lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand...

34
9] taal-filosofie ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ ~~~~~~~~~ in de inleiding wordt onderscheid gemaakt tussen fictieve taal en de (objectieve) taal van de wetenschap laatstgenoemde beschrijft zaken in de gegeven werkelijkheid, fictieve taal roept een werkelijkheid op de natuurlijke werkelijkheid is een gegeven, maar tot de fictieve wereld hebben we alleen toegang middels de taal de beschrijvende taal vormt beweringen die waar of onwaar zijn, uitspraken in fictieve taal zijn waar noch onwaar bovenstaande laat zien dat er zijn 2 filosofische posities (extremen) t.a.v. taal & betekenis mogelijk zijn: - realisme:de werkelijkheid is objectief gegeven, en onze taal weerspiegelt / representeert deze betekenis is een relatie tussen taal (woord / zin) en werkelijkheid (object) als we taal op een juiste manier gebruiken denken we analytisch - idealisme:de werkelijkheid (wereld) is het product van ons denken / beschrijvingen, en cultureel bepaald betekenis is een verwijzings-samenhang tussen alle elementen in een teken-systeem taal is associatief en inter-subjectief, en zegt meer over de gebruikers dan over de werkelijkheid begin 20 e eeuw voltrekt zich (vooral in de Angelsaksische landen) de zgn. Linguistic Turn dit behelsde een verschuiving van een bewustzijns-filosofisch naar een taal-filosofisch paradigma “The way to understand reality is by examining language” Linguistic Turn werd geïntroduceerd door Gustav Bergmann (1906-1987), lid van de Wiener Kreis Bergmann identificeerde Wittgenstein als de initiator ervan, maar feitelijk gingen Russell en Frege hem voor Linguistic Turn werd tot eind jaren '60 geassocieerd met de analytische filosofie (en logisch positivisme) 70

Transcript of lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand...

Page 1: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

9] taal-filosofie

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

in de inleiding wordt onderscheid gemaakt tussen fictieve taal en de (objectieve) taal van de wetenschaplaatstgenoemde beschrijft zaken in de gegeven werkelijkheid, fictieve taal roept een werkelijkheid opde natuurlijke werkelijkheid is een gegeven, maar tot de fictieve wereld hebben we alleen toegang middels de taalde beschrijvende taal vormt beweringen die waar of onwaar zijn, uitspraken in fictieve taal zijn waar noch onwaar

bovenstaande laat zien dat er zijn 2 filosofische posities (extremen) t.a.v. taal & betekenis mogelijk zijn:- realisme: de werkelijkheid is objectief gegeven, en onze taal weerspiegelt / representeert deze

betekenis is een relatie tussen taal (woord / zin) en werkelijkheid (object)als we taal op een juiste manier gebruiken denken we analytisch

- idealisme: de werkelijkheid (wereld) is het product van ons denken / beschrijvingen, en cultureel bepaaldbetekenis is een verwijzings-samenhang tussen alle elementen in een teken-systeemtaal is associatief en inter-subjectief, en zegt meer over de gebruikers dan over de werkelijkheid

begin 20e eeuw voltrekt zich (vooral in de Angelsaksische landen) de zgn. Linguistic Turndit behelsde een verschuiving van een bewustzijns-filosofisch naar een taal-filosofisch paradigma

“The way to understand reality is by examining language”

Linguistic Turn werd geïntroduceerd door Gustav Bergmann (1906-1987), lid van de Wiener KreisBergmann identificeerde Wittgenstein als de initiator ervan, maar feitelijk gingen Russell en Frege hem voor

Linguistic Turn werd tot eind jaren '60 geassocieerd met de analytische filosofie (en logisch positivisme)dat vooral in de Angelsaksische landen de leidende rol in de filosofie kreeg 1

analytische filosofie is een reactie op de idealistische teneur binnen filosofie (holisme, fenomenologie)het wordt soms synoniem geacht met taal-filosofie, maar is eigenlijk een tak van de taal-filosofie

kenmerken van de analytische filosofie:• sterk vertrouwen in rationalisme en de natuur-wetenschappelijke methode om de wereld te beschrijven• benadert filosofische problemen los van historische oorsprong of taalkundige en culturele context• interesse in analyse van een filosofisch probleem en interpretatie van de wereld (i.p.v. de menselijke conditie)• problemen die zich niet door de logica laten oplossen, blijven door de beperkingen van de taal onoplosbaar

fases van de analytische filosofie:1900 - 1920: realisme, logicisme & logisch atomisme (G.E. Moore, Whitehead , Russell)1920 - 1945: logisch positivisme van de Wiener Kreis, gepopulariseerd door Alfred Ayer1945 - 1985: analyse van de omgangstaal: Wittgenstein II, Gilbert Ryle, John Austin, John Searle, Peter Strawson

analytische filosofie wil schijnproblemen analyseren, die door ons taalgebruik gesuggereerd wordenziet taal als objectiveerbaar: streeft naar helderheid in theorie-vorming, argumentatie, logica als gereedschapintrospectie & metafysica maken plaats voor taal-analyse gebaseerd op logica (Frege, Russell, Wittgenstein) 2

1

? de kloof tussen de positivistische (empiristische, naturalistische, wetenschappelijke) benadering enerzijds, en de neo-kantiaanse, hermeneutische en fenomenologische benadering anderzijds, leidt in de 20e eeuw tot gescheiden werelden, aparte culturen, die zich op verschillende manieren manifesteren:- alfa & bèta, in Angelsaksische landen bekend als sciences & humanities (gamma = social sciences) C.P. Snow ? stelt in The Two Cultures (1956) dat er een onvruchtbare scheiding bestaat tussen alfa & bèta, en dat in intellectuele kringen bèta wordt afgedaan als toegepaste, technische wetenschap voor ingenieurs; Plato of Shakespeare citeren heeft meer status dan Newton of Planck begrijpen- angelsaksische & continentale filosofie: angelsaksische filosofie is meer pragmatisch / empirisch georienteerd (Hobbes, Locke, Hume, Bentham, Mill) continentale filosofie richt zich meer op de condition humaine (mens & cultuur)- analytische filosofie enerzijds, en semiotiek en structuralistische (taal)filosofie anderzijds: de analytische filosofie en de linguistic turn waren vooral van invloed op de angelsaksische filosofie de 'continental linguistic turn' (na WO2) vond weinig weerklank in de angelsaksische filosofie (tot Rorty)

70

Page 2: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

logica gaat over de formele structuur (niet de inhoud) van redeneringen en beweringen (proposities)het verband tussen redeneringen en de werkelijkheid is niet relevant voor de geldigheid van een redenering

na 1967 kreeg de term Linguistic Turn meer bekendheid door Rorty, die er een bredere betekenis aan gafRichard Rorty vestigde de aandacht van het Angelsaksische publiek op de continentale taal-filosofiede niet-analytische taal-filosofie heeft wortels in de hermeneutiek, fenomenologie, semiotiek, en structuralismeen is een reactie op het subject/object-denken, het naturalisme en positivisme (en de analytische filosofie)deze tak van taalfilosofie richt zich op het gebruik van taal in historisch-culturele contexthet ziet taal als cultuur-fenomeen, dat de mens en zijn wereld vormt, als een milieu waarin mensen verkeren

na WO2 integreerde de analytische filosofie enigszins met deze niet-analytische taal-filosofie; o.a. door:- de Philosophische Untersuchungen (1953, Wittgenstein II)- de theorie van taal-handelingen (Karl Bühler , Adolf Reinach, Gilbert Ryle, John Austin, John Searle, Peter Strawson)- ontwikkelingen binnen de mens-wetenschappen (psychologie, sociologie, antropologie)- Richard Rorty, die zorgde voor een toenadering tussen de analytisch georiënteerde Angelsaksische filosofie, en de continentale taal-filosofie (post-structuralisme, deconstructivisme)

vandaag staat Linguistic Turn voor een ontwikkeling in het denken gedurende de 19e en vooral 20e eeuw,waarin de filosofie steeds meer oog krijgt voor de belangrijke rol van taal bij ons interpreteren van de wereld,oftewel het construeren van ons beeld van de wereld, en daarmee het construeren van ons denken en leven

taal-filosofie is dus een ambigue term: voor beide stromingen geldt dat taal hét onderwerp van de filosofie is- voor de analytische filosofie is taal-analyse de methode om zinvol redeneren te scheiden van de drogrede Frege, Russell en Wittgenstein zijn grote namen binnen de analytische filosofie (vooral angelsaksisch)- voor semiotische stromingen is taal geen transparant medium voor het denken, maar semi-autonoom de Saussure (en C.S. Peirce) staan aan het begin van de semiotiek en het structuralisme (vooral Frans)

de auteur (Menno Lievers) is gespecialiseerd in de analytische (angelsaksische) taal-filosofiesemiotiek, structuralisme, whorfianisme (Sapir-Whorf hypothese) en post-modernisme,alsook angelsaksische stromingen als het pragmatisme of speech-acts worden niet behandeld

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

§ 9.2 John Locke (1632-1704)

in een discussie is het belangrijk dat men van zichzelf en elkaar weet wat men onder zijn woorden verstaatdiscussies gaan dus vooral over de betekenis van woorden, niet over de zaak zelf (zie realisme / idealisme)woorden staan in de eerste plaats voor (een verzameling) ideeën in het hoofd van de sprekersimple ideas komen rechtstreeks voort uit de waarneming, complex ideas zijn samengestelde ideeën 3

als mensen verschillende complex ideas hebben, hebben ze ook een andere voorstelling bij woordencommunicatie is dan het vertalen van ideeën naar woorden, en van woorden weer naar ideeëniedereen heeft zijn eigen voorstellingen, maar middels de taal communiceren we een benadering daarvan

