Landgoederenboek Hoofdstuk Mattemburgh

6
19 brabantse wal een relatie aanknoopt met de dochter van een herbergier gaat zijn vader toch echt te ver. Louis negeert echter het vaderlijke bevel de relatie te verbreken en volgt de stem van zijn hart. En zo staat hij in 1839 met zijn aanstaande bruid Adriana Hips voor de ambtenaar van de burger- lijke stand van Halsteren, hij 40, zij 22. Er komt nog wel schriftelijke toestemming van de wederzijdse ouders, maar verder laat de familie geheel verstek gaan. Een jaar later verhuist het stel naar Antwerpen, vervolgens naar Berchem en tenslotte naar Brussel, waar een chique pand wordt betrokken aan de Jozef ii straat. Waarom niet voor Cuypersburg werd gekozen Ofschoon het enfant terrible van de familie, danken we aan deze Louis de stichting van het landgoed. Waar wel onmiddellijk aan moet worden toegevoegd dat zijn moe- der hem op het idee bracht. In een brief de dato 17-1-1846 legt ze haar zoon het plan voor een buiten te stichten. Een eerste vereiste daarvoor was een statig landhuis dat in fasen, tussen 1846 en 1853, tot stand kwam. Het werd een villa in neo-classicistische stijl, wat zoveel wil zeg- gen als ‘met sobere, strenge, doch rustige vormen’. De architecten uit die stijlperiode (1740-1860) vielen terug op de – vermeende – puurheid van gebouwen als tem- pels uit de klassieke oudheid, de Grieken en Romeinen. In die stijl werden onder meer ook de Arc de Triomphe in Parijs en het British Museum in Londen opgetrok- ken. Villa Mattemburgh, een product van de Antwerpse architect Franssen, bevindt zich dus in goed gezelschap. Nu het huis er eenmaal stond, was het tijd geworden voor een daarop aansluitend park. In 1849 leverde de – alweer – Antwerpse (tuin)architect Emile van Cuyk, onder meer ook bekend van de landschapstuin van de Zoo van Antwerpen, het plan voor eenen Engelschen hof en wandelingen door de velden, weyden en het Bosch daertegen gelegen. Maria zelf heeft nauwelijks van de geneugten van het landgoedleven kunnen genieten. In haar tes- tament uit 1849 – het jaar daarop komt ze te overlijden – laat ze haar zoon de Buitenplaats, genaamd de Musschenpot na, inclusief bossen, landerijen en boerderij de Lange Teen, samen 166 hectare groot en geschat op f 32.000. Uit eerbied voor zijn moeder wijzigt Louis de naam van het landgoed van ‘Musschenpot’ in ‘Mattemburgh’, naar zijn moeders familienaam. Dat hij van zijn moe- der gehouden moet hebben, blijkt ook uit een brief van Schiefbaan, zijn belangenbehartiger in Den Haag: Het lieve en schoone Mattemburgh, waarvan uw nooit volprezene moeder de grondslagen legde en van een slecht bosch een over- schoon verblijf gemaakt heeft. Dat haar lieve en zachte geest u steeds omgeve. Omdat in eerder genoemd testament niets over een tuin wordt gezegd, mag worden aangenomen dat de aanleg daarvan pas kort daarna aanving. En een belangwekkende bron in de vorm van een lofdicht wijst erop dat die in grote lijnen vijf jaar later al was voltooid. Boven de situatie in 1840, onder die in 2009. Ten oosten van de grote weg naar Antwerpen (en Zeeland) maakte stuifzand, met daarbinnen opvallend veel vennen, plaats voor productiebos. Ten westen van deze weg werd kostbare landbouwgrond omgezet in kostelijk parkbos. Landgoed Lindonk ligt er al die tijd nog ongeveer hetzelfde bij. 18 brabants landschap 381 hectare vrij toegankelijk 18 politiek en is vanaf 1806 zelfs persoonlijk raadsheer van koning Lodewijk Napoleon. Dat hij vanaf 1810 tijdelijk ambteloos is, speelt in zijn voordeel, want Willem i benoemt hem in 1814 tot lid van de Staten van Brabant. In 1818 wordt hij burgemeester van Bergen op Zoom, wat hij blijft tot 1837. Welnu, deze Cuypers trouwt met Maria van Mattemburgh, uit een West Brabants geslacht van bestuurders, genoemd naar een in de zestiende eeuw bedijkte polder onder Nieuw-Vossemeer. Ze krijgen samen zes kinderen en worden zeer vermogend, wat vooral te danken is aan een aantal erfenissen, inhoudende boerderijen en gronden van Overflakkee tot Biesbosch. Echte liefde Een van hun zonen, Louis, bezorgt hen heel wat kopzor- gen. Hij is een rusteloze ziel en kan kennelijk ook zijn handen niet thuis houden. Het komt regelmatig tot een vechtpartij met militairen in de garnizoensstad Bergen op Zoom en een keer eindigt hij zelfs in het cachot. Zijn vader moet hem zoveel mogelijk beschermen en finan- cieel bijspringen. Zeker nadat hij als ontvanger van de directe belastingen tekorten niet kan aanvullen. Dat hij Mattemburgh Petrus en Maria et ontstaan van dit landgoed hebben we in de verte ergens nog te danken aan de Fransen. Die belegerden Bergen op Zoom langdurig in 1747, waarbij de omgeving van de stad traditiegetrouw werd geplunderd. Nadat de rust was weergekeerd, werden veel hoeves niet terug opge- bouwd, zoals de Musschenpot op de Zuidgeestse Heide. De grond werd verkocht aan de markies, die het liet beplanten met schaarhout. Een halve eeuw later, in 1801, worden de bezittingen en dus ook de gronden van de markies opgeëist door de staat, die besluit de onren- dabele, zeg maar ‘woeste’ gronden te verkopen, wat ze nog een beetje rendabel maakt. Langs deze weg komen de voormalige gronden van de Musschenpot in 1807 in handen van Petrus Cuypers stammend uit een familie van gegoede kooplieden uit Oudenbosch. Zowel in de Bataafse en Franse Tijd als later onder koning Willem i weet hij zich te onderscheiden. De Franse Tijd luidt het begin in van zijn politieke carrière. Eerst wordt hij dros- saard van het Oostkwartier van het Markiezaat om in 1795 op te klimmen tot burgemeester van Oudenbosch. Hij maakt de overstap van provinciale naar landelijke Hele en halve Belgen en van begin tot eind Frans H Na een veelomvattende jarenlange restauratie heeft Villa Mattemburgh sinds 2012 weer een functie: voor vergaderen, trouwen en kleinschalige partijen.

