Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

60
{ l o k a a l LUCHTKWALITEITSPLAN 2010-2015 } Tom Balthazar schepen van milieu en sociale zaken 50 acties voor een schonere lucht

description

Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

Transcript of Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

Page 1: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

{l o k a a lLUCHTKWALITEITSPLAN

2 0 1 0 - 2 0 1 5}

Tom Balthazarschepen van milieu en sociale zaken

50 acties voor een schonere lucht

Page 2: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

1

    

LOKAAL LUCHTKWALITEITSPLAN GENT 2010‐2015 

 50 acties voor een schonere lucht 

        

juni 2010     

Page 3: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

2

 

1  INLEIDING ............................................................................................................................... 1 

2  ANALYSE VAN DE LUCHTKWALITEIT IN VLAANDEREN EN GENT............................................... 3 

2.1  DE ALGEMENE LUCHTKWALITEIT IN VLAANDEREN EN GENT ...................................................................... 3 2.2  DE VERSCHILLENDE LUCHTVERONTREINIGENDE STOFFEN......................................................................... 4             Stikstofoxiden (NOx).......................................................................................................................4             Fijn stof (PM10)............................................................................................................................... 6             Ozon .............................................................................................................................................. 8 

2.3  DE OPBOUW VAN LUCHTVERONTREINIGING IN EEN STEDELIJKE OMGEVING .................................................. 9 

3  HET WETTELIJKE EN BELEIDSMATIGE KADER......................................................................... 11 

4  DOEL VAN HET LUCHTKWALITEITSPLAN GENT...................................................................... 14 

5  MAATREGELEN ..................................................................................................................... 15 

5.1  ALGEMENE PRINCIPES ...................................................................................................................... 15 5.2  DOELGROEPGERICHTE MAATREGELEN................................................................................................. 19               DOELGROEP TRANSPORT: WEGVERKEER ................................................................................. 19               DOELGROEP TRANSPORT: SCHEEPVAART ................................................................................ 38               DOELGROEP HUISHOUDENS ..................................................................................................... 41              DOELGROEP INDUSTRIE............................................................................................................. 43              Andere algemene maatregelen ..................................................................................................... 44 

5.3  PLANNING: RUIMTELIJKE ORDENING EN STADSONTWIKKELING................................................................ 45 5.4  COMMUNICATIE .............................................................................................................................. 46 5.5  MONITORING EN EVALUATIE.............................................................................................................. 47 

6  LITERATUURLIJST ................................................................................................................. 49 

7  BIJLAGE 1: BESTAANDE MAATREGELEN MET INVLOED OP LUCHTKWALITEIT ......................... 50 

8  BIJLAGE 2: 50 NIEUWE ACTIES VOOR SCHONERE LUCHT......................................................... 52 

9  BIJLAGE 3: NIET‐OPGENOMEN MAATREGELEN....................................................................... 54 

 

Page 4: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

1

1 Inleiding  De  luchtkwaliteit  is  in het algemeen de afgelopen decennia aanzienlijk verbeterd,  toch zijn er nog  steeds  te hoge concentraties aan  luchtverontreinigende stoffen  in de buitenlucht aanwezig. Zo wordt  in Vlaanderen op veel plaatsen niet voldaan aan de daggrenswaarden voor fijn stof (PM10). Ook de normen voor stikstofoxiden (NO2) die van kracht worden  in 2010 worden momenteel nog vaak overschreden. De concentratie van deze stoffen in de lucht is van die mate dat ze de gezondheid schade kan toebrengen.  In  de  steden  stelt  deze  problematiek  zich  noch  scherper  door  de  hogere  bevolkingsdichtheid,  sterkere verwevenheid van verschillende functies en een compact en intensief gebruikt wegennet.  Europa  legt aan de  lidstaten specifieke normen op voor deze stoffen. Vlaanderen integreerde deze normen  in haar eigen wetgeving en maakte actieplannen op om deze normen te behalen. De Stad Gent wil echter, binnen haar bevoegdheden, een aanvullend lokaal luchtkwaliteitsbeleid voeren en zodus alle mogelijkheden maximaal benutten om de luchtkwaliteit te verbeteren.   De belangrijkste  luchtverontreinigende stoffen  in een stedelijke omgeving zijn NO2 en  fijn stof. Deze stoffen zijn voornamelijk afkomstig van het verkeer. In dit plan worden dan ook hoofdzakelijk maatregelen voorgesteld die  van  invloed  zijn  op  de  lokale  verkeersbijdrage  binnen  de  stad  Gent.  Andere  bronnen  van  lokale luchtverontreiniging  zijn  afkomstig  van  de  industrie,  de  scheepvaart  en  van  huishoudens.  Ook  voor  deze bronnen worden maatregelen in dit plan uitgewerkt.  Het is de bedoeling om bij de uitvoering van dit plan nauw samen te werken met andere partijen, overheden en beleidsvelden. Deze samenwerking zal deels  ingebed worden  in het klimaatverbond dat de Stad Gent afsluit met  alle betrokkenen  en belanghebbenden om  te  komen  tot  een drastische daling  van de CO2‐uitstoot op Gents  grondgebied. Voor  de  sector mobiliteit  kunnen maatregelen  die  de  CO2‐uitstoot  reduceren  ook  een impact hebben op de uitstoot van andere luchtverontreinigende stoffen.   De meest effectieve maatregel op vlak van verkeer blijft nog  steeds het gebruik van gemotoriseerd vervoer vermijden. De Stad Gent voert door haar mobiliteitsbeleid al jaren acties en campagnes uit om zoveel mogelijk mensen ertoe aan te zetten de auto thuis te laten. Dit beleid wordt ook in de toekomst verder gezet. Daarnaast is de Stad Gent projectleider binnen het Europese CIVITAS‐ELAN project.  In het kader van dit project zullen tijdens de periode 2008‐2012 25 initiatieven worden genomen rond alternatieve en duurzame mobiliteit.  In  dit  luchtkwaliteitsplan  worden  aanvullende  maatregelen  uitgewerkt.  Aan  de  basis  ervan  ligt  een verkeerstechnische  studie  uitgevoerd  door  het  studiebureau DTV  Consultants. Hieruit  blijkt  dat  de  huidige luchtkwaliteitsknelpunten  in  de  nabije  toekomst  niet  opgelost  kunnen  worden  en  vermoedelijk  zullen verslechteren zonder aanvullend beleid. Dit desondanks het feit dat nieuwe wagens steeds milieuvriendelijker worden. De oorzaak ligt bij het toenemende personen‐ en goederenverkeer en congestie.   Op  19 maart 2010 werd het ontwerpplan  voorgesteld aan de  verschillende  interne en externe  stakeholders. Tijdens verschillende werkgroepen werd er gediscussieerd over de zwaktes, bedreigingen, kansen en sterktes van het ontwerpplan. Na dit inspraakmoment werd gedurende een maand de kans gegeven om schriftelijke en mondelinge  adviezen  op  het  ontwerpplan  mee  te  geven.  Op  basis  van  de  opmerkingen  tijdens  het inspraakmoment en de achteraf  ingediende adviezen kreeg het plan, zoals het hier voor u  ligt, zijn definitieve vorm.   

Page 5: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

2

Dit definitief lokaal luchtkwaliteitsplan is als volgt opgebouwd: in deel 1 wordt de luchtkwaliteit in Vlaanderen en  Gent  beschreven,  in  deel  2  komt  de  juridische  en  beleidsmatige  context  aan  bod,  deel  3  definieert  de doelstellingen van het Gentse luchtkwaliteitsbeleid en in deel 4 worden de maatregelen voor de periode 2010‐2015 uitgewerkt. 

Page 6: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

3

2 Analyse van de luchtkwaliteit in Vlaanderen en Gent   In dit deel wordt de luchtkwaliteit in Vlaanderen en Gent beschreven. Eerst komt de algemene luchtkwaliteit aan bod, waaruit blijkt dat in steden vooral fijn stof en stikstofoxiden bijdragen tot een slechte luchtkwaliteit. Deze twee  luchtverontreinigende stoffen worden verder  in detail besproken, zowel naar hun effecten op de gezondheid  als  naar  verantwoordelijke  bronnen.  In  het  laatste  onderdeel  komt  de  opbouw  van luchtverontreiniging in een stedelijke omgeving aan bod. 

2.1 De algemene luchtkwaliteit in Vlaanderen en Gent  De voorbije  jaren  is de  luchtkwaliteit  in Vlaanderen verbeterd. Toch blijft ze bij de slechtste van Europa. De belangrijkste stoffen die bijdragen tot deze slechte luchtkwaliteit zijn fijn stof en stikstofoxiden.  Onderstaande satellietbeelden  (Fig. 1 & 2)  illustreren dit. Drukbevolkte en geïndustrialiseerde gebieden met een  compact  wegennet  zoals  Vlaanderen,  Noord‐Italië  en  het  Ruhrgebied  in  Duitsland  kampen  met  de grootste concentraties aan NO2 en fijn stof in de lucht.  

 Fig. 1: Satellietbeeld van NO2 in Europa (2004)  (Bron: ESA ‐ 2004). 

 

 Fig. 2: Regionale fijn stof concentraties in Europa (bron: Milieu‐ en Natuurplanbureau, Milieubalans 2005). 

Om  een  beeld  te  krijgen  van  de  algemene  luchtkwaliteit  ontwikkelde  de  Intergewestelijke  Cel  voor  het Leefmilieu  (IRCEL)  de  luchtkwaliteitsindex.  Deze  index  aggregeert  de  concentraties  van  verschillende verontreinigende  stoffen  in  de  omgevingslucht  tot  één  representatief  cijfer  tussen  1  en  10, waarbij  1  een uitstekende  luchtkwaliteit  voorstelt  en  10  een  slechte.  De  luchtkwaliteitsindex  houdt  rekening  met  de vervuiling  van  de  omgevingslucht met  ozon  (O3),  stikstofdioxide  (NO2),  zwaveldioxide  (SO2)  en  fijn  stof (PM10).  Deze  vier  polluenten  zijn  voornamelijk  afkomstig  van  menselijke  activiteiten  zoals  verbranding, verwarming, industrie en verkeer.  Onderstaande grafieken (Fig. 3) geven voor de meetstations in Gent, nl. deze in Gent centrum en in Sint‐Kruis‐Winkel,  het  percentage  dagen  aan  met  een  goede  (luchtkwaliteitsindex  4)  tot  uitstekende (luchtkwaliteitsindex  1)  beoordeling  van  de  luchtkwaliteit.  Hieruit  blijkt  dat  de  luchtkwaliteit  geleidelijk verbetert.  In  2008  werd  in  Gent  centrum  voor  229  of  62%  van  de  dagen  een  goede  tot  uitstekende  (index  1‐4) luchtkwaliteit gemeten. De  luchtkwaliteit was middelmatig  (index  5‐6)  voor  100 of  27 %  van de  dagen  en slecht (index 7‐10) voor 29 of 8 % van de dagen. Voor 8 dagen kon geen  index gegenereerd worden.  In Sint‐

Page 7: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

4

Kruis‐Winkel werd voor 240 of 66% van de dagen een goede tot uitstekende, voor 94 of 26% van de dagen een middelmatige en  voor 25 of  7%  van de dagen een  slechte  luchtkwaliteit gemeten. Voor  7 dagen kon geen index  gegenereerd  worden.  Er  dient  opgemerkt  te  worden  dat  de  minder  goede  luchtkwaliteit  in  2003 hoofdzakelijk te wijten was aan uitzonderlijke meteorologische omstandigheden.   

Luchtkwaliteit (R701, Gent)

46,07 44,00

56,2550,57

61,3156,36

61,06

46,06

58,56 59,10 58,1363,82 63,97

0,00

10,00

20,00

30,00

40,00

50,00

60,00

70,00

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

jaar

%da

gen

met

goe

de lu

chtk

wal

iteit

 

Luchtkwaliteit (R40, Sint-Kruis-Winkel)

46,9543,85

50,8656,05 57,88

52,8860,17

45,78

63,76 64,9361,36 63,31

66,85

0,00

10,00

20,00

30,00

40,00

50,00

60,00

70,00

80,00

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

jaar

%da

gen

met

goe

de lu

chtk

wal

iteit

 Fig. 3: Jaarlijkse evolutie in het aantal dagen met een goede tot uitstekende luchtkwaliteit (1996‐2008) in het meetstation Gent (Baudelo) en in Sint‐Kruis Winkel (bron: IRCEL). 

 Bij  vergelijking  van  het  aandeel  van  de  subindices  in  de  bepaling  van  de  index  valt  op  dat NO2  vaak  het patroon in de stedelijke stations bepaalt, terwijl in het landelijke meetstation vooral ozon bepalend is (Fig. 4). Dit  komt  doordat  de  hoeveelheid  uitlaatgassen  in  de  stad  hoger  is  dan  op  het  platteland.  Uitlaatgassen bevatten  veel  NO  die  onmiddellijk  reageert met  ozon  waardoor  NO2  en  O2  worden  gevormd met  een verhoging van de NO2 concentratie en een verlaging van de ozon (O3) concentratie in de stad tot gevolg. NO2 is stabieler dan NO en wordt door de wind naar het platteland getransporteerd waar het onder  invloed van zonlicht opnieuw wordt omgezet in ozon.  Wanneer een slechte luchtkwaliteit wordt vastgesteld (i.e. hoge waarden voor de  luchtkwaliteitsindex),  is dit meestal het gevolg van een hoge subindex voor ozon en PM10. SO2 en NO2 zijn minder vaak de bepalende factor voor een slechte luchtkwaliteitsindex.  

   Fig.  4: Onderverdeling  luchtkwaliteitsindex  2006  voor  de meetstations Gent  en Veurne  volgens  toewijsbaarheid  aan  de  verschillende polluenten (bron: MIRA ‐ 2007).  

2.2 De verschillende luchtverontreinigende stoffen  In onderstaande paragrafen wordt kort toegelicht wat de voornaamste bronnen en gezondheidseffecten zijn van NOx, fijn stof en ozon.  

Stikstofoxiden (NOx) Stikstofoxiden  (NOx)  bestaan  uit  een mengsel  van  stikstofdioxide  (NO2)  en  stikstofmonoxide  (NO). Beide gassen zetten zich in de atmosfeer gemakkelijk in elkaar om.  

Page 8: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

5

NO2 heeft nadelige gezondheidseffecten, door inwerking op het ademhalingssysteem. De effecten verschillen naargelang het om blootstelling gaat van korte duur of van lange duur. Bij acute blootstelling zullen enkel bij zeer  hoge  concentraties  effecten  op gezonde  personen optreden. Personen met  astma  of met  chronische longziekten  zijn  gevoeliger  en  zullen  reeds  bij  lagere  concentraties  nadelige  effecten  op  de ademhalingsfunctie  ondergaan. Ook  kinderen  zijn meer  gevoelig  aan  NO2  blootstelling.  De  effecten  zijn veranderde  longfunctie,  verhoogd  voorkomen  van  acute  ademhalingsziekte,  beschadiging  van  het longweefsel (bij hoge blootstellingen) en verhoogde gevoeligheid voor infecties.  De  totale  NOx‐emissie  is  in Vlaanderen  in  2007  met  22% gedaald  ten  opzichte  van  1990, voornamelijk  door  een vermindering  van  de  uitstoot  in de  elektriciteitsproductie  en  in mindere  mate  door  een  daling van  de  uitstoot  van  het  verkeer (door  het  toenemend  aantal katalysatoren bij het wegverkeer) (Fig. 5). Uit  Fig.  6  blijkt  ook  dat  het verkeer de belangrijkste bijdrage levert in de NOx‐emissie.

 Fig. 5: Evolutie van de NOx‐emissie door de verschillende sectoren in Vlaanderen (bron: VMM ‐ 2008) 

Fig. 6: Evolutie van de NO2‐emissies door de verschillende sectoren in Vlaanderen (bron: VMM ‐ 2007) 

Uit  Fig.  7  blijkt  dat  in  stedelijke  gebieden  de NOx‐concentraties  (blauwe  lijn) over de  jaren heen dalen (deze daling is de laatste jaren wel minder  uitgesproken).  De NO2‐concentraties (rode  lijn)  dalen  tot  midden  de  jaren  90, daarna  is  er  een  stagnatie  en  is  er  zelfs  een licht  stijgende  trend  waarneembaar.  De bijdrage  van  NO  tot  de  NOx‐concentratie neemt  af  en  de  bijdrage  van  directe  NO2 emissies wordt steeds belangrijker (zie ook de stijgende  groene  lijn  die  de  verhouding NO2/NOx weergeeft). Dit  is  te wijten  aan de toenemende verdieselijking van het  

 Fig. 7: Verloop van de NO2 en NOx concentraties in stedelijke meetstations tussen 1980 en 2007 (bron: IRCEL ‐ 2008) 

Page 9: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

6

wagenpark.  In  2006  bestond meer  dan  de  helft  van  het Belgische wagenpark  uit  dieselwagens  en  van  de nieuwe wagens, die in omloop komen, zijn 70 tot 80 % dieselwagens. Dieselwagens hebben in vergelijking met benzinewagens niet alleen een hogere NOx‐uitstoot, ook hun NO2/NO verhouding is hoger. 

Fijn stof (PM10)   

 Fig. 8: De relatieve grootte van een fijn stof deeltje ten opzichte van een menselijk haar (bron:  www.mmk.be) 

Fijn  stof  of  ‘particulate  matter’  (PM)  is  een  mengsel  van afzonderlijke  deeltjes  (vloeibare  en  vaste)  met uiteenlopende  samenstellingen  en  afmetingen. De deeltjes worden  ingedeeld  in  fracties  op  basis  van  hun  grootte. PM10, PM2.5, PM0.1 zijn de fracties van de deeltjes met een (aerodynamische) diameter kleiner dan  resp.  10, 2.5 en 0.1 μm (Fig. 8). Fijn stof ontstaat zowel op natuurlijke wijze als door toedoen van  de mens.  Er  bestaan  primaire  en  secundaire  deeltjes. Primaire  deeltjes  worden  rechtstreeks  uitgestoten  in  de atmosfeer  door  verschillende  soorten  bronnen.  Ook mechanisch  gevormde  deeltjes  die  ontstaan  door verkleining van grover materiaal zijn primaire deeltjes. Secundaire  deeltjes  ontstaan  door  samenvoeging  van primaire  deeltjes  of  door  scheikundige  omzettingsreacties van (gasvormige) fijn stof precursoren.  

 Fig. 9: Penetratiegraad van fijn stof  in het  lichaam (bron:  www.mmk.be) 

 

Fijn  stof  wordt  gezien  als  één  van  de  belangrijkste luchtverontreinigende  stoffen  die  leiden  tot  nadelige gezondheidseffecten,  en  dit  zowel  bij  kortstondige blootstelling  aan  verhoogde  concentraties  als  bij  een chronische  blootstelling  aan  lage  concentraties. Geassocieerde  effecten  zijn  voornamelijk luchtwegaandoeningen. Afhankelijk van hun grootte worden stofdeeltjes afgezet  in de neus‐, keel‐ en mondholte, longen of  longblaasjes  (Fig.  9).  De  kleinere  deeltjes  dringen  het diepste  door  in  de  longen.  Fijn  stof  bevat  dikwijls  ook toxische  bestanddelen  zoals  zware  metalen, polyaromatische  koolwaterstoffen  (PAK’s),  dioxines, bestrijdingsmiddelen. Deze kunnen zich na afzetting in de 

longen  nog  verder  in  het  lichaam  verspreiden  via  de  bloedbaan  of  het  lymfestelsel  en  op  die manier  de gezondheid schade toebrengen.  PM2,5  is dus nog schadelijker voor de mens dan PM10. Binnen deze  fractie van  fijn stof  is het aandeel van elementaire  koolstof  (roet)  hoger.  De  roetdeeltjes  zijn  hoofdzakelijk  afkomstig  van  de  verbranding  van fossiele brandstoffen en kunnen dus lokaal sterk verschillen.  Gezondheidseffecten bij de bevolking worden tegenwoordig weergegeven  in een nieuwe gezondheidsmaat, de  Disability  Adjusted  Life  Years  (DALY).  Dit  zijn  het  aantal  verloren  gezonde  levensjaren.  Bij  een ongewijzigde  situatie  in de  toekomst  (gedurende  70  jaar dezelfde  concentraties en bevolking), verliest een inwoner in Vlaanderen gemiddeld 1 gezond levensjaar door PM10 en PM2,5 samen. Het gemiddelde in Europa bedraagt  8  maanden.  De  actuele  luchtkwaliteit  heeft  dus  een  niet  verwaarloosbare  invloed  op  de volksgezondheid.   

