LPG Diagnose Cursus

download LPG Diagnose Cursus

of 21

Transcript of LPG Diagnose Cursus

EAT-243 Diagnose Autogassystemen

Zelfstudie en huiswerk10-08

Zelfstudie en huiswerk

2

InhoudINTRODUCTIE DOELSTELLINGEN VOORDELENAUTOGAS

3 4 5 5CONTROLEREN

G3-REGELING AUTOGAS-INSTALLATIE ELEKTRISCHE

6 9 10 10 11 12 15 15

VOORZIENINGEN GEREGELDE SYSTEMEN IN HET AUTOGASSYSTEEM

ELEKTRONISCH

LAMBDAREGELING AUTOGAS-INJECTIE

VIALLE LPI-SYSTEEM KOPPELBLOK INJECTOREN ANDERETAKEN VAN DE

LPE

16 16 17 20

DIAGNOSE KOLTEC/NECAM EGI-SYSTEEM DIAGNOSE

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerk

3

IntroductieMet dit zelfstudiepakket kun je je voorbereiden op de Regionale Praktijktraining. Tijdens de training ga je een aantal werkorders uitvoeren. De informatie in dit zelfstudiepakket kan je helpen om die werkorders snel en doeltreffend uit te voeren. Verder is de zelfstudie een aanvulling op de theorieleerstof van je beroepsopleiding. In het zelfstudiepakket staan ook huiswerkvragen en opdrachten. Daarmee kun je controleren of je de stof goed begrijpt. Maak de vragen en opdrachten en bespreek ze met je leermeester. Je kunt je vragen natuurlijk ook tijdens de RPTdag aan de trainer stellen.

De RPT-dag bestaat uit drie onderdelen:Theoriedeel Hier behandelen we kort de onderwerpen uit het zelfstudiepakket. Als bepaalde dingen in het zelfstudiepakket je niet duidelijk zijn, noteer ze dan. Dan kunnen we die tijdens het theoriedeel bespreken. Praktijkdeel Hier ga je aan de slag met de werkorders aan voertuigen of onderdelen daarvan. Voor vragen of uitleg kun je terecht bij de trainer. Hij is je vraagbaak en coach. Informatie en schemas kun je vinden in de werkplaatshandboeken en op de Infopunten. Op de Infopunten kun je onder andere internet en digitale handboeken raadplegen. Beoordeling Aan het einde van de RPT-dag vult de trainer een beoordelingsformulier in. Je krijgt dit formulier mee. Hierop staan de beoordelingen voor de uitgevoerde werkorders. Ook geeft de trainer een algehele beoordeling voor de manier waarop je de hele dag gewerkt hebt. De beoordeling voor de verschillende onderdelen is Goed (G), Voldoende (V) of Onvoldoende (O). Succes!

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerkDoelstellingen

4

Na afloop van deze dag kun je met betrekking tot: Autogas-installatie controleren: een controle aan een ingebouwde autogas-installatie uitvoeren volgens de RDW-normen Diagnose geregelde autogas-installatie: met behulp van een Signalite-koffer een eenvoudige storing opsporen aan een geregeld systeem van Vialle inleren van een Vialle AMS-systeem Diagnose EGI-systeem: met behulp van merkspecifieke testapparatuur diagnose stellen aan een EGI-systeem Diagnose LPi-systeem: met behulp van het DDP een diagnose stellen aan een LPisysteem.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerkInleiding

5

Autogas, ook wel LPG (Liquefied Petroleum Gas) genoemd, bestaat hoofdzakelijk uit propaan en butaan en wordt verkregen bij de winning van ruwe olie en uit zogenaamd nataardgas. Onder druk wordt het een vloeistof en zo wordt het getankt. Autogas heeft een hoger octaangetal ten opzichte van benzine. Superbenzine heeft een octaangetal van 98, Euroloodvrij 95 en in het buitenland ook wel 91. Autogas heeft meer dan 100.

Voordelen autogas Autogas is loodvrij. Het hogere octaangetal betekent dat autogas gelijkmatiger tot ontbranding komt. Er is, in tegenstelling tot andere brandstoffen, geen enkele toevoeging nodig om de hoge kwaliteit te waarborgen. Vollediger verbrandingsresultaat, dit omdat het zich beter vermengt, in zuivere gasvorm, met de verbrandingslucht. Minder schadelijk voor het milieu t.o.v. benzine en diesel. De levensduur van de motor wordt verlengd door het ontbreken van o.a. etsende zuren en koolafzetting, terwijl er geen motorolieverdunning plaatsvindt.

