Logo van de regio Zuidoost Brabant - Helmond...de transitie jeugdzorg. Deze regionale samenwerking...
Transcript of Logo van de regio Zuidoost Brabant - Helmond...de transitie jeugdzorg. Deze regionale samenwerking...
April, 2015
Samenwerkende Gemeenten Zuidoost- Brabant:
Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-
Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Laarbeek, Nuenen,
Oirschot, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 2 1 Inleiding en regionale opgaven 2015 3 2 Opgave 1: Regionaal inkopen van jeugdzorg 5 3 Opgave 2: Komen tot een integrale regionale crisisdienst 9 4 Samenwerken op veiligheid 12 4.1 Inleiding Regiovisie “Aanpak Geweld in Huiselijke Kring en Kindermishandeling” 12 4.2 Opgave 3a: Veilig Thuis 12 4.3 Opgave 3b: Raad voor de Kinderbescherming 16 4.4 Opgave 3c: Jeugdbescherming en Jeugdreclassering 19 5 Samenwerken in de regio 21 6 Regionale begroting werkplan 21 voor de Jeugd - 2015 31 7 Jaarplanning Regionaal werkplan 2015 21 voor de Jeugd 33
3
1 Inleiding en regionale opgaven 2015
Met de komst van de Jeugdwet zijn gemeenten per 1 januari 2015 bestuurlijk en financieel
verantwoordelijk voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen, jongeren en hun
ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
De gemeente is verantwoordelijk voor:
alle vormen van jeugdhulp, inclusief specialistische hulp aan kinderen en jongeren met
een verstandelijke beperking en/of psychiatrische aandoening;
de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen;
de uitvoering van de jeugdreclassering.
Deze verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in de nieuwe Jeugdwet. Gemeenten hebben een
zorgplicht.
Wat vooraf ging In de regio Zuidoost-Brabant werken de 21 gemeenten op een aantal terreinen samen rondom
de transitie jeugdzorg. Deze regionale samenwerking is reeds in 2010 gestart. De regio is
onderverdeeld in 6 subregio’s, namelijk De Kempen, A2 gemeenten, de Dommelvallei+, de
Peelregio, gemeente Eindhoven en de regio Best, Oirschot en Veldhoven.
De 21 gemeenten werken samen om diverse redenen. Er geldt een wettelijke verplichting tot
regionale samenwerking bij de organisatie van de Jeugdbescherming, Jeugdreclassering en Veilig
Thuis. Uit oogpunt van efficiency en effectiviteit werken de gemeenten samen bij de inkoop van
gespecialiseerde jeugdhulp. Uitgangspunt is om lokaal en/of subregionaal thema’s op te pakken
waar kan en regionaal waar nodig.
In 2011 zijn in de regio Zuidoost Brabant uitgangspunten voor de transformatie van het
jeugdzorgstelsel geformuleerd. Op basis van deze uitgangspunten is in 2012 een functioneel
model ter inspiratie aan de gemeenten meegegeven voor de inrichting van de lokale en/of
subregionale generalistenteams.
Vervolgens is de eerste regionale strategische agenda opgesteld met als thema’s: vormen van
specialistische jeugdhulp, het niveau van samenwerking per zorgvorm en toegang tot jeugdhulp.
De uitwerking van deze thema’s is vastgelegd in “21 voor de jeugd 1.0” (juni 2013) met als gevolg
een nieuwe regionale strategische agenda. De belangrijkste thema’s zijn: het Regionaal
Transitiearrangement Jeugd, crisisdienst, AMHK en JB en JR, risicospreiding en juridische
constructie van intergemeentelijke samenwerkingsvarianten en de wijze van bekostiging van
jeugdhulp.
In 2014 is de uitwerking van deze thema’s vastgelegd in “21 voor de jeugd 2.0”. In de tussentijd is
eveneens besloten om een deel van de jeugdhulp gezamenlijk in te kopen en hiervoor een
samenwerkings- en dienstverleningsovereenkomst (DVO) aan te gaan met de gemeente
Eindhoven. Resultaat zijn de gezamenlijke overeenkomsten met Bureau Jeugdzorg met
betrekking tot een aantal taken en de aanbestedingsprocedures specialistische ondersteuning en
jeugdhulp met verblijf.
Regionaal werkplan 2015 Vanaf 1 januari 2015 is de decentralisatie en transitie Jeugdzorg een definitief feit geworden. De
gemeenten in de regio Zuidoost Brabant zijn hiermee verantwoordelijk geworden voor de
uitvoering van de jeugdwet en jeugdzorg in de regio. De decentralisatie is niet puur een
technische overgang van verantwoordelijkheden. De gemeenten zullen de komende jaren samen
met instellingen en cliënten lokaal maar ook regionaal met elkaar een transformatie in gang
moeten zetten. Voor u ligt de regionaal werkplan 2015 “ samenwerking op jeugdzorg in Zuidoost
Brabant”.
4
Doelstelling werkplan 2015
Het doel van dit werkplan is het vaststellen van de regionale opdracht transformatie jeugdhulp,
met heldere regionale resultaten, opdrachtgever- en nemer schap en de benodigde budgeten.
We presenteren 3 opgaven voor 2015:
Opgave 1: regionaal inkopen van jeugdzorg
Opgave 2: komen tot een integrale regionale crisisdienst
Opgave 3: samenwerken op veiligheid
a) Veilig Thuis
b) Raad voor de Kinderbescherming
c) JB/JR
Leeswijzer Per regionale opgave schetsen we kort de stand van zaken, de werkagenda, op te leveren
resultaten, organisatievorm en opdrachtgever schap, tijdsplanning en benodigde financiële
middelen.
Vervolgens volgt het hoofdstuk ‘ Samenwerken in de regio’. Ook hierin zijn de activiteiten 2015
en de benodigde financiële middelen benoemd. De benodigde samenwerkingsstructuur,
randvoorwaarden en organisatie en benodigde financiële middelen worden hiermee vastgesteld
voor de samenwerking tussen de 21 gemeenten, cliënten/vertegenwoordiging en aanbieders van
zorg.
In de hoofdstukken regionale begroting en werkplanning komen de planning, op te leveren
resultaten en de benodigde financiële middelen samen. Hieruit blijkt welke financiële middelen
nodig zijn om de regionale werkagenda te realiseren.
Tenslotte vindt u in de bijlagen de Notitie Spoed voor jeugd, het Organisatie en Inrichtingsplan
Veilig Thuis, samenwerkingsprotocol met Raad voor de Kinderbescherming.
5
2 Opgave 1: Regionaal inkopen van jeugdzorg
Aanleiding De 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant hebben een dienstverleningsovereenkomst (DVO)
gesloten met de gemeente Eindhoven. Dit houdt in dat de gemeente Eindhoven daarmee voor
alle 21 gemeenten regionaal de jeugdhulpondersteuning inkoopt die gewenst is. In de
dienstverleningsovereenkomst hebben de gemeenten kunnen aangeven wat zij regionaal via
Eindhoven willen inkopen en wat zij lokaal zelf wilden inkopen (middels een cafetaria model). Bij
de inkoop in de regio Zuidoost-Brabant is hier rekening mee gehouden in de aanbesteding.
Voor de tweedelijns specialistische jeugdzorg hebben de gemeenten verschillende
aanbestedingsprocedures gevolgd:
1) Openbare aanbesteding specialistische jeugdzorg (Ambulant en dagbehandeling)
2) Meervoudig onderhandse aanbesteding verblijf jeugdzorg
3) Onderhands inkooptraject Spoedeisende zorg
4) Onderhands inkooptraject Advies en Meldpunt Kindermishandeling (als onderdeel van Veilig
Thuis)
5) Onderhands inkooptraject Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
6) Onderhands inkooptraject JeugdzorgPlus
De beleidsspeerpunten uit 21 voor de jeugd 2.0 zijn meegenomen in de aanbestedingen en in de
inkooptrajecten.
De subregio’s Dommelvallei+ en Peel 6.1 kopen zelf de ambulante vormen van jeugdhulp in.
Stand van zaken Bij onderstaande twee aanbestedingen zijn alle partijen gecontracteerd voor het jaar 2015 die
voldeden aan het minimale kwaliteitscriteria en maximale prijs en zijn raamovereenkomsten
afgesloten, waarbij op trajectbasis ondersteuning wordt ingezet en per gemeente wordt
afgerekend.
Ad 1) Bij de aanbesteding specialistische jeugdzorg zijn contracten afgesloten met ruim 100
jeugdzorgaanbieders. Voorbeelden van gecontracteerde ondersteuningsvormen zijn ambulante
thuishulp bij gezinnen, therapieën bij psychiatrische problemen of vormen van dagbegeleiding.
Typerend voor onze regio is dat de aanbesteding niet gepaard ging met volume afspraken en er
dus alleen prijsafspraken zijn gemaakt. Dit geldt voor 1 en 2.
Ad 2) De functie jeugdzorg met verblijf is gegund aan 20 jeugdinstellingen. Het gaat om verblijf
voor jeugdigen met opvoedproblemen, psychische problemen of een (verstandelijke) beperking.
Bij de overige inkooptrajecten (3, 4, 5 en 6) zijn overeenkomsten gesloten met de huidige
partners en wordt niet op trajectbasis gefinancierd, maar zijn volumeafspraken gemaakt.
6
Werkagenda regionale inkoop 2015 De gemeente Eindhoven zal in opdracht van de regiogemeenten op basis van het afgesloten DVO
in 2015 in ieder geval de volgende resultaten opleveren:
de afwikkeling van de lopende zaken ten aanzien van inkoop 2015, zoals begeleiding van
de uitgezette onderzoeken, vragen instellingen en regiogemeenten op terrein inkoop
beantwoorden en vertalen naar beleid, aangepaste overeenkomsten WSG en BJZ en
evaluatie inkoop
Inkoop 2e ronde 2015 afronden, te weten opstellen raamovereenkomsten, doen van
gunningen en actualiseren dekkingsoverzichten voor alle gemeenten
Prestatiemanagement verzorgen bij gecontracteerde partners.
Voorbereiden en uitvoeren inkoop 2016.
Op te leveren resultaten Een vastgesteld overzicht met de exacte taken en dienstverlening behorende bij het DVO is
opgenomen in de bijlage 1. Een aantal onderdelen hiervan komt hieronder nog aan bod.
Prestatiemanagement
Binnen de gemeente Eindhoven zijn prestatiemanagers benoemd, die eerste aanspreekpunt zijn
voor alle gecontracteerde aanbieders uit de 6 inkooptrajecten/ aanbestedingen. Het
prestatiemanagement heeft de taak om te sturen op betaalbaarheid, toegankelijkheid en
kwaliteit van jeugdzorg binnen de budgettaire kaders. Daarbij hebben zij een duidelijk rol om de
regiovisie omtrent transformatie in de jeugdzorg te vertalen naar concrete afspraken met de
instellingen om veranderingen te bewerkstelligen. Door de prestatiemanagers wordt per
instelling een prestatiemanagement plan opgesteld, waarin de concrete prestaties zijn
opgenomen, die gemonitord worden bij de instelling, de risico’s benoemd en specifieke eisen of
afspraken bijvoorbeeld over innovaties voor deze instelling.
In maart 2015 zal duidelijk worden wat precies onder het mandaat van het prestatiemanagement
valt. In april 2015 zal een gesprek plaatsvinden tussen het A- team en het prestatiemanagement,
waarin de werkwijze van het prestatiemanagement zal worden toegelicht en concrete afspraken
gemaakt worden over de samenwerking en afstemming werkzaamheden en informatie-
uitwisseling. In mei 2015 zijn de prestatieplannen met de grootste aanbieders geformaliseerd en
is de werkwijze van prestatiemanagement geborgd.
Evaluatie inkoop 2015 en inkoop 2016
In maart 2015 wordt het inkooptraject geëvalueerd onder zowel de regiogemeenten, onder de
instellingen als onder cliënten. Een van de onderdelen is een enquête, die begin maart is uitgezet
onder de 21 gemeenten. In deze enquête worden vragen gesteld die betrekking hebben op de
verschillende processtappen van de inkoop. Mede-afhankelijk van de uitkomsten van deze
evaluatie wordt in april een knoop doorgehakt of een nieuw inkooptraject zal worden opgestart
voor de inkoop 2016 of dat gekozen wordt voor verlenging van de huidige overeenkomsten met 1
of 2 jaar. Voor 1 mei 2015 dienen regiogemeenten hun keuze in het kader van het cafetariamodel
voor de inkoop 2016 door te geven aan de gemeente Eindhoven. Ook de wijze van aanbesteding
staat ter discussie.
