Magazine 2 (mei)

34
1 Nieuwsbrief voor licentiehouders mei 2007 Inhoudsopgave Voorwoord: Netwerken doe je samen............................................................................................................. 2 Aanbod bijscholingen ......................................................................................................................................... 3 Technische rubriek: licentie mila. De nieuwe jas van MiLa oude stijl ..................................................... 4 Aan het woord: Regio IJsseldelta neemt trainers serieus ....................................................................... 6 Column: Gevaarlopen ........................................................................................................................................... 8 Clinic: Tia Hellebaut: 'Hou het simpel' .......................................................................................................... 9 Algemeen nieuws ............................................................................................................................................... 10 Blessurepreventie: Oude blessures hoeven niet terug te keren............................................................ 15 Trainingskwestie: 'Revitalisering' van oude loopscholingsoefeningen .................................................. 18 De Stelling: Een trainer heeft een voorbeeldfunctie. Tijdens de training maar ook daarbuiten . 21 Arbeidsvoorwaarden: wanneer ben je vrijwilliger? ................................................................................... 24 Vacature regiotrainer ...................................................................................................................................... 26 Een goed begin is het halve werk .................................................................................................................. 28 Colofon De Nieuwsbrief voor Licentiehouders is een uitgave van de Atletiekunie en verschijnt 4x per jaar. Ze informeert gediplomeerde en gelicenseerde trainers over de ontwikkelingen rondom de trainerslicentie. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (KNAU licentiesysteem). Met een Nieuwsflits houdt de Atletiekunie alle licentiehouders tussentijds op de hoogte van relevant nieuws dat niet kan wachten op de reguliere Nieuwsbrief. Redactie: Eindredactie: Redactie- en adviesbureau Sport Tekst en Uitleg Nederland/ Clemens Vollebergh Redactiemedewerkers: Jan Heusinkveld, Betty Hofmeijer, Dé Hogeweg, Barbara Meuwse, Clemens Vollebergh. Aan dit nummer werkte verder mee: Laurens Schouten, Bart Raijmakers Manager kaderontwikkeling KNAU: Paul Peters Voor opmerkingen over de inhoud van de brief, bijdragen en reacties op de stelling kunt u mailen aan het redactieadres: [email protected]. Alle houders van een trainerslicentie ontvangen deze nieuwsbrief. Geef eventuele veranderingen van uw e- mailadres door aan de ledenadministratie van de KNAU, p/a: [email protected] .

Transcript of Magazine 2 (mei)

Page 1: Magazine 2 (mei)

1

Nieuwsbrief voor licentiehouders

mei 2007

Inhoudsopgave Voorwoord: Netwerken doe je samen............................................................................................................. 2

Aanbod bijscholingen ......................................................................................................................................... 3

Technische rubriek: licentie mila. De nieuwe jas van MiLa oude stijl ..................................................... 4

Aan het woord: Regio IJsseldelta neemt trainers serieus ....................................................................... 6

Column: Gevaarlopen........................................................................................................................................... 8

Clinic: Tia Hellebaut: 'Hou het simpel' .......................................................................................................... 9

Algemeen nieuws ............................................................................................................................................... 10

Blessurepreventie: Oude blessures hoeven niet terug te keren............................................................ 15

Trainingskwestie: 'Revitalisering' van oude loopscholingsoefeningen .................................................. 18

De Stelling: Een trainer heeft een voorbeeldfunctie. Tijdens de training maar ook daarbuiten . 21

Arbeidsvoorwaarden: wanneer ben je vrijwilliger? ...................................................................................24

Vacature regiotrainer ......................................................................................................................................26

Een goed begin is het halve werk ..................................................................................................................28

Colofon De Nieuwsbrief voor Licentiehouders is een uitgave van de Atletiekunie en verschijnt 4x per jaar. Ze informeert gediplomeerde en gelicenseerde trainers over de ontwikkelingen rondom de trainerslicentie.

'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij

atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (KNAU licentiesysteem). Met een Nieuwsflits houdt de Atletiekunie alle licentiehouders tussentijds op de hoogte van relevant nieuws dat niet kan wachten op

de reguliere Nieuwsbrief.

Redactie: Eindredactie: Redactie- en adviesbureau Sport Tekst en Uitleg Nederland/ Clemens Vollebergh

Redactiemedewerkers: Jan Heusinkveld, Betty Hofmeijer, Dé Hogeweg, Barbara Meuwse, Clemens Vollebergh.

Aan dit nummer werkte verder mee: Laurens Schouten, Bart Raijmakers Manager kaderontwikkeling KNAU: Paul Peters

Voor opmerkingen over de inhoud van de brief, bijdragen en reacties op de stelling kunt u mailen aan het redactieadres: [email protected].

Alle houders van een trainerslicentie ontvangen deze nieuwsbrief. Geef eventuele veranderingen van uw e-mailadres door aan de ledenadministratie van de KNAU, p/a: [email protected].

Page 2: Magazine 2 (mei)

2

Voorwoord / redactioneel

Netwerken doe je samen

Trainers verdienen beter, een oneliner die -zo begrijpt u uit de context van deze nieuwsbrief-

vooral oproept tot het centraler stellen van trainers in het trainingsproces, de ontwikkeling van

de club en de atletiek.

Zoals adjunct-directeur van de Atletiekunie Frank Koomen laatst zei: 'trainers zijn het kapitaal

van de atletiekunie'. En daarmee natuurlijk ook van de atletiekvereniging voeg ik er aan toe. En

serieus genomen worden begint bij jezelf serieus nemen. Vermeerder je kennis en vaardigheden

via cursussen en bijscholingen van de bond en andere aanbieders -maar vooral- stel je zelf

voortdurend vragen over je attitude: welke leerhouding neem ik als trainer aan, hoe ziet mijn

netwerk eruit en hoe draag ik kennis over. Hoe zorg ik ervoor dat ik scherp blijf in het

trainersvak, feedback ontvang over mijn trainerspraktijk en vruchtbaar samenwerk met andere

(collega)trainers.

Een welgemeend advies voor de hardlooptrainers onder jullie: word lid van de Algemene

Looptrainers Vereniging en ondersteun bij de ontwikkeling tot brancheorganisatie. En waarom

zou deze vereniging van looptrainers zich op den duur niet uitbreiden tot belangenvereniging van

alle trainers in de atletiek. Voor bijscholing en netwerken in één: meld je aan voor het congres

'Tussen start en finish', op 20 juli bij het EJK. In deze nieuwsbrief daarover uitgebreide

informatie.

Tot slot roep ik de verenigingen op zich niet blind te staren op de loyaliteit van hun

atletiektrainers. Die verleggen hun werkterrein naar andere takken van sport, organisaties of

bedrijven. Zij weten immers van het spanningsveld tussen belasting en belastbaarheid, het

belang van bewegen en… het plezier! Een verenigingsfilosofie die zich beperkt tot gezelligheid

kan moeiteloos 10 euro voor een training handhaven. Een vereniging midden in de samenleving van

de 21ste eeuw vraagt meer van een trainer -leefstijlbegeleiding, training aan speciale

doelgroepen- en biedt deze een salaris conform de CAO-sport. Daarmee wordt recht gedaan aan

de kennis en kunde van atletiektrainers en alleen dat is de basis voor een gezond voortbestaan

van de club. Een aantal atletiekverenigingen pikt deze maatschappelijke signalen op. Ze breidt

haar dienstenpakket uit en stelt een verenigingsmanager aan. Er wordt samengewerkt met

andere clubs en organisaties en trainers doen er toe. Het IJsseldelta-initiatief -zoals

beschreven in deze nieuwsbrief- is een goed voorbeeld van verenigingsoverschrijdend denken in

het belang van prestatieverbetering door atleten.

Veel leesplezier in deze dikke licentiebrief.

Clemens Vollebergh Eindredacteur

Page 3: Magazine 2 (mei)

3

Aanbod bijscholingen Atletiekunie

Momenteel is de afdeling Kaderontwikkeling druk doende een 40-tal bijscholingen voor de

periode vanaf september 2007 uit te zetten. Deze bijscholingen zullen in de loop van mei op de

site verschijnen. Zodra het merendeel is gepubliceerd, zullen we alle licentiehouders hiervan op

de hoogte stellen.

Hieronder een lijst van de bijscholingen op korte termijn:

Bijscholing Voet, schoen en loopanalyse • Plaats: Arnhem

Datum: 12 mei

Bijscholing Running Skills • Plaats: Arnhem

Datum: 2 juni

Bijscholing Nordic Sports • Plaats: Arnhem (Papendal)

Datum: 16 juni

Bijscholing Nordic Walking Gevorderde • Plaats: Den Haag

Datum: 23 juni

Page 4: Magazine 2 (mei)

4

Technische rubriek

Licentie Mila

De 'nieuwe jas' van specialisatie MiLa oude stijl

Betty Hofmeijer In eerdere Nieuwsbriefedities kon u vanuit diverse invalshoeken lezen over het traject

Modernisering sportopleidingen. In deze nieuwe opleidingsstructuur, die ook voor andere

sportbonden geldt, staat competentiegericht opleiden centraal en geldt een nieuwe

kwalificatiestructuur.

Voor de opleidingen die onder de niveaus 2, 3 en 4 ontwikkelt de (KN)AU nieuwe opleidingen. Zo

ook voor de specialisatie MiLa 'oude stijl'; een cursus die in het najaar in de nieuwe structuur

onder niveau 4 van start gaat in de vorm van een pilot. Wat kunnen nieuwe cursisten in deze pilot

zoal verwachten?

Terugblik Eerst een kort terugblik op wat de specialisatie mila 'oude stijl' tot op heden heeft voort-

gebracht. De specialisatie Mila 'oude stijl' heeft sinds de ’80-er jaren altijd flinke belangstelling

voor deelname gehad. Dit blijkt ook uit het aantal licentiehouders. Momenteel zijn er 95 mila-

coaches (baan en/of weg) in het bezit zijn van een trainerslicentie. Ter vergelijking, voor de

discipline springen zijn er dat 15 en voor de discipline sprint/horden 29. In de periode 1980-1998

slaagden 189 cursisten voor de specialisatie midden- en lange afstand en steeple-chase. In deze

periode werd er nog geen onderscheid gemaakt tussen de mogelijkheid tot opleiding van een

aparte mila weg- en een aparte mila baanspecialisatie. Sinds 2000 is dat wel het geval geweest,

waarbij bovendien in 2006 vooruitlopend op één van deze specialisaties gestart werd met een

zogenaamde mila basisopleiding. Aan deze basisopleiding die eenmaal plaatsvond deden 13

cursisten mee, terwijl sinds 2000 30 maal een diploma voor een specialisatie mila op de weg en

37 maal een diploma voor een specialisatie op de baan werd uitgereikt.

Nieuwe weg In het najaar van 2007 wordt dus een nieuwe weg van opleiden ingeslagen die ook de mila cursus

'oude stijl' ingrijpend verandert. Juist door deze ingrijpende veranderingen krijgt de nieuwe

start van de mila-cursus eerst via een pilot vorm. Binnen de nieuwe mila-cursus, maar ook bij de

andere nieuwe cursussen staat de deelnemer met zijn of haar specifieke aandachtspunten

centraal. Na een startbijeenkomst wordt via een persoonlijk intakegesprek geïnventariseerd

waar de eigen leerbehoeften liggen. Aan deze individuele leerbehoeften worden vervolgens

opdrachten gekoppeld waaraan in de praktijk op het bijbehorende niveau gewerkt gaat worden.

Ter ondersteuning van de cursist is hiervoor een leercoach beschikbaar, die gelet op zijn

kwalificaties, ervaring in de atletiek en deskundigheid de cursist kan ondersteunen in de

ontwikkeling van zijn of haar competenties en derhalve het leerproces ondersteunt. Het is

overigens mogelijk dat voor verschillende deskundigheden meerdere leercoaches een rol hebben.

