Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6...

75
Landen op zee Kwalitatieve beschrijving van de morfologische en ecologische effecten van een vliegveld in de Noordzee Rapport RIKZ-97.047 auteurs: MJ. Smit H. Baptist (vogels) A. Smaal (ecologie) bijdragen: M. Groen (waterbeweging) F. Groenendijk (morfologie) J. Groos (golven) J. Lourens (ecologie) J.M. Stam (Morfologie) I. De Vries (ecologie) datum: september 1997 Ministerie van Verkeer en Waterstaat D i recto raat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ

Transcript of Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6...

Page 1: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Landen op zeeKwalitatieve beschrijving van de morfologische en

ecologische effecten van een vliegveld in de Noordzee

Rapport RIKZ-97.047

auteurs: MJ. SmitH. Baptist (vogels)A. Smaal (ecologie)

bijdragen: M. Groen (waterbeweging)F. Groenendijk (morfologie)J. Groos (golven)J. Lourens (ecologie)J.M. Stam (Morfologie)I. De Vries (ecologie)

datum: september 1997

Ministerie van Verkeer en WaterstaatD i recto raat-Generaal RijkswaterstaatRijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ

Page 2: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting 7

1 Inleiding 111.1 Achtergrond 111.2 Doe! 121.3 Locaties 131.4 Afmetingen 131.5 Leeswijzer 13

2 Het kustsysteem 15j 2.1 Grootschalige processen: zandhuishouding 15I 2.3 Ontwikkelingen studiegebied Umuiden 18; 2.4 Ontwikkelingen studiegebied Europoort regio 19

2.5 De ecologie van de kustzone en de Noordzee 20

• 3 Afwegingen m.b.t. een eiland in zee 233.1 Morfologische afwegingen 233.2 Ecologische afwegingen 27

4 Locatiegebonden effecten 294.1 Principe-oplossingen voor een eiland 294.2 locatie Umuiden 324.3 locatie Maasvlakte 35

5 Vogels 395.1 Inleiding 395.2 Methode 395.3 Vogels van het kustgebied 40

5.3.1 Vogels ter land 405.3.2 Vogels ter zee 415.3.3 Zoogdieren ter zee 425.3.4 Vogels in de lucht 42

5.4 Consequenties voor vogels 455.4.1 Maasvlakte 455.4.2 Eiiandlokatie 46

5.5 Gebruiksfuncties 475.6 Zoeken naar oplossingen 49

5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 495.6.2 De vliegveiligheid 50

6 Grootschalige zandwinning 536.1 Morfologische effecten 536.2 Ecologische effecten 55

7 Discussie 597.1 Conclusie: effecten van een vliegveld in zee 597.2 Consequenties en kansen voor RWS kerntaken 617.3 Integratie: omgaan met onzekerheden 63

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 5

Page 3: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee I RIKZ

7.4 Aanbevelingen 64

8 Literatuur 67

Bijlagen 71B.1 Getijberekeningen 71B.2 Golfberekeningen 76

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten

Page 4: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Samenvatting

In opdracht van de Bouwdienst en de Rijksluchtvaartdienst van het Ministerie vanVerkeer en Waterstaat heeft het Rijksinstuituut voor Kust en Zee een bijdragegeleverd aan de globale locatieverkenningen van het project ToekomstigeNederlandse Luchtvaart infrastructuur (TNLI). In het rapport worden de effectenvan twee mogelijke zeelocaties —een eiland in de omgeving Zandvoort/IJmuidenen een landaanwinning aan de Maasvlakte— kwalitatief in kaart gebracht. Hierbijligt de nadruk op een globale inventarisatie van effecten op de grootschaligewaterbeweging in dit deel van de Noordzee, de zandhuishouding van dekustzone en het kust- en zee ecosysteem. Daarnaast wordt een overzichtgegeven van de kansen en bedreigingen van een vliegveld in zee op dekerntaken van de Rijkswaterstaat: waterkeren, waterbeheren en vaarwegen. Destudie is verkennend van opzet, de nadruk ligt op het in kaart brengen van dekennislacunes en naar boven brengen van mogelijke prohibitieve aspecten. Hetwas uitdrukkelijk niet de bedoeling om uitgebreide effectenstudies uit te voeren.Het rapport moet dan ook niet ais zodanig worden beoordeeld.

Algemeen:Een kunstmatig eiland voor de Hollandse kust in de omgeving van Zandvoort /Umuiden of een landaanwinning nabij de Maasvlakte is een exra onnatuurlijkelement in het systeem. Als gevolg hiervan verandert de waterbeweging en wordteen geleidelijke herverdeling van zand in gang gezet met een grootschalige envaak onomkeerbare invloed op het kustsysteem. Effecten op de kerntakenkunnen zowel positief als negatief zijn. De negatieve effecten kunnen deelsworden gecompenseerd door een vormgeving en bouwwijze waarbij zoveelmogelijk wordt ingespeeld op de natuurlijke processen die de nieuwe situatiezullen vormgeven. De tijdsduur waarover de effecten doorwerken hangt af vande omvang van de ingreep. Voor een eiland is dit van een orde eeuw. In hetverleden heeft de bouw van kustverdedigingswerken en andere ingrepen deelsgeleid tot harde overgangen en smalle begrenzingen in de kustzone. Denatuurlijke gradiënten zijn op veel locaties verloren gegaan, het systeem iskwetsbaarder geworden.

Vanuit de morfologie van de kustzone geredeneerd zijn er geen directeprohibitieve aspecten. Alleen een volledige blokkade van het sedimenttransport(zand en slib) tussen eiland en vaste wal lijkt ongewenst. De omvang van deeffecten wordt hiermee sterk vergroot en de onzekerheden versterkt.Vanuit morfologisch oogpunt is er een lichte voorkeur voor een variant nabij deMaasvlakte. Daar zijn al veel kunstmatige ingrepen gepleegd zodat de effectenrelatief gering zijn en beter voorspelbaar ten opzichte van een eilandlocatie. Vooreen eiland in zee gaat de voorkeur uit naar een zo natuurlijk mogelijkeaanlegwijze, waarbij een zachte uitvoering met het natuurlijke materiaal zand hetbeste aansluit bij de kustprocessen. Alleen bij een ver uit de kust gelegen locatiezal het gebruik van harde elementen onvermijdelijk zijn.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten

Page 5: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Effectenwaterbeweging en Morfologie: direct na de aanleg van een eiland of eenlandaanwinning in de Noordzee zal de waterbeweging ingrijpend wijzigen. Eenlandaanwinning voor de kust of een eiland in zee blokkeert de getijstroom enschermt de golven voor de huidige kust af. De omvang van de effecten is sterkafhankelijk van de grootte en vorm van het eiland, de locatie en de afstand uit dekust. Door de veranderende waterbeweging zullen ook de transportpatronen(zand en slib) rondom de locatie veranderen. Naast de effecten van de aanlegvan een landaanwinning of eiland zijn ook de effecten van grootschaligezandwinning van belang.

Ecologie: zowel op de zandwinlocatie als op de aanleglocatie wordt hetbodemleven direct verstoord. De herstelsnelheid op de winlocatie is afhankelijkvan het winoppervlak en de windiepte. In de zandwinputten kan stratificatieoptreden met mogelijke gevolgen voor de waterkwaliteit. Tijdens de aanleg vanhet eiland zal extra vertroebeling in de kustzone ontstaan, de primaire productiezal afnemen. In het gebied landwaarts van het eiland treedt tijdens en na deaanleg en door de ligging in de luwte verontdieping op.

Vogels: de aanleg van een zeelocatie heeft invloed op de vogelbewegingen.Daarnaast kunnen de vogels het gebruik van een locatie beinvloeden. Een eilandin zee heeft grote aantrekkingskracht op vogels, zeker 's nachts als het vliegveldverlicht zal zijn. Zowel voor de mogelijke aanleg van een vliegveld bij deMaasvlakte als een vliegveld op een eiland verdient dit aspect extra aandacht.De aanwezigheid van vogels vormt een risicofactor voor de luchtvaart. Er is geeninrichting van de locatie denkbaar die meeuwen zal beletten het eiland als rust-en broedplaats te benutten. Trekvogels zullen met enige regelmaat in groteaantallen op het eiland neerstrijken. Er is veel kennis over vogelbewegingenechter de onzekerheid met betrekking tot het gedrag van vogels in de nieuwesituatie, is groot. Meer onderzoek kan de mate van onzekerheid verkleinen en ditzal een prioriteit dienen te zijn in de verdere verkenning van mogelijke kust enzee locaties.

Consequenties voor de RWS kerntaken

waterkeren: de aanleg van een eiland in zee heeft geen significant effect op degoifrandvoorwaarden. Alleen direct landwaarts van het eiland zal voor de huidigekust de golfrandvoorwaarde voor specifieke windrichtingen afnemen.Landwaarts van een zandwingebied kan een verhoogd golfveld aanwezig zijn.Onder extreme omstandigheden kan dit leiden tot een verhoogde golfaanval incombinatie met een kleine waterstandsverhoging door golfopzet aan de kust.

Kustlijnligging: de aanleg van een eiland verandert de grootte en richting vande grootschalige erosie- en sedimentatiepatronen. Op korte termijn zal deonderhoudsbehoefte hierdoor toenemen met orde miljoenen m3/jaar. Dit issignificant ten opzichte van de huidige suppletiehoeveelheden (6 a 8 miljoenm3./jaar). De lange termijn effecten en de ligging van een nieuw 'evenwicht' zijnmoeilijk voorspelbaar. Op termijn wordt ook op dieper water erosie verwacht. Ookdit heeft invloed op de onderhoudskosten aangezien het beleid is om ook deerosie op dieper water in de toekomst te compenseren met suppleties[Kustbalans, 1995].

Landen in Zee; morfologische en ecologische effecten 8

Page 6: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / R1KZ

Kansen kunnen worden gecreëerd wanneer het eiland zodanig wordt geplaatstdat de locaties van sedimentatie samenvailen met huidige erosieve gebieden enandersom. De vormgeving van het eiland kan zodanig worden uitgevoerd dat hetsneller geïntegreerd raakt in de omgeving door zoveel mogelijk in te spelen opde natuurlijke processen.

Waterbeheer: tijdens aanleg van het eiland zal de troebelheid toenemen vooreen deel van het Noordzeegebied. De productiviteit kan hierdoor verminderen.Daarnaast zijn er mogelijke invloeden op de grootschalige menging en dezoet/zout gradiënten. Andere effecten zijn een mogelijke beïnvloeding van deslibtoevoer in de richting van de Waddenzee en het ontstaan van stagnant waterter plaatse van een zandwinput.Het unieke karakter van de kustzone wordt onder andere bepaald door het groteaantal gradiënten zoals zoet/zout, hard/zacht, diep/ondiep, zand/slib, troebel/lichtdoorlatend etc. Een zeewaartse uitbreiding met kansen voor het marieneecosysteem is er een waarbij nieuwe geleidelijke zoet-zout overgangszones inondiepe 'estuarine1 gebieden ontstaan door het vergroten van de natuurlijkegradiënten. Dit kan worden gezien als een zeewaartse compensatie van hetverlies aan dit soort gebieden door de diverse grootschalige ingrepen in dekustzone in het verleden {Deltawerken, Afsluitdijk).De overgang van de kustuitbreiding of het eiland kan ook kansen bieden doorhet scheppen van randvoorwaarden voor specifieke funkties biedt kansen: metname kinderkamer, paaiplaatsen, slaapplaatsen voor vogels, fourageergebieden,kustbroedlocaties en hard substraat.

Scheepvaart: negatieve effecten voor de scheepvaart treden op indien destroomsnelheden nabij haventoegangen toenemen of het onderhoud van de geultoeneemt.Zandwinning: Er worden geen directe effecten verwacht als gevolg van een vergelegen wingebied (NAP-20 meter en dieper). Effecten kunnen wel optredenindien het zand wordt gewonnen uit een overdimensionering van de Ugeul of deEuro-Maasgeul conform plannen Siemens). Grootte van de effecten is onzeker.

Integratie: omgaan met onzekerhedenIn het rapport worden de effceten van de aanleg van een eiland in zee of eenlandaanwinning nabij de Maasvlakte kwalitatief beschreven. Er zijn slechtsenkele verkennende ondersteunende berekeningen uitgevoerd. Dat betekent dater in dit stadium van de discussie nog veel onzekerheden blijven bestaan. Doormiddel van aanvullende studies kunnen op verschillende gebieden deonzekerheidsmarges worden verkleind. Het rapport geeft een gedetailleerdebeschrijving van de huidige onzekerheden in berekenen van de waterbeweging,voorspelbaarheid van zand- en slibtransport en van het kennisniveau vanvogelbewegingen in relatie tot een vliegveld.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten

Page 7: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RtKZ

AanbevelingenHet valt buiten de taken van de overheid om te komen met een gedetailleerdontwerp voor een luchthaven in zee. Indien de politiek beslist dat de zeelocatieseen optie zijn voor een uitbreiding van Schiphol dan is het de taak van deoverheid om de langetermijn effecten; de samenhang; wisselwerkingen metandere plannen en de effecten op andere functies in kaart te brengen. Dezeaspecten bepalen de effecten op de kerntaken. Aanbevelingen voor verderonderzoek:

1. Grootschalige en locale waterbeweging en morfologie met de nadruk op delange-termijn effecten en de wisselwerkingen met andere plannen in dekustzone.

2. Effecten van grootschalige zandwinning op morfologie en ecologie3. Gedrag van slib onder invloed van kustplannen en de invloed op zoet/zout

menging. Kwantificeren van de effecten op de slibbalans (Waddenzee).Daarnaast onderzoeken in hoeverre de Noordzee significant vertroebelt doorde langdurige aanleg.

4. Effecten troebelheid en verandering in ondiepwater areaal op de primaireproductie en op de kwaliteit van het fytoplankton: in hoeverre is er kans opplaagalgen-bloeien (expert judgement)?

5. Natuurlijkheid: maakbaarheid van de natuur (kansen?)6. Uitgebreid vogelonderzoek.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 10

Page 8: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

Met de Planologische Kernbeslissing (PKB) Schiphol en Omgeving van 1995heeft de regering Schiphol de gelegenheid gegeven om uit te groeien tot eenmainport. Er zijn tegelijkertijd grenzen gesteld aan deze groei. Schiphol heeft tekennen gegeven dat bij voortzetting van de huidige trend, de norm voor demaximale jaarlijkse vliegbewegingen uiterlijk in 2003 zal worden bereikt. Om defunctie van mainport ook in de toekomst te kunnen blijven vervullen, achtSchiphol een uitbreiding van de luchthaven noodzakelijk. Gezien de door deregering gestelde normen is Schiphol in de huidige vorm niet geschikt om detoename van het vliegverkeer op te vangen. Momenteel overschrijdt deluchthaven de vastgestelde geluidsgrenzen. Schiphol is dan ook zelfstandigbegonnen met een studie naar alternatieve locaties zoals het Markermeer (studieuitgevoerd door DHV), de Maasvlakte (GHR) en een eiland in zee (Siemens).

Door de overheid is initiatief genomen om de noodzaak en wenselijkheid van detoename van het vliegverkeer te onderzoeken. Hiertoe is het project TNLIgedefinieerd (Toekomstige Nederlandse Luchtvaart Infrastructuur). Dit project iseen gezamenlijk initiatief van de ministers van Verkeer en Waterstaat,Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Economische zaken.De centrale vraag van het project is het onderzoek naar de nut en noodzaak vande verdere groei van de luchtvaart in Nederland. Hiertoe wordt ingezet op hetaangaan van een open discussie met de omgeving; de dialoog.Geïnteresseerden en belanghebbenden worden onder meer geïnformeerd metde uitgave van de Perspectieven nota (februari 1997), en de maandelijkseverschijning van Platform (tijdschrift over de stand van zaken). Daarnaast is ereen intemet-side ingericht met daarop de meest recente informatie. Binnen hetTNLi project worden ook globale locatieverkenningen uitgevoerd. Doel hiervan ishet in kaart brengen van de belangrijkste witte vlekken en de aspecten dieprohibitief kunnen zijn voor de aanleg van een luchthaven op de geselecteerdelocaties, waaronder een satelliet in zee.

Vanuit civieltechnisch oogpunt is de realisatie van eilanden in zee waarschijnlijkzeer goed mogelijk. De vraag naar de wenselijkheid van deze ingrepen vereistechter een brede maatschappelijke beoordeling. De werkgroep dialoog besteedtaandacht aan dit aspect. De gevolgen van deze kustplannen voor dekustverdediging en ecologie kunnen aanzienlijk zijn en moeten in een MilieuEffecten Rapport in kaart gebracht worden. De Kustbalans 1996, de tweedekustnota zegt hierover: de vraag of landaanwinning en/of grootschaligekustplannen wenselijk zijn vereist een brede maatschappelijke beoordeling. Dekustzone geniet, als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur,planologische bescherming ('nee tenzij'). Ingrepen zijn niet toegestaan, tenzij deinitiatiefnemer kan aantonen dat van een zwaarwegend maatschappelijk belang

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 11

Page 9: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

sprake is, er geen alternatieven voorhanden zijn en verlies aan natuurwaardenworden gecompenseerd. Grootschalige kustplannen zullen de belevingswaardevan de kust sterk beïnvloeden en voor veranderingen in het bestaandekustsysteem zorgen. Een verlies aan veerkracht van het kustsysteem moet bijvoorkeur voorkomen worden; zonodig vindt compensatie plaats.

De verantwoording voor het project TNLI ligt bij de Rijks Luchtvaart Dienst (RLD).De werkzaamheden van het RIKZ vallen onder de werkgroep globale locatieverkenningen, taakgroepen civiele techniek en ecologie. De doelstelling van deglobale locatieverkenningen is:Het verzamelen van zodanige informatie, dat voor in principe potentiëleonderscheidende combinaties van locaties, configuraties en functies vooreeneventuele tweede nationale luchthaven de gegevens beschikbaar zijn voor de opte stellen Integrale Beleidsvisie, en dat daarnaast op basis hiervan de startnotitievoor een mer of een PKB kan worden geschreven [bron: bijdrage aan tweedeglobale locatie verkenningen, Bouwdienst, 1997].

1.2 Doel

Vanuit zowel de taakgroep civiele techniek (Bouwdienst: Olaf van Duin) als detaakgroep ecologie {RLD: Hans Pullis) is het RIKZ verzocht om bij te dragen aande studie naar morfologische en de ecologische effecten van de aanleg van eenvliegveld in zee. Deze taakgroepen vallen beiden onder de werkgroep globalelocatieverkenningen van het project TNLI. De studie is verkennend van opzet. Denadruk ligt op het in kaart brengen van kennislacunes en naar boven brengenvan de mogelijke prohibitieve aspecten. Het is in deze fase nadrukkelijk niet debedoeling om uitgebreide effectenstudies uit te voeren. Dit rapport moet dan ookniet als zodanig worden beoordeeld.Het RIKZ staat gesteld voor een bijdrage aan het in kaart brengen van de kansenen bedreigingen van een vliegveld in zee op de kerntaken waterkeren,waterbeheren en vaarwegen. De 'verwante' kerntaken 'natuur', 'landschap' en'visserij' worden niet nadrukkelijk belicht. In het voorliggende stuk worden debelangrijkste gevolgen van een vliegveld in zee op waterbeweging ensedimenttransport, in kaart gebracht. In de huidige fase, de verdiepingsfase (d.ide tweede fase TNLI) worden de geselecteerde zoekruimten (locaties)configuraties en functies nader onderzocht. Kort samengevat betekent ditbeschrijven van de:

I effecten op transportcapaciteit van zand (kerntaak kustveiligheid) en slib(kerntaken waterbeheren en vaarwegen). Tevens beschrijven van de effectenop waterstanden en golven onder extreme condities (kerntaak kustveiligheid);

II effecten op 'natte' ecologie (kerntaak Waterbeheren) en van vogels (kerntaaknatuur);

III effecten op stroming en golven voor Scheepvaart (kerntaak vaarwegen).

Dit werkdocument bevat de RIKZ bijdrage aan de discussies binnen TNLI. In derapporten van taakgroep Civiele Techniek en de taakgroep Ecologie wordendeze bijdragen gebundeld.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 12

Page 10: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

1.3 Locaties

In dit stadium worden binnen TNLI nog negen mogelijke locaties voor eenluchthaven zoals Markermeer, het noorden en het oosten, onderzocht. Voor deRIKZ-studie naar de morfologische effecten zijn alleen de zee-locaties vanbelang. Aan de zeelocatie worden eisen gesteld ten aanzien van maximaleafstand tot Schiphol. Dit betekent dat het zeegebied ten noorden van Umuidenafvalt. Een landaanwinning tegen de huidige kustlijn wordt niet beschouwd;vanuit het TNLI project is aangegeven dat dit een zeer onwaarschijnlijke variantis (teveel geluidshinder). Mogelijke zeelocaties liggen los van de kust opmaximaal 30 km van Schiphol. Een optie is direct ten zuiden van Umuiden.Daarnaast wordt ook de Maasvlakte gezien als mogelijke locatie, met anderefunctionele eisen.

1.4 Afmetingen

De afmetingen van elke locatie zijn sterk afhankelijk van de functionele eisen.Gezien de vele mogelijkheden die nog worden genoemd over configuraties enfuncties zijn de vorm en afmetingen nog niet bekend. Mogelijke configuraties zijn:- nieuwe nationale luchthaven- een tweede nationale luchthaven- satelliet met landzijdige ontsluiting- satelliet zonder landzijdige ontsluitingHet benodigde oppervlak voor een nieuwe luchthavenlocatie kan daaromvariëren tussen 2000 en 4000ha. De functies die een nieuw vliegveld zou kunnenvervullen zijn passagiers / vracht, dag / nacht en KLM / niet KLM.