description

Landgoederenboek Hoofdstuk Mattemburgh

Transcript of Landgoederenboek Hoofdstuk Mattemburgh

Page 1: Landgoederenboek Hoofdstuk Mattemburgh

19

b r a b a n t s e w a l

een relatie aanknoopt met de dochter van een herbergier gaat zijn vader toch echt te ver. Louis negeert echter het vaderlijke bevel de relatie te verbreken en volgt de stem van zijn hart. En zo staat hij in 1839 met zijn aanstaande bruid Adriana Hips voor de ambtenaar van de burger-lijke stand van Halsteren, hij 40, zij 22. Er komt nog wel schriftelijke toestemming van de wederzijdse ouders, maar verder laat de familie geheel verstek gaan. Een jaar later verhuist het stel naar Antwerpen, vervolgens naar Berchem en tenslotte naar Brussel, waar een chique pand wordt betrokken aan de Jozef ii straat.

Waarom niet voor Cuypersburg werd gekozen

Ofschoon het enfant terrible van de familie, danken we aan deze Louis de stichting van het landgoed. Waar wel onmiddellijk aan moet worden toegevoegd dat zijn moe-der hem op het idee bracht. In een brief de dato 17-1-1846 legt ze haar zoon het plan voor een buiten te stichten. Een eerste vereiste daarvoor was een statig landhuis dat in fasen, tussen 1846 en 1853, tot stand kwam. Het werd een villa in neo-classicistische stijl, wat zoveel wil zeg-gen als ‘met sobere, strenge, doch rustige vormen’. De architecten uit die stijlperiode (1740-1860) vielen terug op de – vermeende – puurheid van gebouwen als tem-pels uit de klassieke oudheid, de Grieken en Romeinen. In die stijl werden onder meer ook de Arc de Triomphe in Parijs en het British Museum in Londen opgetrok-ken. Villa Mattemburgh, een product van de Antwerpse architect Franssen, bevindt zich dus in goed gezelschap. Nu het huis er eenmaal stond, was het tijd geworden voor een daarop aansluitend park. In 1849 leverde de – alweer – Antwerpse (tuin)architect Emile van Cuyk, onder meer ook bekend van de landschapstuin van de Zoo van Antwerpen, het plan voor eenen Engelschen hof en wandelingen door de velden, weyden en het Bosch daertegen gelegen. Maria zelf heeft nauwelijks van de geneugten van het landgoedleven kunnen genieten. In haar tes-tament uit 1849 – het jaar daarop komt ze te overlijden – laat ze haar zoon de Buitenplaats, genaamd de Musschenpot na, inclusief bossen, landerijen en boerderij de Lange Teen, samen 166 hectare groot en geschat op f 32.000. Uit eerbied voor zijn moeder wijzigt Louis de naam van het landgoed van ‘Musschenpot’ in ‘Mattemburgh’, naar zijn moeders familienaam. Dat hij van zijn moe-der gehouden moet hebben, blijkt ook uit een brief van Schiefbaan, zijn belangenbehartiger in Den Haag: Het lieve en schoone Mattemburgh, waarvan uw nooit volprezene moeder de grondslagen legde en van een slecht bosch een over-schoon verblijf gemaakt heeft. Dat haar lieve en zachte geest u steeds omgeve. Omdat in eerder genoemd testament niets over een tuin wordt gezegd, mag worden aangenomen dat de aanleg daarvan pas kort daarna aanving. En een belangwekkende bron in de vorm van een lofdicht wijst erop dat die in grote lijnen vijf jaar later al was voltooid.

Boven de situatie in 1840, onder die in 2009. Ten oosten van de grote

weg naar Antwerpen (en Zeeland) maakte stuifzand, met daarbinnen

opvallend veel vennen, plaats voor productiebos. Ten westen van deze

weg werd kostbare landbouwgrond omgezet in kostelijk parkbos.

Landgoed Lindonk ligt er al die tijd nog ongeveer hetzelfde bij.

001-006 Mattemburgh.indd 19 22-07-12 13:35

18

br

aban

ts l

and

sch

ap • 3

81 h

ecta

re • v

rij

to

egan

kel

ijk

18politiek en is vanaf 1806 zelfs persoonlijk raadsheer van koning Lodewijk Napoleon. Dat hij vanaf 1810 tijdelijk ambteloos is, speelt in zijn voordeel, want Willem i benoemt hem in 1814 tot lid van de Staten van Brabant. In 1818 wordt hij burgemeester van Bergen op Zoom, wat hij blijft tot 1837. Welnu, deze Cuypers trouwt met Maria van Mattemburgh, uit een West Brabants geslacht van bestuurders, genoemd naar een in de zestiende eeuw bedijkte polder onder Nieuw-Vossemeer. Ze krijgen samen zes kinderen en worden zeer vermogend, wat vooral te danken is aan een aantal erfenissen, inhoudende boerderijen en gronden van Overfl akkee tot Biesbosch.

