Lucas evangelie

84

description

Lucas Evangelie

Transcript of Lucas evangelie

Page 1: Lucas evangelie
Page 2: Lucas evangelie
Page 3: Lucas evangelie
Page 4: Lucas evangelie
Page 5: Lucas evangelie

Hoofddoel en

r

edachtenga^m

Rede, gehouden bij de overdracht van het Rectoraat der Theologische School vatl de Gereformeerde Kerken in Nederland, den 6den December 1921

]. H. KokWm:t922: ,.~ Kampen

Page 6: Lucas evangelie
Page 7: Lucas evangelie

' H 4 a

Hoofddoel en Gedachtengang van

Lucas' Evangelieverhaal Rede, gehouden bij de overdracht van het Rectoraat der Theologische School van de Gereformeerde Kerken in Nederland, den 6den December 1922, •

door

J. H. Kok ~ 1922 ~ Kampen

KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK

0730 0806

Page 8: Lucas evangelie
Page 9: Lucas evangelie

Bijna anderhalve eeuw heeft men nu met allen ijver gezocht naar de rechte oplossing van het dusgenaamde Synoptische probleem.') Wel had men ook reeds vanouds opgemerkt, dat er bij de Evangelie-verhalen van Mattheus, Marcus en Lucas onderling deels veel gelijkheid, anderdeels echter ook veel verschil bestaat van stof, volgorde en uitdrukkingswijze.8) En met name Augustinus,8) Calvijn*) en Hugo de Groot8) hadden, elk op zijne wijze, eene verklaring van dat verschijnsel zoeken te geven. Maar vooral in de 18de eeuw zette zich eene kentering der geesten door,6) welke van de H. Schrift als het in zeer eigenlijken zin geïnspireerde Woord van God niet meer wilde weten,7) dien­tengevolge onze Evangelie-verhalen met gansch andere oogen deed aanzien,8) alzoo naar, schriftelijke óf mondelinge, bronnen, inzonderheid van onze eerste drie Evangelieverhalen, deed zoeken,' en veelszins bij deze eene zeer nauwe onderlinge litteraire' afhankelijkheid deed aannemen.9) Innerlijke drijfkracht was en is daarbij voor een groot deel en bij velen: ongeloof aan de historische waarheid en juistheid van veel van hetgeen onze Evangelieverhalen bevatten, en de zucht, om dat als product van legendevorming of willekeurige uitbreiding voortestellen.10) Wanneer toch — zooals door velen beweerd wordt — Mattheus en Lucas de stof voor hun feitenverhaal — afgezien van hunne voorstelling van onzes Heilands geboorte — ontleend hadden hoofdzakelijk alleen aan Marcus' Evangelieverhaal, dat zij betrekkelijk willekeurig uiteengerukt en gewijzigd zouden hebben, zouden wij inzake die feiten niet tegenover een zelfstandig, drievoudig getuigenis staan, maar slechts tegenover mededeeling door één auteur;») terwijl dan de nog al willekeurige omvorming der verhaalstof door Mattheus en Lucas, vanzelf te meer de vraag kon doen opkomen, of ook niet misschien Marcus weinig naar geschiedkundige waarheid had gevraagd, en dus geen onvoor­waardelijk vertrouwen verdiende in wat hij als historie verhaalt.

Page 10: Lucas evangelie

4

Nu kan men, ondanks den ingespannen arbeid van zeer velen gedurende reeds meer dan eene eeuw, nog niet van algemeen erkende en vaststaande resultaten van het bronnenonderzoek der synoptische Evangelieverhalen spreken.") Wel zijn allerlei oplossingen aan de hand gedaan,1S) en ook breedvoerig uiteen­gezet. Reeds de verschillende namen: hypothese van onderling gebruik, traditie-hypothese, oerevangelie-hypothese, fragmenten-of diëgesen-hypothese, kunnen het doen vermoeden.u) In den tateren tijd werd de z.g.n. twee-bronnen-hypothese door velen als vrijwel uitgemaakt en bewezen geproclameerd.16) Marcus zou de oudste der drie Synoptici zijn, en door Mattheus en Lucas gebruikt zfin; terwijl er nog eene andere bron, die woorden, reden, bevat zou hebben, en gemeenlijk met de letter Q (= Quelle) aangeduid wordt, geweest zou zijn, waaruit Mattheus en Lucas geput zouden hebben wat zij aan woorden des Heeren mede-deelen.16) Maar behalve dat er ook dan nog onderscheiden vragen overblijven: aangaande den vorm, waarin Marcus' Evangelieverhaal aan Mattheus en Lucas als bron gediend zoude hebben, betreffende de gesteldheid der zoogenaamde logia-bron (Q) in haar-gebruik door Mattheus en Lucas, en inzake de waarschijnlijkheid van benuttiging dezer reden-bron ook reeds door Marcus,17) zoo hebben zich in de laatste jaren evenzeer tegen haar weer stemmen verheven, ook uit het critische kamp. F. Spitta b.v. houdt bovengenoemde meening over de onderlinge verhouding van Marcus en Mattheus met Lucas, door hem een bijna tot dogma geworden critisch oordeel genoemd, voor de gronddwaling, die eene oplossing van de synoptische vraag onmogelijk maakt, en acht, dat men de door Lucas gegeven overlevering „einer Darstellung des Lebens Jesu zu Grande legen" moet.18) Hij vindt daarin steun bij W. Haupt, die o.m. schrijft, ook de overtuiging te deelen, dat bij reconstructie van de „synoptische Grundschrift" de Lucas-tekst „von ausschlaggebender Bedeutung ist", maar die voorts eene gansch andere reconstructie geeft dan Spitta.1») Evenzeer sluit zich in deze Lucas-waardeering bij Spitta aan O. Procksch, hoewel ook hij daarna weer eigen wegen gaat.80)

Dit vrij onvruchtbare zoeken naar schriftelijke of mondelinge bronnen van de synoptische Evangelieverhalen, dat bezig is zich te wijzigen in de bestudeering van wat M. Dibelius aanduidt met den titel van zijn boek: Die Formgeschichte des Evangeliums,*1)

Page 11: Lucas evangelie

5

heeft ook te zeer voorbij doen zien de waarheid, door Q. Heinrici aldus onder woorden gebracht: „al hebben nu ook de Evangelisten gegeven stof verwerkt, zoo doen zij dit niet als Zusammenstoppler,.... maar als schriftstellerische Individualitaten".3S) En daardoor heeft men de schrijvers onzer Evangelieverhalen vaak te weinig erkend en behandeld als verstandige en bekwame auteurs, die niet maar de voor hen liggende stof of „bronnen", zoo goed zoo kwaad dat ging, en dan soms niet bijster gelukkig, verbonden en in elkander werkten, doch met heldere bewustheid, en naar een door hen gekozen doel, hun onderscheiden Evangelieverhaal opstelden, zoo óf anders ordenden, deze óf die stof er in opnamen, en in zoodanige óf andere bewoordingen beschreven. Inzonderheid ook aan den auteur van ons derde Evangelieverhaal heeft dit twee­bronnen-dogma, of de in deze theorie verstrikte bevangenheid van geest, onrecht aangedaan,ss) zoodat men veelal niet genoegzaam lette op wat hij duidelijk, of zelfs met nadruk, schrijft, noch zocht hem in zijne keuze van stof, verbinding en groepeering van onder­werpen, gang van verhaal, en schrijfwijze allereerst en zooveel mogelijk te verstaan en te verklaren uit hemzelven, maar telkens ging meten aan Marcus' Evangelieverhaal, en veroordeelen naar dien maatstaf. Eendeels prijst men hem wel als geschiedschrijver. „Er hat schon et was vom Bewusstsein des Geschichtschreibers", verklaart J. Weiss, hoewel hij op deze woorden volgen laat: „al is het ook, dat zijne bronnen hem een werkelijk chronologisch te werk gaan niet veroorloofden". u ) Anderdeels echter beweert men, dat hij wel beloofde, in tijdelijke volgorde te zullen verhalen, maar hierin, zelfs wel zonder het zelf te merken, zeer te kort geschoten is. 2 5) Wanneer R. Bultmann schrijft: „ . . . . i n het geheel is zijne methode deze, dat hij met zijne bronnen afwisselt, ze naast elkander plaatst, en alzoo op deze wijze twee uitzendingsreden, twee pharizeërreden enz. brengen moet",36) wordt hij ons zelfs als een vrij onnoozel boekenmaker geteekend.

Een en ander deed mij als onderwerp van behandeling bij deze Rectoraatsoverdracht kiezen:

HOOFDDOEL EN GEDACHTENOANO VAN

LUCAS' EVANGELIEVERHAAL.

Ik wensch eerst in het algemeen enkele uitspraken en gegevens te dezer zake in dit Evangelieverhaal te bespreken ; dan hoofddoel

Page 12: Lucas evangelie

6

en gedachtengang van Lucas' Evangelieverhaal meer in bizonder-heden in het licht te stellen; en eindelijk nog de beteekenis van het gevondene in eenige gevolgtrekkingen aan te wijzen.

I.

In onderscheiding van Mattheus en Marcus, maar in overeen­stemming met Johannes, spreekt ook Lucas uitdrukkelijk over het doel van zijn Evangelieverhaal. Maar terwijl Johannes dat doet in het laatst van zijn boek, Joh. 20 : 31, vangt Lucas er mede aan, Luc. 1 : 4, en laat hij eveneens zich uit over den gang van zijn Evangelieverhaal, Luc. 1 : 3 ; eenigszins soortgelijk als hij in de Handelingen der Apostelen een program van den gang van zijn geschiedverhaal in dat boek voorop laat gaan in de mededeeling van 's Heeren woord tot Zijne discipelen, Hand. 1 i 8. Zelfs komt Lucas op den inhoud van zijn verhaal des Evangelies terug ook nog in zijn tweede boek, Hand. 1 : 1 .

Lucas zegt, dat hij aan Theophilus van hetgeen deze reeds vernomen heeft, wil doen kennen de zekerheid, de onwankel­baarheid, de asphaleia, Luc. 1 : 4. Door de constructie van den zin laat hij op dit woord bizonderen nadruk vallen. Bovendien doet hij door een drietal bepalingen zijne bedoeling nog scherper uitkomen. Hij verklaart toch, alles nagegaan te hebben; dat gedaan te hebben van voren af aan, d. w. z. van het begin af aan; en hierbij met nauwkeurigheid gehandeld te hebben. Met sterke kracht verzekert hij dus, niet alleen waarheid te schrijven, en enkel wat stellig vertrouwen verdient, te willen te boek stellen, maar ook zich bewust te zijn van metterdaad te verhalen datgene, wat feitelijk óf in der waarheid gebeurd, öf gesproken is. En deze expresse constateering van de betrouwbaarheid van al hetgeen hij in zijn Evangelieverhaal mededeelen zal, verkrijgt nog meer beteekenis door zijne nieuwe betuiging in Hand. 1 : 1, dat hij zijn eerste boek gemaakt heeft van al hetgeen Jezus begonnen is beide te doen en te leeren. Door die nadrukkelijke en herhaalde verzekering zijnerzijds, worden wij genoopt tot geloovige aan­vaarding van hetgeen hij schrijft, óf tot de bewering, dat hij desondanks zich vergist heeft, óf, erger zelfs, opzettelijk zou hebben zoeken te misleiden. En in elk geval moet zij dringen tot een nauwkeurig onderzoek van de gronden, op welke

Page 13: Lucas evangelie

7

eventueel nochtans de historische waarheid van hetgeen hij ver­haalt, betwist of ontkend wordt.

Als één dier gronden noemt men soms de andere volgorde in het verhaal van dezelfde gebeurtenissen bij Marcus. Deze laatste heet dan de geschiedkundige opeenvolging der gebeurtenissen te doen kennen. En dus zou Lucas, in weerwil van zijn beweren, toch niet in historische volgorde verhalen, alzoo blijken in dezen soms te dwalen, zij het ook te goeder trouw,37) daarom ook anderszins zich vergissen kunnen, en deswege niet onvoorwaar­delijk geloofd mogen worden. Nu komt men allengs terug van de gedachte aangaande Marcus' vermeende teekening van den historischen loop van 's Heeren openbare ambtsbediening.ss) Maar voorts is het de vraag, wat Lucas betreffende den gang van zijn Evangelieverhaal toezegt. Hij spreekt van een schrijven kathexes, Luc. 1 : 3 ; welk laatste woord door velen opgevat wordt als doelende op geschiedkundige of tijdelijke volgorde. B. Weiss zegt zelfs, dat het geen bewijs behoeft, dat dit woord hier, waar het over op te teekenen feiten gaat, slechts zeitliche Reihenfolge aangeven kan,2 9) Maar deze redeneering gaat toch niet op, en wordt daarom ook niet door allen gevolgd.30) Wel kan het woord op geschiedkundige volgorde doelen; maar deze beteekenis is niet de eenig mogelijke, en daarom ook niet de noodzakelijk aantenemen zin. Het woord spreekt van samenhang, aaneensluiting, een geleidelijk volgen van het een op het ander.S1) Maar hoedanig die samenhang is, van welken aard die volgorde, tijdrekenkundig, of anders, ligt in dat woord opzichzelf niet. Feitelijk moet daarom mede uit den gang zei ven van Lucas' Evangelie­verhaal opgemaakt worden, welken zin hij aan dit woord thans hecht. Wel is nu waar, dat we in Lucas' Evangelieverhaal ook de tijdsorde der gebeurtenissen in groote lijnen aangegeven en gevolgd kunnen zien, waar Lucas begint met de geschiedenis van 's Heeren geboorte, en eindigt met Zijn lijden en sterven, opstanding en hemelvaart. Maar dit beslist nog niet over de volgorde van de onderscheiden onderdeden, om welke het hier bizonderlijk te doen is.

Nu is in dit opzicht opmerkelijk, dat Lucas niet slechts uit­drukkelijk spreekt van zekere orde, waarin hij het nagegane schrijven wil, maar ook meermalen ipso facto van eene merk­waardige volgorde in zijn verhaal blijk geeft. Sprekende over de

Page 14: Lucas evangelie

8

werkzaamheid van Johannes den Dooper, verbindt hij daaraan terstond, ter afsluiting van het verhaal van diens arbeid, de mede-deeling van zijne gevangenneming door Herodes, Luc. 3 :18—20, zelfs ook vóór de vermelding van 's Heeren Doop, Luc. 3:21—22. Hij ordent daarin zijn verhaal dus zakelijk, en niet naar den historischen gang der gebeurtenissen, maar wil blijkbaar eerst met Johannes' arbeid gereed zijn, vóór hij met het verhalen van 's Heeren openbare ambtsbediening aanvangt. Bij zijne beschrijving van hetgeen te Kapernaum gebeurde, Luc. 4 : 31—44, wendt hij eene chiastische ordening aan. Eerst spreekt hij toch over het uitwerpen door den Heere van een onreinen geest, 4 : 31—37; daarna van lichamelijke genezing, door Hem gewerkt, 4:38—39; vervolgens, bij dit laatste aansluitend, wederom van genezing door den Heere van lichamelijke krankheden, 4 : 40; en eindelijk, in correspondentie met 4:21 —37, opnieuw van duiveluitwerpingen door den Heere, 4 : 41. Waar deze orde van verhalen eenigszins onderscheiden is van die van Mare. 1 : 32—34,**) kan zij. te meer treffen. Ook mag in Luc. 6 : 20 v.v. de bouw der bergrede eigenaardig heeten, in onderscheiding ook van dien in Matth. 5—7. Evenzeer moet gerekend worden met Lucas' tweede boek, de Handelingen der Apostelen, waarin hij op bewonderenswaardige wijze zijn geschiedverhaal indeelt.ss) Eerst stelt hij in Hand. 1:9 a.h w. zijn program, waarvoor hij kiest het woord des Heeren tot Zijne discipelen vlak vóór de hemelvaart. En dit werkt hij vervolgens naar zijn onderscheiden gedachten of momenten uit in de hoofdstukken 1-7 ; 8 -12 ; 13-28; terwijl hij dan bij dit laatste onderdeel nog weer soortgelijke wijze van werken volgt, door in Hand. 9 : 15 opnieuw een woord des Heeren mede te deelen, dat den arbeid van den apostel Paulus aangeeft, en dit blijkbaar te nemen als program voor zijne beschrijving van diens Evangeliedienst; zoodat hij onderscheidenlijk in Hand. 13—20; 21—26; 27—28 de verschillende in Hand. 9 : 15 liggende aan­duidingen naar hare geschiedkundige verwerkelijking voorstelt. Een en ander maakt raadzaam, op Lucas' volgorde bizonder acht te geven; haar, bij afwijking van die in Marcus' Evangelieverhaal, niet terstond, als op vergissing berustend, tegen Lucas aante-wenden; maar veeleer opzettelijk te onderzoeken, of hij ook in zijn Evangelieverhaal misschien evengelijk als in de Handelingen der Apostelen, een soort program van wat volgen zal, voorop laat

Page 15: Lucas evangelie

9

gaan; en voorts eenigszins andere volgorde kan bedoelen dan eene strikt-chronologische. Onwillekeurig komt dan de vraag op, of niet — afgezien van Luc. 1 : 3, 4 — soms Luc. 4 : 14, 15 eenigszins overeenkomstigen dienst moet doen als Hand. 1 : 8 ; en Luc. 9 : 22 v.v. van soortgelijke strekking is als Hand. 9:15.

Eén van de groote bezwaren tegen Lucas' zelfstandige en betrouwbare kennis van den arbeid onzes Heilands ziet men meermalen reeds dadelijk in de vooraanplaatsing van Zijn optreden te Nazareth, 4 : 16—30. Marcus spreekt van die aanwezigheid en werkzaamheid des Heeren te Nazareth, eerst hfdst. 6 : 1—6, en Mattheus, hfdst. 13 : 54—58. Nu meenen sommigen wel, dat de Heere tweemaal te Nazareth gesproken heeft, doch niet aangenomen is, zoodat Lucas Zijne eerste, Marcus en Mattheus Zijne tweede verwerping aldaar zouden berichten. **) Maar de meesten houden het ervoor, dat alle drie verhalen op dezelfde geschiedenis betrekking hebben. Het is ook inderdaad minder aannemelijk, dat de Heere tweemaal op ongeveer dezelfde wijze te Nazareth geweest en bejegend zoude zijn, gesproken hebben, en uitgeworpen zoude wezen.35) Bovendien laat Lucas in 4 : 23, door vermelding van 's Heeren woord aangaande Zijne wonderen te Kapernaum reeds gewrocht, zelf uitkomen, dat wat hij nu het eerst van 's Heeren openbare ambtsbediening verhaalt, toch niet geschiedkundig of chronologisch het eerst heeft plaats gehad. Ontbreekt nu alle grond voor de meening, dat de be­teekenis van dit vers, 4 : 23, voor zijne verhaalorde en voor­aanplaatsing van deze geschiedenis, aan Lucas zeiven ontgaan zoude zijn,3 6) dan kan dit vers tevens doen zien, dat hij althans met het verhaal van deze gebeurtenis zich opzettelijk niet richt naar, noch houdt aan tijdsorde, maar een ander doel met die voor­aanplaatsing nastreeft. Men heeft dat andere doel willen zien in den wensch, om zekeren topologischen gang van 's Heeren werkzaam­heid te teekenen: Nazareth—Kapernaum — Galilea — Jeruzalem.87) Of ook zou Lucas terstond 's Heeren verwerping door Israël hebben willen typeeren: wat Hem door het Joodsche volk aangedaan zou worden, werd Hem reeds dadelijk te Nazareth aangedaan; in overeenstemming met het wedervaren eertijds van de profeten Elia en Eliza. 8 S) Deze beide gedachten kunnen waarheid bevatten. Maar de hoofdzaak wordt daarbij onbesproken gelaten. Die ligt in 's Heeren eigen doen en spreken te Nazareth, Luc. 4:17—21.

Page 16: Lucas evangelie

10

De Heere verklaart daar uitdrukkelijk, dat in Hem en Zijn spreken op dat oogenblik, de voorgelezen profetie van Jesaja 61:1,2; 58:6, hare vervulling ontvangen heeft.8') Schrijft Th. Zahn, dat de Heere niet slechts verklaart, dat Hem de prediking des heils het wezenlijke van Zijn beroep is, maar dat Hij juist nu, terwijl Hij Gods Woord verkondigt, dat beroep uitoefent, en dat alzoo de door Hem aangekondigde genadetijd aangebroken is, *°) dan noemt ook hij het voornaamste nog niet, n.m.1. dat de Heere Christus alzoo pretendeert en uitspreekt, de geprofeteerde, en in Jes. 61:1,2 voorgestelde of aangewezen, Knecht des Heeren te zijn. *l) En juist om dit laatste is het Lucas nu allereerst te doen; waarom hij van 's Heeren prediking destijds ook slechts deze enkele, maai haar inhoud kort weergevende, woorden mededeelt: heden is deze Schrift(plaats) in uwe ooren vervuld, 4 : 21. Die Schrift-plaats spreekt allereerst van een Persoon, en wijst als met den vinger Hem aan, en handelt slechts daarna over Zijn arbeid. En door de vermelding alleen van 's Heeren woord in 4 : 21, doet Lucas uitkomen, dat hij den Heere Christus dadelijk wil doen zien in hetgeen Hij wezenlijk is, en van Zich pretendeerde. Daarom heeft hij deze Nazareth-geschiedenis aan het hoofd van zijn beschrijving van 's Heeren openbare werkzaamheid in Kanaan gesteld. Hij bedoelt Christus-teekeningte geven, door het verhalen van 's Heeren woorden en werken. En daartoe wil hij nu dadelijk den Heere Christus laten zien in het volle Schriftlicht, dat Hij Zelf op Zich vallen liet. Opdat van den aanvang gezien zou worden, Wie Hij is naar de H. Schrift, en volgens eigen uitspraak en pretentie. Vanzelf komen daar dan in de tweede plaats bij Zijn wedervaren en Zijne verwerping door Israël, die hier vervolgens eveneens in Schriftlicht gesteld worden, wederom door den Heere Zeiven. Maar 's Heeren Persoon gaat toch voorop. Hij Zelf naar Zijn ware en heerlijke wezen, en naar Zijne Zelfaanwijzing, moest van den beginne in helder Schriftlicht gezien worden, met hetgeen Hem van Israëls wege zoude worden misdaan.

Het is dus niet gebrek aan historie-kennis, die Lucas deze Nazareth-geschiedenis vooraan stellen deed, noch verwarring of vermenging en verkeerde samenbinding van verschillende „bron­nen," maar bewust bedoelen en opzettelijk zoeken van duidelijke Christus-teekening. Het laat zich gemakkelijk denken, dat wie alzoo met klaar inzicht en bewuste bedoeling handelt, daarna zijn

Page 17: Lucas evangelie

11

doel niet oogenblikkelijk uit het oog verliezen zal, maar integendeel trachten, het ook in zijne verdere beschrijving na te jagen, zoodat, wat hij verder verhaalt, in zijne rangschikking beheerscht gedacht worden moet door het doel van Christus-voorstelling, en daarom bezien moet worden in het licht van deze vooropschuiving van de geschiedenis te Nazareth. Lucas wil er, met getrouwe mededeeling van hetgeen metterdaad voorviel, en door den Heere gedaan of gesproken werd, steeds voller het beeld van den Heere Christus, Zijne grootheid en heerlijkheid, door doen uitkomen.

Een ander bezwaar meent men wel te zien in Luc. 5 : 1—ll,*3) waar de wonderbare vischvangst verhaald wordt, en de Heere ten laatste tot Simon zegt: van nu aan zult gij menschen vangen. Wij kunnen nu de ongegronde meening daar laten, die deze visch­vangst voor dezelfde houden wil, als die in Joh. 21 : 1 v.v. beschreven.*8) Maar men vraagt, hoe wij dit verhaal te denken hebben tegenover dat van 's Heeren roeping der vier discipelen Petrus en Andreas, Jacobus en Johannes, in Matth. 4 : 18—22 en Mare. 1 : 16—20. Zijn dat twee verhalen van dezelfde ge­schiedenis, **) of verhaalt Lucas eene andere gebeurtenis, dan Mattheus en Marcus?*6) Nu heeft ook hier weer de zucht, Lucas in zijn verhaal afhankelijk te achten van Marcus' Evangelie­verhaal, belemmerend gewerkt voor het rechte verstaan van Lucas' bedoeling. Dat hij hier eene roepingsgeschiedenis zou willen mededeelen, *») zegt Lucas niet. En ook is zijn verhaal dezer vischvangst niet zoodanig, dat men dit wel als vanzelf denken moet, en verstaat, 's Heeren woord in vs. 10: vrees niet, van nu aan zult gij menschen vangen, is toch eigenlijk geen roepen om te volgen, veeleer eene aankondiging van wat nu effectief worden zal, en veronderstelt dus reeds de discipel-verhouding van Simon tot den Heere. *7) Ook de teekening hier door Lucas van het doen des Heeren tegenover Simon, en van dat van dezen laatste tegen­over den Heere, en zijn verhaal van 's Heeren komst in Simons huis, 4 : 38, 39, doen als vanzelf denken, dat Lucas reeds Simons bizondere discipelschap des Heeren als bekend aanneemt, en over 's Heeren roepen van de bekende vier tot dat discipelschap niet schrijven gaat. Voor vereenzelviging van de gebeurtenis, in Luc. 5: 1—11 beschreven, met die, in Matth. 4 : 18 en Mare. 1 116—20 medegedeeld, ontbreekt dan eigenlijk ook alle noodzaak, en zelfs waarschijnlijkheid. Daar is te weinig gelijkheid, en te veel ongelijk-

Page 18: Lucas evangelie

12

heid tusschen beide verhalen.48) Lucas wil met het verhaal dezer wonderbare vischvangst niet de geschiedenis van Simons roeping tot discipel beschrijven, maar de grootte van 's Heeren oppermacht doen zien. Die vischvangst deelt hij daarom mede niet hoofd­zakelijk om Simons wil, of om te doen weten, hoe deze tot 's Heeren bizonderen discipel geroepen werd, maar om des Heeren wil, en tot bekendmaking van de macht des Heeren. Die visch­vangst zelve was tevens zinnebeeld en profetie, en als zoodanig ook door den Heere bedoeld, gelijk uit Zijn woord tot Simon in vs. 10 blijkt. *9) Maar Lucas' verhaal van deze wonderbare visch­vangst bedoelde in de eerste plaats, de grootheid des Heeren in het licht te stellen, gelijk zij zich openbaarde in Zijne beschikking ook over de visschen in de diepte der zee; vgl. vs. 8, 9.