1.5 Leeswijzer

Dit werkdocument start met een algemene beschrijving van het kustsysteem(morfologie en ecologie). De nadruk ligt op de locaties Umuiden en Maasvlakte.Vervolgens worden in hoofdstuk 3 afwegingen voor een eiland in zeebeschreven. Welke fundamentele keuzes kunnen er ten aanzien van morfologieen ecologie gemaakt worden. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de meerlocatiegebonden effecten. Grote vogelkolonies nabij een vliegveld kunnen deveiligheid nadelig beïnvloeden. Dit is de reden dat het de effecten van eenlandaanwinning in zee op het verpaatsingsgedrag van vogels nadrukkelijk aan deorde komt in hoofdstuk 5. De effecten zijn groot en tegelijkertijd zeer onzeker.Hoofdstuk 6 beschrijft de effecten van grootschalige zandwinning. De omvangvan deze effecten is onzeker, met name op langere termijn. !n hoofdstuk 7worden mogelijke effecten op de kerntaken van Rijkswaterstaat bediscussieerd.Daarnaast worden kansen, kennislacunes en enkele onderzoeksrichtingen voormorfologie, ecologie en vogels beschreven.

Landen in Zee; morfologische en ecologische effecten 13

Page 11: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 14

Page 12: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Het kustsysteem

Eeuwen lang zag de Nederlander de kust voornamelijk als waterkering: debelangijkste functie was veiligheid tegen overstromen. Dit beeld is de afgelopendecennia veranderd; andere belangen en functies zijn natuur, landschap,recreatie, toerisme en visserij. Daarnaast spelen gevoelsmatige argumentenzoals rust, ruimte, en vrij uitzicht een belangrijke rol in de belevingwaarde van debezoeker.De gevolgen van kustplannen op deze functies kunnen ingrijpend zijn. Eenlandaanwinning of een eiland in zee verstoort het vrije uitzicht. Een ander aspectIs dat het meer en meer vastleggen van het natuurlijke systeem ten koste kangaan van de veerkracht van het systeem. De randvoorwaarden voor de kustzullen veranderen. Klimaatswijzigingen, versnelde zeespiegelstijging enbodemdaling maken dat het zandtekort in de kustzone zal toenemen. Dezeveranderingen kunnen alleen opgevangen worden door een veerkrachtigsysteem met voldoende ruimte voor dynamiek.

De huidige kustlijn van Nederland strekt zich uit van Rottumeroog tot aan hetZwin bij Cadzand en heeft een lengte van 353 km waarvan 254 km uit duinenbestaat. De kust kan in drie delen opgesplitst worden: de Waddenkust, degesloten Hollandse kust en de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta.De Waddenkust is sterk dynamisch. Vooral aan de koppen van deWaddeneilanden vinden grote fluctuaties tussen erosie en sedimentatie plaats.In de Waddenzee treedt aanzanding op; achterin tegen de Fries-Groningse kustbezinkt fijner sediment (slib).De gesloten kust tussen Hoek van Holland en Den Helder wordt onderbrokendoor de haven van Umuiden waar het Noordzeekanaal uitmondt in de Noordzee.Ten zuiden van Umuiden is de kust overwegend stabiel, met kleine erosievekustvakken zoals Delfland, Scheveningen en Bloemendaal. De oorzaak van deerosie is deels natuurlijk, deels een gevolg van menselijke maatregelen zoals deverlenging van de havenhoofden van Umuiden.Het Deltagebied wordt gekenmerkt door smalle duinenrijen en dijken. Direct voorde kust liggen diepe getijgeulen. Door de (gedeeltelijke) afdamming vangetijgeulen is de Deltakust de afgelopen decennia van aanzien veranderd. Metals gevolg een sterke afname van het stroomged reven transport ten opzichte vanhet golfgedreven transport. Onder invloed van kustwaartse golfkrachtenbewegen de buitendelta's zich langzaam richting de kust.

2.1 Grootschalige processen: zandhuishouding

Het kustbeeld verandert voortdurend, zowel op natuurlijke wijze als doormenselijke invloeden. Op de lange termijn (>100 jaar) is de kustliggingafhankelijk van de waterstand (zeespiegelstijging), de hoeveelheid beschikbaarsediment en relatief vaste elementen als keileem. Ook grootschalige menselijkeingrepen kunnen het kustsysteem op deze termijn beïnvloeden. Stroming, golven

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 15

Page 13: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

en wind zijn belangrijke drijvende krachten voor de natuurlijke processen op demiddellange termijn (10-100 jaar). Op diep water is het sedimenttransportgetijgedomineerd. In ondiep water bepaalt de golfwerking de grootte van hettransport. Op de korte termijn (1-10 jaar) bepalen de seizoensvariaties in klimaat,suppleties en het voorkomen van zware stormen de ligging van de kustlijn.

Toename zandhoeveslheid

min m3/j

0 t/m 0,5mlnm3;j

Afname zandhoeveelheld0 t/m 0,5 min m3/j

> 0,5 min m3/j

Figuur 2.1: De zandhuishouding vande Nederlandse kust over de periode1965 t/m 1992. Onderscheiden zijnde ondiepe kustzone {tot NAP-6m)en de diepere kustzone (6 tot 12meter beneden NAP).Zandsuppleties zijn nietmeegenomen. De zandverliezenconcentreren zich op dieper water enop de buitendelta's van deWaddenzee. De Waddenzeeimporteert zand van de buitendelta'sen de Noord-Hollandse kust.Rondom de verlengde havenhoofdenvan Umuiden is een sterkesedimentatie zichtbaar. Door deaanleg van de Deltawerken is eenkustwaartse migratie van sedimentopgetreden. Dit verklaart deaanzanding van de Voordelta en deerosie op dieper water. Het zand-verlies in de Westerschelde is hetgevolg van baggerwerkzaameden.

De menselijke beïnvloeding van het kustsysteem dateert a! uit de middel-eeuwen. Deze bestaat uit het aanleggen van havens, inpolderen van land,afsluiten van zeearmen en de realisatie van grootschalige landaanwinnings-plannen. Deze ingrepen hebben altijd een grote invloed gehad op de water-beweging, morfologie, ecologie en op de grootschalige zandbalans van dekustzone.De bescherming van het achterland gebeurde door het aanleggen van (stuif-)dijken en andere harde constructies. Duinen werden onderhouden door hetplanten van helmgras; verstuiving van zand werd hiermee voorkomen. In 1990 isde kustverdediglngsfilosofie gewijzigd. Met het huidige beleid 'het dynamischhandhaven van de basiskustlijn' wordt waar mogelijk ruimte gegeven aan denatuurlijke processen. De zee krijgt binnen zekere grenzen enige speelruimte.Alleen daar waar structureel land verloren dreigt te gaan, wordt ingegrepen. Hetzandtekort in een kustvak, resulterend in een achteruitgang van de basiskustlijn,wordt aangevuld met zandsuppleties. De kust, de overgang tussen land en wateris van nature zeer veerkrachtig. Veranderingen in de randvoorwaarden kondeneeuwenlang moeiteloos opgevangen worden. Door de klimaatveranderingen metals gevolg zeespiegelstijging en een mogelijke toename van de stormintensiteit

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 16

Page 14: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

zal de zee in de toekomst meer speelruimte opeisen. Alleen een veerkrachtigekust is in staat om deze speelruimte te geven: een meer natuurlijk systeem heefteen groter zelfherstellend vermogen. Door menselijk ingrepen wordt despeelruimte echter beperkt; de belangen in de kustzone nemen toe. Plannenvoor grootschalige ingrepen in het kustsysteem dienen daarom te passen in deduurzame ontwikkeling van de kust.

Figuur 2.2: de slibbalans voor de Nederlandse kust (miljoen ton slib per jaar)

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 17

Page 15: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

2.2 Slib in de NoordzeeGrote hoeveelheden slib bewegen dagelijks mee met het getij, met een nettonoordwaartse verplaatsing. De kustzone is van nature meer troebel dan dediepere delen van de Noordzee. Het slib in de Noordzee is afkomstig van deAtlantische Oceaan (Kanaal en langs Schotland), van de rivieren en van dekleüge banken. Jaarlijks wordt door het Kanaal circa 17 miljoen ton slib (± 50%).Aangevoerd. De onzekerheidsmarge wordt veroorzaakt door variatie in debiet enin slibconcentratie [Salden, 1996]. Ongeveer de helft van het door het Kanaalaangevoerde slib wordt in de richting van de Nederlandse kust getransporteerd.Door erosie van de Vlaamse banken komt wordt er nog ongeveer 1 miljoen tonslib (± 100%) per jaar aan toegevoegd.in de zone tot 60 kilometer uit de kust beweegt zich jaarlijks dus ongeveer 9miljoen ton slib per jaar. Het slib verzamelt zich weer nabij de Waddenzee en dede Oestergronden. In de eerste 10 km vanaf de kustlijn is de slibconcentratierelatief hoog. Deze varieert van enkele honderden milligram per liter nabij de kusttot 10 mg/l op 10 kilometer uit de kust. Op 5 kilometer van de kustlijn is deconcentratie ca. 30-50 mg/l. De slibconcentratie in de kustzone fluctueert doornatuurlijke en door menselijke oorzaken. In figuur 2 wordt de slibbalansweergegeven.

De toevoer van slib naar de Waddenzee is van cruciaal belang voor hetecosysteem. De kwelders en slikken hebben voldoende sedimenttoevoer nodigom mee te kunnen groeien met de zee. Deze ondiepwatergebieden bepalen degrote ecologische waarde van de Waddenzee. De bijdrage door het Marsdiepvan de jaarlijkse slibsedimentatie in de Waddenzee is 0.75 miljoen ton/jaar. Dit is55% van het totaal, (zie figuur 2; slibbalans)De uitwisseling van Noordzeewater, en dus met het daarin zwevende sediment(waaronder slib) met de Waddenzee vindt plaats met de eerste 10 kilometer. Dehuidige aanslibbing van de Waddenzee kan verklaard worden door ervan uit tegaan dat een deel van het slib dat bij vloed binnenstroomt (orde 5%), bij ebachterblijft. Wanneer de siibconcentratie voor de zeegaten tussen de eilandenafneemt door een ingreep in het systeem zal de aanslibbing van de Waddenzeevanuit de Noordzee afnemen.De (berekende en gemeten) waarden voor slibtransport vertonen een tamelijkgrote spreiding. Dit wordt mede veroorzaakt door het beperkte aantalbeschikbare metingen. Berekeningen naar slibconcentraties worden dan ook metgrote onzekerheidsmargers omgeven.

2.3 Ontwikkelingen studiegebied Umulden

Ten noorden van Egmond kampt de kust al eeuwen met structurele erosie. Deernst van de zandverliezen neemt in noordelijke richting toe. Door de zandhongervan de Waddenzee wordt veel zand onttrokken aan de kusten aan weerszijdenvan het Marsdiep: Texel en de Kop van Noord-Holland. Aanvoer van zand vanuithet zuiden wordt (gedeeltelijk) gehinderd door de havenhoofden van Umuiden.Aan weerszijden van deze havenhoofden zijn grote strandvlaktes ontstaan. Detoevoer van zand vanuit dieper water is gestagneerd door de gestegenzeespiegel waardoor de golfwerking het zand op de bodem niet meer kanmobiliseren. Voor het hele kustgebied (vanaf Umuiden tot aan Den Helder envanaf de zeereep tot aan de -20 m dieptelijn) is het zandverlies 1 ó 2 miljoen m3

per jaar. Dit zand komt deels ten goede aan de Waddenzee. Een ingreep in de

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 18

Page 16: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

kustzone beïnvloedt het transport en daarmee de zandbalans. Door de aanlegvan een eiland in zee kunnen de bestaande sedimentatie- en erosiepatroneningrijpend wijzigen. Dit kan resulteren in een verminderde zand- en slibtoevoer inde richting van de Waddenzee.

2.4 Ontwikkelingen studiegebied Europoort regio

Het gebied tussen Katwijk en Schouwen is door de eeuwen heen gekenmerktdoor significante achteruitgang. Deze achteruitgang was het gevolg van eenverminderde sedtmenttoevoer vanuit de rivieren, de afbouw van de delta inkustlangse richting, de aanwezigheid van het Rijn-Maas estuarium (zandvang) ende zeespiegelstijging. De geometrie van het gebied is daarnaast sterk bepaalddoor grootschalige menselijke ingrepen, zoals de aanleg van de NieuweWaterweg. Na de bouw van het Noorderhoofd (1860-1880) nabij Hoek vanHolland trad er bijvoorbeeld een sterke sedimentatie op direct ten noorden vande dam. De verlenging van deze dam (1968) in combinatie met enkele grotezandsuppleties zorgde ervoor dat er een zeer brede strandvlakte nabij Hoek vanHolland ontstond. Het kustvak ten noorden daarvan was in het verleden onder-hevig aan erosie. Gemiddeld genomen is de Delflandse kust momenteel stabiel,mede dankzij de beschermende hoofden en de in het verleden uitgevoerdezandsuppleties. Uit de kustlijnkaarten van het RIKZ blijkt bijvoorbeeld dat langsde Delflandse kust voor de periode 1985-1995 afwisselend landwaartse enzeewaartse trends zijn opgetreden.De aanleg van de eerste Maasvlakte heeft een relatief grote invloed op dekustontwikkeling van Delfland, Het noordgaande sedimenttransport werd door deaanleg sterker geblokkeerd. Daarnaast trad een selectieve golfafscherming opvoor golven uit de richting ZW-W. Door de zeewaartse verschuiving van denoord-zuidgaande getijstroom zijn de stroomversnellingen en vertragingen opdieper water toegenomen. De vooroever van de Delftandse kust is daardooronderhevig aan extra erosie. De aanleg van een tweede Maasvlakte kan ditproces versterken. De meer zeewaartse verschuiving van de kustlijn incombinatie met een verminderde noordwaartse zandtoevoer kan leiden tot eenverdere versmalling van het Delflandse fundament. [Steijn, 1996]

Direct ten zuiden van de Maasvlakte ligt het Haringvliet. Het binnengebied heeftzich na de afsluiting in 1968 ontwikkeld tot een zoetwatergebied met een sterkgereduceerde getijwerking. Door het drastisch gewijzigde stromingspatroon ishet buitengebied in deze periode tijd sterk aangezand. Vooral in de eerste jarenna afsluiting trad een enorme aanzanding op: 57 Mm3 in de periode 1970-1986.De zeegaten —van oorsprong getij gedomineerd— migreerden naar een golf-gedomineerde delta. Het resultaat is een intergetijde gebied met geulen, platen,slikken en schorren. In de afgelopen 25 jaar is nog geen evenwicht bereikt.Door het openzetten van de sluizen kan het gebied terug migreren in de richtingvan de bodemligging van 1970. De golfgedreven transporten worden van mindergroot belang. Resultaat Is een toename van de dynamiek in het gebied en eenzeewaartse uitbreiding van de Voordelta. De precieze situatie van 1970 zalechter nooit bereikt worden.Naast de afsluiting van het Haringvliet is de morfologie van het buitengebiedsterk beïnvloed door andere grootschalige ingrepen zoals de aanleg vanMaasvlakte 1, de Slufter en door de afdamming van het Brielsegat. De aanleg

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 19

Page 17: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

van een tweede Maasvlakte zal de morfologie van het gebied ingrijpendbeïnvloeden.

2.5 De ecologie van de kustzone en de Noordzee

Deze paragraaf geeft een beschrijving van de aquatisch-ecologischekarakteristieken van kust en zee. Er wordt een kader geschetst om deecologische effecten van diverse kustplannen te toetsen en na te gaan welkekansen voor natuurontwikkeling aan de plannen zijn te verbinden. In hoofdstuk 5zal aandacht worden besteed aan effecten op de vogels. De ecologischeeffecten van grootschalige zandwinning worden in hoofdstuk 6 beschreven.Vissen worden niet nadrukkelijk behandeld, evenmin als de waterkwaliteit tengevolge van toxische stoffen en de ecologische effecten daarvan.

De waterkwaliteit van het Noordzeewater is afhankelijk van de hoeveelheid enkwaliteit van de aanvoer uit het Kanaal en uit de rivieren. Daarnaast is de afvoeren de verspreiding en menging van zoet water met de daarin opgeloste stoffenvan invloed. Vroeger voedden de Rijn en de Maas het gehele Deltagebied en viade Zuiderzee en de Waddenzee. Tegenwoordig komt als gevolg vangrootschalige ingrepen in de Delta, een geconcentreerde uitstroom vannutriënten uit natuurlijke bronnen plus landbouw, industrie en huishoudens doorde Nieuwe Waterweg en via de Haringvlietsluizen rechtstreeks de kustzone in.Deze 'overbemesting' leidt tot eutrofieringseffecten: hier en daar ongebreideldealgengroei waaronder bloeien van ongewenste soorten (plaagalgen); locale entijdelijke zuurstof tekorten en verandering van de voedselrelaties. Naast deabsolute overmaat aan nutriënten is de scheefgroei in de verhouding tussenstikstof en fosfaat (hoge NIP-ratio) debet aan de eutrofierringseffecten. Zoetwa-tertoevoer is er verder via de Schelde, de sluizen van het IJsselmeer en via hetNoordzeekanaal. Slibtransport vindt plaats van zuid naar noord, mede gevoeddoor erosie van de Vlaamse banken (zie paragraaf 2.2). Antropogene invloedvindt tevens plaats via 'harde1 kustverdedigingen, het beheer van sluizen, hetstorten van baggerspecie, visserij, off-shore activiteiten, scheepvaart,zandwinning, zanddepositie voor kustsuppleties, depositie via de atmosfeer alsgevolg van de luchtvaart en vanuit de activiteiten op zee.

De Nederlandse kustzone vanaf de Voordelta tot de Waddenzee bestaatgrotendeels uit een zandige bodem, met nabij de kust fijn zand (125-250 um) envanaf 20 m diepte matig fijn zand (250-500 um). De kustzone heeft zelf invloedop andere gebieden, waarvan vooral de Waddenzee apart aandacht vereist.Op de bodem van het Nederlandse continentale plat komen gebieden met klei,slib en schelpen voor.

De ecologische karakteristieken hebben als abiotische randvoorwaarden:bodemtype (zand, slib, klei, schelpen) en bodemdynamiek, transport, zoutgehalteen troebelheid; verder is er invloed vanuit en op de wijdere omgeving (Land, Ka-naal, Noordzee, Waddenzee). Hieronder worden deze karakteristieken nadertoegelicht:

De bodemdynamiek is een functie van de heersende stroomsnelheden, en dediepte. De gemiddelde stroomsnelheden bij de bodem nemen van zuid naar

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 20

Page 18: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

noord af van 100 cm/s tot minder dan 50 cm/s. In het zuidelijk deel is debodemsamenstelling wat grover, en zijn er megaribbels aanwezig; dit kan als eendynamisch milieu worden gekenmerkt. Nabij de kust is er eveneens veeldynamiek ten gevolge van golfwerking. De bodemsamenstelling is er echter watfijner doordat er slib bezinking en vastlegging optreedt. De bodemkwaliteit wordtbepaald door slibafzettingen en de mate van verontreiniging hiervan.

Transport. Stromingspatronen in de Noordzee en verblijftijd van watermassa's,en daarmee samenhangend het transport van larven en nutriënten, is eveneenseen belangrijke abiotische factor voor de ecologie van de zee. Onder invloed vanklimatologische omstandigheden kunnen hierin van jaar tot jaar aanzienlijkeverschillen optreden.

Het zoutgehalte is bij de kust lager dan in de diepere delen, als gevolg van derivierafvoeren (saliniteit <30 tegen 34 g/l offshore). De menging met zeewatervindt langs de kust plaats. Het zoete water wordt door wind, coriolis en denoordwaartse resttransporten in een smalle band langs de kust noordwaartsgetransporteerd. Er is weinig laterale menging. Het zoutgehalte is rand-voorwaarde voor veel biota. Vooral vissen kunnen gevoelig zijn voor abruptezoutgehaltewisselingen. Plotselinge overgangen van zoutgehalte veroorzaaktstress, dit kan gevolgen hebben op het trekvisbestand. Nabij de bodem is hetzoutgehalte doorgaans wat hoger dan in de waterkolom. Voor de bodemdieren ishet zoutgehalte daarom een minder groot probleem, behalve in perioden vanextreem hoge rivierafvoeren; wanneer massale sterfte van bodemdieren nabij derivieruitstromen kan optreden. In de Nederlandse kustwateren zijn de abruptezoutwisselingen sterk toegenomen door de aanleg van de Deltawerken, hetgreven van de Nieuwe Waterweg, de afsluiting van het Haringvliet en door deaanleg van de Afsluitdijk.

De troebelheid wordt bepaald door het zwevend stof gehalte. Dit neemt kustaf-waarts af van 30-50 mg/i op 5 km, 10 mg/l op 10 km en 5 mg/l op 20 km.Offshore is het gehalte in de zomer ca. 2mg/l en jaargemiddeld 5 a 10 mg/l. Hetzwevend stof gehalte bepaalt de lichtbeschikbaarheid voor de plantaardige pro-duktie. Deze is tevens afhankelijk van de beschikbaarheid van nutriënten, en vanbegrazing door zoöplankton en filtrerende bodemfauna (schelpdieren). Begrazingkan worden beperkt door zwevend stof, omdat dit de voedingswaarde beperktvan het materiaal in de waterkolom voor suspensie-eters zoals schelpdieren.

