprekend en heb je als leider zelfsinvloed terwijl je niet eens aanwezig bent.’

Je eigen weerwoord organiseren, zonder dat het je gezag onder-mijnt lijkt een paradox. Toch zweert Van Maurik erbij. ‘Goede lei-ders hebben gezonde twijfel in hun hoofd en zijn gebaat bij men-sen om hen heen die anders zijn dan zijzelf. Het kiezen van klonen

rond je lijkt verleidelijk, maar leidt niet tot reflectie; wel tot collec-tieve tunnelvisie.’

Uitstijgen boven eigenbelangMet de vorming van het Commando Zeestrijdkrachten is er allegelegenheid te leren van elkaars anderszijn. Van Ede beaamt dat:‘Ik denk dat we door de verregaande integratie van de ‘blauwe’ en‘groene’ marine nog beter kunnen worden op het vlak van leiding-geven.’ Wel ziet Van Ede verschillen tussen leidinggeven bij devloot en bij het Korps Mariniers. ‘Een schip is een bemand wapen-systeem en er gaat veel energie zitten in systeemmanagement. zolegt hij uit. ‘Bij de mariniers zijn leidinggevenden door de aard vanhet werk nog indringender bezig met ‘people management’. Dankomt het nog meer aan op inspireren en het oproepen van inner-

aangeborentalent speeltabsoluut een rolom iemand alsleider te latenslagen

6

die tot succesvolle leiders uitgroeien. Het verschil wordt in depraktijk bepaald door aanleg en de kansen die iemand krijgt omzich te ontwikkelen. Ik heb het dan over de kans zelf ervaring opte doen in de uitdagende praktijk, te werken met leiders die eenvoorbeeld vormen en gecoacht te worden door deze leiders. Dekrijgsmacht biedt hiervoor alle mogelijkheden. Ik heb zelf metdiverse stijlen leiderschap mogen werken. Zowel leiders die erbovenop zaten als leiders die zich vooral bezig hielden met“management by walking around”. Beiden kunnen overigenseffectief zijn. Vanwege de aard van het beestje heb ik zelf de nei-ging tot de eerste categorie te behoren.’

Structureel probleem?Ondanks de pijnlijke gebeurtenissen aan boord van de Hiddes ende storm van kritiek die in de publiciteit opstak, heeft Van Edeniet de indruk dat het leiderschap binnen de KM aan een groteschoonmaakbeurt toe is. ‘Uiteraard moet de commissie Staalstraks beoordelen of er sprake is van een structureel probleem,maar voorlopig kan ik me niet herkennen in de signalen in depers.’ De generaal wil er trouwens graag de nadruk op leggen dat deKM ook zelf-kritisch is, waar het gaat om de eisen die ze aan lei-dinggevenden en hun manier van optreden stelt. ‘De incidentenaan boord van de Hiddes hebben ongetwijfeld een katalyserendeffect, maar de ontwikkelingen rond leiderschap waren al in ganggezet. In hoofdstuk 5.2 van de onlangs verschenen LeidraadMaritiem Optreden wordt daar concreet op ingegaan.’

Page 5: Marineblad Mei 2006

r e a c t i e s e n m e e r

Reactie op het artikel ‘Zeemacht: een vrij blad inoorlogstijd’, door G.D. Horneman, Marineblad nr. 22006:

Met meer dan gewone belangstelling heb ik het artikel ‘Zeemacht: eenvrij blad in oorlogstijd’ gelezen.

Mijn vader was destijds marineofficier en geplaatst bij de mijnendienstte Soerabaia (let op de spelling). Wij - vader LTZ 1 Ben Poortman (geb.21 oktober 1908-KIM-promotie 1927), moeder Sonja Karen Poortman-Halkema, jongere broer Daan en ik, Jörgen (KIM-promotie 1954) - ver-trokken maart 1938 uit Nederland naar N.O.-Indië en gingen, gezien deplaatsing van mijn vader in Soerabaia wonen. Ongetwijfeld zullen edi-ties van het blad Zeemacht bij ons thuis zijn gelezen, dan wel zijn deplaatjes daarin bekeken.

Op 3 maart 1942 vertrok mijn vader als "passagier" aan boord vanHr.Ms. K XI naar Colombo. Daarvoor had hij met anderen van de mij-nendienst installaties van het Marine Etablissement opgeblazen. Ookhad hij er voor gezorgd, door met vrachtwagens vaten dieselolie aan tevoeren de met spoed vaargereed gemaakte K XI en K XII van brandstofwerden voorzien. Kennelijk, gezien het artikel meer brandstof in de K XI (Colombo) dan in de K XII (Fremantle).Mijn moeder, broer Daan en ik bleven vooralsnog in ons huis inSoerabaia wonen. Na ca. anderhalf jaar moesten wij van de Japansebezetters met zeer beperkte bagage "de Wijk"in, om vervolgens pertrein te worden verkast naar vrouwenconcentratiekampen, eerst tenwesten van Batavia (Tangerang) en later in Batavia (A.D.E.K.), alwaar wijop 15 augustus 1945 hoorden dat Japan had moeten capituleren.

Mijn vader is via Colombo en Zuid Afrika in Engeland terecht geko-men. Hij werd weer bij de Mijnendienst geplaatst, maar heeft ook opjagers gediend.

Wij behoorden tot de gelukkigen die na de oorlog als gezin zijn her-enigd.Het bovenstaande is merendeels ontleend aan een verslag en brievendie mijn moeder (geb. 13 mei 1913) na de capitulatie van Japan heeftgeschreven aan haar ouders en schoonouders in Nederland. Hoeweldaarin persoonlijke zaken zijn neergeschreven en daarin door de onze-kere postverbindingen ook herhalingen en aanvullingen voorkomen,geven zij een goed beeld van wat naast vele andere gezinnen, ook veelmarine gezinnen na de Slag in de Java zee in Indië is overkomen.Enkele marine namen worden ook genoemd. Ook van de verhalen vanna de oorlog van onze vader herinneren mijn broer en ik nog het nodi-ge. En niet te vergeten wat mijn broer in ik ons zelf nog herinneren vandie tijd.

J.N.Poortman, KTZ b.d.

Michiel de Ruyter is terug! Het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam organiseertvan 5 juni 2006 t/m 7 januari 2007 de expositie Michiel de Ruyteris terug! Volgend jaar is het 400 jaar geleden dat de beroemd-ste Nederlandse zeeman in Vlissingen werd geboren.Vooruitlopend op het Michiel de Ruyter jaar in 2007 laat deexpositie zien waarom De Ruyter als admiraal zo succesvolwas en al eeuwenlang onze ‘held’ is.

De Vierdaagse ZeeslagBijna iedere Nederlander kentMichiel de Ruyter (1607-1676),maar wie weet nog precies waar-om hij zo beroemd is? Als zeemanbeschikte hij naast moed en vecht-lust over veel strategisch en tac-tisch inzicht. De expositie geefteen beeld van zijn succesvolleloopbaan en de verschillende zee-slagen die hij heeft geleid. DeVierdaagse Zeeslag (1666) was DeRuyters eerste grote overwinning.Heel Europa sprak over de neder-laag die hij de trotse Engelse vloottoebracht. Zelfs de machtigeLodewijk XIV liet zich lovend uitover de Nederlandse prestaties:‘De Sieur De Ruyter heeft met harten hoofd daden verricht die mensen-

kracht te boven gaan.’ De Ruyter was streng maar rechtvaardig enhad aan boord ontzag voor zijn eigen mensen.

Grootscheepse openingOp maandag 5 juni a.s. wordt de expositie voor jong en oud ge-opend. Het Scheepvaartmuseum organiseert dan diverse activiteitenbinnen het museum en buiten aan de steiger. Aan boord van hetVOC-schip ‘Amsterdam’ zullen rolspelers een nieuw spannendHeldenprogramma opvoeren.

Gratis toegangIedereen die Michiel heet of De Ruiter als achternaam draagt krijgtgratis toegang tot de tentoonstelling t/m 7 januari 2007. Neem weleen identiteitsbewijs mee.

Adres en openingstijdenNederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam, Kattenburgerplein 1,1018 KK Amsterdam.

Openingstijden: dinsdag t/m zondag 10.00 tot 17.00 uur. Tijdens deschoolvakantie ook op maandag open.

8 9Leiderschap onder de loep marineblad | mei 2006

lijke overtuiging. Mensen laten uitstijgen boven hun grenzen enhun eigenbelang. Dat is een belangrijk element van leidinggevendat uitgaat boven het managen. Van Maurik onderkent ook het subtiele verschil tussen de twee.‘Managers willen dingen goed doen en houden zich meer aanregels. Terwijl leiders goede dingen willen doen en dan vaker ophun intuïtie afgaan. Zij handelen meer in de geest van de wet danvolgens de letter. Ik hoorde een predikant daar laatst iets mooisover zeggen: ‘Tussen wet en daad zit de moraal…’.’

Gebruikmaken van ervaringLTZA 1 S. Bloom, als medewerker Interne Beheersing geplaatst bijde Defensie Materieel Organisatie, hecht voor de veranderingeigenlijk niet zo aan getheoretiseer rond leiderschap. ‘Mijn erva-ring aan boord was dat het nogal vanzelf ging. Mensen weten inde regel namelijk wat ze moeten doen en dat maakt leidinggevenmakkelijk. Het liep allemaal wel. Natuurlijk versliep iemand zichwel eens of was er een verblijf niet opgeruimd, maar ik heb eigen-lijk geen negatieve ervaringen met discipline aan boord.’De eerder genoemde ‘walking around’-stijl lijkt Bloom onbewustwel te liggen, zo valt op te maken uit haar woorden. ‘Je moet geenleiding opleggen en kunt mensen goed hun gang laten gaan.Natuurlijk wel binnen bepaalde grenzen die voor iedereen duide-lijk moeten zijn. Vooral onderofficieren die al lang in het bedrijfwerken, weten wat er moet gebeuren. Je kunt veel gebruikmakenvan hun ervaring. De rolverdeling is verder natuurlijk ook een speldat je speelt. Wel moet je je eigen werk goed doen, anders krijg jegeen respect. Wanneer je respect hebt, wordt het leiding gevenmakkelijker. Je moet zorgen dat je verstand hebt van je werk, wantdan kun je beslissingen makkelijk onderbouwen.’

Behoefte aan duidelijkheidOf een organisatie als Defensie ten slotte vraagt om ander leider-schap dan, bijvoorbeeld, een multinational als Shell? Volgens VanEde in sommige opzichten weldegelijk. ‘Ook binnen een multina-

tional is er sprake van duidelijke doelen, een koers en wordt hetbeste uit het team gehaald. Echter, binnen de krijgsmacht gaat hetom leven of dood. De toepassing van geweld geeft aan leidinggeven bij de krijgsmacht een extra dimensie. In Uruzgan nu envoorheen bijvoorbeeld in Irak heeft je handelen een grote impact– ook politiek – en daar moet je rekening mee houden.’Dit alles vraagt volgens de generaal om zeer veel duidelijkheid vande kant van een leider en om discipline binnen de gelederen.‘Regels moeten nageleefd worden’, zo besluit hij kernachtig. ‘Alsleider moet je dat afdwingen. Mensen hebben ook behoefte aanduidelijkheid. Vergeet niet dat we superloyaal personeel hebben.Een gedoogbeleid zie ik als ‘de houtworm in de balken van hetschip’. Aan de andere kant moet je wel uitkijken voor ‘zero-tole-rance’ als het gaat om de uitvoering van het werk, want dat leidtuiteindelijk alleen maar tot angst en passiviteit. Duidelijk zijn inhet werk betekent dat je mensen vertelt wát ze moeten doen enniet hoe.’

Aangeboden!• Memoires (Deel I en II), door Ltadm b.d. C.E.L. Helfrich (Amsterdam,

1950)• Onder de bloedvlag van de "O 21", door LTZ 1 J.F. van Dulm

(Commandant Onderzeedienst) (Amsterdam, 1948)

De boeken zijn goede staat en worden gratis aangeboden, alleen de por-tokosten zijn voor rekening van de ontvanger.Informatie bij: G.I. Onderstal, Kolonel der Infanterie b.d. Tel: 0522 440700

regels moeten nageleefd worden.Als leider moet je dat ookafdwingen

Page 6: Marineblad Mei 2006

11marineblad | mei 200610 Wie komt er op voor het personeel?

gen in de bezwaar- of overlegperiode. Hopelijk komt het hiermeetot een goed einde.

Als het bezwaar niet succesvol is, is de volgende stap in de rich-ting van de rechter. Voor de militairen is dat altijd de rechtbank inDen Haag, voor de burgers is dat de rechtbank in de omgevingvan hun woonplaats (Den Helder is Alkmaar). Voordat deze stapgenomen wordt vindt er altijd overleg tussen de jurist en deKVMO, resp. FVNO plaats en wordt besproken of de zaak voort-gezet kan worden.

In januari 2006 hebben de beide juristen van de KVMO, mrs. O.W. Borgeld en D. van Zoelen, zich bereid verklaard om ook voorde gehele FVNO op te gaan treden. Op 13 april 2006 zijn hiervoordoor de voorzitter van de FVNO en beiden de contracten gete-kend.

Ter “leringe ende vermaeck” wat volgende voorbeelden.

• Ouderschapsverlof in het buitenlandIn de MP-bundels staat dat de militair binnen Nederland ouder-schapsverlof kan genieten. Bij een Nederlandse eenheid buitenNederland, waar militairen voor drie jaar geplaatst worden, wasde uitleg van deze zin "dus niet bij ons". In de afgelopen tijd isgelukkig deze situatie via druk langs zowel de juridische lijn als deinformele lijn opgelost en betrokkene kon buiten Nederland hetouderschapsverlof genieten. In het huidige voorstel voor de CAOwordt dit punt nu in positieve en helderder wijze aangepast.

• Auto’s en uitzendingAl jarenlang worden militairen buiten Nederland geplaatst. Menzou verwachten dat dit routinematige gebeurtenissen zijn. Datvalt nog wel eens tegen. In 2003 repatrieerden twee marineoffi-cieren vanuit de VS naar Nederland. Heen namen zij geen automee. Terug wel. Zij hadden toen voor hun inboedel een 40 voets-container nodig en wilden ook hun auto op kosten van het rijkvervoeren.

Dat werd niet toegestaan, want in het verzoek waarbij de 40voetscontainer voor de heenweg was toegestaan stond betrokke-

ne kon geen extra aanspraken maken voor de terugreis. Na eenbezwarenprocedure op grond van het gelijkheidbeginsel ten aan-zien van militairen van andere krijgsmachtdelen, werden hunbezwaren gegrond verklaard en werd uiteindelijk het transportvan de auto vergoed. Een jaar later gaan weer twee officierenterug. Ook deze nemen alleen op de terugweg een auto mee. Zijverzoeken een tegemoetkoming voor de kosten van het transportvan een auto. Beiden krijgen ondanks dat naar de hiervoorgenoemde uitslagen op het bezwaar van de voorgangers is verwe-zen, weer: "nee". Na bezwaar krijgt de ene nu wel gegrond, wanthij had geen verzoek ingediend bij gelegenheid van zijn uitzendingin 2001, maar bij de ander was er wel een dergelijk verzoek metdezelfde beperkende clausule als bij de beide voorgangers. Hetberoep op het gelijkheidsbeginsel met de twee collega's ging nietop want het inmiddels ingestelde Defensie Bureau Buitenland hadde oude marine-lijn richtinggevend geoordeeld voor de helekrijgsmacht en dus was er geen verschil meer tussen de krijgs-machtdelen. Deze zaak is nu aan de rechter ter beoordeling voor-gelegd.

