Liefdevol oog en open oor

23
HANDBOEK PASTORAAT in de christelijke gemeente Liefdevol oog en open oor Onder redactie van DR. H.C. VAN DER MEULEN Boekencentrum

description

Een fragment

Transcript of Liefdevol oog en open oor

Page 1: Liefdevol oog en open oor

HANDBOEK PASTORAAT in de christelijke gemeente

Liefdevol oog en

open oor

Onder redactie vanDR. H.C. VAN DER MEULEN

Boekencentrum

H.C. van der Meulen (red.)

Liefdevol oogen open oor

www.boekencentrum.n l

Door de complexiteit en de snelheid van onze samen-

leving hebben steeds meer mensen moeite overeind

te blijven. Dat maakt het pastoraat binnen de kerk tot

een van de omvangrijkste werkterreinen, waardoor

voortdurend toerusting nodig is.

Dit handboek pastoraat is een onmisbaar naslagwerk voor

iedereen die werkzaam is in het pastoraat, vrijwillig en

professioneel. Het biedt een gedegen visie op pastoraat en

beantwoordt de algemene vragen rond pastoraat. Daarna

komen de persoon van de pastor, het bezoek, het gesprek

en de plaats van de Bijbel aan de orde. Het tweede deel

gaat in op allerlei vormen van pastoraat, zoals voor zieken,

jongeren, ouderen, rouwenden, verslaafden. Ook zijn er

hoofdstukken over pastoraat rond doop en avondmaal en

over contextueel pastoraat en ethiek in het pastoraat.

Het boek is steeds praktisch en informatief, waardoor het

een waardevol instrument is bij het toerusten van ambts -

dragers en pastorale werkers.

Aan dit boek werkten mee: dr. A. Baars, dr. J.C. Borst, dr. F.G. Immink,

dr. E.S. Klein Kranenburg, drs. M.A.Th. van der Kooi-Dijkstra,

dr. H.C. van der Meulen, dr. A. Noordegraaf, dr. M.J. Paul, ds. L. Romein,

drs. M.A. de Ronde, dr. W.H. Velema, drs. L.M. Vreugdenhil,

drs. N.C. van der Voet. De eindredactie was in handen van

dr. H.C. van der Meulen, docent Praktische Theologie (pastoraat en

homiletiek) aan de Protestantse Theologische Universiteit (vestiging Utrecht).

9 7 8 9 0 2 3 9 2 4 5 0 0

ISBN 978-90-239-2450-0

NUR 711

Liefdevol oog Plano 22-12-2009 12:11 Pagina 1

Page 2: Liefdevol oog en open oor
Page 3: Liefdevol oog en open oor

Liefdevol oog en open oor

Handboek pastoraat in dechristelijke gemeente

Onder redactie vandr. H.C. van der Meulen

Vierde herziene druk

Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer

Page 4: Liefdevol oog en open oor

www.uitgeverijboekencentrum.nl

Vierde herziene druk 2010

Ontwerp omslag: Mulder van Meurs, Amsterdam

ISBN 978 90 239 2450 0NUR 711

© 1999 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Page 5: Liefdevol oog en open oor

5

Inhoud

Woord vooraf 7

Hoofdstuk I‘Zeggen dat er een Herder is’ – over de vraag: wat is pastoraat?H.C. van der Meulen 11

Hoofdstuk IIOmzien naar elkaar – de pastorale gemeenteA. Noordegraaf 36

Hoofdstuk IIITussen mogelijkheden en grenzen – de pastorale werkerA. Baars 57

Hoofdstuk IVVan hart tot hart – het bezoekA. Baars 71

Hoofdstuk VVerstaan en helpen verstaan – het pastorale gesprekM.A. de Ronde 98

Hoofdstuk VITussen verzet en overgave – pastoraat aan zieke mensenM.J. Paul 125

Hoofdstuk VIIGeschapen voor elkaars geluk – pastoraat rond huwelijk enseksualiteitL.M. Vreugdenhil 151

Hoofdstuk VIIIGeborgenheid en uitzicht – pastoraat bij rouwM.A.Th. van der Kooi-Dijkstra 182

Page 6: Liefdevol oog en open oor

6

Hoofdstuk IXSpeciale vormen van pastoraat 2091 Kans en gevaar – crisispastoraat M.A.Th. van der Kooi-Dijkstra 2112 Op weg door het leven – jeugdpastoraat N.C. van der Voet 2183 Zolang hun de dagen geschonken worden – ouderenpastoraat L. Romein 2264 Mogelijkheden en grenzen – gehandicaptenpastoraat F.G. Immink 2355 Verraden vertrouwen – pastorale zorg bij incest J.C. Borst 2486 ‘Ik kan niet anders…’ – pastoraat rond verslaving J.C. Borst 2617 Een losprijs voor velen – verzoeningspastoraat N.C. van der Voet 2758 Betekend en verzegeld – pastoraat rond de doop H.C. van der Meulen 2829 Tafel van de gemeenschap – pastoraat rondom het Heilig Avondmaal A. Noordegraaf 294

Hoofdstuk X‘Wordt vervuld met de Geest’ – spiritualiteit en ethiek in hetpastoraatW.H. Velema 303

Hoofdstuk XISamen in de Naam van Jezus – Bijbel en gebed in het pastoraatE.S. Klein Kranenburg 320

Hoofdstuk XII'Geen mens is een eiland' – over verband en verbinding in het pastoraat H.C. van der Meulen 334

Personalia 349

Uitgebreide inhoudsopgave 351

inhoud

Page 7: Liefdevol oog en open oor

7

Woord vooraf

Dit handboek gaat over het pastoraat, dat in en vanuit de gemeente wordt gedaan. Centraal staan hier de herderlijke zorg, die in verbon-

