leesfragment Tot het uiterste

17
Brandilyn Collins Tot het uiterste Thriller Vertaald door Lia van Aken

description

leesfragment Tot het uiterste

Transcript of leesfragment Tot het uiterste

Brandilyn Collins

Tot het uiterste

Thriller

Vertaald door Lia van Aken

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 3 31-01-12 13:02

© Uitgeverij Voorhoeve – Utrecht, 2012Postbus 13288, 3507 LG Utrecht www.kok.nl

Oorspronkelijk verschenen onder de titel Over the Edge bij B&H Publishing Group, Nashville, Tennessee, USA.© Brandilyn Collins, 2011

Vertaling Lia van AkenOmslagontwerp Mark HesselingISBN 978 90 297 0903 3ISBN e-book 978 90 297 0904 0NUR 302/332

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a re-trieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 4 31-01-12 13:02

Voor Lyme-patiënten en hun familie,en voor de artsen die hen behandelen.

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 5 31-01-12 13:02

7

Proloog

Een visioen verloochend is een strijd verloren.Met een handomdraai werd de donkere lucht griezelig groen.

Gehurkt op het houten achterterras van het huis zette hij zijn nachtbril op. De grote struiken om de tuin werden verlicht, de dorre takken van een reusachtige eik reikten in een onwerke-lijke gloed omhoog.

Hij streek met zijn hand over een zak van zijn zwarte cargo-broek. Het flesje vormde een veelzeggende bult tegen zijn dij. Zijn vingers in de latex handschoenen sloten zich eromheen.

Hij stond op en stak in vijf lange passen het terras over. Hij bekeek het slot van de glazen schuifdeur. Niet genoeg licht. Hij schoof de nachtbril omhoog en opnieuw regeerde de duisternis. Uit een linkerzak haalde hij een kleine zaklantaarn, waarvan hij de lichtbundel op het slot richtte.

Hij was geen gewone dief. Voor zijn missie was een ingewik-kelde studie vereist geweest van vaardigheden die hij nooit ge-droomd had te zullen bezitten. Een slot open peuteren. Onop-vallend sluipen. Iemand bewusteloos maken.

Hij haalde de noodzakelijke instrumenten uit dezelfde zak. Met de zaklantaarn in zijn mond werkte hij de instrumenten in het slot en manipuleerde zoals hij geoefend had. Met een piep-kleine klik gaf het mechanisme mee.

Hij schoof de deur open.Er klonk geen alarm. Dat had hij wel geweten. In dit eli-

taire stadje, waar de Stanford University gehuisvest was, waren alarmsystemen voor de vakantie. Thuiswonende kinderen waren al snel geneigd ze af te zetten.

Hij stopte de zaklantaarn en de instrumenten weer in zijn zak.

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 7 31-01-12 13:02

8

Hij glipte het huis binnen en deed zachtjes de deur dicht. Liet zijn bril weer zakken. De grote keuken kwam glanzend in beeld. Zijn scherpe neus ving de geur van pizza op die was blijven hangen, vermengd met een spoor van ammoniak. Een schoon-maakmiddel, misschien.

Op de digitale klok van de magnetron was het 2:36 in de ochtend.

Vanwaar hij stond, kon hij door openstaande deuren naar bin-nen kijken in een zijkamer, een hal en een eetkamer.

Op de drempel naar de hal stond hij stil en reikte in de onder-ste rechterzak onder zijn knie. Op de glazen flacon die hij eruit haalde, zat een afgedekte plastic pompverstuiver. De chemische stof die erin zat, was niet geschikt voor metalen. Hij verwijderde het kapje en stopte het in zijn broekzak terug.

Met zijn vinger klaar op het pompje drong hij de hal in. Een bocht naar links en hij stond in de gang. Recht vooruit een woonkamer. Links van hem een trap. Bekleed.

Hij zette een voet in gymschoen op de onderste trede.De slaapkamers waren boven, twee in gebruik. De ene was

van de negen jaar oude Lauren. De tweede van moeder Janessa, roepnaam Jannie. Zij was alleen. Haar echtgenoot, de hoog-geachte doctor Brock McNeil, was vermoedelijk zijn feilloze kennis aan het doorgeven op een medisch symposium over de ziekte van Lyme.