Locke's betekenis-theorie ziet 2 dingen over het hoofd:- communicatie veronderstelt gemeenschappelijk of wederzijds begrip- taalgebruik is onderworpen aan regels, en daarmee is betekenis normatief

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

§ 9.3 naïeve betekenis-theorie

woorden / namen staan voor dingen, verwijzen naar entiteiten in de werkelijkheid 4

zelfstandige naamwoorden verwijzen naar objecten, bijvoeglijke naamwoorden naar eigenschappen,

71

Page 3: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

werkwoorden en voorzetsels naar de relaties tussen personen, objecten en eigenschappende betekenis van een zin is dan de 'stand van zaken' die deze zin beschrijft

problemen met de naïeve betekenis-theorie:

1] informativiteit van identiteits-uitsprakenverschillende woorden / termen die hetzelfde aanduiden hebben deze theorie dezelfde betekenisidentiteits-uitspraken zouden dan dus tautologisch zijn: ze leveren geen nieuwe informatie opPythagoras ontdekte dat de ochtend-ster hetzelfde fenomeen betreft als de avond-ster: de planeet Venussindsdien is de identiteits-uitspraak "de ochtend-ster is de avond-ster" waar; maar vóór 550 v.Chr. ook?identiteits-uitspraken zijn dus niet tautologisch, maar informatief (leveren wel nieuwe informatie op)

2] substitutie van synoniemen in intensionele uitspraken 5

ik wist dat Trotski in 1940 door een geheim agent van Stalin in Mexico is vermoord met een bijl,maar ik wist niet dat Lev Davidovitsj Bronstein in 1940 door een geheim agent van Stalin in Mexico is vermoordje kan niet zomaar de ene door de andere naam vervangen met behoud van waarheid; m.a.w:in intensionele contexten (weten dat, geloven dat, wensen dat) gaat substituio salva veritate niet op

3] betekenis van fictieve uitspraken"Pino is bevriend met Tommie en Ieniemienie" zou volgens de naïeve betekenis-theorie betekenisloos zijnals betekenis een relatie is tussen woorden / namen en entiteiten in de werkelijkheid,dan hebben woorden / namen die verwijzen naar fictieve entiteiten geen betekenis

4] betekenis van negatieve existentiële uitspraken"Pino bestaat niet" en "prins Friso bestaat niet" zouden volgens dezelfde theorie waar, maar betekenisloos zijn

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

§ 9.4 Gottlob Frege (1848-1925) 6

Frege is de voorloper van de analytische filosofie: wars van metafysisch gespeculeer, terug naar de dingen!common sense: de werkelijkheid is niet mentaal maar objectief; dingen bestaan op zich, los van het geheelanti-holistisch: de werkelijkheid kan begrepen worden los van historische of sociale contexteigenschappen van en relaties tussen "dingen" zijn vergelijkbaar met wiskundige functies

Über Sinn und Bedeutung (1892) behandelt het verschil tussen betekenis & verwijzing (sense & reference)hij onderscheid 2 soorten betekenis:

- betekenis als referentie = het object waarnaar het begrip verwijst (Venus)- betekenis als zin (sense) = de betekenis waarnaar het begrip verwijst (ochtend- en avond-ster)

betekenis heeft niet alleen te maken met verwijzing, maar ook met de presentatie (Art des Gegebenseins)dit verschill lijkt op dat tussen connotatie en denotatie, of de Saussure's onderscheid tussen signifié en referentSinn heeft betrekking op het bedoelde (een idee), Bedeutung heeft betrekking op waarnaar verwezen wordtzo kunnen woorden qua Sinn (betekenis-inhoud) verschillen, maar naar hetzelfde verwijzende woorden ros en knol verwijzen beide naar paard, maar hebben en andere connotatie / betekenis-inhoudwoorden als eenhoorn en smurf hebben wel een Sinn (betekenis-inhoud), maar geen Bedeutungzinnen drukken gedachten uit, en als die gedachten beweringen zijn, dan hebben ze een waarheids-waarde

Frege bestreed Locke's psychologisme: dat betekenis te reduceren is tot een subjectieve opvattingdan zou er geen sprake meer kunnen zijn van onware of onjuiste aannames: bijv. 2 + 3 = 7logica en wiskunde zijn geen producten van de ervaring, niet psychologisch, maar ideëel (platoonse vormen)dus concepten (bijv. wiskunde) bestaan ook objectief; zijn geen product van evolutie, psychologische staat, etc.Frege poneert een meta-subjectieve (transcendente) wereld van ideeën, die wij in taal kunnen vattenHusserl gebruikt noesis voor ideeën als psychologische state of mind, en noema voor abstracte ideeëndeze abstracte (niet-subjectieve) wereld bestaat uit gedachten, die zijn opgebouwd uit Sinne

in Der Gedanke (1918) lijkt hij er meer vanuit te gaan dat ideeën niet vooraf gaan aan taal, maar talig zijn"we nemen pas een boom waar, als we de betekenis van het woord boom hebben gevat"

72

Page 4: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~§ 9.5 logisch atomisme

Bertrand Russell (1872-1970)

Russell wordt beschouwd als vader van de analytische filosofie en het logisch atomismelogisch atomisme was een reactie op het (Brits en Duits) idealisme (holisme), dat stelt:alle feiten zijn met elkaar verbonden: de werkelijkheid is fundamenteel één, en kan alleen zo gekend wordenhij verdedigt common sense realisme: dingen, feiten, concepten, getallen en universalia bestaan (objectief)het logisch atomisme gaat uit van ontologisch pluralisme:de wereld bestaat uit losse (atomaire) feiten, die afzonderlijk gekend kunnen worden, los van het geheeldeze feiten moeten opgevat worden als betekenis-atomen, dus als een talig iets, niet als materiële dingenlogisch atomisme wordt daarom wel getypeerd als platonisme: de werkelijkheid is opgebouwd uit begrippen 7

het gaat er vanuit dat uit de structuur van de logica valt af te leiden hoe de werkelijkheid feitelijk is ingericht,en dat de complexiteit van de feiten te herleiden is tot wat werkelijk bestaat: de particularia (betekenis-atomen)feiten zijn volgens Russell "die dingen die een bewering waar of onwaar maken"er zijn complexe en atomaire feiten; complexe feiten opgebouwd uit atomaire feiten

Russell is sterk gekant tegen idealisme (Hegel) enerzijds, en cartesiaans en Hume's scepticisme anderzijds:logica is de basis van alle denken; logische analyse van taal moet de filosofie zuiveren van zinloze speculatiede metafysica is volgens Russell altijd gebaseerd geweest op begrippen uit de omgangstaal (bijv. vrijheid)maar omgangstaal is vaag en niet geschikt voor filosofische doeleinden: leidt tot filosofische misverstandenhij pleit daarom voor een strikte, eenduidige, ideale taal, gebaseerd op logica 8

herformulering moest het mogelijk maken om een filosofisch probleem beter te begrijpen en op te lossendoor het probleem te vertalen in symbolische logica was het mogelijk dat er geen probleem bleek te zijnin navolging van Frege ontwerpen Russell & G.E. Moore een ideale (logische) taal

On Denoting (1905) gaat over verwijzing en betekenis (de kapstok & ruggegraat van de analytische filosofie)hierin bekritiseert Russell de betekenis-theorie van Frege:ook termen of proposities die nergens naar verwijzen kunnen zinvol (betekenisvol) zijn, maar zijn wel onwaar:bijv: "eenhoorns hebben één hoorn"volgens Russell zijn fictieve uitspraken onwaar: "de huidige koning van Frankrijk is kaal" is onwaarde grammaticale structuur van de zin valt namelijk niet samen met de logische structuur ervande logische structuur is: "er is één huidige koning van Frankrijk" en "deze is kaal"voor een conjunctie (en-bewering) geldt dat beide delen waar moeten zijn, wil de hele bewering waar zijn

beschrijving en naam zijn niet hetzelfde: een naam 'zit vast' aan z'n verwijzing, een beschrijving nietthe president of the United States is geen naam, maar een beschrijvingnet als Locke wil Russell misverstanden ophelderen door onze taal inzichtelijk te makenwe moeten talige uitspraken ontleden tot hun atomaire eenheden: particulariaparticularia moeten als namen eenduidig verwijzen naar de werkelijkheid, gebaseerd op sense datazo kan de filosofie bijdragen aan de wetenschappen

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Ludwig Wittgenstein (1989-1951): Tractatus Logico-Philosophicus (1922) 9

Wittgenstein baseert zich op het logisch atomisme en vernieuwingen in de logica door Russell en Fregehet de taak van de filosofie om de logische vorm van empirische uitspraken te beschrijvenwat geldt als een zinvolle uitspraak? de beschrijvende volzin is de eenheid van zinvol taalgebruikzinvolle uitspraken zijn afbeeldingen van (mogelijke) situaties (en kunnen waar of onwaar zijn)m.a.w: zinnen zijn betekenisvol als ze een (mogelijke) stand van zaken uitdrukkenware uitspraken zijn met succes getoetste zinvolle uitsprakenhet gebied van het zegbare wordt zo beperkt tot empirische uitspraken; niet-empirische uitspraken zijn zinloosovereenkomsten Russell - Wittgenstein:

taal is op te splitsen in atomaire beweringen, de wereld is op te splitsen in atomaire feiten