denheid met de gemeente, en het bezoekwerk, dat namens de kerk wordt verricht. Door ambtsdragers en vrijwilligers. Natuurlijk is er in de gemeente ook de wederzijdse vertroosting, die leden aan elkaar mogen geven. Niet aan enkelingen of aan bepaalde groepen, maar aan de gemeente is de pas-torale opdracht toevertrouwd. Gehoor gevend aan het woord van haar Her-der vervult zij deze taak. Maar binnen de gemeente zijn ambtsdragers en vrijwilligers in het bijzonder werkzaam in de pastorale zorg. In dit boek is de blik gericht op het pastoraat, dat door hen mag worden gedaan. Tot hen behoren mannen en vrouwen. Over de zaak van ‘de vrouw in het ambt’ wordt binnen de kerken, die zich verbonden weten met het gereformeerd belijden, verschillend gedacht. Maar gemeenschappelijk is het besef, dat de genadegaven aan mannen en vrouwen worden toevertrouwd. Niet het minst in het pastoraat is het van belang, dat op onderscheiden wijze beiden medewerken tot opbouw van de gemeente en tot troost van mensen. Vandaar, dat we willen opmerken, dat, waar in dit handboek gesproken wordt van ‘hij’, ook ‘zij’ kan worden gele-zen. Dat geldt ook van het woord ‘pastor’, dat we in ruime zin opvatten. Ook al hechten wij aan het onderscheid tussen het algemene en het bijzondere ambt, toch willen we benadrukken, dat pastorale zorg in onze tijd alleen in samenwerking tussen ambtsdragers, pastorale werkers en vrijwilligers goed kan worden gedaan. Veelkleurig is niet alleen de cultuur, waarin wij leven, maar ook de ge-meente, die we dienen. Veelkleurig is reeds het leven van de mens(en), bij wie we op bezoek gaan. Veelkleurig is ook het pastorale werk. Daarvan legt dit handboek ook getuigenis af. Veelkleurig is ook het gezelschap mede-werkers, die ieder op zijn of haar eigen wijze een bijdrage hebben geleverd. De lezer zal merken, dat de auteurs, die in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en in gemeenschap met de belijdenis der vaderen hebben geschreven, eigen accenten zetten. Dit handboek verschijnt, als we staan op de drempel van een nieuwe eeuw en een nieuw millennium, dat weliswaar formeel in 2001, maar voor het gevoel van veel mensen al op 1 januari 2000 begint. Wat de toekomst ons zal brengen, weten we niet. Wel mogen wij weten, dat de toekomst van

Page 8: Liefdevol oog en open oor

ons leven in des Heren hand ligt. De gemeente van Christus is advents -gemeente. Delend in de aan Israël geschonken verwachting strekt zij zich uit naar de toekomst des Heren. Dit kwalificeert het pastoraat wezenlijk tot een hoopgevend werk. De titel van het handboek is ontleend aan een gedicht van Michel van der Plas, waarin deze het beeld van een goede pastor tekent. De eerste twee coupletten luiden:

De goede herder zit niet in de staltussen de schatten van zijn zekerheiden op de kussens van de wet. Hij weidtzijn schapen en hij volgt ze in het dal.

Hij leest ze niet uit de wetsrollen voor,zetelend, door de open deur. Hij slaatze niet, met strenge stem en staf, hij gaatze na, liefdevol oog en open oor.

Bij de vierde, herziene drukHet is verheugend, dat een vierde druk van dit handboek nodig is. Het blijkt in een behoefte te voorzien. De herziening betreft, behalve het wegwerken van enige schoonheidsfoutjes, vooral de drie volgende onderdelen. Er is in het eerste hoofdstuk een aparte paragraaf gewijd aan het charismatisch pastoraat. In de voorgaande uitgaven kreeg dit (te) summiere aandacht. Een afzonderlijk hoofdstuk over het systemisch karakter van verbanden waarin wij leven en over het ‘contextueel pastoraat’ (het familale, (inter)generatio-nele pastoraat) is nieuw toegevoegd. De literatuurlijst, die ieder hoofdstuk besluit, heeft een update ondergaan. De omvang van deze update is soms vrij groot, soms maar klein. Dit hangt samen met de beschikbare ruimte. We beseffen goed, dat dit handboek de theorie, de methoden en het werkter-rein van het pastoraat niet volledig bespreekt. Niettemin koesteren we de hoop, dat deze herziene uitgave pastores, kerkelijk werkers, ambtsdragers, vrijwilligers en belangstellende gemeenteleden voor het eerst of opnieuw van dienst zal zijn in de bezinning op en de uitoefening van de pastorale opdracht.

Twee scribenten zijn van ons heengegaan. In 2008 is dominee L. Romein overleden. Hij werd geboren in 1935 en diende na zijn theologiestudie een vijftal gemeenten: Boven-Hardixveld, Rijnsburg, Rotterdam-Centrum, Pijnacker en Zoetermeer. In 2001 overleed dominee L.M. Vreugdenhil. Hij werd in 1950 geboren en was na zijn studie theologie aan de universiteit ach-tereenvolgens predikant in Aagtekerke, Gouda, Vriezenveen en Amersfoort. Hij schreef verschillende leesbare en inhoudrijke boekjes, onder andere over het huwelijk, over discipelschap en over de doop. Ook dichtte hij meerdere

woord vooraf

8

Page 9: Liefdevol oog en open oor

9

liederen, waaronder het dooplied ‘Gij wilde U tot mij wenden’, waarvan ik hieronder het eerste couplet opneem. De gedachtenis aan beide predikanten zij ons tot zegen.

Gij wilde U tot mij wenden,Heer, lang voor ik U kendenoemde Gij reeds mijn naam;ik was niet meer verloren,maar mocht bij Jezus horenen kreeg een nieuw bestaan.

woord vooraf

Page 10: Liefdevol oog en open oor
Page 11: Liefdevol oog en open oor

11

I

‘Zeggen dat er een Herder is’

Over de vraag: wat is pastoraat?

Pastoraat is afgeleid van het woord ‘pastor’, dat ‘herder’ betekent. Het gaat in de beoefening van pastoraat om het geven van herderlijke zorg.

Maar wat verstaan we daaronder? Daarover gaan de meningen uiteen. Dit hangt samen met de theologische positie, die wordt ingenomen. De beantwoording van de vraag wat pastoraat is, heeft namelijk alles te maken met de visie die men heeft op God en mens, heil en verzoening, Woord en werkelijkheid, openbaring en ervaring, het werk van de Heilige Geest, het sacrament, kerk en wereld. Er bestaat een nauwe samenhang tussen theologie en pastoraat. Dat ontdekken we niet alleen als we allerlei pastorale literatuur lezen. Die samenhang speelt bewust of onbewust ook een rol in de praktijk van de pastorale zorg.

a. Stromingen

Er zijn velerlei stromingen binnen de pastorale theologie. Zij leggen ieder verschillende klemtonen als het gaat om de visie op God, mensbeeld, we-reldbeeld en brengen elk een eigen pastorbeeld naar voren. We noemen enige: pastoraat als verkondiging (pastorbeeld: getuige), therapeutisch pas-toraat (pastorbeeld: helper), pastoraat als presentie (pastor als vriend(in), metgezel), hermeneutisch-narratief pastoraat (pastor als tolk en gids). We behandelen hier een paar stromingen. Voor een bredere bespreking ver-wijzen we naar G. Heitink (1998, 43-85; R.R. Ganzevoort en J. Visser, 2007, 68-127).

