Leeftijd specialisatie: ‘Jonge...

27
Vivian Velthuis Klas: Vr4B Stageklas en school: Groep 3 OBS ‘Het Hof’ Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’

Transcript of Leeftijd specialisatie: ‘Jonge...

Page 1: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

Vivian Velthuis

Klas: Vr4B

Stageklas en school: Groep 3

OBS ‘Het Hof’

Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’

Page 2: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

InhoudsopgaveHoofdstuk 1: Theoretisch onderzoek 2

1.1 Ontwikkelingslijnen jonge kind 21.2 Leerling en leerkrachtvaardigheden 41.3 Taxonomie van Bloom 41.4 Onderzoekend leren 5

Hoofdstuk 2: Beoordelingsmodel punt 5……………………………………………………………………………………………………………….6

Hoofdstuk 3: Beoordelingsmodel punt 6……………………………………………………………………………………………………………….8

Hoofdstuk 4: Beoordelingsmodel punt 7……………………………………………………………………………………………………………….9

Hoofdstuk 5: Literatuurlijst…………………………………………………………………………………………………………………………………10

Hoofdstuk 6: Bijlage…………………………………………………………………………………………………………………………………………….11

Bijlage 1: Lesmodel 11Bijlage 2: Toestemming 14Bijlage 3: Feedback van Intervisiegroep ………………………………………………………………………………………………………14

Inhoudsopgave

Page 3: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

Inhoudsopgave

Page 4: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

1.1 Ontwikkelingslijn jonge kind1.2 Leerling en leerkrachtvaardigheden1.3 Taxonomie van Bloom1.4 Onderzoekend leren

1.1 Ontwikkelingslijnen jonge kinderen Deze paragraaf gaat over de ontwikkelingslijnen van jonge kinderen. Eerst wordt de ontwikkeling die ze doormaken op sociaal-emotioneel gebied beschreven, vervolgens wordt de fysieke ontwikkeling beschreven en tot slot de cognitieve ontwikkeling.

1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft het al een hele grote ontwikkeling doorgemaakt op sociaal-emotioneel gebied. In het eerste levensjaar leren de kinderen als baby kennis te maken met de eerste beginselen van de sociale omgang met zichzelf en met anderen, waarbij hechting de basis is. In het 2e levensjaar leren kinderen als dreumes kennis te maken met de wereld. Ze verleggen grenzen, gaan op verkenning en proberen dingen uit. Ze vinden het leuk om dingen te doen die niet mogen. Ook maken ze kennis met emoties van anderen, bijv. wanneer ze een schepje van iemand afpakken en deze begint te huilen. . De reactie van de omgeving heeft veel invloed op een dreumes. Dreumesen kunnen ook al simpele opdrachtjes uitvoeren, dreumesen kunnen bijvoorbeeld uit opdracht hun knuffel pakken. De taalontwikkeling bij dreumesen is ook heel groot, hierdoor kunnen ze zich steeds meer uiten in de wereld. Wanneer de dreumesen naar de kinderopvang gaan, komt er een begin in spelen.Na een tijdje gaan de dreumesen een eigen identiteit (eigen wil) ontwikkelen, dit is richting het derde levensjaar. Dit is het begin van de peuterfase ‘zelluf doen!!’ Peuters ontwikkelen steeds meer een zelfbewustzijn. Een peuter is bezig zijn verhouding tot de wereld te verkennen, dit doen ze door veel te experimenteren met hun afhankelijkheid en zelfstandigheid. Ze zoeken grenzen op en gaan hier overheen. In deze fase krijgt fantasie een grote rol, met name als ze spelen met vriendjes. Ook kunnen ze zich prima vermaken door alleen met hun knuffel te spelen. In hun rollenspel spelen ze vaak hun eigen leven na, dit doen ze door hun ouders te imiteren. Oudere peuters gaan het begrip ‘wij’ gebruiken en kunnen al gemakkelijker dingen weggeven en delen. Ze hebben ook al een klein inschattingsvermogen. Aan het einde van de peutertijd kan een kind contact leggen met andere kinderen, afscheid nemen van de ouders, regels accepteren en begrijpen, voor zichzelf opkomen op een sociaal aanvaardbare manier en zich verbaal uiten (Zwiep, n.d.) Dit is ongeveer rond de leeftijd dat ze naar de basisschool gaan en hierme de kleuterfase bereiken.   In de kleuterfase gaat een kind steeds meer samenspelen, dit doen ze zowel thuis, als in de buurt. De invloed van anderen buiten het gezin wordt steeds groter. Een kleuter wordt steeds zelfstandiger en kan ook beter in een groep spelen. Een kleuter kan zich verplaatsen in gevoelens van anderen en zich aan (spel)regels houden. Wanneer een kleuter 5 wordt en bijna naar groep 2 gaat, kan het ook leren delen en leert het samenwerken. Ze hebben meer aandacht voor de gedachten en gevoelens van anderen. In de kleuterperiode maken kleuters veel vriendjes, gebeurt dit niet, dan kan hij zich heel eenzaam gaan voelen en kan daardoor niet genoeg oefenen met sociale vaardigheden. Een kleuter in groep 2 zal steeds meer initiatief nemen, waardoor het zelfvertrouwen en het plezier in school groeit. Deze kleuters moeten niet te veel kritiek krijgen, hierdoor kan het zelfvertrouwen heel snel verdwijnen. Het alsof spel groeit ook sterk, hierbij neemt de kleuter de ouder of bijv. de juf als voorbeeld (Delfos, 2009). Het verschil op sociaal emotioneel gebied (samenwerken) tussen een kleuter uit groep 1 en een kleuter uit groep 2 is dat een kleuter uit groep 1 meer naast elkaar werkt (zijn egocentrisch ingesteld) en nog niet in staat is om samen te werken. Dit is voor hen nog niet geautomatiseerd, de leerkracht moet hierbij nog helpen door bijv. gerichte vragen te stellen of door aan de kinderen duidelijk te maken dat ze het antwoord met elkaar moeten overleggen. Rond de leeftijd van 5 jaar kunnen kinderen al steeds meer samenwerken, ook hebben ze meer aandacht voor de gedachten en gevoelens van anderen. Wanneer een kind naar groep 3 gaat, en hiermee voorbij de kleuterleeftijd gaat, neemt het ik-besef en het besef bij een bepaalde groep te horen toe. Hierdoor gaan de kinderen in deze periode steeds meer kijken en reflecteren op zichzelf, hieronder vallen hun mogelijkheden, beperkingen, (uiterlijke) kenmerken, wensen, gevoelens en eigenschappen. Daar ze in groep 1 en 2 nog heel erg op zichzelf letten, beginnen de kinderen in groep 3 en 4 veel meer zichzelf te vergelijken met anderen. Kinderen in deze leeftijdsgroep identificeren zich nog sterk met hun ouders of verzorgers

1 Theoretisch onderzoek

Page 5: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

en ook met oudere kinderen, hierbij imiteren ze hun gedrag. Ook imiteren ze gedrag van leeftijds- en seksegenoten. Vanaf groep 3 kan een belangrijke voortgang worden geboekt op het gebied van omgaan met conflicten, afspraken en regels. Dit komt doordat de leerlingen steeds meer in staat zijn zich te verplaatsen in de gevoelens, wensen, opvattingen en de situatie van anderen. Leerlingen worden onafhankelijker en beoordelen eigen gedrag en dat van anderen meer vanuit ethisch oogpunt. Gedrag wordt steeds meer beoordeeld op de bedoeling die daarachter ligt (SLO, n.d.).

