LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van...

48
LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK Wetenschap op de plaats delict dr. Christianne de Poot

Transcript of LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van...

Page 1: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

L E C T O R A AT F O R E N S I S C H O N D E R Z O E K

Wetenschap op de plaats delict

dr. Christianne de Poot

Page 2: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig
Page 3: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

3 3

Wetenschap op de plaats delict Hogeschool van Amsterdam / Politieacademie

Lectorale rede dr. Christianne de Poot

Lectoraat Forensisch Onderzoek,

Apeldoorn / Amsterdam,

26 oktober 2011

Page 4: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig
Page 5: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

Inhoudsopgave

Wetenschap op de plaats delict 7

Inleiding 7

Hoofdstuk 1: Wetenschappers op de plaats delict 11

Multidisciplinair onderzoek 13

Hoofdstuk 2: Van generalist naar specialist - forensische

laboratoriumonderzoekers 17

Hoofdstuk 3: Kenmerken van het forensische onderzoek 21

Van gevolg naar oorzaak - een kwestie van interpreteren 21

Harde resultaten of beïnvloedbare interpretaties? 24

Hoofdstuk 4: Blind of goed geïnformeerd onderzoeken? 27

Het lectoraat:

wetenschappelijk onderzoek naar en voor de opsporingspraktijk 28

Informatie-uitwisseling tussen ketenpartners 31

Hoofdstuk 5: De toekomst van het forensische sporenonderzoek 33

Nieuwe kansen en nieuwe risico’s 35

Het lectoraat:

wetenschappelijk onderzoek naar de toekomstige opsporingspraktijk 36

Hoofdstuk 6: Tot slot 41

Literatuur 43

Over de lector 45

Colofon 47

Page 6: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

6 6

Page 7: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

7 7

Wetenschap op de plaats delict

Inleiding

‘Wherever he steps, whatever he touches, whatever he leaves, even

unconsciously, will serve as silent evidence against him. Not only his

fingerprints or his footprints, but his hair, the fibers from his clothes,

the glass he breaks, the tool mark he leaves, the paint he scratches, the

blood or semen that he deposits or collects - all these and more, bear

mute witness against him. This is evidence that does not forget. It is

not confused by the excitement of the moment. It is not absent because

human witnesses are. It is factual evidence. Physical evidence cannot

be wrong; it cannot perjure itself; it cannot be wholly absent. Only

it’s interpretation can err. Only human failure to find it, study and

understand it, can diminish its value.’ 1

Dit uitgebreide citaat van Paul Kirk uit 1953 illustreert een aantal

zaken die ik vandaag naar voren wil brengen. In de eerste plaats

maakt dit citaat duidelijk welke verwachtingen wij al sinds de jaren

’50 van de vorige eeuw, of eigenlijk sinds het eind van negentiende

eeuw koesteren als het gaat om forensisch onderzoek. In de tweede

plaats laat het citaat zien dat goed forensisch onderzoek staat of valt

met de mensen die dit onderzoek verrichten.

1 Kirk (1953) H1, p4.

Page 8: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

8 8

Bij het verzamelen van sporen op een plaats delict en bij het

onderzoeken van die sporen gaat het niet om een paar kunstjes

die eenvoudig kunnen worden aangeleerd. Het gaat ook om een

denkproces. Het herkennen van een sporenbeeld, creatief nadenken

over mogelijke gebeurtenissen waardoor sporen veroorzaakt kunnen

zijn. Reconstructief denken van gevolg naar oorzaak, nadenken

over de aard van de sporen die verzameld moeten worden om

verschillende scenario’s te kunnen toetsen, en over mogelijkheden

voor vervolgonderzoek.

Het is een vorm van wetenschap en van veelzijdig vakmanschap.

Natuurlijk vanwege de geavanceerde wetenschappelijke methoden

waarmee sporen worden veiliggesteld en waarmee ze worden

geanalyseerd – als er in dat proces iets mis gaat, gaat het spoor soms voor

goed verloren. Maar vooral ook vanwege het denkproces – de afwegingen

en de beslissingen die met dit onderzoek gepaard gaan. De interpretatie

van de plaats delict, het leggen van verbanden tussen aangetroffen

sporen en mogelijkheden voor verder onderzoek, het interpreteren van

onderzoeksbevindingen in het licht van de andere informatie over een

zaak. Het vereist technische kennis en cognitieve vaardigheden. Dat

maakt dit vak zo interessant en zo uniek.

Ik neem u mee naar het eind van de negentiende en begin van de

twintigste eeuw – de tijd dat natuurwetenschappers de plaats delict

ontdekten en als politiedeskundigen optraden om de politie te helpen

bij het opsporingsproces. Ik laat u kort zien welke ontwikkeling het

forensische onderzoek sinds die tijd heeft doorgemaakt en zal stil

staan bij de gevolgen daarvan. Daarbij zal ik enkele wetenschappelijke

onderzoeken bespreken die het lectoraat Forensisch Onderzoek verricht

Page 9: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

9 9

om de opsporingspraktijk te kunnen verbeteren. Daarna neem ik u mee

naar de toekomst – die nog veel spannender is dan het verleden. Door

technologische en wetenschappelijke innovaties zal het forensische

sporenonderzoek in de toekomst heel anders kunnen worden aangepakt.

Hierdoor zullen forensische sporen het opsporingsproces meer kunnen

sturen. Dit biedt nieuwe kansen, maar er ontstaan hierdoor ook nieuwe

risico’s en dilemma’s voor professionals die werkzaam zijn in de

opsporingspraktijk. Het lectoraat Forensisch Onderzoek doet samen met

docenten, studenten, wetenschappers en professionals wetenschappelijk

onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken.

Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig is om de nieuwe

opsporingskansen optimaal te kunnen benutten, en tevens de integriteit

van het opsporingsproces te waarborgen. Ik zal u laten zien hoe het

lectoraat Forensisch Onderzoek samen met de genoemde partners door

het verrichten van innovatief wetenschappelijk onderzoek en door het

geven van onderwijs voorziet in een kennisbehoefte van de forensische

beroepspraktijk.

Page 10: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

10 10

1

Page 11: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

11 11

Wetenschappers op de plaats delict

De Oostenrijkse jurist Hans Gross vestigde aan het einde van de

negentiende eeuw aandacht op het grote belang van het onderzoek

naar fysieke sporen ten behoeve van de strafrechtspleging. Om recht

te kunnen spreken over een zaak, moet eerst zo goed mogelijk worden

gereconstrueerd wat er precies is gebeurd, zo stelde hij, en daarvoor

moeten ook de ‘stille getuigen’ worden gehoord. Tot ver in de negentiende

eeuw richtten opsporingsonderzoeken zich vooral op ‘sprekende

getuigen’. Verklaringen van slachtoffers, verdachten en getuigen vormden

de basis voor het strafproces. Misdrijven werden bewezen doordat daders

op heterdaad werden betrapt, of na hun aanhouding een bekentenis

aflegden. In de politiepraktijk werd er weinig aandacht besteed aan de

fysieke sporen die achterbleven nadat er een misdrijf was gepleegd. Of

verklaringen en bekentenissen klopten werd nauwelijks getoetst. In de

loop van de negentiende eeuw ontstond echter het besef dat zichtbare

sporen die na een misdrijf achterbleven op de plaats delict konden helpen

bij de reconstructie van het gebeurde. Reconstructies van strafbare feiten

zouden veel nauwkeuriger worden als het fysieke sporenbeeld daarin

meegenomen werd. Doordat men zich beter bewust werd van de grote

waarde van fysieke sporen in het opsporingsproces, werd het steeds

gebruikelijker om wetenschappers te betrekken bij het onderzoek naar

een ernstig misdrijf of naar een ingewikkelde zaak.

In die periode schreef Hans Gross zijn Handbuch für Untersuchungsrichter

als System der Kriminalistik.2 Hierin besteedde hij aandacht aan de

wetenschappelijke disciplines die konden helpen bij de reconstructie

van een gebeurtenis, maar vooral ook aan de wijze waarop de informatie

uit verschillende disciplines met elkaar moest worden geïntegreerd.

