Macro samenvatting (II°.pdf

download Macro samenvatting (II°.pdf

of 69

Transcript of Macro samenvatting (II°.pdf

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    1/69

    Samenvatting Economie II - VUB

    door

    Ssammy

    De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

    Koop en Verkoop al je samenvattingen, aantekeningen, onderzoeken, scripties, collegedictaten, en

    nog veel meer..

    www.stuvia.com

    http://www.stuvia.com/user/Ssammyhttp://www.stuvia.com/http://www.stuvia.com/http://www.stuvia.com/http://www.stuvia.com/user/Ssammy

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    2/69

    Samenvatting Economie II

    1

        S   a   m

       e   n   v   a   t   t    i   n   g    A    l   g

       e   m   e   n   e   e   c   o   n   o   m    i   e    I    I

     

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    3/69

    Samenvatting Economie II

    2

    Beste,

    Bedankt voor de aankoop van de samenvatting van het leerboek Economics van N. Gregory Mankiw en Mark

    P. Taylor. Dit is een samenvatting van Economie II (Macro-economie) van 60 pagina’s en werd gemaakt op

    basis van de te kennen leerstof aan de VUB te Brussel. Het is bijgevolg mogelijk dat bepaalde delen minder

    uitgebreid besproken zijn dan andere. Hopelijk ben je met deze samenvatting een stuk dichter bij jegewenste examenresultaat. Indien je zelf opmerkingen hebt of suggesties voor verbetering mag je me altijd

    een bericht sturen op Stuvia

    Veel Succes !

    Met vriendelijke groeten

    Ssammy

    Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten ten aanzien van deze uitgave worden

    uitdrukkelijk voorbehouden.

    Behouders de in of krachtens de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave

    worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige

    vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier,

    zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    4/69

    Samenvatting Economie II

    3

    Chapt er 23: Measuring a nation’s income –  Het inkomen van een land berekenen

    23.1 Inleiding

    1. 

    Micro-economie is de studie van hoe individuele huishoudens en bedrijven beslissingen nemen en

    hoe ze met elkaar in interageren.2.  Macro-economie is de studie van de economie als geheel, het doel is om de economische

    veranderingen die van invloed zijn op veel huishoudens, bedrijven en markten eenduidig te gaan

    verklaren

    Macro-economie geeft antwoord op volgende vragen:

    Waarom is het gemiddelde inkomen in sommige landen hoger dan in andere landen

    -  Waarom stijgen de prijzen snel in sommige perioden, terwijl ze stabieler zijn in andere landen

    -  Waarom de productie en de werkgelegenheid in enkele jaren kunnen uitbreiden en krimpen

    Bij de beoordeling van de vraag of de economie het goed of slecht doet moet men kijken naar het totaleinkomen dat iedereen die zich in die economie bevindt verdient. We kunnen tijdelijk onze levensstandaard

    verhogen door te lenen van anderen maar op lange termijn is onze levenstandaard toch afhankelijk van ons

    eigen totale inkomen

    We kunnen het bruto binnenlands product op 2 manieren gaan meten:

    -  Door de totale uitgaven op te tellen van huishoudens

    Door de totale inkomsten op te tellen (lonen, rentes, winsten)

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    5/69

    Samenvatting Economie II

    4

    Als we de economie in het geheel bestuderen moet het totale inkomen gelijk zijn aan de totale uitgaven

    omdat:

    Elke transactie een koper en een verkoper heeft

    Elke euro die uitgeven wordt door een koper, een euro inkomsten is vaan een verkoper

    3 redenen waarom het totaal aan uitgaven niet op ieder moment gelijk is aan de totale inkomsten:

    1.  Mensen sparen en zetten dus een deel van het geld dat ze verdienen opzij voor later

    2. 

    Sommige goederen worden opgekocht door de overheid en andere door bedrijven die ze willen

    gebruiken voor hun eigen output

    3.  Mensen kopen goederen uit het buitenland aan en buitenlanders kopen goederen aan

    23.2 Bruto Binnenlands product

    Definitie

    Het bruto binnenlandsproduct (BBP) is de marktwaarde van alle eindgoederen en diensten die binnen een

    vastgestelde periode in een land geproduceerd zijn.

    1. 

    Marktwaarde… 

    Alle output wordt gewaardeerd tegen bepaalde marktprijzen. De marktwaarde wordt bekomen door

    de ‘willingness to pay’ te meten voor het product. (vraag en aanbod) 

    Voorbeeld bakker:

    De marktwaarde is gelijk aan de toegevoegde waarde (door handeling, het brood maken) + de

    marktwaarde van de input (bloem, water, gist, zout en boter) =>€ 1,80 + € 0,10 = € 1,90 

    2.  Van alle… 

    -  BBP of bruto binnenlandsproduct is de som van ‘alle’ eindgoederen dus ook de marktwaarde van de

    huisvestingsdiensten, bij huren wordt de huurwaarde ingerekend maar vele mensen bezitten ook

    hun eigen huis, om hiermee rekening te houden wordt er fictief door de eigenaars rente aan zichzelf

    uitgekeerd die dan in hun inkomsten worden ingerekend

    Sommige producten worden niet in het BBP ingerekend omdat deze erg moeilijk te meten vallen

    zoals illegale drugs, zelfgemaakte of gekweekte goederen voor eigen gebruik.

    -  Uitwisseling van goederen en diensten tussen levenspartners behoren ook niet tot het BBP, bv als de

    man het gazon maait rond hun huis en de man getrouwd is met vrouw of andere vriendendiensten.

    Molenaar Bakker Klanten

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    6/69

    Samenvatting Economie II

    5

    3.  Eindproducten…

    Er zijn 2 soorten goederen namelijk

    -  Intermediaire goederen: goederen die nog verder bewerkt kunnen worden (halffabricaat) deze

    goederen worden doorverkocht naar andere producenten (bv. melk => ijsje)

    Finale (eind) – goederen: goederen die verkocht worden aan eindgebruikers (bv. ijsje )

    We nemen enkel de finale of eindproducten op om het BBP te gaan berekenen anders zouden we

    onderdelen van producten 2x inrekenen wat tot verkeerde berekeningen zou leiden.

    4.  En diensten… 

    BBP bevat zowel tastbare goederen als niet tastbare goederen (services). Bv : je kunt een album

    kopen van je favoriete band (tastbaar goed) of je kunt naar concert gaan luisteren (niet-tastbaar

    goed). Het prijskaartje van het concert wordt ook opgenomen in BBP

    5.  Binnen een vastgestelde periode… 

    Het BBP wordt meestal in een jaar of een kwartaal berekend (3 maanden). Transacties uit hetverleden worden niet meegerekend.

    6.  In één land geproduceerd zijn… 

    Enkel de waarde van alle productie binnen de geografische grenzen van een land wordt ingerekend

    De productie van buitenlanders die in het land werkzaam zijn wordt wel ingerekend

    -  De productie van landgenoten in het buitenland wordt niet ingerekend

    Onderdelen van het Bruto Binnenlands Product (Y)

    We moeten niet enkel aandacht schenken aan de waarde van de eindproducten en diensten maar

    we moeten ook weten waar de vraag vandaan komt op die manier kun je bij een recensie weten

    welke sector het meeste aandacht nodig heeft en waar ingegrepen moet worden. De onderdelen:

    1.  Consumptie (C): De bestedingen van de verschillende huishoudens aan goederen en diensten, met

    uitzondering van de aankoop van nieuwe woningen.

    2. 

    Investeringen (I): De uitgaven aan kapitaalgoederen, voorraden en structuren met inbegrip van

    nieuwe huisvesting

    3.  Overheidsaankopen (G): De bestedingen aan goederen en diensten door lokale, provinciale en

    federale overheden. De overdrachtsuitgaven worden niet ingerekend omdat deze niet meegerekendworden als ‘op dit moment’ geproduceerde goederen of diensten. Wel de salarissen van ambtenaren

    en de uitgaven voor openbare werken.

    4. 

    Netto Export (NX): Export verminderd met Import

    Y = C + I + G + NX

    BBP kan stijgen doordat 1. De economie meer goederen en diensten produceert

    2. De goederen die verkocht zijn, zijn duurder geworden

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    7/69

    Samenvatting Economie II

    6

    Reële versus nominale BBP

    1.  Nominale BBP waardeert de productie van goederen en diensten tegen de lopende (huidige) prijzen

    2. 

    Reële BBP waardeert de productie van goederen en diensten tegen vaste prijzen

    Rekenvoorbeeld:

    Nominale BBP berekenen

    Reële BBP berekenen

    BBP Deflator berekenen

    BBP Deflator is een maat om na te gaan hoeveel de prijzen gestegen zijn, het verteld ons welk deel van

    De stijging van de nominale BBP toe te schrijven is aan een stijging van de prijzen en welk deel aan een

    Stijging van de geproduceerde goederen.

    BBP Deflator =

     

    BBP is een bruikbare (maar geen perfecte) maat van economische welvaart, sommige zaken zijn echter niet

    vermeld in het BBP zoals: gezondheid, vriendschap, vrije tijd, het milieu, verdeling van het inkomen…

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    8/69

    Samenvatting Economie II

    7

    Chapter 24: Measuring the cost of living –  De kosten van het levensonderhoud berekenen

    24.1 Consumentenprijzenindex

    Definitie

    De consumentenprijzenindex meet de totale kosten van de goederen en diensten die door een doorsnee

    consument worden gekocht.

    Berekenen

    Om de CPI te bereken moeten we volgende 5 stappen doorlopen

    1.  Bepaal het mandje (Ondervragen van consumenten om de gemiddelde consumptie te gaan bepalen )

    Het Bureau of Labor Statistics (BLS) identificeert een mandje van goederen en diensten de

    typische consument koopt.

    2.  Stel de prijs van de producten in het mandje ieder jaar (of op geregeld tijdstip) opnieuw vast

    3.  Bereken elk jaar hoeveel de kostprijs van de gemiddelde consumptie (het mandje)

    4.  Kies een basisjaar en bereken de index

    Wijs een jaar als het basisjaar, waardoor het de benchmark waartegen andere jaren worden

    vergeleken.

    CPI = 

       

    5.  Bereken het inflatiepercentage

    De inflatie is de procentuele verandering van de prijsindex ten opzichte van een voorafgaande

    periode.