Essentieel in het leerproces is dat de leercoach(es) de zelfstandigheid van de cursist bevordert.

Groepsgewijs zijn er vervolgens intervisiebijeenkomsten waarin uitwisseling en discussie met

elkaar centraal staan.

Page 5: Magazine 2 (mei)

5

De cursist sluit de cursus nieuwe stijl af met proeven van bekwaamheid (overeenkomstig de

vastgestelde competenties c.q. individuele leerdoelen) die bijv. kunnen bestaan uit een proces-

en/of productbeoordeling doorgaans in combinatie met een planning- en/of reflectie interview.

Een procesbeoordeling is bijvoorbeeld een praktijkles waarover een interview (het planning–

en/of reflectie-interview) wordt gehouden.

Visie Het specifieke karakter voor de mila-pilot komt tot uitdrukking in de opdrachten die uitgezet

zullen gaan worden. In dit verband wordt uiteraard ook een beroep gedaan op de bondscoach van

de mila, te weten Honoré Hoedt. De succesvolle trainer-coach van de mila atleten Bram Som

(Europees Outdoor Kampioen 800m meter in Göteborg 2006) en Arnoud Okken (Europees Indoor

Kampioen in Birmingham 2007) is één van de deskundigen die gevraagd is met zijn visie hiervoor

te komen. In dit verband zijn door hem de volgende voorstellen voor het uitvoeren van

opdrachten in de nieuwe cursusopzet ingebracht. Namelijk de onderstaande voor de competentie:

Het geven van training:

* Planning: ontwerp gericht op een piekmoment voor atleten die presteren op regionaal/landelijk

subtopniveau op basis van globaal meerjarenplan een gefundeerd en geperiodiseerd jaarplan.

Testen en meten: Kies gemotiveerd een aantal testen om de effecten van uw trainingen te meten.

Voer de metingen uit en stel zo nodig uw planning bij.

* Techniek: verbeter op basis van een analyse de techniek van een atleet, doe dit op basis van

een individueel trainingsprogramma

* Conditie: ontwerp, voer uit en evalueer meerdere trainingscycli gericht op het realiseren van

doelstellingen van conditionele aard

Maatwerk

Hoe Honoré denkt over de pro’s en contra’s over de opleiding mila 'oude' en 'nieuwe' stijl wordt

in een gesprek met hem duidelijk. Samengevat:

'De trainersopleidingen van de KNAU boden tot voorheen vooral een schat aan informatie en

kennis die tijdens vele trainingsdagen en/of weekenden door cursisten geconsumeerd konden

worden. In de nieuwe opleidingsstructuur begeleidt een leercoach de 'cursist' rekening houdend

met de kennis die al aanwezig is, zijn of haar kennisbehoefte en de eisen die aan de coach mogen

worden gesteld in de praktijk. Kortom er is sprake van maatwerk! Vervolgens begint de cursist

aan de hand van concrete opdrachten een ontdekkingsreis die hem/haar voert langs vakliteratuur

en specialisten.

Een praktijkcoach en zgn. experts begeleiden de coach in de ambachtelijke kant van het vak, bij

het verkrijgen van de broodnodige skills. Wie slaagt in de nieuwe opzet, heeft aangetoond te

weten waar hij/zij kennis vandaan moet halen en heeft bovendien de praktijk in de vingers. Dit

alles vraagt van de cursist een initiatiefvolle en pro-actieve opstelling en dat is ten opzichte van

het consumeren van de opleiding oude stijl een groot verschil!'

Maatwerk lijkt dus een belangrijke peiler te zijn van het nieuwe opleidingsmodel. Een peiler die

volgens mij toekomstige mila-trainers aanspreekt. De cursus sluit aan bij persoonlijke wensen en

behoeften en biedt de nodige vaardigheden aan; zo’n opzet heeft een goede kans van slagen. Na

de pilot wordt op de opgedane ervaringen met de nieuwe manier van opleiden teruggekomen! Betty Hofmeijer is trainer coach sprint/horden onder meer bij Atletiekschool Aventus (www.atletiekschool.nl) en Horden Talent Support (www.hortas.nl) in Apeldoorn

Page 6: Magazine 2 (mei)

6

Aan het woord

Krachtenbundeling is goed voor atletiekniveau

Regio IJsseldelta neemt trainers serieus

Clemens Vollebergh

Atletiek is geen sport voor bange mensen. Wie zich als trainer of atleet in de atletiek be-

weegt moet zich durven onderscheiden en geloven in eigen kunnen. Regio IJsseldelta heeft

in de laatste tien jaar bewezen dat het loont om A, B en C-junioren extra aandacht te

geven.

De regiotrainingen van Regio IJsseldelta zijn niet van vandaag op morgen tot stand gekomen,

herinnert zich organisator en penningmeester Bart Honings: 'De ideeën voor samenwerking, zoals

Harry Post en ik die hadden, stonden voor de regioverenigingen aanvankelijk gelijk aan een gro-

tere kans jeugdleden te verliezen. Ons initiatief was echter vooral bedoeld als aanvulling op het

trainingsaanbod bij de verenigingen. De regiotrainingen waren dé mogelijkheid voor het uitwis-

selen van kennis en vaardigheden tussen trainers en het beter maken en gemotiveerd houden van

de atleten. Onze volharding en overtuigingskracht hebben uiteindelijk de regioverenigingen over

de streep getrokken. In tussentijd hadden wij ons plan goed onderbouwd.' Bij het tienjarig be-

staan stelt Honings trots vast dat het aantal deelnemende atleten groeit en dat verenigingen,

inmiddels negen in totaal, het extra aanbod waarderen. 'Inmiddels wordt ook bij het opstellen

van de wedstrijdkalender rekening gehouden met de regiotrainingen, dat is een goede zaak',

aldus Honings.

De praktijk Coördinator Monique Janssen: 'Elk voorjaar worden er vier regiotrainingen georganiseerd. Ik re-

gel de locaties en trainers, benader de atleten en doe de inschrijving. Sinds twee jaar beginnen

we met een indoortraining in het Duitse Rhede, daar gaan zo'n 40 atleten uit de regio mee naar

toe. Daarna volgen drie trainingen in maart en april op verschillende locaties in de regio. Presta-

tiegemotiveerde A, B, C junioren kunnen zich inschrijven. We bieden de volgende onderdelen aan:

• Kogel en discus: gegeven door Ruben van Balen, Lub Wiarda, Monique Janssen

• Sprint en horden: gegeven door Chawa van Balen

• Mila en hoog: gegeven door Ben Swienink en John Jansen(oud trainer van Athlos)

We hebben zoveel mogelijk trainers uit de regio, maar omdat het niet altijd lukt om goede

trainers te vinden die kunnen heb ik contact heb gezocht met Ruben en Chawa. Die ken ik nog

vanuit mijn eigen atletiekclub. Alle trainers hebben minimaal trainers coach B, een specialisatie

of heel veel ervaring. Dat zorgt voor voldoende kwaliteit. Het leuke van deze trainingen is dat er

een combinatie is van atleten van veel verschillende niveaus die dan gezamenlijk trainen. Je

schrijft je in voor drie keer en dan steeds hetzelfde onderdeel. Zo kunnen de trainers ook

duidelijk voor een opbouw zorgen in de trainingen. De atleten betalen 3 euro per dagdeel. Vorig

jaar zijn we gegroeid naar een deelname in maart-april van 51 atleten. Daardoor hebben een

aantal onderdelen dubbel bezet met trainers zodat de groep niet te groot wordt.

Betrokkenheid 'Essentieel is in ons verhaal', vervolgt Honings zijn eerder ingezette betoog, 'is de betrokken-

heid van trainers. De extra trainingen worden verzorgd door trainers die door de vereniging naar

Page 7: Magazine 2 (mei)

7

voren worden geschoven. Zij ontvangen een redelijke vergoeding per dagdeel en

reiskostenvergoeding. Daarnaast nodigen wij met nadruk de trainers van de atleten uit om mee te

komen. Ze kunnen veel leren van elkaar.' Elke vereniging heeft een contactpersoon

Bijzonder Om talenten extra te kunnen begeleiden is vier jaar geleden op initiatief van De Gemzen uit

Heerde, De Sprinter uit Meppel en PEC 1910 uit Zwolle, Stichting ATC IJsseldelta/ Flevoland

opgericht, inmiddels aangevuld met Cialfo uit Epe. Harry Post: 'Binnenkort komt Dronten daar

ook bij. Elk jaar wordt het aanstormend talent geselecteerd en uitgenodigd om zich aan te

melden bij het ATC. Het initiatief is de eerste jaren met 4000 euro ondersteund uit de pot

clubclustering van de bond, een eenmalige inleg van 450 euro door de deelnemende verenigingen,

een flink sponsorbedrag en een bijdrage van 360 euro per jaar door de deelnemers zelf. Door

deze financiële onderbouwing zijn we in staat experttrainers aan te trekken en hun uurtarief te

betalen. Dat vinden wij normaal maar in de atletiekcultuur is dat heel bijzonder. Doordat

meerdere partijen het ATC financieren is het geen vrijblijvend initiatief: er worden resultaten

verlangd en de ontwikkeling van de atleet wordt besproken door de expert, hun persoonlijk

trainer en de atleet zelf. Daarbij bespreken we ook de verenigingssituatie van de atleet en de

betrokkenheid van zijn persoonlijk trainer. Persoonlijk vind ik dat nog een punt van aandacht in

onze opzet.'

De ATC-trainers zijn:

Gert Damkat: kogel, discus

Betty Hofmeijer: sprint, horden

Ben Zwienink: hoog

Onno Heerlien: speer

Alfred Rekers: mila

Marc van der Worp: verspringen

Train de trainer Post: 'Waar we goed mee gescoord hebben is een gesprek dat we in 2005 met bondstrainer

Peter Verlooy hadden. Hij deelde ons mee dat bondstrainers één dag in 2007 bij regio-

initiatieven zoals clubclustering mogen worden ingezet. Op die manier hebben we Gert Damkat

uitgenodigd om een dag regiotrainers te informeren, inspireren en instrueren rondom het

onderdeel kogel. Een groot succes: zo'n 25 trainers ( binnen en buiten de regio IJsseldelta)

kwamen hier op af. In de toekomst willen we dit vaker doen voor andere onderdelen.

Meer informatie: www.atcijsseldelta.nl

Clemens Vollebergh

Page 8: Magazine 2 (mei)

8

Column

Gevaarlopen

Dé Hogeweg

Trainers worden er gek mee gezeurd. In de training buitelen de vragen over elkaar heen: hoe

gevaarlijk is sporten eigenlijk? Kan ik zomaar dood neervallen? Moet ik een ECG laten maken?

Sinds er doden vielen tijdens atletiekwedstrijden is de angst toegeslagen.

Nadat de marathon van Rotterdam voor de recreatieve lopers werd stilgelegd, zijn er nieuwe

vragen bijgekomen: kan ik flauwvallen tijdens een wedstrijd als het te warm is? Wanneer droog

ik uit? Wanneer is het te warm om te lopen?

Is Nederland net lekker aan de derde loopgolf toe en zijn we met zijn allen in beweging, krijgen

we dát weer!

Dat het klimaat van slag is, weet ondertussen elk kind. Volgens Al Gore maakt de mens het

klimaat kapot met uitstoot en vervuiling. Volgens Midas Dekkers hollen we naar een nieuwe ijstijd

toe.

Welke prediker je ook aanhangt, feit is dat het steeds warmer wordt. Vroeg in de lente en laat in

november kan het ronduit heet zijn. Weeralarm (storm, sneeuw of sneeuwstorm) en

wateroverlast wisselen elkaar af in een spannend vaartspel.