Samenwerkingsvaardigheden Jonge kinderenPrettige omgang met elkaarDoor prettig met elkaar om te kunnen gaan tijdens het samenwerken gebruiken de kinderen elkaars naam tijdens het overleggen of als er vragen gesteld worden. Bij het samenwerken kijken de kinderen elkaar aan, overleggen samen en kijken naar de ander als hij/zij wat zegt. Op deze manier kan er worden opgemerkt dat de kinderen betrokken zijn bij de activiteit. Het is belangrijk dat de kinderen vriendelijk op elkaar reageren, zodat de kinderen durven te reageren. Daarnaast geven de kinderen elkaar de gelegenheid om mee te doen aan de activiteit (Förrer, Kenter, & Veenman, 2000).Eigen initiatiefHet is belangrijk dat de kinderen duidelijk met en tegen elkaar praten, zodat iedereen elkaar verstaat en er geen onduidelijkheden ontstaan. Bij het samenwerken is het de bedoeling dat de kinderen allemaal mee doen aan de groepsopdracht (Förrer, Kenter, & Veenman, 2000).Gericht zijn op anderenNaast het duidelijk praten met en tegen elkaar, is het ook belangrijk dat de kinderen goed naar elkaar luisteren en elkaar uit laten praten. Op deze manier kan elk kind een reactie geven zonder onderbroken te worden. Het is de bedoeling dat de kinderen ieders inbreng accepteren, zodat er vertrouwen in de groep is (Förrer, Kenter, & Veenman, 2000).Je houden aan afsprakenVoor het samenwerken geldt natuurlijk een aantal afspraken, zodat de samenwerking goed kan verlopen. De kinderen praten om de beurt, zodat iedereen iets kan zeggen en iedereen naar elkaar kan luisteren. Daarnaast werken en praten de kinderen rustig, zodat ze geen andere groepjes afleiden. Bij het samenwerken is het ook belangrijk dat de kinderen materialen met elkaar delen en bij hun eigen groepje blijven (Förrer, Kenter, & Veenman, 2000).

1.1.2 Fysiek niveauOp het gebied van motoriek vindt bij het jonge kind een grote ontwikkeling plaats. De kinderen gaan van de grove motoriek steeds meer naar de fijne motoriek.De kleuterperiode wordt qua lichaamsbouw ook wel de periode van breedtegroei genoemd, aangezien de ontwikkeling van hoofd naar voeten verloopt. Dit is dan ook de reden dat de grove motoriek zich als eerste ontwikkeld, op 4 jarige leeftijd is deze al goed ontwikkelend. Pas wanneer de grove motoriek ontwikkeld is, kan de fijne motoriek ontwikkeld worden. Dit zorgt voor grote verschillen bij kinderen. Hierbij is direct een groot verschil te zien tussen jongens en meisjes. Meisjes beginnen al veel eerder met priegelwerk en dit betekent oefening voor de fijne motoriek. De oog-handcoördinatie (met het oog iets zien en hierbij de juiste motoriek inschakelen) bij jonge kleuters (tot 4 jaar) wordt met name gestuurd vanaf de bovenarm en schouders. Hierdoor wordt een potlood vastgehouden tussen de duim en gebalde vuist (duim-dwarsgreep). Kleuters tussen de 4 en 5 jaar bewegen al veel meer de handen en vingers vanuit de pols, het potlood wordt vastgehouden tussen duim en wijsvinger (pincetgreep), maar de arm en pols leunen nog sterk op het papier. Bij kleuters tussen de 5 en 6 jaar verlopen de bewegingen vanuit de pols veel soepeler. Het potlood wordt vastgehouden tussen duim en wijsvinger, met de middelvinger als ondersteuning (pengreep). Bij kinderen die 6 jaar en ouder zijn wordt de verfijning van de fijne motoriek doorgezet (Hooijmaaijers &Stokhorst, 2012).

1.1.3. Cognitief niveauPiaget, zoals beschreven in Hooijmaaijers en Stokhorst (2012), geeft aan dat leerlingen als jong kind in de pre-operationele fase zitten. Belangrijke kenmerken hiervan zijn het egocentrisme en magisch denken. Bij kleuters is dit nog heel sterk, naarmate de kinderen ouder worden neemt dit af

Vygotsky, zoals beschreven in Hooijmaaijers en Stokhorst (2012), heeft het denken onderverdeeld in 2 zones. De zone van de actuele ontwikkeling en de zone van de naaste ontwikkeling. De zone van de actuele ontwikkeling is het gebied waarin alles zit wat een kind al kan. De zone van de naaste ontwikkeling is het gebied waarin alles zit wat het kind nog net niet kan, maar

1 Theoretisch onderzoek

Page 6: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

wat een kind wel graag zou willen kunnen. Het is belangrijk om de zone van de naaste ontwikkeling te stimuleren, dit omdat dat de zone is waarin ze leren.

Informatieverwerkingsmodel ->

TaalontwikkelingHet jonge kind heeft een grote taalgevoeligheid, kinderen tot en met 7 jaar zijn hierdoor optimaal in staat om taal te ontwikkelen. Hierbij is een talige omgeving zeer belangrijk. Wanneer de ontwikkeling in deze gevoelige periode te langzaam gaat, kan dit gevolgen hebben voor de rest van de taalontwikkeling op latere leeftijd.In het basisonderwijs wordt gesproken van verschillende leesfases:Leesfase 1: tot vier jaar (spelen met letters).Leesfase 2: Kinderen gaan onzinwoorden maken.Leesfase 3: Kinderen gaan woorden namaken zonder letterkennis.Leesfase 4: Meestal vanaf 6 jaar -> kinderen gaan woorden maken met (gedeeltelijke) letterkennis.

Logisch denkenHet geheugen ontwikkelt sterk bij het jonge kind. Het is belangrijk om veel informatie visueel-ruimtelijk aan te bieden, aangezien jonge kinderen dit beter opnemen dan auditieve informatie. Jonge kinderen hebben vaak nog geen conservatiebegrip (omkeerbaarheid). Als er twee brede glazen staan met evenveel limonade kunnen de kinderen dit zien, maar wanneer er één glas overgegoten wordt in een lang smal glas dan denken ze dat er in het lange smalle glas meer drinken zit.

Getalbegrip en tellenGetalbegrip is het ervaren en kennen van de functies van getallen. Tellen is bijvoorbeeld één functie van getalbegrip. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in akoestisch tellen (de telrij kunnen opnoemen) en resultatief tellen (tellen om er achter te komen wat het resultaat is).

