Marineblad Juli 2011

48
marineblad nummer 4, juli 2011, jaargang 121 Uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren • Toekomst Marine • Draagvlak voor de krijgsmacht • Besturing van Defensie

description

Magazine van de KVMO

Transcript of Marineblad Juli 2011

Page 1: Marineblad Juli 2011

marinebladnummer 4, juli 2011, jaargang 121 Uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren

• Toekomst Marine• Draagvlak voor de

krijgsmacht• Besturing van Defensie

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:10 Pagina 1

Page 2: Marineblad Juli 2011

XXXXXINHOUD nummer 4, juli 2011, jaargang 121

4

18

41

7

21

’s Landts vlagh op éénenkel schip

Is de DerdeWereldoorlog albegonnen?

Drs. A.J. Boekestijn:De terugkeer van de

geschiedenis

Een revolutie in devroegmoderne maritieme oorlogvoering?

Fietsen door mul zand:Open brief aan de minister

3 COLUMNVoorzitter KVMO

4 TOEKOMST MARINESpeech voorzitter KVMO

7 TOEKOMST MARINEDe terugkeer van de geschiedenis

12 TOEKOMST MARINEDe Nederlandse Marine in de 21e eeuw

17 COLUMNColijn

18 OPINIEIs de Derde Wereldoorlog al begonnen?

21 BEZUINIGINGEN BIJ DEFENSIEFietsen door mul zand

25 CARTOON

26 BEZUINIGINGEN BIJ DEFENSIEDraagvlak voor Defensie

30 MARINEFAMILIEVader en zoon Poortman

33 ONDERLINGE BIJSTANDNieuwsbrief

34 TERUGBLIKKEN METJ. de Nies

36 BOEKEN

37 HISTORIEGeschiedenis van het ministerie van Defensie?

40 VERSLAG AV KVMO

41 HISTORIEEen revolutie in de vroegmoderne maritieme oorlogvoering?

46 KVMO ZAKEN

Het Marineblad is een uitgave van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren en verschijnt 8 keer per jaar

2

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:10 Pagina 2

Page 3: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

KLTZA R.C. Hunnego, voorzitter KVMO

Het rumoer rond de bezuinigingsbrief van 8 april jl. is eenbeetje verstomd. Eenieder binnen Defensie is nu ingespannen afwachting van de uitwerking van degepresenteerde voornemens. Een goed moment om eenAlgemene Vergadering te hebben met als thema ‘Detoekomst van de Koninklijke Marine ná de Beleidsbrief’.

Ik kijk met gepaste trots terug op onze boeiende jaarvergadering,met prikkelende sprekers en een goede, professionele discussie na

afloop, die via de formele forumdiscussie overging in geanimeerde gesprekken tijdens deafsluitende receptie. In dit Marineblad zijn de lezingen van drs. A.J. Boekestijn en dr. J. Nollopgenomen.

Door de KVMO, in goede samenwerking met de Gezamenlijke Officierenverenigingen, zijn deleden van de Vaste Commissie voor Defensie (VCD) bijgepraat over de consequenties van hetschrappen van 25% van de operationele capaciteit van de vloot: 2 ocean going patrol vessels, 4 mijnenjagers en 2 bevoorraders, op een totaal van 27 platformen. Gelukkig bleek een deelvan de VCD gevoelig voor onze argumenten en er zijn moties ingediend en aangenomen omeen deel van de materiële bezuinigingen terug te draaien. Op Prinsjesdag zal blijken hoeveelwaarde er aan de moties gehecht mag worden.

Feit blijft toch dat ná deze bezuinigingsronde de Koninklijke Marine opnieuw fors kleinerwordt en dat het project ‘herintroductie mijnenveegcapaciteit’ nu volledig van de investerings-kaart is verdwenen. Naast de materiële pijn, doen de bezuinigingen juist en vooral op het per-sonele vlak pijn. Vlootpersoneel en mariniers kunnen niet zonder goede schepen, schepenkunnen niet zonder goed personeel.

De Marine had, heeft en houdt behoefte aan goed opgeleid en gemotiveerd personeel, vanmatroos tot admiraal. De komende reorganisaties in combinatie met numerus fixus zullen ech-ter de komende jaren voor een nieuw fenomeen zorgen: de Marine moet gedwongen afscheidnemen van veel goed functionerende militairen en burgers die tot voor kort dachten bij deMarine met pensioen te kunnen gaan. Voor degenen die wel kunnen blijven kenmerken dekomende jaren zich door een stagnatie in de bevordering en beperkingen in het vaar- enoefenschema. Kortom: sombere vooruitzichten voor al het loyale, professionele marineperso-neel: vloot, mariniers en burgermedewerkers.

Tegelijkertijd wordt de defensieorganisatie en ook de Marine weer ingericht om jong, gemoti-veerd personeel een interessante baan te bieden, met voldoende bewegingsvrijheid, groteverantwoordelijkheden en goede mogelijkheden om te oefenen en te varen. Voor velen vanhen zal dit niet meer lifetime zijn, maar dat is een gegeven waarmee zij ook in dienst van deMarine treden.

Maritiem Nederland

Bij dit Marineblad treft u een speciale marine-editie van Maritiem Nederland aan. Dit is hetvakblad van het maritieme cluster. Een cluster, waar de Koninklijke Marine een integraalonderdeel van uitmaakt.

Ik wens u veel leesplezier en wens u een goed zomerverlof toe.

Een kleinere marine

COLUMN

ISSN: 0025-3340

Hoofdredactie:KLTZA R.C. HunnegoMw. drs. M.L.G. Lijmbach

EindredactieMw. drs. M.L.G. Lijmbach

ArtikelencommissieKLTZA mr. H. Broekhuizen, LTZT 1 F.G. MarxM.Sc., LTZE 2OC dr. ir. W.L. van Norden,LTZ2OC drs. R.M. de Ruiter, KTZ b.d. L.J.M.Smit, LNTKOLMARNS drs. A.J.E. WagemakerMA, MAJMARNS R.A.J. de Wit

Medewerkers:Mw. drs. Z. Borgeld-Guman, prof.dr. J. Colijn, KLTZT H. Boomstra (cartoon)AVDD (foto’s, tenzij anders vermeld)

Adres redactieWassenaarseweg 22596 CH Den HaagTel. 070-383 95 [email protected]

VormgevingFrank de WitTel. 038-455 17 54

DrukwerkÈpos|Press Postbus 10708001 BB Zwolle

Advertenties070-383 95 04

Abonnementsprijs Voor leden van de KVMO is het MarinebladgratisNiet-leden betalen € 49,50 (NL) of € 69,50(buitenland) per jaar

Copyright MarinebladOvername van artikelen is enkel toegestaan naschriftelijke toestemming van de redactie enonder uitdrukkelijke vermelding van de bron.Artikelen in het Marineblad vertolken nietnoodzakelijk de visie van het hoofdbestuur vande Koninklijke Vereniging van Marineofficierenof van de redactie. De inhoud van artikelenblijft geheel voor verantwoording van deauteur(s). De wijze van aanleveren van artikelenis in te zien op www.kvmo.nl/marineblad.

AdreswijzigingZo tijdig mogelijk schriftelijk doorgeven aan:Secretariaat KVMO Antwoordnummer 93244 2509 WB Den Haag(geen postzegel nodig)of [email protected]

Foto cover: Hr.Ms. Mercuur, op 9 juni 2011 in actie tijdensde operatie Frontex. (AVDD)

3

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:10 Pagina 3

Page 4: Marineblad Juli 2011

XXXXXTOEKOMST MARINE KLTZA R.C. Hunnego

’s Landts vlagh op

Goedemiddag dames en heren, geëerde gasten, van hartewelkom. Na enkele jaren in Den Helder, is de KVMOweer terug in Rotterdam. Rotterdam, onlosmakelijk ver-bonden met het roemruchte Korps mariniers, dat in 1665werd opgericht door de zeeheld Michiel de Ruyter. Hijdeed dat samen met Raadspensionaris Johan de Witt, denaamgever van deze zaal. De eerste Korpscommandantwas Willem Joseph baron van Ghent, naar wie dezekazerne is vernoemd. Overste Aben, commandant van de Van Ghentkazerne,hartelijk dank voor de getoonde gastvrijheid.

Dit jaar is het thema van het KVMO-symposium, hoe kanhet ook anders, de gevolgen van de bezuinigingen voorde Koninklijke Marine.

Mijn spreektijd wil ik wijden aan deze bezuinigingen enspecifiek gericht op de wijze waarop wij, marineofficie-ren, daarmee om zouden kunnen gaan. Ik doe dat metéén van onze grootste zeehelden in gedachten, de eerder-genoemde Michiel Adriaenszoon de Ruyter. Hij is onsgrote voorbeeld: moedig en trouw. Die eigenschappentoonde hij niet alleen tijdens de vele zeeslagen die hijwon maar ook bij zijn meningsverschillen met de militai-re én politieke leiding van die tijd. Daarbij was hij als een vader voor zijn bemanning, van-daar zijn bijnaam ‘Bestevaer’. We zouden dit naar de hui-dige tijd kunnen vertalen als ‘aantrekkelijke werkgever’.

Het personeelVoordat ik met mijn meer algemene betoog begin, wil ikeerst aandacht geven aan de gevolgen van de bezuini-gingen voor het personeel van Defensie, voor u en mij.Want een voor haar taak berekende zeemacht kan nietzonder voldoende, goed opgeleid en gemotiveerd perso-neel. Zoals u weet ligt het arbeidsvoorwaardenoverleg aleen jaar stil. Het personeel weet dus ook al even lang nietwaar het aan toe is.

De langverwachte Beleidsbrief ‘Een kleinere krijgsmachtin een onrustige wereld’ heeft het personeel ook geenduidelijkheid gegeven. Een slechte zaak en Defensiebetoont zich hierbij bepaald geen ‘bestevaer’. Defensiebreed worden ruim 12.000 arbeidsplaatsengeschrapt en volgt gedwongen ontslag voor 6.000 men-sen; burgers en militairen. Een groot deel van diegedwongen ontslagen zal bestaan uit oudere defensie-medewerkers die verbonden zijn aan staven. Het betreftzowel burgers als militairen. Het zijn diezelfde mensendie met almaar krappere budgetten topprestaties hebbenneergezet om de Nederlandse internationaal-politiekeambities uit te voeren, vaak ver en langdurig van huis enonder zware en gevaarlijke omstandigheden. De moder-ne krijgsmacht stáát en wordt door de Nederlandse rege-ring daadwerkelijk en met succes ingezet. De ministervan Defensie, in zijn rol van werkgever, en het kabinet en de Tweede Kamer, in hun rol als opdracht-gever, hebben een grote verantwoordelijkheid jegens het defensiepersoneel. Jong talent moet behouden blijvenvoor Defensie en oudere militairen en burgers moetennetjes worden begeleid van werk naar werk of naar hunpensioen. Duizenden gedwongen ontslagen en een dreigende versobering van het Sociaal Beleidskader en de arbeidsvoorwaarden in brede zin staan haaks op dieverantwoordelijkheid.

Om minister, kabinet, Tweede Kamer en de Nederlandsesamenleving daarop te wijzen zal ook de KVMO aanwe-zig zijn op de Landelijke Actiedag Defensie. Ik hoop danook velen van u, KVMO-leden, in Den Haag te zien.

Moed, beleid en trouwHet thema van vanmiddag is ‘De toekomst van de mari-ne ná de bezuinigingen’. Ik ga dat voor u linken, alsbeloofd, aan onze zeeheld Michiel de Ruyter.Er wordt, sinds het bekend worden van de Beleidsbrief,door eenieder bij Defensie, ook door mij, geregeld ‘ach enwee’ geroepen, ‘we dreigen onderverzekerd te raken’ en

Hieronder volgt de speech van de voorzitter van de KVMO, KLTZA R.C. Hunnego, die hij heeft

gehouden tijdens de 97e Algemene Vergadering van de KVMO op 25 mei 2011 bij de Van

Ghentkazerne te Rotterdam.

4

(Foto: L. van der Biessen)

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:10 Pagina 4

Page 5: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

één enkel schip‘de marine wordt gesloopt’. Maar de Nederlandse bevol-king lijkt niet of nauwelijks in het geweer te komen. Ookde politieke partijen staan, gegeven de discrepantie tus-sen de verkiezingsprogramma’s en het regeerakkoord,niet te springen om de barricaden te bestormen voor eenbeter defensiebudget. ‘Defensie is niet sexy voor het elec-toraat’, citeer ik een Kamerlid. Maar het is niet eerlijk alleen ‘de politiek’ te verwijten dater voortdurend op Defensie wordt bezuinigd. Een grootdeel van die bezuinigingen is onze eigen schuld. Ookonze schuld, ja, want wij, zoals wij hier zitten, zijn de lei-ders van deze organisatie, of hebben de aspiratie in detoekomst die leider te willen worden. En wij hebben hetkennelijk zo ver laten komen. Schrik niet, ik ga niet plei-ten voor muiterij of opstand, nee, juist niet. Ik wil hier nueens de hand in eigen boezem steken. Ik wil het hebbenover leiderschap, óns leiderschap. Over de karaktereigen-

schappen van Michiel de Ruyter: moed, beleid en trouwin het zicht van een financiële crisis.

Waar op het slagveld en in zee dit bijzondere en nuttigeeigenschappen zijn, die zee- en veldslagen kunnen win-nen, blijken deze kenmerken een grote handicap voor demilitairen in ‘het Haagsche’. In ‘het Haagsche’ betekent moed namelijk dat je als mili-tair werkzaam op het Plein of andere staven voorstellenuitwerkt waarin wapensystemen worden afgeschaft, terwijl je diep in je hart weet, dat je deze nu en strakskei- en keihard nodig hebt.Ingrijpende besluiten worden genomen volgens het primaat van de politiek, met pijn in het militaire hart – endie besluiten voeren we vervolgens loyaal uit. En daarnaslagen we er weer in moedig aan de buitenwereld uit teleggen dat deze besluiten onontkoombaar zijn en dat wemet elkaar de schouders eronder moeten zetten.

Tegelijkertijd lukt het ons daarbij niet om in duidelijke,heldere taal uit te leggen welke consequenties dergelijkebesluiten kunnen hebben voor de interne en externe vei-ligheid en de welvaart van de gemiddelde Nederlander.‘Onderverzekerd zijn’ zegt de gemiddelde burger natuur-lijk niets, zeker niet als hij of zij de indruk heeft dat hetmet de veiligheid in de eigen omgeving wel meevalt. Er moet dus veel harder en duidelijker worden aange-

toond dat bepaalde gebeurtenissen ‘ver van ons bed’ weldegelijk verstrekkende gevolgen hebben voor onze direc-te omgeving. En we kunnen nog steeds maar moeilijk uitleggen waar-om we 4 OPVs moeten hebben in plaats van 2, of dat er10 mijnenjagers nodig zijn en geen 8 of 6. Wat zijn nu deconsequenties van het schrappen van ? van de bovenwa-tereenheden?We komen eigenlijk nooit verder dan uitspraken als ‘wehebben al te weinig en als er nog meer afgaat is dat duseen ramp’ en ‘hoe meer hoe beter’. In de politieke arenaverlies je dan het pleit.

Beleid is ook zo’n eigenschap waar we erg sterk in zijn.Marineofficieren zullen er alles aan doen om een onmo-gelijke opdracht toch uit te voeren. Sterker: we gebruikenkreten als: ‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet hetmaar zoals het kan’. Immers, alleen dán hou je het initia-tief op het slagveld en alleen dán kun je winnen. Dus nemen we de handschoen van een volgende bezuini-ging weer op, we enthousiasmeren onze ondergeschiktenen we tonen meteen aan dat het steeds weer mogelijkblijkt nog heel veel te doen, want: ‘De winkel moet openblijven tijdens de verbouwing’. Eigenlijk formuleren we daarmee alweer de randvoor-waarden voor een volgende bezuinigingsronde terwijl wede huidige nog aan het verwerken zijn. Maar hoewel ‘hetHaagsche’ óók een slagveld is, gelden dáár andere spelre-gels dan in Afghanistan, Tsjaad of voor de kust vanSomalië. Je moet in Den Haag aantonen wat je bereikt én

defensiebreed worden ruim 12.000arbeidsplaatsen geschrapt en volgt

gedwongen ontslag voor6.000 burgers en militairen

Het grote voorbeeld voor de marineofficieren, zeeheld MichielAdriaenszoon de Ruyter. (Schilder Ferdinand Bol, 1667)

5

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:10 Pagina 5

Page 6: Marineblad Juli 2011

TOEKOMST MARINE ’s Landts vlagh op één enkel schip

laten zien wat de keiharde consequenties zijn voor degemiddelde kiezer, als de doelstelling niet wordt gehaald.Een paar voorbeelden: geen goedkope telefoons uit Chinameer omdat we de piraten niet weten af te slaan in deIndische Oceaan, of geen Koreaanse auto’s en geen oliemeer omdat de aanvoer stokt vanwege een mijnendrei-ging voor de aanlooproutes naar Rotterdam, Antwerpenen Hamburg. De Nieuwe Waterweg één dag dicht doormijnendreiging is een ramp voor Nederland, één wéékdicht is een ramp voor Europa, vanwege de ‘just in time’-logistiek.Voor ons zou het anti-piraterij verhaal een prachtigekans moeten zijn om met cijfers aan te tonen dat we hetmet de beschikbare middelen echt niet meer redden omhet jaar rond onze eigen Nederlandse koopvaardij debescherming te bieden die noodzakelijk is. Hetzelfdegeldt voor de mijnenbestrijding. De veiligheid op deNoordzee is in het gedrang door het schrappen vanopnieuw 4 mijnenjagers en het definitief afscheid nemenvan het mijnenvegen. Ik ben nog nergens een professio-neel onderbouwd betoog tegengekomen; niet vanuit deKoninklijke Marine, niet vanuit het bedrijfsleven, nietvanuit het ministerie van Economische Zaken, Landbouwen Innovatie, en ook niet vanuit Infra en Milieu, het oudeVerkeer- en Waterstaat.

Een laatste punt is de trouw van de marineofficieren.Hier geldt in de regel De Ruyter als voorbeeld voor onsallen, waarbij dan altijd het bekende citaat wordtgebruikt: ‘De heeren hebben my niet te verzoeken maarte gebieden en al wierdt my bevoolen ’s Lands vlagh opeen enkel schip te voeren, ik zou daarmee ’t zee gaan.’ Het lijkt er echter in deze tijd steeds meer op dat het eensoort van sport is geworden om te bewijzen dat met min-der geld toch alle taken uitgevoerd kunnen blijven wor-den, ook al hebben we 20% vacatures, gebruiken we deverkeerde schepen voor de goede dingen, gaan schepente laat de onderhoudscyclus in en teren we in op de per-sonele en materiële en daarmee de operationele gereed-heid. Deze loyale houding is moedig maar ook risicovol.De marineofficier valt dan als het ware in zijn eigen sabel.De marine wekt naar buiten toe de indruk dat er nog welwat vet op de botten zit, maar tegelijkertijd wordt onzemarine-organisatie volkomen uitgehold en op termijnkomt de kwaliteit van de maritieme operaties in gevaar. Ik pleit voor een veel zakelijker opstelling richting de

politiek van alle maritieme professionals, zowel binnenals buiten de Koninklijke Marine werkzaam, waarbij dui-delijk wordt aangegeven dat een bepaald budget noodge-dwongen leidt tot een bepaalde capaciteit waarmee daneen bepaald vastomlijnd product kan worden geleverd.En dat is het dan, niet meer en niet minder. En vervol-gens voet bij stuk houden in geval van special requestsvanuit de NAVO of EU. Het is als met het kopen van eenauto: ruil je de stationwagen in voor een klein bood-schappenwagentje met ultrazuinige 1 liter motor danmoet je ‘nee’ verkopen aan je kinderen als ze je auto wil-len gebruiken bij het verhuizen.Daaruit voortredenerend kunnen wij dan ook veel duide-lijker de consequenties van bezuinigingen zichtbaarmaken. Alleen dán geef je politici instrumenten om echteafwegingen te maken. Algemene termen als ‘verminde-ring van het ambitieniveau’ en ‘het voortzettingsvermo-gen wordt minder’ maken in dit verband weinig indruk,want ze zijn niet concreet, niet meetbaar, doen vandaaggeen pijn en zijn dus vatbaar voor politieke fijn slijperij.

Wij, marineofficieren, zijn gevormd in de geest van‘moed, beleid en trouw’, onze zeeheld MichielAdriaenszoon de Ruyter is daarbij ons grote voorbeeld.Dat hij niet alleen trouw was áán, maar ook kritisch náárde politiek krijgt vaak minder aandacht. Terwijl wij daarnu juist ook een voorbeeld aan kunnen nemen. Aan zijnbekende uitspraak ‘al wierdt my bevoolen ’s Lands vlaghop een enkel schip te voeren, ik zou daarmee ’t zee gaan’ging namelijk een pittige discussie vooraf tussen DeRuyter en de politiek. Door een lid van de Admiraliteitwerd hij zelfs beticht van gebrek aan moed. Uiteindelijk heeft De Ruyter, zoals een loyaal marineoffi-cier betaamt, de opdracht aanvaard. Dat was zijn lot en ishet onze. En zo hoort het natuurlijk ook. Het primaat vande politiek zou ons, marineofficieren, echter tegelijkertijdmoeten verplichten de consequenties van de politiekebesluitvorming te schetsen voor de gemiddeldeNederlandse kiezer, in heldere bewoordingen en met eencijfermatige onderbouwing.

Dus met al onze moed, beleid en trouw, publiekelijk uit-leggen waartoe wij op aard zijn, wát wij doen, wát wedaarvoor nodig hebben en wanneer we, met pijn in onsmaritieme hart, néé moeten verkopen. Desnoods danmaar met 1 schip en, staat u mij toe ook te dagdromen,dan wel graag met een heel groot schip!

De realiteit is natuurlijk weerbarstiger!Ik dank u voor uw aandacht.

je moet in Den Haag aantonen wat je bereikt én laten zien wat

de keiharde consequenties zijn voor de gemiddelde kiezer, als de

doelstelling niet wordt gehaald

‘Desnoods dan maar met 1 schip en, staat u mij toe ook te dagdromen, dan wel graag met een heel groot schip!’

6

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:10 Pagina 6

Page 7: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

7TOEKOMST MARINE

De Terugkeer vande Geschiedenis

Vorige zomer bezocht ik India. Na de overweldigende drukte van Mumbai en New Delhi besloten

ik en mijn gezin om de oorsprong van de Ganges op te zoeken. Onze oude bus piepte en kraakte

maar bracht ons via onvoorstelbaar steile wegen door de Indiase Himalaya bij het plaatsje Gangotri

op 3.034 meter hoog. Vandaar ging de reis verder per ezel totdat wij uiteindelijk de gletsjer bereikte

op een hoogte van 4.200 meter.1

Ik zal die reis nooit meervergeten. Overal kwamenwij Indiërs tegen die in fel-oranje kleren de pel-grimstocht ondernamennaar de heilige oorsprongvan de Ganges. Er liepenook bedelmonniken rond.Broodmagere heren metlange haren en een door dezon gelooid gelaat die af entoe langs de weg omvielenvan de honger en vermoeid-heid. Aangekomen bij de

gletsjer bleek een van die bedelmonniken Engels te spre-ken. Ik vroeg hem waar de pelgrims de kracht vandaanhaalde om op een lege maag zo’n enorme tocht tot eengoed einde te brengen. Zijn antwoord zal ik nooit meervergeten. Hij vertelde mij dat Indiërs een groot doorzet-tingsvermogen bezaten. ‘U moet goed weten, meneer, datde Indiase beschaving veel ouder is dan die van U. Wijhadden in de vijfde eeuw voor Christus al universiteitenterwijl jullie in het Westen alleen nog maar aan het vech-ten waren. Wij putten energie uit ons roemrijke verledenen wij vertrouwen erop dat de geschiedenis nu weer zijnnormale patroon herneemt.’

Aanvankelijk begrepen mijn door zuurstoftekortgeteisterde hersenen niet wat de man bedoelde maar naenige tijd viel het dubbeltje. De opkomst van China enIndia en de relatieve neergang van het Westen zag hij alseen terugkeer naar het normale historische patroon waar-in India en China de toon zetten.

De man had natuurlijk een punt. Door binnenlandsetwisten en buitenlandse overheersing raakte India in de15e eeuw het spoor bijster. Ook in China ging het mis. In1451 besloot een mandarijn in China dat handel in strijdwas met de leer van Confucius en legde de omvangrijkeChinese vloot aan de ketting. En dat terwijl de Chinezenreeds de Kaap de Goede Hoop hadden verkend en in

Oost-Afrika belangrijke handelscontacten bezaten waarbijzij niet aarzelden om, als dat nodig was, geweld tegebruiken. Met andere woorden, de opkomst van hetWesten werd mede mogelijk gemaakt door de terugtrek-king van het Oosten. Nu India en China groeien als koolneemt de geschiedenis weer zijn natuurlijke loop waarbijhet Oosten voorop loopt en het Westen achterblijft.

Of die voorspelling juist is, weten wij niet. Het enige watwij met zekerheid over de toekomst kunnen zeggen is datzij onzeker is. Sommige denkers menen dat in India hetkastensysteem, de toenemende verharding van de strijdtussen moslim extremisten en hun hindoeïstische colle-ga’s, de corruptie en de afscheidingsbewegingen, grenzenzullen stellen aan de economische groei. Ook menenvelen dat de economische groei in China niet zal kunnenaanhouden als de economische liberalisering geen pen-dant zal vinden in een politieke. Misschien hebben zijgelijk.Maar misschien ook niet. Juist omdat de toekomst zoonvoorspelbaar is neem ik hier de vrijheid om een scena-rio te schetsen waarin het Oosten inderdaad zijn opmarszal voortzetten en het Westen zal moeten wennen aanrelatieve achteruitgang. Een dergelijke ontwikkeling heeftnatuurlijk grote gevolgen voor de veiligheid van Europaen dus ook van ons land.

De relatieve neergang van het WestenIk heb voor dit scenario van de relatieve neergang vanhet Westen de volgende argumenten:

1. Fukuyama’s schets van het einde der geschiedenisimpliceerde dat de ideologische discussie in de wereldbeperkt zou zijn tot varianten op het liberalisme. Heteconomische succes van autoritaire regimes lijkt echterin een andere richting te wijzen. Stel nu dat deWesterse democratieën voor een langere tijd econo-misch minder presteren dan autoritaire regimes in hetOosten. De gevoelens van wrevel en ongemak zoudenaanleiding kunnen geven tot democratiekritiek zoalsdat ook in het interbellum gebeurde. Dit zou kunnen

Drs. A.J. Boekestijn

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:10 Pagina 7

Page 8: Marineblad Juli 2011

leiden tot politieke stagnatie die innovatie in de wegstaat waardoor het proces van relatieve neergang nogwordt versterkt.

2. Er zijn echter nog diepere oorzaken waarom democra-tie in de knel zou kunnen komen. Dit wordt duidelijkindien men zich verdiept in het gedachtengoed vanChinezen die zich verzetten tegen het bestaande regi-me. Zij zijn namelijk goed op de hoogte van deWesterse intellectuele worsteling met democratie. Allebezwaren van De Tocqueville2, de vergroving van hetdebat, de dictatuur van de meerderheid, het jingoïsme3

worden in China uit en te na bestudeerd. Hun denkengaat om deze redenen in de richting van andere nietdemocratische modellen waarbij deskundigen opbepaalde terreinen het eenvoudigweg voor het zeggenhebben. Misschien bedenken zij wel iets dat econo-misch beter functioneert dan ons systeem. Democratiebiedt immers geen garanties voor de kwaliteit vanbesluiten.

3. Ook op het gebied van de economische ordening zijner ontwikkelingen in het Westen gaande die ons mis-schien op achterstand zetten. De weeffouten in deEuropese Monetaire Unie, een tekortschietende coördi-natie van de begrotingspolitiek en de neiging van dezwakke landen om de lage rente aan te grijpen om deloonontwikkeling los te laten en hervormingen uit testellen, komen ons nu duur te staan. De bankencrisisdie er nauw mee samenhangt heeft bij ons geleid toteen bijna automatische staatsgarantie aan banken.Bankiers privatiseren winsten en socialiseren verliezen.Deze ontwikkeling kan gemakkelijk aanleiding geventot sociale onrust en politieke stagnatie. In ieder gevalheeft die ontwikkeling ook geleid tot ernstige bezuini-gingen op onze defensie. Vergelijk dat met India enChina die zoveel geld hebben dat zij niet alleen bereidzijn om onze schulden te financieren maar ook veelgeld reserveren voor hun defensie.

4. Voeg daar nog bij de pacificerende werking van onzedemocratische verzorgingsstaten. Wie in het Westen isnog bereid voor zijn of haar vaderland te sterven?Sneuvelbereidheid is in het Oosten echt groter. In hetWesten denkt men dat de hele wereld een verzorgings-staat is, maar dat is bepaald niet het geval. In demeeste gebieden geldt nog steeds het recht van desterkste maar dat zit bij ons niet tussen de oren.