Moet elke trainer nu een verplichte bijscholing 'Gevaarlopen' volgen? Vorig jaar vroeg ik aan mijn

eigen trainer hoe het nou precies zat met die hartstilstanden. Er was toen nog niet veel over

bekend.

De vakbladen haasten zich ondertussen met het publiceren van inhoudelijke artikelen over acute

hartstilstand. Heeft het met een 'sporthart' te maken? (nee) Kan het met een hartziekte of een

aangeboren hartafwijking te maken hebben? (ja)

Iedereen een sportkeuring? Eh... [Atletiek Magazine februari 2007]

Tijdens de Rotterdamse marathon was het gehele parcours een ‘6 minuten zone’. Op elk

kilometerpunt stond een reanimatieteam - inclusief defibrillator - paraat. Bij een plotselinge

hartstilstand van een loper of toeschouwer handelt het team snel en doeltreffend.

Deze '6 minuten actie' was onderdeel van een nieuwe campagne van de Hartstichting. Kijk op

www.6minuten.nl. en lees vooral het kopje Vragen.

Maar wat moeten we met het klimaat? In de schaatssport is het idee al geopperd om de

Elfstedentocht te overdekken. Ik wacht op het invoeren van de warmtetraining. In Kenia of in

een omgekeerde ijshal.

Of alle marathonparkoersen overdekken natuurlijk.

Dé Hogeweg is liefhebber van hardlopen, honkbal, wielrennen en schaatsen. Naast columns schrijft zij korte verhalen.

Page 9: Magazine 2 (mei)

9

Clinic

Hoogspringen

Tia Hellebaut: 'hou het simpel'

Laurens Schouten

Als een van de vele andere Nederlandse en ook Belgische trainers/coaches was Laurens

Schouten op 24 maart aanwezig bij de hoogspringclinic van Wim Vandeven en Tia Hellebaut

met het motto 'keep it simple'. Hij beschrijft zijn ervaringen.

De theorie in de ochtend werd geheel verzorgd door Wim, sinds 2000 trainer van Tia Hellebaut

voor meerkamp en hoogspringen. Tia sprong tijdens de laatste EK indoor te Birmingham 2.05m,

zelfs 1cm hoger dan haar beste outdoorprestatie. Het hoogspringrecord staat al sinds 1987 met

2.09m op naam van Kostadinova. Als iemand in staat moet worden geacht de 2.10m te bedwingen

dan is dat wel Tia Hellebaut of Kajsa Bergqvist (2.08m).

2.10 meter Wim Vandeven legt uit hoe Tia vanaf 2000 tot dit hoge niveau is gekomen. Voor het hoogspringen

heeft hij een grafiek opgesteld waarbij wordt uitgegaan van per jaar een kleine progressie. Hij

geeft toe dat de bovenste lijn (2.10m) er onlangs is bijgetrokken. Tia heeft tot nu toe, met

wisselend succes, ook de meerkamp gedaan; ze was ook voor Birmingham op dit onderdeel

ingeschreven maar liet dit schieten door ziekte in de voorbereiding. Met de grote successen van

afgelopen jaren mag men verwachten dat het hoogspringen een hogere prioriteit krijgt.

Trainingsfrequentie Voordat Tia bij Wim kwam trainde ze niet meer dan drie keer per week. Dit heeft hij in een

aantal jaren uitgebouwd naar elf keer per week. In de meerjarenplanning staan techniek en

geduld voorop. Speciaal voor Tia heeft hij een vijf weken cyclus opgesteld; hiertoe is hij

gekomen door gesprekken met zwemcoach Ronald Gaastra en oud kogelstoter en discuswerper

Erik de Bruin. Tia werkt prettig met deze cyclus.

Aanloop In de middag gaf Wim een praktijksessie met naast Tia, Wilbert Pennings (traint ook bij Wim),

Martijn Nuyens, Marije Langen, Jolanda Keizer en Sietske Noorman. De warming-up begon met

een gewone huppelpas (om te zien hoelang de contacttijden daarbij zijn), daarna een reactieve

huppelpas die verder werd uitgebouwd naar stijgsprongen met en zonder horden. Hierna zet

iedere atleet een aanloop uit. Tia zet een 5-pas uit, ook in de wedstrijd is de laatste 5-pas bij

haar kenmerkend. Volgens Wim moet de aanloop perfect zijn om tot grote hoogte te komen. De

atleten beginnen allemaal met een aantal schaarsprongen, gevolgd door sprongen met flop. Wim

geeft hierbij wat aanwijzingen; hij legt onder meer uit dat hij de sprongen vanuit bepaalde

posities bekijkt en waar hij vooral op kan letten. Tia laat nog een sprong zien van 1.80m vanuit 5-

pas; ze zegt op de training nooit hoger te gaan dan 1.90m, de stress en adrenaline tijdens de

wedstrijd brengen haar tot grote hoogte. Wim en Tia hebben de aanwezigen een leerzame dag

bezorgd. Laurens Schouten is trainer van HAC Helmond

Page 10: Magazine 2 (mei)

10

Algemeen nieuws

Prijswinnaars enquête De enquête onder de ontvangers van de nieuwsbrief voor licentiehouders werd door ruim 25%

van de licentiehouders ingevuld. De redactie is blij met deze respons. Op basis hiervan kan de

Nieuwsbrief in de komende periode verder vormgegeven worden. Onze dank aan alle invullers.

Zoals beloofd zijn onder alle inzenders twee prijzen verloot. De prijswinnaars zijn:

• Eerste prijs: gratis bijscholing naar keuze door Dhr R. Smit te Pijnacker

• Tweede prijs: 2 toegangskaarten voor de EJK in Hengelo door Dhr R. van Schendel te Oss

Felicitaties voor beide winnaars die uiteraard al op de hoogte zijn gesteld.

Hardlopers zijn toch geen doodlopers Hardlopers zijn geen doodlopers. Dat blijkt uit onderzoek van gedragsbioloog L. Vaanholt van de

Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Zij deed onderzoek naar de relatie tussen energieverbruik en

de levensduur van levende wezens. Haar conclusie luidt dat energieverbruik van een levend wezen

niet bepalend is voor de levensduur van dat wezen. Vaanholt testte drie jaar lang drie groepen

muizen: normale muizen, muizen die elke dag hard renden in een loopwiel en muizen die aan lage

temperaturen werden blootgesteld. Na drie jaar overleed de laatste muis. Gemiddeld bleek er

geen enkel verschil te zijn in de levensduur van de drie groepen muizen. 'Bij elektrische

apparaten is het wel zo dat ze als je ze vaker gebruikt, eerder kapot gaan', aldus Vaanholt.

'Maar dat geldt dus niet voor de levensduur van mensen en dieren.' De biologe verrichtte haar

onderzoek binnen een breder onderzoek naar de oorzaken van veroudering. (Bron Wekelijks

Nieuws voor Paramedici, www.paramedisch.org, 19 maart 2007, aldaar De Telegraaf, 13 maart

2007)

Boeken

De dertig mooiste Ruim 1,3 miljoen mensen trekken minstens eens per week de loopschoenen aan. Voor steeds meer

van die lopers is deelname aan een van de duizenden grote of kleine loopevenementen een mooie

uitdaging én een reden om te blijven trainen. Of het nu de halve marathon van Egmond is, de

Rotterdammarathon of Zevenheuvelenloop: elk evenement heeft iets aparts. Cors van den Brink

schreef er samen met Barbara Kerkhof een boekje over. 'De dertig mooiste. Grote en kleine

loopevenementen in Nederland', Wielaard & Ranke Media b.v., prijs: € 17,95 (incl.

verzendkosten), ISBN: 978-90-9021716-1.

Loop Gerard Nijboer en Kees Kooman schreven samen het boek Loop! In dit boek staat gezondheid

centraal. Hoe blijf je blessurevrij, wat is er nodig om van hardlopen een hobby voor het leven te

maken? Welke parkoersen zijn het meest geschikt en welke schoenen moet je dragen? Dit zijn

voorbeelden van vragen waar het boek een antwoord op geeft. Meer informatie: www.tirion.nl,

prijs: € 24,95, ISBN 9789043910118.

Page 11: Magazine 2 (mei)

11

Fonds voor beginnende sportcoaches NLcoach Support stelt beurzen beschikbaar voor beginnende en talentvolle sportcoaches.

Daarmee kunnen zij onder andere een clinic in het buitenland bijwonen, een stage lopen bij een

topcoach of bijvoorbeeld een onderzoek doen. Doel is: bijdragen aan de verdere ontwikkeling van

deze coaches.

Jaarlijks worden vijf beginnende coaches geselecteerd, die ieder een budget van maximaal €

2.000 krijgen. Met deze beurs kunnen zij dan hun zelfontworpen programma uitvoeren. Een jury,

onder voorzitterschap van Margot Vliegenthart, wijst de vijf winnaars aan.

De beurzen zijn beschikbaar gesteld door NLcoach Support, het nieuwe stimuleringsfonds van

NLcoach. NLcoach is de organisatie van sportcoaches, waarbij vele topcoaches uit alle takken van

sport zijn aangesloten.

Aanvragen voor 2007 kunnen tot uiterlijk 7 mei a.s. worden ingediend. Meer informatie en

aanvraagformulieren: www.nlcoach.nl of [email protected]; telefoon 030- 7513820.

Tussen Start en Finish Vrijdag 20 juli 2007

Deze scholing levert 1 B-punt op voor

licentiehouders.

Bij de Europese Kampioenschappen Junioren

Atletiek - van 19 tot 23 juli 2007 in het Fanny Blankers-Koen Stadion te Hengelo- wordt er op

vrijdag 20 juli een congres georganiseerd: 'Tussen Start en Finish' Hierbij staat de ontwikkeling

tot een jeugdtalent en de doorgroei naar de absolute wereldtop in de atletiek centraal. Veel kinderen sporten op jonge leeftijd sporten, vooral omdat ze daar plezier aan beleven.

Atletiek is één van de vele beoefende sporten; het is een veelzijdige sport waarmee al op zeer

jonge leeftijd begonnen kan worden. Een groot gedeelte van de jeugd die atletiek beoefent vindt

de prestaties die ze levert steeds belangrijker worden en willen graag steeds beter presteren.

Het begeleidingstraject van de jeugdige atleet is niet eenvoudig. Wanneer is iemand talentvol?

Hoe kun je talentvolle jeugd optimaal begeleiden zodat deze doorgroeit naar de absolute top?

Hoe voorkom je vroegtijdige uitval door sportblessures? Dit zijn belangrijke vragen in de

ontwikkeling van jeugdatleet tot topatleet: tussen start en finish. De atletiekwereld is uiteraard veel breder dan de absolute top, vele recreatieve hardlopers

(atleten) ondervinden ook hinder van blessures, de preventie hiervan is van groot belang. Wat is

de weg tussen start en finish van deze doelgroep en hoe kun je hen hierin optimaal begeleiden en informeren?

Op alle bovengenoemde vragen formuleren gerenommeerde psychologen, trainers, onderzoekers

en ervaren topatleten, antwoorden. Het congres is interactief, zodat u ruim de gelegenheid

krijgt voor het stellen van vragen.