G3-regelingJonge autos met geregelde gasinstallaties komen in aanmerking voor een premie. Deze premie is een korting op de rijtuigenbelasting voor de schone auto rijdend op LPG. De premie is op jaarbasis een bedrag van M 318,00. Wanneer komt men in aanmerking voor de G3-regeling: De auto moet allereerst voldoen aan de Europese richtlijn EG94/12, die bepaalde eisen stelt aan de uitlaatgassen. In het kort betekent dit, dat er een elektronische mengselregeling moet zijn, waarbij er geen aanpassingen van buitenaf zijn (CO of toerental). Autos vanaf 1994 zijn waarschijnlijk gecertificeerd. De ingebouwde installatie moet een G3-installatie zijn. Inbouwspecialisten kunnen dit bepalen en er kan tevens door de inbouwspecialist een certificaat uitgeschreven worden. Hiermee kan de RDW het voertuig alsnog als G3installatie kentekenen, zodat de eigenaar in aanmerking kan komen voor de G3-premie.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerkAutogas-installatie controleren

6

Uit veiligheidsoogpunt moet het inbouwen van een autogasinstallatie aan strenge inbouw-eisen voldoen. Deze eisen worden opgesteld door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). De installatie moet bij een erkend autogas-inbouwbedrijf worden ingebouwd. De controle op de uitvoering ligt bij de RDW.

1

Waar kan men de autogas-installatie op controleren?

TankOp de tank bevinden zich: De appendageplaat: 1 Elektrische afnamekraan 2 Veerveiligheid 3 Tankinhoudsmeter 4 Vulaansluiting met 80%-vulling

Het onuitwisbare kruismerktekenHet kruismerkteken geeft aan in welke stand de tank gemonteerd moet zijn (horizontaal, verticaal).

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerk

7

Op de appendageplaat moeten de volgende gegevens duidelijk leesbaar vermeld zijn: a b De inhoud van de tank Keuringsdatum. Een tankkeuring is geldig tot 10 jaar na de vermelde datum. Het keurmerk met bijbehorend nummer. Fabrikant met typenummer. Fabricagenummer. Werk en afpersdruk; een tank moet geschikt zijn voor een druk van 25 bar. Vullingsgraad; deze is in Nederland verplicht gesteld op maximaal 80% van de totale tankinhoud.

c d e f g

AppendagekastDe kast moet voldoen aan de normen van de RDW: De kast moet geheel gasdicht zijn. Dit betekent dat alle uitgangen gasdicht moeten zijn. Controleer de rubber afdichtingen. Loze uitgangen moeten afgeplugd zijn. Benutte uitgangen moeten gasdicht afgesloten zijn met behulp van slangtules. De rubber afdichtingen bij de uitgangen moeten met klemmen gemonteerd zijn. De ontluchting moet een minimale diameter hebben van 28,5 mm en mag niet boven de uitlaat of naar de wielkuip geleid worden.

Tankappendages Alle op de tank gemonteerde appendages moeten eveneens beschikken over een typegoedkeuring.

Tankbevestiging Het frame moet star en met onderlegringen op een stevige harde ondergrond gemonteerd zijn. De tank mag geen contact maken met metaal. De tank moet in de juiste positie gemonteerd zijn. De bevestigingsbanden moeten van deugdelijk materiaal gemaakt.

Vulslang De vulslang moet buigbaar zijn en mag met maximaal n koppeling in de kofferruimte gemonteerd zijn (n koppeling aan de buitenvulaansluiting en n in de appendagekast). Deze koppelingen moeten in verbinding staan met de buitenlucht.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerkVulaansluiting

8

De vulaansluiting moet zich buiten het voertuig bevinden, maar mag niet buiten het voertuig uitsteken. De vulaansluiting moet zo gemonteerd zijn dat deze tegen verdraaiing is geborgd. Zit de vulaansluiting door het plaatwerk zodat deze in de auto uitkomt, dan moet deze voorzien zijn van een gasdichte afdichting.

Hogedrukleiding De leiding moet uit n stuk vervaardigd zijn. Daarnaast moet de leiding strak bekleed en deugdelijk om de 40 cm bevestigd zijn. De leiding moet minimaal 10 cm van de uitlaat verwijderd zijn en moet vrij van de kriksteun liggen. Daarnaast mag de leiding zich niet op het laagste punt van de carrosserie bevinden. Bij doorvoer door carrosseriedelen moet een bescherming aangebracht worden.