Page 10: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

7

Maatschappelijke  activiteiten die  sterk bijdragen  tot de  emissie  van  schadelijk  fijn  stof  zijn o.a.  industriële verbrandingsprocessen, gebouwenverwarming en wegverkeer.  Na  uitstoot  verspreidt  het  fijn  stof  zich  in  de  lucht.  Afhankelijk  van  hun  eigenschappen  en  van  de meteorologische  omstandigheden  kunnen  fijn  stof  deeltjes  enkele  uren  tot  maanden  in  de  atmosfeer verblijven. Daardoor kunnen deze deeltjes over  lange afstanden getransporteerd worden. Bovendien kunnen door  secundaire  stofvorming deeltjes pas  ver  van de uitstootbron  tot pollutie  leiden. De PM10‐ en PM2,5‐concentraties  in  Vlaanderen  worden  daardoor  in  belangrijke  mate  beïnvloed  door  grensoverschrijdende luchtverontreiniging  (Fig.  10).  De  hoge  bijdrage  vanuit  Frankrijk  is  te  wijten  aan  de  overheersende zuidwestenwinden  en de  relatief hoge  emissies  in Noord‐Frankrijk. Ook de hoge bijdrage  van  emissies  uit Groot‐Brittannië  is  vooral  aan de weersomstandigheden  te wijten. Emissies  uit Nederland of  uit Duitsland komen veel minder in Vlaanderen terecht.  Uit modellering  blijkt  dat  er  gemiddeld  7  piekdagen  aan  fijn  stof  te wijten  zijn  aan  grensoverschrijdende bijdragen (bron: Vlaams Gewest ‐ 2008). Er wordt  ingeschat dat het aandeel waar het Vlaamse beleid vat op heeft ongeveer 30%  is van de gemeten concentratie. Dit percentage kan door  lokale of plaatselijke bronnen wel nog een stuk hoger liggen. Van de gemiddelde fijn stof concentraties is dus 29% afkomstig van gekende Vlaamse menselijke bronnen, 43% van gekende buitenlandse  (en andere gewesten) bronnen. De  restfractie van 28% is gedeeltelijk toe te wijzen aan menselijke en natuurlijke bronnen.   

 

Fig. 10: De bijdragen van Vlaanderen, het buitenland en van andere bronnen voor PM10 en   PM2.5. berekend a.d.h.v. het belEUROS‐model (bron: VITO ‐ 2002)  Voor  het  fijn  stof  afkomstig  van menselijke  activiteiten wordt  hierna  beschreven welke  bronnen  hiervoor verantwoordelijk zijn en hoe de toestand tussen 1995 en 2008 evolueerde, zowel voor de PM10‐ als voor de PM2.5‐emissie.  De PM10‐ en PM2.5‐emissies dalen in de periode 1995‐2008 met resp. 46% en 51% (Fig. 11 & 12). De daling is grotendeels  te  danken  aan  inspanningen  vanuit  de  industrie,  de  energiesector  en  reducties  op  vlak  van uitlaatemissies.  Ook  de  emissies  door  land‐  en  tuinbouw  en  handel  en  diensten  nemen  af,  deze  van  de bevolking blijven stabiel. 

Page 11: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

8

 Fig. 11: Evolutie van de PM10‐emissie door de verschillende sectoren in Vlaanderen (bron: VMM ‐ 2008) 

 Fig. 12: Evolutie van de PM2.5‐emissie door de verschillende sectoren in Vlaanderen (bron: VMM ‐ 2008)  

De  sector verkeer wordt opgesplitst enerzijds in  emissies  afkomstig  van  de  uitlaatgassen (verkeer  uitlaat)  en  anderzijds  in  emissies afkomstig van slijtage van banden, wegdek en remmen (verkeer niet‐uitlaat). De Fig. 13 & 14 tonen dat de sectoren verkeer uitlaat,  industrie  en  land‐  en  tuinbouw  de grootste bijdrage leveren aan de totale PM10‐ en PM2.5‐emissie in 2008.  Het relatieve aandeel van de PM2.5‐ en PM10‐emissie  door  de  industrie,  verkeer  uitlaat  en energie daalt  in vergelijking met de situatie  in 1995,  terwijl  dit  van  de  land‐  en  tuinbouw, verkeer niet‐uitlaat en bevolking toeneemt.  De  overige  sectoren  zijn  vrij  stabiel  of vertonen geen duidelijke trend.  De  totale uitstoot  van  verkeer  (uitlaat + niet‐uitlaat)  bedraagt  in  2008  33%  en  40%  voor respectievelijk de fracties PM10 en PM2.5.  Binnen  de  transportsector  is  het wegvervoer verantwoordelijk  voor  90%  van  de  fijn  stof uitstoot.  Daarbij  is  de  bijdrage  van vrachtvervoer  en  personenvervoer  ongeveer even groot, nl. elk 45%. 

Fig. 13: Aandeel (%) van de verschillende sectoren in de PM10‐emissie in Vlaanderen (1995, 2008) (bron: VMM ‐ 2008)  

Fig. 14: Aandeel (%) van de verschillende sectoren in de PM2.5‐emissie in Vlaanderen (1995, 2008) (bron: VMM ‐ 2008) 

De gemiddelde uitlaatemissie van personenwagens is tussen 1995 en 2005 gedaald met meer dan 50% dankzij de  strengere  Europese  regelgeving  (Euronormen)  en  het  gebruik  van  efficiëntere  voertuigen.  De  totale uitstoot afkomstig van het verkeer neemt echter de  laatste  jaren niet sterk af door een stijging  in het aantal afgelegde kilometers en het stijgend aandeel dieselvoertuigen.   De niet‐uitlaatemissies worden ook steeds belangrijker omdat de individuele uitstoot van de wagens afneemt en maakt reeds meer dan 30% uit van de (weg)verkeeremissies.  

Ozon 

 Ozon (O3) wordt niet rechtstreeks uitgestoten, maar wordt gevormd door de inwerking van zonlicht op NOx en vluchtige organische stoffen (VOS). NOx en VOS worden dan ook de ‘voorlopers’ van ozonverontreiniging 

Page 12: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

9

of ozonprecursoren genoemd. Een substantieel aandeel van deze verontreiniging wordt veroorzaakt door het verkeer. Ozon bezit een sterk oxiderend karakter en kan bij de mens leiden tot ademhalingsproblemen.  Luchtverontreiniging door ozon is een grensoverschrijdend probleem en maatregelen worden op Europees en Vlaams  niveau  genomen.  Lokale  maatregelen  om  de  NOx‐emissie  te  beperken  zullen  evenwel  ook  een positieve invloed hebben op de ozonconcentraties.  

2.3 De opbouw van luchtverontreiniging in een stedelijke omgeving  De  luchtkwaliteit  is niet overal hetzelfde  in Vlaanderen. Er worden  in stedelijke agglomeraties zoals Gent en Antwerpen vaker overschrijdingen opgemeten van de PM10‐dagnormen en NO2‐waarden. De concentraties van deze stoffen zijn van die mate dat de blootstelling gezondheidsrisico’s kan opleveren.  De concentratie aan luchtvervuilende stoffen in een stedelijke omgeving wordt bepaald door de bijdrage van bronnen binnen én buiten de stad. De bijdrage van buiten de stad  is de  regionale achtergrondconcentratie. Deze bestaat uit een bijdrage afkomstig van emissies  in Vlaanderen, Wallonië en het buitenland en uit een bijdrage  van  andere  (o.a.  natuurlijke)  bronnen. De  bijdrage  van  de  stad  bestaat  enerzijds  uit  de  stedelijke achtergrondconcentratie veroorzaakt door lokale bronnen in de stad (wegverkeer, industrie, huishoudens) en anderzijds  uit  de  lokale  piekbijdrage  op  straatniveau.  Samen  met  de  meteorologische  omstandigheden bepalen deze drie soorten bijdragen de totale concentratie van een luchtvervuilende stof (Fig. 15 & 16). In een stedelijke omgeving wordt de lokale bijdrage op straatniveau voornamelijk bepaald door het verkeer. 

  Fig. 15: Schematische voorstelling van de opbouw van concentraties luchtvervuiling in een straat (bron: MIRA ‐ 2007)  

    

Page 13: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

10

 Fig. 16: Indicatieve afbeelding van de concentratieopbouw van NO2 en fijn stof in een stad 

(bron: Milieu‐ en Natuurtplanbureau ‐ 2005)   In Fig. 16 is af te lezen dat voor een stad de concentratieopbouw van NO2 en fijn stof voor een deel te wijten is aan de hoge achtergrondconcentraties. Voor fijn stof  is de regionale achtergrond meer uitgesproken dan de stedelijke, voor NO2 is dit net omgekeerd. De totale concentratie van fijn stof wordt ook in hoge mate bepaald door de totale achtergrondconcentratie en in mindere mate door de lokale pieken, de lokale verkeersbijdrage. Bij NO2  is deze  lokale concentratie juist meer bepalend  in de totale concentratie. De  lokale verkeersbijdrage kan  sterk verschillen van  locatie  tot  locatie en kan er ook voor zorgen dat  lokaal de  luchtkwaliteitsnormen worden overschreden.  Figuur 17 A geeft aan de hand van data uit Antwerpen aan dat voor fijn stof de lokale bijdrage beperkt kan zijn. De  bijdrage  van  het  lokale  verkeer  aan  de  PM10‐concentraties  is  in  het  meetstation  aan  de  Plantin  en Moretuslei in Antwerpen beperkt tot 8% (2,9 µg/m³). De lokale (verkeers)bijdrage is in deze figuur het verschil tussen de gemeten concentraties in het meetstation en de gemodelleerde achtergrondconcentraties. In 2006 liet de Milieudienst van de Stad Gent een studie uitvoeren naar de  lokale verkeersbijdrage  in Gent. Uit deze studie (VITO) blijkt dat de lokale verkeersbijdrage in Gent varieert tussen 3.8 en 8 µg/m³ (een bijdrage van 14‐21%  aan  de  PM10‐concentraties).  Deze  lokale  bijdrage  wordt  voornamelijk  bepaald  door  het  zwaar vrachtverkeer en de oudere dieselbussen. De  totale PM10  concentraties  zijn,  zoals andere Vlaamse  studies aangeven, voornamelijk gelinkt met de (regionale) achtergrondconcentraties.  Figuur 17 B geeft aan de hand van data uit Antwerpen aan dat voor NO2 de  lokale bijdrage meer dan 35% bedraagt van de totale bijdrage waardoor  lokale verkeersmaatregelen meer kunnen  inspelen op de reductie van de NO2‐pieken dan op de fijn stof‐pieken.      

Page 14: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

11

 Fig. 17 A: Opbouw van de jaargemiddelde PM10‐concentraties aan het meetstation aan de Plantin en Moretuslei (Antwerpen, 2002) (bron: MIRA ‐ 2007)  

 Fig. 17. B: Opbouw van de jaargemiddelde NO2‐concentraties op een stadsweg in Antwerpen (bron: IRCEL‐CELINE, 2006). 

 

3 Het wettelijke en beleidsmatige kader   Omwille  van  de  ongewenste  effecten  van  luchtverontreinging  op  de  gezondheid  en  het milieu werd  door Europa de Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit  (1996) en haar dochterrichtlijnen opgemaakt. De kaderrichtlijn en 3 van haar dochterrichtlijnen werden in 2008 samengevoegd tot de richtlijn 2008/50/EG.  In deze richtlijnen zijn luchtkwaliteitsnormen voor verschillende polluenten opgenomen; 

- verplichtingen tot het monitoren en modelleren van luchtkwaliteit opgenomen in bepaalde zones (in Vlaanderen  werden  9  zones  afgebakend,  waaronder  de  zone  agglomeratie  Gent  en  de  Gentse kanaalzone); 

- de verplichting tot het opstellen van actieplannen bij overschrijding van de grenswaarden; - de verplichting tot het informeren van de bevolking bij kritische luchtverontreiniging. 

 In  Vlaanderen  zijn  deze  verplichtingen  vertaald  in  Vlarem  II  (Vlaams  Reglement  betreffende  de milieuvergunning).  De  Europese  luchtkwaliteitsnormen  zijn  vastgelegd  onder  de  vorm  van  streefwaarden,  grenswaarden  en alarmdrempels.  Deze  normen  vormen  geen  scheidingslijn  tussen  het  wel  of  niet  optreden  van 

Page 15: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

12

gezondheidseffecten  bij  een  individu.  Gezondheidsschade  is  niet  uitgesloten  indien  de  normen  niet overschreden worden  en  omgekeerd.  Dit  komt  omdat  het  optreden  van  gezondheidseffecten  niet  alleen afhankelijk  is  van  de  concentraties  maar  ook  van  de  gevoeligheid  van  de  persoon  in  kwestie (gezondheidstoestand, levensstijl, etc.). Bij het overschrijden van de alarmdrempels zijn er echter acute risico’s voor  de  volksgezondheid  en  moeten  er  direct  maatregelen  getroffen  worden.  In  Tabel  1  worden  de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2.5 opgenomen.  Om de menselijke gezondheid  te beschermen voor de effecten van PM2.5 bepaalde Europa ook grens‐ en streefwaarden voor de gemiddelde blootstellingsindex  (GBI). Die  index omvat het driejarig voortschrijdende gemiddelde van de jaargemiddelde PM2,5‐concentraties  in de stedelijke achtergrondlocaties van de  lidstaat. In 2015 mag de GBI maximaal 20 µg/m³ bedragen. De streefwaarde in 2020 is een procentuele daling t.o.v. de GBI in 2010 waarbij de te bereiken procentueel daling afhankelijk is van de bereikte GBI in 2010.  Tabel 1: de Europese grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2.5  

Stof  Middelingstijd  Grenswaarde    In werking NO2  1 uur  200 µg/m³  Max. 18 keer overschreden op jaarbasis  1/1/2010   Kalenderjaar  40 µg/m³    1/1/2010 PM10  24 uur  50 µg/m³  Max. 35 keer overschreden op jaarbasis  1/1/2005   Kalenderjaar  40 µg/m³    1/1/2005 PM2.5 (Fase 1)*  Kalenderjaar  25 µg/m³    1/1/2015 * Deze norm is nog niet ingebed in Vlaamse wetgeving  

In Tabel 2 op de volgende bladzijde zijn de  jaargemiddelde PM10‐concentraties en het aantal dagen waarop de  daggemiddelde  PM10‐concentratie  groter  is  dan  50  µg/m³  voor  de meetstations  in Gent  en  omgeving opgenomen voor de periode 1997‐2009.   Tabel 2: Daggemiddelde en jaargemiddelde PM10 concentraties van 1997‐2009 in de omgeving van Gent gemeten in de VMM meetstations 

   1997  1998  1999  2000  2001  2002  2003  2004  2005  2006  2007  2008  2009* 

JAARgemiddelde PM10‐concentraties (µg/m³) (onderlijnde data = overschrijding van de grenswaarde) 

Gent  44  35  38  39  40  37  44  36  39  38  35  35  37 Destelbergen                29  30  32  31  29  26 Evergem  64  53  41  44  46  43  53  38  36  37  35  34  37 Sint‐Kruis‐Winkel    41  35  40  41  37  44  37  35  37  38  35  35 Zelzate  47  39  35  37  37  34  44  36  36  38  36  36  35 

Aantal  dagen  waarop  de  DAGgemiddelde  PM10‐concentratie  groter  is  dan  50  µg/m³  (onderlijnde  data  = overschrijding van de grenswaarde) 

Gent  93  60  72  65  54  58  93  67  67  75  62  50  59 Destelbergen                29  33  39  46  27  35 Evergem  203  150  84  100  107  99  118  88  49  74  61  42  62 Sint‐Kruis‐Winkel    73  47  65  67  61  99  69  47  63  73  38  52 Zelzate  115  71  44  57  51  56  94  64  50  68  56  52  50 *niet gevalideerde gegevens 

 De jaargemiddelde PM10‐concentratie in Gent en omgeving werd in 2008 en 2009 op geen enkel meetstation overschreden (dit was ook het geval voor de meeste andere Vlaamse meetposten). De daggemiddelde PM10‐concentratie werd in 2008 en 2009 op alle meetstations in Gent en omgeving (behalve in Destelbergen) meer dan 35 keer overschreden (in Vlaanderen werd in 2008 op 9 van de 33 meetstations de daggrenswaarde meer dan 35 maal overschreden). Het  feit  dat  de  daggrenswaarde  meer  overschreden  wordt  dan  de  jaargrenswaarde  komt  omdat  de daggemiddelde norm strenger  is dan de  jaargemiddelde norm. Uit een statistische correlatie  (IRCEL, 2006) 

Page 16: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

13

blijkt dat de daggrenswaarde overeen komt met een jaarwaarde van 31,2 μg/m³ (wat dus veel strenger is dan de jaargrenswaarde van 40 μg/m³).  Omdat in 2002 en 2003 de normen uit de Europese richtlijn niet gehaald werden voor een aantal gebieden in Vlaanderen, stelde het Vlaamse Gewest het fijn stof plan voor Vlaanderen op. Dit  plan  bevat  zowel  generieke  maatregelen  als  maatregelen  voor  specifieke  plaatsen  met  verhoogde concentratie,  de  zogenaamde  ‘hotspots’.  Generieke  maatregelen  richten  zich  op  de  sectoren  industrie, wegverkeer, scheepvaart, huishoudens, tertiaire sector, land‐ en tuinbouw.  In het kader  van dit  fijn  stof plan werd aan de Vlaamse gemeenten het CAR‐stratenmodel  ter beschikking gesteld waarmee een eerste eenvoudige  screening  van de  luchtkwaliteit  (PM10 en NO2)  in een  straat  kan gebeuren op basis van verkeersintensiteit, verkeersafwikkeling, type straat en emissiefactoren (zie verder deel 4).  In het  kader  van het  “actieplan aanpak  fijn  stof  in  industriële hotspotzones  (2007)” werd  voor de hot  spot “Gentse  kanaalzone”  bepaald  dat,  om  te  kunnen  voldoen  aan  de  grenswaarden  van  2010,  volgende  extra reducties (in vnl. diffuse emissies) moeten verkregen worden in de industriële sector: ‐ 1.4 µg/m³ of 63 % in Sint‐Kruis‐Winkel ‐ 1.2 µg/m³ of 38 % in Zelzate ‐ 3 µg/m³ of 41 % in Evergem Om dit te bereiken definieerde het Vlaamse Gewest volgende acties:  Een belangrijk staalbedrijf stelt een stofplan op ter reductie van de diffuse emissies en ter reductie van de geleide stofemissies + controle op de uitvoering van dit stofplan. 

Doelgericht opvolgen van de milieuvergunningsdossiers voor de nieuw geplande electriciteitscentrale en de afbouw en aanpassing van de installaties bij de elektriciteitscentrale en voorstellen initiëren van bijkomende voorwaarden indien nodig. 

Een belangrijke kolenopslagbedrijf heeft meer maatregelen genomen om  in overeenstemming te zijn met de Bref  ‘Storage  and handling’. Afdeling Milieu‐inspectie  van  de Vlaamse  overheid  (AMI)  ziet  toe  op  de strikte toepassing van doorgevoerde maatregelen. 

Voor een aantal bedrijven zijn bijkomende voorwaarden in de vergunning opgenomen (bv. Het voorzien van crushinstallatie met  volledig  afscherming  van de buitenlucht) +  controle  van de bijzondere  voorwaarden opgenomen in de (nieuwe) vergunningen in de Gentse kanaalzone. 

Extra controle van 15‐tal prioritaire bedrijven door AMI.  Extra  aandacht  voor  stofproblematiek bij  vergunning door Afdeling Milieuvergunningen  van de Vlaamse overheid. 

 

In november 2009 werd de uitstelaanvraag van België aan de Europese Commissie om aan de fijn stof norm te voldoen in 2011 in plaats van 2005 afgewezen. Er kon onvoldoende aangetoond worden dat de grenswaarden medio 2011 gehaald  zouden worden door het uitvoeren van de  (geplande) maatregelen opgenomen  in het huidige  Vlaamse  beleid.  De  Vlaamse  overheid  kondigde  als  gevolg  hiervan  aan  dat  ze  bijkomende inspanningen zal leveren om de fijn stof concentraties te verminderen. Er werd door de Vlaamse overheid een stuurgroep opgericht waarin ondermeer de Stad Gent, het Gents Havenbedrijf en andere partners in zetelen. Het doel is te komen tot een actieplan voor de Gentse kanaalzone, gecoördineerd door de Vlaamse overheid. Hierin zal ook meer aandacht uitgaan naar scheepvaart, wegverkeer en andere dan enkel industriële bronnen.     