7
Aanpassing ondersteuningsvormen
Ten behoeve van meer maatwerk voor de cliënt en ondersteunend aan de transformatie is het
nodig dat voor 2016 meer flexibiliteit mogelijk is in de inzet van ondersteuningsvormen. Het
productenboek jeugd zal in het tweede kwartaal onder de loep genomen worden om naar een
hoger aggregatieniveau te tillen. Dit gebeurt in samenwerking met generalistenteams en met
instellingen. Denk hierbij aan vereenvoudiging van productenoverzicht, transformatie van
ondersteuningsvormen etc. Denk hierbij ook aan het clusteren en vereenvoudigen van
productcodes. Een specifiek onderdeel hiervan is herbezinning op DBC bekostiging, DSM-
classificatie en NzA producten. Deels vindt dit op een landelijke tafel plaats, deels zullen hier
regionaal knopen over moeten worden doorgehakt. De uitkomsten zullen worden gedeeld met
generalistenteams en waar nodig verwerkt worden in een aanvullend addendum bij de
overeenkomsten met de instellingen. Regionaal en subregionaal/lokaal is afstemming hierover
nodig voor eenduidigheid in de regio.
Overeenkomsten Gecertificeerde Instellingen
Voor 1 juli 2014 zijn 3 overeenkomsten afgesloten met Bureau Jeugdzorg. Onder druk van het
ministerie van Justitie zijn deze overeenkomsten tot stand gekomen. Daarbij had BJZ de
verplichting om als gecertificeerde instelling te zijn toegelaten om de maatregelen
Jeugdbescherming en jeugdreclassering uit te voeren. Net voor kerst 2014 bleek dat het BJZ deze
certificering niet kreeg om diverse redenen. Een noodgreep is gepleegd met medewerking van de
William Schrikker Groep, onder wiens auspiciën de JB en JR maatregelen van nieuwe cliënten en
verlengingen in lopende zaken gedurende het eerste kwartaal worden uitgevoerd. Hiertoe wordt
na besluitvorming in 21 gemeenten in maart 2015 een nieuwe overeenkomst met WSG
afgesloten en zal na toekenning certificering BJZ op 1 april 2015 een aangepaste overeenkomst
met BJZ worden afgesloten. Mocht blijken dat ook 1 april niet haalbaar is voor certificering BJZ,
dan zal het contract met WSG voorlopig gecontinueerd worden.
Onderzoek 5 instellingen
Het college van Eindhoven is in december 2014 akkoord gegaan met additionele afspraken voor 5
grote instellingen jeugdhulp. Hieraan is een onderzoek gekoppeld dat gezamenlijk met de regio
Noordoost-Brabant wordt opgepakt. Kern van het onderzoek is te onderzoeken of de regio
Zuidoost-Brabant reële tarieven hanteert voor de jeugdhulp. De uitkomsten van dit onderzoek
worden eind maart opgeleverd. Indien instellingen en gemeenten niet een gezamenlijk besluit
ten aanzien van deze uitkomsten kunnen nemen, zal TAJ hierin een bindend advies geven.
Consequenties van dit onderzoek zullen begin april 2016 worden doorberekend en als nodig zal
hierover aan gemeenten besluitvorming worden gevraagd.
Onderzoek JeugdzorgPlus
Op de tafel van Zuid-Nederland zijn overeenkomsten getekend met 5 partners op het terrein van
JeugdzorgPlus. Hieraan is ook een onderzoek gekoppeld naar reële tarieven van deze zorgvorm.
Dit onderzoek wordt voor 1 juli 2015 afgerond. De bevindingen hierover worden in juli
doorberekend en als nodig zal aan gemeenten hierover besluitvorming worden gevraagd. Een
begeleidingscommissie is ingesteld voor het volgen van de stand van zaken van het onderzoek.
De wethouder van Den Bosch zal namens Noord-Brabant deelnemen aan deze
begeleidingscommissie. Als besluitvorming nodig is, zal dit eerst regionaal worden afgestemd.
Voor de 21 gemeenten is in Eindhoven een vast aanspreekpunt beschikbaar voor vragen over het
DVO en de regionaal ingekochte zorgvormen. Ook zijn er prestatiemanagers gekoppeld aan
zorgleveranciers. Voor alle vragen en signalen van gecontracteerde partners en regiogemeenten,
die betrekking hebben op inkoop jeugdhulp kunnen ook gesteld via het bovenstaande mailadres.
Dit mailadres wordt dagelijks bekeken en vragen beantwoord.
8
Organisatie en verantwoordelijkheden De 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant hebben een dienstverleningsovereenkomst (DVO)
gesloten met de gemeente Eindhoven. Dit houdt in dat de gemeente Eindhoven daarmee voor
alle 21 gemeenten regionaal de jeugdhulpondersteuning inkoopt die gewenst is. De 20
gemeenten treden hierdoor op als opdrachtgever richting inkooporganisatie Eindhoven.
Planning 1
e kwartaal 2015: Afronden tweede aanbestedingsronde
Overeenkomsten Gecertificeerde instellingen
Onderzoek 5 instellingen afgerond
Evaluatie inkoop 2015 afgerond
Aanleveren nieuwe cafetariakeuze door regiogemeenten (voor 1 mei).
2e kwartaal 2015 Onderzoek Jeugdzorg Plus afgerond
Visievorming en strategiebepaling inkoop 2016 bestuurlijk vastgesteld
3e kwartaal 2015 Start aanbesteding (of verlenging) kalenderjaar 2016
4e kwartaal 2015 Aanbesteding kalenderjaar 2016 afgerond
Doorlopend 2015: - Prestatiemanagement
- Aanpassing ondersteuningsvormen en herbezinning op DBC
bekostiging, DSM- classificatie en NzA producten.
Benodigde financiële middelen Ten behoeve van de uitvoering van de inkooptaken kan Eindhoven haar
dienstverlening in rekening brengen bij de regiogemeenten tot een maximum van 2%
van het beschikbare macrobudget voor de inkoop. De basis hiervoor wordt gevormd
door de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) en is hiermee geen onderdeel van dit regionaal
werkplan.
9
3 Opgave 2: Komen tot een integrale regionale crisisdienst
Aanleiding Met de Jeugdwet hebben de gemeenten de taak gekregen om de noodzakelijk jeugdhulp in te
zetten voor hun jeugdigen. In acute situaties, waar onmiddellijk actie nodig is, is de gemeente
ervoor verantwoordelijk dat de jeugdhulp altijd direct bereikbaar en beschikbaar is. Deze
verantwoordelijkheid is geborgd in artikel 2.6, eerste lid, onderdeel b van de Jeugdwet. In de
regio Zuidoost Brabant is eerder geconstateerd dat aan deze verplichting – op effectieve en
efficiënte wijze - alleen kan worden voldaan indien er in regionaal verband wordt samengewerkt.
Vanuit deze gedachte is het een onderdeel geworden van de regionale strategische agenda,
waarbij - met de besluitvorming rond ’21 voor de jeugd 2.0 - nadrukkelijk de opdracht is
meegegeven om toe te werken naar een integrale crisisdienst voor alle leeftijden . Volwassenen
zijn immers vaak ook ouder van één of meerdere kinderen en het is derhalve in ieders belang de
crisis integraal op te pakken voor het gezin. Door de koppeling tussen de crisisdienst jeugd en
volwassenen, kan er breed gekeken worden wat er nodig is om de veiligheid binnen het
huishouden terug te brengen.
Stand van zaken Aan de wettelijke verplichting van een crisisdienst voor jeugdigen is inmiddels voldaan. Er zijn
contractafspraken met Bureau Jeugdzorg over de 24-uurs bereikbaarheid en eerste
crisisinterventie door de voortzetting van de functie Spoedeisende Zorg (SEZ). Daarnaast zijn
ambulante crisiszorg en crisisplaatsingen ingekocht bij verschillende jeugdhulpaanbieders.
Samenwerking met de verschillende generalistenteams in de regio maakt onderdeel uit van de
afspraken.
Hiermee is het traject echter nog niet afgerond, maar is slechts een start gemaakt. De komende
twee jaar worden gebruikt om de crisisdienst voor jeugdigen effectiever en efficiënter in te
richten (transformatie) om vervolgens toe te werken naar een crisisdienst voor alle leeftijden.
Werkagenda Crisisdienst Ter realisatie van de integrale crisisdienst voor alle leeftijden hebben de gemeenten ervoor
gekozen om het project Spoed4Jeugd als inhoudelijk startpunt te nemen. Spoed4Jeugd is een
initiatief van verschillende regionaal samenwerkende (zorg)partijen op het terrein van jeugdigen
en volwassenen, die gezamenlijk de intentie hebben uitgesproken crisishulp te verbeteren.
Binnen dit project is een werkwijze ontwikkeld, een gezamenlijk proces, in geval van
crisissituaties waarmee de schotten tussen de verschillende sectoren binnen jeugd (GGZ,
provinciale jeugdzorg en verstandelijke beperking) worden beslecht en transformatie mogelijk is.
Deze werkwijze is beschreven in de notitie “Spoed4Jeugd Zuidoost-Brabant, Een kans voor
transitie en transformatie van de jeugdzorg” (zie bijlage 2). Onderdeel van de werkwijze is het
samenstellen van één Ambulant Crisisteam waaraan de verschillende organisaties personeel
leveren en die worden aangestuurd door één teamcoördinator. Dit levert direct
efficiencyvoordelen op. Qua positionering wordt daarbij gekozen voor een netwerkorganisatie
waarbinnen de operationele aansturing wordt belegd.
10
De werkwijze zoals ontwikkeld binnen Spoed4Jeugd wordt in het tweede kwartaal van 2015
geoperationaliseerd in opdracht van de 21 gemeenten. Als tussenstap op weg naar één
crisisdienst voor alle leeftijden, vindt er een uitbreiding plaats naar de doelgroep 18 tot 23
jarigen. Dit is een kwetsbare groep die in de huidige situatie vaak tussen wal en schip valt. Door
deze doelgroep als een ‘oefenlaboratorium’ in 2015 toe te voegen, kunnen er ervaringen worden
opgedaan met een deel van de doelgroep volwassenen. Dit is noodzakelijk omdat op dit moment
onvoldoende duidelijk is wat we tegen gaan komen bij het opzetten van één integrale
crisisdienst. In de praktijk kan op deze wijze op kleine schaal vast geoefend worden. Tijdens deze
oefening worden inzichten verkregen in de kansen en de te overwinnen uitdagingen om te
komen tot een integrale crisisdienst voor alle inwoners. Hierbij valt te denken aan het
overwinnen van de verschillende financieringsstromen (zorgverzekeraar, justitie en gemeente) en
wettelijke kaders (Jeugdwet, BOPZ en landelijke richtlijnen spoedzorg volwassenen van het CVZ).
Eind 2015 moet duidelijk zijn of een integrale crisisdienst voor alle leeftijden haalbaar is.
Bevindingen vanuit het oefenlaboratorium 18 tot 23 jarigen, maar ook het onderzoek naar de
mogelijkheden van positionering van de integrale crisisdienst moeten hierover uitsluitsel geven.
Beide worden eind 2015 of begin 2016 voorgelegd aan de stuurgroep jeugd en de 21 gemeenten.
Organisatie Voor de uitvoering van het traject is een kwartiermaker aangesteld.
Deze opdracht omvat de volgende resultaten:
Spoed4Jeugd geoperationaliseerd in het tweede kwartaal van 2015;
Concrete samenwerkingsafspraken met de netwerkorganisatie van aanbieders,
samenwerking met Veilig Thuis en de Gecertificeerde Instelling.
Toetsings- en evaluatiecriteria op basis waarvan Spoed4Jeugd en het oefenlaboratorium
18-23 jarigen kunnen worden gemonitord, zodat bevindingen input kunnen leveren voor
de doorontwikkeling naar een crisisdienst voor alle inwoners in samenspraak met de
zorgverzekeraars;
Concretiseer (qua positionering en inrichting) de toekomstige stip aan de horizon ‘één
regionale integrale crisisdienst voor alle inwoners’;
Draagvlak bij zowel alle uitvoerende partijen betrokken bij de integrale crisisdienst voor
alle inwoners als bij de financiers (gemeenten en zorgverzekeraars);
Een implementatieplan om de integrale crisisdienst te realiseren voor 1 januari 2017;
Implementatie voor 1 januari 2017.