Doelgroepen: (sport)artsen (i.o.), (sport)fysiotherapeuten, atletiektrainers

Voorbereidingsgroep: Leo van den Akker, voorzitter bestuur Thales FBK Games en secretaris

Stichting European Athletics Junior Championships Hengelo 2007; Barba-

ra Huijgen, bewegingswetenschapper Roessingh Research & Development

Page 12: Magazine 2 (mei)

12

Els Stolk, sportarts en opleidingscoördinator NIOS; Henk Jan Klooster,

sportarts; Ronald de Wit, hoofd fysiotherapie Ziekenhuisgroep Twente,

locatie Streekziekenhuis Midden Twente

Programma:

9.00 uur Ontvangst en inschrijving 9.30 uur Opening door de dagvoorzitter Henk Nijhof

9.40 uur Wat is atletiek, wat is loopsport en welke ontwikkelingen zijn er gaande in de

loopsport? (Rapport 2E Loopgolf) Gerard Nijboer

Talentherkenning

10.00 uur Volhouden of afhaken, een longitudinaal talentontwikkelingsonderzoek Jacques

van Rossum

10.30 uur Talentherkenning bij mila-atleten (BOK-mila meisjes/ EAA project) John

IJzerman

11.00 uur Koffiepauze 11.30 uur Preventie van overtraining bij mila lopers, Jolanda Roose

12.00 uur Discussie

12.30 uur Lunch Blessurepreventie

13.30 uur Epidemiologie hardloopblessures en onderzoek naar de preventie daarvan

Ida Buist

14.00 uur Surfen naar Sportblessurepreventie: www.voorkomblessures.nl, Saskia Kloet

14.20 uur Herkenning en ontkenning van talent en blessures, Marko Koers

15.00 uur Discussie

15.30 uur Afsluiting door de dagvoorzitter

…….op naar het FBK-stadion in Hengelo

Sprekers

Henk Nijhof was 12 jaar lang wethouder te Hengelo en is de afgelopen jaren namens de

gemeente Hengelo de grote aanjager geweest van het nieuwe FBK-stadion.

Gerard Nijboer is een voormalige marathonloper. Hij brak door in 1980 met zijn overwinning in

de marathon van Amsterdam. De tijd die hij daar liep, 2:09.01, was jarenlang het Nederlands

record. Pas in 2003 werd zijn tijd verbeterd door Kamiel Maase.

Jacques van Rossum is afgestudeerd als ontwikkelingspsycholoog en gepromoveerd in de Bewe-

gingswetenschappen. Naast de (deeltijd-)werkzaamheden bij de Faculteit der Bewegingsweten-

schappen (VU, Amsterdam) is hij op freelance basis als onderzoeker werkzaam, onder andere bij

de dansopleiding van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Het onderzoek naar talent-

ontwikkeling is financieel ondersteund door NOC*NSF en door het ministerie van VWS.

John IJzerman sportarts, gespecialiseerd in atletiekblessures. Hij begeleidt voor de KNAU

topatleten op medisch gebied tijdens grote atletiektoernooien. In het verleden was hij zelf een

verdienstelijk tienkamper.

Jolanda Roose sportpsycholoog en docent aan de Hogeschool voor Fysiotherapie Thim van der

Laan, heeft onderzoek gedaan naar overtraining van topsporters aan de Universiteit Utrecht

Ida Buist fysiotherapeut en bewegingswetenschapper, doet op dit moment promotieonderzoek

naar incidentie, risicofactoren en preventie van hardloopblessures bij recreatieve lopers in het

UMC Groningen.

Saskia Kloet afgestudeerd communicatiewetenschapper met als specialisatie gezondheids-

communicatie. Ze is werkzaam geweest bij de thuiszorg en GGD in projecten over gezondheids-

bevordering. Sinds 2 jaar werkzaam als onderzoeker bij stichting Consument en Veiligheid. Ver-

antwoordelijk voor onderzoek en ontwikkeling van de campagne ‘Surfen naar Sportblessure-

Page 13: Magazine 2 (mei)

13

preventie’ (met als eindproduct www.voorkomblessures.nl), waarvan het laatste jaar als

campagneleider.

Marko Koers stopte eind 2004 als atleet, na een imposante carrière als midden-lange afstandloper. Hij deed onder meer mee op drie Olympische Spelen, in Barcelona, Atlanta en

Sydney.

Algemene informatie Plaats: Het congres vindt plaats in De Vrijhof (gebouw 47), op het terrein van de Universiteit

Twente te Enschede. Het EKJ in het FBK-stadion te Hengelo, Kuipersdijk 46 te Hengelo

Kosten: Het deelnamegeld bedraagt € 125,00. Voor studenten en (sport)artsen i.o. € 75,00.

Hierbij zijn inbegrepen de kosten van koffie/thee/lunch en syllabus. Bij annulering tot 4 weken

voor de cursusdatum bent u € 45,50 administratiekosten verschuldigd, daarna bent u het

volledige cursusgeld verschuldigd. Annulering geschiedt uitsluitend schriftelijk. Na het congres

bestaat de mogelijkheid enkele wedstrijden van het EKJ in het FBK-stadion te volgen. Een

entreebewijs op vrijdag 20 juli: zitplaats op de hoofdtribune, inclusief een hapje en een drankje

bedraagt € 10,00

Accreditatie Elke cursist ontvangt na afloop van de cursus het bijbehorende certificaat. Accreditatie is

aangevraagd voor sportartsen en sportfysiotherapeuten.

Aanmelden vóór 1 juli 2007 Via aanmeldingsformulier naar: Dr. G.J. van Hoytema Stichting, Postbus 89, 7500 AB Enschede

Per e-mail: [email protected] Website: www.hoytemastichting.nl

Secretariaat Het secretariaat van de Dr. G.J. van Hoytema Stichting is gevestigd op het terrein van de

Universiteit Twente, gebouw ‘De Vrijhof’, kamer 211. Telefoon: 053 – 489 24 09

Aanmeldingsformulier

Ondergetekende:

Naam en voorletters………………………………………………… m/v

Adres………………………………………………………………..

Postcode en woonplaats……………………………………………. E-mailadres………………………………………………………….

Functie………………………………………………………………

Handtekening……………………………………………………….

wenst deel te nemen aan het congres: 'Tussen start en finish', op vrijdag 20 juli in De Vrijhof,

Universiteit Twente te Enschede. Het verschuldigde cursusgeld wordt voldaan door de mij toe te

zenden factuur.

Entreebewijs EKJ 2007 vrijdag 20 juli à € 10,00 □ ja □ nee NB: u kunt het aanmeldingsformulier het best kopiëren uit deze brief en dan in een nieuw Worddocument plakken en printen.

Page 14: Magazine 2 (mei)

14

4e dag van de baanatletiek op zaterdag 6 oktober op Papendal Op zaterdag 6 oktober 2007 organiseert de Atletiekunie op Papendal haar 4e dag van de baan-

atletiek. Deze dag wordt elke twee jaar georganiseerd en houdt trainers en kaderleden op de

hoogte van de ontwikkelingen binnen de atletiek- en sportwereld. De titel van deze 4e dag: ‘Hink-

stap-sprong door de vereniging’. De vereniging staat dus centraal.

In het ochtendprogramma worden enkele centrale lezingen georganiseerd, en in het middagpro-

gramma is er keuze uit een groot aantal presentaties en praktische workshops die in drie blokken

(parallelsessies) worden aangeboden. De onderwerpen die aan bod komen zijn onder meer:

• Blessurepreventie, John IJzerman

• Mentale training voor talenten, Marco Hoogerland en Tjarko Erdtsieck

(Talentenacademie)

• Krachttraining voor de recreatieve baanatleet, Wigert Thunissen

• Corestability, Johan van Lieshout

• Hordentechniek, Betty Hofmeijer

Vanaf medio juli kan via de website van de atletiekunie worden ingeschreven voor deze 4e dag,

tot maandag 24 september. Deelname aan deze 4e dag levert 1 licentiepunt op. Houd de web-

site dus in de gaten! Meer informatie: Manon Crijns ([email protected])

12e VGZ Looptrainersdag op 10 november in Nijmegen Op zaterdag 10 november 2007 vindt voor de 12e maal de VGZ Looptrainersdag plaats. Op deze

jaarlijkse ontmoetingsdag worden ontwikkelingen binnen de loop- en wandelsport uitgedragen

onder het motto: 'gezond en veilig lopen bij de atletiekvereniging of loopgroep'.

De VGZ Looptrainersdag is voor iedereen die betrokken is bij de ondersteuning van de loop- en

wandelsport, zoals looptrainers, recreatiebegeleiders, begeleiders/trainers sportief wandelen en

nordic walking, docenten, bestuurlijk verenigingskader, sportmedische verzorgers, wedstrijdor-

ganisatoren, sponsoren en pers. De VGZ Looptrainersdag is een ideale gelegenheid om actuele

informatie over loop- en wandelsportgerichte onderwerpen en activiteiten te verkrijgen.

Presentaties en workshops Net als voorgaande jaren wordt een breed scala aan loop- en wandelsportgerichte onderwerpen

gepresenteerd. Extra aandacht krijgen de loopsport- en sportief wandelactiviteiten voor de

atletiekverenigingen. De presentaties en workshops worden verzorgd door een groot aantal

gerenommeerde inleiders. Voor de prestatietrainers zijn er ook de nodige onderwerpen.

Loopsportmarkt en beweegplein Op de uitgebreide loopsportmarkt en het beweegplein demonstreren partners, aanverwante

organisaties en bedrijven hun activiteiten en producten. Verder is er aandacht voor loopcur-

sussen, clinics, fittesten, looproutes, etc.

Inschrijven Inschrijven: vanaf medio augustus via de website www.vgzlooptrainersdag.nl. De inschrijving is

tot en met 26 oktober geopend, echter vol = vol; dus schrijf tijdig in! Er is plaats voor maximaal

1000 deelnemers. De VGZ Looptrainersdag is inmiddels uitgegroeid tot dé ontmoetingsdag voor het kader, dat bij de loop- en wandelsport betrokken is. Jaarlijks trekt de VGZ Looptrainersdag zo’n 950 deelnemers.

Locatie: Universitair Sportcentrum van de Radboud Universiteit te Nijmegen. Meer informatie: Patrick Aris of Sandra de Jonge, [email protected] / [email protected]

Page 15: Magazine 2 (mei)

15

Blessurepreventie 'Houding komt voor bewegen'

Oude blessures hoeven niet terug te keren

Clemens Vollebergh

Mijn voorwoord/column 'Train de schaatskont' in de vorige nieuwsbrief prikkelde een enkele

lezer tot een reactie: of het zomaar een aandachtstrekker was of dat er ook meer achter

stak? Wees gerust: het was leuk bedoeld, maar had wel degelijk een serieuze boodschap.

In onze vakuitoefening mogen de houdingsspieren best meer aandacht krijgen. Het gaat niet

om een eenvoudig toe te passen handleiding maar wel om het volgen van een spoor dat

blessuregevoeligheid vermindert.

'Tijdens normale functionele activiteiten werken spieren samen in geïntegreerde patronen om

stabiliteit te behouden. Alle functionele activiteiten geven een krachtbelasting op het bewe-

gingssysteem in verschillende mate van belastingen en in alle drie vlakken (sagittaal, transver-

saal, frontaal, CV) of bewegingsrichtingen. Functionele bewegingen vinden zelden plaats in één

vlak. Iedereen heeft echter de mogelijkheid om bewegingspatronen uit te voeren die niet tot de

gewone bewegingen horen van de 'normale functie'1. 'Daarbij heeft een immobiel gewricht of

stijvere spier de neiging om de beweging niet te maken. Toch blijft de functie in tact doordat

een ander gewricht de beweging in toenemende mate maakt en daarmee het euvel compenseert.'1

En daar zit nu net het probleem volgens Oude Voshaar. 'Bewegingsspieren nemen een houdings-

functie over en als ze kracht moeten leveren kan er overbelasting ontstaan. Zo kunnen ham-

stringproblemen ontstaan waarbij zwakke bilspieren of buikspieren het probleem zijn.' Als een

atleet dus klaagt over stijve hamstrings, moet er bij de trainer een belletje rinkelen.