Gasafsluiter De gasafsluiter moet zo dicht mogelijk bij de verdamper gemonteerd zijn en deugdelijk bevestigd zijn.

Drooggasslang (verdamper naar mengstuk) Deze slang moet minimaal 10 cm van de uitlaat zijn verwijderd. De regeling moet zich in de drooggasslang bevinden.

Gaslekkage Alle aansluitingen moeten met de gaslekzoeker worden gecontroleerd.

Verdamper/drukregelaar Deze moet veilig en deugdelijk gemonteerd zijn. De verdamper/drukregelaar moet minimaal 10 cm van de uitlaat verwijderd zijn. Als dit niet mogelijk is, is men verplicht een beschermplaat aan te brengen Controleer ook hier op lekkage.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerkElektrische voorzieningen Zekering

9

De gasinstallatie moet afzonderlijk gezekerd worden. De zekering moet gemakkelijk bereikbaar zijn.

Bedrading De bedrading moet deugdelijk en vonkvrij bevestigd zijn (gesoleerde aansluitingen). De afsluiter achter op de tank moet een aparte massaverbinding hebben. Het massacontact mag niet via de hogedrukleiding lopen. De bedrading moet volgens de voorschriften aangesloten zijn.

2

Welk signaal zorgt voor afsluiting van de gastoevoer bij uitvallen van de motor?

3

Wanneer spreekt men van een G3-installatie en zijn deze ook in te bouwen op oldtimers?

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerk

10

Elektronisch geregelde systemenEr is sprake van geregelde systemen, als aan de uitlaatkant van de motor gemeten wordt hoe de verbranding is verlopen en als er terugkoppeling plaatsvindt naar de inlaatzijde van de motor om de brandstofdosering aan te passen. De brandstofdosering voor in de motor wordt door een ECU (electronic control unit = elektronische regeleenheid) gestuurd.

Elektronisch geregeld autogassysteem

3

1 2

4

5

6

8

7

9

10

1 2 3 4 5

tank verdamper actuator afsluiter gasluchtmenger

6 7 8 9 10

benzine-injector lambdasonde katalysator keuzeschakelaar AMS-unit

Bij zeer veel benzinemotoren is gebleken dat de toepassing van de katalysator in het uitlaatsysteem de beste methode is om de schadelijke stoffen van de verbranding te beperken.

Lambdaregeling in het autogassysteemRegelkring tijdens draaien op autogas: Als in het uitlaatgas een tekort aan zuurstof is, wordt voor verarming van het mengsel gezorgd. Als het uitlaatgas een overschot aan zuurstof bevat, vindt mengselverrijking plaats.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerk

11

De lambdasensor geeft een spanningssignaal af aan de gasregeleenheid van de installatie. De gasregeleenheid geeft op zijn beurt een signaal af aan de mengselregelklep (actuator/stappenmotor).

Bij een aantal merken autogassystemen draait de motor onder alle bedrijfsomstandigheden in closed loop, waardoor altijd =1 wordt nagestreefd. Deze motoren zullen niet hun volle vermogen kunnen leveren, omdat daarvoor een open-loop situatie nodig is (vollastverrijking). Door verdraaiing van de stappenmotor links- of rechtsom zal de regelplunjer omhoog of omlaag bewegen, waardoor de autogastoevoer respectievelijk wordt vergroot of verkleind.

4

Welke sensor zorgt voor de terugkoppeling?

Fabrikanten en toeleveranciers Alle systemen die tegenwoordig ingebouwd worden zijn injectiesystemen, al dan niet vloeibaar. Hieronder volgen de fabrikanten en leveranciers: AG Autogas-systems fabrikant van SGI-injectiesystemen. Koltec/Necam fabrikant van GSI-injectiesystemen. Eurogas Utrecht bv fabrikant van Eurogas-Omegas. Vialle fabrikant van LPI-injectiesystemen. Prins Autogas fabrikant van VSI. VapourSequentiInjection. Groot Motorgas Systemen leverancier van BRCinjectiesystemen.