Page 17: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

14

4 Doel van het luchtkwaliteitsplan Gent  Voor  het  verbeteren  van  de  luchtkwaliteit  zijn  op  elk  beleidsniveau  maatregelen  nodig.  Regionale luchtverontreiniging  kan  het  meest  effectief  aangepakt  worden  op  Europees  en  Vlaams  niveau.  Het belangrijkste instrument om bijvoorbeeld de achtergrondemissies van de transportsector terug te dringen, is het  uitvaardigen  van  normen  voor  voertuigen  en  voor  de  brandstofkwaliteit  (Europees  niveau)  of  het grootschalig stimuleren van de aankoop van milieuvriendelijke voertuigen (Vlaams en/of federaal niveau).  Er bestaat  in België geen verplichting voor het  lokale niveau om bovenop bestaande Europese en Vlaamse actieplannen  bijkomende maatregelen  te  nemen.  Toch wil  de  Stad Gent,  binnen  haar  bevoegdheid,  haar verantwoordelijkheid nemen en een duidelijk luchtkwaliteitsbeleid voeren.  Uit  vorige paragrafen  komt duidelijk  naar  voor dat NO2  en  fijn  stof grotendeels door het  verkeer worden uitgestoten en dat de lokale overheid door het nemen van lokale maatregelen een impact kan hebben op het verkleinen  van  de  lokale  verkeersbijdrage.  Op  andere  bronnen  van  luchtverontreiniging  die  in  Gent  een belangrijke  bijdrage  aan  de  luchtverontreiniging  leveren  kan  de  Stad  Gent  slechts  een  beperkte  invloed uitoefenen.  Met dit plan stippelt de Stad Gent haar luchtkwaliteitsbeleid uit, om via lokale maatregelen bij te dragen aan een verbetering van de stedelijke luchtkwaliteit en aan een gezondere leefomgeving.  Het plan heeft als uiteindelijk doel: 

- de  lokale  verkeersbijdrage  in  de  totale  luchtverontreining  verminderen  en  hiermee  ook onrechtstreeks een positieve invloed uitoefenen op de stedelijke achtergrondconcentraties 

- fijn stof‐ en NO2‐concentraties op de gekende knelpuntlocaties verbeteren  - nieuwe knelpunten voorkomen - stedelijke ontwikkeling  en  economische groei  verder garanderen waarbij het  aspect  luchtkwaliteit 

doorgetrokken wordt en via maatregelen ter voorkoming van  luchtverontreiniging  ingebed wordt  in andere beleidsdomeinen zoals het mobiliteits‐, ruimtelijke ordenings‐ en vergunningenbeleid 

- de  inwoners  van  Gent  te  informeren  en  te  sensibileren  over  de  luchtkwaliteitsproblematiek  om individuele gedragsverandering of keuzes mogelijk te maken ten voordele van de luchtkwaliteit. 

 

Page 18: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

15

5 Maatregelen  In  dit  deel  wordt  het  maatregelenpakket  voorgesteld.  Dit  plan  bevat  specifieke  maatregelen  voor  de doelgroepen transport (wegverkeer en scheepvaart), huishoudens en industrie. De groepering is gebaseerd op het  feit dat  iedere groep een  specifieke  impact heeft op de  luchtkwaliteit en er voor  iedere doelgroep dus specifieke maatregelen voorgesteld kunnen worden.  Daarnaast  worden  ook  maatregelen  voorgesteld  op  vlak  van  planning  (ruimtelijke  ordening  en stadsontwikkeling).  Communicatie  en monitoring  &  evaluatie  zijn  bijkomende  onderdelen  die  besproken worden aangezien ze essentieel zijn voor het welslagen van dit plan.   Onderstaande figuur geeft een schematische voorstelling van de opbouw van het plan.  

           

  DEEL 2 Planning  DEEL 3 Communicatie  DEEL 4 Monitoring & Evaluatie  Fig. 18: Schematische weergave van de opbouw van het luchtkwaliteitsplan van de Stad Gent. 

5.1 Algemene principes  Bron‐effectketen  Bij de aanpak van luchtkwaliteitsproblemen wordt uitgegaan van de zogenaamde ‘bron‐effect keten’ (Fig. 19). De  ‘bron‐effectketen’  geeft  de  schakels  weer  vanaf  de  bronnen  van  de  luchtverontreiniging  tot  aan  de ontvanger. Elk van de schakels in die keten kan dienen als aangrijpingspunt voor maatregelen.  Lokale maatregelen voor verbetering van de luchtkwaliteit kunnen bijgevolg worden ingedeeld in de volgende categorieën:  * Bronmaatregelen: richten zich op het verminderen van de emissies bij de bron  * Overdrachtsmaatregelen: zorgen voor een snellere verdunning van de vervuilde lucht, voor het scheppen van afstand tussen bron en ontvanger  

MAATREGELEN 

DEEL 1 

DOELGROEPEN 

Transport 

Wegverkeer 

Scheepvaart 

Huishoudens 

Industrie  

Algemene maatregelen

Locatiespecifieke maatregelen 

Bestaande knelpunten oplossen 

Nieuwe  knelpunten voorkomen 

Page 19: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

16

* Ontvangstmaatregelen: zorgen ervoor dat mensen minder of niet worden blootgesteld aan vervuilde lucht of de effecten van luchtverontreiniging verminderd worden (effect) 

 Bronmaatregelen hebben  ten opzichte van effectmaatregelen de voorkeur omdat ze over het algemeen de meest  generieke  en  structurele  oplossing  voor  knelpunten  zijn  en  het  meest  kosteneffectief  zijn.  Als brongerichte maatregelen  niet  toereikend  zijn,  kan  het  nog  steeds  zinvol  zijn  om  ook  tot  effectgerichte maatregelen over te gaan. Meer effectgerichte maatregelen, zoals  infrastructurele maatregelen, gaan veelal gepaard met zeer hoge kosten. Bij wegverkeer bijvoorbeeld zullen de kosten/milieubaten voor effectgerichte maatregelen  op  termijn  steeds  zwaarder  doorwegen  aangezien  het  wagenpark  (als  gevolg  van  Europees bronbeleid) in de toekomst steeds lagere emissies zal genereren.  

 

 Fig.19: Schematische weergave van de broneffectketen. 

   Locatiespecifieke en algemene maatregelen 

 Behalve het onderscheid tussen bron‐ en effectmaatregelen, kan ook onderscheid gemaakt worden tussen: *  Locatiespecifieke maatregelen  voor  het  (gedeeltelijk)  oplossen  van  een  knelpunt. Hierbij  is  sprake  van maatwerk. In dit plan worden enkel voor wegverkeer locatiespecifieke maatregelen voorgesteld.  * Algemene maatregelen zijn gericht op het verduurzamen van de mobiliteit  in de stad, het bestrijden van files in de regio, het stimuleren van schoon vervoer, etc. Algemene maatregelen zijn waardevol aangezien ze ten  goede  voor  het  hele  grondgebied  van  de  stad  en  alle  inwoners.  Bovendien  werken  ze  in  op  de achtergrondconcentraties  en  op  de  concentraties  op  het  knelpunt.  Het  nadeel  is  dat  de  afname  van concentraties  op  een  specifieke  locatie  nauwelijks  kwantificeerbaar  is.  In  dit  plan  worden  voor  alle doelgroepen algemene maatregelen voorgesteld. 

 Verankering in het mobiliteitsbeleid 

 Ook het huidige mobiliteitsbeleid legt de nadruk op duurzame mobiliteit en modal shift. Hierbij wordt steeds het STOP‐principe gehanteerd waarbij  voor  verplaatsingen eerst de  voorkeur wordt gegeven aan  stappen, vervolgens  trappen,  vervolgens  het  openbaar  vervoer  en  pas  in  laatste  instantie  geïndividualiseerd personenvervoer. Dit principe  is ook voor het verbeteren van de  luchtkwaliteit  in Gent van belang. Uit een studie in Alkmaar (Fietsberaad, 2010) blijkt bijvoorbeeld dat bij een toename van het fietsverkeer met 10% het aantal wegen met relatief hoge verontreiniging drastisch daalt en dat de NO2 uitstoot tijdens de avondspits met 6.4% afneemt en PM10 uitstoot met 6%.  De  locatiespecifieke maatregelen zullen verder uitgewerkt worden en na afweging verankerd worden  in het toekomstige  mobiliteitsbeleid.  In  het  nieuwe  verkeersmodel  van  de  Stad  Gent  wordt  een  milieumodule 

Page 20: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

17

opgenomen die zal toelaten de impact van de maatregelen diepgaander te evalueren op vlak van NO2, PM en CO2.  

 Partnership en verankering in het klimaatbeleid  Dit  luchtkwaliteitsplan heeft een dynamische status.  In dit plan worden aanvullend maatregelen voorgesteld naast het lopende beleid (Bijlage 1). Dit moet ertoe  leiden dat de  luchtkwaliteit in Gent verbetert. Voor deze maatregelen dient vaak nog een diepere inhoudelijk en financiële aftoetsing te gebeuren. De Stad Gent streeft ernaar  dit  plan  uit  te  voeren  aan  de  hand  van  een  partnership  met  andere  sectoren.  Hierbij  wil  ze  als initiatiefnemer of  facilitator optreden afhankelijk van het soort maatregel en de vraag van de partners. Het succes van de uitvoering zal dus met andere woorden ook afhangen van de  inzet van derden. De rol van de Stad zal variëren en zal afgestemd worden op de graad van autonomie zoals gewenst door de partners.   Het spreekt voor zich dat acties in dit plan die bijvoorbeeld inwerken op de uitstoot afkomstig van verkeer of verwarming van gebouwen ook gelinkt zijn aan de doelstellingen van het klimaatplan. Om die reden zal dit plan verankerd worden  in het klimaatsbeleid van de Stad (“Op weg naar een klimaatverbond”), het hiermee verbonden participatietraject en de werkgroep mobiliteit  (Fig. 20) die  in de nabije  toekomst zullen worden opgericht. Dit participatietraject zal dienen om draagkracht te vinden bij verschillende sectoren, om met de partners nieuwe ideeën uit te werken en uiteindelijk om te streven naar een klimaatneutrale stad tegen 2050. In  onderstaande  figuur  kan  u  een  schematische  weergave  zien  van  de  structuur  van  het  toekomstige klimaatverbond.  

  

 Fig. 20: Schematische weergave van de werkingsstructur van project “Op weg naar een klimaatverbond voor de Stad Gent”.  

KLIMAATFORUM

KLIMAATCEL Interne adviseurs (Stad als organisatie)

KLIMAATRAAD Externe adviseurs

KLIMAATTEAM Coördinatie en communicatie

Milieudienst

WERKGROEPBURGERS

WERKGROEPMOBILITEIT Subwerkgroepen:

WERKGROEPVASTGOED

WERKGROEPKMO’S Subwerkgroepen:

WERKGROEPINDUSTRIE Subwerkgroepen:

Privaat wonen

Burgers

Indiv. bedrijven: De Lijn, Ivago

Wonen en tertiair Indiv. KMO’s

handelaars

bedrijventerreinNiveau bedrijven

Niveau haven

KLIMAATSTUURGROEP Bestuur en ev. vertegenwoordigers van de sectoren

COLLEGE

PROJECTTEAM

Page 21: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

18

Innovatie  De Stad Gent wil  in haar voorbeeldfunctie  innovatieve en vooruitstrevende  technieken verder opvolgen en toepassen binnen haar eigen werking en  in voorbeeldprojecten. Ook zal ze, als potentiële gebruiker en om haar kennis te versterken, deelnemen aan verschillende wetenschappelijke projecten (voorbeelden CLIMAQS, Transenergy) en werkgroepen. 

Page 22: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

19

5.2 Doelgroepgerichte maatregelen 

DOELGROEP TRANSPORT: WEGVERKEER 

Analyse 

 Om  inzicht  te  krijgen  in  de  lokale  luchtkwaliteit  van  de  stad  Gent  werd  er  een  Verkeersstudie  (2009) uitgevoerd door het studiebureau DTV Consultants.  In deze studie werden aan de hand van het model CAR Vlaanderen op straatniveau verkeersgerelateerde knelpuntlocaties gedetecteerd voor het jaar 2015. Op basis van  een  aantal  parameters  zoals  de  verkeersintensiteit,  toegelaten  snelheid  en  wegconfiguratie  werd berekend op welke locaties in Gent de grenswaarden voor PM10 en NOx overschreden worden in 2015. Deze locaties zijn als 9 knelpuntclusters in de verkeersstudie opgenomen (Fig. 21). Elke cluster is een bundeling van wegen waar de oorzaak van de  luchtproblematiek gelijksoortig  is en waarvoor eenzelfde  specifieke aanpak wordt voorgesteld. Voor meer informatie over de gebruikte inputdata in het CAR model en meer achtergrond bij de doorrekening van de verschillende scenario’s wordt verwezen naar de technische Verkeersstudie (2009). 

 

Fig.21: Afgebakende luchtkwaliteitsknelpunten afgebakend in de verkeersstudie 2009 

 Het  studiegebied  bestaat  uit  de  belangrijkste  centrum‐  en  invalswegen  (inclusief  de  parkeerroute),  de binnenring,  omgeving  Dampoort  en  de  spoorzone.  Het  werd  bepaald  op  basis  van  het  feit  dat  langs binnenstedelijke wegen  sneller  knelpunten  optreden  dan  langs  grote  open  verkeersassen. Hierbij  is  in  het bijzonder de beperkte verspreiding van  luchtvervuiling  in binnenstedelijke wegen van belang waardoor ook met  een beperkt  aantal  voertuigen  toch  een  luchtkwaliteitsknelpunt  kan  voorkomen.  In de Verkeersstudie (2009) werd een maatregelenpakket geselecteerd op basis van effectiviteit, kosten en acceptatiebereidheid. Om die  reden werd  niet  aan  iedere  knelpuntcluster  een maatregel  verbonden die  uiteindelijk weerhouden wordt  in  het  definitief  luchtkwaliteitsplan.  Algemene  maatregelen  die  bovenop  de  locatiespecifieke maatregelen uitgevoerd worden, hebben trouwens ook een positieve impact op alle knelpuntlocaties.  De  snelwegen E40  en E17  (zo ook  cluster  9 B401)  zijn niet  in het  studiegebied opgenomen,  aangezien de Vlaamse overheid beheerder  is. Het  nemen  van maatregelen  valt dus buiten de bevoegdheid  van de Stad Gent. De snelwegen  leveren wel een aanzienlijke bijdrage tot de  luchtverontreiniging  in de stad Gent en de 

1

2

3 4

5

67 8

9

1: Gent Noord  2: binnenring west 3: Drongensesteenweg 4: invalswegen 5: af‐ en oprittencomplex Zuid 6: P‐route oost 7: binnenring oost 8: omgeving Dampoort 9: B401 

Page 23: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

20

stedelijke achtergrondconcentratie  in het studiegebied  (Fig. 22). De Vlaamse overheid heeft  in het verleden volgend  onderzoek  uitgevoerd  “Immissieproblematiek  ten  gevolge  van  het  verkeer:  knelpunten  en maatregelen” (2004). Deze studie geeft een beeld van de te verwachten concentraties NO2 en PM10 in 2010 langs het Vlaamse hoofdwegennetwerk.  Uit dit rapport werden volgende conclusies relevant voor Gent geëxtraheerd: ‐ De NO2‐normen zullen in 2010 overschreden worden langs de E40 en de E17 in Gent.  ‐ Uit de studie is gebleken dat bij snelwegen de overschrijding van de jaargemiddelde NO2‐grenswaarde voor ongeveer  de  helft  het  gevolg  is  van  de  uitstoot  door  verkeer  (het  vrachtverkeer  is  hier  voornamelijk  voor verantwoordelijk). Voor de andere helft wordt de overschrijding mede door de hoge achtergrond bepaald. ‐ Langs het onderliggend wegennet (de overige gewestwegen) worden concentraties op de knelpuntlocaties voor  circa  30%  bepaald  door  de  uitstoot  door  het  lokale  wegverkeer.  Voor  het  overige  deel  is  de  hoge achtergrond de belangrijkste oorzaak van de overschrijdingen. ‐ Uit  de  studie  blijkt  dat  het  lokale  verkeer  slechts  voor  een  klein  deel  (circa  3%)  bijdraagt  tot  de  PM10‐concentratie, het grootste deel wordt bepaald door de achtergrondconcentratie. De  invloed van het  lokale verkeer, het verkeer op de gewestwegen die werd doorgerekend,  is echter te verwaarlozen t.o.v. de  invloed van de achtergrondconcentratie. Uit de  studie blijkt eveneens dat het  lichte verkeer  (personenwagens) een relatief grotere bijdrage levert dan het vrachtverkeer. ‐ Naast het nemen van  lokale maatregelen  is het voor de Vlaamse overheid van belang om acties  in gang te zetten om de achtergrondconcentraties te verlagen.  Op dit moment wordt door de Vlaamse overheid (LNE) een actualisatie (IMMI2) uitgevoerd van de berekening van de  luchtkwaliteit  langs snelwegen en belangrijke gewestwegen en wordt een berekening uitgevoerd van de  luchtkwaliteit  langs waterwegen en  in havens. Hieraan  is een bijkomende studie gekoppeld “Modellering van  concentraties  aan  en  bronnentoewijzing  van NO2  in  de  Vlaamse  luchtkwaliteitszones  van  de  richtlijn luchtkwaliteit 2008/50/EG”. In deze studie worden voor Gent en Antwerpen ondermeer voor de gewestwegen en  de  lokale  wegen  verschillende  beleidsscenario’s  doorgerekend  en  wordt  de  luchtkwaliteit  in  vijf knelpuntstraten in detail gemodelleerd.  

Page 24: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

21

Fig. 22: Jaargemiddelde NO2‐concentraties in en rond Gent langs het hoofdwegennet (TNO‐2004)  

Impact van het huidig beleid 

 De Stad Gent oefent via haar mobiliteitsbeleid ook een positieve  invloed uit op de  lokale  luchtkwaliteit  (de lokale verkeersbijdrage en de stedelijke achtergrondconcentratie).  In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van maatregelen die naar aanleiding van dit beleid ook in de toekomst worden verdergezet.  De impact van het huidige mobiliteitbeleid werd in het kader van de verkeersstudie (2009) niet gemodelleerd. In het kader van de opdracht van het nieuwe verkeersmodel van de Stad Gent zal er een inschatting gebeuren van de mobiliteits‐ en milieueffecten voor de toekomstscenario’s 2015 en 2030. Uit de verkeersstudie blijkt dat aanvullend beleid noodzakelijk zal zijn om de  luchtkwaliteit  in de Stad Gent  te verbeteren en de bestaande knelpunten op te lossen en dit op het vlak van volumebeleid, doorstroming en schoon verkeer. 

Knelpunten voor NO2 in 2015 

 In de verkeersstudie  is bekeken op welke straatsegmenten  in 2015 een overschrijding van de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) wordt verwacht. In Fig. 23 is zichtbaar op welke wegen de norm van 40 µg/m³  die gesteld  wordt  aan  de  ‘jaargemiddelde  concentratie’  al  dan  niet  overschreden  wordt.  De  jaargemiddelde concentraties NO2 zijn hoog: ‐ op de oostelijke binnenring (Kasteellaan, Heernislaan, Vlaamse kaai) ‐ op de oostelijke parkeerroute (Keizer Karelsraat, Sint‐Jacobsnieuwstraat, Ottogracht, Tolhuislaan) ‐ op de westelijke binnenring (Citadellaan, Martelaarslaan en een deel van de Rooigemlaan) De uurgemiddelde concentraties voor NO2 (200 µg/m³) voldoen overal aan de norm.   

Page 25: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

22

De  slechte  luchtkwaliteit  voor NO2  in Gent wordt  in  eerste  instantie bepaald door de  totale hoeveelheid verkeer (verkeerintensiteiten) en slechts minder door het aandeel dieselwagens in het totale wagenpark. Dit wordt bevestigd door het  feit dat  niet de  uurgemiddelde waarden maar de  jaargemiddelde grenswaarden worden overschreden. 

Uit  de  CAR modellering  blijkt  dat  bij  uitvoering  van  de maatregelen  de  NO2  problematiek  kan  worden 

opgelost tegen 2015 met uitzondering van een beperkt aantal plaatsen.   

 Fig. 23: NO2 jaargemiddelde concentratie (40 µg/m³) in 2015 na modellering met CAR Vlaanderen 

Knelpunten voor PM10 in 2015 

 In Fig. 24 is zichtbaar op welke wegen de dagnorm voor PM10 na modellering met het model CAR Vlaanderen niet  behaald wordt. De  oorzaken  voor  dit  probleem moeten  vooral gezocht worden  bij  het hoge  aandeel dieselvoertuigen, zwaar verkeer, congestie, het veelvuldig optrekken en remmen (vooral zichtbaar op de binnenring van Gent) en de hoge achtergrondconcentraties. Na modellering bleek dat de  jaargemiddelde concentraties voor PM10 in het volledige studiegebied gerespecteerd wordt. Uit de CAR modellering blijkt dat voor  fijn  stof de normen  in 2015 nog  steeds op diverse plaatsen overschreden worden. Oorzaak hiervan  is grotendeels het hoge aandeel dieselvoertuigen en het feit dat veel van de fijn stof uitstoot veroorzaakt wordt door bronnen liggend buiten de invloedssfeer van Gent. Lokaal beleid kan de problematiek voor fijn stof niet alleen oplossen, maar iedere verlaging in concentraties is een verbetering.  