Voor alle onderdelen van de opdracht geldt dat daar waar het nodig is de samenhang en
afstemming met Noordoost Brabant wordt gezocht.
Planning 2e kwartaal 2015: Operationalisering Spoed4Jeugd;
3e kwartaal 2015: Start ‘oefenlaboratorium’ 18-23 jarigen;
4e kwartaal 2015: Onderzoek naar positionering en inrichting ‘één regionale crisisdienst’;
4e kwartaal 2015: Evaluatie oefenlaboratorium;
4e kwartaal 2015: Voorstel met betrekking tot positionering en inrichting ‘één regionale
crisisdienst’ gebaseerd op onderzoek en bevindingen uit het
‘oefenlaboratorium’;
1e en 2
e kwartaal 2016: Opstellen implementatieplan integrale crisisdienst;
3e en 4
e kwartaal 2016: Implementatie integrale crisisdienst.
Organisatie en verantwoordelijkheden
11
De 21 gemeenten van Zuidoost Brabant zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de opdracht
en opdrachtgever van de kwartiermaker. Zij worden in deze vertegenwoordigd door de stuurgroep
Jeugd.
Bestuurlijk portefeuillehouder voor deze regionale opgave is Wethouder Van Drunen, gemeente
Best namens de 21 gemeenten. Voor de operationalisering van Spoed4Jeugd (1e fase van de
opdracht) is een stuurgroep ingesteld bestaande uit een vertegenwoordiging van (zorg)aanbieders
en de gemeenten. Wethouder Van Drunen is voorzitter van deze stuurgroep. Ambtelijk
opdrachtgever schap is belegd bij de gemeente Best.
De 2e fase van de opdracht is de doorontwikkeling naar een crisisdienst voor alle inwoners (0 tot
100 jaar). Met zorgverzekeraars zal overleg worden gevoerd over de mogelijkheden van
gezamenlijk opdrachtgeverschap. Zij zijn namelijk een belangrijke financier van crisishulp vanaf 18
jaar.
Benodigde financiële middelen
2015 Kosten
Kwartiermaker tot operationaliseringsfase (4
mnd.)
19.000
Kwartiermaker doorontwikkeling (8 mnd.) 24.000
Projectondersteuning 12.000
Web-bases applicatie t.b.v.
werkproces en apparatuur
36.000
Communicatie 10.000
101.000
Voor de kwartiermaker is in totaal een bedrag van 43.000,- begroot opgesplitst in 2 gedeelten; de
operationaliseringsfase van Spoed4Jeugd en een doorontwikkeling naar een integrale crisisdienst.
Voor de doorontwikkeling zijn minder uren geraamd voor de kwartiermaker, omdat de basis voor
jeugd dan staat en vanuit de jeugdhulpaanbieders meer inzet kan worden gevraagd. Combinatie
jeugdzorg levert de eerste 4 maanden een kwartiermaker met mogelijkheid tot verlenging.
De web-based applicatie en apparatuur zijn randvoorwaardelijk om het werkproces zoals binnen
de integrale crisisdienst is voorzien te ondersteunen. Het gaat o.a. om ondersteunende ICT,
hosting, telefonie en PR materialen. Een deel van deze kosten kunnen mogelijk nog worden
verhaald op de provincie. Communicatie is gericht op de bekendheid met de nieuwe werkwijze en
werkprocessen intern en extern.
12
4 Samenwerken op veiligheid 4.1 Inleiding Regiovisie “Aanpak Geweld in Huiselijke Kring en Kindermishandeling”
Vanaf 1 januari 2015 zijn, met de invoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) 2015, alle gemeenten verantwoordelijk voor de ketenaanpak van geweld
in huiselijke kring en kindermishandeling.
Het ministerie van VWS heeft de opdracht gegeven om, met ingang van 2015, op regionaal
niveau elke vier jaar een breed gedragen regiovisie “geweld in huiselijke kring en
kindermishandeling” op te stellen.
De regiovisie “geweld in huiselijke kring en kindermishandeling” is voor de regio Zuidoost-
Brabant opgesteld. De regiovisie wordt voorgelegd aan de colleges van de 21 gemeenten ter
besluitvorming, afzonderlijk van dit werkplan.
Naast de regiovisie werken de gemeenten in Zuidoost-Brabant ook samen op de
veiligheidsonderdelen Veilig Thuis (opgave 3a), een gezamenlijk samenwerkingsconvenant met
de Raad van de Kinderbescherming (opgave 3b) en samenwerking op het gebied van
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (opgave 3c).
4.2 Opgave 3a: Veilig Thuis
Aanleiding Vanuit de nieuwe Wmo zijn de gemeenten per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor het instellen
en in stand houden van één bovenlokaal meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling.
Dit meldpunt heeft de naam Veilig Thuis.
Veilig Thuis werkt binnen het kader van de Regiovisie aanpak van geweld in huiselijke kring en
kindermishandeling Zuidoost-Brabant.
Kern van de visie is: alle burgers, volwassenen, kinderen, jongeren en ouderen hebben het recht
om in veiligheid te kunnen leven en opgroeien.
De vorming van Veilig Thuis vanuit het Algemeen meldpunt Kindermishandeling (AMK) en de
twee Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG) heeft als doel synergie en afstemming te bereiken in
de aanpak van geweld in huiselijke kring en kindermishandeling, zowel in de samenwerking
tussen de partners die samen Veilig Thuis realiseren, als in de samenwerking met de
ketenpartners. Uitgangspunt hierbij is dat signalen van geweld in huiselijke kring en
kindermishandeling in de regio zoveel mogelijk door de professionals in de lokale teams worden
opgepakt. Afgesproken is dat de verantwoordelijkheid voor casusregie bij casuïstiek huiselijk
geweld en kindermishandeling en het verzorgen van de toegangsfunctie, waar mogelijk, bij het
lokale veld ligt.
Ook de verantwoordelijkheid voor het aannemen en afhandelen van zorgmeldingen vanuit de
politie ligt bij de lokale teams. Hierbij is, conform landelijke richtlijn, afgesproken voor de regio
Zuidoost-Brabant dat alle zorgmeldingen met betrekking tot een kind en de zorgmeldingen met
betrekking tot een volwassene waar een kind bij betrokken is rechtstreeks bij Veilig Thuis worden
gemeld. Deze meldingen worden vanuit Veilig Thuis direct doorgeleid naar het lokale veld, tenzij:
Het gezin al bij Veilig Thuis of bij een hulpverlener bekend is;
Er sprake is van ernstige risicofactoren en/of van (een vermoeden van) huiselijk
geweld of kindermishandeling waarbij de inzet van Veilig Thuis noodzakelijk is.
13
Stand van zaken Veilig Thuis voert de volgende wettelijke taken uit:
Veilig Thuis adviseert over stappen die kunnen worden genomen bij vermoedens van
geweld in huiselijke kring of kindermishandeling. Wanneer nodig biedt Veilig Thuis
ondersteuning bij de te ondernemen stappen.
Veilig Thuis is het meldpunt voor vermoedens van geweld in huiselijke kring of
kindermishandeling. De melder van vermoedens wordt op de hoogte gesteld van de
stappen die zijn ondernomen.
Veilig Thuis onderzoekt naar aanleiding van een melding of daadwerkelijk sprake is van
huiselijk geweld of kindermishandeling. Veilig Thuis beoordeelt de vraag of de melding
aanleiding geeft tot stappen en zo ja, welke stappen noodzakelijk zijn. De wet biedt Veilig
Thuis de bevoegdheid om, zonder daarbij afhankelijk te zijn van de toestemming van de
betrokkene(n), een melding aan te nemen en informatie bij anderen op te vragen. Deze
bevoegdheid is niet overdraagbaar naar anderen.
Per 1 januari 2015 zijn voor de regio Zuidoost-Brabant het Advies- en Meldpunt
Kindermishandeling (AMK), onderdeel van Bureau Jeugdzorg, en de Steunpunten Huiselijk
Geweld (SHG), onderdeel van Lumensgroep en LEV-groep, ondergebracht in het nieuwe Advies-
en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK): het Veilig Thuis voor deze regio.
De integrale frontoffice van Veilig Thuis Zuidoost-Brabant is gevestigd op de locatie van Bureau
Jeugdzorg. Deze wordt bemand door experts op het gebied van kindermishandeling en huiselijk
geweld uit de drie samenwerkende organisaties. Veilig thuis is het hele jaar 24 uur per dag
telefonisch bereikbaar. Voor de 24 uurs bereikbaarheid wordt aansluiting gezocht bij de
ontwikkelingen van de integrale crisisdienst. Dit betekent dat in het tweede kwartaal een
verkenning op deze samenwerking plaats zal vinden om van daaruit tot concrete afspraken te
komen.
Werkagenda Veilig Thuis Organisatie- en inrichting 2015
Het jaar 2015 is voor Veilig Thuis een ontwikkeljaar waarin verder vorm wordt gegeven aan de
nieuwe, geïntegreerde werkwijze. De professionals gaan daadwerkelijk samenwerken en
kennisdelen en de samenwerkingsrelatie met ketenpartners wordt verder ingevuld. Daarnaast
ligt in 2015 de nadruk op het beschrijven en implementeren van werkprocessen en
handelingsprotocol; verbinding en samenwerking met generalistenteams en de
samenwerkingspartners crisisdienst, politie, veiligheidshuis, welzijnsorganisaties, Raad van de
kinderbescherming. Ook moet gezorgd worden dat Veilig Thuis voldoet aan de landelijke
kwaliteitseisen, waaronder op gebied van ICT.
Organisatie Veilig Thuis per 1-1-2016
Voor 2015 is gekozen voor tijdelijke aanhaking van de front-office van Veilig Thuis bij Bureau
Jeugdzorg. De 21 gemeenten hebben de keuze gemaakt Veilig Thuis per 1 januari 2016 bij Bureau
Jeugdzorg te positioneren. Hiertoe is een opdracht geformuleerd richting Bureau Jeugdzorg
waarin vermeld staat aan welke voorwaarden zij dienen te voldoen. Bureau Jeugdzorg levert voor
juli 2015 een plan van aanpak aan waaruit blijkt dat zij in staat zijn om Veilig Thuis stevig te
positioneren vanaf 1 januari 2016 waarbij zij tevens voldoen aan de gestelde eisen.
Op te leveren Resultaten Organisatie- en inrichting 2015
Organisatie- en inrichtingsplan 2015 (ter informatie als bijlage 3 toegevoegd)
Beschrijven werkprocessen en implementeren handelingsprotocol
Vormgeving en beschrijven verbinding met generalistenteams, crisisdienst, politie,
14
veiligheidshuis, welzijnsorganisatie, Raad van de Kinderbescherming
Organisatiestructuur Veilig Thuis (werkoverleg, intervisie, casuïstiekbespreking,
management)
Integratie teams ‘midoffice’ Veilig Thuis
Functiebeschrijvingen
Scholingsplan
Kwaliteitsbeleid
Keuze ICT-programma
Organisatie Veilig Thuis per 1-1-2016
Advies positionering Veilig Thuis per 1-1-2016 met financiële onderbouwing en
opdrachtformulering
Plan voorbereiding overdracht naar de organisatie waar Veilig Thuis gepositioneerd wordt.
Organisatie en verantwoordelijkheden Voor 2015 zijn twee kwartiermakers van BMC ingehuurd. De nadruk ligt op inzet in het eerste
half jaar. Bij de organisatie- en inrichtingsonderdelen geldt dat de verantwoordelijkheid voor de
ontwikkeling en uitvoering in 2015 gaandeweg steeds meer worden overgedragen naar de
managers, ondersteunende afdelingen en het team Veilig Thuis. Dit sluit ook aan bij de
uitgangspunten opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst tussen de drie betrokken
partijen.
Bestuurlijk portefeuillehouder is Wethouder De Leeuw, gemeente Helmond namens de 21
gemeenten. De gemeente Helmond is namens de 21 gemeenten opdrachtgever voor de
kwartiermakers.
Ambtelijk opdrachtgever schap is belegd bij gemeente Deurne die de werkgroep Veiligheid
aanstuurt.