5. Die dempende werking van de verzorgingsstaten ver-klaart ook waarom er op Indiase en Chinese univer-siteiten veel harder gewerkt wordt dan in Europa. Ookondernemingslust is veel meer ontwikkeld.

6. In Europa hebben de schaduwzijden van de multi-culturele samenleving geleid tot grote problemen inpolitiek en bestuur. Het populisme vaart er wel bijmaar dat maakt het wel moeilijker om onzeverzorgingsstaten aan te passen aan de vergrijzing ende globalisering. Dat zal het het Westen nog moeilijkermaken om de relatieve neergang te stoppen.

7. Wat onze veiligheidsproblemen betreft is het bovendien opvallend dat het samenvallen van schur-kenstaten, geglobaliseerd terrorisme en proliferatie vanmassavernietigingswapen zeer moeilijk en alleen tegen

grote financiële offers te bestrijden is. De 3-D benade-ring, Development, Defense en Diplomacy, klinkt prachtigmaar is zo ongeveer het moeilijkste en het kostbaarstewat er is.

Als al deze veronderstellingen hout snijden dan stevenenwij af op een negentiende-eeuwse multipolaire wereld.Een dergelijke ordening is altijd minder stabiel dan eenbipolaire orde. Indien wij de gevaren die de nieuwe orde-ning met zich meebrengt goed willen doorgronden doenwij er dus verstandig aan om ons serieus te verdiepen inde buitenlandse politiek van India en China.

Wordt India een supermacht?India vaart wel bij de opkomst van China, die deVerenigde Staten immers noopt tot een nauw bondge-nootschap met New Delhi. De VS sloot een nucleairovereenkomst met India dat het land een speciale statusgeeft. En Barack Obama ontdekt vandaag de dag dat veelIndiase waarschuwingen over het Pakistaanse dubbelspelin Afghanistan hout snijden. Hun gezamenlijke afkeervan de Taliban leidt tot verbroedering. En hoe zou de lei-dende democratie in de wereld, Amerika, zich kunnendistantiëren van het democratische India? Ook heeft deCongrespartij sinds twee decennia weer een absolutemeerderheid in het parlement en de Indiase premier dr.Manmohan Singh lijkt zijn zaakjes op orde te hebben. Datis wel eens anders geweest.Er zijn ook problemen. Zowel bij hindoes als moslims zijnextremisten in opmars. Religieuze fanatici deinzen er nietvoor terug om mensen tegen elkaar op te hitsen, met alleellende van dien. Er zijn echter ook veel gebieden waarhindoes en moslims probleemloos samenleven. Ook links-extremisme bezorgt de Indiase regering hoofd-pijn. In het midden en vooral oosten van India manifes-teren zich maoïstische rebellen die steun krijgen van tri-bale groeperingen die zich door het bestaande politiekeen sociale systeem buitengesloten voelen. Niet iedereendie het vliegtuig van Delhi naar Bangalore neemt, beseft

De opkomst van China noopt de VS tot samenwerking met India. Opde foto minister van Buitenlandse Zaken, Hillary Clinton in gesprekmet Manmohan Singh, premier van India. (foto rnw.nl)

TOEKOMST MARINE8 De Terugkeer van de Geschiedenis

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:10 Pagina 8

Page 9: Marineblad Juli 2011

dat hij boven een gebied vliegt waar gewapend verzetvoor onrust zorgt, maar het is er wel. In geografischopzicht lijkt het probleem zich echter niet uit te breiden.Alle andere problemen die worden genoemd, lijken mijvan minder belang. Natuurlijk, de Congrespartij is, doorIndira Gandhi, omgevormd tot een soort familieorganisa-tie. Bij de andere partijen speelt dit probleem eveneens.Het gevolg is dat een carrière in het openbaar bestuurafhangt van de vraag of men relaties heeft. De corruptieis hierdoor toegenomen. We moeten echter niet vergetendat veel landen patronage kennen en dat dit een land erniet van hoeft te weerhouden een grote mogendheid teworden. Daar komt nog bij dat de corruptievorm dieIndia kent efficiënter is dan die in Afrika. In Afrika kaneen investeerder alles kwijtraken, in India ongeveer een-derde.

Vaak wordt de toenemende kloof tussen arm en rijkgenoemd als obstakel. Ook dat punt lijkt mij niet door-slaggevend. De liberalisering sinds 1991 heeft de positievan de armen in absolute zin verbeterd, al is in relatievezin de tegenstelling tussen platteland en stad toegeno-men. Hoe treurig dit ook is, het hoeft een land niet te ver-hinderen om sterker te worden, zoals China bewijst.China demonstreert overigens ook dat milieuproblemensnel hoger op de agenda kunnen komen te staan. Ookdaar hoeft het dus niet aan te liggen. Het moet raar lopenals India de komende tien jaar zijn internationale positieniet weet te verbeteren. Dat brengt ons automatisch op devraag welke gevolgen dit zou kunnen hebben voor derelatie tussen India en zijn grote rivaal China.

De relatie India-ChinaHistorisch hebben China en India een aantal zakengemeen. Het zijn alle twee oude en indrukwekkendebeschavingen. In de tweede helft van het tweede millen-nium na Christus verloren beide landen hun mondialeeconomische positie. En in de tweede helft van de twin-tigste eeuw vonden zij beide een pad naar de moder-niteit.

In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werd eendebat gevoerd over de vraag welk van de twee landen

economisch het beste zou presteren. Die vraag lagnatuurlijk ideologisch gevoelig. China was immers eenautoritair communistisch land en India een parlementairedemocratie. Het is niet leuk voor de aanhangers van hetAtheense democratische erfgoed, maar een autoritairregime kan wel degelijk gepaard gaan met hoge groeicij-fers. China groeide als kool.Tot ongeveer 1980 hadden China en India een vergelijk-baar gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking. Entoen begon China economisch te liberaliseren, verwel-komde buitenlandse investeringen en omarmde de mon-dialisering. Een onstuimige groei was het gevolg. Pas tienjaar later, in 1991, ging India liberaliseren. Toen de laatsteresten van een doctrinair socialisme waren opgeruimd,verdubbelde India zijn groeicijfer, maar bleef toch nogachter bij China.Het gevolg van dit alles is dat vandaag de dag hetChinese inkomen twee keer zo hoog is als dat van India.Dit komt niet alleen door een hogere groei per hoofd vande bevolking, maar ook door een lagere bevolkingsgroeidankzij het beleid dat Chinese ouders slechts één kindmogen hebben.

India zal China dus niet zo snel kunnen inhalen, nietalleen omdat de groeicijfers nog altijd lager zijn, maar

ook omdat India in 2030 meer inwoners zal tellen danChina. India heeft eenvoudigweg een jongere bevolkingen de regering is er nooit in geslaagd om de bevolkings-groei onder controle te krijgen. Demografische groei kande groei van het inkomen per inwoner immers beperken.Er zijn nog meer punten waarop China beter scoort danIndia. China heeft de armoede beter bestreden dan India,waar nog steeds heel veel armen wonen. China heeftminder analfabetisme, meer buitenlandse investeringen,een efficiëntere publieke sector en veel meer geïnvesteerdin infrastructuur. Dat zijn zaken die India niet zomaarinhaalt. Daar staat tegenover dat India betere natuurlijkeomstandigheden kent: veel vlak land en aan twee kantentoegang tot de zee. China heeft echter veel land waargeen voedsel kan worden verbouwd, zoals bergen enwoestijnen. Hier zou India moed uit kunnen putten.

Op militair gebied staat China er veel beter voor. Chinabezit een groter kernwapenarsenaal dan India en heeftnooit, zoals de regering in New Delhi, een verklaring van‘no first use’ afgegeven. Het Chinese leger is ook veel gro-ter dan het Indiase. China maakt bovendien zelf jacht-vliegtuigen en dat is in een oorlogssituatie bepaald eenvoordeel. India verloor in 1962 de grensoorlog met China.Met Pakistan heeft India drie oorlogen gevoerd die zijngeëindigd in een patstelling die tot op de dag van van-daag voortduurt. Boze tongen beweren dat de Indiase

China is bevreesd voor India. Het meentdat India deel uitmaakt van eenAmerikaans plan om China te

omsingelen

China, het land met de hoogste groeicijfers ter wereld.

marineblad | juli 2011

9

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:10 Pagina 9

Page 10: Marineblad Juli 2011

TOEKOMST MARINE10

krijgsmacht niet erg goed is georganiseerd. Bij een militai-re confrontatie zou China zeker winnen.En toch is China bevreesd voor India. Peking meent datIndia deel uitmaakt van een Amerikaans plan om Chinate omsingelen. De civiele nucleaire samenwerking tussende Verenigde Staten en India wordt in China dan ook metargusogen bekeken.Ook zijn de Chinezen bang dat hun groeitempo zalafzwakken terwijl India nog jarenlang hard zal blijvengroeien. Moet het land wel lijdzaam afwachten totdatIndia een sterkere krijgsmacht heeft? En er is voldoendeconflictstof. Grensconflicten die maar niet worden opge-lost en de kwestie Tibet. China betreurt het dat India dedalai lama gastvrijheid verschaft.Welbeschouwd kan India op de lange termijn alleenChina in bedwang houden als het Peking en Washingtontegen elkaar weet uit te spelen. Dat brengt ons bij China.

Wat drijft de Chinezen?Het land met de hoogste groeicijfers ter wereld, in hetbezit van een flink deel van de Amerikaanse schuldpapie-ren, uitvoerder van een agressieve economische politiekmede gebaseerd op een bijna monopoliepositie in rareearth material en hevig investerend in de eigen krijgs-macht en vloot. Wat drijft de Chinezen?

Henry Kissinger, oud-minister van Buitenlandse Zakenvan de VS, heeft net een werkelijk schitterend boek gepu-bliceerd over China met de titel On China. In dit boekhaalt hij hetzelfde niveau als zijn meesterwerk Diplomacy.

Zoals u weet is niemand zo thuis in de finesses van hetedele spel van het machtsevenwicht als Kissinger.Chinezen zijn er ook een meester in.In het Amerikaanse denken speelt het exceptionalismeeen grote rol. De City on the hill kent universele waardendie het waard zijn om uitgedragen te worden.Mensenrechten en democratie spelen een cruciale rol. Inhet Chinese denken zijn die waarden afwezig. Chinavoert een balance of power-politiek die de lange termijnbelangen van het land moet dienen. Kissinger merkt op dat het niet zoveel zin heeft om deChinezen aan te spreken op hun schending van mensen-rechten. Ze willen het niet horen en het zit een balance ofpower-deal ook in de weg. Wat Kissinger wil is samen-werking tussen China en de VS in het gebied dat looptvan Afrika naar de Pacific. Het Westen moet daaromrekening houden met de veiligheidsbelangen van China.Hij hoopt dat het zonder oorlog kan, maar gerust is hijdaar niet op.

Wat zijn nu de belangen van China? China wil natuurlijkTaiwan. Het wil ook een kanaal graven door Thailandzodat het niet meer afhankelijk is van de Straat vanMalakka met zijn piraterij. China wil voorts zijn aanvoervan grondstoffen en voedsel veilig stellen. Om die redeninvesteert het enorm in de eigen marine. China heeftgenoeg geld om dat te blijven doen aangezien het overenorme dollarvoorraden beschikt. Het machtsevenwichtin de wereld is dus fundamenteel gewijzigd.

In het hele gebied tussen Oost-Afrika en Indonesië zal de vrije vaart belang hebben bij bestrijding van piraterij.

De Terugkeer van de Geschiedenis

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 10

Page 11: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

11

Kissinger vreest een Koude Oorlog met China.Samenwerking met China acht hij essentieel voor de sta-biliteit en vrede in de wereld. Lukt dat niet dan zal er eengeneratie lang geen vooruitgang worden geboekt en debinnenlandse politiek in elke regio worden bezwaard.Dat is onwenselijk omdat mondiale problemen als nu-cleaire proliferatie, energieveiligheid, klimaatveranderingen geglobaliseerd terrorisme eenvoudigweg samenwer-king vereisen. Kissinger vindt het dus onverstandig om op mensenrech-ten in China te blijven hameren omdat het uiteindelijk destabiliteit in de wereld zal ondermijnen. Hij stelt eigenlijkeen soort Pacific community voor vergelijkbaar met deons zo bekende Atlantische samenwerking.

Gevolgen van opkomst China en India voorhet Westen1. Wij zullen moeten leren dat de opkomst van China de

effectiviteit van ons mensenrechtenbeleid zal ondergra-ven. Dat geldt zowel voor ons buitenlandse beleid metderden – zij kunnen namelijk geld van de Chinezenkrijgen zonder morele strings attached – als voor onzepolitiek ten aanzien van China.

2. De defensiebezuinigingen in het Westen komen welheel slecht uit nu China en India hun defensie-uitgavenzo opvoeren. De financiële crisis zal ons nog lang par-ten spelen maar de onveiligheid in de wereld wordtdaar niet minder van. Het blijft dus noodzaak om deinstabiliteit in de huidige wereld te benadrukken enonze defensie niet te verwaarlozen.

3. Die overweging wint nog aan belang indien men zichrealiseert dat Europa maar ook de VS afhankelijk blij-ven van grondstoffenaanvoer. Natuurlijk kunnen wijgas uit ondergrondse lagen van leisteen en steenkoolgaan winnen waardoor wij minder afhankelijk wordenvan olie maar dan nog blijft er op de middellange ter-mijn een afhankelijkheid van olie, uranium en anderegrondstoffen bestaan. Met andere woorden net zoalsChina zal het Westen de beschikking moeten hebbenover een vloot die de aanvoer van grondstoffenbeschermd.

4. Die noodzaak wordt nog urgenter door het fenomeenpiraterij. In het hele gebied tussen Oost-Afrika enIndonesië zal de vrije vaart belang hebben bij bestrij-ding van piraterij. In Somalië ligt de werkelijke oplos-sing op het land, of we het leuk vinden of niet. Datbetekent dat er een verdere integratie van Defensie enOntwikkelingssamenwerking (OS) cruciaal blijft en datwij ons zullen moeten blijven voorbereiden op buiten-gewoon lastige Drie D-missies. Meer kennisverwervingop dit terrein is essentieel. De lessen die we inAfghanistan hebben opgedaan zijn daarbij zeer nuttig.Doortastend optreden is belangrijk en dat vereist eenpublieke opinie die dat steunt. We zullen ook minderillusies moeten koesteren op het terrein van democrati-sering. Evenwicht tussen de stammen en beter bestuurzijn al heel wat. Ook dat moet uitgelegd worden aankiezers.

5. De Europese defensiebezuinigingen zijn niet mals en erkomt nog veel meer aan. Het Verenigd Koninkrijk zit in

grote financiële problemen en voor Frankrijk geldt het-zelfde. In dit nieuwe speelveld krijgt Europese samen-werking misschien meer kans. De VS zal veel meerzaken aan ons overlaten. Helaas bezuinigen deEuropese landen op hetzelfde type materieel: gevechts-vliegtuigen, zware artillerie, pantsers en anti-tankmateriaal. Niemand vertrouwt de ander. Op een ofandere manier zullen we meer gezamenlijk moetendoen.

6. Ik denk dat het van het grootste belang is dat wij blij-ven werken aan een draagvlak bij de bevolking voor dekrijgsmacht. Het zou heel goed zijn als bekendeNederlanders als ambassadeurs gaan optreden. Wemoeten voortdurend blijven uitleggen dat de wereldom ons heen steeds instabieler wordt en een sterkedefensie vereist.

7. In deze tijden van financiële schaarste en hervormingvan ons OS-beleid, blijft er alle reden om ontwikke-lingshulpgelden ook in te zetten voor militaire taken.Het CDA moet nu eindelijk eens begrijpen dat ontwik-keling in de eerste plaats veiligheid veronderstelt. Erzou dus binnen de heilige norm van 0,7% echt ook geldmoeten worden overgeheveld naar de krijgsmacht. Hetkan ook heel goed omdat een effectief OS-beleid ookminder geld kost. Gelukkig dringt dat besef steeds ver-der door.

ConclusieDe defensiebezuinigingen zijn niet ingegeven door veilig-heidsoverwegingen maar door de financiële crisis. Dat isbegrijpelijk maar lost ons veiligheidsprobleem niet op.Wij zullen voortdurend moeten blijven uitleggen aan hetgrote publiek dat de wereld om ons heen steeds instabie-ler wordt en dat het daarom geen pas geeft om op dekrijgsmacht te bezuinigen. De wereld is geen groterNederland. De buitenlandse politiek van China heeftgeen boodschap aan mensenrechten. We gaan terug naar de multipolaire 19e eeuw waarin sta-ten geen vrienden hebben maar alleen belangen. In eendergelijke wereld heeft veiligheid een morele dimensie.Zonder een sterke krijgsmacht zullen wij namelijk nietoverleven. Alleen als wij die boodschap tussen de orenkrijgen kan de relatieve neergang van het Westen wordengestopt.

Drs. A.J. Boekestijn (voormalig VVD-Kamerlid) is indeeltijd verbonden aan de afdeling Geschiedenis vande Internationale Betrekkingen van de UniversiteitUtrecht en vaste columnist bij weekblad Elsevier. Ookschrijft hij geregeld voor de NRC en Volkskrant en ishij commentator bij het WNL-programma‘Ochtendspits’.

Noten1 Dit artikel is een bewerking van de lezing die drs. A.J.

Boekestijn heeft gehouden voor het symposium ‘De toekomsti-ge Koninklijke Marine na de Beleidsbrief’, tijdens de AlgemeneVergadering van de KVMO op 25 mei 2011.

2 Frans politiek filosoof, historicus en staatsman uit de 19e eeuw.3 Jingoïsme is een vorm van overdreven patriottisme en is enigs-

zins vergelijkbaar met het in Nederland gebruikte woord chau-vinisme.

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 11

Page 12: Marineblad Juli 2011

TOEKOMST MARINE12

State én human security:

De NederlandseMarine in de 21e eeuw

Een artikel schrijven over de toekomst van de Marine of, specifieker, het Commando

Zeestrijdkrachten in het kader van de huidige bezuinigingen is een bijzondere uitdaging. Men

probeert dan namelijk de toekomst te voorspellen en dat is in een complexe wereld best wel

moeilijk, omdat vaak meer dan één oorzaak ten grondslag ligt aan een mogelijk toekomstig

veiligheidsprobleem. Met andere woorden: de wereld is niet onveiliger geworden, maar wel

moeilijker voorspelbaar. 1

Toch wil ik in het vervolgenkele punten noemen, dieniet zo vaak aan de ordekomen maar die zowel vei-ligheidsproblemen kunnenzijn als ook kansen kunnenbieden voor de inzet van hetCZSK.Een waarschuwing is op zijnplaats: waarin ik met demeeste veiligheidsexpertsvan mening verschil is dat ik

niet geloof dat in de wereld alles kommer en kwel is enwe alles alleen maar met het streven naar macht kunnenverklaren. Macht is een belangrijk concept om enkelegebeurtenissen in de wereld te kunnen verklaren, maarwe schieten tekort als we proberen alles hiermee te ver-klaren. Bovendien is het zeer de vraag of een veiligheids-analyse enkel en alleen op staten en hun onderlinge rela-ties moet zijn gericht.

VeiligheidsanalyseBinnen het academisch en beleidsdebat lost men dit opdoor zowel state als human security bij de analyse tebetrekken. In het eerste geval, de staatsveiligheidsbena-dering, aanvaardt men dat veiligheidsbedreigingen alleenvoor staten gelden en dat zij meestal van staten uitgaan.Het is een theoretische benadering, die tijdens de KoudeOorlog opkwam en die gebaseerd is op een analyse vande machts- en evenwichtspolitiek van de 19e eeuw. Hetprobleem is echter dat deze benadering ook toen, tijdensde Koude Oorlog, weinig kon verklaren.

Helemaal tekort schoot zij na de Koude Oorlog.Conflicten en problemen die door de tegenstelling van de

machtsblokken aan het oog waren onttrokken, kwamensoms sneller naar boven drijven dan het Westen lief was.Hiertoe horen genocide, milieuvervuiling en haar gevolgen voor de veiligheid, maar ook internationaal terrorisme. Vooral dit laatste stelt het Westen sinds meerdan een decennium voor uitdagingen. Het grote pro-bleem hierbij is, dat de meeste beleidsmakers deze nieu-we uitdagingen maar beperkt kunnen verklaren met eenveiligheidsbegrip, dat puur op staten is gebaseerd. Menprobeerde het nog door het begrip state sponsored terrorismte introduceren: van groepen alleen kan geen dreiginguitgaan, daar moet een staat achter staan – vandaar datmen tegen Afghanistan en ook Irak ten strijde trok.

Tegelijkertijd groeide de aandacht voor de menselijkekant van veiligheid (human security). Beslissend was hier-bij de gedachte, dat de bedreiging van het individu weldegelijk een bedreiging voor de staat betekent. Bovendienkan men zich afvragen welk nut een staatscentrischezienswijze heeft als veel problemen in de wereld vanactoren uitgaan die in, of vanuit, gebieden actief zijn diemaar moeilijk als staat kunnen worden omschreven.

In dit artikel komen zowel de staats- als de menselijkeveiligheidsbenaderingen aan bod. Niet als tegenstelling,maar als aanvulling op elkaar. Soms gaat een probleemnamelijk van staten uit en soms overstijgt een probleemons staatscentristisch denken.

Als voorbeelden hanteer ik de onlusten in Noord-Afrikaen de dreiging van opkomende machten als China. Totslot komen exemplarisch enkele mogelijke taken voor hetCZSK aan bod, die voortvloeien uit dreigingen die nietper se van buitenaf door andere staten aan ons wordenopgedrongen.

Dr. J.E. Noll

(foto L. van der Biessen)

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 12

Page 13: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

13

‘Arabische lente’ brengt juist stabiliteitDe onlusten en soms succesvolle omwentelingen inNoord-Afrika schudden sterk aan de rotsvaste overtui-ging van menig veiligheidsexpert dat van deze landenalleen maar stabiliteit kan uitgaan als de mensen aldaarmet harde hand worden geregeerd. Dat, en economischebelangen, hebben in het verleden ertoe geleid dat hetWesten dictatoriale regimes heeft gesteund. Toen de

meeste Noord-Afrikaanse dictatoren onder druk kwamente staan of zelfs werden afgezet, was het eerste reflex inhet Westen dat dit tot instabiliteit zou leiden.Ondertussen is het Westen ervan overtuigd dat de bevol-kingen van de Arabische wereld moeten wordengesteund in hun streven.

Zo zei de minister van Buitenlandse Zaken, UriRosenthal, tijdens zijn toespraak op de KoninklijkMilitaire Academie op 24 mei jl.: ‘We moeten natuurlijkde Arabische regio ondersteunen bij het bewerkstelligenvan vrijheid, democratie en mensenrechten. Maar wemoeten ook meewerken aan hun, en daarmee onze, wel-vaart. En dat met concrete maatregelen: … Betere toe-komstperspectieven zijn een belangrijke voorwaarde voorblijvende stabiliteit.’ Eind mei bevestigde de G8 top in Deauville dit. Menheeft besloten om ca. 28 miljard euro ter beschikking testellen voor de ontwikkeling van de regio.

Er zijn twee redenen waarom dit de juiste gedachte enhet juiste signaal is. Ten eerste voeren democratische lan-den daadwerkelijk minder of zelfs geen oorlog tegenelkaar. Alles wat ertoe kan bijdragen dat de Arabischewereld democratisch en welvarend wordt draagt dusrechtstreeks bij aan de veiligheid van het Westen. Dit aca-demisch debat, te herleiden tot de gedachten van deDuitse filosoof Kant, drong via het Amerikaanse neocon-servatisme in het begin van de jaren 2000 door in debeleidswereld. Er was echter geen noodzaak tot ingrijpenof steun, zolang het in de Arabische wereld rustig bleef. Ten tweede is het huidige democratiseringsproces een

perfect wapen tegen het terrorisme in de regio. De onder-drukking van het volk was een voedingsbodem voorradicale stromingen. Hoewel we her en der onlusten engevechten tussen moslims en christenen zien, valt wel opdat er geen Amerikaanse of Israëlische vlaggen tijdens deonlusten zijn verbrand. Een positief signaal, ook richtinghet Westen, en gelukkig ziet men dit ondertussen ook inhet Westen.

Het voorbeeld ‘Arabische lente’ laat zien dat zowel destaats- als menselijke kant van veiligheid steeds meer vaninvloed zijn op beleid. Het bewust schenden van staats-soevereiniteit omwille van het beschermen van de bevol-king in Libië wordt gerechtvaardigd met de responsibilityto protect. Tegelijkertijd steunt men Egypte en Tunesië, enlater waarschijnlijk ook andere staten, omdat men wilvoorkomen dat deze staten uit elkaar vallen. Staten blij-ven namelijk belangrijke actoren in de wereld.

China: bedreiging of kans? Dan de opkomende machten India en China. Vooral ditlaatste land wordt te pas en te onpas aangehaald om opde noodzaak van een sterke defensie te wijzen. Met eengemiddelde groei van 10% zou China niet alleen eenmachtige staat worden maar zouden ook de verdelings-problemen van schaarse goederen, als olie en voedsel,alleen maar toenemen. Dit klopt, mits men ervan uitgaatdat the sky the limit is en dat groei altijd lineair is. Zelden hoort men in de media of erbuiten echter datzowel binnenlandse factoren als de aard van de Chineseeconomie tot twijfels kunnen leiden over de voortgangvan deze schijnbaar ongebreidelde groei.Door de economische groei, maar ook de globaliseringdie eveneens in China toeslaat, verandert de Chinesemaatschappij in rap tempo. Dit heeft consequenties, dieop dit moment nog moeilijk overzien kunnen worden. DeChinese overheid is er zichzelf erg van bewust dat desteeds verder groeiende kloof tussen arm en rijk tot mas-sale problemen zal leiden. Anders hadden de Chinese lei-ders er niet herhaaldelijk op aangedrongen dat dit eenvan hun topprioriteiten is. Vooralsnog blijft China dekoers varen die door Deng Xiaoping 1979 werd ingezet:(kapitalistische) groei en socialisme en het openstellenvan China richting het Westen. Te grote verschillen tussenarm en rijk passen daar dus niet bij.Daarnaast bestaat er een ander, maatschappelijk-cultu-reel, probleem dat de Chinese economische expansieserieus bedreigt: corruptie. Bij een succesvolle economiepast niet de mate van corruptie en willekeur die men inChina aantreft. In een artikel van Carnegie Endowmentuit 2007 schat Minxin Pei dat de directe kosten van cor-ruptie in China kunnen oplopen tot $ 86 miljard. Tevenswijst zij erop dat de indirecte kosten niet in te schattenzijn. Tot deze kosten horen onder andere het verlies vanefficiency, schade aan de volksgezondheid en het draagtbij tot een instabiele maatschappij.

Tot slot moet men ook de economie zelf en haar financië-le structuren bekijken, wil men tot een goede voorspel-ling over China’s invloed in de wereld komen. Uiteraard

Tijdens de G8 top in Deauville van eind mei is besloten om 28 miljardeuro ter beschikking te stellen voor de ontwikkeling van de Noord-Afrikaanse regio. (foto www.dalje.com)

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 13

Page 14: Marineblad Juli 2011

heeft China de laatste jaren enorme reserves in vreemdevaluta kunnen opbouwen, maar als men nagaat dat degeschatte 60-70% in US $ is, dan hoeft men geen econoomte zijn om te begrijpen dat er eerder sprake is van weder-zijdse afhankelijkheid dan eenzijdige machtsverhoudin-

gen. Schulden en reserves kunnen de Amerikanen binnenluttele momenten terugbetalen dan wel waardeloosmaken, door meer dollars in de markt te pompen. Eennaïeve gedachte? De aflopen drie jaar hebben de VS inhet kader van de financiële crisis heel veel fiscale maatre-gelen genomen, die zelfs deze gedachte toelaten.

En dan hebben we het nog niet eens over de groeiendeinflatie in China. De geldhoeveelheid in dit land is zogroot, dat een serieuze inflatie dreigt. Daarnaast beginnende Chinezen zelf steeds meer producten te kopen uitandere landen, met als gevolg dat in het voorjaar van2011 de importen de exporten voorbijstreefden.

Wat nog interessanter is, is natuurlijk de structuur van deeconomie zelf. Onbetwistbaar is China een groot produ-cent van goederen die voor Westerse economieën enmaatschappijen van groot belang zijn en die al dan nietdoor medewerking van Westerse bedrijven geproduceerdworden. Neem antibiotica, computers en auto’s als voor-beeld. Maar daarnaast produceert China een hoop ramsj.En hier komt het Commando Zeestrijdkrachten in hetspel.