• Geen reden voor een verhuiskostenvergoeding?Luitenant ter zee Uitdeketting wordt aangesteld voor onbepaaldetijd. Hij heeft voorafgaande aan zijn aanstelling gestudeerd en hijzal worden ingezet in deze richting. Dit heeft onder meer totgevolg dat zijn loopbaanpatroon, zeker in de eerste jaren eenafwijkend karakter zal vertonen. Na een korte introductiecursusvan zes weken krijgt hij een stageplaats voor twee maanden omkennis te maken met de praktische kant van zijn werkterrein.Direct daarna wordt hij aangewezen voor een varende plaatsingen het schip waarop hij gaat dienen wordt direct ingezet voor eenlangdurige vaarperiode. Zo’n 7 maanden. De reis wordt gevolgddoor nog een paar reizen. Een klein jaar nadat hij is gaan varenwordt hij aangewezen voor het volgen van een opleiding tot spe-cialist op zijn werkterrein.

De opleiding bestaat uit een theoretisch deel (intern de marine),twee externe stages en een vervolg bij een instelling buitenNederland. Na de beëindiging van zijn opleiding wordt hijgeplaatst bij een waleenheid. Naar aanleiding daarvan besluit hijte verhuizen en in de omgeving van zijn plaatsing te gaan wonen.

De ene keer wel een vergoeding voor het transport van een auto, andere keer niet.

al jarenlang worden militairen buitenNederland geplaatst

j u r i d i s c h e z a k e n

Ze blazen daar hun partij mee en worden gehoord. Soms ookkomt personeel van Defensie (en daarmee Defensie zelf) in nega-tieve zin in de pers. Denk aan GENMAJMARNS P.C. Cammaert,denk aan (het personeel van) Hr.Ms. Tjerk Hiddes. Ook in diegevallen dragen KVMO en FVNO bij aan een betere beeldvor-ming en de behartiging van de belangen van de betreffende mili-tairen (en vaak ook van de Koninklijke Marine of Defensie in zijngeheel).

Onbegrijpelijke beslissingenEr zijn meer voorbeelden te geven van soms onbegrijpelijkebeslissingen, bij voorbeeld rond het ouderschapsverlof buitenNederland; rond de uitvoering van het beleid in verband metrepatriëring; de reactie op door het personeel bereikte besparin-gen; het nakomen van gemaakte afspraken (hoe zat het ookalweer met vrijwillig nadienen?). In veel zaken van bedrijfsmatigeaard kunnen KVMO en FVNO niet altijd veel anders doen dandeelnemen aan en stimuleren van de discussies. Maar bij individu-ele personele problemen kunnen ze vaak wel concreet het een enander voor een militair betekenen.

soms volstaat een luisterend oor eneen onafhankelijke afweging van depositie

Als een medewerker met een dergelijk probleem komt, kunnen inde meeste gevallen de resp. besturen bemiddelend optreden.Maar soms is er meer juridische (arbeidsrechtelijke) deskundig-

heid nodig of moet er een juridische procedure gevoerd worden.In dat geval wordt rechtsbijstand verleend door de (twee) juristenvan de KVMO en FVNO. De te verlenen rechtsbijstand strekt zichalleen uit over (potentiële) geschillen die rechtstreeks verbandhouden met enige (voormalige) arbeidsrelatie met het Ministerievan Defensie.

Wanneer juridische ondersteuning?Hoe is nu de procedure om juridische ondersteuning te krijgen?Wanneer een militair of burgermedewerker een besluit heeft ont-vangen waar hij het niet mee eens is (of als het besluit als maar uitblijft) richt hij zich tot de voorzitter van de KVMO (of de voorzit-ters van één de andere bij de FVNO aangesloten verenigingen, elkvoor hun eigen leden). Daarvoor wordt op de site van de FVNOeen juridisch intakeformulier opgenomen. Soms kan een extraluisterend oor en een onafhankelijke afweging van de positie vol-staan, soms kan bemiddelend worden opgetreden. Maar als dievoorzitter denkt dat bemiddeling niet aan de orde is en er juri-disch naar de zaak gekeken moet worden, verwijst hij betrokkenedoor naar een van de twee juridische adviseurs. Daarbij wordt hetintakebericht aan de betreffende jurist gezonden.

De procedureDaarna volgt een informatie-uitwisseling tussen een jurist enbetrokkene. In onderling overleg wordt dan bekeken wat de lijnzal zijn die de grootste kans op succes kan bieden en samen stel-len zij dan deze lijn vast. De jurist stelt vervolgens een brief of eenbezwaarschrift op en zal betrokkene bijstaan of vertegenwoordi-

Wie komt er op voor hetpersoneel?

Wie geregeld de websites van FVNO en

KVMO bezoekt weet dat deze

organisaties opkomen voor de collectieve

belangen van het militair- en

burgerpersoneel van Defensie. Als dat

nodig is treden ze daarbij samen op met

andere defensie-centrales.

De juridische adviseurs aan het werk. Links O. Borgeld en rechts D. van Zoelen.

m r . D . v a n Z o e l e n e n m r . O . W . B o r g e l d

Page 7: Marineblad Mei 2006

13marineblad | mei 200612 Wie komt er op voor het personeel?

Het is dan net even meer dan twee jaar geleden dat hij in dienst isgetreden. Op grond van de geldende regels kan een militair die bijzijn indiensttreding een eigen huishouding voert een eenmaligevergoeding worden toegekend in de verhuiskosten, als hij tenmin-ste binnen twee jaar na zijn indiensttreding verhuist. Over hetbestaan van een eigen huishouding bestaat geen verschil vanmening, maar omdat de verhuizing niet heeft plaats gevondenbinnen de genoemde twee jaren, wordt zijn verzoek om een tege-moetkoming in de verhuiskosten afgewezen.

Namens Uitdeketting wordt een bezwaar ingediend. Daarin wordtonder meer gewezen op de omstandigheden. Een bijzonderheiddaarin is het feit dat zijn loopbaan er toe heeft geleid dat voorhem in het begin weinig duidelijkheid bestond over de voortzet-ting daarvan en over de daarbij passende standplaats(en), zodateen later besluit tot verhuizing in de rede heeft gelegen. Het zoudan ook redelijk zijn geweest hem onder de gegeven omstandig-heden een wat ruimere periode te gunnen voor een verhuizing

dan de standaard periode van twee jaar. Een andere bijzonderheidvormt het feit dat de tot dan toe gevolgde loopbaan niet kenmer-kend is voor de gewone gang van zaken en dat onder die omstan-digheden er op de marine een bijzondere verplichting heeftberust om hem voor te lichten over zijn rechtspositie. Juist ookomdat bij de eenheden waar hij had gediend de gewone gang vanzaken wel bekend was maar men ontoereikend inzicht had in desituatie waarin Uitdeketting verkeerde. Daarmee heeft hij eenadequate voorlichting over zijn rechten met betrekking tot zijnverhuizing ontbeerd. Het zijn met name deze aspecten die aan-slaan bij de marine. Het bezwaar wordt gegrond verklaard en mettoepassing van een bestaande hardheidsclausule wordt de tege-moetkoming alsnog toegekend.

mr. D. van Zoelen en mr. O.W. Borgeld zijn de juridischeadviseurs van de KVMO en FVNO. Zij staan leden bij indienstgerelateerde zaken.

Doe ook mee aan de KVMOEssaywedstrijd!

Naast “eeuwige roem” als winnaar van de groteVice-admiraal van der Moer-prijs kunt u er

€ 1000,00 mee verdienen.

Het thema:

Wie durft er hier nog de leiding te nemen?!

• Kun je als leidinggevende nog op je strepengaan staan?

• Wat is een goede leider en wat is een slechte? • Vragen deze tijden om crisismanagers

of om begeleiders? • Gaan we voor robuust of voor coachend

leiderschap?

Heel wat vragen, heeft u het antwoord? Geef uw visie/oplossingen in een kort essay

(800-2.400 woorden).

Let op: de sluitingsdatum is 1 juli 2006

Naast de VADM A. van der Moer-prijs met eenbeloning van

€ 1000,00 bedraagt de 2e prijs € 500,00 en de 3e prijs € 250,00.

Een onafhankelijke jury beoordeelt de essays enwijst de winnaars aan.

Teksten aanleveren op diskette of per e-mail:Adres: KVMO Essaywedstrijd

Wassenaarseweg 2b2596 CH Den Haag

e-mail: [email protected] (o.v.v. Essaywedstrijd).

Vergeet niet uw naam, adres, telefoonnr. en e-mailadres te vermelden

c a r t o o n

Ter “leringe ende vermaeck” Pak de pen op en win €1000,-!

Page 8: Marineblad Mei 2006

marineblad | mei 200614 in beeld

Waarom ooit naar de Koninklijke Marine?“Aan de Universiteit van Utrecht studeerde ik Russische taal enLetterkunde (Slavistiek) maar kwam er al snel achter dat ik meereen resultaatgericht mens ben. Via mijn vader, die bij het Korpszat, was ik al bekend met de marine en het Korps Mariniers enwist dat er een opleiding was tot aspirant-officier. Het leek mij eenleuke opleiding, een paar jaar goed werken. Die paar jaar werdenuiteindelijk tot nu toe 26 jaar. De redenen voor deze keuze wareneigenlijk een goede baan, met mensen omgaan, goed betaald ennatuurlijk het avontuur.”

Beste opleiding tot nu toe Na enige aarzeling: “De tweedaagse Assistant Boarding Officer

opleiding t.b.v. mijn plaatsing aan boord van de Hr.Ms. van Speijkin 1996. De HIC-opleiding, tot mijn schrik in een kooi in het watergelaten worden. En je mocht natuurlijk niet laten zien dat je bangwas, ik al helemaal niet als vrouw én baas van zes mannen. Jeeigen angst onder controle houden en vertrouwen uitstralen naarje mensen. Een gezonde dosis spanning.”

Wie is uw held en waarom?“Frank Rijkaard. Prachtige man. Vaart een eigen koers, weet waar-ie naartoe wil, brengt rust. Weet te leren van zijn fouten, het wel-bekende spuugincident. Hij weet zijn eigen koers te behouden,zelfs onder grote druk van buitenaf. Heeft respect voor het indivi-du en zijn/haar plaats in het team. Heel knap.”

Wat maakt u trots?“Mijn kinderen maken mij trots. Wij leven geen makkelijk bestaanen zij gaan daar geweldig mee om, zo flexibel. Ze worden betrok-ken bij bijna alle beslissingen die ons raken, ze zijn echte teampla-yers geworden. Wij zijn er in geslaagd om thuis een veilige havente creëren en de kinderen zijn dan ook graag en veel thuis. Datvind ik in deze tijd bijzonder en daar ben ik ook trots op.”

Hoe beoordeelt u de reorganisatie van deNederlandse krijgsmacht? “Verpletterend. Verpletterend voor het personeel, dat soms let-terlijk wordt platgewalst. Zelfredzaamheid, zelfwerkzaamheid,niet iedereen kan dat zo snel. Het lijkt of de angst regeert om jebaan te verliezen. Er moest een cultuuromslag plaatsvinden maarik vind dat je ook moet vasthouden aan, en trots moet zijn op debinding met de groep, dat is ook cultuur. Dat mag niet vervagen,de krijgsmacht wordt zo zakelijk, op alle niveaus zelfs onder colle-ga's. We worden een krijgsbedrijf. Ik heb begrip voor de reorgani-satie maar ik denk niet dat we daarvóór alles zo slecht deden.”

Wat is de Korpsgeest? “Ik zit zelf bij het korps van de administratie officieren, daar ik hebweinig Korpsgeest ontdekt de laatste twee jaar. Het echte HLD inhet veld bestaat niet meer en de rest van de "tarissen" zit bij destaf. Het uniform en waar dat voor staat zal niet voor iedereen debindende factor zijn. Ik ben niet uit roeping bij de marine gegaanen het is toch mijn grote liefde geworden. Elkaar de helpendehand toesteken mis ik, dat vind ik ook Korpsgeest.”

Wat is uw ambitie?“Ik ben nu Commandant van Driehuis en ik ambieer een vergelijk-bare functie bij een grote eenheid of grotere kazerne. Een functiemet personeel waar mijn authentieke leidinggevende capaciteitenworden benut. En ik wil absoluut nog een keer een buitenland-plaatsing, de internationale uitwisseling van ervaringen en desamenwerking met anderen nationaliteiten, geweldig.”

Welke eigenschap waardeert u in een medewerkervan de KM?“Openhartigheid, eerlijkheid, fatsoen, daadkracht, humor. Humor lostveel op. Loyaliteit en rechtvaardigheid ook, lijken een beetje opendeuren. Loyaliteit naar je zelf, niet altijd naar de werkgever. En dat dankunnen uitleggen. En kritisch zijn, mensen moeten geen klonen zijn.”

Welke vraag zou u willen stellen en aan wie? “Aan mijn vader, ik zou hem elke dag wel wat willen vragen,gewoon even de telefoon pakken. Hij is overleden in augustus1989, tijdens mijn plaatsing bij Hr.Ms. Ambassade te Washington,een aantal dagen voor de geboorte van onze zoon.En ik zou de Vice-admiraal willen vragen: “Is er niemand die, alsdat nodig is, zou durven te zeggen: "Misschien hebben we hetverkeerd gedaan en moeten we op bepaalde zaken terugko-men"?” Is er ooit een moment dat er iemand bij de CDS binnen-loopt en zegt: “Dit hebben we niet goed gedaan, dit moetanders”? Ik zou wel aan de Vice-admiraal willen vragen: "Vindt unu ook niet dat de kleur paars verdacht veel op groen begint te lijken en steeds minder op blauw?" ”

ik ben niet uit roeping bij de marinegegaan en toch is het mijn grote liefde

geworden

15

Luitenant ter zee A der eerste klasse C. KleinveldIn de rubriek ‘in beeld’ staat deze keer weer een marineofficier centraal. Het is LTZA 1 C(arin)

Kleinveld, geboren in Den Helder en in dienst sinds 1979. Haar huidige functie is Hoofd Facilitair

steunpunt Driehuis tevens Commandant Marinekazerne Driehuis.

i n b e e l d

LTZA 1 Kleinveld: “Ik heb begripvoor de reorganisatie maar ikdenk niet dat we daarvóór alleszo slecht deden.”

Page 9: Marineblad Mei 2006

De Amerikaanse 2006Quadrennial Defense Review

Op 6 februari jl. zond de Amerikaanse minister van Defensie

Donald H. Rumsfeld de drie dagen eerder gereedgekomen 92 pagina’s

dikke 2006 Quadrennial Defense Review naar het Congres.

K T Z T i r . V . C . W i n d t

marineblad | mei 200616 De Amerikaanse 2006 Quadrennial Defense Review

• De notie dat de VS bij de bestrijding van het internationaal ter-rorisme en de conflicten die daaruit voortvloeien sterk afhanke-lijk is van partnerschappen met andere landen en, in minderemate, van multilaterale organisaties.

• Preventieve maatregelen verdienen de voorkeur boven (militair)ingrijpen.