Hij spande zijn kaken.Na drie treden bereikte hij een overloop. Hij sloeg links af en

hervatte zijn onhoorbare klim.Zijn hartslag versnelde. Te veel emoties vloeiden samen in dit

ogenblik; de door verdriet beheerste jaren, de angst, het uitspe-len van twee levens, en nu de adrenaline. Hij dwong zich tot kalmte. Als hij eenmaal in actie kwam, zou alles snel gaan. Hij moest zich beheersen.

Binnen een paar tellen belandde zijn voet op de laatste tree. Meteen links van hem stond een deur open. Reikhalzend keek

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 8 31-01-12 13:02

9

hij naar binnen. Een lege slaapkamer. Met een snelle blik nam hij nog drie open deuren in zich op; twee slaapkamers en een badkamer halverwege de gang. De dichte deur vlak voor hem moest een kast zijn. Hij keek de lange gang door en zag aan het eind één open deur. Dat was alles. De ouderslaapkamer, die over de hele breedte van het huis liep.

Hij sloop door naar de volgende kamer aan zijn linkerkant. Gluurde naar binnen. In de met een groene stralenkrans om-geven kamer stonden een hemelbed en een paar kasten, in een hoek zat een grote speelgoedleeuw. In het bed lag een kleine gestalte op haar rug, een arm over de dekens geslagen. Lauren. Naast haar hoofd zat nog een knuffel. Hij hoorde het meisje rustig ademhalen.

Zijn mond werd een smalle, harde streep. Hij draaide zich om en loerde naar de slaapkamer die zijn doel was, de vingers van zijn linkerhand kromden zich in zijn palm.

Zijn benen brachten hem rap en stil naar de drempel van Ja-nessa McNeils slaapkamerdeur.

Behoedzaam boog hij zich naar binnen en hij ving een glimp op van het grote bed rechts van hem. Zij lag op de dichtst-bijzijnde kant op haar zij met haar gezicht naar hem toe. Wat attent.

Nauwelijks zuurstof opnemend stapte hij de kamer binnen.Haar ogen gingen open.Hoe…?Zijn ledematen verstijfden. Hij had geen geluid gemaakt. Had

ze zijn aanwezigheid bespeurd, de kwaadaardigheid in zijn po-riën?

Janessa tilde haar hoofd op van het kussen.In één vloeiende beweging beende hij naar het bed, hield de

flacon twintig centimeter voor haar gezicht en begon in paniek te pompen. Het chloroformmengsel werd over haar verneveld.

De vrouw uitte een gesmoorde kreet, die abrupt werd onder-broken toen haar hoofd als een steen naar voren viel.

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 9 31-01-12 13:02

10

Hij strompelde achteruit, met ingehouden adem en bonkend hart. Toen hij eindelijk inademde, dreef de zwakke, zoete geur van de chloroform zijn neusgaten binnen. Hij bukte, viste het plastic kapje uit zijn onderste zak en drukte het op de sprayfla-con. Stopte het ding weer in zijn zak.

Even bleef hij staan, met zijn vingers samengevlochten in zijn nek om zijn evenwicht terug te vinden.

Alles was in orde, prima in orde. Er was geen sprake van dat ze hem goed genoeg gezien kon hebben in het donker.

Denk eraan waarom je hier bent.Beelden uit het verleden kwamen boven en daarmee de woe-

de. De razende, ranzige woede die hem overdag aanvuurde en ’s nachts in brand zette. Wat maakte het uit dat deze slapende vrouw bekendstond als rustig en zorgzaam? Wat maakte het uit dat ze een aardig, zo niet mooi, gezicht had? Groene ogen waar-in behoedzaamheid en hoop gloeiden, een gladde huid en een opgewekte mond. Ze zag eruit alsof ze met iedereen bevriend kon zijn. Maar op dit moment betekende ze niets voor hem. En haar dochter ook niet. Alleen een middel tot een essentieel doel.