CO2 uitstoot  in 2015 

De strengere Europese emissie‐eisen voor voertuigen zullen ertoe bijdragen dat de CO2 uitstoot afkomstig van het verkeer  in Gent zal afnemen ondanks de hogere verkeersintensiteiten. Voor het studiegebied en de straten die onderdeel uitmaken van het studiegebied kan worden becijferd dat bij ongewijzigd beleid in 2015 

Page 26: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

23

de CO2‐uitstoot gemiddeld met 13,5% afneemt ten opzichte van 2007. Voor het scenario waarbij het meest effectieve maatregelenpakket, zoals voorgesteld  in de verkeersstudie (2009), zou worden uitgevoerd, zou er een afname van bijna 45% ten opzichte van 2007 optreden.  

 

 Fig. 24: aantal dagen per jaar waarbij PM10 24‐uurgemiddelde hoger is dan 50µg/m³  in 2015 na modellering met CAR Vlaanderen 

Locatiespecifieke maatregelen 

Omleiden van doorgaand vrachtverkeer via de R4 

 Uit de studie van Vito (2006) en de verkeersstudie (2009) komt naar voor dat de lokale verkeersbijdrage sterk beïnvloed wordt door het  zwaar  verkeer  (bussen  en  vrachtverkeer). Een deel  van het  vrachtverkeer op de binnenring is niet bestemd voor de binnenstad maar voor de haven of andere regio’s. Het afwikkelen van het zwaar  verkeer  via  de  grote  buitenring  in  plaats  van  de  binnenstad  zodat  er  minder  bevolking  wordt blootgesteld  aan  de  negatieve  effecten  van  luchtverontreiniging  wordt  beschouwd  als  een  mogelijke maatregel. Deze maatregel geeft na doorrekening een betere  luchtkwaliteit  ter hoogte van cluster 1  (Gent noord), cluster 7 (binnenring oost) en cluster 8 (omgeving Dampoort). 

Page 27: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

24

 NO2 jaargemiddelde concentratie 2015 bij omleiding van 60% vrachtverkeer via R4 

 PM10  24  uurgemiddelde  concentratie  2015  bij omleiding  van 60% vrachtverkeer via R4 

     

  

 - Bij 60% minder vrachtverkeer blijft alleen het gedeelte tussen de Dampoort en de Heernislaan boven 

de NO2‐norm, maar ook op dit punt verbetert de NO2‐uitstoot met 4 µg/m3. 

- De PM10 problematiek wordt  niet  volledig opgelost, maar  er  is  een  verbetering  van  3  tot  7 dagen waarbij de dagnorm niet overschreden wordt. 

 Actie 1:  In het kader van de verbreding en de verdieping van het mobiliteitsplan wordt nagegaan op welke wijze het vrachtverkeer via de R4 kan omgeleid worden en of dit niet elders  tot afwikkelingsproblemen zal leiden.  Indien  de  Sifferverbinding  gerealiseerd  zal worden  zal  dit  de  omleiding  van  het  vrachtverkeer  ten  goede komen en zal een andere routering van het doorgaand  (vracht)verkeer mogelijk worden. Er wordt verwacht dat dit eveneens de luchtkwaliteit ter hoogte van de invalswegen naar cluster 1 (de Palinghuizen/ Brugse Vaart en de Wiedauwkaai) positief zal beïnvloeden.    

Verbeteren van de doorstroming op de westelijke binnenring 

 In  de  toekomst  zou  de  R40  of  de  binnenring  een  functie moeten  krijgen  als  verbindingsweg  voor  zowel doorgaand  verkeer  als  bestemmingsverkeer  naar  de  omliggende  woongebieden  en  het  centrum (mobiliteitsvisie Gent). De luchtproblematiek op de binnenring wordt veroorzaakt door  

- de hoge verkeersintensiteiten - de niet op elkaar afgestemde verkeerslichten  - congestie tijdens de spitsuren    

  

 NO2  jaargemiddelde  concentratie  2015  bij toepassing van verbeterde doorstroming 

Na een doorrekening in de verkeersstudie (2009) blijkt dat met een verbetering van de doorstroming de luchtkwaliteit voor PM10 en NO2 voornamelijk op de secties van de westelijke en zuidelijke binnenring (cluster 2) sterk verbetert.  

- Het aantal dagen dat de uitstoot van PM10 boven de norm ligt, verbetert met 1 tot 2.  

- Voor NO2 is een verbetering zichtbaar van 1 tot 2 µg/m3 in alle 

secties. - Door het verminderd afremmen en optrekken zal ook de 

Page 28: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

25

 

 PM10  24  uurgemiddelde  concentratie  2015 bij toepassing verbeterde doorstroming  

  

geluids‐ en geuroverlast afnemen.  Door  de  verkeersregelinstallaties  op  de  kruispunten  op  de westelijke binnenring  beter  op  elkaar  af  te  stemmen  kan  de  doorstroming bevorderd worden en de uitstoot van de schadelijke uitlaat verminderd worden.  Actie  2:  In  het  kader  van  de  verbreding  en  de  verdieping  van  het mobiliteitsplan wordt bekeken op welke wijze de doorstroming op de binnenring  kan  verbeterd  worden.  Deze  maatregel  dient  in samenspraak met AWV, de wegbeheerder, uitgevoerd te worden.  

 

Herinrichting van de Dampoort 

 Om de doorstroming  van het  verkeer op het  knooppunt Dampoort  te  verbeteren  zal dit punt heringericht worden. Een herinrichtingsstudie zal  in 2010 worden opgestart. Verwacht wordt dat het verbeteren van de doorstroming op de Dampoort een positief effect zal hebben op de hoeveelheid sluipverkeer op de oostelijke parkeerroute (cluster 6). Het  inzetten van schoner openbaar vervoer op dit punt kan ook  in belangrijke mate bijdragen tot een verbetering van de lokale luchtkwaliteit.  Actie 3: Om de effecten van de herinrichting op de luchtkwaliteit goed in te schatten, is het aangewezen om de verbeteringsmogelijkheden via microsimulatie  in beeld  te brengen  tijdens de herinrichtingsstudie. Bij de uiteindelijke  keuze  van  de  herinrichting  dienen  ook  de  effecten  van  een  andere  routering  van  het vrachtverkeer (zie bovenstaande actie) mee in rekening gebracht worden.  

Doseren op de Drongensesteenweg 

 In de omgeving van het kruispunt Drongensesteenweg/Rooigemlaan (cluster 3)  is vooral tijdens de spitsuren sprake  van  stagnatie.  Op  het  kruispunt  met  de  binnenring  onstaan  er  wachtrijen  zowel  stadin‐  als staduitwaarts. Bovendien is het deel van de Drongensesteenweg tussen de Rooigemlaan en de Phoenixstraat een ‘street canyon’ waardoor de vervuilde lucht lang ter plaatse blijft hangen.  Een mogelijke maatregel is het verkeer gedeeltelijk afwentelen naar een minder dicht bebouwd deel van Gent (richting  west)  door  het  voorzien  van  een  doseerinstallatie.  Doseren  van  het  verkeer  heeft  als  doel  de verkeersstroom aan te passen aan de gegeven capaciteit van de weg waardoor de doorstroming verbetert. De congestie wordt op die manier verplaatst van een  locatie waar de effecten van de  luchtvervuiling groot zijn naar  een  locatie  waar  de  effecten  geringer  zijn.  Hierbij  wordt  geaccepteerd  dat  die  emissie,  al  dan  niet verspreid op een andere  locatie  terugkomt. Bij  slim doseren kan ook worden bereikt dat per  saldo minder stops worden gemaakt en er dus een vermindering van de totale emissie optreedt.  Een doseerinstallatie vormt alleen een oplossing voor verkeer die de stad in moet tenzij het in combinatie met een P+R voorziening wordt aangepakt. Uit de verkeersstudie (2009) blijkt dat door het doseren van het verkeer naar de stad de normoverschrijding voor NO2 als voor PM10 opgeheven kan worden. De kans bestaat wel dat het probleem door  sluipverkeer verlegd wordt en de normen op andere wegen worden overschreden.  

Page 29: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

26

 

 NO2  jaargemiddelde  concentratie  2015  bij toepassing doseerinstallatie 

 PM10 24 uurgemiddelde  concentratie 2015 bij toepassing doseerinstallatie 

 

 

 Actie 4:  In het kader van de verbreding en verdieping van het mobiliteitsplan wordt bekeken op welke wijze het verkeer ter hoogte van de Drongensesteenweg kan verbeterd worden. Volgende aspecten spelen hierbij een rol:  

- de inschatting van het aandeel sluipverkeer en bestemmingsverkeer voor deze route. - de mogelijkheden voor het omleiden van het verkeer via invalswegen die geen knelpunt zijn.  - Verminderde bloostelling van de bevolking aan slechte luchtkwaliteit 

Autovrije binnenstad 

 Tien jaar geleden kreeg de Gentse binnenstad de status als voetgangerszone (ongeveer 35 ha).  Enkel bussen, trams, taxi's en fietsers zijn er nog toegelaten. Autobestuurders kunnen evenwel een toelating vragen om het autovrije gebied tijdelijk te gebruiken  Actie 5: De Stad Gent heeft in haar bestuursakkoord opgenomen dat het verleggen van de bestemmingsring van de as Kraanlei‐Oudburg naar de as Geldmunt‐Lange Steenstraat, zal onderzocht worden in samenspraak met  de  bewoners  en  de  handelaars. Op  die manier  zou  het  voetgangersgebied  verder  uitgebreid  kunnen worden.  Actie  6:  In  het  autovrije  centrum  circuleert  nog  heel  wat  gemotoriseerd  verkeer.  Politietoezicht  en verkeersborden volstaan niet om het centrum autovrij te houden. Binnen het Civitas‐project wordt onderzocht hoe  het  verkeer  in  de  voetgangerszone  kan  worden  beperkt  via  een  elektronisch  toegangssysteem met camera’s. Actie  7:  De  toelating  voor  gemotoriseerd  verkeer  tot  het  voetgangersgebied  zal  gelinkt  worden  aan  de milieuprestatie  (euronorm) van het voertuig. Om  te kunnen beslissen over de eventuele uitbreiding van de zone waar de milieuprestatie van het voertuig als  toegangscriterium kan gelden  is de Stad Gent bereid om actief mee te werken aan onderzoek over luchtkwaliteitzones dat door het LNE wordt uitgevoerd en dat een belangrijk  element  zal  vormen bij het uitwerken  van  een  federaal of gewestelijk  kader  voor het  eventueel invoeren van milieuzones in steden. 

Algemene maatregelen 

Verduurzamen van het vlootbeheer  Duurzaam vlootbeheer rust op 3 peilers:  ‐ Mobiliteitsmanagement: zo weinig mogelijk verplaatsingen en zoveel mogelijk alternatieve vervoerswijzen ‐ Milieuvriendelijke technologie (vergroening): brandstoffen ‐ voertuigen ‐ aankoopbeleid ‐ Milieuvriendelijk rijgedrag: eco‐driving  Werken aan schonere (private, openbare) wagenparken betekent niet noodzakelijk dat wagenparken worden afgebouwd, maar wel dat er als doelstelling wordt gecreëerd de gemiddelde emissie per  voertuig  te  laten dalen. Dit kan door bijvoorbeeld door maximaal te streven naar verplaatsingen te voet, met de fiets, met het 

Page 30: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

27

openbaar  vervoer,  het  gebruik  van meer milieuvriendelijke motorvoertuigen,  de  vervanging  van  de meest vervuilende wagens etc.  Het kwantitatieve effect van de verduurzaming van één enkel wagenpark  is voor het volledige grondgebied van de stad Gent beperkt. De meerwaarde van deze actie vormt de cumulatie van de individuele bijdragen van iedere  wagenparkbeheerder  tot  een  verbetering  van  de  luchtkwaliteit  door  een  afnemende  gemiddelde emissie per voertuig. Daartoe zal Gent ook samenwerkingsverbanden zoeken met andere vlootbeheerders.  

 PEILER 1: Milieuvriendelijke technologie  

Gemeentelijk wagenpark 

 In 2004 werd het wagenpark van de Stad Gent doorgelicht op vlak van milieuprestaties, brandstofverbuik en afgelegde kilometers. Voor  ieder  voertuig werd een milieuscore berekend. Alle  slecht  scorende wagens op vlak van verbruik en uitstoot kregen een rood label en werden in 2006 vervangen. Deze doorlichting gebeurt nu jaarlijks en slecht scorende wagens worden uit circulatie gehaald. Nieuwe personenvoertuigen moeten op dit moment aan volgende milieucriteria voldoen: 

- minimaal een ecoscore van 65 - roetfilter voor dieselvoertuigen - dieselvoertuigen zijn technisch aangepast om op 30% biodiesel (B30) te rijden  

Volgende acties worden op korte termijn bijkomend uitgevoerd Actie 8: Op bestaande dieselwagens die nog niet aan vervanging toe zijn, zullen roetfilters geplaatst worden. Actie  9:  Voor  nieuwe  stadswagens  moet  gekozen  worden  voor  niet‐dieselwagens  en  voor  wagens  die minimaal voldoen aan een bepaald energielabel. Hiervoor heeft de milieudienst een voorstel uitgewerkt dat, in overleg met de betrokken diensten, zal verwerkt worden in de toekomstige aankoopbestekken. Ook wordt de transitie van het eigen wagenpark naar meer elektrische voertuigen op dit moment onderzocht. Op basis van de resultaten zullen er elektrische voertuigen in het wagenpark geïntroduceerd worden. Actie 10: Nieuwe bussen en vrachtwagens dienen (indien beschikbaar) minimaal te voldoen aan de Euro 5 of de  EEV  (Enhanced  environmentally  friendly  vehicle)  norm.  De  norm  zal  progressief  verstrengd  worden naarmate de commerciële beschikbaarheid van meer milieuvriendelijke modellen (De EEV norm staat tussen Euro 5 en Euro 6, Euro 6 is momenteel nog niet beschikbaar). Op de langere termijn moet de Stad Gent meer en meer  inzetten op  innovatieve technieken door de nodige  infrastructuur te voorzien  (zie actie  innovatieve voertuigen) en zelf innovatieve voertuigen aan te kopen.  Actie 11: Het verbruik van een wagen kan sterk toenemen door een te lage bandenspanning. Er zullen acties ondernomen  worden  om  de  bandenspanning  van  het  eigen  wagenpark  optimaal  te  houden  en  om  het personeel hierover te sensibiliseren. Een halfjaarlijkse controle voor de zomer en winter is hier aangewezen.  Actie 12: Binnen het CIVITAS project zijn ook acties voorzien op vlak van de optimale inzet van het stedelijke wagenpark. Alle  stedelijke diensten zullen gebruik maken van één en hetzelfde wagenpark, dat gerund zal worden via een  centrale dispatching. Op die manier  zullen er  totaal minder wagens nodig  zijn. De wagens worden  op  belangrijke,  centrale  plekken  in  de  stad  gestald,  zodat  meer  werknemers  samen  naar  hun bestemming kunnen rijden (car sharing).  Actie  13:  Aanvullend moet  voor  een  personenwagen  die  dienst  doet  als  poolwagen  zoveel mogelijk  de milieuvriendelijkste  wagen  ingezet  worden.  Er  moet  eveneens  geëvalueerd  worden  of  het  aantal personenwagens gedeeltelijk kan vervangen worden door fietsen, elektrische fietsen of bromfietsen (zie ook actie innovatieve technieken).   

Page 31: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

28

  

Satellieten van de Stad Gent  

 De Stad Gent heeft een aantal  instanties, die sterk aan haar verbonden zijn, de zogenaamde satellieten. Het kan gaan om verzelfstandigde agentschappen* of om  instanties die al dan niet volledig gefinancierd worden door de Stad Gent zoals de politie en het OCMW. Actie 14: De Stad Gent stelt zich als doel om niet enkel haar eigen wagenpark versneld te vergroenen, maar ook deze van haar satellieten  (bijvoorbeeld door het opstellen van voorbeeldbestekken, het  faciliteren door middel  van  het  stimuleren  van  gezamenlijke  aankopen,  door  te  werken met  raamcontracten,  etc.).  Een gezamenlijke  inspanning zal niet alleen het positieve effect op de  luchtkwaliteit vergroten, maar vormt ook wanneer dit ook zichtbaar  is  in het straatbeeld een krachtig signaal naar de bevolking,  leveranciers, etc. Zo geeft  de  Stad  Gent  samen  met  haar  partners  aan  dat  ze  een  voortrekkersrol  en  voorbeeldfunctie  wil uitoefenen.  

Intercommunales en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden van de Stad Gent 

 Ook met diverse  intercommunales en  intergemeentelijke samenwerkingsverbanden heeft de Stad Gent een sterke band (Digipolis, FINIWO, IMEWO, IVAGO, Intercommunale Westlede, TMVW , PUBLILEC). Actie  15:  De  Stad  Gent  wil  ook  deze  instanties  stimuleren  hun  wagenpark  versneld  te  vergroenen (bijvoorbeeld  door  het  opstellen  van  voorbeeldbestekken,  het  faciliteren  van  de  aankoop  van milieuvriendelijke wagens door middel van het stimuleren van gezamenlijke aankopen of door te werken met raamcontracten). De Stad Gent zal het  initiatief nemen om met deze organisaties engagementen te sluiten om de principes van duurzaam vlootbeheer  te hanteren. Hiertoe zal de Stad Gent  in overleg  treden met de intercommunales.  

Wagenparken onder contract: leveranciers en huren van wagens  Actie 16:  In het geval de Stad Gent beroep doet op externe vervoerdiensten  (bijvoorbeeld  in het kader van dienstactiviteiten) zullen milieucriteria opgenomen worden al dan niet via de bestekken op dienstniveau of via een overkoepelend bestek.  In het bestek voor het huren van schoolbussen zijn nu bijvoorbeeld milieucriteria ingebouwd die gradueel verstrengd worden.  Actie 17:  In het geval de Stad Gent beroep doet op diensten of goederen waarvoor transport nodig  is, zal er gestreefd worden om via milieucriteria in de bestekken het transport met milieuvriendelijke voertuigen of via fietskoerierdiensten te laten gebeuren.  

Taxi’s 

 Taxi’s rijden heel wat kilometers in de stad, ook in het autoloze stadcentrum.  Actie 18: De Stad Gent zal met de taxisector overleggen omtrent de mogelijkheden om hun vloot versneld te vergroenen. De stad wil dit ondermeer faciliteren door het toekennen van subsidies. Aansluitend willen we de milieuvriendelijke  taxi’s een duidelijk zichtbaar groen  logo  toekennen  (deze actie hangt ook samen met de actie  innovatieve voertuigen en groen  logo) zodat we  inwoners, bezoekers en  toeristen kunnen aansporen om een groene taxi te nemen. De stad Gent zal regelmatige gebruikers aanmoedigen om specifiek beroep te doen op groene taxi’s bijvoorbeeld door het specifiëren van hun abonnement.      

Page 32: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

29

*Gemeentebedrijf  (regie):  Parkeerbedrijf  stad  Gent;  Autonoom  Gemeentebedrijf:  AG  Stadsontwikkelingsbedrijf  Gent,  GAB;  Extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm: vzw REGent; Gemeentelijke vzw’s: Vzw S.M.A.K. (Stedelijk Museum voor Actuele Kunst),  Vzw  Muziekcentrum  De  Bijloke  Gent,  Vzw  De  Centrale,  Vzw Het  Huis  van  Alijn,  Vzw  Labeur,  Vzw  Sodiganda,  Vzw  Gent Cultuurstad, Vzw Stedelijke Hotelschool Gent 

Openbaar Vervoer De Lijn 

 (Verouderde) dieselbussen dragen in belangrijke mate bij tot de lokale luchtverontreiniging. De Lijn neemt nu al verschillende maatregelen met een positief effect op de lokale luchtkwaliteit. 

- Euro  2  en  3  voertuigen  worden  voorzien  van  roetfilters  en  alle  Euro  3  bijkomend  van  NO2‐katalysatoren. 

- in het kader van CIVITAS zullen in Gent 20 hybride gelede bussen worden ingezet - In haar mobiliteitsvisie 2020 voorziet De Lijn om verschillende tramlijnen aan te leggen. 