    Inflatiepercentage = –

       

    Problemen bij het meten van het CPI

    De CPI is een nauwkeurige maatstaf voor bepaalde goederen die deel uitmaken van de gemiddelde

    consumptie, maar het is geen perfecte maatstaf voor de kosten van levensonderhoud. Enkele problemen

    zijn:

    Verandering van voorkeur / mandje door veranderende prijzen

    -  Introductie van nieuwe goederen

    -  Niet gemeten kwaliteitsveranderingen, als waarde goed daalt dan daalt de waarde van de euro ook

    en omgekeerd.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    9/69

    Samenvatting Economie II

    8

    De bbp-deflator versus Consumenten prijs index

    -  Economen en beleidsmakers bewaken zowel de bbp-deflator als het indexcijfer van de

    consumptieprijzen in te schatten hoe snel de prijzen stijgen.

    -  Er zijn twee belangrijke verschillen tussen de 2 indexen waardoor deze kunnen afwijken van elkaar

    1. 

    De bbp-deflator geeft de prijzen van alle goederen en diensten in eigen land geproduceerd, terwijl

    het indexcijfer van de consumptieprijzen weerspiegelt de prijzen van alle goederen en diensten

    gekocht door de gemiddelde consument.

    2.  Het indexcijfer van de consumptieprijzen vergelijkt de prijs van een vast mandje van goederen en

    diensten t.o.v. de prijs van het mandje in het basisjaar (slechts af en toe doet verandert het BLS de

    mand) Terwijl de bbp-deflator de prijzen vergelijkt van de ‘momenteel geproduceerde goederen en

    diensten’ t.o.v. de prijs van dezelfde goederen en diensten in het basisjaar.

    24.2 Corrigeren van economische variabelen voor de effecten van de inflatie

    Bedragen uit andere tijden

    Prijs indexen worden gebruikt om bedragen te corrigeren voor de gevolgen van inflatie, Bv. Film Star wars

    Bedrag in € vandaag = bedrag in € in jaar … x

     

    1766 miljoen = 461 miljoen x

     

    De gemaakte winst in 461 miljoen in 1977 is na te corrigeren naar vandaag 1766 miljoen

    Indexeren

    Indexeren is de automatische correctie van een bedrag voor de effecten van de inflatie door de wet of door

    een contract, Wanneer de CPI een bepaalde drempelwaarde overschrijdt, dan worden de lonen automatisch

    opwaarts aangepast.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    10/69

    Samenvatting Economie II

    9

    Reële en Nominale intrest

    De rente staat voor een betaling in de toekomst voor een overdracht van geld in het verleden.

    -  De nominale rente is de rente niet gecorrigeerd voor inflatie (de rente die een bank betaalt)

    De reële rente is de nominale rente die wordt gecorrigeerd voor inflatie.

    Reële rente = Nominale rente – Inflatie

    Bv. Je plaatst 1000 € op de bank en krijgt een nominale rente van 10% de inflatie is (1) 15 % (2) 4 % 

    (1) 

    10% - 15% = -5% -  je hebt 1100€ maar je koopkracht is gedaald met 5% (armer) 

    (2) 

    10% - 4% = 6% -  je hebt 1100€ maar je koopkracht slecht gestegen met 6 % (rijker) 

    24.3 Samengevat

    -  Het indexcijfer van de consumptieprijzen geeft de kosten van een mand van goederen en diensten

    ten opzichte van de kosten van dezelfde mand in het basisjaar.

    -  De index wordt gebruikt om het algehele niveau van de prijzen in de economie te meten.

    -  De procentuele verandering van de CPI meet de inflatie.

    -  Het indexcijfer van de consumptieprijzen is een imperfecte maatstaf voor de kosten van

    levensonderhoud voor de volgende drie redenen: substitutie bias, de introductie van nieuwe

    goederen, en niet gemeten veranderingen in de kwaliteit.

    Door meetproblemen overschat de CPI de inflatie op jaarbasis met ongeveer 1 procentpunt.

    -  De bbp-deflator verschilt van de CPI

    -  Bedragen van verschillende punten in de tijd vormen geen geldige vergelijking van de koopkracht.

    Diverse wetten en particuliere contracten gebruiken prijsindexcijfers om bedragen te corrigeren

    voor de gevolgen van inflatie.

    -  De reële rente is gelijk aan de nominale rente minus de inflatie.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    11/69

    Samenvatting Economie II

    10

    Chapter 25: Production and Growth –  Productie en groei

    25.1 Inleiding

      Niveau van het BBP per persoon is een goede maatstaf van de economische vooruitgang

      De levensstandaard van een land is afhankelijk van het vermogen om goederen en diensten te

    produceren.

      Binnen een land zijn er grote veranderingen in de levensstandaard in de tijd (1960-heden)

      In de Verenigde Staten de afgelopen eeuw is de gemiddelde inkomen, zoals gemeten m.b.v. het reële

    BBP per persoon gestegen met ongeveer 2 procent per jaar.

      De levensstandaard van een natie wordt bepaald door de productiviteit van zijn werknemers.

    Filmpje in verband met economische vooruitgang in de loop van 200 jaar van ongeveer 200 landen

    vergelijken. De landen evolueren van ‘arm en ziek’ naar ‘rijk en gezond’. 

    Link naar filmpje i.v.m. economische groei: http://www.youtube.com/watch?v=BPt8ElTQMIg 

    In de loop van de tijd zien we duidelijk die invloed van de Spaanse griep, de wereldoorlogen en HIV

    die in sommige landen woedenGrote verschillen in levenstandaard zijn te wijten aan grote

    verschillen in levenskwaliteit. Sommige landen beschikken over een betere voeding, hogere

    levensverwachting,... In hetzelfde opzicht, verschilt de groeigraad tussen landen onderling. Hoe

    kunnen we deze verschillen nu verklaren ? ( Macro-economie )

    We zagen dat het reële BBP een goede maatstaf was voor het welzijn. Op zijn beurt is de groeigraad

    van het reële BBP een maatstaf voor de economische vooruitgang.

    0

    10

    20

    30

    40

    50

    60

    70

    80

    1800 1850 1900 1950 2000

       L   e   v   e   n   s   v

       e   r   w   a   c    h   t   i   n   g

    Inkomen

    Economische groei

    Arm en Ziek

    Rijk en Gezond

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    12/69

    Samenvatting Economie II

    11

    25.2 Economische groei in de wereld

    Tabel

    We vergelijken 13 landen, de eerste kolom is de periode, kolom 2 is het reële BBP aan het begin van de

    periode, kolom 3 is de reële BBP aan het einde van de periode en de 4

    de

      en laatste kolom heeft degroeivoet weer van de landen in kwestie

    Handige vuistregel: de regel van 70

    De regel van 70 dient om na te gaan wanneer het inkomen per persoon verdubbeld bij een bepaalde

    economische groei (in percent)

    100

    200

    300

    14 35 70

       v   e   r    d   u    b    b   e    l   i   n   g

       s    f   a   c   t   o   r   i   n   % 

    Aantal jaren

    Rijk en Gez1%2%5%

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    13/69

    Samenvatting Economie II

    12

    We kunnen vaststellen dat bij een economische groei van 1%, het inkomen per persoon verdubbeld na

    70 jaar. (2%: 35 jaar, 5%: 14 jaar). We komen tot volgende formule:

     

     

    Groeipercentage en groeivoet gaat na in hoeveel jaar het inkomen per persoon verdubbeld, voor België

    is de groeivoet ongeveer 1,8%. (opzoeken voor examen)

    25.3 Productiviteit: de rol en determinanten

    Definitie

    De productiviteit is het aantal goederen en diensten iedere arbeider per uur kan produceren, het

    bepaald de levensstandaard van een land, bv vereenvoudigd moel van Ribubsib => Vis vangen, kledij

    maken, groenten kweken. Hoe meer vis hij vangt, kledij maakt, groenten kweet hoe productiever hij is.

    Productiefunctie

    Geeft het verband tussen de hoogte van de productie en de ingezette productiefactoren ( inputs).

    Productie (Y)= technologie (A) x F(ingezette productiefactoren)

     

    Productiefactoren:

    L : arbeid (labour)

    -  K : fysiek kapitaal (machines, productie kapitaal, gebouwen, …) 

    -  H : Menselijk kapitaal (human Capital)

    N : natuurlijke hulpbronnen (natural resources)

    -  A: Technologische kennis

    1. 

    ( Fysiek ) kapitaal (K)

    Dit is de uitrusting en infrastructuur die gebruikt wordt om goederen en diensten te produceren. Kapitaal

    is een input in het productieproces die vroeger een output was van een ander productieproces ( =

    geproduceerde productiefactor ). Kapitaal is om meer goederen, diensten en ook kapitaal te produceren.

    2.  Menselijk kapitaal (H)

    Dit is de kennis en vaardigheden die men door ervaring, opleiding (lagere-,secundair- en hoger

    onderwijs) en training verwerft.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    14/69

    Samenvatting Economie II

    13

    3.  Natuurlijk hulpbronnen (N)

    Natuurlijke hulpbronnen zijn inputs die beschikbaar zijn in de natuurlijke omgeving zoals gronden,

    rivieren,... Men maakt een onderscheid tussen hernieuwbare ( bossen ) en niet hernieuwbare natuurlijke

    hulpbronnen ( Olie : duurt duizend jaar om olie te produceren ).

    4. 

    Technologische kennis (A)Dit is het vermogen van een samenleving om op de meest efficiënte manier goederen en diensten te

    produceren. Er bestaan verschillende vormen van technologische kennis :

    a. 

    Gemeenschappelijke technologieën : ondernemingen kunnen de kennis van een ander

    aanwenden. Bv. Assemblagelijn van Ford

    b.  Persoonlijk technologieën : enkel gekend door degene die ze ontwikkeld. Bv. de recept van

    Coca Cola.

    c.  Tijdelijk persoons- of ondernemingsgebonden technologieën : deze ontlenen tijdelijk de

    exclusiviteit over de productie aan de ontwerper.

    Menselijk kapitaal verwijst naar de middelen die worden ingezet om kennis ( wat de samenleving

    beschikt om haar leefwereld te doen werken ) door te geven aan de arbeidskrachten. De productiviteit

    van een arbeider is zowel afhankelijk van de kwaliteit van de beschikbare studieboeken als van de

    beschikbare tijd er is om deze boeken te bestuderen.

    We maken wel 2 aannames

    1.)  De productiefunctie heeft constante schaalopbrengst   als je de productiemiddelen verdubbeld (2L,

    2K, 2H, 2N) dan verkrijg je 2Y (dubbele productie) dus we stellen dat: 

     

    Neem nu aan dat

      dan is

     

     

      en

     

     

    L vervangen door 1/L, Y/L is hoeveelheid productie per arbeider = productiviteit, K/L is het aantal

    fysiek kapitaal per arbeider, H/L is het aantal menselijk kapitaal per arbeider, N/L is het aantal

    natuurlijke hulpbronnen per arbeider. A is de toestand waarin de technologie verkeerd.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    15/69

    Samenvatting Economie II

    14

    2.)  De Productiefunctie heeft afnemende (grens)opbrengsten 

    5.  Als je weinig kapitaal hebt en je

    investeert een deel in productiemiddelen

    dan krijg je een grotere toename aan

    productie

    6. 