Echte liefdeEen van hun zonen, Louis, bezorgt hen heel wat kopzor-gen. Hij is een rusteloze ziel en kan kennelijk ook zijn handen niet thuis houden. Het komt regelmatig tot een vechtpartij met militairen in de garnizoensstad Bergen op Zoom en een keer eindigt hij zelfs in het cachot. Zijn vader moet hem zoveel mogelijk beschermen en fi nan-cieel bijspringen. Zeker nadat hij als ontvanger van de directe belastingen tekorten niet kan aanvullen. Dat hij

Mattemburgh

Petrus en Maria e t ontstaan van dit landgoed hebben we in de verte ergens nog te danken aan de Fransen. Die belegerden Bergen op Zoom langdurig in 1747, waarbij de omgeving van de stad traditiegetrouw werd geplunderd. Nadat de rust was weergekeerd, werden veel hoeves niet terug opge-bouwd, zoals de Musschenpot op de Zuidgeestse Heide. De grond werd verkocht aan de markies, die het liet beplanten met schaarhout. Een halve eeuw later, in 1801, worden de bezittingen en dus ook de gronden van de markies opgeëist door de staat, die besluit de onren-dabele, zeg maar ‘woeste’ gronden te verkopen, wat ze nog een beetje rendabel maakt. Langs deze weg komen de voormalige gronden van de Musschenpot in 1807 in handen van Petrus Cuypers stammend uit een familie van gegoede kooplieden uit Oudenbosch. Zowel in de Bataafse en Franse Tijd als later onder koning Willem i weet hij zich te onderscheiden. De Franse Tijd luidt het begin in van zijn politieke carrière. Eerst wordt hij dros-saard van het Oostkwartier van het Markiezaat om in 1795 op te klimmen tot burgemeester van Oudenbosch. Hij maakt de overstap van provinciale naar landelijke

Hele en halve Belgen en van begin tot eind Frans

H

Na een veelomvattende jarenlange restauratie heeft

Villa Mattemburgh sinds 2012 weer een functie: voor vergaderen,

trouwen en kleinschalige partijen.

001-006 Mattemburgh.indd 18 22-07-12 13:35

Page 2: Landgoederenboek Hoofdstuk Mattemburgh

b r a b a n t s e w a l

21

Geld en geloof hebben altijd iets met elkaar gehad

Dat lofdicht was ter gelegenheid van Louis’ verjaardag op 15 augustus 1855 en van de hand van de bevriende pastoor uit Hoogerheide, Krüger: Het Buiten Mattemburgh en het Buitenleven, bezongen ter gelegenheid der verjaring van den Weledelen Heer Cornelius Ludovicus Antonius Cuypers. Het is ondoenlijk het hele lofdicht af te drukken maar een aantal coupletten zijn van belang om de lezer een idee te geven.

’t Was eer een duister oord, in nare en doodsche streken Men hoorde met veel schrik, van ’t eenzaam oord soms sprekenO welk een ommekeer, wat wisselt niet de tijd?Wat wordt niet daargesteld, door menschelijken vlijt?Wat was er toch te zien, vóór slechts een tiental jaren?En nu een bouw, waar ’t oog met wellust op kan starenEen Buitenplaats vol smaak, een wereldsch paradijsEen hof van lusten ja, op onderscheiden wijz’ Hoe overheerlijk zijn de tuinen, paden, drevenDie gij, door noester vlijt, uit ’t niet hebt zien herleven?Uit ’t niet? – een beijert was ’t o ja! – geen woester oordDan dit was elders nog aan oost- of westerboord

Hier zijn bergen, daar zijn dalen, ginds een aardig lustpriëelHier een vijver, daar weer masten, overheerlijk is ’t geheelHier een vaartuig in het water, ginds een heuvel in het verschietHier gaan wij langs effen wegen, waar men niet één hugtje zietNu weer paden die ons leiden naar een lustverrukkend dalGinds weer rijk beplante parken, hier een laagte, daar een walDaar omlaag een brug, om over deze kronkelbeek te gaanGinds omhoog een rijke koepel – schooner treft men zelden aan!En daaronder nog een kelder, die met kilkoud ijs gevuld’s Zomers schenkt een lekker beetje, toebereid met taai geduld

Ik zie den fieren wijntros hangen, persik, pruim en abrikoosPeren, kersen en morellen, appelen, blozend als een roosWie toch telt de schoone vruchten, die in dezen boomgaard staan?In den moestuin – als men dezen eens oplettend rond wil gaan – Zie ik aard- en andere beijen, wit en rood, maar rijp en frischAnanassen en meloenen, lekkernijen voor den dischSuikerpeen en artisjokken, gul gegroeid in overvloedMassa’s van verscheidne groenten, alles – alles even goed!En wat verder in de bakken, wordt gekweekt met vetten mest Sla en boonen, peen en meerder, voegt dat alles bij de rest’

In het lofdicht worden ook dieren genoemd als ganzen, fazanten, zwanen en duiven, maar het voornaamste dat van het gedicht blijft hangen is dat het park is aangelegd volgens de Engelse Landschapsstijl (els). Mogelijk deed Louis, die tussen 1851 en 1855 veel in Engeland verbleef, daar inspiratie op. Niet alleen de kleinschaligheid, doorzichten en afwisseling tussen hoog en laag wijzen daarop, maar ook ‘Chinese’ elementen als de boogbrug-gen en de theekoepel, die in de els al vóór 1800 in zwang waren. Overigens doet het laatste couplet vermoeden dat

de eerwaarde een welkome gast was op de zondagse dis. Als ontwikkelde lieden met gezag werden pastoors door de adel min of meer als gelijken gezien.