• Freedom of action voor de Amerikaanse en bondgenootschappe-lijke strijdkrachten binnen en buiten het operatiegebied moetworden zeker gesteld en verbeterd. Dit zowel in materiële zin,door de beschikbaarheid van strategisch transport en prepositio-ned equipment, als in juridische zin, bijvoorbeeld ter zake vanovervlieg- en landingsrechten.

• De financiële consequenties verbonden aan de militaire inzet inde GWOT moeten evenwichtiger verdeeld worden over de VSén haar bondgenoten.

Deze ervaringen zijn belangrijk omdat een groot aantal uiteinde-lijk voorgestelde maatregelen in de 2006 QDR hier nauw meesamenhangen.

De QDR identificeert de vier belangrijke uitdagingen voor de VSop defensiegebied. Deze zijn 1) Defeating terrorists networks, 2)Defending the homeland in depth, 3) Shaping the choices of countriesat strategic crossroads en 4) Preventing the acquisition and use ofWeapons of Mass Destruction (WMD). De eerste uitdaging heefteen zeer sterke oriëntatie op asymmetrische dreigingen zoals ter-rorisme, de tweede richt zich op wat we in het Nederlandsedefensiebeleid de eerste en derde hoofdtaak van Defensie zou-den noemen, de derde focust op het ontstaan van een mogelijkedreiging van een peer country zoals bijvoorbeeld China, terwijl devierde uitdaging de proliferatie en het gebruik van WMD (enoverbrengingsmiddelen) betreft.

De hierboven beschreven ervaringen en uitdagingen zijn vervol-gens gebruikt als ingangsgegeven van analyses en deelstudies. Deuitkomsten hiervan constitueerden het nieuwe defensiebeleidwaaronder richtlijnen voor de toekomstige capaciteiten van dekrijgsmacht, aanwijzingen voor de zogenaamde force planning con-struct en voornemens ten aanzien van de bestuurlijke processenbinnen de Amerikaanse defensieorganisatie.

Aanbevelingen in de 2006 QDRDe meest in het oog springende aanbevelingen in de 2006 QDRzijn:

Op algemeen beleidsgebied:• Meer nadruk op de samenwerking met bondgenoten. Leidend

hierbij zal zijn in hoeverre deze samenwerking daadwerkelijk bij-draagt aan de strijd tegen het internationale terrorisme (‘…TheUS cannot win the Long War alone…’) en andere conflicten waarde VS bij betrokken is of verwacht in de toekomst mogelijk teworden betrokken. Hierbij zal niet alleen naar bestaande allian-ties worden gekeken maar, zeker onder de huidige regering, intoenemende mate ook naar ad-hoc verbanden.

• De aankondiging dat een fundamentele aanpassing (overhaul)van het exportbeleid ten aanzien van Amerikaanse militaire goe-deren zal plaatsvinden.

• Versterkte aandacht voor jointness op het gebied van comman-dovoering, operaties, training en (verwerving) van capaciteiten.Daarnaast meer nadruk op gezamenlijke (paarse) benaderingvan ondersteuning, legering en bestuur.

• Meer nadruk op het ‘genetwerkt’ zijn van commando-, commu-nicatie- en informatiesystemen. Niet alleen moeten wapensy-stemen zoals tanks, vliegtuigen en schepen beter met elkaardata kunnen uitwisselen, ook de mogelijkheden tot samenwer-king op dit gebied met andere departementen en Agencieswordt verbeterd.

• China wordt gekarakteriseerd als an emerging power, niet als eenan emerging threat.

Op het gebied van bestuurlijke processen:• Het voornemen om horizontal integration te bewerkstelligen, dat

wil zeggen versterking van de samenwerking op alle niveaus tus-sen en binnen de krijgsmachtdelen en met andere Agencies.

• Meer nadruk binnen het behoeftestellingsproces dat iederecapaciteit een bijdrage moet leveren aan de output van hetDepartment of Defense als geheel (‘…total capabilities versus indi-vidual programs…’).

• De creatie van capital accounts teneinde de financiële voortgangen realisatie van belangrijke (materieel)programma’s beter tekunnen garanderen.

Op personeelsgebied:• Uitbreiding van het aantal Special Operations Forces (SOF) met

vijftien procent. In 2010 moet het aantal militairen dat SOFopgeleid is 55.000 bedragen. In absolute termen gaat het hierbijom een uitbreiding met circa 14.000 functies, waarvan in FiscalYear 2007 (FY07) ongeveer 4.000 functies moeten worden gere-

De Quadrennial Defense Review (QDR) is een bij wet verplichte,vierjaarlijkse analyse van het Amerikaanse ministerie vanDefensie, waarin over een periode van twintig jaar vooruit wordtgekeken en waarin de ambities en uitdagingen van deAmerikaanse strijdkrachten worden gekoppeld aan de benodigdecapaciteiten.

In dit artikel wordt ingegaan op de betekenis van de 2006 QDR,op de uitkomsten en de implementatie ervan en het belang ervanvoor de Nederlandse krijgsmacht in het algemeen en deKoninklijke Marine in het bijzonder. Het artikel wordt afgeslotenmet een aantal kritische kanttekeningen.

BetekenisEerdere QDR’s verschenen in 1997 en 2001.Twee redenen makende 2006 QDR verreweg de belangrijkste van de drie. Allereerst isdit de eerste QDR waarin de lessen van de gebeurtenissen van 11september 2001 en de daaruit voortvloeiende militaire operatiesin Afghanistan en Irak volledig zijn verwerkt. Daarnaast zijn er inopgenomen de ervaringen met humanitaire inzet van deAmerikaanse krijgsmacht naar aanleiding van de Tsunami diebegin 2005 Zuid-Oost Azië trof en de orkaan Katrina die eindaugustus jl. voor ernstige overstromingen zorgde in de zuidelijkestaten van de Verenigde Staten (VS). De tweede reden is dat de2006 QDR als een culminatie beschouwd moet worden van hetstreven van minister Rumsfeld om de Amerikaanse krijgsmacht enhet ministeriële defensieapparaat te hervormen. Het is zijn twee-

de QDR waar hij verantwoordelijk voor is en die binnen despreekwoordelijke Beltway van Washington D.C. door vele pun-dits als zijn professionele nalatenschap wordt beschouwd. Gezien het voorgaande is het niet vreemd dat de Global War onTerrorism (GWOT) (inmiddels van het nieuwe etiket de Long Warvoorzien) en in meer brede zin irregular warfare, dan ook zeernadrukkelijk hun stempel drukken op deze QDR. Het documentricht zich vooral op beleidsmatige thema’s (waaronder ook debestuurlijke processen binnen de defensieorganisatie) en in veelmindere mate op de diverse verwervingsprogramma’s. Het kanbeschouwd worden als een roadmap voor het continue procesvan transformatie waaraan de Amerikaanse krijgsmacht onderhe-vig is.

De Quadrennial Defense Review is bedoeld als operationaliseringvan het Amerikaanse veiligheidsbeleid en het defensiebeleid, datop zijn beurt is vastgelegd in een hiërarchie van beleidsdocumen-ten, te weten de National Security Strategy of the United States, deNational Defense Strategy of the United States en de NationalMilitary Strategy of the United States. De tijdshorizon van deze driedocumenten is de middellange termijn.

Ervaringen en uitdagingenBij het opstellen van de 2006 QDR is gebruik gemaakt van deervaringen tijdens de inzet van de Amerikaanse krijgsmacht overde laatste vier jaar. De vier belangrijkste hiervan zijn:

k e n n i s e n w e t e n s c h a p

preventieve maatregelen verdienende voorkeur boven (militair)ingrijpen

Donald H. Rumsfeld (www.defenselink.mil)

Navy SEALS in opleiding (www.news.navy.mil)

17

Page 10: Marineblad Mei 2006

De Amerikaanse 2006 Quadrennial Defense Review

aliseerd. Daarbij blijft de totale omvang van de Amerikaansekrijgsmacht gelijk; er is dus sprake van verschuivingen binnenhet personeelsplafond (rebalancing the endstrength).

• Aanpassing van de organisatie en samenstelling van de Active,Guard en Reserve Components van de Amerikaanse krijgsmacht.De QDR trekt twee conclusies: de samenstelling van de Activeand Reserve Components moet worden aangepast (meer nadrukop Combat Service Support) en daarnaast verschuift de taak vande Reserve en Guard eenheden van een strategische reserve naareen operationele reserve. Met dit laatste wordt de huidige situ-atie van inzet van Guard en Reserve personeel in Irak enAfghanistan geformaliseerd.

• Vergroting van de cultural experience van militairen zowel op tac-tisch als op strategisch niveau (vooral met betrekking tot poten-tiële inzetgebieden, dat wil zeggen het Midden-Oosten enAzië). Hieronder valt ook de training van militaire tolken.

Op materieel gebied: • Geen enkel verwervingsprogramma is geschrapt (zie ook ver-

derop in dit artikel). Diverse programma’s zijn daarentegen ver-sneld of met betrekking tot de productiefase verlengd.Voorbeelden hiervan zijn het F-22A Raptor programma (produc-tiefase verlengd), het Littoral Combat Ship (LCS) programma(versneld) en de verdere ontwikkeling en aanschaf vanUnmanned Air Systems zoals de Predator en Global Hawk (ver-sneld) en Stand-Off Precision Strike capaciteiten. Voor Nederlandis het belangrijk dat het F-35 Joint Strike Fighter (JSF) programmain principe niet is aangetast.

• Aankondiging van een aantal nieuwe programma’s zoals de ver-vanging van de huidige lange afstand bommenwerpers door eenNext generation Long Range Strike Aircraft en de verwerving vaneen eerste serie van acht eenheden van de MaritimePrepositioning Force (Future) (MPF(F)). Dit laatste is een belang-rijk element van de implementatie van het Seabasing Concept.

De QDR is slechts een analyse en de aankondiging van een aantalbeleidsvoornemens; implementatie van deze voornemens (de uit-eindelijke proof of the pudding) zal moeten plaatsvinden via hetinstrument van de jaarlijkse defensiebegrotingen. Daar de begro-ting voor het FY 07 reeds aan het Congres is aangeboden, zal deontwerpbegroting voor FY 08 (die in het voorjaar van 2007 gepu-bliceerd zal worden) de eerste vertaling zijn van de 2006 QDR. Demeeste onafhankelijke defensieanalisten stellen overigens dat rea-lisatie van alle 2006 QDR voorstellen onmogelijk in de begrotingvan 2007 zouden passen.

Inmiddels heeft de QDR geleid tot circa 150 deelprojecten. Deresultaten van deze deelprojecten zullen nog voor deze zomerworden aangeboden aan een overkoepelend steering committeeonder voorzitterschap van de Deputy Secretary of Defense. Beginjanuari jl. had deze al aangegeven dat op acht hoofdgebieden aan-vullend onderzoek noodzakelijk was. Ieder van deze onderzoeks-projecten staat onder leiding van een tweemanschap, steeds ver-deeld over het civiele en militaire leiderschap van het Pentagon.

Belang voor de Nederlandse krijgsmacht en deKoninklijke MarineHet belangrijkste element in de QDR voor Nederland is de con-statering dat het F-35 Joint Strike Fighter (JSF) programma onge-schonden uit de strijd lijkt te zijn gekomen. Dit geldt voor alle drieversies van dit vliegtuig. Echter, de begrotingsvoorstellen van hetministerie van Defensie voor 2007 geven aan dat voor de ontwik-keling van één motor gekozen is, dit tot grote ergernis van hetVerenigd Koninkrijk. Hierdoor bevindt het JSF project zich nogsteeds niet in kalm water en dat zal waarschijnlijk ook zo blijven. Een ander zeer belangrijk element van de QDR voor Nederland isde notie dat de VS het op veiligheidsgebied niet alleen af kan endat er gezocht wordt naar verbreding en verdieping van samen-werking met bondgenoten. Deze samenwerking moet nadrukke-lijk pragmatisch van aard zijn en bij voorkeur bijdragen aan destrijd tegen het internationale terrorisme. Hier liggen voor deNederlandse defensieorganisatie duidelijk kansen, bijvoorbeeldop het gebied van stability operations, WMD gerelateerde acti-viteiten (Missile Defense) en Train and Equip in het Midden-Oostenen Afrika. Dit laatste heeft ook in toenemende mate de aandachtvan de NAVO. Een ander onderwerp waar mogelijk de samenwer-king kan worden uitgebreid is op het gebied van special operationsforces, terwijl kennis zou kunnen worden uitgewisseld op hetgebied van de derde hoofdtaak van Defensie.Specifiek voor de Koninklijke Marine is het goede nieuws dat hetSeabasing-concept de toets van de QDR heeft doorstaan, dit geldtook voor maritieme Missile Defense en Stand-Off Precision Strike.Versterkte samenwerking op deze drie gebieden lijkt mogelijk. Ditgeldt ook voor operationele samenwerking op het gebied van

maritieme interdictie, maritime domain awareness en op hetgebied van counter drugs (en wellicht ook counter terrorism) opera-ties. Tenslotte lijkt de USN met het LCS meer aandacht te krijgenvoor het opereren in de littoral met kleinere platformen, iets waarde Nederlandse marine duidelijk expertise heeft.

Kritische kanttekeningen.De kritiek op de 2006 QDR valt uiteen in drie categorieën: twijfelsover het proces, oneens (met een deel van) de uitkomsten van deQDR en twijfels over de financiële haalbaarheid van de voorstellen.

Twijfels over het proces Uit diverse hoeken worden vraagtekens gezet bij het vermogenom op veiligheidsgebied zover vooruit te kijken als de QDR ver-ondersteld wordt te doen. Uit het bij de 2006 QDR gevoegdeAssessment van de Chairman of the Joint Chiefs of Staff blijkt datook Generaal Pace deze twijfels heeft. Thomas Donnely, hoofdre-dacteur van het toonaangevende blad Armed Forces Journal, heefteenzelfde soort visie als Generaal Pace en stelt dat het fenomeenQDR zijn langste tijd heeft gehad, juist vanwege de beperktevoorspellende waarde.

Oneens met de uitkomsten De grootste groep critici bevindt zich in deze categorie. Velenstellen dat de 2006 QDR te weinig nadruk legt op de capaciteitendie benodigd zijn en strategische keuzes daarbij uit de weg gaat.Hierdoor gaan de investeringen in wat velen beschouwen als lega-cy wapensystemen gewoon door. Dit laatste is zeker een validepunt, echter het momentum van de diverse investeringsprogram-ma’s en de daarbij behorende lobby van de Amerikaanse defensieindustrie en politiek is enorm. Niet voor niets waarschuwde presi-dent Dwight Eisenhouwer al in 1960 voor de ongebreideldeinvloed van het militair-industriële complex in de VS. Vanuit dieoptiek is transformatie waar het gaat om verwervingsprojecten inde VS een proces van de (zeer) lange adem. Inmiddels heeft hetHouse Armed Services Committee (HASC) van het AmerikaanseCongres een schaduw QDR geïnitieerd. De uitkomsten hiervanzullen op korte termijn worden gepubliceerd.Een bijzonder opvallende kritiek komt van de zijde van de huidige

(33ste) commandant van het Amerikaanse Korps Mariniers, GeneralMichael W. Hagee USMC. Zijn kritiek op de voorgenomen end-strength van het USMC ventileert hij op nadrukkelijke manier inde pers en voor het Amerikaanse Congres.