Dat Lucas den Heere wil doen zien in Zijne heerlijke Zelf­openbaring door woord en daad, laat hij ook uitkomen in zijne mededeeling, dat een roep van Hem uitging door het gansche omliggende land, en dat Hij, predikende in de synagogen, door allen geprezen werd, in 4 : 14, 15. Die woorden geven eene kenschetsing. Zij zijn eene aanduiding van wat het volgend verhaal zal doen zien.' 0) Lucas komt er dan ook telkens a.h.w. op terug: 4 : 22, 36, 37; 5 : 15, 26; 7 : 1, 17 enz. Wat hij verder mededeelt, dient telkens o.z.t.z. tot adstructie van zijn zeggen in 4 : 14, 15; het is er gedurig weer de bevestiging van.

Toch bedoelt Lucas niet alleen den Heere in Zijne grootheids-openbaring en wonderdaden te beschrijven, maar ook in Zijne Zelfvernedering, in Zijn lijden en sterven, en daarna in Zijne opstanding en hemelvaart. Daarom brengt hij in zijn verhaal met 9 : 18—50 eene wending. Hij heeft tenslotte des Heeren gansche beeld in betrekkelijk volle teekening geschetst, met het verhaal van Zijne wonderbare spijziging van duizenden met enkele brooden als laatsten trek, waarin 's Heeren grootheid en mogendheid als op de schoonste wijze uitkwamen. Daarom laat hij nu volgen de beschrijving van 's Heeren gesprek met de discipelen, om hen Hem als den Christus Gods te doen belijden, ") maar daaraan te verbinden Zijne aankondiging van Zijn lijden en sterven en op­standing, welke aankondiging tot stempel dient van wat Lucas dan vervolgens verhalen zal.

In het licht van die lijdensaankondiging des Heeren met wat Hij verder zegt in Luc. 9 : 22—27, moet ook gezien worden het

Page 19: Lucas evangelie

13

groote stuk van Lucas' Evangelieverhaal van hfdst 9:51—18:14. Men noemt dit veelal de groote inlassching. Bij vergelijking toch van Lucas' Evangelieverhaal met dat van Marcus, ziet men, dat bij Marcus ontbreken de verhalen, welke Lucas hfdst. (6 : 20 — of) 7 : 1—8 : 3, en hfdst. 9 : 51—18 : 14 geeft. En bij de ver­onderstelling, dat Lucas Marcus' Evangelieverhaal overnam, maar het met allerlei stof uit andere bronnen aanvulde, zegt men dan, dat hij hfdst. 7 : 1—8 : 3 in het raam van Marcus' Evangelie­verhaal invoegde, alsmede hfdst. 9 : 51—18 :14. Het eerste noemt men daarom kleine inlassching, en het tweede groote inlassching. M ) En vanzelf heet Lucas dan bij deze „groote inlassching" zijne bronnen weer niet op gelukkige wijze in elkander gewerkt, noch als schrijver bizonder werk geleverd te hebben.63) Doch wanneer we Lucas' Evangelieverhaal op zichzelf nemen, en rekenen met wat hij van zijne handelwijs mededeelt en merken laat, kunnen we op zijn ordening en schrijven ook in dit deel een anderen blik krijgen. Vooreerst is reeds opmerkelijk, dat Luc. 9 : 38—18 ; 14 weinig wonderwerken des Heeren bevat, veel minder dan Luc. 4 : 16—9 : 27. De Heere verlost den be­zeten knaap, Luc. 9 : 37—43, werpt nog een duivel uit, en geneest alzoo een doofstomme, Luc. 11 : 14, geneest een 18-jaren lange kranke vrouw, Luc. 13 : 11—13, en insgelijk een waterzuchtig man, Lnc. 14 : 2—4, en reinigt tien melaatschen, Luc. 17:11 —19. Maar overigens worden in Luc. 9 : 51—18 : 14 hoofdzakelijk gesprekken en woorden des Heeren medegedeeld. Zelfs dient dan het verhaal der daarin nog vermelde wonderen meer om de aanleiding tot 's Heeren woorden aan te geven, dan om die won­deren alszoodanig, of als blijken van 's Heeren wonderkracht en grootheid, mee te deelen. Dat is anders in Luc. 4 : 16—9 : 17. Daarin komen evenzeer reden des Heeren voor, Luc. 6 : 20 v.v.; 8 : 4 v.v., en gesprekken, Luc. 4 : 23 v.v.; 5 : 31 v.v., e.a., maar is het aantal van Zijn wonderen betrekkelijk groot, veel grooter dan in Luc. 9 : 28 v.v., en draagt ook het verhaal dier wonderen een ander karakter, doordat zij daarin als om hun eigen wil, d.w.z. als openbaringen van 's Heeren grootheid en macht, be­schreven worden. In Luc. 4 : 16—9 : 17 zijn het vooral daden of wonderen des Heeren, die door Lucas medegedeeld worden, maar in Luc. 9 : 38—18 : 14 hoofdzakelijk reden of woorden.64) En zoo komt de Heere in die eerste hoofdstukken, Luc. 4:16 v.v.,

Page 20: Lucas evangelie

14

met name uit naar Zijn kunnen en doen, groote macht en heer­schappij, zelfs bij Zijn onderwijs, maar gaat het in de hoofdstukken 9 : 51 v.v. speciaal om Zijne woorden, zoodat de mededeeling van Zijne wonderwerken daar a. h. w. bijkomstig is. Boven Luc. 4 : 16—9 : 17 zouden we als den inhoud kort samenvattend op­schrift kunnen stellen: de Heere als Heilswerker; boven Luc. 9 : 51—18 : 14 echter: de Heere als Heilsverkondiger. Met het oog hierop is ook opmerkelijk, dat Lucas zelf, in Hand. 1 : 1 den inhoud van zijn Evangelieverhaal beknopt aangevende, zegt, dat hij zijn eerste boek gemaakt heeft van al hetgeen onze Heiland begonnen is beide te doen en te leeren. Dat doen kunnen we voornamelijk in Luc. 4 : 16—9 : 17 verhaald zien, dat leeren in Luc. 9 : 51 v.v. In samenhang hiermede mogen we uit Lucas' karakteristiek van wat zijn Evangelieverhaal bevat, afleiden, dat hij zeer wel wist, wat hij geschreven had, en hoe, en ook waarom hij aldus had geordend. En dan heeft ook de samenvoeging en ordening van wat hij in hfdst. 9 : 51—18 : 14 mededeelt, zijn goede reden,") gelijk ook te meer blijken kan, wanneer wij dit deel van Lucas' Evangelieverhaal bezien in het licht van 's Heeren woord, dat in hfdst 9 : 22—27 voorkomt, waarvan de lijdens­aankondiging een deel vormt, die de Heere ook meermalen heeft herhaald, Luc. 9 : 44; 17 : 25; 18 : 32, 33, en waarop Lucas door de mededeeling telkens van die herhaling ook bizonderen nadruk legt. Lucas heeft, naar uit bovenstaande feiten of gegevens afgeleid kan worden, progammatisch 's Heeren woord in hfdst 9 : 22—27 aan het hoofd gesteld van wat dan in de volgende hoofdstukken vermeld zal worden, soortgelijk als hij in hfdst. 4 : 14, 15, en in Hand. 1 : 8 en 9 : 15 een korte aanduiding laat voorafgaan aan wat daar dan volgen zal. In deze aldus door Lucas met bizondere bedoeling hier verhaalde en ter belichting van den inhoud der volgende hoofdstukken geplaatste woorden des Heeren, zegt onze Heiland allereerst, dat Hij lijden moet op allerlei wijs, steeds erger, tot den dood toe, maar dat Hij daarna ook weer opgericht zal worden, 9 : 22. Hiermede is vanzelf ook de verhouding van den Heere Christus tot de wereld aangegeven, en de vijandige houding der wereld tegenover onzen Heiland. Daaruit vloeit voort, dat dus ook 's Heeren discipelen, gemeente, geloovigen, tot zelfverloochening en het loslaten van de wereld met hare goederen, bereid en genegen moeten zijn, 9 : 23, 24.

Page 21: Lucas evangelie

15

Daar is om 's Heeren wil eene tegenstelling ook tusschen de wereld met hare goederen, èn hen, waarom door hen gekozen moet worden: tusschen den Heere èn de wereld met hare goederen, tusschen het nu èn het straks, dit heden èn de toekomst, 9:25—27. Wie het hem aangename van dezen tijd, met de genietingen en goederen dezer wereld en dezes aardschen, tijdelijken levens, wil, kan 's Heeren discipel niet zijn. En wie daarom dat verkiest en vasthoudt, met voorbijgaan en loslaten van den Heere Christus en Zijn Woord en dienst, ziet zich straks door Hem verworpen, en in smart en ontbering verlaten, 9 : 26, 27. Deze onderscheiden, in Luc. 9 : 22—27 liggende momenten of gedachten worden in wat Lucas hfdst. 9 : 51 v.v. verhaalt, in hunne historische ver­werkelijking, of naar breedere aanwijzing en ontwikkeling, uiteen­gezet. Het is daarbij de Heere Christus in Zijne velerlei mis­kenning en bestrijding, Die ons geteekend wordt, in Zijn lijden op onderscheiden manier en van allerlei kant, tot Zijn ondergang ook in den dood des kruises; maar ook in Zijne opwekking en verheerlijking; en, daarmede samenhangend, de waarheid, dat om Zijnentwil opgegeven moet worden wat dezer wereld is. Gij kunt niet God dienen en den mamon, Luc. 16 : 13. Maakt uzelven buidels, die niet verouden, een schat, die niet afneemt, in de hemelen, waar de dief niet bijkomt, noch de mot verderft. Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn, Luc. 12 : 33,34.

II.

Het hoofddoel, dat Lucas zich bij en met zijn Evangelieverhaal gesteld heeft, is alzoo Christus-teekening, de voorstelling, mede­deeling, beschrijving van al hetgeen onze Heiland begonnen is beide te doen en te leeren, Hand 1 : 1 ; hetwelk hij zegt alles van den beginne met nauwkeurigheid eerst te hebben nagegaan, Luc. 1 : 3. Dit kan, reeds uit den aard der zaak, vgl. Joh. 21 : 25, moeilijk beteekenen, dat Lucas alle daden of wonderen, door den Heere verricht, en alle woorden, door Hem gesproken, beweert medetedeelen. Want wanneer hij van 's Heeren prediking te Nazareth alleen, behalve den tekst, Luc. 4 : 17—19, het woord in vs. 21 vermeldt, maar daarop veel uitvoeriger Zijne strafrede tot de inwoners van Nazareth weergeeft, mogen we uit dit laatste wel opmaken, dat hij ook van de voorafgaande Evangelieprediking wel

Page 22: Lucas evangelie

16

meer geweten heeft, dan het enkele woord, in vs. 21 opgeteekend, doch slechts den wezenlijken inhoud en het kernwoord te boek stellen wil. B 8) Hij geeft ook meermalen korte samenvattingen van 's Heeren doen, 4 : 40, 41; 9 : 7, 43 e.a., en van Zijn leeren, 4 : 44; 5 : 1, 17; 8 : 1 e.a., die het vermoeden wekken, dat hij veel breedvoeriger daarover had kunnen schrijven; vooral, wanneer wij daarbij denken aan allerlei detailbeschrijvingen, door hem daarnaast gegeven, en aan zijn opzettelijke vermelding in den aanvang, alles van tevoren met nauwkeurigheid nagegaan te hebben. Ook zal hij wel van feiten als de spijziging der 4000 kennis gehad hebben, vgl. Mare. 8 : l - 1 0 . w ) Heeft hij nochtans het verhaal daarvan achterwege gelaten, dan kunnen we ook daaruit afleiden, dat hij niet, wat het aantal betreft, alle 's Heeren daden en woorden heeft willen, noch meenen te verhalen, maar slechts die alle, welke noodig waren, den Heere naar Zijn ware wezen en grootheid in werk en woord ten volle te leeren kennen, en als te doen zien en hooren. Hij heeft uit alles, wat hij van 's Heeren daden en woorden wist, eene keus gedaan, om slechts een deel dier wonderwerken en gesprekken uitvoeriger medetedeelen, en wel zoodanig, dat de Heere Christus daardoor a.h.w. volledig beschreven werd. En hij heeft daartoe eene verhaalorde gevolgd, die geschikt geacht mocht worden, om daardoor allengs voller het beeld van den Heere Christus weertegeven, en eindelijk Hem naar Zijne heerlijke grootheid en volheid in wonderen en woorden, in machtsopenbaring,

^heilswerking, Evangelieprediking, Zelfvernedering, en verhooging, voor den geest te doen staan. Alleen maar legt Lucas er bizonderen nadruk op, dat hij alleen historie verhaalt, enkel wat metterdaad door den Heer gedaan en gesproken werd, beschrijft, zoodat Theophilus zich verzekerd mag houden van de waarheid van hetgeen hij aangaande onzen Heiland reeds vernomen had, en Lucas zelf zich a.h.w. borg stelt voor de betrouwbaarheid van wat hij gaat mededeelen, Luc. 1 :3, 4. Door zijne keus van stof en van orde van verhalen wordt aan de werkelijkheid van het verhaalde geenerlei afbreuk gedaan. Het niet-mededeelen van het een, maakt het wel vermelde niet onhistorisch, niet tot legende, noch tot verzinsel.68) Ook eischt de werkelijkheid van wat voorviel, niet, dat alles in stipte tijdrekenkundige volgorde medegedeeld wordt, om als waarheid te mogen gelden. Lucas groepeert en verbindt en ontwikkelt zoodanig, dat in geleidelijk voortschrijdende

Page 23: Lucas evangelie

17

beschrijving en teekening duidelijk een samenhangend geheel van 's Heeren openbaring naar wezen, in werk en woord, positie en wedervaren, gegeven wordt, en we niet maar feiten komen te zien, maar den Heere Christus Zeiven, gelijk Hij in Zijne werken en woorden als Zone Gods en Heiland der wereld Zich geopenbaard en gegeven heeft.

Om dat recht te doen, begint Lucas met de beschrijving van de aankondiging der geboorte van Johannes den Dooper, 1:5—25, en verhaalt hij later diens geboorte zelve, 1 : 57—80, en zijne werkzaamheid, 3 : 1—20, niet om die gebeurtenissen op zichzelve, maar vanwege hare beteekenis in betrekking tot den Heere Jezus en Diens geboorte en arbeid. Dat blijkt reeds uit zijne mede­deeling van het woord des engels Gabriëls, aangaande Johannes' roeping, 1 : 14—17, en uit wat hij van de ontmoeting van Maria en Elizabeth mededeelt, 1 : 39—56; voorts uit de overlevering van Zacharias' lofzang, 1 : 68—79, en uit de teekening van Johannes' arbeid en prediking, 3 : 1—17; en eindelijk uit de afsluiting van zijn verhaal van Johannes en diens optreden, 3 : 18—20, voordat hij met dat van 's Heeren openbare ambts­bediening aanvangt, 3 : 21 v.v.; vgl. ook 7:18 v.v., en 9:9. 6 9 ) Dit alles moet dienen om te meer het licht te doen vallen op den Heere Christus en Zijne geboorte, grootheid en arbeid, en alzoo Hem in het rechte licht te doen zien.

Daarom heeft hij ondertusschen ook de aankondiging van 's Heeren eigene geboorte verhaald, 1 : 36—38, en doen weten, dat Hij niet een menschenkind is als alle anderen, maar in gansch bizonderen zin Gods Zoon, 1 : 35; en deelt hij voorts ook die geboorte zelve mede, met hetgeen toen heerlijks en groots voor­viel en gezegd werd, 2 : 1—38; en geeft hij bovendien eene enkele geschiedenis uit de jonge jaren onzes Heilands, 2:41—51, teneinde alzoo te doen uitkomen, hoe de Heere reeds toen Zich kende en openbaarde.

En gaat hij vervolgens over tot het verhalen van 's Heeren openbare werkzaamheid, en vangt hij daartoe aan met de mede­deeling van Zijnen Doop, 3 : 21, 22, dan kunnen we uit de wijze, waarop hij dien Doop verhaalt, zien, dat hem daarbij hoofdzaak is niet de beschrijving van dien Doop zeiven,60) vgl. Matth. 3 : 13—15; Mare. 1 : 9, maar datgene, wat op dien Doop volgde: in het geopend worden van den hemel, nederdalen van

2

Page 24: Lucas evangelie

18

den H. Geest in zichtbare gedaante als een duif, en klinken van Gods stem, met wat zij zeide. 's Heeren grootheid wil hij alzoo in het licht stellen, Zijn ware wezen. Daarmede samenhangend, deelt hij vervolgens Zijn geslachtsregister mede, en duidt hij alzoo de universeele, heel de menschheid omvattende, beteekenis van Zijn Persoon en werk aan.

Bij 's Heeren verzoekingen door den duivel, daarna door hem verhaald, 4 : 1—13, doet Lucas Zijne onzondigheid en onver-leidbaarheid uitkomen. In welke ontbering ook verkeerende, 4:2 , hoezeer ook alles als voor het grijpen hebbende, 4 : 5, hoe ook geprikkeld, 4 :9—11, de Heere wankelde zelfs geen oogenblik. Mattheus geeft eene andere volgorde der 2de en der 3de ver­zoeking. De innerlijke waarschijnlijkheid pleit er voor, dat hij de historische volgorde der verzoekingen weergeeft, zoodat de duivel eerst op het laatst met zijne eigenlijke bedoeling voor den dag gekomen is, om daarop ook uit 's Heeren mond te hooren: ga weg van Mij, Matth. 4 : 10. Lucas heeft die verzoekingen dan in andere volgorde verhaald, misschien om eene idee als deze uit te drukken: eerst de verzoeking, die zich aansloot bij 's Heeren lichamelijk behoeftegevoel; dan de verzoeking, die bedriegelijk Hem het ontgaan van lijden en dood voorspiegelde, en alzoo berekend was op Zijn menschelijk opzien tegen den te onder-ganen smaad en schrik en strijd; vervolgens eindelijk de verzoeking, die zich richtte tot Zijn Zelfbesef, en die dat wilde prikkelen tot IJdele Zelfverheffing.61) In elk geval doet Lucas de grootheid en heerlijkheid des Heeren uitkomen, gelijk zij openbaar werden in Zijne onwankelbare standvastigheid tegen alle verleiding, wat Hem ook mocht deren, of wachten, of prikkelen.

Wanneer Lucas hierna aanvangen wil met de mededeeling van 's Heeren wonderwerking en prediking, om Zijne openbare ambts­bediening ten aanzien van, of onder het volk te teekenen, laat hij eerst nog voorafgaan eene korte beschrijving van 's Heeren arbeid, en van den indruk, dien Hij daarmede maakte, 4:14,15, om aldus te doen weten, van welken overweldigenden aard dat was: een roep ging er van uit, door het gansche omliggende land, en Hij werd geprezen door allen. Deze woorden schrijft Lucas niet doelloos. Maar hij geeft reeds dadelijk het karakter aan van hetgeen hij verder aangaande 's Heeren Evangelieverkon­diging en wonderdaden verhalen zal. Wij zouden in zeker opzicht

Page 25: Lucas evangelie

19

kunnen spreken van een kort program, °2) dat hij vervolgens gaat uitwerken, of van eene algemeene kenschetsing, die hij daarna door feitenbeschrijving rechtvaardigt. Allereerst geeft hij plaats aan het verhaal van 's Heeren optreden te Nazareth, 4 : 16—30. Evenwel niet, omdat die Nazareth-gebeurtenis tijdelijk den open­baren arbeid des Heeren ingeleid zou hebben, noch omdat Lucas dat gemeend zou hebben, 4 : 23, 6 3) maar om alzoo terstond den Heere Christus te doen zien en kennen in Zijn wezen: Wie Hij is naar Zijn Persoon, naar de H. Schrift, naar eigen beweren,

, naar Zijn roeping en arbeid.64) Hij is de door Jesaja geprofeteerde Knecht des Heeren. Hij werd met den H. Geest gezalfd, als daar staat geprofeteerd. Hij kwam het Evangelie brengen, vrijheid en verlossing werken, genezing schenken, aan het arme, gevangene, ellendige, gewonde en gebrokene. Heel de profetie van Jes. 61:1,2 was in Hem, naar Zijn eigen woord, 4 : 21, vervuld, naar wat Hij was, en naar wat Hij deed of doen zou. Dat wenschte Lucas op den voorgrond te stellen. Daarom verhaalt hij dit optreden te Nazareth, ofschoon eerst later vallende, wat orde van tijd be­treft, vóór alle andere woord of werk des Heeren. Zijn verdere verhaal zal de ontvouwing als in deelen zijn van deze Zelfopen­baring des Heeren, of de in het lichtstelling van de waarheid daarvan, door mededeeling van bizondere feiten, van bepaalde wonderwerken en Evangeliewoorden des Heeren. Wat Lucas dus verder aan mededeeling van 's Heeren werken en woorden volgen laat, moet bezien worden in het licht van deze Zijne Zelfopen­baring te Nazareth. Het dient als tot toelichting en bevestiging van die Zelfopenbaring des Heeren, en geeft in daden te aan­schouwen, welke heerlijke volheid des heils in en met den Heere Christus en Zijn werk geschonken is, en wat die Zelfopenbaring des Heeren te Nazareth aan verlossing en zegening in zich bevat voor het in zichzelf geheel ellendige en verlorene, lichamelijk en geestelijk.

Maar de Heere Christus zal, ondanks Zijn heilswerk en Evangelie­prediking, door Israëls volk en de menschheid als zoodanig of in hun geheel, toch niet aangenomen worden voor wat Hij wezenlijk is. Hij zal worden wederstaan en verworpen, zelfs ook tot den dood des kruises. Lucas wijst ook daar nu op, door vrij uitvoerig mee te deelen 's Heeren verwerping door de inwoners van Nazareth, en Zijn woord dienaangaande.65) Zoo kan die verwerping van den

Page 26: Lucas evangelie

20

aanvang gezien worden in Schriftlicht, en als in overeenstemming met wat 's Heeren gezanten en dienaren ook reeds van ouds ondervonden hebben, en dus als vervulling van profetie. Als algemeen niet-aangenomen en lijdenden Christus doet Lucas Hem terstond aan ons zien.

Wanneer Lucas zijne detailteekening van den Heere Christus in de beschrijving van bepaalde wonderen en redevoeringen des Heeren nu aanvangt, en de uitwerping van een duivelschen geest uit een armen lijder verhaalt, 4 : 31—37, bedoelt hij Hem alzoo in de eerste plaats voor te stellen als Die volle heerschappij heeft ook over het duivelenrijk, en dientengevolge volkomen Verlosser des menschen is ook van de overheersching door de booze geesten.66) Zelfs de duivelen kenden Hem en vreesden Hem. Maar hoe boosaardig deze bepaalde booze geest ook wezen mocht, zooals bleek uit zijn woeden tegen zijn slachtoffer, dat hij zelfs bij zijn uitgaan nog zocht te schaden, zooveel hij vermocht, en dat hij zoo mogelijk ook toen nog verderven wilde, 4:35, moest hij nochtans onverwijld en onvoorwaardelijk aan 's Heeren woord gehoorzamen, dat met een enkel machtsbevel hem deed zwijgen en onwederstandelijk uitdreef, 4 : 36. En de ongelukkige werd ongedeerd en heerlijk bevrijd.

Maar niet alleen is de Heere Christus Verlosser des menschen van geestelijke overheersching en ellende, doch ook van lichamelijk lijden. Hij werpt duivelen uit, en breekt satans heerschappij en vernieling, maar geneest ook van krankheid des lichaams, van ziekte van allerlei aard. Ten blijke daarvan deelt Lucas in de tweede plaats mede een geval van lichamelijke gezondmaking, door den Heere gewerkt, 4 : 38, 39, in het verhaal van Zijne oprichting van Simons schoonmoeder, die Hij van zware koorts herstellen deed, wederom door Zijn gebiedend woord slechts.67)

De Heere Christus redt alzoo den ganschen mensch, lichamelijk en geestelijk beide, en betoonde Zich een volkomen Zaligmaker, Die zoowel de heerschappij der duivelen te niet doet, al lichamelijke krankheid wegneemt. En om die tweeërlei verlossing des menschen door den Heere te doen zien, en alzoo de volkomenheid van Zijn verlossingswerk in het licht te stellen, daartoe heeft Lucas nu deze twee wonderwerken des Heeren verhaald; terwijl hij eerst de uitwerping des duivels teekende, als grooter machts­openbaring des Heeren, en redding uit erger ellende, maar daarop

Page 27: Lucas evangelie

21

ook laten volgen het verhaal van Zijne genezing van koortslijden, als blijk van de volheid der verlossing, die de Heere werkt voor den geheelen mensen en uit allen nood.

Deze beide gevallen stonden echter niet op zichzelve. Het waren maar niet twee losse reddingen zonder meer. Lucas heeft ze verhaald als typen. Daarom voegt hij er terstond bij de mede­deeling, dat de Heere vele dergelijke lichamelijke, 4:40, en geestelijke verlossingen, 4 : 41, werkte,68) en dat niet slechts te Kapernaum, 4 : 31, doch ook in de andere steden, 4 : 42, 43, en in het geheele Joodsche land, 4 : 44. 8 9) De inhoud der verzen 4:40—44 dient dus, om het algemeene der in 4 : 31—39 beschreven bevrijdingen te doen kennen, zoowel wat het aantal en den aard der gevallen betreft, 4 : 40—41, als wat de plaatsen aangaat, 4 : 42—44. Terwijl dus Lucas' verhaal in 4:31 —39 dient om te typeeren, moet dat van 4 : 40—44 a.h.w. generaliseeren, en wel in genoemd tweeërlei opzicht. Beide groepen verhalen in onderling verband, hebben de strekking, om de volkomenheid der hulp en behoudenis, door God in den Heere Christus geschonken, voor te stellen, en de grootheid en heerlijkheid van 's Heeren macht en kracht en ontferming. „Wat Zijne liefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermogen niet." Hij heeft volle heerschappij over al wat schepsel is, en oefent Zijn vermogen uit tot bevrijding van het ellendige, dat zijn toevlucht tot Hem neemt, van welken aard die ellende dan ook zij, en overal waar men tot Hem vlucht.