Autogas-injectieDe grote verandering ten opzichte van conventionele systemen is, dat de druk waarmee het autogas in het inlaatspruitstuk komt, hoger ligt dan vroeger. Men spreekt dus over het injecteren van autogas. Dit gebeurt in damp of in vloeibare vorm. De huidige injectiesystemen zijn uitgerust met een aantal onderdelen die voor alle systemen gelijk zijn, namelijk: buiten-vulaansluiting, vulslang, 80% vulklep, tank inclusief montage-middelen, niveaumeter, veerveiligheid en appendagekast inclusief afvoerslang. Deze onderdelen behoeven hier geen verdere toelichting. EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerk

12

Alle huidige injectiesystemen kan men onderverdelen in twee groepen: Vloeibare injectie Dampvormige injectie a enkelvoudige drukregelaar b meervoudige drukregelaar. Er is nu nog maar n merk dat een echt injectiesysteem voor vloeibaar autogas heeft en dat is het LPi-systeem (Liquid Propane Injection) van Vialle. Bij dit systeem wordt via injectoren vloeibaar autogas in het inlaatkanaal genjecteerd, waar het gas verdampt. Bij alle overige systemen wordt gebruik gemaakt van een verdamper. De verdamper is aangesloten op het koelsysteem van de auto en zet het vloeibare autogas om in dampvormig autogas dat op zijn beurt genjecteerd wordt.

InjecterenMultipoint-benzinesystemen injecteren de benzine vaak sequentieel. Dat geeft de mogelijkheid om elke cilinder zijn eigen hoeveelheid benzine te injecteren op voor elke afzonderlijke cilinder het juiste moment. Een variatie op deze manier van injectie is de half-sequentile injectie of simultaan-injectie. Bij simultaan-injectie worden alle injectoren tegelijk aangestuurd, bij half-sequentile injectie per paar en bij sequentile injectie alle injectoren apart. We zullen de verschillende systemen eens nader bekijken.

Vialle LPi-systeemVan alle huidige autogas-injectiesystemen lijkt dit systeem het meest op het benzine-injectiesysteem. Een pomp in de tank zorgt voor een circulerende stroom vloeibaar autogas. Door een koppelblok wordt de druk constant gehouden en gestuurd naar de injectoren. Deze werken op dezelfde manier als benzine-verstuivers en injecteren vloeibaar autogas. Het verdampen van vloeibaar autogas gebeurt dus in het inlaatkanaal voor de inlaatklep. De hiervoor benodigde warmte wordt onttrokken aan het inlaatkanaal zelf en de daar aanwezige inlaatlucht. Hierdoor daalt de temperatuur van deze lucht. Dit intercooler-effect verhoogt de vullingsgraad en verkleint het vermogensverschil tussen benzine en autogas.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerk

13

katalysator

bougie injector luchtfilter brandstof keuze schakelaar

lambda sensor cilinder LPG-injector

leiding koppelblok dashboard elektrische doorvoer retourklep filter LPE ECU uit in brandstof pomp

LPG tank

uit benzine ECU in

De autogas-injectoren worden aangestuurd door een LPE (LPG-ECU). Deze regeleenheid krijgt zijn informatie van de benzine-ECU. De LPE leest de door de benzine-ECU uitgerekende injectietijd en vertaalt deze in een openingstijd voor de autogas-verstuivers. Het benzine-motormanagementsysteem blijft dus volledig intact. Alle bestaande functies en uitgevoerde correcties, inclusief de zelflerende eigenschappen worden gebruikt. Het enige verschil is dat de motor geen benzine als brandstof krijgt, maar autogas. In dit autogassysteem zitten veel nieuwe onderdelen, die we hieronder zullen behandelen.

Tank en pompIn de brandstoftank zit op dit moment een elektrisch aangedreven membraanpomp, die uit vijf plunjers bestaat. Deze pomp zorgt dat autogas kan circuleren en dat daardoor in de leiding alle dampbellen worden teruggevoerd naar de tank.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerk

14

De tank heeft een montage-opening aan de zijkant voor de pomp gekregen. Hieraan zit tevens, via een steun, de voorraadpot. De daarin aanwezige pomp zorgt dat er geen damp, maar vloeistof bij de verstuivers komt. De borstelloze wisselstroompomp heeft twee lagers die gesmeerd worden door olie. Belangrijke aandachtspunten zijn: de tankvulling mag maximaal 80% zijn de tank mag niet op zn kop gezet worden. De elektrische verbindingen naar de binnenkant van de tank lopen door een glazen dubbelcontact. De pomp kent twee toerentallen. De latere generatie heeft een traploze pompaansturing. Zodoende is er ook een stuurdraad nodig. Als laatste is er een autogas-retourleiding vanaf het koppelblok naar de tank. In de tank zit een retourklep, die bij een leidingbreuk dichtslaat en een lichte overdruk houdt op deze leiding. Door bovenstaande aanpassingen is de tank inclusief de appendageplaat veranderd.