Twijfels over financiële haalbaarheidZoals hiervoor reeds gesteld, zullen de echte resultaten van de2006 QDR zichtbaar moeten worden in het defensiebegrotingenvan 2008 en daarna. Velen stellen dat het defensiebudget van deVS cyclische veranderingen vertoont, dat het op dit moment opeen historisch hoogtepunt bevindt en dat de tijd van gereduceer-de budgetten voor de deur staat. Vanuit die optiek lijkt het onmo-gelijk om alle beleidsvoornemens van de 2006 QDR te realiserenen zal in de komende jaren drastisch in de diverse verwervings-projecten gesneden moeten gaan worden.Opvallend is overigens het gebrek aan officiële internationale kri-tiek, terwijl toch vele landen en multilaterale organisaties uitein-delijk de invloed zullen ondervinden van deze QDR.

TenslotteHoe het ook zij, de 2006 QDR is duidelijk een poging van deAmerikaanse minister van Defensie het transformatieprocesbinnen de Amerikaanse defensieorganisatie te institutionaliseren.Voor het defensiebeleid van Nederland en voor de KoninklijkeMarine liggen er duidelijk kansen in de nieuwe beleidsvoorne-mens. Dat er bij het opstellen van de 2006 QDR compromissenzijn afgesloten lijkt bijna vanzelfsprekend. Of het uiteindelijk totimplementatie komt van alle beleidsvoornemens zal in sterkemate bepaald worden door het Amerikaanse Congres dat uitein-delijk de financiële middelen beschikbaar zal moeten stellen.

De auteur is sinds medio september 2004 Marine- tevensAdjunct Defensie Attaché te Washington. Het artikel ver-tegenwoordigt de persoonlijke mening van de schrijver engeeft de stand van zaken weer van begin april jl..

Bij de redactie kan het artikel inclusief het notenapparaat wordenopgevraagd: [email protected]

Eén van de twee Littoral Combat Ship (LCS) ontwerpen(www.news.navy.mil)

realisatie van alle 2006 QDR-voorstellen passen onmogelijk in deAmerikaanse defensiebegrotingvan 2007

De F-22A Raptor, een legacy wapensysteem?(www.news.navy.mil)

SEAL Delivery Vehicle wordt uit Dry Deck Shelter gemanoeu-vreerd aan boord van een Los Angeles klasse aanvalsonderzee-boot. (www.news.navy.mil)

18

Page 11: Marineblad Mei 2006

LTZ1 Jhr. I.F.B. van Humalda van Eysinga, momenteelgeplaatst als stafofficier bij PRT 5, Pol-e Khomri, Afghanistan.

20 21marineblad | mei 2006het debat

h e t d e b a t

LTZ1 Jhr. I.F.B. van Humalda van Eysinga:Kan je vlootpersoneel inzetten voor landoperaties, zoals het PRTin Afghanistan? Het antwoord op deze vraag is eenvoudigweg: Ja.De huidige samenstelling van het Provincial Reconstruction Team(PRT) bestaat uit 170 personen, die op een klein oppervlak zijngestationeerd, vergelijkbaar met een ruim bemand groot schip.De meeste functionarissen voeren operatie-ondersteunendewerkzaamheden uit, zoals ze dat ook op een schip doen. De func-tionarissen die de poort uit gaan dienen basis militaire vaardighe-den te beheersen, waarvan het omgaan met klein kaliber wapens(KKW) de belangrijkste is. Sinds 9/11 heeft de KM wat betreftdeze vaardigheden een inhaalslag gemaakt ten behoeve vanbeveiliging in buitenlandse havens en deze vaardigheden wordenbeheerst. Een ander aspect voor de uitvoerders is communicatie-ve vaardigheden, in het bijzonder voor contacten met lokale auto-riteiten. Dit aspect is onderdeel van de vorming van de marine-man/vrouw en wordt traditioneel beheerst.

Een van de belangrijkste projecten van het PRT is de wederop-bouw. Deze dient uitsluitend het draagvlak van de militaire aan-wezigheid te waarborgen/vergroten, maar daadwerkelijke weder-opbouw is geen taak van militairen. De grotere projecten van hetPRT worden dan ook niet door MinDef, maar door MinOS enMinBuZa bekostigd. Hiermee beperken de militairen zich tot pro-jecten die goed te vergelijken zijn met projecten in het kader vannoodhulp, één van de hoofdtaken van de krijgsmacht. Wat vloot-personeel niet gewend is, is de beveiliging op land van konvooienen missieteams. Maar deze taak wordt uitgevoerd door mariniers.

Betere samenwerkingWil je vlootpersoneel inzetten voor landoperaties? Het zal duide-lijk zijn dat het werk op land niet gelijk is aan werken op zee. Jekunt zelfs stellen dat vlootpersoneel in Afghanistan oneigenlijketaken uitvoert. Maar dat neemt niet weg dat het interessegebiedvan de KM is vergeschoven richting het land. Amfibisch expediti-onair optreden is nu core business. Hiervoor is het contact vanmarine-eenheden met landeenheden en ook het begrip voorlandoperaties een basiseis geworden. De ervaringen zullen uitein-delijk bijdragen aan een betere samenwerking tussen de krijgs-machtdelen, wat helpt bij het smeden van een krijgsmacht dieoveral ter wereld moet kunnen worden ingezet.

LTZ1 H. Veken:Michiel de Ruyter heeft gezegd: ”De Heeren hebben mij niet teverzoeken, maar te gebieden, en al wierd mij bevoolen ’s Landsvlagh op een enkel schip te voeren, ik zou daarmee t’zee gaan endaar de Heeren Staten hunne vlagh betrouwen, zal ik mijn levenwaagen.”Maar wat zou hij gezegd hebben als hij geen schip kreeg om dievlagh te voeren, maar als ondersteuning van de grondtroepen aanland zou worden ingezet? Mogelijk dat dit door onze zeeheld“gelijk een visch op het drooghe” bestempeld zou worden.

Uitzonderlijk ruimdenkendHet is echter wél de huidige praktijk. Ter ondersteuning wordtimmers scheepspersoneel ingezet in Afghanistan, ook nu het erop aankomt. Daarbij wordt geen beroep gedaan op hun maritie-me professionaliteit, maar hun algemene eigenschappen.Grensverleggend worden daarmee personen van de zeestrijd-krachten, de landstrijdkrachten en de luchtstrijdkrachten bijeen-gevoegd onder hun gemeenschappelijke noemer: militair.We onderscheiden naar zee-, land- en luchtstrijdkrachten.Professionaliseren de krijgsmacht door alleen nog militairen, zeerdoelmatig, voor de operationeel noodzakelijke functies te behou-den. En dan, als het er op aankomt, trekken we deze militairen uithun werkveld weg om terug te vallen op hun basisvaardigheden?Natuurlijk kan dit, als je de hogere doelen maar ziet. Als het ech-ter spannend wordt zitten ze toch behoorlijk buiten hun metier ineen ernstsituatie.

BewonderenswaardigIs het daarmee niet enorm bewonderenswaardig dat bij de huidi-ge inzet zeelieden hun maritieme omgeving verlaten om tenvelde “hunne vlagh te betrouwen”?

Ik meen van wel! Het is een uitzonderlijke stap in het streven naargrensverleggend handelen. Een voorbeeld dat we alsNederlanders op veel andere fronten nog kunnen volgen. Zij diedit doen verdienen daarmee uw begrip, uw bewondering en eenuitzonderingsbehandeling, want dit is niet normaal noch gewoon,en niet zonder bijzonder risico!En risicovol is het reeds voor hen die in grondoperaties gespeciali-seerd zijn.

KLTZ K.F.J. Henkelman

Schip aan de grond met debemanning aan het front

In de rubriek ‘het debat’ gaan twee personen

met elkaar in debat over een actueel

marine- of defensieonderwerp aan de hand

van een stelling.

LTZ1 H. Veken, stafofficier plannen Groep MaritiemeHelikopters, Marinevliegkamp De Kooy (augustus 2005 -januari 2006 geplaatst als S3 (OPS) bij 1NLD PRT4 te Pol-e Khomri, Afghanistan)

als het spannend wordt zittenze toch behoorlijk buiten hunmetier in een ernstsituatie

de ervaringen zullenbijdragen aan een beteresamenwerking tussen dekrijgsmachtdelen

””

Page 12: Marineblad Mei 2006

23marineblad | mei 2006

k e n n i s e n w e t e n s c h a p

Allereerst komt de huidige structuur van de organisatie voorNAVO onderzoek en technologie aan bod. Vervolgens hetNAVO-agentschap in Parijs, dat de inspanningen voor NAVOonderzoek en technologie ondersteunt. Daarna wordt de nieuwestrategie voor onderzoek en technologie meer in detail bekeken.Tot slot wordt ingegaan op enige maatschappelijke ontwikkelin-gen die van invloed zijn op NAVO-onderzoek

De NAVO-organisatie voor Onderzoek enTechnologie RTOIn de ontstaansgeschiedenis van de gemeenschappelijke inspan-ningen van NAVO onderzoek en technologie is 1997 een belang-rijke mijlpaal, omdat in dat jaar twee NAVO organisaties vooronderzoek en technologie1 fuseerden tot de NATO Research andTechnology Organisation (RTO). Dit waren de Advisory Group forAerospace Research and Development (AGARD), die binnen deNAVO in 1952 was opgericht en de Defence Research Group (DRG),die in 1957 werd opgericht door het NATO Committee of NationalDefence Research Directors. 2 De doelstelling van RTO bestaat uithet uitvoeren en bevorderen van samenwerking in internationaalmilitair onderzoek. Door het uitwisselen van informatie wordende ontwikkeling en het effectieve gebruik van nationaal defensie-onderzoek en technologie versterkt ten behoeve van de militairebehoeften van het bondgenootschap.

doelstelling van RTO is hetuitvoeren en bevorderen vansamenwerking in internationaalmilitair onderzoek

Uitgangspunt voor dit militair onderzoek was de brug die gesla-gen moest worden tussen de behoefte aan onderzoek van militai-re organisaties en de resultaten van nationaal militair onderzoek.‘Scientific results cannot be used efficiently by soldiers who have

no understanding of them, and scientist cannot produce resultsuseful for warfare without an understanding of the operations’.Vanaf de oorsprong van AGARD in 1952 en ook na de oprichtingvan de RTO in 1997 groeide het succes van deze organisaties snel,zelfs boven verwachting van grote optimisten. Zonder twijfel was dit succes in belangrijke mate te danken aande simpele formule van deze organisaties: onderzoek in NAVO-lidstaten, door-NAVO lidstaten, voor NAVO-lidstaten, zonderingewikkelde juridische procedures of financiële contracten.Concreet betekent dit dat dit wetenschappelijk onderzoek nietdoor de NAVO wordt gefinancierd, maar wel door de NAVOwordt gecoördineerd en gebruikt.3 Lidstaten nomineren onder-zoekers voor het deelnemen aan gezamenlijke activiteiten onderde RTO, maar blijven verantwoordelijk voor hun financiering. Ditgeldt ook voor de internationale stafofficieren die werkzaam zijnvoor de panels en zijn gestationeerd bij het NAVO agentschapvoor onderzoek en technologie in Parijs.

Recent is kritiek geuit op dit systeem, dat wel wordt aangeduid als‘costs lay as they fall’.4 Deze kritiek veronderstelt dat lidstatenvanwege de kosten zouden terugschrikken om te investeren inonderzoek. Landen zijn echter niet verplicht om aan voorgesteldeactiviteiten deel te nemen en nemen in de praktijk ook alleendeel aan die activiteiten waarvoor dat passend is in het kader vannationale behoeften en financieringsmogelijkheden en waarbijeen meerwaarde verwacht wordt door de samenwerking.Vooralsnog blijkt uit de geschiedenis van het delen van onder-zoek in de NAVO dat de baten ruimschoots tegen de kostenopwegen.

Het NAVO agentschap voor onderzoek en technolo-gie in ParijsHet Research and Technology Agency (RTA) in Parijs is het NAVOagentschap voor onderzoek en technologie en ondersteunt decoördinatie van NAVO onderzoek en technologie op drie niveaus.

NAVO onderzoek entechnologie

Medio september 2005 werd de nieuwe NAVO-strategie voor onderzoek en

technologie 2005-2010 goedgekeurd door het Militair Comité van de NAVO in

Brussel. In november 2005 heeft ook de Noord Atlantische Raad, het hoogste

bestuursorgaan van de NAVO, deze strategie geaccordeerd. In dit artikel worden

enkele ontwikkelingen in NAVO onderzoek en technologie beschreven.

K L T Z S D d r . M . M e i j e r

Waarom dit werk?“Na mijn LOM wilde ik iets gaan doen waarbij ik zelf over mijntijd kon beschikken. Ik had al belangstelling voor molens en ont-dekte dat je als molenaar degene bent die voor de eigenaar hetmonument in stand houdt en dat je daarbij een grote mate vanvrijheid hebt. Om met een molen te kunnen draaien moet je ech-ter in het bezit zijn van een getuigschrift. Daarvoor moet je eenopleiding volgen bij het Gilde van Vrijwillige Molenaars. De oplei-ding bestaat uit een groot pakket theorie en je moet veel praktijk-ervaring opdoen op verschillende typen molens in het hele land.Een vrijwillige molenaar moet namelijk in staat zijn om met elktype molen in Nederland te draaien. Nu draai ik mee in een groepmolenaars voor de museummolen in de Schermer. Deze hobbygeeft me veel voldoening, temeer omdat ik actief bijdraag aan deinstandhouding van cultureel erfgoed, als molenaar, maar ook alsopleider voor nieuwe vrijwillige molenaars en als bestuurder.”

Wat is het verschil met werken bij de KM? “Allereerst de vrijheid om zelf te bepalen wanneer er met of aande molen wordt gewerkt. Verder de collega's: veel vrijwillige mole-naars hebben nog een beroep en komen uit alle lagen van debevolking. In de "molenwereld" zijn we allemaal molenaar, de ver-schillende achtergronden maakt het uitwisselen van kennis enervaring interessant.”

Wat mist u uit uw KM-tijd? En wat helemaal niet? “Ik mis het werken in hecht teamverband aan boord, vooral deervaringen als commandant op diverse mijnenvegers en mijnenja-gers. Ik mis niet de niet aflatende stroom aan reorganisaties. Deene was niet eens geheel uitgevoerd, laat staan geëvalueerd, of devolgende opdracht tot reorganiseren lag alweer op je bureau.Buitengewoon frustrerend. Wat ik me het meest heb aangetrok-ken waren de negatieve gevolgen voor het personeel.”

Hoe belangrijk is de KM nu nog voor u? “Ik denk er met plezier aan terug maar ik houd mij er niet meermee bezig.”

Heeft u nog een goed advies voor de huidige marineleiding? “Keep up the good work, maar vooral, creëer rust in het bedrijf!”

A.L. Maas

Uit dienst : januari 2000Laatste rang : KTZLaatste functie : Commandant Mijnendienst

Na zijn LOM begon Maas met de opleiding

tot molenaar en in oktober 2002 slaagde hij

voor zijn examen. Sindsdien is hij de

molenaar van korenmolen “De Onder-

neming” in Hippolytushoef. Daarnaast

bekleedt hij een aantal bestuursfuncties in de

“molenwereld”, onder meer als voorzitter

van het Gilde van Vrijwillige Molenaars

afdeling Noord-Holland, als biotoop-

coördinator voor de Provinciale Molen-

commissie en als lid van de landelijke

examencommissie.