Deze gedachtenrijke ordening van zijn verhaal, wier opzette­lijkheid te meer blijken kan uit de chiastische verbinding der verhalen in 4 : 31—41, kan opnieuw doen ontwaren, dat Lucas maar niet gedachteloos verschillende verhalen naast elkander stelt, noch ook tot hoofddoel heeft, in strikt chronologische volgorde te verhalen, doch dat hij van wat de Heere deed en sprak, een zakelijk geordend verhaal wil geven, zooals het meest beantwoorden kon aan den eisch, om in geleidelijken voortgang en samenhang steeds rijker het beeld van den Heere Christus naar Zijne volheid te teekenen, gelijk Hij Zich groot en heerlijk in Zijne werken en woorden openbaarde.

Met het oog daarop geeft Lucas nu vervolgens het verhaal van de wonderbare vischvangst, 5 : 1—11. Zijne bedoeling daar­mede is wederom niet voornamelijk, geschiedkundige opeenvolging van gebeurtenissen aan te duiden, waarom hij ook alle tijdsopgave

Page 28: Lucas evangelie

22

achterwege laat. Ook is het hem nu niet in hoofdzaak te doen, om de roeping van Simon en anderen tot 's Heeren bizondere discipelen, te beschrijven. Hij spreekt nu zelfs niet eens van een. bevel des Heeren aan hen om Hem te volgen, hoewel hij wel dat volgen als feit mededeelt, 5 : 11, zonder echter te zeggen, dat dit de aanvang van hun volgen van Hem in bizonder discipel­schap was. Maar in aansluiting aan hetgeen hij in het vorige hoofdstuk van 's Heeren machtsopenbaring en grootheid verhaald heeft, gaat hij nu voort de hoogheid des Heeren voor te stellen, gelijk die uitkwam in Zijne beschikkingsmacht ook over hetgeen zich in de zee beweegt.70) Zelfs de visschen in de diepte der zeewateren, zijn niet alleen voor Hem niet verborgen, maar staan onder Zijne heerschappij, dat Hij ze doet komen waar Hij wil, en geeft aan wien, en wanneer Hij wil. Dat we hierbij niet maar enkel aan eene werking van 's Heeren kennis denken moeten, maar ook van Zijne beschikking,71) kan reeds afgeleid worden uit Simons ontroering en uitroep, 5 : 8—10a,7Ï) en blijkt duidelijk uit 's Heeren woord daarop tot Simon, 4 :106. En met het verhaal van die verbazing van Simon en van de anderen, en van 's Heeren woord tot dezen, doet Lucas uitkomen, dat ook hij nu bedoelt, de macht des Heeren, Zijne alomvattende bevoegdheid en mogend­heid van beschikking, aan te wijzen, gelijk zij in de heerschappij ook over de visschen in de zee zichtbaar werd. Alles staat onder 's Heeren bevel. En Hij stelt het naar Zijne wijsheid en vrijmacht ten dienste van de Zijnen, en geeft het, voorzoover dat noodig is, aan Zijne dienaren. Ten blijke daarvan voerde Hij nu deze buitengewone vangst visschen aan Simon en de anderen toe. De Heere gaf daarmede tevens zinnebeeldig onderricht, met be­trekking tot der discipelen Evangeliearbeid, 5 : \0b. In dien arbeid kwam de vrucht of zegen van Zijne beschikking. Van Hem alleen moesten de discipelen het ook daarbij verwachten. Maar Hij zou dien arbeid ook wonderbaar rijk kronen, al was het op gansch andere wijze, dan de Zijnen het zouden denken. De discipelen en geloovigen konden en moesten zich geheel aan den Heere overgeven. Hij heerscht over alles. En die hoogheid en oppermacht des Heeren, en haar gebruik door Hem voor de Zijnen in hun dienst van Hem, wil Lucas met zijne teboekstelling van deze geschiedenis doen kennen. De Heere heerscht over de duivelen, en bevrijdt van hunne vernieling. Hij geneest ook van

Page 29: Lucas evangelie

23

lichamelijke krankheid. Hij is Heere over de gansche schepping. Hij kan daarom doen wat Hem behaagt.

Dat wil Lucas nu voorts doen zien door het verhaal van 's Heeren reiniging van een melaatsche, 5:12—16. Wederom wordt hierbij door hem niet van tijd gerept. Om tijdsorde gaat het hem ook bij dit verhaal niet. Maar dat de Heere alleen door Zijn machtig bevel ook de ongeneeslijke melaatschheid wegnemen kan, wil hij in het licht stellen. Dat blijkt mede daaruit, dat hij het erge dezer melaatschheid aanwijst, door uitdrukkelijk te zeggen, dat deze kranke vol melaatschheid was, 5 : 12; eene opmerking, die tegelijk bewijs leveren kan van de nauwkeurigheid, waarmede hij alles nagegaan heeft, zooals hij schrijft, 1:3; als ook van zijne zelfstandigheid in mededeeling dezer gebeurtenis. Mattheus, 8:1-4, en Mare. 1:40—45, berichten deze bizonderheid niet. Lucas is in dit verhaal dus niet maar afhankelijk van wat hij bij één hunner gelezen mocht hebben. Hij wil door die opmerking op de almachtig werkende reddings­kracht des Heeren te meer het licht doen vallen. Deze ongelukkige zegt: Heere, indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen, 5 : 12. En de Heere bestraft hem om dat woord niet, maar aanvaardt die erkentenis, en toont er de waarheid van aan door Zijn korte: Ik wil, word gereinigd, 5 : 13, waaraan ook de melaatschheid, zelfs in dit vergevorderde stadie, oogenblikkelijk gehoorzamen moest, 5:13. Niet alleen de visschen in de zee dus staan onder Zijne heerschappij, maar ook aan alle krankheid heeft Hij slechts te ge­bieden, en zij moet terstond wijken, hoe erg haar karakter ook zij, en hoever zij hare vreeselijke werking mocht hebben doorgezet.

Doch zoowel metaatschheidsreiniging als vischvangst, betreffen slechts het lichamelijke en stoffelijke. Maar de Heere werkt ook heerlijker wonderen, en verlossing van veel hooger waardij. Hij schenkt ook vergeving van zonden. Om dat te doen zien, verhaalt Lucas thans 's Heeren woord en doen ten aanzien van den door het dak voor Hem neergelaten lamme, 5 : 17—26. Daarbij is niet Zijne werking van lichamelijke herstelling het voorname, noch van die geschiedenis op zichzelve, noch van Lucas' verhaal dier gebeurtenis, maar 's Heeren verleening van schuldvergiffenis, 5:20. Daarover vielen de Schriftgeleerden en de Pharizeën, 5:21. Dat is het eigen privilegie Gods, 5 : 21. En ten bewijze, dat Hij ook tot die zondevergeving op aarde zoowel het recht, als de kracht heeft, schenkt de Heere daarop aan dezen kranke lichamelijk

Page 30: Lucas evangelie

24

herstel, 5 : 22—25. Hier is dus de lichamelijke genezing niet het eigenlijke. Zij moet thans dienen als kenmiddel. Zij is het mindere. Maar haar werkt de Heere, om te doen zien, dat Hij ook het hoogere doen mag en kan. Het zichtbare geeft Hij nu ten blijke van het onzichtbare. Maar het groote en uitnemende is thans, dat de Heere ook de zonden vergeeft, en alzoo de heerlijkste ver­lossing schenkt. — Dat Lucas ook nu weer niet zoekt, in nauw­keurige tijdsorde te verhalen, laat hij daarin uitkomen, dat hij slechts spreekt van: in één der dagen, 5 : 17. Hij wil echter in al opklimmende mate de grootheid en hoogheid en heerlijkheid van den Heere Christus en van Zijn verlossingswerk steeds vollediger teekenen, en ordent met het oog daarop zijn verhaal van 's Heeren wonderen en woorden.

Zoo vervolgt hij thans met het verhaal van Levi's roeping, 5 : 27—32. De hoofdgedachte daarbij is de aanwijzing, dat de Heere ook geestelijke genezing werkt, 5 : 31, d.w.z. innerlijke vernieuwing, of verlossing van de zonde, 5 : 32. Hij schenkt niet alleen kwijtschelding van de zondeschuld, maar maakt ook vrij van de zondemacht. De zonde zelve doet Hij te niet, evenzeer als hare droeve gevolgen van schuld en ellende naar lichaam en geest. Hij maakt den mensch volkomen vrij in den waren zin des woords, en verbreekt daarom voor en in hem ook alle banden van ongerechtigheid en verkeerdheid. Hij zet den mensch ook geestelijk om, maakt hem tot een in geestelijk opzicht ander mensch, vernieuwt en reinigt hem, en voert hem uit zijn verkeerde bestaan en doen uit, en doet hem tot een gansch ander bestaan en dienstwerk overgaan. Dat laat Lucas zien door zijne mededeeling van de geschiedenis van Levi's roeping. Dat betreft, zooals hij duidelijk aangeeft door zijne opteekening ook van 's Heeren woord in 5 : 31, 32, een geval van innerlijke reiniging, bekeering, vrij­making van de zonde en hare verdorvenheid, overvoering uit den dienst van zonde en verkeerdheid in Zijn gemeenschap en dienst. En zoo stelt Lucas naast zijn verhaal van de openbaring van 's Heeren zondevergevende macht, dat van het betoon Zijner hart­en leven-veranderende en vernieuwende werking. Zelfs een tollenaar, zoo diep verdorven, 5 : 30, 31, doet Hij breken met de zonde, en met zijn gewone doen, op eenmaal, en Hem volgen, met loslating van al het zijne, 5 :28, om als Zijn discipel voortaan Hem te dienen met geheel zijn persoon en bestaan.

Page 31: Lucas evangelie

25

Alzoo bewerkt de Heere eene gansche innerlijke omkeering, eene verandering van bestaans- en levenswijs. Hij brengt tot de vrijheid der kinderen Gods. Ook het gansche leven verandert Hij voor de Zijnen. De hoogste blijdschap doet Hij hen in Zijne ge­meenschap genieten. Om op dit gevolg de aandacht te vestigen, verbindt ook Lucas aan het verhaal om Levi's roeping door, en zijn volgen van, den Heere, onmiddellijk dat van 's Heeren gesprek over het vasten en den nieuwen wijn, die in nieuwe zakken gedaan moet worden, 5 : 33—39. De Heere noemt Zich duidelijk den Bruidegom, 5 : 34, 35, en zegt daarmede tevens, dat met Zijne komst en in Zijne gemeenschap, voor Zijne discipelen en geloovigen eene algeheele verandering ingetreden is. De oorzaak van droefenis werd weggenomen. Blijdschap werd voor hen aan­gebracht. Vreugde mogen zij genieten. Alle omstandigheden en verhoudingen werden door Hem en in Zijne gemeenschap voor hen omgezet.

En daardoor mogen zij niet alleen heilige blijdschap genieten in den heerlijksten zin, maar ook in vrijheid leven. Ter voor­stelling daarvan gaat Lucas nu voort met de mededeeling van wat de Heere aangaande den Sabbath sprak, 6 : 1—11. De sabbathsconflicten, die den Heere deze woorden deden spreken, openbaarden het verzet der Pharizeën tegen Hem; evenals ook reeds hunne afkeuring, dat Hij met tollenaren aanzat, 5 : 30; en hunne beschuldiging, dat Hij aan Godslastering Zich schuldig maakte, 5 : 21. De vraag naar het niet-vasten Zijner discipelen, deed ook reeds ontevredenheid over Zijn doen merken. Maar de eigenlijke zaak bij dit sabbathsgeschil is die der vrijheid, welke de Heere voor Zijne discipelen in Zijne gemeenschap aanbracht. Hier wordt niet gesproken van de vrijheid des menschen als zoodanig inzake het sabbathsgebod.7S) Niet de mensch als mensch, en los van den Heere Christus, maar de Zoon des menschen is Heere van den sabbath, 6:5. 7 4 ) En slechts in Zijne gemeenschap en dienst hebben ook Zijne discipelen of geloovigen vrijheid ten opzichte van het sabbathsgebod. Deze vrijheid is echter eene be­voegdheid tot weldoen, tot het werken van heil. Daarin worden zij door geene perken weerhouden. Met het oog daarop deelt Lucas niet alleen het sabbathsconflict over het arenplukken der discipelen, met 's Heeren woord toen> mede, 6 : 1—5, maar ook dat naar aanleiding van den man met de dorre rechterhand, en

Page 32: Lucas evangelie

26

diens genezing door den Heere, 6 : 6—11. Door dit tweede wordt het karakter aangegeven van de vrijheid, die 's Heeren discipelen of dienaren en geloovigen blijkens Zijn woord in 6 : 3—5, door en met Hem, en in Zijnen dienst hebben. Die vrijheid moet niet misverstaan worden. Zij is geene ongebondenheid, noch willekeur. Maar zij is eene bevoegdheid om heil te werken, en te doen wat behoudenis, leven, heilige vreugde brengt, 6 : 9.

Dat Lucas ook nu weer zakelijk ordent, en niet de tijdsorde van het verhaalde als richtsnoer voor den loop van zijn verhaal kiest, doet hij hier uitkomen, door dit tweede sabbathsconflict, 6 : 6—11, terstond na het eerste, 6 : 1—5, mee te deelen, hoewel hij uit­drukkelijk schrijft, dat het op een anderen sabbath voorviel, 6 :6 ; erwijl hij in 6 : 1 ook wel, vanwege den aard van het geval,

zegt, dat de botsing op een sabbath plaats had, maar voorts alle nadere tijdsbepaling weglaat. Maar in samenhang met het in 5 : 33—39 door hem verhaalde over het niet-vasten en de blijd­schap van 's Heeren discipelen in Zijne tegenwoordigheid bij hen, schrijdt hij in 6 : 1—5 voort tot de aanwijzing van de vrijheid, die de Heere voor de Zijnen in Zijnen dienst aanbracht, en stelt hij daarna in 6 : 6—11 het wezen dier vrijheid in het licht; zij is eene vrijheid om te redden, behoudenis te doen smaken, zegening te werken.

Hiermede heeft Lucas in zekeren zin reeds een volledig beeld van het werken van den Heere Christus geteekend, en Hem als van alle kanten in Zijn heilsarbeid doen zien. Eerst stelde hij Hem terstond voor in Zijne ware en volle wezen en Zelfopenbaring bij Zijn optreden te Nazareth. Daarna liet hij Hem zien als Over­winnaar over de duivelen, en Verlosser van hunne overheersching, maar tevens als Bevrijder van lichamelijke krankheid; en ver­haalde hij voorts, dat de Heere Zich dat alles betoonde in allerlei gevallen, en door het gansche land der Joden, overal. Vervolgens teekende hij Hem in Zijne grootheid als Beschikker ook over de visschen in de zee, en als den Reiniger van ongeneeslijke, droeve melaatschheid, als den Qoddelijken Schenker van vergeving van zonden, als Die ook de zonde zelve teniet doet, en hart en leven vernieuwt, daarom ook blijdschap werkt, en vrijheid schenkt, maar om heil te werken.

Nu gaat Lucas zijn verhaalstof afwisselen, om den Heere ook eenigszins te doen kennen naar Zijn onderwijs. Daartoe deelt hij

Page 33: Lucas evangelie

27

thans de z.g.n. bergrede mede. Hij spreekt wel van eene vlakke plaats, 6 : 17. Dit kan echter zien op een effen terrein op het gebergte,75) zoodat de naam „veldrede", door sommigen gekozen, wel onjuist zal zijn. In die bergrede treedt de Heere op als (| Souvereine Koning in het rijk Gods, 6 : 20, 22, 27, 46, 47, Die Zijne heilige rijkswet bekend maakt en verordent. Deswege heeft Lucas nog tevoren, 6 : 12—16, Hem geteekend in Zijne vrij­machtige verkiezing der twaalven, als Zijne koninklijke dienaren en trawanten, 6 : 13, en hoe Hij omringd was door eene groote menigte, die uit het gansche land samengestroomd was, de ver­lossende werking van Zijne koninklijke macht ondervond, 6:17—19, en nu met Zijn koninklijk woord werd verwaardigd, 6:20—7:19. Als een Koning, den van God gegeven Koning in het rijk Gods, mogen we Hem alzoo daar thans aanschouwen, in het midden der twaalven als Zijne troon- of rijksdienaren, en omgeven, als Koning, door eene niet te tellen volksschare.

En zoo spreekt Hij, naar Lucas' teekening, de bergrede uit, de grondwet a.h.w. voor het koninkrijk- der hemelen. Het speciaal Israëlietische laat Lucas in de mededeeling dier bergrede uit, of wat bizonder Gods oude volk en zijne ceremonieele wetten raakte. Zijne bizondere ordening bij de wedergave van deze bergrede kunnen we zien uit zijne groepeering. Tegenover 4 zaligsprekingen, staan 4 weeaankondigingen. En zoodanig viervoud van uitspraken vinden we insgelijks in de verzen 27 met 28, 29 met 30, 37 met 38; terwijl ook de verzen 32 —34 eene tegenstelling vormen, zij het dan ook niet eene viervoudige, met de voorafgaande; vgl. ook vs. 35. Ook voorts is deze bergrede, voorzoover Lucas haar mededeelt, een wel samenhangend, goed geordend geheel,7<) waarin de Heere eerst het lot der Zijnen, voor nu en in de toe­komst, aangeeft, 6 : 20—26, dan hunne roeping voorstelt, 6:27— 42, en eindelijk hun zijn, inwendig en naar zijne openbaring, kennen doet, 6 : 43—49.77) Hij heeft er dan ook telkens de tegenstelling bij genoemd, d.i. welk het doen en lot is, en zijn zal, van wie Hem niet als hun Heiland, Deel en Koning, geloovig aannemen, volgen, eeren.

Hierna keert Lucas terug tot de verdere beschrijving van 's Heeren wonderwerken. Bij het verhaal van de genezing van den dienaar van den heidenschen hoofdman te Kapernaum, 7 : 2—10, stelt Lucas in het licht, dat de Heere maar behoefde

Page 34: Lucas evangelie

28

te spreken, 7 : 7, 9, en ook zelfs op een afstand werkte Zijn woord genezing.

Zelfs is Zijne macht zoo groot, dat op Zijn bevel ook de dood zijne prooi weer loslaten moet, doet Lucas vervolgens weten, door zijn verhaal van 's Heeren opwekking van den jongeling te Nain, 7 : 11—15.

Hij blijkt alzoo ten volle de bij Jesaja door God geprofeteerde Messias, Die dat naar aanleiding van eene vraag van Johannes den Dooper, 7 : 18, 19, ook van Zich uitspreekt, en dat erkend wil hebben, 7 : 22, 23, gelijk Lucas vervolgens laat uitkomen door zijn verhaal van Johannes' boodschap, en van 's Heeren antwoord daarop, 7 : 18—23. En deelt hij daarna mede, wat de Heere aangaande Johannes den Dooper getuigde, 7 : 24—30, dan geeft hij aldus tevens aan, wat de Heere van Zijne eigene hoogheid aanduidde. De grootheid van Johannes als voorlooper, kan toch doen beseffen de grootheid van Hem, Wiens groote heraut Johannes was, en bij Wien vergeleken, zelfs Johannes nog betrekkelijk klein was, 7 : 28.

Na nog 's Heeren gelijkenis en woord aangaande de onaan­doenlijkheid van Israêis volk, zoowel voor Zijn optreden en arbeid, als voor Johannes' boeteprediking, te boek gesteld te hebben, 7 : 31—35, verhaalt Lucas, hoe de Heere bij een Pharizeër, Simon geheeten, gezalfd werd door eene vrouw, 7 : 36—50. Het groote punt daarbij is, dat de Heere Christus hier a.h.w. geheel treedt in de rechten Gods. Hij vergeeft aan deze vrouw niet alleen hare zonden, 7 : 48, maar verklaart dat ook in ver­band met het geloof dezer vrouw in Hem, 7 : 50, en vanwege haar lief betoon jegens Hem, 7 : 47, 38. 7 8)

Zoo heeft Lucas, na zijne teekening van den Heere in 4:16— 6 : 11, Hem al verder doen zien in Zijne koninklijke hoogheid, zooals Hij souverein Zijn discipelen of apostelen koos, en de grondwet voor het koninkrijk Gods proclameerde, door Zijn machts­bevel ook in de verte, wie in Hem geloofde, uitredde, en zelfs den dood noodzaakte, zijn slachtoffer weer af te staan, klaar Zijn Messiaspretentie deed kennen, en ook optrad als in Gods plaats, 6 : 12—7 : 50.

Hij deelt vervolgens mede, dat de Heere al maar Zijn Evan-geliearbeid uitoefende, mede door middel Zijner discipelen, 8 : 1 , vergezeld en in dankbare liefde gediend door vrouwen, 8 : 2 ,3;

Page 35: Lucas evangelie

29

om daarna weder een proeve van 's Heeren onderwijs te geven, 8 : 4—21, waarin de Heere aanwijst, hoe het woord des Evan­gelies of des koninkrijks werkt, 8 : 4—15, en moet werken, 8 : 16—18, en hoe 's menschen houding daartegenover zijne verhouding tot Hem bepaalt: 8 : 19—21. Alleen wie Gods Woord kennen en doen, zijn Zijn ware verwanten, 8 : 21.

Hierop nogmaals overgaande tot voorstelling van 's Heeren grootheid, zooals die in Zijne wonderwerken uitkwam, beschrijft Lucas voorts, dat de Heere ook over storm en golven te gebieden heeft, zoodat zij op Zijn bevel zich dadelijk nederlegden, 8:22—25. Zelfs eene menigte verwoede duivelen, hoe geweldig ook, voelden zich door Hem genoopt, den bezetene te verlatene, en moesten van Hem zelfs verlof vragen, in zwijnen te mogen varen, ter­wijl hun slachtoffer volkomen door den Heere genezen werd, 8 : 26—39. En trekt Hij Zich, verworpen, en gevraagd, weer heen te gaan, terug, zoo blijkt God voor Zijne eere te zorgen, Die Hem alzoo juist op tijd terugkeeren doet, om Zijne macht tot redding uit te oefenen in de opwekking van Jaïrus'dochtertje, 8 : 40—56, en op weg naar diens huis ook nog eene 12 jaren lange kranke vrouw, die alleen maar Zijn kleed van achteren geloovig aanraakte,79), genezing te doen ontvangen, 8:43—48.80)

Ook Zijne twaalven kon de Heere toerusten met de kracht en de macht, om volle verlossing te werken, alle duivelen uit te werpen, de ziekten te genezen, het Evangelie te verkondigen met kracht van geldigheid voor God, 9 : 1—6. En zoovele en zoo groote wonderdaden geschiedden door Hem en hen, dat zelfs Herodes er van onder beangstigenden indruk kwam, 9 : 7—9. Ten laatste spijzigde Hij zelfs duizenden met vijf brooden en twee visschen, 9 : 10—17. Hij openbaarde Zich daarmede als Schepper, Die alles vermag.

Met het verhaal dezer wonderbare broodsvermeerdering ter verzadiging van duizenden, heeft Lucas de teekening van 's Heeren grootheid, zooals Hij vooral in Zijne wonderwerken zich betoonde, voltooid. Daarom vermeldt hij thans, hoe de Heere Zijne discipelen er toe bracht, Hem ook als den Christus Gods te belijden, 9:18—21. Daarmede is de bergtop bereikt. Nu treedt eene wending in. In zeker opzicht kunnen we zeggen, dat het nu voor den Heere gaat van lijden tot lijden, steeds meer, al erger. Het beschrijven van wonderwerken des Heeren vermindert nu in Lucas' verhaal.

Page 36: Lucas evangelie

30

Het vertoont voortaan ook een ander karakter, en geschiedt veelal meer om de aanleiding tot een volgend gesprek mee te deelen, dan om de teekening zelve van 's Heeren machtsopenbaring, 's Heeren onderwijs treedt nu op den voorgrond; en de voorstelling van Zijn velerlei lijden in toenemende mate, tot eindelijk de kruisdood komt; maar dan volgt ook Zijne opwekking en verhooging. Daarmede gaat gepaard en hangt samen de teekening van de zelfverlooche­nende houding, en bestreden verhouding, der Zijnen in deze wereld, en de aanwijzing van den eisch inzake hunne gezindheid en gedraging tegenover deze wereld met hare goederen, 's Heeren woord tot Zijne discipelen, 9 : 22—27, laat Lucas hierbij als algemeene aanduiding van zijn verdere verhaal voorafgaan.