Rekruteringsdrempel Spieren bestaan grofweg uit twee typen vezels. Onder het eerste type vallen de houdings-

spieren, die werken onder laag intensieve belasting. Deze tonische motorunits bestaan uit rode

vezels. Ze werken langzaam en hebben een lage activeringsdrempel, een lage contractiesnelheid

en een lage contractiekracht. Ze worden vooral gebruikt tijdens normale dagelijkse activiteiten.

Onder het tweede type vallen de spieren die met name een bijdrage leveren aan intensief be-

wegen. Deze bestaan uit fasische motorunits (witte spiervezels) en hebben een snelle, hoge

drempel. Ze trekken snel samen, hebben een hoge contractiekracht en zijn snel vermoeid. De

verhouding tussen de vezeltypen zijn per spier verschillend. Oude Voshaar: 'Het onderkennen van

deze spiertypen impliceert dus dat spieren niet alleen een bijdragen leveren aan kracht, maar

vooral aan het stabiliseren van bewegingen.'

Voorspelbaar De vaststelling dat spieren -betrokken bij beweging- niet geïsoleerd samentrekken, maar altijd in

samenwerking met andere spiergroepen, is niet nieuw. Wat sportfysiotherapeut en manueel

therapeut Els Oude Voshaar prominent op de agenda van trainers en therapeuten plaatst is de

voorspelbaarheid van het ontstaan van chronische blessures. Oude Voshaar: 'Hoeveel atleten

hebben niet te maken met steeds terugkerende blessures?' Rekoefeningen voor meer spier-

1 Testen van gecontroleerde bewegingen (het missende puzzelstukje II), Mark Comerford, in: Infysio nr. 2, februari 2007 1 'Testen van gecontroleerde bewegingen. (het missende puzzelstuk I)', Mark Comerford, in: Infysio nr. 1, januari 2007.

Page 16: Magazine 2 (mei)

16

lengte en krachttraining voor sterkere spieren -zo blijkt uit diverse onderzoeken- vormen geen

garantie voor het uitblijven van blessures. Met name het verbeteren van de aansturing van

spieren die betrokken zijn bij laagdrempelige activiteiten voorkomt herhaling van blessures

(blessurerecidief).'

Ketengericht 'Ketengerichte aanpak is niet alleen iets voor de fysiotherapeut om de atleet weer belastbaar te

maken, maar het denken in een keten is ook zinvol voor de trainer, betoogt Oude Voshaar. 'Die

heeft een functie in het signaleren van verstoringen in het beweegpatroon en het kunnen thuis-

brengen van pijnklachten. Is er sprake van disfunctie van spieren dan kan hij dat herleiden naar

de trainingsarbeid, naar kracht- of loopscholingsoefeningen maar is het mogelijk van groter

belang een relatie leggen met de alledaagse activiteiten van de atleet zoals het zitten, het staan

en het bewegen. Als daar de oorzaak voor disbalans ligt heeft het geen zin de zichtbare

symptomen in de training weg te halen door spieren te rekken of versterken. Je moet de functie

van de laagbelaste spiergroepen efficiënter maken.'

Spieren: kracht, lenigheid, controle Voor het nauwkeurig vaststellen van de oorzaak zijn er testen, waarmee laagbelaste spieren wor-

den getest op de kracht, lenigheid en controle. 'Zo leg ik de oorzaak van het disfunctioneren van

de bewegingsketen bloot en geef ik advies en oefeningen die de aansturing van laagdrempelige

activiteiten verbeteren. Nogmaals, als je de controlefunctie van de spieren niet verbetert, heeft

intensieve trainingsbelasting geen zin en ligt blessurerecidief op de loer.'

Buikspieroefeningen In de praktijk beschikken atletiektrainers over een groot arsenaal aan oefeningen. Deels opge-

daan bij de eigen trainer, deels aangereikt bij de trainerscursussen. Oude Voshaar: 'Bij een

aantal oefeningen ontgaat trainers dikwijls het nut of doel en het kan nooit kwaad om daar eens

opnieuw naar te kijken. Zo dragen de grondoefeningen ter versterking van de buikspieren, zoals

sit-ups en crunches, niet bij aan een betere en gecontroleerde loophouding. Daarvoor moet je

bijvoorbeeld eenbenige oefeningen uitvoeren, gewichten voor je lichaam houden of skippen met

de handen boven je hoofd.'

Goede trainer voorkomt blessures Een atletiektrainer is geen fysiotherapeut en van hem mag daarom ook geen behandeling

verwacht worden. Aan de andere kant is een trainer wel iemand die samenwerkt met

sportmasseurs en fysiotherapeuten. Voorkomen is beter dan genezen en de -hopelijk goed

opgeleide, gelicenseerde trainer- bepaalt de trainingsbelasting. Het gaat dan om factoren als de

trainingsomvang, -intensiteit, -duur, het aantal herhalingen, series, duur en intensiteit van het

herstel, techniek en dergelijke. Als je binnen jouw groep blessures een normaal en terugkerend

verschijnsel vindt, is voorgaand artikel zinloos geweest en kun je de trainingspapieren maar

beter inleveren. Als je het als je (hoofd)taak ziet blessures te voorkomen, helpt dit artikel je

mogelijk op weg.

Tips van Els Oude Voshaar: • Schenk aandacht aan de training van de houdingsspieren

• Wees kritisch over je eigen oefenstof

• Wijs atleten op het belang van de balans tussen houdingsspieren en bewegingsspieren

• Een trainer komt niet langer weg met: 'die atleet is nu eenmaal blessuregevoelig'

• Krachttoename en rekoefeningen zijn niet blessurepreventief

Page 17: Magazine 2 (mei)

17

• Beoordeel atleten niet alleen op de werp-, spring- of looptechniek maar kijk ook hoe op hun

lichaamshouding bij het staan, zitten, liggen en lopen.

• Gebruik spieren zoals ze bedoeld zijn.

Els Oude Voshaar is sportfysiotherapeut en manueel therapeut in het Sportmedisch Adviescentrum Sanasport. Daar behandelt ze mensen met stabiliteitsproblemen. Bij de atletiek-unie volgde ze cursussen trainer Loopgroepen, Trainer coach-B, Specialisatie midden en lange afstand. Oude Voshaar is trainer bij Pallas ’67 in Wageningen. Clemens Vollebergh

Page 18: Magazine 2 (mei)

18

De trainingskwestie 'Revitalisering' van oude loopscholingsoefeningen

Jan Heusinkveld

Als u wat langer meeloopt in de atletiek, laten wij zeggen meer dan 10 jaar, deelt u mijn

gevoel uit die periode misschien wel: ik leerde op cursussen loopscholingsoefeningen, ik deed

ze zelf, ik liet ze als trainer doen, ik gaf ze in cursussen, maar had er toch een onvoldaan

gevoel bij. En om er toch nog iets van te maken, bedacht je allerlei varianten, waarvan je

in elk geval de overtuiging had, dat het de fijne coördinatie wel ten goede zou komen. Maar

daar hield het eigenlijk mee op. Je deed de warming-up, die ging over in het onderdeel

loopscholing, en daarna volgde het kernprogramma. Het idee, dat de vruchten van de

loopscholing werden ‘meegenomen naar’ of ‘zich vertaalden in’ het kernprogramma… nou nee,

dat was er niet echt.

Heel ander doel van loopscholingsoefeningen! Toch lijkt het erop, dat die oude loopscholingsoefeningen zo gek nog niet waren. Die gedachte

kreeg ik bij het lezen van een artikel van Simon1, dat later is samengevat door Hanno van der

Loo2. De kern van deze artikelen is het volgende. Veel midden- en lange afstandlopers zoeken

prestatieverbetering in nog meer lopen. Maar de mogelijkheid om via die invalshoek verdere

verbetering te krijgen, is klein: nog meer trainen zonder blessures lijkt/blijkt bijna onmogelijk.

Je moet het daarom gaan zoeken in de looptechniek. Door die te verbeteren ga je economischer

lopen en dat betekent prestatieverbetering. De kern van hun verhaal is: elke beweging wordt niet

alleen centraal aangestuurd, maar is mede het resultaat van een heleboel handelingen van/in het

lichaam, dat probeert er het beste van te maken. Het lichaam corrigeert continu, bijvoorbeeld

omdat het waait, omdat je een beetje wegglijdt, omdat je iets teveel afzet, omdat… Elke looppas

is anders. En bij ‘het beste ervan maken’ hoort ook: het zo economisch mogelijk te laten verlopen

van de beweging. Wat Simon c.s. hebben gedaan is het lichaam als het ware extra trainen om zo

goed mogelijk te corrigeren, door bij de looptechniektraining allerlei verstorende/afwijkende

oefenvormen en variaties van oefenvormen in te brengen. Het lichaam moet dan nog meer zijn

best doen om er ‘het beste van te maken’, en zal dat dan op den duur nog beter kunnen. Dat is de

basisgedachte en dat hebben Simon c.s. in een experiment getest. En de uitkomst was inderdaad,

dat de loopeconomie (de mechanische efficiëntie) verbeterde. De oefeningen worden niet

specifiek beschreven, maar veel van de loopscholingsoefeningen, die ‘wij’ vroeger deden vind je

direct of indirect in het experiment terug. En dat geldt zeker voor de variaties daarop. Voor de

goede orde: deze vorm van aanleren/optimaliseren van een beweging noemt men wel differentieel

leren.

Gerard van Lent: andere kant van dezelfde ‘medaille’. Doorslaggevend om ‘iets te doen’ met het verhaal van Simon was de themadag jeugdatletiek van

18 november 2006 op Papendal, en wel de bijdrage, getiteld ‘jong geleerd, een beslissende

voorsprong’ van Gerard van Lent3. Citaat:

Tijdens een duurloop in Iten (Kenia) bewoog ik mij vol struikelpassen over een amper begaanbaar pad. Er liep een groep schoolkinderen, in een volmaakte cirkel om mij heen, kilometers met me mee. Hun ogen waren onafgebroken op mij in het middelpunt gericht. Ik heb er niet een kunnen

Page 19: Magazine 2 (mei)

19

betrappen op ook maar de minste balansverstoring. Als zelfgekroonde steeple-loper wist ik ineens waar het allemaal mee begint en dat je er niet komt met het leren van een kunstje. Hij voegt daar aan toe:

Voor atleten, die zijn opgegroeid met de benenwagen als hoofdvervoermiddel in een ongeplaveide omgeving, is het lopen over hindernissen dan ook een tweede natuur, zij hoeven het kunstje niet meer te leren, want hun motoriek heeft het antwoord op elke onregelmatigheid in een parcours opgeslagen in het coördinatieve brein. En wij maar denken, dat die Kenianen zo goed zijn omdat ze van die dunne onderbenen hebben.

Dat is ook wel zo, maar uit de combinatie van de verhalen van Simon en Van Lent kun je afleiden,

dat ook het lopen op ondergronden e.d. die een voortdurend beroep doen op coördinatieve en

corrigerende vaardigheden, zorgt voor prestatieverbetering omdat de loopeconomie verbetert.

Wat doen wij hier nu mee Voor ons ‘ter lehring ende vermaeck’: bied veel afwisselende oefenstof aan, met veel variaties,

zoek niet alleen mooie vlakke wegen/paden, ga ook lopen op ongelijke paden, met kuilen in het

wegdek, met boom-wortels, loop in/op hoog gras of heide, doe ook loopscholings-oefeningen op

zo’n ondergrond, enz (maar geef wel duidelijk aan dat je erg goed moet opletten). En je traint

ook nog de proprioceptie: het vermogen om bliksemsnel te reageren als je bijvoorbeeld toch

onverwacht in een kuil stapt. Het betekent wel, dat de oefenstof veel breder wordt dan onder

meer in de BK-techniek aan de orde komt.