 Scenario‐berekeningen met CAR Vlaanderen laten zien dat er de komende jaren toch nog sterk moet ingezet worden  op  schoon  openbaar  vervoer  en  zeker  op  assen  en  knooppunten  waar  veel  bussen  passeren  of samenkomen (bijvoorbeeld de Zuid, de Dampoort, Sint‐Pietersstation). Een halvering van de uitstoot van het openbaar vervoer heeft als gevolg dat de uitstoot NO2 vermindert met gemiddeld 0.62 µg/m³  (maximaal 3 µg/m³) en de uitstoot van fijn stof met gemiddeld 1 dag minder overschrijding (maximaal 4 dagen).  Voorbeelden in het buitenland bewijzen dat naast de hybride technologie ook andere innovatieve technieken zoals waterstof, aardgas, bio‐ethanol in het openbaar vervoer geïmplementeerd kunnen worden.  Er zijn verschillende reden waarom  in Gent een versnelde vergroening van de busvloot van de Lijn absoluut noozakelijk is: 

- Het  inzetten  van  oude  vervuilende  bussen waamee  al  dan  niet  voorheen  gebruikers  van  schone voertuigen worden vervoerd kan per saldo negatief uitpakken voor de luchtkwaliteit. 

- Over de investering en de tijdspanne waarin de tramlijnen zullen uitgevoerd worden bestaat er nog geen duidelijkheid. De inzet van groene bussen in deze tussenperiode is nuttig gezien vele jaren kan beslaan. 

- Los van de geplande vertramming zullen er nog steeds assen en knooppunten bestaan waar bussen worden ingezet. 

- Bussen  die  stiller,  schoner  en  zuiniger  zijn,  hebben  een  grote  invloed  op  de  leefbaarheid  van inwoners van de stad. 

Actie  19:  De  Stad  Gent  zal  bij  de  Vlaamse  overheid  en  De  Lijn  ijveren  voor  een  verhoogde  inzet  in  de vergroening  van  het  openbaar  vervoer  en  het  gebruik  van  alternatieve  technologieën,  niet  enkel  voor  de voertuigen van De Lijn maar ook bij de pachtovereenkomsten die De Lijn afsluit.  

Wagenpark van inwoners  

 Dieselwagens  stoten  veel  meer  schadelijke  fijn  stofdeeltjes  uit  dan  wagens  op  benzine,  LPG,  hybride, aardgas,  elektriciteit,  etc.  Het  gebruik  van  dieselwagens  is  één  van  de  voornaamste  oorzaken  van luchtverontreiniging door fijn stof en NO2 (zeker in stedelijk milieu). Door de steeds strengere Europese eisen voor nieuwe wagens neemt de luchtverontreiniging van een individueel voertuig wel af, maar door het steeds toenemende wegverkeer,  het  gebruik  van  oudere  dieselwagens  en  de  aankoop  van  nieuwe  dieselwagens zonder roetfilter, levert het wegverkeer nog steeds een grote bijdrage tot de uitstoot van fijn stof.  Uit  cijfers  van de VAB blijkt dat  in België de meerderheid  van de bevolking met  een dieselwagen  zonder roetfilter  rijdt: 8 op de 10 nieuwe wagens zijn dieselwagens en slechts 25 % daarvan  is standaard met een roetfilter  uitgerust.  Belgen  verkiezen  dus  nog  steeds  de  aankoop  van  een  nieuwe  dieselwagen  (zonder 

Page 33: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

30

roetfilter) boven een andere wagen. De goedkopere accijnzen en dus lagere prijzen voor diesel spelen hierin een rol. Bovenstaande feiten verklaren deels de slechte luchtkwaliteit in de Vlaamse regio.   Op Vlaams niveau worden verschillende acties genomen om het bestaande diesel wagenpark van inwoners te verschonen. Zo wordt er een subsidie verleend voor het plaatsen van half‐open roetfilters op bestaande Euro 3 wagens en is sinds 2007 de aankoop van een dieselwagen met een maximale CO2 uitstoot van minder dan 130  g/km  en met  roetfilter  fiscaal  voordeliger.  De  subsidie  voor  roetfilters  zal  op  korte  termijn  worden uitgebreid en het subsidiebedrag zal opgetrokken worden.  De  Stad  Gent  kiest  om  als  aanvulling  op  de  Vlaamse  subsidie  voor  roetfilters  de  investering  in  nieuwe innovatieve voertuigen financieel te ondersteunen. Actie 20: Om particulieren bewust te maken en te stimuleren om ook hun wagens versneld te vergroenen zal de  Stad Gent  hen  financieel  ondersteunen  in  de  vorm  van  een  subsidie. De  subsidie  zal  bestaan  uit  een aankooppremie  voor  nieuwe  ecologische wagens.  Hiervoor wordt  een  bedrag  van  150.000  EUR  per  jaar vrijgemaakt. 

Bedrijven 

 In  België  staat  van  de  jaarlijks  500.000  nieuw  ingeschreven wagens  45%  ingeschreven  op  naam  van  een bedrijf. Uit cijfers blijkt ook dat een bedrijfswagen gemiddeld dubbel zoveel kilometers aflegt als een privé‐wagen (34.726 km versus 15.660 km). Bovendien blijkt uit bevraging van leasingmaatschappijen dat 90% van de bedrijfswagens een dieselwagen is (bron: Mobimix ‐ 2009).  Momenteel heeft slechts 16% van de Belgische bedrijven een of meerdere groenere wagens* in gebruik. Dit is minder dan het Europese gemiddelde (19%). Hoe groter het bedrijf, hoe groter de kans dat het vandaag 1 of meerdere  ‘groene’ wagens heeft  rondrijden. Voor 60% van de bedrijven met meer dan 500 werknemers kiest 49% voor een voertuig met ecolabel en 16 % voor een hybride wagen. Biobrandstof, LPG en aardgas komen als alternatief amper voor. Er zijn relatief minder kleine bedrijven die 1 of meer ‘groene’ wagens in gebruik hebben: ‐ 33% van de bedrijven met 100 tot 499 werknemers, ‐ 22% van de bedrijven met 10 tot 99 medewerkers ‐ 16% van de bedrijven met minder dan 10 personeelsleden. Uit bovenstaande cijfers (bron: Corporate Vehicle Observatory ‐ 2009) blijkt dat er nog versterkt kan ingezet worden op de vergroening van bedrijfwagens (zeker bij kleinere bedrijven). Op dit moment wordt vanuit de federale  overheid  enkel  de  CO2  uitstoot  in  beschouwing  genomen  om  bedrijven  belastingsvoordeel  te verlenen.   Actie  21:  De  Stad  Gent  zal  bij  de  hogere  overheid  ijveren  om  de  fiscale  voordelen  voor  bedrijven  ter bevordering van het gebruik van milieuvriendelijke wagens te versterken en luchtkwaliteit als criterium mee te nemen. (Zie ook actie: innovatieve voertuigen en mobiliteitsmanagement). Actie 22: De Stad Gent zal de aanschaf van groene voertuigen bij bedrijven promoten.  In het kader van het klimaatverbond zullen maatregelen in samenspraak met de sector verder worden uitgewerkt.  

Groen logo 

 Wat op dit moment ontbreekt,  is de  zichtbaarheid  van groene wagens  in het  stadsbeeld. Een  verhoogde zichtbaarheid verlaagt de drempel naar het grotere publiek om ook in groene wagens te investeren, bewijst dat groene wagens bereikbaar en betrouwbaar zijn en geeft aan dat de Stad Gent en zijn partners samen een duidelijk beleid voeren naar een duurzame en leefbare stedelijke omgeving. 

Page 34: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

31

Actie 23: Er zal bij automobielfederaties geijverd worden om een herkenbaar groen  logo voor ecologische wagens te ontwikkelen. In samenspraak met andere organisaties zal er moeten gestreefd worden dit logo op ecologische wagens aan te brengen om zodoende de zichtbaarheid te verhogen.  * groene wagen: hybride, elektrische of flex‐fuelwagen, wagen op brandstof, LPG of aardgas, wagen met ecolabel   (label waarmee de autoconstructeurs het brandstofzuinige karakter van hun modellen garanderen. Voorbeelden: Blue Motion, Efficient Dynamics, Eco2, Drive,… ) (bron: Corporate Vehicle Observatory – 2009)  

Biobrandstoffen 

 Vanaf  juli  2009  bestaat  er  een  verplichte  bijmenging  van  4%  biobrandstoffen  (biodiesel  en  bio‐ethanol). Nieuwe wagens van de eigen stadsvloot zijn echter op dit moment technisch zodanig uitgerust dat er op 30% biodiesel (B30) kan gereden worden. Op dit moment zijn hier nog geen fiscale voordelen voor uitgewerkt en kan de Stad Gent niet voordelig B30 tanken.  Actie 24: Via het CIVITAS project zal het initiatief genomen worden om biodiesel beschikbaar te maken voor de stadsvloot door fiscale problemen uit te klaren. De mogelijkheden om bio‐ethanol (E85, 15% ) te tanken op het grondgebied van de Stad of van bevoorrechte partners zullen eveneens meegenomen worden. De Stad Gent  is eveneens  lid van Ghent Bio‐Energy Valley  (GBEV) en ondersteunt daarmee de ontwikkeling van de biobrandstoffenindustrie op haar grondgebied.  

Innovatieve voertuigen  

 We moeten evolueren naar geavanceerde voertuigtechnieken die meer energie‐efficiënt zijn en dus minder (fossiele)  grondstoffen  verbruiken.  De  alternatieve  vervoertuigtechniek  staat  niet  meer  in  haar kinderschoenen, raakt steeds meer ingeburgerd en is meer en meer commercieel beschikbaar. De Stad Gent engageert zich om  innovatieve voertuigen versneld en op grotere schaal  in te voeren en in het stadsbeeld te krijgen.  

 Alternatieve brandstoffen   In onderstaande  figuur wordt de uitstoot van voertuigen met verschillende alternatieve brandstoffen weergegeven. Uit Fig. 25 blijkt duidelijk dat biogas en bio‐ethanol als brandstof op vlak van PM, NO2 en en CO2 het beste scoren. 

Page 35: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

32

 Fig. 25: well‐to‐wheel emissies (productie, distributie en gebruik) van diverse brandstoffen per kilometer (bron: Fuelswitch)  Actie 25: Op dit moment bestaan er op Vlaams en op niveau van de stad nog geen concrete plannen om biogas beschikbaar te stellen voor voertuigen. Het beschikbaar stellen van bio‐ethanol vraagt om zowel ruimtelijke voorwaarden als infrastructurele maatregelen. De mogelijkheden om biogas beschikbaar te maken in Gent zullen afgewogen worden.  Wat  bio‐ethanol  betreft  dienen  er  eerst  op  Vlaams  niveau  bepaalde  beleidsbeslissingen  (accijnzen, quota) genomen te worden. Binnen het CIVITAS project wordt hier ook actie voor genomen (zie actie biobrandstoffen). Aardgas (CNG) is een brandstof die op vlak van luchtverontreinigende deeltjes goed scoort, maar voor CO2 minder goed aangezien het een fossiele brandstof betreft. Toch blijkt het in vergelijking met diesel en benzine een goed alternatief  te  zijn op  vlak  van emissies  van NOx en  fijn  stof.  In Gent  zijn geen tankmogelijkheden voor CNG.  Actie 26: De Stad Gent zal de aanwezigheid van minimaal 1 tankmogelijkheid en indien mogelijk meer op  haar  grondgebied  (openbaar  domein,  partners,  etc.)  nastreven.  Deze  tankmogelijkheid  kan  op termijn eventueel voorzien worden van biogas.  

 Elektrische voertuigen   

Een andere innovatieve techniek op vlak van voertuigen is het elektrische voertuig. Elektrische voertuigen werken op basis van een elektromotor met een accu in plaats van  een  verbrandingsmotor  en  veroorzaken  lokaal  geen  luchtverontreiniging. 

Bijkomende  voordelen  zijn  dat  elektrische  voertuigen  een  stuk  hoger  rendement  hebben  dan verbrandingsmotoren (minimaal 30% minder broeikasgassen), weinig  lawaai maken en  indien gebruik wordt gemaakt van groene stroom de CO2 uitstoot nihil is (cfr. Tabel 3). Op dit moment is het gebruik van  elektrische  voertuigen nog niet  sterk  ingeburgerd.  In Amsterdam blijkt uit  een enquête dat  iets meer dan 50% overweegt om ooit een elektrisch voertuig aan  te  schaffen en 61% van deze mensen overweegt deze  investering zelfs over een 3 tal  jaar. Meer dan 60% van de ondervraagden gaven aan dat  hun  houding  ten  opzichte  van  elektrische  voertuigen  grotendeels  zou  wijzigen  indien  de  prijs genormaliseerd zou worden met bestaande wagens en indien het huidige gebrek aan oplaadpunten zou afnemen.  

 

Page 36: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

33

 Tabel 3: Lokale emissie van hybride en elektrische voertuigen ten opzichte van coventionele benzine voertuigen (bron: IVL ‐ 2001) 

Procentuele  emissiereductie ten  opzichte  van  coventionele benzine voertuigen  

Hybride voertuigen  Volledig elektrische voertuigen  

NOx  ‐15%  ‐97% SOx  ‐15%  ‐99% CO  ‐15%  ‐99% PM  ‐15%  ‐95% 

Uit de verkeersstudie (2009) blijkt dat elektrisch personenautovervoer een groot effect heeft op zowel de uitstoot van NO2 als PM10.  

- Bij 25% elektrisch vervoer varieert de vermindering van het aantal dagen dat de dagnorm voor PM10 overschreden wordt tussen 2 en 4 dagen. De vermindering van de uitstoot NO2 is minder spectaculair, hooguit 1 µg/m³.  

- Bij  100%  elektrische  personenauto’s  blijven  er  nog  twee  PM10  en  NO2  knelpunten  bestaan  (Sint‐Pietersnieuwstraat, omgeving dampoort). De reden is dat hier enkel rekening gehouden werd met een reductie  van  de  uitstoot  van  personenwagens,  in  de  secties  blijkt  er  nog  een  belangrijk  aandeel afkomstig te zijn van vracht‐ en busverkeer.  Deze  cijfers  geven  aan  dat  elektrisch  vervoer  enorm  potentieel  heeft  als  stadsvoertuig  en  voor  de verbetering van de lokale luchtkwaliteit en de CO2 uitstoot.  De  nadelen  van  elektrische  auto’s  zijn  momenteel  wel  de  beperkte  actieradius  (150‐250  km),  het beperkte marktaanbod, de kostprijs en het ontbreken van een netwerk aan oplaadpunten.  De actieradius neemt meer en meer toe door de evolutie in de techniek. Er bestaan ook plug‐in hybrides die deels op elektriciteit rijden en langere ritten aankunnen. Ook het marktaanbod van plug‐in hybrides en volledig elektrische voertuigen zal vanaf 2011 sterk uitgebouwd worden aangezien de meeste grote autoconstructeurs  de  productie  van  dergelijke  voertuigen  aangekondigd  hebben  voor  deze  periode. Verwacht wordt dat ook de aankoopprijs zal dalen van zodra het marktaanbod en de vraagprijs zullen toenemen, ook onder invloed van de toenemende kostprijs van fossiele brandstoffen.   De Stad Gent zal maatregelen nemen om de statische markt van elektrische en hybride voertuigen  in beweging te brengen en wil op het vlak van elektrisch vervoer een voorloper zijn in Vlaanderen. Dit wil ze doen door in haar eigen vloot meer en meer elektrische voertuigen aan te schaffen. Door in te zetten op aankoop en zichtbaarheid wil de Stad bijdragen  tot een  inburgering, vertrouwen  in en vraag naar elektrische voertuigen.  Actie  27:  Naar  de  inwoners  van  Gent  zal  de  Stad  de  aankoop  van  elektrische  wagens  financieel ondersteunen  aan  de  hand  van  een  subsidie  en  zal  ze  deze  vervoerswijzen  actief  promoten  (cfr. hoofdstuk communicatie, WATT show). Voor de subsidie wordt een bedrag van 150.000 EUR per  jaar vrijgemaakt. Actie 28: Een voorwaarde voor een succesvolle introductie van elektrisch vervoer is een goed dekkende oplaadinfrastructuur. De Stad Gent streeft ernaar om te anticiperen op de grootschalige introductie van elektrisch vervoer door in het straatbeeld dergelijke oplaadinfrastructuur uit te bouwen op strategische plaatsen zoals: ‐ P+R ‐ parkings van ondergrondse parkings  ‐ auto‐ en fietsdeelplaatsen ‐ stadsgebouwen 

Page 37: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

34

De Stad Gent zal de uitbouw van minimaal 10 elektrische laadpalen ondersteunen en het gebruik ervan evalueren. In de toekomst kan dit netwerk nog verder uitgebouwd worden. Hiervoor wordt een bedrag van 150.000 EUR vrijgemaakt. Actie 29: De Stad Gent zal onderzoeken op welke wijze er verlaagde parkeertarieven kunnen ingevoerd worden voor elektrische voertuigen  in parkeergarages gekoppeld aan oplaadinfrastructuur. Daarnaast wordt  erover  gewaakt  dat  bij  stadplanning  en  ontwikkeling  van  nieuwe  stadsdelen  de  nodige infrastructuur voor elektrische voertuigen  voorzien wordt.  Vanaf  2010  zullen  via  MaxMobiel  elektrische  fietsen  en  scooters  verkrijgbaar  zijn  voor  woon‐werkverkeer en aan het Sint‐Pieterstation wordt een elektrische laadpaal geïnstalleerd.  Actie 30: De Stad Gent ziet mogelijkheden  in het begeleiden van bedrijven om elektrische  fietsen en scooters  en  de  bijhorende  infrastructuur  te  voorzien  voor  de  werknemers,  ter  aanvulling  op  het bestaande  beleid waarbij  de  fiets  en het openbaar  vervoer  gepromoot worden  als duurzaam woon‐werkvervoer. Hiervoor  zal  nauw  samengewerkt worden met  de  bedrijven  (o.a.  in  het  kader  van  het klimaatverbond) aangezien het  succes  van deze maatregel  sterk  zal afhangen  van de  samenwerking met bedrijven en hun vertrouwen en bereidwilligheid te investeren in deze innovatieve techniek.  Actie  31: De Vlaamse  regering  investeert eveneens 400.000 euro  voor de opstart  van een proeftuin rond de invoer van de elektrische wagen. Deze proeftuin behelst zowel het uittesten van de technologie als  het  onderzoek  van  de  randvoorwaarden  voor  de  versnelde  aanvaarding  en  het  gebruik  van elektrische voertuigen. De resultaten van deze proeftuin zullen door de Stad verder opgevolgd worden.  

 Waterstof als innovatieve brandstof  De lokale emissies bij gebruik van waterstof zijn over het algemeen zeer laag tot nul en worden bepaald door de aandrijftechnologie. Waterstof kan aangewend worden in brandstofcellen of in een aangepaste verbrandingsmotor.  Momenteel  zijn  meer  prototypes  uitgerust  met  brandstofcellen  dan  met  een verbrandingsmotor.  Indien brandstofcellen gebruikt worden (op basis van waterstof, zonder reformer) zijn  de  emissies  bij  gebruik  nul  (enkel  water  en  restwarmte  worden  geproduceerd).  Bij  een verbrandingsmotor  op  waterstof  zijn  de  emissies  echter  niet  altijd  te  verwaarlozen.  Het  grootste probleem zijn de NO2 ‐emissies.  In Vlaanderen werd deze nieuwe  technologie onder andere uitgetest  in een proefproject waarbij een prototype  van  een  hybride  waterstofbus  voor  enkele  maanden  door  De  Lijn  werd  ingezet.  De belangrijkste conclusie van dit proefproject  is dat de  levensduur van de batterijen en de brandstofcel nog te beperkt was. De waterstofbus bevindt zich dus duidelijk nog in een ontwikkelings‐ en testfase. Er moet  nog  veel onderzoek gebeuren  vooraleer waterstofvoertuigen op grote  schaal  en op  rendabele wijze ingezet kunnen worden. Er wordt verwacht dat waterstofbussen pas op langere termijn (2025) op grote schaal (Amsterdam, 2009) effectief ingezet kunnen worden in het verkeer.  Actie 32: De Stad Gent zal aan de hand van andere gebruikerservaringen en het op de voet volgen van de  ontwikkelingen  van  de waterstoftechnologie  bepalen welke  bijdrage  en  rol  ze  kan  spelen  bij  de verdere  implementatie van deze  techniek. Als proefproject  zal bijvoorbeeld  in 2010  in het kader van CIVITAS een waterstofbus worden ingezet door De Lijn.  

 PEILER 2: Mobiliteitsmanagement  

Bedrijfsvervoerplan Stad Gent 

 

Page 38: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

35

Actie  33: De  Stad Gent moet  een  voortrekkersrol  blijven  spelen  op  het  vlak  van  bedrijfsvervoersplannen. Daarom zal het vorige plan van de Stad Gent worden geëvalueerd en geactualiseerd.  