Bij Zijne verheerlijking op den berg, waarbij de Heere wederom met Zijne eeuwige heerlijkheid omkleed werd, en in Goddelijke majesteit uitblonk, 9 : 28 - 36, aanvaardde Hij het lijden als opnieuw, en bleef Hij dat onveranderlijk verkiezen, 9 : 31, 36a. En als Hij dan van den berg afdaalt, ziet Hij Zich dadelijk weer omringd door diepe ellende en groote verkeerdheid. Hij stuit terstond op het schrikkelijk werk des duivels, maar ook op allerlei boosheid der menschen, en zelfs op het ongeloof Zijner discipelen, 9 : 37—43. Hoe smartelijk Hij Zich daardoor aangedaan voelde, openbaarde Hij in Zijne klacht, 9 :41. En wel werkt Hij ook nu verlossing, 9 : 42; maar dat Lucas thans vooral het lijden des Heeren voorstellen wil, blijkt ook daaruit, dat hij de tweede lijdens­aankondiging des Heeren als aan deze geschiedenis verbindt, 9 : 43, 45. Het is vooral de sterke tegenstelling tusschen 's Heeren heerlijkheid op den berg, en Zijne terugkomst in zulk een milieu, die treffen moet. Ondertusschen zinnen Zijne discipelen op aardsche grootheid, en twisten daarover met elkander in eerzuchtig, naijverig zoeken, 9 : 46 — 48, en blijken dus Hem en hunne roeping nog weinig te kennen. Een, die in Zijnen naam duivelen uitwerpt, verbieden zij, uit misverstand, dat zelfs, 9 : 49, 50. Samaritanen nemen Hem niet op, 9 : 51—56. Zijne discipelen zouden toen met vuur uit den hemel hebben willen verderven, 9 : 54, 55. Hij heeft niet waar Hij 't hoofd nederlegge. En wie Zijn discipel wil zijn, heeft ook om Zijnentwil alles lostelaten, 9 : 57—62. Als alle krachten spant Hij in tot redding des volks, ook door uitzending van nog zeventig, 10 i 1—4, maar Hij wordt toch veelszins en door het volk als zoodanig, verworpen, 10 : 5—16,

Page 37: Lucas evangelie

31

ondanks de machtige wonderen ook door deze Zijne gezanten, 10: 17—20; hoewel daar toch door Gods beschikking ook steeds zijn, die Hem aannemen, 10 : 21—24. Een Wetgeleerde durft Hem verzoeken, 10 : 25—37; Martha waagt Hem te berispen, 10 : 38—42, uit te groote bekommernis over dit aardsche, 10 : 41. In verband met dit laatste, deelt Lucas daarna het onderricht mede, dat de Heere aan Zijne discipelen inzake het gebed gaf, 11 : 1—4, om hen te leeren in alle omstandigheden hunne nooden en behoeften met stil vertrouwen biddend Gode bekend te maken, Die dan verhooren en hulp verleenen zal, 11 :5—13. Vervolgens verhaalt hij, hoe de Heere, een duivel uitwerpende, beschuldigd werd, door den overste der duivelen dat te doen, 11 : 14—26; aandringen moest, om toch het hooren en bewaren van Gods Woord te beschouwen als datgene, waar het voor de zaligheid op aankomt, 11 : 27, 28; gevraagd werd om een legitimatie-teeken, 11 : 29—36, ondanks Zijne vele wonderwerken; om het niet wasschen van Zijne handen vóór den maaltijd, door Zijn Pharizeër-gastheer met bevreemding werd aangezien, 11 : 37, 38; tengevolge waarvan Hij Zijne strenge rede hield tegen het hangen aan het uitwendige, met verloochening van het innerlijke en wezenlijke en de barmhartigheid, door Pharizeën en Wetgeleerden, 11 : 39—52, die Hem in Zijne woorden zochten te verstrikken, 11 : 53, 54. Hij waarschuwt tegen geveinsdheid, 12 : 1—3; troost de Zijnen over hun gevaarlijken en kommervollen toestand in deze wereld, 12 : 4—7; vermaant, Hem niet te verloochenen, 12 : 8—12; wordt opgevorderd, Zich als Rechter van wereldsche aangelegenheden opte werpen, 12 :13, 14; komt dan op geldlief de, en het zoeken van stoffelijke, aardsche goederen, 12 : 15-34; dringt aan op trouw in Zijnen dienst, 12 : 35—48, en om den aard van Zijn heilsarbeid, met den tegenstand, dien Hij vindt, niet voorbijtezien, noch te miskennen, 12 : 49—59. Hij moet de meening van eigene voortreflijkheid bestrijden bij wie Hem den vreeselijken dood van sommige Galileërs door Pilatus, melden, 13 : 1—5; stelt de vruchteloosheid van Zijn arbeid onder het volk voor oogen, 13 : 7—9; wordt zijdelings bestraft, wanneer Hij een 18-jaren lange lijderes verlost en geneest, 13 : 10—17; wijst op den geringen aanvang van het koninkrijk Gods, dat echter groot zal worden, 13 : 18—21; spoort aan tot ernst en Godsvrucht, wil men niet straks door Hem afgewezen worden, 13 : 22—30; en

Page 38: Lucas evangelie

32

moet hooren, dat Herodes Hem zoekt te dooden, 13 : 31—35. Pharizeën nemen Hem op sabbath bij een maaltijd waar, of Hij een, aldaar voor Hem aanwezig waterzuchtig man, genezen zal, 14:1—6. Bij die gelegenheid geeft Hij aan genoodigden, 14:7—11, en noodiger, 14 : 12—14, lessen tot betoon van ootmoed en barmhartigheid, en stelt Hij door eene gelijkenis in het licht, wie niet, en wie wel de zaligheden van het koninkrijk Gods smaken zullen, 14 : 15—24. _Het komt, om Zijn discipel te kunnen zijn, en deel aan Zijn heil te kunnen hebben, aan op volle breuke met dit wereldsche, 14 : 25 — 27, bewust, beslist, met weloverwogen keus, 14 : 28—35. Wat voortreffelijk is in eigen oog, en naar uitwendigen schijn, stelt zich tegen Hem, Die het verlorene en verworpene opzoekt en aanneemt, 15 : 1—32; voorts aanwijst, dat het aardsche goed gebruikt moet worden met het oog op de eeuwigheid, en voor het koninkrijk Gods en de burgers daarvan, 16 : 1—13; maar deswege met spot bejegend wordt door de Pharizeën, 16 : 14, 15; dan de gestrengheid van de gerechtigheid van dat koninkrijk voor oogen stelt, 16 : 16—18; en zien doet, dat de rijke, die zijn goederen niet aldus gebruikt, maar alleen voor zich leeft, straks in bittere smart alles derft, terwijl de niet-getelde, ellendige, maar in God zijn leven hebbende, Lazarus dan de hemelsche zaligheden genieten mag, 16 : 19—31. Dus moet een ieder zich wachten, ergernis te geven, of ook maar den geringste van wie des Heeren zijn, ten verderve te werken, 17:1,2; heeft hij gering te denken van zichzelven, en daarom met barmhartige vergevensgezindheid vervuld te zijn jegens den boetvaardigen overtreder, 17 : 3, 4; toetezien, het levende geloof deelachtig te wezen, en daardoor zich te laten beheerschen, 17 : 5, 6; en steeds eigene verdiensteloosheid te blijven beseffen, ook bij den meest getrouw-volbrachten en zwaren arbeid, 17 : 7—10.

Geneest de Heere tien melaatschen, dan keert slechts één met dankende erkentenis tot Hem terug, en dat is nog maar een Samaritaan. Geen der negen Israëlieten voelde zich blijkbaar aan Hem in dank en liefde gebonden, 17: 11—19. Dat teekent het gemis van erkenning des Heeren bij Israël voor al Zijn heilsarbeid aan en onder dat volk. Het is profetie ook voor de toekomst. Dan zal er evenzeer algemeen zijn een niet vragen naar den Heere, maar een leven naar den lust van eigen wil en vleesch, als in Noachs dagen, en bij Sodoms verwoesting, 17 : 20—37.

Page 39: Lucas evangelie

33

Bange tijden wachten daarom de geloovigen, die echter ook dan niet bezwijken moeten, maar in volhardend gebed zich aan God moeten blijven vastklemmen, Die gewisselijk hen verhooren en uithelpen zal, 18:1—8. Maar alle meening van eigene uitnemendheid en gerechtigheid zij verre, en schuldbesef en verslagenheid des harten zij aanwezig, 18 : 9—14, benevens de kinderzin, die ook het kleine doet aannemen, 18 : 15—17, en het hart niet onlos­makelijk bindt aan aardsche schatten, 18 : 18—30.

Thans deelt Lucas wederom eene lijdensaaankondiging des Heeren mede, 18 : 31—33, waarin de Heere evenwel nog niet door Zijne discipelen verstaan werd, 18 : 44, in weerwil van al wat Hij gezegd, en ook reeds ondervonden, had; en welke aan­kondiging van Zijn lijden nog uitvoeriger en concreter is dan die in 9 : 22 (en 44). Lucas stelt haar hier, met het oog op het bizondere lijden, dat de Heere te Jeruzalem ondergaan zou, en dat Hem weldra wachtte, zooals Lucas nu verder verhalen zal. Zoo dient 's Heeren lijdensaankondiging in Luc. 18 : 31—34 ter belichting van hetgeen Lucas verder schrijven zal. Punt voor punt zou zij, gelijk Lucas' verhaal het zal doen zien, verwerkelijkt worden. Maar den Heere overkwam het niet onverwacht. Hij wist vantevoren alles op het nauwkeurigst, en werd niet overweldigd, en was niet weerloos slachtoffer, doch bleek de Heere, Die met bewustheid en wil alles, tot het schrikkelijkste toe, aanvaardde. Evenwel is nu toch wat Luc. 9 : 28—18 : 30 bevat, eigenaardig tusschen 's Heeren lijdensaankondigingen in 9 : 22 (nog versterkt door hare herhaling in vs. 44) èn in 18 : 31—34, als ingeklemd. Daardoor komt de schaduw des lijdens op bizondere wijze op den inhoud van Luc. 9 : 28—18 : 30 te vallen. Dat lijden begint met 's Heeren onveranderlijke en als hernieuwde lijdensaanvaarding op den berg, 9 : 30, zoodat Hij Zijne Hem toen als hergeven heerlijkheid weer aflegde, op aarde achterbleef, 9 : 36, van den berg afdaalde, 9 : 37, en toen terstond Zich weer midden in duivelsche boosheid en menschelijke ellende en verkeerdheid bevond, tengevolge waarvan Hem zelfs als 6ene zucht uit de ziel geperst werd, 9 : 41. En daarop laat Lucas telkens wederom zien, hoe daar lijden door den Heere verduurd moest worden, van allerlei kant, in onderscheiden opzicht, op verschillende manier. Alzoo bleek daar eene tegenstelling tusschen den Heere Christus en deze wereld, met haar personen, verhoudingen, denken, leven,

3

Page 40: Lucas evangelie

34

zoeken en doen, welke tegenstelling zich op velerlei wijze kennen liet Zij deed de wereld met wat van haar was, zich verzetten tegen den Heere, en zoo het kruis voor Hem oprichten. Daar­mede was vanzelf ook bepaald de positie van 's Heeren discipelen, dienaren, geloovigen, gemeente, in deze wereld; en tegelijk ge­geven, wat zij in deze wereld te verwachten hebben en ondervinden zullen; alsmede, hoe zij tegenover deze wereld met hare goederen te staan en te leven hebben; waarom dat ook herhaaldelijk weer ter sprake komt, en voorgesteld wordt in menigerlei vorm. 's Heeren koninkrijk is niet een rijk dezer wereld, noch van aardsche goederen, 's Heeren discipel is met en om Hem ook als een vreemdeling in deze wereld, 9 : 57—62; heeft daarom met Hem ook te lijden, 12 : 4 ; aftezien van het jagen naar het goed dezer wereld, 12 : 29—31; met alles, wat hij heeft, te arbeiden voor het eeuwige en hemelsche, 16 : 9—13; 12 : 33; zijn deel in de hemelen te verwachten, 16 : 25; 18 : 29, 30. Vgl. Luc. 9:23—26. Tegelijk wordt met een en ander tevens openbaar, voor wie de Heere Christus het Evangelie brengt, en heil werkt: voor hetgeen in deze wereld niet geteld wordt, verworpen en ellendig is, in zichzelf verloren en schuldig; vgl. 4 : 17-19. Deze waarheid komt daarom ook telkens in Luc. 9 : 28—18 : 30 aan het licht, op velerlei wijs, Luc. 10 : 21; 13 : 16; 15; 16 : 20—32; 18 : 16, 17.

Uit het zeggen, meermalen, van Lucas, dat de Heere naar Jeruzalem op weg was, 9 : 51; 13 : 22; 17 :11; vgl. ook 18 : 31, kan ook nog blijken, dat het hem in zijn verhaal, 9:28—18:30, te doen is, om te laten zien, hoe veelvuldig reeds vooraf de schaduw van het lijden aan het eind te Jeruzalem, op den Heere Jezus viel.

Wanneer de Heere op deze Zijne laatste reis naar Jeruzalem het einddoel al meer nadert, en alzoo te Jericho aankomt, wijst Lucas, door het verhaal van 's Heeren genezing van den blinde aldaar, 18 : 35—43, er op, dat Hij ook daar en toen wederom Zijne macht en genade openbaarde, tot Godes lof, 18 : 43. Hij werkte nu echter wederom niet enkel lichamelijk heil, maar even­zeer geestelijke verlossing en zaligheid, zooals het verhaal van de Zachaeüs-geschiedenis doet zien, 19 : 1—10. En duidelijk spreekt Hij Zijn koningschap uit in de gelijkenis van den hooggeborene, die henenging om de koningsmacht te verwerven, 19 : 11—27. Metterdaad treedt Hij daarna als Messias-Koning op met Zijn

Page 41: Lucas evangelie

35

koninklijken intocht in Jeruzalem op een ezelsveulen, 19 : 28—40, alsook in Zijne oordeelsvoorzegging aan Jeruzalem, 19 : 41—44, en in Zijne tempelreiniging, 19 : 45, 46.

Hoezeer Lucas ook bij deze verhalen weer eene keuze doet, en meer zou kunnen mededeelen, wanneer hij dat wilde, kan afgeleid worden uit zijn woord in 19 : 47, 48. Daardoor dringt zich de vraag te meer op naar het doel van wat hij verhaalt. Bij het verhaal van de vraag der overpriesters en Schriftgeleerden om een legitimatiebewijs Zijner bevoegdheid, 20 : 1—8, is dat doel blijkbaar de teekening van de verscherping van het conflict tusschen hen en den Heere. Het blijkt ook uit 's Heeren gelijkenis van den wijngaardeigenaar, die verschillende dienaren, en eindelijk ook zijn zoon naar de landlieden zond, maar zelfs ook hem door hen niet ontzien, maar doodgeslagen zag worden, 20 : 9—18. Die verscherping van het conflict wordt ook zichtbaar in de strikvraag der Schriftgeleerden en overpriesters inzake de aan den keizer te betalen schatting, 20 : 19—26; en in die der Sadduceën omtrent opstanding en huwelijk 20 : 27—40; en in de vraag des Heeren daarop aan de Joodsche leidslieden en Schriftgeleerden, hoe de Christus tegelijk Davids Zoon èn Heere kon zijn, 20 : 41—44. De scherpe waarschuwing des Heeren tegen de Pharizeën, 20:45-47, getuigt eveneens van de felle botsing. Ondertusschen heeft de Heere telkens duidelijk Zijne Messias-pretentie en Konings-aan-spraken doen uitkomen, en met daad en woord, in beeldspraak en door handelwijs, Zijne hoogheid te kennen gegeven. Hij doet dat op andere wijze tevens in Zijn woord aangaande de arme weduwe, die twee kleine penningskens in de schatkist wierp, 21 : 1—4; en in Zijne teekening van Jeruzalems verwoesting; van de geschiedenis Zijner kerk; en van het oordeel ten jongsten dage, 21 : 5—36. Ook hierbij doet Lucas weten, nauwkeurige en meer omvattende kennis te hebben, 21 : 37, 38; dus niet alles te ver­halen, wat hij zou kunnen mededeelen; en alzoo met bedoeling te kiezen wat hij te boek stelt.

Ook in de lijdens- en opstandingsgeschiedenis deelt Lucas feiten mede, die wij noch bij Mattheus, noch bij Marcus beschreven vinden, en blijkt hij over zelfstandige kennis te beschikken. Hij weet b.v., dat het Petrus en Johannes waren, die door den Heere uitgezonden werden, om het Pascha te bereiden, 22 : 8; spreekt van 's Heeren aanzien van Petrus, waardoor deze gered werd,

Page 42: Lucas evangelie

36

22 : 61; geeft ons kennis van 's Heeren verhoor en bespotting bij Herodes, 23 : 7 v.v., enz. Daaruit kunnen we opmaken, dat hij ook bij zijn verhaal van 's Heeren ondergang in, en weder opkomen uit, den dood, zijne stof kiest en ordent met het oog op zijn groote doel: 's Heeren grootheid en heerlijkheid naar mogendheid en redding in het licht te stellen, door beschrijving van wat hij wist waarheid te zijn. — Door bizondere Satansinwerking op een van 's Heeren apostelen, geraakten de Joodsche oversten uit de ver­legenheid, hoe Hem in handen te krijgen, 22 : 1—6. Maar de Heere liet Zich niet verschalken, 22 : 7—13. Alles wist Hij van tevoren; maar rustig ging Hij onder alles voort, te zorgen voor de Zijnen, ook door de instelling van het Avondmaal, 22 :14—23; hen van hunne verkeerdheid vrij te maken, 22 : 24—30; voor hen te waken, en met name voor Simon te bidden en dezen te waarschuwen, 22 : 31—34, en hun aan te wijzen, wat komen zoude, 22 : 35—38. En wat het Hem ook kostte, welke benauwd­heid, en smartelijke ervaring Hij doorstaan en ondergaan moest, 22 • 39-46, Hij ging door, en gaf Zich, 22 : 47—53, onderwijl Hij ook nog Zijn vijanden hulp verleende, 22:51. Werd Hij ook door Petrus drie maal verloochend, Hij liet dezen niet los, 22 : 54—62; en verduurde voorts in stilheid alle beleedigingen, 22 : 63—65, en rechtskrenking, 22 : 66—68, hoewel Hij voor den Joodschen Raad uitsprak Wie Hij is, en wat Hij Zich be-toonen zal, 22 : 69—71. Ook voor Pilatus erkende Hij Zich den Koning der Joden, 23 : 1—3. Zijne grootheid en onschuld bleken zonneklaar, zoowel aan Herodes, 23 : 6—12, als aan Pilatus, 23 : 4, 5, 13—23, ofschoon deze laatste Hem eindelijk toch aan den volkswil en ter kruisiging overgaf, 23 : 24, 25. Op den weg naar Golgotha kwam 's Heeren grootheid nog uit in Zijn woord tot de Hem beklagende vrouwen, 23 : 26—31. En aan het kruis werd zij gezien zoowel in Zijn stille verdragen van allen smaad, 23 : 32—38, als in Zijn woord tot den eenen medekruiseling, 23 : 39—43; en evenzeer in wat er in het rijk der natuur, en bij Zijn sterven gebeurde, 23 : 44—49.

Daarna verhaalt Lucas nog 's Heeren begrafenis, 23 : 50—56; om vervolgens de opstanding des Heeren met Zijne verschijningen en hemelvaart te beschrijven, 24 : 1—53; waarbij het voor den Heere ging van heerlijkheid tot heerlijkheid, en Zijne grootheid schitterend aan het licht trad.

Page 43: Lucas evangelie

37

III.

Alsnu de beteekenis van het gevondene nog in eenige gevolg­trekkingen aanwijzende, moge ik Uwe aandacht eerst vestigen op wat een negatief resultaat genoemd zou kunnen worden. Indien n.m.1. de auteur van ons derde Evangelieverhaal inderdaad soortgelijken gedachtengang bij de ordening en de formuleering van hetgeen hij in dit boek mededeelt, gevolgd heeft, als boven geschetst werd, en het mij gegeven mocht zijn, althans in hoofdzaak de lijn zijner gedachten bij die groepeering en voorstelling der Evangeliestof, juist geteekend te hebben, dan vloeit daaruit voort, dat wij uit zijne verhaalstof en verhaalorde en verhaalbewoor-dingen ook bij afwijking van die in de Evangelieverhalen van Mattheus en Marcus, geenerlei gegronde conclusie afleiden kunnen ten aanzien van schriftelijke of mondelinge „bronnen", uit welke hij zijne stof, of ordening, of formuleering overgenomen zou hebben. Zijn persoon blijkt dan zoodanigen invloed geoefend te hebben op de keus van wat hij te boek gesteld heeft, en op den samenhang, dien hij tusschen de verschillende verhalen gelegd heeft, en op de wijze van beschrijving, welke hij gevolgd heeft, dat in deze uit afwijking van, of overeenstemming met, wat Mattheus en Marcus bieden, geene deugdelijk gevolgtrekking om­trent zijne litteraire „bronnen" gemaakt kan worden.81) Uit zijn niet-vermelden van daden of woorden des Heeren, ons door Mattheus of Marcus verhaald, volgt dan niet het onhistorische van die werken of gezegden; noch, dat hij er geene kennis van had; noch, dat hij ze voor onjuist hield. Hij kan het dan voor zijn doel onnoodig geoordeeld hebben, ze te verhalen. Evenmin volgt dan uit de andere volgorde en bewoording van wat hij schrijft, dat er onzekerheid heerschte omtrent hetgeen metterdaad geschied of gesproken was, en dat men desbetreffend in nevelen verkeerd zou hebben. „Voor wie het synoptisch probleem bestudeert, is Lucas' Evangelie het belangrijkste der drie", schrijft A. Wright. „Inderdaad", gaat hij voort, „mogen we met vertrouwen zeggen, dat but for St. Luke, het Synoptisch probleem nooit bestaan zou hebben. Want de verbindingen tusschen Mattheus en Marcus zijn vergelijkenderwijs eenvoudig, en gemakkelijk te verklaren. Slechts wanneer we Lucas lezen, rijzen de verwarrende vragen op, die het probleem vormen".9Ï)

Page 44: Lucas evangelie

38

Deze vragen echter verkrijgen een ander aanzien bij boven aan­gegeven werkwijze van Lucas, en moeten dan veelszins eene andere oplossing ontvangen. Het zgn. synoptisch probleem moet dan zelf vrijwel vervallen. Voor zijne oplossing heeft men zich dan veelal op een verkeerd standpunt gesteld, en koos men een verkeerd punt van uitgang. Veel arbeid, nu langer dan eene eeuw er aan besteed, was daardoor weinig meer dan waardeloos.8S) En aan de dusgenaamde twee-bronnen-theorie ontzinkt dan nog meer de vaste grond, om op te kunnen rusten. De overeenkomst en het verschil van stof, volgorde en uitdrukking in Lucas' Evan­gelieverhaal met die van Marcus en Mattheus, blijken aldus geene vaste lijnen aan te geven voor „bronnen"-bepaling, en „bronnen"-splitsing. Zij zijn niet voornamelijk uit gelijkheid óf onderscheiden­heid, en gelukkige, óf minder gelukkige, verbinding van schriftelijke of mondelinge bronnen ontstaan te denken. Maar het welbewuste zoeken van den Evangelist bepaalde zoozeer opneming, óf uit­lating, verbinding, óf scheiding, vorm en uitdrukking, van en bij ons derde Evangelieverhaal, dat in den auteur, en zijn doel en gedachtengang, meer dan in „bronnen" en hare verbinding zus of zóó, daarvan de oorzaak gezocht moet worden.

Alzoo treedt dan — en hiermede komen we tot de beteekenis in positieven zin van het voorafgaande betoog — in de tweede plaats, de auteur meer op den voorgrond, en komt deze beter tot zijn recht. Het zoeken naar onderlinge litteraire afhankelijkheid der Synoptici, heeft hen zoo „kleinlich" werkend doen schijnen: niet als menschen, die, aangegrepen en mede voortgedreven door eene hen als overweldigende realiteit, met klaar inzicht, en wetende wat zij wilden, naar een met heldere bewustheid gekozen doel, hun Evangelieverhalen neerschreven, om, in overeenstemming met dat doel, deze stof er in op te nemen, die er uit te laten, haar zóó of anders te ordenen, en in zulke bewoordingen, óf in andere vormen uit te drukken, maar als personen, die één of meer geschriften voor zich hadden, daarbij misschien nog een en ander van dezen of genen hoorden vertellen, en nu, los van eene levende werkelijkheid vol heiligen ernst, die ook hen aangreep, bezielde, en tot handelen en schrijven dreef, in hun afgesloten boekvertrekken, als meelijwekkende peuteraars, die gegevens in elkander gingen passen, vrij willekeurig en kleinzielig hier wat uitlatende, daar wat invoegende, ginds wat omzettende, elders

Page 45: Lucas evangelie

39

wat schavende en vijlende, en zoo armzalig knutselend, om maar hun boekje in elkaar te fabriceeren zoo goed zoo kwaad het ging, en er dan nog zulk een hoog woord over te voeren, als in den aanvang van ons derde Evangelieverhaal.Si) Dit wordt echter gansch anders bij eene beschouwing van Lucas' Evangelie­verhaal, als in het voorgaande werd uiteengezet. Dan blijkt ook Lucas een auteur, die een grootsch werk leverde, dat wel geordend is, een schoon geheel vormt, ééne groote gedachte belichaamt, die alles beheerscht, zoowel keuze van stof, als samenvoeging, en wijze van inkleeding. Dan is er geene tegen­strijdigheid tusschen wat Lucas beloofde, 1 : 1-4, en werkelijk praesteerde. Wie de waarheid niet aannemen wil van hetgeen ook Lucas verhaalt, heeft toch geen recht, zich voor die ontken­ning te beroepen op eene vermeende onbeholpen samenstelling en opbouw van zijn Evangelieverhaal, en daaruit zichtbare schaarschheid en onzekerheid van „bronnen". Lucas was geen ooggetuige van hetgeen hij in zijn Evangelieverhaal beschrijft. Dat zegt hij zelf, 1 : 2. Hij moest dus zijne kennis van anderen hebben. Maar hij beperkte zich, ter verkrijging van die kennis, niet tot een paar schriftelijke stukken, en wat mondeling hier of daar verteld mocht worden, om zich tevreden te stellen met dat in en door elkander te werken, aan elkander te verbinden, mogelijk eenigszins anders te formuleeren, en aldus een vrij onsamen­hangend werk te leveren, dat weinig zelfstandige waarde als historische bron zou hebben. Doch hij zocht en onderzocht waar, en wat hij maar kon, 1 : 3, en ging alles van den aanvang met nauwkeurigheid na, zoodat hij zich voor de historische juistheid en werkelijkheid van wat hij mededeelt, als persoonlijk borg stellen kan, 1 : 4; en hij heeft aldus een boek geschreven, dat metterdaad een geestelijk geheel is, vanwege ééne hoofdgedachte, die organisch alles verbindt, en plaats en vorm van alles be­paalt. Met kracht pretendeert Lucas dan ook, geschiedenis te doen kennen met alles wat hij schrijft, en wel op grond van eigen, zelfstandig, nauwkeurig onderzoek, 1 : 1—4.