Dilemma’s bij maritiem optredenEen van de grootste opstekers voor de marine van deafgelopen jaren zijn de operaties Ocean Shield van de

NAVO en Atalanta van de EU.Gezamenlijk met de bondgenotentrekt men ten strijde tegen depiraterij bij de Hoorn van Afrikaen ondertussen zelfs tot aan dewateren van India. Dit levert nietalleen prestige op, maar boven-dien mooie plaatjes. Iedereendenkt hier waarschijnlijk nog voltrots aan de mariniers terug dieop de containers van een schiplandden om schip en bemanning

uit handen van de piraten te bevrijden. De vraag die wei-nig mensen stelden is, wat er nou eigenlijk in die contai-ners zat.Dat olie, voedsel en medicijnen voor ons van strategischedan wel levensbelang zijn, betwist niemand. Maar moe-ten wij daadwerkelijk met man en macht optreden om degoederenstroom van ramsjproducten veilig te stellen?Producten die voor minder dan 1 euro zijn geproduceerd– vaak gemaakt van de schaarse aardolie – en in onzewinkels voor 5 euro worden verkocht. Moet een marineer trots op zijn, dat zij veiligstelt dat onze winkels en hui-zen en zolders uitpuilen van plastic rommel en plastictuinkabouters ‘Made in China’?

Natuurlijk is dit overdreven, maar de kern van dezeboodschap is tweeërlei: men moet piraterij op landbestrijden en aan de toekomstige veiligheidsproblemendragen we zelf bij en niet per se China alleen.

Comprehensive Approach tegen piraterijTen eerste moet men zich afvragen of het OperationeelCommando Zeestrijdkrachten of welk ander operationeelkrijgsmachtsdeel dan ook zijn legitimatie wil ontlenenaan incidentele acties voor de bühne. Let wel, natuurlijkheeft de missie Atalanta een diepere waarde, namelijk hetveiligstellen van de vrijheid van goederen en verkeer opzee. Een evident beginsel binnen het internationaal recht.De vraag is echter of wij met de huidige manier van pira-terijbestrijding de symptomen bestrijden of de oorzaken.Het eerste lijkt het geval: ook al vaart de internationalegemeenschap met 40 fregatten voor de kust van Somalië,er komen steeds meer piraten bij.

Als we het laatste willen doen, het bestrijden van de oor-zaken, dan moeten we ook ervoor zorgen dat de mensenaan wal ervan weerhouden worden om door te gaan metpiraterij. Of wij dit nu doen in het hoge geweldspectrum,dan wel door een comprehensive approach aan land, waarbijde nadruk op ontwikkeling moet komen te staan: inbeide gevallen is er een belangrijke taak voor de marineweggelegd: als vervoerder van hulpgoederen, troepen,maar uiteraard ook als een wapen voor als men rook,vuur en geknal nodig mocht hebben.

Interdependentie Het tweede punt dat dit artikel wil aanroeren zijn de eer-der genoemde Chinese ramsjproducten. Het ziet er voor-lopig naar uit dat ook de stroom aan consumptiegoede-ren blijft groeien en wel uit landen en regio’s die hetWesten met zijn eigen economisch gedrag groter en sterker maakt. Met andere woorden: anders dan tijdensde Koude Oorlog, waar na de Tweede Wereldoorlog dewereld met twee machtsblokken zat opgescheept, creëerthet Westen vandaag de dag veel van de veiligheidspro-blemen in de wereld zelf.

En hierdoor ontstaan enkele groeiende veiligheidsrisico’svoor de toekomst, die om een duidelijke militaire, maarvooral maritieme component bij de bestrijding of zelfsoplossing vragen.

de opkomst van China wordt te pas en te onpas aangehaald om

op de noodzaak van een sterke defensie te wijzen

‘Dat olie, voedsel en medicijnen voor onsvan strategische dan wel levensbelangzijn, betwist niemand. Maar moeten wijdaadwerkelijk met man en macht optre-den om de goederenstroom van ramsj-producten, zoals plastic tuinkabouters,veilig te stellen?’

TOEKOMST MARINE14 De Nederlandse Marine in de 21e eeuw

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 14

Page 15: Marineblad Juli 2011

De vraag is echter of Europa de wil dan wel het vermo-gen heeft om aan dit spel mee te doen, mocht het ommaritiem optreden in het hoge geweldspectrum gaantegen een symmetrische tegenstander. Europa heeft waar-schijnlijk noch de capaciteiten noch de wil om met degrote jongens echt oorlog te voeren. Maar: moet Europahet willen en vooral: komt het überhaupt zover?

Om terug te keren naar de Chinese dreiging, er bestaantal van publicaties die op de enorme omvang van deChinese inspanningen met betrekking tot haar militairecapaciteiten wijzen. En de getallen zijn indrukwekkend,uiteraard. Er zijn echter enkele punten of vragen die menhierbij niet uit het oog mag verliezen, als men hieruit wilafleiden wat de Chinezen van plan zijn:

Waarom doet China dit? Wil het land op ooghoogtekomen met de VS of de VS voorbijstreven? Als de analyseis dat China zelfs sterker wil worden dan de VS, wat ishiervan de reden? Een begrip binnen de Internationalebetrekkingen is hier van belang: het veiligheidsdilemma.Het veiligheidsdilemma bestaat uit het dilemma vaninterpretatie en vervolgens uit het dilemma van ant-woord. Waarom doet een land wat het doet? Wil het meaanvallen of wil het zichzelf verdedigen? Wil het puurindruk maken of wil het daadwerkelijk iets met dewapens doen? En zo ja, is dat tegen mij gericht?Mocht men dan eindelijk dit dilemma van interpretatiehebben opgelost, dan moet men vervolgens bedenken,hoe te reageren. Het Westen heeft op dit moment nogsteeds niet het eerste dilemma opgelost, en toch probeertmen al met de oplossing voor het tweede dilemma, hetdilemma van antwoord, te komen: meer wapens, tegenre-actie.

Dit artikel pretendeert niet het eerste dilemma, dat vaninterpretatie, op te lossen, maar wil ertoe bijdragen dat de

oplossing anders kan uitvallen dan menin eerste instantie zou denken. Het tover-woord in deze luidt: interdependentie.China, alle andere opkomende groot-machten, de VS en Europa zijn vandaagde dag veel te sterk wederzijds van elkaarafhankelijk als dat een (militair) conflictvoor wie dan ook enig voordeel brengt,strategisch of economisch. Globalisatie,binnen Europese landen de laatste tijd alsbedreiging gezien, biedt ook enorme kan-sen: het leidt tot wederzijdse afhankelijk-heden op tal van terreinen, zodat eengroot conflict tussen de verschillendepartners onwaarschijnlijker wordt.Bovendien moet men bij het oplossen vanhet veiligheidsdilemma ook naar deChinese cultuur en maatschappij kijken.

Die kunnen vaak meer vertellen over een land dan dui-zend wapens.

De toekomstige rol van CZSKAls China of welke andere opkomende macht dan ookniet de grootste zorg is, dan is het belangrijk om te kijkenwat voor dreigingen men wel kan verwachten en hoemen deze met bestaande middelen tegemoet treedt. Endaar gaat het om: welke mondiale taken zijn voor hetCommando Zeestrijdkrachten weggelegd die met debestaande middelen dan wel met de middelen die menredelijkerwijs in de toekomst kan verwachten kunnenworden uitgevoerd?

Ten eerste kan en moet de Marine worden ingezet voorhet verdelen van de zogenaamde schaarse goederen, metname voedsel. Het is een mythe dat er te weinig voedselop aarde is en dat dit bij een wereldbevolking van 9 mil-jard in 2050 nog erger wordt. Op dit moment is er reedsvoedsel voor 9 miljard mensen op aarde. Het probleemzit hem meer in de ongelijke verdeling: het zit gewoon opde verkeerde plek met als gevolg, dat in de Westersewereld nog steeds veel overproductie vernietigd wordt.En daar horen nog niet eens de producten bij die hetWesten dagelijks uit de koelkast haalt omdat ze over dehoudbaarheidsdatum zijn. Schattingen gaan ervan uit dathet Westen 20-30% van het geproduceerde voedsel ver-nietigt.

Daarnaast zijn de armste regio’s van de wereld vooraldaarom arm, omdat er gewoonweg niet voldoende voed-sel groeit, of kan groeien, vanwege droogte of de dwangtot export van producten naar andere werelddelen.Hiertoe behoren koffie, cacao, bananen, maar ook soja,dat nodig is in de Westerse vleesindustrie. De Marine kan er heel goed voor zorgen dat de verdelingvan schaarse goederen veiliggesteld kan worden.Bijvoorbeeld door er voor te zorgen dat voedsel op dieplekken terecht komt waar het nodig is. Een voorbeeld ishet World Food Program, waar het CommandoZeestrijdkrachten al actief is. Bovendien is het helemaal niet zo een gekke gedachte om

Een toekomstige rol van de Marine kan en moet zijn de inzet voor hetverdelen van de zogenaamde schaarse goederen, met name voedsel.Dit doet ze al in het kader van het World Food Program. Op foto:Hr.Ms. De Ruyter in de haven van de Keniaanse stad Mombasa, tij-dens operatie Atalanta, 2008.

marineblad | juli 2011

15

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 15

Page 16: Marineblad Juli 2011

TOEKOMST MARINE16

op den duur de Marine in te zetten om de toenemendeoverbevissing tegen te gaan. Dat Nederland en onzebondgenoten hier met name zelf voor verantwoordelijkzijn is een complicerende factor. Dit neemt niet weg dat,wil de Nederlander ook in de toekomst een lekkerbekjeeten dat niet gemaakt is van saaie kweekvissen, eropmoet worden toegezien dat deze lekkerbekjes ook kun-nen blijven groeien. Zonder gekheid: de meeste soortenop aarde leven in het water en de bescherming van dezee – ook en in het bijzonder onder de oppervlakte – kaneen belangrijke taak voor het CZSK zijn.

Wie minder in deze altruïstische tak van de wereld zitkomt allicht bij het tweede punt aan zijn trekken. Hoemen het ook wendt of keert, de zeespiegel blijft stijgen.Bedenkt men hierbij dat 90% van de wereldbevolking ineen strook van 100 km van de kust of belangrijke water-

wegen leeft, dan betekent dit dat deze mensen vroeger oflater natte voeten of erger krijgen. Natuurlijk, tegen eenTsunami kan men weinig doen, behalve de bevolkingverplaatsen naar hogere regio’s; een optie die de Japanseregering op dit moment serieus bekijkt.

Ook het bouwen van dijken is niet altijd de oplossing.Alleen al in Nederland zijn de geschatte kosten voor hetverhogen van de dijken 50 miljard en bovendien is ditvraagstuk óók ideologisch zwaar betwist. Maar landenals Bangladesh of de Malediven hebben niet eens de keusom dijken te bouwen, omdat of de grond te zacht is, of dekust te lang. Tot de gevolgen van deze waterstijginghoren afname landoppervlak, verdringing van schaarselandbouwgronden, groeiende migratiestromen en conflic-ten en daarmee nieuwe uitdagingen voor de marine.Vaak zal het CZSK de enige zijn die bepaalde gebiedenkan bereiken om er humanitair of militair op te treden.

Ten derde is en blijft de Marine nodig in de gebiedenwaar veel grondstoffen zijn en die de wereld gezamenlijkdient te exploiteren. Uiteraard zijn de onderzeeërs ookaan deze bezuinigingsdans ontsprongen. We hebben zenamelijk niet alleen nodig tegen piraterij, maar ook bij derace rond de polen. Een F 16 of zijn beoogde opvolger zalvoorlopig nog niet in staat zijn de Nederlandse vlag op4000 meter onder zeeniveau en onder het ijs te planten.De vraag is ook of men dit moet willen. Veeleer moetenwe met alle landen goede afspraken maken over het aldan niet gezamenlijk exploiteren van de grondstoffen enmoeten we ervoor zorgen dat de afspraken worden nage-leefd. En daarvoor hebben we de Marine nodig.Er kunnen nog eindeloos voorbeelden worden aange-haald. Joris Voorhoeve heeft dit uitgebreid gedaan in zijnrecente boek Negen Plagen Tegelijk. De intentie van zijnboek maar ook van dit artikel is, degenen die bij veilig-

heid in brede zin betrokken zijn even op enkele anderepunten te wijzen dan wat we over het algemeen willenhoren. Waar dit artikel voornamelijk op wil wijzen is datvoor de oplossingen van veel veiligheidsproblemen geza-menlijk optreden – niet alleen binnen het bondgenoot-schap, maar ook en in het bijzonder met de opkomendegrootmachten – van levensbelang is. En hierbij is duidelijk de Marine bij nodig, niet alleen inhet hoge geweldsspectrum. Sterker nog: de Marine is bijuitstek geschikt voor brede internationale samenwerking.Dat hoort bij haar traditie, haar cultuur en ze laat hetdagelijks zijn tijdens diverse NAVO- en EU-oefeningen enoperaties, maar ook in de samenwerking met tal vanandere landen. De uiteindelijke consequenties van de huidige bezuini-gingen zijn op dit moment nog niet te overzien. Wat welduidelijk is, is dat de middelen die het CZSK houdt hardnodig en zeer geschikt zijn om tal van echt belangrijkeveiligheidsproblemen tegemoet te treden. In het bijzon-der Hr.Ms. Johan de Witt, maar ook al die hoog gekwali-ficeerde mensen die zij overal ter wereld kan brengen endie over een breed spectrum kunnen bijdragen aan eenveiligere en voorspelbare wereld.

Dr. J.E. (Jörg) Noll is universitair hoofddocentInternationale Veiligheidsstudies bij de sectieInternationale Veiligheidsstudies aan de NederlandseDefensie Academie.

Noot1 Dit artikel is een bewerking van de lezing die dr. Noll heeft

gehouden voor het symposium ‘De toekomstige KoninklijkeMarine na de Beleidsbrief’, tijdens de Algemene Vergaderingvan de KVMO op 25 mei jl..

De auteur werd voor het artikel geïnspireerd door de HDV07-thesis van Majoor Maarten Wielenga. Toespraak en artikelwaren niet tot stand gekomen zonder het waardevolle com-mentaar van LKOLMARNS bd. Dick Bosch, LTZ 2 OC Roy deRuyter en KTZ Niels Woudstra.

We hebben onderzeeboten niet alleen nodig tegen piraterij, maar ookbij de race rond de polen.

vaak zal het CZSK de enige zijn diebepaalde gebieden kan bereiken om er

humanitair of militair op te treden

De Nederlandse Marine in de 21e eeuw

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 16

Page 17: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

Het meest verrassende aan de afscheidstoespraak van Gates op 10 juni was misschien zijn openingszin:‘Thank you, Mr. Secretary General, Jaap, for that kind introduction’. Ik was er niet bij, maar waarom werdJaap daar aangesproken? Jaap is in elk geval niet de voornaam van Fog Rasmussen, want die heet , heeltreffend, Anders.

Een paar jaar geleden mocht Jaap zich ook door Bob aangesproken voelen. Nederland sloofde zich enormuit in Afghanistan maar ons land kreeg toch de wind van voren. De toen nog onder Bush jr. dienendeGates fulmineerde in het Amerikaanse Congres dat de NAVO-bondgenoten het lelijk lieten afweten inAfghanistan en dat zijn geduld op was. Wij fence sitters hoefden er niet op te rekenen dat VS weer een blikmariniers zouden opentrekken om er voor de zoveelste keer kastanjes uit het vuur te halen. Begin 2008deed hij het nog eens dunnetjes over. De bondgenoten hadden niets begrepen van counter insurgency war-fare, brieste hij. Sommige landen deden helemààl niets, maar ook Nederland – klein land maar tenminstenog bereid om in Uruzgan de handen uit de mouwen te steken zou je zeggen - kreeg ervan langs.‘Without sufficient numbers on the ground, the Dutch troops, for example, tend to use their artillery andthis causes deaths among the civilian population’, was zijn kritiek. Uit de pers in die tijd teken ik op datEimert van Middelkoop verontwaardigd was en uitleg van de Amerikaanse ambassadeur verlangde. Dat gebeurde allemaal in de aanloop naar de NAVO-top in Boekarest, waar bleek dat Gates zuchtend engrommend toch weer door de pomp was gegaan en drie blikken Amerikaanse mariniers had toegezegd.

Maar een vergeetachtig mens is Gates, die meer dan 40 jaar meedraait in de top vanhet veiligheidscircus, natuurlijk niet. Hij bleef op hetzelfde aambeeld hameren en zouerop terugkomen.In het winternummer van Foreign Affairs 2009 waarschuwde hij weer maar koos eeniets andere benadering. Hoewel hij beschreef hoe sterk de VS militair nog altijd waren(en zouden blijven), voorspelde hij dat een tweede Irak- of Afghanistanoorlogondenkbaar was. De VS mogen dan een marine hebben die sterker is dan de volgen-de 13 ter wereld bij elkaar, waarvan er bovendien 11 van je bondgenoten, zo betoogdehij, ‘forced regime change followed by nation building under fire’ zou ‘anytime soon’niet meer gebeuren.

Bij zijn ‘Beste Jaap’-toespraak op 10 juni wreef hij de tekorten van de NAVO nog extra in. Vrienden moetensoms eerlijk tegen elkaar zijn, zo begon hij. Hoewel Gates erkende dat hij vier jaar geleden, bij zijn aantre-den, niet had verwacht dat de NAVO de strijd in Afghanistan nu nog zou volhouden, blijft het een bescha-mend feit dat een alliantie van 2 miljoen militairen (exclusief de VS) er met moeite 50.000 op de been kanbrengen.

De casus-Libië maakt het nog erger. Hier gaat het om een onomstreden missie met een solide VN-man-daat, waarbij NAVO-grondsoldaten geen enkel gevaar lopen, en nu laat de NAVO het eigenlijk weer afwe-ten. Excuses zijn er niet: Noorwegen en Denemarken leveren het bewijs. Zij leveren 12% van de strike air-craft waarmee bijna een derde van de Libische gronddoelen is gebombardeerd. Zelfs België doet mee,waar Nederland past. Bitter merkt Gates op dat nu nog maar vijf van de 28 NAVO-lidstaten, waaronderGriekenland en Albanië, de 2%-norm defensie-uitgaven halen. En dat de VS, in de Koude Oorlog al goedvoor de helft van de defensiebestedingen van het bondgenootschap, nu zelfs driekwart van de uitgavenvoor hun rekening nemen. Zou het indruk op hem hebben gemaakt dat minister Hillen verzekert dat we er in 2014, als de winkel naverbouwing weer open gaat, weer zullen staan?

bitter merkt Gates op dat nu nog maar 5 van de 28 NAVO-lidstaten,

waaronder Griekenland en Albanië, de 2%-normdefensie-uitgaven halen

Vrienden onder elkaar

Robert Gates is vertrekkend minister van Defensie. Op zijn afscheidstourneedeed hij natuurlijk ook Brussel nog even aan, en nam er de NAVO de maat.Dat was op zichzelf niet zo verrassend, Gates heeft er nooit een geheim vangemaakt dat hij twijfelt aan het nut van het bondgenootschap – ook al vindthij de alliantie nog steeds essentieel voor ‘de veiligheid van het continent’.

17COLUMNProf. dr. J. (Ko) Colijn is defensiespecialist, directeur van ‘Instituut Clingendael’, redacteur van Vrij Nederland en hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 17

Page 18: Marineblad Juli 2011

OPINIE18

Is de Derde WereldooNu Osama Bin Laden dood is, TomTom niet meer ons rijgedrag naar de politie stuurt en Sony diep

door het stof is gegaan over onze creditcards en het spelverlies, kan de gezapigheid weer toeslaan.

Afghanistan is ‘yesterdays war’. Bovendien, wie is er eigenlijk bang voor de Derde Wereldoorlog?

Er is immers niets meer aan de hand. Toch?

KTZ b.d. W. van Straten

De vraag blijft echter of er buiten het gezichtsveld van dejournalistiek bewegingen zijn die het dagelijks nieuwsniet halen maar waar we op termijn toch mee te makenkunnen gaan krijgen. De discussiegroep The Futurist opLinkedIn geeft net zo min als andere trendwatchers eenduidelijk antwoord op de vraag waar we nu eens goedop moeten letten. Daarom de vraag: is de aanloop naarde Derde Wereldoorlog, WW-III, al begonnen?

In dit korte opiniestuk wordt een poging gedaan om tedemonstreren dat de strategie van landen enigszins zicht-baar te maken is. Als je de strategie weet kun je vanzelfzien waar de belangen gaan botsen. Op grond hiervankom ik met enkele conclusies die in de categorie ‘onge-makkelijke waarheid’ vallen.

Strategie: het doel, de weg en de middelenOoit haalde ik een drie bij een professor op Clingendael.Er was geen toelichting, er waren geen rode krassen.Desgevraagd gaf de professor mij te verstaan dat ik alsaxioma in mijn werk had aangenomen dat een regeringhet beste voor heeft met de onderdanen. De professor zeidat die heipaal onder mijn stuk los zand is, want eenregering heeft als prioriteit één: aan de macht blijven. Datde beste methode daartoe is om het volk tevreden te hou-den is iets anders: de zorg voor herverkiezing en deopenbare orde op straat. Dit klinkt behoorlijk cynisch en is vast veel te scherpgeformuleerd. Wat wil een regering dan wel? Op welkemanier bereikt een regime haar doelen? Oftewel: welkegrand strategy heeft een land? Bij het zoeken naar eendefinitie van het woord ‘strategie’ kom je van alles tegen,te beginnen bij speltheorieën en Carl von Clausewitz.Toch is er een gezamenlijke grond: strategie is een combi-natie van doelstelling, de weg daar naar toe en de beno-digde middelen.

Met strategie bedoel ik in deze bijdrage: een combinatievan het doel, plus de weg waarlangs het doel bereiktmoet worden en wat je daarvoor aan instrumenten enhulpmiddelen nodig hebt. Staten doen meestal geheim-zinnig over hun strategie omdat zij vrezen dat een anderestaat het object van die doelstellingen voor hun neus zalwegkapen. Logisch, want kort gezegd: veel staten willenhetzelfde, nl. grondstoffen, energie (olie en gas), lucratie-ve handelsbetrekkingen. Staten vrezen immers een nul-som: mijn winst is jouw verlies en andersom. Om er vervolgens achter te komen wat de strategie van

een land is zou je naar mijn mening moeten je letten opdrie elementen: wat die staat zegt, wat die staat doet enwaar die staat zijn geld aan uit geeft. Als die drie elemen-ten synergie te zien geven mag je er van uitgaan dat jeeen correct beeld hebt. Als die drie uiteen lopen, is hetopletten geblazen want dan zijn er kennelijk strategischedoelstellingen te verbergen.

Herken de strategie van een land: wat een staat zegt, doet en waaraan het zijngeld aan uit geeftWat een staat zegt lees je gewoon in de media. Daar isniets ingewikkelds aan: iedereen heeft er toegang toe.Wat een staat doet is nauwelijks lastiger: gewoon eenpoosje opletten op het dagelijkse nieuws met de analysevan journalisten en de vakliteratuur. Waar een staat zijngeld aan uitgeeft is ook best te doen. Dat vergt het gerui-me tijd volgen van de vakpers en het maken van je eigendatabase (alles is openbaar, maar je moet wel even zoe-ken). Voor dit stuk heb ik twee jaar in de openbare media(voornamelijk de vakpers) de investeringen in marine-schepen bijgehouden die een uitbreiding betekenen vande capaciteit. Omdat marineschepen erg duur zijn ligtaan de aanschaf een zeer bewuste keuze van de regeringten grondslag. Ergo, naval shipbuilding die een uitbreidingvan slagkracht voor dat land oplevert, geeft aan dat er inde strategische doelstellingen iets is veranderd. Het soortte bouwen schepen geeft aan op welke richting die veran-dering duidt. Een strategie die leidt naar power projectionen expeditionair optreden ver van huis leidt tot andereschepen dan wanneer het zou gaan om bijvoorbeeld eenkustwacht, of voor het zorgen voor sea control in eenrandzee. De methode om naar nieuwbouw voor extramaritieme capaciteit voor extra capaciteit te kijken isdaarom een hulpmiddel om een indruk te krijgen van destrategie van staten. Er is een voorbeeld te geven vanwaar die synergie wel bestaat en een voorbeeld waar dieafwezig is. Daartoe volgt een korte alinea over deVerenigde Staten (VS) en over China.

Eerst iets over de VS: de VS zegt de grootste superpower tewillen zijn. De VS heeft relevante militaire doctrines diedaartoe moeten leiden gewoon op Internet gezet. De VStreedt mondiaal zowel solo als in multinationaal verbandop en tot slot worden die woorden en daden gedekt doorde investeringen en uitgaven voor de Amerikaansedefensie die in een openbaar debat in het Capitool te con-troleren zijn. President Barack Obama beëindigde zijn

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 18

Page 19: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

19

oorlog al begonnen?

speech over het aankondigen van de dood van OsamaBin Laden: ‘ … dat Amerika alles kan als we daartoebesluiten’ (NRC, 2 mei 2011). Kortom, er is een eenduidigbeeld te zien in wat de VS zegt, wat de VS doet en waarde VS in investeert. Je mag zeggen dat het je niet aan-staat, maar het is wel degelijk WYSIWYG (what you see iswhat you get).

China Om een voorbeeld te geven waar die synergie afwezig is,iets over China. Van China weten ‘we’ sedert deOlympische Zomerspelen van 2008 opeens veel meer danvroeger. Het Chinese volk heeft door internet, mede inge-geven door de openheid in die periode, het gevoel wat inte halen te hebben: welvaart zoals in de westerse landen.Het Chinese leiderschap, de top van de ChineseCommunistische Partij dus, doet er zoals alle regeringenoveral elders in de wereld alles aan om aan de macht teblijven. Om kort te gaan: geen opstand en het volk diestijging van de welvaart geven die het verlangt. Dit is ookwat het Chinese leiderschap zegt: de stijging van de wel-vaart is prioriteit één.

Ook over de defensie zegt China geheel open te zijn.China zegt dat de defensie gebaseerd is op de twee-eilan-den ringen (zie de foto op deze pagina). Het zou gaan omsea denial in de wateren binnen de eerste ring van eilan-den en dat er geen mondiale aspiraties zijn. Dit is deexpliciet gemaakte strategie, die we geacht worden braafte geloven.Om te bezien wat China doet is al een stuk lastiger.China maakt zijn eigen allianties of gaat gewoon solo.Om te beginnen is de hulp van China aan Afrikaanse lan-den waardevrij. Er komen geen clausules bij over men-senrechten of andere randvoorwaarden. China laat zich

af en toe betalen voor steun bij ontwikkeling. Tegen kost-prijs legt China infrastructuur aan en bindt China hetlokale bestuur aan zich. De Chinese investeringen inAfrika groeiden van 166 miljoen in 2000 naar 1,1 miljardin 2009 (‘China is alleen in Afrika voor China’, door cor-respondent Peter Vermaas in de NRC, 9 december 2010).

‘Nog nooit ben in zo optimistisch geweest. … We staanaan de vooravond van een grote groei’, zegt D. Kaberuka,president van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, in deNRC van 27 november 2010 aan Afrika-correspondentKoert Lindijer in dienst NRC-artikel ‘Chinese lessen hel-pen verloren continent groeien’. Inderdaad: de westersewereld beschouwde Afrika als het verloren continent.China ziet het als de nieuwe bron voor zijn grondstoffenen is al jaren met succes onderweg vaste voet op deAfrikaanse wal te krijgen. In december 2010 nodigde deChinese leider Hu Jintao de Zuid-Afrikaanse presidentJacob Zuma uit om voortaan aanwezig te zijn bij de topvan de BRIC landen (Brazilië, Rusland, India en China);BRIC wordt BRICS (inclusief Zuid-Afrika).Intussen vissen de Chinese vissers in Zuid-Koreaansewateren, is er een conflict met Japan over de onbeteke-nende Senkaku eilanden (althans, onbetekenend totdat erolie gevonden wordt binnen 200 zeemijl). NRC-corres-pondent Oscar Garschagen constateert in zijn artikel‘Wereld draait nu om het Rijk ven het Midden’, in deNRC van 2 januari 2010, dat de Chinese leiders de con-frontatie met de leiders van Europa en Amerika niet lan-ger schuwen.

Om te zien waar China investeert in uitbreidingen vanmarinecapaciteit verwijs ik naar de door mij samengestel-de database van de jaren 2009-2010 op de website van deKVMO, www.kvmo.nl/2011.Let daarbij vooral op de samenstelling van vloot: geschiktvoor indrukwekkende projection of power ver weg vanhuis. Dat heeft niets meer met home waters binnen de tweeeilandringen te maken. Kijk ook naar het gedrag: je zouhet agressieve Chinese gedrag over de Senkaku’s en deSpratleys nog best in de First Island Ring kunnen verkla-ren, maar de forse toename van Chinese invloed in Afrikaal lang niet meer. Conclusie: er is geen synergie tussenwat China zegt, doet en waar het zijn geld in steekt.