Integratie van informatie was nodig om tot een gedegen reconstructie van

2 Gross (1893).

Page 12: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

12 12

een misdrijf te kunnen komen. Om de benodigde opsporingsinformatie

te kunnen achterhalen, structureren en integreren, introduceerde hij de

zeven gouden W-vragen. Vragen die beginnen met de woorden wie, wat, waar, waarmee, op welke wijze, wanneer en – in mindere mate ook – waarom.3

Aan de hand van deze vragen kon volgens Gross gericht gezocht worden

naar relevante informatie en kon de verkregen informatie uit diverse

bronnen worden geïntegreerd en gebruikt worden om de gebeurtenis

te reconstrueren. Deze 7 gouden W-vragen vormen tot op de dag van

vandaag een leidraad voor het opsporingsonderzoek. Elke Nederlandse

politiemedewerker kan deze vragen dromen.

Multidisciplinair onderzoek

In de praktijk was het integreren van informatie uit verschillende

wetenschappelijke disciplines eind negentiende, begin twintigste eeuw

niet zo’n groot probleem. Het opsporingsproces werd in die periode

onder invloed van de nieuwe inzichten geprofessionaliseerd. Bij de

politiekorpsen in de grote steden werden speciale rechercheafdelingen

opgericht en het forensische sporenonderzoek vond zijn intrede doordat

enkele wetenschappers regelmatig als deskundige optraden voor politie

en justitie.

Het opvallende was dat deze wetenschappers echte generalisten waren.

Het aantal wetenschappers dat in Nederland actief was op dit gebied, was

op de vingers van een hand te tellen. Echte pioniers waren het, die een

behoorlijke bekendheid genoten. Vader en zoon Van Ledden Hulsebosch,

apothekers uit Amsterdam; de chemicus Hesselink, die hoofd was van

de Keuringsdienst van Waren in Arnhem en apotheker Van Wageningh,

hoofd van de Keuringsdienst van Waren in Maastricht verrichtten

regelmatig forensisch onderzoek. Zij voerden het sporenonderzoek

uit op de plaats delict en gebruikten hun eigen laboratoria voor nader

onderzoek aan veiliggestelde sporen. Voor secties werden de pathologen

Hulst, Hedde, Mieremet en Rochat benaderd. Ook de chemicus Froentjes,

de eerste directeur van het Nederlands gerechtelijk laboratorium mag tot

3 Zie over de rol van deze vragen in het opsporingsproces ook De Poot e.a. (2004), p. 249-252.

Page 13: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

13 13

deze pioniers worden gerekend. Ook in het buitenland was er slechts een

beperkt aantal wetenschappers actief op het gebied van de criminalistiek.

Deze ‘politiedeskundigen’, zoals ze genoemd werden, stonden nauw met

elkaar in contact. Er waren dus enkele wetenschappers die zich hadden

gespecialiseerd in het brede veld van het forensische onderzoek, en

dat had gevolgen voor de wijze waarop het forensisch onderzoek werd

verricht.

Ik wil dat illustreren aan de hand van het werk van Christiaan Jacobus

van Ledden Hulsebosch. We weten goed hoe hij zijn sporenonderzoeken

verrichtte, doordat hij hier uitgebreid verslag van heeft gedaan in

het boek Veertig jaren speurderswerk dat in 1945 verscheen.4 Van Ledden

Hulsebosch werd wel de ‘Sherlock Holmes’ van Amsterdam genoemd. Hij

was net als zijn vader apotheker, maar studeerde ook criminologische

scheikunde en natuurkunde in Lausanne, Berlijn, Dresden en Wenen. De

kneepjes van het forensische vak leerde hij van zijn vader. De eerste zaak

die hij deed was er een waarvoor men eigenlijk zijn vader benaderde.

Maar omdat die op een congres in het buitenland zat, besloot de

Amsterdamse Officier van Justitie zoon Co als deskundige naar de zaak te

zenden. Hij was een student van 21 jaar, en wierp tegen dat hij nog niet

afgestudeerd was, maar daarop reageerde deze officier met de woorden

“Wij vragen niet om titels, maar naar geschiktheid, gezond verstand en

speurderszin. Iemand die wel een apothekers diploma bezit, doch de rest

mist is voor ons minder waard dan iemand die al geruime tijd achter de

coulissen zijn vader bij deze arbeid gadeslaat en terzijde staat. Dus pak

jij het nodige bijeen en ga naar Alkmaar in plaats van je vader”. Hij ging,

loste de zaak op en werd vanaf dat moment – dit speelde in 1902 – zelf

benaderd voor forensische klussen. In eerste instantie zette hij daarnaast

de apotheek van zijn vader voort, maar later vestigde hij in die apotheek

zijn eigen laboratorium voor criminalistisch onderzoek. Hij gaf daar les

aan politiemensen in ‘eerste optreden op de plaats van een misdrijf’ en

‘wetenschappelijke speurderskunst’. Daarnaast was hij wetenschappelijk

adviseur bij de opsporingsdienst van de Amsterdamse politie en gaf hij les

aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam.

4 Van Ledden Hulsebosch (1945).

Page 14: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

14 14

Van Ledden Hulsebosch was een pionier op velerlei gebieden. Hij

verrichtte allerlei soorten chemische analyses, deed brandonderzoek,

verrichtte onderzoek naar wapens en explosieven, maar ook naar

verongelukte vliegtuigen, inbraken en moordzaken. Hij onderzocht

verwondingen en bloedspatpatronen, analyseerde faeces en

lichaamsvocht, verrichtte onderzoek naar schoen- en vingersporen, en

naar documenten. Hij voerde – samen met hoofdinspecteur Te Wechel

uit Rotterdam de dactyloscopie in Nederland in en knutselde een camera

in elkaar die geschikt was voor het fotograferen van vingerafdrukken.

Ook was hij een van de eersten die ultraviolet licht gebruikte bij zijn

forensische onderzoek. Dat UV-apparaat zou hij persoonlijk bij Madame

Curie hebben gekocht. Hij verrichtte handschriftvergelijkingen,

organiseerde geavanceerde geursorteerproeven en ontwikkelde het gipsen

– een methode die de forensisch technische recherche nog steeds hanteert

voor het veiligstellen van voet- en schoenafdrukken. Hij onderzocht

en vergeleek kras- en vormsporen en maakte gebruik van metrische

fotografie. Feitelijk was er in de veelheid van forensische disciplines

nauwelijks een vakgebied te verzinnen dat hij niet ontwikkelde of zichzelf

eigen maakte. Hij bestudeerde alles wat er over forensisch onderzoek in

boeken en tijdschriften gepubliceerd was en hij maakte studiereizen naar

collega-onderzoekers en naar congressen.

Door deze manier van werken, was het relatief eenvoudig om het verband

te zien tussen opsporingsinformatie uit verschillende bronnen en om

informatie uit verschillende wetenschappelijke disciplines te gebruiken

bij de reconstructie van een gebeurtenis. Voor een deel vond die integratie

van informatie plaats in het hoofd van de wetenschapper. Voor een deel

gebeurde dit in het samenspel tussen de wetenschapper en de politie.

De tactische informatie kwam van de politie – van een rechercheur of

veldwachter. De technische informatie van de wetenschapper die van

alle markten thuis was. De rechercheur en de wetenschapper voerden

samen het onderzoek uit en stonden in nauw contact met elkaar. Het

sporenbeeld en de informatie uit specifieke sporenanalyses leidde tot

onderzoekslijnen die door de politie verder werden onderzocht. De

informatie uit het tactische onderzoek – bijvoorbeeld uit verklaringen

van getuigen of verdachten – kon aan de hand van de sporen worden

Page 15: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

15 15

bevestigd of ontkracht, of leidde tot een zoektocht naar nieuwe sporen

waaraan deze informatie kon worden getoetst. Zo reconstrueerden de

wetenschapper en de politie samen wat er gebeurd kon zijn en losten ze

samen zaken op.