Pastoraat als verkondigingDe vader van het ‘kerugmatisch pastoraat’ (kerugma = verkondiging, bood-schap) is de Zwitserse theoloog E. Thurneysen (1888-1974), die als collega, vriend en geestverwant sterk verbonden was met Karl Barth (1886-1968). Centraal in hun denken staat de blijde boodschap van de vrije genade van God. Voor Thurneysens visie op het pastoraat betekent dit, dat verkondi-ging en zielzorg bij elkaar horen en naar elkaar toe leiden. Het Woord, dat zondags tot de gemeente als geheel komt en dat als inhoud de vergeving der zonden in Jezus Christus heeft, wil in de zielzorg aan de enkeling persóónlijk

Page 12: Liefdevol oog en open oor

12

worden gebracht. Dit levende Woord Gods wordt via het pastorale gesprek op verschillende wijze toegepast op het leven van de gemeente leden af-zonderlijk. Dit betekent niet dat de pastor tijdens zijn bezoek een preek in zakformaat houdt. Verkondigend pastoraat bedoelt dat de boodschap van evangelie en gebod het gesprek bepaalt. Het gaat er in het gesprek uitein-delijk om dat God zelf het Woord neemt. Want dat Woord maakt de mens waarlijk vrij van alles wat hem vermoeit en belast. Daartoe is het spreken van de pastor een middel in de hand van de Geest. En zo is hij dienstbaar aan zijn gesprekspartner en helpt hij deze in het be-zien van zijn leven in het licht van het evangelie. De dienst van de pastor bestaat dan hierin, dat hij heenwijst naar God, die in Christus verzoening heeft aangebracht en die het hart van de zondaar zoekt (terug) te winnen. Centraal in alle pastoraat staat dan ook de bede om de werking van de Geest, die zowel de mond van degene die spreekt als het oor van degene die luis-tert, moet openen. De positie van de pastor is daarom ook een afhankelijke. Ze wordt bepaald door het gebed. Thurneysen kan zelfs zeggen: ‘Zielzorg is bidden’ (1946, 166). Het gebed is niet een middel, ook niet het voornaamste middel in het pastoraat, maar het midden ervan. Waar de Geest door het Woord werkt, daar komt het tot verandering in het leven, tot het bekennen van schuld, tot opbiechten. Daar mag een mens vergeving van zonden en bevrijding uit de macht van de Boze vinden. Er vindt dan zoiets als een breuk plaats. En met die ‘breuk in het gesprek’ be-doelt Thurneysen: het gevangen zitten van de pastorant in verleden, angst, zelfverwijt, aanvechting wordt – niet door de kracht of kundigheid van de pastor, maar door de macht van het Woord – gebroken en veranderd in de vrijheid van de genade. Ik hoef niet aan mezelf overgeleverd te blijven. Ik hoef niet vastgeklonken te blijven zitten aan mijn schuld, zorgen en erva-ringen. Ik mag mezelf zien in het blijde licht van de genade van Hem, die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad. Het is van belang er hierbij op te wijzen, dat dit pastoraal gesprek bij Thurneysen geen eenrichtingverkeer is: in het pastorale gesprek, dat naar zijn gehalte een horen naar en een antwoorden op het Woord is, mogen beide gesprekspartners elkaar wederzijds tot dienaars van dit Woord wor-den (1946, 95). Later is Thurneysen steeds meer het ontmoetingskarakter van het pasto-rale gesprek gaan beklemtonen (1968, 77vv). Maar ook dan blijft het coram Deo (voor Gods aangezicht) bepalend. In het pastorale gesprek gaat het er echter niet alleen om, dat we elkaar ontmoeten, maar ‘dat wij met elkaar God ontmoeten. God wil ons binnen de ruimte van onze medemenselijkheid zijn Woord zeggen’ (81). Pastoraat is voor Thurneysen dan nog steeds verkondi-gend. Maar de inhoud die deze verkondiging heeft is breder: het thema van de vergeving der zonden is nu niet meer het alles bepalende thema, maar dat van het rijk Gods (36vv). Dit rijk maakt zielzorg tot een hoop gevende zaak. ‘Zielzorg is zielzorg, die in hoop geschiedt, of ze is geen zielzorg’ (58).

I. ZEGGEN DAT ER EEN HERDER IS

Page 13: Liefdevol oog en open oor

13

Navenant wordt ook de kring van hen, die pastorale zorg mogen ontvangen, wijder: zielzorg, die in zichzelf zielzorg aan de enkeling is, moet tegelijk ziel-zorg aan de ‘velen’ (samenleving, volken) zijn. Van daaruit krijgt pastoraat ook een politiek en missionair karakter. Over het pastoraat spreekt Thurneysen vooral theologisch. Dat wil niet zeggen dat de sociale wetenschappen voor hem geen rol spelen. Dat spelen ze wel, maar een beperkte. Wie de mens in het pastorale gesprek wil aan-spreken, heeft mensenkennis nodig. Daarom kan de zielzorg gebruik maken van de psychologie, als een hulpwetenschap, die het onderzoeken van het innerlijke leven van de mens dient. Ook moet ze luisteren naar wat psychia-trie en psychotherapie inzake het door ziekte bedreigde en gestoorde leven kunnen vertellen. Maar in haar mensvisie laat de zielzorg zich uiteindelijk leiden door het evangelie der genade (1946, 174vv). Dus ook als Thurneysen spreekt over ziekte, is voor hem de kern van het pastoraat gelegen in het spreken over de vergeving der zonden. Het gaat niet slechts om ge nezing, maar om Heil und Heilung, om heil en genezing (1968, 86). Er zit veel waardevols in Thurneysens pastorale theologie. Heitink om-schrijft dit zo: ‘Waar het in het pastoraat uiteindelijk om gaat is volstrekt gratuit en niet maakbaar. Het pastorale gesprek speelt zich in ontvankelijk-heid af “coram Deo”. Mensen ontmoeten elkaar in Gods genadige nabijheid. Daarin ligt een spiritueel en een kritisch moment. Het Woord roept ons bij onszelf vandaan. Het schept de distantie die nodig is om werkelijk tot ons-zelf te komen. Dit “tegenover” is voor mij onopgeefbaar’ (G. Heitink, 1998, 53v). Toch zijn er ook kritische vragen aan Thurneysens benadering te stellen. Wordt het hele leven en zijn verbanden niet eenzijdig onder het aspect van zonde en vergeving bezien? Treedt er zo niet een versmalling van het mens-zijn op? Is er ook niet het schepsel-zijn van de mens? Met recht wordt er in onze tijd opnieuw aandacht gevraagd voor de biecht. Deze is bij Thurneysen een centraal (aan het Woord gerelateerd) thema. Maar het pastoraat wordt niet alleen maar bepaald door ‘schuld en boete’. Er is ook de vreugde en de dankbaarheid. Er is ook de waaromvraag. Er is ook het leven met zijn ups en downs. Er is ook het verlangen naar heling en het zoeken naar zin. Er is ook de ervaring. Juist voor de ervaring, niet in het minst voor de psychische kant ervan, heeft de volgende stroming aandacht gevraagd.