Louis ...Louis bleef tot zijn dood in 1884 in Brussel wonen en betrok de Mattemburgh ‘enkel’ als buitenverblijf, voor de zomermaanden en om er met vrienden te jagen in het seizoen. Desondanks hield hij zich vanuit België uitstekend op de hoogte van de gang van zaken. Hij breidde het landgoed nog uit met percelen mastbos en hakhout en hoeve De Konijnenheining, met bijhorende gronden in het dal van de Blaffert. Bij zijn overlijden was het landgoed gegroeid tot 187 hectare. De inventaris die werd opgemaakt van het huis, geeft ons een inte-ressante ‘blik in de keuken’, met op de begane grond: eetzaal, huishoudkamer, ronde kamer, kleine kamer, biljartkamer en kantoor; op de eerste verdieping: grote logeerkamer, kleine logeerkamer, balkonkamer, kamer bij kleine trap en twee slaapkamers; zolderverdieping: dienstbodenkamers; sousterrain: mangelkamer, bad-kamer, keuken. Ondanks zijn nervositeit en tempera-ment was Louis een berekenende ondernemer. Hij deed aankopen – boerderijen en grond – onder Zevenbergen, Dinteloord, Gastel, Hoeven, Steenbergen, Zwaluwe, Made en Geertruidenberg. Op Overflakkee liet hij gor-zen bedijken. En ook voor het inpolderen van gorzen en grienden in de Biesbosch werd eind negentiende eeuw van de staat toestemming gekregen. Hij exploiteerde een cichoreifabriek in Ossendrecht, had aandelen in meesto-ven verspreid over Brabant en Zeeland en stichtte in 1854 een steenfabriek in Woensdrecht en in 1867 een suikerfa-briek in Geertruidenberg.

... en Aymon: besturen vanuit BrusselLouis’ zoon Aymon, die in zijn jonge jaren in Antwerpen, Brussel en Leiden studeerde, kopieerde het leefpa-troon van zijn vader: Brussel als vaste verblijfplaats en Mattemburgh als buitenverblijf. Op 61 jarige leeftijd besloot hij eindelijk eens een gezin te stichten en stapte in het huwelijksbootje met de 32 jaar jongere Victoria de Bagenrieux uit Aalst (België), die al zes jaar daarna over-leed. Aymon hield zich tot in de kleinste details bezig met het beheer van het landgoed en breidde het regel-matig uit, onder meer met boerderij Hildernisse in 1909. Hij en zijn daar geboren dochter Marie-Louise (1905-1967) bleven in Brussel wonen, maar konden tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-’18) gelukkig uitwijken naar Mattemburgh in het neutrale Nederland. Mede door het opkopen van failliete boerenbedrijven in de jaren ’30, was het landgoed bij zijn dood in 1939 uitgegroeid tot ruim 300 hectare.

Een beetje landgoed heeft ‘body’ nodigAlvorens het verhaal voort te zetten met de laatste telg uit dit geslacht (in rechte lijn althans), Marie-Louise,

001-006 Mattemburgh.indd 21 22-07-12 13:35

20

Mat

tem

bu

rgh

Boven: Schematische voorstelling van het landgoed omstreeks 1880.

De hoofddreef in het productiebos bood zicht op de villa aan de

andere kant van de weg.

001-006 Mattemburgh.indd 20 22-07-12 13:35

Page 3: Landgoederenboek Hoofdstuk Mattemburgh

b r a b a n t s e w a l

23

gifte betrof het ontginnen van heide en droogleggen van binnenwaterplassen met visserij. Langs deze weg konden zijn nazaten van 1845 tot 1865 een grote oppervlakte heide en vennen, aansluitend op eerdere ontginningen, bebossen. In dit deel van het landgoed, tegenwoordig aangeduid als het bosreservaat, kwam een rechtlijnige padenstruc-tuur tot stand, met de recht op het landhuis uitkomende Hoofddreef. Gaandeweg verflauwde de aandacht van de Cuypersen voor dit bos. Althans, er werd geen beheer meer gevoerd. De Bergense natuurvorser en leraar biolo-gie Jan Sloff schreef over het decennia achterwege blijven van bosbeheer in 1969: Mag het bos bewesten de straatweg nog min of meer onderhouden zijn, beoosten de straatweg is dat aller-minst het geval. Daar groeien grove dennen in dicht bestand. De vroegere eigenaar de heer Cuypers liet de bomen maar groeien of vallen zoals dat ging. Gekapt werd er niet noemenswaard, gedund nooit. In de jaren dat ik in Bergen op Zoom woon, dat is vanaf 1920, heb ik eigenlijk niet gemerkt, dat het bos wat gegroeid is. Wel is het dichter geworden. Hier en daar staan tussen de grove dennen ook wat zeedennen die in westelijk Noord Brabant nogal eens als opslag voor komen. Zowel in dit bos als langs de Dubbele Dreef groeien in gunstige jaren heel wat paddestoelen. Ten gevolge van oorlogshandelingen in ’40-’44 rond het aanliggende vliegveld Woensdrecht raakten de bomen besmet met kogels en granaatscherven. Exploitatie werd hierdoor nog minder interessant. Toen Brabants Landschap het landgoed in 1970 kocht, besloot zij dit deel ter grootte van 150 hectare als strikt bosreservaat in te richten, wat het in

feite al 85 jaar was. Bomen vallen om en mogen blijven liggen of sterven anders staande, ‘in het harnas’. Op het grote aandeel dood hout reageren flora en fauna uitbun-dig. Het betekent een schuilplaats en voedselbron voor insecten en andere ongewervelden, waarop weer amfibie-en, vogels en vleermuizen afkomen. De rottingsprocessen worden bespoedigd door varens en paddestoelen. De roep naar een natuurlijk beheerd bos, een beheer van ‘niets doen’, kwam in Nederland pas op gang in de jaren ’80. Sindsdien zijn mondjesmaat verspreid over heel het land kleine bosreservaten ingericht. Een bosreservaat als hier, van een dergelijke ouderdom en oppervlakte, vinden we nergens anders in Nederland.