73

Page 5: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

uit de abstracte structuur van de taal / logica, is de structuur van de werkelijkheid af te leiden

verschillen Russell - Wittgenstein:

Russell: particularia staan op zichzelf, bestaan objectief in de werkelijkheid (realisme)Wittgenstein gelooft niet in particularia (gebaseerd op sense data)dingen bestaan alleen in relatie tot andere dingen; enkelvoudige dingen bestaan niethij erkent alleen maar feiten en namen, en wil het niet hebben over particulariavolgens hem leidt ontleding van proposities (beweer-zinnen) tot logische atomendeze corresponderen met elementaire feiten: dingen (be)staan alleen maar in een relatie tot andere dingen

Russell construeert een ideale taal, gebaseerd op logica, Wittgenstein presenteert geen ideale taalWittgenstein stelt dat onder de grammatica van de omgangstaal een logische structuur schuilgaatlogische analyse van de omgangstaal toont de verborgen structuur van de omgangstaaldie structuur wordt gevormd door de atomaire beweringen (en atomaire beweringen beelden feiten af)

"de wereld is de totaliteit van de feiten, niet van de dingen de wereld wordt door de feiten gedefinieerd en daardoor dat het alle feiten zijn het geheel van de feiten bepaalt wat het geval is en ook wat allemaal niet het geval is de feiten in de logische ruimte zijn de wereld"

de logische structuur van proposities is isomorf met de logische structuur van de werkelijkheidafbeeldings-theorie van de propositie: beweringen drukken standen van zaken in de werkelijkheid uitWittgenstein's afbeeldings-theorie is een versie van het correspondentie-model van de waarheiddit stelt dat een uitspraak waar is als ze met de werkelijkheid correspondeert, en onwaar als ze dat niet doetWittgenstein stelt dat een uitspraak waar is als ze correspondeert met het feit dat ze beschrijft

er is een formele overeenkomst tussen de structuur van de wereld en de structuur van de taalde regels van de taal hebben een ontologische noodzaak, ze weerspiegelen de logische structuur van de wereldde wereld is de werkelijkheid zoals die zich middels taal voordoet, en taal legt zo het wezen van de wereld blootvia inventarisatie van alle atomaire uitspraken kan de hele wereld (alle feiten) in kaart gebracht wordende samenhang van feiten is dus de werkelijkheid, en hiervan kunnen we kennis hebbenenkelvoudige dingen bestaan wel, maar we kunnen er geen kennis van hebben (vgl. Kant's Ding an sich)Wittgenstein is dus logisch atomist, maar geen logisch positivist of substantie-realiststanden van zaken (feiten) zijn dus alleen toegankelijk via de taaleen zin (propositie) en een stand van zaken (feit) die erdoor beschreven wordt staan in een interne relatieje kunt een stand van zaken niet anders beschrijven, want dan is het een andere stand van zaken

zoals feiten bestaan uit elementen in onderling verband, zo bestaan beweringen uit woorden in onderling verbandde enkelvoudige volzin (atomaire propositie) functioneert als afbeelding ("de kat slaapt")taal en wereld (geheel van feiten) hebben dezelfde logische vormop grond van hun logische vorm kunnen bepaalde zaken alleen maar in bepaalde connecties voorkomen(een toon heeft geen kleur, en een vlek heeft geen toonhoogte)

noodzakelijk ware uitspraken (logica) zijn geen zinvolle uitspraken, want ze zeggen niets over feitenlogische waarheden (analytische, a priori uitspraken) worden door Wittgenstein tautologieën genoemdtautologieën zijn geen beweer-zinnen, want ze zeggen niets over de werkelijkheideen tautologie is altijd waar, ongeacht wat in de werkelijkheid het geval is; het be-tekent nietnoodzakelijke uitspraken zijn tautologisch op grond van de logische structuur van de zinze tonen alleen wat de betekenis van logische verbindings-woorden is (als-dan, en, of, niet)bijv. de wet van de contradictie: "twee tegengestelde uitspraken kunnen nooit tegelijk waar zijn"ook een contradictie beeldt geen (mogelijke) situatie af, en is dus evenmin een zinvolle beweringWittgenstein acht de logica zinloos (is tautologisch) en de metafysica onzinnig (want niet verifieerbaar)zinvolle uitspraken moeten waar of onwaar kunnen worden bevonden d.m.v. verificatie (empirie)uitspraken over zinnen verwijzen niet naar mogelijke standen van zaken, en zijn dus ook betekenisloosdat betekent dat filosofie (incl. zijn eigen) betekenisloos is; d.w.z. nergens over gaat

namen & betekenis van beweringen

74

Page 6: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

a priori uitspraken zijn dus volgens de afbeeldings-theorie niet zinvol, want verwijzen niet naar feitenomdat de geldigheid ervan niet gedemonstreerd wordt door verificatie, maar alleen door deductiemaar: ook onware uitspraken corresponderen niet met feiten... hebben deze dan ook geen betekenis?jawel: de betekenis van uitspraken staat los van geldigheid en van waarheid

we moeten betekenis en waarheid scheiden door verschil te maken tussen namen en beweringennamen zijn de kleinste atomaire analyse-eenheden: verwijzende woorden(hypothetische) namen moeten worden gepostuleerd als kleinste element van de taal (Higgs-deeltje)de betekenis van een naam (teken / woord) is datgene waarnaar het verwijst (be-tekende), of het bestaat of nietnamen hebben alleen betekenis in hun onderlinge verbinding (verificatie van de verwijzing is onmogelijk!)namen benoemen (be-tekenen) objecten, maar beelden de dingen niet af (Ding an sich is onkenbaar)beweringen (proposities) beelden situaties af (maar benoemen niet)de betekenis van een volzin (bewering, propositie) zit in de volzin zelf, in de compositie van nameneen naam kan niet waar of onwaar zijn (verwijst alleen), een bewering wel (feiten zijn verifieerbaar)zo kunnen (gekende) namen in een nieuwe combinatie in een volzin staan en iets (op)nieuw be-tekenendus nieuwe of onware uitspraken kunnen wel betekenis hebben

Wittgenstein wilde wetenschappelijk (zinvol) denken onderscheiden van (zinloos) denken over de mensenerzijds om de wetenschap te vrijwaren van metafysica en vage ideeën,maar vooral om het denken over de mens te vrijwaren van positivismedoel van de Tractatus Logico-Philosophicus is dus tweeërlei:1] een einde maken aan schijnproblemen van de filosofie door aan te geven waar de grens van het zegbare ligt2] een dam opwerpen tegen de oprukkende verwetenschappelijking van het mensbeeld

de 7 basis-stellingen uit de Tractatus zijn:

1] De wereld is alles wat het geval is.2] Wat het geval is (een feit) is het bestaan van standen van zaken.3] Het logische beeld van de feiten is de gedachte.4] De gedachte is een betekenisvolle zin.5] De zin is een waarheidsfunctie van elementaire zinnen.6] De algemene vorm van een waarheidsfunctie is: Dit is de algemene vorm van een zin.7] Van dat, waarover niet kan worden gesproken, moet men zwijgen.

paradox van de Tractatus: datgene waarover in het boek niet gesproken wordt is het belangrijkste van het boekde Tractatus is een poging om het zegbare te zeggen, en daarmee het domein van het onzegbare af te bakenenstelling 7 anders geformuleerd: "de grenzen van de taal zijn de grenzen van de filosofie"tot het onzegbare rekent hij het ethische, esthetische, religieuze en mystieke (waarden), maar ook de logicaWittgenstein ziet zijn filosofie als een ladder, die je, eenmaal boven, onder jezelf weg moet schoppen

"Mijn stellingen zijn verhelderend omdat hij die me begrijpt, ten slotte erkent dat ze onzinnig zijn, als hij door middel van mijn stellingen -er op- boven ze uit geklommen is. (Hij moet zogezegd de ladder omver gooien na er opgeklommen te zijn). Hij moet deze stellingen overwinnen, dan ziet hij de wereld goed."

het gaat hem dus om een inzicht in het onzegbare: "de zin van de wereld moet buiten haar liggen"de wereld is eindig omdat in de wereld bepaalde dingen niet gezegd kunnen wordenwaarden zijn geen feiten en daarom geen deel van de wereld, maar ze tonen het menselijkehet voorwoord van de Tractatus Logico-Philosophicus stelt dat de uitspraken erin definitief zijn, endat de problemen van de filosofie er voorgoed mee opgelost zijn, doordat hun zinloosheid aangetoond isfilosofie kan geen problemen oplossen; wetenschappelijke noch filosofischefilosofie kan slechts schijn-problemen doen verdwijnen, maar geen bijdrage leveren aan de wetenschapin navolging van Hertz meent hij dat filosofische problemen voortkomen uit vage en onterechte vragenbijv: wat het wezen van kracht is, is een onzinnige vraag, we kunnen alleen spreken over wat we waarnemen

"Als mijn naam zal voortleven, dan alleen als eindstation van de grote westerse filosofie. Ongeveer zoals de naam van degene die de bibliotheek van Alexandrië in brand heeft gestoken."