Keep up the good work,maar vooral, creëer rustin het bedrijf

22 uit dienst

u i t d i e n s t

Page 13: Marineblad Mei 2006

25marineblad | mei 200624 NAVO onderzoek en technologie

Niveau 1Op niveau 1 wordt de Raad van Bestuur ondersteund, die twee-maal per jaar samenkomt. Deze Raad van Bestuur bestaat uit dedirecteuren Onderzoek en Ontwikkeling van de ministeries vanDefensie in de NAVO lidstaten. Aan het begin van de bijeenkom-sten van de Raad van Bestuur geven vertegenwoordigers van dehoogste bestuursorganen van de NAVO de meest recente standvan zaken weer over NAVO-prioriteiten voor militair onderzoeken militaire technologie. Op deze manier wordt op strategischniveau van bovenaf richting gegeven aan onderzoek in NAVO-lid-staten. De verbinding tussen de RTO met de NAVO in Brusselkomt tot stand via het Military Committee en de Conference ofNational Armament Directors, de directeuren Materieel van deministeries van Defensie in de NAVO lidstaten.

Niveau 2De bijeenkomsten van de Raad van Bestuur gaan vooraf aan half-jaarlijkse panel bijeenkomsten, die deel uitmaken van niveau 2 vande organisatie van NAVO onderzoek en technologie. In dezepanelbijeenkomsten wordt de stand van zaken van onderzoekvoor het betreffende panel vastgesteld en wordt nieuw onder-zoek geïnitieerd. In ieder panel treedt voor Nederland een ver-tegenwoordiger van het ministerie van Defensie op als stemheb-bend lid. Vaak zijn ook vertegenwoordigers van de NederlandseOrganisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk OnderzoekTNO en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR)vertegenwoordigd in de RTO panels.

De RTA beschikt op dit moment over zes panels en één onder-zoeksgroep:1. Applied Vehicle Technology Panel 2. Human Factors and Medicine Panel3. Information Technology Systems Panel4. Studies, Analysis and Simulation Panel5. System Concepts and Integration Panel6. Sensors and Electronics Technology Panel7. Modelling and Simulation Group MSG

Niveau 3De RTO ‘technical teams’ zijn onderzoeksgroepen op niveau 3,die bijvoorbeeld symposia, workshops en onderzoeksprojectenmet een looptijd van maximaal 3 jaar organiseren. Al deze acti-viteiten monden uit in eindrapporten, waarvan het overgrote deel

vrij toegankelijk is op de RTO website.5 Naar schatting zijn er indeze RTO onderzoeksgroepen meer dan 4000 onderzoekerswerkzaam. In dit opzicht is RTO de grootste organisatie voor mili-tair onderzoek ter wereld.6

Nieuwe strategie De nieuwe strategie voor NAVO onderzoek en technologie 2005-2010 bouwt voort op de strategie uit 1999 en omvat de volgendevijf strategische doelen:

1. Stem de NAVO activiteiten voor onderzoek entechnologie af op de prioriteiten van de NAVOtransformatie en de veiligheidsomgeving.

Dit strategische doel van deze NAVO activiteiten beoogt de ver-binding te versterken met het NATO Allied CommandTransformation (ACT) in het Amerikaanse Norfolk, Virginia. Ookmoeten de activiteiten meer worden afgestemd op de veilig-heidsomgeving, waarin de asymmetrische oorlogvoering doorterroristische organisaties een groot beroep doet op het aanpas-singsvermogen van de NAVO-lidstaten. De capaciteiten van denieuw opgerichte NATO Response Force dienen ook door dezeonderzoeksactiviteiten te worden gesteund.

2. Realiseer een groter effect van NAVO activiteitenin onderzoek en technologie door duidelijk leider-schap.

Dit tweede strategische doel beoogt de effectiviteit van leider-schap binnen deze onderzoeksorganisatie te vergroten. Meerspecifiek wordt daarbij de onderlinge coördinatie in deze organi-satie genoemd. Deze coördinatie is bijvoorbeeld gediend met decollocatie van alle panels en een verdergaand gebruik van de RTOdatabase, waarin alle onderzoeksgroepen worden geadmi-nistreerd. Ook zijn de virtuele werkplaatsen van het NAVO agent-schap voor onderzoek en technologie in Parijs, waarin onderzoe-kers uit deze groepen hun data en documenten kunnen op- enafladen, sterk in opkomst, waarmee de onderlinge coördinatie isgediend. De voorzitter van de raad van bestuur en directeur vanhet agentschap in Parijs blijven verantwoordelijk voor deze coör-dinatie. Tevens dienen zij voortdurend advies uit te brengen overhuidige en toekomstige onderzoeksbehoeften in de NAVO orga-nisatie.

3. Betrek de hoogste NAVO besluitvormingsorganenbij onderzoek en technologie, zodat NAVO besluit-vorming wordt voorzien van de juiste prioriteiten.

Dit derde strategische doel richt de aandacht op de ontwikkelingvan nieuwe technologieën, die prioriteit verdienen binnen deNAVO gemeenschap. Hiervoor is een directe verbinding nodigmet de meest vooruitstrevende onderzoekscentra, zowel uit deciviele als militaire wereld. Voor het invoeren van nieuwe militairetechnologie zijn vaak grote investeringen nodig, die lang niet alleNAVO lidstaten meer kunnen opbrengen. Deze beperkingbegrenst de gemeenschappelijke besluitvorming in sterke mate.

4. Verbeter het gebruik en de verspreiding van NAVOonderzoek en technologie.

Het vierde strategische doel van de nieuwe NAVO strategie vanonderzoek en technologie betreft het gebruik en de verspreidingvan onderzoek en technologie binnen de NAVO. Voor het berei-

ken van dit doel kunnen demonstraties van nieuwe technologieënworden gegeven, bijvoorbeeld binnen de context van internatio-nale oefeningen. Deze demonstraties zijn vooral van belang voorlidstaten, die pas recent zijn toegetreden tot de NAVO. Door indergelijke oefeningen te participeren, krijgen ze ook een goedindruk van de daarin gebruikte NAVO technologie. Aangeziensteeds meer nieuwe NAVO-lidstaten ook wensen te participerenin de commandovoering bij dergelijke international oefeningenzijn recent twee onderzoeksgroepen van start gegaan, die dezeinternationale commandovoering bestuderen. Een voornamelijk Amerikaanse groep bestudeert deze internationa-le commandovoering onder de noemer van Adaptability in CoalitionTeamwork, waarin de vraag centraal staat hoe nieuwe NAVO lidsta-ten zich aanpassen aan de dominante Amerikaanse hoofdstroom.Een Europese onderzoeksgroep bestudeert deze internationalecommandovoering onder de noemer van team-effectiviteit.

5. Creëer een omgeving die effectieve samenwerkingvoor internationaal onderzoek bevordert.

Het vijfde en laatste doel omvat in de eerste plaats de samenwer-king die tussen NAVO-lidstaten nodig is om onderzoek goed telaten aansluiten op de praktijk van huidige en toekomstige NAVO

Research andTechnology

Board

Research andTechnology

Agency

PAN

ELS

TEC

HN

ICA

L T

EAM

S

SystemsConcepts

&Integration

Sensorsand

ElectronicTechnology

InformationSystems

Technology

Applied Vehicle

Technology

HumanFactors

and Medicine

Modeling &Simulation

Group

Symposia

TaskGroups

LectureSeries

Other

Symposia

TaskGroups

LectureSeries

Other

Symposia

TaskGroups

LectureSeries

Other

Symposia

TaskGroups

LectureSeries

Other

Symposia

TaskGroups

LectureSeries

Other

Symposia

TaskGroups

LectureSeries

Other

Organigam van de verbinding tussen de NAVO Research andTechnology Organisation RTO en het NAVO Hoofdkwartier inBrussel.

Bijeenkomst van de Military Committee van de NAVO. (NATO photos)

verbeter het gebruik en deverspreiding van NAVO onderzoeken technologie

Military Committee

North AtlanticCouncil

Conference ofNational

ArmamentsDirectors

StudiesAnalysis,

andSimulation

Page 14: Marineblad Mei 2006

Is er een rechtstreeks verband tussen de Val van de

Muur en de val van de seksuele moraal aan boord van de

H.Ms. Tjerk Hiddes? Volgens NRC-Handelsblad , en in

het bijzonder oud-minister Stemerdink, is het

antwoord ‘ja’.

27marineblad | mei 200626 NAVO onderzoek en technologie

De val van de Berlijnse Muur stortte de marine destijds in een crisis. „Bijna vijftienjaar later zijn ze daar nog steeds niet uit. Geen strategie. Geen visie. Een gebrek aanzelfvertrouwen.”, zegt Bram Stemerdink, de PvdA-minister die in de periode 1973-1977 (mede) politiek leiding gaf aan Defensie.Een quote uit mijn krant van 8 april, waarin een moeizame relatie wordt gelegd–misschien moet ik zeggen gezocht?– tussen de berichten over de beweerde “grim-mige en verziekte sfeer” aan boord van onze marineschepen en dramatische veran-deringen in de wereldpolitiek. Ik betwijfel dat directe verband. De omschakeling van (koude-) oorlogstaken naarsoms hete vredestaken heeft zeker vragen opgeroepen over nut en noodzaak vanallerlei eenheden binnen de krijgsmacht, maar de suggestie dat de varende marinedaarmee in een geestelijke-gezondheidscrisis is terechtgekomen lijkt me heel discu-tabel. Ik zou überhaupt al niet wensen dat krijgsmachtdelen op dit punt tegen elkaaruitgespeeld worden, want samen is er in het post - 11/9 tijdperk nog genoeg te doen.Maar als de discussie dan toch op dat niveau plaats vindt: als de maritieme veilig-heidsagenda een maatstaf is voor gepaste eigenwaarde, dan moet de oud-bewinds-man misschien eerder vrezen voor teveel dan te weinig zelfvertrouwen. Dat is ookniet goed, maar u moet mij wel verstaan: de marine hoeft niet bang te zijn dat zijoverbodig wordt. Of de marine ‘verziekt en grimmig’ is moet eerst nog onderzocht worden, in dePerzische Golf is dat al een feit. Als ik de Washington Post opsla valt mijn oog opoorlogsplan-Karona. Ik lees over een gereedliggend scenario waarin over enkelejaren een zeeoorlog wordt uitgevochten om de beheersing van de Perzische Golf.Het land Karona is een land dat door ajatollahs wordt geregeerd. Na een korteopstand van hervormers roepen de winnende conservatieve geestelijken dePerzische Golf uit tot een binnenzee, eisen vertrek van de VS uit de regio en voerenforse olieheffingen in. Karona heeft Russische dieselonderzeeërs waarmee het olie-tankers en oorlogsschepen van de coalitie de toegang tot de Straat van Hormoesprobeert te ontzeggen. De Amerikaanse president grijpt in. “US forces deploy tointernational waters in the Sea of Karona in conjunction with coalition forces.”Tegen alle oud-bewindsmannen zou ik willen zeggen: soms denk ik dat de marineminder overbodig wordt dan me lief is.

Dr. J. (Ko) Colijn is defensiespecialist, redacteur van Vrij Nederland en verbondenaan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

D r . J . C o l i j n

operaties. Daarbij verdienen de nieuwe NAVO-lidstaten specialeaandacht, die bijvoorbeeld al gegeven wordt via geldelijke onder-steuning voor wetenschappers uit de nieuwe NAVO lidstaten diein RTO onderzoeksprojecten willen participeren. De mogelijkeverhuizing van het NAVO hoofdkwartier in Brussel naar een nieu-we ruimere locatie in Brussel zou de aanleiding kunnen zijn omhet NAVO agentschap voor NAVO onderzoek en technologie inParijs over te brengen naar Brussel.

Een dergelijke collocatie van het NAVO agentschap voor onder-zoek en technologie in het hoofdkwartier van de NAVO kan eenomgeving opleveren, die effectief internationaal onderzoekbevordert. Momenteel worden initiatieven ontplooid om de kwa-liteit van RTO output te onderzoeken7 en om de procedure voorhet toewijzen van wetenschappers aan onderzoeksprojecten testroomlijnen.8

Daarnaast gaat het ook om samenwerking in onderzoek en tech-nologie met staten buiten de NAVO, zoals de Partnership forPeace-landen9 en de Mediterranean Dialogue-landen.10 DiverseRTO cursussen en cycli van lezingen kunnen aan deze landen wor-den aangeboden. Omgekeerd groeit het besef dat een goed con-tact met al deze landen de NAVO ook een beter zicht biedt op deconflicthaarden in bijvoorbeeld Afrika, het Midden Oosten of deKaukasus, waar wellicht toekomstige NAVO operaties zullenplaatsvinden.11

In de derde plaats dienen de initiatieven van NAVO-lidstaten voorsamenwerking in onderzoek en technologie buiten NAVO-ver-band ook te worden gehonoreerd, zoals de bevordering vanonderzoek voor veiligheid in de Europese Unie onder mandaatvan de Europese Commissie. Onder leiding van de Duitse voorzit-ter voor de Voorbereiding van Veiligheidsonderzoek dr. H. VonBose worden vele miljoenen euro’s gereserveerd voor onderzoek

naar terrorisme, dat in 2007 van start kan gaan. Binnen deEuropese Unie zijn defensie en veiligheid echter streng geschei-den; dit is vergelijkbaar met de formele scheiding van verant-woordelijkheden in Nederland voor interne veiligheid, die bij deministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en KoninkrijkZaken ligt en voor externe veiligheid, die bij Defensie ligt.Ontwikkelde technologie en wetenschappelijke inzichten zijnechter bruikbaar voor al deze ministeries. Hoewel in 2005 hetFranse en Nederlandse ‘nee’ tegen een Europese Grondwet wel-licht de publieke scepsis tegen al teveel macht voor de EuropeseUnie zichtbaar maakte, is Europese samenwerking in defensie enveiligheid niet alleen een mogelijkheid, maar volgens sommigenzelfs een noodzaak.

Maatschappelijke ontwikkelingenTer afsluiting van dit artikel worden twee ontwikkelingen beschre-ven, die de rol van onderzoek en technologie binnen de NAVOversterken.

In de eerste plaats groeit de maatschappelijke behoefte aan civiel-militaire samenwerking, niet in de laatste plaats op het terrein vanterrorisme bestrijding. De Britse regering heeft bij de afwikkelingvan de aanslagen in Londen in de zomer van 2005 de vruchtengeplukt van een jarenlange ervaring in civiel militaire samenwer-king in de strijd tegen de IRA. Het Joint Terrorism Analysis Centre inLonden, dat uit deze samenwerking is voortgekomen, vormt decruciale verbinding tussen militaire en civiele veiligheidsdienstenen belichaamt de samenwerking tussen Defensie, BinnenlandseZaken en Justitie. NAVO onderzoek en technologie kan aan dezesamenwerking bijdragen, zowel in andere NAVO lidstaten als ophet eerder aangehaalde niveau van de NAVO, het EuropeesDefensie Agentschap en het veiligheidsonderzoek van deEuropese Unie.

In de tweede plaats passen investeringen inNAVO onderzoek en technologie geheel in hetNederlandse overheidsstreven om een kennis-economie te stimuleren. Na grote NAVO lan-den als de Verenigde Staten, het VerenigdKoninkrijk, Frankrijk en Duitsland komtNederland als klein land in verschillendeopzichten op de vijfde plaats als het gaat omparticipatie in NAVO onderzoek en technolo-gie. Die plaats moet worden behouden, zowelin het belang van de Nederlandse samenlevingals de internationale militaire samenwerking inonderzoek en technologie.