De schade te boven, maar het geslacht ten einde

Marie-Louise, die bij haar vaders dood in 1939 het hele familiebezit erfde, trouwde datzelfde jaar nog met Jacques Pelletier, graaf de Chambure. Deze was geboren in Elsene bij Brussel en op zijn zestiende, bij het uitbre-ken van de Eerste Wereldoorlog, als vrijwilliger in het Franse leger gegaan. Daar onderscheidde hij zich zo, dat hij later het Croix de Guerre ontving. Logisch dus dat hij als voormalige oorlogsheld in 1939, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, wederom dienst nam in het Franse leger. Dat zou hem en zijn vrouw zuur opbre-ken. De Duitse bezetter beschouwde de Mattemburgh als vijandelijk vermogen en de burgemeester van

Jaren ’20/’30.

001-006 Mattemburgh.indd 23 23-07-12 15:10

b r a b a n t s e w a l

22

Mat

tem

bu

rgh

eerst iets over de verdere aanleg van het landgoed, die in ruimte en tijd continu doorging. Bodemonderzoek wijst uit dat het landschapspark de vruchtbaarste ondergrond kent, in vaktermen zwarte enkeerdgrond, wat wijst op een langdurig agrarisch gebruik in het verleden en opho-ging door het opbrengen van plaggen en mest. Eenmaal het landschapspark voltooid, werd van 1858 tot 1874

gewerkt aan de moestuin, met een ommuring, broeibak-ken en een onverwarmde en verwarmde kas. Bij de her-bouw van de laatste in 1878 werd het glas geleverd door een Antwerpse firma, het ijzer door een Brusselse, terwijl het plantmateriaal afkomstig was van Schoten en Gent. Dit illustreert nogmaals hoe Belgisch de familie Cuypers georiënteerd was: zo niet halve, dan waren het inmiddels toch hele Belgen geworden. Aan de zuidmuur verrees een oranjerie (1874), die diende als winterverblijf voor de kuipplanten in de Formele Tuin, het laatste parkonderdeel.

Maar voor een beetje landgoed zijn een landhuis met aangrenzend park niet genoeg. Dat wil als een buitenste schil omringende landbouwgronden en bossen, die door middel van wegen en paden verbonden zijn met het centrum. Zo verging het op een haast vanzelfsprekende manier ook Mattemburgh, waarvoor we terug moeten naar ‘aartsvader’ Petrus Josephus. Die had van 1823 tot 1840 een financieel zeer interessante bijbaan als lid van een staatscommissie, belast met de verkoop van overtol-lige, minder nuttig geachte gronden van het rijk (‘domei-nen’). Dankzij voorkennis kon hij veel van deze woeste gronden voor een prikkie kopen, met name heidegron-den ten oosten van de Antwerpse straatweg, welke hij liet inzaaien met dennen. Na het opheffen van genoemde commissie deed hij een beroep op een wet uit 1840, die voorzag in belastingvoordelen voor ontginners. Zijn aan-

1935 .

001-006 Mattemburgh.indd 22 22-07-12 13:35

Page 4: Landgoederenboek Hoofdstuk Mattemburgh

b r a b a n t s e w a l

001-006 Mattemburgh.indd 25 22-07-12 13:36

b r a b a n t s e w a l

24

Mat

tem

bu

rgh

moest niet alleen worden gezaaid, maar ook verspeend, gestekt, verpot, bewaterd en luisvrij gehouden. En om ze allemaal op dezelfde hoogte te houden, moesten de plantjes ook nog eens worden bijgesnoeid. Omdat ze overbodig waren en zelfs disharmonieerden, werden de bloemen eruit genepen. Vanaf de jaren ’50 raakten mozaïekperken in ons land uit de mode, maar binnen de afgesloten gemeenschap van Mattemburgh bleef men, ook letterlijk, aan de oude patronen vasthouden. Meest in het oog springend op dit landgoed is een perk in achtkantige tulbandvorm met een diameter van 6 meter: het ‘Fürst Pückler-bed’, genoemd naar de Duitse vorst Hermann von Pückler Muskau die er als een van de eersten mee experimenteerde. Er wordt nog altijd eigen materiaal voor gebruikt, dat stamt uit de negentiende eeuw. Ieder voorjaar wordt het bed opnieuw, volgens een nieuw patroon, uitgezet met 5 à 6000 plantjes. In de jaren ’50 waren er nog vijf van dergelijke ‘taarten’ over in Nederland, nu rest alleen nog die van Mattemburgh. Ook de laatste ‘bed-opmaker’, Dirk Vos van 85, is nog springlevend. Onderstaand een verslag van een interview met hem eind september 2011.

... verbloemen feodale verhoudingenZijn levensverhaal is een belangrijke getuigenis van feodale (arbeids)verhoudingen diep in de twintigste eeuw. De gravin moet een werkgeefster zijn geweest van het type negentiende eeuw. Hij kon totaal niet met haar opschieten. In 1954 solliciteerde hij naar een functie als tuinman. Het begin van een gelukkig leven met veel kommer en kwel. Het was heel hard werken voor weinig geld. Mijn familie en vrienden verklaarden me voor gek. Ik had natuurlijk ook van baan kunnen veranderen, maar de liefde voor het vak en deze tuinen wonnen het altijd weer. Ik heb er meer van genoten dan zijzelf, de gravin en haar man, deden. Dat hield me op de been. Dirk begon voor f 35 in de week, waar na twee jaar f 5 bij kwam. Weer vier jaar later verdiende hij nog altijd maar f 40, terwijl iedereen al op f 60 zat. Ik vroeg er 10 bij. De gravin liet het de notaris uitzoeken. Ik moest in de mooie kamer komen. De papieren lagen op tafel. De gevraagde opslag werd geweigerd, alles zou volgens de cao zijn. Woedend veeg-de Vos de papieren van tafel en riep dat hij van papier niet kon leven. Hij kreeg op staande voet ontslag en moest zes weken lang, midden in de winter, door fami-lie worden onderhouden. De bakker en de kruidenier gaven hem krediet. Daarna trok hij in bij zijn ouders in Genderen en ging in de fabriek werken. Na 10 maanden vroeg de gravin hem terug. Ze had in die tussentijd 13 tuinmannen versleten en zijn looneisen werden nu wel ingewilligd. Hij begon ’s morgens om 7 uur en ging ’s avonds om 6 uur naar huis. ’s Morgens zat ze achter het luikje te koekeloeren of ik wel op tijd kwam en tegen de tijd dat ik naar huis mocht, hield ze me op met loze praatjes. Er was een uur schafttijd en hier en daar een kwartier voor de koffie. Zaterdagmorgen moest je uiteraard ook werken. En dan was hij naast tuinman ook nog eens loodgieter,