Met de waardeering van den auteur gaat hand aan hand, die van zijn boek. Dat blijkt dan niet eene, deels in kleinigheden opgaande, gemaniëreerde omwerking van een Evangelieverhaal, dat we toch ook reeds bezitten (Marcus), aangevuld met stof, die we evenzeer elders vinden (Mattheus), en niet te best vereenigd

Page 46: Lucas evangelie

40

met wat nog uit andere bron te vermelden was, doch kan dan gezien worden als eene schoone compositie, welke door ééne groote gedachte gedragen, en in hare geheele vorming bepaald wordt. Noch als historie-mededeeling, noch naar litteraire samen­stelling, is het dan knutselwerk, dat bestaan zou uit niet zeer geschikt samengevoegde, en min of meer gewijzigde stukken geschrift, van elders overgenomen, en met mondelinge overlevering vermengd, of aangevuld. Het is dan gelijk aan een grootsch, naar vast, met meesterhand ontworpen, bestek opgetrokken gebouw, waarvan elk vertrek, elk onderdeel, elk versiersel zijn vorm en plaats ontving naar eisch van het geheel en diens bestemming, en dat ook eerst van zijne grondgedachte uit, recht in zijne schoonheid als geheel en naar verdeeling gewaardeerd kan worden. Het is van het begin tot het eind grootsch gedacht, en met kunstenaarshand geschreven, in dien zin, dat wat geschreven werd, naar stof, verband en zegsmanier, steeds dienstbaar is aan de schoone teekening van het Christus-beeld, welke Lucas geven wilde. Wat voor de volheid van die teekening, en om den Heere Christus recht in Zijne grootheid en heerlijkheid van genade en macht te doen aanschouwen, noodig was, nam hij op, en plaatste hij daar, en beschreef hij in dien vorm, als vereischt werd voor de zuivere, al voortschrijdende schildering van den Heere Christus. En hij liet weg, wat voor die volledige voorstelling niet onmisbaar was.85) Lucas' Evangelieverhaal bevat niet alles, wat hij van des Heeren daden en woorden wist, en had kunnen schrijven, als hij dat gewild had. Het geeft slechts een deel daarvan. Lucas laat dat meermalen merken. Hij geeft eene zoodanige hoeveelheid van 's Heeren wonderen en woorden, als noodig was, om Zijne grootheid in wezen en naar werk; betrekkelijk volledig te doen kennen; maar beperkt zich ook tot wat daarvoor vereischt werd. Lucas heeft, welbewust en opzettelijk, evenzeer als Johannes, Joh. 20 : 30, 31; vgl. 21 : 25, eene keuze gedaan uit al de stof, die hem ter mededeeling ten dienste stond, en slechts een betrekkelijk gering aantal kenmerkende gevallen en gesprekken en woorden van den Heere te boek gesteld, om daarmede Zijn doen en prediking als te typeeren; en deze gevallen in die volgorde en zoodanige menigvuldigheid, als geschikt en voldoende mocht heeten, om den Heere naar de volheid van Zijn Persoon, macht en verlossing voortestellen.

Page 47: Lucas evangelie

41

Vandaar kan Lucas' Evangelieverhaal ook nimmer met recht gebruikt worden, om de Evangelieverhalen van Mattheus en Marcus te bestrijden in hetgeen zij meer bevatten, dan Lukas verhaalt, of omdat Lucas' verhaalorde en inkleeding of uitdrukkingswijze iets verschilt van de hunne. Maar omgekeerd kan ook de be­trouwbaarheid en juistheid van het Evangelieverhaal van Lucas niet op goeden grond betwist worden, omdat die van Mattheus en Marcus iets anders bieden, of hetzelfde op eenigszins andere wijze. Dan zou het bizonder karakter van het Lucas' Evangelie­verhaal voorbijgezien en miskend worden. Dat is eene eenheid van bepaalde, eigenaardige samenstelling en strekking, waardoor het ongeschikt is, als strijdmiddel tegen wat Mattheus en Marcus verhalen, gebruikt te worden, en ontrefbaar voor wapenen, die men uit deze laatste er tegen wil fabriceeren en gebruiken. Wat Lucas in zijn Evangelieverhaal niet mededeelt, ontkent hij daar­mede niet. Wat hij eerder of later verhaalt, zegt hij daarmede nog niet, in historischen samenhang voortestellen. Zijne andere woordkeuze en voorstellingswijze is nog geene litteraire critiek van schoolmeesterachtigen aard, op wat Marcus of Mattheus en wie anders, schrijven. Een hooger doel stond Lucas voor oogen. Een verhevener Geest dreef hem. Rijker middelen had hij te zijnen dienste. En zoo bevat zijn boek een met zorg geteekend historie­beeld van den Heere Christus, waarvoor door hem uit de velerlei voor hem beschikbare stof het materiaal met oordeel uitgekozen en vereenigd en in dien bepaalden samenhang en vorm neerge­schreven is.

Daarom is een verder gevolg van boven ontwikkelden gedachten-gang van Lucas' Evangelieverhaal, dat wij den Heere Christus er duidelijker voor ons als uit te voorschijn zien komen in zijne volle heerlijkheid, mogendheid, heilswerking, Zelfovergave, Majesteit. Zijne geboorte wordt op bizondere wijze aangekondigd. Een op wonderbare wijze beloofde en verkregen heraut gaat Hem als wegbereider voor. Zelf wordt Hij niet op gewone wijze ontvangen. Gods Zoon blijkt Hij reeds uit Zijne ontvangenis. Zijne geboorte komen engelen boodschappen, die ook God vanwege die geboorte aanbiddend lof zingen. Reeds als knaap blinkt Zijne grootheid en Goddelijkheid door. Bij Zijnen doop daalt de H. Geest zichtbaar op Hem neder, en roept God Zelf Hem uit als Zijn geliefden Zoon. De satan moet voor Hem wijken, hoezeer Hem

Page 48: Lucas evangelie

42

ook aanvallend. En te Nazareth laat Hij Zich in eens in het volle Schriftlicht zien, en verklaart Hij Zelf, Wie en wat Hij is. In al Zijne heerlijke grootheid staat Hij daar terstond voor ons. En dan schetst Lucas Hem vervolgens naar de vele zijden van Zijne Goddelijke grootheid en heerlijke verlossingswerkzaamheid, als trek na trek, hoe Hij van de overheersching der duivelen bevrijdt, van lichamelijke ziekte geneest, heel het land door, de macht heeft over de visschen in de zee, melaatschheid wegneemt door een enkele werking van Zijn wil, de schuld der zonde kwijtscheldt, en ten bewijze daarvan ook den lamme doet wandelen, van de macht der zonde losmaakt, geestelijke blijdschap en vrijheid, bepaald tot weldoen, werkt, als Koning in het rijk Gods Zijn wetten geeft, reeds door Zijn woord alleen ook op een afstand krankheid doet wijken, den dood dwingt, zijne prooi weer los te laten, Zich als den beloofden Messias bewijst en uitgeeft, zelfs als in Gods plaats optreedt, den gang van Zijn Evangeliewoord teekent, over winden en wateren gebiedt, en die stil doet zijn, en, niet minder dan de woeste elementen der natuur, ook de verwoede duivelenscharen doet gehoorzamen aan Zijn wil, den dood weer terugdrijft, ongenees­lijke krankheid reeds doet verdwijnen bij de geringste aanraking van Zijn kleed, ook Zijn discipelen machtigt en bekrachtigt tot krankengenezing en duivelenuitwerping en Evangelieverkondiging, en alzoo, mede door hen, zulk eene menigte wonderen verricht, dat er een groote roep van uitgaat, en zelfs Herodes meent, dat dan wel de door hem onthoofde Johannes de Dooper uit de dooden moet opgestaan zijn; en Die ten laatste met enkele brooden en visschen duizenden verzadigt Hij pretendeerde en betoonde Zich alzoo den door God van ouds beloofden Messias, Die als zoo­danig volle macht heeft en oefende over duivelenrijk en allerlei krankheid des lichaams, zondeschuld en zondemacht, Goddelijke verordeningen, en rijk en schepselen en krachten der natuur, en dood. Niets bleek niet aan Hem onderworpen. Volle verlossing werkt Hij. Daarom beschrijft Lucas vervolgens, hoe de Heere toen ook Zijne discipelen bracht tot Zijne erkenning als den Christus Gods. Om Hem hierop in Zijn velerlei lijden voor te stellen, tot den dood des kruises toe, en in Zijn onderwijs met betrekking tot Zijn heilswerk, en wat aangaat de verhouding tusschen Hem en de Zijnen eenerzijds, en de wereld met hare personen en goederen andererzijds. In Goddelijke heerlijkheid blonk Hij uit op den berg,

Page 49: Lucas evangelie

43

maar Hij bleef lijden en ondergang vrijwillig en standvastig ver­kiezen tot verlossing Zijns volks en verheerlijking Zijns Vaders. En zoo daalt Hij weder zonder glans van den bergtop af, om dan dadelijk opnieuw te stooten op duivelenboosheid en menschelijke ellende en ongeloovigheid, en daarna steeds door op misverstand, tegenspraak, bestrijding, moeite en vervolging te stuiten, als van alle kanten, en op allerlei wijzen, in steeds toenemende mate, tot metterdaad verraad, gevangenneming, verloochening, ver­oordeeling, bespotting, kruisiging en dood komen, maar vervolgens ook opwekking en hemelvaart.

Zoo zien we ons dan den Heere Christus door Lucas geteekend in zijn gansche boek, van den aanvang tot het laatst, in de groot­heid van Zijn Persoon, macht, heil, Zelfovergave, verheerlijking. Het is een vol beeld van den Heere Christus, dat ons uit Lucas' Evangelieverhaal als tegemoet treedt. Lucas heeft, in waarheid-getrouwe beschrijving van hetgeen metterdaad geschied is , 8 t ) eene volledige, regelmatig afgewerkte teekening van den Heere Christus gegeven, die Zijne grootheid als naar alle kanten doet uitblinken.

Wanneer wij dit bedenken, is een ander gevolg, dat de over­eenkomst van den Heere Christus, zooals Hij door Lucas ons voorgesteld en beschreven wordt, met het beeld, dat Johannes ons van Hem in zijn Evangelieverhaal teekent, meer in het oog valt. Reeds in vroeger eeuwen is het onderscheid opgemerkt tusschen wat Johannes van den Heere Christus zegt, èn de Synoptici van Hem mededeelen.87) En in de vorige eeuw en daarna is dat verschil wel van dien aard geoordeeld, dat de historiciteit van Johannes' teekening van den Heere onbestaanbaar moest heeten tegenover die der Synoptici.88) De Christus-teekening der Synoptici zou Hem meer als mensch laten zien, maar die van Johannes als God. 8 9) Doch werd in de voorafgaande uiteenzetting Lucas' bedoeling en gedachtengang met en in zijn Evangelieverhaal juist gegrepen, dan blijkt alzoo, dat ook hij de grootheid van den Heere Christus in het licht heeft willen stellen, evenals Johannes, Joh. 20 : 31; daartoe slechts, gelijk deze, Joh. 20 : 30 ; 21 : 25, eene keuze gedaan uit het vele, dat de Heere gedaan en gesproken heeft, en waarvan hij kennis bezat, om het te hebben kunnen schrijven, wanneer hij dat gewild had; en beschrijft ook hij, zooals Johannes, Joh. 20:30; 2:11, de wonderen des Heeren, als teekenen

Page 50: Lucas evangelie

44

van Zijne Goddelijke grootheid en Messiaansche heerlijkheid; en geeft hij die als typen ter kenschetsing; terwijl het beeld van den Heere Christus, alzoo door hem ons voor oogen gesteld, in grootheid niet onderdoet voor dat, hetwelk Johannes ons te aanschouwen geeft Noch Lucas, noch Johannes streven naar volledigheid van mededeeling van alles wat de Heere verrichtte, of zeide. Evenmin bedoelt Lucas in preciese geschiedkundige orde wat voorviel, te verhalen,90) ook al volgt hij in groote lijnen de historische ontwikkeling van 's Heeren levensgang op aarde. Het is dezelfde Heere Christus, Die in het Evangelieverhaal van Lucas voor ons treedt als Die in dat van Johannes ons voorgesteld wordt Zelfs ook wat het wijzen van den Heere op Zich en Zijne grootheid betreft,91) kunnen we groote overeenkomst opmerken tusschen Lucas' Evangelieverhaal met dat van Johannes. Ik moet zijn in het huis — of: de dingen — Mijns Vaders, zegt Hij reeds als knaap, Luc. 2 : 49. Heden is deze Schrift(plaats) in uwe ooren vervuldt, luidt het dadelijk uit Zijn mond, wanneer Hij te Nazareth de profetie van Jesaja heeft voorgelezen, Luc. 4 : 21. Ik moet het koninkrijk Oods ook aan de andere steden verkondigen, verklaart Hij, Luk. 4 :43. Hij bestraft Petrus niet wanneer deze, in aanbiddende en huiverende verbazing zegt: ga uit van mij, want ik ben een zondig man, Luc. 5 : 8, maar zegt daarop zelfs: vrees niet, van nu aan zult gij menschen vangen, vs. 10. Ik wil, wordt gereinigd, spreekt Hij tot den melaatsche, Luc. 5 : 13. Opdat gij weet, dat de Zoon des menschen macht heeft op de aarde de zonden te vergeven, zegt Hij, om daarna den lamme te gebieden: sta op, neem uw beddeken op, en ga heen naar uw huis, Luc. 5 : 24. Hij stelt Zich voor als den Geneesheer, Luc. 5 : 31, 32, en den Bruidegom, Luc. 5 : 34, 35, als den Meerdere dan David, Die Heere is ook van den sabbath, Luc. 6:2—5, Wiens woorden geloofd en gehoorzaamd moeten worden, Luc. 6 : 46, 47, 49. Hij wijst het woord van den heidenschen hoofdman niet terug, Luc. 7 : 6—8, maar stelt diens geloof in Hem zelfs bewonderend aan Israël ter beschaming voor, vs. 9. Aan Johannes den Dooper laat Hij Zijne werken boodschappen, opdat deze daaruit, in samen­hang met de profetie aangaande den Messias, Hem kennen en erkennen zoude, Luc. 7:22, en Hij waarschuwt dezen, zich niet aan Hem te ergeren, vs. 23; terwijl Hij daarop in Zijn woord tot de schare over Johannes duidelijk uitkomen laat, hoezeer Hij dezen

Page 51: Lucas evangelie

45

in grootheid overtreft, Luc. 7 : 24—35. Hij bestraft Simon, Zijn gastheer, die Zijn profeet-zijn in twijfel trekt, omdat Hij Zich door eene groote zondares laat kussen en zalven, maar verklaart openlijk aan deze vrouw, in verband met haar geloof in, en liefdebetoon jegens, Hem, dat hare zonden vergeven zijn, Luc. 7 : 36—50. Niet vleeschelijke verwantschap, maar het hooren van Gods Woord, doet iemand Zijn moeder of broeder zijn, Luc. 8 : 19—21. Zelf brengt Hij er Zijne discipelen opzettelijk toe, Hem als den Christus Gods te belijden, Luc. 9 : 18—21. Hoe lang zal Ik u nog verdragen, zuchtte Hij ten aanzien van het ongeloovig en verdraaid geslacht, waarin Hij verkeerde, Luc. 9 : 41. Hij eischt, dat alles om Zijnentwil verlaten zal worden, Luc. 9 : 60; 14 : 26, 27. Het wee roept Hij uit over Chorazin en Bethsaïda en Kapernaum, die zich ondanks Zijne vele wonderen aldaar, niet door Hem hebben laten winnen, Luc. 10 : 13—15. Hij werpt de duivelen uit door den vinger Gods, Luc. 11 : 19; zegt, meer te zijn dan Salomo, Luc. 11 :31, en dan Jona, vs. 32, en dat Hij belijden zal voor de engelen Gods degenen, die Hem belijden voor de menschen, en ver­loochenen, die Hem verloochenen, Luc. 12 : 8, 9. Om den wille van Hem en Zijn woord zal heel de wereld in beroering komen, en verdeeldheid als in elk huis uitbreken, Luc. 12:51—53. Met het oog op dit een en ander kan moeilijk de voorstelling ge­handhaafd worden, dat wel in het Johannes-Evangelieverhaal de Heere Christus Zichzelven predikt, en gedurig eigen hoogheid voorstelt, maar dat dit weinig geschiedt bij de Synoptici, en ook bij Lucas.

Daar is alzoo geen wezenlijk onderscheid tusschen de teekening van den Heere Jezus bij Lucas (met de andere Synoptici) èn Johannes, al deelen zij ook verschillende feiten en gesprekken mede, en al heeft een ieder zijne eigene wijze van beschrijving. Het is zakelijk ook bij Lucas datgene, wat Johannes aldus uitdrukt: Jezus heeft nog wel vele andere teekenen gedaan,.... welke niet zijn geschreven in dit boek. Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij, geloovende, het leven hebt in Zijnen naam, Joh. 20 : 30, 31. Daarom stelt hij met grooten nadruk voorop de betrouwbaarheid van al wat hij verhaalt, en zegt hij, door voorafgaand, nauwkeurig, persoonlijk onderzoek van alles van den aanvang aan, zelf borg

Page 52: Lucas evangelie

46

te staan voor de geloofwaardigheid van het verhaalde, Luc. 1:1—4. Nu kan men toch wel de historiteit van hetgeen Lucas verhaalt,

loochenen, omdat men aan geene wonderen gelooft, en dus ook niet aannemen kan, dat de Heere Christus uit de dooden zoude opgestaan zijn, en alzoo Hem niet erkennen wil als den Zone Gods. Dat alles blijft hier onbesproken, en is ieders persoonlijke zaak. Doch als het gaat over de bedoeling van Lucas' schrijven, moet men niet, door vooropgezette ongeloofstheorieën en samen­stellingshypothesen, zijn Evangelieverhaal willen laten zeggen, wat het niet zegt, of ook duidelijk anders aangeeft, maar heeft men nauwkeurig acht te geven op wat hij zelf zegt, en met aan­dacht na te gaan, hoe en wat hij schrijft, om hem uit hemzelven te verstaan en te verklaren, en alzoo ook het doel en den ge-dachtengang van zijn Evangelieverhaal te grijpen naar zijn eigen voornemen en ideeën. En dan blijkt het ééne schoone prediking van den Heere Christus en Zijn werk en woord, in wel geordende indeeling en uitwerking, wezenlijk volkomen harmonieerend met die van Johannes' Evangelieverhaal, en waarvoor de stof door Lucas welbewust en opzettelijk zoodanig uitgekozen en geordend en geformuleerd werd, dat het onmogelijk is, daaruit met eenige nauwkeurigheid het aantal, den aard, de samenstelling, en den inhoud van zijne „bronnen" af te leiden. Daaruit blijkt dan het willekeurige, om het synoptisch probleem documentair,9S) d.w.z. eene kwestie van hoofdzakelijk schriftelijke bronnen, te noemen, en de twee-bronnen-theorie als zijne vrij wel bevredigende of althans voorname oplossing uit te geven.9S) Dergelijke voorstel­lingen doen grootelijks onrecht aan den auteur van ons derde Evangelieverhaal, en berusten ook op grove miskenning van het karakter en den inhoud van dat Evangelieverhaal, en van hetgeen Lucas zelf dienaangaande schrijft, en doet weten. Eigen meeningen en wenschen belemmeren dan te zeer het ontvankelijk luisteren naar wat Lucas in en door zijn Evangelieverhaal metterdaad zegt. En van hem en zijn boek geeft men dan eene voorstelling, die niet alleen weinig vleiend voor beide is, maar ook in flagranten strijd met de werkelijkheid. Lucas' Evangelieverhaal zal deze miskenning en bestrijding wel doorstaan en te boven komen. De twee-bron­nen-theorie zal wel hoe langer hoe meer in hare willekeurigheid en ongenoegzaamheid aan het licht komen, evenals zoovele „op­lossingen" van het synoptisch probleem, en bestrijdingen van

Page 53: Lucas evangelie

47

Bijbelboeken, later opgegeven hebben moeten worden. De wer­kelijkheid blijkt ten slotte sterker dan alle, op onjuiste vooroor-deelen berustende, omtrent haar gegeven theorieën. De waarheid handhaaft zich wel, ook tegen alle door verkeerde subjectiviteit verwrongen weerspiegeling van haar in den menschelijken geest, en in diens uitingen. Gods Woord, door Lucas' persoon en pen ons geschonken, deelt het lot van de overige H. Schrift, in ont­moeting van tegenstand en bestrijding, maar ook in het ongedeerd en al heerlijker uitkomen uit elke nieuwe vuurproef. Ook geldt er van, dat zijne opening licht geeft, Ps. 119:130. Het kan eerst recht bezien worden bij eigen licht.'*) Dan blijkt ook dit Schrift­deel recht, verblijdende het hart, Ps. 19 : 9.

Bij het terugzien op de lotgevallen van de Theologische School hebben wij den Heere ootmoedig te danken voor rijken zegen, dien Hij in menig opzicht aan haar geschonken heeft. Rustig mocht de arbeid voortgaan. Wat noodig was, mochten wij van den Heere ontvangen. Kennelijk was Zijne hand ten goede over ons. Ruime stof heeft de Heere ons gegeven, dat wij ons in Zijne daden mogen verheugen.

Reeds in den kring der Curatoren gaf God genade en eere. Ds. v. d. Munnik werd door H. M. de Koningin benoemd tot

officier in de orde van Oranje Nassau. Ds. v. Schelven mocht zijn 50-jarig ambts-jubileum vieren, en Ds. Bosch te Almkerk zijn 40-jarig; terwijl Ds. Donner mocht herdenken, dat hij te Amersfoort 25 jaren zijn ambt heeft bediend. Sterke en zegene de Heere hen ook verder bij het klimmen der jaren.

Helaas was er ook droefheid, waar Ds. Bos te Stadskanaal, en Ds. de Geus hunne Echtgenooten zich door den dood zagen ontvallen. Vertrooste hen de Heere met Zijne genade.

In het Curatorium zelf kwam alleen deze verandering, dat Ds. v. d. Munnik vervangen werd door Dr. W. A. v. Es. Aan Ds. v. d. Munnik, met zijn schalkschen humor, zeggen we dank voor hetgeen hij zoo lange reeks van jaren ten goede van de Theolo­gische School heeft gedaan.

Aan Hoogleeraren, Lector en oud-Lector gaf de Heere over het geheel eene goede gezondheid, zoodat geene krankheid hen nood­zaakte het hun op de handen gezette werk te onderbreken. Ook spaarde de Heere den emeritus Hoogleeraar bij het leven, en, al

Page 54: Lucas evangelie

48

liet Hij ook krankheid komen, Hij verleende hem nog lust en kracht tot belangrijken arbeid. Behoede en zegene de Heere hem bij den voortduur in goedertierenheid met hetgeen de Psalmist noemt in de laatste verzen van Ps. 92.

Prof. Honig mocht den 13en November j.1. den dag herdenken* waarop hij vóór 30 jaren door Dr. A. Kuyper in het amht van de bediening des Woords bevestigd werd. Met dat heugelijke feit wensch ik U, Hooggeachte Collega, ook van deze plaats hartelijk geluk. Het was voor U een dag van veel herinnering. Daar was het inleven in den tijd van toen. En daar was het als opnieuw doorleven van hetgeen sedert gebeurd is. De Heere heeft U zeer gezegend. In persoonlijkheid en talenten schonk Hij U bizondere, innemende gaven. Zoo lange reeks van jaren mocht Gij die getrouw besteden in Zijnen dienst, en tot het heil Zijner Kerk. Dat heeft U niet allen smaad doen ontgaan. Maar om 's Heeren wil verdraagt Gij gaarne zulke onteering. De Heere spare U nog vele jaren voor en met wie U lief zijn, voor deze Theologische School, en voor de Gereformeerde Kerken dezer landen. Hij blijve U met Zijne rijke gunst kronen, en ook in ons midden tot een rijken zegen stellen.

De Hoogleeraren Bouwman en Hoekstra zijn, met andere Hoogleeraren en Dienaren des Woords, voor eene tweede maal naar Hongarije geweest, om de herleving van het geloof des harten, en die van de Kerken aldaar, te helpen bevorderen. Moge dat pogen veel goede vrucht dragen.

Het heeft den Heere behaagd, ook juist in deze laatste dagen den dood zijne donkere schaduw over onzen kring te laten uitbreiden. Mevrouw de Weduwe Prof. M . Noordtzij werd, na eene korte, ernstige krankheid, den 25 s t e n November j.1. door Hem uit ons midden weggenomen. Met haar verscheiden is voor onze School de levende band aan zulk een belangrijk verleden verbroken. Kleindochter van den geloofsheld, die in 1834 den strijd voor Gods Waarheid in de Kerken dezer landen aanbinden dorst; Dochter van Docent H. de Cock, die zoo lange jaren aan deze School doceerde; Echtgenoote van den Hoogleeraar M . Noordtzij, die eveneens tientallen Van jaren aan deze School krachtig mede­werkte tot de rechte vorming van dienaren des Woords; Moeder en Schoonmoeder van kinderen, wier arbeid, hetzij als Lector, hetzij als Curator, voor deze School van beteekenis was en is,

Page 55: Lucas evangelie

49

was Mevrouw Noordtzij voor ons eene persoonlijke schakel aan zulk een gewichtig deel der geschiedenis van onze Kerken en van deze School. Meer dan eene halve eeuw heeft zij in den kring dezer School verkeerd. Haar sterven heeft nu a. h. w. de levende en persoonlijke genieenschap met dat omvangrijk en grootsch historiedeel voor ons te niet gedaan.

Oprecht en vrijmoedig, opgewekt en onbekommerd van karakter, ging zij met blijmoedig vertrouwen op den Heere haren weg, en met geloovige overgave aan haren Heiland ook in den dood. Wij danken den Heere voor het goede, dat Hij in en door haar aan deze School gegeven heeft. En wij wenschen aan hare be­droefde Familie 's Heeren genadige ondersteuning en vertroosting bij dit verlies. Wie wegvalle, de Heere blijft, en Hij blijft Dezelfde, een God van genade en hulp voor allen, die Hem aanroepen in der waarheid. Hij doe Zijn vriendelijk aangezicht verder in gunst aan hen lichten.'