1.2 Taxonomie van BLOOMAan de hand van de taxonomie van Bloom kunnen de juiste vragen aan leerlingen gesteld worden. De taxonomie van Bloom bestaat uit de volgende 6 stappen. Bij elk begrip is uitgelegd wat voor soort gesteld kunnen worden en wat de leerkracht de leerlingen kan laten doen (Franssen, 2012).1. Onthouden wat- , waar-, wanneer-, wie vragen, definitie laten geven, verzamelen en informatie zoeken over…2. Begrijpen Waarom- en hoe vragen, vergelijkingen laten leggen (overeenkomsten – verschillen), laten uitleggen waarom/ hoe het werkt, laten rangschikken en toelichten.3. ToepassenLaten uitleggen waar iets voor nodig is, hoe iets werkt, laten onderzoeken wat er mis kan gaan, samenhang laten verklaren.4. AnalyserenLaten uitleggen hoe iets komt, overeenkomsten en verschillen kunnen vergelijken en benoemen, iets uit elkaar laten halen en weer in elkaar laten zetten, laten selecteren en ordenen, onderzoek laten doen naar en bewijzen laten verzamelen waar ze iets mee aan kunnen tonen.5. EvaluerenIets laten besluiten, kritisch laten kijken en vergelijken van verschillende situaties, een eigen mening laten vormen en verdedigen, onderzoek laten doen naar en inschattingen laten maken op basis van ervaring/onderzoek.6. CreërenIets laten ontwerpen, laten nadenken hoe iets er over 10 jaar uitziet, laten nadenken wat er zou kunnen gebeuren als, samen laten maken, een oplossing laten zoeken voor een probleem, voorspellingen laten geven over de volgende stap van ontwikkeling en iets laten bedenken wat nog niet bestaat.

1.3 Leerkracht vaardighedenIn onderstaande paragraaf wordt beschreven wat de leerkracht kan doen om intrinsieke motivatie op te wekken, initiateven uit te lokken en te steunen en hoe de leerkracht de betrokkenheid op kan wekken en in stand kan houden.

Intrinsieke motivatie bij jonge kinderen opwekkenIntrinsieke motivatie is de motivatie die van binnenuit komt. Intrinsieke motivatie kun je stimuleren

1 Theoretisch onderzoek

Page 7: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

door kinderen te laten werken binnen hun eigen leerstijl. Ook helpt het om rekening te houden met wat het kind zelf wil, het niveau van de taken (niet te moeilijk of te makkelijk) en dat het kind zelf keuzes mag en kan maken (Ik leer in Beelden, 2010).

Initiatieven bij kinderen uitlokken en ondersteunenOm initiatieven bij kinderen uit te lokken is het belangrijk dat de juiste vragen gesteld worden. Een vraag moet uitlokken dat het kind zelf gaat vertellen, de vraag moet niet dwingen om iets te gaan vertellen. Voorbeeld: ‘Wil je aan oma vertellen wat je thuis gedaan hebt?’ Bij deze vraag kan een kind zelf bepalen of hij/zij dat wil. Bij de vraag ‘Vertel eens aan oma wat je thuis gedaan hebt!’ kan een kind dat niet. Hierdoor leren kinderen niet uit zichzelf ervaringen te vertellen (Zien, 2008).Als kinderen ervarend/ ontdekkend leren zorgt dit ervoor dat kinderen actief (kunnen) zijn, initiatieven (mogen) nemen en keuzes (durven) maken. Het is belangrijk dat de leerkracht de leerlingen begeleidt, stimuleert en stuurt (Van Oers & Janssen-Vos, 2000).

Betrokkenheid opwekken en in stand houden   Om kinderen betrokken te krijgen bij de les is het van belang dat de stof aansluit bij hun belevingswereld. Wat speelt er in hun hoofd. Ook moet het binnen het denkniveau van de kinderen liggen. Daarom is het van belang kennis te hebben in welke ontwikkelingsfase een kind zit (Hooijmaaijers & Stokhorst, 2012).

1.4 Onderzoekend lerenDeze paragraaf gaat over de onderwijsaanpak onderzoekend leren. Eerst wordt er gekeken wat onderzoekend leren is en vervolgens wordt er gekeken naar de zeven stappen van het onderzoekend lerencyclus.

1.4.1 Wat is onderzoekend lerenEr zijn verschillende opvattingen over de definitie van onderzoekend leren. Volgens Bruner (zoals beschreven in Valcke, 2010) gaat het bij onderzoekend leren met name om de zelfstandige kennisverwerking door de leerlingen in een door de leerkracht opgezette probleemsituatie. Hattie (zoals beschreven in Valcke, 2010) benoemt dat het stellen van goede vragen zeer effectief wordt bevonden. Schuurmans (2014, zoals beschreven in Valcke, 2010) bevestigt dit met een onderzoek waar uit blijkt dat het stellen van vragen aan jezelf en aan anderen van groot belang is om tot goed onderzoekend leren te komen. Alfieri et al. (2010) zien onderzoekend leren als het zelfstandig informatie verwerven met de aangeboden materialen.Als alle definities van onderzoekend leren samen gepakt worden, is het doel van onderzoekend leren de leerlingen competenties te laten ontwikkelen op het gebied van houding en het zien van samenhang van concepten. Hierbij is het van belang dat leerlingen de ruimte krijgen om goede vragen te stellen aan zichzelf en aan anderen en dat er gebruik wordt gemaakt van concreet materiaal, objecten of organismen. Kinderen moeten hiermee experimenteren, zodat ze meer grip krijgen op de omgeving om hen heen. Door te werken met concreet materiaal, objecten of organismen sluit je aan op de natuurlijke vorm van leren bij kinderen, die ze vanaf jongs af aan al meegekregen hebben. Creemers (2014) beschrijft hierover dat kinderen de wereld om hen heen moeten ontdekken door telkens weer nieuwe ervaringen op te doen. Zo leren kinderen de taal door ouders na te praten en fietsen door vallen en op te staan. Het opdoen van kennis op deze manier wordt onderzoekend leren genoemd (Graft & Kemmers, 2007).

Onderzoekend leren vindt meestal plaats volgens het 7 stappen plan. Hierbij hoeven niet alle stappen doorlopen te worden om tot onderzoekend leren te komen. Ook de volgorde van doorlopen is niet van belang. De fases die doorlopen worden, worden niet altijd afgesloten, daarom is het belangrijk om altijd te kijken of de onderzoeksvragen nog goed geformuleerd zijn (Tanis, Dobber, Zwart, & Oers, 2014).

Leerlingen krijgen door onderzoekend leren de bekwaamheid en competenties die van groot belang zijn in de maatschappij van de 21e eeuw, kennis van feiten alleen is niet genoeg. Ook kunnen de leerlingen probleemoplossend werken. Leerlingen moeten zelf competenties ontwikkelen om hun kennis toe te passen in realistische, probleemoplossende situaties. Ook moeten ze competenties krijgen om zelfgestuurd te leren en nieuwe kennis te verwerven (Primas, n.d.).

1.4.2 Onderzoekend lerencyclusHieronder wordt het 7 stappen onderzoekend lerencyclus verder toegelicht (Graft & Kemmers, 2007).