Hij griste het flesje uit zijn bovenste zak.Hij hield het voor zijn gezicht en tuurde door het harde plastic.

Zag niets. De besmette parasieten die erin zaten, waren niet groter dan een speldenknop. Hij hield het flesje opzij en schudde het. Drie piepkleine donkere objecten gleden van de bodem omhoog.

Zijn lippen krulden zich.Zijn Ixodes pacificus, of zwartpootteek, droeg spirocheten –

spiraalvormige bacteriën – die de ziekte van Lyme veroorzaak-ten in Californië. En niet maar een paar spirocheten. De teken zaten er stampvol mee, samen met een groot aantal co-infecties. Dankzij nauwgezet werk konden de spirocheten in de hersenen van muizen gedijen en hadden ze zich vermenigvuldigd. Toen de besmette babymuizen volwassen waren, werden de ziekste opgeofferd en werden hun hersenen gevoerd aan de volgende generatie teken.

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 10 31-01-12 13:02

11

De spirocheten waren dol op menselijk hersenweefsel. Daar kon Janessa McNeil binnenkort over meepraten.

Hij sloop naar het bed. Haast was niet nodig en hij hoefde niet bang te zijn. Zijn doelwit werd niet wakker.

In de afgelopen zomer hadden de gevangen teken in hun lar-venstadium voor het eerst van een besmette muis gesmuld. Als ziektedragende nimf waren ze nu klaar voor hun tweede maal. Hij had er drie uitgekozen om er zeker van te zijn dat er min-stens een zou bijten en Janessa McNeil zou infecteren.

Hij boog zich over de slapende vrouw heen en opende het flesje.

De hongerige teken zouden hun mondopening in Janessa’s warme vlees begraven en zich drie tot vijf dagen voeden. Na een tot twee dagen zouden ze beginnen de spirocheten over te brengen. Zelfs helemaal volgevreten waren nimfteken zo mi-nuscuul dat ze op het lichaam makkelijk onopgemerkt bleven. Maar voor alle zekerheid hield hij het flesje boven de slaap van de vrouw. Haar donkerbruine haar zou voor dekking zorgen.

Hij richtte het flesje naar beneden en tikte de teken over de rand.

Hij stopte het flesje weer in zijn rechterzak en haalde de zak-lantaarn uit zijn linker. Toen schoof hij zijn nachtbril omhoog en knipte de zaklantaarn aan. Hij richtte de smalle lichtstraal op de slaap van zijn slachtoffer en boog zich turend over haar heen.

Aha. Daar waren ze, ze kropen bij haar haargrens.Met een vingernagel duwde hij ze zachtjes verder tot ze ver-

dwenen tussen de haarlokken.Hij richtte zich op en nam even de tijd om van zijn overwin-

ning te genieten. Hij had het gedaan. Hij had het echt gedaan. Nu hoefde hij alleen nog maar te hopen dat de ziekte Janessa in zijn greep kreeg – en spoedig.

Glimlachend stopte hij zijn zaklantaarn weg en liet de bril zakken. Bijna geluidloos liep hij de kamer uit. Hij sloop de trap af en door de keuken. Hij stapte het achterterras op, schoof de

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 11 31-01-12 13:02

12

schuifdeur dicht en sloot hem weer af met het gereedschap uit zijn zak.

Toen hij door de achtertuin wegsloop, werd hij overspoeld door een wilde oervreugde. Hij lachte grijnzend bij de herin-nering aan de groengetinte gestalte en met elke vezel van zijn wezen keek hij verwachtingsvol uit naar de vervulling van zijn visioen.

Een strijd gewonnen.Gerechtigheid.

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 12 31-01-12 13:02

DONDERDAG

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 13 31-01-12 13:02

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 14 31-01-12 13:02

15

1

De nachtmerries voelden zo echt.Ik was al drie weken ziek. Pijnlijke ledematen, zere gewrich-

ten, zwakte in mijn benen. Een vreemde pijnscheut rondom in mijn borst. Mijn nek deed pijn en de pijn straalde helemaal om-hoog naar mijn schedel. Nekhoofdpijn, zou Brock zeggen, afkom-stig uit de nekspieren. Een term die ik nooit gehoord had tot ik met een arts trouwde.