Uit den Studentenkring nam de Heere in Dec. '21, na eene krank­heid van drie jaren, onzen waarden commilito Adrianus Karsemeijer weg. Hij was een student van goeden aanleg, en van een bescheiden karakter, die veel beloofde voor den dienst der kerken, 's Heeren gedachten bleken echter ook nu anders dan onze wenschen. Gelukkig mocht br. Karsemeijer den Heere als zijn Heiland kennen, en alzoo ingaan in de vreugde des hemels. Die wetenschap trooste ook de zijnen. Prof. Honig heeft het College van Hoog­leeraren bij de begrafenis vertegenwoordigd. Spore ook dit sterven ons allen aan, met getrouwheid te doen, wat God ons tot taak geeft, waar de arbeidsdag zoo spoedig een einde kan nemen, en opdat we eenmaal ook alzoo vrijmoedig voor Hem kunnen verschijnen.

Eén student is nog steeds door krankheid verhinderd, zijne studie voorttezetten. Een ander mocht althans zoover herstellen, dat hij de colleges weer volgen kan.

Het aantal studenten mocht in dezen nieuwen cursus de 90 bereiken, van wie 23 voor het eerst werden ingeschreven.

En kon de vorige Rector melding maken van twee studenten, die uit de Oud-Gereformeerde kerken in Oost-Friesland en de Graafschap Bentheim tot ons gekomen waren, thans mag ik het welkom toeroepen aan een Theologiae candidatus uit Slowakije, wien het eindelijk gelukken mocht, een pas te verkrijgen, en die

Page 56: Lucas evangelie

50

vóór een paar weken in ons midden aankwam. Moge zijn ver­blijf onder ons mede dienen tot het geestelijk welzijn van 's Heeren Kerk in zijn vaderland.

In het jaar van mijn rectoraat werden 22 propaedeutische examens afgelegd, waarvan 18 met goeden uitslag; 9 eerste candidaats, alle met gewenscht gevolg; en 5 candidaats, waarvan 4 met bereiking van het doel.

Over studieijver en gedrag viel, gelukkig, bij de meeste studenten niet te klagen.

In September j.1. verliet het Gereformeerd Gymnasium het gebouw der Theologische School. Wel werd zijn wensch van een eigen gebouw niet vervuld. Toch heeft het zich nu ruimer kunnen installeeren, al is deze oplossing niet ideaal. Moge het eens zijn wensch in dezen vervuld zien. Door dit vertrek is er echter gelegenheid gekomen, dat de plannen tot verbouwing van de Theologische School tot uitvoering zullen kunnen komen. Wellicht is dit de laatste maal, dat de overdracht van het rectoraat in deze Aula plaats heeft, en zal de nieuwe Rector ons het andere jaar in eene nieuwe Aula voorgaan.

Zoo kom ik nu, Hooggeachte Collega, Dr. Harm Bouwman, tot mijn laatste werk als Rector, en dat mij een bizonder ge­noegen is te verrichten, n.m.1. U als Rector van deze Theologische School proclameeren, en de rectorale waardigheid aan U over­dragen. Gij hebt het rectoraat dezer School reeds meermalen uitgeoefend. Uwe hand is bedreven. Met gerustheid mogen we de leiding dezer School aan U overgeven. Sterke de Heere U, en zegene Hij U, en geve Hij onder Uw rectoraat Zijnen onmis-baren en rijken zegen aan deze School en over al den arbeid aan haar, tot heil Zijner Kerken, en tot eere Zijns Naams 1

lk heb gezegd.

Page 57: Lucas evangelie

Aanteekeningen.

') Sedert O. E. Lessing in 1778 zijne Neue Hypothese über die Evange­listen als bloss menschliche Gtschichtschreiber schreef, eerst na zijn dood gepubliceerd in 1784. Reeds had in 1774 J. J. Griesbach een werk uitge­geven, waarin hij den Qriekschen tekst der eerste drie Evangelieverhalen zoo afdrukte, dat de gemeenschappelijke stof naast elkander kwam te staan, en de parallele plaatsen bij de uitlegging dadelijk mede overzien konden worden. Hij betitelde dit werk Synopsis evangéüorum, En vandaar voortaan de naam synoptisch probleem, e. d. g.

2) Zooals reeds blijken kan uit Tatianus' Diatessaron, in het laatst der 2e eeuw; Ammonius' Diatessaron, in de 3e eeuw; Eusebius' Kanones, in de 4e eeuw.

3) Deze schreef De consensu evangeüstarum. Daarin zegt hij, I, 2, 4, dat elk der Evangelisten zijne eigen verhaalorde gehouden heeft, zonder van zijn voorganger onkundig te zijn, sed sicut uniculque inspiratum est, non super-fluam cooperationem sui laboris adiunxit. En van Marcus schrijft hij ver­volgens : Marcus eum — t. w. Matthaeum — subsecutus tamquam pedissequus et breviator eius videtur. Cum solo quippe Ioanne nihil dixit, solus ipse perpauca, cum solo Luca pauciora, cum Matthaeo verp plurlma, et multa pene totidem atque ipsis verbis, sive cum solo, sive cum ceteris consonanten

*) In zijn Argumentum op zijn Evangeliënharmonie schrijft Calvijn te dezer zake: Mihi certe magis probabile est, et ex re etiam ipsa coniicere licet, nunquam librum Mathaei fuisse ab eo — scil. Marco — inspectum quum ipse suum scriberet: tantum abest ut in compendium ex professo redigere voluit. Idem et de Luca iudicium facio. Nam quae in tribus ipsis apparet diversitas, eam non dicemus data opera fuisse affectatam: sed quum singulis propositum esset, bona fide mandare literis quod certum comper-tumque habebant, rationem quisque tenuit quam optimam fore censebat. Quemadmodum autem id non fortuito contigit, sed moderante Dei providentia.

*) Deze schrijft: Sicut autem Marcus usus est Matthaei Hebraico, ni fallor, codice: ita Marei Hbro Graeco usus mihi videtur quisquis fuit Matthaei Graecus interpres. Nam quae Marcus ex Matthaeo desumserat, idem his

Page 58: Lucas evangelie

52

iisdem prope verbis posuit, nisi quod quaedam a Marco Hebraico aut Chaldaico loquendi genere expressa propias ad Graeci sermonis normam emollivit; Annotationes in Novum Testamentum, ed. Groningae, 1826,1 p. 11 sq.

•) „Es scheint der grossen, seit der Mitte des 18 Jahrhunderts eingetretenen Umwalzung des gesamten Denkens fiber das Christentum und seine Urkunden bedurft zu haben, urn ffir das in der Gleichförmigheit und Verschiedenheit der eisten 3 Evv. vorliegende Problem empfindlich zu machen", Th. Zahn, Einleitung in das Neue Testament, 3 Aufl., II S. 188.

7) Vgl. in Aanteekening 1 reeds den titel van Lessings artikel.

8) „Erst zeitdem man im Laufe des vorigen Jahrhunderts die Evglien unbefangener und genauer auf ihren menschlichen Ursprung anzusehen begann, machte sich eln Bewusstsein davon geltend, dass gerade die Uebereinstimmung derselben nur aus den Bedingungen ihrer geschichlichen Entstehungsweise Erklarung finden könne", H. J. Holtzmann, Lehrbuch der historisch-kritischen Einleitung in das Neue Testament, 3 Aufl. (1892), S. 345.

9) Zoo schrijft b.v. J. Moffatt: „Fellx qui potuit rerum cognoscere causas. This felicity has not yet been the portion of investigators into the llterary origin of the synoptic gospels, but the subtle and exhaustive processes of critJcism, which have been applied to the synoptic problem since Schleier-macher, have at last resulted in (a) the conclusion that the problem is primarely one of Hterary criticism. The gospels are books made out of books; none of them is a document which simply transcribes the oral teaching of an apostle or of apostles. Their agreements and differences cannot be explained except on the hypothesis of a more or less close Hterary relationship...." An Introduction to the Literature of the New Testament, 3 ed., p. 179 sq.

10) „Die Fassung des Themas „Worte Jesu und Gemeindeüberlieferung" soll den Punkt herausheben, um dessentwillen die synoptische Frage ein weitgehendes Interesse beanspruchen darf. An sich eine Frage von unter-geordneter Bedeutung — ob die. drei Synoptiker auf Grand van Quellen arbeiteten, und wie diese aussahen — wird sie dadurch so wichtig, dass sie uns ermöglicht einen Schrift naher an die ursprüngliche Überlieferung der Jesusworte heranzukommen und ein Urteil fiber deren frfihere Bestand-teile zu gewinnen. Unsere Evangeliën stellen ein kompliziertes undvielfach verschlungenes Gebilde mannigfachster Quellenüberlieferung dar: alles liegt bei innen in einer Ebene; echte Jesusworte, Gemeindelehre, eigenes Gut der Evangelisten steht unterschiedslos nebeneinander. Gelingt es nun aber sich eln deutliches Bild der Entwicklung zu machen, die mannichfach sich kreuzenden Faden auszulösen und klar zu legen, altere Überlieferung von junger und jüngster zu scheiden, das Werden und Wachsen des Stoffes zu verfolgen, so ist damit auch viel ffir die Frage gewonnen, ob und wo wir authentische Jesusworte zu finden erwarten können. Das aber ist unsere Uberzeugung: es kann für die wissenschaftliche Forschung keine Frage sein,

Page 59: Lucas evangelie

53

dass vieles, was in den Evangeliën als Jesuswort berichtet ist, nicht von Jesus herrfihrt, dass vielmehr ein sehr grosser, man muss wohl sagen, der grössere Teil aller Jesusworte spaterer Zeit seine Entstehung verdankt," W. Haupt, Worte Jesu und Gemeindeüberlieferung (1913), Vorwort, S. 1, Vgl. ook J. Weiss, Die drel Uiteren Evangeliën, in: Die Schriften des Neuen Testaments neu flbersetst und ffir die Gegenwart erklart. 3 Aufl. (1917), I S. 32: „Wir mussen heute an die Evangeliën die Frage stellen: Ruht ihr Glaubenszeugnis auf Tatsachen? Ist das alles, was sie erzShlen, wirklich geschehen? Woher haben sie kunde von diesen Dingen? Dürfen sie als glaubenswürdige Gew&hrsmanner ffir die Geschlchte Jesu gelten ?.. . . Der Geist moderner naturwissenschaftlicher und geschichtlicher AufklSrung, der seit dem 18 Jahrhundert von den Gemütern der Gebildeten Besitz ergriffen hat, der starke Wirklichkeitssinn, zu dem das heutige Leben uns erzieht, straubt sich dagegen, diese Erzahlungen in ihrem ganzen Umfange einfach als so geschehene Geschlchte hinzunehmen.... Immer wieder regt sich die Kritfk, und das Ergebnis ist bei vielen, dass ihnen die Evangeliën um dieser unfassbaren Bestandteile willen überhaupt fremd geworden sind". Soortgelijk schrijft J. Wellhausen: „Am meisten widerstreben die Wundergeschichten, in der Form wie sie bei Marcus dargestellt werden, der Zurfickffihrung auf den intimsten Jünger Jesu", Einleitung in die drel Evangeliën, 2 Aufl. (1911), S. 155.

") „Nach den immer wieder neu geprfiften Untersuchungen der kritischen Theologie Ist das etwa um das Jahr 70, wahrscheinlich einige Jahre frfiher, entstandene Markus-Evangelium das alteste der drei und bildet die eine Hauptquelle ffir die andern beiden, und zwar so, dass sie ihm einfach nacherzahlen. Sie haben den gesamten Inhalt des Markus in ihre Werke aufgenommen. Der Auf bau des Markus ist lm grossen und ganzen auch der des Matthaus und Lukas; er blickt immer wieder durch, auch da, wo die Spateren durch Einschiebungen den Rahmen erweltert haben. Die Darstellung tragt lm einselnen fiberall die Spuren der Redeweise des Markus, auch da, wo die Evangelisten sich bemfihen, sich in ihrer eigenen Sprache auszu-drücken.... Matthaus und Lukas haben fiber Markus hinaus eine grosse Menge von Stoff gemeinsam. Es sind dies hauptsachlich Reden Jesu", J. Weiss, Die Schriften d. N. T.3, I, S. 35 f. „And Hterary criticism has shown that Matthew, Mark, und Luke, instead of attesting a general consensus of tradition, only go back, for the general framework of the narrative, to the single witness of Mark. What is there, we must ask, in the Gospel of Mark, that compel us to regard the story there told as in any way historical?" F. C. Burkitt, Encyclopaedia of Religion and Ethtcs, VI, p. 3396.

IX) „Weit fiber 100 Jahre wogt der Streit der Meinungen, und doch sind es nur sehr wenige Daten welche in dem brandenden Meere als festes * Gestein ragen.... Spielt uns der agyptische Sand nicht noch einmal die eine oder andere Form eines vorkanonischen Evangeliums in die Hande, so werden die synoptischen Hypothesen zwar fröhlich weiterwuchern, aber ihr wirklicher Ertrag wird lm Missverhaltnis zu dem aufgewandeten Elfer stenen." P. Feine, Einleitung In das Neue Testament, 2 Aufl. S. 19,3. Vgl. ook Th. Zahn, Einl.3 II. S. 197.

Page 60: Lucas evangelie

54 l 3) Vgl. eene korte bespreking van verschillende theorieën en hare auteurs

bij Th. Zahn, Einl3 II, S. 187—204; en voor opgaaf en bespreking van nieuwe literatunr, E. Jacquier, Etudes de Crittque et de Phüologie du Nouveau Testament, (1920), p. 207—265.

M) Vgl. voor! deze verschillende oplossingen van het synoptisch vraag­stuk, en litteratuur erover, ook H. J. Holtzmann, Lehrbuchd. hist-krit. Einl.3

S. 345—361; en E. Jacquier, Histoire des Livres du Nouveau Testament, 7 ed., II, p. 283—363.

I B) Haar vader is C. H. Weisse, die in 1838 schreef -.Dieevang. Geschichte kritisch u. pholosophisch bearbeitet; en in 1856 uitgaf: Die Evangelienfrage in threm gegenwürttgen Stadium. Zij werd vooral door H. J. Holtzmann en B. Weiss ontwikkeld; voorts voorgestaan door C. Weizsacher, A. Jülicher. J. Weiss, e.v.a. Vgl. eene korte historische schets bij Thaddaeus Soiron, Die Logia Jesu, (1916), S. 1—22. Een paar voorname werken zijn hier:J.C. Hawkins, Horae synopttcae (1899 ; 2 ed. 1909); P. Wernle: Die synoptische Frage (1899; 2 Aufl. 1909); W. Sanday, Studies In the synoptic Problem by members of the University of Oxford, (1911).

Vgl. voor onderscheidene constructies bij deze opvatting, J. Moffatt, An Introductton3 p. 197—202.

i e) Vgl. Aanteekening 11.

") Vgl. A. Harnack, Sprüche u. Reden Jeza (1907), S' 1 f. w) Die synoptische Qrundschrlft in ihrer Überliefering durch das Lukas-

evangelium, (1912). Einleitung S. V. f. Hij schrijft daar ook: „Auf derelnen Seite hat man die Zuversicht zu der Etnhett des Markusevangeltums ver­loren und sucht nachzuweisen, dass es eine Schrift sei, bei der mehrere Schriften verschiedenen Charakters und ungleichen Wertes zu unterscheiden seien." Vgl. ook J. Wellhausen, Einl2 S. 155: „Es kannkein Zweifel sein.... auch darfiber, dass die Tradition, die er — t. w. Marcus — vorfand, schon getrübt und durch vleier Leute Mund gegangen war". Vgl. ook K. L. Schmidt, Der Rahmen der Geschichte Jesu (1919), S. 76 f.

I9) Worte Jesu, S. 3 ff. M) Petras u. Johannes bei Marcus u. Matthaus (1920). 2 1) 1919. Vgl. ook Dr C. Bouma, De literarische vorm der Evangeliën (1921).

Ook M. Albertz, Die synoptischen Streitgesprdche. Ein Beitag zur Formen-geschichte des Urchrlstentums (1921). Vgl. voor wezen eh strekking dezer formgeschichtliche beschouwing ook Dr. R. Jelke, Die Wonder Jesu, S. 30 ff.

22) Der Utterarlsche Charakter der neutest. Schriften (1908), S. 43 f. 2 3) Zoo schrijft b.v. F. C. Burkitt, The Gospel History and its transmission

Page 61: Lucas evangelie

55

(4 Impr. 1920), p. 207 sqq.: „ . . . the Third Evangelist is more of a compiler and less of a theorist than Matthew. In a word, he is more of a historlan. I do not mean that all hls hlstorical statements will better stand rigid investigation, but I certainly believe that he intended to write history; and further, that he wrote history as we write it, by putting together such materials as came to his hand... . the chief materials out of which this Gospel is constructed are Mark's Gospel and the lost Document which we have called Q the Evangelist.... has set down the events and sayings that he relates very much in the same order as they were given in the sources he used, while making many stylistlc changes and minor alterations. Where S. Luke follows his sources exactly, he preserves for us very val-uable fragments of history. — On the other hand, some of the expedients by which this Evangelist attempts to weid his materials together can hardly be accepted by the scientific historian. This is conspicuously the case with regard to his representation of our Lord's last journey to Jerusalem. Even if we agree with Luke as to the route followed, it is obvious that the greater part of the sayings and anecdotes which are assignedto this journey do not really belong to it, but to an earlier period in the Ministry. Apparently the Evangelist finding that the record of the journey from Capernaum to near Jericho was almost a blank, inserted at this point all the stories of ous Lord's teaching for which no appropiate place offered elsewhere".

24) Die Religion in Geschichte and Gegenwart, III Sp. 2193 f.

2 5) „Dass Lukas das nicht erkannt und die rein sachlich verbundenen Erzahlungen als zeitlich einander folgende gefasst hat, haben wir vielfaltig gezeigt", B. Weiss, Die Quellen des Lukasevangeliums, S 277. „Ersucht eine innere Ordnung und eine bessere Reihenfolge der Erzahlungen herzustellen — allerdings oft ohne Glelch und Geschick.... Jedenfalls erweist Luk sich vielfach als der fiberlegende, mit Bedacht schreibende Schriftsteller. Im Grande aber bleibt doch auch er trotz alles hoheres Strebens nur ein Chronist und Weiterfiberlieferer der Tradition, wie die anderen Evangeliën; einen neuen Stil der Evangelienerzahlung hat er nicht geschaffen"; W. Bousset, Die Rel. L Gesch. u. Gegenw. II Sp. 717. Vgl. ook A. Jülicher, Einleitung in das Neue Testament, 5—6 Aufl. (1919), S. 293 f.

2fi) Die Geschichte der synoptischen Tradition (1921), S. 221. 2 7) Vgl. K. L. Schmidt, Der Rahmen u.s.w. S. 39 f.: „Eine gewisse

EntwicUung vom Kleinen zum Grossen ist das, was Lk vorschwebt Darauf kommt es ihm an, da er die Geschichte Jesu, soweit wie möglich, periodi-sieren und biographisch darstellen will. Um so mehr fiberrascht es, wenn V. 23 die Nazaretaner ahnliche Wunder zu Jesu Beglaubigung verlangen, wie er sie in Kapernaum getan habe.... Lk hat bisher von einer solchen Wirksamkeit in Kapernaum nichts berichtet Hieraus erhellt, dass unsere Geschichte ursprünglich einen spateren Abschnitt des WirkensJesu angehört hat Eine richtige chronologische Fixierung ist indes nicht möglich. Den

Page 62: Lucas evangelie

56

vorliegenden Widerspruch hat Lk offenbar übersehen. Dass er ihn etwa bemerkt hat und zu konservativ gewesen ist, ihn zu beseitigen, glaube ich nicht".

2 S) Vgl. Aanteekening 18; en ook A. Schweitzer, Geschichte der Leben-Jesu-Forschung, 2 Aufi. (1913), S. 370 ff.

29) Die Queuën u.s.w. S. 275. Voorzichtiger drukt Th. Zahn zich uit, Das Evangeuum des Lucas, 3 Aufl. (1920), S. 55: „Da es sich um eine Darstellung geschichtlicher Ereignisse handelt, versteht sich auch von selbst, dass die Reihenfolge, in der Lc sie behandeln will, lm aügemelnen der Zeitfolge entsprechen soll. Dies darf aber nicht dahin fibertrieben werden, dass damit eine Behandlung nach Art einer annalistischen Chronik oder gar eines Tagebuches angekündigt ware. Eine strenge Zeitfolge beobachtet Lc nur in den zwei ersten und den drei letzten Kapitein des Ev. (von 22,7 an), wo dies durch den Stoff unbedingt erfordert war."

3 0) Vgl. E. Klostermann, in Lietzmann's Handbuch zum Neuen Testament, II, 1, Die Synoptiker (1919), S. 363: „ . . . . was vielleicht weniger die chro­nologische Reihenfolge . . . .als diewohldurchdachteAnordnunghervorheben soll." Soortgelijk zegt H. J. Holtzmann, Hand-Commentar zum Neuen Testa­ment, 3 Aufl. (1901), S. 304, dat Lucas eene bearbeiding ook naar het gezichts­punt „ordnungsmassigen Darstellens" belooft. Vgl. ook A. T. Robertson, Luke the htstorian in the ttght of research (1920), p. 53 vg.

") Vgl. A. Plummer, The Gospel according to S. Luke, 4 ed. (1916), p. 5: „Chronological order is not necessarily implied in xafo&js, but merely arrangement of some kind." Vgl. ook Q. H. Whitaker, The Exposttor, Nov. 1920, p. 380—384. J. Lagrange, Évangile selon Saint Luc (1921) p. 6, schrijft: „Le mot est propre a Luc dans le N. T. (VIII, 1; Act. III, 24; XI, 4; XVIII, 23). D' apres son usage même, comme d' apres 1' étymologie, 11 n' indique pas nécessairement un ordre chronologique. C' est surtout 1' enchainement de cause a effet, une histoire qui se tient, dont les débuts font pressentir le terme, oü tout est cohérent, oü chaque chose, chaque personne est a sa place."

**) Vgl. H. J. Holtzmann, Die Synoptiker3 S. 333: „41 aus M c 3 4 über-nommen, wobel Lc jedoch noch scharfer als Mc zwischen den Kranken und den Damonischen theilt."

3 3) Vgl. miin artikel: Doel van de „Handelingen der Apostelen" in Geref. Theol. Tijdschrift, Februari en Maart 1920.

3 4) Vgl. b. v. H. Couard, Das Evangeuum nach Markus und Lukas, 2 Aufi. (1900), S. 154.

3 5) Vgl. J. J. van Oosterzee, Das Evangeuum nach Lukas (in Lange's Theol. homil. Bibelwerk), 4 Aufl. (1880), S. 88.

Page 63: Lucas evangelie

57

3 e) Vgl. Aanteekening 27.

3 7) J. Weiss—W. Bousset, D/'e Schriften d. N. Test.3 I, S. 422: „Indem er sie an die Spitze der Darstellung des Wirkens Jesu stellt, gewinnt er eine eigentümliche Stelgerung; wir sahen, wie Jesus in seiner Vaderstadt beginnt, dann in Kapernaum, dann in Galilaa überhaupt wirkt und so allmahlich immer naher nach Jerusalem kommt Lukas will durch dies Stfick die ganze folgende Darstellung scharf beleuchten: Was hier in seiner Vaderstadt geschieht, das wird sich überall in seinem Vaderlande abspielen: sein Volk wird ihm zweifelnd oder feindlich gegenüberstehen, und so wird sich wiederholen, was das A. T. von Elia und Elisa erzahlt: das Heil wird zu den Heiden kommen."

Vgl. ook K. L. Schmidt, Der Rahmen u. s. w. S. 46.

3 8) B. Weiss, Das Neue Testament, 2 Aufl. I, Die vier Evangeliën (1905), S. 306: „Vorausgeschickt wird die Verwerfung In Nazaret (4, 16- 30), die, v. 14 f. (vgl. auch. v. 23) deutlich als mirten in die galilaische Wirksamkeit lallend charakterisiert ist, als typisch ffir den Erfolgdieser Wirksamkeit...." Vgl. ook B. Weiss, Die Queüen u. s.w. S. 279; E. Klostermann, Die Synoptiker S. 424. Een weinig anders K. L. Schmidt, Der Rahmen u.s.w. S. 40: „ was Jesus hier tut, das wird er fiberal tun; er wird sich von dem verstookten Volke abwenden und den Heiden das Heil bringen, wie elnst Elias und Elisa." Nog weer anders O. Pfleiderer, Das Urchrtstentum, seine Schriften und Lehren, 2 Aufl. (1902), I, S. 422: sie soll dasSchicksal des Christentums in seinen Verworfenwerden von den Juden und Übergehen zu den Heiden als von Anfang feststehende Notwendigkeit — voraus-bllden." In Die Rel. I Gesch. u, Gegenw, II, Sp. 717 zegt W. Bousset: „So hat er die Perikope von der Verwerfung Jesu in Nazaret an den Anfang des Berichts fiber die Galilaische Wirksamkeit gestellt (4, 6 ff entgegen Mrk 6 ff) um mit der Verwerfung in Nazareth so erklaren, weshalb Jesu Wirksamkeit in Kapernaum konzentriert erscheint."

3 9) Dat erkent ook A. Hausrath, al betwist hij deswege ook de historici­teit van dit verhaal. „Eine Verbesserung seiner Quelle ist es kaum zu nennen, dass bei dem driften Evangelisten Jesus bei seinem ersten Auftreten nicht das Gottesreich verkündet, sondern sich selbst zum Thema seiner Predigt nimmt.... Das ist das Zeugnis eines Christens fiber Jesus, aber slcher nicht ein Selbstzeugnis Jesu," Jesus und die neutestamentllchen Schriftsteller, II (1909), S. 94

<°) Das Evangeuum des Lucas 3 . 4 , S. 238 f. 4 1) Dit moment komt bij verschillende uitleggers niet genoegzaam tot

zijn recht Eenigszins duidelijker in wat A. Plummer schrijft: „ the voice of Him of whom the Prophet wrote was sounding in their ears," a. w. p. 124. Ook in de woorden J. Lagrange: „Jesus est donc celui qui était chargé d' annoncer les temps messianiques et U les annonce. Incontes-

Page 64: Lucas evangelie

58

tablement il se met en scène, sans dire cependant ouvertement qu' i l est le Messie", a. w. p. 140.