Page 16: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

16 16

2

Page 17: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

17 17

Van generalist naar specialist - forensische laboratoriumonderzoekers

Deze generatie zeer veelzijdige wetenschappelijke speurders die voor

de oorlog actief was, werd echter al snel vervangen door specialisten.

Er waren te veel misdrijven en te weinig goed opgeleide criminalisten.

Hoewel professor Van Dijck5 er in 1923 op wees dat het een staatszorg was

een rijksinstituut voor gerechtelijk onderzoek te stichten waar geoefende

criminalisten school konden maken en opvolgers konden kweken,6 werd

een dergelijk opleidingsinstituut niet gerealiseerd.

Dit leidde ertoe dat er al in de tijd dat Van Ledden Hulsebosch nog

actief was, een verandering zichtbaar werd van de zojuist geschetste

werkwijze. Het werd steeds gebruikelijker om niet meer één rechercheur

of veldwachter aan een ingewikkelde zaak te koppelen, maar om daarvoor

een heel rechercheapparaat op te tuigen. Politiemensen verrichtten

het sporenonderzoek op de plaats delict en binnen de politie werden er

specialisten opgeleid tot politiefotograaf en tot dactyloscopist.

De wetenschappelijk opgeleide politiedeskundigen werden

laboratoriumonderzoekers. Zij analyseerden de sporen die hun door de

politie werden aangereikt en probeerden de vragen van de politie met

behulp van natuurwetenschappelijke methoden te beantwoorden. De

wetenschappelijke speurder, die zelf op grond van het sporenbeeld op

de plaats delict afleidde wat er gebeurd kon zijn en die sporen vond,

veiligstelde, analyseerde en interpreteerde in het licht van de andere

informatie over de zaak, verdween van het toneel.

5 J.V. van Dijck was raadsadviseur bij het Ministerie van Justitie , Raadsheer bij de Hoge Raad en hoogleraar strafrecht in Amsterdam.

6 Van Dijck (1923).

Page 18: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

18 18

Het zoeken en veiligstellen van sporen, het analyseren en het

interpreteren werden gescheiden onderzoeksfasen die door verschillende

professionals werden verricht.

In 1945 werd het Gerechtelijk Laboratorium opgericht in Den Haag,

het huidige Nederlands Forensisch Instituut. Vanaf die tijd vonden de

meeste forensische analyses die niet door de politie zelf konden worden

verricht in dat laboratorium plaats. De forensische wetenschappen

ontwikkelden zich vanaf 1945 steeds verder en het aantal specialistische

deskundigheidsgebieden nam sterk toe. De laatste decennia springen

de ontwikkelingen in het forensische DNA-onderzoek en in de

mogelijkheden om digitale sporen terug te vinden en te interpreteren

vooral in het oog, maar ook ontwikkelingen in de chemie en in de

micro- en nanotechnologie hebben een enorme impuls gegeven aan het

forensische onderzoek.

Die verregaande specialisatie heeft ertoe geleid dat het forensische

sporenonderzoek wat verkokerd is geraakt. Niet alleen is er een scherpere

scheiding ontstaan tussen het werk van de politie en het werk van

de wetenschappers in de forensische laboratoria. Ook verschillende

wetenschappelijke disciplines zijn door deze ontwikkelingen scherper

van elkaar gescheiden. Het probleem van de integratie van informatie

uit diverse bronnen en uit diverse wetenschapsgebieden, waarover Hans

Gross in 1893 sprak, is daarom juist nu verrassend actueel.

Page 19: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

19 19

Page 20: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

20 20

3

Page 21: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

21 21

Kenmerken van het forensische onderzoek

Voordat ik verdere ontwikkelingen schets en een blik werp op de toekomst

van het forensische sporenonderzoek, is het goed om stil te staan bij de

gevolgen van deze verschillende manieren van werken. Want wat is nou

eigenlijk beter? Een enkele veelzijdige wetenschapper die veel informatie

kan overzien, die informatie uit verschillende sporen met elkaar in

verband kan brengen en die op grond van informatie uit verschillende

wetenschappelijke disciplines een reconstructie van het misdrijf kan

opbouwen en kan toetsen? Of juist veel verschillende specialisten, die

elk expert zijn op een eigen vakgebied en die elk afzonderlijk specifieke

sporen kunnen analyseren? In het laatste geval zal de interpretatie van

die sporen ontegenzeglijk objectiever verlopen. Maar de integratie van

informatie uit verschillende delen van het opsporingsproces vormt dan

een groter probleem.

Van gevolg naar oorzaak - een kwestie van interpreteren

Bij forensisch onderzoek gaat het om het analyseren van sporen door

middel van natuurwetenschappelijke methoden. Hierdoor draagt het

forensische onderzoek altijd een geur van harde wetenschap en van

objectiviteit met zich mee. Sporen liegen niet, zo wordt er vaak beweerd.

Dat kan misschien wel kloppen, maar sporen kunnen ook niet praten.

Forensisch sporenonderzoek is er op gericht om uit de fysieke gevolgen

van een gebeurtenis af te leiden hoe deze gebeurtenis zich voltrok.

Het is dus een zoektocht naar verklaringsgronden van aangetroffen

sporen. Sporenanalyses zijn erop gericht om kenmerken van de sporen

te achterhalen en te ontdekken wie of wat het spoor heeft veroorzaakt

en door welke activiteit het terecht is gekomen op de plek waar het

werd aangetroffen. De natuurwetenschappelijke methoden worden

Page 22: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

22 22

dus gebruikt om het verleden te reconstrueren. En daar zit meteen het

grootste probleem. Het verleden laat zich niet observeren en het verleden

laat zich niet voorspellen. De complexe condities die tijdens het misdrijf

een rol hebben gespeeld en die de fysieke gevolgen van de gebeurtenis

hebben bepaald, kunnen we niet tot in detail kennen. Welke sporen wel

en welke sporen niet met het misdrijf te maken hebben, kan daardoor

niet goed worden vastgesteld. Het is aan de forensische rechercheurs

om te bedenken welke sporen relevant zouden kunnen zijn en welke

niet. De keuze die ze hierin maken hangt af van hun interpretatie van

het aangetroffen sporenbeeld, van de scenario’s die ze zich kunnen

voorstellen op grond van wat ze zien, hun ervaringen en de routines die

ze tijdens hun opleiding krijgen aangeleerd.

Dit betekent dat er altijd sporen kunnen worden meegewogen die niets

met het misdrijf te maken hebben, en dat relevante sporen over het

hoofd kunnen worden gezien. Afgezien daarvan is er nog een ander

probleem dat inherent verbonden is aan onderzoek waarin wordt terug-

geredeneerd van gevolg naar oorzaak. Dat is dat er met de gebruikte

onderzoeksmethoden nooit absolute zekerheid kan worden gekregen over

veronderstelde verklaringsgronden van aangetroffen sporen.

Er kan vanuit aangetroffen sporen nooit worden teruggeredeneerd naar

één uniek complex van gebeurtenissen. Gebeurtenissen hebben maar een

beperkt aantal fysieke gevolgen en die fysieke gevolgen – de sporen op

de plaats delict – zouden in theorie door verschillende gebeurtenissen

veroorzaakt kunnen zijn. Aangetroffen sporen zijn vaak consistent met

meerdere scenario’s. Uiteraard, hoe meer fysieke sporen er zijn, hoe

verder dat aantal mogelijke scenario’s kan worden ingeperkt, maar je

kunt niet blijven inperken totdat er zekerheid bestaat. Daar komt dus

nog bij dat het niet duidelijk is welke sporen wel en welke sporen niet

moeten worden meegenomen in de reconstructie. Dit betekent dat je

er met sporenonderzoek alleen nooit komt. Sporen vertellen nooit een

heel verhaal. Voor de interpretatie van de sporen is altijd aanvullende

tactische informatie nodig waarmee de sporen in een context kunnen

worden geplaatst.