5

Waarom is bij een LPi-installatie een pomp noodzakelijk?

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerkKoppelblok

15

Het koppelblok is gemonteerd onder de motorkap en heeft meerdere functies. In eerste instantie zijn er vier gasleidingen op aangesloten. En aanvoer vanaf de tank, n afvoer naar de verstuivers, n vanaf de verstuivers en n retour naar de tank. Op het koppelblok zit een gasafsluiter.

Deze heeft dezelfde wettelijk voorgeschreven functie als bij andere installaties en is parallel geschakeld met de tankafsluiter. Hiernaast zit een drukregelaar. Deze regelt de druk af op 5 bar boven de tankdruk. Door deze hogere druk kan het autogas worden rondgepompt.De druk wordt gemeten op een ernaast gemonteerde drukopnemer, het kleinste onderdeel op het koppelblok. Deze druksensor zet de gasdruk om in een elektrisch signaal. Dit onmisbare signaal corrigeert in belangrijke mate de benodigde hoeveelheid autogas.

InjectorenVoor elke cilinder wordt een injector aangebracht in het inlaatkanaal. Het inbouwen van deze injectoren in het inlaatspruitstuk gebeurt bij Vialle zelf. Daarvoor moet het inlaatspruitstuk worden opgestuurd en komt het mt injectoren retour. De autogas-injectoren zijn anders dan die van benzine. Bij de meeste benzineverstuivers stroomt de benzine dwars door de verstuiver, waarbij de benzine de verstuiver koelt. Wanneer hier autogas gebruikt zou worden, zou het autogas hierdoor kunnen verdampen. Daarom wordt gebruik gemaakt van zogenaamde bottomfeed-injectoren. Hierbij stroomt er geen gas door de injector, maar wordt het autogas aan de onderkant aangevoerd en genjecteerd. Het uitstroompijpje staat gericht op de inlaatkleppen van de motor. De autogas-injectoren worden tijd-gestuurd bekrachtigd, net zoals bij benzine-injectoren. De LPE rekent de openingstijd van de injectoren uit aan de hand van een aantal gegevens, met als belangrijkste signalen het benzine-injectorsignaal en de autogasdruk. De hoogte van de accuspanning bepaalt in grote mate de aantrekkingskracht van de injectoren. Daarom wordt deze spanning gemeten.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerkAndere taken van de LPE

16

De LPE heeft buiten dit snelle rekenwerk nog een aantal andere functies, namelijk: de autogas-afsluiterbekrachtiging de LED voor brandstofkeuzeweergave de onderbreek-unit voor de injectoraansturing de brandstofpomp-aansturing diagnose-functie.

De LED voor brandstofkeuzeDe LED brandt groen wanneer er op autogas en rood op benzine gereden wordt. Wanneer hij groen/uit knippert, wil dat zeggen dat er voor LPG gekozen is, maar dat de motor nog op benzine loopt.

De onderbreek-unit voor de injectorDeze unit schakelt, wanneer de motor op autogas draait, de benzine-injectoren uit en vervangt deze door een weerstand. Dit relais is intern dubbel uitgevoerd en werkt dus voor twee injectoren. Bij sequentile injectie zijn voor de vier injectoren dus twee van deze relais aanwezig.

De brandstofpomp-aansturingDe pomp kent op dit moment twee snelheden. Bij het inschakelen begint de pomp even op hoog toerental te draaien om alle dampbellen uit het systeem te drukken. De motor draait daarbij op benzine. Na korte tijd gaat de pomp op lage snelheid draaien, voldoende om het systeem op druk te houden. Tijdens het rijden wordt naar de hoge snelheid overgeschakeld wanneer de belasting van de motor daarom vraagt.