Differentieel leren en kogelstoten Ging het bovenstaande over hardlopen, differentieel leren kan uiteraard ook op veel andere

sporten worden toegepast. Binnen de atletiek is een zeer interessant onderzoek gedaan door het

duo Beckmann en Schöllhorn4. Die lieten een groep ongeoefende personen 4 weken lang, 2 keer

per week kogelstoten. De controlegroep deed de normale kogelstoot-aanleertraining met veel

herhalingen, bij de testgroep was elke stoot anders. Er werd alleen aangegeven wat de bedoeling

was, bijvoorbeeld langzaam inzetten plus snel uitstoten. Er werd geen feedback gegeven,

complexe en eenvoudige variaties werden door elkaar heen gedaan, enz. Aan het eind van de

testperiode bleek de testgroep veel beter te presteren dan de controlegroep, bleken de

resultaten veel stabieler te zijn (d.w.z. kleinere standaarddeviatie) en bleken 2 en 4 weken na de

test de resultaten nog steeds beter te zijn.

Drie geheel los van elkaar staande vragen/opmerkingen Misschien zijn al lezende ook bij u onderstaande gedachten opgekomen:

• wat heeft de schaatssport aan deze overwegingen. In de Nederlandse topsportsituatie kent

men overdekte banen met ideale omstandigheden, terwijl bijvoorbeeld de Italianen en de

Tsjechische dames onder veel minder ideale omstandigheden trainen. Bovendien traint men

bij het schaatsen (net als bij het roeien) vaak met langzame, zeer gecontroleerde

bewegingen, met zo min mogelijk verstorende invloeden.

• als conditie, kracht, snelheid, al dan niet in combinatie met elkaar, toenemen, kan het lichaam

kiezen voor een ander ‘bewegingsverloop’. Ook daarom zou differentieel leren wel eens een

betere oplossing kunnen zijn,

• hoe te handelen als je wilt toewerken naar een bepaalde gewenste techniek, bijvoorbeeld de

BK-looptechniek, het ideaal geachte bewegingsverloop bij het verspringen, enz. Daar geven

de geraadpleegde artikelen geen antwoord op.

Geraadpleegde literatuur:

1) Simon, Hänsel, Schulz: Techniktraining im Ausdauersport, neue Ansätze am Beispiel Laufen,

Leistungssport 3/2003 blz.10-17. Dit artikel doet verslag van een experiment, maar bevat ook

Page 20: Magazine 2 (mei)

20

een groot aantal voor discussievatbare uitspraken, die bij doorlezing voor verwarring kunnen

zorgen, maar die het experiment en de uitkomsten ervan niet beïnvloeden.

2) Van der Loo: Techniektraining voor hardlopers: de sleutel tot progressie, Sportgericht

jaargang 60, no 4 (september 2006) blz 14 t/m 19. Hanno van der Loo geeft daarin o.a. een

samenvatting van het Simon-artikel. Opvallend is wel, dat het is opgenomen in een serie artikelen

over een loopscholingscongres, dat ging over een verdere onderbouwing van en toelichting op de

BK-looptechniek. Het Simon-onderzoek past daar niet zo goed in, omdat het nogal fors van de

BK-techniek afwijkende techniekopvattingen bevat en (mede daardoor) oefenvormen met een

heel ander karakter.

3) Van Lent, Gerard: Keuzeprogramma no 21 ‘Jong geleerd, een beslissende voorsprong’,

Themadag Jeugdatletiek, 18 november 2006 te Papendal.

4) Beckmann & Schöllhorn, Differenzielles Lernen im Kugelstossen. Leistungssport 4/2006, blz

44-50

Jan Heusinkveld (1938), werd loopverslaafd na het zien van de eerste sub-4 minute-mile op 6 mei 1954. Hij volgde zowel de A-B als C-cursus en specialisaties sprint horden en middenlange afstand. Jan is bijna vanaf de aftrap betrokken geweest bij het opzetten van de TLG-cursus. Hij was trainer voor afstanden vanaf 400m t/m de marathon in Enschede, Harderwijk, Amersfoort, Utrecht, Soest en nu weer in Enschede bij de studentenatletiekvereniging Kronos.

Page 21: Magazine 2 (mei)

21

De Stelling

Een trainer heeft een voorbeeldfunctie. Tijdens de

training maar ook daarbuiten.

Clemens Vollebergh

Een groot aantal reacties dit keer op bovenstaande stelling, al duurde het even voor er ook

enige zinvolle discussie ontstond. In volgorde van reactie.

Gerard Lenting, trainer: 'Een gemiddelde clubtrainer atletiek heeft meestal te veel functies zowel tijdens als buiten de training.

a. daar kunnen velen een voorbeeld aan nemen.

b. dat is een signaal van een fout voorbeeld

c. het leven is een grote training

d. bijvoorbeeld

Als alle licentiehouders deze open deur open houden gaat het stormen in Nederland!'

Pieter van Langen zag alleen maar de open deur en vindt in Peter de Groot een medestander

Een atleet heeft een voorbeeldfunctie, zowel op als naast de baan... Een bobo heeft een

voorbeeldfunctie, zowel binnen als buiten de vip room...

Het hebben van een voorbeeldfunctie hangt niet samen met een functie of positie. het hebben

van een voorbeeldfunctie hangt samen met je persoonlijkheid. eigenlijk zou iedereen een

voorbeeldfunctie moeten hebben, alhoewel het dan niet echt meer een voorbeeld is, maar een

doorsnee persoonlijkheid... uhhmmm dus... normen en waarden! ook een beter sociaal milieu begint

bij jezelf! haleluja!

Beetje onzin om hierover te gaan discussiëren. zo ken ik er nog wel een paar: vinden jullie niet

dat alle leden hun contributie op tijd zouden moeten betalen? vinden jullie niet dat iedereen zijn

lege flesje sportdrank netjes in de vuilnisbak moet gooien?

Zou toch fijn zijn als de knau zich richt op zijn core business. misschien de centjes van dit soort

studies besteden aan zinnige zaken (on the top of my head: waar blijft die geautomatiseerde

uitslagen database? en vul dit aan met je eigen nuttige wensen).

Peter de Groot: Als dit het niveau is van de nieuwsbrief zegt dat genoeg over het niveau van discussie bij het licentiesysteem.

Frank Koopmans brengt de discussie als volgt terug tot proporties: Waarom toch meteen zo'n stelling afbranden? Is een retorische stelling per definitie zinloos? Ik

denk het niet. Sterker nog, gezamenlijk een eenzijdig onderwerp uitwerken kan veel zinvoller

zijn, dan oeverloze discussies op het spits drijven. Zeker in zo'n nieuwsbrief.

Training geven is meer dan schema's maken en aanwijzingen geven. Maar hoeveel meer precies?

Moet een trainer de bewegingen zelf tot in de perfectie voor kunnen doen? Hoe waakt een

trainer over veelvoorkomende neigingen tot arrogantie en afgunst? Hoe ver moet een trainer

gaan in (bijvoorbeeld) wedstrijdstimulatie? Hoe dicht mogen atleten in de buurt komen van het

Page 22: Magazine 2 (mei)

22

privé-leven van de trainer? Hoe verschillen al deze punten per leeftijd / trainingsintensiteit?

Me dunkt, genoeg voer voor een zinvolle uitwisseling van ervaringen.

Wiep Terpstra reageert als volgt: Frank,

Hoe ver wil je gaan met een voorbeeldfunctie. Een coach heeft een ander leven dan een atleet.

Toevallig is mijn vrouw een vroege vogel en is het tijdstip van slapen gaan een goed voorbeeld

voor haar atleten. Ze drinkt bijna niet en rookt niet en was vroeger een voorbeeld van inzet om

iets te bereiken. Ze is perfectionist. Welke atleet krijgt zo'n voorbeeld?

De tweede alinea geeft wat meer houvast. Natuurlijk is coaching meer dan schema's maken en

aanwijzingen geven. Mijn vrouw (Gina Dubnova) kan vanwege haar bijna 60-jaar niet meer in

perfectie de bewegingen voordoen. Maar ze kan wel vertellen wat een atleet moet doen en hoe

hij het moet doen.

Ze probeert te voorkomen dat atleten sterallures krijgen en heeft daar al jaren mee te maken,

maar het is niet gemakkelijk. Ze bewaakt of het wel of niet goed is om aan wedstrijden te doen.

Je kunt fysiek in topvorm zijn en toch is het soms niet goed om een wedstrijd te springen omdat

het psychisch niet juist is.

Een tweetal atleten (Romana Dubnova en Martijn Nuijens) komen momenteel voor in haar privé-

leven. Martijn is regelmatig van vrijdag tot maandag bij ons in huis en onze Romana logeert soms

wekenlang bij ons. Natuurlijk hebben we dat liever niet, maar wat moet een jongen anders doen

als hij in den Helder woont en wij in Sittard trainen? Voor een Hilde van Zundert bijvoorbeeld

(13 jaar een PR van 1.65 hoog) is het wat moeilijk om dit te doen. We leven niet in China! Naast de

door jou genoemde onderwerpen moet een coach ook denken aan het herstel na wedstrijden

(sauna, fysio), hoe kan een atleet op het juiste moment zijn piek bereiken, hoe voorkom ik

blessures, welke voedingsregels geef ik mee, wat kan de atleet thuis doen etc.

Weia Reinboud: De stelling is wat vreemd gesteld, met dat woord 'voorbeeldfunctie': de functie van een trainer is niet om voorbeeld te zijn maar om te trainen en te coachen. Dat het

daarnaast (en daarbuiten) ook het geval kan zijn dat je als persoon wat invloed hebt, ja dat kan,

maar de werking is niet sterk denk ik. Het gaat dan om dingen uit je persoonlijkheid en hoe jij

het trainerschap aanpakt, dingen als gedrevenheid, behulpzaamheid, inzet, vrolijkheid,

serieusheid enzovoort. Zulke dingen kunnen belangrijk zijn, maar ik zie niet zo goed hoe je ze

met opzet zou kunnen doen, ik bedoel dat het opzet is om als voorbeeld te werken. Het zal vast

goed werken als ze mij ook zelf gedreven zien trainen, maar ik doe dat niet met die bedoeling.

Mijn uitdaging van training geven is: proberen dat ze allemaal (dus onafhankelijk van talent) aan

het eind van de training het gevoel hebben dat ze weer wat verder gekomen zijn. En wat ik

helemaal leuk vind is als ik weet te bewerkstelligen dat een atlete (v/m) ineens heel erg

leergierig wordt, de diepgang van een nummer door gaat krijgen. Ook dat weer onafhankelijk van

talent!

W. Hoss: Ja, Weia, ik denk inderdaad dat dit het belangrijkste is. Natuurlijk lukt het nooit als

je dingen gaat forceren. De atleten (klein of groot) moeten gewoon getraind worden en zelf kun

je er alleen maar enthousiasme in leggen als je dat enthousiasme ook hebt. Het is dan leuk als er

ook een aantal van je atleten geënthousiasmeerd raken, maar dat gebeurt helaas niet altijd.

Verder moet je ook inderdaad absoluut niet overdrijven, of het klikt of er is geen chemie. Dit

geldt zeker voor de breedte atleten, er zijn natuurlijk ook een paar toppers die misschien net

iets meer zouden kunnen gebruiken. Ik denk dat we het op dit niveau steeds beter aanpakken,

maar dat we nog heel veel kunnen leren van andere sporten en aanpak uit andere landen. Verder

moeten ook deze atleten ook zelf willen en als er geen chemie is dan houdt het ook daar op. Ik

Page 23: Magazine 2 (mei)

23

denk inderdaad verder ook dat als je passie hebt voor de sport dat je de slechte dingen des

levens niet oppakt, dus daar hoeven wij ons niet mee bezig te houden. Kortom: gewoon leuk met

je sport bezig zijn en blijven leren van elkaar. En af en toe kan een atleet best een steuntje in de

rug gebruiken.