Sporen spelen een belangrijke rol bij het genereren van hypothesen

over wat er gebeurd kan zijn en ze hebben een grote toetsende kracht.

Page 23: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

23 23

Als het verhaal van een getuige klopt met het aangetroffen sporenbeeld,

dan is dat een belangrijke indicatie dat het verhaal klopt. Aangetroffen

sporen kunnen getuigenverklaringen dus bevestigen of ontkrachten.

Maar getuigenverklaringen kunnen de sporen ook in een nieuw daglicht

stellen.

De waarde en de betekenis van een spoor is moeilijk in isolatie vast te

stellen en is afhankelijk van de andere informatie die over de gebeurte-

nis is achterhaald. Ik geef een eenvoudig voorbeeld: Op een plaats delict

worden DNA-sporen aangetroffen. Men besluit die sporen te analyseren

en te vergelijken met het DNA-materiaal van mogelijke betrokkenen. Met

deze analyses wordt onomstotelijk vastgesteld dat het DNA-profiel dat op

de plaats delict werd aangetroffen overeen komt met mijn DNA-profiel.

Een grote kans dus dat het mijn DNA is, dat daar werd gevonden. Dat

maakt mij echter nog geen dader van het daar gepleegde misdrijf. Er

kunnen allerlei redenen zijn waarom mijn sporen daar zijn aangetrof-

fen. Door de sporen te onderzoeken, te analyseren en te individualiseren

kan het dus wel duidelijk worden van wie het spoor afkomstig is, maar

is er nog geen relatie gelegd tussen het spoor en het delict. Het opspor-

ingsonderzoek moet daarom niet alleen gericht zijn op het identificeren

en individualiseren van aangetroffen sporen, maar vooral ook op het

aantonen van een verband tussen de aangetroffen sporen en het veronder-

stelde misdrijf. Of zoals emeritus hoogleraar forensisch onderzoek Ton

Broeders het stelde: ‘It’s not whose DNA is it, but how did it get there’.7

Dat maakt het er niet eenvoudiger op. Uit de praktijk kennen we zaken

waarin het DNA-profiel van aangetroffen sporenmateriaal overeenkwam

met het profiel van een verdachte die achteraf onschuldig bleek, zoals

bij de moord op Cees van de Wiel in Tilburg.8 We kennen nog veel meer

zaken waarin het DNA-profiel van aangetroffen sporen niet overeenkwam

met het DNA-profiel van de dader, en waarin achteraf bleek dat dit

materiaal niet gerelateerd was aan het misdrijf. We kennen ook zaken

waarin het DNA-profiel van aangetroffen sporen niet overeenkwam

met het profiel van de verdachte; waarin deze verdachte toch werd

7 Broeders (2003).8 De Poot & Kruisbergen (2006), p. 30-31 en p. 51.

Page 24: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

24 24

aangehouden en veroordeeld, omdat de politie, het openbaar ministerie

en de rechtbank veronderstelden dat de aangetroffen sporen niet

gerelateerd waren aan het delict; maar waarin achteraf bleek dat de

sporen wel degelijk delict-gerelateerd waren, en dat de verdachten dus ten

onrechte waren veroordeeld. Dit gebeurde in de Schiedammer Parkmoord

en in de Puttense Moordzaak. Het is nou eenmaal relatief gemakkelijk

om verklaringen te vinden voor de aanwezigheid van bepaalde sporen.

Volgens Ton Broeders zou het daarom goed zijn om mogelijke hypothesen

over de associatie tussen aangetroffen sporen en gepleegde strafbare

feiten op te stellen vóórdat het sporenmateriaal is geanalyseerd en de

herkomst van het materiaal is vastgesteld. In dat geval zou het oordeel

over het belang van de sporen niet plots drastisch veranderen als blijkt

dat veronderstelde dadersporen niet van de verdachte afkomstig zijn.9

Probleem is echter dat het vooraf opstellen van hypothesen over de relatie

tussen aangetroffen sporen en het gepleegde misdrijf ingewikkelder

wordt naarmate de hoeveelheid aangetroffen sporenmateriaal geringer is.

Dit probleem is niet zo gemakkelijk op te lossen. De voorbeelden laten in

ieder geval zien dat het naast harde wetenschappelijke resultaten gaat om

de wijze waarop deze resultaten worden geïnterpreteerd in de context van

een zaak.

Harde resultaten of beïnvloedbare interpretaties?

In mijn voorbeelden over de wijze waarop forensische sporen tot

verkeerde interpretaties kunnen leiden, gebruikte ik DNA-sporen. Maar

ik had net zo goed andere sporen als voorbeeld kunnen nemen. Het

probleem van de soms onzekere associatie tussen een spoor en een

vermeend delict beperkt zich allerminst tot DNA. Bij veel sporen kan er

daarnaast nog een ander probleem meespelen dat bij DNA-onderzoek veel

minder aanleiding lijkt te zijn tot discussie, en dat heeft te maken met de

hardheid van de onderzoeksresultaten.10

9 Broeders (2003), p.27210 Uiteraard komen discussies over de interpretatie van analyseresultaten ook bij DNA-onderzoek voor.

Dit speelt bijvoorbeeld bij de interpretatie van onvolledige profielen en mengprofielen, vooral als er gebruik wordt gemaakt van gevoelige LCN-DNA-analyses. Zie hierover ook: Kloosterman & Meulenbroek (2008).

Page 25: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

25 25

Context-informatie is nodig om aangetroffen sporen te kunnen

interpreteren en te kunnen waarderen, zo beweerde ik net. Een probleem

is echter dat deze informatie tegelijkertijd ook de objectiviteit van het

forensische onderzoek kan schaden. Er is de laatste jaren veel onderzoek

verricht naar de effecten van sturende voorinformatie op verschillende

soorten forensische sporenvergelijkingen. Deze onderzoeken laten zien

dat forensische experts in hun waarnemingen gestuurd kunnen worden

door datgene wat ze op grond van deze voorinformatie verwachten

te zien. In diverse onderzoeken werd aangetoond dat professionele

forensische onderzoekers meer overeenkomsten ontdekken tussen sporen

en ook meer waarde hechten aan deze overeenkomsten als ze verwachten

dat twee sporen van eenzelfde bron afkomstig zijn, en dat ze juist meer

verschillen zien en daar ook meer waarde aan hechten als ze denken dat

sporen een verschillende herkomst hebben.11 Deze neiging lijkt vooral

de kop op te steken als de gegevens ambigu zijn, en dus voor meerdere

interpretaties vatbaar. In de Nederlandse onderzoeken van Josée Kerstholt

en collega’s naar de invloed van sturende achtergrondinformatie op

kogelvergelijkingen en op vergelijkingen van schoensporen kon overigens

geen sturende invloed van de context worden aangetoond.12 Misschien

omdat er steeds volgens dezelfde heldere richtlijnen en criteria wordt

gewerkt. Of misschien omdat forensische onderzoekers in Nederland

toch vooral de taak hebben om onafhankelijk te zijn en zich níet door

tactische informatie te laten leiden. Misschien vond ze daarom juist

een lichte trend de andere kant op. Wellicht proberen forensische

onderzoekers de context-invloed waarvan ze zich bewust zijn wel te

compenseren. Het is natuurlijk ook mogelijk dat verwachtingseffecten

in de geprotocolleerde forensische omgeving een minder groot probleem

vormen dan we denken, en alleen optreden in bepaalde gevallen, bij

bepaalde soorten sporen of in een bepaald soort onderzoeken. Niettemin

is het inmiddels gebruikelijk om forensische laboratoriumonderzoekers

die sporen analyseren en sporenvergelijkingen maken af te schermen van

alle zaaksinformatie waarvan een sturende werking uit zou kunnen gaan.