75

Page 7: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

de Wiener Kreis

Wittgenstein's Tractatus heeft veel invloed uitgeoefend op de Wiener KreisMoritz Schlick (=Ernst Mach), Rudolf Carnap, Otto Neurath, Gustav Bergmann, Herbert Feigl, Kurt Gödel, e.a. 10

de Wiener Kreis wil de Tractatus benutten voor de uitwerking van een wetenschappelijk wereldbeeld:logisch positivisme = strikt empirische interpretatie van het logisch atomisme: in de Tractatus niet te vinden!

de Tractatus wordt de mascotte van de Wiener Kreis "een volzin begrijpen, betekent, weten wat het geval is, indien hij waar is"

wordt vertaald als: "de betekenis van een zin is de methode van zijn verificatie"de afbeeldings-theorie van de propositie vormt zo de grondslag van het verificatie-beginsel :een criterium voor cognitieve zinvolheid waarmee metafysische uitspraken geëlimineerd moesten wordenzo zou de filosofie zichzelf overbodig maken, en zouden er alleen wetenschappelijke vragen overblijven

afgezien van de problemen besproken in hoofdstuk 6 is er nog een probleem: het verificatie-beginsel stelt dat zinvolle beweringen geverifieerd moeten kunnen wordenhet verificatie-beginsel kan niet geverifieerd worden, en is dus zelf-referentieel inconsistenthet verificatie-beginsel behoort tot de categorie van metafysische en dus zinloze beweringen

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

§ 9.6 Wittgenstein II

in de jaren '30 emigreerden veel leden van de Wiener Kreis naar Engeland of de V.S.Carnap en Reichenbach waren invloedrijk in de V.S., en Wittgenstein was teruggekeerd naar Cambridgede filosofie van de latere Wittgenstein wordt postuum uitgegeven: Philosophische Untersuchungen (1953)

Philosophische Untersuchungen [1953]; postuum gepubliceerde aforismenbundelwaarin Wittgenstein afstand neemt van de Tractatus (hoeveel afstand is onderwerp van discussie)de fout in de Tractatus is dat hij uitging van één geval van taalgebruik: beschrijvingen,en uit dit ene geval het wezen (de essentie) van de taal wilde afleiden

het logisch atomisme / positivisme legt de nadruk op benoemen van dingen en beschrijven van situaties- woorden hebben betekenis doordat zij dingen benoemen- zinnen zijn verbindingen van woorden (namen)- ieder woord heeft één betekenis: het object waar het voor staat, waarnaar het verwijst

namen / dingen (Tractatus) en particularia (Russell) zijn als de oer-elementen waar Socrates over sprakhet systeem van oer-elementen gaat uit van enkelvoudige elementen ("appel", "kat", "rivier")maar enkelvoudigheid is een relatief begrip: is afhankelijk van de context binnen een bepaald taalspel

woorden zijn instrumenten, een multifunctioneel gereedschapde betekenis van woorden ligt in hun gebruik, woorden hebben alleen betekenis binnen een taalspelostensieve (aanwijzende) definities funderen niet, want ze vooronderstellen zelf taalspelendus de betekenis van een zin of woord is afhankelijk van de context in een taalspelen aangezien contexten kunnen verschillen, verschillen ook de betekenissen van woordende veronderstelling dat een woord naar een op zichzelf staand ding verwijst is misleidendbijv: het woord koningin kan uiteenlopende betekenissen hebben:staatshoofd, kaartspel, schaakspel, bijen, theater, sprookje

taal heeft naast de ostensieve (of descriptieve) functie, nog vele andere functies; bestaat uit diverse taalspelentaalspelen zijn concrete gevallen van woordgebruikeen taalspel = het geheel van taalgebruik en de handelingen en praktijken die met dat taalgebruik zijn verweventaal en menselijk handelen zijn dus onlosmakelijk verbonden; taal is een deel van een levensvormeen woord is als een schaakstuk:het schaakstuk is geen ding (een stukje hout met een bepaalde vorm en kleur; zwart of wit), maar een functiede betekenis van een schaakstuk is het geheel van regels dat het gebruik bepaalt van desbetreffend stuk

76

Page 8: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

niet de woorden (namen) en zinnen (proposities) op zich, maar het spel sticht betekenis!

bijv: licht-blauw & donker-blauw hebben blauw gemeenschappelijkoranje & rose hebben rood gemeenschappelijkrood & blauw hebben niets gemeenschappelijk (beide zijn elementaire kleuren)rood & blauw hebben gemeenschappelijk dat ze voorkomen in de vlag van: Nederland, Frankrijk, Rusland…

vgl: familiegelijkenissen: sommige kenmerken overlappen elkaar, andere verschillener zijn onderlinge overeenkomsten en verschillen in allerlei combinaties; qua karakter, neus, oog-opslag, etctussen de vele verschillende taalspelen bestaat ook een familiegelijkenisieder object deelt eigenschappen met elk ander object, maar er is geen algemene overeenkomst

het gebruik van vaag taalgebruik kan net zo praktisch zijn als exact taalgebruikomgangstaal is een bron van problemen doordat filosofen haar essentialistisch interpreterende filosofie heeft geen oog voor het instrumentele en contingente karakter van de taalfilosofische problemen ontstaan niet doordat men de "ware logische vorm" van de taal niet zietmaar doordat men het gebruik van de taal niet kent

filosofische problemen ontstaan doordat filosofen woorden uit hun natuurlijke context (taal-spel) halen,zonder te kijken naar de context, naar welke functie het vervult binnen dat taal-speltaal die door filosofen uit z'n context van het leven wordt gerukt en geanalyseerd is "taal op vakantie"de filosofische omgeving waar taal dan in terecht komt is als ijs: glas-helder en glad (zonder weerstand),maar dus ook geen mogelijkheden om te remmen en te sturen (immer gerade aus, ins blaue hinein: doelloos)d.w.z: door het gebrek aan weerstand (contingentie) kan taal niet functioneren, niet werken

"De verwarring die ons bezig houdt ontstaat wanneer de taal onbelast draait, niet wanneer zij werkt"

volgens Wittgenstein II is het opruimen van dergelijke misverstanden de voornaamste taak van de filosofiefilosofie moet het ijs verlaten en klunen: het bestuderen van omgangstaal in het dagelijks gebruik: taal in actie!dit sluit aan bij de ontwikkeling naar een theorie van taal-handelingen (speech-acts: Austin, Strawson, Searle)

in de Filosofische Onderzoekingen beschrijft Wittgenstein de regels van de taal als autonoom:taalspelen worden niet afgelezen van de feiten, maar worden opgelegd aan de wereld (constructivisme)

het concept taalspelen wijst op het ontbreken van uniformiteit in de taal: anti-essentialismeWittgenstein II keert zich tegen het zoeken naar de essentie van taal en werkelijkheidde werkelijkheid is niet objectief, maar evenmin subjectief te bepalen, alleen inter-subjectief, door inter-actiehet is niet zinvol om te praten van een werkelijkheid buiten het taalspelwat ‘werkelijk’ is kan alleen binnen een taalspel ter sprake worden gebracht

taalspelen zijn arbitrair: zij vormen geen afspiegeling van de structuur van de feitentegelijkertijd zijn zij niet-arbitrair, maar gebonden aan feiten uit de levensvormen waarbinnen ze fungerenmenselijke levensvormen bestaan uit "feiten" die het geraamte vormen waarbinnen wij onze taalspelen spelenwij kunnen alleen taalspelen begrijpen die overeenstemmen met onze levensvormfeiten zijn geen (onto)logische noodzaak (zoals in de Tractatus),maar zij zijn contingent: biologisch, psychologisch en antropologisch van aard (het product van een evolutie)

de betekenis van een woord is het gebruik ervan in een bepaalde context / taal-speldit gebruik is onderhevig aan regels die gelden binnen het taal-speltaal is onlosmakelijk verbonden met de levensvorm (sociaal-culturele context) waarin deze gesproken wordthet begrijpen van een taal is het kennen van de regels voor correct gebruik ervanmaar wanneer weet je of je wel de goede regels hanteert? (vgl. verificatie vs. falsificatie)een betekenis-scepticus zou zeggen: "dat weet je niet"

de criticus van de scepticus zegt: "de regels van het spel bepalen de betekenis"de regels voor het taal-spel zijn duidelijk voor iemand die het spel kentje kan ze uitleggen aan iemand, maar op het moment dat die ze begrijpt kent die het spel ookals je te horen krijgt: "dat zeg je niet zo" weet je dat je een andere regel hanteert dan de ander

77

Page 9: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

het heeft geen zin te vragen naar wat de loper is, buiten zijn functie binnen de regels van het schaak-spel'de loper' bestaat alleen bij de gratie van de regels, en kan dus ook vervangen worden door een kurkeen privé-taal is dus niet mogelijk: "meaning is use !" (alleen de ostensieve functie van taal kan privé zijn)ander taal-gebruik leidt tot een ander taal-spel, en dus een andere betekenis-wereld

de regels van de taalspelen noemt hij grammaticale regels (i.p.v. syntactische regels uit de Tractatus)grammaticale regels bepalen wat een zinvolle uitdrukking binnen een bepaald taalspel is;ze bepalen niet wat een ware of onware uitspraak is (een bredere definitie van grammatica dan in de linguïstiek!)het gebruik van een regel is niet absoluut, eenmalig of vooraf opgelegd,maar krijgt een bindend karakter door gewoontevorming binnen een gemeenschap (vgl. Herder, Nietzsche) 11