1. Confrontatie: Dit is de introductie van het onderzoekend leren, waarbij de leerlingen

1 Theoretisch onderzoek

Page 8: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

geconfronteerd worden met een voorwerp of probleem dat nieuw is, maar aansluit bij de belevingswereld. Tijdens de confrontatiefase is het belangrijk dat de verwondering en de nieuwsgierigheid bij de leerlingen wordt gestimuleerd. Dit wordt gedaan door te gaan zitten in de zone van de naaste ontwikkeling (Vygotsky zoals beschreven in Graft & Kemmers, 2007), waardoor kinderen gemotiveerd zijn om op onderzoek uit te gaan. 2. Verkennen: Deze fase wordt ook wel de aanrommelfase genoemd, waarbij leerlingen impressies opdoen, voorkennis ophalen en ervaringen met het voorwerp uitwisselen. Hieruit komen vragen voort die verder in het proces beantwoord kunnen worden.3. Opzetten van een experiment: De vragen die in de verkenningsfase eruit zijn gekomen als goede vragen om te onderzoeken worden omgezet naar een uitvoerbaar experiment. Hierbij worden plannen gemaakt voor het verloop van het verdere onderzoek: waar wordt naar gekeken, wat wordt er gemeten, welke materialen/ meetinstrumenten zijn hiervoor nodig en wie doet wat wanneer. 4. Uitvoeren van het experiment: Het vooropgezette plan uit stap 3 wordt uitgevoerd. De waarnemingen van het onderzoek worden vastgelegd in een logboek en besproken met elkaar. 5. Concluderen: Er worden conclusies uit het onderzoek getrokken, deze conclusies leiden tot oplossingen en kunnen ook leiden tot vervolgvragen. Als de conclusie leidt tot vervolgvragen worden stap 1 tot en met 4 opnieuw uitgevoerd. 6. Presenteren van resultaten: Alle resultaten en conclusies worden omgezet en verwerkt tot een presentatie. De uitkomst van het onderzoek (de antwoorden op de vragen), wordt gedeeld met de rest van de klas. Deze fase is zeer belangrijk voor de ontwikkeling van eigen en andermans kennis. 7. Verdiepen en verbreden: Door de presentaties van de kinderen krijgt de leerkracht een beeld van het begripsniveau van de leerlingen. In deze fase zorgt de leerkracht ervoor dat deze kennis verbreed wordt en dat er betekenis wordt gegeven in andere contexten, dit zodat de opgedane kennis verzilverd wordt.

1 Theoretisch onderzoek

Page 9: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

Je kunt het effect van jouw vakdidactische keuzes op het denken en doen van leerlingen evalueren en verantwoorden naar derden.

Verantwoording literatuuronderzoek – Passend bij het filmpjeOm tijdens de activiteit goed in te kunnen spelen op het gedrag van het jonge kind, is het van belang dat ik kennis heb over de ontwikkeling van jonge kinderen. Dit zodat ik kan aansluiten op hun niveau. Hiervoor heb ik gekeken naar de verschillende ontwikkelingslijnen van kinderen. Als eerste heb ik gekeken naar de ontwikkeling op sociaal-emotioneel gebied. Hieruit kwam naar voren dat kinderen in groep 3 een vergroot ik-besef ontwikkelen, daarnaast gaan ze steeds meer zichzelf vergelijken met anderen. Kinderen in groep 3 imiteren het gedrag van volwassenen en andere leerlingen. Het is hierdoor belangrijk om een rolmodel te zijn voor de leerlingen. Leerlingen kunnen zich steeds beter verplaatsen in de gevoelens, wensen, opvattingen en situatie van anderen, hierdoor kunnen kinderen steeds beter samenwerken. Om de samenwerking tijdens mijn activiteit te stimuleren, heb ik hierover eerst literatuur opgezocht.

Daarna heb ik gekeken naar de ontwikkeling op fysiek gebied. Hieruit kwam naar voren dat kinderen in groep 3 de fijne motoriek aan het ontwikkelen zijn/hebben ontwikkeld. Deze informatie heb ik tijdens mijn activiteit ingezet door materialen van verschillende grootten te nemen en door een bolletje klei te nemen, dat ze tot een bootje moesten kneden om hem te kunnen laten drijven. Hieruit kwam naar voren dat de fijne motoriek bij dit tweetal in ontwikkeling is. Ze kunnen kleine voorwerpen makkelijk pakken, maar het bootje kneden was nog lastig. Hiervoor hadden ze te weinig kracht in de vingers.

Om tijdens de activiteit goed aan te kunnen sluiten bij het denkniveau van de kinderen, ben ik op zoek gegaan naar de cognitieve ontwikkeling van deze kinderen. Vygotsky geeft aan dat het belangrijk is om de naaste ontwikkeling bij kinderen te stimuleren en dit heb ik op verschillende punten in het filmpje toegepast. In het begin heb ik gevraagd aan de kinderen wat ze al wisten over drijven en zinken, hierdoor wist ik wat de actuele ontwikkeling van de kinderen is. Aan de hand van het prentenboek ben ik gaan zitten in de zone van de naaste ontwikkeling, doordat hier dingen in stonden die de kinderen nog niet wisten, maar wel aansprak. Ook stimuleerde ik de zone van de naaste ontwikkeling door de vragen die ik aan de kinderen stelde. De leerlingen vertelden wat zij dachten dat er ging gebeuren, vervolgens vertelde ik het verhaaltje verder en kwamen de kinderen erachter wat er echt gebeurde. Wanneer de voorspelling niet klopte, legde ik uit hoe dit kwam, hierdoor kwamen de kinderen in de zone van de naaste ontwikkeling terecht. Toen we verder gingen met het onderzoekend leren kwamen de kinderen ook telkens in de zone van de naaste ontwikkeling. Dit doordat ze een voorspelling deden over wat zij dachten dat ging blijven drijven en wat zou gaan zinken. Op het moment dat iets niet klopte met hun voorspelling kwamen ze in een cognitief conflict (mandarijn). Tijdens deze momenten werd de zone van de naaste ontwikkeling gestimuleerd.

Om tijdens de activiteit goede vragen te kunnen stellen heb ik informatie opgezocht over de denkniveaus van Bloom, ook wel de Taxonomie van Bloom.

Tijdens mijn activiteit wilde ik bezig gaan met het onderzoekend leren. Hierover heb ik in de literatuur informatie opgezocht en gekeken naar een goede lesopbouw van

2 Beoordelingspunt 5

Page 10: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

onderzoekend leren. Het is van belang dat de kinderen zelf gingen bedenken wat ze gingen doen met de spullen die tijdens de confrontatie gegeven zijn. Hierbij stuurt de leerkracht de leerlingen in de goede richting. Dit is precies wat ik tijdens het filmpje deed. Ik stelde de vraag ‘wat zouden jullie nu willen onderzoeken?’, hierbij gaf ik de leerlingen de tijd om op elkaar te reageren, zelf hield ik mijn mond. Toen de kinderen kwamen bij het punt waar ik naar toe wilde (kijken wat drijft en zinkt) ben ik verder gegaan. Door de vragen die ik stelde/ het probleem dat sommige materialen met zich mee bracht, herstelden de kinderen vanzelf weer hun plan van aanpak met het idee om het ook uit te proberen. Kinderen hebben dan het idee dat zij zelf de regie hebben over de activiteit en vrij zijn om op onderzoek uit te gaan.