    Als je al veel kapitaal hebt en je

    investeer daarvan een deel in

    productiemiddelen dan krijg je een

    minder grote toename in productie dan

    in geval 1 (zie figuur)

    = Afnemende grensopbrengsten

    Dit fenomeen verklaart ook de mogelijkheid van minder ontwikkelde landen om een inhaalbeweging te

    doen en zo de grote en reeds ontwikkelde industrielanden bij te benen.

    Dus een stijging van het inkomen per arbeider is dalend bij een toenemend fysiek kapitaal per arbeider

    Weil data plotter

    We vergelijken via data plotter de investeringen (als % van bbp) en de bbp- groei tussen 1960 en 2000

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    16/69

    Samenvatting Economie II

    15

    25.4 Hoe kan de overheid de economische groei stimuleren?

    1.  Sparen en investeren aanmoedigen

    Mensen moeten een afweging maken, nu meer investeren (l) betekent nu minder consumeren (c) en

    Meer sparen (s)

       

    Door het afnemende rendement zal een toename van de spaarquote slechts korte tijd tot grotere

    economische groei leiden, dus kleine landen kunnen sneller groeien dan grote landen.

    Het is gemakkelijker voor een land om sneller te groeien indien het in het begin relatief slecht ging.

    Het inhaaleffect is dus mogelijk op voorwaarde dat andere factoren gelijk zijn, zodra het land

    welstellender en rijker wordt treed het effect van de afnemende opbrengsten sterker op.

    2.  Buitenlandse investeringen aanmoedigen

    Investeringen uit het buitenland nemen verschillende vormen aan:

      Directe buitenlandse investeringen (DBI): investeringen in eigendom en beheer door een

    buitenlandse entiteit.

      Buitenlandse Effectenverkeer: ook wel buitenlandse portfolio-investeringen genoemd, het zijn

    investeringen die worden gefinancierd met buitenlands geld, maar die worden aangedreven door de

    binnenlandse bewoners.

    Beide methoden laten toe Belgische besparingen te gebruiken om buitenlandse investeringen te

    financieren ( winsten en dividenden terug laten vloeien in België ). Deze investeringen zijn een

    belangrijke bron van groei. Ze doen de kapitaalvoorraad stijgen, wat leidt tot een hogere

    productiviteit en heeft hogere lonen tot gevolg. Belangrijk is ook dat er afwisseling is van technologie

    en know-how.

    Ford in Mexico => stijging voorraad kapitaalsgoederen voor Mexico =>dus hier productiviteit stijgt en

    bbp neemt toe. Ook heeft Ford USA een stijging door winsten naar USA te halen.

    Bbp is inkomen van inwonende en niet-inwonende. Bnp alleen inwonende.

    Wereldbank : doel = kapitaalstromen van minder ontwikkelde landen te bevorderen ( scholen,

    riolering,...)

    -  internationale organisatie met 184 leden

    -  verkrijgt haar middelen door het verkoop van obligaties op internationale kapitaalmarkt

    -  Advies hoe fondsen best aan te wenden.

    Samen met zusterorganisatie Internationaal Monetair Fonds ( IMF ) : richt zich op de stabilisatie van

    het internationaal monetair stelsel terwijl de Wereldbank zich op de structurele problemen richt.

    Economische welvaart over gans de wereld wordt door hun beide nagestreefd.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    17/69

    Samenvatting Economie II

    16

    3.  Investeren in onderwijs

    Private opbrengst (het loon stijgt met ongeveer 10% voor elk bijkomend jaar scholing)

    -  Positieve externe effecten (andere mensen worden positief beïnvloed door een geschoold iem.)

    = Argumenten om overheidssubsidies te stimuleren maar ook mogelijkheid op kennisuitstroom

    (brain drain) bv. India. Ook het tegenovergestelde is mogelijk, nl. kennisinstroom (brain gain)

    4.  Eigendomsrechten beschermen

    Eigendomsrechten verwijzen naar het vermogen van mensen om gezag uit te oefenen over de

    middelen die zij bezitten.

    Respect voor eigendomsrechten is een belangrijke voorwaarde om een goede economie in stand te

    houden. Het is noodzakelijk voor beleggers dat ze het gevoel hebben dat hun investeringen veilig

    zijn.

    Overheid moet coördinatie verzorgen tussen transacties tussen verschillende bedrijven en

    transacties tussen bedrijven en consumenten. Antwoord hierop zijn de marktprijzen. Hierdoor V en

    A in evenwicht. De eigendomsrechten garanderen de prijssystemen ( evenwicht tussen vraag en

    aanbod ) en geven aan mensen de mogelijkheid om over de hulpbronnen te beschikken waarvan ze

    eigenaar zijn. Politieke onstabiliteit vormt een bedreiging voor eigendomsrechten. Door politieke

    onrust gaan de buitenlanders minder geneigd zijn om te investeren waardoor de levensstandaard zal

    dalen.

    5.  Politieke stabiliteit bevorderen

    Een andere manier is het beschermen van eigendomsrechten en bevorderen van politieke stabiliteit. 

    Land met rechtssysteem, stabiel grondwet = hoger levenstandaard dan een land zonder

    rechtssysteem, corruptie ondermijnt de groei en de correcte werking van de economie...

    6.  Vrije handel bevorderen

    Handel is in sommige opzichten, een soort van technologie. Een land dat de

    handel beperkingen elimineert ervaart dezelfde soort economische groei die zich zouden

    voordoen bij een grote technologische vooruitgang. Indien handelsbeperkingen opgegeven worden

    dan wordt er aan globalisering gedaan.

    Een extern gericht beleid voeren helpt om de totale surplus groter te maken, tegenover een intern

    beleid (bv. Argentinië) dat minder interessant is voor buitenlandse investeerders

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    18/69

    Samenvatting Economie II

    17

    7.  Onderzoek en ontwikkeling bevorderen (O&O)

    De technologische kennis leidt tot hogere levensstandaarden doordat men sneller en efficiëntergoederen en diensten produceert die onze levensstandaard kunnen verhogen

     

    Kennis is vaak een publiek goed (voor iedereen toegankelijk: niet exclusief en geen rivaliteit) dus dat

    vraagt om een overheidstussenkomst met bv. subsidies, patenten (= tijdelijke monopolies)

    8.  Bevolkingsgroei beperken

    Meer mensen = meer arbeid (labour, L) =>

     

    Dit fenomeen zorgt voor verwatering van de kapitaalvoorraad

    Bevolking is een belangrijke determinant van de arbeidsproductiviteit van een land.

    Grote populaties hebben de neiging om een grotere totale BBP te produceren maar

    het BBP per persoon is een betere maatstaf voor economisch welzijn, en een hoge

    bevolkingsgroei vermindert het BBP per persoon. Maar stijgt de productiviteit in gelijke mate met de

    bevolking → BBP blijft gelijk 

    Malthus (1798) beweert dat als er meer mensen zijn er minder voedsel per persoon is

    Kremer (1993) beweert meer mensen = meer ideeën = meer technologische voorruitgang

    Een laatste manier om de bevolkingsgroei te beïnvloeden is door de Principe “mensen reageren op

    incentives”. Kinderen kosten geld => opportuniteitskost. Vrouwen die veel verdienen en hoger

    opgeleid zijn, zullen minder kinderen willen.

    Besluit: Beleidsmakers die de groei van de levensstandaard willen verhogen, moeten de

    productiviteit van hun land verhogen door een snelle accumulatie van productiefactoren te

    stimuleren en te verzekeren dat deze efficiënt aangewend worden.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    19/69

    Samenvatting Economie II

    18

    Chapter 26: Saving, Investment and the financial System –  Sparen, investeren en het financiële systeem

    26.1 Inleiding

    Het financieel systeem heeft als doel het sparen en het investeren in de economie met elkaar in

    overeenstemming te brengen. Hoe werken financiële markten en hoe worden ze beïnvloed?

    Financieel systeem spaarders geven minder uit dan ze verdienen, leners geven meer uit dan zeverdienen

    Sommige mensen investeren, hoe komen ze aan hun fondsen? Er zijn 2 soorten mensen namelijk:

    -  Spaarders (koopt obligatie of aandeel aan)

    Investeerders (In macro-economische zin, koopt machines, gebouwen, gronden,… ) 

    Het geld van de investeerders wordt gehaald van de spaarders (investeerder kan ook zelf spaarder zijn),

    Investeerders en spaarders vinden elkaar in het financiële systeem

    26.2 Financiële instellingen

    Financiële instellingen:

    -  Financiële markten (waar spaarders op directe wijze fondsen beschikbaar stellen aan leners) Er zijn 2

    belangrijke markten: Obligatiemarkt & Aandelenmarkt

    Financiële bemiddelaars ( waar spaarders op indirecte wijze fondsen beschikbaar stellen aan leners)

    Er zijn enkele belangrijke vormen: De banken, beleggingsfondsen

    Andere: credit bonden, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen, geldschieters,… 

    A.  Financiële markten

    1. 

    Obligatiemarkt: Op deze markt worden obligaties (schuldcertificaat van een verplichting van de

    schuldenaar t.o.v. de obligatiehouder ) verhandeld. Obligatie is een schuldbekentenis van een

    bedrijf of een overheidsinstelling met daarop:

    Schuldenaar = uitgever van de obligatie

    Geleende bedrag

    -  Vervaltijdstip

    -  Intrestvoet

    De looptijd is de tijdsperiode tot vervaldag bv.

    Obligatie uitgegeven door AGRON nv 4 maart 2013

    Voor € 100 

    Vervaldag: 4 maart

    Rente: 5%

    4 maart 2014

    … 

    … 

    … 

    4 maart 2022

    De obligatie wordt afgegeven aan de investeerder die dan de strookjes afgeknipt en deze afgeeft

    aan de lener om het procent te verkrijgen (5% van € 100) 

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    20/69

    Samenvatting Economie II

    19

    Een obligatie is dus een verhandelbaar schuldbewijs voor een lening die door een overheid, een

    onderneming of een instelling is aangegaan. Als een bedrijf geld nodig heeft kan het door het

    uitgeven van een obligatielening aan de financiering komen. De koper van de obligatie ontvangt

    van de uitgever rentevergoeding, volgende aspecten zijn belangrijk

     

    Kredietrisico: schuldenaar kan in gebreke blijven

      Verhandelbaar effect, je kunt de obligatie verkopen aan een derde (groot voordeel).