Therapeutisch pastoraatMen kan zich afvragen of de benaming ‘therapeutisch’ wel helemaal recht doet aan de pastorale richting die we nu gaan behandelen. Pastoraat is toch geen therapie in een kerkelijk jasje? Het lijkt me ook terecht, dat pastor-zijn en therapeut-zijn goed worden onderscheiden. Dat is in de geschiedenis van deze stroming niet steeds gebeurd, waardoor het eigen karakter van het pastoraat vervaagde. Toch heeft deze stroming met recht naar voren willen brengen dat pastoraat het gevoelsleven van de mens serieus moet nemen

over de vraag: wat is pastoraat?

Page 14: Liefdevol oog en open oor

14

en dat het therapeutische effecten kan hebben. Op een andere manier dan de arts en de therapeut, beoogt de pastor healing (het heel worden) van de mens. Het is ook niet toevallig, dat de oorsprong van deze richting te vinden is in de pastorale arbeid in een psychiatrische inrichting. Wordt in het kerugmatisch pastoraat vanuit de verkondiging van het tot ons komende Woord gedacht, in het therapeutisch pastoraat wordt het uitgangspunt genomen in het eigene van de mens en zijn gevoelsleven. Men noemt deze stroming daarom ook wel client-centered of ‘de pastorant centraal stellend pastoraat’, omdat de gesprekspartner in het middelpunt staat. Wat de verhouding tussen God en mens betreft: een verschil met het kerugma-tisch pastoraat, waarin het onderscheid en de afstand worden beklemtoond, is, dat het therapeutisch pastoraat juist de nadruk op de verbinding van God en mens legt. De voornaamste vertegenwoordiger van deze richting is de Amerikaan Seward Hiltner (1909-1984). Theologisch staat Hiltner onder invloed van de theoloog Paul Tillich (1886-1965). Een van diens kerngedachten is: de relatie tussen geloof en leven is principieel te verstaan als corresponderend. Evangelie en situatie, geloof en cultuur, psychische ervaring en theologische kennis staan in een wederkerige verhouding. Een andere gedachte die Hiltner van Tillich overneemt, is die van ac-ceptance (aanvaarding). Voor Tillich is ‘aanvaarding’ de moderne vertolking van het leerstuk van de rechtvaardiging door het geloof. ‘Genade’ is: weten, dat je er mag zijn. Dat de onaanvaardbare mens er toch mág zijn, geeft hem de moed om te zijn, de moed om ook zélf zichzelf te aanvaarden. Volgens Tillich, die een nauw verband legt tussen psychologie en theologie, kan de theologie van de psychoanalytische methode leren wat ‘genade’ mag betekenen. Hiltner onderging niet alleen de invloed van Paul Tillich, maar ook van de psycholoog en psychotherapeut Carl R. Rogers (1902-1987). Voor Rogers is het doel van de psychotherapie niet het oplossen van iemands problemen, maar het die persoon helpen groeien, zodat hij zichzelf kan helpen. Eigenlijk is de therapeutische relatie zélf een groei-ervaring. In de mens zelf zitten namelijk krachten om te groeien naar zelfverwerkelijking. De rol van de therapeut is daarbij het scheppen van een zodanige relatie, dat de ander in zichzelf dit vermogen ontdekt om te groeien. Nodig voor het scheppen van zo’n relatie is onvoorwaardelijke aanvaarding, empathie (invoeling) en echtheid. De warmte van de aanvaarding en de afwezigheid van iedere (morele of verkondigende) dwang of persoonlijke druk van de kant van de therapeut, maken dat de cliënt zijn gevoelens, houdingen en problemen kan uiten, waardoor hij inzicht kan verwerven in zijn eigen problematiek. Om deze rol te kunnen vervullen is het nodig dat de pastor inzicht heeft in zijn eigen gevoelens en conflicten. Een pastor, die zichzelf eigenlijk niet aanvaardt, kan ook een ander moeilijk aanvaarden. ‘Zoals we onszelf beoor-delen, zullen we anderen beoordelen,’ kan Hiltner dan ook ergens zeggen.

I. ZEGGEN DAT ER EEN HERDER IS

Page 15: Liefdevol oog en open oor

15

Geïnspireerd door de gedachten van Tillich en Rogers formuleert Hiltner dan, dat pastoraal counselen de poging van een pastor is de pastorant te helpen zichzelf te helpen. Dit pastoraat beoogt dan ook het vrij maken en tot ontwikkeling brengen van de in de pastorant aanwezige krachten. Want er zit in elk mens een helende kracht Gods. ‘Dynamiek’, ‘groei’, ‘heling’, ‘zelf-ontplooiing’ zijn hier kernwoorden. Van de pastor wordt een aanvaardende, begrijpende, non-directieve (niet sturende) houding gevraagd, die hij ten dienste van deze zelfverwerkelijking stelt. Hij is als een vroedvrouw, die het nieuwe leven helpt baren. Hij is het, die de pastorant helpt zichzelf open te stellen en zelf oplossingen aan te dragen voor zijn problemen. Attitude en benaderingswijze van de pastor zijn ‘eductief’. Daarmee bedoelt Hiltner dit: ‘De pastor oefent geen dwang uit, moraliseert niet, duwt niet, leidt niet af of schrijft niet voor. In plaats daarvan probeert hij hulpbronnen aan te boren of krachten te delven die slechts dan werkzaam worden, als ze door zijn hulp in de parochiaan worden gemobiliseerd. De “eductieve” benaderingswijze impliceert een aanvaarden en begrijpen van hetgeen de parochiaan bereid is mede te delen, niet in die zin dat de pastor het met de parochiaan eens is, maar dat hij het verhaal ontvangt als materiaal dat onderzocht moet worden om tot verheldering te komen. Deze wijze van benaderen is niet passief. Ze sluit wel een veelvuldig “terugspiegelen” van de uitgesproken gevoelens in en vereist tevens dat wij vaak bespreken en opnieuw beschrijven in wat voor soort situatie wij verkeren’ (1967, 12v). Wanneer er zo een basis van ongestoorde communicatie aanwezig is, is ook een verstandig gebruik van ‘religieuze bronnen’ (Bijbel, gebed, geeste-lijke literatuur) gepast. Deze kunnen helpen het doel van het pastoraat te bereiken, namelijk het heel worden van de hele mens.

Het waardevolle van deze pastorale richting is, dat zij de gesprekspartner serieus neemt en dat zij aandacht vraagt voor de communicatieve vaardig-heden en processen in de pastorale gespreksvoering. We worden opgeroe-pen ons niet maar te bezinnen op het ‘wat’, maar vooral op het ‘hoe’ van de communicatie. Die twee mag je niet tegen elkaar uitspelen, maar het is goed te beseffen, dat het ‘hoe’ (verbaal, maar ook non-verbaal) veelzeggend is. Wat zegt de ander eigenlijk, niet alleen cognitief, maar met name ook emotioneel? Voortdurend en intens luisteren is hier het parool. Luisteren naar de gesprekspartner, maar niet minder luisteren naar jezelf en je eigen gevoelens (zie ook hoofdstuk 5). Een ander aspect van waarde is het thema van de healing. In het evangelie gaat het inderdaad niet alleen om de vergeving van zonden, maar ook om genezing en heling, herstel en nieuw leven. Er zijn echter ook hier kritische vragen te stellen. Getuigt de nadruk op het innerlijk vermogen van de mens te groeien en zichzelf te verwerkelij-ken niet van een nogal optimistische mensvisie? Gaat Hiltner uiteindelijk niet uit van een ideaal mensbeeld, namelijk het beeld van een mens, die het

over de vraag: wat is pastoraat?