Ecologische processen: productiviteit. De kustzone wordt gekarakteriseerddoor een hoge algen productiviteit. Er is dan ook veel voedsel voor herbivoren inwater en bodem. Deze leveren weer voedsel voor vissen en vogels. Hetkustsysteem wordt gevoed door de nutriëntentoevoer van de rivieren. Deprimaire produktie 20 km uit de kust bedraagt 200 - 400 gC/m2/jaar en wordt nietbeperkt door nutriënten (er is dus overmaat) maar door het lichtklimaat. Dit isvergelijkbaar met productieve gebieden als Waddenzee en Oosterschelde. Hetchlorofylgehalte bedraagt gemiddeld ca 5 ug/l. Dit levert voedsel op voorherbivoren in water en bodem, met als gevolg een rijke bodemdiergemeenschapzoals garnalen. De herbivoren vormen voedsel voor onder andere vissen en vo-gels. Ten opzichte van de kustzone is de diepere zone minder productief met ca100 - 200 gC/m2/jaar. De efficiëntie waarmee de algenproductie wordt omgezetin herbivoren en visproductie is in de kustzone echter lager dan op open zee.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 21

Page 19: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Ecologische structuur: biodiversiteit. Wat betreft de structuur van de levens-gemeenschap is een aantal ecotopen (leefgebieden voor organismen vanverschillende soorten) te onderscheiden op basis van de abiotische karakteristie-ken. Voor organismen in de waterkolom (fytoplankton, zoöplankton, vissen) isonderscheid aan te brengen in soortensamenstelling tussen kust en offshoregebieden. Garnalen en bepaalde vissoorten (bijvoorbeeld Grote en Kleine Pieter-man) houden zich nabij de kust op. Andere groepen soorten komen juist meeroffshore voor.De belangrijkste bodemgebonden ecotopen bieden plaats aan een bodemdieren-gemeenschap (infauna) in de kustzone tot ca 20 km uit de kust (ca 20 mwaterdiepte), die rijk is aan soorten en individuen en een hoge biomassa (> 20 gADW/m2); de off-shore zone herbergt een soortenrijke bodemdiergemeenschap,met wat lagere aantallen individuen en een lagere biomassa (10 - 20 g ADW/m2).De bodemdierengemeenschap die op de bodem leeft (epifauna), bestaande uitsoorten als zeesterren, krabben, zeeklitten, is meer variabel in ruimte en tijd dochvertegenwoordigt een aanzienlijke biomassa.Als indicator van de biodiversiteit van de Noordzee is door deskundigen eendertigtal representatieve soorten geselecteerd en weergegeven in eenradargrafiek ten opzichte een referentiewaarde: de zee-amoebe. Deze methodeis momenteel nog niet voldoende gekwantificeerd. Daarom worden de effectenvooralsnog benaderd via het criterium van de ecotopen. Verder zijn er specifiekeecologische functies verbonden aan bepaalde locaties. Te denken valt hier aanpaaiplaatsen en kinderkamers voor vis, fourageer en broedgebieden voor vogelsen doortrekroutes voor migrerende vissen en vogels. Ook wordt in gebieden metkeiformaties en op scheepswrakken een rotsfauna aangetroffen.

Invloed op de WaddenzeeTussen de kustzone en de Waddenzee is een uitwisseling van zand, slib,nutriënten, organisch materiaal en organismen; met name vissen. De aanleg vaneen eiland in zee kan de mate van uitwisseling veranderen. Dit kan ten kostegaan van de slibtoevoer naar de Waddenzee.Bij het afschaften van de gevolgen van een verminderde slibtoevoer naar hetkwelder areaal spelen de volgende aspecten een rol:- Minder sedimentatie op de slikkige (onbegroeide) wadden en op de kwelder.

Door zeespiegelstijging zal de waterstand toenemen, de sedimentatie vangesuspendeerd materiaal zal hierdoor versneld afnemen. Vergaandeconsolidatie en inklinking van bestaand slib resulteert in een verdere(langzame) daling van het bodemoppervlak.

- Als gevolg van de verlaging van het sedimentoppervlak zal er in toenemendemate meer golfslag en stroming ontstaan op de slikkige wadden en op dekwelders.

- Een mogelijke versnelde zeespiegelrijzing in de toekomst als gevolg van hetbroeikasteffect. Dit vormt in combinatie met een verminderde sedimenttoevoereen bedreiging voor het Waddensysteem.

Het slib vormt een substantieel onderdeel van het systeem. Veel organismenhebben een zekere relatie met de hoeveelheid slib in het bodemsegment en deslibconcentratie in het water. In hoeverre een verminderde slibtoevoer kan leidentot een essentiële verandering in het biotoop van Waddenzee organismen isechter moeilijk te kwantificeren, [prof D. Eisma, 1997]

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 22

Page 20: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

3 Afwegingen m.b.t. een eiland in zee

Sedimenttransport langs de gesloten kust wordt in de ondiepe kustzonevoornamelijk gedreven door de golven en op de diepere vooroever door het getij.Met het ritme van getij en golven bewegen grote hoeveelheden zand (velehonderdduizenden m3 per jaar) heen en weer. Het resulterend transport langsopen delen van de kust, goed voor circa 200.000 m3 per jaar, is van zuid naarnoord gericht. Landaanwinning in dit gebied breekt ruw in op golf- en getijbe-weging en dus op het sedimenttransport (zand / slib). Veranderingen in dezandtransporten beïnvloeden de erosie en sedimentatiepatronen en daarmee dekosten van het kustonderhoud. Veranderingen in het slibtransport heeft invloedop het vaargeul onderhoud en in het bijzonder op de ecologie. Een verminderdeslibtoevoer naar de Waddenzee kan een bedreiging vormen voor het systeem.

Door de grootschalige landaanwinning kunnen er ook effecten optreden op destormvloedstanden. Een landaanwinning kan in vele maten, vormen, typen enmet verschillenden materialen uitgevoerd worden. Dit zijn bovendien stuurvaria-belen voor de effecten van een landaanwinning. Een eiland ver uit de kust heeftminder directe gevolgen dan een uitbouw aan de kustlijn. Op grotere tijd- enruimteschaal kunnen ook bij een eilandlocatie significante effecten optreden. Eenander minstens zo belangrijk aspect is de voorspelbaarheid van de effecten.Inmiddels is er veel ervaring opgedaan met ingrepen aan de kust. Hierdoor zijnwe redelijk in staat om mogelijke effecten te voorspellen. Het aanleggen van eengrootschalig eiland in de Noordzee is een nieuwe ontwikkeling; mogelijkeeffecten zijn minder nauwkeurig te voorspellen.

3.1 Morfologische afwegingen

De volgende afwegingen kunnen gemaakt worden:

Groot of klein?De afmetingen van een landaanwinning worden bepaald door de gebruiks-functies en worden nauwelijks door technische mogelijkheden beperkt; m.a.w.(bijna) alles kan. In het algemeen geldt hoe kleiner, hoe goedkoper en des tegeringer zijn de effecten. Hierbij is de vorm ook van belang. Een dam heeft bijnageen oppervlak maar kan grote effecten hebben; zie Hoekig of gestroomlijnd.

Hoekig of gestroomlijnd?Vanuit morfologisch oogpunt is een hoekig ontwerp niet aan te bevelen;natuurlijke processen zullen de scherpe kanten van zo'n ontwerp afronden ofopvullen. Een natuurlijke gestroomlijnde, min of meer parallelle vorm heeft meerkans om (snel) geïntegreerd te raken met de natuurlijke omgeving. Een vaargeulvormt een noodzakelijke onnatuurlijkheid in deze natuurlijke omgeving. Denoodzakelijke discontinuïteit in de bodemtopografie zal d.m.v. een hardeconstructie en / of onderhoudsbaggerwerk in stand moeten worden gehouden.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 23

Page 21: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Evenwijdig of loodrechtGeredeneerd vanuit de afschermende werking voor golven verdient een variantmet de korte zijde evenwijdig aan de kust en de lange zijde loodrecht op de kustde voorkeur. De afschermende werking voor de kustzone is dan minimaal. Ditbetekent dat het de effecten op de transportpatronen ter plaatse geminimaliseerdworden. De mate van contractie en richting van de getijstroom wordt bepaalddoor de vorm en richting van het eiland. Een smal eiland evenwijdig aan degetijstroomrichting heeft de minste effecten op de grootte en de richting van destroom en is daarom aan te bevelen vanuit stroomoverwegingen. Hoe breder heteiland hoe groter het beïnvloede gebied. Het reststroom patroon is bepalendvoor de morfologische ontwikkelingen op dieper water. In de kustzone is deafname van golfwerking van belang voor het sedimenttransport.

Hard of zacht?Gezien de morfologische situatie van het kustsysteem verdient een uitvoering inzand (een 'zachte' uitvoering) met duinen als hoofdwaterkering, de voorkeur. Dekustzone heeft een tekort aan zand. De aanleg en vooral het (toch noodzakelijke)onderhoud van een landaanwinning kunnen bij een royale zachte uitvoering metflauwe onderzeese hellingen een gunstige uitstraling hebben op de rest van hetkustvak. Een deel van het aangebrachte zand zal afslijten en ten goede komenaan de naburige kustvakken. Dit biedt een kans voor het kustsysteem, deveerkracht blijft behouden. Een zachte variant biedt ook meer kansen voornatuurontwikkeling.Het aanbrengen van meer zand bij aanleg is uiteraard duurder (circa ƒ 6/m3) maarkan zich op de lange termijn terug verdienen door een goedkoper onderhoud.Een harde constructie daarentegen heeft veelal negatieve effecten op nabijgelegen kustvakken. Op sommige locaties is het gebruiken van harde elementenniet te vermijden, bijvoorbeeld nabij een vaargeul. Om te sterke sedimentatie tevoorkomen is een harde scheiding (d.w.z. een dam) tussen vaargeul en profielonvermijdelijk. Ook bij een verder gelegen locatie (eiland) zal het gebruik vanmeer harde elementen nodig zijn om de locatie tegen reële kosten te kunnenhandhaven. Gestreefd zal moeten worden naar een zo natuurlijk mogelijksysteem. Op grote afstand is een zandig eiland minder reëel.Voor een gedegen keuze tussen een harde of een zachte variant of eencombinatie hiervan is meer onderzoek noodzakelijk. Er moet duidelijkheid komenover de omvang van de erosie ter hoogte en aan weerszijden van de uitbreiding.Dit kan vergeleken worden met de aanleg en onderhoudskosten van een hardezeewering.

Als polder of als terp?Schiphol ligt ongeveer 4 meter beneden zeeniveau. Waarom zou een luchthavenin zee dan perse boven NAP moeten? De afweging boven of beneden NAP isvoornamelijk een financiële. Daarnaast spelen psychologische factoren een rol.De relatie tussen aanleghoogte van het terrein en de zwaarte van de zeeweringhangt af van de inundatie-risico's die nagestreefd worden. Een poldervariantvereist een zwaardere zeewering dan een terp. Extra kosten voor eenpoldervariant zijn de ingrepen ter voorkoming van waterindringing.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 24

Page 22: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RtKZ

0

Groot of klein ?

Hoekig of gestroomlijnd ?

Evenwijdig of loodrecht ?

Hard of zacht ?

Polder of terp ?

Aan de kust, als schiereilandof los van de kust

Figuur 3.1: afwegingen voor een eiland in zee

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 25

Page 23: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Gezien de doorlatendheid van zand is het aanbrengen van een waterkerendelaag sterk aan te bevelen. Ook zal een voortdurende bemaling van de poldermoeten plaatsvinden. Voor het morfologische systeem is er weinig onderscheidtussen de polder en de terpvariant. Voor de hoeveelheid benodigd zand maaktdit natuurlijk wel uit; een poldervariant met een harde zeewering heeft minderzand nodig dan een terpvariant.

Aan de kust, als schiereiland of los van de kust?Uitvoering vast aan land heeft aanzienlijke consequenties voor de kustligging innaburige kustvakken, maar is relatief goedkoop in aanleg. Een uitvoering die vastzit aan een bestaande constructie (bijvoorbeeld de havenhoofden van IJmuiden)geeft in dit opzicht beperkte extra verstoringen van de kustprocessen.Een schiereiland heeft als voordeel dat slechts een gering deel van de kust directin beslag genomen wordt door de landaanwinning (het zou aan het uiteinde vanhet havenhoofd vastgelegd kunnen worden). Deze uitvoering heeft echter weleen groot (zowel negatief als positief) effect op de lokale morfologie,voornamelijk door schaduweffect van de golven waardoor aanzanding enmogelijk zelfs aanslibbing direct achter het schiereiland zal plaatsvinden enerosie benedenstrooms daarvan. Het ontstaan van een ondiep water zone biedtoverigens wel kansen voor natuurontwikkeling. Door de afschermende werkingvoor golven, zal het golfgedreven transport langs de kust 'doodgelegd' worden.Ook landwaarts van een eiland zullen de erosie en sedimentatiepatronenveranderen. De mate van verandering is afhankelijk van de grootte en positie vanhet eiland. Daarnaast kan een verandering in slibtransport gevolgen hebben voorde slibtoevoer naar de Waddenzee,Op lange termijn heeft ook een ver gelegen eiland effecten op de huidige kust.Deze effecten worden geminimaliseerd indien het eiland verder uit de kust wordtaangelegd. Voor de infrastructurele verbinding met de vaste oever moeten dankostbare voorzieningen worden aangebracht (b.v. een tunnel of brug). Eenverbinding naar het vaste land via een lange dam is uit morfologisch oogpuntuiterst ongewenst (prohibitief). De zand- en slibstromen worden vollediggeblokkeerd. Deze ingreep geeft een grote verstoring van het kustsysteem meteffecten op zeer lange termijn. De ervaringen met andere grootschalige ingrepenuit het verleden leren dat het kustsysteem hierdoor voor zeer lange, bijnaonvoorspelbare, termijn verandert, vaak met onomkeerbare effecten. Na deaanleg van een lange dam zullen de noordwaarts gerichte sedimenttransporteningrijpend wijzigen met een verminderde sedimenttoevoer als resultaat. Dit kanten koste gaan van de veerkracht van het betreffende kustvak. Ook deslibtoevoer naar de Waddenzee kan door deze ingreep beïnvloed worden. Eenmogelijke afname van de slibtoevoer naar de Waddenzee is een ongewenstecologisch effect.

In een keer aangelegd of via' uitgesteld onderhoud'Ook voor aanlegmethoden zijn er allerlei varianten te bedenken. Bij deKustuitbreiding Hoek van Holland- Scheveningen is gerekend aan de zgn.uitgestelde aanleg. Het idee hierachter is dat een zeer steil en erodeerbaarprofiel aangelegd wordt. De onvermijdelijke zandverliezen, door aanpassing vandit steile profiel naar een natuurlijk, niet-erodeerbaar profiel, worden aangevuldtot er zich uiteindelijk een evenwichtsprofiel heeft ingesteld. Investeringenworden uitgesteld met hoge onderhoudskosten als gevolg.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 26

Page 24: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

3.2 Ecologische afwegingen

Abiotische randvoorwaarden.De aanleg van een eiland in zee heeft effecten op hydrodynamica en geomorfo-logie, en daarmee op de abiotische randvoorwaarden van de ecosystemen.Op de locatie waar het eiland aangelegd wordt zal het oorspronkelijkebodemleven verdwijnen, er treedt een direct veriies van het areaal ondiep waterop. In de omgeving van het eiland wordt de bodem beïinvloed door het stortenvan zand, dit heeft directe effecten op de aldaar aanwezige ecotopen, tekwantificeren in termen van areaalverlies, -beïnvloeding en hersteltijd.Afhankelijk van de wijze van uitvoeren kunnen effecten worden ingeperkt of snelworden hersteld, afgezien van het directe areaalverlies.Verplaatsing van bodemmateriaal beïnvloedt de troebelheid van de waterkolom.Dit hangt af van (i) slibgehalte van de win-bodem, (ii) wijze van winning, (iii)transportmethode en (iv) dumplokatie. Van belang is de mate waarin mogelijketoe- of afname van de zwevende stofgehalten afwijkt van de natuurlijkefluctuaties van zwevend stof gehalten in de diverse zones. Het is zinvol na tegaan of de verstoring beperkt kan blijven tot de bandbreedte van de natuurlijkfluctuaties.Hydrodynamische veranderingen hebben invloed op transport van water met slib,nutriënten en organismen. Voorzover het passief transport betreft, kan dit wordenafgeleid uit hydrodynamische effecten. Voor organismen is de menging van zoeten zou/water van belang. Het is denkbaar dat de morfologische veranderingennabij de kust de menging intensiveren, waardoor de zoet/zout overgangengeleidelijker worden. Dit effect kan worden versterkt indien ook het water-kwantiteitsbeheer via de Haringvliet, in combinatie met de vormgeving van MV2wordt afgestemd op vergroting van de overgangszone. Ook een ander beheervan de Noordzeekanaalsluizen en lokale morfologische ingrepen kan dezoet/zout menging bevorderen.

Productiviteit.De voedselproduktie wordt bepaald door de beschikbaarheid van licht ennutriënten. Indien door de kustplannen de troebelheid toeneemt kan dit deproductiviteit doen afnemen. De nutriëntenbeschikbaarheid zou eveneensbeïnvloed kunnen worden als denitrificatie hoger wordt in ondiepe mengzones.Het ondieper worden van de kustzone als gevolg van de ingrepen kan eentoename betekenen voor de productiviteit, omdat de photische zone (dat deelvan de waterkolom waar primaire productie optreedt) dan relatief groter wordt.Per saldo valt te verwachten dat de productiviteit tijdens de uitvoering van dewerkzaamheden daalt ten gevolge van de verhoogde troebelheid.

Ecotopen.Beïnvloeding van ecotopen verloopt in de eerste plaats via het verwijderen enelders deponeren van bodemmateriaal. In de tweede plaats bijvoorbeeld door hetcreëren van ondiepe zee en luwte gebieden, wijzigen stroomsnelheden, wijzigeneigenschappen sediment en veranderingen in zoutgehalte. Afhankelijk vanwinningswijze en lokatiekeuze is dit meer of minder ingrijpend ten aanzien vanbestaande ecotopen. Nagegaan moet worden in hoeverre een uitvoering kanworden gerealiseerd die herstel en ontwikkeling van ecotopen mogelijk maakt.Specifieke ecotopen zijn gelegen in o.a. grindformaties en op paaigronden.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 27

Page 25: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Natuurlijkheid en natuurontwikkelingDoor de ingrepen wordt de natuurlijkheid van het Noordzee systeem al dan niettijdelijk verminderd. Dit betreft in hoofdzaak fysische verstoring van de bodem.Daarnaast geeft extra vertroebeling verstoring van de waterkolom.Onduidelijk is nog in hoeverre effecten kunnen worden gecompenseerd door opandere lokaties beschermende maatregelen te nemen teneinde reservaten voorgevoelige soorten te creëren. Er lijken mogelijkheden om natuurlijke situaties teherstellen in het kader van de plannen; zoa!s herstel zoet/zout, droog/nat,dynamisch/luw en overgang naar natuurlijke NIP-ratio. De grootste kans is eenzeewaartse uitbreiding van geleidelijke zoet-zout overgangszones in ondiepe'estuartene' gebieden. Estuaria zijn grotendeels verdwenen in het Nederlandsekustgebied. Zeewaartse compensatie van dit verlies zou mogelijk kunnen zijndoor een zodanige aanleg dat de Rijn/Maas uitstroom wordt 'ingevangen' in eenondiepe Waddenzee met intergetijde areaal. Herstel van gradiënten isecotopenwinst: broed en fourageergebied voor vogels, kinderkamers enopgroeigebied voor vissen, transformatie, filtering en benutting vannutriëntenstromen, enz. Kortom, een nieuwe gouden rand zeewaarts van debestaande kustlijn.

Draagkracht functiesEcologisch relevante gebruiksfunkties van het beschouwde gebied betreffen inde eerste plaats de visserij op vissen, garnalen en schelpdieren. Voorzover debodem niet wordt beïnvloed, wordt de draagkracht voor met name schelpdieren(Spisuia en Kokkei) bepaald door de primaire produktie in de kustzone en de toe-voer van voedsel. Dit is dus afhankelijk van de troebelheid.Ontwikkeling van garnalen wordt bepaald door klimatologische factoren en voed-selaanbod, dat voornamelijk bestaat uit aas en detritus. De draagkracht voorpelagische vis wordt bepaald door het aanbod van zoöplankton, en van benthi-sche vis door bodemdieren. Voor vispopulaties zijn ook factoren als voortplan-ting- en opgroei succes van jonge stadia en onderlinge competitie en predatiebelangrijke regulerende factoren. Op deze processen heeft bodemverstoring in-vloed voorzover het in de leefgebieden van deze soorten optreedt.Het creëren van nieuwe ecotopen biedt kansen voor visserij, mits deze ecotopengeschikt zijn voor schelpdieren of als fourageer- en/of paaigebied van bodemvis.

Effecten op de omgevingIn aanvulling op veranderingen van abiotische factoren kunnen veranderingen inde ecologie van de kustzone invloed hebben op de omgeving, voorzover er uit-wisseling van populaties plaatsvindt. Dit geldt voor onder meer vissen, garnalenen bodemdierlarven. De mate waarin dit zal optreden vereist nadere kwanti-ficering van de effecten in de kustzone.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 28

Page 26: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

4 Locatiegebonden effecten

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de effecten van de aanleg, aanwezigheiden gebruik van een eiland nabij Umuiden en een landaanwinning nabij deMaasvlakte op getij, golven, zand- en slibtransport.In paragraaf 4.1 worden enkele principe oplossingen beschreven. Vervolgensworden de resultaten van de waterbewegingssommen (golven en getij) vanlocatie Umuiden behandeld. Tenslotte worden in paragraaf 4.3 de effecten vaneen landaanwinning nabij de Maasvlakte in kaart gebracht.