Kees Zoutendijk, trainer bij de Noordwijkerhoutse Strandlopers: 'Misschien sta je er niet elke keer bij stil. Maar een trainer heeft naar mijn idee inderdaad een voorbeeldfunctie. Je zult dus

altijd goed op moeten passen dat je niet per ongeluk iemand kwetst met een opmerking die als

een geintje bedoeld is. En het is natuurlijk ook niet slim om iets zelf wel te doen, als je altijd

tegen je lopers of loopsters zegt dat je dat niet moet doen. Bijvoorbeeld 2 dagen na een

marathon zelf weer gaan lopen, terwijl je je lopers adviseert om minimaal een weekje rustig aan

te doen.'

Leen Kok trainer van 2 loopgroepen bij AV SPARK, Spijkenisse: 'Ik ben het volledig met de stelling eens. Door de leden van je groep word je volgens mij ook als voorbeeld gezien. Indien ik

mij bij uitzondering in bepaalde situaties te sterk uitdruk dan komt er uit de groep gegarandeerd

reactie. Er wordt dan geroepen: b.v. trainer..... (en verder niets)'.

Samengevat: buiten de reacties van Gerard Lenting, Pieter van Langen en Peter de Groot is er

naar aanleiding van de stelling toch wel een aantal nuanceringen te maken. Door de positie van jou

als trainer wordt er meer gelet op wat je zegt en doet. Atleten reflecteren daarop, zo is de

ervaring van Kees Zoutendijk en Leen Kok. Het is goed dat een trainer zich dat bewust is. Een

trainer is dus meer dan iemand die trainingstechnische aspecten overdraagt. Ook is er een grens

tussen verenigings- en privé-leven van de trainer. Die grens bepaal jezelf maar een zekere

distantie zal van je worden verwacht. Frank Koopmans en Wiep Terpstra belichtten dit aspect.

Weia Reinboud, altijd in voor een bijdrage aan een discussie betwijfelt of een trainer bewust een

'voorbeeldfunctie kan zijn'. Zij verwijst naar een aantal zaken die behoren tot het authentiek

training geven, maar dat staat vakmatigheid volgens mij niet in de weg. Chemie laat zich niet

organiseren stelt W. Hoss, waarmee hij aansluit bij Weia. Al met al is er dus heel wat te zeggen

over de stelling gezien de negen reacties.

De stelling voor de Nieuwsbrief voor licentiehouders nummer 3 luidt:

Als trainer grijp ik in als de ambities van de atleet verder reiken dan zijn mogelijkheden.

Oproep: de redactie vraagt de lezers van deze brief te reageren op bovenstaande stelling. Graag

kort en bondig. Vergeet niet uw naam te vermelden en de relevante functie(s) binnen de atletiek.

Reacties graag voor 15 augustus 2007 naar [email protected].

Page 24: Magazine 2 (mei)

24

Arbeidsvoorwaarden

Wanneer ben je als trainer vrijwilliger? Atletiektrainers bij Nederlandse sportverenigingen werken voornamelijk als vrijwilligers. Bij

diverse gesprekken die Sportservice Noord-Brabant met verenigingen voert, blijkt echter

dat deze 'vrijwilligers' vaak niet voldoen aan de criteria die gesteld worden aan de

'vrijwilliger'.

Bij vrijwilligerswerk is de vergoeding niet belast voor de loon- of inkomensbelasting en bestaat

er ook geen inhoudingspicht voor de sociale verzekeringen. U bent geen vrijwilliger als u de werk-

zaamheden beroepsmatig uitvoert of als u in dienst bent bij de organisatie. U bent ook geen vrij-

williger als u werkt voor een sportorganisatie in de vorm van een BV of een NV. Een belangrijk

kenmerk van vrijwilligerswerk is dat de vergoeding die u ontvangt, niet in verhouding staat tot de

omvang en het tijdsbeslag van het werk dat u doet. De vergoeding heeft meestal het karakter

van een kostenvergoeding.

De vergoeding van vrijwilligers: 1. de vergoeding van werkelijk gemaakte kosten

Als u vrijwilliger bent en u krijgt alleen de werkelijk gemaakte kosten vergoed dan is de

vergoeding niet belast voor loon- of inkomstenbelasting. Reiskosten of kosten voor papier,

postzegels en dergelijke zijn hier voorbeelden van. Het moet hierbij wel gaan om in rede-

lijkheid gemaakte kosten. Bovendien moeten alle gemaakte kosten met bonnen aangetoond

kunnen worden.

2. vergoeding niet meer dan €150 per maand en €1.500 per jaar Op grond van deze regeling mag aan vrijwilligers maximaal € 150 per maand tot een maximum

van €1500 per jaar uitbetaald worden, zonder dat dit als belast inkomen wordt aangemerkt.

Deze regeling is echter onlangs nader ingevuld door de belastingdienst. Er is in ieder geval

geen marktconforme beloning als een vrijwilliger die ouder is dan 23 jaar een vergoeding van

ten hoogste € 4,50 per uur ontvangt. Voor vrijwilligers jonger dan 23 jaar geldt een

maximumbedrag van € 2,50 per uur.

Voorbeeld 1 3. U werkt gedurende 10 maanden voor een atletiekvereniging, voor dertig uur per maand. U

ontvangt hiervoor een vergoeding van € 150 per maand, dus in het totaal € 1500 per maand.

Toch is de vrijwilligersvergoeding niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een echte

vrijwilliger. De vergoeding bedraagt € 5 per uur, wat aangemerkt wordt als een markt-

conforme beloning.

Voorbeeld 2 U verricht gedurende 10 maanden werkzaamheden voor een sportvereniging, voor vijftig uur per

maand. U ontvangt hiervoor een vergoeding van € 1500, welk bedrag in één keer via de bank aan u

wordt overgemaakt. Er is (indien u 23 jaar of ouder bent) geen sprake van een marktconforme

beloning, € 3 per uur, de maand en de jaarnorm worden niet overschreden, dus er is sprake van

de vrijwilligersregeling.

Voorbeeld 3

Page 25: Magazine 2 (mei)

25

U werkt gedurende 10 maanden voor een sportvereniging, voor vijftig uur per maand. U ontvangt

hiervoor een vergoeding van € 1000 en mag daarnaast u reiskosten declareren tegen een kilome-

tervergoeding van €0,24. De totale reiskosten bedragen € 650. Met een totale vergoeding van €

1.650 wordt de jaarnorm overschreden en is de vrijwilligersregeling niet van toepassing.

Voorbeeld 4 U werkt gedurende 2 maanden honderd uur per maand en gedurende drie maanden vijftig uur

voor een sportvereniging (in totaal dus 350 uur in vijf maanden) u ontvangt hiervoor een ver-

goeding van € 2 per uur, in totaal € 700. Er is geen sprake van een marktconforme beloning (€ 2

per uur) en het jaarmaximum van € 1.500 wordt niet overschreden. Echter omdat in de twee

maanden waarin honderd uur gewerkt wordt de maandnorm van € 150 wordt overschreden (€ 200

per maand) is de vrijwilligersvergoeding niet van toepassing.

Als u na toetsing van de criteria voor een vrijwilliger constateert dat u geen ‘vrijwilliger’ bent,

dan is het verstandig om loonbelasting en premies sociale verzekeringen in te houden en af te

dragen. Bedenk dat de belastingdienst van mening is dat de werkzaamheden het karakter hebben

van een dienstbetrekking.

Houd tot slot in de gaten dat de benaming die de atletiekvereniging en u aan de overeenkomst

geven niet relevant is. De belastingdienst beoordeelt bij controle altijd de feitelijke werk-

situatie en omstandigheden.

Barbara Meuwese is werkzaam bij Sportservice Noord- Brabant en biedt sportvereniging en trainers ondersteuning bij arbeidsaangelegenheden. Meer informatie: www.ssnb.nl of [email protected] *voorbeelden ontleend aan SPORT Bestuur & Management december 2006

Page 26: Magazine 2 (mei)

26

Vacature De Atletiekunie is op zoek naar kandidaten voor de functie van

REGIOTRAINER Atletiekunie freelance voor 60 uur op jaarbasis

De Atletiekunie ontwikkelt en voert fulltime en parttime topsportprogramma’s uit op het

Olympisch trainingscentrum Papendal voor meerkamp, middenafstand, kogelstoten, discuswerpen

en polsstokhoogspringen (Sittard) onder leiding van fulltime bondscoaches.

Voor diverse disciplines binnen de vakgroepen sprint/horden, springen, werpen, middenafstand en

meerkamp organiseerde de Atletiekunie de afgelopen jaren tevens regionale selectie trainingen

Met ingang van 1 oktober 2007 wordt dit regionale trainingsplan verder uitgebouwd. De

Atletiekunie zoekt kandidaten voor de functie van regiotrainer voor de disciplines sprint, horden,

midden en lange afstand, verspringen, hink-stapspringen en speerwerpen. De trainingen vinden

plaats op diverse locaties (maximaal vier) in het land rekening houdend met een adequate (indoor)

accommodatie en een goede landelijke spreiding

Profiel regiotrainer

- Kennis van en ervaring met het begeleiden van talenten richting internationale

jeugdtoernooien/ nationale senioren top 5.

- Opleidingsniveau 4 (= specialisatie) of gelijkwaardig werk-/denkniveau.

- Goede contacten met verenigingen, trainers en atleten in de regio.

- Bereidheid tot kennisoverdracht en samenwerking met bonds- /persoonlijke trainers.

- In staat zijn om jeugd te enthousiasmeren tijdens de trainingsbijeenkomsten.

Behalve trainer is hij/zij ook entertrainer.

- Beschikbaarheid om maximaal 20 trainingen te verzorgen

- Ervaring met het uitvoeren en interpreteren van disciplinespecifieke testen

- Conformeren aan het talentontwikkelingsmodel van de Atletiekunie en de

meerjarenopleidingsplannen van de vakgroepcoördinatoren.

- Kunnen overdragen van het opleidingsplan op atleten/coaches in de regio.

Werkzaamheden regiotrainer: - Het mede opleiden van regionaal talent en beloften tot potentiële toernooigangers

volgens het meerjarenopleidingsplan van de Atletiekunie.

- Het organiseren van maximaal 20 regionale trainingen per jaar voor junioren A/B/C

(eventueel neosenioren) behorend tot categorie beloften of aansluitend regionaal

niveau.

- Het organiseren van 2 trainingen/clinics voor D-junioren van nationaal top 20 niveau

en talenten uit de genoemde projecten.

- Het organiseren van 2 bijeenkomsten per jaar waarbij kennisoverdracht (richting

atleten/persoonlijke trainers) centraal staat. In combinatie met een regiotraining.

- Honorering volgens relevante schaal CAO-sport (indicatie schaal 7 en 8)

Kort samengevat moet een regiotrainer over de volgende kernkwaliteiten beschikken:

o Hij/zij is trainer van (inter-)nationaal niveau.