11 Zie bijvoorbeeld: Merckelbach, Crombag & van Koppen (2003); P.J. van Koppen (2011); Dror & Charlton (2006); Dror, Charlton & Péron (2006); Steele (2002).

12 Kerstholt, Paashuis & Sjerps (2007); Kerstholt, Eikelboom, Dijkman, Stoel, Hermsen & van Leuven (2010).

Page 26: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

26 26

4

Page 27: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

27 27

Blind of goed geïnformeerd onderzoeken?

Hoe moeten we hier in de forensische opsporingspraktijk nou mee om

gaan. Van de ene kant hebben we de context nodig om sporen te kunnen

waarderen, van de andere kant is contextinformatie ontegenzeglijk van

invloed op de objectiviteit van het onderzoek.

Maar wat is nou beter? Is het beter om in het forensische onderzoek

veelzijdige professionals te hebben, die informatie uit verschillende

wetenschappelijke disciplines kunnen interpreteren en met elkaar in

verband kunnen brengen? Of juist om specialisten te hebben die de

sporen goed en objectief kunnen analyseren en interpreteren en die alle

aangetroffen sporen op hun eigen waarde kunnen beschouwen?

Misschien hebben we ze beide nodig in verschillende fasen van het

onderzoek. Misschien is het bij het verzamelen van sporen op de plaats

delict zinvol om zo veel mogelijk informatie te kunnen gebruiken. Ook

bij het selecteren van sporen voor nader onderzoek en bij het formuleren

van nadere onderzoeksvragen lijkt contextinformatie te kunnen helpen.

Als de sporen vervolgens bij het laboratorium aankomen, lijkt het de

objectiviteit van het onderzoek ten goede te komen als het onderzoek

relatief blind wordt verricht. In de laatste fase van de opsporing, de fase

waarin alle opgespoorde informatie met elkaar in verband moet worden

gebracht, is er weer behoefte aan een brede en goed geïnformeerde blik.13

13 Zie hierover ook Van Koppen (2011) H5.

Page 28: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

28 28

Ik zeg dit voorzichtig, want eigenlijk weten we het niet zo goed. Er

bestaat in de opsporingspraktijk veel onzekerheid over de vraag wie op

welk moment welke informatie zou moeten krijgen om de kwaliteit en

integriteit van het opsporingsproces te kunnen waarborgen en om de

kans op verwachtingseffecten, tunnelvisie en rechterlijke dwalingen in

te kunnen dammen. Naar aanleiding van de rechterlijke dwaling in de

Schiedammer Parkmoord is er in de Nederlandse opsporingspraktijk

een discussie ontstaan over het risico van tunnelvisie in de opsporing.

Het risico dat er te veel aandacht wordt geven aan één verondersteld

scenario. Mensen hebben de neiging om informatie die ze over een zaak

hebben gekregen te gebruiken als interpretatiekader voor het zoeken

naar en interpreteren van nieuwe informatie. Daardoor kan het zoeken

naar en waarderen van sporen op de plaats delict vermoedelijk bevorderd

worden door eerder verkregen informatie als die informatie correct

is en samen hangt met het misdrijf. Maar wat nou als die informatie

onjuist is of niet met het misdrijf samenhangt? In dat geval kan die

informatie het opsporingsproces misschien al in een heel vroeg stadium

een verkeerde richting uit sturen. Het is daarom de vraag of rechercheurs

die het sporenonderzoek uitvoeren op de plaats delict van alle tactische

informatie op de hoogte zouden moeten zijn. Hoe moeten we in de

opsporingspraktijk omgaan met dit probleem?

Het lectoraat: wetenschappelijk onderzoek naar en voor de opsporingspraktijk

Om een oplossing te kunnen vinden voor dit probleem doet het lectoraat

Forensisch Onderzoek – samen met docenten van de Hogeschool van

Amsterdam en van de Politieacademie – wetenschappelijk onderzoek

naar de manier waarop tactische informatie over een zaak het zoekproces

op de plaats delict helpt of tegenwerkt. De reden daarvoor is dat het niet

duidelijk is met welk beleid de opsporingspraktijk het meest is gebaat.

Sommige korpsen hebben beleid ontwikkeld dat erop gericht is de

verschillende partijen die bij de opsporing van een misdrijf betrokken

zijn zo neutraal mogelijk hun informatie te laten vergaren en te laten

interpreteren. Dit gebeurt door professionals die verschillende delen

Page 29: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

29 29

van het opsporingsonderzoek uitvoeren niet of niet geheel op de hoogte

te stellen van de informatie die in andere delen van het onderzoek is

verzameld. De forensische recherche die sporenonderzoek verricht op de

plaats delict wordt in dat geval dus niet – of in ieder geval niet direct - op

de hoogte gesteld van informatie die de tactische recherche in datzelfde

onderzoek heeft vergaard. Zo kan het proces van zoeken, vinden,

interpreteren en selecteren van forensische sporen niet worden beïnvloed

door tactische informatie die in dat onderzoek bekend is geworden.

Het is echter de vraag of door deze manier van werken niet ook de kans

dat de zaak überhaupt wordt opgehelderd wordt verlaagd. Als je niet

weet waar je moet zoeken, is het soms ook moeilijk om iets te vinden.

Tactische informatie over wat er gebeurd kan zijn, kan leiden tot nieuwe

zoekmogelijkheden die zonder deze informatie misschien over het hoofd

zouden worden gezien. Ook kan tactische informatie leiden tot een

andere interpretatie en waardering van aangetroffen sporen. Het koste

wat kost uitbannen van tunnelvisie op grond van fouten uit het verleden

is misschien niet de beste ontwikkeling. Veel beter zou het zijn om meer

inzicht te krijgen in de processen van vergaren en interpreteren van

informatie zodat het beleid veel meer door kennis over deze processen

kan worden gestuurd.

Maar hoe kunnen we als lectoraat kennis ontwikkelen op het gebied van

de opsporingspraktijk? Empirisch onderzoek naar opsporingsprocessen

en naar de effecten van ingezette opsporingsmethoden staat wereldwijd

nog in de kinderschoenen. Nationaal en internationaal is er veel

aandacht voor de professionalisering van het forensische onderzoek

en voor het ontwikkelen van nieuwe opsporingstechnieken, maar er

is nauwelijks wetenschappelijk onderzoek naar de wijze waarop het

opsporingsonderzoek in de praktijk wordt verricht. Het is ook niet zo

eenvoudig om de opsporingspraktijk te onderzoeken. Bij aanvang van

een opsporingsonderzoek is er weinig inzicht in de kenmerken en de

vergelijkbaarheid van zaken. Daarom is het moeilijk om gecontroleerde

observaties uit te voeren op dit gebied en om de effecten van bepaalde

opsporingshandelingen te meten. Bovendien kan elke plaats delict

slechts één keer worden onderzocht op sporen. Omdat het moeilijk is om

Page 30: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

30 30

empirisch onderzoek te verrichten naar het sporenonderzoek op de plaats

delict, en naar de effecten van bijvoorbeeld tactische voorinformatie op

dat onderzoek, hebben we besloten om het sporenonderzoek op de plaats

delict te onderzoeken met behulp van experimenten.

Door samenwerking met de opleidingen tot forensisch onderzoeker

aan de Hogeschool van Amsterdam en tot forensisch rechercheur aan

de Politieacademie heeft het lectoraat Forensisch Onderzoek unieke

mogelijkheden voor het ontwikkelen en verrichten van experimenteel

onderzoek naar de genoemde onderzoeksvragen. Voor deze opleidingen

moeten groepen studenten allemaal dezelfde plaatsen delict onderzoeken

op sporen om na te gaan of ze in staat zijn relevante sporen te vinden,

veilig te stellen en te analyseren. Deze simulatieonderzoeken die

ontwikkeld zijn voor het onderwijs bieden een unieke kans om de aard

van de tactische informatie te variëren die de studenten voor of tijdens

het verrichten van het sporenonderzoek op de plaats delict krijgen

aangereikt. De studenten worden at random verdeeld over drie groepen.