4.1 Principe-oplossingen voor een eiland

De beschrijving van enkele specifieke varianten geeft een indicatie van demaatgevende grootheden waarmee de principe oplossingen voor eenkwantitatief onderzoek geselecteerd kunnen worden. Gezien de koppeling tussenhydraulica en morfologie wordt voornamelijk de invloed op de waterbewegingbeschreven. In de figuren wordt schematisch de beïnvloeding van devloedstroming en de afschermende werking voor golven weergegeven.

getij: vloed

afscherming

golven: NW

Figuur 4.1: variant oost-west

variant oost-westDe hoofdrichting van het eiland ligt schuin op de stroomrichting van het getij.Door deze scheve ligging zal bij vloed meer dan de helft van het 'geblokkeerde'debiet afstromen richting de oorspronkelijke kust. (figuur 4.1) Dit resulteert in eenaanzienlijke toename van de stroomsnelheden tussen de huidige kust en heteiland. Bij eb verloopt dit proces in tegenovergestelde richting, de afstromingverloopt in zeewaartse richting. Ook bij eb treedt er een toename van de

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 29

Page 27: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

stroomsnelheid op tussen het eiland en de huidige kust. Deze zal minderextreem zijn dan bij vloed.Door contractie zal de getijstroomsnelheid rond uitstekende delen toenemen.Aan oost- en westzijde van het eiland zal een ontgrondingskuil ontstaan. Zonderverdere maatregelen kan dit een bedreiging zijn voor de stabiliteit van hetdijklichaam. Een eiland met een oost-west oriëntatie geeft een volledigeafscherming voor golven uit het noorden. Golven uit het westen kunnen vrijwelongestoord de huidige kust bereiken. Andere golfrichtingen worden gedeeltelijkafgeschermd.

getij: vloed

afscherming

golven: W

Figuur 4.2: variant noord-zuid

variant noord-zuidHet proces bij een noord-zuid gerichte variant verloopt tegenovergesteld aan hetproces bij de oost-west variant. Bij de Noord-zuid variant treedt vooral bij eb eensterkere contractie op tussen de oorspronkelijke kust en het eiland. Tijdens vloedzijn de stroomsnelheden tussen de huidige kust en het eiland daarom lager danbij de oost-west variant {figuur 4.2). Ook bij deze variant zal aan weerszijden vanhet eiland een ontgrondingskuil ontstaan. De sterkste afscherming treedt op voorgolven uit het westen, golven uit het noorden kunnen ongestoord de kustbereiken. Er is meer afscherming voor de relevante, veel voorkomendewindrichtingen. Achter de noord-zuid variant zal daarom meer sedimentatieoptreden dan achter de oost-west variant: veel voorkomende golven wordenmeer afgeschermd, de getijstroom tussen eiland en oorspronkelijke kust neemtminder sterk toe.

variant evenwijdig aan de kustDeze variant ligt vrijwel evenwijdig aan de kust (figuur 4.3). De beïnvloeding vande getijstroom is gering ten opzichte van de eerste twee varianten, er treedt eenminder sterke contractie op. Dit betekent dat de omvang van de ontgrondingkuilminder groot zal zijn.Gezien de geringe breedte van de variant is er een sterke afscherming voorgolven uit het noordwesten. De kleinste afscherming is voor golven uit hetzuidwesten. Gezien de grote afschermende werking voor golven uit veel

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 30

Page 28: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

voorkomende richtingen en de geringe toename van de stroomsnelheid zalachter deze variant de grootste aanzanding optreden.

afscherming

golven: NW

.3: variant evenwijdig aan de kust

variant loodrecht op de kustDeze variant blokkeert de getijstoom maximaal (figuur 4.4). Dit is de reden dat alver voor het eiland divergentie van de stroomlijnen optreedt. De invloed van deaanleg van het eiland is daarom over grote afstanden merkbaar in de grootte vande snelheid. Er is geen verschil tussen de effecten tijdens vloed en eb.Ontgrondingskuilen ten oosten en ten westen van het eiland kunnen omvangrijkzijn. Voor en achter het eiland ontstaan luwtegebieden.Het golfklimaat voor de huidige kust wordt het minst verstoord. Golven uit vrijwelalle richtingen bereiken relatief ongestoord de huidige kust. Gezien het belangvan golven voor de sedimentatie en erosiepatronen zal achter deze variantminder aanzanding optreden.

getij: vloed

Figuur 4.4: variant loodrecht op de kust

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 31

afscherming

golven:NW

Page 29: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

4.2 locatie Umuiden

De bouw van een eiland in zee zal een zekere verondieping in de kustzone totgevolg hebben. Tevens zal de stroming worden beïnvloed, waardoor naast meerdynamische ook meer luwe zones kunnen ontstaan. Deze zouden tot laguneskunnen worden uitgebouwd, waar ecologiche condities met de bijbehorendewinst aan ecotopen en natte ecologische functies kunnen ontstaan (zie 3.2).

Invloed op getijDoor het RIKZ zijn verschillende varianten van een eiland in zee doorgerekend,slechts van één variant worden de resultaten hier gepresenteerd. Dezestroomberekeningen zijn uitgevoerd met het KUSTSTROOK-model. Demaaswijdte nabij het eiland bedraagt 500 meter, dit is voldoende voorberekeningen naar grootschalige effecten. De modelresultaten kunnen gebruiktworden voor een kwalitatieve bepaling van de effecten. In de bijlagen wordt hetresultaat van de berekeningen getoond. Weergegeven is de jaar- endieptegemiddelde stroming. Bijlage B.1,1 geeft de stroomsnelheid in de huidigesituatie (vloed). Zonder eiland is de maximale dieptegemiddelde snelheid 0.8m/s,

Door de aanleg van het eiland wordt de ongestoorde getijstroom geblokkeerd:deze zal zich om het eiland buigen. Door contractie van de stroming neemt ronduitstekende punten en ten oosten en ten westen van het eiland destroomsnelheid toe. Ook bij een uitbreiding op 10 km uit de kust is tussen dehuidige kust en het eiland nog een significante beïnvloeding. Afhankelijk van debreedte van het eiland kan de snelheid in de bovenlaag tot 50% (bij variant 7 kmbreed) toenemen.Ten noorden en ten zuiden van het eiland nemen de stroomsnelheden af (10-30% afhankelijk van de afstand) door het divergeren van de stroomlijnen. Destroomsnelheden voor de haven van Umuiden nemen toe, de grootte isafhankelijk van de afstand tussen haventoegang en het eiland.De beïnvloeding van de grootte en richting van de getijstroom is sterk afhankelijkvan de breedte, de oriëntatie en de vorm van het eiland. Bij een eiland van 7 kmbreed (in loodrechte richting) kunnen de effecten nog bij Hoek van Holland enDen Helder merkbaar zijn. Bij een smaller eiland (4 km) zullen de effecten niet zover uitstrekken. Daarnaast kan de vorm een spoiler effect teweegbrengenwaardoor de effecten nog veel verder reiken.

Vloed: door contractie neemt de snelheid ten oosten en ten westen van heteiland toe tot 1.15 m/s (bijlage B.1.2). Direct aan de noordzijde van het eilandontstaat een luwtegebied waar de stroomsnelheid sterk reduceert. Als gevolgvan de vorm van het eiland strekt dit luwtegebied zich uit tot enkele kilometersnoordwaarts. Aan de zuidzijde van het eiland neemt de maximale stroomsnelheidtijdens vloed af (0.4 m/s) als gevolg van de verwijding van de stroomlijnen.Eb: tijdens eb zijn de effecten vergelijkbaar (bijlage B.1.4). Ten oosten en westenvan het eiland een sterke vergroting van de stroomsnelheid. Door de mindergestroomlijnde vorm in eb-richting en de lagere snelheid zijn de effecten minderextreem. Zeer locaal treedt een maximale stroomsnelheid 1 m/s op. Verder is ereen geringe toename naar 0.8 m/s. Het reststroompatroon in de situatie met eeneiland wordt weergegeven in bijlage B.1.5.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 32

Page 30: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee i RIKZ

Een berekening van de locale effecten kan alleen middels een gedetailleerdwaterbewegingsmodel gedaan worden. In dit stadium van de TNLI discussie isverdergaand gedetailleerd onderzoek niet noodzakelijk. Locale effecten zijn danook buiten beschouwing gelaten.

Invloed op golvenDirect ten oosten van het eiland wordt voor golven een luwtegebied gecreëerd.Door refractie en regeneratie (wind) neemt de golfhoogte in kustwaartse richtingweer toe. Er zijn verkennende berekeningen uitgevoerd naar de effecten van eeneiland in zee op golven (jaargemiddeld) uit de richtingen noord-west, west, enzuid-west. Oe vorm van het eiland en de afstand uit de kust is gelijk aan degetijberekeningen. Voor deze drie richtingen blijkt globaal dat de golfhoogte in dejaargemiddelde situatie ongeveer met 1/3 (80 cm i.p.v. 1.2 meter) afneemt indienhet eiland 10 kilometer uit de kust gesitueerd is. Bijlage B.2 geeft het golfveldweer {voorjaargemiddelde golven uit het westen) in de huidige situatie en in desituatie met een eiland voor de kust. De mate van golfhoogte reductie isafhankelijk van de afmetingen van het eiland en van de afstand uit de kust. Eeneiland met de langste zijde evenwijdig aan de kust schermt een groter deel vande golven af dan een eiland dwars op de kust. De precieze vorm van het eilandis slechts lokaal van belang.

Voor de berekeningen is het model HISWA gebruikt. Dit model geeft eenondergrensbenadering voor de regeneratie van golven achter een constructie.Dit betekent dat de werkelijke golfhoogte voor de huidige kust groter zal zijn dande berekende 80 cm. Er kan geconcludeerd worden dat landwaarts van een 10kilometer uit de kust gelegen eiland (voor de huidige kust) golfgedrevenbrandingstransport in gereduceerde vorm mogelijk blijft. Het sedimenttransportwordt dus niet volledig geblokkeerd.

invloed op zandtransportDoor de aanleg van een eiland in zee wordt het doorgaande getijgedomineerdediep-watertransport geblokkeerd. Zowel aan de zuidzijde als aan de noorzijde zalsedimentatie optreden. De omvang van deze sedimentatie is sterk afhankelijkvan de vorm van het eiland. Tussen het eüand en de huidige kust en ten westenvan het eiland nemen de stroomsnelheden en daarmee ook detransportcapaciteit toe. Vooral langs uitstekende delen van het eiland kunnendaarom sterke ontgrondingen optreden.In de brandingszone van de huidige kust zal de transportcapaciteit door deafgeschermde ligging afnemen, er treedt aanzanding op. De omvang van dezesedimentatie is sterk afhankelijk van de grootte van de afscherming en deomvang van de zandtoevoer uit omliggende kustvakken. Elk ontwerp kent eenunieke combinatie van toegenomen getijstroom en afschermende werking. Dit incombinatie met de grootte van de zandtoevoer, bepaalt de mate van aanzanding.In het meest extreme geval kan er een (onderzeese) verbinding met de oudekust tot stand komen; een tombolo. Bij een eiland dat 10 kilometer uit de kustwordt aangelegd is het zeer onwaarschijnlijk dat er zich een tombolo zal vormen.Door de aanzanding voor de huidige kust wordt zand aan het systeemonttrokken. Verwacht wordt dat voor de Noord-Hollandse kust een versterkteerosie kan optreden. Ook op de diepere onderwateroever ten noorden van heteiland is versterkte erosoe mogelijk als gevolg van de blokkade van hetgetijgedreven transport.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 33

Page 31: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Bij een zachte variant van het eiland zal de vaargeul versneld kunnenaanzanden. Een meer kwantitatieve schatting van de omvang van desedimentatie en erosiepatronen kan middels een uitgebreide studie gebeuren.

H / ' ' i : ' •'*

ll^^A^liillS

0,4 in MntVjaar

Figuur 4.5: erosie en sedimentatiepatronen na aanleg van een eiland

Intermezzo: schatting aanzanding huidige kust.Ter indicatie is de aanzanding als gevolg van reductie brandingstransport voorde huidige kust kwalitatief afgeschat Uitgangspunten:- Het brandingstransport achter het eiland wordt volledig geblokkkeerd

(bovengrensbenadering).• transport op dieper water wordt niet meegenomen.- Het huidige brandingstransport van ca 200.000 nf/jaar bestaat uit een

noordwaartse component van 400.000 wf/jaar en een zuidwaartse componentvan 200.000 nf/jaar.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 34

Page 32: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

- Het eiland is van zand en erodeert jaarlijks met 1.5 miljoen nf/jaar. Dit zandsedimenteert voor de huidige kust.

Bij voldoende zandtoevoer zal een totale sedimentatie van 600.000 nf/jaar + 1.5miljoen nf/jaar optreden.Bij een gemiddelde diepte van 5 meter geeft dit 40 ha aanzanding per jaar. Stelhet beïnvloedde kustvak is 10 km lang. Dit geeft 40 meter kustvooruitgang perjaar (zie figuur 4,5).De jaarlijkse erosie van het aangrenzende kustvak (zeg 5 km) is dan 400.000/5000 = 80 nf lm

De resultaten kunnen niet zonder meer geëxtrapoleerd worden voor langeretermijn. Het betreft een dynamisch proces waarbij sedimentatie ten gevolge vangolfafscherming in evenwicht komt met uitschuring ten gevolge vanstroomcontractie.

Invloed op slibtransportDe aanleg van een eiland op meer dan 10 kilometer uit de kust zal de slibbalansminder beïnvloeden dan een minder ver gelegen eiland. Verwacht wordt dat deconcentratie slib in het Marsdiep zal afnemen [salden, 1996], De slibhuishoudingvan de Waddenzee wordt mogelijk significant beïnvloed wanneer het eiland meteen breedte van orde kilometers binnen de 10 kilometer grens wordt aangelegd.75% van de totale slibhoeveelheid bevindt zich namelijk in deze zone. Daarnaastkan een meer noordelijker ligging van het eiland (vooral in de 10 kilometer zone)het slibtransport naar de Waddenzee sterker reduceren. Ook een ongunstigevorm van het eiland kan de aanslibbing versterken. Bijvoorbeeld doordat degetijstroom in zeewaartse richting wordt geleid (spoiler effect) waardoor slibrijkwater uit het 'actieve' systeem stroomt. In luwtegebieden kan aanslibbingoptreden, dit slib zou anders ten goede komen van het Waddensysteem. Geziende grote onzekerheden is uitgebreid onderzoek gewenst.

4.3 locatie Maasvlakte

Een locatie nabij de Maasvlakte is door TNLI aangewezen als mogelijke optievoor een uitbreiding van Schiphol. Er zijn door TNLI geen randvoorwaardengesteld ten aanzien van de precieze locatie, vorm en oppervlak van dezelandaanwinning. Ook is niet aangegeven of de nieuwe vliegveld locatiegezamenlijk met de geplande tweede Maasvlakte moet worden beschouwd.In deze paragraaf worden de morfologische effecten van een landaanwinningnabij de Maasvlakte beschreven. De locatie voor een nieuw vliegveld wordt zomogelijk gecombineerd met de geplande uitbreiding van de tweede Maasvlakte.Dit betekent een verdubbeling tot verdrievoudiging van het huidige geplandeoppervlak {inmiddels is groen licht:gegeven voor het verder uitwerken van de1000 hectare variant). De monding van het Haringvliet komt gezien deecologische waarden van dit gebied niet in aanmerking als locatie. De benodigderuimte kan gevonden worden in een meer zeewaartse uitbreiding van deMaasvlakte, gecombineerd met een vergrote afscherming (tot maximaal dedemarcatielijn) van het Haringvliet. Een andere optie is een uitbreiding aan denoordzijde van de Nieuwe Waterweg.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 35

Page 33: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RtKZ

In opdracht van het projectbureau Maasvlakte 2 is door het WL een grootschaligmorfologisch onderzoek uitgevoerd naar vier varianten (inclusief enkelezandwinvarianten) voor de uitbreiding. Dit onderzoek gaat uit van 2000 hectarelandaanwinning. De effecten beschrijving uit dit hoofdstuk zijn gebaseerd op deresultaten uit de Maasvlakte studie. Er zijn meerdere varianten onderzocht.Alle varianten betekenen ruimtebeslag in de huidige kustzone. Het nieuwe taludzal aan de westzijde waarschijnlijk steiler zijn dan het huidige talud. Aan dezuidzijde zullen naar verwachting intergetijdengebieden ontstaan of worden ge-creëerd, zodat per saldo het areaal ondiep watergebied slechts in beperkte matezal afnemen. Er zijn omvangrijke effecten op de abiotische randvoorwaardenhydrodynamiek en geomorfologie te verwachten.Het verlies aan zeebodem kan worden gecompenseerd door intergetijden- en on-diep watergebieden aan te leggen; het ontstaan van specifieke ecotopen zoalsfourageergebieden voor vogels en kustbroedvogelarealen kan wordenbevorderd. Door een meer afschermende variant kan in combinatie met eenopen Haringvliet de zoet/zoutgradiënt zeewaarts worden uitgebreid. Dit is gunstigvoor bepaalde vissoorten, en voor de natuurlijkheid van de kustzone (zie 3.2).

Invloed op getij en waterstandenDe aanleg van een uitbreiding in zee beïnvloedt de getijstroom, deze wordt deelsgeblokkeerd. De kustparallelle stroming wordt zeewaarts verplaatst. Locaalzullen de stroomsnelheden toenemen. De contractie van de stroomsnelhedenzorgt voor een toename van de getijstroomsnelheid direct voor en na deuitbreiding en voornamelijk rond de hoekpunten hiervan. Bij een uitbreiding van2000 hectare nemen de vloedsnelheden met maximaal 35% toe. Boven deverdiepte Euro-Maasgeul treedt een afname van de maximale ebsnelheid (20%)op. De maximale vloedsnelheid neemt ter plaatse echter 10% toe.

Hoe verder de uitbreiding des te sterker de contractie. Dit betekent datgedurende een deel van de getijcyclus een voor de scheepvaart significantedwarsstroming kan optreden.In het Haringvliet treedt door de uitbreiding een significante verandering van degetijstroom op. Er ontstaat een kombergingsgebied met de karakteristieke vul enlediging patronen. De getijamplitude neemt toe door een opslingering van hetdagelijks getij. De basispeilen in de Haringvlietmond nemen 3 tot 8 cm toe.De hoogwaterstanden op de Hollandse kust zullen door de aanwezigheid van deMaasvlakte niet significant veranderen, er wordt een toename van 1 a 2 cmberekend.Een diepe zandwinning, inclusief de verdieping van de Euro-Maasgeul heeftgeen substantiële effecten op de basispeilen. Verwacht wordt dat ook anderezandwinlocaties geen significant effect zal hebben op de hoogwaterstanden.[Kuiper, E., 1997]

Invloed op golvenVoor de aangrenzende kust van Delfland, Voorne en Goeree wordt de golfaanvaluit bepaalde richtingen sterk verminderd of valt volledig weg. Het beïnvloeddegebied strekt zich uit van Scheveningen tot aan de kop van Goeree.De seichesgevoeligheid en de hoogte van de opslingeringen in het Europoortgebied worden nauwelijks beïnvloed. Alleen indien er een nieuwe havenlayoutwordt ontworpen kan de amplitude van de opslingeringen en de gevoeligheidvoor opslingeringen veranderen.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 36

Page 34: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Invloed op zandtransportVoor de Delflandse kust geldt dat zowel de getijstroming, de reststroming als degolfgedreven brandingsstroom zal veranderen. In grote lijn zal dit leiden tot eentoegenomen aanzanding direct ten noorden van de Noorderdam. Verder tennoorden zal versterkte lij-erosie optreden. Deze erosie kan van langdurige aardzijn en bedraagt tussen de 100.000 en 500.000 m3/jaar. De effecten zijn sterkernaarmate de uitbreiding verder in zee steekt. In de brandingszone vinden deaanpassingen vanwege de relatief grotere zandtransporten het snelst plaats. Opdieper water verlopen deze processen minder snel.

Verwacht wordt dat de vooroever tussen NAP-8 en NAP-15 na uitbouw van dekust nog iets sterker zal versteilen dan nu het geval is. Door de sterkerebeperking van zandtoevoer uit het zuiden zullen de dieptelijnen meer landwaartsverschuiven. Aangezien de zandtekorten op dieper water vanaf het jaar 2000zullen worden aangevuld [kustbalans 1995] zal dit resulteren in hogeresuppletiekosten.

Door de toegenomen afscherming van het Haringvliet zal de invloed van degolfwerking verminderen. De getijwerking verandert ook sterk, de huidigerondstroming zal veranderen. De morfologie van het mondingsgebied zoukunnen migreren in de richting van een typisch kombergingsgebied. Kenmerkendhiervoor is dat er vul- en ledigingsgeulen zullen ontstaan. Door de verminderdegolfenergie neemt de transportcapaciteit af. Er wordt minder zand geïmporteerd.De Haringvlietmond zal minder aanzanden en relatief meer aanslibben (achterinhet bekken). De salt-spray naar het Voornse duin zal door de verminderdegolfwerking afnemen, voor de huidige duinvegetaie is dit een nadelig effect.

Invloed op slibtransportUit een eerste analyse die is uitgevoerd ten behoeve van de verkennende studie'met de Maasvlakte in zee' [Groenendijk et al, 1996] worden aanwijzigingengevonden voor een versterkte aanslibbing van de Maasmond. Door deverlenging van de Noorderdam neemt de retourstroom van het sediment aan debodem tussen Loswal Noord en de Euro-Maasgeul toe met 10% (uitbreidingdwars) tot 25% (evenwijdig) afhankelijk van de geometrie van de uitbreiding.Vooral de verdieping van de Euro-Maasgeul voor de grootschalige zandwinningleidt tot grotere kustwaartse restsnelheden aan de bodem van de NieuweWaterweg. De afname van de ebstroom met 20% leidt tot een slechtere afvoervan sediment. De toename van de vloedstroom (10%) zorgt juist voor eentoenemende Import van slib uit zee. Bij een dwarse uitbreiding is het mogelijk datkleine fracties slib zich afzetten aan de Noordzijde van de Noorderdam en achterin de Haringvlietmond.In het kleinschalig slibonderzoek dat in opdracht van de projectorganisatie Mv2wordt uitgevoerd, worden deze aspecten nader onderzocht.

Eind 1997 zal er een studie starten naar het grootschalig slibtransport en debeïnvloeding daarvan door de aanleg van de tweede Maasvlakte. De variantenvoor een eiland in zee — met de nadruk op de Umuiden variant — kunnendaarin worden meegenomen.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 37

Page 35: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 38

Page 36: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / R1KZ

5 Vogels

5.1 Inleiding

Nederland is een zeer vogelrijk land. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat eengroot deel van Nederland kan worden beschouwd als een 'wetland', gelegen aaneen in de winter relatief warme Noordzee, waardoor de O-graden isotherm in dewinter juist noordoostelijk van Nederland blijft. De geografische positie vanNederland, op wereldwijde schaal precies tussen Siberië en West-Afrika,gelegen aan de oostkust van de Atlantische Oceaan, is de oorzaak dat het aantalvogels dat door en over Nederland trekt zeer groot is [Saeijs & Baptist 1980].

Deze vogelrijkdom brengt ten aanzien van de aanleg van vliegvelden in of aanzee zowel verplichtingen als problemen met zich. De TNLI-problematiek tenaanzien van vogels heeft betrekking op twee zaken: de consequenties voor devogels; de vogelstand en de consequenties van de vogels; eenveiligheidsaspect.In dit hoofdstuk zal worden aangegeven welke kennis noodzakelijk is en reedsbeschikbaar is. In het kort wordt een beschrijving gegeven van het voorkomenvan de vogels, inclusief de huidige kennis van hun mobiliteit. Daarna zal eenpoging worden gedaan de reacties van vogels te prognotiseren en zullenoplossingsrichtingen worden aangegeven om de problemen tot een oplossing tebrengen.Deze bijdrage is slechts een tussenstap in de discussie.