"De grenzen van mijn taal be-tekenen de grenzen van mijn wereld"

implicaties voor de ethiek van de taalspel-theorie die volgen uit dit anti-essentialisme:rechtvaardigheid, goed & kwaad, krijgen pas betekenis in de context van een bepaald taalspel

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Willard Van Orman Quine (1908-2000)

bekritiseerde het voor de positivisten belangrijke onderscheid tussen analytisch en synthetisch- we definiëren analytische uitspraken (tautologieën) aan de hand van synonymie, en andersom- synthetische uitspraken kunnen niet geverifieerd worden buiten een theoretische context "een walvis is een vis" is niet te verifiëren zonder opvattingen over fylogenetische afstamming te hebbenQuine is betekenis-holist: door het leren spreken van een taal leer je een theorie over de werkelijkheidwoorden ontlenen hun betekenis aan hun plaats in een netwerk van betekenissen

tegelijkertijd is betekenis niet (alleen) een psychisch fenomeen, maar uit zich in waarneembaar gedragwat de betekenis van iets is, los van het gedrag en de interactie tussen mensen is niet bepaalbaareen antropoloog die een Arunta "gavagai! " hoort roepen, en ziet wijzen naar een konijn, weet nog niet veelgavagai kan dan betekenen: erachteraan! - konijn! - kijk daar! - het gaat zo regenen! - avond-eten! - etcdit noemt hij de inscrutability of reference (onbepaaldheid van verwijzing)pas als men een taal leert spreken leert men steeds beter de betekenis van woorden; inclusief connotatiesmaar vertaling blijft uiteindelijk onbepaald: je weet nooit of een vertaling de betekenis dekttaal bepaalt ons wereldbeeld, en we kunnen niet buiten de taal gaan staan om betekenissen te vergelijken

§ 9.7 van taal-filosofie naar filosofie van het denken

Donald Davidson (1917-2003) keert in Truth and meaning (1967) terug naar de vroegere Wittgenstein en Fregebetekenis heeft maken met waarheid: "een volzin begrijpen, betekent, weten wat het geval is, indien hij waar is"anders dan Wittgenstein meent hij dat ook ethische uitspraken betekenisvol en waar kunnen zijn

Michael Dummett stelt dat kennis van betekenis een psychologische vaardigheid is: "weten wat het geval is..."Gareth Evans en Hilary Putnam zetten een beweging in gang van taal-filosofie naar bewustzijns-filosofie

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

continentale taal-filosofie

Kant onderscheidt zich van eerdere Verlichtings-filosofen in dat zijn denken een idealistisch aspect heeft:kennis is niet objectief, maar een constructie van ons denken; de werkelijkheid op zichzelf is onkenbaar

78

Page 10: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

hij introduceerde het idee dat wij de werkelijkheid interpreteren als het ware 'gefilterd door een bril' 12

de mens neemt niet eenvoudig waar, maar interpreteert de werkelijkheid door aanschouwingsvormenons kenvermogen structureert waarneming, legt vorm op aan de wereld ("de mens is de maat aller dingen")de werkelijkheid zelf, los van onze interpretatie (het Ding an sich), is onkenbaar

"de wereld die de mens waarneemt en op basis waarvan hij handelt, de fenomenale wereld, is een menselijke creatie, een product van fundamentele mechanismes inherent aan de structuur van het menselijk bewustzijn"

Giovanni Battista Vico (1668-1744): Scienza Nuova (1725)al in 1710 stelt hij: "verum esse ipsum factum" (waarheid is zelf een feit, een constructie)

de Romantiek en het idealisme hadden meer oog voor verschillen tussen tijdperken / volkeneen aspect van (met name de Duitse) Romantiek, is de opvatting over de samenhang tussen taal & cultuur:

Johann Georg Hamann (1730-1788) 13

we kunnen ons denken nooit losmaken van andere facetten van ons mens-zijn, dus ook niet van onze taal 14

elk mens wordt geboren in een taal-werkelijkheid, en deze talige werkelijkheid stempelt ons denkenons denkvermogen is afhankelijk van ons spraakvermogen, en de rede is dus aangewezen op de taal

Johann Gottfried Herder (1744-1803); de belangrijkste proponent van de Sturm und Drang-beweging (ca. 1770)stelt dat onze interpretatie van de werkelijkheid historisch-cultureel bepaald is"alle volkeren op aarde (...) hebben een unieke, onherhaalbare identiteit", een Volksgeistdeze volksaard hangt nauw samen met de taal de er gesproken wordt

Wilhelm von Humboldt (1767-1835)taal is geen ergon (gereedschap) maar een energeia (dynamisch proces waar wij deel van uitmaken)de mens geeft voor een belangrijk deel actief vorm aan de werkelijkheid waarin hij leeft (vgl. Schopenhauer)verschillende talen geven op verschillende wijze vorm aan de wereld

"de mens leeft met zijn objecten [...] zoals de taal ze aan hem presenteert""elke taal tekent rondom de mensen die haar spreken een magische cirkel waar men niet aan kan ontsnappen""de diversiteit van talen is niet een diversiteit van tekens en geluiden, maar een diversiteit van wereldbeelden"

je zou kunnen zeggen dat alle filosofie taal-filosofie is: reflexief nadenken over de betekenis van begrippenin die zin kan de geschiedenis van de filosofie zelfs gezien worden als een voortdurende universaliën-strijd:van Plato tot de 19e eeuw hebben filosofen elkaar bestreden m.b.t. hun ideeën over veronderstelde essenties 15

maar meer specifiek verwijst taal-filosofie naar filosofie die zich expliciet bezig houdt met taal als studie-objectin die zin heeft de continetale taal-filosofie haar wortels in de Romantiek: (Hamann, Herder, Schleiermacher)

de Linguistic Turn & continentale filosofie

continentale taal-filosofie heeft nauwe banden met hermeneutiek, semiotiek, antropologie en cultuur-filosofievoorlopers zijn: Vico16, Hamann, Herder, von Humboldt, Nietzsche, de Saussure (en in de V.S: Peirce)

de continentale Linguistic Turn betekende een afnemende populariteit van fenomenologie en existentialismesamen met de Cultural Turn (jaren '60-'70) zorgde ze voor een groeiende populariteit van het structuralisme 17

dit leidde via de Franse Linguistic Turn tot het post-structuralisme / post-modernisme (Foucault, Derrida)

het structuralisme is de tegenhanger van de fenomenologie (en tevens een reactie op het existentialisme)het structuralisme neemt niet het bewustzijn, maar de taal als uitgangspunt / fundament 18

taal in de breedste zin: het teken als in relatie tot psychologie, sociologie en cultuur

Ferdinand de Saussure (1857-1913)

la parole = alle concrete taaluitingen van individuele sprekers; vormen de basis van la languela langue = talig systeem of structuur van (arbitrair be-tekenende) tekensla langage = het algemene taalvermogen van de mens; de verhouding tussen langue en parole

79

Page 11: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

het teken kent 2 aspecten:signifiant (significant) = de betekenaar / het teken (woord)signifié (significaat) = mentale concept waarnaar de betekenaar/significant verwijst (context afhankelijk)referance = buiten-talige entiteit waarnaar de betekenaar/significant verwijst (Ding an sich)

dit laatste is het domein van de epistemologie (ken-theorie); is niet interessant voor de linguïstiek

er is alleen sprake van een teken als het iets be-tekent (als het een begrip is, niet slechts klank of letters)er is geen relatie (van essentie o.i.d.) tussen betekenaar en betekenis, is arbitrair (in tegenstelling tot Plato)d.w.z: de relatie tussen het teken (woord of symbool) en de inhoud (betekenis) berust op sociale conventiestaal is onderhevig aan diachrone verandering; betekenis-relaties dienen dus dynamisch te worden opgevat

de relatie tussen verschillende tekens is differentieel; d.w.z: de betekenis van het teken wordt bepaald door zijn relatie tot andere elementen in het tekensysteem,en dan vooral door het verschil (differentie) t.o.v. ermee geassocieerde tekens (verzamelingenleer)ieder betekende wordt dus altijd bepaald door zijn plaats in het netwerk van relaties van verschilm.a.w. het onderlinge verschil bepaalt de betekenis (negatief), niet het significaat of de referent (positief)

de 2 delen van het teken (signifiant & signifié) = vormen toch een soort eenheid, vooral in het gesproken woord,aangezien er een historisch gegroeide band bestaat tussen betekenaar en betekendede betekenis van het gesproken woord wordt immers gevormd in de aanwezigheid van spreker en luisteraarhet schriftelijk teken is minder nauwkeurig: het be-tekenen vindt plaats buiten de invloed van de sprekerwij kunnen de intenties achter een geschreven tekst minder goed achterhalen dan het gesproken woordhet geschreven woord is dus als een "verwijzing" naar het gesproken woorddoor zijn nadruk op langue (structuur) legde De Saussure de basis voor de structuralistische taalkundeChomsky hanteert een onderscheid dat doet denken aan langue/parole: nl. competence/performance