*2) Vgl. F. Spitta, Die syn. Grundschrift, S. 53: „Es unterbricht also die Geschichte vom Fischzug des Petrus den ursprfinglichen Zusammenhang auf das unbarmherzigste. Die ganze StSrke der Unstimmigkeit, die wieder dem schriftstellerischen Talent des Lukas kein gutes Zeugnis ausstellt...." Men beweert dan, dat Lucas uit overwegingen van zielkundigen aard, wijziging in verhaalorde aanbracht R. Bultmann, Die Gesch. d. Syn. Trad. S. 222: „So rückt er auch die bei ihmfreilich anders erzahlte Jüngeiberufung 5, 1—11 an einen et was spa teren Platz, weil es psychologisch wahrschein-licher ist d a s s Jesus schon eine Zeitlang gewirkt hat e n e er die Jünger beruft". Vgl. ook W. Bousset Die Rel. i. Gesch. a. Gegenw. II S. p. 717.

«) Vgl. H. J. Holtzmann, Hand-Comm. z. N. T. I, Die Synoptiker3, S.334: „lm Uebrigen bietet sie das 2 Beisplel, dass Lc altere, einfachere und in der Hauptsache unanfechtbare Berichte durch spatere, theils mlt sagenhaften, theils mit allegorischen Zügen übermalte Darstellungeu ersetzt; eine nochmalige Umformung desselben Stoffes liegtjoh.216—11 vor.wo Anderes ebenfalls wegfaltt". Vgl. ook J. Weiss—W. Bousset, Die Schriften d.N. T.3

I S. 425.

M ) „It seems to me that the truth of the matter is nearly this: — that this event is distinct front, and happened at a later perlod than, thecalling in Mart and Mark; but that the four Apostles, when our Lord was at Capernaum, followed their occupation as fishermen. There is every thing to shew, in our account that the calling had previously taken place...." H. Alford, The Greek Testament, 7**- ed. I (1874) p. 484 sq. A. Plummer blijft in onzekerheid, The Gospel ace. to S. Luke*, p. 147, maar voert daar verschillende argumenten aan tegen vereenzelviging van de verhalen in Luc. 5 : 1—11 en Joh. 21 : 1—14. Th. Zahn, Das Ev. d. Luc.3.*, S. 253ff. wflst op onderscheiden punten van verschil tusschen wat Lucas 5:1—11 verhaalt en wat Matth. 4 : 18—22 en Mare. 1 : 16—20 bevatten.

*) Dat houdt E. Klostermann vol, ook tegenover Th. Zahn's betoog. „Stellung und Inhalt der Erzlhlung, die doch auch auf das Wort vom Menschen-fischen und die Nachfolge der Jünger — hinauslauft, machen es gewiss, dass trotz aller Verschiedenheiten.... Lc selbst in ihr nur eine vorzuziehende Variante zu der Darstellung des Mc gesehen hat", Die Synoptiker, S. 431.

4 6) Gelijk over het algemeen wordt gedacht en beweerd. Vgl. B. Weiss, Das Neue Test' I, Die vier Ev. S. 311: „5, 1—11 bringtnundie— Jünger-berufung". Calvijn meent ook, dat Lucas hier dezelfde gebeurtenis verhaalt als Matth. 4 : 18 v.v. en Mare. 1 : 16, en dat in Luc. 5 : 1—11 de roeping van Simon en van de anderen medegedeeld wordt Hij schrijft op Matth. 4:18 e. p. p.: „Nunc vero eandem a tribus historiam narrari, pluribus argumentis constat. ex quibus tarnen unum hoe non contentioso lector! sufficiet, quod

Page 65: Lucas evangelie

59

tres ipsi uno consensu tandem docent, Petram et Andream, Jacobum et Joannem creatos fuisse apostolos. Si prius vocati fuissent, sequeretur fuisse apostatas, qui deserto magistro et spreta vocatione reversi essent ad pristinum vitae genus. Hoe tantum est discriminis inter Lucam et duos reliquos, quod miraculum ab his omissum solus recital Doch alzoo wordt het onderling verschil verkleind. En deze argumentatie zou kracht hebben, wanneer bij Lucas metterdaad sprake was van eene eigenlijke (tweede) roeping. Zij ver­liest hare beteekenis ook, wanneer wij aannemen, dat de Heere soms wel weer kortere of langere oogenblikken Zich geheel in de eenzaamheid terug­getrokken heeft.

") We moeten toch niet vergeten, wat evenwel zeer veel voorbijgezien wordt, dat Lucas niet schrijft voor degenen, die nog niets van de Evangelie­geschiedenis wisten, en alzoo van alles op de hoogte gebracht moesten worden, maar integendeel voor hem, die er, zooal niet alles, dan toch vrij wat van vernomen had, Luc. 1:4, en wien Lucas van het gebeurde de zekerheid en den rechten samenhang wilde doen kennen. Theophilus had alzoo niet noodig, eerst, nog bekend gemaakt te worden met Simon Petrus, noch te vernemen, dat deze een bizonder discipel des Heeren geweest was. Dat alles wist hij wel, en dat veronderstelt Lucas. En vandaar, dat Lucas, 4 : 38 Simon zoo als unvermittelt invoert, zonder eenige nadere aanduiding, wie deze Simon was. Dat was aan Theophilus wel bekend, veronderstelde en wist hij. Daar behoefde hij geene nadere inlichtingen over te geven. En zoo nu ook behoefde hij niet over de eigenlijke roeping van Simon en de anderen tot 's Heeren discipelen te handelen, en doet hij dat ook niet 5 : 1—11, evenmin ais eigenlijk ook 5 : 27—32, maar bedoelt hij met zijn verhaal èn hier èn daar iets anders.

**) Dat spreekt eigenlijk, zijns ondanks, ook K. L. Schmidt uit, als hij schrijft, Der Rahmen u.s.w., S. 45: „Lk (5, 1—11) erzahlt die Berufungs-geschichte wesentlich anders. Es treten hier nicht zwei Jfingerpaare auf. Zunachst wird nur von einer Berufung des Simon berichtet, und dasGanze steht an anderer Stelle wie bei Mk. Die Hauptrolle spielt innerhalb der Erzahlung eine Wundergeschlchte."

49) „Dem Pt und zunachst nur ihm verheisst Jesus, dass er auf dem Geblete seines Berufs, der wesentlich darin bestehen soll, Menschen ffir die Gemeinde des Gottesrelchs zu gewinnen, in naher Zukunft immer wieder überraschend reichen Segen haben wird, wenn er, unbeirrt durch etwaïgen Misserfolg seiner eigenen Anstrengungen.... im Gehorsam gegen den Befehl des Herrn, der ihm seinen Beruf angewiesen hat, Hand ans Werk legt," Das Ev. d. Lak. 3.*, S. 253. Hierbij komt ook nog wat A. Schlatter schrijft, Ertauterungen zum Neuen Testament, 2 Aufl. (1918), I, S. 462: „Das andere Mal wendet er ihnen Gottes reiche Gabe zu und stellt sie in die Gewissheit, dass sie sich mit Ihrem ganzen Leben getrost ihm fibergeben dfirfen, weil ihnen unter seiner Leitung nlchts mangein wird "

Page 66: Lucas evangelie

60 5 0) Dat heeft o.a. blijkbaar ook F. Spitta niet begrepen, die in betrekking

tot Luc. 4 : 14, 15 schrijft: „Nach Lukas ist Jesus also bereits vor seiner Reise aus Judaa nach GalUSa eine öffentliche Person," Die syn. Grundschrlft, S. 47. Beter K. L. Schmidt, Der Rahmen u. s. w. S. 37 f.: „Mehr als die Sammelberichte des Mk und Mt tragen so die Lukanischen Verse den Charakter einer Ueberschrift fiber das Folgende."

5 1) Daaruit laat het zich verklaren, dat Lucas niet verhaalt zooveel als volgens Mattheus en Marcus nog tusschen deze twee gebeurtenissen ge­schied is, en dat hij geene aanduiding van plaats geeft, waar deze belijdenis des Heeren door Petrus uitgesproken is. De critici komen hier met hun zoeken naar bronnen in groote verlegenheid: „An andern Stellen kann man sich die Grimde nicht erklSren, wie Mtth und Lk, vorausgesetzt dass der Evangelist Mrk ihre Quelle war, zu ihrer stark abweichende Darstellung gekommen sind. Wesshaib liess z. B. Luk die ganze Partie Mrk 645—826 fort ? Das ist eine Frage, auf die noch niemand slchere Antwort hat geben können," W. Bousset, Die Rel. t. Gesch. u Gegenw. II, Sp. 705. Vgl. verschil­lende verklaringen te dezer zake, M . Jones, The New Testament in the twentteth Century (1914,), p. 204—206. Deze verlegenheid en onmacht hangen samen met misverstand aangaande hoofddoel en gedachtengang van Lucas' Evangelieverhaal, en met te geringe waardeering van Lucas als auteur, alsmede met het twee-bronnen-dogma. Th. Zahn schrijft: „Ein Bliek auf Mr, den Lc van 8, 4 bis dahin sich enge angeschlossen hat, zeigt, dass Lc fiber den ganzen Inhalt von Mr 6, 45—8, 26 (cf Mt 14, 22—16,22) hinweg-geht, und zwar ohne die Absicht, diesen reichen Stoff ganz oder teilweise an einer spateren Stelle seines Buches zu verwerten. An wenigen Stellen des 3 Ev. zeigt sich so deutlich, wie wenig der Vf dem Anspruch auf eine lückenlose Geschichts-erzahlung und eine vollstandige Verwerfung des ihm zuganglichen Stoffs entsprechen will," Das Ev. d. Luk *. *, S. 374 f. En A. Plummer schrijft: „Lk omits the sequel of the miracle, the peremptory dismissal of the disciples and gradual dismissal of the people, the storm, the walking on the sea, the discourse on the Bread of Life, the Syropheni-cian woman, the Ephphatha miracle, the feading of the tour thousand, the forgetting to take bread, and the healing of a blind man at Bethsaida Julias (Mt. XIV : 22—XVI : 12; Mk. VI : 45—VIII : 26; Jn. VI : 14—71). Can he then have seen either M t or Mk. ? So also here: both the others mention that the incident took place near Caesarea Phllippi, on the conflnes of heathenism. Lk. mentions no place. It is a desperate expediënt to suppose with Reuss, that the copy of Mk. which Lk. knew chanced to omit these sections," The Gospel ace. to S. Luke *, p. 245 sq.

**) Vgl. b.v. R. Knopf, Einführung in das Neue Testament (1919) S. 101: „Der Stoff, den Mt und Lk aus Q übernehmen, bringen sie belde in einer stark verschiedenen Anordnung. Lk ordnet ihn im wesentlichen In den beiden „Einschaltungen" ein, in der „kleinen" 6, 20—8, 3 und in der „groszen" 9, 51—18, 14; dem sogenaanten Reisebericht."

Page 67: Lucas evangelie

61

53) J. Moffalt houdt Luc. 9 : 51—18 : 34 voor „a collection of sayings and stories, partly drawn from special traditions of the Judean ministry of Jesus, partly from Q, and partly even from Mark." En dan gaat hij voort: „Luke, who elsewhere shows a knowledge of the Judean traditions, was too dependent on the Marcan outline to be able to find any chronological place for them; since he had no independent knowledge, e. g., of the Judean ministry, beyond what came from his Palestinlan (Jerusalemite or Bethlehe-mite) sources here as in 1—2, he inserted them and the rest of his material in the only available gap offered by the Marcan outline," An Introduction3, p. 274. En F. Spitta schrijft: „Vom rein literarischen Standpunkte aus ist es sehr ungeschickt gewesen, dass der Verfasser des driften Evangeliums den von ihm benutzten Quellenstoff nicht, wie es bel Markus und Matthaus der Fall ist, fiber das ganze Evangelium verfeilt hat," Die syn. Grundschrift, S. 271 f. K. L. Schmidt Der Rahmen u. s.w. schrijft: Sicherlich waren schon in der Überlieferung kleinere Perikopengruppen zusammengestellt worden. Abgesehen davon Ist damit zu rechnen, das der Evangelist LkbeimOrdnen der Einzelgeschichten sichtlich manchmal ermfidet ist," S. 271.

54) In Luc. 4 : 16—9 : 17 wordt dertienmaal min of meer uitvoerig een wonderwerk des Heeren verhaald, nml.:

4 : 33—35: uitwerping van een duivel; 38—39: genezing van Simons schoonmoeder;

5 : 1—11: wonderbare vischvangst; 12—14: een melaatsche gereinigd; 16—26: een lamme genezen;

6 : 6—10: een dorre hand gezond gemaakt; 7 : 2—10: dienstknecht van een overste over honderd te Kapernaum

genezen; 11—16: opwekking van den jongeling te Naïn;

8 : 22—25: stilling van den storm op zee;' 26—39: duivelen uitgeworpen uit den man te Oerasa; 40—56: opwekking van het dochtertje van Jaïrus; 43—48: genezing van de 12-jarenlang kranke vrouw;

9 : 13—17: spijziging van de meer dan 5000. Daarentegen vinden we in Luc. 9 : 18—18:43 maar zesmaal eene wonderwerking onzes Heilands medegedeeld, n.m.1.:

9 : 37—43; een zoon van bezetenheid en krankheid verlost; 11 : 14: een duivel uit een stomme geworpen; 13 : 11—13: een 18-j aren lang kranke vrouw genezen; 14 : 2—4: een waterzuchtig mensch genezen; 17 : 11—19: tien melaatschen gereinigd; 18 ; 35—43: aan een blinde te Jericho het gezicht geschonken.

Hierbij zou eenerzijds nog te wijzen.zijn op Luc. 8 : 2, an-dezerzijds op Luc. 9 : 44 en 10 : 17.

Ten aanzien van redevoeringen echter is het omgekeerd. Afgezien van woorden, die de Heere sprak bij genezingen enz., en korte gezegden, als Luc. 4:3—5; 5:4—10; 13—14;

Page 68: Lucas evangelie

62

20—24; 6 : 3—9; 7 : 9; 40—50; 8 : 21, 30, 39, 45, 48, 50, 52, 56; 9 : 1—6, hebben we In Luc. 4 : 16—9:17 maar deze redevoeringen of gesprekken des Heeren:

4 : 16—30: te Nazareth; 5 : 31—39: over Bruidegom en vasten; 6 : 20—49: bergrede; 7 : 22—35: de „Johannesrede"; 8 : 4—18: gelijkenissen van den zaaier en van de kaars;

Maar in Luc. 9 : 18—18 : 43 veel meer, n.m.1. Luc. 9 : 28—36; 10 : 1—24; 25—39; 11 : 1—13; 17—28;

29—36 ; 37—54; 12 : 1—12; 16—40; 41—59; 13: 1—9; 15—35; 14:5—24; 25—35; 15; 16; 17: 1—10; 20—37; 18 : 1—14; 18-30.

Bovendien is bij het verhaal van 's Heeren wonderen in Luc. 4 : 16—9 : 17, zooals in het vervolg aangewezen wordt, eene bepaalde gedachte van voortschrijdende ontvouwing waar te nemen.

55) Eene zakelijke ordening neemt ook K. L. Schmidt aan, Der Rahmen u. s. w. S. 270: „lm ganzen ordnet hier Lk die Geschichten, indem er sach-lichen Geschichtspunkten folgt, so sehr er auch den Eindruck einer Reise und von Geschichten, die sich auf dieser Reise zugetragen haben, erwecken will."

M) Vgl. ook E. Klostermann, Die Synoptiker, S. 436: „Dass Lc mit vs. 21 nur eine kurze Inhaltsangabe dieses Redeteils gibt, zeigt wohl v. 22 der Beifall der Hörer, der sich kaum auf jenen einen kurzen Satz beziehen kann."

w ) VgL Aanteekening 51.

5S) Vgl. Dr. H. Bavinck, Qeref. Dogm.2 I, blz. 475: „De gewijde ge­schiedenis is eene historia religiosa. Van het standpunt en naar den maatstaf eener profane geschiedenis beoordeeld, is zij daarom menigwerf incompleet, vol leemten, en volstrekt niet beschreven naar de regelen der tegenwoor­dige critiek. Daaruit volgt volstrekt niet, dat de historiebeschrijving der Schrift onwaar en onbetrouwbaar zou zijn...." VgL ook Aanteekening 86.

•) Daarop wijst ook K. L. Schmidt, Der Rahmen u.s.w., die schrijft: „Lk will hier die Geschichte des Johannes zum Abschluss bringen, um nachher nicht mehr darauf zurückzukommen. — Mft 3,21 beginnt dann die eigentliche Geschichte Jesu in unmittelbarem Anschluss an die Tauferwirksamkeit lm Sinne des Lk had man daher V. 19 f. bzw. auch V. 18—20 als eine Parenthese zu werten. Eigentiimlich ist, dass das Ende des Taufers nicht erzahlt wird. Lk 9, 9 wird es als bekannt vorausgesetzt, ebenso wie an unserer Stelle 3, 19 f. angenommen wird, der Leser wisse, um was es sich bei der Herodias handle.... Die Sache liegt so, dass Lk an der Gestalt des Taufers als solcher kein Interesse hat und daher nur das erzahlt, was im Grunde Jesus-geschichte ist...."

Page 69: Lucas evangelie

63 M) F. Spitta meent, dat hier tekstcorruptie in Luc. 3 : 21 aangenomen

moet worden, Die syn. Grundschrift, S. 22. K. L. Schmidt, Der Rahmen u. s. w., S. 30 schrijft: „Er erzahlt nicht die Taufe selbst als Hauptsache sondern erwahnt sie nebenbei, um von der einen grossen Sache, dem Herabsteigen des heiligen Geistes zu berichten.... hier hat das religiöse oder auch dogmatische Interesse, weil die Taufe Jesu durch Johannes eine schwer begreiftiche Sache war.... dem Verfasser die Feder geffihrt.... Oerade beim driften Evangelisten der sonst mehr logisch entwickelnd und blographisch schildernd zu erzahlen weiss, macht dieser Bericht so recht den Eindruck der Verlegenheid des Autors." Beide deze gedachten echter van Spitta en Schmidt missen allen grond, wanneer men goed in het oog vat het doel van Lucas* Evangelieverhaal. Beter, hoewel nog wat onzeker, A. Plummer: „But perhaps the purpose of Lk is to narrate the baptism, not so much for its own sake as an instance of Chrisfs conformity to what was required of the peaple, as for the sake of the Divine recognition and authentlcation which Jesus then received,", The Gospel ace to S. Luke*, p. 99.

6I) „Am Bericht des Lukas ist zu sehen, dass nicht die schone, lichtvolle Anordnung das erste Anliegen der Evangelisten war. Diese hat zwar Wichtigkeit, weil der Erzahler durch sie sein Lehrgeschick bewahrt, da uns die Ordnung der Dinge zu ihrem Verstandnis hilft, ist aber weniger wichtig als die Sache selbst", A. Schlatter, Erl. z. N. T.2 I, S. 455. J. Lagrange denkt hier bij Lucas aan overwegingen aangaande plaatselijke ligging. „Mals Lc aime a simplifier. Comme dans son texte la seconde tentation ne marqué pas un grand deplacement, il etait naturel qu' il réservat pour la fin celle qul eut pour théatre le sommet du temple de Jérusalem, Evan. selon S. Luc, p. 130. Nog anders J. Weiss—W. Bousset. „Die Versuchung im Tempel Ist von Lukas an den Schluss gestellt, weil das hier ge-sprochene Schriftwort zuglelch eine Zurfickweisung aller Versuchungen überhaupt zu enthalten schien." Die Schriften, d.N.T.3lS. 420 f.

82) Vgl. Aanteekening 50.

**) „Dass diese Vorrfickung der Erzahlung, welche bei Markus (6, 1—6) an ihrer richtigen Stelle ist, ungeschichtlich sei, verrat Lukas selbst, indem er die Nazarethaner sich auf das Gerücht von den grossen Taten Jesu in Kapernaum berufen lasst.... es ist leicht zu erkennen, dass ffir seine Ansicht von der richtigeren Reihenfolge nicht etwa neue und bessere Quellenstudien, sondern eine gewisse eigentümliche schrif tstellerische Absicht massgebend ge-wesen ist," O. Pfleiderer, Das Urchrtstentum 31S. 421. Vgl. ook Aanteekening 27.

M) Dit niet ingezien te hebben, heeft den critici hunne verlegenheid aangaande de vooraanplaatslng van deze Nazareth-geschiedenis door Lucas veroorzaakt, en hen ongegronde beschuldigingen te zijnen aanzien, van ver­gissingen en onopmerkzaamheid, doen uitspreken. F. Spitta meent hier weer bewijs te hebben voor zijn vermeende synoptische Grundschrift, en voor eene minder gelukkige in elkander werking van verschillende bronnen door

Page 70: Lucas evangelie

64

Lucas. „Wass unerklarlich blieb, dass Lukas vor Jesu Auftreten in Kaper­naum ein Ereignis stellen konnte, das dessen Wunder in Kapernaum vor-aussetzt, und nicht an die Stelle, wo es im Texte des Markus und Matthaus steht, begreift sich, wenn in seiner Vorlage an jener Stelle bereits eine Erzahlung von Jesu Auf treten in Nazareth stand, die er nur in ungeschickter Weise weiter ausgestaltete mit dem Berichte von Jesu Verwerfung in Nazaret, wozu ihm das Wort Jesu vom Propheten in der Heimat Anlass gab. Seine schriftstellerische Kunst zeigt sich in keinem besonderen Lichte," Die syn. Grundschrift, S. 51 f. J. Weiss—W. Bousset schrijven: „Ursprüng-Uch war gewiss erzahlt, die Nazaretaner hitten, als Jesu bei ihnen keine Wunder tat (Mk 6, 5), so zu ihm gesprochen; in der uns vorliegenden Be-arbeltung der Erzahlung ist dieser Bericht zu einer Vorhersage Jesu um-gestaltet," Die Schriften, d. N. T.3 I S. 423.

S 5) Lucas heeft in vers 21 den Inhoud van 's Heeren rede beknopt weer­gegeven. Met vers 22 geeft hij den indruk van 's Heeren spreken op de inwoners te Nazareth aan, terwijl hij in het slot doet weten, dat zij zich aan Hem ergerden. Ook dit echter kort, door het mededeelen van eene enkele vraag. Bovendien laat hij zijne bedoeling duidelijk genoeg weten door wat hij dan verder volgen laat F. Spitta echter, bevangen door het bronnen-dogma, schrijft weer: „ man kann um den Eindruck nichtherumkommen, dass hier zwei ganz heterogene Berichte zusammen gefügt sind," Die syn. Grundschrift, S. 51; vgl. S. 50.

6 6) Daarom ook de woorden van vs. 356, waarvan ook E. Klostermann schrijft, „Steigerung des Wunders, durch die Feststellung, dass der Besessene bei seinem Fall keinen Schaden genommen hat" Die Synoptiker. S. 429. Vgl. ook H. J. Holtsmann, Die Synoptiker3 I S, 332. En J. Weiss—W. Bousset: „Der Krampfanfall wird noch stSrker geschildert, zugleich aber die überraschende und haufig vorkommende Tatsache festgestellt, dass der Kranke bei seinem Sturz keinen Schaden genommen hat," Die Schriften d. N.T.3 I S. 424.

°7) Hij spreekt hierbij van „zware of hooge koorts," vs. 38. „Lk.'sdesire to magnify the power comes clearly out here," A. B. Bruce, The expositor's Greek Testament, 1 The Synoptic Gospels, (1917), p. 492

6 8) Vgl. ook K. L. Schmidt, Der Rahmen u. s. w. S. 58: „lm einzelnen hat Lk die Szene (vgl. besónders 4, 41) Mk gegenfiber ein wenig drama-tisiert Die Darstellung der Krankengruppen wird dabei eine andere: es wird erst von allen Kranken gesprochen, die zu Jesus getragen werden, und dann erst von den Damonischen." Vgl. ook F. Spitta, Die syn. Grundschrift, S. 62; en Aanteekening 32.

M ) De handschriften verschillen bij vs. 44 in lezing. Sommigen lezen: Oalilea, anderen: rfs 'Iovdaias. Nu lag het eerst voor de hand, vgl. ook Mare. 1 : 39, aan Qalilea te denken. En daarom zal Galilea wel voor cor-

Page 71: Lucas evangelie

65

rectie, en 'Iovdalae wel voor oorspronkelijk gehouden moeten worden. F. Spitta wil dit laatste dan opvatten als judea. „Die Übersetzung „jüdisches Land" ware einfach sinnlos," Die syn. Grundschrift, S. 68 ff. Vgl. hiertegen­over K. L. Schmidt, Der Rahmen, u.s.w., S. 59 ff. Hij schrijft o.m.: „An dleser Stelle allein an die judaische Landschaft zu denken, ergibt keinen Sinn," a.w. S. 61. Alle moeilijkheid vervalt hier, en de gepastheid en de noodzakelijkheid van de aanduiding „het joodsche land" of Palestina blijken bfl de in den tekst gegeven verklaring. Ook E. Klostermann schrijft bij dit vers en woord: „beabsichtigte Ausdehnung der Tatlgheit auf das ganze jüdische Land," Die Synoptiker, S. 430.

n ) Vgl. Aanteekening 48. Ook C. F. Nösgen, Die Evv. n. Matth. Mare. u. Luk. S. 298 schrijft: „Luk. geht dabei fiber dieeigentliche „Berufsszene," welche Mat. und Mark. mltteilen, ganz kurz hinweg." Wanneer A. B. Bruce, The Syn. Gospels, p. 493 sq. schrijft: „Peter comes to the front, and the other three named in Mk., James, John and Andrew, retire into the shade; the last-named, Indeed, does not appear in the picture at all," dan maakt hfl wel eene juiste opmerking, maar heeft hij blijkbaar toch ook de hoofd­strekking van dit verhaal niet gevat, zooals blijkt uit wat hij volgen laat: „This doubtless, reflects the relattve positions of the four dlsciples in the public eye in the writer's time and in the circle for which he wrote. The Interest gathered mainly about Peter: Christian people wanted to be told about him, specially about how he became a disciple. That interest had been feit before Lk wrote, hence the tradition about his cal! grew ever richer in contents, till it became a lengthy, edifying story. Lk gives it as he found it." Deze geheele beschouwing vindt weinig steun In het verhaal zelf.