5.2 Methode

In Nederland bestaan uitgebreide netwerken van vogelinventarisaties. Een deelhiervan wordt op professionele wijze uitgevoerd door of in opdracht van diverseoverheden. Met betrekking tot watervogels zijn dit vooral RIKZ, RIZA en IKC.Veel inventarisaties worden uitgevoerd vanuit betrokkenheid bij natuurstudie ennatuurbescherming. Dit laatste wordt gecoördineerd door organisaties als NZG(Nederlandse Zeevogelgroep) en SOVON (Samenwerkende OrganisatiesVogelonderzoek Nederland). Door deze inventarisaties kan een beeld wordensamengesteld van de soorten en aantallen vogels die in Nederland verblijven.De kennis omtrent de ecologisch achtergronden van de vogels is aanwezig bijonderzoeksinstituten als RIKZ, RIZA, IBN, NiOZ, NIOO en universiteiten.In dit kader moet speciaal worden genoemd de Koninklijke Luchtmacht die doorhet beschikbaar stellen van radar en kennis, een zeer grote bijdrage heeftgeleverd aan onze kennis van vogelmobiliteit boven Nederland.

De eerste onderzoeken naar interacties tussen vogels en infrastructuur stammenuit 1974 en 1976 en hadden betrekking op z.g. hoogspanningsleidingen [Smit &Buurma 1975, Buurma & van Gasteren 1989]. Ook het onderwerp vogels enkustplannen is niet nieuw. In 1980 waren er plannen om 'energie-eilanden' in zee

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 39

Page 37: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

aan te leggen en zijn consequenties voor vogels beschreven [Baptist 1980]. Hetgesignaleerde mogelijk gevaar voor vogels heeft geleid tot uitgebreidvogelonderzoek met betrekking tot windmolens [Winkelman 1989 -1992]. Uitdeze onderzoeken en vervolgonderzoeken, waaronder die naar deconsequenties van windmolens in zee [van der Winden et al., 1997] komengegevens naar voren die ook van belang zijn voor de TNLI-discussie.In de afgelopen maanden hebben verschillende activiteiten plaatsgevonden metbetrekking tot het onderwerp vogels en kustplannen, waaronder vliegvelden.Bij RIKZ is een werkgroep gestart met voorbereiding voor een V&W-standpuntt.a.v. kustplannen. In het kader hiervan is in april een eerste aanzet gegeven omde effecten voor en van vogels te beschrijven [Baptist 1997a], Door AmsterdamAirport Schiphol is aan het IBN gevraagd een analyse te maken van mogelijkevogelhinder. Dit is samengevat in een interne notitie van het !BN van april 1997[Jonkers & Spaans 1997].Op 16 mei is door Rijkswaterstaat Directie Noordzee een workshopgeorganiseerd waarin door een aantal deskundigen is gediscussieerd over deproblematiek [Schobben 1997]. Door de Rijkswaterstaat Bouwdienst is eenaantal aspecten, naar aanleiding van gesprekken met deskundigen, samengevat[Brouwer& Rijsdorp 1997],Omdat al in een vroeg stadium een kennislacune bleek ten aanzien van desoorten en aantallen vogels die over de Noordzee trekken, is in opdracht vanRIKZ de bestaande kennis samengevat door Bureau Waardenburg [Lensink &van der Winden 1997]. De natuurbescherming in Nederland volgt de discussiemet grote aandacht [Anonymus 1997].

5.3 Vogels van het kustgebied

5.3.1 Vogels ter land

Van de aantallen broedende zeevogels en kustbroedvogels is relatief veelbekend. De eerder genoemde instituten dragen gezamenlijk zorg voor eenredelijk tot goed overzicht van de aantallen en de ontwikkelingen. De gegevenszijn opgeslagen in een gemeenschappelijke database RIKZ/SOVON. Van deniet-broedvogels bestaan veel minder gegevens; alleen van zuidwest Nederlandis een overzichtsreeks van tellingen beschikbaar [Baptist en Meininger 1996].De relevante vogelbevolking bestaat uit:- Broedvogels onder de zeevogels

Dit betreft vooral de meeuwen en sterns, soorten die in de kuststrook broedenen op zee foerageren. In Nederland broeden circa 70.000 parenZilvermeeuwen, 35.000 paren Kleine Mantelmeeuwen, 7000 parenStormmeeuwen en kleinere aantallen Kokmeeuwen, Zwartkopmeeuwen,Geelpootmeeuwen, Grote ManteJmeeuwen, Dwergmeeuwen, alsmede 12.000paren Grote Sterns en 10.000 paren Visdief in de kustgebieden. Op deMaasvlakte bevinden zich grote vogelkolonies.

- KustbroedvogelsHieronder wordt verstaan soorten die de kuststrook als broedgebied benutten.Deze functie id voor de kuststrook van de Noordzee goeddeels verlorengegaan. Soorten die hier behoren te broeden zijn o.a. Dwergstern enStrandplevier.

Landen In Zee: morfologische en ecologische effecten 40

Page 38: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

- Broedvogels van duinen etc.Hierin .broeden, naast een groot deel van de reeds genoemde zeevogels ooknog een groot scala aan andere vogels; soorten en aantallen zijn in grotemate afhankelijk van de aard en het beheer van de duinstrook.

- SlaapplaatsenDiverse vogelsoorten die op zee foerageren, gebruiken kustgebieden als eenslaapplaats. Meeuwen, sterns en Aalscholvers zijn de meest algemene,

- Vogels van intergetijdengebiedenIntergetijdengebieden kunnen bestaan uit stranden, harde substraten enslikken/platen. Op stranden is alleen de Drieteenstrandioper een algemeneoverwintereraar; in kleinere aantallen leven ook Scholeksters en RosseGrutto's op de winterstranden. Dijken, dammen etc. vormen een biotoop voorSteenlopers, Paarse Strandlopers en Kanoetstrandlopers. Op zachtereslikken komen een breed scala aan steltlopers, alsmede Bergeenden enZwemeenden voor.

5.3.2 Vogels ter zee

Het gehele Nederlandse Continentale Plat (NCP) wordt in het kader van hetMWTL tweemaandelijks bemonsterd op vogels en zeezoogdieren [Baptist & Wolf1993, ongepubliceerde gegevens RIK2], Leden van de NederlandseZeevogelgroep tellen vanaf verschillende plaatsen langs de kust delangstrekkende (zee)vogels [Camphuysen & van Dijk 1983, Platteeuw et al.1994]. Daarnaast zijn gegevens beschikbaar van op schepen meevarendevogeltellers [Camphuysen en Leopold 1994] en resultaten van soortgerichteonderzoeken [Leopold et al 1996, Baptist et al, in press]. Een van de problemenis dat de methoden om tellingen van zeevogels te analyseren nog onvoldoendezijn ontwikkeld. Hierdoor kunnen tot nu toe slechts indicaties van aantallenworden gegeven.De relevante soortgroepen zijn :- Duikers, futen en aalscholvers

Een scala aan visetende vogels die in kustwateren foerageren. Maximaleaantallen in de kuststrook liggen in de orde van grootte van respectievelijk,10.000,12.000 en 5.000.

- Stormvogels (stormvogeltjes, pijlstormvogels) en Jan van GentDe echte zeevogels, zoals alle stormvogelachtigen, komen slechts in geringeaantallen in de kuststrook voor. Wanneer in het najaar scholen Haring voor dekust zitten komen er tot 5000 Jan van Gents voor.

- Zee-eendenDeze vogels leven van molluscen, die worden opgedoken. Evenals hetvoorkomen van molluscen is ook het voorkomen van zee-eenden zeeronregelmatig. In de periode 1990 tot heden kwamen geregeld meer dan100.000 Zwarte Zee-eenden en circa 80.000 Eidereenden in de kuststrookvoor. De aantallen Grote Zee-eenden (<10.000) en Toppereenden (15.000)zijn lager [Leopold et al. 1996, Baptist et al. in press].

- MeeuwenDit zijn de meest algemeen voorkomende soorten op zee. De aantallen in dekuststrook varieren tussen 40.000 en 80.000. Grote concentraties komen voorop plaatsen waar intensief wordt gevist, doch ook zelfstandigvoedselzoekende meeuwen komen in grote aantallen voor.

-Sterns

Landen in Zee; morfologische en ecologische effecten 41

Page 39: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

De broedvogels en doortrekkers leven goeddeels in de kuststrook;momentane aantallen globaal rond 10.000.

- AlkachtigenDit zijn vooral vogels van offshore gebieden; toch komen van de circa 200.000op het NCP overwinterende vogels er tot 20.000 in de kuststrook voor.

Een (vogel)gebted kan volgens internationale criteria zoals deze zijn vastgelegdin diverse internationale verdragen worden gekwalificeerd als een gebied vaninternationale betekenis. De Nederlandse overheid heeft volgens de EU-Vogelrichtlijn de verplichting een lijst van zulke gebieden aan te leggen en teonderhouden. Een dergelijke lijst is opgesteld door Vogelbescherming Nederland[Tempel & Osieck 1994], doch deze lijst bevat nog tal van onvolkomenheden.Bovendien zijn de criteria niet zonder meer toepasbaar op een grotewateroppervlakte zoals het kustgebied. Ondanks deze problemen moet hetgehele Nederlandse kustgebied worden beschouwd als een InternationaalBelangrijk Vogelgebied.

5.3.3 Zoogdieren ter zee

Uit dezelfde bronnen als die voor de zeevogels op zee, komen ook gegevensover het voorkomen van zeezoogdieren.Tot in de jaren zestig leefden de dolfijnsoorten Tuimelaar Tursiops truncatus enBruinvis Phocoena phocoena alsmede de Gewone Zeehond Phoca vitulina langsonze kust. Door tal van oorzaken verdwenen ze goeddeels. In de jaren negentigis weer sprake van herstel. De populatie van de Gewone Zeehond op deWaddenzee en het aangrenzend kustgebied groeit sterk. De Grijze Zeehondheeft zich blijvend in Nederland gevestigd. Groepen dolfijnen, m.n.Witsnuitdolfijnen komen geregeld tot vlak onder de kust voor. Sinds kort is erook sprake van een spectaculaire toename van het aantal Bruinvissen op hetNCP [Baptist & Witte 1997]. Gedurende de winter worden ze ook langs de kustalgemener [Baptist & Witte 1997, Camphuysen 1994].

5.3.4 Vogels in de lucht

Vogelinventarisaties leveren veel gegevens over de aanwezigheid van vogelsnaar plaats en tijd. Over de bewegingen van vogels, de z.g. vogelmobiliteit, bleekde kennis echter zwaar onvoldoende voor zelfs maar een eerste verkenning. Eenvogel die zich verplaatst heeft daarvoor een reden. De belangrijkste redenenvoor vogelverplaatsingen zijn:- Voedseltrek; bewegingen tussen een broedplaats en de foerageergebieden.- Slaaptrek; bewegingen tussen een slaapplaats en de foerageergebieden.- Getijdetrek; bewegingen tussen de hoogwatervluchtplaatsen en dedroogvallende slikken waarop de vogels met laagwater foerageren. Op zee ookcompenserende trek als gevolg van verdrifting door getijdestromingen.- Koudetrek; bewegingen als gevolg van het ongeschikt worden van hetleefgebied door vorst.- Seizoentrek; de meest bekende vogeltrek tussen de broedgebieden en deoverwinteringsgebieden.Door een analyse van soorten en aantallen vogels die op verschillendetijdstippen op verschillende lokaties verblijven kan een globaal beeld worden

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 42

Page 40: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

verkregen over de verplaatsingen. Voor wat betreft de lokale vliegbewegingenkan dit beeld worden afgeleid uit de inventarisaties.Om op korte termijn een globaal beeld te hebben van de seizoentrek is doorRIKZ opdracht gegeven aan Bureau Waardenburg een dergelijk overzicht tevervaardigen aan de hand van literatuur. Dit is nu in concept beschikbaar[Lensink & van der Winden 1997].

Geen van deze kennisbronnen geeft echter een voldoende beeld van de wijzewaarop de verplaatsingen geschieden. Dit beeld is absoluut noodzakelijk om derisico's voor vliegtuigen te kunnen inschatten. De Koninklijke Luchtmacht (KL) isde enige instantie die op dit gebied deskundig is. Middels aanvullende hard- ensoftware op de rondzoekradars, het z.g. ROBIN-systeem [Buurma 1995, Buurmaen Ockeloen z.j.] kan een beeld worden verkregen van de vogeltrek boven eengroot deel van Nederland [Buurma 1987]. Bovendien is door de KL verschillendemalen medewerking verleend aan trekvogelonderzoeken [b.v Buurma et al.1986]. Recent wordt vogelonderzoek bij lokale verplaatsingen uitgevoerd in eensamenwerkingsverband tussen IBN en Bureau Waardenburg [b.v. Dirksen et al,1996]. Een verbeterd ROBIN-systeem wordt binnenkort operationeel waardooreen beter inzicht van de vogelmobiliteit boven Nederland kan worden verkregen(mond. med. Buurma).Hoewel er nooit gericht onderzoek naar is verricht, hebben betrokkenornithologen een goed beeld van de vlieghoogten bij lokale verplaatsingenoverdag. Met name de RIKZ-medewerkers hebben, door hun meer dan duizenduren vliegervaring, inmiddels ook enig zicht op bewegingen boven zee.

De relevante verplaatsingen zijn:Lokale trek als:- Voedseltrek; bewegingen tussen een broedplaats en de foerageergebiedenvindt vooral plaats bij meeuwen en sterns die op de kust broeden en op zeevoedsel zoeken. De meeste verplaatsingen vinden op korte afstanden, enkelekilometers plaats. De Kleine Mantelmeeuw foerageert tot op meer dan 60 km vande broedgebieden. Vogels die in rechte lijn van de kolonies wegvliegen komentot 50 m , de overige vogels blijven vrijwel alle onder 20 m. Een deel van dezebewegingen vindt ook 's-nachts plaats, hiervan is vrijwel niets bekend.- Slaaptrek; bewegingen tussen een slaapplaats en de foerageergebieden vindtzowel bij meeuwen en sterns als bij zee-eenden plaats. Sommige soortenmeeuwen slapen op het water in grote groepen, andere meeuwen, alsmede demeeste sterns preferen droge voeten, waarbij ook gebruik wordt gemaakt vanproductieplatforms en schepen. Zee-eenden (duikeenden) kunnen zowel eendag- als nachtritme hebben. Voor zover bekend vinden ook deze verplaatsingenvooral op lage hoogten < 50 m plaats.- Ge tijde trek; bewegingen tussen de hoogwater/luchtplaatsen en dedroogvallende slikken waarop de vogels met laagwater foerageren, doen zichvoor wanneer er voldoende slikken beschikbaar zijn. Bij deze beweging wordtgeregeld door groepen steltlopers ook hoger gevlogen, vooral als reactie op eenverstoring. Hoogten tot 100 m zijn normaal, daarboven zeldzaam.Op zee moeten zee-eenden die gebonden zijn aan een lokatie, bijvoorbeeld eenschelpenbank, de drift als gevolg van getijdestromingen compenseren. Ook bijdeze bewegingen is nimmer waargenomen dat hoger dan enkele tientallenmeters werd gevlogen.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 43

Page 41: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Trek over grotere afstanden:- Koudetrek; bewegingen als gevolg van het ongeschikt worden van hetleefgebied door vorst, komt in Nederland zeer geregeld voor. De Kievit is eengoed voorbeeld van een soort die voortdurend met de vorstgrens op en neertrekt. Steltlopers van de Waddenzee kunnen in enkele uren tijd massaalwegtrekken en het kustgebied doorkruisen op weg naar zuidelijker streken,waarbij zeer waarschijnlijk de 'Hollandse bocht' wordt afgesneden. Watervogelsvan het dichtvriezende zoete water verplaatsen zich. Over de hoogte van dezetrek is weinig bekend. Overdag is deze trek gezien tot hoogten van 300 m. Ook iswaargenomen dat de vogels enkele meters boven het wolkendek vliegen. Hetaantal vogels dat bij deze trek is betrokken wordt geschat op ruim een miljoen,waarbij minimaal c. 200.000 zwaarder dan een kilogram.- Seizoentrek; de meest bekende vogeltrek tussen de broedgebieden en deoverwinteringsgebieden.In Lensink & van der Winden [1997] wordt hetgeen bekend is over de trek vanniet-zeevogels over en langs de Noordzee gepresenteerd. Er worden 11hoofdroutes onderscheiden. De soorten vogels in deze routes worden genoemd,alsmede een schatting van de aantallen. In totaal zijn er enkele honderdenmiljoenen vogels bij betrokken, die globaal gezien tweemaal per jaar het gebiedpasseren.Een zeer groot deel van deze trek vindt plaats in zogenaamde breedfronttrek.Globaal houdt dit in dat vogels de omstandigheden gunstig achten om zich teverplaatsen. Ze kiezen dan massaal het luchtruim en vliegen in eerste instantiein een rechte lijn naar het doelgebied.Als voorbeeld; van een van de kleinste vogeltjes, het Goudhaantjes van c. 8gram vliegen er enkel© miljoenen van Scandinavië over de Noordzee naar GB enwest-Europa. Maar ook honderdduizenden ganzen en zwanen, tot 10 kg perstuk, zijn bij deze trek betrokken.Globaal vliegen de vogels gedurende deze trek hoog; tot enkele kilometers, metname in het eerste deel van de nacht. Na middernacht zakt de trek af naar lagerehoogten om vervolgens vlak voor zonsopgang weer op te stijgen(mond.med.Buurma).In principe heeft deze trek geen lokatiegebonden betekenis. Echter, wanneer devogels uitgeput raken of de weersomstandigheden gedurende de trekveranderen, kan het voorkomen dat landvogels massaal vanuit zee arriveren enneerstrijken op het eerste stuk land dat ze tegenkomen.

Wanneer de trekomstandigheden niet optimaal zijn, maar er wel een trekdrift is,kunnen (dagelijkse) verplaatsingen over kleinere afstanden, tot honderden kmplaatsvinden. Hierbij wordt minder hoog gevlogen en de betrokken vogels latenzich stuwen, c.q geleiden. Wanneer de vogel op zijn voorkeursrichting aanvliegttegen een rechte lijn in het landschap die niet te veel afwijkt van deoorspronkelijke koers, dan wordt vaak die lijn gevolgd. Dit doet zich voor bijlandingbanen, rijkswegen, bosranden en kusten. Daarnaast mijden landvogelsde open zee en zeevogels het land. Als gevolg hiervan is vooral de Nederlandsekust een geleidingszone van betekenis, waarbij zich een geconcentreerdetrekstroom in het kustgebied voordoet. De breedte van deze trekstroom isonvoldoende bekend, maar is afhankelijk van de soortgroep waarschijnlijk 5-10km breed. Op zee kan deze strook breder zijn omdat vogels mogelijk de bochtenafsnijden. Vogels binnen deze trekstromen vliegen van zeer laag tot enkelehonderden meters hoog.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 44

Page 42: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

De vtiegveldlokatie Maasvlakte ligt midden in deze geconcentreerde trekstroom.

5.4 Consequenties voor vogels

Consequenties voor vogels kunnen betrekking hebben op aantasting vanbestaande, maatschappelijk gewenste situaties. Niet-zeevogels boven dehoogwaterlijn vallen buiten het kennisveld van RIKZ. Deskundigen op dit gebiedzijn te vinden bij RWS-DWW en onderzoeksinstituten gespecialiseerd in duinen,w.o. NIOO en Duin en Kust.De kennis omtrent de ecologisch randvoorwaarden die het voorkomen vanvogels bepalen en begrensen is beperkt. Studies worden uitgevoerd naar deecologische eisen die diverse kustbroedvogels aan hun broedgebieden stellen(RIKZ, project INGE).Voor wat betreft de verklaringen van het voorkomen van zeevogels op zeeontbreekt nog veel kennis van de analysemethodiek. Wanneer geschikteruimtelijke analysemethoden worden ontwikkeld kan aan de hand van bestaandedatasets (RIKZ, ESAS) in een GIS-omgeving een goede voortgang wordengemaakt.

5.4.1 Maasvlakte

Elke uitbreiding van de Maasvlakte heeft consequenties voor het oude land vanVoorne en Goeree. De bestaande duinzone of anderszins waardevollenatuurelementen die afhankelijk zijn van de aanwezigheid van de zee, waaronderde salt-spray worden door de ingreep aangetast. Het effect is een verruiging vande vegetatie en het verdwijnen van zeldzame vegetatietypen. De vogelbevolkingzal daarmee ook wijzigen. De kansen bestaan uit een uitbreiding van demogelijkheid het landschap multifunctioneel te gebruiken.

Bij zeer grote uitstekende landlokaties (zoals Maasvlakte II), kan beïnvloedingoptreden van de geconcentreeerde trekstroom, zowel op land als op zee. Deconsequenties daarvan voor de vogelstand lijken niet ernstig. Hierover bestaatechter geenszins zekerheid. Vooruitlopend op de consequenties van vogels;deze lokatie lijkt voor een vliegveld uitermate risicovol.

Bij de aanleg ontstaan kansen, b.v. middels lagunevorming, voor natuur enrecreatie. Het zou wenselijk zijn een inventarisatie te verrichten van demogelijkheden en de wenselijkheden. Op voorhand; een aantal specifiekekusthabitats, zoals schorren, slikken, sternbroedplaatsen, meeuwbroedplaatsenen zeehond-rustplaatsen zijn schaars door vroegere bedijkingen enrecreatieontwikkelingen . Over de mate van waarschijnlijkheid dat dezemaatregelen succesvol zullen blijken bestaat verschil van mening tussendeskundigen. Een en ander zal zeker afhangen van de kwaliteit van devoorbereiding.

Het lokale zeegebied is vooral van betekenis voor een aantal visetende vogelsals duikers, futen en aalscholvers. Meeuwen en sterns die op de Maasvlaktebroeden, foerageren mede in dit gebied. Ten zuiden van de Maasvlakte is deHaringvlietmond een gebied van internationale betekenis als doortrek enoverwinteringsgebied voor tal van vogelsoorten. Nadere studies over deuitbreiding van de Maasvlakte zullen vrijwel zeker worden uitgevoerd. Ten

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 45

Page 43: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

aanzien van de zeevogels, uitgaande van het in stand houden van eenzandhelling, is er slechts sprake van een verplaatsing van de gradiëntenzeewaarts. Theoretisch gaat er een stukje zee af, doch dit is verwaarloosbaarklein. Het behouden van de veelheid aan ecologische functies van deHaringvlietmond vereist een gedegen aanpak.