Jacques Lacan (1901-1981)

taal is constitutief voor onze werkelijkheid: wij worden gesproken door onze eigen taalwij leven in de illusie die de taal construeertniet alleen ideeën en denkbeelden, maar ook verlangens / begeerten zijn talig (vgl. Freud)zelfs het onderbewuste is gestructureerd als taal (dit vonden andere psycho-analytici niet)1] imaginaire orde = in ons bewustzijn: het beeld van onszelf, van de wereld om ons heen, ons handelen2] reële orde = factoren die aan het spel ontsnappen; de realiteit buiten de imaginaire en symbolische orde het reële (de werkelijkheid) is vooral een verstoring van de symbolische en imaginaire orde3] symbolische orde = alle regels in het dagelijkse leven, van etiquette tot het recht en religieuze taboes alles wat is uitgedrukt in taal staat onder het gezag van de symbolische orde, die de betekenis ervan bepaalt- het "ik" is geen "zijnde", maar een zelf-beeld, een ideaal; zo kan het deelnemen aan de symbolische orde- het project van het "ik" in onze samenleving is er op gericht om te worden wie je (eigenlijk) bent

Claude Lévi-Strauss (1908-2009)

een samenleving krijgt pas ordening doordat er scheidslijnen getrokken worden:wij & zij, goed & kwaad, hoog & laag, eer & schande, mens & dier, man & vrouw, kind & volwassen, etc.maar tegelijk wordt de samenhang ervan slechts gegarandeerd doordat die lijnen worden overschreden:(vooral in de meest fundamentele 'ruil' die een gemeenschap kent: het huwelijk)juist daar waar grenzen worden overschreden krijgen die grenzen meer betekenisbetekenis krijgt de wereld pas dankzij een structuur, die bestaat uit onderling tegengestelde elementenbinnen dat gestructureerde netwerk is het individu niet veel meer dan een 'teken',dat de hem toegeschreven plaats inneemt in de de cultuur (= tekst)een afspiegeling van die structuur bevindt zich in het wereldbeeld (het denken & voelen) van het individuhet is dus niet het individu dat de dingen hun betekenis geeft, maarhet individu krijgt zelf pas betekenis doordat het is opgenomen in een netwerk dat hem overstijgt

80

Page 12: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

Edward Sapir & Benjamin Lee Whorf

ook in de angelsaksische landen is er vanaf WO2 een meer antropologische visie op taal in opmars:belangrijk daarin is de theorie van linguïstische relativiteit : de Sapir-Whorf-hypothese 19

verschillende talen hebben verschillende lexicons / vocabulairs, en deze classificeren dingen andersd.w.z: structureren de werkelijkheid anders waardoor er sprake is van een andere werelddit impliceert dat de filosofie geen "mirror of nature" is, noch van "het menselijk denken", maar van een specifieke taal-(familie): namelijk het Indo-Europees...het Chinees of Hopi leidt daarom als vanzelf naar een andere 'metafysica' (paradigma / wereldbeeld)

"de westerse filosofie heeft zich nog niet bevrijd van het illusoire gebruik van onze logica, die de basis vormt van de Arische (Indo-Europese) talen. [...] zoals bijv. de notie van substantie, waarvan het bestaan gesuggereerd wordt door de taal." (Benjamin Lee Whorf: "Science and Linguistics", 1940/1956)

Roland Barthes (1915-1980)

taal is een teken-systeem, bestaande uit culturele codesteken-systemen zijn dragers van sociale waarden, en garanderen de sociale structuur (status quo)

Mythologies (1957)door associaties van tekens worden mythes geproduceerdmythen leggen vast wat als normaal, universeel, natuurlijk, en vanzelfsprekend wordt beschouwdterwijl dit eigenlijk cultureel en historisch bepaald is, en dus willekeurig; niet natuurlijk noch vanzelfsprekendmythes zijn geconstrueerd en vastgelegd door de dominante ideologieMarx: "de heersende ideologie is altijd de ideologie van de heersende klasse"Nietzsche: "waarheden zijn illusies waarvan we vergeten zijn dat het illusies zijn"mythes kunnen door een structuralistische analyse kunnen worden blootgelegd, ontmaskerd

"La mort de l'Auteur" (1968)de auteur legt niet dezelfde betekenissen in een tekst die de lezer er uit haaltde lezer geeft zelf betekenissen aan de tekst, en vindt voortdurend verschillende betekenissenbetekenis-geven is afhankelijk van de context, en verschilt per lezerde tekst ontstaat pas tijdens het lezen, en heeft dus meerdere betekenissendoor de auteur dood te verklaren, kan de lezer worden bevrijd van een eenzijdige interpretatieer is geen objectiviteit: de interpretator is ook tekst(ueel) (vgl. W.S. Burroughs: "language is a virus")Barthes maakte hiermee de overgang van structuralisme naar post-structuralisme

het verschil tussen structuralisme en post-structuralisme is niet enormhet structuralisme erkent enerzijds dat het denken niet autonoom is, maar heteronoom (gevormd door taal)maar toch wordt er een subject-object-scheiding tussen tekst (als object) en interpreet verondersteld:de structuur van een linguistisch systeem (op een gegeven moment) is objectief en analyseerbaarkritiek van post-structuralisten: structuralisme is a-historisch (statisch) en theoretisch (objectiverend)de structuren van taal / cultuur bestaan echter pas in praktijk: in het uitoefenen / reproduceren ervan

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Jacques Derrida (1930-2004):

joods gezin (dus bekend met de Joodse godsdienst)ziet zichzelf als historicus, niet als post-modernistinvloed: Marx, De Saussure, Nietzsche, Freud, Lévinas, Levi-Strauss

kritiek op de vanzelfsprekende aanames van de westerse metafysica (en denken en cultuur)radicaal door-denken van de ideeën (teksten) van anderen

81

Page 13: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

ontmaskeren, zonder te pretenderen het ware gezicht te kunnen tonen

er is volgens Derrida geen streng onderscheid te maken tussen wetenschap, filosofie en literatuuralle theorieen, betogen, geschriften, etc. zijn constructies

taal & verwijzings-samenhang

Derrida gaat niet uit van de tekst als eenheid (intentie, betoog, theorie), maar als heterogeen construct:veranderlijkheid, dubbele betekenissen, interne contradicties en ogenschijnlijk onbeduidende aspectenoftewel: de marges staan centraal, dat wat niet in de spot-light staat, maar achter de coulissen

Derrida wijst elke grondslag af, op basis van zijn opvattingen over de structuur van taaltaal is geen neutraal instrument dat we gebruiken, maar een weerbarstig mediumtaal is veel autonomer en onherbergzamer dan wij willen gelovende westerse filosofie heeft, sinds haar Griekse begin, dit weerbarstige karakter geprobeerd te beheersenmetafysica: betekenis = identiteit = zijn = tegenwoordigheid = statisch = beheersbaar

"In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God"

alles begint niet met het bewustzijn (het subject), maar met de taal waarin we geboren zijn!we worden geboren in de tentakels van de taal, van een verwijzingssamenhangtaal & schrift vormen de werkelijkheid waarin wij levenonze werkelijkheid (taal / cultuur) is een verwijzingssamenhang,een orde waarin de dingen hun betekenis aan elkaar ontlenenwoorden, tekst, kunst, reclame, etc. hebben geen vaste betekenis, alles is afhankelijk van de contextcontext = verwijzingssamenhang = tekst, cultuur, plaats, tijd, etc.differentie & spoor

Derrida's vertrekpunt is het structuralisme van De Saussurehet teken be-tekent iets, en dat iets wordt be-tekent door het tekenbetekenaar en betekende hebben door hun gebruiksgeschiedenis een zekere stabiliteit ontwikkeldmaar hun relatie is arbitrair en aan verandering / verschuiving onderhevigi.p.v. betekenis, kunnen we beter spreken over be-tekenen (werkwoord):dat veronderstelt afstand, verschil, niet-identiteit

maar uiteindelijk is de betekenis van woorden afhankelijk van hun context, niet van iets buiten de taaltekens verwijzen niet naar dingen of concepten, maar naar elkaarbegrippen ontlenen hun betekenis dus niet aan een eigen, vaste, stabiele identiteitde dingen krijgen pas betekenis in hun onderling-verschillen van elkaar; hun differentie

het teken "terrorist" verwijst niet direct naar een idee "terrorist", noch naar iets in de werkelijkheidwant het verschil met (de differentie tot) andere begrippen bepaald de inhoud van het begrip "terrorist":fundamentalist, moslim, vrijheidsstrijder, Israel, explosieven, R.A.F., etchet teken God verwijst niet naar een vast-omlijnd idee, noch een concreet bestaande entiteit,maar naar een context waarbinnen God betekenis krijgt

iedere betekenis is slechts "zichzelf" door verwijzing naar andere betekenissen,waarmee ze een betrekking van verschil onderhoudt, en is dus nooit zichzelf,ze heeft geen eigen(lijke) identiteit (ontkenning van het identiteits-denken)een geactualiseerde, aanwezige betekenis heeft afwezige betekenissen nodig,die onmisbaar zijn om haar eigen betekenis tot stand te brengenmaar die afwezige betekenissen verwijzen zelf naar andere betekenissen,die op hun beurt weer andere betekenissen oproepen, enz.betekenis blijft ontsnappen en is dus eerder afwezig dan aanwezig: nooit definitief, maar altijd onbeslist

elk betekende is een betekenaar van een ander betekende;