Page 16: Liefdevol oog en open oor

16

leven zelf wel aan kan? Maar wordt ons dit ideaalbeeld in de harde werke-lijkheid van het bestaan (waarmee het instellingenpastoraat ons juist ook confronteert) niet uit handen geslagen? Is er niet het gevaar van een zeker activisme? (Vgl. Hiltners ontboezeming, dat hij het beter met Pelagius, dan met Augustinus zou kunnen vinden.) Is er bij Thurneysen het gevaar, dat pastoraat opgaat in verkondiging, bij Hiltner dreigt de acte van de verkondiging te worden geabsorbeerd in de pastorale relatie als zodanig. Bijbel, gebed, sacrament zijn ‘religieuze bronnen’, die kunnen worden benut. Maar krijgen ze zo nog wel de kans een eigen, van gene zijde komend licht te werpen op ’s mensen bestaan? En: vloeien wat het evangelie onder ‘vernieuwing’ verstaat en wat de psycho-therapie met ‘heelwording’ bedoelt hier niet in elkaar? (Heling = heil?) De geschiedenis van deze stroming toont inderdaad, dat het psychologische het theologische gaat overheersen. Op deze ontwikkeling komt in de zeventiger en tachtiger jaren van de vo-rige eeuw een reactie. Of beter gezegd: komen meerdere reacties. Sommigen keren zich geheel en al af van het therapeutisch model en kiezen rigoureus voor een zogenaamd ‘bijbels pastoraat’ (bijvoorbeeld het nouthetisch, dat is: vermanend pastoraat van Jay Adams, 1982), waarin vanuit de bijbel recht-streeks en vooral vermanende directieven voor het leven worden afgeleid. Veel meer bruikbaar is de inbreng van Helmut Tacke (1928-1988), die staande in de kerugmatische traditie het waardevolle van de therapeutische benade-ring wil verrekenen. Ook hij heeft fundamentele kritiek op deze benadering, die zich (te) eenzijdig richt op het bieden van levenshulp, zodat pastorale zorg zich praktisch niet meer onderscheidt van andere sociale ‘hulpverlenin-gen’. Pastoraat biedt volgens Tacke inderdaad ‘levenshulp’, maar doet dat vanuit een eigen op de bijbelse boodschap georiënteerde motivatie, namelijk langs de weg van ‘geloofshulp’. Zielzorg definieert hij als op de praktijk betrokken bemiddeling van het evangelie in de vorm van een vrij gesprek, waarin de zielzorg van God ter sprake komt. Het pastorale doel bestaat in de hulp om te geloven, zodat het geloof ‘levenshulp’ kan blijken te zijn (1975, 32). In de geest van wat Tacke voorstond, heeft E.S. Klein Kranenburg zijn proefschrift geschreven, waarin het ter sprake komen/brengen van God en zijn Woord centraal staat: dialoog kan tot ‘trialoog’ worden (1988). Iets uitgebreider bespreken we twee andere reacties: het charismatisch pastoraat en het hermeneutisch pastoraat.

Charismatisch pastoraatDeze benadering van pastoraat is niet los te zien van de opkomst en door-werking van de charismatische beweging. Terwijl er enerzijds verwantschap is met de pinksterbeweging en de evangelische beweging, onderscheidt zij zich anderzijds wezenlijk van deze. Vanaf het begin – in de jaren zeventig van de vorige eeuw – heeft zij zich als een kerkelijke vernieuwingsbeweging opgesteld, die haar aanhangers in de brede oecumene vindt. Kenmerkend is

I. ZEGGEN DAT ER EEN HERDER IS

Page 17: Liefdevol oog en open oor

17

het geloof, dat Gods Geest vandaag de dag wel anders, maar niet minder he-lend en bevrijdend actief is dan in de tijd van de eerste christenen. Vertrou-wend op deze concrete werkzaamheid van de Geest wordt een belangrijke plaats ingeruimd voor gebed, handoplegging, loflied, zegening en zalving. Er wordt bovendien sterke nadruk gelegd op de rijkdom aan gaven (charis-mata), die de verhoogde Heiland door de Geest aan zijn gemeente schenkt. Deze genadegaven zijn velerlei: van het charisma van het ambt tot dat van de dienst der genezing. Kenmerkend is dan ook de geestelijke aandacht voor het concrete en het ‘heel de mens’. Ook het ritueel (bijv. persoonlijke voorbede, biecht, zalving, zegening) krijgt hier een passende plaats. Twee thema’s behoren tot de kern van het charismatisch pastoraat: gene-zing en bevrijding. ‘Genezing’ slaat op lichamelijke en op innerlijke gene-zing. Dat sluit het werk van de medici niet uit, maar in. Bewust of onbewust is de arts een dienaar van Christus. God is niet afhankelijk van de dokter, maar wil deze in zijn dienst gebruiken. Niet tegenover, maar naast de pro-fessionele medische zorg oefent de gemeente in Christus’ naam een eigen dienst van genezing. Omdat genezing de hele mens aangaat, komt ook het tweede kernthema in het zicht: bevrijding, namelijk uit de greep van kwade machten (‘demonen’, het ‘occulte’). Het met behulp van gebed bevrijden van kwade machten vindt in allerlei vormen plaats: van een op een contact met een pastor, begeleiding door een team tot aan een bevrijdingsdienst. Laten we eerlijk zijn: er wordt door niet weinigen wat kopschuw naar deze beweging gekeken. Een calvinist is altijd bang voor dopers radicalisme en geestdrijverij. Terecht, maar de charismatische beweging brengt ook we-zenlijke zaken naar voren die de officiële kerken in theologie en praktijk vaak veronachtzaamd hebben. We kunnen denken aan het heilzame werk van vader en zoon Blumhardt. Wel liggen hier vragen, die om een goede doordenking vragen, wil men theologisch niet uitglijden en zullen mensen niet beschadigd worden. Hoe verhouden schepping en herschepping zich tot elkaar? Hoe waardeert men de medische wetenschap en welke plaats kan de dienst der genezing in relatie tot deze wetenschap hebben? Het werk van de kwade machten kan onderschat, maar ook overschat worden en zo leiden tot een dualisme, waarin de goede God en de Boze als twee gelijkwaardige krachten worden gezien en waarin de menselijke verantwoordelijkheid voor het kwaad ondergewaardeerd wordt. Hoe worden demonische machten onderkend en kunnen we ze onderscheiden van door traumatisering ont-stane psychische stoornissen? Het verbinden van het bijbelse spreken over ‘machten’ en ‘bezetenheid’ met onze huidige tijd vraagt bovendien om een hermeneutische vertaalslag, die behoedt voor fundamentalisme en bibli-cisme. Hermeneutisch wil de pastorale benadering zijn, die we nu gaan bespreken.

over de vraag: wat is pastoraat?