Planning 1e kwartaal 2015: Organisatie- en inrichtingsplan
1e en 2e kwartaal 2015: Samenwerkingsafspraken lokale teams en ketenpartners
2e kwartaal 2015: Advies positionering met financiële onderbouwing en plan
voorbereiding overdracht (2e kwartaal 2015:
Voorstel aansluiting integrale crisisdienst (besluit Stuurgroep
Jeugd?)
1 kwartaal 2016: Definitieve positionering Veilig Thuis
Benodigde financiële middelen
2015 Kosten
Inrichting en werkplekken frontoffice 26.000
ICT-inrichting 67.500
Communicatie 11.500
Werkconferenties Veilig Thuis 2.500
Juridische ondersteuning PM
Kwartiermaker 95.000
Ondersteuning HRM, kwaliteit, ICT 19.500
Certificering 3.000
15
Totaal raming incidentele kosten inrichting Veilig
Thuis*
225.000
Reguliere bekostiging en bemensing Veilig Thuis komt voort uit samenvoeging SHG LEV en
Lumensgroep en het AMK BJZ. Bovenstaande projectbegroting heeft betrekking op de incidentele
opstartkosten die niet zijn opgenomen binnen de reguliere begroting van de drie betrokken
organisaties.
Inrichting en werkplekken frontoffice
Dit betreft de kosten die gemaakt zijn om de front-office in 2015 bij BJz te huisvesten
ICT-inrichting
De huidige systemen voldoen niet aan de landelijke ICT-eisen en het handelingsprotocol. Hierdoor
moet een nieuwe Veilig Thuis ICT-module aangeschaft worden en geïmplementeerd.
Communicatie
Het gaat hier om het inrichten van de website Veilig Thuis; zorgdragen voor
briefpapier, visitekaartjes etc met nieuw logo naam Veilig Thuis zuidoost-Brabant en
communicatiematerialen om in te zetten naar zowel professionals, vrijwilligers als burgers.
Werkconferenties
Om een aantal onderwerpen nader uit te werken in samenwerking met gemeenten en partners
worden werkconferenties georganiseerd.
Juridische ondersteuning
Deze is nodig voor advies om overgang te realiseren naar nieuw model (aanhaken bij organisatie
en overgang personeel regelen) en om bij incidenten en vraagstukken over
verantwoordelijkheidsverdeling / klachten / inspectie te adviseren. Daar waar mogelijk wordt
gebruik gemaakt van de juristen van de gemeenten Eindhoven en Helmond en Bureau Jeugdzorg.
Kwartiermaker
De inzet van de kwartiermakers betreft werkzaamheden ten behoeve van Veilig Thuis en het
opstellen van de regiovisie.
Certificering
In 2015 vindt voorbereiding plaats op het kwaliteitsmodel Veilig Thuis in 2016 en de benodigde
kwaliteitscertificering.
16
4.3 Opgave 3b: Raad voor de Kinderbescherming
Aanleiding De Raad voor de Kinderbescherming (Raad), onderdeel van het ministerie van Veiligheid en
Justitie, is een belangrijke samenwerkingspartner voor de gemeente. De Raad wordt
ingeschakeld zodra de omstandigheden van het kind en het gezin zorgelijk zijn, hulpverlening in
het vrijwillig kader niet (meer) voldoende aansluit en/of het gezin geen hulp wil/accepteert. Inzet
van jeugdhulp via de Raad wordt het gedwongen kader genoemd.
Zodra de Raad wordt ingeschakeld vindt er een raadsonderzoek plaats. Dit onderzoek wijst uit of
en wat voor soort maatregel opgelegd dient te worden. Hiermee verzoekt de Raad de rechter om
een maatregel op te leggen.
Deze wettelijke taken van de Raad en diens onafhankelijke positie veranderen niet in de gehele
decentralisatie, echter de manier van werken vormt zich per 1 januari 2015 naar de nieuwe
gemeentelijke verantwoordelijkheden. Hierbij gaat het dan voornamelijk om de samenwerking
rondom jeugdbescherming en jeugdreclassering, omdat specifiek deze jeugdhulptaken in het
nieuwe jaar onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen. De regio dient zorg te dragen
voor een sluitende jeugdveiligheidsketen. Onderdeel daarvan is de samenwerking met de Raad
voor de Kinderbescherming, maar het uiteindelijke doel is een afgestemde samenwerking tussen
alle partijen binnen deze keten. Gelet op de complexiteit van de veiligheidsketen op zichzelf,
voornamelijk vanwege de verschillende wettelijke taken, maar ook vanwege de omslag van oude,
gevestigde structuren naar de beoogde nieuwe samenwerking, en de vaak urgente en precaire
aard van de casuistiek, is het voor gemeenten belangrijk dit goed geregeld te hebben. Gemeenten
dienen er pro-actief zorg voor te dragen dat tijdig afspraken gemaakt worden tussen alle
betrokken partijen om het risico op calamiteiten zo klein mogelijk te maken.
Stand van zaken In navolging van de opdracht zoals deze is verwoord in het regionale document ’21 voor de
jeugd, 2.0’ (H4, blz. 29) is de samenwerking tussen de gemeente en de Raad voor de
Kinderbescherming middels regionale afspraken vastgelegd. Concreet betekent dit dat de 21
gemeenten uit de regio Zuidoost-Brabant en de Raad voor de Kinderbescherming een
samenwerkingsprotocol hebben opgesteld (zie bijlage 4).
Als basis voor het samenwerkingsprotocol Raad voor de Kinderbescherming dient het
werkdocument ‘Handreiking voor samenwerking’, opgesteld door de Vereniging Nederlandse
Gemeenten en de Raad voor de Kinderbescherming. Uitgangspunt hierbij is dat in het
samenwerkingsprotocol de noodzakelijke afspraken tussen de gemeente en de Raad voor de
Kinderbescherming behandeld worden, in samenhang met de afspraken tussen andere partners.
Aan hand van dit samenwerkingsprotocol zijn op lokaal en regionaal niveau verdere proces- en
uitvoeringsafspraken gemaakt.
Werkagenda Raad voor de Kinderbescherming Het samenwerkingsprotocol is een leidraad voor gemeenten, medewerkers van de Raad voor de
Kinderbescherming, maar ook voor medewerkers uit het lokale veld, Veilig Thuis en de
gecertificeerde instellingen. Zoals ook in het protocol wordt aangegeven dient in 2015 geregeld
overleg plaats te vinden tussen deze verschillende partijen ten behoeve van een goede
samenwerking.
In het laatste kwartaal van dit jaar zal de inhoud van het protocol geëvalueerd worden en daar
waar nodig aangepast.
17
Op te leveren resultaten Het protocol is regionaal opgesteld maar wordt lokaal/subregionaal geïmplementeerd en
uitgevoerd. De belangrijkste onderdelen uit het protocol waar aankomend jaar
lokaal/subregionaal uitvoering aan dient te worden gegeven zijn:
Procesafspraken rond de toeleiding naar de jeugdbescherming
Consultatie en advies vanuit Raad aan het lokale veld in een vroeg stadium
Continuering van het Casusoverleg Bescherming (COB)
regierol van de generalist
Procesafspraken rond de toeleiding naar jeugdreclassering
Raad haalt informatie bij het generalistenteam en informeert over de inzet
jeugdreclassering
Schoolverzuim
Schriftelijke communicatie met Raad loopt via CORV (Collectieve Opdracht Routeer
Voorziening)
Op regionaal niveau zal het protocol in 2015 wel geëvalueerd moeten worden om te bezien of
het bijgesteld of aangescherpt moet worden.
Casusoverleg Bescherming(COB) Het casusoverleg bescherming is tot stand gekomen vanuit het programma Beter Beschermd
opgezet door het ministerie van Justitie. Dit overleg werd reeds georganiseerd in de regio
Zuioost-Brabant en vanwege het goed functioneren ervan is besloten dit ook in ieder geval voor
2015 te continueren. Het overleg is bedoeld om casuïstiek, waarbij de verzoeker van mening is
dat de problematiek dusdanig is dat een raadsonderzoek dient te worden opgestart, met de
belangrijkste expertise rondom jeugdbeschermingzaken te beoordelen. Hierbij is de insteek dat
daar waar hulp in het vrijwillig kader nog als een mogelijkheid wordt gezien er geen
raadsonderzoek wordt gestart. Het is een efficiënt, daadkrachtig overleg waarbij het bundelen
van expertise en het consequent samenwerken ervoor zorgt dat alleen die zaken waarbij alleen
een jeugdbeschermingsmaatregel nog als oplossing wordt gezien in het gedwongen kader terecht
komen.
De volgende partijen sluiten aan bij dit overleg: de verzoeker van het raadsonderzoek (meestal
het lokale veld), MEE expertise, GGzE expertise, gedragswetenschapper, jeugdbeschermer en de
Raad voor de Kinderbescherming.
Tot 1 januari 2015 werd het COB bij Bureau Jeugdzorg georganiseerd en gefinancierd vanuit de
provincie. Omdat deze financiering per 1 januari is gestopt en Bureau Jeugdzorg een andere
positie heeft gekregen is het voorstel om het COB bij het Veiligheidshuis onder te brengen, dit
ten behoeve van een onafhankelijke, centrale en herkenbare positie voor de gehele regio.
Belangrijker daarbij nog is dat hiermee de integraliteit tussen beschermingszaken en de
strafketen sterk verbeterd wordt vanwege de informatievoorzieningen die bij het Veiligheidshuis
zijn ondergebracht. Dit brengt tevens met zich mee dat de administratieve ondersteuning voor
het COB zonder extra financiële middelen vanuit het Veiligheidshuis geleverd wordt. Vanuit het
Veiligheidshuis is hier bestuurlijk akkoord op gegeven. Voor de 21 gemeenten dient definitieve
besluitvorming betreffende deze positionering nog plaats te vinden. Op basis van een geplande
evaluatie in het 2e kwartaal zal in het vierde kwartaal een definitief aanpassingsvoorstel worden
besproken en worden vastgesteld. Eerder is echter reeds vanuit de regio de intentie
uitgesproken dat positionering bij het Veiligheidshuis akkoord is.
Naast een besluit met betrekking tot de positionering dient besluitvorming plaats te vinden met
betrekking tot de tijdelijke inzet en financiering van de administratieve ondersteuning van het
18
COB over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2015 vanuit Bureau Jeugdzorg.
Daarnaast is de inzet van een gedragswetenschapper gewenst. Deze wordt nu vanuit de Raad
voor de Kinderbescherming geleverd. Ondanks dat in de voorfase reeds een
gedragswetenschapper geraadpleegd wordt door de verzoekende partij is het van constructieve
waarde wanneer tijdens het COB een gedragswetenschapper aanwezig is, met voorkeur iemand
met specifieke expertise op dit gebied, zodat per casus de juiste discussie gevoerd kan worden
met betrokkenheid van verschillende disciplines. Gelet op de veranderende rol van de
gemeenten en de daardoor afgestemde samenwerking met onder meer de Raad waarbij deze
laatste in de voorfase van het proces richting het gedwongen kader een consultatie- en
adviesfunctie zullen vervullen, zal gedurende 2015 het functioneren van het COB geëvalueerd
worden om zo een vervolgvoorstel te formuleren ten aanzien van de samenwerking tussen
gemeenten en de Raad voor de Kinderbescherming en specifiek het indienen van een verzoek tot
onderzoek (VTO).
Organisatie en verantwoordelijkheden Bestuurlijk portefeuillehouder voor het samenwerkingsprotocol RvdKB is Wethouder de Leeuw,
gemeente Helmond namens de 21 gemeenten. Ambtelijk opdrachtgever schap is belegd bij
gemeente Deurne die de werkgroep Veiligheid aanstuurt.
Bestuurlijk portefeuillehouder voor het Casusoverleg Bescherming (COB) is Wethouder Visscher,
gemeente Eindhoven namens de 21 gemeenten. Ambtelijk opdrachtgever schap is belegd bij de
gemeente Eindhoven.