Woensdrecht moest het grafelijke echtpaar gelasten om vóór 9 september 1940 de gemeente te verlaten en zich niet meer in gemeenten ten westen van de lijn Oosterhout-Ginneken op te houden. Terwijl zij gedwon-gen hun intrek namen op hotel-landgoed Anneville onder Ulvenhout, werd villa Mattemburgh betrokken door 15 à 20 Duitse (onder)officieren. Voor de inrichting van 28 barakken in het bos ten oosten van de Antwerpse straatweg werden 5000 bomen gerooid. Ook werden er betonnen schuilkelders gebouwd ter ondersteuning van vliegveld Woensdrecht. Vanaf 1943 werden tank-grachten gegraven en op grote schaal bomen gekapt. Oktober 1944 woedden er op het landgoed en directe omgeving hevige gevechten, soms zelfs man tegen man. De tuinmanswoning en boerderij de Konijnenheining werden volledig verwoest. Theekoepel, bruggen en beelden werden zwaar beschadigd en de schade aan het landhuis werd begroot op f 80.307. Als gevolg van de Franse nationaliteit, die bij huwelijk ook de gravin had verkregen, duurde het tot halverwege de jaren ’50 voor de oorlogsschade werd vergoed. Marie-Louise, vanwege haar kleine gestalte in de streek minzaam ‘het gravin-neke’ genoemd, behoorde bij haar overlijden in 1967 tot de meest gefortuneerde inwoners van Brabant. Omdat het echtpaar kinderloos was gebleven, zochten ze naar een instantie die het dierbaar erfgoed in dezelfde geest zou beheren als zijzelf altijd hadden gedaan. In 1970 ging 357 hectare van het landgoed voor f 2.200.000 over naar Brabants Landschap, met daar bovenop de schen-king ‘Buitenplaats Mattemburgh’ van 17 hectare, pas te verkrijgen na het overlijden van de graaf, wat in 1982 gebeurde.

Prachtige perken ...Mattemburgh is beroemd om zijn mozaïekperken, bestaande uit in patronen geplante eenjarigen met kleurig blad. Dergelijke perken raakten in Europa eind negentiende eeuw in de mode als gevolg van de import van gekleurde planten uit Amerika. Vooral in Engeland en Frankrijk stak men elkaar de loef af met steeds inge-wikkelder (kleuren)patronen. De perken vertoonden allerlei vormen, van cirkels tot slingers en van letters tot wapenborden. Om er goed zicht op te hebben, werden ze dicht bij het huis aangelegd. Niet alleen eenjarigen werden gebruikt maar ook groenblijvende planten, zoals hemelsleutel en huislook, in zogenaamde ‘vetplantper-ken’. De meest gebruikte perkplanten waren geraniums, verbena’s en pantoffelplantjes, in respectievelijk de kleuren rood, paars en geel. Door voortdurend te krui-sen ontstonden ontelbare variëteiten. Om al die perken te kunnen vullen, waren honderden, soms duizenden plantjes nodig, die doorgaans op de buitenplaats zelf uit zaad werden opgekweekt. Het aanleggen en onder-houden van deze perken betekende een enorme ver-zwaring van het werk van de tuinbaas. Allereerst werd het patroon uitgezet, met stokken en touw. Vervolgens

Rechtsonder: Grafische voorstelling (1879) van het ‘Fürst

Pücklerbed’ van bovenaf en ‘en face’. Bovenaan de pagina is

deze koningin onder de bloemperken in zijn huidige staat

te bewonderen.

001-006 Mattemburgh.indd 24 22-07-12 13:35

Page 5: Landgoederenboek Hoofdstuk Mattemburgh

b r a b a n t s e w a l

27

Marie-Louise op de arm van

haar moeder, circa 1906.

Zichtassen vanuit de

theekoepel.

Dirk Vos.

001-006 Mattemburgh.indd 27 22-07-12 13:36

26

Mat

tem

bu

rgh

b r a b a n t s e w a l

miljoen te beschikken en onnoemelijk veel grond met daarop 350 pachters. Je mag je afvragen of deze rijkdom het echtpaar gelukkig heeft gemaakt. De graaf en gravin hadden ieder hun eigen kantoor, waarin ze de hele dag zaten te schrijven en te typen. Ze voerden rechtszaken over hun grondbezittingen. Verspreid over Zeeland en West Brabant hielden ze speciale ‘zitdagen’, waarop de boeren de pacht kwamen betalen, contant en tot op de cent. Als pachters langs kwamen, liepen ze al op straat met de pet in de hand.

In het voorgaande verhaal over Mattemburgh kwamen regel-matig de verschillende parkonderdelen ter sprake. Omdat de hierin vertegenwoordigde stijlen op weinig andere plekken in Brabant zo fraai tot ontwikkeling kwamen, verdienen ze een nadere toelichting.