    Kan onderhands of op georganiseerde markt, bv. Heidi betaald 98 € voor de

    obligatie. Rente =

     

      Als de prijs van de obligatie stijgt heb je kleiner rendement

      Achtergestelde obligatie (opzoeken)

    Schuldherschikking: indien de schuldenaar het geld niet meer kan terugbetalen, de obligaties

    worden ingewisseld voor nieuwe obligaties (met lagere waarde) bv. € 60 i.p.v. € 100. Zo kan de

    looptijd of rente ook gewijzigd worden, een land kan niet failliet gaan maar kan wel in gebreke

    blijven, land kan niet verdwijnen

    2. 

    Aandelenmarkt: hierop worden aandelen ( vertegenwoordigt eigendom in een bedrijf en dus

    aanspraak op de winst ) verhandeld. De verkoop van aandelen om fondsen bij elkaar te brengen

    wordt aandelenfinanciering genoemd. Een aandeel is een gedeelte van het eigendomsrecht van

    een bedrijf kan bv. 1/1000 van het bedrijf bezitten (eigendomsrecht). De aandeelhouder heeft

    recht op een dividend (deel van de winst)

    Verhandelbaar effect:

    o  Heeft ook een verhandelbaar effect: verhandeld op een aandelenbeurs (vb. NYSE Euronext)

    o  Vraag naar een aandeel weerspiegelt de verwachtingen over de toekomstige winst van het

    bedrijf

    o  Aandelenindex: volgt gemiddelde prijs van een groep aandelen (vb. BEL20)

    o  De prijs van een aandeel is een reflectie van de winstverwachting

    B.  Financiële bemiddelaars

    1.  Banken:

    o  nemen spaargeld in, en lenen het dan uit.

    Rente op het spaargeld is minder dan de rente die je moet betalen indien je geld wil gaanlenen: zorgt voor winstmarge. (rentemarge: intermediaire marge)

    o  Vergemakkelijken het betaalverkeer (bankoverschrijvingen, debet kaarten, cheques) en

    rekenen dus ook een zekere som aan voor hun diensten en goederen (betaalautomaten,

    kantoren, internetdiensten,…) 

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    21/69

    Samenvatting Economie II

    20

    2.  Beleggingsfondsen

    o  Verkopen deelbewijzen aan het publiek… 

    o  … en gebruiken van de opbrengst om een selectie van aandelen en obligaties aan te

    koop. Best verspreide hoeveelheid obligaties aankopen van verschillende aanbieders om

    risico’s te spreiden. Bv: 

    Deelbewijs in beleggingsfonds

    Euro Dynamic De Groof

    1/1000.000

    o  Laten de spaarder toe om het risico beter te spreiden

    o  Er wordt een vergoeding aangerekend

    o  Dynamic: agressievere obligaties, meer risico maar ook meer kans op grote winst

    3.  Indexfondsen

    o  kopen alleen aandelen van een bepaalde aandelenindex, presteren soms gemiddeld

    beter dan beleggingsfondsen.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    22/69

    Samenvatting Economie II

    21

    26.3 Sparen, Investeren in de nationale rekeningen

    Nationale sparen Definities

    1. 

    Gelijkheden

    Netto belastingen (T) = belastingontvangsten – inkomstenoverdrachten

    -  Particuliere sparen => Y – T – C (inkomen – belasting – consumptie uitgaven)

    -  Overheidsparen => T – G

    Als T (belastingen) groter is dan G(overheidsuitgaven) dan is er een begrotingsoverschot, de overheid

    ontvangt meer dan ze uitgeven ( T > G = belastingoverschot en T < G is er een begrotingstekort)

    -  Nationale sparen (S): sparen van de particuliere sector + sparen van de overheidssector

    S = (Y – T – C) + (T – G)

    S = Y – C – G

    T › G : Begrotingsoverschot = overheid ontvangt meer dan ze uitgeeft 

    T ‹ G : Begrotingstekort = overheid ontvangt minder dan ze uitgeeft 

    2. 

    De link tussen de spaarders en de investeerders

    -  Norma liter => Y = C + I + G +NX

    We nemen aan dat we werken in een gesloten economie (NX = 0), we drijven geen handel met de

    rest van de wereld => Y = C + I + G

    Als we I afzonderen krijgen we => I = Y  – C – G wat gelijk is aan S, want S = Y  – C  – G dus we kunnen

    stellen dat sparen en investeren perfect aan elkaar gelijk zijn

    -  Het mechanisme dat ervoor zorgt dat deze gelijk zijn aan elkaar, is het beleggingsfonds volgens de

    ingestelde rentevoet

    3.  Betekenis van sparen en investeren

    Investeren is aankoop van nieuw kapitaal, apparatuur en gebouwen. Lenen voor een huis bij de bank is ook

    een investering voor zijn land. Ook als een bedrijf nieuwe gebouwen aankoopt draagt dit bij tot

    investeringen in dit land. Kopen van aandelen, obligaties en geld op de bank zetten is sparen. Bij dragen aan

    de nationale besparingen van een land.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    23/69

    Samenvatting Economie II

    22

    De markt voor leenfondsen

    -  Aanbod van leenfondsen: afkomstig van mensen die een deel van hun inkomen niet spenderen en dit

    deel willen sparen en uitlenen. Met andere woorden: wat de gezinnen overhouden om te sparen of

    uit te lenen. Dit kan direct of indirect gebeuren. Ofwel kan een gezin obligaties kopen ( direct ), ofwel

    op een bankrekening plaatsen ( indirect ).

    Vraag naar leenfondsen: Wat huishoudens en bedrijven die willen lenen om te investeren. Het

    omvat ook het geld dat bedrijven wordt geleend om nieuwe apparatuur te kopen of fabriken te

    bouwen. Met andere woorden: wat de gezinnen lenen om te investeren. Bv. hypotheekleningen of

    leningen om nieuwe uitrustingen en gebouwen te financieren.

    Prijs van een lening: Intrestvoet : Dit is de prijs van de lening. Stijgt de intrest → daalt de vraag naar

    leenfondsen, Stijgt de intrest → stijgt het aanbod van leenfondsen en wordt sparen aantrekkelijker 

    Vraag naar leenfondsen zijn investeringen (het is vraag en aanbod systeem)

    -  Hoe hoger de rentevoet hoe meer leenfondsen er worden aangeboden dus

    Als de rentevoet stijgt dan

    o  Aanbod van de leenfondsen stijgt (opwaartse curve)

    o  Vraag naar leenfondsen daalt (neerwaartse curve)

    Zo wordt de rentevoet op lange termijn bepaald op korte termijn speelt de geldhoeveelheid een rol

    Aantal leenfondsen (S)

    Vraag naar leenfondsen (I)

    Rentevoet

    Hoeveelheid leenfondsen

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    24/69

    Samenvatting Economie II

    23

    Beleid dat het sparen stimuleert

    Formeel model: wat als…? 

    Hoe hoger de roerende voorheffing hoe minder aantrekkelijk om te sparen, hoe lager deze roerende

    voorheffing hoe aantrekkelijker sparen (spaarfondsen) wordt

    -  Bij exogene factor: curve verplaatsen naar links of rechts

    Bij endogene factor: punt verschuift op de curve

    -  Een toename van het aanbod van leenfondsen (grafiek)

    -  Sparen wordt minder belast → meer sparen → aanbodscurve verschuift naar rechts ( gunstig ) →

    intrestvoet verlaagt. Omgekeerd verschuift die naar links ( ongunstig geval ).

    De verschuiving leidt tot een nieuw evenwicht. Een lagere intrestvoet zet dus bedrijven aan om meer

    te investeren.

    -  Besluit : Moedigt het belastingstelsel het sparen aan, dan verlaagt de intrestvoet en wordt er meer

    geïnvesteerd.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    25/69

    Samenvatting Economie II

    24

    1.  Beleid dat investeren stimuleert

    -  Een toename van de vraag naar leenfondsen

    2.  Beleid dat overheidsbestedingen stimuleert

    -  Als de overheid meer besteed dan ze ontvangen aan belastingen dan vormt er zich een

    begrotingstekort, Indien het omgekeerde waar is, noemt men het een begrotingsoverschot

    Staatsleningen om het begrotingstekort te financieren zorgt voor vermindering van het aanbod

    van leningen ter financiering van investeringen door huishoudens en bedrijven.-  Deze daling van de investeringen wordt aangeduid als ‘crowding out’. 

    Het tekort aan leningen verdringt de particuliere kredietnemers die proberen om investeringen te

    financieren.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    26/69

    Samenvatting Economie II

    25

    Chapter 27: The basic tools of finance –  De basisgereedschappen van de financiële economie

    Hoe vergelijken we geldsommen op verschillende tijdstippen?

    Hoe beheren we risico’s? 

    Wat bepaalt de waarde van een aandeel

    27.1  Hoe vergelijken we geldsommen op verschillende tijdstippen?

    Verkies je € 100 euro vandaag, of € 100 binnen tien jaar? 

     

    We hechten meer waarde aan een som vandaag dan aan hetzelfde bedrag in de toekomst

    Verkies je € 100 vandaag, of € 200 binnen tien jaar? 

      Minder evident

      Vergelijk de € 100 vandaag met de actuele waarde van € 200 uit de toekomst 

    Je zet vandaag € 100 op een spaarrekening wat is de toekomstige waarde van deze € 100 binnen N jaar?

    -  Na 1 jaar: (1+r) x € 100 

    Na 2 jaar: (1+r)² x € 100 (samengestelde intrest) 

    Na N jaar (1+r)N x € 100 

    Bv. r = 5% = 0,05

    N=10

    Toek. Waarde binnen 10 jaar = (1+0,05)10

     x €100 = 164 

    De regel van 70 is een handige vuistregel:

    Verdubbelingstijd (jaar) =

     

    Je ontvangt binnen 10 jaar een geldsom van € 200. Wat is de actuele waarde (vandaag) van deze € 200?

    Om de toekomstige waarde van een actuele geldsom te vinden vermenigvuldig je met (1+r)

    N

    Om de actuele waarde van een toekomstige geldsom te vinden, deel je door (1+r)N 

    Actuele waarde =

     = € 123 

    De actuele waarde van een geldsom X binnen N jaar is

     

     

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    27/69

    Samenvatting Economie II

    26

    27.2  Hoe beheren we risico’s? 

    De meeste mensen zijn risicomijdend (risk averse) – nutsfunctie

    De nutsfunctie speelt een rol in hoe mensen omgaan met risico’s 

    a) 

    Verzekeringen

    b)  Diversificatie

    c)  Afweging tussen risico en opbrengst

    A. 

    Verzekeringen

    Je hebt een risico, bv de kans dat je huis afbrandt =

     

    Je betaalt dit jaar premie aan een verzekeringsmaatschappij, die in ruil (een deel van) het risico

    overneemt.