Planning 2e kwartaal 2015: Vaststellen samenwerkingsprotocol;
2e kwartaal 2015: Aansluiting integrale crisisdienst en Veilig Thuis;
2e kwartaal 2015: Onderbrengen Casusoverleg Bescherming bij
Veiligheidshuis;
2e en 4e kwartaal 2015: Evaluatie en aanpassingsvoorstel COB;
4e kwartaal 2015: Evaluatie een aanpassing samenwerkingsprotocol;
Benodigde financiële middelen
kosten
Casusoverleg Bescherming COB secretariële ondersteuning van 1/1/2015 tot
1 maart 2015
3.033,00
Casusoverleg Bescherming gedragswetenschapper van 1/1/2015 tot
31/12/2015
39.000,00
Totaal 42.033,00
Secretariële ondersteuning (10 uur per week) van 1 januari tot 1 maart 2015: € 3033,33
Gedragswetenschapper (10 uur per week) van 1 januari t/m 31 december 2015: € 39.000, 00
19
4.4 Opgave 3c: Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
Aanleiding In het nieuwe stelsel voor de jeugd voert de gemeente de regie over alle vormen van
ondersteuning en hulp voor de jeugd. Inclusief het gedwongen kader: jeugdbescherming en
jeugdreclassering.
Jeugdbescherming omvat de uitvoering van een door de rechter opgelegde
kinderbeschermingsmaatregel, zoals een ondertoezichtstelling (al dan niet met uithuisplaatsing)
of een voogdijmaatregel (bij beëindiging van het ouderlijk gezag).
Jeugdreclassering omvat toezicht en begeleiding, als onderdeel van de door de rechter opgelegde
voorwaarden bij schorsing van een voorlopige hechtenis (als een jongere of jongvolwassene nog
niet veroordeeld is) of bij een voorwaardelijke veroordeling.
De jeugdreclassering kan jongeren tevens vrijwillige begeleiding bieden in opdracht van de Raad
voor de Kinderbescherming.
Jeugdbescherming en jeugdreclassering worden in het nieuwe stelsel uitgevoerd door
gecertificeerde instellingen. De certificering wordt uitgevoerd door het Keurmerkinstituut, dat
hiertoe is aangewezen door de minister van Veiligheid en Justitie. Het Keurmerkinstituut werkt
op basis van een wettelijk vastgesteld Normenkader.
Stand van zaken In de regio Zuidoost-Brabant is vorig jaar Bureau Jeugdzorg (BJZ) als gecertificeerde instelling
gecontracteerd. Later is echter gebleken dat Bureau Jeugdzorg niet voldeed aan de gestelde
criteria en derhalve geen certificering kreeg. Dit had als gevolg dat, tot het moment dat de
certificering bij BJZ rond was, de nieuwe maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering
onder verantwoordelijkheid van de William Schrikkergroep (WSG), zijnde een gecertificeerde
instelling, zijn uitgevoerd. Hiervoor is een nieuwe inkoop overeenkomst afgesloten. Ook nadat
BJZ diens certificering heeft behaald heeft de WSG een eigenstandige overeenkomst met de
gemeenten behouden, waardoor er in de regio twee gecertificeerde instellingen zijn.
Werkagenda JB / JR Voor de samenwerking tussen gemeente en gecertificeerde instellingen gelden twee algemene
uitgangspunten:
Het gaat bij jeugdbescherming en jeugdreclassering om hulp in een gedwongen kader. Mensen
hebben er niet om gevraagd. Toch is het eerste uitgangspunt dat het gezin de bemoeienis waar
mogelijk zal moeten ervaren als helpend en steunend. Versterking van de eigen kracht van
kinderen, jongeren, gezinnen en hun sociale netwerk staat voorop.
Het tweede uitgangspunt is dat de gecertificeerde instelling bij de uitvoering van de maatregelen
zoveel mogelijk aansluit bij het gemeentelijk beleid. Dit moet overigens wel in balans zijn met de
wettelijke taken en bevoegdheden van de instellingen en hun ketenpartners.
Op te leveren resultaten Voor aankomende periode staat de samenwerking tussen de gemeenten en de GI’s op de agenda
om tot verdere optimalisering te komen. Aandachtspunten hierbij zijn:
Uitwerking samenwerkingsprotocol;
Creëren van integraliteit in samenwerking met Veilig Thuis, Raad voor de
Kinderbescherming en regionale crisisdienst en gemeenten ten behoeve van een sluitende
veiligheidsketen;
Nu de William Schrikkergroep tevens een gecertificeerde instelling in de regio Zuidoost-
Brabant is dient tot een zelfde samenwerking en afstemming te worden gekomen.
20
Organisatie en verantwoordelijkheden Om invulling te geven aan de samenwerking tussen de gemeenten en de GI was het aanvankelijk
de bedoeling dat iedere gemeente een pilot zou starten waarin de afstemming tussen de rol van
de gemeente en de rol van de GI centraal staat. Uiteindelijk is alleen Eindhoven hiermee samen
met Bureau Jeugdzorg vorig jaar gestart om van daaruit de uitkomsten van deze pilot te kunnen
gebruiken voor de totstandkoming van regionale samenwerkingsafspraken. Het afsprakenkader
dient verder uitgewerkt te worden zodat, conform de Jeugdwet, een samenwerkingsprotocol als
basis kan dienen voor de werkwijze voor 2015. Dit protocol geldt voor de gehele regio Zuidoost-
Brabant en is een leidraad voor gemeenten om vervolgens samen met de GI tot verdere
samenwerkingsafspraken te komen passend binnen het gemeentelijke en/of subregionale beleid.
Bestuurlijk portefeuillehouder voor JB / JR is Wethouder De Leeuw, gemeente Helmond , namens
de 21 gemeenten.
Ambtelijk opdrachtgever schap voor het samenwerkingsprotocol is de gemeente Deurne als
trekker van de regionale werkgroep Veiligheid.
De inkoopafspraken met de GI zijn belegd bij de gemeente Eindhoven.
Planning 2e kwartaal 2015: uitwerking en vaststellen samenwerkingsprotocol
2e kwartaal 2015: certificering BJZ (naar verwachting)
4e kwartaal 2015: evaluatie samenwerkingsprotocol
Benodigde financiële middelen De 21 gemeenten uit de regio Zuidoost-Brabant zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van
jeugdbescherming en jeugdreclassering. Ten behoeve hiervan heeft de gemeente Eindhoven als
inkooporganisatie voor de gehele regio een contract afgesloten met William Schrikker Groep en
Bureau Jeugdzorg. Sturing op resultaten zal door middel van prestatiemanagement gebeuren
zoals beschreven in het eerste hoofdstuk over inkoop.
21
5 Samenwerken in de regio
Bij het onderwerp ‘Samenwerken in de regio’ onderscheiden we in dit hoofdstuk drie elementen,
die in opeenvolgende paragrafen worden toegelicht:
1. Samenwerking tussen de gemeenten onderling
2. Samenwerking met de cliëntenorganisaties
3. Samenwerking met de zorgaanbieders
Vervolgens wordt ingegaan op twee aanpalende onderwerpen:
4. regionaal monitoren: leren en verbeteren
5. samenwerken op transformatie
6. regionale informatievoorziening
Samenwerking tussen gemeenten onderling Structuur voor samenwerking Sinds lange tijd werken de 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant samen op het gebied van
jeugdbeleid, vanaf 2010 zijn zij gezamenlijk aan de slag met de transitie en transformatie
jeugdzorg. Zeker voor de meer specialistische taken is het efficiënter en logisch dat gemeenten op
regionaal niveau expertise bundelen en inkoopkracht versterken. Op sommige onderdelen is
regionale samenwerking wettelijk verplicht. De regio Zuidoost-Brabant is aangewezen als
jeugdzorgregio.
Vanaf 1 januari 2015 is de WGR+ regeling afgeschaft, de geformaliseerde samenwerkingsregeling
(SRE) is hiermee beëindigd. De gemeenten in regio Zuidoost-Brabant hebben in 2014 aangegeven
dat de transformatie met name lokaal plaats moet vinden. Hier moeten we de komende jaren de
kanteling bereiken. Echter, regionale samenwerking en afstemming blijft op bepaalde thema’s van
belang .
Wij willen als gemeenten onze eigen verantwoordelijkheid nemen om deze transformatie op de
eerste plaats lokaal, dan wel via subregionale samenwerking, vorm te geven. Daarbij zijn er een
aantal thema's, waarbij we als 21 gemeenten elkaar nodig hebben om de gewenste veranderingen
te kunnen realiseren. Die thema's komen voort de visie en ambities van '21 voor de jeugd' en
vormen de agendapunten voor het komend jaar. De thema's zijn in de voorgaande hoofdstukken
genoemd, de wijze van samenwerking wordt in paragraaf 5.5 verder uitgewerkt. Samenwerking op
inkoop gaat, behalve het inkoopproces, uiteindelijk om het realiseren van geïntegreerde en
flexibele zorg die aansluit op de lokale behoefte en op de lokale zorg.
De thema’s Veiligheid en de garantie dat er bij crisissituaties altijd onmiddellijk deskundige hulp
beschikbaar is, vergen een regionale aanpak. . Veranderingen in de zorg voor jeugd staan niet op
zichzelf maar lopen parallel met gelijksoortige processen op aanpalende terreinen. Over een aantal
zaken is behalve lokale samenwerking, ook op regionaal niveau afstemming De noodzaak voor
regionale uitvoering bestaat voor cruciale taken zoals Veilig Thuis en Spoedeisende Zorg alsmede
de regionale samenwerking op het gebied van jeugdbescherming. Tenslotte is regionale
afstemming nodig met regionale partners in het sociaal domein.
Om de regionale samenwerking op het gebied van jeugdzorg vorm te geven heeft de regio gekozen
voor voortzetting van de structuur waarbij het Portefeuillehouders Overleg Jeugd (POHO) en de
Stuurgroep Jeugd als vertegenwoordigend orgaan de regionale samenwerking een bestuurlijke
invulling geven. Het POHO en de Stuurgroep als dagelijks bestuur monitort en houdt bestuurlijk
toezicht op de uitvoering van de bovenlokale jeugdhulptaken. Het opdrachtgever schap voor de
uitvoering van de bovenlokale jeugdhulptaken is hiermee voor 2015 belegd. Hier ligt geen formele
juridische structuur onder.
22
Voor de uitvoering van de inkoop van (bovenlokale) jeugdhulp is in de regio middels een Dienst
Verlenings- en samenwerkingsovereenkomst (DVO) belegd bij de gemeente Eindhoven voor de
jaren 2015 en 2016.
Regionaal is er ambtelijk overleg in het Ambtelijk Overleg Zuidoost (AO) en het A-Team (als
vertegenwoordigend orgaan). Hier worden de regionale taken en opgaven ambtelijk afgestemd en
aangestuurd. Een onafhankelijk regionaal projectleider is aangesteld om in de positie van ambtelijk
secretaris van het POHO en de Stuurgroep Jeugd en voorzitter van het Ambtelijk Overleg en A-
Team er voor te zorgen, dat de gestelde projectdoelen zoals vastgesteld in onderliggend werkplan
gehaald worden.
Doelstellingen en benodigde randvoorwaarden
De samenwerking tussen 21 gemeenten, met daarin 6 subregio’s, twee centrumgemeenten,
waarvan één tevens optreedt als uitvoerder van de inkoop, is een complexe aangelegenheid.
In de afgelopen periode is gebleken hoe belangrijk een professionele uitrusting van de deze
samenwerking is. In de aanloopfase naar de regionale inkoop is duidelijk geworden dat hapering in
de communicatie en onduidelijkheden in taakverdeling en verantwoordelijkheid snel kan leiden tot
verwarring, vertraging en veel extra inspanningen (beleidscapaciteit). De financiële en inhoudelijke
risico’s die een niet professioneel ingerichte regionale samenwerking met zich mee kan brengen,
komen voort uit onvoldoende sturing op prijs, kwaliteit, volume en innovatie van specialistische
zorg en het onvoldoende benutten van de kansen die zich hier voordoen. Een soepele schakeling
tussen gemeentelijk beleid, sub regionale samenwerking, regionale samenwerking, inkoop en
transformatie vergt stevige project aansturing die over voldoende slagkracht en bevoegdheden
beschikt om de gestelde doelen gerealiseerd te krijgen.
Om deze structuur in de praktijk goed te kunnen laten functioneren is in 2015 in ieder geval nodig
een sterk regionaal ambtelijk team onder leiding van een onafhankelijke regionale projectleider
met adequate secretariële ondersteuning.