Page 18: Liefdevol oog en open oor

18

Hermeneutisch pastoraatMet zijn boek Pastorale zorg (1998) wil ook G. Heitink een hermeneutisch ontwerp van het pastoraal handelen bieden. Het gaat in de pastorale zorg in wezen om een ‘komen tot verstaan’. Namelijk een verstaan van Schrift en traditie aan de ene kant en van de menselijke ervaring aan de andere kant.Op deze manier wil Heitink de tegenstelling tussen kerugmatisch pastoraat en therapeutisch pastoraat overstijgen. Niet de verkondiging, noch de psy-chologie moeten eenzijdig de toon aangeven, maar theologie en psychologie moeten als gelijkwaardige partners met elkaar in gesprek zijn. Kenmer-kend voor de vertolkende benadering is juist het verbinden van de beide polen (joods-christelijke) traditie en ervaring. In een bipolaire (tweepolige) verhouding beïnvloeden openbaring en werkelijkheid, geloof en leven elkaar wederzijds. Voor deze visie weet Heitink zich door de theologie van F.D.E. Schleiermacher (1768-1834) en met name door die van H. Berkhof (1914-1995) geïnspireerd. Openbaring en ervaring zijn twee polen van een ellips. De ene pool kan niet zonder de andere worden verstaan. Hieraan moet meteen worden toegevoegd, dat Heitink deze tweepolig-heid een plaats wil geven binnen de pneumatologie (leer van de Heilige Geest). De Geest van God schakelt de mens niet uit, maar juist ín. En dat kan omgekeerd niet worden gezegd! Het werk van de Geest en het geestelijk functioneren van de mens mogen niet gescheiden, maar ook niet vermengd of verwisseld worden. Er moet sprake zijn van een kritische wisselwerking. Het heil is van God afkomstig (exclusief), maar het neemt de mens, ieder mens, de hele mens serieus (inclusief). Deze visie van de wederkerigheid van openbaring en ervaring, van theologie en psychologie doortrekt het hele handboek. ‘Hermeneutisch pastoraat bemiddelt tussen psychologische taal en theologische taal. In dit proces is de pastor tolk’ (1998, 71). Dat houdt dan ook in, dat de pastor tweetalig moet zijn. Of met een ander beeld: een pastor moet met twee oren luisteren: met ene oor naar het Verhaal van God en met het andere naar de kleine verhalen van mensen. Met het noemen van het woord ‘verhaal’ stuiten we op nog een trek, die het hermeneutisch pastoraat in het bijzonder kenmerkt: die van de narra-tiviteit (narratio = verhaal). Pastorale zorg, zo formuleert de vader van het hermeneutisch pastoraat, Charles V. Gerkin, speelt zich af tussen het verhaal van de christelijke gemeente en haar traditie enerzijds en de bijzondere le-vensverhalen van de mensen anderzijds (1997, 111). Zorg voor het verhaal van mensen in relatie tot het Verhaal van God kleurt het hele handboek van R.R. Ganzevoort en J. Visser. Uitgebreid staan zij stil bij de pastorale opdracht van het begrijpen van verhalen en het werken met verhalen (levensverhalen, bredere religieuze verhalen, bijbelverhalen). Als model van het pastorale handelen wordt gekozen voor de gelijkenis. De parabel is ‘een bij uitstek narratieve figuur waarin de werkelijkheid zoals die is, verbonden wordt met het mogelijk anders zijn van die werkelijkheid (het Koninkrijk Gods)’ (2007, 121).

I. ZEGGEN DAT ER EEN HERDER IS

Page 19: Liefdevol oog en open oor

19

Van het waardevolle van deze hermeneutische benadering noem ik een paar aspecten. Allereerst wijs ik op de poging, die hier wordt ondernomen, om inzichten van de kerugmatische en therapeutische stroming mee te ne-men en met elkaar te verbinden. Dat houdt ook in, dat theologie en sociale wetenschappen (met name de psychologie) met elkaar in gesprek worden gebracht. Het leidend beginsel van de bipolariteit dient om geloof en leven, open-baring en ervaring, Verhaal van God en levensverhaal, pneumatologie en antropologie (leer van de mens) wederzijds in een spanningsvolle verhou-ding op elkaar te betrekken. In de tweede plaats moet de centrale rol van de vertolking worden genoemd. Het hermeneutisch pastoraat heeft oog voor zin, samenhang, levensverhaal, interpretatie en interpretatiekaders. Vanaf zijn vroegste begin is de mens iemand, die de wereld in kaart brengt en interpreteert. De pastorale taak van de pastor is die van de tolk, die samen met de gesprekspartner diens persoonlijk getinte en cultureel bepaalde le-vensverhaal probeert te verstaan. Zodoende wil de hermeneutische richting recht doen aan ’s mensen biografie, die net als een schriftelijke tekst gele-zen en verstaan wil worden. Een derde aspect is, dat deze benadering een belangrijke rol voor de geloofsgemeenschap weggelegd ziet: de gemeente is draagster en hoedster van het Verhaal van God, dat in oorsprong staat opgetekend in de Bijbel, maar dat in de levens van mensen nu wil worden doorverteld. De pastor, die zelf ook een verhaal heeft en meebrengt (zijn levensverhaal), helpt bij het in gesprek brengen van Gods Verhaal en het levensverhaal van de pastorant. Ik maak een paar kritische opmerkingen. Heitink merkt zelf reeds op, dat een bipolaire positie kwetsbaar is, omdat deze óf te veel doorslaat naar de kant van de traditie óf te veel naar die van de ervaring (1998, 77). De schaduwzijde van de narratief-hermeneutische benadering is dan ook, dat de geschiedenis van het heil, van de daden Gods op de achtergrond raakt ten bate van de verhaalervaring. Maar het zijn juist de heilsdaden van God, die de grond voor het pastoraal handelen vormen. Een ander punt van kritiek is, dat in de op zichzelf terechte verbinding van pneumatologie en antropologie, de christologie (de leer over Christus’ persoon en werk) een vaag blijvende plaats inneemt. Binnen de pneumato-logie kan aan het humanum (de mens als schepsel en als kind Gods) inder-daad recht worden gedaan. De Geest schakelt de mens als méns in. Maar dat doet de Geest niet buiten Christus en zijn heilswerk om. Het eigene van het pastoraat heeft alles te maken met de vraag, hoe ik als mens in het leven deel krijg aan het heil van God in Christus. Dat eigene van het pastoraat schuilt ten diepste ‘in het “skandalon” (ergernis, vdM) van het evangelie: we komen alleen door en in een Ander tot onze volle bestemming. In een pneumatisch pastoraat moet duidelijk worden en gemáákt worden, dat we door die diepe ergernis heen moeten om echt mens te zijn, mens Góds’ (J.J. Rebel, 1981, 262). Dat betekent, aldus J.J. Rebel op diezelfde plaats, dat,

over de vraag: wat is pastoraat?