KLTZ SD dr. M. Meijer deed onderzoek op hetterrein van militaire gedragswetenschappen endoceerde aan het Koninklijke Instituut voor deMarine en het Instituut Defensie Leergangen.Hij was tevens stafofficier sociale zaken voorhet Korps Mariniers en senior onderzoeker bijhet Veteraneninstituut in Doorn. Vanaf januari2005 is hij Panel Executive voorGedragswetenschappen en Geneeskunde bijhet NAVO Agentschap voor Onderzoek enTechnologie in Parijs.

Noten1. Bliek, J. van der: (1999): AGARD, the History 1952-1997.

Parijs: NATO Research and Technology Agency. 2. Defence Research Group. 25th Anniversary Celebration

Lectures. 3 March 1992, NATO HQ, Brussels, Belgium.Bladzijde 19.

3. Bij de RTO ligt de nadruk op samenwerking tussen delanden. Eigen onderzoek, wel betaald uit NAVO-budget-ten vindt plaats bij twee eigen instellingen: de NATOConsultation, Command and Control Agency (NC3A) teDen Haag en het NATO Underwater Research Center(NURC) in La Spezia, Italië.

4. Flournoy, M.A., Smith, J. (2005): European DefenseIntegration: Bridging the Gap between Strategy andCapabilities, p.11. Washington DC: Center for Strategicand International Studies. Te raadplegen op:www.csis.org/media/csis/pubs/0510_eurodefensere-port.pdf.

5. Te raadplegen op www.rta.nato.int onder ‘reports’.6. Daniel, D., Caraher, L.C. (2002) NATO Defense Science

and Technology. Te raadplegen op www.rta.nato.intBliek, J. van der: (1999): AGARD, the History 1952-1997.Parijs: NATO Research and Technology Agency.

7. Meijer, M. (2006): Evaluation of HFM activities in 2005.Paper presented at the 17th Panel Business Meeting of theHuman Factors and Medicine Panel in Brussels.

8. Meijer, M. (2006): RTO Business Process Improvementfor RTO National Coordinators. Paper for the RTONational Coordinators Meeting of the Research andTechnology Board in Paris.

9. Tot de Partnership for Peace landen horen: Albanië,Armenië, Oostenrijk, Azerbeidzjan, Belarus, Kroatië,Finland, Macedonië, Georgië, Ierland, Kazakstan, Kirgizië,Moldavië, Rusland, Zweden, Zwitserland, Tadzjikistan,Turkmenistan, Oekraïne en Oezbekistan.

10. Tot de Mediterranean Dialogue landen horen: Algerije,Egypte, Israël, Jordanië, Mauritanië, Marokko en Tunesië.

11. Flournoy, M.A., Smith, J. (2005): European DefenseIntegration: Bridging the Gap between Strategy andCapabilities, p.67. Washington DC: Center for Strategicand International Studies.

c o l u m n

Tjerk Hiddes

Samenwerking in onderzoek entechnologie met staten buiten deNAVO, zoals de Partnership forPeace-landen en deMediterranean Dialogue-landenvergroot effectief internationaalonderzoek. (NATO photos)

Page 15: Marineblad Mei 2006

29marineblad | mei 200628 Blinde vlek in de stad

De westelijke helft van het Kattenburgereiland te Amsterdam is altijd een enclave in de

hoofdstad geweest: een enclave van de Nederlandse zeemacht. Wat er zich achter de muren en

de poort afspeelde, was alleen bekend aan wie er beroepshalve kwam: militairen en

burgerambtenaren van de marine, timmerlieden en klouwers, zoals de scheepsbouwers

genoemd werden, en af en toe een aannemer en bouwvakkers voor bouwwerkzaamheden.

Blinde vlekDie geslotenheid heeft grote invloed gehad op het historischbeeld dat tot op heden van het terrein bestaat - in negatieve zindan. Want wie de stadsgeschiedenissen van Amsterdam eropnaleest - ook de meest recente - komt vrij snel tot de conclusiedat het marineterrein op Kattenburg altijd een nagenoeg blindevlek in de stad is gebleven. Niet onbegrijpelijk als men bijvoor-beeld leest dat gedurende strenge winters, als het Oosterdok eenprachtige ijsbaan opleverde waar jong en oud, arm en rijkAmsterdam zich kwam vermaken, de wachtposten om het mari-nedok verdubbeld werden om het naderen van de werf over hetijs te beletten. Maar toch opmerkelijk als men zich realiseert dat

de marinewerf twee-en-eenhalve eeuw lang de belangrijkstewerkgever in de stad is geweest - zelfs de grootste werkgever opéén locatie in heel het land! In magere tijden werkten er dagelijkstussen de achthonderd en duizend man, in hoogtijjaren kon dataantal oplopen tot bijna drieduizend. Ten tijde van de Republiekwas een bedrijf van dergelijke omvang iets gigantisch. Maar hetwas er dan ook niet voor niets.

De bouw van de werfToen de Republiek in 1652 voor het eerst met Engeland in oorlograakte, bleek al gauw dat de Nederlandse vloot niet opgewassen

was tegen deze nieuwe vijand. Engeland beschikte sinds kort overeen superieure oorlogsvloot, samengesteld uit gestandaardiseer-de oorlogsschepen. Wat de Republiek daar tegenover kon stellenbestond uit een ratjetoe van oude, nieuwe, grote, kleine,Amsterdamse, Rotterdamse, Zeeuwse, Zaanse, Haarlemse enFriese oorlogsschepen, aangevuld met tientallen graanhaalders,houthaalders, straatvaarders, compagnieschepen, fluiten, hoekers

en haringbuizen, die tijdelijk voor de strijd waren uitgerust. Totdan toe had de Republiek haar conflicten op zee altijd gewonnendoor louter numeriek overwicht, maar het overduidelijke strategi-sche en tactische voordeel van deze nieuwe Engelse oorlogsvlootdwong de Staten Generaal om het roer definitief om te gooien.

Nog tijdens die Eerste Engelse Oorlog (1652-1654) werd beslotendat de Republiek voortaan zou beschikken over een permanente,staande vloot van echte oorlogsschepen, die ook na een oorlogniet meer zouden worden afgedankt. En daarmee was ook eenbehoorlijke walorganisatie een must geworden. In Amsterdambeschikte de admiraliteit tot dan toe over een vrij kleine werf ophet eiland Rapenburg aan de oever van het IJ. Vanwege het nij-pende gebrek aan ruimte voor de scheepsbouwnijverheid in destad besloot de vroedschap in 1654 om de eilanden Kattenburg,Wittenburg en Oostenburg aan te leggen. De admiraliteit was deeerste die daar een fors terrein claimde. Op 28 september 1655werd de eerste paal geslagen voor het Zeemagazijn, dat zou die-nen voor de toerusting van de Amsterdamse oorlogsschepen.Tegelijkertijd werd begonnen met de aanleg van een grotescheepswerf aan de Grote Kattenburgerstraat, met een langge-rekt pand waarin de werkplaatsen, kantoren en magazijnen voorde nieuwbouw van schepen werden ondergebracht. Een deel vanhet IJ werd met paalgordings afgezet als marinedok, waarin deoorlogsschepen werden afgebouwd, gerepareerd en opgelegd.De contouren van de werf samen met het dok zijn tot 1965 onge-wijzigd gebleven. Twee jaar na aanvang van de werkzaamheden,op 28 december 1657, werd op de raadsvergadering van de admi-raliteit gerapporteerd dat “het Groot Magazyn op Kattenburg, metde huizingen daar annex, benevens de Timmerwerf, tot perfectie isgekomen om tot ’s lands dienst aangenomen en geëmploieerd te wor-den”.

Het ontwerp van dit prestigieuze complex was van deAmsterdamse stadsarchitect Daniel Stalpaert, ook architect vanhet Amsterdamse stadhuis ofwel het huidige Paleis op de Dam.Het resultaat werd bejubeld door dichters als Vondel en Van derGoes. Zo geslaagd was Stalpaert’s creatie, dat het Zeemagazijn,ondanks het feit dat toegang alleen met toestemming van éénder admiraliteitsheren kon worden verkregen, als snel tot één derbest bezochte toeristische attracties van Amsterdam behoorde.Maar het belangrijkste was natuurlijk dat door dit “heerlijck zeepa-leis”, zoals Van der Goes het verwoordde, “den schoot van ’t Ygeveilligt” was.

Belangrijkste werkgever van de stadTweehonderdzestig jaar lang heeft de werf als zodanig zijn functievervuld. In totaal zijn meer dan zeshonderd oorlogsschepen vanzijn hellingen te water gelopen, van houten linieschepen in de tijdvan De Ruyter tot pantserdekschepen ten tijde van koninginWilhelmina. Daarvoor had de werf een leger werklieden in dienst:scheepstimmerlieden, schuitenmakers, mastenmakers, riemen-makers, blokmakers, pompboorders, smeden, koperslagers, lood-gieters, schilders, kuipers, zwaardvegers, gereedschapmakers,metselaars, beeldhouwers, affuitenmakers, zeilmakers etc. Elk

Blinde vlek in de stadDe marinebasis te Amsterdam

h i s t o r i e

InleidingVerder veel eregasten zoals de stadhouders en prinsen vanOranje en vele leden van ons koningshuis, keizer Napoleon, ver-schillende Russische tsaren, de keizer van Brazilië (die overigensniet kwam opdagen zodat de officieren en burgerambtenarentwee dagen onnodig in vol tenue op de werf verschenen), deshah van Perzië, de koningin van Roemenië, Algerijnse sjeiken als-ook kroonprinsen, prinsen, grootvorsten, edelen, gezanten enmarineofficieren uit tientallen landen van de wereld. Ook onzenationale held J.C.J. van Speijk is er met veel égards onthaald -

maar toen was hij al dood. Op 10 oktober 1884 zette zelfs eenjonge ijsbeer hier voor het eerst voet op Nederlandse bodem,onderweg van Spitsbergen naar Artis. Maar voor de gewone manbleef de werf potdicht. Zelfs juridisch viel het terrein vanaf hetbegin buiten de invloed van het Amsterdamse stadsbestuur.Alleen bij speciale gelegenheden, zoals de tewaterlating van eenschip, werden toeschouwers op een deel van de werf toegelaten. Maar dergelijke openbare gebeurtenissen bleven uitzonderingenen doorgaans bleef de poort van de werf voor pottenkijkersgesloten.

D r . A . A . L e m m e r s

ook J.C.J. van Speijk is er met veelégards onthaald - maar toen was hijal dood

Hendrik Keun, Schaatsers op de IJ-gracht (penseel in kleur, 1770)(Collectie van Eeghen, Gemeentearchief Amsterdam).

(linkerpagina) Plattegrond van de werf aan het begin van de 19deeeuw (Nationaal Archief, Den Haag).

Page 16: Marineblad Mei 2006

Blinde vlek in de stad 31marineblad | maart 2006

ambacht had zijn eigen werkplaats en bureeltje. De touwslagerswerkten in de lijnbaan op Oostenburg. De houttuin, mastenzol-der, sparrenzee, spijkerboog, taliehoek, zeilzolder etc. hadden allehun opzichters. Daarnaast werkten er op de werf nog tientallensjouwers, spaanderrapers, turfdragers, bootslieden, portiers,boden, trompetters en ‘jongens met de bierkan’. De enige vrou-wen die er kwamen waren enkele schoonmaaksters.Al die jaren werd het ritme van de dag bepaald door “het luydenvan der bengel”, ofwel de klok die tot 1822 boven de toegangs-poort hing en daarna in het Zeemagazijn. De werkdagen waren ’s winters korter dan ’s zomers, maar men werd voor het aantalgewerkte uren betaald. ’s Ochtends vroeg - ’s zomers om vijf en ’s winters om zeven uur - ging de poort open om de werkliedentoe te laten, om tien minuten later weer te sluiten. Dan ging hij ’s middags even open zodat de arbeiders naar huis konden om teeten, en ’s avonds om het werkvolk weer naar buiten te laten.

Chronische armoedeVoor hun inkomen waren de werklieden geheel afhankelijk van demarinewerf, die echter geen continue werkgelegenheid kongaranderen. In de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) bijvoorbeeld kon

de werf vaak niet meer dan de helft in dienst nemen. Om delasten te delen losten de werklieden elkaar wekelijks af. In detweede helft van de negentiende eeuw, toen Amsterdam alsenige werf van aanbouw van de marine overbleef, was er weervolledige werkgelegenheid. Door marine-ingenieur B.J. Tidemanwerd de werf geheel gemoderniseerd voor de productie van ijze-ren stoomschepen met pantser en draaiende geschutkoepels. Er

kwamen moderne metaalwerkplaatsen, een gietoven, stoomwals,stoomzagerij, een enorme drijvende stoomkraan en een spoor-net; het aantal timmerlieden nam af, het aantal vuurstokers,metaalbewerkers en klinkers nam toe. In het marinedok richtteTideman ook het eerste modelproefstation op het continent in,waar hij met modellen sleepproeven deed. Vanuit heel Europakwamen (marine-)scheepsbouwers naar Amsterdam om hun ont-werpen te laten testen. Uit deze tijd dateert ook de bouw van hetPaleis, een statig woningencomplex voor de voornaamste werfbe-ambten, en een groot aantal andere gebouwen en werkplaatsenop de dijk van het marinedok. Maar ook deze korte bloeiperiodekon de chronische armoede op de eilanden niet doorbreken: dewijk werd door een tijdgenoot als “een kerkhof van levensvreugde”beschreven. Door de niet aflatende ellende hielden velen aan heteind van de negentiende eeuw de kerk voor gezien en verruildenOranje voor communistisch rood.

Sluiting van de werfIntussen waren er andere problemen waarmee de werf te kam-pen had. Het marinedok was erg aan verzanding onderhevig. Zohad men in 1783 vierenveertig dagen nodig gehad om het linie-schip de Vrijheid door de modder buiten het dok te krijgen. Omde verzanding tegen te gaan was in 1790-1793 een dijk om het dokgelegd, maar de sluis die erin was voorzien werd nooit gebouwd.Met de aanleg van het Oosterdok met sluis in 1828 was het pro-bleem voorlopig opgelost. Veertig jaar later werd de verbindingtussen het Oosterdok en het IJ door de aanleg van het spoor overde Oosterdoksdijk naar het Centraal Station opnieuw problema-tisch. Want de schepen groeiden, maar de Oosterdokssluis niet.Toen minister van Marine Wentholt in 1912 een plan voor een‘groot pantserschip’ lanceerde, dat vanwege de afmetingen vande sluis echter nog niet half zo groot was als de schepen in hetbuitenland, was de kritiek van zowel de marine als de pers gena-deloos. Wentholt moest zijn portefeuille inleveren, de dagen vande werf waren geteld: in 1915 sloot de werf voorgoed zijn deuren.

Het Marine-etablissement in de 20ste eeuwEen poging om het terrein aan de gemeente Amsterdam te ver-kopen ging niet door: de gemeente was niet geïnteresseerd. Nade Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werd de helft van de gebou-wen en kaden aan bedrijven en particulieren verhuurd: rederijen,expeditiebedrijven, kleine ondernemingen, een sociale werk-plaats, zelfs het Rode Kruis en het Rijksmuseum, dat er zijn gipsaf-gietsels stalde. De zuidelijke helft bleef in gebruik als marine-eta-blissement, dat voornamelijk optrad als magazijn- en distributie-centrum en plaats bood aan de radio- en verbindingsdienst en demarinierskazerne. Aan de vooravond van de TweedeWereldoorlog werd het gehele terrein opnieuw voor militairgebruik gereed gemaakt, maar veel actie heeft Amsterdam in deMeidagen niet gezien. Toch vielen in de paniek die volgde op deinvasieberichten enkele slachtoffers, waaronder de commandantvan het Marine-etablissement, die door een oververhitte kapiteinder mariniers voor een verrader werd aangezien en in de nekgeschoten - omdat hij de broer was van het notoire NSB kamerlidRost van Tonningen. De commandant overleefde de aanslag, maarheeft zijn hele leven nog last gehad van een stijve nek.