Bovendien zal het jaar 2015 zal als overgangsjaar benut worden om te onderzoeken op welke wijze
de structuur van samenwerking en het overleg over jeugdhulp in de regio kan worden voortgezet
en juridisch/organisatorisch duurzaam kan worden geborgd na 2015.
23
Opdrachtgeverschap
Namens de regio is wethouder Visscher, gemeente Eindhoven, voorzitter van het POHO overleg en
de Stuurgroep Jeugd. Namens deze treedt de voorzitter op als aanspreekpunt/woordvoerder van
de regionale samenwerking tussen de 21 gemeenten in ZO Brabant.
Namens de regio is wethouder Tindemans, gemeente Valkenswaard, gevraagd om als bestuurlijk
trekker de regionale werkagenda 21 voor de jeugd en de structuur van het regionaal overleg aan te
sturen en tot goede duurzame samenwerkingsafspraken komen voor de intergemeentelijke
samenwerking in Zuidoost Brabant. Wethouder Tindemans is hiermee het bestuurlijk
aanspreekpunt en opdrachtgever voor de regionaal projectleider 21 voor de jeugd. Ambtelijk
opdrachtgever van de regionale projectleider is belegd bij de gemeente Valkenswaard. In
onderstaand schema is het opdrachtgeverschap en de positionering van de regionaal projectleider
weergegeven.
De projectleider 21 voor de jeugd is verantwoordelijk voor:
Het ambtelijk secretariaat van het POHO en Stuurgroep overleg Zuidoost Brabant, oa. de
organisatie, het voorbereiden, het bijwonen en acties nemen naar aanleiding van
regionale bestuurlijke overleggen.
Het ambtelijk secretariaat en het voorzitten van de ambtelijke regionale overlegstructuur
(A-Team en Regionaal Ambtelijk Overleg).
Het bewaken van de op te leveren producten door de deelprojectleiders m.b.t. de
uitvoering van regionale werkagenda 2015, en zo nodig tijdig knelpunten signaleren naar
het A-Team en Stuurgroep Jeugd.
Als projectleider het tijdig aanleveren van voortgangsrapportages m.b.t. de uitvoering en
implementatie van regionale projecten zoals gedefinieerd in dit werkplan aan A-Team en
Stuurgroep Jeugd.
Het bewaken van het tijdspad, het proces en bijbehorende afstemming met interne en
externe partners.
Het aansturen en van een adequate informatievoorziening voor de regio middels
24
nieuwsbrieven of een eventuele regionale website 21voordejeugd.nl
Het uitvoeren van een onderzoek naar de verankering en eventueel ( juridische) inbedding
van de samenwerking tussen de 21 gemeenten na 1 januari 2016.
Het opleveren van een regionaal werkplan 21 voor de jeugd – 2016 in het vierde kwartaal
van 2015.
Samenwerken met cliënten en -vertegenwoordiging Afstemming regionale onderwerpen
De stelselwijziging en transformatie opgave jeugdzorg steunt op een aantal belangrijke gedachten
over de gemeente en de rol van de burger. De eerste gedachte is dat gemeenten dichter bij de
jeugdigen en ouders staan dan regio’s. Zij kunnen beter achterhalen wat de lokale gemeenschap
nodig heeft en daarop aansluiten. Zo kan jeugdzorg op maat geleverd worden. Deze nabijheid tot
de lokale gemeenschap opent bovendien de deur tot een krachtige maatschappelijke bron die
jeugdzorg niet onbenut kan laten: sociaal kapitaal, ofwel de (eigen) kracht, mogelijkheden en
netwerken van de lokale gemeenschap. De tweede gedachte is dat kwaliteitsverbetering niet
mogelijk is zonder betrokkenheid van jeugd, ouders en in het bijzonder jeugdzorgcliënten.
Betrokkenheid bij het aanpakken of voorkomen van problemen die voor de jeugdzorg in
aanmerking komen, maar ook bij de ontwikkeling van de jeugdzorg en de stelselwijziging. Door
burgers in een vroegtijdig stadium bij ontwikkelingen te betrekken, moet de jeugdzorg beter
aansluiten bij hun behoeften.
Ook in de samenwerking tussen de gemeenten in Zuidoost Brabant geldt het uitgangspunt: lokaal
wat kan. De gemeenten zelf zijn verantwoordelijk voor samenwerking met cliënten op lokaal
niveau en voor een effectieve aanpak van cliëntparticipatie of burgerparticipatie in beleid en
uitvoering. Elke gemeente in de regio organiseert dit zelf.
Voor de onderwerpen waarvoor een regionale aanpak of regionale afstemming wenselijk of vereist
is zal wel afstemming nodig zijn met een vertegenwoordiging van cliënten op het niveau van 21
gemeenten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan hulp voor een hele specifieke (kleine) doelgroep, een
regionaal gecontracteerde instelling en de regionaal op te pakken taken zoals de Crisisdienst en
Veilig Thuis.
De afgelopen jaren heeft de regio Zuidoost Brabant ook al regelmatig afgestemd met
(vertegenwoordigers) van cliënten, zoals cliëntenraden van instellingen, Zorgbelang Brabant,
Stichting de Noodkreet, ervaringsdeskundigen.
Om dit overleg een meer structurele vorm te geven zal de Stuurgroep jeugd in 2015 vier maal bij
elkaar komen met deze regionale partners om regionale onderwerpen te bespreken. Lokale of
subregionale onderwerpen worden op lokaal/subregionaal besproken waarbij ook de lokale
cliëntenorganisaties betrokken kunnen worden. Op het eerste bestuurlijke overleg worden de
thema’s benoemd die in dit overleg besproken worden. (zie mijn bovenstaande opmerking)
Het cliëntenperspectief is ook betrokken in de Coördinatiegroep Transformatie Jeugd (zie
paragraaf 5.5).
De Noodkreet
Sinds 1 januari 2015 zijn de 21 gemeenten in Zuid Oost Brabant niet alleen verantwoordelijk voor
de jeugdzorg maar ook verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning.
Dit wordt lokaal geregeld. In dit werkplan wordt echter een regionaal voorstel voorgelegd met
betrekking tot de Stichting de Noodkreet, omdat dit vraagt om samenwerking op een groter
schaalniveau.
Stichting De Noodkreet leverde met de inzet van goed opgeleide vrijwilligers specifieke
ondersteuning aan cliënten uit het gedwongen kader die vastliepen in de Jeugdzorg. Zij leverden
25
deze dienstverlening tot 1 januari 2014 als onderaannemer van Zorgbelang (provinciaal
gefinancierd voor cliëntparticipatie in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg). Er is Brabant breed
veel waardering voor de wijze waarop de Noodkreet haar doelgroep ondersteuning biedt. Voorstel
is om de Noodkreet te financieren voor het gehele jaar 2015. Voorwaarde daarbij is dat de
Noodkreet onderzoekt op welke wijze hun dienstverlening ook in het jaar 2016 geborgd zou
kunnen worden. Een samenwerking met bestaande organisaties op het gebied van Welzijn,
Jeugdzorg en/of cliëntondersteuning hebben wij daarbij voor ogen. Ook vanuit Midden Brabant en
Noord Oost Brabant vindt een vergelijkbare financiering plaats. De Noodkreet kan in haar
rapportage aangeven hoeveel cliënten uit welke gemeenten ondersteund zijn. In de tweede helft
van 2015 kan bekeken worden - op basis van hun onderzoek - hoe de positionering in 2016 er uit
zou kunnen zien.
Opdrachtgeverschap
Bestuurlijk portefeuillehouder is Wethouder De Leeuw, gemeente Helmond namens de 21
gemeenten. Ambtelijk opdrachtgever schap trekker is belegd bij de gemeente Helmond.
Benodigde middelen/begroting
Voor de afstemming op regionaal niveau zijn geen extra middelen nodig.
Voor de Noodkreet geldt dat de Stuurgroep Jeugd in december 2014 heeft
voorgesteld de stichting financieel te blijven ondersteunen voor 2015. Gemeente Helmond heeft
in opdracht van de stuurgroep reeds een voorschot betaald van € 10.000 met een vooruitzicht op
een totale bekostiging van € 50.000 voor het gehele jaar 2015.
Samenwerken en inkopen: de jeugdhulpaanbieders Verschillende jeugdzorginstellingen werken voor de gehele regio of zelfs bovenregionaal. Alle
gecontracteerde instellingen hebben te maken met de regionale afspraken die de gemeenten met
elkaar gemaakt hebben en waarvoor gemeente Eindhoven als inkooporganisatie fungeert.
Daardoor hebben al deze instellingen in meer of mindere mate te maken met de regio.
Samenwerking tussen instellingen en gemeente is daarmee niet beperkt tot individuele
gemeenten, maar zal op onderdelen ook op regionaal niveau plaatsvinden. Als gevolg van de
tijdsdruk is het afgelopen jaar de samenwerking vooral gestoeld op een organisatorische en
financiële opgave (inkoop). Hoe belangrijk deze eerste stap ook is, er is meer nodig om de doelen
van de transformatie te bereiken. Daarnaast brengt de financiële focus bij de inkoop het risico op
kwaliteitsverlies en gebrek aan innovatie mee. Vanuit de inkooprelatie tussen lokale gemeenten /
regionale inkoop ontmoeten gemeenten en instellingen elkaar als opdrachtgever en
opdrachtnemer. De transformatie vraagt om een specifieke vorm van vernieuwing in zowel denken
en handelen van alle partners. Om dit te bereiken is samenwerking en afstemming nodig, breder
dan inkoop.
Veel van de samenwerking tussen instellingen en gemeenten zal op lokaal niveau of subregionaal
niveau worden ingevuld of te maken hebben met de inkooprelatie die er tussen de gemeenten en
de gecontracteerde instellingen bestaat (zie hiervoor hoofdstuk 2). Regionaal inkopen van
jeugdhulp). Instellingen hebben benadrukt dat zij ook op regionaal bestuurlijk niveau met de
gemeenten in gesprek willen, vooral op het onderwerp transformatie.
Het voorstel is daarom dat deze bestuurders in 2015 viermaal per jaar een overleg hebben samen
met de Stuurgroep Jeugd . De bestuurders van de instellingen vertegenwoordigen de sector
(voormalig AWBZ, voormalig provinciale jeugdzorg en J-GGZ). Voorgesteld is om hier dezelfde
werkwijze te hanteren als bij het bestuurlijk overleg met de cliëntenvertegenwoordiging (zie
paragraaf 5.2)
Regionaal monitoren, leren en verbeteren Om te weten hoe de transitie is verlopen en de transformatie in gang is gezet en resultaten
26
oplevert, is het noodzakelijk te monitoren. Sommige jeugdzorgregio’s kiezen ervoor om een aantal
onderdelen regionaal te monitoren. In deze jeugdzorgregio stellen we op dit moment voor om niet
regionaal te monitoren, maar het monitoren door elke gemeente/subregio zelf te laten uitvoeren.
Dat neemt niet weg dat op onderdelen de regio wel geïnformeerd wordt over de voortgang van de
transitie en de transformatie. Dit gebeurt op verschillende manieren:
Er vindt een regionale evaluatie plaats van het DVO en de inkoopprocessen over het inkoopproces
2015 en er wordt afstemming met stuurgroep en A-team gezocht over het inkoopproces 2016. De
inkooporganisatie Eindhoven is verantwoordelijk voor deze evaluatie (zie hoofdstuk 2).De
stuurgroep ontvangt elk kwartaal een voortgangsrapportage m.b.t. de acties en afspraken die in dit
werkplan benoemd en voorgesteld zijn, te beginnen met het 2e kwartaal 2015. Dit betreft ook de
regionaal afspraken met betrekking tot Bureau Jeugdzorg (GI), jeugdzorgplus en de tarieven en
huisvestingslasten van enkele instellingen. De stand van zaken in het eerste kwartaal 2015 is in dit
werkplan reeds omschreven.
De stuurgroep heeft aangegeven werkbezoeken te willen afleggen aan instellingen om zo in 2015
meer gevoel te krijgen bij de nieuwe jeugdhulptaken, de uitvoering en de transformatie-opgaven.
Om na te gaan hoe het transitieproces is verlopen, waar nog knelpunten of vraagstukken zijn, waar
verbetermogelijkheden zijn en waar kansen liggen voor transformatie is het idee ontstaan om
samen met de instellingen en cliëntenvertegenwoordigers op twee momenten in 2015 een
Balansdag te houden. In deze Balansdag wordt het transitieproces tot nu toe geëvalueerd en wordt
de balans opgemaakt. Ook wordt gekeken naar de toekomst, waar willen we met elkaar naar toe.