DiagnoseHet LPE-systeem is een intermitterend injecterend autogas-systeem. Het is uitgerust met een eigen autogas-diagnosesysteem. Dit systeem onderscheidt drie foutniveaus: kleine fouten, gewone fouten en belangrijke fouten. Alle fouten zijn zichtbaar via de keuze-LED. Alleen bij belangrijke fouten wordt naar benzine overgeschakeld. In de werkplaats kan dan door middel van speciale testapparatuur de oorzaak van de storing snel gelokaliseerd worden.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerk6

17

Waar krijgt de LPE de injectietijd vandaan?

ResettenBij elke onderhoudsbeurt verdient het aanbeveling de LPE te resetten. Dit doe je door de keuzeschakelaar ingedrukt te houden bij het afzetten van het contact. De LPE staat dan weer in de basis-afstelling.

Koltec/Necam EGI-systeemDit EGI-systeem (Electronic Gas Injection) is het eerste gasinjectiesysteem. Tussen Necam en Koltec zit technisch geen verschil, zodat wij hier in het vervolg over het Koltec-systeem praten.service-led diagnosestekke brandstofkeuzeschakelaar massa relais A1 relais A4 relais A2 onderbreking van de benzine-inspuitventielen

massa +15, 12 volt +30, 12 volt verdeelhuis

MAP-sensor MAP-signaal lambda-sonde signaal drooggasafsluiter

inspuitventielen water

uitlaat inlaat lambdasonde toerentalsignaal luchtfilter verdamper/ drukregelaar

autogasafsluiter

water

autogas smoorkleppositiegever

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerkHet autogas-gedeelte

18

Het Koltec-systeem is een damp-injectiesysteem. In het systeem is een verdamper/ drukregelaar opgenomen die de tankdruk reduceert naar een constante druk ten opzichte van het inlaatspruitstuk. Hierna stroomt het autogas via een verdeelhuis naar de drukgeregelde inspuitventielen, die gemonteerd zitten in elk inlaatkanaal vlak voor de inlaatklep. De drukregelaar is afhankelijk gemaakt van de druk in het inlaatspruitstuk, zodat de gasinstallatie sneller reageert op gasklepbewegingen.

In het verdeelhuis is een servo DFCO-klep (Deceleration Fuel Cut Off) aanwezig, die de brandstof 100% afsluit bij o.a. deceleratie. Het Koltec-systeem is een damp-injectiesysteem. In het systeem is een verdamper/ drukregelaar opgenomen die de tankdruk reduceert naar een constante druk ten opzichte van het inlaatspruitstuk. Hierna stroomt het autogas via een verdeelhuis naar de drukgeregelde inspuitventielen, die gemonteerd zitten in elk inlaatkanaal vlak voor de inlaatklep. De drukregelaar is afhankelijk gemaakt van de druk in het inlaatspruitstuk, zodat de gasinstallatie sneller reageert op gasklepbewegingen. In het verdeelhuis is een servo DFCO-klep (Deceleration Fuel Cut Off) aanwezig, die de brandstof 100% afsluit bij o.a. deceleratie. De stappenmotor boven op het verdeelhuis zorgt voor een exacte regeling van het autogas. De stappenmotor drukt tegen de veerdruk in een plunjer naar beneden. Daardoor sluit hij de doorlaat van de zes slitzen af. De verstelling van de hoogte gaat in stapjes. Zo levert stapje 65 bijvoorbeeld meer autogas dan stapje 64. Vanuit het verdeelhuis lopen er vier (of meer) leidingen naar de drukregelinspuitventielen. In deze ventielen zitten vrij bewegende membranen. Door een oppervlakteverschil gaan deze klepjes open bij 50 kPa verschildruk tussen de druk in het inlaatspruitstuk en het verdeelhuis. Deze druk zorgt dat er in de leidingen altijd een hoeveelheid autogas blijft staan. Dit verhoogt de reactiesnelheid van het systeem. EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerk7

19

Waarom wordt de stappenmotor bij iedere start eerst helemaal dicht gestuurd?

Het elektrische gedeelteHet hart van dit systeem is een EEPROM (Electronic Erasable Programmable Read Only Memory). In dit geheugen zijn alle relevante gegevens voor die auto opgeslagen. Het kenveld voor de gasdosering is n van de hoofdtaken van de EEPROM. In dit kenveld is de plaats van de stappenmotor opgeslagen, afhankelijk van verschillende signalen.

SensorenHet gasdoseringskenveld is afhankelijk van twee signalen: het signaal van de MAP-sensor het toerentalsignaal. Op basis van de combinatie van deze twee signalen wordt de positie van de stappenmotor bepaald. De lambda-sensor is een corrigerende sensor, waar ook een zelfleerfunctie van afhankelijk is. Ook het smoorklepsignaal kan dit kenveld corrigeren.