Intussen: de trendsAch, u heeft het allemaal al eens eerder gehoord. De kernvan de toekomstvoorspellingen van de trendwatchers isal een tijd hetzelfde. Nog steeds rekent men met eenexplosieve mondiale bevolkingsgroei en in de westersewereld de vergrijzing als een van de kenmerken. In 2040zijn we met 9 miljard en in 2100 met 10 miljard mensen.Nog steeds baart voedselschaarste zorgen: de vis uit deoceanen raakt op en om die groeiende bevolking te voe-

China zegt dat zijn defensie gebaseerd is op de twee-eilanden ringen.(Bron: Presentation dr. You Ji, Future Plans and RequirementsConference, London, May 21, 2009)

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 19

Page 20: Marineblad Juli 2011

OPINIE20

den is er mondiaal een distributie- en transportprobleem.Olie en gas voor de energie raken op. Hoewel al decenniaom een ander soort energie wordt geroepen blijft hetvoorzien in energie een allerminst opgelost probleem. Deramp in Fukushima op 11 maart van dit jaar heeft deanti-kernenergielobby nieuw leven ingeblazen; oplossin-gen liggen ver weg. Nogmaals: dit is geen nieuws. Maarwe gaan heel erg slecht om met toekomstige bedreigin-gen van onze welvaart. Zo praten we al decennia over devergrijzing en het lijkt er nu toch echt van de te komendat we over tien jaar de pensioenleeftijd met een jaar zul-len verhogen. Kennelijk is de druk nog niet hoog genoeg.Zo is het met de trends ook.

De harde gegevens – de databaseZoals ik hierboven al aangaf, op de website van deKVMO staat een uitdraai van de database. Deze databasebestaat uit een opsomming van uitbreidingen van demarine, opgetekend in de periode 2009 en 2010.Nogmaals: het gaat dus niet om vervangingsinvesterin-gen. Natuurlijk is er wat op af te dingen. Om te beginnenstaan rijp en groen door elkaar: aankondigingen, contrac-ten, kielleggingen, afbouw, in dienst stellen. Daarnaastwordt seriebouw in batches van 4 of 5 schepen gemaakt,met tussentijds contractwisselingen. Tenslotte heb ik dezelijst in mijn eentje gemaakt en ik heb vast wel veelgemist: de lijst zou veel (?) uitgebreider moeten zijn. Alleskomt uit open bron en is gewoon op Internet te controle-ren.De kern van de database is dat een groot aantal landenbezig is extra maritieme capaciteit te verwerven. Dit zijnde ‘middelen’ van de grand strategy van landen. Trek zelfje conclusie maar.

WW-IIIBovenstaande leidt tot de volgende gedachte over WW-III. Te beginnen met twee conclusies gebaseerd, op dedatabase:

• China (met als goede tweede India, zie de database) iszich stilletjes maritiem aan het bewapenen om ergensver weg van de thuishavens een militaire operatie te

gaan uitvoeren. China vaart geduldig de vaste koers,laat zich niet beïnvloeden en wordt de mondialesuperpower. Wat het Chinese leiderschap nastreeft isheel erg duidelijk: grondstoffen om de eigen groeien-de bevolking een welvaart te bezorgen om daarmeehet volk tevreden te houden. Daar is niets mis mee.Maar die grondstoffen kun je maar één keer winnen;wie het eerst komt die het eerst maalt. De schepen dieChina (en India) bouwt zijn bedoeld om economischebelangen op grote afstand veilig te stellen;

• Andere landen reageren op grootmachten en elkaar:de perceptie dat marinebouw elders mogelijk tegenjou gericht is dwingt je tot eigen investeringen en danwel asymmetrisch (dus als je een carrier tegenover jeverwacht, bouw je zelf onderzeeboten en raketten).

In tegenstelling tot de Eerste en Tweede Wereldoorloggaat het in de nabije toekomst niet over landjepik. Geenvan de actoren die ik tegenkwam tijdens mijn zoektochtin 2009 en 2010 doet vermoeden dat een komende strijd

gaat over bommen, granaten, veel bloed en te betreurenslagvelden. Nee, het gaat om het bezit of de controle overde noodzakelijke grondstoffen en voedingsbronnen nu deschaarste door de explosieve bevolkingsgroei toeneemt.

Het zou dus best kunnen zijn dat in WW-III nauwelijkseen schot gelost wordt. Sun Zu leerde ons al dat de bestegeneraals nooit ten strijde gaan: coercion, politieke endiplomatieke dwang, economische chantage, coöptatie encoöperatie zijn mogelijk de strijdmiddelen van WW-III.Maar wie geen actor is in het ‘spel’ van deze coercion, wiegeen druk kan uitoefenen bij de verdeling van de schaar-se goederen krijgt de kruimels die van tafel vallen.

Conclusie• De issue van WW-III is daarmee: het verkrijgen van die

grondstoffen;• De vorm van WW-III ongewis: coercion, vreedzaam

ontginnen, eerlijk delen, neokolonialisme, of vechten; • Het battlefield is bij de belangrijkste vindplaatsen van

grondstoffen: Afrika (door het Westen nog steeds onterecht het ‘verloren continent’ genoemd);

• China is al vast begonnen het battlefield te bewerken;• Amerika moet nog wat klusjes afronden, maar gaat

zeker meedoen; • Europa is alleen nog maar met zichzelf bezig en heeft

geen idee.

KTZ b.d. W. (Wouter) van Straten doceerdeMaritieme Operaties aan de NLDA en is docentIntegrale Veiligheid aan de Avans Hogeschool teBreda.

we gaan heel erg slecht om met toekomstige bedreigingen

van onze welvaart

De schepen die China bouwt zijn bedoeld om economische belangenop grote afstand veilig te stellen. (foto marineschepen.nl)�

DE DATABASE STAAT OP WWW.KVMO.NL/2011

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 20

Page 21: Marineblad Juli 2011

21BEZUINIGINGEN BIJ DEFENSIE

De minister wil een deel van de financiële opbrengst binnenhalendoor flink te snijden in de bestuurlijke organisatie. Daarnaast wilhij de defensieorganisatie in 2014 ‘gezond’ achterlaten. Wij den-ken dat de uitwerking van de organisatorische voorstellen zoalsdeze nu zijn geformuleerd, in de praktijk niet zullen leiden tot degewenste resultaten. Een kleinere maar gezonde krijgsmachtmoet voldoen aan andere uitgangspunten en de toepassing daar-van, dan nu worden gepresenteerd. Dit vereist wel een totaalandere wijze van denken. Een Copernicaanse wending van hethuidige ‘bestuurlijke’ denken is daarvoor noodzakelijk.

‘Dynamische onzekerheid’In tegenwoordige conflictsituaties ligt het primaat van de tacti-sche en operationele leiding over eenheden in een crisisgebied bijdie operationele eenheden zelf. De strategische aspecten (inclu-sief de politieke) zijn veelal in een eerder stadium vastgelegd;nationaal en internationaal. Iedere defensieorganisatie moet der-halve zorgen voor korte operationele lijnen met relevante infor-matie naar de minister.

In vredestijd bereidt Defensie zich voor op die situaties van span-ning, crisis of oorlog. Operationeel gereed zijn voor opdrachtenen missies is het devies. De operationele commandanten zijn ver-antwoordelijk voor deze integrale gereedheid (materieel, perso-neel, exploitatie) van hun eenheden en rapporteren daaromtrent

regulier aan de minister. De minister op zijn beurt legt daaroverpolitieke verantwoording af aan het parlement.

Het sturen en inrichten van een organisatie moet ondersteuningbieden aan de doelstellingen die de leiding van de organisatiezich stelt. De sturing en de ondersteunende organisatie dienendan ook een toegevoegde waarde te leveren aan diegenen diedaadwerkelijk het eindproduct realiseren. In het geval van dedefensieorganisatie zijn dat de ‘gereedstellers’, de ‘inzetters’ envanzelfsprekend de operationele eenheden zelf.De Verkenningen (2010) geven inzicht in de ontwikkelingen dievoor de inzet, het gereedstellen en de verdere inrichting van dedefensieorganisatie van belang zijn. Het omgaan met onzekerhe-den wordt daarbij als een leidende factor gezien:

‘Onzekerheden doen zich niet alleen voor met betrekking tottoekomstige veiligheidsrisico’s en dreigingen, ook organisato-risch kunnen zich voor Defensie onvoorziene uitdagingen enkansen voordoen als gevolg van bijvoorbeeld technologischedoorbraken, veranderingen in de overheidsorganisatie, arbeids-marktontwikkelingen en nieuwe samenwerkingsmogelijkhe-den…. Versterking van het vermogen om te gaan met dezefundamentele onzekerheid en te anticiperen op voorziene enonvoorziene ontwikkelingen en gebeurtenissen vraagt dan ooknadrukkelijk aandacht.’ (Verkenningen, 2010 blz. 160-161)

Fietsen doormul zand: Open brief aande minister

Uit de beleidsbrief van de minister (april 2011) wordt de

omvang duidelijk van de bezuinigingsmaatregelen die

de krijgsmacht treffen. Deze ingrepen komen bovenop

eerdere bezuinigingsrondes en aanpassingen van

taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De

gevolgen zijn voor de krijgsmacht zeer ingrijpend en

komen hard aan bij de defensiemedewerkers die vele

jaren trouw en professioneel hun diensten vervullen.

KLTZ P. Blank MSc en KTZA b.d. drs. G. Brand

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:11 Pagina 21

Page 22: Marineblad Juli 2011

XXX22 BEZUINIGINGEN BIJ DEFENSIE

De Verkenningen geven aan dat een versterking van het anticipe-rend vermogen van Defensie van groot belang is. Aan de handhiervan dient de huidige wijze van sturen en inrichten binnenDefensie tegen het licht te worden gehouden. Uitvoering die totstand dient te komen in omgevingen en situaties die wordengekenmerkt door zeer veel variabelen. Situaties die zich steedsfrequenter zullen voordoen en daarmee te kenmerken zijn als‘dynamische onzekerheid’.

Doorlopend reorganiseren

Sinds het begin van de negentiger jaren van de vorige eeuw isvoor de defensieorganisatie die situatie van ‘dynamische onzeker-heid’ zich steeds nadrukkelijker aan het ontwikkelen. Naast eenforse vermindering van eenheden en een fundamentele operatio-nele transitie door de veranderde internationale veiligheidssitua-tie, is ook de bestuurlijke en bedrijfsmatige organisatie vanDefensie ingrijpend aangepast. Zo zijn bij de voorlaatste herin-richting in 2005 de voormalige krijgsmachtdelen omgevormd totoperationele commando’s (OPCO’s) die zich in hoofdzaak richtenop het voorbereiden op mogelijke operationele inzet (de gereed-stelling). De hoogste militair is sindsdien als Commandant derStrijdkrachten (CDS) verantwoordelijk voor het daadwerkelijkinzetten van operationele eenheden (de inzet).

Daarnaast heeft de CDS als hoogste militair adviseur van deminister een belangrijke rol in het verzorgen van de middelen diede commandanten in staat moeten stellen de aan hen opgedra-gen taken naar behoren uit te voeren. De hiervoor benodigdekaders zijn opgenomen in visies, beleid en plannen etc. en wor-den door de CDS in collegiale samenwerking met diverse functio-

nele directies opgesteld. Gezamenlijk vormen zij de Haagsebestuursstaf. Eerst verantwoordelijke naar de minister voor dezebestuurlijke activiteiten is de secretaris-generaal. Bij die vorigegrote herinrichting (de zogeheten ‘SAMSON-operatie) zijn omkosten te besparen tevens algemene diensten als ICT, catering,vervoer, beveiliging etc. ondergebracht in het CommandoDienstencentrum (CDC). Voor de materiële ondersteuning (ver-werving, instandhouding, afstoting) is ten slotte, vanwege ondermeer de clustering van specifieke kennis en het hoge politiekeprofiel (verwerving) de Defensie Materieel Organisatie (DMO)opgericht.

Al deze ondersteunende activiteiten dienen de voor de uitvoeringverantwoordelijke commandanten in staat te stellen, de aan henopgedragen taken doeltreffend uit te voeren. Of dit effectief ennaar tevredenheid plaats vindt is afhankelijk van het stuur- en organiseervermogen van de organisatie. Bij elke nieuwe grote reor-ganisatie wordt hier veel aandacht aan besteed. Zo worden onderregie van de Haagse staf beleidsuitgangspunten, besturingsmodel-len, bedrijfsvoeringsconcepten en organisatiebesluiten opgesteldwaarbij toewijzing van taken en verantwoordelijkheden vaak gevisualiseerd wordt in organigrammen en procesplaten. Na de

vaststelling op het hoogste bestuurlijke niveau van deze kader-stellende documenten krijgen uitvoerende bestuurders (beleids-verantwoordelijken) opdracht zogeheten blauwdrukken op te stellen waarin wordt vastgelegd hoe de organisatorische procesgang aan de hand van bv. service level agreements en dienst-verleningsovereenkomsten dient te verlopen. In dit geheel van‘bestuurlijke administratie’ worden vanzelfsprekend ook de algemeen wettelijke en overheidsbrede richtlijnen verwerkt. In de Kamerbrieven waarin de minister instemming vraagt of ver-antwoording aflegt over zijn voorgenomen of uitgevoerde beleid,wordt deze bestuurlijke administratie vaak aangeprezen met slo-gans als scheiden van beleid en uitvoering, minder bestuurlijkedrukte, sturen op hoofdlijnen, geïntegreerde informatievoorzie-ning, kiezen voor de uitvoering, je gaat erover of niet… etc, etc’.De bedoelingen zijn ontegenzeggelijk goed. Maar nu de prak-tijk…?

Lessen uit ICT projecten bij de overheid

Er is al veel literatuur over de wijze waarop grote (ICT)-projec-ten zouden moeten worden gemanaged en de risico’s ervanzouden kunnen worden beheerst (‘recepten’).‘Recepten’ zijn bekend. Toch worden ze vaak niet toegepast,terwijl alle betrokkenen eigenlijk wel weten dat te ambitieuzeen complexe projecten gedoemd zijn te mislukken. Hoe komtdat toch? R A P P O R T A LG E M E N E R E K E N K A M E R , 20 0 8

De ‘schone’ teksten: ‘Hoe komt dat toch?’Al vele jaren worden deze projecten van organisatorische herin-richting overheidsbreed begeleid door dezelfde ‘schone’ teksten1.Maar telkens worden er na een paar jaar weer nieuwe veranderingstrajecten gestart nadat geconstateerd is dat het‘bestuurlijk’ drukker is geworden, details tot in de hoogste gremiaworden besproken, vergaderculturen ongebroken zijn, papierber-gen zijn verhoogd, er weer ‘meer chiefs en minder indians’ zijn ende uitvoering steeds meer onder druk staat. ‘Hoe komt dat

toch?’; een vraag die voor ‘bestuurlijk’ Nederland op de agenda isgezet door de Algemene Rekenkamer.

Het is duidelijk dat het antwoord op deze vraag niet eenvoudig is.Anders is de ‘gelukkige’ een persoon met ‘goeroe’-status die metzijn recept in zalen, op conferenties en in ‘workshops’ overal ova-tioneel applaus oogst. Maar de ‘ultimo’ consultant, dé vriend vaneen doelmatiger én doeltreffender overheid bestaat niet. En allemanagementboeken dan met al hun methoden en methodieken?Recepten te over.

Maar vooral recepten met een rationele inslag aan de hand vaneen oorzaak en gevolg- insteek. Zoeken naar de mechanismen inde organisatie. Alsof een organisatie een technisch object is alseen lopende band of een beleidsfabriek met geobjectiveerde plan-ning en stuurbare functionaliteiten. Blauwdrukken die de werke-lijkheid al in zich hebben. ‘Geïntegreerde’ informatiesystemen diestuurpanelen genereren. ‘Harde’ controle op doelmatigheid. Just-in-time- management. Enz., enz.. Allemaal rationele recepten alsantwoord op een ‘Waarom komt dat toch?’- vraag.

Maar is een ‘Waarom komt dat toch?’- vraag wel een juistevraag voor het anders willen organiseren in organisaties, in het bij-zonder een overheidorganisatie? Welke sturing, inrichting en

sinds het begin van de negentiger jarenvan de vorige eeuw is voor de

defensieorganisatie die situatie van‘dynamische onzekerheid’ zich steeds

nadrukkelijker aan het ontwikkelen

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:15 Pagina 22

Page 23: Marineblad Juli 2011

Het doeltreffend organiseren in een omgeving die gekenmerkt wordtdoor een dynamische onzekerheid behoort tot de hedendaagse kern-competenties van de operationele teams van Defensie. De missies inIrak, Afghanistan en voor de kust van Oost-Afrika zijn daar treffendevoorbeelden van. (foto E. van den Heuvel)

bedrijfsvoering ook geïntroduceerd worden, het uitvoe-ren is aan mensen zelf. Alleen zij kunnen in eendrachtigesamenwerking zorg dragen voor het echt slagvaardigsturen, gereedstellen en inzetten. Het is en blijft men-senwerk. De vraag naar het waarom leidt echter vooralnaar de beantwoording van de vraag: ‘Doen we de din-

gen goed? Nee! Wat moeten we dan doen om de din-gen beter te doen?’ Dat is wat in besturings- en verande-ringsdocumenten veelal is te lezen. Verandering en‘besturing’, alsof we achter het stuur van onze auto zit-ten en bepalen waar de reis heengaat, ondersteund doorde ‘TomTom’ als het geïntegreerde informatiesysteem.Maar wie of wát ‘bestuurt’ er dan eigenlijk? Zou de vraagniet veeleer, zeker nu, moeten zijn: ‘Doen we wel de

goede dingen?’. En daarmee eerst op zoek gaan naar deachtergronden van de ‘Hoe komt dat toch?’- vraag.

Met de komst van de nieuwe minister is een nieuwebezuinigingsoperatie aangekondigd. Een operatie meteen omvang van niet ruim 600 miljoen euro, zoals aangegeven inhet regeerakkoord, maar van bijna 1 miljard euro. Een aanmerke-lijk groter bedrag, daar de minister niet alleen aan zijn bezuini-gingsopdracht wil voldoen maar ook de defensieorganisatie‘gezond’ wil maken. Dat laatste is een positieve en verantwoordeinsteek, gezien de vooral ook door het uitvoerend personeel aan-gegeven structurele problemen in het dagelijks werk. Voor heteerst lijkt het in eerste instantie niet te gaan om de operationelecapaciteiten zelf maar vooral hoe ze tot stand moeten komen.

Copernicaanse wending gevraagdHoopgevend is gestart met werkgroepen die eerst de mogelijkhe-den van verandering in de sturing en de bedrijfsvoering moestenonderzoeken. Helaas wijst alles erop dat vervolgens toch weer‘gewoon’ het klassieke ‘reorganisatierecept’ wordt gevolgd. Eenrecept voor een ‘bestuurlijk aspirientje’, waar een ingrijpende,mogelijk zelfs levensreddende operatie noodzakelijk is. Hoe zou-den we anders de huidige activiteiten moeten bezien als na die

eerste ronde een groot aantal operationele eenheden wordt stil-gelegd, een beleidsbrief wordt opgesteld in bekend bestuurlijktaalgebruik, gebruikelijke tussentijdse oekazes plaatsvinden vanfunctionele directies (met name financiën en personeel) enwederom nieuwe ‘werkgroepen’ worden ingesteld, terwijl we alweer een half jaar verder zijn. Het geeft sterk de indruk van eenmechanisch ‘reorganisatie-circus’. Defensie heeft weer voluit zijn‘regietent’ centraal aan het Plein opgesteld. De ‘gedrilde’ stafafde-lingen laten daarbij volop hun bekende kunstjes zien. Maar voorwelk publiek? En wie applaudisseert er nog? De fluitconcertenzwellen aan. Heeft het ‘mechanische besturingscircus’ zijn langste tijd nietgehad? En is dat wat de minister juist ook wil aangeven?:

‘Ik wil van dat circus af!’ En wat wordt er opgetuigd. Daar ligtdus het probleem. Hoewel in woorden A (‘uitvoering’) wordt aan-gegeven, laten de gedragingen B (‘beleid’) zien, waarbij A om Bdraait in plaats van andersom. Die bestuurlijke opvatting is aaneen drastische herziening toe: niet minder dan eenCopernicaanse wending is hier aan de orde. Dat besef is een eer-ste antwoord op de ‘Hoe komt dat toch?’ - vraag. Zonder datbewustzijn zal het niet lukken. Als er het besef is dat de uitvoering niet om het beleid draaitmaar het beleid om de uitvoering, wordt het wereldbeeld vanDefensie en van menig andere ‘dienstverlenende uitvoering’ (b.v.gezondheidszorg, onderwijs etc.) ineens een heel andere. Hetorganisatorisch denken start vanuit een ander uitgangspunt.Centraal staat dan: het realiseren van de kerntaken van Defensie:het gereedstellen en de inzet van operationele eenheden.

Gereedstellen en OpdrachtgerichteCommandovoeringHoe kan die kernactiviteit gereedstellen gekarakteriseerd worden?Voor het gereedstellen (en inzetten) van operationele teams geldteen toegesneden sturingsfilosofie: de OpdrachtgerichteCommandovoering (Mission Command). Het doeltreffend organi-seren in een omgeving die gekenmerkt wordt door een dynami-sche onzekerheid behoort tot de hedendaagse kerncompetentiesvan de operationele teams van Defensie. De missies in Irak,Afghanistan en voor de kust van Oost-Afrika zijn daar treffendevoorbeelden van. Mission Command is de filosofie van commando-voering waarbij het hogere niveau het einddoel en de daaraan gere-lateerde noodzakelijke taken formuleert. Het is aan de operationelecommandant om te bepalen hoe deze worden verwezenlijkt.Gebaseerd op het principe van decentralisatie stelt het hogereniveau randvoorwaarden en beperkingen, en voorziet het lagereniveau van voldoende middelen en bevoegdheden om deze in tezetten. Voor de uitvoering wordt vanuit dezelfde filosofie ook determ Opdrachtgerichte Commandovoering gebruikt:

verandering en ‘besturing’, alsof weachter het stuur van onze auto zitten

en bepalen waar de reis heengaat,ondersteund door de ‘TomTom’ als het

geïntegreerde informatiesysteem

marineblad | juli 2011

23

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:15 Pagina 23

Page 24: Marineblad Juli 2011

XXX24 BEZUINIGINGEN BIJ DEFENSIE

Bij Opdrachtgerichte Commandovoering gaat het erom dat doorhet vaststellen en communiceren van het oogmerk (intent) van dehogere commandant maximale vrijheid van handelen wordt gege-ven aan de lagere uitvoerende niveaus. Het oogmerk richt zich opde context waarbinnen de opdracht moet worden uitgevoerd ende te bereiken resultaten en effecten, en minder op de wijzewaarop die behaald worden. De autoriteit voor de uitvoeringwordt gedecentraliseerd.Het centraal stellen van de kernprocessen van Defensie en daar-mee het concept ‘Opdrachtgerichte commandovoering’ vereistzo een verregaande invoering van deze wijze van sturing. Deondergrond hiervoor wordt dus gevormd door de inzet van ope-rationele teams. Deze echte kern van Defensie bestaat uit mannen en vrouwen die(inzet)gereed zijn en als zodanig aan de gestelde opdrachten kunnenvoldoen. De omvang en verschijningsvormen van die teams zijn zeerdivers. Om hun opdrachten te kunnen uitvoeren, geldt voor elkteam dat het dient te beschikken over een aantal kerncapaciteiten: • Het opereren onder opdrachtgerichte commandovoering

(Mission Command);• Het onderhouden van situational awareness (omgevings-

bewustzijn/herkenning) in een situatie van dynamische onze-kerheid;

• Het zorgdragen voor ‘eenheid van inspanning’;• Het opereren in een variëteit aan teams (mensen/middelen);• Het opereren onder rules of engagement (ROE)-based omstan-

digheden (inzet/gedragsregels).

Het ontwikkelen van bovengenoemde kerncapaciteiten geeftinhoud aan het gereedstellingsproces. Het is van belang te onder-kennen dat de activiteiten ‘gereedstellen’ en ‘inzetten’ een aantalspecifieke kenmerken hebben, die doorwerken in de wijze vansturen, organiseren en ondersteunen. Die kenmerken laten zichals volgt samenvatten:• Terugkerende (cyclische) activiteit;• Expertise-gedreven (begint niet van nul af aan, cumulatief);• Intensief coördineren om betrokken personeel met juiste mate-

rieel in juiste omstandigheden, in gevraagde tijd, met ‘begre-pen’ opdracht door oefening voor te bereiden op een hoog-waardige operationele inzet;

• Afhankelijkheden (personeel, materieel, financiën, operatio-neel) bij deze voorbereidingen zijn uitermate variabel en dienenop elkaar afgestemd te worden waardoor coördinatie een zeercomplexe en arbeidsintensieve activiteit wordt.

Het cyclische proces van dit gereedstellen levert uiteindelijk mili-tair vermogen op, dat voor inzet kan worden aangewend. Geziende specifiekheid van het inzetdomein (land, zee en lucht) hebbende OPCO commandanten de organisatie van de gereedstellingnaar eigen expertise (het hoe) ingericht. Ze zijn daarop aan-spreekbaar en hebben daartoe een aantal toegesneden bevoegd-heden nodig. Het militair vermogen wordt door hen vervolgensaangeboden aan de CDS, ten behoeve van de invulling van aan deCDS verstrekte opdrachten. Met dit aanbieden van het militairvermogen (het resultaat) geven de OPCO commandanten invul-ling aan de hen gestelde opdrachten (het wat).

Opdrachtgericht sturenHet doeltreffend organiseren in een omgeving die gekenmerktwordt door een dynamische onzekerheid en veelzijdige coördina-

tie behoort tot de kerncompetenties van de operationele teamsvan Defensie. De planning, de realisatie, het prioriteren ten aan-zien van mogelijke knelpunten en de noodzaak tot een grote verscheidenheid aan coördineren noodzaakt tot een toegesneden‘directie’, ‘coördinatie’ en ‘toewijzing’ en daarmee een inte-grerende eindverantwoordelijkheid/eenhoofdige aansturing(‘command’) in de nabijheid van de betrokken teams en de henopgedragen taken. Deze eindverantwoordelijkheid wordt inge-vuld door de commandant door de organisatorische inrichtingvan zijn commando. Voor een doeltreffende sturing en bedrijfs-voering, ter ondersteuning van het gereedstellingsproces, is duseen grote mate van synchronisatie en daarmee regelruimte ver-eist. Het is noodzakelijk om een veelheid aan coördinatie-

activiteiten uit te voeren om alle organisatie-elementen die tel-kens in verschillende onderdelen van het gereedstellingsprocesdienen te acteren, op de juiste wijze, tijd, plaats en middelen(operationeel, personeel, materieel en financieel) aan elkaar tekoppelen. Eenheid van inspanning is daarbij een vereiste. Naastde toerusting van benodigde middelen, mogelijkheden en exper-tise blijft daarom de prioriteit op de uitvoering voor een ieder deenig juiste richting. In het verlengde van de opdrachtgerichte commandovoe-

ring is daarmee opdrachtgericht sturen de meest toegesne-

den sturingsfilosofie voor de gehele defensieorganisatie.

Zo is bij dit concept van opdrachtgericht sturen net als bij deopdrachtgerichte commandovoering sprake van een onderscheidtussen de verschillende mechanismen van sturing (directie, dele-gatie, coördinatie). Met name de capaciteit om onderling doel-treffend te coördineren vereist, gegeven de geschetste ontwikke-lingen, nadrukkelijk aandacht. In een recent artikel in de MilitaireSpectator (jan. 2011) geeft Generaal-majoor M.C. de Kruif overzijn ervaringen als voormalig Commandant ISAF RegionalCommand South in Afghanistan dat, vanuit het operationeledomein, als volgt weer: ‘Het kostte veel communicatie en coördi-natie om deze geplande operaties zodanig in lijn te krijgen dat ereenheid van inspanning (unity of effort) was.’

Het stuur durven loslatenDe defensieorganisatie wordt gekenmerkt door een grote omge-vingsdynamiek en daarmee veel maatwerk in de uitvoerendebedrijfsvoering. Teneinde resultaat te boeken en de schaarsemiddelen doeltreffend én doelmatig in te zetten is een daaroptoegesneden stuur-en organiseervermogen noodzakelijk. Dit ver-mogen dient gebaseerd te zijn op het toekennen van vrijheidsgra-den in de uitvoering, op flexibiliteit en op leervermogen.Opdrachtgericht sturen vormt hiervoor de best toegesneden stu-ringsfilosofie. Het huidige besturings- en controlsysteem is gebaseerd opachterhaalde standaardprocessen en gaat te weinig uit van eencontinue dynamiek in de omgeving. Het kenmerkt zich door cen-

het huidige besturings- encontrolsysteem is gebaseerd op

achterhaalde standaardprocessen engaat te weinig uit van een continue

dynamiek in de omgeving

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:15 Pagina 24

Page 25: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

25

25

tralisatie, bureaucratie en blauwdrukken voor gedetailleerde pro-cesplanning en procedures.Met deze besturingsfilosofie is het voor een minister niet moge-lijk de organisatie te sturen en te beheren, zoals gewenst en ver-eist in een situatie van dynamische onzekerheid. Het besef hier-van en een daarop volgende (gedrags)verandering is voor eenfundamentele oplossing van de aangegeven problematiek eeneerste vereiste. De kern van deze noodzakelijke (gedrags)veran-

dering luidt:

• vertrouwen geven en betrouwbaarheid terug vragen;• de wijze waarop de opdracht wordt uitgevoerd is ter competen-

tie van de uitvoerder;• een andere wijze van formuleren van te bereiken doelen, van

verantwoorden over de resultaten (ook naar de politiek), vanvergaderen (wat iets anders is dan besluiten nemen);

• sturing is niet top-down met gedetailleerde blauwdrukken maarmet kaders en intenties die ruimte geven aan operationeleafwegingen.