Deze Balansdagen worden op twee momenten gehouden, halverwege 2015 en eind 2015.
De Balansdagen
De balans wordt opgemaakt over
1. de ontwikkelambities die vervat zijn in het werkprogramma 2015 (deze notitie). Hoe
staat het ervoor met het uitwerken van de integrale crisisdienst, Veilig thuis etc. etc.
Liggen we op koers met onze plannen of zijn er punten waarop nog bijgestuurd moet
worden. Waar is extra of juist minder energie nodig en hoe stellen we de knoppen bij
voor de tweede helft van 2015.
2. de praktijk van de transitie. Met het vaststellen van de beleidsplannen in 2014 is de
richting bepaald van de transitie jeugdzorg. Met ingang van 1 januari 2015 moest de
winkel gaan draaien en na een half jaar kunnen we zicht krijgen of de praktijk ook zo
draait zoals we hem op papier bedacht hadden. Hoe loopt het in de diverse gemeenten,
en hoe wordt dat beleefd door organisaties, cliënten en gemeenten zelf. Aan de hand
van een gestructureerde dialoog willen kijken of we al richtingen zien voor een
werkplan 2016: met welke items moeten welke actoren aan de slag, en voor welke
items is het handig om ze te agenderen in een volgend regionaal werkplan 2016.
K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd kan en wil met de organisatie van de Balansdag aan de slag en
het A-team wordt nadrukkelijk betrokken bij de inhoudelijke voorbereiding en bemensing.
Benodigde middelen/begroting
De hier benoemde voorstellen behoeven geen extra financiële middelen, deze activiteiten passen
binnen de opdrachten die aan de regionale structuur (zie paragraaf 5.1.) zijn gegeven.
27
Samenwerken op de transformatie Anno 2015 is de transitie van de jeugdzorg een feit. Met de komst van de Jeugdwet zijn de
gemeenten vanaf 1 januari verantwoordelijk voor de uitvoering van de gehele jeugdzorg voor
kinderen, jongeren en hun ouders/verzorgers. De gemeenten in Zuidoost-Brabant zijn volop bezig
op lokaal, subregionaal en regionaal niveau met de transitie en transformatie van de jeugdzorg.
Ook hierbij is het motto: lokaal/subregionaal waar kan, regionaal waar moet.
Transformatie op diverse niveaus
Transformatie vindt, in de afstemming tussen de drie betrokken partijen: gemeenten, aanbieders
en cliënten, op verschillende manieren en verschillende niveaus plaats:
- Lokaal/subregionaal; door bijvoorbeeld nieuwe werkwijzen te introduceren waardoor het
uitgangspunt één kind één gezin één plan één regisseur vorm krijgt; het versterken van de
basisstructuur (inclusief toegang tot jeugdhulp); vormgeven van lokale participatie bij
beleidsvorming;
- Via inkoop; in de afspraken tussen gecontracteerde aanbieders en gemeenten (zowel
subregionaal als regionaal, afhankelijk van het gehanteerde cafetariamodel) is
transformatie en innovatie een belangrijk onderdeel, dat in 2015 nog verder uitgewerkt
zal worden;
- Op regionaal niveau; op een aantal onderwerpen is dit al opgepakt (zie onder meer
hoofdstukken 3 en 4 inzake de Integrale crisisdienst en Veilig Thuis). Daarnaast zijn er
echter nog andere onderwerpen waarvan nader uitgezocht moet of kan worden of dat
regionaal op te pakken transformatieonderwerpen zijn.
Regionale Coördinatiegroep Transformatie
Na een aantal bijeenkomsten in 2014 waarin gemeenten, jeugdhulpaanbieders en
cliëntenorganisaties hebben nagedacht over samenwerking en afstemming is er door genoemde
partijen een regionale coördinatiegroep transformatie jeugd in het leven geroepen. Deze bestaat
uit:
vertegenwoordigers van gemeenten (ambtelijk vertegenwoordigers uit het A-team en de
regionale projectleider),
aanbieders (vanuit drie grote instellingen voor jeugdhulp die de drie voormalige sectoren
vertegenwoordigen: AWBZ, GGZ en jeugdzorg en namens de kleine
instellingen/zelfstandigen)
en cliëntenorganisaties (Zorgbelang Brabant en een afvaardiging van het platform
cliëntenraden ZO Brabant)
De coördinatiegroep verbindt steeds de verschillende perspectieven (klant,
aanbieder/opdrachtnemer en financier/opdrachtgever) en expertise op regionaal niveau aan de
gemeenschappelijke opgave. Elke vertegenwoordigende partij heeft de verantwoordelijkheid
zorgvuldig af te stemmen met de eigen organisaties/sector. Inhoudelijk en procesmatig wordt
deze coördinatiegroep ondersteund vanuit K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd en het Nederlands
Jeugd Instituut.
De transformatie vraagt om een specifieke vorm van vernieuwing in zowel denken en handelen van
alle partners. Om dit te bereiken is samenwerking en afstemming nodig. Gemeenten zijn niet
alleen opdrachtgever en financier, maar partner in de innovatie opgave. In 2014 is het inhoudelijk
spreken over transformatie - vanwege de keuze om Europees aan te besteden - binnen het
inkoopproces dat door Eindhoven is uitgevoerd, niet aan de orde gekomen. In de subregio’s Peel
6.1 en Dommelvallei+, waar gekozen is voor bestuurlijk aanbesteden, was dit wel (meer) het geval.
De hiervoor omschreven coördinatiegroep is ontstaan mede vanuit de wens van de instellingen om
met gemeenten over transformatie na te denken. Echter ook andere motieven speelden een rol,
bijvoorbeeld de wens om de gevolgen van de transitie bestuurlijk te bespreken met gemeenten.
28
De Transformatie coördinatiegroep is vanaf november 2014 een proces gestart, dat (achteraf
gezien) niet op alle punten heeft gepast in de structuur die de 21 gemeenten rond samenwerking
en inkoop (willen) hanteren.
In eerste instantie heeft de coördinatiegroep 10 thema’s benoemd die onder aansturing van deze
groep inhoudelijk verder uitgewerkt zouden moeten worden.
Twee thema’s (crisisdienst en Veilig Thuis) worden al opgepakt binnen ’21 voor de jeugd’. Twee
andere thema’s (terugdringen bureaucratisering en monitoring) betreffen bestuurlijk te bespreken
thema’s en geen transformatiethema’s.
Eén thema (betrekken van cliënten en ouders) is een rode draad die door alle
transformatiethema’s loopt. De overige 5 thema’s zouden inhoudelijk door instellingen en
gemeenten nadere verkend kunnen worden op de transformatie –mogelijkheden. Dit zijn:
1. Afstemming en samenwerking hulpverleners/aanbieders met de toegangsteams in de
gemeenten
2. Optimaliseren van zorgketens tussen specialistische instellingen, gericht op 24-uurszorg en
behandeling
3. Optimaliseren van zorgketens tussen specialistische instellingen, gericht op de
dagbehandeling
4. Realisatie van transformatie met behulp van de mogelijkheden van E-health
5. Realisatie van een doorlopende lijn tussen 18- en 18+
In de coördinatiegroep is geconstateerd dat het wenselijk is om vanuit instellingen en cliënten
werkgroepen in te stellen om te kunnen komen tot een verdieping van deze thema’s. Deze
werkgroepen moeten dicht(er)bij de werkvloer staan (dus niet op bestuursniveau bemenst). Op 21
april 2015 wordt een werkbijeenkomst georganiseerd om deze thema’s inhoudelijk verder te
bespreken. Het is de bedoeling van de coördinatiegroep dat er vervolgens 5 werkgroepen rond de
thema’s ontstaan.
Het heeft de gemeenten (ambtelijk en bestuurlijk) de nodige tijd gekost om na te gaan wat de
positionering van en opdrachtverlening aan deze coördinatiegroep zou moeten zijn. Daarnaast
wordt het voor gemeenten steeds duidelijker op welke manier men binnen het inkoopproces de
afstemming met instellingen vorm wil geven.
Met betrekking tot de doorontwikkeling tot deze coördinatiegroep, de werkgroepen en het reeds
verlopen proces stellen we het volgende vast:
Het is van belang de input vanuit de werkgroepen en de werkwijze goed in te bedden in de
regionale structuur die gemeenten met elkaar hebben afgesproken. Met name (bestaande en nog
op te richten) dialoogtafels en werkgroepen in het kader van de regionale én subregionale inkoop
kunnen de passende plek worden om met elkaar vorm en inhoud te geven aan de transformatie.
De huidige coördinatiegroep transformatie kan zich dan doorontwikkelen tot een regionale
dialoogtafel waar gemeenten en partners met elkaar in gesprek gaan over, en voorstellen
uitwerken voor, de transformatie jeugdhulp.
Gemeenten zijn bij de werkgroepen die na 21 april ontstaan, voorlopig ambtelijk betrokken bij het
proces om de aansluiting met de gemeentelijke processen te verzorgen tot de coördinatiegroep en
de werkgroepen in de regionale structuur ingebed zijn.
Zoals in paragraaf 5.3 al is gemeld, vindt bestuurlijke ontmoeting tussen de instellingen en
gemeenten plaats binnen de stuurgroep Jeugd en niet langer aan deze coördinatiegroeptafel. In de
coördinatiegroep zitten daarom geen bestuurlijk vertegenwoordigers van de drie voormalige
sectoren (AWBZ,J-GGZ en provinciale jeugdzorg) meer.
Organisatie en Verantwoordelijkheden
Bestuurlijk portefeuillehouder is wethouder Visscher, gemeente Eindhoven namens de 21
29
gemeenten. Vanuit de gemeenten nemen ambtenaren vanuit het A-Team deel aan de
transformatie coördinatiegroep, gemeente Veldhoven is hierin ambtelijk trekker.
Benodigde middelen/begroting
Dit voorstel heeft nu nog geen specifieke financiële consequenties. Mogelijk volgen er uit de
transformatieagenda wel voorstellen met financiële consequenties, waar dan nog over besloten
moet worden.
Regionale informatievoorziening Regionaal is er behoefte om informatie efficiënt en goed uit te kunnen wisselen. Hierbij gaat het
over uitwisseling van relevante informatie tussen gemeenten onderling, informatie tussen de
samenwerkende gemeenten als regio en jeugdzorgaanbieders en haar professionals. Informatie
voor cliënten is beschikbaar bij de lokale informatievoorzieningen per gemeente, hierbij is het wel
van belang om middels de regionale informatievoorziening direct te kunnen doorgeleiden naar de
lokale voorzieningen.
De afgelopen jaren in deze behoefte voorzien middels webpagina’s op de SRE site. Vanwege het
wegvallen van WGR+ regeling en het SRE zal de regio opnieuw deze informatievoorziening moeten
inrichten om tot optimale regionale informatie-uitwisseling te komen. Een concreet plan hiervoor
wordt in het eerste kwartaal van 2015 voorgelegd aan het regionaal ambtelijk team en de
stuurgroep Jeugd. Op de regionale begroting is binnen de organisatiekosten rekening gehouden
met eventuele kosten. Een definitief go/no go moment zal worden gegeven door de Stuurgroep
Jeugd als het informatieplan wordt opgeleverd.
Samenvatting werkagenda: Samenwerken in de regio 2015 In dit hoofdstuk zijn diverse voorstellen en actiepunten benoemd per paragraaf. Voor het
overzicht volgt hier een samenvatting van de actiepunten. In het hoofdstuk 7 komt de planning
van deze punten aan bod.
In 2015 zal er een regionaal voorstel worden uitgewerkt om de samenwerking op jeugd
(eventueel op het brede niveau van het sociaal domein) tussen de 21 gemeenten
opnieuw met elkaar vast stellen en te verankeren.
De Stuurgroep jeugd zal in 2015 vier maal bij elkaar komen met cliënten organisaties
Stichting de Noodkreet zal in 2015 gevraagd worden om als onafhankelijke stichting te
adviseren, bemiddelen en ouders en kinderen te ondersteunen in vastgelopen casussen
binnen de jeugdhulpverlening.
