Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

16
Verdelen van hoeveelheden en verdelen van geld

Transcript of Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Page 1: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Verdelen van hoeveelhedenen verdelen van geld

Page 2: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Ik heb 4 ballen. De kinderen krijgen evenveel. Hoeveel krijgen ze?

4

Page 3: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Ik heb 6 ballen. De kinderen krijgen evenveel. Hoeveel krijgen ze?

6

Page 4: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

2 ballen voor 4 euroWat kost 1 bal

€4

Page 5: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

3 ballen voor 15 euroWat kost 1 bal

€15

Page 6: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Ik heb 10 potloden. De kinderen krijgen evenveel. Hoeveel krijgen ze?

10

Page 7: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Ik heb 12 ballen. De kinderen krijgen evenveel. Hoeveel krijgen ze?

12

Page 8: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Ik heb 8 boterhammen. De kinderen krijgen evenveel. Hoeveel krijgen ze?

8

Page 9: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

3 appels voor 9 euroWat kost 1 appel?

€9

Page 10: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Ik heb 8 boterhammen. De kinderen krijgen evenveel. Hoeveel krijgen ze?

8

Page 11: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Ik heb 12 ballen. De kinderen krijgen evenveel. Hoeveel krijgen ze?

12

Page 12: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Ik heb 6 potloden. De kinderen krijgen evenveel. Hoeveel krijgen ze?

6

Page 13: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

4 kasten voor 16 euroWat kost 1 kast?

€16

Page 14: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Ik heb 15 boterhammen. De kinderen krijgen evenveel. Hoeveel krijgen ze?

15

Page 15: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

3 eieren voor 12 euroWat kost 1 ei?

€12

Page 16: Les 3 a____verdelen_van_dingen_over_mensen_en_kosten

Ik heb 16 boterhammen. De kinderen krijgen evenveel. Hoeveel krijgen ze?

16