82

Page 14: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

een betekende dat louter betekende is wordt nooit bereikthet teken = een vertegenwoordiging, verwijzing, plaatsvervanger, aanwezigheid van het afwezigehet be-tekende zelf is afwezig, alleen het spoor is aanwezighet spoor verwijst naar andere tekens, en deze staan weer in relatie tot andere tekens in het systeemspoor = de differentiële verwijzingsrelatie tussen verschillende tekens

doordat het teken een spoor is, dat altijd verwijst naar andere tekens, komt het nooit tot rustbetekenis komt tot stand in het oneindige spel van doorverwijzingen in de sporen van een tekenbetekenis is dus nooit definitief, nooit strak omlijnd, maar een worden en (ver)worden (Herakleitos)radicale conclusie: betekenis bestaat eigenlijk niet! niet als identiteiteen begrip dankt zijn betekenis aan wat het niet is, op zichzelf is het betekenisloosbetekenis is nomadisch: ze is dolend en doelloos, altijd zwervend, zonder doel

iterabiliteit & disseminatie

de taal (waarin wij wonen) is verweesd, overgeleverd aan interpretatie, onbeheersbaardit geldt zowel voor de geschreven als voor de gesproken taalkritiek op De Saussure: het gesproken woord is niet authentieker dan het geschreven woordde metafysica heeft altijd de voorkeur gegeven aan het gesproken woord, omdat dat beter beheersbaar is

Derrida geeft de voorkeur aan de geschreven taal:deze is nog meer verweest, oncontroleerbaar, en vatbaar voor mutaties (iterabiliteit)door de principiële citeerbaarheid en herhaalbaarheid van taaluitingen treden er onvermijdelijk mutaties opwant contexten verschillen en daardoor betekenissen ook (spel: chinese whispers / telephone)iterabiliteit = herhaalbaarheid en veranderlijkheid die aan iedere betekenisvorming ten grondslag ligt(vgl. Heidegger: eindigheid, geworpenheid, tijdsgebondenheid en perspectivisme zijn voorwaarde voor betekenis)

oorspronkelijke betekenissen gaan verloren en nieuwe zullen ontstaan:betekeniswoekering & betekenisverlies behoren tot de voorwaarden van ieder spreken en schrijvendeze toe- en afname van betekenis wordt door Derrida disseminatie genoemddisseminatie = verstrooiïng, maar ook ont-tekening (i.p.v. be-tekening; semantiek)

dit is niet eigen aan taal alleen, maar zien we bij alle vormen van reproductie (cultuur & natuur)bijv. technologieën krijgen andere toepassingen (betekenissen) dan waarvoor in 1e instantie ontwikkelddoor verschillen in context blijft een definitieve betekenis steeds uitgesteld, en dus onbepaaldbegrippen, ideeën, theorieen zijn altijd ontoereikend en voorlopig (in strijd met platonisme)

tegenstellingen & transcendentale betekenaar

in het westerse denken zijn conceptuele schema's gebaseerd op een transcendentale betekenaar,die uiteindelijk "garant staat" voor de betekenis van alle andere begrippeneen metafysisch hiërarchisch principe dat verondersteld wordt te bepalen welke constructies of betekenissen "natuurlijk", of "juist" of "geëigend" zijn: Waarheid, God, de Rede, het Zijn, of politieke ideologieënhet gebruik van de différance (uitstel) sluit de mogelijkheid uit om een transcendentale betekenaar te stellen

onze werkelijkheid wordt door de taal gestructureerd in tegenstellingen, ons denken is hierop gestoeld:goed/kwaad, zijn/niet-zijn, essentie/verschijning, aanwezig/afwezig, geest/lichaam, man/vrouw, leven/dood, culuur/natuur (pas veranderd sinds de Romantiek), spraak/schrift, licht/duisternis, actief/passief, orde/chaos, noodzakelijkheid/toeval, zuiver/heterogeen, positief/negatief, boven/onder (Algirdas Greimas: binary oppositions)

deze tegenstellingen zijn hiërarchisch: zo werd (en wordt nog) steeds de nadruk gelegd op de eerste poolPlato's Vormen, en de christelijke God zijn karakteristiek voor dit denkendit is geen neutrale, door de natuur gegeven ordening,maar een constructie die het resultaat is van de evolutie van ideeën, van een spel van machten en krachtenomkering van het platonisme (Nietzsche) is dan: deconstructie

deconstructie is een luis in de pels van de hermeneutiek

83

Page 15: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

i.p.v. een definitie van deconstructie te geven, geeft Derrida aan wat het niet is (vgl. Eckhart)het is geen vaststaande methode met bepaalde regels of werkwijzeook is het geen kritiek in de gangbare zin: deconstructie onthoudt zich van een oordeel(onbeslisbaarheid en onbeheersbaarheid van betekenis staan immers centraal)iedere tekst staat tot in het oneindige open voor alternatieve betekenissen

teksten (ideeën, begrippen, theorieën) zijn constructiesde-constructie is dan: ontbinden, ontleden, demonteren, uit elkaar halen in onderdeleneen soort psycho-analyse van de tekstanderzijds verwijst het naar het verstoren of saboteren van een constructiedeconstructie toont aan dat wat de tekst wil aantonen of be-tekenen onmogelijk islijkt op de socratisch methode, maar is in omgekeerde richting:

2 pioniers van de analytische filosofie (en logisch atomisme) vóór Wittgenstein: Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905)3

? zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

4 Milinda Panha (vragen van Milinda) is een boeddhistische text uit de 1e of 2e eeuw v.Chr. het behandelt vragen van Menander I, koning (160-130 v.Chr.) van Indo-Grieks Bactrië (= Pakistan) aan de mythische wijze Nagasena Nagasena legt aan koning Milinda uit dat een wagen alleen bestaat dankzij de onderdelen waaruit het bestaat"precies zo, koning, bestaat ook voor mij op grond van mijn hoofdhaar en op grond van de hersens in mijn schedel en van waarneming de aanduiding, de aanroep, het concept, de manier van uitdrukken, alleen maar de naam Nagasena, maar in absolute zin valt er geen persoon te vinden"

5 Extensionaliteit is in de semantiek, de logica en de wiskunde de benaming voor de opvatting dat twee zaken hetzelfde zijn als ze dezelfde uitwendige kenmerken vertonen, ofwel dezelfde eigenschappen hebben.

6 Frege zorgt met zijn Begriffschrift in 1879 voor een doorbraak in de logica: hij introduceert de predicaten-logica zowel de syllogistiek als de propositie-logica zijn te interpreteren binnen de predicaten-logica dit vormt de theoretische grondslag voor ontwikkeling van moderne computertechniek en informatica Grundgesetze der Arithmetik (1893-1903) probeert de wiskunde in een verzamelingenleer te axiomatiseren Frege is de geestelijk vader van het logicistische project, een deductieve wetenschap gebaseerd op logica en wiskunde het logicisme stelt dat de wiskunde een uitbreiding is van, en reduceerbaar is tot logica

7 "the safest general characterization of the European philosophical tradition is that it consists of a series of footnotes to Plato" (Alfred North Whitehead)

8 Russell en Whitehead wilden wiskunde funderen in de logica middels de verzamelingenleer Russell vond een paradox die een inconsistentie in Georg Cantor's verzamelingenleer aan het licht bracht (1901) (dit zorgde ervoor dat Frege zijn logicistische project aan de wilgen hing) metafoor van de paradox: "de barbier van Sevilla scheert alle mannen die zichzelf niet scheren; wie scheert de barbier?" Russell en Whitehead werkten het logicisme verder uit in hun Principia Mathematica (1910-1913) dit leidt tot de 1e contradictie-vrije verzamelingenleer; tot de onvolledigheidsstellingen van Kurt Gödel (1931)

9 dat Wittgenstein vaak geponeerd wordt als het begin van de Linguistic turn is omstreden maar ook dubbelzinnig:- er was al groeiende aandacht voor de rol van taal lang vóór Wittgenstein (Hamann, Peirce, de Saussure, Nietzsche)- er zijn in zekere zin 2 Wittgensteins: de vroegere (1911-1921) en de latere (1931-1951) Wittgenstein I: filosofische problemen komen voort uit misverstanden t.a.v. de logische structuur van taal Wittgenstein II: we moeten taal opvatten als een context gebonden spel, niet als afbeelding van de werkelijkheid je zou kunnen stellen dat Wittgenstein tijdens zijn leven zelf een Linguïstic Turn heeft doorgemaakt ! in z’n vroege periode was Wittgenstein "aanhanger" (en mede-ontwikkelaar) van het logisch atomisme in z’n latere periode was zijn denken meer in lijn met culturele en contextuele opvattingen over taal1889 geb.in Wenen, rijke joodse familie, 4 broers, 3 pleegden zelfmoord1906 begin werktuigbouwkunde / aëronautiek in Berlijn1908 studie in Manchester, ontwerpt straalmotor, intresse voor de grondslagen van wiskunde (door Russell & Frege)1911 wil studeren bij Frege, deze verwijst hem door naar Russell, begint studie filosofie bij Russell in Cambridge1913 trok zich terug in Skjolden (Noorwegen), schrijft daar aan Logik (voorloper van de Tractatus)1914 Eerste Wereldoorlog: vrijwillig bij het Oostenrijks-Hongaarse leger1918 Oostenrijk: maakt de Tractatus af en wordt tuinman en vervolgens schoolmeester1921 publicatie Tractatus Logico-Philosophicus: grote invloed op de Wiener Kreis en het logisch positivisme ?

1926-28 neemt ontslag (na mishandeling van een kind) en ontwerpt een huis voor z'n zus1929 terug naar Cambridge: docent1931 Gödel publiceert zijn onvolledigheids-stellingen ?