Bedrijfsvervoerplan bedrijven  

 Duurzame  woon‐werk  verplaatsingen  worden  gestimuleerd  door  verschillende  instanties  (provinciaal mobiliteitspunt, pendelfonds,  fietsersbond, Vlaamse stichting Verkeerskunde). Bedrijven met meer dan 100 werknemers  zijn  nu  reeds  verplicht  gegevens  te  verzamelen  over  de  woon‐werkverplaatsingen  van  hun personeel  en  moeten  deze  info  doorgeven  aan  de  Federale  Overheidsdienst  Mobiliteit  en  Vervoer.  Het opstellen van een bedrijfsvervoerplan is echter niet verplicht in Vlaanderen. Er is gebleken dat tot 10% afname van autoverkeer kan plaatsvinden door het uitvoeren van maatregelen opgenomen in bedrijfsvervoerplannen.  Actie  34:  Via  het  CIVITAS  project worden  er  in  samenwerking met  de  Stad  Gent  bedrijfsvervoerplannen opgesteld voor bedrijven  in de ruime stationsomgeving. Op die manier worden deze bedrijven geholpen om op  een  duurzame manier  om  te  gaan met mobiliteit. Zo  is  er  voor  het  technologiepark Zwijnaarde  en  de Tramstraat een dergelijk plan opgemaakt en worden voor andere bedrijven  in het studiegebied gelijkaardige initiatieven gepland. Ook  in het kader van de duurzame  inrichting van bedrijventerreinen wordt het aspect mobiliteit van een volledig bedrijventerrein geanalyseerd. Op basis van deze analyse werken de Stad en de betrokken bedrijven maatregelen uit die duurzame transportwijzen stimuleren.   Bij grote (stads)ontwikkelingsprojecten dienen mobiliteitseffectenrapporten opgemaakt te worden waarbij de aspecten mobiliteit en  luchtkwaliteit worden geanalyseerd  (zie actie planning). Ook bij de milieuvergunning dient verplicht informatie over woon‐werk en dienst‐ en goederenverplaatsingen bij de aanvraag toegevoegd te worden.  Actie  35: De Stad Gent  zal  voor bedrijven met meer dan  50 werknemers onderzoeken of de opmaak  van bedrijfsvervoerplannen  verplicht  kan opgenomen worden bij het  toekennen  van  een milieuvergunning  aan nieuwe bedrijven of het hernieuwen van een milieuvergunning van bestaande bedrijven.  

Stimuleren vervoersmanagement bij scholen 

 Sinds  2002  steunt  de  Stad  Gent  basisscholen  die  een  schoolvervoersplan  opstellen  om  duurzame  thuis‐schoolverplaatsingen te stimuleren. Elk jaar ontwikkelt een tiental basisscholen zo een plan. Actie 36:  In kader van het CIVITAS project ondersteunt de Stad Gent een  tiental  secundaire  scholen  in de CIVITAS projectzone bij het uitwerken van een mobiliteitsschets waarbij de scholen  initiatieven op vlak van duurzame mobiliteit zullen nemen. Op basis van de resultaten van dit project zal onderzocht worden in welke mate het haalbaar is vervoersmanagmentanalyse en ‐plannen voor andere scholen te ondersteunen. 

 PEILER 3: Milieuvriendelijke rijgedrag 

Stimuleren van ecodriving 

 Behalve de aankoop van milieuvriendelijke voertuigen  is ook de  rijstijl van chauffeurs van groot belang om winst  te  boeken  op  ecologisch  vlak.  Ecologisch  rijden  vermindert  het  brandstofverbruik  en  de verbrandingsemissie van NO2 en PM10. De milieuwinst  is gemiddeld 10 %. Ecodriving  is een  rijtechniek die zich voornamelijk richt op het schakelen bij  lage toeren, het rijden aan constante snelheden, het anticiperen op de verkeersstroom om sterk  remmen  te vermijden, etc. Met steun van ondermeer de Vlaamse overheid werd  een  website  ontwikkeld  waarin  informatie  met  betrekking  tot  ecodriving  gebundeld  wordt  (cfr. http://www.bondbeterleefmilieu.be/eco‐driving/jongeren.php).  

Page 39: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

36

Actie 37: Sinds 2007 biedt de Stad Gent aan haar bus‐ en vrachtwagenchauffeurs een opleiding ecodriving aan. In 2010 wordt een nieuwe reeks lessen opgestart.  Actie 38: Daarnaast zal de Stad Gent bij de met de Stad verbonden organisaties en andere organisaties ijveren om een opleiding ecodriving te voorzien.   

Page 40: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

37

Parkeerbeleid  

Het parkeerbeleid verstrengen  

 Het huidige parkeerbeleid (cfr. Beleidsnota Mobiliteit 2007‐2012) omvat sinds 1 oktober 2008 de afstemming van de parkeertarieven  in de ondergrondse parkeergarages op de  tarieven voor het  straatparkeren. Op die manier worden bezoekers gestimuleerd om  in de parkeergarages  te parkeren  en wordt het bovengrondse zoekverkeer verminderd, wat de doorstroming en dus de luchtkwaliteit ten goede komt.  Actie  39:  In  2010 wordt  er  een  nieuw  parkeerroute‐informatiesysteem  (PRIS)  uitgebouwd  dat  tegen  2013 moet leiden tot een volwaardig verkeersgeleidingssysteem. Er zal worden afgestapt van de klassieke P‐route. Dit betekent dat de  zogenaamde  kleine  ring  (R40)  als  volwaardige bestemmingsring  zal  fungeren. Minder verkeer zal naar de huidige parkeerroute in het centrum geleid worden, waardoor dit een positieve invloed zal hebben op de lokale luchtkwaliteit in het gebied binnen de R40.  Actie 40: Het  linken van parkeertarieven met de milieuvriendelijkheid van de wagen  is een van de manieren om  het  gebruik  ervan  te  stimuleren  (zie  ook  link met  actie  innovatieve  voertuigen).  Er  zijn  verschillende manieren om dit principe in te voeren. De concrete uitwerking  met namen voor parkeergarages en in nieuwe stadsdelen zal verder afgetoetst worden.   

Park + Ride 

 Actie 41: Om de  verkeersdruk  in de binnenstad  te  verkleinen,  zijn  aan de  rand  van de  stad P+R  terreinen aangelegd. Binnen de beleidsnota Mobiliteit worden  extra potentiële  locaties  voor de  aanleg  van  een P+R onderzocht. 

       

Page 41: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

38

DOELGROEP TRANSPORT: SCHEEPVAART 

Beroepsvaart 

 Emissies  van NOx  en  fijn  stof  hebben  binnen  de  scheepvaart  voornamelijk  te maken met  de  technische eigenschappen  van  de  motoren.  De  evolutie  van  de  emissies  verlopen  bijgevolg  niet  parallel  met  de transportgegevens, maar eerder met de evolutie van de motoren. Uit  cijfers  van de VMM blijkt dat de emissies afkomstig  van de binnenvaart  vanaf 2004 een dalende  trend vertonen.  Dit  heeft  te  maken  met  de  technische  evolutie  van  motoren  en  het  succes  van  het  Vlaamse Impulsprogramma voor de  installatie van emissiearme motoren. Ondanks de daling toont Fig. 26 aan dat  in Vlaanderen, naast de haven van Antwerpen, de emissies van de binnenvaart ook in Gent niet te verwaarlozen zijn.   

Fig. 26: NOx emissie (ton/waterweg/jaar) afkomstig van de binnenvaart in Vlaanderen (VMM ‐ 2008)  

 In tegenstelling tot de binnenvaart blijven de emissies van alle  luchtverontreinigende stoffen, afkomstig van zeescheepvaart  in  Vlaanderen,  stijgen  (Fig.  27).  Dit  is  niet  enkel  te  wijten  aan  de  stijgende  activiteit  en toenemende  scheepsgrootte,  maar  is  ook  te  wijten  aan  het  feit  dat  de  andere  transportmodi  al  langer onderworpen zijn aan regelgeving (MIRA‐T – 2007).  

1200

1300

1400

1500

1600

1700

1800

1900

2000

1990 1995 2000 2005

jaar

ton

PM10

PM2,5

19000

21000

23000

25000

27000

29000

31000

1990 1995 2000 2005

jaar

ton

NOx

 Fig. 27: PM10, PM2.5 en NOx emissie van de zeescheepvaart (binnenlands en internationaal) in de periode 1990‐2008 (VMM – 2008). 

 

Page 42: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

39

De emissies van zeeschepen bij het manoeuvreren en stilliggen in de haven variëren tussen de 30 en 45 % van de totale Vlaamse zeevaartemissies. De invloed van de zeescheepvaart (Tabel 4) op de luchtkwaliteit is in de haven van Gent op vlak van NO2 en fijn stof een stuk minder groot dan in Antwerpen en Zeebrugge. Dit heeft te  maken  met  het  feit  dat  er  veel  minder  containerterminals  in  de  Gentse  haven  aanwezig  zijn. Containerschepen hebben door hun grootte doorgaans een sterk verhoogde PM en NOx emissie. 

 Tabel 4: emissies in de Vlaamse zeehavens in ton (2005) (bron: EMMOS ‐ 2007) 

(ton)  Antwerpen  Gent  Oostende  Zeebrugge 

CO  1793.24  218.54  275.04  1011.50 

CO2  362511.15  46011.56  58904.17  215415.51 

VOS  344.94  42.25  58.32  209.59 

NO2  7338.11  885.41  1168.39  4145.48 

SO2  4507.32  567.04  579.46  2595.50 

TSP (totaal zwevend stof)  460.25  54.65  55.77  240.29  

Op Vlaams en federaal niveau zijn voor de scheepvaart verschillende maatregelen in uitvoering die een daling van de emissies tot doel hebben: ‐ de invoering en onderhandeling van de emissienormen van de Centrale Commissie van de Rijnvaart (CCR) in België en de invoering van EU normering voor motoren van de binnenscheepvaart ‐  het  opvolgen  van  het  internationaal  MARPOL  verdrag  met  betrekking  tot  de  NO2  emissie  van  de zeescheepvaart  (Marpol  is  een  verdrag  dat  de  landen,  die  het  ondertekend  hebben,  verplicht  bepaalde voorschriften voor schepen op te volgen ter voorkoming van de verontreiniging van het zeemilieu). ‐ het uitvoeren van het Vlaams  impulsprogramma emissiearme scheepvaart (subsidie voor motoren met een lage NO2 of PM uitstoot) ‐ Het in kaart brengen van concentraties van NO2, PM10 en PM2.5  tot op 500 m van de randen van vaarwegen en dokken  (opdracht van LNE). Op basis van de  studie zullen een aantal knelpunten geformuleerd worden (nog geen rapport beschikbaar).    Aangezien de Vlaamse overheid eerder bevoegd  is om maatregelen voor de  (internationale) scheepvaart  te treffen, kan de Stad Gent voor deze doelgroep maar een beperkt aantal maatregelen nemen. Een voorbeeld is het voorzien van walstroom. Hierdoor kunnen  schepen aan wal hun motoren  stilleggen en  zullen  ze  lokaal minder vervuilen. Bij gebruik van walstroom neemt de emissie van CO2 met meer dan de helft af en deze van NO2 met 97%. Proefprojecten in de haven van Antwerpen en Zeebrugge zijn opgestart of gepland.  Voor  pleziervaart  en  woonboten  is  walstroom  in  Gent  al  beschikbaar.  Ook  voor  de  eigen  vloot  van  het Havenbedrijf van Gent wordt reeds walstroom voorzien.  Toch  is er nood aan gegevens over de bijdrage  van  scheepvaart aan de  lokale emissies  in de haven en de mogelijkheden om met walstroom de  lokale  luchtkwaliteit te verbeteren. Het Kluizendok  is een  locatie waar potentieel walstroom nuttig kan zijn aangezien er een containerterminal gevestigd  is. Op dit moment wordt door de Vlaamse overheid  (LNE) een berekening uitgevoerd  van de  luchtkwaliteit  langs waterwegen en  in havens (IMMI2 perceel 2). Op basis van de resultaten zal er meer inzicht verkregen worden in de potenties van scheepvaartgerelateerde acties ter bevordering van de luchtkwaliteit.  Actie 42: Stad Gent en het Havenbedrijf volgen de studie IMMI2 verder op en op basis van de potenties zal er bij  de  Vlaamse  overheid  steun  gezocht worden  voor  de  implementatie  van  acties  (zoals  bijvoorbeeld  het voorzien walstroom) in de Gentse haven.     

Page 43: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

40

Toeristische bootjes 

De  impact  op  de  totale  uitstoot  van NO2  en  fijn  stof  van  toeristische  rondvaartboten  in  de  stad Gent  is beperkt.  Toch  leveren  de  toeristische  bootjes  in  de  Gentse  binnenstad  bepaalde  hinder  op.  Een  schone rondvaart kan als  toeristische attractie bijdragen  tot een positieve beeldvorming en  levert een bijdrage aan schonere lucht voor bewoners langs de rondvaartroutes.  Actie 43: De Stad Gent wil  intensief overleg plegen en  samenwerken de andere betrokken  sectoren om  te streven naar een overschakeling van de toeristische bootjes op milieuvriendelijke aandrijvingen. Stad Gent wil een  werkgroep  oprichten  met  de  betrokken  partners  zodanig  om  een  plan  van  aanpak  en  concrete maatregelen te formuleren.  Actie 44:  Indien de plaatsing van elektrische  laadpunten noodzakelijk blijkt en uit het overleg met de sector blijkt dat deze daadwerkelijk gebruikt zullen worden, is de stad bereid om te investeren in laadinfrastructuur.  

          

Page 44: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

41

DOELGROEP HUISHOUDENS 

 Het verwarmen van gebouwen heeft een  invloed op de  lokale  luchtkwaliteit. Zo  is  in de wintermaanden een maximale bijdrage aan fijn stof emissie vastgesteld van 8%  in de belangrijkste steden. Het meest vervuilend zijn  steenkoolkachels, houtkachels en open haarden. Houtkachels en open haarden  stoten  30  tot  100  keer meer  fijn  stof  uit  dan  een  stookolieketel  om  dezelfde  warmte  te  creëren.  Het  gebruik  van  hout  als hoofdverwarming  is  beperkt  in  vergelijking met  andere  brandstoffen, maar  neemt  toe  door  de  stijgende energieprijzen en stijgende kosten om afval te verwijderen. Uit cijfers van de VMM blijkt dat in 2005 36 % van de PM10 uitstoot door primaire verwarming van huishoudens afkomstig was van de verbranding van hout. Hoewel dit slechts 1% uitmaakte van de gebruikte brandstoffen. Deze cijfers houden geen rekening met het bijverwarmen van een woning op basis van hout.  

 Figuur 28 geeft  aan dat ook in  Gent  de  verbranding  van hout voor de verwarming van huishoudens  een  belangrijk aandeel  heeft  in  de  uitstoot van fijn stof.  Het  brandstofverbruik  in Antwerpen  is  hoger  omwille van  het  hoger  aantal huishoudens, maar ook door het  hoger  verbruik  van biomassa  als  brandstof. Verbranding  van  biomassa heeft  namelijk  een  veel hogere  emissiefactor  dan verbranding  van  andere brandstoffen.  

Fig. 28: PM10 emissies afkomstig van de verwarming voor de belangrijkste Vlaamse steden (bron: Werknota LNE ‐ 2008)  

 Het verbranden van afval  is verboden.   Het verbranden van hout  in open  lucht  (mits het respecteren van de afstandsregels opgenomen in het veldwetboek), kachels of in allesbranders is toegelaten, hoewel blijkt dat het ook  zeer  schadelijk  is  voor de  gezondheid. De  hoeveelheid  van  en  blootstelling  aan  verontreiniging hangt ondermeer  af  van  het  type  verbrandingstoestel  en  van  het  gebruikte  hout  (cfr.  behandeld  hout).  Bij onvolledige  verbranding  en  bij  het  gebruik  van  behandeld  hout  komen  allerlei  vervuilende  en  schadelijke stoffen vrij (as, roet, fijn stof, dioxines, CO2, CO, NO, PAK’s, etc.). De gezondheidseffecten zijn talloos: astma, kanker, irritaties van ogen, neus, keel, vermoeidheid, misselijkheid, longproblemen, aangeboren afwijkingen, hartafwijkingen. Kinderen blijken bijvoorbeeld meer  last  te hebben van verkoudheden, astma, bronchitis en longontstekingen wanneer thuis dagelijks hout wordt gestookt.   De Vlaamse overheid sensibiliseert over het correcte gebruik van kachels en over het creëren van een gezond binnenmilieu. De federale overheid werkt ook naar een goedkeuring van nieuwe koninklijke besluiten  inzake productnormering voor huishoudelijke stookinstallaties op vaste brandstoffen en voor pelletketels en –pellet kachels.  Door  het  MMK  (Medisch  Milieukundigen)  werd  voor  de  gemeentes  een  draaiboek  ‘Stook  je gezondheid  niet  op’  ter  beschikking  gesteld.  Dit  draaiboek  geeft  informatie  om  vragen  van  burgers  te beantwoorden, om op te treden bij problemen of om eventuele preventieve acties te ondernemen. Aanvullend 

Page 45: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

42

biedt het Provinciebestuur Oost‐Vlaanderen sensibilisatiemateriaal aan de gemeentes aan om rond dit thema te werken.  

Mogelijkheden  om  de  uitstoot  en  de  hinder  afkomstig  van  open  haarden  en  kachels  te  beperken  zijn ondermeer: 

- het gebruik van nageschakelde filtertechnieken zoals gasafvoervoorziening bij open haarden - correcte hoogte en plaatsing van schouwen (creëren van een betere verdunning) - het gebruik van genormeerde pellets (DIN, EC normen) (deze bieden een zekere bescherming voor de 

gezondheid) - correct informeren en sensibiliseren 

Actie 45: De Stad Gent zal een inventaris maken van de beschikbare commerciële technieken die de fijn stof uitstoot van houtkachels kunnen verminderen. Er zal op basis hiervan nagegaan worden in hoeverre eisen met betrekking tot de emissie van schouwen en haarden ingebed kunnen worden in lokale reglementen. Actie 46: De Stad Gent  zal, ook bij het promoten  van energiezuinig wonen, actief  communiceren over de schadelijkheid van het verbranden van afval en hout en het gebruik van open vuurtjes. Ook aspecten zoals correct gebruik en best beschikbare  technieken om de  schadelijke uitstoot van kachels  te beperken, zullen opgenomen worden.  

       

Page 46: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

43

DOELGROEP INDUSTRIE 

Verdiepen van het aspect luchtkwaliteit in de milieuvergunning 

 De  industrie vormt na het verkeer de belangrijkste bron van  fijn stof uitstoot. De  IPPC  (Integrated Pollution Prevention Control) richtlijn schrijft voor dat bedrijven, met name de grotere  installaties, vanaf 2007 de Best Beschikbare  Technieken  toepassen  om  emissies  te  beperken.  Daarnaast  gelden  in  Vlaanderen  de milieukwaliteitsnormen  zoals  beschreven  in  Vlarem  II.  Vlarem  II  bevat  algemene  en  sectorale milieuvoorwaarden  waaraan  vergunnings‐  of  meldingsplichtige  bedrijven  moeten  voldoen.  De  uitstoot afkomstig  van  de  industrie  is  in  de  loop  der  jaren  afgenomen  omdat  er  vanuit  de  industrie  belangrijke investeringen gebeurd zijn. Globaal kan gesteld worden dat de emissies van industrie en meer in het bijzonder van  raffinaderijen  tegen  2010  verder  zullen  dalen  onder  invloed  van  bovengenoemde  verscherpte luchtkwaliteitsnormen.  De  aanscherping  van  emissienormen  voor  andere  sectoren,  voor  grote stookinstallaties  en  de  aanscherping  van  de  algemene  stofnormen  versterken  eveneens  deze  positieve evolutie.  Op Vlaams niveau worden voor de  industriële hot spot Gentse Kanaalzone specifieke acties uitgevoerd  (cfr. blz. 13). Deze acties zijn enkel gericht naar klasse 1‐bedrijven die onder de bevoegdheid vallen van de Vlaamse overheid.  Uit metingen blijkt dat diffuse  fijn stof emissies de  lokale  luchtkwaliteit veel meer beïnvloeden dan geleide emissies  aangezien  geleide  emissies  op  hogere  hoogte  geëmitteerd worden. Om  die  reden  wordt  onder leiding van het LNE gewerkt aan een leidraad voor het modelleren en bijgevolg inschatten van deze emissies. Dit  instrument  moet  toelaten  dat  deze  emissies  in  het  kader  van  de  milieuvergunning  eenduidig gerapporteerd en gecontroleerd kunnen worden en dat de algemene voorwaarden  in Vlarem aangescherpt worden. Eveneens wordt er gewerkt aan de aanscherping van de Vlaremnormen, meer bepaald de normen voor diffuus stof.   Naast de acties die het Vlaamse gewest neemt in het kader van de hot spot studie en diffuse emissie, kan de Stad  Gent  als  vergunningverlenende  en  toezichthoudende  overheid  voor  klasse  2  en  3  bedrijven  en  als adviserende  instantie voor klasse 1 bedrijven bijkomende maatregelen  treffen. De Vlaamse overheid  stelde aan de provincies een handleiding tot het  inbouwen van bijzondere fijn stof vergunningsvoorwaarden. Deze handleiding  zal  door  de  Stad  Gent  worden  opgevraagd  en  er  zal  onderzocht  worden  in  hoeverre  deze bruikbaar kan zijn bij het verlenen van milieuvergunningen klasse 2 en 3.  Actie  47:  In  het  kader  van  de  beoordeling  van  de  milieuvergunningsaanvragen  van  stofproducerende activiteiten/sectoren zal men om geleide en diffuse emissies maximaal te beperken bijkomende voorwaarden voorstellen op basis van BBT*/BREF** en de Vlaamse handleiding voor fijn stof.    