    -  Voordeel : net risico zelf wordt niet… maar het wordt efficiënter gespreid 

    -  Problemen:

    o  negatieve risico-selectie: de mensen die minder risico lopen (brandwerend materiaal, …)

    zullen zicht meestal niet verzekeren tegen het risico. Daarom verplicht de overheid in

    sommige gevallen om je te verzekeren.o  Moral Hazard: is een economisch begrip dat verwijst naar veranderingen in het gedrag van

    partijen indien zij niet direct risico lopen voor hun daden

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    28/69

    Samenvatting Economie II

    27

    B.  Diversificatie

    -  Diversificatie verwijst naar een groot risico dat opgesplitst wordt in een groot aantal kleinere ‘aan

    het grote risico verbonden’ risico’s. Dit leidt tot minder risico

    Bedrijfsspecifiek risico is het risico dat slechts één enkel bedrijf beïnvloedt.

    Dit is de onzekerheid van een bepaald bedrijf, diversificatie kan de bedrijfsspecifieke risico’s

    verminderen

    Het marktrisico is het risico dat alle economische actoren ineens beïnvloedt

    Dit is de onzekerheid van de gehele economie, diversificatie kan het marktrisico niet verwijderen.

    Grafiek Diversificatie

    C.  Afweging tussen risico en opbrengst

    Mensen kunnen het marktrisico verminderen door een lagere rentevoet te aanvaarden, aandelen

    zijn risicovoller dan obligaties en een mandje van activa heeft minder marktrisico, hoe lager het

    aandeel hoe lager het risico is.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    29/69

    Samenvatting Economie II

    28

    27.3  Wat bepaalt de waarde van een aandeel

    Nu stel je beslist hoeveel aandelen je wil kopen en hoeveel van je budget je wil gaan spenderen aan

    aandelen, hoe zal je beslissen welke aandelen te kopen? Hiervoor kunnen we enkele technieken

    gebruiken:

    -  De Fundamentele analyse: dit is de studie van de boekhouding van een bedrijf, verklaringen en

    vooruitzichten voor de toekomst om zodoende de waarde van het aandeel te bepalen, het doel is om

    een ondergewaardeerd aandeel te kopen. Jammer genoeg kruipt er veel tijd in het maken van deze

    analyse en blijft het nog altijd voor een deel gokken.

    -  De efficiënte markthypothese: is de theorie in de financiële wetenschap dat in de prijs

    van effecten zoals aandelen alle publieke informatie en toekomstverwachtingen verwerkt zitten

    Een markt is informatief efficiënt als deze alle beschikbare informatie weerspiegelt op een rationele

    manier. Als markten efficiënt zijn, is het enige verstandige wat een belegger kan doen een

    gediversifieerde portefeuille kopen

    Volgens de efficiënte markt hypothese, moeten de financiële markten de beschikbare

    informatie rationeel verwerken, zodat de prijs van een aandeel altijd de nauwkeurigste schatting van

    De effectieve waarde weergeeft

    Sommige economen twijfelen aan de efficiënte markt hypothese, en zijn van mening

    dat irrationele psychologische factoren ook de prijzen van aandelen beïnvloeden.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    30/69

    Samenvatting Economie II

    29

    Chapter 28: Unemployment and its natural rate - Werkloosheid en zijn natuurlijke graad

    Het probleem van werkloosheid wordt meestal opgedeeld in 2 categorieën

    1. 

    Long-run probleem: als eeuwig probleem dat zelf op de lange termijn niet verdwijnen kan

    2. 

    Short-run probleem: door fluctuaties in de economische activiteit

    -  Natural rate  of unemployment: verwijst naar de hoeveelheid van de werkloosheid dat de

    economie normaal gesproken ervaart

    -  Cyclical rate of unemployment: verwijst naar de cyclus van op en neer gaande economische activiteit

    1.  Werkloosheid identificeren

    2.  ‘Search Job’ werkloosheid 

    3.  Minimumlonen

    4.  Vakbonden en collectieve onderhandelingen

    5. 

    De theorie van minimum lonen

    28.1 Werkloosheid identificeren

    A.  Hoe meet de overhead de procentuele werkloosheid

    De werkloosheid wordt gemeten door het Bureau of Labor Statistics (BLS). Elke maand overziet het

    bureau 60.000 willekeurig geselecteerde huishoudens. Dit onderzoek heet ‘The current Population

    Survey’. Op basis van de antwoorden op de enquêtevragen, de BLS plaatst elke volwassene in een

    van drie categorieën:

    -  Tewerkgestelden

    -  Werklozen (in de betekenis van werkzoekend)

    Niet in de beroepsbevolking (pre-gepensioneerden, voltijdse studenten, niet-werkzoekende

    thuisblijvers)

    Beroepsbevolking = aantal werkende + aantal werkloze

    -  Het werkloosheidspercentage wordt

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    31/69

    Samenvatting Economie II

    30

    berekend als het percentage van de beroepsbevolking dat effectief werkloos is.

    -  De arbeidsparticipatie is het percentage van de volwassen bevolking dat zich in de

    beroepsbevolking.

    Werkloosheidspercentage bij verschillende groepen van de bevolking

    Werkloosheidspercentage sinds 1971

    100tenwerkkrachaantalTotaal

     werklozenAantal= percentageidswerklooshe  

    100envolwassenaantalTotaal

    tenwerkkrachAantal= percentageticipatieArbeidspar   

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    32/69

    Samenvatting Economie II

    31

    Mensen die studeren of thuis de huishouding doen horen niet tot de beroepsbevolking.

    Werkloosheid is er altijd geweest. De ‘normale’ werkloosheidsgraad waarrond de

    werkloosheidsgraad schommelt noemen we de natuurlijke werkloosheidsgraad, de afwijking van de

    werkloosheidsgraad ten opzichte van de natuurlijke werkloosheidsgraad noemen we de

    conjuncturele werkloosheidsgraad

    B.  Problemen bij het meten van de werkloosheidsgraad:

    Het is moeilijk om onderscheid te maken tussen een persoon die werkloos is en een persoon die niet

    in de beroepsbevolking opgenomen wordt.

    -  Ontmoedigde werkkrachten: mensen die willen werken, maar het hebben opgegeven te zoeken na

    een mislukte zoektocht, deze categorie is niet te zien in de werkloosheidsstatistieken.

    -  Andere mensen kunnen beweren dat ze werkloos zijn om financiële steun te ontvangen, ook al zijn

    ze niet op zoek naar werk.

    C.  Hoelang zitten de werklozen zonder werk?

    -  De meeste perioden van werkloosheid zijn kort.

    -  Grootste deel van het werkloosheidspercentage is waargenomen op lange termijn

    Het grootste deel van het werkloosheidspercentage van de economie is te wijten aan het relatief

    kleinere deel van de werknemers die werkloos zijn voor langere tijd.

    D.  Waarom zijn er altijd mensen die werkloos zijn?

    In een ideale arbeidsmarkt zou de markt van aanbod en vraag naar werk in evenwicht moeten zijn,

    Deze vraag verwijst naar de natuurlijke werkloosheidspercentage

    o  Frictiewerkloosheid : het duurt een bepaalde tijd vooraleer de mensen de juiste job gevonden hebben

    die voldoet aan hun eisen en mogelijkheden, dit zorgt voor fluctuaties rond het natuurlijk

    werkloosheidspercentage.

    o  De structurele werkloosheid : De aangeboden hoeveelheid werk is op bepaalde markten hoger dan de

    vraag naar arbeid

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    33/69

    Samenvatting Economie II

    32

    28.2 Zoektocht naar een job

    -  Is het proces waarbij de werknemers trachten passende banen te vinden volgens hun eisen en

    vaardigheden.

    De zoektocht is noodzakelijk omdat er tijd nodig is voor gekwalificeerde personen om te wordengelinkt aan passende banen. Deze vorm van werkloosheid is anders dan de andere omdat ze niet

    veroorzaakt wordt door een loon dat hoger is dan het evenwicht maar door de tijd die de zoektocht

    in beslag neemt.

    Waarom sommige frictiewerkloosheid onvermijdelijk is

    -  ‘Job search’ werkloosheid is onvermijdelijk omdat de economie steeds verandert.

    -  Wijzigingen in de samenstelling van de vraag tussen bedrijven of regio's worden sectorale

    verschuivingen genoemd.

    Het kost tijd voor de werknemers omwerk te zoeken en te vinden in nieuwe sectoren

    Overheidsoptreden en ‘Job Search’ werkloosheid 

    Overheidsprogramma's kunnen invloed hebben op de tijd die nodig is voor werklozen om nieuwe

     jobs te vinden. Deze programma's omvatten het volgende:

    1.  Regeringsuitzendbureaus, deze zorgen voor snellere verwerking van informatie over de

    werknemer en vacature om snellere de juiste man op de juiste plaats te vinden

    2.  Door de overheid gefinancierde opleidingsprogramma's, deze zorgen ervoor dat benadeelde

    bevolkingsgroepen uit de armoede kunnen ontsnappen

    3. 

    Werkloosheidsverzekering, deze beschermen het inkomen van de werknemers gedeeltelijk

    wanneer ze werkloos worden en betalen gedeeltelijk het inkomen voor een gelimiteerdeperiode na het ontslag

    Deze sociale zekerheid kan er anderzijds ook voor zorgen dat de duur van werkloosheid

    onnodig verlengt wordt want de inspanningen van de werkloze zijn minder groot omdat de

    nood niet zo hoog is. Het zorgt er wel voor dat er meer kans is dat de juiste werknemer een

    geschikte job vindt.

    Structurele werkloosheid

    Wordt veroorzaakt door een teveel aan aangeboden werkkrachten en een tekort aan de vraag naarwerkkrachten, dit kan de lange termijn werkloosheid verklaren. Waarom is er structurele

    werkloosheid? 

    o  Minimum lonen

    o  Vakbonden

    o  Efficiënte lonen

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    34/69

    Samenvatting Economie II

    33

    28.3 Minimumlonen

    Als de minimumlonen ingesteld zijn boven het evenwicht van vraag en aanbod, creëert dat werkloosheid. 

    Minimumlonen hebben een belangrijk effect op groepen van de bevolking met een hoge

    werkloosheidsgraad. Wanneer deze druk op de lonen uitoefent en ervoor zorgt dat deze boven het

    evenwicht tussen vraag en aanbod naar arbeidskrachten liggen => stijgt de aanbod en daalt de vraag =>overschot in arbeidskrachten => werkloosheid. Als het salaris om welke reden dan ook boven het

    evenwichtspunt wordt gehouden resulteert dit in werkloosheid.

    Minimumlonen hebben betrekking op de laagst geschoolde en minst ervaren personen op de arbeidsmarkt.