Het effect van mijn activiteit op het denken en doen van de leerlingenOm goed tot onderzoekend leren te komen is het van belang dat de kinderen voorkennis hebben over een bepaald onderwerp en dat ze hier nieuwsgierig naar zijn. Om dit te stimuleren bij de kinderen ben ik begonnen met het vragen wat ze al wisten over het onderwerp (voorkennis), vervolgens heb ik de voorkennis van de kinderen verbreed door een verhaaltje voor te lezen dat aansluit bij hun belevingswereld. Dit was direct te zien bij de leerlingen. De leerlingen waren actief aan het denken en zaten helemaal in het verhaal. Aan het einde van het verhaal gaf ik de leerlingen ruimte om te vertellen wat zij zelf al een keer gedaan hebben met drijven en zinken. Vervolgens kwam de stap van de confrontatie, hierbij heb ik de kinderen allerlei spullen gegeven met de opdracht om te verkennen wat erin zit. Daarna mochten ze zelf bepalen wat ze met deze spullen wilden doen, hierdoor waren de kinderen echt aan het denken en waren ze gemotiveerd. Ze mochten namelijk daarna hun eigen idee uitvoeren. Hierbij stimuleerde ik de kinderen om samen te werken.Tijdens het uitvoeren zag ik de kinderen echt denken, ze waren heel benieuwd of hun voorspellingen ook echt klopten. Het meisje gaf aan dat ze sommige dingen niet zeker wisten en dat ze het daarom wel graag wilde uittesten. Toen de kinderen het echt gingen uittesten, kwamen ze tot de conclusie dat sommige voorspellingen niet klopten, dit zette ze aan het denken. Hierbij pakten ze de voorkennis uit het verhaal erbij. Af en toe pakten ze letterlijk het verhaaltje erbij om te kijken. Door de vraag: kunnen wij ook iets laten zinken wat eerst blijft drijven zette ik de kinderen weer opnieuw aan het denken. Daarna gingen ze het proberen of dat lukte.

Feedback van mijn intervisiegroepIk vond het heel lastig om het filmpje dat ik had, in te korten naar 10 minuten. Veel filmfragmenten vond ik leuk en van waarde om in het filmpje te zetten. Hierover heb ik feedback gevraagd aan mijn intervisiegroep. Zij kwamen met hele handige tips over wat ik weg kon laten.Ook wees mijn intervisiegroep mij op het beoordelingsmodel, deze had ik nog niet naast het filmpje gehouden en kwam er daardoor achter dat de vragen/soort vragen als ondertiteling onder het filmpje geplaatst moesten worden. Om erachter te komen of ik de juiste soort ondertitel bij de juiste vraag had geplaatst, heb ik feedback gevraagd aan Inge uit mijn intervisie groep. Mijn feedback groep gaf aan dat het een leuk filmpje was, waarbij de leerlingen enthousiast mee deden. Soms had ik nog meer de rust kunnen nemen en ik moest erop letten dat ik niet door mijn eigen enthousiasme te snel ging praten. Wat zou ik in de toekomst anders doen

2 Beoordelingspunt 5

Page 11: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

Als ik in de toekomst weer een activiteit geef op deze manier zal ik eraan denken zelf rustig te praten. Ook zou ik erop letten dat ik de kinderen genoeg denktijd geef.

2 Beoordelingspunt 5

Page 12: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

Je expliceert de opzet, uitvoering en opbrengsten van jouw eigen leren en legt hierover verantwoording af.

Mijn eigen leren in verband met het filmfragmentDe dag voordat ik de activiteit wilde gaan filmen had ik een ander idee over de onderwijsaanpak die ik wilde gebruiken. Ik wilde gebruik gaan maken van Thinking Skills, tijdens een drijven en zinken activiteit. Ik had bedacht om eerst de kinderen een aantal voorwerpen te geven waarbij ze mochten testen of het zou blijven drijven of zou zinken, daarna wilde ik 2 eieren op tafel leggen met de vraag ‘wat denken jullie, zullen deze eieren blijven drijven of zullen ze zinken?’. Hier zou een cognitief conflict ontstaan, aangezien 1 ei zou blijven drijven en de andere zou zinken. Dit zou komen doordat 1 ei gekookt is en het andere ei rauw is. Toen ik dit de avond van te voren wilde testen, wam ik erachter dat mijn theorie niet klopte. Ik kwam erachter dat een gekookt ei niet bleef drijven, maar dat dit gebeurt als een ei rot is. Ik had 2 verschillende theorieën door elkaar gehaald. Hierdoor kwam ik in de stress, omdat ik dus nu iets anders moest verzinnen. Hiervan heb ik geleerd dat het belangrijk is om altijd alles op tijd voor te bereiden en te controleren, zodat ik niet de avond van te voren nog voor verrassingen kom te staan.

Tijdens het terugkijken van de activiteit kwam ik erachter dat ik soms best wel hoog praat (dit gaf iemand uit mijn intervisie groep ook aan). Dit is iets waar ik in vervolg op ga letten. Ook praat ik soms vrij snel, waardoor ik te snel kan gaan voor de kinderen. Ik moet dus echt letten om mijn stemgebruik.

Ten slotte ben ik er tijdens de activiteit achter gekomen hoe belangrijk een stilte kan zijn. Ik heb nog al vaak de neiging om heel snel in te grijpen of te helpen. Tijdens het filmpje ben ik bewust een aantal keer stil geweest. Hierdoor kwam ik erachter dat kinderen dan met goede ideeën komen, gewoon doordat ik ze de vrijheid geef om na te denken. Een mooi voorbeeld hiervan was het moment dat ik aan de kinderen vroeg wat ze met deze spullen wilden doen. Het meisje zei direct ‘vlotje bouwen!’, hierop bleef ik bewust nog even stil om te kijken wat de jongen hierop te zeggen had. Hij gaf aan dat hij ook wel wilde kijken naar drijven en zinken, hier haakte het meisje op in en zei ‘kijken wat zinkt en wat blijft drijven’. Dat was precies wat ik met ze wilde doen. Zonder ze helemaal te sturen/ zelf in te vullen, kwamen de kinderen zelf met het idee, doordat ik zelf stil bleef. Dit zorgde ook voor meer enthousiasme bij de kinderen, aangezien ze het zelf bedacht hadden en het niet een opdracht van de leerkracht was.

Tijdens de lessen van deze module en tijdens het bestuderen van de theorie heb ik geleerd wat het belang is van goede vragen stellen. Hier had ik nog nooit bewust bij stil gestaan. Tijdens mijn filmpje heb ik geprobeerd zoveel mogelijk open vragen te stellen, tijdens het terugkijken van het filmpje en tijdens het benoemen van de vragen, kwam ik erachter dat dit gelukt was. Ook gaf mijn intervisie groep aan dat ik goede vragen stelde.

Het bovenstaande geleerde sluit goed aan bij mijn totale rol als leerkracht. Het is belangrijk om als leerkracht lessen goed voor te bereiden, om te voorkomen dat je voor verassingen komt te staan. Ook kun je als leerkracht veel bereiken met het gebruik van je stem. Dit is tevens een pop doel van mij geworden. Aangezien ik naar mijn idee en die van mijn mentor tijdens de lesuitleg soms te hard praat. Daar kan ik nu te hoog en te snel

3 Beoordelingspunt 6

Page 13: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

praten bij aansluiten. Ten slotte ben ik erachter gekomen hoe belangrijk het voor een leerkracht is om af en toe stiltes te laten vallen, dit ga ik in vervolg vaker in zetten.