Hoogstwaarschijnlijk waren het de naweeën van een merk-waardige griep. In de lente had er een virus geheerst, al scheen niemand zulke symptomen te hebben als ik.

En een paar dagen geleden waren de enge dromen begon-nen. Afgrijselijke beelden van een man met uitpuilende ogen die over mijn bed gebogen stond. ‘Kun je nachtmerries krijgen van griep?’ had ik gisteren aan Brock gevraagd toen hij zich op-maakte om naar zijn werk te vertrekken. We stonden in de keu-ken. Hij bladerde door papieren in zijn aktetas, op zoek naar iets.

Hij keek verstrooid op en fronste zijn zware wenkbrauwen. De rimpels tussen zijn donkerbruine ogen werden dieper. ‘Nooit van gehoord.’

Met zijn één meter negentig was Brock een hoofd groter dan ik. Hij had zich jaren beziggehouden met de gezondheid van anderen – en de stress was op zijn gezicht af te lezen. Hij was drieënvijftig en ik zesendertig. Hij zag er ouder uit dan zijn leeftijd, maar nog steeds erg knap. Zo sterk en energiek. Zoals hij dat ook van mij verwachtte.

‘Dit is toch niet wat je voelt als je Lyme hebt, hè?’ Als iemand het kon weten, was het mijn man.

Hij zocht nog een paar documenten uit, te druk om oogcon-

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 15 31-01-12 13:02

16

tact met me te maken. ‘Wanneer zou je door een teek gebeten moeten zijn?’

We hadden al een hele tijd niet in het bos gewandeld. En ik was een huismus. ‘Ik heb bloemen geplant.’ Ons huis had een grote, prachtige achtertuin. Daarachter lag een open ruimte met veel bomen. Soms sprongen er herten over het hek en maakten een zootje van mijn planten.

Hij wuifde het weg en knipte zijn aktetas dicht. ‘Laten we het een paar dagen aankijken. Als je dan niet beter bent, kunnen we een test doen.’

Typisch Brock. Hoe de situatie er ook voorstond, ook met ziekte – kop op, kin in de lucht en ook dit zal voorbijgaan. Die keiharde kracht was wat me het eerst in hem had aangetrokken. Geloof maar gerust dat ik in die tijd wat kracht van mezelf nodig had.

Nu snakte ik naar zachtheid.We hadden elkaar ontmoet toen ik tweeëntwintig was, en een

aan elkaar gelijmde versie van emotioneel gebroken stukken, ondanks mijn academische succes: ik was bachelor in marketing en ik had de afscheidsrede mogen houden. In onze verkerings-tijd propte Brock stukjes van zijn onwankelbare zelfvertrouwen in de gaten waarvan het me niet lukte ze te verbergen. Hij leerde me in mezelf te geloven – omdat hij in me geloofde. Overstelpt met liefde voelde ik me nooit aangevallen als hij me vormde.

Maar in het afgelopen jaar was mijn echtgenoot van attent afwezig geworden, en daarna afstandelijk. Waarom? Ik was ge-woon de echtgenote die ik altijd was geweest. De laatste tijd had ik zelfs het gevoel van die oude reclameslogan van Avis autover-huur – ‘we try harder’. Mijn extra inspanningen schenen Brock niet op te vallen.

Ons gesprek gisteren was net zo vlug afgelopen als het be-gonnen was. Met een stijve glimlach in mijn richting verdween Brock de deur uit naar de garage.

Ik wreef over mijn nek. Vannacht had ik de nachtmerrie weer

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 16 31-01-12 13:02

17

gehad. Vanmorgen toen ik wakker werd, voelde ik me nog vijf keer zo beroerd. Nog nooit had een griep me zo te pakken ge-had.

Geen goed moment voor een telefoongesprek met mijn moe-der. Maar ja, daarvoor was het nooit een goed moment. Ze belde een paar minuten geleden en nu wenste ik dat ik niet opgeno-men had. Ik verplaatste de hoorn naar mijn andere oor.