5.4.2 Eilandlokatie

Een eiland in zee zal met betrekking tot vogels een grote invloed tot in de wijdeomgeving uitoefenen. Er zullen wijzigingen ontstaan in de patronen vandiep/ondiep water, de stromingen, bodemsamenstelling etc waarmeeecologische veranderingen zullen plaatsvinden in de gehele opbouw van hetecosysteem van algen - zoöplankton - benthos - vis - vogels. Dit effect kan nuniet worden geprognotiseerd. Wel dient er rekening mee te worden gehoudendat een beinvloeding van de slibstromen en nutrientenstromen zelfs invloedkunnen uitoefenen op de Waddenzee.Wel kunnen enkele te verwachten effecten als gevolg van landschappelijkeveranderingen worden beschreven.

Door de aanleg van een eiland is sprake van een aanmerkelijke toename van dekustlengte zonder dat er sprake is van gevestigde belangen. De mogelijkhedentot natuurbouw en natuurontwikkeling zijn groot. Ook hier is een studie wenselijknaar de mogelijkheden en de wenselijkheden.Een eiland voor de kust zal onvermijdelijk een (grote) rol gaan spelen alsslaapplaats en broedplaats voor meeuwen, sterns, aalscholvers, zee-eenden. Ditkan problemen opleveren met het functionele gebruik voor de mens. Diverseplannen om een eiland vogelarm te maken door (combinaties van) aard van hetsubstraat, begroeiing, predatoren, verjaging etc. zullen problematisch zijn. Beterlijkt het te studeren op mogelijkheden tot geleiding van de vogels, waarmee depositieve aspecten kunnen worden behouden en negatieve vermeden.

De aanleg van het eiland zal wijzigingen met zich mee brengen in deverhoudingen diep en ondiep water. Door de zandwinning zullen stukken zeedieper worden, rond het eiland zullen nieuwe onderzeese hellingen, dus meerondiep water voorkomen. Het eiland zal luwtegebied veroorzaken. Dit zal de salt-spray op de kust beïnvloeden; de effecten hiervan vallen buiten de scope vanRIKZ. Het is te verwachten dat de ondiepten en de luwte op zee dan tot eentoename van het aantal vogels zal leiden doordat het gebied geschikter wordt alsrustgebied en het water waarschijnlijk helderder. Daarentegen zijn er tijdelijke,doch wel langjarige, effecten te ven/vachten van de zandwinning. De soorten enaantallen vogels zullen vooral worden bepaald door de ontwikkelingen In hetbenthos en de vissen. Uiteindelijk is een toename te verwachten van duikers,futen, aalschovers en zee-eenden. Verdere prognotisering van landschappelijkeen ecologische effecten kan pas plaatsvinden nadat de beschikbare gegevensgoed zijn geanalyseerd.

Een eiland voor de kust zal onvermijdelijk een rol gaan spelen binnen devogeltrek. Nadere studie is vereist naar aard en omvang van de vogeltrek op deNoordzee en de te verwachten reacties van de diverse vogelsoorten op eeneiland.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 46

Page 44: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Er is vrijwel het gehele jaar door sprake van vogeltrek over de Noordzee. Dekwantitatief belangrijkste is een najaartrek vanuit Scandinavië naar West- enZuidwest-Europa. Een eiland zal trekvogels binnen zichtafstand (tot 50 km)aantrekken.Onregelmatig zullen grote aantallen zangvogels (100,000-en) op het eilandneerstrijken. Onder deze vogels zal forse sterfte plaatsvinden. Overigens is dezesterfte, vanuit populatiedynamisch standpunt, voor de meeste soorten vanondergeschikt belang. De stervende vogels zullen worden gepredeerd vooraldoor meeuwen.

De invloed op zeezoogdieren is nog moeilijk te prognotiseren. Er ontstaankansen voor kolonies Grijze Zeehonden. Daarentegen kan de geluidsbelastingeen negatieve invloed hebben op het voorkomen van zeezoogdieren. Uit RIKZ-gegevens blijkt dat de Bruinvis en de Tuimelaar zeer gevoelig zijn voor verstoringdoor vliegtuigen.

5.5 Gebruiksfuncties

Het gebruik als luchthaventerrein zal problemen met vogels met zich brengen.Een eiland in zee wodt onvermijdelijk een vogelrijk eiland. De kans om eenvogelarm eiland te creëren lijkt klein. Dit zou een aangepaste inrichting envoortdurende verjaging vergen. De kans lijkt reëel dat hierdoor juist het risico vanvogelaanvaringen zal toenemen. Daarentegen lijken er mogelijkheden om doorinrichting en beheer de vogels te concentreren in gebieden waar de risico'skleiner zijn. Door daar rust te garanderen zullen er mogelijk slechts weinigvogelbewegingen op grotere hoogte gaan plaatsvinden. Lokale verjaging vanrisicovolle plaatsen kan alleen succes hebben wanneer aan de vogels eenalternatief wordt geboden.Onderstaand wordt de problematiek geschetst. De zekerheid en onzekerheid diehiermee verband houdt kan als volgt worden samengevat:Het lijkt vrijwel zeker dat er zonder gepaste maatregelen grote problemen zullenontstaan. De kans dat de problemen kunnen worden opgelost lijkt echter reël; dekennis om dit in te vullen ontbreekt echter.

De problemen die zijn te verwachten kunnen betrekking hebben op de volgendeonderwerpen.1. Meeuwen, sterns en aalscholvers zullen het eiland gaan gebruiken alsslaapplaats. Deze functie zal gedurende het gehele jaar door plaatsvinden. Hetaantal meeuwen dat gebruik maakt is afhankelijk van de voedselsituatie in eenstraal rond het eiland. De grootte van deze straal is onvoldoende bekend. Menmoet denken in een orde van grootte van 50 km. Het aanbod van voedsel wordtmede bepaald door de visserij. Door beperking van discards kan het aantalmeeuwen verminderen.Meeuwen zullen de slaapplaatsen verlaten en benaderen op tijdstippen rondzonsopgang en zonsondergang. In een ongestoorde situatie zullen de meeuwenals regel < 50 m hoog vliegen.Geschikte lokattes voor siaaplaatsen zullen grotere open vlakten zijn. Destartbanen zijn hiervoor uitstekend geschikt. Oplossingen zullen moeten wordengevonden in het aanbieden van alternatieve slaapplaatsen. Dit lijkt mogelijk doorhet eiland te voorzien van punten of anderszins uitsteeksels. Deze kunnen zelfsworden geasfalteerd. Vanzelfsprekend moeten ze zodanig zijn gesitueerd dat de

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 47

Page 45: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

aanvliegroutes van de meeuwen buiten de aanvliegroutes van de vliegtuigenliggen. Let ook op platforms etc. die in de aanvliegroutes van vliegtuigen liggenen thermiek kunnen veroorzaaken. Meeuwen maken hier graag gebruik van.

2. Meeuwen en sterns zullen het eiland gaan gebruiken als broedplaats.Voor de broedfunctie kan eventueel een keuze worden gemaakt. De keus is a)een niet aflatende, intensieve strijd tegen broedvogels of b) een regulering. Zelfswanneer het vegetatiekundig mogelijk zou zijn het eiland dicht begroeid te latenzijn met opgaande vegetaties bestaat er een gerede kans dat de meeuwen ofwelop de vegetatie ofwel op de gebouwen gaan broeden. Bovendien worden dan debanen en de lage vegetatie in de buurt daarvan extra aantrekkelijk. Het invoerenvan predatoren zal leiden tot een toename van predatoren tijdens hetbroedseizoen en daarna een overlast voor de mens van diezelfde predatoren.Voortdurende verjaging kan tot gevolg hebben dat de vogels op grotere hoogtengaan vliegen en steeds weer opnieuw het luchtruim kiezen. Ze blijven zeer langeen binding met het (beoogde) broedgebied houden.Het lijkt beter om op een aantal veilige plekken kunstmatige duinen, niet persehoger dan 1 meter, te maken. De vereiste oppervlakte bedraagt slechts enkeletientallen hectaren. Dit gebied moet bescherming genieten in het broedseizoen.Het creëren van een dergelijk gebied maakt het meeuwvrij houden van dewerkelijke luchthaven veel minder arbeidsintensief.Vanuit natuuroogpunt zou een reservering voor stern-broedplaatsen dringendgewenst zijn.

3. Zeevogels zullen het omringende water gaan gebruiken voor voedsel.Wanneer hier een zekere mate van rust heerst (vanaf het water) zullen de vogelsgeen reden hebben om hoger dan een tiental meter boven het water te vliegen.Dit lijkt niet te conflicteren met de luchtvaart.

4. Vogels zullen de grasvelden etc. willen benutten.De luchthaven Schiphol heeft als geen ander kennis van methoden om hetluchtvaartterrein zelf zo min mogelijk aantrekkelijk te maken voor vogels, m.n.weidevogels. De kunst is het terrein zodanig te beheren dat er zo min mogelijkvoedsel in de grond zit.

Het probleem van de vogeltrek kan in twee delen worden gesplitst;vogeltrek die het eiland (toevallig) passeert en vogeltrek die (mede) van heteiland gebruik maakt. Er is vrijwel het gehele jaar door sprake van vogeltrek overde Noordzee. Hierbij is een zeer breed scala aan soorten en vele miljoenen(honderd miljoen ?) vogels bij betrokken. Dit aantal kan op zee groter zijn dan opde huidige lokatie van Schiphol, doch dit is niet zeker. Met de huidige kennis lijktde kans groter dat de vogels boven zee vaker op hoogten van enkele honderdenmeters vliegen dan boven land. Dit gedrag laat zich niet beïnvloeden. De enigeoplossing lijkt een anticiperen van de luchtvaart op grote vogelconcentraties. Vantrekkende zeevogels is de verwachting dat ze rond het eiland zullen vliegen enhierbij laag zullen blijven. De kennis van al deze bewegingen en de hoogten isechter zeer gering.Vooral in het voorjaar en het najaar Is er sprake van sterke vogeltrek over deNoordzee, waarbij de kans bestaat dat het eiland trekvogels binnen zichtafstandnaar zich toe zal trekken. Onregelmatig zullen grote aantallen zangvogels op heteiland neerstrijken. Deze vogels zullen hun trek willen vervolgen, solitair of in

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 48

Page 46: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

groepen. Het lijkt daarom verstandig om middels daartoe aangelegde beplanting,geleidingszones te maken. Zolang de vogels via geleidingszones over het eilandkunnen worden geleid zal minder hinder optreden op de banen en rond degebouwen.Oplossingsrichtingen waarbij satellieteilanden worden aangelegd zullen slechtseen deel van de problematiek kunnen oplossen.

5.6 Zoeken naar oplossingen

Naar aanleiding van het overleg en de informatie die de afgelopen maandenbeschikbaar is gekomen, vormt zich langzamerhand een beeld van de benodigdestudies, noodzakelijk om tot goede inpassing van de plannen te komen.In zijn algemeenheid kunnen de vragen naar twee doelen wordenonderscheiden:- het effect van aanleg van kustplannen,- problemen met het vliegverkeer.Sterk samengevat bevat het eerste deel vragen die betrekking hebben opeffecten op de vogel- en zoogdierbevolking van de kustzone, de broedkoloniesen de effecten op de vogeltrek. In het tweede komen de problemen aan de ordedie goeddeels samenhangen met de veiligheid van het vliegverkeer in eenvogelrijk gebied. Het laatste is meer beleidsterrein van RLD en niet van RWS.

5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning

De Nederlandse kustzone is een zeer vogelrijk gebied van internationalebetekenis voor broedende, doortrekkende en overwinterende zeevogels. Dezebetekenis hangt nauw samen met de morfologische structuur en dewaterkwaliteit, waaruit een aanbod van voedsel voor vogels volgt, alsmede vanhet menselijk medegebruik, m.n. de visserij. In de laatste jaren is er sprake vantoenemende aantallen bruinvissen; deze soort en andere dolfijnen zouden in hetgebied moeten voorkomen (WSV).De aanleg van een grootschalig kustplan beïnvloedt deze situatie. Hetprognotiseren van effecten op controleerbare en reproduceerbare wijze is nogproblematisch. Van elk van de onderdelen van uitvoering van de plannen zijneffecten op vogels en zoogdieren te verwachten: de verstoring tijdens de aanleg,het verdiepen en verondiepen van een stuk zee, de (tijdelijke) aantastingen vande benthosgemeenschappen, de acoutische verstoringen, de veranderdetroebelheid van het water, de veranderde stromingen en daarmeesamenhangende veranderingen in stofstromen, het beschikbaar komen vannieuw en deels tijdelijk biotoop, uiteindelijk resulterend in een nieuwe blijvendesituatie.Deze problematiek wordt dan geplaatst in een maatschappelijke situatie waarbijal sprake is van een sterk beïnvloede situatie en maatschappelijk wensen vanuitde ecologie (NW3, NW4).

Het onderwerp kan in een aantal probleemvelden worden gesplitst.- Welke invloed is te verwachten op de soorten, aantallen en verspreiding van

zeevogels en zeezoogdieren gedurende de aanleg?- Idem, doch na eventueel herstel, in de nieuwe situatie?- Welke invloeden zijn te verwachten in de soorten en aantallen op de kust

broedende vogels ?

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 49

Page 47: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

- Welke invloeden zijn te verwachten op soorten en aantallen doortrekkendeniet-zeevogels.

Uit inventarisaties langs de kust en op zee zijn vrij veel gegevens voorhanden,doch methoden om deze gegevens verantwoord uit te werken zijn nog inontwikkeling. Pas nadat inzicht is verkregen in de soorten en aantallen in de tijdkan worden gezocht naar ecologische verbanden. Modeilen moeten wordenontwikkeld die kunnen leiden tot een controleerbare prognose. Ten aanzien vandeze onderwerpen ligt het voor de hand te beginnen met de (trage) methodiek-ontwikkeling te versnellen.Medio 1997 is een vorm van power-analyse van vogeltellingen op zee inontwikkeling en worden plannen gesmeed om gereedschappen te ontwikkelenvoor een ruimtelijke analyse van de beschikbare gegevens. Daarna kunnen degegevens verantwoord worden bewerkt in de z.g. ecotopen-GIS.Voor de ontwikkeling van ruimtelijke analyse methodieken zijn nog onvoldoendefinanciële middelen beschikbaar. Voor de analyse zelf, waaronder hetproduceren van vogel/zoogdier atlassen, is nog geen planning beschikbaar;evenmin als voor de modelontwikkeling.

Ten aanzien van de doortrekkende vogels zijn er veet gegevens over de overdagzichtbare vogeltrek langs de kust. Uit de weinige radargegevens die er zijn isduidelijk dat dit slechts een deel van de vogelbewegingen is. Er bestaatnauwelijks kennis over soorten en aantallen vogels die op grotere hoogtenvliegen en dat vooral ook 's-nachts doen. Juist deze soort vogeltrek kan wordenbeïnvloed door kustplannen. Zo bestaat er grote onduidelijkheid over hetkwantificeren van de aantrekkingskracht van een verlicht vliegveld.

5.6.2 De vliegveiligheid

Het ware probleem van deze studie is de vliegveiligheid. Een dat een vliegveld inzee krijgt onvermijdelijk te maken met vogels die een risico-factor vormen. Hetprobleem is nu de gegevens te verkrijgen om dit probleem in risico-analyses tekunnen kwantificeren en op creatieve wijze oplossingen te vinden om eventuelerisico's tot een aanvaardbaar risico terug te brengen. Hiervoor zijngekwantificeerde gegevens nodig van het gebruik dat vogels maken van hetluchtruim. Wanneer dit gebruik ecologisch gekoppeld is aan een of meer tebeïnvloeden functies in het leven van de vogel; kunnen maatregelen wordengenomen. Hierbij wordt o.a. gedacht aan het gedrag dat vogels rond eenbroedkolonie en de mogelijkheden de broedkolonies zodanig te situeren dat derisico's voor het vliegverkeer aanvaardbaar worden. Er zullen altijdvogelbewegingen blfjven die lokaal niet te beïnvloeden zijn; ook hiervan dient deaard en frequentie te worden vastgesteld, waarna kan worden bezien of hetrisico aanvaardbaar is, of dat eventuele maatregelen in de sfeer vanluchtverkeersleiding moeten worden genomen. Een deel van de problemen methet luchtverkeer doet zich ook voor op andere lokaties, m.n. Markermeer.

OnderzoeksvragenHet is onmogelijk om een geheel vogelvrij luchtruim te creëren. De doelstelling isom in de verschillende gebieden rond een luchthaven de risico's tot eenaanvaardbaar peil terug te brengen. Ook hier is risico een combinatie vanfrequentie en effect. Risico's hangen samen met de vliegbewegingen van de

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 50

Page 48: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

vliegtuigen; hoe hoger het vliegtuig vliegt des te kleiner is over het algemeen defrequentie en zelfs het uitvallen van een of meer motoren kan nog wordenondervangen. Op deze wijze kan rondom een vliegveld een zonering in driedimensies worden ontworpen waarin met verschillende risico-grenzen wordtgewerkt. Het risico (effect) hangt ook af van de grootte van de individuele vogelof van de groepsgrootte.Het uitgangspunt van de omitholoog is dat vogels vliegen wanneer ze daarvooreen ecologische reden hebben. Dit uitgangspunt moet de basis vormen voor hetzoeken van oplossingen. Dit lijkt mogelijk middels twee benaderingswijzen:- inrichting; waardoor de kans dat vogels zich in de kwetsbare gebieden moeten

bevinden wordt geminimaliseerd,- geleiding; waarmee risicovolte vogelconcentraties in het

luchtverkeersgeleidingssysteem worden opgenomen.Risico is te verwachten van verschillende te onderscheiden groepen:- vogels die het omringende zeegebied benutten,- vogels die het eiland als slaapplaats gebruiken,- vogels die het eiland als broedplaatsgebruiken,- vogels die over en langs het eiland migreren,- vogels die het eiland als (gedwongen) tussenstop in de migratie gebruiken.Het probleem is:- het kwantificeren van de aanvaringskansen tussen vogels en vliegtuigen, met

daarbij een discussie over de grenzen aan frequenties van vogelaanvaringenc.q. frequenties van sluiting of beperking/omleiding van het vliegverkeer,

- het prognotiseren van effecten van (inrichtings) maatregelen voor devogelstand,

- de daardoor te verwachten veranderingen in de risicosfeer,

Mogelijk onderzoek wordt beschreven in de aanbevelingen. Het doel van ditonderzoek is om de veiligheid van het vliegverkeer te waarborgen in eenvogelrijke omgeving, door het gedrag van de vogels zodanig te beinvloeden datde risico's voldoende klein blijven.Er blijft altijd een deel vogelrisico over dat zich niet laat beinvloeden. Dit is metname het geval bij de (hoge) seizoenstrek. Hiervoor kan eenwaarschuwingssysteem worden ontwikkeld die de vogelconcentraties op tijdsignaleert, koersen en snelheden prognotiseert en daardoor mogelijkheden biedthet vliegverkeer buiten de gevaarlijkste zones te houden.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 51

Page 49: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 52

Page 50: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

6 Grootschalige zandwinning

Voor de aanleg van een eiland in zee moeten grote hoeveelheden zandgewonnen worden, afhankelijk van de grootte van het eiland tussen de 0.5 en1miljard m3 zand. Grootschalige zandwinning in de Noordzee zorgt voor eenmorfologische en ecologische verstoring van het kustsyteem. Volgens hethuidige beleid is zandwinning landwaarts van de NAP-20m diepte lijn niettoegestaan (RON/MER; RWS, 1991a). Evenmin is zandwinning in de zeegatenvan de Waddenzee toegestaan. Voor vaargeulen en korsluitgeulen is eenuitzondering gemaakt. Alleen voor locaties die voldoen aan de morfologische enecologische uitgangspunten, te weten geen zandwinning in de actievekustsysteem en geen verstoring van de ondiepe kustzone met een hogeecologische waarde (milieuzone), worden ontgrondingsvergunningen verleend.Het belangrijkste aandeel van beschikbaar zand op de Noordzeebodem (velemiljarden m3) bestaat uit de fijnere deeltjes (60-250 urn). Een kleiner aandeel,maar nog steeds vele miljarden bestaat uit de fractie tussen 250-500 urn (Bruinebank, Doggers bank). Er zijn relatief kleine hoeveelheden grof zand (orde 1miljard m3) met afmetingen groter dan 500 urn. Dit zand ligt voornamelijk op detoppen van de zandruggen.Voor het winnen van zand zijn vele varianten te bedenken. Het ene uiterste is hetwinnen van zand over een groot oppervlak met een geringe diepte. Dit geeft eenverstoring over een groot oppervlak, met behoud van het oorspronkelijkesediment. Anderzijds is zeer diepe winning over een kleiner oppervlak mogelijk.De put zal gaan functioneren als zand- en slibvang. De structuur van de bodemkan hierdoor sterk wijzigen waardoor het oorspronkelijke bodemleven zich nietmeer kan herstellen. In diepe putten kan stratificatie optreden. Voor eenuitgebreide beschrijving van de effecten wordt verwezen naar RIKZ rapport'effecten van grootschalige zandwinning' [Hoogewoning, 1997],

6.1 Morfologische effecten

Grootschalige zandwinning geeft een kunstmatige verdieping van de bodem. Ditbeïnvloedt de waterbeweging (stroom, golven, waterstand), de eigenschappenvan water (stratificatie en stagnant water) en sedimentatie en erosiepatronen(zand- en slibvang in de put, kusterosie). Voor de omvang van de effecten zijndaarnaast van belang: de afmetingen van de put (omvang en diepte) deoorspronkelijke waterdiepte en de afstand uit de kust. Voor de ecologischeaspecten zijn ook de slibconcentratie, manier van winning en tijdsduur vanwinning belangrijk.