      * BBT: Best beschikbare technieken zijn technieken die, in vergelijking met alle gelijkaardige technieken, het best scoren op milieugebied én betaalbaar zijn én  technisch uitvoerbaar zijn. BBT‐studies vormen een niet‐bindend,  richtinggevend document ter actualisatie van de milieuregelgeving.  **  BREF:  Best  Available  Techniques  Reference  documents.  In  een  BREF‐document  staat  beschreven  wat  de meest milieuvriendelijke technieken zijn die een bedrijf kan toepassen en is een uitwerking van de IPPC‐richtlijn van de Europese Unie. Het zijn als het ware de Europese BBT’s. 

Page 47: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

44

Andere algemene maatregelen 

Dieselgeneratoren  

 Dieselgeneratoren  die  bij  evenementen  worden  ingezet  stoten  luchtverontreinigende  stoffen  uit  en veroorzaken vaak overlast voor bewoners  in de omgeving. Dit probleem kan echter gemakkelijk vermeden worden indien er in de plaats gebruik wordt gemaakt van het bestaande elektriciteitsnet.  Actie 48: De Stad Gent streeft ernaar om het netwerk van elektrische aftappunten samen met de betrokken partners maximaal uit  te bouwen met als doel een algemeen verbod op het gebruik van dieselgeneratoren voor evenementen tenzij kan aangetoond worden dat hiervoor technische beperkingen zich stellen. Ook voor het gebruik van dieselgeneratoren bij bouwwerven zal er naar een beperking gestreefd worden. 

Projectsubsidie  

 De Milieudienst  heeft  een  subsidiereglement  uitgewerkt  voor  projecten met milieuzorg  als  doel,  dat  de Gemeenteraad  van  22  juni  2009  goedkeurde.  Gentse  verenigingen  (vzw’s,  feitelijke  verenigingen, bewonersgroepen, etc.) kunnen vanaf nu financiële ondersteuning aanvragen voor duurzame milieuprojecten. De subsidie kan oplopen tot 1500 euro per project.  Actie 49: Projecten die tot doel hebben de  luchtverontreiniging door fijn stof te verminderen komen ook  in aanmerking voor een projectsubsidie. Deze subsidie loopt tot 1 september 2013. 

Groen en Luchtkwaliteit 

Afhankelijk  van  de  situatie  en  het  schaalniveau  heeft  vegetatie  een  positief, weinig  tot  geen  of  zelfs  een negatief effect op de luchtkwaliteit. Groen kan voor extra verdunning zorgen en dus voor een verlaging van de luchtvervuilende  concentraties.  Anderzijds  kan  groen  ook  zorgen  voor  een  lagere  stroomsnelheid  en  dus hogere concentraties. Locatiespecifieke knelpunten zoals bij streetcanyons lijken op basis van de onderzoeken tot nu toe niet opgelost te kunnen worden door beplanting. Op een groter schaalniveau lijkt de zogenaamde ‘sink‐capaciteit’, het  inherente  vermogen  van beplanting om  fijn  stof en gasvormige  verontreiniging uit de lucht te verwijderen, mogelijk van belang voor de stedelijke achtergrondconcentraties. Hierover is echter nog onvoldoende bekend, en enkele modelmatige onderzoeken laten tegengestelde resultaten zien (bron: CROW ‐  2009).  Van  zodra  er  meer  gegevens  gekend  zijn  kan  deze  kennis  geïmplementeerd  worden  via  het groenbeleid van de Stad Gent.   Door atmosfeer‐vegetatie interacties kunnen er zich door luchtverontreinigende stoffen eveneens wijzigingen manifesteren in de morfologische en fysiologische eigenschappen van planten. Door het bestuderen van deze wijzigingen kan er in de toekomst misschien gemakkelijk een link gelegd worden met de lokale luchtkwaliteit en  kan  vegetatie  worden  gebruikt  als  monitoringsinstrument.  Dit  gegeven  staat  echter  nog  in  de onderzoeksfase. In het CLIMAQS* project wordt de relatie atmosfeer‐plantmorfologie verder onderzocht. Actie 50: De Stad Gent participeert in het CLIMAQS‐ project en ondersteunt onderzoek op haar grondgebied.         * Climaqs ‐ Climate and air quality modelling for policy support. De doelstellingen van het project zijn het controleren en verbeteren van bestaande  voorspellende  3D‐modellen  op  regionale  en  lokale  schaal  voor  Vlaanderen  en  het  ontwikkelen  van  strategieën  om  ze  te implementeren  in de ondersteuning van beleidskeuzes met betrekking tot de gevolgen van klimaatverandering en urbane en regionale luchtvervuiling  in  Vlaanderen. Het  project  bestaat  uit  een  samenwerking  tussen  VITO,  het Dep. Geografie  en  het Dep.  Toegepaste Wetenschappen van de K.U.Leuven en het Dep. Bio‐ingenieurswetenschappen van de UA. 

Page 48: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

45

5.3 Planning: Ruimtelijke ordening en stadsontwikkeling  Bij het ontwerp en inrichting van infrastructuur, bebouwing en stadsontwikkelingsprojecten dient steeds een beoordeling  van de  impact op de  lokale  luchtkwaliteit  te gebeuren met  als hoofddoelstelling  toekomstige knelpunten te voorkomen. Hiervoor  

- moeten luchtkwaliteit en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar afgestemd worden  - moet er een toetsing gebeuren aan de luchtkwaliteitsnormen - moet  gestreefd  worden  naar  een  verminderde  blootstelling  van  mensen  (zoals  gevoelige 

bevolkingsgroepen) aan verontreinigde lucht door een verbeterde verspreiding van de concentraties en door een beperking van bijvoorbeeld de verkeersaantrekkende werking van voorzieningen 

- moet  in  planprocessen  de  toegankelijkheid  voor  voetgangers  en  fietsers  en  de  inbedding  van  het openbaar vervoer van bij het begin meegenomen worden  

 Voor  elke  mogelijke  ruimtelijke  ontwikkeling  waarbij  de  luchtkwaliteitsnormen  dreigen  overschreden  te worden, dienen extra maatregelen genomen te worden. Dit is eerder een strategische aanpak die aan de hand van een luchttoets meer vorm moet krijgen. In het nieuwe verkeersmodel van de Stad Gent zal eveneens een milieumodule voorzien worden die zal toelaten de effecten van ontwikkelingsprojecten op PM10, NOx en CO2 beter te kunnen inschatten.  De uitwerking van de bovengenoemde luchttoets zal ingebed worden in het bestaande milieu afwegingskader voor ruimtelijke ordening en stadontwikkelingsprojecten. Voor ruimtelijke uitvoeringsplannen dient steeds in het  kader  van de MER procedure  een MilieuEffecten  screening  te gebeuren.  Indien blijkt dat  er op  een of meerdere milieucompartimenten  een  significante  impact  zal  zijn,  dient  een MilieuEffecten Rapport  (MER) opgesteld te worden. Indien nodig worden er beperkende of compenserende maatregelen opgelegd. Bij grote ontwikkelingsprojecten bestaat eveneens de verplichting een planMER op te stellen. De  luchttoets zal  in het kader van deze procedures meer vorm krijgen.   De  Stad  Gent  beoordeelt  stadsontwikkelingsprojecten  op  basis  van  een  duurzaamheidsmeter.  De duurzaamheidsmeter behandelt alle thema’s van duurzaamheid en  is een procesbewakende checklist (o.b.v. een puntensysteem)  voor de  integrale benadering  van duurzaamheid op meso‐niveau  (stadsontwikkeling). Voor  economische  sites  wordt  op  dit  moment  eveneens  een  duurzaamheidsmeter  ontwikkeld.  De luchtkwaliteit en mobiliteit maken deel uit van deze duurzaamheidsmeters. 

    

Page 49: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

46

5.4 Communicatie   Om  voldoende draagkracht bij de  verschillende doelgroepen,  een  actieve participatie  van de bevolking  en andere partners en uiteindelijk een succesvolle  implementatie van dit plan te realiseren, moet er voldoende aandacht zijn voor communicatie.   De uitgangspunten van deze communicatie zijn: 1. Het creëren van de bewustwording over de gezondheidsrisico’s van luchtverontreiniging 2. Het creëren van de bewustwording dat ieder van ons een bijdrage kan leveren tot een betere luchtkwaliteit.  3. Het geven van betrouwbare  informatie over  lokale  luchtconcentraties, vooruitgang die geboekt wordt en maatregelen die genomen worden op alle niveaus. 4. Het creëren van een draagvlak voor de uitvoering van het luchtkwaliteitsbeleid. 

 De basiselementen van het communicatieplan zijn: ‐ Het  regelmatige publiceren van  informatie over de  luchtkwaliteit en de uitvoering van maatregelen  in de bestaande pers‐ en communicatiekanalen zoals het stadsmagazine, stadsTv, persconferenties  ‐  Het  organiseren  van  een  jaarlijks  evenement  rond  luchtkwaliteit  (al  dan  niet  aansluitend  bij  een  reeds bestaand  evenement).  In  2010  zal  een  WATT  show  georganiseerd  worden  samen  met  de  Bond  Beter Leefmilieu  en  Civitas.  Dit  is  een  evenement  waarbij  de  inwoners  van  Gent  kennis  kunnen  maken  met voertuigen op alternatieve brandstoffen. ‐  Luchtkwaliteitsaspecten  betrekken  in  de  communicatie  van  andere  relevante  beleidsdomeinen  cfr. campagnes rond het gebruik van de fiets, etc.  ‐  Het ontwikkelen van een zichtbaar informatienetwerk over de actuele luchtkwaliteit ‐  Het  creëren  van  een  online  infopagina/centraal  informatiepunt  (cfr.  website  op  te  richten  in  i.k.v. klimaatverbond) waarbij  

*  tips worden gegeven  (eventueel gekoppeld aan een communicatiecampagne). Bijvoorbeeld  rond ecodriving, bandenspanning, niet‐stationair  laten draaien van motoren, geen diesel  in de  stad, het gebruik van open haarden, etc.  * de laatste informatie over nieuwe technologieën, alternatieve voertuigen, etc. voorzien wordt *  werkinstrumenten  voor  bijvoorbeeld  bedrijven  (cfr.  het  opstellen  van  een  bedrijfsvervoerplan) beschikbaar worden gesteld * linken worden gelegd naar andere informatiekanalen, subsidiemogelijkheden  * een  rapportering over de  laatste stand van zaken van de  in dit plan opgenomen maatregelen zal gebeuren *  een  centraal  suggestiepunt  voorzien  voor  burgers  en  bedrijven  die  actief willen meedenken  en initiatieven willen formuleren met betrekking tot luchtkwaliteit.  

Page 50: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

47

5.5 Monitoring en evaluatie  Het kwantifieren van de effecten van maatregelen opgenomen  in dit plan  is geen eenvoudige taak. Niet alle maatregelen hebben een te kwantificeren effect. Bepaalde maatregelen hebben na doorrekening effecten op straatniveau maar beperkt op stadniveau en omgekeerd. Bovendien is het vaak niet eenduidig vast te stellen welke positieve effecten bereikt kunnen worden door het  treffen van  lokale maatregelen en welke effecten het gevolg zijn van veranderende achtergrondconcentraties. Dit heeft te maken met het feit dat inzichten nog steeds  evolueren  net  als  de  daaraan  gekoppelde  rekenmodellen,  alsook  door  het  ontbreken  van gedetailleerde metingen. 

  Regionale en stedelijke achtergrondconcentraties  

In Vlaanderen en ook in Gent gebeuren luchtmetingen door de Vlaamse Milieumaatschappij in het kader van het gebiedsdekkend Vlaamse  luchtmeetnet. De data  van het  luchtmeetnet  van de VMM  zijn  voornamelijk bruikbaar voor het bepalen van regionale en stedelijke achtergrondconcentraties.  Het meetnet wordt voor diverse doeleinden gebruikt: 

- voor het monitoren van periodes met ernstige luchtverontreiniging (vb. smog‐alarm) 

- als  input  en  validatie  van  (landelijke) rekenmodellen 

- trendanalyse - rapportering naar de Europese Commissie 

Het  meetnet  van  de  VMM  blijft  het  voornaamste monitoringsinstrument  op  regionaal  niveau. Op  basis van de metingen wordt het Vlaams beleid gevormd en bijgestuurd.   Het  is  een  telemetrisch meetnet  dat  de  voornaamste luchtgassen en de concentratie van  fijne  stoffen  in de lucht  meet.  Het  gaat  om  ozon  (O3),  zwaveldioxide (SO2),  stikstofoxiden  (NO2),  fijn  stof  (PM10  en  PM2.5), koolstofmonoxide  (CO),  BTEX  (benzeen,  tolueen, ethylbenzeen  en  xyleen)  en  zwarte  rook.  In  enkele stations  gebeuren  er  ook  metingen  van  bepaalde meteoparameters. Zoals  in Fig. 29  te zien  is bevinden er  zich  in  de  omgeving  van  Gent  verschillende meetstations. Op  het  grondgebied  van  de  stad  Gent zelf zijn er 3 meetstations.  * Gent Mendonk (Schuitstraat) * Gent Wondelgem (Sint‐Sebastiaanstraat) * Gent centrum (Baudelostraat) 

   Fig.  29:  Ligging  in Oost‐Vlaanderen  van meetstations  van  het VMM telemetrische en lokale meetnet (bron: website VMM ) 

  Lokale luchtverontreiniging  

In 2010 zullen op 3 locaties in Gent door de VMM bijkomende NOx metingen gebeuren om inzicht te krijgen in de lokale verkeersbijdrage. Het gaat om metingen van de bijdragen van een gewestweg, een stadsweg en de lokale achtergrond. Voor de drie factoren denkt VMM respectievelijk aan volgende locaties: ‐ Sint‐Lievenslaan (bijdrage gewestweg) ‐ Nederkouter (bijdrage stadsweg) 

Page 51: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

48

‐ Baudelopark (achtergrond) De  locaties of tijdstip van de metingen kunnen nog wijzigen  in functie van geplande werken  in de buurt van deze meetpunten. De Stad Gent zal deze meetcampagne opvolgen,  input geven en de resultaten gebruiken om haar luchtkwaliteitsbeleid te versterken. Ook wordt door de VMM op dit moment gezocht naar een nieuwe locatie op het grondgebied van Gent om een vast meetstation  te bouwen. De metingen afkomstig van dit station moeten  meer inzicht geven in de lokale verkeersbijdrage en de PM2.5 concentraties.   Ter  aanvulling  en  rekening  houdende met  de  beperkingen  van  het  CAR model wenst  de  Stad Gent  over metingen  te beschikken om hotspot  locaties  van  luchtverontreiniging  in  kaart brengen.  In 2010 wordt een meetfiets gehuurd waarmee wordt  rondgereden  en waarbij  actuele  fijn  stof  en  ultrafijn  stof  concentraties gemeten zullen worden (bijvoorbeeld bij spitsverkeer en kalm verkeer, tijdens de autoloze zondag).  Een eerste screening van de luchtkwaliteit op basis van meetgegevens afkomstig van de meetfiets laat toe  

- op  een  snelle  en  eenvoudige  wijze  een  algemeen  beeld  te  krijgen  van  de  toestand  van  de luchtkwaliteit over een grote oppervlakte (stadsniveau) 

- de hotspot identificatie zoals uitgevoerd in de verkeersstudie (2009) aan de hand van metingen uit te voeren als aanvullling op de modelmatige aanpak 

- maatregelen die nog verder onderzoek vragen verder te onderbouwen en uit te werken - nieuwe knelpuntlocaties binnen en buiten het studiegebied op te sporen - fijnmaziger binnen het studiegebied te meten - verder  inzicht  te  verwerven  in  het  uitbouwen  van  een monitoringsstrategie  ter  opvolging  van  het 

luchtkwaliteitsbeleid   Er worden  op  dit moment  nog  te weinig NO2 metingen  uitgevoerd  op  verkeersdrukke  locaties. De  reden hiervoor  is  dat  aan het  uitvoeren  van metingen  een  hoge  kostprijs hangt, mankracht  vraagt  en  specifieke expertise. Daardoor is het opvolgen van de effectiviteit van verschillende maatregelen vaak enkel mogelijk via rekenkundige modellen. Er bestaan echter methoden om NO2  te meten via passieve diffusie. Het voordeel van passieve metingen is dat ze relatief goedkoop zijn en (daardoor) op veel verschillende plaatsen gelijktijdig uitgevoerd  kunnen  worden.  Een  nadeel  is  dat  het  resultaat  gemiddelde  concentraties  oplevert  over  een langere periode, bijvoorbeeld twee weken. Voor en na het nemen van locatiespecifieke verkeersmaatregelen zal erop aangestuurd worden dergelijke metingen uit te voeren.  