‘Heb je vandaag je huishouden klaar gekregen?’ In moeders stem klonk dat scherpe randje door dat ik zo goed kende – half beschuldigend, half sarcastisch. Waarom nam ik nog de moeite om met haar te praten? Dat mens veranderde nooit. ‘Donderdag is wel je schoonmaakdag.’

Ik lag op de bank in de zijkamer naar het tussenraam in de keuken te kijken. Ik had naar de andere kant van de sofa op moeten schuiven. Het lichte raam aan de voorkant deed pijn aan mijn ogen. ‘Ja, heb ik gedaan.’ Op de een of andere manier was het me gelukt om schoon te maken, al voelde ik me nog zo el-lendig. Zodra ik klaar was, stortte ik in op de bank en sindsdien had ik me amper meer verroerd.

‘Die man van je zou het zien als het huis niet smetteloos was.’Ik klemde mijn vingers om de hoorn tot ik door de pijn

gedwongen werd ze te ontspannen. Die man van me was toeval-lig succesvol en stabiel, het tegenovergestelde van mijn alcoho-listische en onbeschofte vader. Dat kon mijn moeder me niet vergeven.

‘Waarom neem je geen werkster, Janessa? Je kunt het best be-talen.’

‘Ik doe het liever zelf. Dan weet ik dat het goed gebeurt.’‘Tja, je bent altijd perfectionistisch geweest.’Mijn hart verkrampte. Een perfectionist zou haar eigen huwe-

lijk moeten kunnen repareren. ‘Ik moet gaan, moeder.’‘Waarheen? Je bent ziek, weet je nog?’‘Ik moet Lauren straks ophalen.’‘Hoe gaat het met haar?’

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 17 31-01-12 13:02

18

De toon van mijn moeder maakte de echte betekenis van de vraag maar al te duidelijk: ik heb mijn kleindochter al jaren niet ge-zien, dus wat weet ik ervan?

‘Best.’‘Is de zomervakantie nog niet begonnen?’‘Nee, half juni pas.’‘En wat gaat ze dan doen?’‘Kind zijn. Beetje rondhangen, vriendinnen over de vloer.’Zoals ik nooit kon doen.‘We zijn goede ouders voor je geweest, Janessa.’Ik deed mijn ogen dicht. Hoe deed mijn moeder dat?Jaren geleden, voordat ik Brock ontmoette, was het me ge-

lukt naar een ander deel van het land te verhuizen, bij mijn ouders uit de buurt. Op dit moment kwam de band met mijn moeder neer op niet meer dan een onbeduidende verbinding door onzichtbare telefoonlijnen. Dat vertelde ik mezelf ten-minste. Ik moest ophangen. Weigeren op te nemen als ze nog eens belde.

Maar de schakel tussen moeder en dochter is nooit zo onbe-duidend, zelfs niet als je dat wilt. Zelfs niet als je weet dat het mens vergif voor je is. Er is geen heilige band meer, en als die verbroken en ontheiligd is, laat hij een kloof in je hart achter die nooit helemaal gevuld wordt.

Hoewel Brock aardig in de buurt gekomen was.Op een keer zou mijn moeder de matheid in mijn stem door

de telefoon horen en de groeiende nieuwe waarheid over Brock en mij raden. ‘Dat paradijs van jullie kan nooit lang duren,’ had ze op de dag van mijn bruiloft gesneerd. Wat zou ze tevreden met zichzelf zijn als ze hoorde van de barsten in ons Eden.

‘Ik heb nooit gezegd dat jullie geen goede ouders waren, moeder.’

‘Niet hardop, nee.’Nu was het genoeg. Ik dwong mezelf rechtop te gaan zitten.

Wat was ik moe. ‘Ik moet gaan.’