Elke groep krijgt andere voorinformatie. Een groep krijgt correcte

informatie die gerelateerd is aan het misdrijf, een tweede groep krijgt

incorrecte informatie en een derde groep krijgt geen voorinformatie.

De experimenten worden diverse keren herhaald, en uitgevoerd bij

verschillende soorten plaatsen delict. Hiervoor maken we gebruik

van nagebouwde plaatsen delict bij de Hogeschool van Amsterdam,

in de praktijkhuizen en de buitenruimte van de Politieacademie en

in het Forensic Field Lab van het Nederlands Forensisch Instituut. We

doen deze onderzoeken met studenten, maar ook met doorgewinterde

forensische rechercheurs. Zo kunnen we onderzoeken of en op welke

wijze studenten en professionals in hun onderzoek worden beïnvloed

door de gegeven tactische voorinformatie. Afhankelijk van de uitkomsten

van het onderzoek kan het lectoraat Forensisch Onderzoek strategieën

ontwikkelen en toetsen waarmee het sporenonderzoek op de plaats delict

kan worden verbeterd.

Page 31: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

31 31

Doordat studenten en professionals deelnemen aan de experimenten

kan de kennis die uit deze onderzoeken voortvloeit direct met deze

deelnemers worden gedeeld. Door studenten en rechercheurs na hun

deelname goed te briefen leren ze met welke vragen en dilemma’s

de opsporingspraktijk kampt, hoe met behulp van wetenschappelijk

onderzoek gezocht kan worden naar antwoorden op deze

praktijkvragen en op welke wijze de resultaten uit dit onderzoek in de

opsporingspraktijk kunnen worden benut.

Informatie-uitwisseling tussen ketenpartners

Het lectoraat Forensisch Onderzoek verricht niet alleen onderzoek naar

de vraag of en wanneer bepaalde informatie moet worden overgedragen

aan partners in de opsporingsketen, maar ook naar de wijze waarop

die informatie-uitwisseling het beste kan verlopen. Hoe goed wordt

forensische informatie begrepen door partners in de opsporingsketen

die deze informatie moeten gebruiken? En hoe kan de uitwisseling

van informatie tussen de tactische en de forensische recherche worden

verbeterd? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat informatie uit verschillende

delen van het opsporingsonderzoek zo goed mogelijk kan worden

geïntegreerd? Het lectoraat begeleidt bijvoorbeeld onderzoek naar de

begrijpelijkheid van forensische rapportages en naar de wijze waarop de

informatie-overdracht tussen ketenpartners kan worden geoptimaliseerd.

Deze thematiek is vandaag al uitgebreid aan bod gekomen op de

themadag die aan deze rede vooraf ging. Buiten ziet u de posters van onze

studenten, die hebben nagedacht over dilemma’s die een rol spelen bij

de uitwisseling van informatie en over mogelijke oplossingen hiervoor.

Omwille van de tijd raak ik dit thema alleen even aan, en ga ik er nu niet

verder op in.

Page 32: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

32 32

5

Page 33: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

33 33

De toekomst van het forensische sporenonderzoek

Hoe ziet de toekomst van het forensische sporenonderzoek er uit? Ik

heb laten zien dat er de afgelopen honderd jaar vooral sprake is geweest

van een steeds verder gaande specialisatie en van een steeds duidelijkere

scheiding van onderzoeksfasen, processtappen en wetenschapsgebieden.

Het ziet er echter naar uit dat de toekomst weer een beweging naar de

andere kant zal laten zien.

In de huidige opsporingspraktijk wordt het als een knelpunt ervaren dat

er vaak veel tijd verstrijkt tussen het moment waarop sporen worden

verzameld op de plaats delict, en het moment waarop de resultaten uit

forensische analyses in de opsporing kunnen worden benut. Aangetroffen

sporen worden eerst vastgelegd en veiliggesteld op de plaats delict. Voor

nadere analyses of vergelijkingen met referentiemateriaal gaan de sporen

vervolgens naar een onderzoekslaboratorium van de politie of van een

forensisch onderzoeksinstituut. Pas nadat de analyseresultaten terug

komen uit het lab, kunnen de sporen verder worden geïnterpreteerd en

gebruikt worden in de opsporing. Hierdoor spelen sporen in de eerste fase

van het opsporingsproces een minder grote rol dan in theorie mogelijk

zou kunnen zijn.

In de nabije toekomst wordt het technisch mogelijk om dit knelpunt op

te heffen. Door belangrijke technologische ontwikkelingen wordt het in

de nabije toekomst mogelijk om aangetroffen sporen al op de plaats delict

te analyseren en te vergelijken met referentiebestanden. Dit maakt een

nieuwe radicaal andere manier van werken mogelijk in de forensische

opsporingspraktijk.

Page 34: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

34 34

Rechercheteams kunnen dan veel sneller beschikken over

analyseresultaten, waardoor de aangetroffen sporen het opsporingsproces

veel sterker kunnen sturen. De kansen dat delicten worden opgehelderd

kunnen hierdoor worden vergroot.14

Zo hebben ontwikkelingen in de bionanotechnologie ertoe geleid dat

bepalingen die vroeger alleen in het laboratorium konden worden

uitgevoerd tegenwoordig vaak al op een chip passen. Deze lab-on-a-chip

technologie maakt het in de nabije toekomst mogelijk om minimale

hoeveelheden biologisch sporenmateriaal goed en gebruikersvriendelijk

op de plaats delict te analyseren.15 Een ander voorbeeld zien we op

het gebied van beeldvormende technieken. Door ontwikkelingen

op dit gebied is het nu al mogelijk om de chemische samenstelling

van aangetroffen sporen met behulp van spectraalcamera’s op de

plaats delict vast te leggen en te analyseren. In theorie zouden deze

chemische analyses daarmee door de politie zelf ter plaatse kunnen

worden verricht, en zouden de analyseresultaten direct in de eerste

fase van het opsporingsproces kunnen worden benut. Een laatste

voorbeeld van de veelbelovende ontwikkelingen voor het forensische

veld zijn ontwikkelingen in de micro- en nano-electronica. Deze

ontwikkelingen maken het mogelijk om steeds meer informatie op steeds

kleinere geheugenchips te plaatsen. Hierdoor wordt het mogelijk om

geanalyseerde sporen al op de plaats delict te vergelijken met gegevens

uit referentiebestanden, waardoor opsporingsinformatie uit bijvoorbeeld

DNA- en vingersporen al in een vroege fase van de opsporing kan worden

benut. Door deze ontwikkelingen wordt het dus mogelijk om drie

processtappen (veiligstellen, analyseren en interpreteren) die nu fysiek

en in tijd van elkaar zijn gescheiden en door verschillende professionals

worden verricht te integreren.

14 Zie hierover ook Den Hengst & De Poot (2010). 15 Teeuw & Vedder (2008); Teeuw, De Poot & Faber (2008).

Page 35: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

35 35

Nieuwe kansen en nieuwe risico’s

Deze nieuwe manier van werken biedt veel nieuwe kansen, maar brengt

ook risico’s met zich mee. Het integreren van opsporingsfasen biedt

voordelen, omdat er geen informatie meer verloren gaat of vervormd

wordt tijdens overdrachtsmomenten, en omdat de informatie sneller

in verschillende procesfasen kan worden benut. Het brengt echter

ook risico’s met zich mee, doordat natuurlijke controlemechanismen

wegvallen, hetgeen de kans op fouten en op het ontstaan van

verwachtingseffecten vergroot.