Waterbeweging:waterstand: Direct boven de put zal een verhoogde waterstand optreden. Dit iseen locaal effect met een omvang van enkele centimeters. De groterewaterstand ter plaatse van de put leidt tot een snellere getijvoortplanting door deput. Dit kan leiden tot een veranderde waterstand boven put en omgeving. Tenbehoeve van de Maasvlakte studie [Kuiper en Phillipart, 1997b] is het

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 53

Page 51: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

gecombineerde effect van de aanleg van een uitbreiding inclusief eenzandwinvariant beschouwd. Belangrijke conclusie: in de zandwinput zelf treedteen zeer geringe verhoging van de basispeilen op (1 a 2 cm). Ook voor deHollandse kust nemen de basispeilen niet significant toe (orde 1 cm).

Stroming: boven het zandwingebied neemt de stroomsnelheid af(stroornverlamming). Dit is een gevolg van een ongewijzigd debiet en eentoegenomen waterdiepte. Er zal evenveel water per seconde de put moetenpasseren als wordt aangevoerd. Een ander locaal effect is een toename van destroming doordat er meer water uit de omgeving wordt aangetrokken(stroomtrekken). Door dit stroomtrekken neemt dieptegemiddelde snelheid weertoe. Dit effect is vooral in ondiep water goed merkbaar (bijvoorbeeld in deWaddenzee).

Golven: boven de put kunnen als gevolg van de grotere waterdiepte(verminderde bodemwrijving en dus minder energieverlies) hogere golvenaanwezig zijn dan in de omgeving. Bij een kleinere waterdieptes of groteregoifhoogtes / langere golven is dit effect het grootst. Daarnaast kunnen in dieperwater golven groeien waardoor de golfhoogte lokaal groter kan worden dan dievan het inkomende golfveld. Dit verschijsel treedt bijvoorbeeld op in de mondingvan de Westerschelde [Andorka, 1997]. Resultaat van deze twee verschijnselenis een verhoogd golfveld boven de put met mogelijke efecten voor de huidigekust.Een verlaging van de golfhoogte boven de put kan optreden door shoaling enrefractie. Naast de golfhoogte wordt ook de golfperiode beïnvloed. Hier wordtverder niet op ingegaan. [Hoogewoning, 1997]

StratificatieDichtheidsverschillen tussen het water aan de bodem en aan het oppervlakkunnen ontstaan door zowel temperatuurverschillen als verschillen inzoutgehalte. Dit vertikale dichtheidsverschil wordt ook wel stratificatie genoemd.Stratificatie zorgt voor een verminderde verticale uitwisseling. Bij putten in dezeebodem kan stratificatie optreden. Door de grotere diepte neemt demengkracht van getij en wind af. Hoe dieper de put, des te groter de kans opstratificatie. Stratificatie beïnvloedt de sedimenttransporten.Onder in de put kan stagnant water optreden: dit is water dat nauwelijkshorizontale en vertikale uitwisseling kent met zijn omgeving. Uiteindelijk kan zo'nsituatie resulteren in zuurstofloosheid van het water (na ongeveer een maand).Dit kan negatieve gevolgen hebben voor het aanwezige water- en bodemleven.Vooralsnog wordt bij een putdiepte van 10 meter geen stagnant water verwacht.Alleen bij een flink diepe put kan er behoorlijke stratificatie in de put optreden (zieook hfst, ecologie).

Sedimentatie en erosieSedimentatie en erosie: de zandwinlocatie zal fungeren als zandvang. Dit wordtveroorzaakt door de lagere stroomsnelheden (getij) en en de verminderdegolfinvloed op de bodem. Daarnaast is de korrelgrootte van het aangevoerdesediment van belang: fijn sediment sedimenteert minder snel dan grof sediment.In eerste instantie zullen de taludhellingen verflauwen. Op langere termijn zal erook sediment vanuit het omliggende gebied aangetrokken worden. Op termijn zalde put zelfs verplaatsen in een richting afhankelijk van de transportrichting.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 54

Page 52: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Zoals reeds beschreven kan door de aanwezigheid van een zandwinput degolfhoogte landwaarts van de put toenemen. Hierdoor worden detransportgradiënten beïnvloed. De mate van beïnvloeding is afhankelijk van deomvang van de zandwinning in combinatie met de afstand uit de kust. Eenzandwinlocatie in de actieve kustzone zal sediment aantrekken en dedynamische zandbalans sterk beïnvloeden. Ook een kleine wijziging van delangs- en dwarstransporten kan op de lange termijn merkbaar worden. Zo kandoor een wijziging en de aan- of afvoer van sediment van dieper water hethogere deel van het profiel, dichter aan de kust, op lange termijn eroderen.Verder kunnen ook de netto zandtransporten in de richting van de Waddenzeeveranderen.

Slib: wanneer de stroming in de put voldoende laag is kan er in de put slibbezinken. Indien er stratificatie optreedt zal het slib eerder sedimenteren. Ooksamengeklonterd slib kan eerder bezinken. Ook de putlengte is van invloed.Indien de stroomsnelheid weer toeneemt treedt resuspensie van het slib op.Tijdens de uitvoering van grootschalige zandwinning kan er een groterevertroebeling optreden. Dit beperkt de lichtdoorlatendheid en daarmee devoedselproductie van de diepere kustzone (zie ook paragraaf 6.2: ecologie).

6.2 Ecologische effecten

Voor de bouw van een eiland in zee is tussen 0.5 en 1 miljard m3 zand nodig.Momenteel wordt zand gewonnen ten behoeve van de jaarlijkse kustsuppleties,vaargeul onderhoud en andere zandwinning. Deze hoeveelheid is ordes kleiner,te weten ongeveer 10 miljoen m3zand per jaar. Indien het zand voor het eilandover een periode van 10 jaar wordt gewonnen dan nog zullen de zandwin-activiteiten met een factor 10 a 20 toenemen. Uit ecologische en morfologischoogpunt is een zandwinning op minstens 20 meter waterdiepte (ook volgenshuidig beleid) gewenst.

Ten behoeve van de beschrijving van de ecologische effecten kunnen twee win-varianten in beschouwing genomen worden: (a) ondiepe winning (< 3 m), en (b)diepe winning (> 30 m). Verder is van belang of er tijdelijke zandbuffers zijnvereist bij de winning en transport. Een tijdelijke buffer heeft meer nadeligeeffecten op het onderwaterleven dan geen buffer, vanwege de extra bodem-verstoring en de effecten op,de troebelheid.

Diepe winning betekent dat over een aanzienlijk areaal, al dan niet opgedeeld inmeerdere putten, een onomkeerbare verandering van de zeebodem kan wordenbewerkstelligd. De diepte van de zee zal ter plaatse meer dan verdubbelen. Debodem die dan aan het oppervlak komt is waarschijnlijk van een ander type dande oorspronkelijke bodem. Voorts geldt dat in de Noordzee van naturegelaagdheid in de waterkolom optreedt op lokaties van >50m diep. Teverwachten is dat deze variant tot stratificatie leidt. Ecologisch gezien is ditnadelig voor de stabiliteit van het ecosysteem, en daarmee voor alle gehanteerdecriteria. Voordeel van diepe winning is dat er relatief een kleiner oppervlak van debodem wordt verstoord. Ander voordeel is dat diepe putten een positief effecthebben op de omgevingkwaliteit.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 55

Page 53: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Effecten van ondiepe zandwinning op grote schaal (variant a) zijn niet zondermeer af te leiden uit bekende effecten van huidige zandwin aktiviteiten. Dit komtomdat herstel na winning wordt bepaald door import van sediment en orga-nismen, hetgeen afhankelijk is van het winoppervlak t.o.v. de omringende ge-bieden. Grootschalige winning kan de toevoermogelijkheden beperken door hetrelatief grote eigen oppervlak. Zandwinning heeft directe effecten en effecten oplangere termijn die met de herstelmogelijkheden te maken hebben.

Intermezzo: zandwinning & troebelheidStel dat er 100.10*6 m3 zand per jaar gewonnen wordt met een slibgehalte van0.5 % . Indien hiervan 20 % in suspensie komt betekent dit het vrijmaken vaneen slib volume van:

100.10*6*0.001 = 0.1.10*6 m3,dit Is bij een s.g.=2:

0.2.10*12 g = 200. 10*9 g.Deze hoeveelheid is voldoende om een gehalte van 10 g/m3 te verdubbelen ineen watermassa van

1/10 * 200.10*9 g/m3 = 20 km3Bij een diepte van 20 m is dit een areaal van

1000/20 = 50*20= 1000 km2Dit betekent dat de troebele zone (10-50 g/m3 ) veel verder in zee komt te liggen.

De directe effecten van zandwinning op de winlocatie zijn:(i) verwijderen van de bodem met inbegrip van het aanwezige leven(ii) opwerveling van materiaal: toename troebelheid(iii) verandering van de geomorfologie en de bodemsamenstelling

ad i: sterfte van aanwezige biota is onvermijdelijk en zal tijdelijk tot een verhoogdaanbod van detritus (organisch slib) leiden, m.n. op de stortlocatie. De effectenvan de complete verwijdering van groot areaal aan bodemdieren zijn moeilijk inte schatten aangezien dit, vanwege het schaalnivo, thans bekende effecten alsgevolg van stormen en strenge winters e.d. veruit te boven gaat. Het zal in elkgeval effect hebben op de vissen die in deze gebieden fourageren.ad ii: opwerveling van fijn materiaal zal de troebelheid tijdelijk verhogen; dit is af-hankelijk van het percentage slib in het wingebied; vertroebeling zal zowel op dewin als op de stortlocatie optreden. Ook hier verhindert het schaalnivo thans deinschatting van effecten: zie intermezzo.ad iii: het is mogelijk dat er een ander type bodem aan de oppervlakte komt nawinning; dit betekent waarschijnlijk dat de oorspronkelijke bodemdiergemeen-schap niet meer terugkomt.

De langere termijn effecten zijn afhankelijk van de herstelsnelheid, en dit is ondermeer afhankelijk van de winmethode en locatie. Herstel van zowel geomor-fologische als ecologische aspecten vereist toevoer van materiaal uit de omge-ving. De vorm van de winlokatie bepaalt de toevoer uit de omgeving. Als er vankan worden uitgegaan dat er zoveel mogelijk kontakt met de omgeving nodig is,hetgeen wordt bereikt door bijv. in stroken te winnen, dan wordt er een groteroppervlak beïnvloed, maar is de herstelmogelijkheid ook groter. Het is dan vanbelang dat het winningsgebied ten behoeve van het vliegveld in zee niet nabijwinningsgebieden voor andere activiteiten ligt.

Landen in Zee: morfofogische en ecologische effecten 56

Page 54: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / R1KZ

Zo versnipperd mogelijk winnen biedt ook de gelegenheid locaties te kiezen meteen grote natuurlijke bodemdynamiek (megaribbels) om de effecten te minimali-seren. Positieve effecten kunnen eruit bestaan dat een gebied dat nu arm is aanbiota, zo wordt ingericht dat er ecotopen ontstaan die geschikt zijn voor meersoorten en hogere dichtheden.Als we ervan uitgaan dat er toevoer van materiaal uit de omgeving mogelijk is,dan is rekolonisatie van wingebieden met bodemdieren te verwachten, via toe-voer van larven en migratie van overige levensstadia. Hierover zijn onder-zoeksgegevens beschikbaar uit zandsuppleties bij Terschelling. Daaruit blijkt datbinnen enkele jaren herstel van de meeste soorten optreedt via larvenimport, endat oudere stadia van langer levende soorten niet snel terugkomen. Dit hangtoverigens af van het herstel van vorm en samenstelling van de bodem.Er is echter ook waargenomen dat zich een ontgrondingskuil kan vormen onderinvloed van lokale circulatiestromen, waardoor de herstelmogelijkheden geringerzijn.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 57

Page 55: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 58

Page 56: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

7 Discussie

In dit hoofdstuk worden de effecten op stroming, golf en sedimenttransportsamengevat (7.1). Daarnaast is er aandacht voor de effecten op kerntaken (7.2)en de mate van de onzekerheden (7.3). Paragraaf 7.4 geeft tenslotte deaanbevelingen voor verdere studie.

7.1 Conclusie: effecten van een vliegveld in zee

Algemeen:Een kunstmatig eiland voor de kust in de omgeving van Zandvoort / Umuiden ofeen landaanwinning nabij de Maasvlakte is een exra onnatuurlijk element in hetsysteem. Als gevolg hiervan verandert de waterbeweging en wordt eengeleidelijke herverdeling van zand in gang gezet met een grootschalige en vaakonomkeerbare invloed op het kustsysteem. Effecten op de kerntaken kunnenzowel positief als negatief zijn. De effecten kunnen deels wordengecompenseerd door een vormgeving en bouwwijze waarbij zoveel mogelijkwordt ingespeeld op de natuurlijke processen die de nieuwe situatie zullenvormgeven. De tijdsduur waarover de effecten doorwerken hangt af van deomvang van de ingreep. Voor een eiland is dit van een orde eeuw. In hetverleden heeft de bouw van kustverdedigingswerken en andere ingrepen deelsgeleid tot harde overgangen en smalle begrenzingen in de kustzone. Denatuurlijke gradiënten zijn op veel locaties verloren gegaan, het systeem iskwetsbaarder geworden.

Effectenstroomschema:

verandering waterbeweging "*" verandering transporten ~*~ effecten kerntaken

golven ~*~ zand ~>~ veiligheid tegen overstromengetij slib kustlijnhandhaving

WaterbeherenVaarwegen

Vanuit de morfologie van de kustzone geredeneerd zijn er geen directeprohibitieve aspecten. Alleen een volledige blokkade van het sedimenttransport(zand en slib) tussen eiland en vaste wal lijkt ongewenst. De omvang van deeffecten wordt hiermee sterk vergroot en de onzekerheden versterkt.Vanuit morfologisch oogpunt is er een lichte voorkeur voor een variant nabij deMaasvlakte. Daar zijn al veel kunstmatige ingrepen gepleegd zodat de effectenrelatief gering zijn en beter voorspelbaar ten opzichte van een eilandlocatie. Vooreen eiland in zee gaat de voorkeur uit naar een zo natuurlijk mogelijkeaanleg wijze, waarbij een zachte uitvoering met het natuurlijke materiaal zand het

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 59

Page 57: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

beste aansluit bij de kustprocessen. Alleen bij een ver uit de kust gelegen locatiezal het gebruik van harde elementen onvermijdelijk zijn.

effecten op waterbeweging en transportGetij: een landaanwinning voor de kust of een eiland in zee blokkeert degetijstroom. Door contractie van de stroming nemen de stroomsnelheden tusseneiland en huidige kust (orde 25%) en aan zeezijde van het eiland (oflandaanwinning) toe. Stroomopwaarts en stroomafwaarts nemen destroomsnelheden af. De snelheidsverandering is sterk afhankelijk van oriëntatieen vorm van het eiland. De omvang van het beïnvloedde gebied hangt sterk afvan de afmetingen van de locatie. Door een grootschalige landaanwinning kande grootschalige menging beïnvloed worden, de mate is afhankelijk van omvangen locatie van de landaanwinning. Rond de locaties van grootschaligezandwinning wordt de stroming vooral locaal beïnvloed.

Golven: afhankelijk van de grootte van het eiland, de locatie en de afstand uit dekust wordt een gedeelte van de golf richtingen afgeschermd (figuur 3). Tussenhet eiland en de huidige kust vindt direct achter het eiland een volledigeafscherming plaats. Voor de huidige kust blijft nog enige golfwerking (2/3 van deoorspronkelijke golfhoogte bij jaargemiddelde golven) bestaan aangezien nieuwegolven worden opgewekt door de wind en door refractie. Tijdens stormen is derelatieve afscherming groter. Boven het zandwingebied kunnen door de groterewaterdiepte grotere golven bestaan. Effecten voor de kust hangen nauw samenmet de omvang van de winning en de afstand uit de kust.

Sedimenttransport: aan landwaartse zijde van het eiland of direct noord- enzuidwaarts van een landaanwinning wordt een luwtegebied voor golvengecreëerd. In die luwtegebieden neemt het transport af en vindt aanzandingplaats. Dit sediment wordt onthouden aan de aangrenzende kustvakken: daar zalerosie optreden. Lokaal, rond uitstekende delen van het eiland zullenontgrondingen optreden.Door de veranderde waterbeweging en mengkracht zal ook de verspreiding vanstoffen en slib ingrijpend wijzigen. Dit kan leiden tot een verminderde toevoer vanslib en organismen naar de Waddenzee: dit is een ongewenst effect voor hetsysteem. Een verandering in verblijftijd van watermassa's, larven en nutriëntenkan het systeem ook beïnvloeden.

Ecologie: zowel op de zandwinlocatie als op de aanleglocatie wordt hetbodemleven direct verstoord. De herstelsnelheid op de winlocatie is afhankelijkvan het winoppervlak en de windiepte. Op de aanleglocatie wordt een deel vanhet kustgebied direct in beslag genomen, dit gebied wordt onttrokken aan hetnatte ecosysteem. Mogelijke natuurwinst kan optreden doordat het nieuwesysteem (ecotopen, diversiteit) hoger gewaardeerd wordt dan het verlies aanNoordzeeareaal.Door een versterkte uitbreiding van de Maasvlakte kan de menging van zoet metzout water veranderen.

Stratificatie kan ontstaan in zandwinputten. Dit kan leiden tot zuurstofloosheidmet negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 60

Page 58: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Productiviteit de primaire productie is sterk afhankelijk van de troebelheid.Tijdens de aanleg van het eiland zal extra vertroebeling in de kustzone ontstaan,de primaire productie zal afnemen. In het gebied landwaarts van het eiland treedttijdens en na de aanleg door de ligging in de luwte verontdieping op. Meerlichtinvloed leidt tot een verhoogde productiviteit.

Vogels: een eiland in zee heeft grote aantrekkingskracht op vogels, zeker 'snachts als het vliegveld verlicht zal zijn. Zowel voor mogelijke aanleg van eenvliegveld bij de Maasvlakte als een vliegveld op een eiland verdient dit aspectextra aandacht. De aanwezigheid van vogels vormt een risicofactor voor deluchtvaart. Er is geen inrichting van de locatie denkbaar die meeuwen zalbeletten het eiland als rust- en broedplaats te benutten. Metinrichtingsmaatregelen kunnen de vogeibewegingen op het eiland echter welgestuurd worden. Trekvogels zullen met enige regelmaat in grote aantallen ophet eiland neerstrijken. Er is veel kennis over vogelbewegingen echter deonzekerheid met betrekking tot het gedrag van vogels in de nieuwe situatie isgroot. Meer onderzoek kan de mate van onzekerheid verkleinen en dit zal eenpioriteit dienen te zijn in de verdere verkenning van mogelijke kust enzeelocaties.Zeezoogdieren: zijn in dit document niet nadrukkelijk aan de orde gekomen..

7.2 Consequenties en kansen voor RWS kerntaken

In deze paragraaf geeft een kwalitatieve beschrijving van de effecten op dekerntaken van Rijkswaterstaat. Deze zijn: veilige waterkering; de kustlijnligging(•veerkracht van het systeem); het waterbeheer met name ecologie en descheepvaart.

waterkeren:Effecten: de aanleg van een eiland in zee heeft geen significant effect op degolfrandvoorwaarden. Achter het eiland ontstaat een luwtegebied met eenverminderde golfhoogte. Ook voor de huidige kust direct landwaarts van heteiland zal de golfrandvoorwaarde voor specifieke windrichtingen afnemen. Geensignificant effect wordt verwacht op de hoogwaterstanden (nog wel aan te tonen).Landwaarts van een zandwingebied kan een verhoogd golfveid aanwezig zijn.Onder extreme omstandigheden kan dit leiden tot een verhoogde golfaanval incombinatie met een kleine waterstandsverhoging door golfopzet aan de kust.Berekeningen hebben echter aangetoond dat de effecten van een 10 meterdiepe zandwinvariant minimaal zijn. Tijdens stormsituaties de door dezandwinning veroorzaakte grotere piekperiode resulteren in de een groteregolfoploop bij dijken en een versterkte duinerosie. Indien de vergroting van degolfoptoop significant is kan een dijkverhoging of een duinsuppletie noodzakelijkzijn.

Kustlijnligging:Effecten: de aanleg van een eiland verandert de grootte en richting van degrootschalige erosie- en sedimentatiepatronen. Op korte termijn zal deonderhoudsbehoefte hierdoor toenemen met orde miljoenen m3/jaar. Dit issignificant ten opzichte van de huidige suppietiehoeveelheden {6 a 8 m3./jaar).De lange termijn effecten zijn moeilijk voorspelbaar. Op termijn wordt ook opdieper water erosie verwacht. Ook dit heeft invloed op de ondrhoudskosten

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 61

Page 59: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

aangezien het beleid is om ook de erosie op dieper water in de toekomst tecompenseren met suppleties [Kustbalans, 1995].Ook door grootschalige zandwinning wordt de dynamische zandbalans voor dehuidige kust beïnvloed. Op korte termijn kan de de golfgedreven stroming voorde huidige kust veranderen, waardoor een herverdeling van sediment optreedt.Dit effect is echter klein ten opzichte van de huidige langstransportgradiënten. uitmodelberekeningen blijkt dat dit effect niet significant is bij een zandwinning van2 of 5 meter diepte [Maasvlakte studie]. Over de effecten bij grotere putdieptes ofandere locaties kunnen alleen aanvullende berekeningen uitsluitsel geven. Oplange termijn (decennia) worden de zandbalansen van de aanliggendekustvakken in langs en dwarsrichting beïnvloed. Over de omvang van de effectenvan grootschalige zandwinning op de onderhoudskosten van de Nederlandsekust is nog onvoldoende kennis. De onderhoudskosten zijn sterk afhankelijk vande nabijheid van de locatie en de gekozen zandwinvariant. De tijdschalenwaarover de effecten merkbaar kunnen zijn, zijn erg groot.

Kansen worden gecreëerd wanneer het eiland zodanig geplaatst wordt dat delocaties van sedimentatie samenvallen met huidige erosieve gebieden enandersom. Negatieve effecten kunnen beperkt worden door met de vormgevingen de locatiekeuze zoveel mogelijk in te spelen op de natuurlijke processen. Opdeze wijze zal een eiland in zee sneller geïntegreerd raken in de omgeving. Hetontwerp moet zo worden vormgegeven dat in de toekomst een duurzaamkustsysteem blijft bestaan. Door niet al te rigoreus in te grijpen in waterbewegingen sedimenttransport kan voldoende ruimte worden behouden voor de natuurlijkeprocessen (minder kwetsbaar systeem). Een veerkrachtige kust is in staat om inte spelen op toekomstige veranderingen zoals zeespiegelstijging. Het bepalenvan de hoeveelheid ruimte die nodig is voor veerkracht is niet eenvoudig en sterkafhankelijk van de beschouwde functies en de tijdschaal.