De Engelse Landschapsstijl Hoewel slechts 17 hectare groot, kent de tuin een grote afwisseling en een hoge belevingswaarde. Er bestaat een sterk visuele relatie met de omringende bossen en cultuurgronden: het loopt er naadloos in over, vloekt er niet mee en zoekt geen tegenstelling. Juist op de plaats van het park is sprake van een overgang van een hoog bosgebied naar een laag schorrengebied, met een hoog-teverschil van zo’n 12 meter. Daar heeft de ontwerper dankbaar gebruik van gemaakt. Zoals in landschapspar-ken gebruikelijk, is ingespeeld op een grazig en weids beekdallandschap. In een groot gazon staan verspreid groepjes bomen en solitaire exemplaren van uiteenlo-pende soorten, in een speelse, natuurlijk aandoende set-ting. Hoewel aangelegd, streeft de Engelse stijl ernaar zo natuurlijk mogelijk over te komen, alsof er geen men-senhand aan te pas is gekomen. In het midden wordt het gazon doorsneden door een als een beek meanderende vijver. Die illusie wordt hoog gehouden door het begin- en eindpunt van de vijver te camoufleren met rododen-dronbosjes. De kronkelende paden door de tuin bieden steeds wisselende beelden en verrassende doorkijkjes. Na een rondgang heeft men het idee dat men door een veel groter gebied heeft gelopen dan men in wezen deed. Het open beekdal van de Blaffert wordt omzoomd door golvende bosranden, waarin rode beuk en tamme kas-tanje opvallen. In de Landschapsstijl is ook ruimte voor exotische elementen. Zo liggen over de vijver twee brug-getjes, het Chinese bruggetje en een bruggetje dat geheel is opgebouwd uit rotsblokken. Aan de westkant van de vijver is, met materiaal dat vrijkwam bij het uitdiepen ervan, een kunstmatige heuvel opgeworpen (11 m +nap), waarop een wit theehuis staat. Vanuit ieder raampje vertrekt een zichtas, één naar het voormalige schorren-gebied, twee richting Blaffert en twee lopen dood in het bos. Sinds 1995 wordt het gazon aan de voet van de theekoepel weer als hooiland beheerd, waardoor het rijker is geworden aan wilde planten. Afgaande op foto’s uit het begin van de twintigste eeuw betekent

metselaar, schilder, behanger en klusjesman. Hij deed gewoon alles. Zijn hele gereedschap bestond uit een schop, hark en kruiwagen. De leilinden die tapsgewijs naar de oranjerie leiden, moest hij van de gravin met een snoeischaartje knippen om de blaadjes niet te beschadi-gen. Als de laurierboompjes last hadden van schildluis, moest hij op een trapje met een tandenborstel en een sopje de blaadjes afsponzen, want spuiten was uit den boze. Het mocht van de graaf en gravin allemaal geen geld kosten. Als ik een nieuwe hark nodig had, inspecteerde ze eerst de oude. En die had ik zelf al in elkaar gezet van een stuk hout en lange spijkers.

Is rijk zijn wel fijn?In dienst zijn bij de gravin betekende een leven van hard werken, slecht betaald worden en weinig waardering. Het besproeien van de tuin, moestuin en kas gebeurde allemaal met een gieter. De drukste tijd van het jaar was van november tot half januari met het verzamelen van bladeren uit het park. Dat was een gigantisch karwei in een tijd dat er nog geen bladblazers bestonden. Het blad werd in de broeibakken gegooid, waar in het voorjaar paardenmest overheen ging. Daarover kwam een laagje aarde en na 14 dagen broeien had je uitstekende pot-grond voor de sierperken. Want die gingen bij Dirk voor alles. Het echtpaar ging ieder voorjaar 14 dagen op vakantie naar Frankrijk. Dan moest ik wel eerst het Fürst Pückler-bed in orde hebben. Op een keer viel de lente zo schraal uit, dat ik veertien dagen aan een stuk heb moeten begieten. Bij terugkomst was mevrouws enige opmerking dat één van de 6000 plantjes was gesneuveld. Had ik toen een geweer gehad, dan had ik op haar geschoten. De opbrengsten van de moestuin waren enorm, maar de enigen die er van aten waren de graaf en gra-vin. En van de jachtpartijen heeft Dirk noch een andere werknemer ooit een stukje wild mee naar huis gekregen. En dan te weten dat er in zijn beginperiode partijen wer-den gehouden met tableaux van 300 à 400 stuks wild, bestaande uit konijnen, hazen, fazanten en duiven. Tot aan het einde van zijn dienstverband werd er gemiddeld 3 à 4 keer per jaar een jachtpartij gehouden met gemid-deld 8 jagers en 20 drijvers. De genodigden waren allemaal Belgische heren die onderling Frans spraken. Na afloop werden de jagers in de jachtkamer vergast op oesters, terwijl de drijvers in de fazantenkooi mosselen kregen. Zo ongevoelig als ‘het gravinneke’ voor mensen was, zo diep was haar genegen-heid voor dieren. Ik hakte wakken in het ijs en moest er ook nog de brokken ijs uithalen, zodat de arme zwanen er zich niet aan zouden verwonden. Daar was je uren mee bezig, geen pretje in de vrieskou. Iedere dag een ren aanharken voor zes honden was ook geen pretje. Mollen, de pest voor ieder gazon, mocht ik niet vangen, wat ik stiekem toch deed. Een muizennest dat ik een keer vond in de moestuin mocht ik niet vernietigen. Met de fles heeft ze de muisjes groot gebracht. Toen de gravin in 1967 werd afgevoerd naar het ziekenhuis in Brussel, waar ze kwam te overlijden, waren haar laatste woorden tot mij: ‘Dirk, zorg goed voor de plan-ten.’ Bij haar dood bleek ze over een vermogen van f 100