En met name:• Het stuur durven loslaten

Op het in februari (2011) door de verenigingen van militairengeorganiseerde seminar over sturing bij Defensie sprak deminister zeer lovenswaardige woorden in de trant van: ”Als jedoor mul zand fietst, moet je het stuur juist losser in plaats vanvaster houden.”. Ofwel: in complexe situaties moet je juistafstand durven nemen. Dat is nu precies aan de orde. De bedrijfs-

voering van Defensie is piepend en krakend aan het vastlopen. Deoperationele commandanten moeten de wegen banen door hetnu zeer mulle zand. Dat terrein kennen ze en ze doen het al velejaren. Zij zijn de echte terreinmeesters. Maar geef ze wel de ruim-te en de middelen. Waarom zou bijvoorbeeld hun jaarlijkseopdracht niet gewoon op 2 A4-tjes kunnen? Zoveel verschilt ertoch niet ten opzichte van vorige jaren? De papierwinkel raaktdan leeg. Geen probleem.

Minister: Geef ruimte. Geef lucht. Geef de gezondewerksfeer terug! Onze bijdrage aan de sturing van de defensieorganisatie heeftdan ook als oogmerk dat onze militairen en burgermedewerkersin de nabije toekomst weer met plezier, inzet en vertrouwen hunkennis, kunde en expertise ter beschikking willen én kunnen stel-len aan het dienen van vrede en veiligheid.

KLTZ P. (Pieter) Blank MSc is actief dienend officier en

bekleedt sinds zijn operationele loopbaan functies op het

gebied van bedrijfsvoering en ICT.

KTZA b.d. drs. G. (Gerard) Brand was na zijn loopbaan in

de KM gedurende 12 jaar interimmanager.

Noot 1 Zie onder meer Mark van Twist (1995), Verbale vernieuwing. Vuga,

’s-Gravenhage.

CARTOON

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:15 Pagina 25

Page 26: Marineblad Juli 2011

XXX26 BEZUINIGINGEN BIJ DEFENSIE

Draagvlak voor Defensie:

Mensen worden niet alleen geraakt als werknemers meteen baan en een inkomen, maar ook als professionals metberoepstrots, verknocht aan een instituut, een onderdeel,een dienst, een afdeling, een specialisme. Wanneer daarinfors gesneden wordt of wanneer dat zelfs helemaal verdwijnt, dan moet dat wel boosheid en bitterheidoproepen. Die richt zich primair op de politiek maar kan ook de samenleving op de korrel nemen. De Nederlandse burgers mogen zich de roep om waarde-ring, die massaal klonk op het Malieveld op 26 mei jl.,best aantrekken. Want weerspiegelt de politieke besluit-vorming uiteindelijk niet de prioriteiten van de kiezerannex belastingbetaler?

Nu is niet alleen de krijgsmacht het kind van de reke-ning. In allerlei sectoren van de samenleving moet het dekomende jaren met minder geld. Het hoger onderwijs, desociale werkvoorziening, ontwikkelingssamenwerking,natuurbeheer, kunst en cultuur, ik doe maar een greep.Overal krimpen de budgetten en alom stijgen de lasten,

allemaal vanwege de kredietcrisis. De krijgsmacht wordtechter nog eens extra aangeslagen voor achterstalligonderhoud. Zelfs al zou dat het gevolg zijn van eigenmismanagement, dan nog wordt het gevoel versterkt datDefensie het onevenredig zwaar voor de kiezen krijgt.Minister van Defensie Hans Hillen ziet in de staat van deorganisatie bovendien een teken van politieke en publie-ke onverschilligheid. Want niemand leek het erg te vin-den, zegt hij in zijn videoboodschap aan het personeel,dat de krijgsmacht zozeer werd uitgeput. Hij stelt zichzelfdaarom tot taak een nieuw fundament te verschaffen aande positie van de krijgsmacht in de samenleving.

Dat is een mooi voornemen maar heeft het ook kans vanslagen? Hoe zou dat precies moeten, een nieuw maat-schappelijk fundament tot stand brengen voor de krijgs-macht? Klopt het eigenlijk wel dat het draagvlak voorDefensie te wensen overlaat? In welk opzicht dan preciesen wat voor ontwikkelingen zitten daar achter? Hoezwaar wegen de prioriteiten van de burgers uiteindelijk

door in het defensiebudget? Wat voor rol speelt depublieke kijk op hedendaagse militaire missies daarbij?Op dergelijke vragen wordt in dit artikel een antwoordgezocht. Want zonder een goede diagnose van waar hetwringt tussen maatschappij en krijgsmacht, heeft het wer-ken aan een nieuw fundament weinig zin.

Parameters: steun, kennis, prioriteit Hans Hillen is niet de eerste bewindspersoon op hetonderhavige departement die van maatschappelijk draag-vlak een punt maakt. Heel wat van zijn voorgangersdeden dat ook. De toenmalige minister van DefensieFrank de Grave bijvoorbeeld, gaf in het najaar van 1998het startschot voor een ‘Strategische ToekomstdiscussieDefensie’. Een van de conclusies na afloop van dat debatluidde dat er wel degelijk brede publieke steun bestondvoor de noodzaak en voor de taken van de krijgsmacht.Niet alleen in het algemeen, maar ook met betrekking totde maandenlange luchtoperatie van de NAVO boven enom Kosovo, waar Nederland volop aan meedeed.Tegelijkertijd werd door De Grave vastgesteld dat het debevolking schortte aan kennis van de krijgsmacht en vanmilitaire operaties. Bovendien nam Defensie een lageplaats in op de ladder van politiek-maatschappelijke prio-riteiten.

Een dergelijke diagnose aan de hand van deze drie para-meters (steun voor de taken, weinig kennis, geen prio-riteit) is veel vaker gesteld, niet alleen sinds maar ook tij-dens de Koude Oorlog. Wie wil kan nog veel verderteruggaan in de geschiedenis – lees bijvoorbeeld hetproefschrift van Ben Schoenmaker (2009), Burgerzin enSoldatengeest. De relatie tussen volk, leger en vloot, 1832-1914. Hier laat ik de geschiedenis voor wat hij is, op een

Prof. dr. J.S. van der Meulen

Wat voor rol speelt de publieke kijk op hedendaagse militaire missies?(foto AVDD, Gerben van Es)

De krijgsmacht zit in het verdomhoekje. De

aangekondigde mega-bezuiniging trekt een

spoor van vernieling door de organisatie, nu

meteen al en de komende jaren nog veel dieper.

Militairen krijgen harde klappen te incasseren

– net als burgers bij Defensie.

klopt het eigenlijk wel dat het draagvlak voor Defensie

te wensen overlaat?

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:15 Pagina 26

Page 27: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

27

marineblad | juli 2011

: diagnose met aanbevelingwaarschuwing na: vermijd de stoplap die zegt dat ersprake is van een eeuwig Hollands tekort. Van een hard-leerse en onverbeterlijke a-militaire natie, die nu eenmaalniets met soldaten, legers en oorlogen heeft. Het is nietalleen aantoonbaar onjuist, want het miskent letterlijkhistorische veranderingen, zowel in militair als maat-schappelijk opzicht, maar het slaat ook het denken doodover het politieke en publieke debat van nu. Dat betekentnatuurlijk niet dat er van de weeromstuit een taboe op het onderkennen van continuïteit ligt – maar ook dangeldt de meerwaarde van blijven kijken naar de preciezecontext.

Neem het verschil tussen 1999 en 2011, aan de hand vande drie parameters steun, kennis en prioriteit. In het alge-meen gesproken is er nog steeds veel steun voor de nood-zaak van de krijgsmacht en haar hoofdtaken – al zit ereen licht dalende lijn in de steun voor ‘vredesmissies’.(Ministerie van Defensie, Monitor Steun en Draagvlak,2010) De missie naar Uruzgan kon echter niet op bredesteun rekenen en werd gaandeweg meer en meer omstre-den. Hier ligt een aanzienlijk verschil met de oorlog omKosovo. Misschien zouden we die eerder moeten vergelij-ken met de huidige inzet in Libië, waar wel publiekesteun voor is – maar dan moet daar meteen bij gezegddat ‘Kosovo’ destijds een veel grotere kwestie was, waarpers, publiek en politiek zich veel drukker om maakten.Over waar hem dat in zit valt veel te zeggen maar datvoert voor dit artikel te ver. Hier gaat het mij nu even omhet aanstippen van verschillen in parameters.

Mijn taxatie is dat de kennis van de krijgsmacht en zekervan haar operaties is toegenomen. Daar was vooralUruzgan nu juist wel weer goed voor. Mede dankzijgeslaagd mediabeleid was er veel en vaak ook sympa-thiserende berichtgeving, van allerlei aard. Ook waar viakritische nieuwsgaring de schaduwkanten en tekort-komingen van de missie voor het voetlicht kwamen, bleefde professionaliteit van de militairen in de beeldvormingovereind. De slachtoffers die er vielen onder deNederlanders kregen gepaste aandacht. Daarnaast valt ophoe gangbaar eerbetoon aan veteranen is geworden.Natuurlijk moeten we het allemaal niet idealiseren.Parameters als kennis, aandacht en respect zijn niet erghard en in feite tamelijk subjectief. Wat militairen zelfervaren aan belangstelling voor hun beroep valt mogelijktoch tegen – maar is misschien ook nooit genoeg.

Juist bij dat laatste kan de derde onderscheiden parame-ter, prioriteit dus, ook een rol spelen. Want het is hoe danook onaangenaam dat de burgers, als puntje bij paaltjekomt, altijd andere beleidsterreinen belangrijker vindenen van meer geld willen voorzien of er minder op willenbezuinigingen. Leg een dergelijk lijstje voor aan depublieke opinie en zie hoe gezondheidszorg, onderwijs

en criminaliteitsbestrijding om de hoogste plaats strijden,terwijl Defensie, samen met Ontwikkelingssamenwerkingen Buitenlandse Zaken ergens onderaan bungelt. En alser een demagoog in de zaal is, weet die altijd precies uitte leggen, hoeveel gezondheidszorg uit een fregat gaat.Nog eentje minder mag dus best. Typisch Nederlands?Helemaal niet! Een Amerikaanse onderzoeker die alleenquêtevragen op een rijtje zette die hij kon achterhalenover dit onderwerp, kwam tot deze droge conclusie: ‘Asa public priority, defense spending is pervasively unpo-pular.’ 1

De paradox is: omdat het publieke sentiment zo constantis, weegt het lang niet altijd direct en aantoonbaar door inde besluitvorming. Hoe hoog de defensiebegroting openig moment is wordt bepaald door een complex van vei-ligheidspolitieke, financieel-economische en institutioneleargumenten. Het is meer de uitkomst van een politiek-bureaucratische strijd dan een precieze afspiegeling vanwat het ‘defensie-zuinige’ publiek eigenlijk wil. In de

meeste landen wordt er als regel meer aan de krijgsmachtuitgegeven dan de bevolking desgevraagd voor wenselijkhoudt. Ik zou mijn hart vasthouden als per referendumhet geld of de bezuiniging over de ministeries wordt ver-deeld. Ik vrees dat het dan niet zou blijven bij 1 miljardkorten op de krijgsmacht. Maar zo zitten de democratieen het openbaar bestuur gelukkig niet in elkaar. Dat bete-kent dus ook dat hoe hoog een bezuinigingsbedrag uit-valt doorgaans alleen in de verte op conto komt vanpublieke voorkeuren.

Zo zit het algemene patroon van de wisselwerking tussenpolitiek en publiek dus in elkaar bij de parameter ‘prio-riteit’. Maar soms kan de rol van de kiezer/belastingbeta-ler sterker zijn dan anders en het zou heel wel kunnenzijn dat dat op dit moment inderdaad het geval is. Hoezit dat?

Moe van het buitenlandHet kwam al ter sprake dat de missie die de Nederlandsekrijgsmacht vier jaar lang in Uruzgan ontplooide geenbreed draagvlak kende. In feite stond de Nederlandsebevolking er nooit in meerderheid achter. De verlenginghalverwege werd zelfs massaal afgewezen, net als deeventualiteit van de tweede verlenging, waar het tenslot-te ook niet van kwam. Dat alles deed niet af aan het res-pect en de sympathie voor de militairen, zo zagen we,maar niettemin, de publieke scepsis waarmee deze missiewerd bejegend is opmerkelijk en ook ernstig. Het ging

ik zou mijn hart vasthouden als perreferendum het geld of de bezuiniging

over de ministeries wordt verdeeld

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:15 Pagina 27

Page 28: Marineblad Juli 2011

XXX28 BEZUINIGINGEN BIJ DEFENSIE Draagvlak voor Defensie: diagnose met aanbeveling

ten slotte, zo werd de bevolking voorgehouden, om devoor Nederland grootste en gevaarlijkste militaire missiesinds Korea.

Over waarom deze missie zo slecht landde bij hetpubliek, heb ik eerder mijn licht laten schijnen en voor ditbetoog is het niet nodig om dat te herhalen of uit te wer-ken.2

In plaats daarvan wil ik een koppeling maken met eenalgemenere notie die ons van meerdere kanten wordtingepeperd, niet in de laatste plaats door de burgers zelf.Een treffend citaat in dat verband ontleen ik aan eenrecent rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau,dat uit en te na de stemming in Nederland in kaartbrengt en met name ook het ongenoegen dat er bestaatover veel ontwikkelingen in onze samenleving. Daarbij isnog een speciale close-up gemaakt van een categorie ‘boze burgers’, die echt veel op hun lever hebben en daargraag uitvoerig en soms grof uiting aangeven. Overigenszijn het volgens het SCP, als ze eenmaal hun hart geluchthebben, heel vriendelijke mensen. Een cluster van hang-ups wordt aldus samengevat:

‘Ook het onderwerp “internationaal” (waaronder ontwik-kelingshulp en vredesmissies van Nederlandse militairenin het buitenland) gaat gepaard met (sterk) negatieveassociaties. Respondenten vinden dat Nederland zich nietoveral mee moet bemoeien en niet per se het beste jonget-je van de klas moet willen zijn. De aankoop van straal-vliegtuigen, de ontwikkelingshulp en militaire vredes-missies worden als een ondoelmatige besteding vanbelastinggeld gezien, vooral omdat er volgens de respon-denten in Nederland zelf veel mis is, zoals misstanden inde zorg en het bestaan van voedselbanken.’3

Voor de goede orde: dit is niet per se, punt voor punt, desamenvatting van de hoofdstroom van de publieke opiniein Nederland. Maar het is, op een bepaalde manier, weleen herkenbare onderstroom die er meer en meer toe isgaan doen, de toon zet en invloed uitoefent. Op zichzelfwordt de noodzaak van de krijgsmacht nog steeds breedonderschreven, zo kwam al ter sprake, en dat geldt meenik ook voor de zin van Ontwikkelingssamenwerking. Zomoe van het buitenland is Nederland nu ook weer niet.Tegelijkertijd is er een geprikkelde, afwijzende stemmingontstaan rond deze beleidsterreinen die, vermoed ik, uit-eindelijk ook van invloed was op de heel sterke tegen-stand bij nog eens verlengen in Uruzgan. De scepsis overdie missie had andere wortels, maar heeft zich gaande-weg vertakt met dit specifieke sentiment. Samengevoegdwerd dat: de problemen daarginds zijn de onze niet, wekunnen ze niet oplossen en we hebben zelf genoeg aanons hoofd. En dan krijgt, met de kredietcrisis inderdaadals vliegwiel, de steevast lage prioriteit voor Defensie,toch een extra lading.

Minister Hillen is wel verweten dat het gebrek aan maat-schappelijk draagvlak voor Defensie als bijkomendexcuus wordt gebruikt voor de rigoureuze afslanking.Terwijl het juist verantwoordelijke politiek is om des-

noods tegen de stroom op te roeien. Dat is natuurlijkwaar, maar daar staat tegenover dat sterke publiekeafkeer of voorkeur, niet zomaar genegeerd kan wordenen vroeg of laat, linksom of rechtsom, for better or forworse, in de besluitvorming doorklinkt. In welke mate datin dit geval gebeurd is wil ik even in het midden laten, alis het belangrijk genoeg om na te gaan hoe dit politieke

afwegingsproces, het machtsspel tussen partijen enministers en de uitruil van posten, zich precies hebbenvoltrokken. Maar de echte reconstructie daarvan heb iknog niet gelezen.

Dat verandert verder niets aan de verantwoordelijkhe-den: het is niet de Nederlandse bevolking die 1 miljardbezuinigt. Sterker nog, uit een recent onderzoek vanMarketResponse valt af te leiden dat nogal watNederlanders zich juist zorgen maken over deze bezuini-gingen en de effecten ervan op de veiligheid. Volgens depeiling is maar 1/3 van de publieke opinie het eens metdeze bezuiniging als zodanig (www.marketresponse.nl).Dat kan best kloppen, maar dat laat onverlet watNederlanders antwoorden als je ze naar hun prioriteitenvraagt, altijd al, maar nu met stemverheffing.

Wat te doen?Klachten over het draagvlak voor Defensie klinken opgezette tijden. Het is gemakkelijk om ze af te doen als eenoud liedje uit de vaderlandse folklore. Voor een zinvollediagnose is het daarom nodig om ‘draagvlak’ uiteen terafelen en de ‘ brokstukken’ zo precies mogelijk tegen hetlicht te houden. Alleen dan kunnen de constanten en devariabelen op een afgewogen manier in verband worden

minister Hillen is wel verweten dat het gebrek aan maatschappelijk

draagvlak voor Defensie als bijkomendexcuus wordt gebruikt voor

de rigoureuze afslanking

Minister Hillen is wel verweten dat het gebrek aan maatschappelijkdraagvlak voor Defensie als bijkomend excuus wordt gebruikt voor derigoureuze afslanking. Op de foto: de minister brengt een bezoek aanHr.Ms. Tromp, november 2010.

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:15 Pagina 28

Page 29: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

29

gebracht met ontwikkelingen in de samenleving en metpublieke prioriteiten en percepties.

Is het nu inderdaad evident dat de krijgsmacht toe is aaneen nieuw maatschappelijk fundament? Schort het wer-kelijk op cruciale punten aan draagvlak? En is het ookecht mogelijk om politiek reparatiewerk te verrichten? Als slotsom van dit artikel wil ik betogen dat het inder-

daad belangrijk is dat er gewerkt wordt aan de publiekegrondslag van de militaire organisatie. Dat zal echter deprioriteiten van de burgers niet veranderen en het levertde krijgsmacht op korte termijn ook geen geld op. Datgevecht, ik zeg het nog maar eens, wordt eerst en vooralgevoerd in een politiek-bureaucratisch krachtenveld,waarin heel wat spelers en processen er toe doen, maarwaarbij de samenleving op afstand en argwanend toe-kijkt. En die argwaan, stelden we vast, staat niet los vanscepsis over recente missies, Uruzgan in het bijzonder.Welnu, in deze regionen, letterlijk en figuurlijk, ligt mijnsinziens de noodzaak en de kans te investeren in draag-vlak. Over dat draagvlak ging het onlangs ook in het voortge-zette debat over de missie naar Kunduz. Toen daarvoordestijds een meerderheid in de Tweede Kamer werdgevonden, mede dankzij D66 en Groen Links, werd vast-gesteld dat niet alleen het politieke draagvlak smal was,maar dat het in nog sterkere mate aan steun van hetpubliek ontbrak. Vooral op aandringen van de fractie-voorzitter van Groen Links, Jolande Sap, zei minister-pre-sident Mark Rutte toe zich hard te zullen gaan inzettenvoor het alsnog vergroten van het maatschappelijk draag-vlak voor deze missie. In het jongste debat klonk het ver-wijt dat daarvan nog weinig te merken was geweest.

Ik zou zeggen, als er dan toch gewerkt gaat worden aaneen nieuw maatschappelijk fundament voor de krijgs-

macht, dan is Kunduz een goed begin en meteen eenharde test. Want het smalle draagvlak voor deze missie isenerzijds een erfenis van Uruzgan, anderzijds een symp-toom van buitenland-moeheid en het heeft daarnaast ver-moedelijk ook wel iets te maken met scepsis over de mis-sie als zodanig. Overigens is het ook in dit geval verhelderend en nuttigom precies te volgen hoe de steun zich ontwikkelt enwelke factoren van invloed zijn. Hoe dan ook valt niet teverwachten dat er alsnog heel veel voorstanders komen.Maar dat mag geen reden zijn om het af te laten weten bijhet uitleggen en overtuigen – onder erkenning van waarbij veel burgers de pijn zit.

Het tegen heug en meug aan de man brengen vanKunduz wordt dan een oefening met een bredere strek-king: de blijvende rechtvaardiging van een expeditionairekrijgsmacht, vooral ten bate van de internationale rechts-orde. Dat zo’n organisatie op lange termijn voor z’n ope-rationele slagkracht en armslag het meer en meer vaninternationale netwerken zal moeten hebben, hoort tochook wel bij dat verhaal. Van de Europese signatuur vandat netwerk moet zeker geen geheim worden gemaakt –interessant genoeg vindt dat type samenwerking welpublieke weerklank, waar op zoveel andere terreinen‘Europa’ boos maakt. Hier speelt natuurlijk ook het rede-lijke vermoeden dat het samen goedkoper kan. Maar hierergens, tussen de wereld van Kunduz en de wereld vanEuropa, zou ik om te beginnen het zwaartepunt leggenbij het werken aan draagvlak voor Defensie.

Op een bepaalde manier is dit natuurlijk al weer eeningewikkelde boodschap waar lang niet alle burgers opzitten te wachten. In de huidige politieke verhoudingen iser ook geen makkelijke meerderheid voor te vinden, laatstaan een brede consensus. Maar op de lange termijn zalhet toch van dit verhaal en die consensus moeten komenwil het maatschappelijk fundament voor de krijgsmachtinderdaad stevig blijven. Voor militairen is zo’n perspec-tief op dit moment amper een troost en in feite een schra-le vorm van waardering. Niettemin, die bestaat wel dege-lijk als het om henzelf en hun professionaliteit gaat. Ookdat moet een conclusie zijn van een gerichte en gediffe-rentieerde diagnose van draagvlak.

Prof. dr. J.S. van der Meulen is bijzonder hoogleraarMilitair-Maatschappelijke Studies aan het DepartementPolitieke Wetenschappen van de Universiteit Leiden(leerstoel KVMO). Daarnaast is hij hoofddocent aan deFaculteit Militaire Wetenschappen van de NederlandseDefensie Academie.

Noten 1 Richard C. Eichenberg and Richard Stoll, ‘Representing

Defense. Democratic control of the defense budget in theUnited States and Western Europe’, Journal of ConflictResolution, August 2003, 399-422.

2 J.S. van der Meulen, ‘Stemmen over Afghanistan en de risico’svan het vak’, Militaire Spectator, maart 2009, 135-145.

3 Sociaal en Cultureel Planbureau, Stemming Onbestemd, 2011, p. 123.

het tegen heug en meug aan de manbrengen van Kunduz wordt dan eenoefening met een bredere strekking

Toen er in de Tweede Kamer een meerderheid was gevonden voor demissie naar Kunduz werd vastgesteld dat het politieke draagvlak smalwas en dat het besluit geen steun had van het publiek.

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:15 Pagina 29

Page 30: Marineblad Juli 2011

XXXXX30 MARINEFAMILIE30

Aan het woord zijn in dit nummer vader en zoon Poortman. Beiden hebben ervoor gekozen om

naast op schepen ook als vlieger bij de KM te dienen.

Waarom heeft u destijds voor de Marinegekozen?‘Ik ben geboren in de marinestad Vlissingen, als zoon vanmarineofficier Ben Poortman. In 1938 vertrok het gezinnaar Indië en woonde in Soerabaja, weer een marinestad.Na terugkeer in Nederland mocht ik in de zomer van1947 veertien dagen met mijn vader mee om aan boordvan een mijnenveger ten noorden van de eilanden opera-tioneel te vegen. Deze bijzondere ervaring was ondermeer de reden dat ik naar de Marine wilde gaan.’

Wat is het meeste van uw opleiding op hetKIM bijgebleven?‘Allereerst de bootjesreizen aan boord van Hr.Ms. Uraniaen de De Ruyter en de kruisreis aan boord van Hr.Ms.Zeven Provinciën, met bezoeken aan Leningrad enStockholm.Ook herinner ik me nog levendig een detachering vanvier weken op het MVK-Valkenburg en het meevliegenaan boord van veel vliegtuigtypen. Aangemoedigd doortwee enthousiaste officieren-vlieger heb ik me toen voorde vliegopleiding opgegeven.Wie me zeker zijn bijgebleven zijn een commandant KIMen twee onderofficieren als instructeurs, die alle drie rid-

ders in de Militaire Willemsorde waren. En een hoofdonderwijs, die in 1942 met Hr.Ms Abraham Crijnssen,gecamoufleerd als drijvend eiland, van Java naarAustralië wist te ontkomen. Ik bewaar goede herinneringen aan mijn opleiding op hetKIM. Het is een goede beroepsopleiding met een acade-misch tintje, de spreuk waardig die boven de ingang vanhet Zaaltje staat vermeld.’

Welke plaatsingen zijn voor u het meest bij-zonder geweest en waarom?Dat zijn er meerdere. De eerste was toen ik na mijn beëdi-ging op de mijnenveger Hr.Ms. Goes werd geplaatst. Metongeveer twintig jaargenoten werden we voorgesteld aande Commandant Mijnendienst, KTZ B. Poortman. Een bij-zondere ervaring om aan je vader te worden voorgesteld.Dan de periode bij Vliegtuig Squadron 4 (VSQ 4). Meteen Tracker van dat squadron opereerde ik vanaf hetvliegkampschip Hr.Ms. Karel Doorman. Het feit dat ikcarriervlieger ben geweest kan niemand mij afnemen!De periode op MVK-Valkenburg als vlieg- en bedrijfsvei-ligheidsofficier, na een cursus Aircraft Accident Preventionand Investigation te hebben gevolgd, was interessant enbetekende keihard werken.De tijd als eerste officier aan boord van Hr.Ms IsaacSweers, die door de FOST-molen werd gehaald en vervol-gens zes maanden werd ingedeeld bij Standing NavalForce Atlantic.De niet eenvoudige, maar wel uitdagende functie vancommandant van de Groep Helikopters tevens CMVK deKooy beschouw ik als een eervolle afsluiting van mijnloopbaan.’

Bent u vaak van huis geweest? Hoe heeft udit ervaren in uw gezin?‘Ja, ook voor langere perioden. Het weekendhuwelijkwas mij ook niet vreemd. Als zeeofficier met een luchtva-rend brevet moet voor bevordering tot de naast hogererang tenminste telkens één jaar worden gevaren. De deta-cheringen met vliegtuigen naar buitenlandse bases duur-den twee weken tot drie maanden. Cursussen van enkelemaanden in het buitenland tikken ook mee.Mijn lieve vrouw Margot heeft me uiteraard gemist maarheeft als echte marinevrouw daar nooit over gezeurd.Ook onze kinderen wisten te leven met het vaak afwezigzijn van hun vader. Als ik thuis kwam maakten de mee-gebrachte cadeautjes alles weer goed.’

Foto’s uit de collectie van de geïnterviewden.

Naam : J.N. (Jörgen) PoortmanGeboren : 4 juli 1935In dienst : 9 september 1954Datum LOM : 1 april 1986Laatste rang en functie : KTZ (MVB/WNR), commandant van de Groep Helikopters, tevens commandant van het

marinevliegkamp De Kooy

Beëdiging van J.N. Poortman in 1957.

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:16 Pagina 30

Page 31: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

31

marineblad | juli 2011

31

Kunt u wat zeggen over verschillen en over-eenkomsten tussen vroeger en nu?‘Die zijn er natuurlijk ontegenzeggelijk. De KM is immeraan veranderingen onderhevig, al was het maar doorbezuinigingen die tot uitverkoop van kostbaar materieelleiden. De KM is nog steeds een dynamisch krijgsmacht-deel, dat ondanks die bezuinigingen en bovendien personeelreducties toch haar hoofd met veel kunst- envliegwerk boven water weet te houden en essentiëletaken weet uit te voeren. Heel belangrijk vind ik dat vloot en mariniers onder ééncommando zijn gebracht. Ook vind ik het samengaan vanalle defensiehelikopters in één Defensie HelikopterCommando een goede zaak.Dat de Orions zijn verkocht en het MVK-Valkenburg isopgedoekt blijft pijn doen. Dat deed het mij overigensook toen ons vliegkampschip Hr.Ms. Karel Doormandoor branden, wegens ondeskundig opstoken van ketels,uit dienst moest worden gesteld.Ik denk dat de inzet nu nog steeds even groot is als vroe-ger. Ik ben trots op wat door onze mensen wordtgepresteerd in vredes-, crisis- en oorlogsoperaties, debestrijding van piraten en in gebieden waar zich natuur-rampen voordoen.