    Deze zijn één oorzaak waarom werkloosheid ontstaat in deze groep. De aangeboden arbeidskracht overtreft

    de gevraagde omdat mensen wachten op een vacature.

    28.4 Vakbonden en collectief overleg

    1.  Economie der vakbonden

    Een vakbond is een werknemersvereniging die discussieert met werkgevers over lonen en

    arbeidsomstandigheden.

    -  In de jaren 1940 en 1950, toen vakbonden op hun hoogtepunt waren, was ongeveer een derde van

    de Amerikaanse beroepsbevolking verbonden met een vakbond.

    -  De vakbond is een soort kartel dat probeert haar marktmacht uit te oefenen.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    35/69

    Samenvatting Economie II

    34

    -  Het proces waarbij vakbonden en bedrijven het eens zijn over de arbeidsvoorwaarden wordt

    collectieve onderhandelingen genoemd

    -  Een staking wordt georganiseerd als de vakbond geen overeenkomst kan bereiken, deze stakingen

    kunnen ook voorkomen wanneer mensen afgedankt worden, deze zorgen ervoor dat een groep

    werknemers er beter af is en andere slechter.

    Werknemers verbonden met de vakbond (insiders) hebben voordelen door collectief overleg terwijlanderen die niet verbonden zijn een deel van de kosten dragen

    -  Door als kartel te handelen met de mogelijkheid om te staken en kosten te veroorzaken voor de

    werkgevers bereiken de vakbonden lonen boven het evenwicht van vraag en aanbod

    -  Werknemers die verbonden zijn met de vakbond verdienen 10 tot 20 procent meer dan werknemers

    die niet verbonden zijn met de vakbond

    Vakbonden kunnen zorgen voor een minimumloon boven het evenwicht komt te liggen => werkloosheid. De

    arbeidskrachten die blijven werken hebben geluk anderen hebben pech. Soms kunnen vakbonden conflicten

    veroorzaken tussen groepen werkkrachten. Insiders met hoge vakbondslonen en outsiders die deze jobs niet

    aangeboden krijgen. Outsiders versterken positie door werkloos te blijven en wachten op een kans ominsider te worden of een job zoeken zonder invloed van de vakbond. Aangesloten bij een vakbond =>

    voordelen van collectieve onderhandelingen anderen deel van de kosten dragen .

    2.  Zijn vakbonden goed of slecht voor de economie?

    Tegenstanders: lonen verhogen = beperking gevraagde arbeid = werkloosheid en verlagen lonen in

    de rest van de economie.

    -  Voorstanders van vakbonden stellen dat de vakbonden een noodzakelijk tegengif zijn voor de

    marktmacht van bedrijven die werknemers tewerkstellen. Zij beweren dat de vakbonden van belang

    zijn om te helpen efficiënt te reageren op de noden van werknemers die tewerkgesteld zijn

    in bedrijven. 

    28.5 De theorie van efficiënte lonen

    Efficiënte lonen zijn lonen boven het evenwicht omdat de bedrijven daardoor de productiviteit van

    de werknemers verhogen. De theorie van de efficiëntie lonen stelt dat bedrijven efficiënter

    produceren wanneer de lonen boven het evenwichtsniveau liggen. Dit komt doordat:

    1.  Gezondheid van werknemer: Beter betaalde werknemers eten beter voedsel en zijn dus

    gezonder, minder ziek en dus productiever

    2. 

    Minder veranderen van job: Een beter betaalde werknemer is minder op zoek naar een andere

     job

    3.  Hogere inspanningen van de werknemer: hogere lonen motiveren werknemers om nog meer

    inspanningen te doen ten goede van de onderneming

    4. 

    Werknemers kwaliteit: hogere lonen zorgen voor een betere groep werknemers die geschikt zijn

    voor de jobs

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    36/69

    Samenvatting Economie II

    35

    Chapter 29: The monetary system–  Het monetaire systeem

    29.1 Inleiding

    In een ruileconomie moeten er altijd twee partijen zijn die toevallig de goederen en diensten bezitten die de

    andere partij wil. Maar onze economie is niet gebaseerd op ruil maar wel op geld als universeel aanvaardbetaalmiddel.

    Geld maakt productie en handel eenvoudiger zodat men zich in wat men goed is, specialiseert. Het verhoogt

    onze levensstandaard.

    Rijk = beschikken over een hoge welvaart. Geld betekent middelen in de economie die mensen in staat stelt

    om koopkracht uit te oefenen. Economisch bevat geld de vormen van vermogen die door de verkopers

    geaccepteerd worden in ruil voor goederen en diensten.

    Bill Gates kan alles kopen wat hij wil = vermogen

    Geld is een geheel van financiële activa dat wordt gebruikt om goederen en diensten te kopen. Het is een

    ruilmiddel voor goederen en diensten.

    29.2 Definitie en Functies van geld

    -  Ruilmiddel : de transfer van geld maakt ons mogelijk om aan- en verkooptransacties te doen. Geld is

    een algemeen geaccepteerd ruilmiddel en betaalmiddel. 

    Rekenmiddel : met de waardemeter-functie bedoelen we dat een eenheid “ geld” ons in staat stelt

    om de waarde van verschillende goederen te vergelijken. Wanneer we economische waarde willen

    aangeven, drukken we dit uit in eenheden van de waardemeter geld. Bv een blouse kost 20 euro en

    hamburger 2 euro. Dus een hamburger is 1/10 prijs van de blouse.

    -  Spaarmiddel: met de spaarmiddel-functie bedoelen we dat geld gebruikt kan worden om koopkracht

    over te dragen van het heden naar de toekomst. Een verkoper kan ontvangen geld bijhouden en

    later uitgeven om iets te kopen. Naast geld kunnen we ook niet-monetaire activa bijhouden en later

    gebruiken. We gebruiken dan “vermogen” om te verwijzen naar spaarmiddelen.

    Als je iets kiest ‘als geld’ moet het een duurzaam middel zijn zodat het enige tijd meegaat (bv. Geen ijsjes

    gebruiken)

    Liquiditeit: gemak waarmee je een bezit kan omzetten in een ruilmiddel

    Meest liquide Minst liquide

    geld Termijndeposito’s, aandelen, obligaties  Huis

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    37/69

    Samenvatting Economie II

    36

    1.  Soorten Geld in de economie

    “Commodity money” intrinsiek volwaardig = wanneer geld de gedaante aanneemt van een grondstof

    met een intrinsieke waarde. Met de intrinsieke waarde bedoelt men dat een voorwerp waarde heeft

    los van het feit dat het gebruikt wordt als geld. Bv. goud. Eenvoudig te wegen en te controleren op

    onregelmatigheden.

    Gebruikt een economisch systeem goud als geld, dan zegt men dat dit systeem de goudstandaard

    hanteert. Zelfs sigaretten werden als geld gebruikt in Moskou.

    “Fiat money” tekengeld = geld zonder intrinsieke waarde. Een fiat is een soort belofte of verklaring,

    waarbij de overheid garandeert dat dit betaalmiddel geldig is. Het aanvaarden van fiat money hangt

    af van sociaal-economische factoren en verwachtingen. Niet aanvaarden van de fiat money =>

    overgaan op de commodity money.

    -  Chartaal geld: Munten en bankbiljetten in handen van het publiek (ondernemingen, gezinnen,

    individuen maar geen financiële instellingen)

    -  Giraal geld: (girale deposito’s, D) het geld dat je op een zichtrekening zet en waar je dus toegang tot

    hebt door middel van een debet kaart, een betalingsopdracht, of een cheque te gebruiken (spaargeld

    wordt niet meegerekend)

    -  Geldvoorraad (M) = chartaal geld + girale deposito’s 

    De centrale bank weet precies sinds ontstaan in 1999 hoeveel bankbiljetten en munten er in omloop

    zijn gebracht, elke vrijdag worden de gegevens geactualiseerd. Bv:

    Chartaal geld 842 miljard

    Girale deposito’s 3940 miljard

    Geldvoorraad (M) 4782 miljard

    29.3 Het federaal reserve system (FED)

    Toezicht houden op het bankensysteem en de hoeveelheid geld reguleren.

    a.  Organisatie FED

    - 7 leden aanwezig aangewezen door president en goedgekeurd door senaat.

    -  Voorzitter is de belangrijkste ambtstermijn is 4 jaar

    -  Andere 14 jaar

    -  Reguleren bankwezen en gezond systeem garanderen

    -  Leningen verstrekken aan andere banken

    -  Reguleren geldhoeveelheid.

    -  Besluiten die worden gemaakt door beleidsmakers wat betreft het monetaire beleid is

    het monetaire beleid.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    38/69

    Samenvatting Economie II

    37

    b.  Federal open markt comité

    -  7 leden waarvan 5 uit 12 directeuren van regionale banken

    -  Aankoop en verkoop van overheidsobligaties.

    -  Voorraad vergroten is aankopen van publiek

    -  Voorraad verkleinen is verkopen aan het publiek

    -  Verantwoordelijk voor inflatie, werkloosheid en productie

    29.4 Europese Centrale bank (ECB)

    De landen die de euro als munteenheid hebben, staan bekend als het “eurogebied” of “eurozone”.

    Natuurlijk moet er een instelling verantwoordelijk zijn voor de regulatie van dit systeem, de eurozone,

    dat steunt op fiat money : de Europese Centrale Bank ( ECB ). Dit is een instelling die is opgericht om

    monetair stabiliteit in de economie te garanderen en een effectief en degelijk bankwezen te waarborgen.

    Nog : Federal Reserve ( Fed ) in de VS,...

    -  Centrale bank = instelling opgericht om de geldvoorraad in een economie te reguleren

    -  Monetair beleid = de acties ondernomen door de centrale bank om de geldvoorraad te beïnvloeden

    (en te controleren)

    Gevestigd in Frankfurt en bestaat sinds 1998

    -  De centrale bank is er voor alle landen die de euro gebruiken

    -  Het hoofddoel is het handhaven van de prijsstabiliteit (inflatie max. 2%)

    -  De Raad van Bestuur bepaalt het monetair beleid (elke donderdag een update) www.ecb.int 

    Deze raad van bestuur vergadert om de twee weken. Deze raad bestaat uit president (Mario Draghi)

    en 4 andere leden + 17 voorzitters van de centrale banken van de landen uit de eurozone. (23 leden)

    1.  Balans

    Een balans is een momentopname waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen activa en passiva:

    ACTIVA PASSIVA

    Wat je zelf bezit Wat je schuldig bent aan anderen

    Wat anderen schuldig zijn aan jou

    Voorbeeld: Eenvoudig geval: banksysteem met 100% dekking

    -  Je deponeert bv. € 100 bij je bank 

    De bank houdt alles in reserve (reserveratio = 100%)

    ACTIVA PASSIVA

    Reserves €100  Deposito’s €100 

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    39/69

    Samenvatting Economie II

    38

    Geldvoorraad = chartaal geld + girale deposito’s 

      Geldvoorraad voor de bank openging = € 100 + 0 = € 100 

      Geldvoorraad na de bank opging = 0 + € 100 = € 100

     

    Als banken al de deposito’s in reserve houden, dan beïnvloeden zij de geldvoorraad niet. 