001-006 Mattemburgh.indd 26 22-07-12 13:36

Page 6: Landgoederenboek Hoofdstuk Mattemburgh

b r a b a n t s e w a l

29

De Blaffert moet weer blaffenVanuit het dal van de Blaffert heb je vrij zicht op ‘het Scheld’, de voormalige Oosterschelde, nu het Markiezaatsmeer. Hoewel al sinds 1972 in eigendom, kon Brabants Landschap de gronden in het dal pas in 2007 uit de pacht – en dus in eigen beheer – nemen. De oorsprong van de Blaffert ligt – eigenlijk lag – in het bosreservaat ten oosten van de Antwerpse straatweg. Tot ver in de twintigste eeuw trad in het dal nog kwel uit, afkomstig van de Brabantse Wal. Zoals gezegd werden de beek en haar dal eind negentiende eeuw betrokken bij het ontwerp van de stijltuin met vijver, welke laatste werd gevoed door Blaffertwater. De meanderende vij-ver stroomde als het ware met de beek mee. Omdat de Blaffert was vervallen tot niet veel meer dan een droge greppel, is de oude loop uitgegraven naar de situatie van omstreeks 1900. Door middel van drempels wordt het afstromende water nu langer vastgehouden. En nadat plaatselijk de voedselrijke bodemlaag was verwijderd, ontstond een uitgangssituatie voor bloemrijk grasland. Dit fraaie staaltje van natuurontwikkeling kan alleen op duurzaam succes rekenen, als de grootschalige water-winning op de Brabantse Wal drastisch wordt geredu-ceerd. En niet steeds wordt uitgesteld, ondanks allerlei bestuurlijke beloften. Dan kan in afgegraven delen aan de beek en daarop uitkomende sloten zelfs weer dotter-bloemgrasland tot ontwikkeling komen.

Het weidse beekdal, dat een duidelijk landgoedkarakter

draagt, is een ideaal ‘laveergebied’ voor reeën.

001-006 Mattemburgh.indd 29 22-07-12 13:36

28

Mat

tem

bu

rgh

b r a b a n t s e w a l

dit herstel van een oude traditie. Onder het theehuis bevindt zich een ijskelder. Op bijna ieder landgoed vinden we er wel een. In de tijd dat er nog geen koel- en ijskasten bestonden, vervulden ijskelders een belang-rijke koelingsfunctie. Blokken ijs, afkomstig van de vijver, werden er in opgeslagen. Gedurende de lente en zomer smolten deze slechts zeer langzaam af. Door metselwerk en dikke aarden wanden geïsoleerd, drong de hoger wordende buitentemperatuur hier slechts lang-zaam door, waardoor er levensmiddelen konden worden gekoeld.

De Formele Stijl Deze zoekt juist de tegenstelling met de natuurlijke omgeving en zweert bij geometrische fi guren en lij-nen. De grilligheid van de natuur wordt ondergeschikt gemaakt aan de zelfverzekerde mens. De stijl is recht toe, recht aan, haast wiskundig van opzet. Rechthoek en cirkel gelden als basiseenheid. Composities van strak opgezette compartimenten van boomrijen, geschoren hagen, bloemperken, gazons en tuinsieraden zijn het gevolg. De fi losofi e achter deze stijl is te laten zien dat de mens controle heeft over de natuur. Streeft de Engelse Stijl naar harmonie, samenwerking, kortom integratie, dan streeft de Formele Stijl veel meer naar segregatie, sturing: heggen en bomen worden lineair aange-plant – ‘in het gelid opgesteld’ – en minutieus recht geschoren. Ook van deze stijl vinden we voorbeelden op Mattemburgh. Tot 2005 vormde de oranjerie het winter-verblijf voor de oranjeboompjes en andere kuipplanten als citrus, agave, laurier, granaatappel en mimosa, die ’s zomers langs de paden van het Formele tuindeel staan opgesteld. Tegenwoordig vervult de oranjerie een hore-

cafunctie en verhuizen de kuipplanten noodgedwongen naar elders. Aan dit omslachtige gesjouw kan een einde komen wanneer er toestemming komt voor de bouw van een nieuw onderkomen op het landgoed zelf.

Erfgoed krijg je niet zo maarDe schenking van het 17 hectare grote park met landhuis was weliswaar een genereus gebaar van het kinderloze paar, maar zadelde Brabants Landschap tevens op met een zware taak. Die zij overigens graag op zich neemt, want als erfgoedinstelling is dat bijna een morele plicht. Zij gaf ‘SB4, Bureau voor Historische Tuinen, Parken en Landschappen’ de opdracht een toekomstvisie te maken. Die kwamen in een rapport uit 2010 tot de con-clusie dat een dergelijke fraaie en volledige presentatie van een eind negentiende-eeuwse buitenplaats verder niet meer gevonden wordt in Nederland. Na de restau-ratie van de villa september 2011, zijn nu verschillende onderdelen van het park dringend aan revisie toe. De meeste zorg baart de vijverpartij die, ten gevolge van de enorme grondwaterstandsdaling op de Brabantse Wal, te weinig water ontvangt. Terwijl binnen de esthetica van een landschapspark voldoende zichtbaar water (van bovendien goede kwaliteit) een absolute vereiste is voor een goede ruimtelijke en spiegelende werking. Om dit te bereiken moet de vijver worden opengehouden en van een leemlaag voorzien. Vooruitlopend hierop vond in 2011 natuurontwikkeling plaats die de Blaffert weer watervoerend maakte. Voor de moestuin wordt gezocht naar oude, ziektebestendige rassen waarvan we uit his-torische bronnen weten dat ze op Mattemburgh gestaan hebben, zoals vijgepeer, dubbele jut, blauwe wijnpruim, witte eierpruim en reine hortense.

Het uitgraven van de

oude loop van de Blaffert.

001-006 Mattemburgh.indd 28 22-07-12 13:36