Waterbeheer:Effecten: de processen in de kustzone worden gekenmerkt door een hogeproductiviteit. Er is dan ook veel voedsel voor herbivoren in de kustzone. Dezeherbivoren leveren weer voedsel voor vissen en vogels. Tijdens aanleg van heteiland zal de troebelheid toenemen voor een deel van het Noordzeegebied. Deproductiviteit kan hierdoor verminderen.De ingreep is een bedreiging voor het systeem indien de menging verslechtert.Indien de zoet/zout gradiënten hersteld worden zal de stress door plotselingezoutgehalte-overgangen verminderen, waardoor mogelijk het trekvisbestandverbetert.Een veranderde slibstroom kan een een bedreiging zijn voor het ecosysteem vande Waddenzee; indien de ingrepen leiden tot een verminderde toevoer naar hetsysteem.Zandwinning: door de aanleg van een zandwinput zal de menging in de vertikaalafnemen. De horizontale menging neemt mogelijk toe. Ook door de vorming vanstagnant water kan de waterkwaliteit aangetast worden. Dit is lokaal een negatiefeffect, met evenwel positieve uitstraling naar de omgeving.

Kansen:Abiotische randvoorwaarden: een zodanige vormgeving en uitvoering kanworden nagestreefd dat menging van zoet en zoutwater wordt gemaximaliseerd,

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 62

Page 60: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

omvang van areaal ondiep water en transportmogelijkheden van biota wordenbevorderd.productiviteit door de aanleg van een eiland in zee wordt de kustzone in zekeremate verondiept van met een effect op de productiviteit. Verder biedt het creërenvan ondieptes en lagunes mogelijkheden voor productiviteitbevordering encreëren van ecotopen.ecotopen: maatregelen dienen zo uitgevoerd te worden dat soortenarmeecotopen worden benut voor de ingrepen (keuze zandwin- en eilandlocaties),terwijl de aanleg zo wordt ingericht dat meer zeldzame ecotopen ontstaan: eenbeleid dat stuurt op zeldzaamheid. Te denken valt aan zandwinlokaties indynamische bodems met megaribbels, zodanig dat afvlakking van de ribbelsontstaat. Vaak zal het slibgehalte in deze ribbels relatief laag zijn. De bodem dieoverblijft moet zo worden ingericht dat zich snel nieuwe individuen vestigen. Devormgeving van het vliegveld dient zo te zijn dat zich nieuwe ecotopen kunnenontwikkelen die een soortenrijke gemeenschap kunnen herbergen. De overgangvan de kustuitbreiding of het eiland kan ook kansen bieden door het scheppenvan randvoorwaarden voor specifieke funkties biedt kansen: met name kinder-kamer, paaiplaatsen, slaapplaatsen voor vogels, fourageergebieden,kustbroedlocaties en hard substraatGradiënten: Het unieke karakter van de kustzone wordt onder andere bepaalddoor het grote aantal gradiënten zoals zoet / zout, hard / zacht, diep, ondiep,troebel, iichtdoorlatend, zand / slib etc. Een zeewaartse uitbreiding met kansenvoor het mariene ecosysteem is er een waarbij nieuwe geleidelijke zoet-zoutovergangszones in ondiepe 'estuarine' gebieden ontstaan door het vergroten vande natuurlijke gradiënten. Dit kan worden gezien ais een zeewaartsecompensatie van het verlies aan dit soort gebieden door de diverse grootschaligeingrepen in de kustzone in het verleden (Deltawerken, Afsluitdijk).

Scheepvaart:Indien de landaanwinningen buiten de vastgestelde zeevaartroutes wordenaangelegd dan zijn er geen grote effecten op de beroepsvaart. Recreatievaartmoet omvaren. Negatieve effecten voor de scheepvaart treden op indien destroomsnelheden nabij haventoegangen toenemen. Rondom het eiland zalcontractie van de stroming optreden waardoor de stroomsnelheid toeneemt.Indien het eiland nabij een haventoegang of een scheepvaartroute wordtaangelegd kan^r trinder voor de scheepvaart optreden. Indien het eiland nabijUmuiden wordt aangelegd dan zal de stroomsnelheid voor de haven zekertoenemen. De grootte en richting van deze veranderingen en de effecten opbevaarbaarheid moeten nader worden onderzocht.Zandwinning: Er worden geen directe effecten verwacht als gevolg van een vergelegen wingebied (NAP-20 meter en dieper). Zoals reeds beschreven inhoofdstuk zandwinning zijn de effecten van een zandwinput op waterstand,stroming en golven lokaal het sterkst. Effecten kunnen wel optreden indien hetzand wordt gewonnen uit een overdimensionering van de Ugeul of de Euro-Maasgeul (conform plannen Siemens). Grootte van de effecten is onzeker.

7.3 Integratie: omgaan met onzekerheden

In dit rapport worden de effceten van de aanleg van een eiland in zee of eenlandaanwinning nabij de Maasvlakte kwalitatief beschreven. Er zijn slechtsenkele verkennende ondersteunende berekeningen uitgevoerd. Dit betekent dat

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 63

Page 61: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

er in dit stadium van de discussie nog veel onzekerheden blijven bestaan. Eengroot deel van deze onzekerheden zijn in te vullen door middel van eengedetailleerde studie. In deze paragraaf worden de grootste knelpunten inonzekerheden aangeduid.

Waterbeweging: zowel de grootschalige als de locale waterbeweging is met hetbeschikbare modelinstrumentarium voldoende nauwkeurig te modelieren. Ook deeffecten op de grootschalige menging zijn te berekenen.

Sedimenttransport de onzekerheidsmarges in de modellering van getijgedreventransport (zand, slib) op dieper water en het golfgedreven transport in debrandingszones zijn groter. De ontwikkelingen van het ecosysteem en hetmorfologische systeem kunnen initieel in redelijke mate voorspeld kunnenworden. De ontwikkel van elke zandhobbel afzonderlijk is natuurlijk niet tevoorspellen. Dit is echter ook niet nodig, vooral de grote lijnen en trends zijn vanbelang.Met het huidige modelinstrumentatium is het niet mogelijk om lange termijneffecten voldoende nauwkeurig te voorspellen. Momenteel wordt onderzoekverricht om dit in de toekomst wel mogelijk te maken.Daarnaast hangt de waarde van de voorspelling echter sterk samen met deervaring met het aanleggen van grootschalige projecten in de Noordzee. Metlandaanwinningen aan de kust (Maasvlakte) is inmiddels enige ervaring. Hetaanleggen van een grootschalig eiland in de Noordzee is echter een nieuweontwikkeling: onzekerheidsmarges in de berekeningen zullen groter blijven.

Vogels: over de aantrekkingskracht van een zeelocatie op vogels en demogelijkheid tot het creëren van een vogelvrij eiland is nog veel onzekerheid.Deze onzekerheid kan binnen afzienbare termijn worden verkleind door hetuitvoeren van gerichte onderzoeken. Het onderzoek zou moeten bestaan uit eengeïntegreerde aanpak waarbij gelijktijdig moet worden gewerkt aan hetkwantificeren van een toelaatbaar risico voor vliegtuigen en vliegvelden, hetontwikkelen van risico-analyse modellen, een meetmethoden, het definiëren vande benodigde gegeven om deze modellen te valideren, het zoeken vanmeetlokaties en voorbereiden van metingen. Vervolgens dienen de metingenuitgevoerd te worden, met een voortdurende terugkoppeling naar de modellen,het ontwikkelen van inrichtingsalternatieven, prognotiseren van risico's. Dit moetleiden tot inrichtings- en beheersadviezen met een gekwantificeerd risico voorhet vliegverkeer.

7.4 Aanbevelingen

Het valt buiten de taken van de overheid om te komen met een gedetailleerdontwerp voor een luchthaven in zee. Indien de politiek beslist dat de zeelocatieseen optie zijn voor een uitbreiding van Schiphol dan is het de taak van deoverheid om de langetermijn effecten; de samenhang; wisselwerkingen metandere plannen en de effecten op andere functies in kaart te brengen. Dezeaspecten bepalen de effecten op de kerntaken. Aanbevelingen voor verderonderzoek:

1. Gedetailleerd modelonderzoek naar effecten op waterbeweging ensedimenttransport (en dus op kerntaken). Daarnaast onderzoeken van de invloed

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 64

Page 62: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

van de vorm van de uitbreiding, materiaal van aanleg en de exacte locatie. In ditonderzoek zal de nadruk moeten liggen op de langetermijn effecten en dewisselwerkingen met andere plannen in de kustzone (bijvoorbeeld windmolens)2. Lange termijn effecten van grootschalige zandwinning, zowel op morfologieals op ecologie.3. Gedrag van slib onder invloed van de kustplannen en de invloed op zoet/zoutmenging met het bijbehorend het gedrag van stoffen. Hiervoor zijnwaterkwaliteitsmodellen inzetbaar. Slib: significante vertroebeling van hetzeewater gedurende de langdurige aanleg (negatief ecologisch effect)4. Effecten troebelheid en verandering in ondiepwater areaal op de primaireproductie en op de kwaliteit van het fytoplankton: in hoeverre is er kans opplaagalgen-bloeien (expert judgement)?5. Natuurlijkheid: maakbaarheid van de natuur, hoe kunnen de kansen benutworden.6. Vogels: Hier worden de belangrijkste onderdelen van het mogelijkevogelonderzoek gepresenteerd. Een uitgebreide beschrijving van hetvogelonderzoek is terug te vinden in werkdocument RIKZ/OS-97,841x- Het ontwikkelen van speciale radarsystemen en meetmethoden.

Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de kennis bij de Luchtmacht; hetROBIN-systeem. Een dergelijk systeem zal beschikbaar moeten komen opeen mobiele radar.

- Het kwantificeren van het luchtgebruik door de vogels.De kennis over de z.g. vogelmobiliteit is nog zeer gering. Er zullen gegevensmoeten worden verzameld over soorten en aantallen vogels in het luchtruim.

- Het ontwikkelen van risicoanalysemethodenOp een of andere wijze (modelmatig) moeten de vogelgegevens wordengekoppeld aan de vliegbewegingen van vliegtuigen en daarmeeaanvaringskansen opleveren voor verschillende situaties. Nadenken over derisiconormen. Bijvoorbeeld geen groter risico dan op het huidige Schiphol.

- Het analyseren van effecten van het landschap,Bezien moet worden of het gedrag van vogels, m.n. de hoogte en richtingen,beïnvloed worden door het landschap. Hiermee kunnen aangrijpingspuntenworden gevonden risico's te verkleinen door inrichtingsmogelijkheden.

- Het ontwikkelen van inrichtingsmaatregelen.Inrichtingsmaatregelen kunnen worden gericht op een beïnvloeding van deaantallen vogels en/of het gedrag van de vogels. Met de huidige kenniskunnen wel inrichtingsmogelijkheden worden verzonnen, maar is deslagingskans van de beoogde doelstelling nog onvoldoende groot.Let wel; inrichtingsmogelijkheden kunnen betrekking hebben op de vormenetc. van het eiland, van de oevers, van de zeebodem in de omgeving,alsmede van de toelaatbare vormen van menselijk medegebruik, waarondermede begrepen de visserij.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 65

Page 63: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 66

Page 64: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / R1KZ

8 Literatuur

Bout, R. Van den, 1997. Morfologische effecten van de aanleg van deKustlocatie: verkennende studie. Deel 1 tekst en deel 2 figuren. Rapport RIKZ-96.037.

Eisma, D. & T. Fey. 1982. De kust van Rottum tot Calais

Holtmann et al., 1996. Atlas of the zoobenthos of the Dutch Continental shelf.Min VenW, North Sea Directorate. 244p

Hoogewoning, S.E., 1996. Tijdelijke zandwinputten. Advies over demorfologische effecten bij het gebruik van tijdelijke zandwinputten landwaartsvan de NAO-20m dieptelijn. Werkdocument RIKZ/OS-96.161x.

Hoogewoning, S.E., 1997. Effecten grootschalige zandwinning: verkennendadvies ten dienste voor grootschalige zandwinning. Rapport RIKZ-97.033

Icona, 1992. Noordzee-atlas. SDU

Klein, A.W.O & J. van Buuren, 1992. Eutreophication of the North Sea in theDutch coastal zone 1976 -1990. DGW WS-92.003

Kraak, A.W., F.C. Groenendijk & J.M. Stam, 1996. Verkenning wisselwerkingenkustingrepen. RIKZ 96-012

Kustbalans 1995: de tweede kustnota. Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Kuijper, E.V.L., 1997a. Veiligheid van de waterkeringen in relatie tot Maasvlakte2: extreme golfklimaat. Werkdocument RIKZ/AB-97.102x

Kuijper, E.V.L en M.E. Phillipart, 1997b. Veiligheid van de waterkeringen inrelatie tot Maasvlakte 2: Basispeilen. Werkdocument RIKZ/AB-97.103x

Kuijper, E.V.L., 1997c. Maasvlakte 2: de beïnvloeding van waterbeweging enstoftransport langs de Nederlandse kust. Rapport RIKZ-97.010.

Marchant, M., 1997. Veerkracht van de kust: ontwikkeling en operationaliseringvan een 'veerkrachtmeter'. Waterloopkundig Laboratorium, rapport Z2136.

Meegroeien met de zee: naar een veerkrachtige kustzone, 1996. Wereld NatuurFonds.

Min LNV, 1990. Natuurbeleidsplan

Min LNV, 1993. Structuurnota kust en zeevisserij

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 67

Page 65: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Min V&W, 1989. NW3

Min V&W, 1993. Integraal Beleidsplan Voordelta

Min V&W, 1996, Watersysteemverkenningen

Min V&W, 1997. NW4

North SeaTask Force 1993. QSR

Rijkswaterstaat, 1991. Regionaal Ontgrondingenplan Noordzee: beleidsnota.Directie Noordzee.

Roelovink, D., 1996. Kustlocatie: morfologische berekeningen. Waterloopkundiglaboratorium, rapport Z2142.

Salden, 1996. De slibbalans voor de Nederlandse kustwateren onder invloed vanslibonttrekking als gevolg van strengere kwaliteitstoetsing van baggerspecie.Werkdocument RIKZ/OS....

Steijn, 1996. Grootschalig morfodynamisch modelonderzoek. Invloed van devormgeving van Maasvlakte 2 op de grootschalige morfodynamica van deNederlandse kust: deet 1 tekst en deel 2 figuren. Waterloopkundig Laboratorium,rapport H3059.

Vogels:

Wolf, P. de (ed), 1990. De Noordzee. Terra.

Anonymus 1997. Een botsing van vliegculturen. Vogels 4. p.8-11.

Baptist H.J.M. 1980. Energieplannen, consequenties voor vogels.Rijkswaterstaat, deltadienst, notitie DDMI-80.273, Middelburg.

Baptist H.J.M. 1997a. Kustontwikkeling en vogels. Intern memo RIKZ-Middelburg, 2 april 1997.

Baptist H.J.M. & Meininger P.L (red.) 1996. Vogels van de Voordelta, 1975-1995. Rapport RIKZ 96.018. Rijksinistituut voor Kust en Zee, Middelburg.

Baptist H.J.M., Witte & Wolf (in press). De Eidereend

Baptist H.J.M. & Wolf P.A. 1993. Atlas van de vogels van het NederlandsContinentaal Plat. Rapport 93.013, Rijksinstituut voor Kust en Zee, Middelburg.

Brouwer H. & Rijsdorp A. 1997. Luchthaven op natte lokaties: luchtvaart envogels. Concept juli 1997. Rijkswaterstaat, Bouwdienst, Utrecht.

Buurma L.S. 1987. Patronen van hoge vogeltrek boven het Noordzeegebied inoktober. Limosa 60: 63-74.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 68

Page 66: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Buurma L.S. 1995. Long-range surveillance radars. Israël Journal of Zoology, 41;221-236.

Buurma L.S. & van Gasteren H. 1989. Trekvogels en obstakels langs deZuidhollandse kust. Rapport Koninklijke Luchtmacht, Den Haag.

Buurma L.S., Lensink R., & Linnartz L. 1986. Hoogte van breedfronttrek overdagboven Twente: een vergelijking van radar en visuele waarnemingen in oktober1984. Limosa 57:150-165.

Buurma L.S. & Ockeloen M.W. zonder jaar. Radar observation of burd intensity.Documentation sheet D389001A, Klu en TNO, Den Haag.

Camphuysen C.J. 1994. The harbour Porpoise Phocoena phocoena in theSouthern North Sea, IE: a come-back in Dutch coastal waters ? Lutra 37.

Camphuysen C.J. & van Dijk J, 1983. Zee- en kustvogels langs de Nederlandsekust, 1974-79. Limosa 56: 81-230

Camphuysen C.J. en Leopold M.F. 1994. Atlas of seabirds in the southern NorthSea. IBN-research report 96/6, Texel.

Dirksen S., Spaans A.L & van der Winden J. 1996. Nachtelijke trek envlieghoogten van steltlopers in het voorjaar over de noordelijke havendam vanUmuiden. Sula 10(4): 129-142.

Jonkers D.A. & Spaans A.L (red) 1997. Vogels en mainportsystemen. Internenotitie, april 1997 van IBN-DLO te Wageningen.

Lensink R. & van der Winden J. 1997. Trek van niet-zeevogels langs en over deNoordzee: een verkenning. Concept juli 1997. Rapport Bureau Waardenburg97.23, Culemborg.

Leopold M.F., Baptist H.J.M,, Wolf P.A. & Offringa H. 1996. De Zwarte Zee-eendMelanitta nigra in Nederland. Limosa 68: 49-64.

Platteeuw M., van der ham N.F. & den Ouden J.E. 1994. Zeetrektellingen inNederland in de jaren tachtig. Sula 8(1/2; special issue): 1-203.

Saeijs H.L.F & Baptist H.J.M. 1980. Coastal engineering and European winteringwetland birds. Biological Conservation, vol 17. no.1, p.63-83.

Schobben H. 1997. TNLI workshop "Vogels en uitbreiding Schiphol". Conceptverslag van een op 16 mei 1997 gehoude workshop. RWS-Directie Noordzee,Rijswijk.

Smit C.J. & Buurma LS. 1975. Vogels en hoogspanningsieidingen op deMaasvlakte. Rapport Prov. Planol. Dienst Zuid Holland.

Tempel R. van den & Osieck E.R. 1994. Belangrijke vogelgebieden in Nederland,technisch Rapport 13, Vogelbescherming Nederland, Zeist.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 69

Page 67: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Winden J. van der, Moorsel G.W.N.M. van & Dirksen S. 1997. NearShoreWindenergie, voorstudie Lokatie Selectie; effecten op vogels, bodemdieren,vissen en zeezoogdieren. Rapport Bureau Waardenburg 97.15, Cuiemborg.

Winkelman J.E. 1989 -1992. Vogelonderzoeken bij windturbines. Serie RIN-rapporten 89/15, 92/2, 92/3, 92/4, 92/5, 92/6, Arnhem.

Winkelman J.E. 1987. Vogels en windturbines. Llmosa 60:153-154.

Landen in Zee: morfologische en ecologische effecten 70

Page 68: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

Bijlagen

B.1 Getijberekeningen

Voor elke berekening is gebruik gemaakt van jaargemiddelde condities1. Stromingspatroon vloed: Huidige situatie

0.7743

10.6000

0.4000

0.2000

0.0009

model: KuetetrooKopc «atO.WInd 8 nft ZW.TO situatie, VolocBy maanltüda (WS), datum: 940223. tijd: 000 Velocity magnitude (M/S)

Page 69: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

2. Stromingspatroon vloed: situatie met eiland

11464

11.0000

0.6000

10.6000

0.4000

0.2000

0.0002

Veloclty magnitude (U/3)

model: Kuststreok,opc a3z ,Wlnd 6 m/ë ZW.SH, Vdoolty magnltuda (M/S), datum: 940823, tijd: 000

Page 70: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / R!KZ

3. Stromingspatroon eb: huidige situatie

0.7743

10.6000

10.4000

'h0.2000

0.0009

Veloclty magnitude (M/S)

model: Kust8trooK,opc s3tO,Wlnd B m/s ZW.TO altuatle, Valoclty mapnltuda (M/S), datum: 940228, tijd: 1B0O

Page 71: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

4. Stromingspatroon eb: situatie met eiland

11.1464

10000

10.6000

0,6000

0.4000

0.2000

0.0002

Velocity magnitude (M/S)

modal: KustetrooKopc s3z ,Wnd B m/s ZW,SH, VeiocBy magnitude (M/S), dalum: 940BS2, ttjd: 1800

Page 72: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RIKZ

5. reststroming: situatie met eiland

* / * - *

i 0.2913

10.2600

0.2000

10.1500

0.1000

0.0600

0.0000

Eulerian realdua)(notizontal) vekwttles

nodel: KuatstrooKopc e3z ,Wlnd B m/a ZW.SH, Eutetlan resMual (horizontal) valocWas. datum: &4Q223, tijd: 100

Page 73: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee / RtKZ

B.2 Golfberekeningen

Voor drie windrichtingen is gerekend met jaargemiddelde golven. Alleen deresultaten van westenwind worden weergegeven.1. Dieptelijnen: situatie met eiland

Page 74: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Z e e / RIKZ

2. Golven west: huidige situatie

vliegveld ymuideyO5GOLFHOOGTE ymtO27O

-—I 2000 m: 1.00x10-1 m

Page 75: Landen op zeepublicaties.minienm.nl/download-bijlage/52527/... · 5.5 Gebruiksfuncties 47 5.6 Zoeken naar oplossingen 49 5.6.1 Effecten op vogels door een landaanwinning 49 5.6.2

Rijksinstituut voor Kust en Zee f RIKZ

3. Golven west: situatie met eiland

vliegveld ymuideyO2GOLFHOOGTE ymv2270

2000 m00x10-1 m