Regionaal monitoren, leren en verbeteren is van meerwaarde voor verbetering
jeugdstelsel en beleid in de regio. Halverwege en eind 2015 zullen er een regionale
balansdagen worden georganiseerd. Cliënten, instellingen en gemeenten ontmoeten
elkaar om met elkaar hierin om de balans op te maken.
In 2015 werkbezoeken ingepland worden om op locatie te monitoren hoe de
transformatie zijn beslag krijgt in de zorg voor jeugd regio zuidoost Brabant.
De Coördinatie groep Transformatie is de denktank waar in gezamenlijkheid (en met
behulp van werkgroepen) voorstellen rond regionale transformatiethema’s worden
voorbereid en uitgewerkt. Doordat de stuurgroep jeugd regelmatig bestuurlijk met
instellingen en cliëntenorganisaties om tafel zit, kunnen afspraken gemaakt worden over
het opdrachtgeverschap voor deze coördinatiegroep.
Planning 1
e kwartaal 2015: Akkoord met regionaal werkplan 21voordejeugd 2015 en
begroting.
2e kwartaal 2015: Organisatie ‘Balansdag 1 Jeugdstelsel’ monitoren, leren en
verbeteren.
30
2e kwartaal 2015: Regionale informatievoorziening op orde -->Website -
21voordejeugd.nl.
3e kwartaal 2015: Voorstel regionale samenwerking vanaf 2016 is gereed
3e kwartaal 2015: Werkbezoeken bestuurders regionaal
4e kwartaal 2015: Organisatie ‘Balansdag 2 Jeugdstelsel’ monitoren, leren en
verbeteren.
Uitwerking Projectbegroting Samenwerking in de regio
2015 Kosten
Projectleiding 21 voor de Jeugd Deels inzet middels K2
gesubsidieerde uren
800 uren
Aanvullende kosten 85.000
Secretariële ondersteuning
regionaal
Inzet door MRE uit
frictiekosten SRE
300 uren
Organisatiekosten Regionale bijeenkomsten
activiteiten,
informatievoorziening
20.000
Totale raming 105.000
Clientondersteuning Subsidie Stichting de
Noodkreet
50.000
Het POHO en Stuurgroep jeugd heeft eind 2014 voor 2015 de overlegstructuur Jeugd
vastgesteld, er behoefte aan een onafhankelijke projectleider om de regionale
overlegtafel als ambtelijk secretaris en samenwerking en regionale projecten als
projectleider aan te sturen. Op basis van het takenpakket een benodigde inzet nodig voor
de regionaal projectleider van gemiddeld 3,5 dag per week in 2015. Het K2 Brabant
Kenniscentrum Jeugd heeft vanuit haar provinciale subsidie 800 werkbare uren hiervoor
beschikbaar gesteld. Voor de overige benodigde uren is in dit werkplan een maximaal
budget geraamd dat op basis van werkelijke inzet beschikbaar is voor het regionaal
aansturen van de samenwerking en inhoudelijke regionale projecten 21 voor de Jeugd
zoals vastgesteld in dit werkplan.
Het MRE (voormalig SRE) stelt voor de regio in het kader van overgang en frictiekosten
secretariële ondersteuning ter beschikking aan de regionaal projectleider.
In de regionale samenwerking is een bescheiden budget nodig voor de organisatie,
facilitering en uitvoering van regionale activiteiten/bijeenkomsten, het inrichten van een
regionale informatievoorziening (bijvoorbeeld: website 21voor de jeugd).
31
6. Regionale begroting werkplan 21 voor de Jeugd - 2015
De totale kosten voor de regio Zuidoost Brabant voor de uitvoering van de opgaven zijn
€ 523.033,-. Deze kosten hebben vooral betrekking op de inrichting van een integrale crisisdienst
en samenwerken op veiligheid. Hiervoor zijn conform eerder vastgestelde opdrachten twee
kwartiermakers aangesteld. Daarnaast zijn er kosten verbonden aan de regionale
samenwerkingsstructuur waarvoor een projectleider wordt ingehuurd. Er zijn geen kosten voor
de opgave regionaal inkopen van jeugdzorg, omdat deze door middel van de DVO al zijn
vastgesteld.
De verdeling van de kosten over de 21 gemeenten vindt plaats op basis van het aantal inwoners
(peildatum 1 januari 2014) per gemeente ten opzichte van het aantal inwoners in de regio.
Hiervoor is gekozen omdat de opgaven veelal niet alleen jeugdigen betreffen, maar alle inwoners
van de gemeenten in de regio.
In onderstaand overzicht zijn de projectbegrotingen zoals beschreven en onderbouwd in dit
werkplan per hoofdstuk bij elkaar gebracht. Vervolgens zijn deze kosten op basis van aantal
inwoners uitgesplitst per gemeente.
Bij de regionale opgaves is steeds aangegeven waar het opdrachtgever schap voor de
betreffende opgave is belegd. Zij treden ook op als budgethouder namens de 21 gemeenten
zorgen ervoor dat het budget wordt beheerd en op basis van werkelijke bestedingen wordt
doorbelast aan de 21 gemeenten.
Tabel 1: Kosten regionale projecten
Opgave Deelproject Begroting Budgethouder
namens de
regio
1. Regionaal inkopen
van Jeugdzorg
Middels
DVO geregeld
Gemeente
Eindhoven
2. Komen tot
regionale
Crisisdienst
€ 101.000,- Gemeente
Best
3. Samenwerken op
Veiligheid
Projectbegroting
Veilig Thuis
€ 225.000,- Gemeente
Helmond
Casusoverleg
Bescherming
€ 42.033,- Gemeente
Eindhoven
4. Samenwerken in
de regio
(Intergemeentelijke)
samenwerking en
informatievoorziening
€ 105.000,- Gemeente
Valkenswaard
Subsidie Stichting de
Noodkreet
€ 50.000,- Gemeente
Helmond
TOTAAL
€ 523.033,-
32
Tabel 2: Verdeling kosten over regiogemeenten naar regionale projecten (BH= Budgethouder namens de regio)
Gemeenten ZO
Brabant
# inwoners
(CBS
1/1/2014)
% van
totaal
Regionale Crisisdienst
BH = Gem. Best
Veilig Thuis
BH = Gem.
Eindhoven
COB
BH = Gem. Eindhoven Samenwerking
21 voor de Jeugd
BH = Valkenswaard
Stichting De
Noodkreet
BH = Gem. Helmond
Totaal
Asten 16440 2,2 2.222,00 4.950,00 924,73 2.310,00 1.100,00 11.506,73
Bergeijk 18256 2,4 2.424,00 5.400,00 1.008,79 2.520,00 1.200,00 12.552,79
Best 28617 3,8 3.838,00 8.550,00 1.597,25 3.990,00 1900 19.875,25
Bladel 19834 2,7 2.727,00 6.075,00 1.134,89 2.835,00 1350 14.121,89
Cranendonck 20344 2,7 2.727,00 6.075,00 1.134,89 2.835,00 1350 14.121,89
Deurne 31659 4,2 4.242,00 9.450,00 1.765,39 4.410,00 2100 21.967,39
Eersel 18183 2,4 2.424,00 5.400,00 1.008,79 2.520,00 1.200,00 12.552,79
Eindhoven 220920 29,6 29.896,00 66.600,00 12.441,77 31.080,00 14.800,00 154.817,77
Geldrop-Mierlo 38854 5,2 5.252,00 11.700,00 2.185,72 5.460,00 2.600,00 27.197,72
Gemert-Bakel 29315 3,9 3.939,00 8.775,00 1.639,29 4.095,00 1.950,00 20.398,29
Heeze-Leende 15353 2,1 2.121,00 4.725,00 882,69 2.205,00 1.050,00 10.983,69
Helmond 89256 11,9 12.019,00 26.775,00 5.001,93 12.495,00 5.950,00 62.240,93
Laarbeek 21802 2,9 2.929,00 6.525,00 1218,95 3.045,00 1.450,00 15.167,95
Nuenen 22620 3 3.030,00 6.750,00 1.260,99 3.150,00 1.500,00 15.690,99
Oirschot 17980 2,4 2.424,00 5.400,00 1.008,79 2.520,00 1.200,00 12.552,79
Reusel de Mierden 12713 1,7 1.717,00 3.825,00 714,56 1.785,00 850 8.891,56
Someren 18690 2,5 2.525,00 5.625,00 1050,8 2.625,00 1.250,00 13.075,80
Son en Breugel 16235 2,2 2.222,00 4.950,00 924,33 2.310,00 1.100,00 11.506,33
Valkenswaard 30335 4,1 4.141,00 9.225,00 1723,35 4.305,00 2.050,00 21.444,35
Veldhoven 44155 5,9 5.959,00 13.275,00 2.479,94 6.195,00 2.950,00 30.858,94
Waalre 16765 2,2 2.222,00 4.950,00 924,73 2.310,00 1.100,00 11.506,73
748326 100 101.000 225.000 42.033 105.000 50.000 523.033
33
7 Jaarplanning Regionaal werkplan 2015 21 voor de Jeugd
Jaarplanning 2015
OPGAVEN Resultaten 1ste kwartaal 2015 2de kwartaal 2015 3de kwartaal 2015 4de kwartaal 2015 2016
Naar Colleges
B&W
1. Inkoop Tweede aanbestedingstraject
is afgerond
De visie en strategie zijn
bestuurlijk vastgesteld door
de Stuurgroep Jeugd
Aanbestedingstraject voor
2016 is afgerond
Ja
1. Regionale crisisdienst
Operationalisering
Spoed4Jeugd
Uitbreiding naar doelgroep
18-23 jarigen
(“oefenlaboratorium”)
Evaluatie
oefenlaboratorium
Onderzoek naar de
haalbaarheid van een
regionale crisisdienst voor
alle leeftijden voorgelegd aan
Stuurgroep Jeugd en 21
gemeenten
Ja
Implementatieplan voor een
integrale crisisdienst is
vastgesteld en wordt
uitgevoerd
2. Veiligheid a) Regiovisie “Aanpak geweld
34
Jaarplanning 2015
OPGAVEN Resultaten 1ste kwartaal 2015 2de kwartaal 2015 3de kwartaal 2015 4de kwartaal 2015 2016
Naar Colleges
B&W
a) Aanpak huiselijk
geweld en
kindermishandeli
ng
b) Veilig thuis
c) Raad voor de
kinderbeschermin
g
in huiselijke kring en
kindermishandeling” in
concept gereed
Regiovisie “Aanpak geweld in
huiselijke kring en
kindermishandeling” is
bestuurlijk vastgesteld
Ja
Uitvoering regiovisie
Evaluatie regiovisie
b) Advies over positionering
Veilig thuis en plan
voorbereiding overdracht
Aansluiting integrale
crisisdienst
Verbinding en
samenwerkingsafspraken met
lokale teams en
ketenpartners
Besluit over definitieve
positionering van Veilig Thuis
en organisatorisch model per
2016
Ja (voor 1 juli
2015)
c) Samenwerkingsprotocol
tussen de 21 gemeenten en
de Raad voor de
Kinderbescherming is
vastgesteld
Ja
Uitwerking
35
Jaarplanning 2015
OPGAVEN Resultaten 1ste kwartaal 2015 2de kwartaal 2015 3de kwartaal 2015 4de kwartaal 2015 2016
Naar Colleges
B&W
samenwerkingsprotocol
Certificering BJZ (naar
verwachting)
Evaluatie
samenwerkingsprotocol
3. Samenwerken in de
regio
De 21 Colleges B&W zijn
akkoord met de voorstellen
uit het regionale werkplan 21
voor de jeugd 2015 en
bijbehorende begroting
Ja
Voorstel voor de regionale
samenwerking op jeugd vanaf
2016
Ja
In het kader van monitoren,
leren en verbeteren zijn twee
balansdagen georganiseerd
Wethouders zijn op
werkbezoek geweest bij
instellingen en
cliëntenorganisaties in het
kader van monitoren en
ontmoeten
De regionale website 21 voor
de jeugd.nl is vernieuwd
Regionale Coördinatiegroep
transformatie Jeugd is
samengesteld
Voorstel voor regionale
36
Jaarplanning 2015
OPGAVEN Resultaten 1ste kwartaal 2015 2de kwartaal 2015 3de kwartaal 2015 4de kwartaal 2015 2016
Naar Colleges
B&W
ontwikkelagenda
Uitwerking in werkgroepen
37