Gedurende de oorlog gebruikten de Duitsers het terrein als cen-trale intendance van de Wehrmacht. Het zijn de enige jaren dathet complex niet in dienst van de marine is geweest. Na de oor-log nam de Koninklijke Marine het uitgewoonde etablissementdirect weer in gebruik. Herstel nam door financiële tekorten heelwat tijd in beslag, maar intussen werden er verschillende oplei-dingen op het terrein gevestigd. Van 1947 tot 1949 hield deCommandant der Zeemacht er ook zijn hoofdkwartier, maaronder protest, omdat hij het communistische Kattenburg geenrepresentatieve locatie voor zijn ambtszetel vond. Maar hij wasook in goed gezelschap, aangezien het Marva Centrum zijn direc-te buur op het terrein was.

‘Paars’ facilitair steunpuntIn het kader van de Amsterdamse plannen voor een verkeerstun-nel onder het IJ ontstond in 1962 de gelegenheid om het geheleterrein opnieuw in te richten. De beste route voor de tunneldoorkruiste namelijk het marinedok en de gemeente was bereidfiks bij te dragen aan de kosten voor vervangende nieuwbouw. Dezuidwestelijk hoek, met de Verbindingsschool en het Paleis, ver-dween, het dok werd aangeplempt en bouwrijp gemaakt. Op hetterrein verrees het ene na het andere hypermoderne gebouw,waarin de technische opleidingen en vele andere marinebedrijvenwerden ondergebracht. Het Zeemagazijn werd aan het NationaalScheepvaartmuseum afgestaan. De voornaamste ontwikkeling alsgevolg van de recente reorganisatie van Defensie is dat het ter-rein, hoewel nog steeds eigendom van de marine, tegenwoordigin de hoofdstad dienst doet als facilitair steunpunt voor de gehelekrijgsmacht en zo zijn exclusieve marinekarakter enigszins aan hetverliezen is.

SlotHet voorgaande is enigszins geschreven met het oog op de bandvan het marineterrein met de geschiedenis van Amsterdam, en isdaarin verre van volledig. Er heeft zich bovendien zoveel meerafgespeeld achter de poort van de Marinewerf en later hetMarine-etablissement, uiteenlopend van stedelijke ontwikkelin-gen tot grote branden, van nationale scheepsbouwersruzies totvolksopstanden en van industriële hoogstandjes tot museumver-zamelingen - teveel voor dit artikel. De redactie van het Marineblad verwijst u graag naar het boek vande auteur: Van werf tot facilitair bedrijf: 350 jaar marinegeschiede-nis op Kattenburg, dat vorig jaar bij gelegenheid van de herdenkingbij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie verscheen.

Dr. A.A. Lemmers is als historicus verbonden aan hetNederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) teDen Haag.

Geselecteerde bibliografie:• Ph.M. Bosscher, ‘Amsterdam als marinebasis. Van ’s Lands werf tot Marine-etablis-

sement’, in Marineblad (1965/4).• A.J. Deurloo, ‘Bijltjes en klouwers’, in Economisch Historisch Jaarboek, XXXIV (Den

Haag, 1971).• J.M. Dirkzwager, Dr. B.J. Tideman (1834-1883), grondlegger van de moderne scheeps-

bouw in Nederland (Leiden, 1970).• Johan E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1795 (2 delen, Amsterdam, 1903).• Ton Heijdra, Een roerig volkje. De geschiedenis van de Oostelijke Eilanden, Kadijken en

Czaar Peterbuurt (Alkmaar, 1999).• J. de Hullu, ‘Beschrijving eener verzameling stukken afkomstig van de opgeheven

Rijksmarinewerf te Amsterdam’, in Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven (XLI,1918).

• Journaal Rijkswerf Amsterdam 1861-1893 (manuscript 3 delen, NederlandsScheepsvaartmuseum, Amsterdam).

• Alan Lemmers, Van werf tot facilitair bedrijf: 350 jaar marinegeschiedenis opKattenburg (Den Haag, 2005).

• Sjoerd de Meer, ‘Tot gebruyck gebragt in negen maanden’. De bouw van ’s LandsZeemagazijn te Amsterdam (1655-1657) (Doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Leiden, 1992).

• L. Uilenberg, Bouwhistorische aantekening Kattenburgerstraat 7 Amsterdam, het“Voorwerfgebouw” (Rijksgebouwendienst, Bureau Rijksbouwmeester, AdviesgroepMonumenten in Rijksbezit, 1985).

• J.S. van Veen, ‘De Marinewerf te Amsterdam’, in Eigen Haard (1895).• Jørgen Veerkamp, Van bolwerk tot marine-etablissement. Verslag opgraving

Kattenburg (Dienst Amsterdam Beheer Afdeling Archeologie, 1997).• Verslag betreffende het Marine-etablissment te Amsterdam over het jaar 1916-1922

(Den Helder, 1917-1923).• J.M. de Wit, ‘Een jaar op de Amsterdamse marinewerf’, in Marineblad (2005/2).

Daniel Stalpaert, Ontwerptekeningen Zeemagazijn enPoortgebouw, van de landzijde gezien, 1665 (NederlandsScheepvaartmuseum, Amsterdam).

De “Beurs” aan het eind van de werkdag: het werkvolk keert terugnaar huis, 1914 (Gemeentearchief Amsterdam).

Bezoek van Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik aan deMarinewerf t.g.v. hun huwelijk, foto door Guy de Coral & Co(Gemeentearchief, Amsterdam)

al die jaren werd het ritme van dedag bepaald door “het luyden vander bengel”

30

Page 17: Marineblad Mei 2006

33marineblad | mei 2006

Ere-leden:Ir. S.J.J.Hoffmann, KTZT b.d.drs. G. Brand, KTZA b.d.K.G. Spaans, LTZSD 1 b.d.A.H.P. Knoppien, KOLMARNS b.d.L.J.M. Smit, KTZ b.d.Drs. T.G.D. Steenbeek, KTZA b.d.

Hoofdbestuur:Voorzitter:drs. H. Pleijsier, KLTZVice-voorzitter:P.J. van Maurik, KLTZHoofd Sectie Georganiseerd Overleg:ing. M.E.M. de Natris, LTZ 1Secretaris:R. Annema, LTZA 1Penningmeester:H.M.J. van de Burgt, KLTZALeden:Afdeling NoordA. van Gils, MAJMARNSAfdeling MiddenK.F.J. Henkelman, KLTZAfdeling ZuidD. Bosch, LNTKOLMARNSWerkgroep PostactievenA.J. Zwijnenburg, KLTZ b.d.Werkgroep KMR’sJ.T. Meijer, LTZ 1 KMRWerkgroep Jongerenir. M. de Visser, LTZE 1

Aanspreekpunten:Noord:A. van Gils, MAJMARNSmw. J.S.I. Bisdonk - van Vugt, LTZE 1H.T. van Wilgenburg,LTZVK 2 OC b.d.mw. A.L.P.Vrijburg, LTZSD1 b.d.J. Goedknegt, KLTZing. F.J.J. Schoonhoff, LTZE 1W.L. van Norden, LTZE 2

Midden:K.F.J. Henkelman, KLTZJ. de Jonge, KLTZI. Lek, LTZE 2 OCP.J.G. van Sprang, KTZA b.d.

Zuid:D. Bosch, LNTKOLMARNSJ.T. van Elsen, LTZ 1A.J. Mors, LTZSD 2 OC b.d.H. Willems, KLTZSD b.d.P. van der Laan, Maj KL b.d.

Caribisch Gebied:mw. drs. S.M. van Westing,LTZA 2 OCmw. mr. V. Vorstenboschdrs. W. Blijleven, LTZA1

Adres secretariaat:Wassenaarseweg 2b2596 CH Den HaagT : 070-3839504F : 070-3835911E : [email protected] : www.kvmo.nl

De Koninklijke Verenigingvan Marineofficieren

K V M O z a k e n

Afdeling Zuid24 mei Bestuursvergadering, behandeling Beschrijvingsbrief

KVMO + nasimaaltijd. Locatie : MK VlissingenAanvang : 11.00 uur

16 juni Barbecue + Jeu de BoulesLocatie: Jeu de Boulesterrein MiddelburgAanvang: 18.00 uur

Opgave voor deelname uiterlijk 10 dagen van te voren bij bestuurslid P.van der Laan, tel: 0118-602677 of [email protected]

Afdeling Midden9 mei Afdelingsvergadering, behandeling Beschrijvingsbrief

KVMO.

13 juni Afdelingsvergadering

11 juli Borrel

De vergaderingen en borrels worden gehouden in de Coffeecorner vangebouw 35 van de Frederikkazerne in Den Haag. Alle activiteiten begin-nen om 17:00 uur.

Afdeling Noord15 mei Afdelingsvergadering, behandeling Beschrijvingsbrief

KVMO.Locatie: MarineclubAanvang 17.00 uur

Afdelingsactiviteiten

Oproep 2 Joost DourleinkazerneIn 2007 is het 90 jaar geleden dat de Joost Dourleinkazerne ingebruik genomen werd door de Koninklijke Marine. Ter gelegen-heid van dit jubileum wordt een herinneringsboek uitgegeven.Mensen die in het bezit zijn van foto’s, tekeningen, belangrijkedata etc. worden deze tijdelijk ter beschikking te stellen.

Mocht over een van de twee oproepen informatie hebben neemtu dan contact op met:

MAJMARNS A. van Gils, p/a Joost Dourleinkazerne, Mokweg 18, 1797 SB Den Hoorn, Texel. Email: [email protected]

Oproep 1 Keep them LandingDe Stichting “Keep Them Landing” heeft recent de L9521 aange-kocht. Dit landingsvaartuig is gebouwd in 1956 door de scheeps-werf en machinefabriek Botje Ensingh & CO in Groningen. Om hetvaartuig in originele staat te kunnen herstellen is het bestuur vanStichting "Keep Them Landing" op zoek naar tekeningen, foto’setc., kortom alle informatie die aan de restauratie kan bijdragen.

• Bent u geïnteresseerd in het functioneren van teamsen leidinggevenden en de onderliggende factoren diedit beïnvloeden?

• Bent u bereid om inzicht te geven in uw successen enmislukkingen en deze ervaringen metwetenschappelijke onderzoekers te delen?

• Bent u in de leeftijd van 25 tot 45 jaar en heeft uminimaal 4 jaar werkervaring in operationele ofopleidingsfuncties?

Dan wil de KVMO u in contact brengen met TNOIn de komende jaren wordt daar onderzoek verricht naar gedrag encompetenties nodig voor verbeterd leiderschap en operationelebeslissingen. Op de achtergrond spelen nieuwe ideeën zoals NEC en demogelijkheden van moderne ICT een grote rol. Er bestaat bij TNO grotebehoefte aan zowel ervaringsdeskundigen als creatief denkende officieren.

Als u zich aanmeldt kunt u een verzoek krijgen om mee te werken aanverkenningen op dit terrein. Dit kan zijn door het beantwoorden vanquestionnaires of een verzoek tot een interview. Mogelijk wordt u gevraagdvoor deelname aan een experiment. Deelname kost u een halve dag totmaximaal 3 dagen per jaar. Uiteraard kunt u daar invloed op uitoefenen.

Wat krijgt u daarvoor terug ?• Jaarlijks krijgt u een informatiefolder over de voortgang van onderzoek op

dit gebied. • U wordt af en toe uitgenodigd voor presentaties over specifieke projecten.• U krijgt toegang tot een speciale website met broninformatie (anonieme

data voor uw eigen onderzoek, onderzoekstools, resultaten TNOonderzoek), die in oprichting is.

• Maar vooral blijft u betrokken bij de nieuwste ontwikkelingen op uwvakgebied.

Wat moet u doen ?U hoeft zich alleen maar aan te melden en een vragenformulier tebeantwoorden. Download het vragenformulier via www.kvmo.nl.

Ook leden van de FVNO zijn welkom. Deelname aan het onderzoek blijftvolstrekt anoniem en uw privacy ten aanzien van onderzoeksresultatenwordt gegarandeerd. Uw persoonsgegevens zullen niet worden verstrektaan derden, ook niet aan uw werkgever. Deze ontvangt, als opdrachtgevervan onderzoek dat wordt uitgevoerd door TNO, slechts degeanonimiseerde resultaten van het onderzoek.

Voor nadere vragen kunt u contact opnemen met de vice-voorzitter van deKVMO, KLTZ P.J. van Maurik: tel mobiel 06-14891638, [email protected]

Gezocht: Officieren voorOnderzoek en Experimenten

De KVMO heeft een samenwerkingsverband met Onderlinge Bijstand.Voor nadere informatie of het verkrijgen van aanvraagformulieren kunt ucontact opnemen met het secretariaat KVMO: 070-3839504, of [email protected]

Het hoofdbestuur van de KVMO heeft de droeve plicht u in kennis te stellen van het overlijden van:

Wij betuigen de nabestaanden onze deelneming en wensen hen veel sterkte toe.

H. van Gorcum, LTZ 2 OC KMR († 11 april 2006)

F.A. Hermans, CDRA b.d. († 5 april 2006)

J. Burger, LTZVK 2 b.d. († 23 maart 2006)

P. Laros, LTZSD 1 b.d. († 16 maart 2006)

J.H. Wiedeman, KTZA b.d. († 20 december 2005)

Het Marineblad verschijnt in 2006 op 11 februari, 25 maart, 6 mei, 17 juni, 29 juli, 16 september, 28 oktober, en 9 december. De deadline voor hetaanleveren van bijdragen voor de rubriek

KVMO-zaken voor het juninummer is 23 mei 2006.

Naamboek officieren 2006Binnenkort verschijnt voor de laatste maal het Naamboek officie-ren. Het naamboek is te bestellen bij het MSF door overmakingvan € 9,50 als u het komt afhalen bij het secretariaat MSF en € 15,00 indien het moet worden toegestuurd.

Overmaking kan naar gironummer 41267, t.n.v. Stichting MSF, Den Helder, o.v.v. naam, adres en telefoonnummer. Het secretariaat van het MSF is gevestigd aan de PrinsHendriklaan 53a, te Den Helder. Openingstijden: maandag- en donderdagmiddag 13.30 – 16.30 uuren dinsdag- en woensdagochtend 09.00 – 12.00 uur.

Degenen die het naamboek komen afhalen zullen geïnformeerdworden zodra het naamboek bij het secretariaat beschikbaar is.Nadere informatie kan worden opgevraagd bij de secretaris van destichting MSF: telnr. 0223-625444.