Page 20: Liefdevol oog en open oor

20

hoewel het gaat om de humanitas, we toch door de Geest, vaak pijnlijk en langdurig, door de christianitas heen moeten.

b. Eigen positie

Om in de pastorale zorg waarlijk dienstbaar te kunnen zijn aan mensen, moeten we dienstbaar zijn aan de Goede Herder. Daarom hebben wij er voor gekozen om het wezen en fundament van de herderlijke zorg te teke-nen aan de hand van het beeld van de herder. Er worden in onze tijd ook andere beelden gebruikt om het pastoraal handelen uit te drukken: dat van bondgenoot, reisgenoot, vriend(in), borg, helper, gids. Zonder deze andere beelden uit te sluiten, wordt hier gekozen voor het beeld van de herder. Daar hebben we bepaalde redenen voor. Het is een beeld, dat zich in de traditie een vaste plaats verworven heeft. De eeuwen door heeft de kerk haar zielzorgende taak herkend aan en af-gelezen uit de herdermetafoor. Het is een niet-eenzijdig, veelkleurig beeld, dat wat de andere genoemde beelden willen uitdrukken, in zich bevat. En in de derde plaats is het een bijbels beeld, dat ons brengt bij Hem om wie alle herderlijke zorg draait: de Goede Herder. Je zou kunnen zeggen: het gaat in het pastoraat om mensen, maar het draait om de Goede Herder. ‘Pastorale zorg zegt dat er een Herder is’ (H. Andriessen).

Zo kom ik tot de volgende definiëring van pastoraat: pastoraat is het onder de hoede van de Goede Herder, in gehoorzaamheid aan zijn Woord en in de kracht van de Heilige Geest binnen en vanuit de charismatische gemeente van Jezus Christus via ontmoeting, gesprek en ritueel omzien naar mensen op hun levens- en geloofsweg bin-nen de context van de samenleving.

c. Het beeld van de herder

Een misverstaan en misbruikt beeldPastoraat is afgeleid van het woord ‘pastor’, dat ‘herder’ betekent. Meestal denken wij in de kerk bij dit beeld aan de voorganger van de gemeente. En samen met de voorganger aan de ouderlingen. Zij worden dan bijgestaan door pastorale werkers en bezoekteams. En vaak denken we dan pas aan de gemeente als geheel. Maar zo hebben we toch al gauw een ‘top-down’-idee (van ‘boven’ naar ‘beneden’ gedacht). J. Jonker heeft erop gewezen, dat het herder/schapen-motief in de kerk gebruikt is ten bate van een hiërarchisch organisatiemodel, waarin de leiding (de ‘herder’) autocratische trekken aanneemt en de gemeente (de ‘kudde’) tot een volgzame, consumerende groep wordt gemaakt (J. Jonker, 19822, 27vv). Terecht merkt hij op, dat dit een verkeerd gebruik van de vergelijking is. Ook A.F. Verheule zet vraag-

I. ZEGGEN DAT ER EEN HERDER IS

Page 21: Liefdevol oog en open oor

21

tekens bij het gebruik van het herderbeeld. Volgens hem heeft de pastorale houding, die zijn oorsprong vindt in het beeld van de Goede Herder, een te ‘totalitair’ en ‘terroristisch’ karakter. Daarmee bedoelt hij te zeggen, dat er de tendens bestaat dat deze pastor zijn gesprekspartner wil laten denken en voelen conform zijn (= van de pastor) opvattingen en gevoelens. Daarom pleit hij ervoor niet uit te gaan van de positie van de ‘herder’, maar van die van het bedrukte en angstige ‘schaap’. In de ontmoeting met het ‘schaap’ leert de ‘herder’ echt wat pastoraat is. De opdracht van de herder bestaat volgens Verheule dan hierin, dat deze de wacht houdt voor de ‘terreurvrije ruimte’ in de ontmoeting, die niet gekenmerkt wordt door ‘moeten’, maar door ‘mogen’ (A.F. Verheule, 1997, 375vv). De herdermetafoor is een beeld, dat de eeuwen door in prediking en pas-torale zorg, in iconografie, lied en muziek gesproken en aangesproken heeft. Ook in onze tijd heeft het beeld niet aan betekenis ingeboet. Opvallend is ook, dat juist het woord ‘pastor’ ruime ingang heeft gevonden. Toch moeten we wel bedenken, dat het herderbeeld moderne mensen vreemd in de oren kan klinken. In onze samenleving is de herder met zijn kudde een zo goed als onbekend fenomeen geworden. Het is een ten bate van natuurbeheer gesubsidieerd verschijnsel geworden, dat wordt geassocieerd met fol klore en ‘vroeger’. Bovendien roept het woord ‘schaap’ bij ons associaties op met ‘passief’, ‘dom’, ‘volgzaam’, zoals die in de aanduiding ‘schaapachtig’ sa-menkomen. De herder is dan de grote, eenzame leider en de schapen volgen hem allemaal domweg (‘kuddegeest’). Maar wat is oorspronkelijk met dit beeld bedoeld? Voor een goede vertolking van het beeld leggen we daarom het oor te luisteren bij de Schrift. Het herdermotief speelt zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament een belangrijke rol.

Het oude TestamentIn het oude, eerst halfnomadische en later meer en meer gesettelde Israël vormde het houden van runderen, schapen en geiten een wezenlijk middel van bestaan. Om de kudden te onderhouden moest naar weidegronden worden gezocht. En die lagen niet voor het oprapen. De herders moesten er daarom met hun kudde op uit; in het droge seizoen ook wel een hele pe-riode. In het laatste geval betekende dat, dat ook ’s nachts een belangrijke taak voor de herders was weggelegd: ze moesten hun kudde beschermen tegen roofdieren. Berg en dal, groene valleien, maar ook in diepe duisternis gehulde doorgangen en onherbergzame streken kenmerkten de tocht. Be-kende herders in de Bijbel zijn Abraham, Izaak en Jakob, en natuurlijk ook David, die als jonge herder van achter de schapen tot het koningschap ge-roepen werd. Het herdermotief werd in Israël vooral ook op God toegepast (o.a. Gen. 48:15; Ps. 23; 79:13; 80:2; 100:3; Jer. 23:3; 31:10; Jes. 40:10v; 49:9v; Mi. 4:6-8; 7:14). In het geloofsleven van Israël speelt het beeld, in allerlei schakeringen

over de vraag: wat is pastoraat?