    2. 

    Geldschepping door kredietverlenging met beperkte dekking

    Banken kunnen overwegen om een deel van hun reserve uit te lenen. Gezinnen kopen huizen,

    ondernemingen bouwen fabrieken, enz... Hiervoor moeten ze een interest betalen. De bank is er

    toch daartoe verplicht om een bepaalde som geld in cash te behouden om aan de opvragingen van

    hun klanten te voldoen.

    -  Je deponeert € 100 bij je bank 

    -  De bank houd € 10 aan als reserve (10% reserveratio), de bank leent de rest (€ 90) uit

    ACTIVA PASSIVA

    Reserves €100  Deposito’s €100 

    Leningen € 90 

    Geldvoorraad = chartaal geld + girale deposito’s 

      Geldvoorraad voor de bank openging = € 100 + 0 = € 100 

      Geldvoorraad na de bank opging = € 90 + € 100 = € 190 

      Als banken slechts een deel van de deposito’s in reserve houden, dan creëert de van geld 

    = GELDSCHEPPING  Er is meer liquiditeit, maar niet meer vermogen (geen bijkomende welvaart): de leners hebben

    € 90 meer chartaal geld… maar ook € 90 meer schulden 

    3.  Nog meer geldschepping: de geldmultiplicator

      De leners gebruiken de € 90 om iets te kopen bij iemand 

      De verkoper deponeert € 90 bij zijn bank 

     

    De bank houdt € 9 aan als reserve (reserveratio = 10%) 

     

    De bank leent de rest (€ 81) uit: 

    ACTIVA PASSIVA

    Reserves €9  Deposito’s € 90 

    Leningen € 81 

      leners gebruiken de € 81 om iets te kopen bij iemand 

      De verkoper deponeert de € 81 bij zijn bank 

      De bank houdt € 8,10 aan als reserve (reserveratio = 10%), enz… 

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    40/69

    Samenvatting Economie II

    39

    Hoeveel geld wordt er gecreëerd?

    -  Oorspronkelijk deposito = € 100 

    Leningen van eerste Europese bank = € 90 (0,90 x € 100) 

    -  Leningen van tweede Europese bank = € 81 (0,90 x € 90) 

    Leningen van derde Europese bank = € 72,90 (0,90 x € 81) - 

    … 

    Totale geldschepping = € 1000,00 

    € 100 aan nieuwe reserves creëert € 1000 aan geld: de geldmultiplicator is 10. Er is een stijging van

    de geldvoorraad met € 1000 meer algemeen: 

     

    29.5 Hoe de centrale bank de geldvoorraad reguleert (monetair stelsel beheersen)

    o  Open-markttransacties

    o  Beleidsrente

    o  Reserveverplichtingen

    1.  Open-markttransacties

    = wanneer de centrale bank overheidsobligaties koopt van het publiek

      stel: de ECB koopt voor € 100 overheidsobligaties van het publiek 

      Het publiek ontvangt € 100 en deponeert dit bedrag bij eerste Europese bank 

      Reserves van eerste Europese bank stijgen met € 100 

      (reserveratio = 10%) eerste Europese bank kan € 90 uitlenen enz. 

     

    De totale geldvoorraad is met € 1000 gestegen 

     

    stel: de ECB verkoopt voor € 100 overheidsobligaties van het publiek 

    = Wanneer de centrale bank overheidsobligaties verkoopt aan het publiek

      stel: de ECB verkoopt voor € 100 overheidsobligaties aan het publiek 

      Het publiek haalt € 100 van zijn depositorekening bij eerste Europese bank om

    obligaties te betalen

      Reserves van eerste Europese bank dalen met € 100 

      (reserveratio = 10%) eerste Europese bank kan € 90 minder uitlenen enz.  

      De totale geldvoorraad is met € 1000 gedaald

    2.  Discontopercentage

    = de rente die banken betalen aan de centrale bank wanneer zij geld opnemen op korte

    termijn, reserves kunnen onderling uitgewisseld worden tussen verschillende banken maar

    door de crisis en het wantrouwen lenen de banken niet meer van elkaar, ze kunnen wel nog

    terecht bij de centrale bank

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    41/69

    Samenvatting Economie II

    40

    (ECB: herfinancieringsrente, refi)

      Als de EBC de beleidsrente doet stijgen dan zullen de banken verkiezen om meer

    reserves aan te houden => reserveratio stijgt =>de geldmultiplicator daalt => de totale

    geldvoorraad daalt.

    3. 

    Reserveverplichtingen

    = de centrale bank verplicht de banken een reserveratio van minsterns x % aan te houden (tot

    eind vorig jaar 2% van deposito’s, sinds begin dit jaar is het reserve percentage 1%) 

    -  Reserveratio verkleint => vergroot multiplier => groter geldvoorraad.

    Reserveratio vergroot => kleinere multiplier => kleinere geldvoorraad.

     

    Banken houden vaak wat extra reserves aan

      Als de centrale bank de vereiste reserveratio doet stijgen

    Reserveratio stijgt

    -  De geldmultiplicator daalt

    -  De totale geldvoorraad daalt

      Bij het omgekeerd, de vereiste reserveratio daalt zal de totale geldvoorraad stijgen

     

    Centrale bank in China gebruikt de reserveverplichtingen als beleidsinstrument

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    42/69

    Samenvatting Economie II

    41

    (reservevereisten van Chinese centrale bank)

    Problemen bij de beheersing van de geldvoorraad

    De instrumenten die de CB bezit, beïnvloeden in grote mate het aanbod van geld. Toch treden er

    twee problemen op ( beiden een gevolg van bankieren met reservecoëfficiënt ) :

    -  Stel: ECB koopt voor € 100 obligaties van het publiek: het publiek ontvangt € 100 

    o  Probleem 1: De centrale bank heeft geen invloed op hoeveel gezinnen of

    ondernemingen willen storten op hun rekening, hoe meer deposito’s hoe meer de bank

    kan uitlenen en hoe meer geld er gecreëerd wordt. Indien het publiek maar een klein

    gedeelte deponeert van de bv. € 100 bij eerste Europese bank, reserves van de eerste

    Europese bank stijgen minder, de eerste Europese bank kan dus weinig uitlenen

    waardoor de geldvoorraad weinig stijgt (Japan, jaren 1990)

    Daarom moet het publiek vertrouwen hebben in het banksysteem. Wordt het

    vertrouwen geschonden, dan is er minder reserve en daalt het aanbod

    o  Probleem 2: Centrale bank heeft geen invloed op hoeveel bankiers bereid zijn uit te

    geven. Geldcreatie vindt plaats als er geld wordt uitgeleend. Wegens slechteeconomische toestanden kunnen bankiers overwegen om weinig uit te lenen en veel

    reserves aan te houden(kredietschaarste) of “credit crunch” dus de geldvoorraad stijgt

    weinig (V.S., eurozone 2008 -…) en het aanbod daalt 

    De geldhoeveelheid hangt dus af van het gedrag van depositohouders en bankiers. De CB kan

    dan geen totale controle uitoefenen. De CB gaat proberen om deze gedragen in het oog te

    houden en het gewenste aanbod te bereiken.

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    43/69

    Samenvatting Economie II

    42

    Chapter 30: Money growth and inflation - De groei van de geldvoorraad en de inflatie

    Inflatie in België 1955-2010

    Inflatie: Algemene stijging van de prijzen => koopkracht aangetast

    Percentage van de verandering van de CPI, BBP-deflator of andere index prijsniveauDeflatie: algemene daling van prijzen

    Hyperinflatie: extreem hoge inflatie

    30.1 Soorten inflatie

      Vraag- of bestedingsinflatie: Demand Pull-inflatie, veroorzaakt door de vraagzijde, deze ontstaat bij

    overbesteding als vraag > productiecapaciteit

      Kosteninflatie: Cost Push-inflatie, veroorzaakt door de aanbodzijde, deze ontstaat door stijging van

    de productiekosten die doorgerekend worden in de verkoopprijs

    30.2 De klassieke inflatietheorie

    Prijspeil en geldwaarde

    P = prijspeil = aantal euro’s nodig om gemiddeld mandje goederen en diensten te kopen

    Kosten van het levensonderhoud berekenen

    Zie voorbeeld in hoofdstuk 24:

    Gemiddelde consumptiemandje: 4 hotdogs, 2 hamburgers

    Mandje kostte in 2009 €8 (=P2009

    )Mandje kostte in 2010 € 14 (=P2010)

    Hoeveel kon je met € 1 kopen…? 

      in 2009: 1/8 van het consumptiemandje (€1/ P2009)

      in 2010: 1/14 van het consumptiemandje (€1/ P2010)

    1/P meet de waarde van het geld (één euro) gemeten in goederen en diensten

    Prijspeil (P) stijgt => waarde van het geld (1/P) daalt

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    44/69

    Samenvatting Economie II

    43

    Geldaanbod

    Bepaald door de Centrale bank (hoofdstuk 29):

    Vb. als centrale bank overheidsobligaties aankoopt… stijgt de geldhoeveelheid 

    Geldvraag

    Bepaald door:

    -  (op de korte termijn) intrestvoet (hoofdstuk 34)

    (op de lange termijn) prijspeil P: als P stijgt (en 1/P daalt) dan is er meer geld nodig voor de

    gemiddelde transactie, dus mensen wensen meer geld in portemonnee of op zichtrekening

    Monetaire evenwicht

    -  Waarde van geld (1/P) past zich aan totdat de gevraagde hoeveelheid geld gelijk is aan de

    aangeboden hoeveelheid geld 

    30.3 Gevolgen van een monetaire injectie – bv. ECB verdubbelt de geldhoeveelheid

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    45/69

    Samenvatting Economie II

    44

    -  Geldaanbod verschuift naar rechts

    Er ontstaat een geldoverschot dus mensen houden meer geld aan dan zij wensen

    -  Mensen proberen van geldoverschot af te raken:

    Door goederen en diensten te kopen of stijgt

    P stijgt (1/P daalt)

    Door geld te lenen aan anderen… die met het geleende geld goederen en diensten kopen 

    -  Vraag naar goederen en diensten stijgt

    We bewegen langs geldvraag aan A naar B

    30.4 De klassieke dichotomie en monetaire neutraliteit

    David Hume (1711-1776) onderscheidt tussen:

    -  Nominale variabelen: gemeten in monetaire eenheden vb. het inkomen van een graanboer (euro’s) 

    -  Reële variabelen: gemeten in fysieke eenheden vb. de hoeveelheid verbouwd graan (kilo’s) 

    Opgepast met prijzen!o  Stel: graan kost € 2 per kilo, tarwe kost € 1 per kilo

    o  Beide prijzen zijn nominale variabelen (in euro’s) 

    o  Relatieve prijs?

    o  Prijs van graan is twee keer de prijs van tarwe: twee kilo tarwe voor één kilo graan

    o  Relatieve prijzen zijn reële variabelen

    Monetaire systeem bepaalt nominale variabelen

    -  Monetaire systeem bepaalt reële variabelen niet (toch niet op lange termijn)

     

    Neutraliteit van geld: verandering in de geldhoeveelheid heeft invloed op nominale variabelen

    (prijspeil, salarissen,...)