2 Beoordelingspunt 5

Page 14: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

Je expliciteert de betekenis die de door jou verworven kennis en inzichten geeft voor jouw ontwikkeling en geeft aan welke nieuwe vaardigheden je in de toekomst nog zou willen verwerven.

Wat voor leerkracht voor het jonge kind ben ik op dit moment (welke vaardigheden zijn voor mij van belang) vanuit verschillende onderwijs visies bekeken:

Ik ben een leerkracht die van rust en orde in de klas houdt. Wanneer er rust en orde in de klas is, is er een prettig klimaat en daarmee een optimale leeromgeving. Ook weten de leerlingen door de structuur die orde brengt waar ze aan toe zijn en wat ik van ze verwacht. Daarnaast vind ik gezelligheid en een persoonlijke sfeer in de klas belangrijk. Met gezelligheid bedoel ik dat ik ervoor zorg dat er ook ruimte is om samen te spelen/leren, gekletst mag worden, gelachen mag worden, enz. De persoonlijke sfeer in de klas houdt in dat ik mezelf niet altijd boven de kinderen wil plaatsen als juf, maar ook ertussen. Ik wil weten wat de kinderen bezighoudt en hierop aansluiten. Ik vind het daarom belangrijk om iedere ochtend bij de deur te staan en de leerlingen persoonlijk te verwelkomen, daarna geef ik de kinderen iedere ochtend de tijd om iets te vertellen. Dit sluit aan bij de theorie van Leraar24 (2009).

Als Dalton juf vind ik het belangrijk dat kinderen vrijheid en zelfstandigheid hebben, kunnen reflecteren, samenwerken en zich verantwoordelijk voelen over eigen werk. Dit is iets wat ik iedere dag toepas in mijn lessen. Iedere dag laat ik kinderen samenwerken en laat ik ze een dagtaak invullen.

Als er gekeken wordt naar de visies op het onderwijs van Fenstermacher & Soltis (1986), zoals beschreven in Van Oers en Janssen-Vos (2000) past ‘the therapist approach’ het best bij mij. Ik creëer onderwijssituaties die voor de leerlingen rijk zijn en waarbinnen ze tot voor hen zinvolle activiteiten kunnen komen die aanzet tot autonomie. Ik ontwerp zelf lessen binnen de doelen die in sommige gevallen beter aanspreken bij de kinderen binnen mijn groep dan de methode lessen.

Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en hebben de drang om op onderzoek uit te gaan. Als leerkracht vind ik het belangrijk om hierbij aan te sluiten. Kinderen niet in hokjes laten denken, maar de vrijheid geven om zelf te denken (CPS, 2014).

Ten slotte vind ik sociale vaardigheden bij leerlingen heel belangrijk. De basis van de sociale vaardigheden worden gelegd bij het jonge kind, daarom is het van belang om hier veel aandacht aan te besteden. Ik observeer kinderen in mijn klas en kijk hoe sociaalvaardig het kind is. Blijkt het zo te zijn dat een kind moeite heeft met een aantal sociale vaardigheden steun ik hem/haar daar in.

Vaardigheden die ik in de toekomst nog wil wervenDe hierboven genoemde vaardigheden, die ik belangrijk vind als juf, zullen altijd voor mij in ontwikkeling blijven. Telkens doe ik nieuwe kennis op over deze vaardigheden. De vaardigheid die ik daarnaast nog graag wil ontwikkelen is het durven los te laten. Af en toe ben ik met van alles en nog wat bezig en kan een kind mij heel lang bezig houden, het is dan van belang om los te durven laten. Daarnaast blijft voor mij het om hulp durven vragen en het stellen van vragen een puntje van ontwikkeling. Nu ben ik nog veel bezig met het lesgeven, maar minder met de zaken die daarbij komen kijken: het maken van groepsplannen, ZIEN, toetsen, enz. Hier zou ik mij ook meer in

4 Beoordelingspunt 7

Page 15: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

willen verdiepen, aangezien dit zaken zijn die ik, als ik er alleen voor sta, wel moet kunnen.

2 Beoordelingspunt 5

Page 16: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

Alfieri, L., Brooks, P. J., Aldrich, N. J. & Tenenbaum, H. R. (2010). Does discovery-based instruction enhance learning? Journal of Educational Psychology, 103 (1), 1-18. DOI: 10.1037/a0021017.Channah, Z. (n.d.). De ontwikkeling van het jonge kind: sociaal-emotionele ontwikkeling. Verkregen op 11 december, 2015, van http://zevenzien.vrhlwebsites.com/Media/Library/Documents/KP_ 06_sociaal_emotionele_ontwikkeling.pdf CPS. (2014). Visies op het leren van het jonge kind. Verkregen op 15 december, 2015, van

file:///C:/Users/Vivian/Downloads/eBook_Leren_jonge_kind%20(def).pdf Delfos, M.F. (2009). Ontwikkeling in vogelvlucht. Ontwikkeling van kinderen en adolescenten. Amsterdam: Pearson.Förrer, M., Kenter, B., & Veenman, S. (2000). Coöperatief leren in het basisonderwijs. Amersfoort: CPS.Franssen, J. (2012). Bloom-kaartenset. Verkregen op 11 december, 2015, van www.talentpunt.nlGraft, M. van. & Kemmers, P. (2007). Onderzoekend & ontwerpend leren bij natuur en techniek. Den Haag, stichting Platform Beta Techniek.Hooijmaaijers, T. & Stokhof, T. (2012). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Assen: Van Gorcum BV. Ik leer in Beelden. (2013). Intrinsieke en extrinsieke motivatie. Verkregen op 11 december, 2015, van

http://www.ikleerinbeelden.nl/op-school/beelddenken-leren/intrinsieke-en-extrinsieke-motivatie/ Leraar24. (2009). Orde in de klas. Verkregen op 15 december, van, https://www.leraar24.nl/dossier/867/orde- in-de-klas#tab=0 Oers, B. van., & Janssen-Vos, F. (2000). Visies op onderwijs aan jonge kinderen. Assen: Van Gorcum & Comp. B.V.Primas. (n.d.). To promote inquiry-based learning in mathematics and science at both primary and secundary levels across .Europe. Verkregen op 21 november, 2015, van

http://www.primas-project.eu/en/index.do SLO. (n.d.). Ontwikkelingschets groep 3-4. Verkregen op 11 december, 2015, van .

http://sociaalemotioneel.slo.nl/thema/algemeen/soc-emot_ontw/ontwikkelschets_3-4/ Tanis, M., Dobber, M.,  Zwart, R. & Oers, B. (2014). Beter leren door onderzoek. Vrije universiteit Amsterdam, 1,  4-8.Valcke, M. (2010). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap. Gent: Academia PressZien. (2008). Oudersuggesties. Verkregen op 11 december, 2015, van

http://www.zienvooronderwijs.nl/oudersuggesties

5 Literatuurlijst

Page 17: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

Lesopzet

Inleiding:Weten jullie wat drijven en zinken inhoudt?Hoe kan een schip blijven drijven op het water?

