Passé composéDoor: Juul de Wette

M2c

Voorbeeld 1

Ik ben naar Parijs gegaan.

Je suis allé à Paris.

Voorbeeld 2

Wij hebben in het zwembad gezwommen.

Nous avons nagé dans la mer.

Voorbeeld 3

Ik heb een hond gehad.

J’ai eu un chien.

Voorbeeld 4

Ik heb in Helmond gewoond.

J’ai habité à Helmond.

Voorbeeld 5

Zij hebben een huis gehuurd.

Elles ont loue un maison.

Voorbeeld 6

Zij hebben een voetbal gezocht.

Ils ont recherché le ballon.

Voorbeeld 7

Hij heeft in het noorden gewoond.

Il a habité à le nord

Voorbeeld 8

Ik heb de pasta gegeten.

J’ai mangé les pâtes.

Voorbeeld 9

Ik heb een Meneer Vincent ontmoet.

J’ai raconté un monsieur Vincent.

Voorbeeld 10

Wij hebben aan ijs gedacht.

Nous avons pensé à la glace.

Voorbeeld 11

Zij heeft geluisterd naar de radio.

Elle a ecouté à la radio.

Voorbeeld 12

Ik heb gehouden van jou.

J’ai aimé de toi.

Voorbeeld 13

Hij heeft zijn paard gezocht.

Il a cherché son cheval.

Voorbeeld 14

Jij hebt de schoenen besteld.

Tu as commendé les chausures.

Voorbeeld 15

Wij hebben onze winkel gesloten.

Nous avons fermé notre magasin.