Ook komt er in dat geval snel opsporingsinformatie beschikbaar

waarmee het opsporingsproces in een bepaalde richting kan worden

gestuurd. Dit vergroot de opsporingskansen, maar het vergroot ook

het risico op een te eenzijdig opsporingsproces. Doordat mensen een

groot vertrouwen hebben in technologie en in harde sporeninformatie,

kunnen ze op grond van snelle analyseresultaten bepaalde scenario’s al

vroeg in de opsporing nadrukkelijk op de voorgrond plaatsen. Het gevolg

hiervan zou kunnen zijn dat er te weinig oog is voor de betekenis van

de aangetroffen sporen in de context van de zaak en dat er te snel in de

richting van een oplossing wordt gedacht en gewerkt, waardoor relevante

opsporingsmogelijkheden over het hoofd worden gezien.

De duidelijke scheiding van processen en taken die sinds het midden

van de vorige eeuw steeds verder is doorgevoerd, belemmert een efficiënt

gebruik van de beschikbare opsporingsinformatie. Echter, die scheiding

van processen en taken komt de integriteit van het opsporingsproces

juist weer ten goede, omdat fouten en verwachtingseffecten hierdoor

worden voorkómen. De integratie van processtappen biedt kansen, maar

brengt ook risico’s met zich mee, en professionals die werkzaam zijn in

de opsporingspraktijk zullen nieuwe competenties moeten aanleren om

met deze veranderende werkelijkheid om te kunnen gaan. Het is van

groot belang om professionals uit de forensische opsporingspraktijk toe te

rusten om de nieuwe opsporingstechnieken goed in te kunnen zetten in

de praktijk.

Page 36: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

36 36

Zonder innovatieve kennisontwikkeling op dit gebied zullen de

technieken misschien niet worden gebruikt vanwege de risico’s die ermee

gepaard gaan, of juist verkeerd worden ingezet waardoor de integriteit

van het opsporingsproces wordt aangetast.

Het lectoraat: wetenschappelijk onderzoek naar de toekomstige opsporingspraktijk

Om de beroepspraktijk optimaal voor te kunnen bereiden op nieuwe

innovatieve opsporingsmethoden waarmee het proces van opsporing en

vervolging in de toekomst verder kan worden geoptimaliseerd, heeft het

lectoraat Forensisch Onderzoek een innovatief onderzoeksprogramma op

de rails gezet. Dit programma richt zich op de toekomstmogelijkheden

van de drie meest gebruikte forensische opsporingstechnieken, die tevens

veelbelovend zijn als het gaat om mogelijkheden om al op de plaats delict

bruikbare opsporingsinformatie te kunnen genereren, namelijk DNA-

onderzoek, dactyloscopisch onderzoek en chemisch onderzoek.

Het doel van dit onderzoeksprogramma is kennis te ontwikkelen en te

verspreiden over de gebruiksmogelijkheden en de effecten van nieuwe

technieken op dit gebied in de opsporingspraktijk, en strategieën te

ontwikkelen en te toetsen waarmee professionals de inzet van deze

nieuwe technieken kunnen optimaliseren.

De grote vraag is natuurlijk hoe je dat doet. Hoe kunnen we met behulp

van wetenschappelijk onderzoek de effecten meten van de inzet van

opsporingstechnieken die nog niet zijn ‘uitontwikkeld’? Hoe kunnen we

onderzoek verrichten naar een opsporingspraktijk die pas in de toekomst

werkelijkheid wordt? Hoe kunnen we professionals met praktijkgericht

onderzoek voorbereiden op de toekomst?

Page 37: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

37 37

Zelf vind ik dat we daarvoor een mooie oplossing hebben gevonden.

Geïnspireerd door onze eerder ontwikkelde experimenten naar de invloed

van voorinformatie op het sporenonderzoek op de plaats delict, hebben

we experimenten ontwikkeld waarin de nieuwe opsporingstechnieken al

kunnen worden ingezet voordat ze bestaan. In deze experimenten wordt

gesimuleerd dat de technieken die nu in ontwikkeling zijn al werken.

De rechercheurs die aan de wetenschappelijke onderzoeken meedoen

kunnen tijdens deze experimenten pseudo-apparaten inzetten. Vervolgens

krijgen ze – afhankelijk van de wijze waarop ze deze instrumenten

gebruiken – de informatie die ze in de toekomst door middel van

deze apparaten zullen krijgen. Het doel is na te gaan op welke wijze

rechercheurs deze nieuwe technieken in de praktijk inzetten en hoe ze

omgaan met de analyseresultaten die de techniek oplevert. Ook deze

experimenten worden uitgevoerd in het laboratorium van de Hogeschool

van Amsterdam, in de praktijkhuizen van de Politieacademie en in het

Forensic Field Lab van het Nederlands Forensisch Instituut.

Over dit onderzoeksprogramma van het lectoraat valt veel te vertellen.

Naast de experimenten wordt er een groot dossieronderzoek uitgevoerd

waarvoor zo’n 480 opsporingsonderzoeken worden geanalyseerd. Met

dit dossieronderzoek brengen we de huidige opsporingspraktijk in kaart

en onderzoeken we in welke situaties de nieuwe opsporingstechnieken

kansen zullen bieden. Hierbij wordt ondermeer met behulp van een

tijdlijn vastgelegd welke opsporingshandelingen er achtereenvolgens

in de geselecteerde zaken zijn uitgevoerd, op welk moment hieruit

opsporingsinformatie beschikbaar kwam, en op welk moment en

op welke wijze deze opsporingsinformatie werd gebruikt in het

opsporingsproces. Vervolgens wordt geanalyseerd of en waarom nieuwe

mobiele opsporingstechnieken in deze situaties zinvol zouden kunnen

worden ingezet en wat de voor- en nadelen hiervan in deze zaken

geweest zouden kunnen zijn. Dit gebeurt onder meer door na te gaan

welke nieuwe zoeklijnen zich hadden aangediend als de verkregen

opsporingsinformatie eerder beschikbaar was gekomen. Kennis over de

situaties waarin deze nieuwe technieken meerwaarde kunnen bieden,

kan door professionals worden benut in hun oordeel over het al dan

niet inzetten van deze nieuwe technieken in concrete situaties en biedt

Page 38: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

38 38

beleidsmakers inzicht in de mate waarin deze technieken in de toekomst

gebruikt kunnen worden in de opsporingspraktijk.

Voor de wetenschappelijke experimenten van het lectoraat naar het

gebruik van nieuwe technieken in de opsporingspraktijk, geldt dat

verschillende teams van studenten of professionals sporenonderzoek

moeten verrichten op dezelfde geënsceneerde plaatsen delict. Het

ene team kan daarbij dan gebruik maken van bepaalde nieuwe

opsporingstechnieken, terwijl het andere team daarover niet

beschikt. Doordat de plaatsen delict verder identiek zijn, biedt deze

experimentele opzet de mogelijkheid om te onderzoeken hoe nieuwe

technologieën in de praktijk worden ingezet en hoe de daaruit verkregen

opsporingsinformatie het verdere opsporingsproces op de plaats delict

beïnvloedt. Door de experimenten te herhalen met verschillende

soorten scenario’s en met verschillende soorten plaatsen delict, kan de

robuustheid van de gevonden effecten worden onderzocht en kan worden

nagegaan in welke situaties de inzet van nieuwe technieken de grootste

kansen, of juist de meeste risico’s in zich dragen.

Bij het ontwikkelen van deze simulaties putten we uit situaties die zich

in de praktijk hebben voorgedaan. Een daadwerkelijk aangetroffen plaats

delict wordt als het ware opnieuw in scène gezet.

Om antwoord te vinden op de vraag hoe het opsporingsproces op de

plaats delict door deze nieuwe technieken wordt beïnvloed, wordt

het gedrag op de plaats delict van de forensische rechercheurs, of

forensische onderzoekers (in opleiding) nauwkeurig gemeten. Dat

gebeurt aan de hand van gedragsmaten, aan de hand van de resultaten

van het forensische onderzoek en aan de hand van verklaringen van de

rechercheurs over hun handelingen en over de overwegingen die hieraan

ten grondslag lagen. De nieuwe praktijkhuizen van de Politieacademie

en het Forensic Field Lab van het Nederlands Forensisch Instituut bieden de

mogelijkheid om het gedrag van de proefpersonen die sporenonderzoek

verrichten op de plaats delict met behulp van geavanceerde technieken te

monitoren en te meten. In het Field Lab kunnen zelfs hun emoties en hun

oogbewegingen worden vastgelegd.