ActuatorenDe stappenmotor wordt gestuurd door de EEPROM en de positie-aansturing die afhankelijk is tijdens het rijden op autogas. De EEPROM positioneert de stappenmotor elke keer dat er gestart wordt. Hierbij wordt de stappenmotor helemaal naar beneden gedrukt, waarbij hij alle aanslag aan de zijkant van de plunjer naar beneden verwijdert. De slitzen sluiten hierdoor helemaal af. De nulpositie is nu bepaald. Hiervandaan gaat de stappenmotor een vooraf bepaald aantal stappen omhoog. Hij opent de slitzen, zodat de motor op een correcte hoeveelheid autogas aanslaat.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerk

20

Tevens worden door de EEPROM de afsluiters aangestuurd. Het brandstofkeuzelampje geeft een eventuele storing in het systeem aan. Ook kun je met dit lampje de foutcode uitlezen. In dit rijtje hoort ook de drooggasafsluiter thuis. Dit is een servoklep die met een relatief kleine klep een grote doorlaat opent en sluit. Hij wordt niet alleen bij deceleratie gebruikt, maar ook als toerentalbegrenzer.

DiagnoseHet Koltec-systeem is een continu injecterend autogassysteem. Het is uitgerust met een eigen autogas-diagnosesysteem. Bij storingen wordt dit door middel van het knipperen van het brandstofkeuzelampje kenbaar gemaakt. De motor blijft op autogas draaien. In de werkplaats kan dan door middel van het lampje de oorzaak van de storing snel gelokaliseerd worden. Alleen bij langdurig rijden met een arm mengsel wordt overgeschakeld naar benzine. Dit verkleint de kans op motorstoringen.

EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN

Zelfstudie en huiswerkDiagnose

21

Na deze RPT-dag Diagnosetraining autogas moet je storingen aan geregelde autogassystemen kunnen verhelpen. Het is onmogelijk om alle mogelijke storingen in een lijst op te nemen. Het is ook niet zinvol om allerlei storingen uit het hoofd te leren. Om effectief te kunnen werken is het wel belangrijk dat je een aantal aandachtspunten kent en een vaste volgorde aanhoudt bij het zoeken naar en oplossen van storingen. 1 Zorg dat de klant zijn klacht over het functioneren van zijn voertuig zo duidelijk mogelijk toelicht. Stel eventueel de volgende vragen: Op welk moment treedt de storing op? Draait de motor wel goed op benzine? Is het probleem op een bijzonder moment begonnen? Zijn er onlangs onderhouds- of afstelwerkzaamheden uitgevoerd aan de motor? 2 De storingen kunnen veroorzaakt worden door fouten in: de brandstofvoorziening het ontstekingssysteem het luchtsysteem het elektrische systeem. 3 De eerste controle onder de kap van het voertuig is de visuele inspectie van de autogs-installatie. Let daarbij op: de aansluitingen van het luchtsysteem de bevestiging van en alle aansluitingen aan de verdamper de verbinding met het gasmengstuk de werking van de afsluiters op de tank en op de verdamper de werking van het veiligheidsrelais de afstellingen in de autogas-installatie de toestand van de bougies de isolatie van de kabelset de kap en rotor op haarscheuren de weerstand van de bobinespoelen. 4 Een geregelde autogasinstallatie kan alleen maar goed werken als de autogas-regeleenheid alle informatie krijgt. De belangrijkste aansluiting van de regeleenheid is de verbinding met de lambda-sensor. Controleer of het -signaal, direct gemeten aan de lambdasensor, vrijwel gelijk is aan het signaal dat op de betreffende aansluitpin van de regeleenheid binnenkomt. Dit is het einde van de Zelfstudie. Deze Zelfstudie is zo universeel mogelijk opgezet. Er bestaat echter in de praktijk geen universele autogas-installatie. Alle fabrikanten hebben hun eigen uitvoeringen en oplossingen. Als je hierover onduidelijkheden bent tegengekomen of vragen hebt, zoek dit dan uit in je eigen werksituatie en breng het op de RPTdag ter sprake tijdens de behandeling van de Zelfstudie.

Veel succes op de RPT-dag. EAT-243 DIAGNOSE AUTOGASSYSTEMEN