    Maar heeft geen invloed op reële variabelen (productie, werkgelegenheid, reële lonen, reële rente)

    30.5 Omloopsnelheid van het geld

    = snelheid waarmee een doorsnee-geldbiljet van eigenaar verandert

    Formule:

     

     

    Voorbeeld:

    Een economie produceert 100 pizza’s per jaar

    -  Prijs van een pizza is € 10 

    -  Geldhoeveelheid is € 50 

    Eurozone, 2011:

     

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    46/69

    Samenvatting Economie II

    45

    De kwantiteitsvergelijking

    De kwantiteitsvergelijking brengt geldhoeveelheid in verband met nominale waarde output - Milton fiedman

    (1912-2006)

    Vertek van

     

    -  Vermenigvuldig beide zijden met M:    => kwantiteitsvergelijking

    1.  Aanname: V (omloopsnelheid) is constant

    2. 

    dus   

    3.  We weten: Y = A*F(K,L,H,N) en M heeft geen invloed op A,K,L,H,N en dus… M heeft geen invloed

    op Y (neutraliteit van geld)

    4.  Dus  

    Snelle geldgroei veroorzaakt een hoog inflatiepercentage

    Bv. Snelle geldgroei veroorzaakt een hoog inflatiepercentage: Brazilië, 1992-1996

    30.6 De inflatiebelasting

    Waarom creëert een centrale bank zoveel geld?

      Opdat de overheid haar uitgaven kan betalen

      Inflatiebelasting: door geld te creëren genereert de overheid inkomsten, inflatie werkt als een

    belasting op het geld dat mensen aanhouden

    30.7 Fisher-effect

    Irving Fisher (1837-1947)

    Is geld ook neurtaal voor het rentepercentage?

    Definieer:

    Reële rente = nominale rente – inflatie

    Schrijf als:

    Nominale rente = reële rente + inflatie

    Fisher effect:Stijging van de geldhoeveelheid doet de nominale rente stijgen, maar heeft geen lange-

    termijninvloed op reële rente, als de inflatie stijgt zal de nominale rente ook stijgen en

    omgekeerd

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    47/69

    Samenvatting Economie II

    46

    30.8 De kosten van inflatie

    -  Inflatie beperkt op zich de reële koopkracht niet! (misvatting die veel mensen maken) alle prijzen

    stijgen 

    1. 

    Leidt tot “shoeleather” – kosten (nominale rente beschermt tegen de inflatie, dus meer geld opde spaarrekening plaatsen en zo weinig mogelijk geld op zichtrekening: meer over en weer naar

    de bank lopen om kleine bedragen over te plaatsen => schoenzool kosten 

    2.  Leidt tot menukosten – constant de prijzen moeten aanpassen op de menukaart omdat de

    grondstoffen (voedselgoederen) duurder worden

    3. 

    Vervormt consumentenbesluiten – moeilijker om de prijzen te vergelijken omdat de inflatie hoog

    is en de prijzen dus stijgen. 

    4. 

    Leidt tot verwarring en ongerief – moeilijker om relatieve prijzen terug te vinden dus moet je

    veel tijd in opzoekingswerk steken om optimale beslissingen te maken

    5.  Vervormt de belastingen – zorgt ervoor dat de belastingen veel hoger zijn dan de overheid wil: 

    Je betaalt belastingen op je nominale rente-inkomsten:

    Economie A

    (stabiele prijzen)

    Economie B

    (inflatie)

    Reële rente 4 % 4 %

    Inflatie 0 % 8%

    Nominale rente = reële rente + inflatie 4 % 12 %

    min: 25 % belastingen (0,25 x nominale rente) - 1% - 3%

    nominale rente na belastingen 3 % 9 %

    Reële rente na belastingen 3 % 1 %

      Sparen is minder aantrekkelijk in de economie met meer inflatie

     

    Slecht voor lange-termijngroei

    6.  Herverdeelt vermogen op willekeurige wijze – dit zorgt ervoor dat ene mensen meer hebben dan

    anderen

    -  Onverwachte inflatie herverdeelt vermogen 

    -  Sam leent bank € 20 000 tegen rente van 7 % en moet de lening na 10 jaar terugbetalen met rente

    dus: 

    Na 1 jaar is schuld € 20 000 x 1,07 = € 21 400 

    o  Na 2 jaar is schuld € 21 400 x 1,07 = … 

    o  Na 10 jaar is schuld € 39343

    Wat is reële waarde van deze schuld?

    Indien onverwachte inflatie: schuld lichter dan Sam aanvankelijk dacht => verklaart waarom overheid

    met veel schuld in de verleiding komt om de centrale bank de inflatie te laten verhogen (als ze

    veel inflatie veroorzaken verminderd hun reële schuld!)

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    48/69

    Samenvatting Economie II

    47

    Chapter 31: Macro-economie van een open economie: kernbegrippen

    Internationale handel kan de levenstandaard in alle landen doen toenemen in het geval ieder land zich zou

    specialiseren in het produceren van de goederen en diensten waarin het een comparatief voordeel heeft.

    (Zie voordelen handel Chaper 3)

    Voordien hebben we enkel gewerkt met een gesloten economie: zonder contact met buitenland

    Nu werken we met een open economie

    31.1 Open economie

    Uitvoer en invoer van goederen en diensten

    -  Verkoop van binnenlandse activa aan buitenlanders (waar spaargeld naartoe gaat)

    -  Aankoop van buitenlandse activa door ingezetenen

    Netto export (NX): Meet onevenwicht tussen de export en import van goederen en diensten

    Netto export (NX) = export – import

    Handelsbalans ( handelsoverschot of –tekort)

    Kapitaalstroom: Had wel beter spaarstroom genoemd, bv. iemand in België koopt Amerikaanse

    overheidsobligaties dus het geld vloeit weg van België naar Amerika (kan ook omgekeerd) 

    De netto-uitstroom van kapitaal (NCO): De netto-uitstroom van kapitaal = Aankoop van buitenlandse activa

    door iemand in het binnenland (bv. Belg koop obligatie in Amerika) – Aankoop van binnenlandse activa door

    iemand in het buitenland (bv. Amerikaan koopt obligatie van België Afkorting: NCO (net capital outflow)

    NCO stijgt als

    Reële rente op buitenlandse activa stijgt

    -  Reële rente op binnenlandse activa daalt

    -  Risico’s van buitenlandse activa daalt 

    -  Risico’s van binnenlandse activa stijgt 

    Netto-uitstroom van kapitaal = netto-uitvoer

    NCO = NX (kapitaalsbalans = handelsbalans)

    Bv. België verkoopt enkel chocolade aan Japan, er wordt meer uitgevoerd dan ingevoerd dus hebben ze yens

    (Japanse munt) daarmee kunnen ze Japanse obligaties kopen dus blijft de balans gelijk !

    Sparen en investeringen

    BBP = Y = C + I + G + NX

    S = Y – C - G

    Y – C – G = I + NX

    S = I + NX

    = I + NCO

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    49/69

    Samenvatting Economie II

    48

    Nationale sparen:

    S = (Y – T – C) + (T – G) = (privaat sparen) + (publiek sparen)

    S = Y – C – G

    Dus: S = I + NX

    En omdat NX = NCO:

    S = I + NCO

    Dit wil zeggen dat elke gespaarde euro gebruikt wordt voor

    -  De binnenlandse investeringen te financieren

    -  De aankoop van buitenlands kapitaal te financieren

    31.2 Prijzen van internationale transacties: reële en nominale wisselkoersen

    Internationale prijzen (wisselkoersen) bepalen evenwicht op internationale markt.

    Nominale wisselkoers

    = Koers waartegen je een munt van het ene land kan ruilen tegen de munt van een andere land

    Bv. 1 euro = 120 yen - E = 120 yen/euro

     

     

    Als je:

    o  Voor een euro meer yen kan kopen: 1 euro = 130 yen is een appreciatie van de euro

    o  Voor een euro minder yen kan kopen: 1 euro = 110 yen is er een depreciatie van de euro

    Bij appreciatie van de euro is er automatisch een depreciatie van de yen

    Reële wisselkoers

    De reële wisselkoers = koers waartegen je een binnenlands goed kan ruilen tegen buitenlandse goederen

    (mandjes vergelijken)

    1kg Belgische kaas kost 10 euro

    -  1kg Franse kaas kost 20 euro

    -  1kg Belgische kaas = ½ kg Franse kaas

    1 eenheid van binnenlandse goed = 0,5 eenheden van buitenlands goed

     

    Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    50/69

  • 8/17/2019 Macro samenvatting (II°.pdf

    51/69

    Samenvatting Economie II

    50

    31.4 Wet van 1 prijs (Wet van eenheidsprijs)

    1 kg koffie kost 4 euro in Brussel, 5 euro in Gent

    -  Koffie kopen in Brussel en verkopen in Gent (arbitrage)

    Prijs in Brussel stijgt => Prijs in Gent daaltTot prijs in Brussel gelijk is aan de prijs in Gent

     Arbitrage zorgt ervoor dat:

    -  Koffie dezelfde prijs heeft in Gent en in Brussel (wet van één prijs)

    -  Dit geld niet voor goederen die moeilijk te transporteren zijn of de kosten erg hoog zijn

    Je met 1 euro evenveel koffie kan kopen in Gent als in Brussel (Koopkrachtpariteit )

    In België kost 1 kg koffie 5 euro: P = 5 euro/kg

    In Japan kost 1 kg koffie 500 yen: P* = 500 yen/kg

     

    Omzetten in euro: 

     

    Wet van één prijs: arbitrage zorgt ervoor dat de wanneer er een prijsverschil is (bv. tussen Brussel en

    Gent in de koffieprijs) dat verschil word