Page 39: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

39 39

De laatste fase van dit onderzoeksprogramma richt zich op het

ontwikkelen en toetsen van verbeterstrategieën waarmee de nieuw

ontwikkelde opsporingstechnieken beter benut kunnen worden in

de opsporingspraktijk. De werking van deze strategieën zal ook weer

experimenteel worden getoetst.

Voor dit onderzoeksprogramma heeft het lectoraat een consortium

samengesteld waarin professionals uit de beroepspraktijk van

forensische rechercheurs, forensische laboratoriumonderzoekers en de

rechterlijke macht, wetenschappers, promovendi, docenten en studenten

participeren. Ik ben ervan overtuigd dat deze brede samenwerking het

mogelijk maakt de nieuwe kennis die we met onze onderzoeken zullen

vergaren succesvol te verspreiden en duurzaam te implementeren in de

beroepspraktijk en in het onderwijs.

Page 40: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

40 40

6

Page 41: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

41 41

Tot slot

Wetenschap op de plaats delict kent vele verschijningsvormen. De

wetenschapper die de sporen op de plaats delict kan lezen en die

methoden ontwikkelt om de informatie die daarin besloten ligt te

ontsluiten. Kennis over een gebeurtenis die wel of niet moet worden

gedeeld met forensische rechercheurs of met laboratoriumonderzoekers

en de invloed die deze wetenschap op hun handelen heeft. De nieuwe

technieken waarmee sporen in de toekomst al op de plaats delict kunnen

worden geanalyseerd. En tot slot ons eigen wetenschappelijke onderzoek

- de praktijkgerichte experimenten van dit lectoraat die ervoor zorgen dat

rechercheprocessen onderwerp worden van herhaalbaar experimenteel

onderzoek. Wetenschappelijk onderzoek waarmee we kennis kunnen

genereren over het forensische sporenonderzoek op de plaats delict en

over de mogelijkheden om de opsporingspraktijk te verbeteren.

Ik hoop u met deze rede inzicht gegeven te hebben in de vele interessante

aspecten van het opsporingsonderzoek op de plaats delict en overtuigd

te hebben van de noodzaak om daar verder wetenschappelijk onderzoek

naar te verrichten.16

16 De uitgesproken rede werd afgesloten met een dankwoord.

Page 42: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

42 42

Page 43: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

43 43

Literatuur

Broeders, A.P.A. (2003) Op zoek naar de bron. Over de grondslagen van de

criminalistiek en de waardering van het forensische bewijs. Deventer: Kluwer.

Dijck, J.V. van (1923) Een Nederlandsch Politielaboratorium. Tijdschrift voor

Strafrecht.

Dror. I.E. & D. Charlton (2006) Why experts make errors. Journal of Forensic

Identification, 56, 600-616.

Dror,I.E., D. Charlton & A.E. Péron (2006) Contextual information renders

experts vulnerable to making erroneous identifications. Forensic Science

International, 156, 74-78

Gross, H. (1893) Handbuch für Untersuchungsrichter als System der Kriminalistik.

Berlijn: J. Schweizer Verlag.

Hengst. M. den & C.J. de Poot (2010) Slimmer opsporen. In: N. Kop en

P. Tops (red.) Toestand en toekomst van de opsporing. Amsterdam: Elsevier,

Stapel & De Koning, p. 169-180.

Kirk, P.L. (1953) Crime investigation: Physical evidence and the police. New York:

Laboratory Interscience Publishers, Inc.

Kerstholt, J.H., R. Paashuis & M. Sjerps (2007) Shoe print examinations:

effects of expectation, complexity and experience. Forensic Science

International, 165, 30-34;

Page 44: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

44 44

Kerstholt,J.H., A. Eikelboom, T. Dijkman, R. Stoel, R. Hermsen & E. van

Leuven (2010) Does suggestive information cause a confirmation bias in

bullet comparisons. Forensic Science International, 198 (1), 138-142.

Koppen, P.J. van (2011) Overtuigend bewijs. Het indammen van rechterlijke

dwalingen. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers.

Kloosterman, A.D. & A.J. Meulenbroek (2008) DNA-onderzoek van

minimale biologische sporen; gevoelige problematiek. Expertise en Recht,

4, 108-119.

Ledden Hulsebosch, C.J. van (1945) Veertig jaren speurderswerk. Utrecht:

Kemink en zoon.

Merckelbach, H.L.G.J., H.F.M. Crombag & P.J. van Koppen (2003) Hoge

verwachtingen. Over het corrumperend effect van verwachtingen op

forensische expertise. Nederlands Juristenblad, 78, 710-716

Poot, C.J. de, R.J. Bokhorst, P.J. van Koppen & E.R. Muller (2004)

Rechercheportret. Over dilemma’s in de opsporing. Alphen aan den Rijn: Kluwer.

Poot, C.J. de & E.W. Kruisbergen (2006) Kringen rond de dader. Grootschalig

DNA-onderzoek als instrument in de opsporing. Den Haag: Boom Juridische

Uitgevers.

Steele, L.J. (2002) All we want to do is confirm what we already know.

A Daubert challenge to firearms identification. Criminal Law Bulletin, 38 (1),

466-485.

Teeuw, W.B. & A.H. Vedder (2008) Security applications for converging

technologies. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Teeuw, W.B., H.J.G. de Poot & E.C.C. Faber (2008) De impact van

convergerende technologieën op security toepassingen. Justitiële

Verkenningen, 34, (1), 11-30.

Page 45: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

45 45

Over de lector

Christianne de Poot is sinds februari 2010 lector Forensisch Onderzoek

bij de Hogeschool van Amsterdam en bij de Politieacademie. Daarnaast

werkt ze als senior onderzoeker bij het Wetenschappelijk Onderzoek-

en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

(WODC). Voordien werkte ze achtereenvolgens bij de Katholieke

Universiteit Nijmegen, het Max Planck Institut für Psycholinguistik,

de Vrije Universiteit Amsterdam en het Nederlands Studiecentrum

Criminaliteit en Rechtshandhaving. Christianne is linguïst en psycholoog.

Ze studeerde in 1990 cum laude af aan de Katholieke Universiteit

Nijmegen en promoveerde in 1996 aan de Vrije Universiteit Amsterdam

op een onderzoek naar sturende vragen in verhoorsituaties. Haar

proefschrift werd bekroond met de ASPO-dissertatieprijs. Sindsdien

verricht en begeleidt ze empirisch en experimenteel onderzoek naar

rechercheprocessen, opsporingsmethoden en criminaliteitsfenomenen.

Over deze onderwerpen publiceerde ze ondermeer de boeken Politiepet,

bivakmuts en toga (2001) Rechercheportret (2004), Kringen rond de dader (2006)

en Jihadistisch terrorisme in Nederland (2009).

Page 46: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

46 46

Page 47: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

47 47

Colofon

Lectorale rededr. Christianne de Poot

Uitgave Politieacademie en Hogeschool van Amsterdam

ISBN

978-90-79149-51-3

Oplage 1.200 exemplaren

Vormgeving Bureau Xtens, Apeldoorn

ProductiebegeleidingCommunicatie & Marketing Politieacademie

Voor reacties of vragen:[email protected]

© 2011 Politieacademie - Hogeschool van AmsterdamBehoudens door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveel voudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de Politieacademie en de Hogeschool van Amsterdam, die daartoe door de auteurs met uitsluiting van ieder ander onherroepelijk is gemachtigd.

Page 48: LECTORAAT FORENSISCH ONDERZOEK - Politieacademie · 2017. 2. 7. · onderzoek naar de gevolgen van deze nieuwe manier van werken. Het doel hiervan is kennis te genereren die nodig

48 48

www.politieacademie.nlwww.hva.nl