Page 22: Liefdevol oog en open oor

22

gebruikt, een wezenlijke rol. Daarvan gewagen met name de psalmen en de troostprofetie tijdens de ballingschap. God wordt geschilderd als de Herder, die aan het hoofd van zijn kudde gaat, haar leidt, haar naar de weidegronden en aan water gelegen rustplaatsen voert, haar met de herdersstaf beschermt, uit de verstrooiing (beeld voor de ballingschap) terughaalt en verzamelt. Ontroerend is ook Jesaja 40:11, ‘Hij zal als een herder zijn kudde weiden, in zijn arm de lammeren vergaderen en ze in zijn schoot dragen; de zogenden zal hij zachtkens leiden.’ Met de herdermetafoor wordt Gods trouw, zorg, leiding en bescherming beleden. Opvallend is het, dat dit beeld – anders dan bij de volken rondom – in het Oude Testament niet als koningstitel wordt gebruikt. Weliswaar ‘hoedt’ David het volk, dat zijn ‘kudde’ is, maar de titel ‘herder’ wordt vermeden. In de profetische geschriften wordt over de politieke en militaire leiders alleen in negatieve zin gesproken: ze hebben gefaald vanwege hun ongehoorzaam-heid tegenover God en hun uitbuiting van hun onderdanen. Ze zijn slechte herders gebleken, die het volk aan hun lot overlieten. In de tijd van de over Israël komende catastrofe van de ballingschap wordt dan geprofeteerd van de toekomstige messiaanse Davidszoon, die in tegenstelling tot de slechte ‘herders’ (= de leidslieden) een echte herder wezen zal. In hem zal God zélf naar zijn kudde omzien en haar weiden. Hij zal de verlorene zoeken en de afgedwaalde terughalen; Hij zal de gewonde verbinden en de zieke ver-sterken; Hij zal rechtspreken over de slechte herders (schapen, die zichzelf ten koste van de zwakke vetgemest hebben) en rechtspreken tussen het ene schaap en het andere (Ez. 34). Zo heeft de herdermetafoor ook een kritische en richtende kleur. In elk geval toont reeds het Oude Testament, dat het herderbeeld niet zozeer slaat op de positie, als wel op de dienst, de inzet en de zorg van hem, die met ‘herder’ wordt aangeduid. Wat ‘herder’ betekenen mag, wordt dui-delijk uit de liefde en de toewijding, die iemand voor de hem toevertrouwde mensen aan de dag legt.

Het Nieuwe Testament: Jezus, de Goede HerderIn het Nieuwe Testament wordt de titel ‘herder’ vooral op Jezus toegepast (Mat. 2:6; Hebr. 13:20; 1 Petr. 2:25; 5:4). Jezus zelf gebruikt dit beeld om daarmee de bedoeling van zijn zending (Mat. 15:24; Luc. 19:10; Joh. 10:2,16) en van zijn lijden en sterven (Mar. 14:27; Mat. 26:31; Joh. 10:11,15) uit te drukken. Met behulp van deze metafoor brengt Hij ook het samengebracht worden van de gemeente onder woorden en tekent hij de dag van het oordeel (Mat. 25:31vv). De woorden, die Jezus gebruikt, herinneren aan Ezechiël 34. Jezus is de Pastor Bonus (Goede Herder; Joh. 10).

I. ZEGGEN DAT ER EEN HERDER IS

Page 23: Liefdevol oog en open oor

23

d. Jezus’ pastoraat

We kunnen hier niet een volledige schildering van Jezus’ pastoraat geven, maar we willen wel een aantal belangrijke aspecten van Jezus’ herderlijke zorg noemen.1. Achter wat Jezus als de goede Herder spreekt en doet, staat de Vader, die Hem gezonden heeft. Wanneer Hij zegt: ‘Ik ben gekomen om verlorenen te zoeken’ of ‘Ik ben gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls’, dan drukt Hij daarmee uit dat Hij een opdracht gekregen heeft. Het initia-tief dat Hij neemt, is een door zijn Vader opgedragen initiatief. Zijn leven, spreken en handelen is dienst; een zoeken van wat verloren en verdwaald is geraakt. De mensen komen weliswaar ook naar Hem toe. Maar Hij is de eerste, die komt. Hij zoekt de schapen op, ‘liefdevol oog en open oor’. Hij ziet naar hen om.2. Meer dan eens vertellen de evangeliën van Jezus’ ontferming. Dat is de in-nerlijke beweging van het omzien. Als Hij de scharen ziet, die (door anderen of om welke reden ook) voortgejaagd en afgemat ronddolen als schapen die geen herder hebben (Mat. 9:36) of als Hij in een rouwstoet in Naïn een weduwe ontwaart, die haar enige zoon naar het graf moet brengen (Luc. 7:13), dan wordt Hij met ontferming bewogen.3. Het derde aspect van Jezus’ pastoraat betreft zijn persoonlijke omgang met mensen. Als de Goede Herder roept en kent Hij de schapen bij name. Jezus aan-schouwt en doorziet de scharen, maar Hij gaat persoonlijk met de mensen om, die Hij ontmoet. Zo roept Hij mensen uit de schare, roept Hij tot bekering, roept Hij tot het discipelschap. Maar in dat roepen zit geen dwang. ‘Jezus dwingt niemand. Eenmaal staat er van Hem, dat Hij iemand lief had, maar juist in dat geval moest Hij deze man onverrichter zake laten heengaan. Zijn liefde leidde er niet toe, dat Hij deze man de beslissing uit handen nam. De man ging heen en deed de beslissende stap niet (Mar. 10:21)’ (M.H. Bol-kestein, 1964, 27/28). Dat persoonlijke komt ook tot uiting in de verschillende manieren, waar-op Jezus met de mensen omgaat. Die zijn immers niet gelijk. Zo onderscheidt Jezus’ nachtelijke dialoog met Nicodemus (Joh. 3) zich van zijn gesprek overdag met de Samaritaanse vrouw bij de bron van Jakob in Sichar (Joh. 4). In het ene gesprek vertroost Hij, in een ander gesprek confronteert Hij en in weer een ander leidt Hij zijn gesprekspartner(s) dieper in, in de ver-borgenheden van het Koninkrijk. Jezus’ persoonlijke omgang vindt echter niet alleen verbaal, maar ook non-verbaal (oogcontact, gebaar, aanraking) plaats. We denken aan het feit, dat Hij maaltijd houdt. En, om nog een ander voorbeeld te noemen: het is de moeite waard de evangeliën eens na te lezen op wat zij vertellen over Jezus’ handen. Met zijn handen raakt Hij melaatsen (outcasts) aan, richt Hij zieken op, bestrijkt Hij met slijk de ogen van de blindgeborene, geeft Hij de

over de vraag: wat is pastoraat?