7 1) Vgl. ook Calvijn op Luc. 5 : 1 : Dicit Lucas Christum ....specimen exhibulsse divinae suae virtutis in miraculo.

7 J) „Simon empfindet die in diesem Segen sich manifestlerende, aller Menschenmacht fiberlegene Herrengewalt Jesu so üef, dass er in seiner sfindhaften Menschennatur das erkennt, was Jesum von ihm scheiden musz," C. F. Nösgen, Die Evv. u.s.w. S. 298. Wanneer J. Weiss—W. Bousset, Die Schriften d. N. 7*.3 S. 425 vragen: „Warum wirkt es nicht auf die andera Augenzeugen so ?," en meenen hieraan een argument te kunnen ontleenen voor vereenzelviging van dit verhaal met dat In Joh. 21, dan kan daarop geantwoord worden, dat in Luc. 4 : 9, 10 ook gezegd wordt, dat dit wonder soortgelijk op de anderen werkte. En dat alleen Simon zich zoo uitsprak, vindt genoegzame verklaring in zijne persoonlijkheid, en in zijn woord in vs. 5.

7 3) J. Weiss—W. Bousset, Mare. 2 : 25,26 besprekende, schrijven: „Jesus macht hier gegen alle fibertriebene Angstlichkeit der Gegner den grossen Grundsatz geltend: Not bricht Eisen und kennt keln Gebot," Die Schriften d. N. T.' I, S. 97. Dit is echter geheel fout Daarbij is niet gerekend met de hoedanigheid van David als gezalfde des Heeren, noch met de aanleiding zijner vlucht dat hij n.m.1. juist om zijne zalving en roeping vervolgd werd en vluchten moest

Page 72: Lucas evangelie

66

M ) J. Wellhausen, Das Evangeuum Marei, 2 Aufl., S. 20, schrijft bfj Mare. 2 : 27, 28: „Der Schluss, 2, 28 ist nicht aus dem Beispiel Davids gefolgert, sondern hat eine neue Pramisse. Wenn er bündig sein soll, so muss das Hauptwort der Aussage in ihm das selbe sein, wie in der Pramisse: der Sabbat ist wegen des Menschen da und nicht der Mensch wegen des Sab-bats, also ist der Mensch Herr über den Sabbat" Hij ziet dan echter over het hoofd, dat volgens de H. Schrift, en volgens den Heere Christus, de mensch door de zonde zijne macht of bevoegdheid verloren, en alleen de Heere Christus de oorspronkelijke macht des menschen weer ontvangen heeft, terwijl de mensch slechts door gemeenschap met Hem die bevoegdheid herkrijgen kan.

7 B) „Die Rede ist ebenso wie bei Matthaus auf einem Berge gesprochen; Lukas sagt nur et was pedant isch: nicht auf dem Gipf el, wo für die vielen Men­schen kein Platz war, sondern auf einer Art Matte." J. Weiss—W. Bousset, Die Schriften d. N. T.3 I S. 428. Vgl. ook A. B. Bruce, The Syn. Gospels,p.503: „Yet the expression tónov nsdivoü is peculiar; hardly what we should expect if the reference weretotheplainbesidethelake;rathersuggestiveof aflatspace lower down the M L * Vgl. ook K. L. Schmidt, Der Rahmen u.s.w. S. 112.

7 8) Ook O. Pflerdener schrijft: „Die ganze Rede ist in sich so wohlge-ordnet und abgerundet und entspricht der Situation, als Probe der öffent-lichen Lehrweise Jesu, so gut " Das Urchrtsientam2 I S. 426.

") A. Plummer omschrijft en groepeert aldus: „1. The qualilifications of those who can enter the kingdom (Lk. 20—26; M t V 1—12); 2. The duties of those who have entered the Kingdom (Lk. 27—45; Mt. V 13—VII 12); 3. The judgements which awaits the members of the Kingdom (Lk. 46—49; Mt. VII 13—27) Encouragement, requirement, warning; or invitation, principles, sanction," The Gospel ace. to S. Luke4, p. 178.

7 S) „lm Zusammenhang mit der Glelchnissrede 41, 42 kan 47 die er-wiesene Liebe nur als Erkenntnissgrund vorhergegangener Sündenvergebung gelten" H. J. Holtzmann, Die Synoptiker3 I S. 347.

7B) Lukas spreekt niet van de overlegging der vrouw, zooals Mattheus 9 : 21, en Marcus 5 : 2, 3. Hij wil de aandacht blijkbaar geheel bepalen bij den Heere en Zijn doen en grootheid. Daartoe construeert hij de verzen 43 en 44, en kiest hij daarin zijne woorden, gelijk hij doet Hij spreekt niet slechts van het aanraken van achteren van 's Heeren kleed, zooals Marcus 5 : 27, 28, doch, evenals ook Mattheus 9:20, van het aanraken van den zoom óf kwast van Zijn kleed, en eveneens met Mare. 5 : 29 van het terstond intreden der genezing, Luc. 8 : 44; vgl. ook Matth. 9 : 22. Hij wil op deze wijze blijkbaar zeggen: terwijl deze vrouw door niemand genezen had kun­nen worden, vond zfl terstond genezing, toen zij geloovig, vgl. vs. 48, ook maar even 's Heeren kleed van achteren aan den kwast aanraakte.

8 0) Omdat Lucas niet, zooals Marcus 5 : 26, zegt dat deze kranke vrouw veel geleden had van vele medicijnmeesters, meent men wel, dat hij als

Page 73: Lucas evangelie

67

medicus alzoo de medici sparen wil. Vgl. b.v. J. A. Findlay, fesus as they saw Hint, U, The Gospel accordtng to Luke, (1919) p. 156. „A curlous in-stance of Luke's loyalty to hls profession is to be found in his treatment of the story of the woman with the haemorrhage Here is a twofold insinuation: Luke will not allow that she had been to a properly qualiflèd doctor, and at the same time suggests that the trouble was not any lack of medical sklll, but her own inability to rally; this, of course, onlymakes the Qood Physician's succes the more wonderful." Vgl. ook A. T. Robertson Luke the htstorian In the Ught of research p. 10> 92 sq. Deze verklaring is echter niet noodzakelijk. Wanneer wij er mede rekenen, dat Lucas den Heere Jezus en Zijne grootheid teekenen wil, en daarom weglaat, wat daartoe niet noodig is, en veeleer de aandacht van den Heere afleiden kon, dan hebben wij eene betere verklaring. Ook nu deelt hij de eigenlflke zaak, die noodig was, mede, n.m.1. dat deze vrouw door niemand had kunnen'ge-nezen worden. Haar verdere lijden enz. te teekenen, was voor de voorstelling van 's Heeren grootheid overbodig. Vgl. ook Aanteekening 79.

8 1) De strekking dezer opmerking kan te meer beseft worden, wanneer we rekenen met wat K. Lake schrijft, Dlcttonary of the Apostoltc Church, I (1915), p. 721 a: „In the complete absence of any definite statements as to the sources used by Luke, with the exception of the preface to the Gospel, internal evidence can alone be used, and the results of lts study are necessarily only tentative." Deze innerlijke evidentie ontgaat ons derhalve ook nog grootendeels, zoo al niet geheel.

") „To a student of the Synoptic Problem St Luke's Gospel is the most interesting of the three. Indeed, we may confidently affirm that, but for St. Luke, the Synoptic Problem wouldnever have existed. For the connexions between St. Matthew and St. Mark are comparatively simple and are easlly explained. It is only when we read St. Luke that the perplexing questions which constitute the Problem arise. We have flrst to explain the fact of his omisslons (a) of Markan matter, (b) of Malthaean; next, hls additlons (a) of narrative, (b) of discourse; thirdly, his variations from the other Gospels in arrangement (a) of Markan matter, (b) of Matthaean; then we must examine his edltorlal work, which consists (a) of prefaces to introducé a section, (b) of conclusions to wind it up, (c) of explanatory notes, (d) of correctlons, alike In fact, in style, and in grammar; lastly, we must consider cases where he agrees with St. Matthew against St. Mark, and cases where he alone of the Synoptists has some contact with St. John. Anyone who attempts to solve the Problem by neglecting one or more of these factors, may fasclnate the reader by the simplicity of his proposals, but hedoesso at the expense of success. He has not really grappled with the Problem and therefore has not solved it," A Dlcttonary of Chrlst and the Gospels, II (1913). p. 846. Tegenover verschillende van deze vragen komen wij geheel anders te staan, wanneer wij in den tekst aangewezen hoofddoel en ge-dachtengang van Lucas* Evangelieverhaal aan te nemen hebben, en als juist beschouwen. Dan blijkt het zoeken van eene oplossing van het

Page 74: Lucas evangelie

68

„synoptisch vraagstuk" vrijwel eene hersenschim; en dat vraagstuk ook zelf weinig anders dan iets imaginairs.

83) Natuurlijk kunnen we met E. Mangenot zeggen: „Tant d' efforts, aboutissant a des résultats si divergents, n' ont pas été totalement inutiles. Us ont demontré au moins la complexité du problème synoptique et 1'extréme difficulté, sinon 1' impossibilité absolue de lui donner, a 1' aide des moyens dont dispose actuellement 1' erudition, une solution adèquate et certaine. Us ont fait ressortlr la fausse vole dans laquelle s' étaient temerairement engagés plusieurs des premiers critiques qui avaient ètudié la question." Dictionnaire de la Bible, publié par F. Vigouroux, II, col. 2098.

M) Vgl. R. Weiss, Die Quellen d. Lukasev., S. 7: „Lk 4, 38b zeigt sich deutlich die Hand des reflektierender Bearbeiters. Markus harte, 1,30 einfach erzahlt, dass das Brüderpaar, bei dem Jesus einkehrt, ihm sofort sagt, dass die Schwiegermutter am Fieber danièderliege, wie um zu entschuldigen, dass er es nicht gastlicher im Hause finden werde. Lukas melnt, dass dem Hellwunder Jesu doch eine Bitte darum vorangegangen sein mfisse; und in der Erwagung, dass man Jesum doch nicht eines leichten Fieberanfalls wegen bemfiht haben werde, lasst er die Schwieger­mutter mit hohem Fieber behaftet sein. Damit fallt natürlich auch das ei&vs des Markus fort, aber in dem zu fjQoixrjaav weniger passenden mgi avziji; das nur bei Markus ganz an seiner Stelle ist, zeigt sich noch der Einfluss des Markustextes, wie in dem bei Lukas ganz unmotivierten Plural des Verbi." Vgl. ook S 279. Ook K. L. Schmidt, Der Rahmen u.s.w S. 60; 142: „Das Gerippe der Mk — Dartellung ist geblleben" — n.m.1. in Matth. 8:28—34 — „einiges ist weggefallen, anderes undeutlich hinzugesetzt. S. 143 f : Lk verkürzt die vorlage des Mk — n.m.1. Mare. 5 : 1—20 in Luc. 8 : 26—39 — „nicht so stark wie ML Er nimmt nur einige Anderun-ger stilistischer Art vor.... Dass der Mann aus der Stadt stammt.... ist Annahme des Evangelisten. Die Zahl des Schweine ist gemildert " Insgelijks R. Rultmann, Die geschichte d. Trad., S. 221: „Wie Mt hat er" — scil. Lucas — „den Stoff des Mk um das Material von Q vermehrt und dazu noch anderer Traditionsgut gefügt. Aber in der Ineinanderfiigung der Quellen ist er anders verfahren als Mt Er legt nicht den Mk.-Aufrisz zu Grande und fügt den Redenstoff an geeigneten stellen ein. Sondern im Ganzen ist seine Methode die, dass er mit seinen Quellen abwechselt, sie neben-ein-ander stellt und also auf diese Weise zwei Aussendungsreden, zwei Pharisaerreden u.s.w. bringen muss"; vgl.ookS.216. EveneensW.C.Allen, The Gospel according to S. Matthew, 3rd ed. (1912), p. XIII sqq. Wie der­gelijke voorstelling geven, zouden zich beleedigd gevoelen, wanneer men de samenstelling hunner boeken op soortgelijke wijze zou trachten te ver­klaren. Maar waarom spaart men dan den Evangelisten zulken smaad niet, waar men toch erkennen moet, in zijn oordeel op zeer subjectieve gronden te rasten, en men de waarheid daarvan zien kan uit de vele elkander weer­leggende uiteenzettingen, en terwijl er eene betere verklaring mogelijk is? Veelszins wil men alzoo van de verhaalde feiten zelve, en van de kracht

Page 75: Lucas evangelie

69

Van zelfstandige getuigenissen daaromtrent, los komen. „Die galilaischen Er­zahlungen" (n.m.1. bi] Marcus) „sind auch innerlich meist nicht so beschaffen, dass sie auf diese" — t. w. die Urjfinger — „zurückgeführt werden könnten. Soll etwa Petrus der GewShrsman sein ffir die plötzliche Berufung der vier Menschenfischer ? Soll er dass wandeln auf dem See oder das Ausfahren der bösen Geister in die Saue bezeugt haben, die Heilung des blutflussigen Weibes durch die Kraf t eines Kleldes, des Stummen und des Blinden durch Speien?" J. Wellhausen, Einl. i. d. drel er sten Ev. 2 Afl. S. 45.

S5) Daarom verhaalt Lucas niet de spijziging van de meer dan 4000 met zeven brooden en enkele visschen, Mare. 8 : 1—10; Matth. 15 : 32—39. Dat was niet meer noodig, om 's Heeren macht en ontferming duidelijk te laten zien, nu hij die reeds door het verhaal van de verzadiging der meer dan 5000 met vijf brooden en twee visschen beschreven had, Luc. 9:11—17. Soortgelijk maakte hij geene melding van 's Heeren wandelen over de zee, Matth. 14 : 22—27; Mare. 6 : 45—52, waar hij 's Heeren heerschappij over storm en golven reeds voorgesteld had, Luc. 8:22—25. Insgelijks behoef den genezingen als Mare. 7:31—37 (doofstomme in Decapolis), en Mare. 8:22—26 (blinde te Bethsaida) en Matth. 15 : 21—28; Mare. 7 : 24—30 (bezeten dochter van de Syro-phenicische) niet door Lucas verhaald te worden, waar hij soortgelijke gevallen reeds vermeld had; Luc. 4 : 33—37; 7 : 2—10, 21. Terwijl gevallen van duivel-uitwerping als in Luc. 8 : 26—39, en blinden-genezing, in Luc. 18 : 35—43 beschreven, weer iets bijzonders hebben. Zoo was ook, na het verhaal van de opwekking van den jongeling te Naïn, Luc. 7 : 11—17, dat van die van Jaïrus' dochtertje, Luc. 8 : 40—56, niet over­bodig. Daarentegen was het verhaal van Petrus' wandelen op de zee, Matth. 14 : 28—33, niet onmisbaar, waar het meer de aandacht op Petrus vestigen kon, dan weer iets nieuws van den Heere Christus doen uitkomen. Evenzeer kon wegblijven het verhaal van Petrus' optreden en bestraffing, Matth. 16:22—23; Mare. 8 : 32—33, alsook dat van gesprekken des Heeren over joodsche inzet­tingen en verkeerdheden. Vgl. Matth. 5 : 21 v.v.; 6 : 1 v.v.; 15 : 1 v.v.; Mare. 7 :1 v.v. Vgl. ook Th. Zahn, Die Apostelgeschichte des Lukas,], S. 13 f.

8S) Meermalen wordt het voorgesteld, dat, waar het doel der historische boeken des Bijbels prediking is, wij niet te zeer op de historische juistheid van hetgeen zij verhalen, staat maken kunnen. Zoo schrijft: b.v. M. Jones, The Four Gospels (1921), ten aanzien van ons vierde Evangelieverhaal: „It is, in my opinion, tolerably clear that St John, when he set out to write his Gospel, did not propose to compose a strictly hlstorial document His object was rather to explain and interpret the life and teaching of Christ, and that with the view of leaving a particular impression upon the soul of the Church of his own age XX. 31 This is the spirit and princlple that account for his independent attitude towards the other Gospels and the additional material that was at his disposaL The facts that he chronicles are generally hlstorical facts The events of our Lord's life and the substance of His teaching are read in the light of a long Christian experience— I am inclined to thlnk that the Fourth

Page 76: Lucas evangelie

70

Gospel contains more strict history than it is sometimes credlted with . . . . " p. 119 sq. Maar J. G. Machen merkt terecht op, The Prlnceton Theohgkat Review, July, 1922, p. 494 sq.: „But such a representation altogethermisses the true purport of the self-testimony of the Evangelist The author of the Fourth Gospel does indeed desire to produce christian falth in the hearts of hls readers. But he desires to do so by a rehearsal of the actual facts about Jesus. Truth, he is convinced, is, in the case of Jesus, more wonderful than fiction; the glory of the incarnate Word shone out clear even through the veil of flesh. It is not true at all, therefore, that the author of the Fourth Gospel is indifferent to the facts; on the contrary he emphasizes with special clearness.... the importance of the plain testimony of an eyewitness. Indeed, it is the purpose of, the whole Gospel to produce faith in Jesus by reporting what was actually seen and heard while the Word was on earth." Geheel ten onrechte zoekt dan ook Dr. G Bert, Das Evangeuum des Johannes (1922), te betoogen, dat de vierde Evangelist niet bedoelt „Geschrichte des Lebens Jesu, sondern Geschichte des ewigen Lebens in allegorisch dramatischer Form", te geven, S. 117; vgL S 58. A l ligt in het verhaalde geestelijke leering en strekking, daardoor houdt dat verhaalde niet op, historisch feit te zijn. De apostel legt allen nadruk op de geschiedkundige werkelijkheid, van hetgeen hij mededeelt Daaraan laat Dr. Bert geen recht wedervaren, die meermalen willekeurig allegorlseert, en den apostel Iets anders wil laten zeggen, dan hij metterdaad schrijft Het soortgelijke nu als van Johannes kan ook van Lucas en zijn Evangelie­verhaal gezegd worden. Duidelijk legt hij dadelfik in den aanvang grooten nadruk op de betrouwbaarheid en historische juistheid van wat hij schrijven zal, Luc. 1 : 1—4. Het was niet noodig, dat hij deze betuiging later telkens op de eene of andere wflze zou herhalen. Zfl gelden voor al wat dan volgt in het geheele boek. Vgl. Dr. H. Felder, Jesas Christus, 2 Aufl. (1920) II, S. 120: Bestimmter liesse sich der Entschluss, Geschichte, reine, unverfaischte Geschichte zu schreiben, wohl nicht aussprechen, Vgl. ook $. 123.

8 7) In de tweede eeuw verwierpen de „Alogi" het vierde Evangelieverhaal als niet van den apostel Johannes afkomstig, en als onwaar, wijl ook in strijd met wat de Synoptici verhalen; vgl. Epiphanius Haereses, 51. Clemens Alex. zeide, dat Johannes een „geestelijk" Evangelie geschreven had, omdat hij zag, dat het „lichamelijke" des Heeren reeds genoegzaam in de andere Evangelieverhalen medegedeeld was; vgl. Eusebius, Hist. Eccl. VI, 14, 7.

**) Het was vooral K. G. Bretschneider, die toen den strijd tegen het Evangelie naar Johannes inzette, met zijn Probabilia de evangelii et episto-larum Ioannis apostoü indole et origene, 1820, waarin hij o.m. als bezwaren er tegen inbrengt, dat de Heere Christus er gansch anders in spreekt, dan in die der Synoptici, en dat Zijn Persoon er gansch anders in voorgesteld wordt. D. F. Strauss zette die bestrijding voort in zijn Leben Jesu (1835; 4 Aufl. 1840). Van hem schrijft A. Schweitzer: „Er selbst gesteht spater, dass erst Baur seine 1835 eingenommenen Stellungen uneinnehmbar gemacht habe. Und doch kann man sagen, dass die Johannelscbe Forschungzu dem

Page 77: Lucas evangelie

71

von Strauss Qesagten im Prinzip nichts Neues mehr hlnzugetan hat Er erkannte eben, worauf es ankam. Mit krltischem Scharfblick verzichtete er darauf, aus dem Vergleich der hlstorischen Daten irgend eineEntscheldung herbelzuführen, und l&sst den theologischen Charakter den Ausschlag geben Tut man dies nicht, so ist die Debatte aussichtslos, da ein geistreicher Kopf, der auf Johannes eingeschworen ist, immer tausend Wege findet um die synoptischen Angaben mit den Johanneischen zu vereinigen und'sich zuletzt gar noch mit Haut und Haaren ftir die Stelle zu verbürgen, wo der ausgefailene Abendmahlsbericht eingeschaltet werden muss." Geschichte d Leben-Jesu-Forschurg* S. 88 f. Daarmede is uitgesproken, dat ook bier geen objectieve gegevens, maar vooropgezette meening, dogmatiek, geloof het Evangelieverhaal van Johannes en die der Synoptici als onverzoenbaar doen beschouwen. Sedert het optreden van Strausz, en ook van F. C. Baur, wordt door velen de geloofwaardigheid van ons vierde Evangelieverhaal ge­loochend. Voor litteratuur vgl. W. Bauer, in H. J. Holtzmann's Hand-Commentar z. N. T. IV, Evangeuum, Briefe und Offenbarung des Johannes,

L « S ' X > 0 o k V ' H - S t a n t o n ' T n e G o s P e l s ashistoricalDocuments III, The fourth Gospel (1920), p. 1-16. De verschillen tusschen de Evangelie­verhalen der Synoptici en dat van Johannes worden opgesomd b.v door P. W. Schmiedel, The Johannine Wrltlngs, translated by M. A. Canney (1908), p, 9-46. Vgl. ook F. C. Burkitt, The Gospel history and Us trans­missen, 4th Impr., 218-256. Hij schrijft, p. 230: „The Christ of the Fourth Gospel is not the Christ of history, but the Christ of Christian experience It is because the Evangelist views the Gospel history from this subjective' standpoint, that he allows himself such freedom in remodelling theexternal eVents." En op p. 256: „The Fourth Gospel is written to prove the reallty of Jesus Christ. But the Evangelist was no historian: ideas, not events, were to him the true realitles, and if we go to his work to learn the course of events we shall only be disappointed in our search." Ook hiermede is de historische betrouwbaarheid van Johannes' Evangelieverhaal ontkend, teeen betuigingen in als Joh. 20 : 31; 21 : 24.

8 9) E. F. Scott, The fourth Gospel, its purpose and theology, (Ist ed 1906) 4th ed. (1920), p. 145 schrijft: „Between the Synoptic records and that of the Fourth Evangelist there is one broad difference, evident on the surface. The earlier writers are concerned almost wholly with the life of Jesus in its outward expression, with the actions and sayings in which He revealed His spirit They are content to set the life before us and leave it to produce its own effect as it did on the disciples who first witnessed i t John, on the other hand, starts from the impression which had been made on him by his knowledge of the divine life. He assumes from the outset that Jesus was the Christ, the Son of God, and construes the history in the Hght of this assumption. Reversing the method of the Synoptists, he does not reason from the outward actions to the Person behind them, but judges the work from his theory of the Persoon.» De formuleering dezer gedachte nu daar latende, kunnen we zeggen, dat ook Lucas van den beginne het Zoonschap Gods en het Messias-zfln van den Heere Christus uitkomen laat

Page 78: Lucas evangelie

72

en aan het begin van zijn verhaal van 's Heeren openbare ambtsbediening Hemzelven dat laat uitspreken, en voorts het verhaal van 's Heeren won­deren zóó ordent dat telkens weer Zijne Messiaansche heilswerking op andere wijze gezien kan worden, zoodat het onderscheid in dezen tusschen zijn Evangelieverhaal en dat van Johannes niet groot is.

*°) „Es wird ein Schreiben gemeint sein, bei dem die Dinge in ihrem gegenseitigen Verhalten zur Darstellung kommen. Es handelt sich nicht nur um ein.... Nebeneinanderstellen, sei es nach einem sachlichenSchema oder nach der ausseren Zeitfolge, sondern es soll ein innerer Zusammen-hang des Qeschehens heraustreten...." P. Ewald, H. R. E.3, XI, S. 696.

91) „And with what do the discourses of Jesus deal ? In the Synoptics almost exclusively with the question, What must one do to gain admittance into the Kingdom of Qod? And the answer to the question is well-nigh exhausted when it is summed up in the words, "Be pure ln heart, love God and your neighbour, do God 's will" . . . .the point was always that what is required is moral conduct based on the fear of God.... Jesus speaks about himself very seldom. He does so all the more frequently in the Fourth Gospel. Here his person and its divine nature is almost the only subject of hls discourses," P. W. Schmiedel, The Johannine Writtngs, p. 37.

92) Vgl. M. Jones, The New Testament in the twentieth century, p. 189 sq. „Differences of opinion still exist with reference to the details of the pre-vailing Synoptic scheme, but the main lines upon which the solutionof the Synoptic problem is to be attained would now seem to be definitely decided upon. The following may be noted as points in regard to which a consi-derable amount of unanimity has been reached: 1. The probleem is a documentary one. Oral tradition is only a subordinate and comparatlvely unimportant factor in the composition of the Gospels and does not adequately cxplain the relations between them." Doch J. G. Machen vraagt niet zonder recht: „Why may not the differences between the Synoptic Gospels be expïained as due, not to lack of respect for the sources, but to the fact that all of the Gospels stood in the full current of the primitive oral tradi­tion ? Why should it be supposed that because the „oral theory" is insuffi­ciënt te account for the relationshlp existing between the Gospels it is therefore unnecessary ?" The Princeton TheologicalReview,)\i\y, 1922, p. 494.

93) M. Jones, The New Testament etc. schrijftp. 190ook: „3. Thesecond Gospel is the earliest of the three, and this Gospel, or a document approxi-mately identical with it lay before the authors of the First and Third Gospels, who embodied it almost in its entirety in their writtngs, and used it as a framework into which they introduced materials from other sources. 4. A second principal document is also common to St. Matthew and St Luke, consisting mainly of discourses and sayings of Jesus, which the two Evangelists independently combined with their Marcan document"

94) Vgl. Ps. 36 : 10.

Page 79: Lucas evangelie
Page 80: Lucas evangelie
Page 81: Lucas evangelie
Page 82: Lucas evangelie
Page 83: Lucas evangelie
Page 84: Lucas evangelie