Om het bij mijn familie te houden: de kameraadschap,laten we het maar gewoon maatjesgeest noemen, en degezelligheid, die ik bij de jaargenoten van mijn ouderszag tijdens en na hun marinetijd en die ik zie bij mijnzoon en zijn jaar- en tijdgenoten is eigenlijk hetzelfdegebleven. Wellicht zijn daarom drie generaties Poortmande Marine wel trouw gebleven!’

Heeft u uw zoon aangeraden om naar de KMte gaan?‘Niet aangeraden, maar wel enthousiast gemaakt, doorhem mee te nemen tijdens een varende familiedag aanboord van het fregat waar ik eerste officier was, samenvlootdagen te bezoeken en met mij mee te laten vliegentijdens mijn laatste vliegende plaatsing als CommandantVSQ 2 in een Atlantic en een Neptune.’

Heeft u wel eens overwogen de Marine teverlaten?‘Nee, hoewel ik als vlieger na extra studie naar de burger-luchtvaart had kunnen gaan. De Marine bood mij vol-doende uitdaging en afwisseling. Het was goed dienenbij “de Baas”. Toen ik de Marine uiteindelijk op ruim vijf-tigjarige leeftijd met LOM verliet voelde ik me daarvooreigenlijk te jong.

Dat de KM een goede baas is, bleek ook nog eens toenmijn vrouw in 1990 ziek was en Maarten met zijn vlucht-eenheid aan boord van Hr.Ms. Pieter Florisz in dePerzische Golf verbleef. In de terminale fase van haarziekte was één telefoontje naar CZMNED voldoende omMaarten binnen een dag naar Nederland terug te krijgenom afscheid van haar te nemen. Toen Maarten, op haarvraag wanneer hij naar zijn schip terug moest keren, ant-woordde: “Ik blijf hier”, reageerde zij: “Niets ervan, jijgaat terug.” En toen ik deze wens aan CZM doorgaf werddaar gevolg aan gegeven.’

Hoe kijkt u tegen de Marine aan?‘De Marine is een goede organisatie waar, in vergelijkingmet “mijn” tijd (de Koude Oorlog), nu op het personeeleen veel grotere wissel wordt getrokken. Maarten had opveertigjarige leeftijd al meer vlieguren en vaardagen mee-gemaakt dan ik toen ik de KM met LOM verliet.Ik hoor graag zijn verhalen en die van mijn stief-klein-zoon Robin Denker, Marinier 1ste klasse, die onder meerin Uruzgan is geweest.

Met grote bewondering lees en beluister ik verslagen vanacties waaraan onze vloot- en marinierseenheden deelne-men. De Marine is voor mij nog zo belangrijk dat ik pro-beer zo goed als mogelijk op de hoogte te blijven van hetreilen en zeilen van de KM waarbij de KVMO en hetMarineblad een goede informatiebron zijn.’ �

Zo wordt de jeugd enthousiast gemaakt voor de marine: neefje Robin,inmiddels zelf marinier, zit bij oom Maarten in een Lynx,1996.

Vader en zoon Poortman, juni 2011.

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:16 Pagina 31

Page 32: Marineblad Juli 2011

XXXXXMARINEFAMILIE

Vanwaar uw keuze voor de KM?‘Die vraag ben ik me pas veel later gaan stellen. Het wasvoor mij bijna vanzelfsprekend omdat ik graag wildevliegen bij de Marine. Toen dat (in eerste instantie) nietdoorging heb ik een jaar zeevaartschool in Rotterdamgedaan. Een gouden greep, trouwens.’

Wat is u het meest bijgebleven van uw opleiding op het KIM?‘U kunt beter vragen: wat niet?! En dat bedoel ik in posi-tieve zin. Om toch een antwoord te geven: de opluchtingdie ik voelde toen ik, tijdens de Korpsintroductie vlak nade befaamde donderspeech, op mijn horloge keek en zagdat het pas half twee ’s nachts was en niet tien over zes.Heerlijk, nog een paar uur “snurken”…’

Welke plaatsingen staan u het meeste bij enwaarom?‘Bijvoorbeeld die van boordvlieger/vluchtcommandantvan een dubbele vluchteenheid op Hr.Ms. Pieter Florisz.Maandag 13 augustus 1990, alle hens op VGSQ 860:“Volgende week gaan jullie voor zes maanden weg.”Waarheen? Wat doen? Gevaarlijk? Einde van de KoudeOorlog en al haar bijbehorende onzekerheden, dat wel.In 1994 aan boord van Hr.Ms. Van Kinsbergen maakte ikhet Lido II incident mee, heel spannend.1

De beide commandofuncties, van de mijnenjager Hr.Ms.Maassluis en van VSQ 860, waren natuurlijk een eer omte vervullen en leuk en uitdagend.Het meest heb ik genoten van mijn plaatsing als eersteofficier aan boord van het gloednieuwe LCF Hr.Ms. DeRuyter. Wat een bemanning en wat een goede sfeer! Ookheel bijzonder was mijn plaatsing van 17 maanden inParijs, waar ik de Franse HDV heb gevolgd. Van de gehe-le jaargang (342 cursisten) bestond een derde uit buiten-landers, van in totaal 74 nationaliteiten. Sindsdien hebben

evenzoveel landen voor mij elk een gezicht en ben ikanders tegen de wereldorde gaan kijken.

Bent u vaak van huis voor uw werk? Watvoor effect heeft dat op u en uw gezin?‘Tijdens elke varende plaatsing was ik ruim 200 dagenper jaar van huis. Mijn echtgenote stond hier heel sterkin, ook wel omdat ze het, als dochter van een marineman,gewend was. De kinderen gingen er goed mee om. Maartijdens de aaneengesloten vaarperiode van drie jaar, metdaarin intensieve vaarprogramma’s en de langdurigeziekte en het overlijden van mijn moeder, bleek na aflooptoch wel dat het incasseringsvermogen van het thuisfrontde bodem had bereikt.De aansluitende CCO-opleiding zorgde er voor dat iklangere tijd thuis was. Dat viel echter toch tegen: elkeavond vertrok ik naar mijn studeerkamer. Dus ik was erwel, maar veel hadden ze niet aan me. En na de CCO-opleiding volgde een jaar met 250 vaardagen.Terugkijkend denk ik dat ik een hoop heb gemist van deeerste levensjaren van mijn dochter en mijn oudste zoon.Ik heb mezelf er meerdere malen op betrapt dat ik, zodraik eenmaal op zee was, zo opging in het werk dat ik geentijd had of nam om aan thuis te denken. In die tijd had jeook geen bijna permanente bereikbaarheid met e-mail enmobiele telefoon. Eenmaal op zee kon het me niet langgenoeg duren maar natuurlijk was ik altijd heel blij als ikweer thuis kwam.’

Welke rol speelt de KM in uw familie? ‘Als kind ging ik vaak mee met mijn vader naar MVKValkenburg. Eigenlijk alleen maar om dichtbij die machtigevliegtuigen te zijn. Bij de kerstviering onder een Atlanticzitten met een krentenbol en een beker poeroet. HetKerstverhaal ging geheel aan me voorbij. En ik ging hele-maal op in de luchtvaarttijdschriften die mijn vader meenam. Praten over de KM deden we pas later, toen ik al eentijdje bij de Marine was. Vaak blijkt dat de problemen vantoen de problemen van nu zijn en omgekeerd. Mijn schoon-vader herkent echter nog maar weinig van “zijn” KM.’

Beëdiging M.J. Poortman in 1983.

1987, vader Jörgen reikt het brevet uit aan zoon Maarten.

Naam : M.J. (Maarten) PoortmanGeboren : 17 augustus 1961In dienst : 13 augustus 1980Huidige rang/functie : KLTZ, senior adviseur bestuursondersteuning staf CZSK

32

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:16 Pagina 32

Page 33: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

33

Wel eens overwogen de KM te verlaten?‘Zo vaak, op het KIM elke maandagmorgen om zevenuur! Maar aan het ontbijt met ons clubje was ik al weerhelemaal om. Tijdens mijn 5e-jaars studie aan de TU Delftvoelde ik wel een enorme verleiding door de techniek. Enals vlieger beleef je op je 35ste een kantelpunt. Op die leef-tijd kun je nog switchen naar de burgerluchtvaart, hetgrote geld en het ontspannen leven. Nu er weer allerleidonkere bezuinigingswolken boven Defensie hangenschiet het “wat-als” regelmatig door mijn hoofd. Dan zal

het “moeten” zijn, in plaats van “willen”. Ik ben tochgebleven.’

Hoe kijkt u tegen de Marine aan?‘De KM is een prachtbedrijf. Defensie als geheel staattegenwoordig een stuk dichter bij de samenleving danvroeger. De KM is denk ik goed met haar tijd meegegaan.Jammer dat negatieve zaken vaak onder een vergrootglasworden gelegd, terwijl het vele goede werk in mijn ogente onderbelicht blijft.’

33

1 Incident waarbij de Maltese olietanker Lido II in volle vaart de blokkade van NAVO-schepen dreigde te doorbreken en daarbij te hulp werd geschotendoor schepen van de Servische marine. Een escalatie tot een gewapend treffen werd maar net voorkomen. Deze blokkade was een onderdeel van hetwapenembargo tegen voormalig Joegoslavië en het handelsembargo tegen Servië en Montenegro.

Nieuwsbrief 01/2011 van de vereniging ‘Onderlinge Bijstand’Op woensdag 20 april 2011 vond de

110de Algemene Ledenvergadering

van de Vereniging Onderlinge

Bijstand plaats bij het Veteranen-

instituut te Doorn. In totaal namen

46 leden en partners deel aan het

gevarieerde programma van deze

dag, die door de aanwezigen bij-

zonder werd gewaardeerd.

Het Veteraneninstituut is een onder-deel van het grotere complex waar

Onderlinge Bijstand te gast was: onze eigenlijke gastheer was deBasis, waartoe o.a. ook de BNMO, de Bond voor NederlandseMilitaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers, behoort. Na een hartelijkwelkom voor alle deelnemers in de Prins Bernhardzaal gingende deelnemende partners op pad met de heer Jef Dorpmans: hijverzorgde voor hen een zeer informatieve presentatie over enrondleiding door de Basis. De leden van onze Vereniging kregenals eerste een presentatie aangeboden door de directeur van hetVeteraneninstituut, KTZA F.J. Marcus. Hij zette de geschiedenis,de doelstellingen de activiteiten en de plannen van hetVeteraneninstituut kort en duidelijk uiteen.

De Algemene LedenvergaderingBij de mededelingen omschreef de voorzitter niet alleen de doel-stellingen en de huidige werkzaamheden van OnderlingeBijstand, maar ook de voornemens om meer aandacht te richtenop de jongere marineofficieren. De praktijk leert dat ook voordeze groep leden incidentele financiële steunverlening noodza-kelijk kan zijn. Het bestuur gaat in samenwerking met de KVMOna of de jongere leden gemakkelijker kunnen worden bereikt viadigitale nieuwsbrieven en sociale media.

Het verslag van de voorgaande jaarvergadering werd besprokenen goedgekeurd, evenals het jaarverslag over 2010. Namens decommissie van onderzoek (kascommissie) werd gerapporteerdover de financiële bevindingen en na een goede discussie werdhet bestuur decharge verleend over het gevoerde financiële

beleid, met dankzegging aan de penningmeester, de heer T.G.D.Steenbeek. Daarop werd de nieuwe commissie van onderzoekvoor het jaar 2011 benoemd. Met instemming van de aanwezigeleden bleef de samenstelling van het bestuur voor het komendejaar ongewijzigd. Vervolgens kreeg de voorzitter van de KVMO,de heer R.C. Hunnego, het woord om de samenwerking met OBtoe te lichten. Na de rondvraag werd besloten de volgende ALVte houden op woensdag 18 april 2012 bij het Legermuseum teDelft.

Aandacht voor jongere marineofficierenTijdens de Ledenvergadering maar ook in de bestuursvergade-ringen is gesproken over de mogelijkheden om meer te kunnenbetekenen voor de jongere marineofficieren. Op voorstel van deKVMO wordt medewerking verleend aan het realiseren van bij-zondere voorzieningen, zoals financiële steunverlening en tege-moetkoming bij een ongeval in en door de dienst of bij uitzen-ding voor een vredesmissie. Ook wordt nagegaan welke extrasteun kan worden verleend voor zorgkosten in perioden vanzwangerschap of na de bevalling. Informatie hierover wordtmede via de website KVMO bekend gesteld.

Het middagprogrammaNa afloop van de Algemene Ledenvergadering vertrokken dedeelnemers met een bus naar Driebergen. De uitstekendeIndische lunch werd daar genoten in restaurant Indrapura, datspeciaal voor Onderlinge Bijstand ’s middags geopend was.Door het gezellige samenzijn liep het tijdschema uit, wat ookgebeurde bij het bezoek aan Huis Doorn: een bijzonder interes-sante rondleiding voor de deelnemers onder leiding van tweeenthousiaste en ter zake kundige gidsen. Daarbij werd nietalleen positief gereageerd op de bijzondere en waardevolleinrichting, maar vooral ook op de historische verhalen en anek-dotes die de gidsen wisten te vertellen. Het was een zeergeslaagde rondleiding! Later dan beoogd werd het bezoek aanhet prachtige Huis Doorn afgesloten en vertrok het gezelschapmet de eigen bus naar de Basis. Daar werd het programmabesloten en keerde iedereen terug naar huis.

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:16 Pagina 33

Page 34: Marineblad Juli 2011

XXXXX

Waarom bent u destijds naar de Marine gegaan?‘Opgroeiend in Rotterdam na de oorlog, waarin mijn vader sneu-velde, realiseerde ik mij geleidelijk aan dat mijn moeder eenzware taak had om ons alleen op te voeden. Een goede defensie,dacht ik, zou er toe kunnen bijdragen om zoveel ellende in detoekomst te voorkomen. Mijn aanvraag bij de Luchtmacht misluk-te, dus werd het de MLD bij de Marine. Ik denk dat mijn kleinebijdrage zinvol is geweest, gezien de lange tijd van vrede en wel-vaart.’

Hoe is uw carrière in grote lijnen verlopen?‘Ik begon met anderhalf jaar opleiding tot vliegtuigmaker radio-radarmonteur op de Elektronische school te Amsterdam. Hieropvolgde een term in Biak van anderhalf jaar in de werkplaats vanhet vliegveld. Tijdens de oefenreis van de Karel Doorman naar deWest in 1961 kon men een verzoek indienen voor plaatsing in eenciviele HTS-opleiding. De uitslag op mijn verzoek was voor mijpositief en op 1 november 1965 behaalde ik het diploma. Ik kwam

(foto’s collectie auteur)

TERUGBLIKKEN MET

Naam : Jan de NiesGeboren : 9 juli 1938 te RotterdamIn Dienst : 11 december 1957Uit dienst : 1 augustus 1991Laatste rang : KLTZ SD/TDLaatste functie : Hoofd Toezicht Aanbouw fregatten

KMS Vlissingen

Jan de Nies tijdens de Vierdaagse van Nijmegen.

34

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:19 Pagina 34

Page 35: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

in aanmerking voor een andere pet en werd bevorderd tot LTZSD der derde klasse.Geplaatst op het ministerie van Defensie, bij DMKM afdeling werk-tuigbouw, was ik belast met de kwaliteitscontrole van kapitaal inten-sieve, ook in het buitenland bestelde, materialen voor de schepen.Interessant waren ketelpijpen uit Zweden, schroefassen uit Frankrijken rotoren voor elektromotoren voor onderzeeboten uit België.Van 1969 tot 1973 was ik werkzaam op Hr.Ms. Zeven Provinciënals wachtsofficier en belast met het onderhoud MK. Begin 1973werd ik bestemd voor de geleide wapen (GW) fregatten en kreegeen aanvullende opleiding Meet- en Regeltechniek op het KIM,

waarop plaatsing volgde op GWF Hr.Ms. De Ruyter voor afbouwen proeftocht in het garantiejaar. Ik was daar tot april 1977.Hierna was ik tot 1981 betrokken bij afbouw en proeftochten vanS-fregatten voor Werktuigbouw en Elektrotechniek. De nieuw-bouw ervaring mocht ik doorgeven op de TOKM, als hoofdelektrotechniek.Van maart 1983 tot november 1984 was ik Hoofd technischedienst (HTD) op Hr.Ms. Pieter Florisz. Hierna volgde een plaatsingals Manager instandhouding GES bij DMKM tot oktober 1989.Mijn laatste functie bij de Marine was die van Hoofd Toezicht bijaanbouw fregatten bij KMS te Vlissingen.’

Welke plaatsingen staan u het meeste bij? ‘De periode in Biak heeft had een grote invloed op mij. Het waseen andere cultuur met minder luxe en welvaart en je leerde teimproviseren en collega's te respecteren. Het functioneren alsHTD op de Pieter Florisz was een kroon op de carrière.Het was geweldig alle kennis en ervaring zelf toe te kunnen passen.Zowel technisch als op het managementvlak. Dit kreeg alle ruimtedoor een pragmatische longroom en ervaren onderofficieren.’

Waar bent u het meeste trots op in relatie tot uwmarineloopbaan?‘Dat ik een bijdrage heb kunnen leveren aan de integratie van Wen E binnen de Technische Dienst. Op de GW-fregatten werd hetonderhoud en wachtlopen van TD uitgevoerd door machinistenen elektromonteurs. Als bij de machinist een werktuig hapert,pakt hij zijn gereedschapskist, sleutelt het apparaat open enhoopt de storing te vinden en te repareren. De elektromonteurpakt bij een storing een schema of boek en tracht te concluderenwaar de fout zit. Die twee verschillende mentaliteiten, samen inde Technische Centrale, gaf aanvankelijk veel reden tot onbegrip.Door trainingen over en weer is er meer begrip en respect ont-staan en werken de twee disciplines aanvullend.’

Wat en waar was uw mooiste moment in de Marine?‘Mijn aanstelling tot officier en de beëdiging was een gedenk-waardige periode. De intocht van de Vierdaagse, als onverwachtebataljonscommandant, was spectaculair. Alleen voor de mariniers-kapel en het KM-detachement; het gaf mij een bijzonder gevoel. Maar de mooiste periodes waren de proeftochten van GW-fre-gatten en S-fregatten. Een samenspel van verschillende belang-

hebbenden, de KM, het ministerie, de bemanning, de bouwwerf,de onderleveranciers en de proeftocht commissie. Het beproe-ven van nieuwe systemen, het improviseren, het blijven doorgaantot de zaak werd goedgekeurd en iedereen tevreden was met deresultaten. Opvallend was dat de schepen, de wervianen, hetministerie en onderleveranciers steeds gelijk waren. Alleen debemanning veranderde steeds en dat had grote invloed op hetverloop en de resultaten.’

Wat mist u het meest en wat helemaal niet?‘De vertrouwelijke sfeer binnen een dienstgroep en de gezonderivaliteit met andere diensten. Men had niet veel woorden nodigom verstaan te worden. Maar uiteindelijk ging het om de presta-tie van het schip, zoals de resultaten bij een oefening en de uitslagvan een training, waaronder FOST. Wat niet gemist wordt is hetmissen van de gezelligheid thuis en de dagelijkse contacten in hetgezin. Het gezin heeft vaak moeten afzien, omdat problementhuis alleen opgelost moesten worden. Maar het was altijd“feest” als pa thuis was: cadeautjes, gezelligheid. Er is altijd begripen support geweest maar er moest soms wel worden geslikt.’

Wat bent u na uw leeftijdsontslag gaan doen?‘Van augustus 1989 tot augustus 2003 ben ik actief geweest voorde PUM Netherlands senior experts. Deze organisatie streeft ernaar in landen met een zwakkere economie dan de westerse, bijte dragen tot de groei van een levensvatbaar midden- en kleinbe-drijf. Door kennisoverdracht wil PUM daar zelfredzaamheid sti-muleren en bijdragen aan private sector ontwikkeling. PUM doetdat door ervaren ondernemers en specialisten uit Nederlandtegen minimale kosten tijdelijk als vrijwilliger in te zetten.Vijf jaar heb ik projecten gedaan als consultant technische enmanagement zaken. Ik ben zeven jaar landencoördinator geweest.In die functie zocht ik projecten in het veld op en startte en bege-leidde ik die projecten. Ook ging ik op zoek naar de juiste expertsen regelde ik de follow-up.Opmerkelijk was een functie als invallend leraar Electro enMeteorologie op een trainingsschool voor zeevarenden op LakeMalawi. Toekomstig brug- en MK-personeel werd daar opgeleid.Er waren vacatures, vandaar een beroep op PUM. Veel leerlingenwaren nog nooit op het meer geweest, dat zo groot is alsNederland. Er was altijd wel wat; geen zeil, geen roeiriemen, geenmotor. We hebben van restanten een catamaran in elkaar gesleu-teld en zeillessen gegeven; dat was grote pret. De directie waszeer tevreden.Bij een opdracht in Mias, Oeral, bij een constructiebedrijf voorzandzuigers, werd ik in contact gebracht met een voormaligefabriek voor lange afstandsraketten. Ik werd ontvangen door dehoofd beveiliging, voormalig commandant van een Sovjet-onder-zeeboot. Men fabriceerde er elektronische apparaten en zochtcontact met Europa. Interessant om nu eens op bezoek te zijn bijde “voormalige vijand”. Tijdens de coördinatorperiode behandelde ik projecten in deAntillen, Haïti, Jamaica, Oekraïne en Moldavië. Het ging omgemiddeld 50 projecten per jaar en het was een ware dagtaak.Veel geslaagde missies, die vaak uitvloeiden in samenwerkingsaf-spraken met Nederlandse bedrijven. Het was een zeer dankbareen productieve periode, waarin ik mijn ervaring en kennis ruim-schoots ten dienste kon stellen. Alles bij elkaar kan ik terugzien op een interessante carrière metveel afwisseling en goede resultaten.’ �

ik ben er trots op een bijdrage tehebben kunnen leveren aan de

integratie van W en E binnen deTechnische Dienst

35

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:19 Pagina 35

Page 36: Marineblad Juli 2011

36vaart een grote rol speelde terwijl deMarine nu juist aan de andere kantvan het spectrum opereert, waarbij denadruk op hulpverlening en maritiemedrugsbestrijding ligt.Uit het boek wordt wel heel duidelijkdat de verdediging van de eilanden inNederland als een voortdurendeonwelkome kostenpost wordt gezien.Telkenmale moet het met wat minderook kunnen. De schrijfsters hebbenhierbij voornamelijk de visie vanuitde eilanden getoond. Gelukkig maar,want het Nederlandse beeld ‘zon, zeeen zaligheid’ is maar een al tebekend stereotiep. Wanneer de geïn-teresseerde lezer het Marineblad vanoktober 2010 opslaat kan hij daareen voorproefje van het eerste hoofd-stuk vinden. In het Marineblad vannovember 2010 kunt u ook de eerste‘kritiek’ op het boek vinden want de‘Dolly Dots’ (pagina 105) waren nietde eerste vrouwelijke militairen die opCuraçao dienden, wel waren zij deeerste vrouwelijke boordplaatsers.In de afgelopen eeuwen moet regel-matig de vraag ‘Wanneer was jij in deWest?’ naar boven zijn gekomen.Ongetwijfeld zullen duizenden militai-ren voor of na hun ‘term’ of tour methet stationsschip zeer geïnteresseerdzijn in dit boek want het illustreertjuist hun werk aldaar. Het is bovendien prettig leesbaar en rijkgeïllustreerd. Van harte aanbevolen dus!mr. O.W. Borgeld

(Y-38 en Y-39) op 25 augustus 1941(overgenomen op 3 september 1941 teManilla) tot en met de laatste vluchtvan de MLD Catalina (16-216) op 13mei 1958 en de laatste nog overgeble-ven Catalina (16-212) van hetMilitaire Luchtvaart Museum inSoesterberg. De auteur weet op fan-tastische wijze de inzet van deCatalina in Nederlands-Indië tebeschrijven. De vele foto’s en vlucht-beschrijvingen geven een schitterendbeeld van de activiteiten van de MLDin de “Oost” tijdens de TweedeWereldoorlog en de jaren er na, maarook inzet van de Catalina in Nederlandvanaf vliegkamp Valkenburg blijft nietonbeschreven. Dit in combinatie metde vele verhalen en beschrijvingen vanhet leven en werken bij de verschillen-de squadrons maken het boek tot eennaslagwerk dat niet mag ontbreken inde boekenkast van liefhebbers van demarine luchtvaart.R.E.W. Pieters

toch dat het specifiek over de levens-loop van de boot zelf gaat. Ik stel mijvoor dat echt geinteresseerde bezoe-kers van de boot dit boek zeer zullenwaarderen. Voor ex-bemanningsledenis het boek een waardevol aandenken.Het boek vertolkt daarbij een stukrecente maritieme historie.Als naslagwerk over de klasse in hetalgemeen is het boek overzichtelijkmaar niet uitputtend detaillistisch. Dehoofdstukken zijn logisch opgebouwd.Het unieke ontwerp, het onstaan vande Dolfijn-klasse, de techniek en bijbe-horende bedrijfsvoering alsmede deuitgebreide levensloop komen ruim aanbod. Wat eigenlijk maar beperkt bena-drukt wordt is het leven aan boord. Ditwas vaak best zwaar en bepaald nietcomfortabel. Zeker vergeleken met detoenmalige Zwaardvisklasse en de hui-dige Walrusklasse. De missies tijdenshet hoogtepunt van de Koude Oorlogwaren pittig, maar de technische uit-dagingen om het vol te houden warencontinu enorm groot. Een patrouille(ook wel fishplay) in het hoge noordenvan de Barentszee was koud, nat enonaangenaam voor de bemanning.Maar binnen het jaar zo’n zelfde opera-tie in de uithoeken van deMiddellandse zee was even onaange-naam door hoge temperatuur en voch-tigheid. De Tonijn heeft dit meerderemalen gepresteerd! Het heeft niet veelgescheeld of er was geen museumbootTonijn geweest. In de levensloop wordtover het jaar 1986 summier gewaggemaakt van een incident. Dit wasaanmerkelijk serieuzer dan vermeld inhet boek. De grote zoutwaterlekkage inde hekbuiskamer, door het defect rakenvan de doorvoering van het achterdui-kroer had heel slecht kunnen aflopen.Alleen door zeer resoluut optreden vaneen aantal technische onderofficierenen door goed samenspel met de onder-watercentrale is de boot behouden.Water stroomde met grote kracht naarbinnen, de boot zakte weg. Personeelmoest tegen de helling in de hekbuis-kamer verlaten, waar het frituurvet uitde kombuis inmiddels over de vloernaar achter liep. Na noodblazen kwamde boot er gelukkig uit en kon zij allenspompend de veiligheid van eenankerplaats in de Noorse fjorden berei-ken. Een onvolledigheid vind ik datenerzijds wel aandacht wordt besteedaan het fenomeen van het onderzee-bootinsigne (de flipper) maar dat hetvaandel van de Onderzeedienst geenaandacht krijgt. Slechts weinigenweten dat de Onderzeedienst voor haarverrichtingen in het verleden deMilitaire Willemsorde heeft mogen ont-vangen, welke onderscheiding zicht-baar is aan het vaandel. Tenslotte, ditboek is door zijn totale presentatie enhandzaamheid zeker een aanrader.Complimenten aan de schrijvers.K.A.C. Hermsen, Commandeur bd.Voormalig Commandant Tonijn

Sedert 1634 zijn er Nederlanders op dezes eilanden die nu nog deel van hetKoninkrijk der Nederlanden uitmaken.Van de begindatum tot ongeveer 1800vormde de West Indische Compagniede autoriteit daar te lande. Na 1815vormden deze eilanden een interesse-gebied voor het Koninkrijk derNederlanden. Wij, Nederlanders, hebben daar dus allang 'ons' stempel gedrukt maar tochis dat gebied anders dan Nederland.Daar is al heel veel over geschreven.Je kan daarbij denken aan boeken als‘Olie als Water’ of de ‘Sambubu’ boek-jesreeks of ‘De monumenten vanCuraçao in woord en beeld’. Waarom isdit boekje dan toch een aanwinst voorde boekenkast? Ik zal proberen het uitte leggen. In al de andere boekenstaat de geschiedenis van een of meervan de zes eilanden centraal vanuitverschillende gezichtspunten; soms ishet sociologisch of cultuurhistorisch ofeen bouwkundig gezichtspunt, maarnimmer vormde de bescherming vandeze eilanden de focus van het boek.Dit ben ik althans nog niet tegengeko-men. Natuurlijk begint het boek bij devestiging van de heerschappij in1634. De structuur is heel logischwant de vroegere periodes hebben huninvloed op het heden. Daarom kent hetboek de navolgende hoofdstukken:Vestiging in de West 1634-1815;Uithoeken van het Koninkrijk 1815-1929; Strategisch gelegen doelwit1912-1954; Koerswijzigingen 1954-1990 en Drugsbestrijding en handha-ving 1990-2010. Het boek geeft een heldere uitleg overde verschillende periodes en dit geheelis voorzien van vele vaak onbekendeillustraties. Het is voor de lezer danook heel begrijpelijk dat initieel bij deverdediging van de eilanden de kaap-

In de West. DeNederlandse krijgsmachtin het Caribisch gebied

Auteurs : Anita van Dissel enPetra Groen

Uitgever : Van Wijnen uitgeverijOmvang : 165 blz, ill., index Prijs : € 22,50ISBN : 978-90-5194386-3

Kruisvaarders van dearchipel. Catalina vlieg-boten van deMarineluchtvaartdienst1941-1957

BOEKEN36In het vorige Marineblad was onge-lukkigerwijs onder de cover vanonderstaand boek een verkeerdebespreking geplaatst. Hierondervolgt de goede bespreking – red.