  Modellering 

Het nieuwe verkeersmodel van de Stad Gent  (2013) zal beschikken over een milieumodule gebaseerd op de herwerkte  versie  van  CAR  Vlaanderen.  Deze  herwerkte  versie  zal  in  de  loop  van  2010  door  de  Vlaamse overheid aan steden en gemeenten ter beschikking gesteld worden. De aanpassingen op maat van Gent zullen uitgevoerd worden door het  studiebureau  aan wie de opdracht gegund  is  voor de  creatie  van  een  nieuwe verkeersmodel voor de Stad Gent. Op basis van het bestaande en het nieuwe verkeersmodel 

- zullen specifieke maatregelen doorgerekend worden - zal de effectiviteit van bepaalde maatregelen bepaald worden - kan  inzicht verkregen worden  in de aanvullende maatregelen noodzakelijk voor het behalen van de 

doelstelling van het luchtkwaliteits‐ en klimaatsbeleid 

 

Page 52: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

49

6 Literatuurlijst  

- Amsterdam – 2009 – Werkprogramma luchtkwaliteit 2009 - EMMOSS: Emissiemodel voor spoorverkeer en scheepvaart in Vlaanderen – VMM ‐ 30 juli 2007 ‐ 

http://www.tmleuven.be/project/emmoss/070911Eindrapport.pdf - Corporate Vehicle Observatory – 2009 ‐Resultaten van de Europese barometer 2009 van de 

bedrijfswagen –  http://www.cvo‐belgium.be/dut/High/nieuwe‐technologieen/10178/persdossier‐cvo‐2009.pdf 

- CROW – 2009 – Luchtkwaliteit en vegetatie: de stand van zaken http://www.crow.nl/luchtkwaliteit/_t61_p0_m7_i6687.htm 

- ESA European Space Agency – 2004 ‐ http://www.esa.int/esaEO/SEM340NKPZD_index_0.html - Fietsberaad – maart 2010 – Gevoeligheidanalyse effecten fietsbeleid - Fuelswitch ‐ http://www.fuelswitch.nl/index.php?mod=pages&item=37 - IRCEL – 2008 – Dalende NOx emissies – stagnerende NO2 concentraties in stedelijke omgeving : wat 

is er aan de hand ?‐ http://www.irceline.be/~celinair/documents/documents/no2_emissies_concentraties_final.pdf 

- IRCEL‐CELINE – 2006 ‐ Estimation of the exceedance of the European NO2 annual limit value in Belgian cities and streets during the period 2005 ‐ 2010 – 2015 ‐ http://www.irceline.be/~celinair/documents/pub/attain/estimation_NO2_Belgium.pdf 

- IVL Svenska Miljöinstitutet AB ‐ 2001 – Miljöfaktabok för bränslen - Milieubalans 2005 ‐ Milieu‐ en Natuurplanbureau‐ 

http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/251701066.pdf - MIRA – 2007 – achtergronddocument ‘Thema Verspreiding van zwevend stof’ 

http://www.milieurapport.be/Upload/Main/MiraData/MIRA‐T/02_THEMAS/02_05/AG_ZWEVEND_STOF.PDFT/02_THEMAS/02_05/AG_ZWEVEND_STOF.PDF 

- MIRA – 2007 ‐  achtergronddocument ‘stedelijk milieu’ 2007 - MIRA‐T  ‐ 2007 ‐ Focusrapport MIRA‐T 2007 : De emissies van internationale scheepvaart en 

luchtvaart - MOBIMIX – 2009 ‐ 80% Belgische bedrijven is van plan om groene bedrijfswagens aan te kopen 

http://www.mobimix.be/inhoud/80‐belgische‐bedrijven‐van‐plan‐om‐groene‐bedrijfswagens‐aan‐te‐kopen 

- TNO – 2004 – Imissieproblematiek afkomstig van het verkeer: knelpunten en maatregelen - Verkeersstudie (2009)‐ 2009 ‐ Technische studie van verkeersmaatregelen in het kader van het 

luchtkwaliteitsplan Gent: eindrapport – DTV Consultants - VMM – 2007 ‐ lozingen in de lucht 1990‐2007 - VMM – 2008 – Lozingen in de lucht  1990‐2008 http://www.vmm.be/pub/jaarverslag‐lozingen‐in‐de‐

lucht‐1990‐2008 - VITO – 2002 ‐ IRCEL :  emissies en meteogegevens van 2002 - Vlaams Gewest – 2008 ‐ Luchtkwaliteitsplan en uitstelaanvraag voor de normen van PM10 - Werknota LNE – 2008 ‐ PM10 door houtverbranding in Antwerpen - www.MMK.be – Dossier  verkeer & gezondheid 

http://www.mmk.be/afbeeldingen/File/Dossier_Verkeer_en_gezondheid_web2008.pdf  

 

Page 53: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

50

7 Bijlage 1: Bestaande maatregelen met invloed op luchtkwaliteit  Interne acties (Stad als organisatie – voorbeeldfunctie)  Woon‐werkverkeer 

- Gratis openbaar vervoer (bus en tram) - Gratis gebruik van een pendelfiets - Vergoeding voor het gebruiken van de fiets of een openbaar vervoersabonnement) - Halfjaarlijkse  combinatie  van  de  auto  (in  de wintermaanden)  en  de  vergoeding  voor  het  niet 

gebruiken van individueel gemotoriseerd vervoer (in de zomermaanden) - geen vergoeding voor het gebruik van de auto, maar wel het verlenen van een gunstig tarief voor 

ondergronds parkeren.  - Korting voor personeelsleden bij ‘Cambio autodelen’ (breder dan enkel woon‐werkvervoer) 

Dienstverplaatsingen - Ter  beschikking  stellen  van  dienstfietsen  om  tijdens  de  werkuren  naar  vergaderingen  of 

afspraken te rijden - Ter beschikking stellen van kaarten voor het gebruik van bus, tram of trein  - Geven van een vergoeding voor het gebruik van de eigen fiets bij dienstverplaatsingen 

Eigen wagenpark - Milieuvriendelijke  vloot: de Dienst Service en Logistiek  is  sinds 2006 bezig aan de geleidelijke 

vervanging  van  de meest  vervuilende  voertuigen  door milieuvriendelijker  en  energiezuiniger exemplaren. Vanaf  2007 wordt  het wagenpark  jaarlijks  doorgelicht  en worden  voertuigen  die slecht scoren op milieuvlak vervangen. 

- Het  aanbieden  van  een  opleiding  ‘milieuvriendelijk  rijden’  (bv.  aan  de  vrachtwagen‐  en buschauffeurs van de Stad Gent). 

Externe acties Stimuleren van het fietsgebruik 

- Infrastructurele  aanpassingen:  uitbouw  fietsroutes,  aanleg  fietspaden,  fietsbruggen  en fietsvriendelijke overstapplaatsen, plaatsen fietsstallingen, installatie van openbare fietspompen  

- Gratis  fietsregistratie  in  het  stedelijk  fietsdepot.  In  het Stedelijk  Fietsendepot  kan men  gratis terecht  voor  fietsregistratie  en  het  opsporen  van  achtergelaten  fietsen.  Fietsverhuur  aan studenten  

- De Stad Gent ondersteunt ook de vzw Max Mobiel die verantwoordelijk is voor de uitbouw van de fietspunten  (stalling, verhuur en onderhoud) aan de Dampoort en Gent Sint‐Pieters) en de  inzet van pendelbussen naar de haven en het industriegebied van Drongen I. In 2007 werden er door deinzet van deze pendelbussen  670.000 duurzame kilometers gereden. De Stad Gent zal de vzw MaxMobiel verder blijven ondersteunen.  

- Tweedehandsfietsenmarkten in samenwerking met de Fietsersbond - Gratis fietsaccessoires voor kinderen (bv. fietshelm, fietsvlag, fluorescerend hesje)  - Promotiecampagnes o.a. ‘Gent, Wild van fietsen’, ‘Met belgerinkel naar de winkel’, ‘Trek aan de 

bel voor een beter milieu’ Stimuleren van het openbaar vervoergebruik 

- Uitbouw  openbaar  vervoersnetwerk:  uitbouw  tramlijnen,  maatregelen  om  doorstroming  te bevorderen 

- Gratis busabonnement voor Gentse jongeren tot 14 jaar en 65+  - Gratis treinabonnement tussen de stations op Gents grondgebied voor Gentse  jongeren tussen 

12 en 14 jaar - Gratis nachtbussen op vrijdag‐ en zaterdagnacht 

Ontmoedigen gebruik individueel gemotoriseerd vervoer  - Autovrij stadscentrum  - uitbouw  Park+Ride  aan  de  rand  van  de  stad  in  combinatie  met  een  vlotte  openbaar 

vervoerverbinding  - Een  sturend  parkeerregime  (met  ondergronds  parkeren,  betalend  parkeren  of  blauwe  zone) 

beperkt het woon‐werkverkeer per auto en ontmoedigt bezoekers om met de auto te komen.  - Participatie in het project ‘Cambio autodelen’. 

Page 54: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

51

Het  Havenbedrijf  van  Gent  verleent  een  korting  op  de  havenrechten  van  15%  voor  Green  Award bulkschepen  en  20%  voor Green Award  short  sea‐schepen. Dit  keurmerk wordt  na  inspectie  door  de Green Award‐organisatie toegekend aan schepen die voldoen aan hoge eisen inzake veiligheid en milieu. Hier worden  eveneens  eisen met betrekking  tot gebruikte brandstoffen  en NOx  uitstoot  van motoren gesteld. De haven van Gent is nog steeds de enige Vlaamse haven die zich aansloot bij het Green Award‐systeem.  

Page 55: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

52

8 Bijlage 2: 50 nieuwe acties voor schonere lucht   Actie 1: het omleiden van vrachtverkeer via de R4 opnemen als scenario bij de verbreding en verdieping van het mobiliteitsplan Actie 2: verbeteren van de doorstroming op de binnenring door het instellen van een groene golf opnemen als scenario bij de verbreding en verdieping van het mobiliteitsplan Actie 3: Inschatten van en maximaal rekening houden met de effecten op de luchtkwaliteit bij de herinrichting van de Dampoort Actie  4:  doseren  van  het  verkeer  op  de  Drongensesteenweg  opnemen  als  scenario  bij  de  verbreding  en verdieping van het mobiliteitsplan Actie 5: onderzoeken naar de uitbreiding van het voetgangersgebied Actie  6:  onderzoek  op  welke  wijze  het  verkeer  in  de  voetgangerszone  kan  worden  beperkt  via  een elektronisch toegangssysteem met camera’s Actie 7: de toelatingsvoorwaarden voor gemotoriseerd verkeer  in het voetgangersgebied  linken aan milieu‐eisen (cfr. euronormen). Actief meewerken aan het onderzoek omtrent luchtkwaliteitzones. Actie 8: inbouwen van roetfilters in de eigen bestaande dieselwagens van de Stad Gent Actie 9: invoeren van nieuwe strengere milieucriteria bij de aankoop van nieuwe wagens voor de Stad Gent Actie 10: progressief verstrengen van de milieu‐eisen bij de aankoop van bussen en vrachtwagens van de Stad Gent Actie 11: optimaliseren van de controle op de bandenspanning van het wagenpark van de Stad Gent  Actie 12:  optimale inzetten van het stedelijk wagenpark via een centrale dispatching  Actie 13: maximaal  inzetten van milieuvriendelijke poolwagens voor dienstverplaatsingen en mogelijkheden bekijken om naast de  fiets ook elektrische  fietsen en elektrische brommers  in  te zetten  ter vervanging van dienstwagens Actie 14: versneld vergroenen van de wagenparken van de satellieten van de Stad Gent  Actie  15:  sluiten  van  engagementen  met  intercommunales  om  principes  van  duurzaam  vlootbeheer  te hanteren  Actie 16: opleggen van milieucriteria door de Stad Gent bij het gebruik van externe vervoerdiensten  Actie 17: streven naar het opnemen van milieucriteria bij levering van goederen aan de Stad Gent Actie 18: stimuleren van de vergroening van taxi’s en vergroten van de zichtbaarheid van groene taxi’s in het stadsbeeld Actie 19:  ijveren voor een versnelde vergroening van het openbaar vervoer en het gebruik van alternatieve technologieën bij de openbare vervoersmaatschappij Actie 20: invoeren van een aankooppremie voor nieuwe ecologische en innovatieve wagens Actie 21: ijveren om fiscale voordelen voor milieuvriendelijke bedrijfsvoertuigen te versterken  Actie 22: uitwerken van concrete maatregelen met de bedrijfssector om  te  investeren  in milieuvriendelijke voertuigen in kader van het Klimaatverbond Actie  23:  ijveren  bij  automobielfederaties  om  een  herkenbaar  groen  logo  voor  ecologische  wagens  te ontwikkelen Actie 24: onderzoek naar de fiscale belemmeringen om biobrandstoffen te tanken Actie 25: afwegen van de mogelijkheden om biogas beschikbaar te maken voor voertuigen in Gent  Actie 26: uitbouwen van minimaal 1 CNG tankmogelijkheid Actie 27: financieel ondersteunen en actief promoten van elektrische voertuigen  Actie  28:  uitbouwen  van  een  netwerk  van  elektrische  oplaadinfrastructuur  beginnend met  10  elektrische laadpalen  

Page 56: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

        Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015 

53

Actie 29: onderzoeken van de invoering van verlaagde parkeertarieven voor elektrische voertuigen gekoppeld aan  oplaadinfrastructuur  in  parkeergarages  en  het  voorzien  van  de  nodige  oplaadinfrastructuur  bij stadsplanning Actie  30:  begeleiden  van  bedrijven  om  elektrische  fietsen  en  scooters  en  de  bijhorende  infrastructuur  te voorzien voor de werknemers Actie 31: opvolgen van de resultaten van de Vlaamse proeftuin rond de invoer van de elektrische wagen Actie 32: inzetten van een waterstofbus door De Lijn als proefproject (2010) in kader van het CIVITAS‐project Actie 33: actualisatie en evaluatie van het bedrijfsvervoerplan van de Stad Gent Actie 34:   ondersteunen van de opstelling van bedrijfsvervoerplannen  ikv Civitas en van duurzame mobiliteit ikv de duurzame inrichting van bedrijventerreinen Actie  35: onderzoek of  via de milieuvergunning de opmaak  van bedrijfsvervoerplannen  voor bedrijven  kan opgenomen worden Actie  36:  ondersteunen  van  de  opstelling  van  schoolvervoersplannen met  veel  aandacht  voor  duurzame mobiliteit Actie 37: aanbieden van een opleiding ecodriving voor bus‐ en vrachtwagenchauffeurs van de Stad Gent  Actie 38: het ijveren bij de aan de Stad Gent verbonden organisaties,andere organisatiesen bedrijven voor het voorzien van een opleiding ecodriving Actie 39:  invoeren van en nieuw parkeerroute‐informatiesysteem  (2010) waardoor minder verkeer naar het centrum wordt geleid Actie  40:  aftoetsen  van  de  haalbaarheid  en  concrete  invulling  om  parkeertarieven  te  linken  met  de milieuvriendelijkheid van de wagen  Actie 41:  verder uitbouwen van  P+R voorzieningen aan de rand van de stad Actie 42: onderzoek naar de bijdrage van scheepvaart en de potentie om bijvoorbeeld walstroom te voorzien en ijveren voor ondersteuning bij de Vlaamse overheid Actie 43:  intensief samenwerken met de andere betrokken sectoren om te streven naar een overschakeling van de toeristische bootjes op milieuvriendelijke aandrijvingen Actie 44: de plaatsing van elektrische laadpunten voor toeristische bootjes mee ondersteunen Actie 45: inventariseren van beschikbare commerciële technieken om de fijn stof uitstoot van houtkachels te verminderen en eventuele inbedding in plaatselijke reglementen  Actie 46: actief communiceren over de schadelijkheid van het verbranden van afval en hout en over de best beschikbare  technieken  om  de  schadelijke  uitstoot  van  kachels  te  beperken  ikv  de  acties  rond  duurzaam bouwen Actie  47:  pleggen  van  bijkomende  voorwaarden  in  milieuvergunningen  van  stofproducerende activiteiten/sectoren op basis van BBT/BREF en Vlaamse handleiding voor fijn stof Actie 48: onderzoek naar de  invoering van een algemeen verbod op het gebruik van dieselgeneratoren voor evenementen en bouwwerven  Actie 49: verlenen van een projectsubsidie voor projecten die  tot doel hebben de  luchtverontreiniging door fijn stof te verminderen  Actie 50: participeren aan en ondersteunen van onderzoek met betrekking tot groen en luchtkwaliteit   + bijkomende acties met betrekking tot communicatie, planning en monitoring & evaluatie 

Page 57: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015

54

9 Bijlage 3: Niet‐opgenomen maatregelen  ‐ Verkeersbelasting Op  20  juli  2006  hechtte  de  Vlaamse  Regering  haar  principiële  goedkeuring  aan  de  hervorming  van  de verkeersbelastingen  zowel  voor  personenwagens  als  vrachtwagens  met  de  bedoeling  dat milieukarakteristieken  van  het  voertuig  de  basis  zouden  gaan  vormen  voor  de  berekening  van  de verkeersbelastingen. Voor vrachtwagens worden de besprekingen gekoppeld aan de besprekingen  rond de invoering van een kilometerheffing voor vrachtwagens. Voor personenwagens werd op 12 december 2008 een Mededeling  aan  de  Vlaamse  Regering  (http://www.lne.be/themas/milieu‐en‐mobiliteit/milieuvriendelijke‐voertuigen/premies‐belastingen‐en‐subsidies/verkeersbelasting/081212‐med‐verkeersbelastingen‐bis‐def.pdf)  goedgekeurd  over  de  stand  van  zaken  van  de  hervorming  van  de  verkeersbelastingen  voor personenwagens. Momenteel worden de mogelijkheden besproken met de andere gewesten.   ‐ Rekeningrijden  In het regeerakkoord van de huidige Vlaamse Regering (2009‐2014)  is het beleidsprincipe van rekeningrijden opgenomen  in  de  zin  dat  de  Vlaamse  Regering  een  kilometerheffing  wil  invoeren  voor  vrachtwagens tegen 2013. Over  een  eventuele  kilometerheffing  voor  personenwagens  is  nog  niets  beslist.  Eerst  gaat  de  Vlaamse Regering een proefproject  starten om de  impact en effecten  te onderzoeken die het  rekeningrijden van de personenauto's zou hebben op o.m.: 

- het sociaal en maatschappelijk leven, de leefbaarheid  - het mobiliteits‐ of verplaatsingsgedrag (o.a. effect op openbaar vervoer)  - het gebruik van het wegennet in Vlaanderen 

 ‐ Doorgaand verkeer beperken via GPS De aanpassing  van GPS  systemen om doorgaand  verkeer  rond de  stad Gent  te  leiden en passage door de binnenstad  te vermijden werd niet haalbaar geacht wegens de  te hoge kostprijs en de verwachte beperkte effectiviteit.  ‐ Roetfilters zware voertuigen Op  dit  moment  bestaat  het  zwaar  verkeer  hoofdzakelijk  uit  dieselvoertuigen.  Andere  technieken  zoals aardgas en waterstof zijn nog volop in ontwikkeling en zijn bijna tot nog niet ingeburgerd. Sinds oktober 2008 moeten  nieuwe  zware  voertuigen  voldoen  aan  de Euro  5  norm. De Vlaamse  overheid  voorziet  sinds  2006 echter een budget voor ecologiepremies voor de installatie van roetfilters in Euro I, II of III vrachtwagens. Het betreft enkel gesloten  roetfilters die een minimaal  rendement van 90% hebben. De subsidie bedraagt voor kleine  en middelgrote  ondernemingen maximaal  40 %  en  voor  grote  ondernemingen maximaal  20 %.  Er worden op niveau van de Stad Gent op dit moment geen bijkomende budgetten vrijgemaakt.  ‐ Milieuzones Er zijn verschillende redenen waarom een beleidsmaatregel als het invoeren van een milieuzone op een hoger niveau dan lokaal wordt onderzocht en gecoördineerd: 

‐ Het  indelen van voertuigen  in bijvoorbeeld milieucategoriëen voor het gebruik van de openbare weg en de bepalingen  rond  verkeerstekens  is  een  federale  bevoegdheid  (bevoegdheid  over  de  politie  en  de reglementering  op  het  verkeer  en  vervoer).  Het  advies  van  de  Raad  van  State  over  het  wetsvoorstel betreffende  de  instelling  van milieuzones  in  steden  en  gemeenten  (nr.  44.54/3  (2008))  gaat  nog  een  stuk 

Page 58: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015

55

verder een geeft aan dat de machtiging voor de steden en gemeenten om milieuzones af te bakenen zelfs een volledige federale bevoegdheid is.  

‐  Wat  kentekenregistratie  betreft  dienen  er  op  hoger  niveau  afspraken  gemaakt  te  worden  over  het coördineren van databanken en het vrijgeven van gegevens aan lokale overheden. 

‐  Er  dient  een  uniform  kader  (vb.  voor  verkeersborden,  toelatingscriteria,  wijze  van  handhaving, boetebedragen) ontwikkeld te worden die moet uitsluiten dat in elke stad of gemeente een ander regime van toepassing  is met  telkens  een  ander  controlesysteem. Ook  in het buitenland  legt de hogere overheid  een globaal kader vast. In Nederland wordt gewerkt met een Verkeersbesluit dat aan lokale overheden een kader geeft op vlak van het gebruik van verkeersborden,  indeling van voertuigen  in milieuklassen, handhaving en beboeting etc.  

‐ Uit gegevens van Amsterdam blijkt dat de  invoering van een milieuzone (hier enkel voor zware voertuigen) een hoog kostenplaatje met zich meebrengt. De opstart bedroeg 5 miljoen euro en de exploitatiekosten al dan niet met het gebruik  van  registrerende  camera's  lopen op  van  150.000  tot 450.000 euro/jaar.  In Nederland worden  steden  en  gemeentes  financieel  ondersteund  vanuit  een  Nationaal  Fonds  Luchtkwaliteit.  In Vlaanderen zijn er nog geen middelen beschikbaar om steden en gemeentes bij de  invoering en beheer van een  milieuzone  te  ondersteunen.  Het  staat  vast  dat  een  gemeente  of  stad  nood  heeft  aan  dergelijke bijkomende middelen om een milieuzone te implementeren.  

‐ Gelijkaardig met Nederland  is het noodzakelijk dat er een vorm van convenant wordt afgesloten tussen de hogere  overheid  en  de  steden  en  gemeentes  waarbij  er  afspraken  worden  gemaakt  over  bijvoorbeeld toegangscriteria en de verplichtingen van de verschillende partijen.  

 ‐ Verbieden van het gebruik van houtkachel In Antwerpen werd geopteerd deze maatregel op te nemen, maar bleek niet gedragen te zijn. De Stad Gent is van mening dat het verbieden van houtkachels geen constructieve maatregel  is, dat een  lokale overheid  te beperkte  juridische  instrumenten heeft om de maatregel effectief af te dwingen en dat dit een maatregel  is die indien ze zou ingevoerd worden op een hoger niveau gedragen moet worden.  

     

Page 59: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015

Luchtkwaliteitsplan Gent ‐ periode 2010‐2015

56

                                             Dit plan kwam tot stand met steun van de Vlaamse overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie ikv de Samenwerkingsovereenkomst. 

Page 60: Lokaal Luchtkwaliteitsplan 2010-2015