1936-37 Noorwegen: werken aan de uitwerking van zijn nieuwe inzichten en opvattingen over taal1939 volgt Moore op als hoogleraar te Cambridge: een nieuw begin1947 neemt ontslag om te schrijven1951 overlijdt aan kanker1953 postuum: Philosofische Untersuchungen (totaal andere invalshoek dan de Tractatus)

10 Wittgenstein en Karl Popper waren regelmatig aanwezig, maar geen leden van de groep,84

Page 16: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

is dus een kritiek op het platonisme, het representatief en identificerend denken

een belangrijk gereedschap in het deconstructivisme is de différance1e betekenis: het verschil voert de boventoon, niet de identiteit (identificatie) dit anarchistisch non-concept maakt het idee van taal-als-een-spel-van-betekenaren mogelijk2e betekenis: différance betekent ook uitstel, wat meteen de 2e functie van het begrip aangeeft: onthaasten deconstructie is een strategie van vertraging: het langzame, oplettende lezen doel:

- betekenis-hiërarchieën onderzoeken- minder voor de hand liggende betekenissen aan de oppervlakte brengen- ogenschijnlijke zekerheden of vanzelfsprekendheden in twijfel te trekkenmaakt ons bewust dat onze aannames niet neutraal zijn maar berusten op conventies en constructies

daar zij op essentiële punten afweken van het door de groep gepropageerde logisch positivisme of logisch empirisme

11 "Waarheid is en beweeglijk leger van metaforen [en] antropomorfismen [...] die door lang gebruik een volk vast, canoniek en bindend voorkomen: waarheden zijn illusies waarvan men heeft vergeten dat het illusies zijn. Daarom liegt de mens elke keer wanneer hij meent de waarheid te spreken." (Über Wahrheit und Lüge im aussermoralischen Sinne; 1873)

12 verschillende stromingen borduren voort op het idee dat onze interpretatie van de werkelijkheid voor-gevormd is:- fenomenologie richt zich op de manier hoe wij de werkelijkheid zich aan ons voordoet, hoe wij die waarnemen (Husserl) - heeft in de 20e eeuw veel invloed gehad op de psychologie, hermeneutiek en het existentialisme- structuralisme richt zich op de structuur van ons denken en de taal, waarmee wij de werkelijkheid vormgeven (de Saussure) - heeft in de 20e eeuw veel invloed gehad op de psychologie, antropologie en linguïstiek- pragmatisme gaat ervan uit dat de betekenis van begrippen (bijv. waarheid) in context moeten worden bezien (Peirce, James, Wright, Dewey, Mead) - heeft vooral invloed gehad in de Angelsaksische landen

13 Hamann was volgens Berlin "the most passionate, consistent, extreme and implacable enemy of the Enlightenment"

14 "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is." (Johannes 1:1-4)

15 taal-filosofie begint al bij Socrates & Plato, alleen vatten zij het destijds niet op als taal-filosofie, maar als ontologie Socrates & Plato zijn op zoek naar de essentie (het wezen) van begrippen: essentialisme in de Phaedo wordt de status van algemene begrippen onderzocht, in de Euthyphro specifiek het begrip 'vroomheid' in Cratylus gaat de discussie over de relatie tussen woorden en de begrippen of zaken waar ze naar verwijzen het platonisme heeft grote invloed gehad op ontwikkeling van filosofie in middeleeuwen (tot ± 1100) universaliënstrijd: realisme vs nominalisme- realisme: stelt dat algemene begrippen zelfstandig bestaan, ofwel voorafgaand aan en constitutief voor de fenomenen (ante res: bijv. platonisme) ofwel in de fenomenen aanwezig als hun essentie (Aristoteles) een concreet individueel geval is dan slechts een exemplaar (vgl. example), een imperfecte kopie zoals we vandaag de dag nog gewend zijn om een dier te zien als exemplaar van zijn soort- nominalisme: stelt dat algemene begrippen slechts een veralgemenisering zijn, een ken-instrument van het verstand, en dus na de fenomenen komen (post-res) Roscellinus (1050-1125), Ockham (1288-1348), Paulus Venetus: "flatus voci"

16 Giovanni Battista Vico (1668-1744): Scienza Nuova (1725) "verum esse ipsum factum" (1710, "waarheid is zelf een feit, een constructie)

17 mensen verbeelden de werkelijkheid in de vorm van stereotypen en tegenstellingen binnen taal, resulterend in denken en voelen, èn in de interactie tussen personen en groepen, in stelsels van polariteitenF. de Saussure Course in General Linguistics (1913)A. Radcliffe-Brown Structure and Function in Primitive Society (1952)Jaques Lacan The Seminars of Jacques Lacan, part 1 - 27 (1953-1980)Claude Lévi-Strauss La Pensée sauvage & Le Totemisme aujourdhui (1962)Hayden White Metahistory: The Historical Imagination in Nineteenth-Century Europe (1973)Clifford Geertz The Interpretation of Cultures: Selected Essays (1973)Michel Foucault Discipline and Punish (1977)Pierre Bourdieu Outline of a Theory of Practice (1977)

18 structuralisten: Ferdinand de Saussure (linguïst), Jacques Lacan (psychoanalyticus), Claude Lévi-Strauss (antropoloog), Roland Barthes (literatuurcriticus / linguïst), Algirdas Greimas (linguïst)

19 Edward Sapir (leerling van Franz Boas, grondlegger van de antropologie) en Benjamin Lee Whorf representeren een opvatting in de antropologiedie stelt dat taal constitutief is voor ons denken en ons beeld van de werkelijkheid; door een latere generatie aangeduid als Sapir-Whorf-hypotheseWilliam Dwight Whitney, Roger Brown, en Eric Lenneberg staan in dezelfde traditie

"De mens leeft niet alleen in de objectieve wereld, noch in de wereld van sociale activiteit zoals vaak aangenomen, maar is voor een groot deel overgeleverd aan de specifieke taal die het expressie-middel is geworden in zijn samenleving. Het is een illusie te veronderstellen dat men zich aan de

85

Page 17: lap-top · Web view2013/09/09  · Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905) zie hoofdstuk 6 over simple ideas en complex ideas

"Om het lezen aldus als een kunst te beoefenen is echter iets nodig dat thans juist het grondigst verleerd is en daarom zal het nog wel even duren voor mijn geschriften 'leesbaar' zijn; iets waarvoor men bijna een koe en in elk geval niet een 'modern mens' moet zijn: dat je ze herkauwt..." (Nietzsche: Zur Genealogie der Moral, 1887)

m.b.t. betekenis-hiërarchieën laat de deconstructie zien dat een onderscheid tussen waar & onwaar (etc)pas mogelijk wordt in een onderlinge relatie van uitsluiting en afhankelijkheidd.w.z. dat de dominante term de andere term nodig heeft om betekenis te hebben (vgl: Hegel & Adorno)in een deconstructivistische analyse worden de twee polen van de oppositie eerst onderscheiden,om zo aandacht te schenken aan dat wat verdrongen of verzwegen wordtvervolgens kan men de eenheid van de tekst ondermijnen en de interne paradoxen blootleggen

hermeneutiek als reconstructie = Verstehen (Dilthey)hermeneutiek als constructie = Wirkungsgeschichte (Gadamer)hermeneutiek als deconstructie = radicaal-eindige hermeneutiek (Derrida)is niet uit op horizon-verbreding, noch op horizon-versmelting, maar op horizonverstrooiingdisseminatie brengt een soort van exodus, een uittocht op gang waaraan nooit een einde komthet joodse denken (vgl. Lévinas) speelt op de achtergrond een grote rol bij Derrida

realiteit aanpast zonder gebruik van taal, en dat taal slechts een incidenteel middel is om bepaalde problemen in communicatie of het denken mee op te lossen. [...] Zelfs relatief eenvoudige waarnemingen zijn onderworpen aan de sociale patronen, genaamd woorden, dan we denken. We zien en horen en ervaren zoals we doen omdat de taal-gewoonten van onze gemeenschap bepaalde interpretatie-keuzes vooronderstelt. [...] Het is zelfs zo dat "de werkelijkheid" in grote mate gebouwd is op de taal-gewoonten van de groep. Geen twee talen zijn ooit genoeg gelijkend om dezelfde sociale werkelijkheid te representeren. De werelden waarin verschillende samenlevingen leven zijn andere werelden, niet slechts dezelfde wereld met andere etiketten voor dingen." (Edward Sapir: "the Status of Linguistics as a Science", 1929)

"Aldus worden we geconfronteerd met een nieuw relativiteits-principe, dat stelt dat alle waarnemers niet door hetzelfde fysieke bewijs tot hetzelfde beeld van de werkelijkheid geleid worden, tenzij hun lunguïstische achtergrond vergelijkbaar is, of op elkaar afgestemd kan worden. [...] We analyseren de natuur volgens lijnen die uitgezet zijn door onze moedertong. De categorieën en typen die wij herkennen in de wereld der fenomenen vinden we daar niet omdat ze elke waarnemer in het gezicht staart; integendeel: de wereld doet zich voor als een kaleidoscopische stroom van indrukken die door ons denken georganiseerd moet worden... en dit betekent hoofdzakelijk door de linguïstische systemen in ons denken. [...] Geen individu is vrij om de natuur met absolute objectiviteit te beschrijven, maar is gebonden aan bepaalde manieren van interpreteren, ook al denk hijzelf dat hij volledig vrij is." (Benjamin Lee Whorf: "Science and Linguistics", 1940/1956)

86