Auteur : Bart RijnhoutUitgever : Lanasta, EmmenOmvang : 352 blz.Prijs : € 39,95ISBN : 978-90-8616078-5

Hr.Ms. Tonijn. Van onderzeeboot totmuseumschip

Auteurs : Bob Roetering en HenkVisser

Uitgever : Lanasta, Emmen, 2011Prijs : € 19,95Omvang : 6 blz geïllustreerd ISBN : 978-90-8616069-3

Het boek over Hr.Ms. Tonijn is geschre-ven op initiatief van de DirecteurMarinemuseum. Het is zijn wens omvan ieder van de drie museumschepende levende historie te behouden. Het isopmerkelijk dat binnen de groep vrij-willigers van het museum de twee scri-benten zijn gerekruteerd. Alhoewel zijzelf niet uit de onderzeedienstwereldkomen hebben zij zich toch goed wetenin te leven. De lay out van het boek ispakkend, onder meer door de kwaliteitvan de fotoverzameling binnenboord.De omvang is handzaam (96 pagina’s)en de schrijfstijl is vlot. De beschrij-ving van de levensloop is een watdroge professionele opsomming; het-geen echter niet hinderlijk is.Als referentie hebben de schrijversnatuurlijk veel materiaal voor handengehad want er is al veel gepubliceerdover de onderzeedienst en de klassedriecylinderonderzeeboten. De geïnter-viewde oudopvarenden vormen eenmarkante doorsnee door de tallozebemanningslijsten van de Tonijn. Zijzijn goed voor vele anekdotes.De toegevoegde waarde van dit boek is

Het boek geeft op een zeer indrukwek-kende wijze de gehele geschiedenisvan het watervliegtuig PBY-5/A‘Catalina’ binnen de NederlandseMarineluchtvaartdienst weer. Van hetontstaan van de PBY watervliegtuigenen de levering van de eerste Catalina’s

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:19 Pagina 36

Page 37: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

HISTORIE 37

Geschiedenis vanhet ministerie vanDefensie?Er wordt opnieuw gereorganiseerd bij het ministerie

van Defensie. De zoveelste keer in de twintig jaar na de

Koude Oorlog. Een buitenstaander zou zich kunnen

afvragen hoe dat komt. Komt het door geldgebrek? Dat

het met de begroting niet helemaal lijkt te lukken is wel

duidelijk, de Algemene Rekenkamer heeft er zo zijn

mening over.

KLTZ P.J. van Maurik

Het ministerie van Defensiezoals we dat nu kennen bestaateigenlijk pas sinds 1959.

Ook de Tweede Kamer lijkt een onrustig gevoel te heb-ben, gezien de almaar groter wordende stortvloed aanKamervragen. Maar geldgebrek of ondoorzichtigheid zijnop zichzelf geen redenen om te reorganiseren. Dat kun jedoor netjes boekhouden of beter communiceren ookoplossen. En als dit nog steeds problemen oplevert is erof sprake van moeilijk lerende organisatie of er is moge-lijk een veel fundamenteler probleem. Want reorganiserendoe je vooral als je problemen hebt in het bereiken van jedoelstellingen. De vraag die je zou kunnen stellen is ofhet altijd zo’n probleem is bij Defensie.

Bij het beschouwen van de militaire geschiedenis op zoeknaar aanwijzingen daarvoor vielen mij twee dingen op.Ten eerste dat het ministerie van Defensie pas een halveeeuw bestaat van de twee eeuwen die het Koninkrijk derNederlanden telt. Ten tweede dat er al vaker discussie isgeweest over de ministeriële structuur. Mogelijk zijn ditaanwijzingen dat er inderdaad fundamentelere krachtenbestaan bij de inrichting van het bestuur dan interneorganogrammen. Ik heb een hypothese kunnen opbou-wen die inzicht geeft in de achterliggende problematiek.

In dit artikel zal ik trachten die hypothese te schetsen. Deessentie ervan is dat het bestuur van de zwaardmacht eenrelatie moet hebben met ‘hogere orde’-belangen van destaat. Tenslotte is de zwaardmacht een uitvoeringsorgani-satie van de staat; ze is namelijk niets meer of minder dande zogenaamde ‘ijzerwinkel’, zoals men dat in politiekeen ambtelijke kringen graag noemt. De gedachte is dateen goed beheer van deze ijzerwinkel afhankelijk is vanprecies dat ministerie, waarvan het beleid het meestafhankelijk is van de beschikbaarheid ervan. Dat in zulkeomstandigheden er grotere kans is op een voldoendebestuurlijk-stabiele situatie, zodat men de begrotingsdis-cipline1 en de communicatie ook kan optimaliseren.

Het startpunt voor de uitwerking van deze hypothese iseen beschouwing van het ministeriële bestuur van degewapende macht sinds de oprichting van hetKoninkrijk. Sinds 1814 zijn er namelijk drie ministeriesgeweest die zich hebben bezig gehouden met militaireeenheden. Meestentijds stonden deze drie bekend als hetministerie van Oorlog, het ministerie van Koloniën en hetministerie van Marine. Pas in 1959 ontstaat het ministerievan Defensie en haar bestaan omvat daarvan een kwartvan de tijd. De oplettende lezer zal opmerken dat gedu-rende twintig jaar, bijna de helft van dat korte bestaan erorganisatorisch problemen lijken te zijn. De vraag is nu ofer in een grotere context verklaringen zijn voor de toebe-deling van politiek bestuurlijke verantwoordelijkheden.Zat er enige logica achter wie de politieke leiding hadover de zwaardmacht(en)2?

Het ministerie van Oorlog en het veldlegerDe intuïtieve voorganger van het ministerie van Defensieis het ministerie van Oorlog3, dat zich vooral bezig hieldmet het veldleger in Nederland. Dit ministerie heeft hetde eerste jaren van het Koninkrijk erg druk gehad.Napoleon bleek niet helemaal van het toneel verdwenenen nog tijdens de opbouw moest het veldleger bij QuatreBras en Waterloo worden ingezet, gevolgd door een lasti-ge, en bij velen onbekende, campagne in Frankrijk.

Toen het vervolgens eenmaal goed stond werd hetomstreeks 1830 geconfronteerd met een halvering, doorhet kwijtraken van de Zuid-Nederlandse eenheden. Naeen afgebroken veldtocht in België kwam de nadrukvanaf ongeveer 1840 te liggen op de verdediging van hetgrondgebied van het huidige Nederland. Daarbij ont-stond gedurende een periode van een eeuw de VestingHolland. Deze en de bijbehorende waterlinies4 bereiktenin 1940 hun grootste omvang. De belangrijkste discussies �

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:19 Pagina 37

Page 38: Marineblad Juli 2011

HISTORIE38

in de gehele periode gaan over de verhouding tussen deimmobiele vestingwerken en het mobiele veldleger. Gezien de grootte van Nederland leek mobiliteit minderdominant. Het was echter vooral de vraag over de nood-zakelijke omvang van het leger, die gedurende de gehele19e eeuw tot discussies over de dienstplicht leidde.Daarvan afgeleid waren er beschouwingen over bevel-voering en de structuur van brigades, divisies en leger-korpsen. De dienstplicht werd echter als een lastige ver-spilling van werkkrachten gezien en de mobilisabelekrijgsmacht bleef beneden de honderdduizend, met jaar-lijks lichtingen tussen 20 en 30 duizend man. Pas vanaf1898, toen de regeling voor remplacenten werd afge-schaft, kon een groter veldleger opgebouwd worden enin 1940 waren er zelfs 4 legerkorpsen.

Halverwege de twintiger jaren van de vorige eeuw werden de ministeries van Oorlog en Marine evensamengevoegd, maar meer dan over politieke verant-woording blijkt dit niet te zijn gegaan. Wel valt op dat indie periode er ook sprake was van een economische crisisen dus groter geldgebrek bij de staat. Vanaf het einde vande Eerste Wereldoorlog kwam er ook een discussie opgang over de besturing van het luchtwapen. Maar tot hetontstaan van het ministerie van Defensie in 1959 hebbendrie zwaardmachten elk een eigen luchtvaartafdeling. Pastoen de complexiteit van inzet van luchteenheden groter,en vooral grensoverschrijdend, werd kwam een apartvliegende zwaardmacht in beeld. De discussie of deze‘vierde’ zwaardmacht ondersteunend moest zijn of een‘eigen’ hogere doelstelling5 had loopt tot op de dag vanvandaag door.

Het ministerie van Koloniën en deexpeditionaire legersHet tweede ministerie is dat van Koloniën6 waar vanaf1842 het Koninklijke Nederlands Indische Leger en laterook het contingent in West-Indië7 onder vielen.Gedurende een deel van haar bestaan was het KNIL somsgroter dan het Hollandse veldleger. Wel bestond het voormeer dan de helft uit niet-Nederlanders en werd het aan-gevuld met lokale milities. Het Indische leger was tussen1819 en 1914 betrokken bij 45 grotere expedities en eenreeks aan kleine missies. De meest bekende daarvan is deAtjeh-oorlog tussen 1873 en 1914, in welke periode zij eenparate omvang van bijna 45.000 man bereikte.

De professionaliteit van het leger was vermoedelijk grooten erg divers. Het kader van het KNIL bestond uit vrij-willigers, de organisatie was mobiel en bestond uit velekleine eenheden vanwege haar expeditionaire taken.Uiteraard speelde bij deze zwaardmacht de discussieover vestingwerken en dienstplicht geen rol. Na de EersteWereldoorlog begon het KNIL te moderniseren. Het werdbij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in sommi-

ge publicaties moderner beschouwd dan het Hollandseleger. De noodzaak voor hogere mobiliteit door de enor-me omvang van Nederlands-Indië zou daarbij een rolkunnen spelen. De luchtvaartafdeling van het KNIL wasin 1940 groter dan die van het vaderlandse, maar het isduidelijk dat zij volledig ondersteunend was aan het ope-rationele concept van het KNIL. Het ministerie vanKoloniën kende zelfs een kleine kustwachtmarine8 maareen discussie over de controle over de vloot ontbreekt. Na de oorlog groeide het KNIL, tijdens de PolitioneleActies, snel in omvang. Vanwege de bijzondere ervarin-gen uit de oorlog en de hogere vaderlandse gevoelensbleken zelfs dienstplichtigen uitgezonden te kunnen wor-den. Een situatie die zich daarna nooit, of alleen in zeerbeperkte mate in Korea en bij de eerste VN-missies inLibanon, meer heeft voorgedaan. In 1950 werd het KNILopgeheven en werd het beroepskader naar Nederlandovergebracht. Naar de integratie van het beroepskadermet hun collega’s is niet veel onderzoek gedaan. Met uit-zondering van Korea9 en de vredesoperaties in Libanonen Sinai10 komen expeditionaire eenheden niet meer inactie, tot de problemen op de Balkan beginnen.

Het ministerie van Marine en de vlootGedurende 145 jaar van het Koninkrijk bestaat er eenministerie van Marine11 die de besturing van de vloot uit-voert. Voor de Napoleontische tijd gebeurde dit door deAdmiraliteiten12, waardoor in zekere zin de bestuurlijkeervaring op maritiem gebied al ruim 500 jaar oud is,ouder zelfs dan de combinatie van het Koninkrijk en deRepubliek13. Waar het veldleger en het Indische leger zichmet de stabiliteit en veiligheid van gebiedsdelen bezig-hielden was de vloot met de rest van de wereld bezig.Daarbij had zij relaties met commerciële partijen als deNHM en latere multinationals zoals Shell en SHV.

Piraterijbestrijding en de vaak koloniaal georiënteerdehandelsmissies waren daarbij regelmatig terugkerendeactiviteiten. Mogelijk op basis van internationale of natio-naal politieke inzichten werd twee maal kort het ministe-rie van Marine politiek samengevoegd met het ministerievan Koloniën. De exacte reden hiervan zou de moeitewaard zijn nader te onderzoeken. Over het algemeenging de bestuurlijke discussie14 vooral over de opbouwvan de vloot, waarbij de discussie tussen voldoende slag-kracht, in de vorm van grote zwaar bewapende schepenzoals kruisers, of meer flexibele goedkopere schepen,zoals fregatten en korvetten, de hoofdrol speelde. InNederland zelf was echter ook steeds een sluimerendediscussie over de verhouding tot het veldleger. Dezekwam vermoedelijk voort uit de perceptie dat de VestingHolland ook zeewaarts verdedigd moest worden. Hetbestaan, en later zinken15, van een onzeewaardige moni-tor Zr.Ms. Adder is daarvoor een aanwijzing. Deze dis-cussie ontbreekt in relatie tot het KNIL, dat voor haarexpeditionaire inzet afhankelijk was van de maritiememobiliteit in de omvangrijke ‘gordel van Smaragd’. Ook voor de vloot ontwikkelde zich een luchtvaartafde-ling16, als ondersteunende eenheid. Vanaf 1925 begonopnieuw de discussie over samenvoeging met het

de professionaliteit van het KNIL-leger was vermoedelijk

groot en erg divers

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:19 Pagina 38

Page 39: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

39

ministerie van Oorlog. Tijdens de Tweede Wereldoorlogbleek deze koppeling niet zinvol en kreeg de vloot zijneigen minister terug. Hoewel dat te verklaren zou kun-nen zijn uit het feit dat Nederlands-Indië pas in 1941 valten het veldleger in 1940 opgehouden heeft te bestaan lijktdat onwaarschijnlijk. De splitsing vond namelijk pasplaats in 1941. Na de oorlog ontbrandde de discussieweer, totdat het ministerie in 1959 onderdeel wordt vanhet ministerie van Defensie en het pleit verder lijktbeslecht.

De bijzondere context van 1959 tot 1991In 1959 is de internationale context voor dezwaardmacht(en) zeer specifiek, en in historische zin,zelfs uitzonderlijk geworden. De Koude Oorlog was involle omvang17 aan de gang. De grootste bedreigingkwam uit Rusland en alle middelen moesten daar tegeno-ver gezet worden. Voor Nederland was nog slechts spra-ke van een zeer beperkt aantal koloniën18 of overzeesegebiedsdelen, zoals dat dan heet. De economie was, metname in het begin, sterk verbonden met de VS en latermet de interne Europese markt. Het KNIL was opgehe-ven en de Nederlandse (en vooral ook Molukse) profes-sionals waren terug in Nederland. De discussie over dedienstplicht is in deze periode beslecht19 en elke jonge-man was in beginsel beschikbaar. Dit maakte een mobili-sabel leger van bijna 200.000 man mogelijk en daarvoorwas een complex bureaucratisch apparaat nodig. Devloot was daaraan ondersteunend, zij moest in geval vanconflict zorgen voor de veilige overkomst van de ‘red-dende’ Amerikanen. De Marine liet in deze periode de rest van de wereld voorwat die was en concentreerde zich op de AtlantischeOceaan. Een expeditionaire zwaardmacht, zoals hetKNIL, was nergens voor nodig en alleen de vloot hadnog een elders inzetbare interventiecapaciteit.20 Hetluchtwapen werd in deze periode losgekoppeld van hetveldleger om onderdeel te vormen van een gezamenlijkeen gecoördineerde Europese luchtverdediging. De oprich-ting van een centraal ministerie is in deze context ver-moedelijk zowel een logisch als doelmatig besluitgeweest.In 1991 verdween deze specifieke context echter met deval van de Berlijnse Muur. In de jaren erna bleek vrij sneldat de expeditionaire inzet van zwaardmacht toch weernoodzakelijk was. De vloot werd als eerste op missiesgestuurd en vrij snel daarna werd besloten tot het omvor-men van het veldleger tot een nieuw expeditionair leger.De discussie over de dienstplicht ontbrandde opnieuw enkreeg binnen 6 jaar een radicaal andere wending. Ze ver-dween omdat het nieuwe leger uit beroepskrachtenmoest worden opgebouwd. In zekere zin is het Commando Landstrijdkrachten (CLAS)daarom meer een erfgenaam van het KNIL en de TriS21

dan van het voormalige veldleger. Het maakt nu bij inzetzelfs weer gebruik van lokale of ingehuurde krachten. In de grondwet werden halverwege de negentiger jarendrie verschillende krijgsmachttaken vastgelegd: nationaleondersteuning, grondgebied beveiliging en internationalestabiliteit. Een aanwijzing dat de zwaardmacht(en) ver-

schillende doelstellingen kan/kunnen hebben. Stap voorstap werd daarbij, aan het begin van de 21ste eeuw, duide-lijker dat die laatste opdracht, stabiliteit, zowel eenhumanitair als een economisch aspect heeft. Met eenenige mentale lenigheid zie je de Nederlandse kolonialegedachte, bestaande uit ‘de dominee en de koopman’,weliswaar in aangepaste vorm, terugkeren. Het lijkt alsofde 19e eeuw in aangepaste vorm weer is teruggekeerd.

Wat zegt de context nu…Hoe nu verder met de besturing van dezwaardmacht(en)? Dat is een leuke en vooral ook politie-ke discussie. Ik zal deze hier niet voeren maar ik zou terondersteuning van het denkproces drie observaties willenmaken. De eerste is dat gedurende het grootste deel van hetbestaan van het Koninkrijk der Nederlanden dezwaardmacht zowel een beschermende, als een expeditio-naire, als een economische taak had. In de periode waarindit speelde waren de verschillende onderdelen van dezwaardmacht niet gezamenlijk onder een organisatiegebracht. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn voor fun-damentele verschillen in hun beschikbaarheid en inzet,die de doelmatigheid van centrale besturing onwaar-schijnlijk maken. De tweede observatie die ik wil maken is dat de samen-voeging van de verschillende ministeries tot een ministe-rie van Defensie samenvalt met een unieke periode in deNederlandse geschiedenis. Een periode waarin de veilig-heid van het grondgebied de absolute hoofdrol speeldeen waarmee de gehele economische veiligheid explicietverbonden was. Opmerkelijk genoeg vallen de reorgani-satieproblemen van Defensie en de problemen met hetuitleggen van het belang van de zwaardmacht(en) samenmet het einde van die uitzonderlijke periode. Ten derde lijkt op dit moment het belang van economi-sche veiligheid snel toe te nemen en is de bedreiging vanhet grondgebied minimaal geworden. De context is hoe dan ook significant veranderd en dieverandering zet zich door, steeds verder weg van de con-text van de Koude Oorlog. Inzet van de zwaardmacht zalafhangen van economische bedreigingen of humanitaireinzichten. En de maatschappelijke vragen over de nood-zaak voor een expeditionair leger of een veel vrijere en opeconomische veiligheid gerichte rol van de vloot kan mis-schien beter worden uitgelegd door die ministers die depolitieke verantwoordelijkheid dragen voor het bewakenvan die hogere nationale belangen. Het in stand houden van een ‘ijzerwinkel’ kan namelijknooit een doel op zichzelf zijn en is dus ook niet uit teleggen aan de belastingbetaler. Het is niet ondenkbaardat de 19e-eeuwse politieke bestuurders vreemd zoudenaankijken tegen een centraal ministerie. De vraag isnatuurlijk hoe zij zouden besluiten met de kennis diesindsdien beschikbaar is gekomen. Ze zouden bijvoor-beeld ook iets moeten zeggen over de inrichting vanluchtondersteuning van deze zwaardmacht(en) of de rolvan cyber- of spacewarfare daarbij. Zoals gezegd, het poli-tieke antwoord zal ik hier niet geven, dus blijft de vraagvan die buitenstaander over de almaar voortgaande reor- �

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:20 Pagina 39

Page 40: Marineblad Juli 2011

HISTORIE40

ganisatiepogingen van Defensie nog even onbeantwoord.Maar misschien is het bestuurlijke idee van één ministerievan Defensie op zichzelf wel het verkeerde antwoord. De hypothese die ik, op basis van historische aanwijzin-gen, zou willen poneren is dat de politiek-bestuurlijkeinrichting van de zwaardmacht het beste gediend is bijdie instanties die belast zijn met de ‘hogere orde’ nationa-le belangen. Dat kan om grensintegriteit gaan, om econo-mische veiligheid, over een humanitaire visie of om dezogeheten global issues22 en de doelmatigheidsvraag volgtvervolgens op het antwoord. Verificatie of falsificatie vandeze hypothese kan leiden tot een robuustere uitspraak.Dan is ook beargumenteerbaar of er een centraal ministe-rie van Defensie moet blijven. Of dat een alternatief,waarbij het expeditionaire landleger juist vanwege huma-

nitaire doelstellingen een uitvoeringsorganisatie is vanhet ministerie van Buitenlandse zaken, geschikter is. Ofdat de vloot vanwege haar economische effecten juist bijhet ministerie van Economische Zaken, Landbouw &Innovatie thuishoort.Om de vraag beeldend en prikkelend te maken; dan kunje concluderen of het huidige Plein 423 wel of niet de laat-ste relikwie van de Koude Oorlog is.

KLTZ P.J. van Maurik, KVMO-lid met strategische enhistorische interesse.

De vier gastsprekers; vlnr. KTZ B. Bekkering, dr. J. Noll, drs. A.J.Boekestijn en KOLMARNS F. van Sprang.

Het ochtendprogramma In de Johan de Wittzaal werd tijdens het besloten verenigingsdeelvoor de leden een toelichting gegeven op het gevoerde beleid in2010. Tijdens de vergadering werden onder meer de Beschrijvings-brief, het financieel jaarverslag 2010 en de begroting 2011 behan-deld.

Een ander belangrijk onderwerpwas het voorstel tot statutenwij-zing. Hiermee wil het hoofdbe-stuur de huidige statuten actua-liseren en aanpassen aan de ont-wikkelingen in de maatschappijop het gebied van een anderewijze van communiceren(gebruik e-mail). De vergaderingging akkoord met de statuten-wijziging en het hoofdbestuurgaat zorgdragen voor verdereformalisering.

Tevens vonden de (her)benoemingen plaats van hoofdbestuursle-den, waaronder die van de nieuwe penningmeester, LTZA 1 drs.R.J.M. de Leeuw en de nieuwe vice-voorzitter, KLTZ ing. M.E.M.de Natris. Zij volgden respectievelijk KTZA drs. M. Koopman(penningmeester) en LNTKOLMARNS b.d. H.J. Bosch (vice-voor-zitter) op. Ook werd de nieuwe voorzitter van de WerkgroepElders Actieven, MAJMARNS KMR drs. H. Steensma, benoemd.Hij heeft het voorzitterschap overgenomen van LTZA 2 OC b.d.mr. S. Boeke. Daarnaast werd onder meer stilgestaan bij de actuele ontwikkelin-gen, waaronder de drastische bezuinigingen bij Defensie en hetarbeidsvoorwaardenoverleg. Om 12.30 uur werd de vergadering door de voorzitter gesloten enaansluitend werd door de aanwezigen de traditionele nasimaaltijdgenoten.

Het middagdeelTijdens het openbare middagdeel van de Algemene Vergaderingvond het KVMO-symposium ‘De toekomstige Koninklijke Marinena de Beleidsbrief’ plaats. Deze stond onder leiding van de dag-voorzitter, LNTKOLMARNS b.d. H.J. Bosch. In een volle zaal heet-te hij op humoristische wijze de aanwezigen welkom, onder wieveel adelborsten.

Nadat de voorzitter, KLTZA R. Hunnego het middaggedeelte meteen speech had geopend (zie elders in dit Marineblad), gaf hij hetwoord aan de eerste gastspreker drs. A.J. Boekestijn, oud-kamerlidvoor de VVD. Na diens inleiding volgden nog bijdragen van KOL-MARNS F. van Sprang en KTZ B. Bekkering (beiden werkzaam bijCZSK) en dr. J. Noll (universitair hoofddocent InternationaleVeiligheidsstudies aan de NLDA). Zowel de speech van drs. Boekestijn, als die van dr. Noll zijn in ditMarineblad opgenomen.

Na de lezingen, tijdens de forumdiscussie, konden de aanwezigenin de zaal vragen stellen aan de gastsprekers en met hen in discus-sie gaan. Het belang en de mogelijkheden van internationalesamenwerking op het gebied van defensie was een van de onder-werpen tijdens deze forumdiscussie. De middag werd afgeslotenmet een borrel.

Op woensdag 25 mei jl. vond bij de Van Ghentkazerne in Rotterdam de 97e Algemene Vergadering van deKVMO plaats. ’s Morgens was het huishoudelijk gedeelte, ’s middags het openbaar gedeelte.

Verslag Algemene Vergadering

DOWNLOAD HET ARTIKEL, INCLUSIEF DE VOETNOTEN OPWWW.KVMO.NL/2011

OP WWW.KVMO.NL/ALGEMENE-VERGADERING ZIJN DESHEETS VAN DE PRESENTATIES VAN KOLMARNS VAN SPRANGEN KTZ BEKKERING TE DOWNLOADEN, EVENALS DE FOTO'S VAN DEZE DAG

Het dagelijks bestuur van deKVMO.

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:20 Pagina 40

Page 41: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

41

Een revolutie in de vroegmodernemaritieme oorlogvoering? Onbruikbare terminologie in een wetenschappelijk debat

Een van de prominentste debatten in de militaire geschiedschrijving handelt over de vraag of zich

in de vroegmoderne tijd (1492-1789) een militaire revolutie heeft voorgedaan. Of in de

oorlogvoering ter zee een soortgelijke revolutie plaatsvond, is onderwerp van een afgeleid debat.

HISTORIEDr. G.A. Rommelse

Dit artikel zal allereerst de wetenschappelijke discussietoelichten om vervolgens vanuit economisch perspectiefstelling te nemen. Deze bijdrage richt zich daarom op ééncruciaal aspect, te weten de symbiotische relatie die in deperiode tot stand kwam tussen economische politiek,staatsvorming en oorlogvoering ter zee.1

Het Military Revolution-debatAl decennia discussiëren historici over de vraag of zich inde vroegmoderne tijd een militaire revolutie heeft voor-gedaan, en wat dan de oorzaken en kenmerken van dezerevolutie waren. Het Military Revolution-debat, zoals hetonder vakgenoten heet, stamt uit 1956, toen de Britsehistoricus Michael Roberts in zijn oratie betoogde dat deEuropese manier van oorlogvoeren aan het einde van dezestiende en het begin van de zeventiende eeuw funda-

menteel veranderde. De invoering van een aantal tacti-sche hervormingen door prins Maurits van Nassau en deZweedse koning Gustaaf Adolf stelde hoge eisen aan detraining en disciplinering van soldaten. Aangezien hetveel geld kostte om militairen te drillen, stootten staten ’s winters niet langer hun troepen af, zo stelde Roberts,maar creëerden ze de fiscale en bureaucratische voor-waarden voor staande legers met een steeds grotereomvang.2

In de jaren zeventig kwam het debat echt goed op gang.De eveneens Britse geschiedkundige Geoffrey Parkerclaimde dat de groei van de Europese legers al eerderhad ingezet en te danken was aan ontwikkelingen in defortificatiebouw in Italië. In plaats van het uitvechten vanveldslagen concentreerde men zich voortaan op het bele-geren van vestingen. Belegeringsoorlogen en het in stand

De VOC probeerde met geweld de Portugezen te verdringen uit de lucratieve specerijenhandel. In 1605 viel de compagnie een Portugese factorij ophet eiland Tidore in de Molukken aan. Ingekleurde ets. (Atlas van Stolk, Rotterdam)

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:20 Pagina 41

Page 42: Marineblad Juli 2011

XXXXXHISTORIE Een revolutie in de vroegmoderne maritieme oorlogvoering?