Prentenboek voorlezen, tussendoor vragen stellen.1. Waarom moet er een dop op de fles zitten?2. Wat denken jullie, zal de plank blijven drijven?3. Wat gebeurt er als ze op de plank gaan staan?4. Wat gebeurt er als Bibi ook op het vlot gaat zitten5. Waarom zinkt het vlot als Bibi erbij op gaat zitten?

Na het verhaal:

Hebben jullie wel eens een vlot gemaakt? Hoe hebben jullie dat gedaan?Hoe hebben Bas en Bibi ervoor gezorgd dat ze beide op het vlot bleven drijven?Hoe kan een schip blijven drijven op het water? 

Kern:Fase 1: ConfrontatieAllemaal spullen op tafel neerleggen. Fase 2: VerkennenKijk maar eens naar de spullenFase 3: Plan makenWat zouden wij met deze spullen kunnen gaan doen? Fase 4: Plan uitvoeren

Ondertussen aan de leerlingen vragen:- Waarom denk je dat deze blijft drijven/zinken- Denk jij dat ook en waarom? -> klasgenootje

De kinderen leggen om de beurten een voorwerp in het water.Ondertussen vragen:- Klopte de voorspelling?- Weet jij hoe het kan dat hij zinkt/drijft?- En jij?- Kunnen jullie het aan elkaar uitleggen?- Kunnen wij er ook voor zorgen dat iets dat zinkt, blijft drijven en iets dat blijft drijven zinkt?

Slot:Fase 5: evalueren en Fase 7: VerdiepenWat hebben jullie vandaag geleerd?

6 Bronnen

Page 18: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

2 Beoordelingspunt 5

Page 19: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

6 Literatuurlijst

Page 20: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

6 Literatuurlijst

Page 21: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

ToestemmingDe ouders hebben allemaal in het begin van groep 3 een formulier ingevuld met alle gegevens over het kind. Hierin stond ook de vraag of de kinderen gefilmd mogen worden. Drie ouders hebben aangegeven dit liever niet te hebben, deze leerlingen heb ik daarom ook niet gekozen.

Feedback van klasgenoten

Feedback van Hilde

Algemeen1. TechnischMooi gefilmd. Kinderen zijn goed in beeld!

2. Inhoudelijk- Een hele leuk activiteit met een goede opbouw. Dit zou ik zo aanhouden.

- Omdat je het filmpje toch nog moet inkorten zou ik maar een klein deel van het verhaal laten zien, volgens mij is het voor de kijker gewoon belangrijk dat hij of zij weet dat het over drijven en zinken gaat. Je zou het dan altijd nog aan kunnen vullen met tekst op het beeld.

- De vragen die je stelt moeten terugkomen in de ondertiteling van je filmpje.

- Ik zou in ieder geval de verwerking van verschillende groepjes kinderen in het filmpje laten zien zodat je kan aantonen dat je op elk groepje kan inspelen.

Beoordelingscriteria

1. Je kunt een uitdagende spelsituatie voor kinderen creëren die stimuleert tot ontwikkeling.

Een hele mooie spelsituatie dat zeker past bij de ontwikkeling van deze kinderen uit groep 3. Kinderen kunnen deze activiteit heel goed zelfstandig. Het lijkt net of jij de hele activiteit niet voorbereid hebt en gewoon inspeelt op wat de kinderen zeggen (met het uitproberen enzo), heel natuurlijk, leuk om te zien!

Hoe laat je zien dat jouw spelsituatie geschikt is voor kinderen van verschillende niveaus? Ik zou het zelf ook niet zo goed weten hoe maar misschien dat we hier eens samen over na kunnen denken.

Vermeld ook de doelen van de opdracht, met tekst op het beeld?!

2. Je kunt doordacht richting geven tijdens spelactiviteiten door interventies toe te passen die leerlingen uitlokken tot nadenken, onderzoeken en initiatief nemen.

De kinderen zijn heel erg betrokken! Je kunt zien dat ze plezier hebben en ook echt iets leren. Je speelt goed in op de kinderen en sluit aan bij hun vragen. Dit heb je goed voorbereid.

6 Bronnen

Page 22: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

Blijf denken aan het geven van denktijd! Laat ze het ook maar is zelf doen zonder iets te zeggen of doen. Verder stel je goede vragen hoor! Benoem de soorten vragen ook in je filmpjes.

3. Je kunt door jouw leerkrachtgedrag (onder andere coachen, inspireren, vragen stellen) kinderen uitdagen zelf initiatief te nemen, te ontdekken en aanzetten tot nadenken. Dit wordt zichtbaar in het filmfragment.

Je moet de vragen nog door middel van ondertiteling benoemen. Je vragen sluiten goed aan bij de taxonomie van Bloom (voor zover ik het bestudeerd heb). Als je ze benoemt in je filmpje kun je ook zien of je alle soorten vragen erin hebt zitten.

4. De student past zijn kennis van de ontwikkelingslijnen op alle vakgebieden toe in het begeleide spel.

Ik zie dat je echt een onderbouw juf bent en je bent ook heel natuurlijk in je omgang met deze kinderen. De kinderen leren zeker uit jouw filmpje. Volgens mij is dit gewoon een hele goede activiteit voor deze opdracht. Jou winst kun je nu nog echt behalen in het monteren van het filmpje, naar mijn mening.

Punt 5, 6 en 7 zijn nu niet te beoordelen. Heeft met het eindwerkstuk te maken.

Feedback van Wilrieke

Algemeen:- Als je de activiteit opnieuw gaat filmen, probeer dan te letten op het tempo van je praten. Af en toe praat je (ik denk door je eigen enthousiasme) vrij snel. - Stukjes die er (wat mij betreft) uitkunnen om binnen de 10 minuten te komen:

* Vond je het verhaaltje leuk? Ik vond het een leuk verhaaltje. * Zou ik het water van deze bloemen mogen gebruiken?

Technisch:- De camera staat mooi dichtbij de activiteit. Ik kan goed zien wat de kinderen doen, totdat de lege bak in beeld komt (stukje bij het vel waar drijven/zinken opstaat). Ik kan nu niet goed zien wat de kinderen bij “drijven” neerleggen. Als je het experiment echt gaat proberen (spullen in water doen) staat de bak op een betere plek.

Inhoudelijk:- Bij fase 3 (eerste keer) neem je een goede afstand. Je geeft de kinderen ruimte om even ‘aan te rommelen’. - In het hele filmpje komt de interactie tussen jou en de leerling duidelijk naar voren. Misschien is het mooi om de interactie tussen leerlingen onderling meer te stimuleren. Het is nu vooral “Wat vind jij …”. - Je stelt erg veel vragen waarbij je vraagt: “Wat zou er gebeuren als….”. Misschien kun je een aantal van deze vragen schrappen.

Naar aanleiding van beoordelingsmodel punten 1 tot en met 4:1. Je kunt een uitdagende spelsituatie voor kinderen creëren die stimuleert

tot ontwikkeling.