Page 18: Marineblad Mei 2006

Het gebeurt niet zo vaak dat vaneen recente Nederlandse schildereen schilderij in het NationalMaritime Museum in Greenwichwordt geëxposeerd. Jan CatharinusAdriaan Goedhart is deze eer tebeurt gevallen. Dit schilderij voor-stellende de aankomst van H.M.Y.Brittannia te IJmuiden (blz 86 en87),terwijl zij geëscorteerd werd doorSmaldeel 5 wekte de interesse vande auteur voor de persoon van JanGoedhart. Deze interesse is methulp van het Prins Bernhard Fonds,het VSB fonds, de Directie derOosterse Handel en Rederijen ende J.G.A. Goedhart Stichting totstand gekomen.

Het boek is gemakkelijk leesbaar engeeft een goed beeld van het levenen werk van deze veelzijdige schil-der. De tekst vorst geïllustreerd

met enkele foto's maar ook metkleurreproducties van schilderijenop vrijwel elke bladzijde.

Goedhart heeft een uitgebreidoeuvre het licht doen zien, portret-ten (o.a. van Koningin Emma enWilhelmina), landschappen, bloe-men, zeegezichten en scheepspor-tretten. De datering van de verschil-lende schilderijen is vooral voor1940 onduidelijk. Na de TweedeWereldoorlog was Goedhartbetrokken de oprichting van deNederlandse Vereniging vanZeeschilders. In de jaren '50 en '60maakt Goedhart zijn mooiste mari-tieme stukken. Behalve vele zee enlucht schilderingen zijn dat ookscheepsportretten, waarbij sche-pen van de Koninklijke Marine eenprominente plaats innemen zoalsHr.Ms. Batjan, Hr.Ms. De Zeven

Provinciën en Hr.Ms. Utrecht.Helaas heeft de zetduivel ook eenkeer toegeslagen: op bladzijde 52 iseen tekening van Hr.Ms. Java meteen jager afgebeeld, terwijl het bij-schrift aangeeft "Hr,Hs. Java en eenonderzeeër op volle zee". Ook metdeze vergissing is dit boek een aan-rader voor liefhebbers van schilde-rijen en speciaal maritieme stukken.Ik hoop dat dit boek een grootpubliek bereikt.

O.W. Borgeld

Kort na elkaar verschenen twee stu-dies over Nederlands laatste koloni-ale conflict. Nieuw-Guinea was in1949 buiten de soevereiniteitsover-dracht van Nederlands-Indiëgehouden, vooral om de pijn vanhet verlies van de kolonie in deOost voor Nederland te verzach-ten. Sinds die tijd verzette DenHaag zich tegen de claim vanJakarta dat het gebied bij Indonesiëhoorde. In allerlei opzichten onder-scheidde het gebied zich van derest van Indonesië en deNederlandse regering wilde delocale bevolking – de Papoea’s –‘opvoeden’ tot zelfbeschikking.

Rond 1958 kwam de kwestie in eenstroomversnelling toen deIndonesiërs militaire druk gingenuitoefenen. Nederland versterkteweliswaar de defensie in Nieuw-Guinea maar het beschikte nietover de middelen zich alleen tegeneen eventuele aanval te weer te

stellen. Onder zware internationalepressie zag Den Haag zich in 1962gedwongen in te stemmen met devestiging van een tijdelijk beheerdoor de Verenigde Naties die, eenjaar later, de overdracht van hetgebied aan Jakarta bewerkstellig-den. In 1969 werd Nieuw-Guinea naeen omstreden volksraadplegingdefinitief bij Indonesië gevoegd.

Over de Nederlandse politiek tij-dens het conflict was al veelbekend, onder meer dankzij hetproefschrift van KTZ b.d. P.B.R. deGeus uit 1984. Onderzoek inAmerikaanse, Britse en Australischearchieven leverde echter veel nieu-we informatie over de zo belangrij-ke internationale context. ZowelDrooglever als Hellema toont bij-voorbeeld aan dat de garantie diede Amerikanen in 1958 aanNederland gaven, wel degelijk zijnwaarde bezat. Lange tijd is van ver-schillende zijden gesuggereerd dat

minister van Buitenlandse ZakenJoseph Luns deze garantie uit zijnduim had gezogen. DeAmerikaanse minister vanBuitenlandse Zaken, John FosterDulles verzekerde Luns evenwel datde Verenigde Staten een geweldda-dige territoriale verandering nietzouden dulden. Drooglever enHellema laten tevens zien hoe vanaf1959 de houding van deAmerikanen omsloeg ten gunstevan Jakarta. Indonesië was uiteinde-lijk een te belangrijke pion in deKoude Oorlog. Tegelijkertijd werdduidelijk dat Den Haag ook nietmeer kon rekenen op zijn tweedebondgenoot: Australië prefereerdeweliswaar de voortzetting van hetNederlandse bewind, maar het konzich niet permitteren zijn relatiemet Djakarta op het spel te zetten.Dat leidde ertoe dat Canberra zichafzijdig ging opstellen. Een en anderhad tot gevolg dat Nederlandsteeds meer alleen kwam te staanen uiteindelijk de strijd moestopgeven.

Afgezien van de aandacht voor deinternationale context zijn de tweenieuwe studies zeer verschillend.Een daad van vrije keuze behandelthet probleem in een ruim historischperspectief vanaf de ‘ontdekking’van Nieuw-Guinea in de VOC-tijd.Het Nederlandse bewind tussen1949 en 1962 vormt een belangrijkonderdeel en zowel de Haagsebesluitvorming als de democratise-ring van het plaatselijk bestuur krij-gen veel aandacht. Het boek besluitmet de zogenoemde ‘daad van vrijekeuze’, de volksraadpleging dieDrooglever terecht een schijnverto-ning noemt. Zijn studie zal zondertwijfel voortaan gelden als het stan-daardwerk over de kwestie.

Hellema koos voor een bescheide-ner invalshoek. Zijn aandacht gaatnaar de reis van het vliegkampschipde Karel Doorman in de tweede

helft van 1960. De regering beslootde trots van de Koninklijke Marineuit te zenden om te laten zien dathet haar ernst was met de defensievan Nieuw-Guinea. Het schip zouonder meer vliegtuigen van deKoninklijke Luchtmacht vervoeren.Officieel was de tocht bedoeld alsvlagvertoon. Zo zouden bezoekenaan Australië en Japan wordengebracht. Het besluit leidde echtertot forse kritiek, niet alleen vanIndonesië, maar ook van deVerenigde Staten en Australië waarmen van mening was dat hetNederlandse machtsvertoon over-dreven was. In Australië weigerdenhet loodswezen en havenpersoneeluit protest dienst te doen. De KarelDoorman moest op eigen kracht dehaven van Fremantle binnenvaren.Met behulp van de motoren vanvier aan dek vastgesjorde Avenger-vliegtuigen slaagde het schip er in afte meren. Een fraai staaltje vanstuurmanskunst, maar verder leekhet erop alsof het schip ‘besmet’was. Onder druk van Indonesiëzegde Japan het vlootbezoek op hetlaatste moment af. Hellema’s boekgaat daarom niet alleen over deodyssee van het vliegkampschip,maar in bredere zin ook over deNederlandse dekolonisatiepolitiek.

Het is al met al een fraaie illustratievan de Nederlandse onmacht het tijte keren.

J.W.L. Brouwer

In de wereld van confrontatie engewapend conflict zitten onzepolitieke en militaire leidersgevangen in het paradigma van“de industriële oorlog” terwijl ereen verschuiving heeft plaats-gevonden naar “oorlog tussen demensen (War Amongst the People)”.De lezer is bij deze opening vanSmith gelijk bij de les. GeneraalSmith is na een carrière van veer-tig jaar in het Britse Leger in 2002

met pensioen gegaan. Zijn tijd inhet leger bracht hem naarZimbabwe, meerder malen naarNoord Ierland waar hij als jongofficier ternauwernood aan dedood ontsnapte, naar deFalklands, als divisiecommandantnaar de eerste Golfoorlog, naarBosnië Herzegovina als comman-dant bij UNPROFOR en tijdens deKosovo oorlog was hij bij de Joint

Chiefs of Staff in Londen verant-woordelijk voor de operaties vande Britse krijgsmacht. Zijn laatstefunctie was Deputy Saceur inMons en in die hoedanigheid destrategische commandant vooroperaties waarbij de VerenigdeStaten niet betrokken zou zijn.Ervaring met militaire operaties inde moderne tijd kan hem dus nietworden ontzegd.

Het boek, waaraan hij 3 jaar heeftgewerkt, is geen wetenschappelijkbetoog geworden en dat pre-tendeert hij ook niet. Hij gaat afop zijn ervaringen en zijn gezondemilitaire verstand. Hij steldezichzelf de vraag wat nu eigenlijkhet karakter was geweest van allemilitaire operaties waar hij actiefbij betrokken was geweest. Hijkwam tot de conclusie dat eigen-lijk alleen de Falklands Oorlog nogde kenmerken had van een indus-triële oorlog. Alle anderegewapende conflicten waar hij aanhad deelgenomen hadden nietgeleid tot een definitieve oploss-ing. Of, met andere woorden, depolitieke doelstellingen, zoal aan-wezig, waren niet gerealiseerd.Smith trekt hier de conclusie uitdat er sprake is van een paradigmaverschuiving.

Het boek bestaat uit 3 delen. Indeel I van het boek werkt Smithhet paradigma van de industriëleoorlog uit in drie hoofdstukken. Indeel II behandelt hij de KoudeOorlog periode. Beide delen zijnzeer lezenswaardig en Smithwaarin hij laat zien goed gedocu-menteerd te zijn en een helderevisie en analyse neer te kunnenzetten. Omwille van de ruimtebeperk ik mij tot bespreking vanhet derde deel.

In deel III beschouwt Smith wat deconsequenties zijn van zijn con-clusie dat een tijdperk is aange-broken van wat hij noemt “Waramongst the People”. Na heteinde van de Koude Oorlog wer-den veel oude conflicten manifest.Wanneer dan na vele vruchtelozeinspanningen van internationaleorganisaties en landen om eeneinde te maken aan een dergelijkconflict werd besloten tot het zen-den van militairen ontrolt zich inde ogen van Smith een bizarpatroon. De militaire commandan-ten krijgen te maken met interna-tionale coalities waarbij elk landdat troepen levert zo zijn eigenambities en verwachtingen heeft.Heldere politieke doelstellingen

ontbreken, of zijn vaag gefor-muleerd als gevolg van geslotencompromissen, of nog erger,veranderen in de loop van de tijd.

Van een slagveld is al helemaalgeen sprake, de opponent is vaakmoeilijk te identificeren en houdtzich op onder de bevolking. Depolitieke doelstellingen van deopponenten zijn vaak tegenstrijdigen niet erg helder en rationeel.

Verliezen van mensen en materi-aal zijn voor de troepen leverendelanden vaak moeilijk teaccepteren, van een beslissendmilitair treffen is al helemaal geensprake, de media zijn alom enoveral aanwezig en kunnen zichtegen de uitgezonden militairenkeren of zich gaan identificerenmet de slachtoffers tijdens hetconflict waardoor de steun van depolitici en bevolking kan afbrokke-len. Partijen kunnen proberen deaanwezige militairen te manip-uleren en te gebruiken voor huneigen doeleinden. Wanneer mener in slaagt het bloedvergieten toteen einde te brengen betekent ditniet dat het conflict ten einde is ofdat de politieke wil van een ofmeer partijen is gebroken. Dat kaneen langdurig proces zijn en Smithspreekt uit ervaring. En wanneermilitair geweld wordt toegepastbestaat het grote risico dat erslachtoffers vallen onder debevolking waarvan men juist desteun hoopte te verwerven bij hetisoleren en identificeren van devechtersbazen.

Hoe kan men politieke leiders erdan van verzekeren dat militaireeenheden in de eenentwintigsteeeuw hun nut hebben en bruik-baar blijven in dergelijke complexeomstandigheden? Daar wijdtSmith zijn laatste hoofdstuk aan.Vooreerst zullen we de institu-tionele erfenis van het industriëleoorlog tijdperk achter ons moetenlaten, inclusief de daarbijbehorende instituties. Het is nunog immer zo dat wanneer alleandere middelen hebben gefaaldmilitaire eenheden worden uitge-zonden om, doorgaans in coalitie-verband, de klus alsnog te klaren.Smith pleit onder meer voor eenbetrokkenheid van alle stakehol-ders, nationaal en internationaal,bij de planning en uitvoering vaneen operatie in al haar aspectenom een intra-statelijk conflict tebeheersen of te beëindigen.

Of Generaal Sir Rupert Smith hetallemaal bij het rechte eind heeftzal de toekomst ons moetenleren. Waar hij aan voorbij gaat ishet probleem van het afleggenvan politieke en militaire reken-schap. In een democratie zoals wijdie kennen kan daar niet aan wor-den voorbijgegaan. In ieder gevalis een scherp en ongeconditio-neerd denker aan het woord diezich kan beroepen op een groteervaring.

Het boek kan van harte wordenaanbevolen aan onze politiekebroodheren en toekomstige mili-taire leiders want een toestandvan Eeuwige Vrede zoalsImmanuel Kant die voor ogenstond, is bepaald niet ingetreden.En verschuivingen van paradig-ma’s zijn aan de orde van de dagin de wetenschap en in de samen-leving.

W.J.J. van der Knaap

Een daad van vrije keuze. DePapoea’s van westelijk Nieuw-Guinea en de grenzen van hetzelfbeschikkingsrecht

Met het oog op de zee.J.C.A. Goedhart 1893-1975

Auteur : P.J. DroogleverUitgever : Boom, Amsterdam

2005Omvang : 807 blz. Prijs : € 45,00 ISBN : 90-8506-178-4

Auteur : Aad KnopsUitgever : Primavera Pers,

Leiden 2006Omvang : 128 blz.Prijs: : € 32,50 ISBN : 90-5997-030-6

De Karel Doorman naarNieuw-Guinea. Nederlandsmachtsvertoon in de Oost

Auteur : Duco Hellema Uitgever : Boom, Amsterdam

2005 Omvang : 220 blz.Prijs : € 19,50 ISBN : 90-8506-182-2

b o e k e n

35marineblad | mei 200634 boeken

Auteur : General Sir RupertSmith

Uitgever : Penguin Books,London, 2005

Omvang : 428 p.Prijs : € 25,00ISBN : 0713998369

The Utility of Force. The Art of War inthe Modern World

Generaal R. Smith in de tijd dathij Deputy Saceur van deNAVO was. (NATO photos)

Page 19: Marineblad Mei 2006

36 voet

• IN DIT NUMMER:• Leiderschap onder de loep• Wie komt er op voor het personeel?• NAVO onderzoek en technologie• De Amerikaanse QDR

• EN VERDER:• Het debat: Schip aan de grond met de bemanning aan het front• Uit dienst: Interview met KTZ b.d. A.L. Maas• Oproep KVMO Essaywedstrijd 2006

Foto: AVDD

voor de 92e Algemene Vergaderingvan de Koninklijke Vereniging van

Marineofficieren op

woensdag 7 juni 2006

op het Koninklijk Instituut voor de Marine teDen Helder

In de ochtend praten we over verenigingszaken,we kijken terug en we kijken vooruit. Alle leden

zijn daarvoor uitgenodigd.

In de middag moet u ook aanwezig zijn. U kuntdan debatteren met kamerleden over het thema:

“De marine onder Links”

Vertegenwoordigers van PvdA, Groenlinks en SPzullen u vertellen over hun plannen met de KM.Hoe komt de KM er uit te zien en wat wordenhaar taken als volgend jaar Links een meerder-

heid in de Tweede Kamer haalt?

Komt allen!

En laat svp weten of u komt: mail [email protected]

Uitnodiging