Staatsmacht, economie en oorlogGedurende de zestiende, zeventiende en achttiende eeuwmaakte de Europese maritieme handel een explosievegroei door. Daarbij was in toenemende mate sprake vanglobalisering van economische belangen. Staten werdenzich nadrukkelijk bewust van dit transformatieproces enontwikkelden steeds meer beleid om economie en staats-macht aan elkaar dienstbaar te maken. Aangezien hogerebelastingopbrengsten voor grotere politieke, diplomatiekeen militaire macht zorgden, hadden staten er belang bijde handel en scheepvaart te stimuleren en te beschermen.De economische elites zagen het voordeel in van samen-werking met de staat. Politieke en militaire steun kwamnamelijk het rendement van hun handelsactiviteiten tengoede. Bovendien konden met militaire middelen nieuwelucratieve markten worden open gelegd. Zij gingen daar-om participeren in beleidsvorming en politiek. De ver-bondenheid van economie en staat had een enormeinvloed op vrijwel ieder aspect van de oorlogvoering terzee, en dan nog wel het meest op de politieke en militairestrategieën die werden ontwikkeld. Maar het omgekeerdewas ook het geval; maritieme oorlogvoering had eenenorme impact op de nationale economie, en daarmeedus ook op de potentiële belastingopbrengsten en demilitaire capaciteit van de staat. Vorsten, politici en

ambtenaren zagen dan ook het groeiend strategischbelang van maritieme macht in en zochten manieren omdeze te versterken. Kortom, er was sprake van een steedssterker wordende interactie tussen staatsvorming, econo-mische belangen en oorlogvoering ter zee.Een uitstekend voorbeeld van deze ontwikkeling was derelatie tussen de Republiek der Zeven VerenigdeNederlanden en de Verenigde Oostindische Compagnie(VOC). Vóór de oprichting van de VOC in 1602 werd deNederlandse handel op Azië gekenmerkt door onderlingeconcurrentie. Johan van Oldenbarnevelt dwong de ver-schillende kleine compagnieën daarom samen te gaan inéén grote onderneming, die een staatsmonopolie kreegvoor alle handel ten oosten van Kaap de Goede Hoop.Bovendien had de VOC het recht gedelegeerde staats-macht uit te oefenen. Zo mocht het bedrijf oorlogen voe-ren en verdragen sluiten met plaatselijke vorsten. Hetdoel achter de gedwongen fusie was tweeledig: deAziatische handel moest maximaal renderen en zo bijdra-gen aan de politieke en militaire macht van de Republiek,en de VOC diende zo veel mogelijk schade toe te brengenaan de Spaanse en Portugese handelsbelangen. Metbehulp van de in Azië opgebouwde vloot werden debeide doelstellingen ruimschoots gehaald. Vanwege hetpolitieke, militaire en economische rendement wogen debelangen van de compagnie zwaar in de economische en

één van de vragen waar vooralsnoggeen consensus over bestaat, is of er

daadwerkelijk sprake was van eenrevolutie in de vroegmoderne

maritieme oorlogvoering

houden van garnizoenen kostten veel geld. De uitbouwvan het overheidsapparaat was daarom een noodzake-lijke voorwaarde voor de groei van legers, aldus Parker.3

In navolging van beide Britse historici verscheen eengroot aantal studies, die de complexe relaties tussenstaatsvorming en oorlogvoering tot onderwerp hebben.Er is sprake van een levendig internationaal debat overde oorzakelijke verbanden tussen beide begrippen en deperiodisering van bepaalde trends.

Een revolutie ter zee?Of zich in de maritieme oorlogvoering ook een dergelijkeontwikkeling heeft voorgedaan, is lange tijd nauwelijksaan de orde gekomen. Roberts concentreerde zich volle-dig op landoorlogen en liet de zee voor wat die was. Enhoewel Parker de maritieme component als een integraalonderdeel van de militaire revolutie beschouwt, blijft ditonderwerp in zijn boeken onderbelicht. De eerste die eensystematische analyse maakte van de manieren waaropvroegmoderne marines bijdroegen aan Europese staats-vormingsprocessen was de Zweedse geschiedkundige JanGlete. Zijn in 1993 verschenen studie Navies and nations.Warships, navies and state building in Europe and America,1500-1860 mag daarom zonder meer baanbrekend wor-den genoemd. Inmiddels zijn er meer historici die zichover dit onderwerp hebben gebogen. Eén van de vragen waar vooralsnog geen consensus overbestaat, is of er daadwerkelijk sprake was van een revolu-tie in de vroegmoderne maritieme oorlogvoering. Eenaantal wetenschappers heeft zich hierover uitgesproken.Parker is, zoals gezegd, van mening dat dit inderdaad hetgeval was. De prominente Britse militair historicusJeremy Black daarentegen meent dat de ontwikkelingenop land en ter zee zo zeer van elkaar verschilden dat hetverstandig zou zijn beide debatten niet met elkaar te ver-binden.4 Jan Glete vond dat begrippen als ‘evolutie’ of‘transformatie’ beter voldeden om de ontwikkelingen inde vroegmoderne maritieme oorlogvoering te beschrij-ven.5 De Leidse geschiedkundige Louis Sicking deelt dezemening.6 Nicholas Rodger, een veelgeciteerde Britsehistoricus, gaat niet zozeer in op de vraag of zich op zeeeen revolutie voltrok, maar benadrukt dat de ontwikke-lingen in de maritieme oorlogvoering revolutionaire ver-anderingen in de wereldgeschiedenis teweegbrachten.7

De vraag of er inderdaad sprake was van een militairerevolutie op zee is een bijzonder complexe en valt uiteen intal van factoren. Zo hebben de betrokken historici bijvoor-beeld onderzoek gedaan naar het belang van technologi-sche innovatie in de marinescheepsbouw en de bewape-ning, de ontwikkelingen in organisatiestructuren enbureaucratieën, veranderingen in tactiek en strategie, deimpact van betere communicatie en toenemende discipline,en de financiering van staande vloten en van omvangrijkewerfcomplexen. Het is in de context van dit artikel onmo-gelijk al deze facetten van de vroegmoderne maritieme oor-logvoering aan bod te laten komen. Deze bijdrage richt zichdaarom slechts op één cruciaal aspect, te weten de symbio-tische relatie die in de periode tot stand kwam tussen eco-nomische politiek, staatsvorming en oorlogvoering ter zee.

42

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:20 Pagina 42

Page 43: Marineblad Juli 2011

buitenlandse politiek van de Republiek. Ook was deoverheid graag bereid in oorlogstijd konvooien te leverenom terugkerende VOC-schepen te beschermen. De HerenXVII waren tot wederdienst bereid en stelden een aantalschepen beschikbaar om de oorlogsvloot van deRepubliek te versterken. Nadat tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665-1667) echter duidelijk wasgeworden dat zelfs de grootste en zwaarst bewapendekoopvaarders geen partij waren voor Engelse oorlogs-schepen, droeg de compagnie voortaan een financieelsteentje bij aan de oorlogsinspanningen van deRepubliek.

Wereldwijde belangenVoorbeelden van de nauwe relatie tussen staatsmacht,economische belangen en zeemacht zijn gemakkelijk tevinden. Lastiger is het te bepalen in welke mate dezesamensmelting revolutionair van aard was. Van oudsherwas de oorlogvoering ter zee verbonden met economischstaatsbelang. Zo behoorden de handelssteden Venetië enGenua, en het Hanzenetwerk in de Late Middeleeuwentot de dominante maritieme machten van Europa. Hunzeemacht was gebaseerd op overzeese handel, die defondsen genereerde om schepen te bouwen en uit tereden, en de expertise verschafte om op zee oorlog tevoeren. Het voornaamste doel van de vloot was hetbeschermen van de handelsnetwerken en het uitbreidenvan economische belangen. De meeste staten zondergrootschalige maritieme handel daarentegen haddenslechts sporadisch behoefte aan militaire macht op zee enontbeerden daarom veelal het kapitaal, de infrastructuur,de expertise en de beroepsbevolking om er een perma-nente marine op na te kunnen houden.

De groei van het Europese handelsvolume en het ont-staan van een wereldeconomie deden het belang vanmilitaire macht op zee alleen maar toenemen. Portugal en

Spanje wisten in de vijftiendeen zestiende eeuw als eerstelanden in Europa grote over-zeese rijken te realiseren.Beide staten gebruikten definanciële baten uit de koloniale bezittingen om eenkrachtige vloot op te bouwenvoor het beschermen van hunhandelsnetwerken tegen rivalen. De globalisering vaneconomische belangen zorgdeervoor dat militaire machtover steeds grotere afstandenmoest worden geprojecteerden tevens op meer plaatsentegelijk. Vanaf het begin van de zeven-tiende eeuw ontwikkelde dejonge Republiek zich tot hetultieme voorbeeld van de‘koopmanstaat’. Veruit hetgrootste deel van het militaire

potentieel ter zee werd aangewend om economischebelangen veilig te stellen. Dit was een zware opgave. Dehandels- en vissersvloten waren bijzonder omvangrijk enwerden bedreigd door verschillende vijanden. Nederlandse oorlogsschepen werden daarom ingezet omvissersschepen te beveiligen, de centra van de Vlaamsekaapvaart te blokkeren en handelsvloten te konvooieren.Maar het bleef niet bij preventie alleen. Eskaders zeildenbijvoorbeeld met enige regelmaat naar de Middellandse

Zee voor strafexpedities tegen de Barbarijse kapers of omde verschillende Noord-Afrikaanse staten te dwingen tothet tekenen van vredesverdragen. Maar de strategischeprioriteiten van de Nederlandse macht ter zee wordenmisschien wel het duidelijkst geïllustreerd door de groot-schalige interventie in de Sont en de Oostzee tussen 1658en 1660. Oorlog tussen de eeuwige rivalen Denemarkenen Zweden dreigde de scheepvaart op het Oostzeegebiedte belemmeren. Aangezien deze route van vitaal belangwas voor de Nederlandse handel, stuurden de Staten-Generaal vijfendertig en later zelfs vijfenzeventig sche-pen, die met geweld de status-quo herstelden en Zwedentot vrede dwongen.

Economische oorlogvoeringDe economische hegemonie van de Republiek was voorandere Europese landen een bron van afgunst. Een grootdeel van de Engelse en Franse politieke en economischeelites geloofden dat de Nederlandse welvaart indruistetegen de natuurlijke ordening der dingen. Vanaf 1651vaardigden de Engelsen daarom protectionistische wetge-ving uit om de buitenlandse scheepvaart op Engeland enhaar koloniën te bemoeilijken. Bovendien bouwden zij

van oudsher was de oorlogvoering terzee verbonden met economisch

staatsbelang

marineblad | juli 2011

43

Op 3 oktober 1602 veroverden zes schepen uit de Republiek een rijk beladen Portugese kraak in de Straatvan Malakka. Ingekleurde ets. (Atlas van Stolk, Rotterdam)

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:20 Pagina 43

Page 44: Marineblad Juli 2011

XXXXXHISTORIE Een revolutie in de vroegmoderne maritieme oorlogvoering?

een machtige vloot op waarmee op de naleving van dezewetten kon worden toegezien, de handelsbelangen vanandere staten konden worden aangetast, en het eigenkoloniale rijk kon worden uitgebreid. De beschikbaarheidvan een krachtige zeemacht was dus bij uitstek eenmiddel om een expansionistische economische politiek tebedrijven. Het bezit van een dergelijke oorlogsvloot bleektevens een stimulans te vormen voor een dergelijk beleid. Zonder de vloot hadden de Engelsen immers nooit eenagressieve anti-Nederlandse koers kúnnen varen.Bovendien was het voeren van een ambitieuze economi-sche politiek vereist om de ontwikkelingen in de oorlog-voering ter zee financieel bij te kunnen benen. Deomvang van de permanente vloten, de grootte en bewa-pening van de individuele schepen, en het aantal opva-renden namen in de vroegmoderne tijd namelijk zozeertoe, dat economische expansie noodzakelijk was om detoegenomen belasting van de overheidsfinanciën en vanhet bureaucratische apparaat mogelijk te maken. In dejaren 1660 begonnen ook de Fransen een tegen deRepubliek gerichte economische politiek te voeren doorde eigen markt af te sluiten. Lodewijk XIV liet daarnaasteen vloot bouwen die weliswaar niet zo nadrukkelijk alsde Engelse marine werd ingezet om de Nederlandsehegemonie aan te tasten, maar wel werd gebruikt omFrankrijk koloniën te verschaffen. Economische oorlogvoering was niet slechts voorbehou-

den aan de oorlogsvloten. Vrijwel alle Europese statenmaakten gebruik van kapers om afbreuk te doen aan dehandel en scheepvaart van de vijand. Weliswaar gingkaapvaart vaak naadloos over in piraterij en concurreer-den kapers en de marine om mankracht, maar de voorde-len waren legio. Zo hoefde de staat niet te investeren,leverde de belasting op ingebrachte prijsschepen geld op,tastten kapers het economische en militaire potentieel vande vijand aan, en zorgde het kaapvaartbedrijf voor werk-gelegenheid in een tijd dat de handel stil lag. Voor statenmet een sterke oorlogsvloot, zoals Engeland of deRepubliek, was de kaapvaart een nuttige en lucratieveaanvulling op de eigen militaire capaciteit. Maar voor sta-ten met een minder dominante marine was de kaapvaartzelfs het voornaamste wapen. Een goed voorbeeld hier-van was de Franse guerre de course tijdens de NegenjarigeOorlog (1688-1697). In 1690 wonnen de Fransen welis-waar de Slag bij Beachy Head tegen de gecombineerdeEngelse en Nederlandse vloot, maar een nederlaag tweejaar later bij La Hogue luidde een fase van Franse ver-zwakking in. Lodewijk XIV kon vanwege financiëletekorten de oorlogsvloot niet versterken en besloot daar-om zijn maritieme strategie te herzien. Zeeslagenmoesten voortaan worden vermeden, terwijl marinesche-pen en kapers gezamenlijk zouden trachten de vijande-lijke handel en scheepvaart te schaden. Deze transforma-tie in strategie was uit nood geboren, maar bleef ook na

Niet alleen in Azië probeerden de Nederlanders de Portugezen te verdringen. In 1627 viel een WIC-vloot onder Piet Hein de Portugesekolonie Sao Salvador in Brazilië aan. Ingekleurde ets. (Atlas van Stolk, Rotterdam)

44

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:22 Pagina 44

Page 45: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

45

de Negenjarige Oorlog een permanent kenmerk van deFranse maritieme oorlogvoering.

ConclusieHoe nieuw waren al deze ontwikkelingen en was er spra-ke van een revolutie in de vroegmoderne oorlogvoeringter zee? Over het begrip ‘revolutie’ lopen de meningenuiteen. Zoals met meer begrippen ligt het gevaar van eensemantische discussie op de loer. Een revolutie wordt overhet algemeen gedefinieerd als een fase of proces waarineen fundamentele verandering optreedt. Over de tijdspan-ne waarin dit gebeurt, bestaat onenigheid. Bovendien zijnhistorische processen vrijwel nooit ééndimensionaal; con-tinuïteit en verandering komen bijna altijd gelijktijdigvoor. Het is dus uiteindelijk een kwestie van het perspec-tief van de historicus of er sprake is van een ‘revolutie’, ofdat de termen ‘evolutie’ of ‘transformatie’ beter voldoen. Verschillende deskundigen zijn van mening dat zich in devroegmoderne tijd inderdaad een militaire revolutie vol-trok. Als we deze conclusie consequent doortrekken, is ergeen reden niet ook van een revolutie in de maritiemeoorlogvoering te spreken. Natuurlijk waren er verschillentussen oorlogvoering op land en ter zee. Zo draaidenlandoorlogen van oudsher hoofdzakelijk om gebiedsuit-breiding of behoud, terwijl de rol van territoriaal-georiën-teerde staten in maritieme conflicten relatief nieuw was.

Ook speelden de economische staatsbelangen een veel gro-tere rol in de conflicten op zee. Verder slaagden staten er opland geleidelijk in een monopolie op geweld te creëren, ter-wijl dit op zee pas in de negentiende eeuw tot stand zoukomen. Maar de overeenkomsten waren veel groter. Zowelop land als ter zee vond in de oorlogvoering een enormeschaalvergroting plaats, die hoge investeringen van de staatvereiste en gepaard ging met de ontwikkeling van omvang-rijke logistieke en bureaucratische apparaten.

Op land en ter zee waren de effecten van technologischeinnovaties op technisch en tactisch niveau nadrukkelijk te

merken. Verder vond binnen het leger én de marine eenstandaardisatie plaats van commandostructuren en com-municatie, en ook werden beide officierskorpsen in toene-mende mate geprofessionaliseerd. Veel belangrijker dan desemantische vraag of zich inderdaad een ‘revolutie’ heeftvoorgedaan, is dus de conclusie dat op land en ter zee zichgrotendeels dezelfde processen voltrokken. Het zou al metal verstandig zijn de beknellende kaders van de revolutie-terminologie te laten varen. Dan wordt duidelijk dat erzich in de vroegmoderne periode verschillende onderlinggerelateerde ontwikkelingen hebben voorgedaan, die geza-menlijk tussen ongeveer 1550 en 1750 voor een completetransformatie van de maritieme oorlogvoering zorgden.Het moge duidelijk zijn dat de steeds intensievere symbio-se tussen economisch staatsbelang en maritieme strategiehier in belangrijke mate aan bij heeft gedragen.

Dr. G.A. Rommelse is wetenschappelijk medewerkervan het Nederlands Instituut voor Militaire Historie(NIMH). Hij is aan de Universiteit Leiden gepromo-veerd op The Second Anglo-Dutch War (1665-1667).International raison d’état, mercantilism and maritimestrife. Verder publiceerde hij nog een tweetal boekenover contemporaine militair-historische onderwerpenen verschillende artikelen in internationale weten-schappelijke tijdschriften over kaapvaart, mercanti-lisme en politieke ideologie.

LiteratuurJeremy Black, Naval power. A history of warfare and the sea from

1500 (Houndsmills 2009).Michael Gerace, Military power, conflict and trade (Londen en

Portland 2004).Jan Glete, Navies and nations. Warships, navies and state building in

Europe and America, 1500-1860 (2 delen) (Stockholm 1993).Jan Glete, Warfare at sea 1500-1650. Maritime conflicts and the trans-

formation of Europe (Londen en New York 2000).John Guilmartin, ‘The Military Revolution: origins and first tests

abroad’, in: Clifford Rogers (red.), The Military RevolutionDebate. Readings on the military transformation of early modernEurope (Boulder 1995), 299-333.

Michael Palmer, ‘The Military Revolution afloat: the era of theAnglo-Dutch Wars and the transition to modern warfare’, in:War in History 4 (1997), 123-149.

Geoffrey Parker, The Military Revolution: military innovation andthe rise of the West, 1500-1800 (Cambridge 1988).

Geoffrey Parker, ‘The ‘Military Revolution’ 1560-1660 – a myth?’,in: Clifford Rogers (red.), The Military Revolution Debate.Readings on the military transformation of early modern Europe(Boulder 1995), 37-54.

Michael Roberts, The Military Revolution, 1560-1660 (Belfast 1956).Nicholas Rodger, ‘The military revolution at sea’, in: Nicholas

Rodger (red.), Essays in naval history, from medieval to modern(Farnham en Burlington 2009), V 59-76.

Louis Sicking, ‘Naval warfare in Europe, c. 1330-c. 1680’, in:Frank Tallett en David Trim (red.), European warfare 1350-1750(Cambridge 2010).

James Tracy (red.), The political economy of merchant empires. Statepower and world trade 1350-1750.

Noten1 Graag ik wil ik prof.dr. J. Hoffenaar, C.W. van der Spek MA en

dr. A.P. van Vliet danken voor hun constructieve commentaarop eerdere versies van dit artikel.

2 Roberts, The Military Revolution.3 Parker, The Military Revolution, 82-114.4 Black, Naval power, 47.5 Glete, Warfare at sea, 9-16.6 Sicking, ‘Naval warfare in Europe’, 263.7 Rodger, ‘The military revolution at sea’, 59-76.

Jarenlang blokkeerde de Nederlandse vloot het beruchte kapernestDuinkerken. Ingekleurde ets. (Atlas van Stolk, Rotterdam)

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:22 Pagina 45

Page 46: Marineblad Juli 2011

Maritiem Evenement 2011

Op woensdag 8 september 2011 vindt het jaarlijkseMaritiem Evenement voor postactieve KVMO-ledenplaats, dit keer in de omgeving van (en in) Muiden.

Omdat de KVMO een groot aantal postactieve leden heeft, is hetniet mogelijk om voor alle PA-leden jaarlijks een dergelijk evene-ment te organiseren. Ieder jaar is om die reden een regio ‘aan debeurt’ en dit jaar is dat de regio Noord.Het Maritiem Evenement zal bestaan uit een bezoek aan hetForteiland Pampus in het IJmeer en aan het Muiderslot in Muiden.De dag begint bij de opstapplaats van de veerdienst naar hetForteiland Pampus in Muiden. Na een korte oversteek wordt op

Op 12 mei 2011 organiseerde de werkgroep Jongerenvan de KVMO de bijeenkomst: ‘het toekomstperspec-tief voor de jonge marineofficier’.

Op zaterdag 3 september 2011 is er een reünie voor de personen die in 1976 als adelborst op het KIM zijn opgekomen.Partners zijn ook welkom!

Tijd : van 16.00 tot 20.00 uur Locatie : Prinses Julianakazerne in Den Haag.Opgave van deelname kan via het emailadres:[email protected], o.v.v. naam en met/zonder partner.

Van 13 t/m 18 september 2011 vindt in de Jaarbeurs in Utrechtde 50PlusBeurs plaats. Voor dienstslachtoffers en hun partner isdeze beurs gratis toegankelijk.

Korting op Concert of the Year. Het beursbezoek kan worden gecombineerd met het Concert of the Year, met Lee Towers, Anita Meijer en New Classic Quartet.Dienstslachtoffers en hun partner betalen € 12,50 ipv € 45,00.

Kaarten bestellen

Telefonisch : 026-3779736 (€ 1,50 bestelkosten)Internet : www.plusticket.nl (€ 1,00 bestelkosten)

Uw actiecode voor zowel de beurs als het concert is DSLOF.Meer informatie: www.50plusbeurs.nl

het eiland met koffie/thee en iets lekkers de dag op informelewijze geopend. Daarna verzorgen gidsen groepsrondleidingendoor het fort. Het verblijf op Pampus wordt afgesloten met eenroyale lunch. Van Forteilend Pampus wordt met de veerdienstteruggekeerd naar Muiden. Vandaaruit is het slechts een paar hon-derd meter lopen naar het Muiderslot. Daar verzorgen gidsengroepsrondleidingen door het kasteel. Er bestaat ook ruimschootsgelegenheid om de omliggende tuinen te verkennen. In deTaveerne op het slotplein kan iets gedronken worden, bij mooiweer is het terras open. N.B.: zowel de veerdienst, het Forteiland als het Muiderslot zijnslechts (zeer) beperkt toegankelijk zijn voor minder valide gasten.

Aanmelding

Begin juni hebben leden die woonachtig zijn in de regio Noordeen uitnodiging van de KVMO ontvangen.

Verslag bijeenkomst werkgroep Jongeren

Toekomstperspectief

Reünie

Dienstslachtoffers gratis naar 50PlusBeurs

hij in op de mogelijke gevolgen van de numerus fixus, hetloopbaanperspectief en het behoud van jonge marineofficieren.Daarna volgde een interessante discussie, waarbij de aanwezigende kans kregen om al hun vragen te stellen. Duidelijk was dat degevolgen van de huidige bezuinigingen voor het marinepersoneelverschillen per leeftijdscategorie. De boodschap ‘Er istoekomstperspectief voor de jonge marineofficier’ bleef hierbijovereind.De grote opkomst voor de bijeenkomst laat zien dat hetonderwerp duidelijk leeft. De werkgroep jongeren heeft KTZLuyckx daarom uitgenodigd voor een vervolgbijeenkomst op hetmoment dat meer duidelijkheid bestaat over de numerus fixus ende gevolgen daarvan voor al het defensiepersoneel. De werkgroepJongeren heeft laten weten graag mee te willen denken overloopbaanperspectief en behoud van personeel.

Ruim 80 aanwezige jongeofficieren volgden metinteresse de presentatie vanKTZ Luyckx, HP&O CZSK.Tijdens zijn presentatie ging

KTZ Luyckx tijdens zijnpresentatie.

KVMO ZAKEN46

N.B.: i.v.m. de capaciteit kan bij een grote hoeveelheid aanmeldingen eenmaximum aan het aantal deelnemers worden gesteld. Uw aanmelding zaldan worden behandeld in volgorde van uw overschrijving.

GENODIGDEN KUNNEN ZICH OOK AANMELDEN VIA:WWW.KVMO.NL/MARITIEM-EVEMENENT

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:22 Pagina 46

Page 47: Marineblad Juli 2011

marineblad | juli 2011

KLTZSD b.d. D.L.R. Lamberts († 18 juni 2011)KOLMARNS b.d. A. Bons († 15 mei 2011)

KTZ b.d. R.H.P. Baaij († 27 april 2011)KLTZ b.d. W.K. Verboeket († 26 april 2011)

MAJMARNS b.d. R.F. Hendriks († 25 april 2011)LTZVK 2 b.d. B. Reitsma († 17 april 2011)

KLTZSD b.d. J.W.P. Hoeke († 26 februari 2011)

De Koninklijke Vereniging van Marineofficieren

Ere-leden:KTZT b.d. ir. S.J.J. Hoffmann KTZA b.d. drs. G. Brand LTZSD 1 b.d. K.G. Spaans KOLMARNS b.d. A.H.P. Knoppien KTZ b.d. L.J.M. Smit KTZA b.d. drs. T.G.D. Steenbeek

Hoofdbestuur:Voorzitter:KLTZA R.C. Hunnego Vice-voorzitter:KLTZ ing. M.E.M. de Natris Secretaris:LTZA 2 OC drs. T.R. Timmerman Penningmeester:LTZA 1 drs. R.J.M. de Leeuw

Namens Regio NoordLTZE 1 ing. F.J.J. Schoonhoff Namens Regio MiddenKLTZ K.F.J. Henkelman Namens Regio ZuidMaj (KL) b.d. P. van der Laan Namens Werkgroep PostactievenKTZA b.d. P.J.G. van Sprang Namens Werkgroep Elders ActievenMAJMARNS KMR drs. H. Steensma Namens Werkgroep JongerenLTZE 2 OC K.A. Scholte

Regiobesturen:Noord:LTZE 1 ing. F.J.J. Schoonhoff LTZE 1 mw. J.S.I. Bisdonk LTZVK 2 OC b.d. H.T. van

LTZSD1 b.d. mw. A.L.P. Vrijburg LTZE 2 OC dr. ir. W.L. van Norden

Midden:KLTZ K.F.J. Henkelman KTZA b.d. P.J.G. van Sprang KLTZE ir. W.W. Schalkoort LTZA 2 OC N.H. van de Pol LTZE 1 ir. H.J. Jutte

Zuid:KLTZSD b.d. H. Willems Maj KL b.d. P. van der Laan KLTZA b.d. P.A. Brons (postactieven)

Caribisch Gebied:LTZ 1 drs. F.J. Jansen

Adres secretariaat:Wassenaarseweg 22596 CH Den HaagT : 070-3839504F : 070-3835911E : [email protected] : www.kvmo.nl

De KVMO heeft een samen-werkingsverband met Onderlinge Bijstand (www.onderlingebijstand.nl). Voor nadere informatie of het verkrijgen van aanvraag-formulieren kunt u contact opnemen met het secretariaat

Wij betuigen de nabestaanden onze deelneming en wensen hen veel sterkte toe.

Het hoofdbestuur van de KVMO heeft de droeve plicht u in kennis te stellen van het overlijden van:

KVMO.

De deadline voor aanleveren van kopij voor de rubriek KVMO-zaken voor het augustusnummer is 18 juli 2011.

Regio activiteiten tweede helft 2011

Regio Midden

Regiovergadering met aansluitend borrel Locatie : Coffeecorner van gebouw 35 op de

Frederikkazerne te Den HaagTijd : 17.00-19.00 uur

Regio Zuid

28 september RegiovergaderingLocatie : Conferentiezaal MK VlissingenAanvang : 14.00 uur

29 september MosselmaaltijdLocatie : De Merelhoeve, Nieuw- en

Sint JooslandAanvang : 18.00 uur

10 november Regiovergadering (verzorgd door KVEO)Locatie : n.n.b.Aanvang : 17.00 uur

9 december RegiovergaderingLocatie : De Merelhoeve, Nieuw- en

Sint JooslandAanvang : 18.00 uur

Regio Noord

Postactieven borrelLocatie : Marineclub, Den HelderAanvang : 17.30 uur

6 sept 4 okt 1 nov6 dec

13 sept11 okt 8 nov

13 dec

Opgave graag 5 dagen van tevoren bij Piet van der Laan: tel. 0118-602677 e-mail: [email protected]

Wilgenburg

47

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 05:22 Pagina 47

Page 48: Marineblad Juli 2011

Het gecombineerde officierendetachement, bestaande uit Veteranen van deKVMO, NOV en KVEO, dat op 25 juni heeft deelgenomen aan de NederlandseVeteranendag. (foto L. van der Biessen)

Nederlandse Veteranendag 2011

Marineblad_kvmo_juni2011DEF 27-06-2011 09:51 Pagina 48