6 Bronnen

Page 23: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

Je hebt een zeer uitdagende spelsituatie en de ontwikkeling van de kinderen wordt duidelijk gestimuleerd! Probeer aan het begin van het filmpje of na het lezen van het prentenboekje wel aan te geven wat jouw doel is met de activiteit. Ondertitel zou kunnen zijn: “Doel: kennis maken met drijven en zinken” o.i.d.. Je spel stimuleert wel, je zou misschien meer de zelfstandigheid van de kinderen kunnen stimuleren, door ze o.a. meer met elkaar te laten praten i.p.v. jij stelt een vraag en één van de leerlingen geeft een antwoord. Om aan te tonen dat je in kunt spelen op verschillende niveaus van kinderen, zou ik de activiteit (of een deel ervan) nog een keer filmen met een ander tweetal.

2. Je kunt doordacht richting geven tijdens spelactiviteiten door interventies toe te passen die leerlingen uitlokken tot nadenken, onderzoeken en initiatief nemen.

Je hoeft de kinderen eigenlijk niet te stimuleren om mee te doen, want ze willen uit zichzelf al van alles proberen met de spullen die je meegenomen hebt. Soms heb je de neiging om snel antwoorden te geven voor de kinderen of je eigen mening te laten horen. Misschien zou je bij de volgende opname ze wat meer denktijd kunnen geven. Ze komen dan samen op nieuwe ideeën. Op die manier wordt ook de interactie tussen de kinderen onderling groter. Het wordt dan minder leerkracht – leerling. Je ziet de kinderen nadenken over wat wel drijft, wat niet en waarom wel/niet. Misschien zou je ergens een vraag of opmerking kunnen stellen/maken waardoor er een cognitief conflict ontstaat?

3. Je kunt door jouw leerkrachtgedrag (onder andere coachen, inspireren, vragen stellen) kinderen uitdagen zelf initiatief te nemen, te ontdekken en aanzetten tot nadenken. Dit wordt zichtbaar in het filmfragment.

Op dit moment missen de ondertitels met de soorten vragen (kennisvraag, analyserende vraag, begripsvraag, etc.). Het is mooi dat je de fasen aangeeft!Misschien is het nog handig om je verder te verdiepen in de taxonomie van BLOOM, zodat je weet wat voor soort vragen je allemaal kunt stellen (kennisvragen, begripsvragen, toepassingsvragen, , analyserende vragen, creërende vragen, evaluerende vragen). Ik heb op dit moment nog niet zo’n goed beeld van welke soorten vragen je allemaal gesteld hebt, want je stelde er een heleboel. Als je straks in de ondertitels kunt laten zien welke soort vragen je gesteld hebt, kan ik meer over zeggen.

4. De student past zijn kennis van de ontwikkelingslijnen op alle vakgebieden toe in het begeleide spel.

Je bent in mijn ogen echt een kleuterjuf (ook al heb je geen kleuters). Vooral je stemgebruik gaat echt ver omhoog. Probeer wel op te letten dat je niet te vrolijk/hoog gaat praten. Uit je fragment komt duidelijk naar voren dat de kinderen van de activiteit leren. Als je ergens in het filmpje je doel voorbij laat komen, kan de kijker aan het eind een beter oordeel geven over je evaluatie. Je laat zien dat je in kunt spelen op de reacties van kinderen, maar in dit filmpje vind ik niet dat de kinderen echt onverwachte reacties geven. Alle reacties die zij geven, had ik van te voren ingeschat. Probeer een opname te maken waarbij een kind echt een totaal andere invalshoek heeft. Dan komt dit punt beter naar voren. De manier waarop je inspeelt op de reacties van de kinderen is prima! Je interventies passen goed bij het en de zone van naaste ontwikkeling. Je zou

6 Bronnen

Page 24: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

misschien de eieren (één gekookt en één ongekookt) nog toe kunnen voegen om een cognitief conflict te veroorzaken waardoor ze nog meer in de zone van naaste ontwikkeling komen.

Feedback van Inge

Algemeen1. TechnischAlles is goed in beeld. De materialen zijn goed zichtbaar. Aan het eind is dit minder, doordat jij zelf aan het opruimen bent en de kinderen omgedraaid zijn. Misschien zou je de volgende keer even kunnen wachten met opruimen en dat pas doen na de evaluatie.

2. Inhoudelijk- Een leuke activiteit, de kinderen zijn erg betrokken. - Super dat je begint met een prentenboek om het onderwerp in te leiden. Dit is ook voor de kinderen erg interessant.- Wat weten de kinderen al veel!- Mooi dat je zoveel uit de leerlingen zelf haalt.- De bijschriften zijn niet altijd goed gekozen 2.45 Dit is eerder evaluerend dan creërend, 2.59 is meer een weetvraag of evaluerende vraag, 5.50 dit is meer creërend dan evaluerend.- Het stukje: “Wat denken jullie, zou ik het water van deze bloemetjes mogen lenen” is overbodig, dit zou ik weglaten.

Beoordelingscriteria

1. Je kunt een uitdagende spelsituatie voor kinderen creëren die stimuleert tot ontwikkeling.

Een leuke activiteit, er zit veel betekenis aan voor de leerlingen. Door het boek worden de leerlingen nog enthousiaster over het onderwerp. Mooi om te zien dat je de leerlingen zelf veel keuzes laat maken en hen de leiders maken van de opdracht. Zij bepalen wat er gaat gebeuren, leuk om te zien.

2. Je kunt doordacht richting geven tijdens spelactiviteiten door interventies toe te passen die leerlingen uitlokken tot nadenken, onderzoeken en initiatief nemen.

Je stelt vragen waardoor de leerlingen weer aan het denken worden gezet. Hierdoor komen zij zelf met ideeën, je duwt ze subtiel de juiste richting in. Het is mooi om te zien op de manier waarop je dit doet. Het gaat allemaal vanzelf.

3. Je kunt door jouw leerkrachtgedrag (onder andere coachen, inspireren, vragen stellen) kinderen uitdagen zelf initiatief te nemen, te ontdekken en aanzetten tot nadenken. Dit wordt zichtbaar in het filmfragment.

Je stelt vragen waardoor de leerlingen weer aan het denken worden gezet. Hierdoor komen zij zelf met ideeën, je duwt ze subtiel de juiste richting in. Het is

6 Bronnen

Page 25: Leeftijd specialisatie: ‘Jonge kind’portfoliojufvivian.weebly.com/uploads/1/7/8/9/17895997/... · Web view1.1.1 Sociaal emotioneel niveauVoordat een kind op school komt heeft

mooi om te zien op de manier waarop je dit doet. Het gaat allemaal vanzelf. Je kunt zien dat je hebt nagedacht over de vragen. De benaming van de vragen klopt op sommige stukjes niet, daar zou je nog naar kunnen kijken. Bekijk dan echt de theorie, wat staat daar over een bepaalde vraag, hoe is die opgebouwd en waar vraagt het naar?

4. De student past zijn kennis van de ontwikkelingslijnen op alle vakgebieden toe in het begeleide spel.

Je gaat goed in op wat de leerlingen kennen. Je probeert ze ook nog meer mee te geven (over de mandarijn). De vragen zijn op het juiste niveau gesteld. De leerlingen worden op een leuke manier uitgedaagd om zelf goed na te denken. Je speelt goed in op het niveau van de leerlingen.

Punt 5, 6 en 7 zijn nu niet te beoordelen. Heeft met het eindwerkstuk te maken.

6 Bronnen