Page 27: Magazine 2 (mei)

27

o Hij/zij is opleider van regioatleten en beloften tot potentiële

toernooideelnemers.

o Hij/zij is in staat persoonlijke coaches bij te scholen

o Hij/zij beschikt over organisatorische vaardigheden.

o Hij/zij beschikt over goede communicatieve vaardigheden.

o Hij/zij heeft oog voor het herkennen van talent

Sollicitaties graag voor 30 mei per mail sturen naar het secretariaat van de Atletiekunie via:

[email protected]

Voor informatie over de vacatures kunt u contact opnemen met Topsportcoördinator Peter

Verlooy (06-12 96 75 33 of [email protected])

Page 28: Magazine 2 (mei)

28

Jeugdatletiek

Aantrekkelijke inleidingen voor de jeugdtrainingen Een goed begin is het halve werk

Bart Raijmakers

Dit is het tweede artikel in de reeks over jeugdatletiek. In dit artikel wordt ingegaan op de

warming-up in voor een jeugdtraining. Helaas blijft een warming-up vaak beperkt tot een

paar rondjes inlopen en een paar oefeningen waar kinderen vaak het nut niet van inzien. Een

gemiste kans om op een aantrekkelijke manier te beginnen met een training en de kinderen

letterlijk en figuurlijk warm te laten lopen voor je training! Een warming-up kent een fysiologisch aspect en een psychologisch effect. In een warming-up

voor een jeugdtraining is het daarom van belang dat je vormen kiest waarbij alle kinderen veel in

beweging zijn en dat kinderen de mogelijkheid krijgen ‘in de sfeer van de training’ te komen. Dat

laatste is bij jeugdtraining wellicht het belangrijkste. Om dit te bereiken kunnen we

verschillende organisatievormen gebruiken. In dit artikeltje wordt ingegaan op drie vormen:

parcourslopen, loopspelen, tikspelen.

Parcourslopen

Parcourslopen zijn eenvoudig te organiseren en goed te gebruiken voor het ‘inlopen’. Je kunt

routes uitzetten binnen een kleine ruimte, maar ook op en rond de atletiekaccommodatie.

Hieronder wordt een aantal mogelijke variaties besproken, verduidelijkt met een voorbeeld.

Werken met een vast parcours of een vrij parcours (kinderen bepalen zelf de richtingverandering)

Binnen een kleine ruimte met eenzelfde organisatie met 16 pylonen volgt een aantal mogelijke

variaties.

1 Klaverbladloop loop (vast parcours)

2 ABC-loop: kinderen lopen bijvoorbeeld de letters van hun naam of hun favoriete

atletiekonderdeel (mengvorm)

3 Schaduwloop: één kind loopt voorop en bepaald de richting (eventueel ook snelheid of zelfs

oefeningen) en wordt geschaduwd door één of meerdere kinderen (vrij parcours)

Page 29: Magazine 2 (mei)

29

Gebruik maken van hindernissen Het gebruiken van hindernissen in een parcoursloop bereid de kinderen voor op het kerngedeelte

van de training. De aard van de hindernis bepaalt wat kinderen gaan doen. Gebruik je ‘slootjes’

(bijvoorbeeld door 2 springtouwtjes met een ruime tussenafstand neer te leggen) dan gaan

kinderen horizontaal springen (verspringen). Gebruik je hoge hindernissen dan gaan kinderen

verticaal springen (hoogspringen). Zet je meerdere hindernissen achter elkaar neer, dan begint

het al op hordelopen te lijken. Werk je daarbij met vaste tussenafstanden dan gaan kinderen al

in een ritme lopen. Een voorbeeld:

Concours hippique Deze vorm is leuk te gebruiken als voorbereiding op het hordelopen. Tussen pylonen zet je een

aantal (kindvriendelijke) hindernissen neer, dat de kinderen in een looppas kan nemen.

Variaties met wisselingen van groep

Zelfs in een eenvoudig parcours als een vierkant of rechthoek kun je leuke vormen verzinnen,

door met groepen te werken. Een aantal voorbeelden:

1 Ontmoetingsloop: Nummer 1 loopt linksom, nummer 2 loopt rechtsom, als je elkaar tegenkomt

geef je elkaar een high-five en draai je om. Dit is een leuke vorm als kinderen elkaar nog niet

kennen, ze kunnen zich dan netjes voorstellen door een hand te geven en hun naam te noemen.

2 Overloper: Twee groepen lopen ieder hun parcours, op het gemeenschappelijke deel van het

parcours wordt 1 loper uitgewisseld.

3 Vier groepen starten ieder op een hoekpunt, op signaal voegt 1 loper zich bij een andere

groep. Dat kan door te versnellen naar de volgende groep, door om te draaien en aan te

sluiten bij de groep die achter je loopt of door diagonaal over te steken naar de groep die

daar loopt. Het is bij deze vormen wel van belang dat de groepen hun onderlinge afstand

zoveel mogelijk handhaven.

Page 30: Magazine 2 (mei)

30

Page 31: Magazine 2 (mei)

31

Spelen met tijd (een parcours in een bepaalde tijd afleggen) Deze vormen hebben, naast dat ze een leuke inleiding zijn, ook als doel het ontwikkelen van tijd-

en tempogevoel. Je kunt ze uitvoeren in een vast parcours of een in vrij parcours. Een aantal

voorbeelden:

Vast parcours: 1 Kinderen lopen een vooraf vastgesteld parcours in een basistempo. De tijd wordt opgenomen

en doorgegeven. Nu krijgen kinderen verschillende opdrachten, bijvoorbeeld tien seconden

sneller het parcours afleggen, vijf seconden langzamer enz.

2 Kinderen lopen een bepaalde tijd op een vast (groot) parcours, bijvoorbeeld 1 minuut. Na 1

minuut klinkt een signaal, de kinderen draaien om en moeten in 1 minuut weer op het

beginpunt terug zijn.

Vrij parcours 3 Vanuit een centraal punt gaan kinderen lopen, ze moeten na een vooraf bepaalde tijd terug

zijn op het centrale punt. Begin met korte tijdseenheden en bouw dit langzaam op. Als extra

variatie kunnen ze ook met tweetallen of in groepen lopen, het aantal lopers in de groep kun

je tijdens het lopen op commando ook nog veranderen. Deze vormen krijgen een extra

dimensie als je met punten gaat werken.

Loopspelen Loopspelen worden vaak ook in parcoursvorm gedaan, een spinnenweb- of een sterloop zijn

veelgebruikte looproutes bij loopspelen. Maar door het aparte spelkarakter worden ze toch apart

genoemd. Een uitdagend motto voor loopspelen is dat ieder spel dat je thuis aan tafel speelt, ook

op de atletiekbaan of in het bos gespeeld kan worden! Een aantal loopspelen zijn ook geschikt als

inleiding voor een jeugdtraining. Een paar voorbeelden:

Mastermind

Zet vier of zes pyplonen neer (bij voorkeur in kleur). Neem een kleurcode in gedachten (begin

met een code van twee kleuren en gebruik niet dezelfde kleuren). Kinderen proberen de code te

kraken. Ze lopen in tweetallen eerst het parcours met de kleurcode en geven deze dan door aan

de trainer. De trainer geeft informatie over de gelopen code: kleur goed, kleur fout, kleur op de

goede plaats. Welke groep kraakt de code als eerste. Je helpt de kinderen enorm door met een

scorekaartje te werken.

Dobbelsteenloop

Zet zes pylonen op het veld en nummer deze één tot en met zes. Kinderen gooien met een

dobbelsteen. Het aantal ogen geeft de pylon aan waar ze naar toe moeten lopen. Welke groep

loopt het eerste vijftig punten bij elkaar? Er zijn natuurlijk veel variaties mogelijk op dit thema.

‘Ophaal lopen’

Op verschillende punten (al dan niet duidelijk aan gegeven) ligt materiaal dat kinderen vanaf een

centraal punt ophalen. We werken in groepjes. Terug gekomen op het centraal punt leggen

Page 32: Magazine 2 (mei)

32

kinderen het materiaal bij hun pylon (dit om te controleren dat ze ook maar 1 stuk hebben

meegenomen). Waar kun je aan denken?

� Puzzelstukjes (iedere groep zijn eigen puzzel, wie heeft hem als eerste gelegd?)

� Puntenfiches of speelkaarten (wie scoort de meeste punten?)

� (Kwartet)kaarten (wie loopt de meeste kwartetten bij elkaar?)

� Letters (wie legt het langste woord?)

� Thema’s. bijvoorbeeld kerstmis (kersversiering ophalen en een boom versieren)

Tips: • Als afsluiting ook geschikt om materiaal dat je tijdens de training gebruikt hebt op te laten

halen!

• De ‘ophaallopen’ zijn ook geschikt als estafettelopen. Estafettelopen zijn niet geschikt als

inleiding, omdat maar 1 kind loopt end e rest van de groep stil staat.

Tikspelen

Tikspelen zijn altijd een succes bij kinderen, er zijn ook bijzonder veel variaties op tikspelen

mogelijk. Een paar belangrijke aandachtspunten voor tikspelen:

� De spanning van wel of niet getikt worden moet altijd aanwezig zijn. Dit wordt bepaald

door de grootte van het speelveld en het aantal tikkers.

� Laat een tikspel niet te lang duren, zeker voor de tikker is het heel intensief (30 tot 45

seconden is een mooie tijd). Dit geldt uiteraard niet als de functie van tikker steeds

wordt doorgegeven.

� Getikte kinderen staan (bijna) nooit stil, het gaat hier om een inleiding van de training!

Dat betekent dat ze:

verlost kunnen worden;

een nevenopdracht krijgen;

zelf tikker worden;

punten kwijtraken en weer spelen.

Hieronder een aantal voorbeelden van wellicht minder bekende tikspelen.

Schaduw jagen

Een tikspel voor 2 tallen. De tikker loopt de loper achterna en probeert hem te tikken. Als dit

lukt wisselen de rollen om, maar dan moet de tikker eerst naar een aangegeven plaats lopen. Ook

als de trainer een signaal geeft, wordt gewisseld, maar dan mag de tikker meteen jagen.

Page 33: Magazine 2 (mei)

33

Puntenloop

Gedurende een bepaalde speeltijd proberen kinderen zoveel mogelijk punten te verzamelen. Twee

mogelijke vormen:

1 Overlopen; iedere keer naar de overkant is een punt. Getikt: functie van tikker overnemen.

2 Puntenloop met vrije route. Getikt: alle punten kwijt

Weg met die bal

De tikker mag allen de niet-balbeziters tikken. Door goed te kijken wie hulp nodig heeft en door

goed aanspelen kan de medeleerling die getikt dreigt te worden in veiligheid worden gebracht.

Variant: de tikker mag allen de balbezitter tikken (de loper die een bal weggooit die niet

gevangen wordt door is ook af).

Schatteneiland

Maak 3 of 4 groepen. 1 groep is de bewaker van het schatteneiland. De andere groepen zijn de

piraten die om het eiland heen cirkelen. Op signaal van de trainer (noemen van nummer, of naam

van de piraten) mag 1 groep proberen een de schatten te roven. Bereik je het eiland zonder

getikt te worden mag je één schat meenemen. Word je getikt dan ga je weer rondlopen. Welke

piraten roven de meeste schatten? Of: welke piraten bewaken hun eiland het beste? (Natuurlijk

moeten alle groepen evenveel aan de beurt komen)

Pas op voor de hond

Page 34: Magazine 2 (mei)

34

Drie kinderen zijn een hond en staan in het hok, de andere kinderen lopen in de aangegeven

richting over het parcours (er mag niet van de richting afgeweken worden). De trainer laat een

hond los, die probeert een kind te tikken. Ben je getikt, dan ga je naar het ‘hondenhok’, heb je

iemand getikt, dan ga je mee rondlopen.

Tot slot nog een tip. Je bent als trainer niet de enige met goede ideeën, kinderen hebben vaak

ook heel leuke en creatieve ideeën, die ze bijvoorbeeld meenemen vanuit school of vanuit een

andere sportvereniging. Betrek de kinderen eens bij het geven van de inleiding!

Bart Raijmakers Bronvermelding:

� Bom, D. en J. Vermeulen (2001). Atletiek als uitdaging. Jan Luitingfonds, Zeist. � Geeroms, F. en G. Van Diest (1996). Atletiek spelend leren. Publicatiefonds voor Lichamelijke

Opvoeding, Gent.