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 18 31-01-12 13:02

19

Ik verbrak de verbinding.Een lang ogenblik bleef ik in elkaar gezakt zitten, met mijn

onderarmen op mijn benen en de telefoon nog in mijn hand. De digitale display vertelde me hoe laat het was – 2:30. Om drie uur moest ik op Laurens particuliere school zijn. De rit duurde een kwartier. Ik wilde niet te laat komen, nog geen minuut. In mijn eigen kindertijd had ik te veel uren op mijn moeder moeten wachten – die wel of niet kon verschijnen, afhankelijk van mijn vaders mate van dronkenschap. Ik droomde altijd over mijn eigen gelukkige huwelijk later, en over kinderen die veilig waren. Lauren zou nooit zo behandeld worden als ik.

Ik zette de telefoon in zijn houder en hees me overeind. Even stond ik te zwaaien. Tjonge. Wat was dit? Ik kromde mijn schou-ders en bewoog mijn pijnlijke nek van de ene kant naar de an-dere. Misschien dat nog twee extra sterke pijnstillers hielpen.

Ik ging op weg naar de keuken, terwijl ik mezelf op mijn kop gaf omdat ik te lang gerust had. Nu stond ik onder druk om het eten op tijd klaar te krijgen. Het vlees moest langzaam garen in de oven en ik had nog geen aardappels, uien en wortels gesne-den. Brock verwachtte zijn avondmaaltijd om halfzeven. Of op welk later tijdstip hij toevallig kwam aanzetten.

Op wiebelbenen liep ik naar het aanrecht. Ik keek neer op het ontdooide braadvlees. Oké. Eerst een grote pan…

Ik keek strak naar het stuk vlees. Ik staarde naar de rode homp tot ik erdoorheen keek. Mijn gedachten verbreedden zich…

Platten af.Smolten weg.Daar hing ik. Met mijn handen aan het aanrecht.Ik knipperde met mijn ogen.Wat was ik…?De pan.Ik stak de keuken over naar een lager kastje, waar ik ver ach-

terin moest reiken. Ik begon te bukken.Niet doen.

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 19 31-01-12 13:02

20

Ik stopte. Trok een gezicht tegen mezelf. Wat was dat voor een stem in mijn hoofd?

Mijn hand reikte weer. Diep vanbinnen protesteerde het ze-kere weten dat mijn benen me niet zouden houden.

Lucht pufte uit mijn mond. Wat raar. Mijn benen waren alleen een beetje zwak. Bovendien had ik geen keus. Voor het eten had ik die speciale pan nodig, het was niet anders.

Ik bukte, opende het kastje en hurkte neer.Mijn benen begaven het. Ik kwam hard op mijn achterwerk

terecht. De pijn schoot door mijn schouders en nek.Onthutst bleef ik op de grond zitten, met mijn handpalmen

plat tegen het hardhout. Na een tijdje schudde ik mijn hoofd. Oké, ik was gevallen. Laat ik meteen die pan pakken, nu ik toch op de grond zit. Ik schoof naar de kast, boog me naar binnen en haalde de pan van de bovenste plank. Ik tilde hem op en liet hem op het aanrecht glijden. Sloot het kastdeurtje.

Nu opstaan.Ik wrong me naar één kant en plaatste mijn beide handen

dicht bij elkaar. Zette me af tegen de vloer. Mijn benen wilden niet meewerken. Ik probeerde het nog eens, en het lukte me om op mijn knieën te gaan zitten. Mijn beenspieren voelden zompig aan.

Nou moet je ophouden, zeg. Dit was gek.Ik tilde een knie op en plaatste een voet onder mijn lichaam.

Zette me af tegen de vloer… en tuimelde om. Mijn hoofd bons-de tegen het kastje.

Boing. Ik lag op mijn zij met mijn mond open en mijn erger-nis veranderde in angst. Wat gebeurde er? Ik moest overeind.

Ik probeerde het nog eens. En nog eens. Het lukte niet. Het zweet brak me uit over mijn hele lijf. Dit was niet te geloven. Mijn armen voelden sterk genoeg, hoewel mijn gewrichten pijn deden. Maar mijn benen wilden gewoon niet…

Nog een keer probeerde ik op te staan. Het lukte me niet.

Tothetuiterste_COLLINS_druk1_binnenwerk_derdeproef_31-01-2012JP.indd 20 31-01-12 13:02