Kunstatelier Landschapsparken

60
Kunstatelier landschapsparken

description

Kunstatelier Landschapsparken 2010

Transcript of Kunstatelier Landschapsparken

Page 1: Kunstatelier Landschapsparken

Kunstatelier

landschapsparken

Page 2: Kunstatelier Landschapsparken

Rijswijk, september 2010

Page 3: Kunstatelier Landschapsparken

inhoudsopgave

Samenvatting 4

1. Inleiding 7

Ochtend 11

2. Ontwikkeling van de landschapsparken 12

2.1 Landschap in overgang 12

2.2 Kort historisch overzicht 13

2.3 Nieuwe landschapsparken 13

3. Visie op landschapsparken vanuit de kunsten 15

essay André Dekker: Grote spelers 16

essay Hans de Hartog: Natuur in Nederland is een illusie 20

essay Irene Fortuyn: Langzaam kijken 24

essay Willem van Toorn: Nederland is een cultuurlandschap 29

Middag 32

4. Impulsen 33

Voordracht Hans van Houwelingen 33

essay Hans van Houwelingen: Decreatie, het bewust afzien van ingrepen 44

Voordracht Job Koelewijn 37

essay Job Koelewijn: Polariteit als scheppend principe 40

5. Debat 43

5.1 Positie van de kunstenaar in het planproces 43

5.2 Kunst versus landschapsarchitectuur 46

6. Conclusies 48

Ter inspiratie, kunstenaarspagina’s 51

Colofon 59

Page 4: Kunstatelier Landschapsparken

samenvatting

De opgave

Op 9 april 2010 organiseerde Kunstgebouw in samenwerking met de Groenservice Zuid-

Holland en Bureau Cultuur van de provincie Zuid-Holland een atelier met kunstenaars,

landschapsarchitecten en andere betrokkenen bij de inrichting en het beheer van

recreatiegebieden. Het atelier beoogde nieuwe impulsen te geven aan idee- en

conceptvorming voor de inrichting van de groene recreatieve ruimte in de stedelijke

invloedssfeer: het metropolitane landschapspark.

Het atelier was opgezet rond een zestal essays en inleidingen van kunstenaars en schrijvers.

Dit materiaal vormde de basis voor een discussie in een viertal werkgroepen. Deze

samenvatting van het atelier volgt de chronologie van de vier bijdragen en sluit af met een

samenvattend verslag van de plenaire beraadslaging.

Baten van kunst - Andre Dekker/ Observatorium

In zijn bijdrage constateert André Dekker dat de culturele, kunstzinnige en wereldburgerlijke

component geheel ontbreekt bij het maken van beleid en plannen voor de groengebieden

nabij de steden. Bestuurders, burgers en belangengroepen die ruimtelijke plannen maken

baseren de waarde van hun landschap op behoud, aanpassing van het onvermijdelijke en

een droomachtige voorstelling van kleinschaligheid.

Kunstenaars kunnen van waarde zijn om de culturele component terug te brengen in de

planvorming. Daarvoor is van belang dat de kunstenaar bij het beleid wordt betrokken. De

kunstenaar moet worden uitgenodigd om mee te denken over de hoofdkeuzen van de

invulling van de landschapsparken en in het bijzonder van de kunst en natuur in die parken.

Een plek aan tafel bij het openbaar bestuur, dat verantwoordelijk is voor de invulling van de

landschaps-parken, is daarbij een logische propositie. Uitgangspunt is gelijkwaardigheid

tussen kunst en andere beleidsvelden die een rol spelen in de programmering van

landschapsparken.

Ten opzichte van de huidige realiteit moet het aspect kunst meer gewicht krijgen. Dat kan

als de baten van kunst meer in beeld worden gebracht en op waarde worden geschat. Dit is

uit te drukken in economische baten omdat de attractiviteit en aantrekkingskracht van een

gebied met kunst toenemen, waardoor inkomsten worden gegenereerd. Financiële

drempels die er nu zijn om kunstenaars in te schakelen bij de beleidsvoorbereiding en

planvorming kunnen worden weg genomen als de (economische) baten deels wegvloeien

naar een „kunstbank‟ waaruit de kunstenaar kan worden betaald.

Über-natuur - Hans den Hartog Jager

Volgens Hans den Hartog Jager vermommen wij cultuur als natuur. Beleidsmakers,

natuurdenkers en langzaam ook het publiek zijn natuur in de afgelopen eeuw gaan

Page 5: Kunstatelier Landschapsparken

beschouwen als een groengerande versie van cultuur. Een ontwikkeling die belangrijk

samenhangt met het gegeven dat natuur zich in ons cultuurlandschap van oudsher als een

bijproduct van de landbouw heeft gemanifesteerd. Gevolg is dat we in dit land een bijna

pervers natuuridee hebben ontwikkeld. Groen is al snel synoniem met natuur. Die denk- en

waarnemingsfout kan worden gecorrigeerd door de rolverdeling tussen cultuur en natuur op

scherp te zetten. De kunsten kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Er kan bijvoorbeeld

worden gewerkt met het concept „über-natuur‟, waarin de culturele component binnen de

Nederlandse natuur zichtbaar wordt gemaakt. Een krachtige uitwerking van dit idee kan

plaats vinden door uniciteit op de grote schaal als uitgangspunt te nemen: maak een

(grote) boomgaard in Limburg, een (groot) meer in Utrecht, een (grote) moestuin in

Gelderland.

Aan de andere kant van het spectrum kan „echte‟ natuur worden ontwikkeld. De beleving

van die echte natuur moet puur zijn. Dat wil zeggen natuur(beleving) zonder dat hieraan

een culturele, stedelijke belevingsvorm is toegevoegd. Door het conceptualiseren van de

natuur(beleving) versterken we het bewustzijn van de mens en zijn plaats in de wereld.

De ontkoppeling van de culturele component in wat wij gewoon zijn natuur te noemen,

maar wat feitelijk een misvatting is, en het scherp tegenover elkaar positioneren van

„cultuurlijke natuur‟ en „echte natuur‟, draagt ook bij aan het besef dat er grenzen zijn aan

de wijze waarop de mens zich de natuur kan toe-eigenen.

Contextueel plannen - Irene Fortuyn

In haar bijdrage aan het atelier stelt Irene Fortuyn de beeldvorming van ons landschap en

de cultuur van de Nederlandse landschapsplanning ter discussie. Hoe verhoudt het beeld

dat beleidsmakers van het landschap hebben zich tot de fysieke werkelijkheid? Is daarbij wel

ruimte voor de nauwkeurige observatie van het huidige landschap? De grootschalige

transformatie van stadsrandgebieden, zoals die gaat plaats vinden in West-IJsselmonde,

bedoeld om ruimte te bieden voor stedelijke recreatie en natuur, lijkt de plank deels mis te

slaan. De intrinsieke kwaliteiten van het bestaande (polder)landschap worden te weinig

gewaardeerd en niet als uitgangspunt genomen bij de landschappelijke vernieuwing. Een

ander bezwaar is dat alle (recreatie)landschappen door vastgestelde inrichtingsnormen op

elkaar gaan lijken. De nivellering die hiervan uitgaat wordt nog versterkt door het houden

van enquêtes en onderzoeken naar wensen en behoeften van omwonenden. De

uitkomsten hiervan leiden tot een vertaling naar gemiddelde landschappen met voor elk

wat wils en een hoog nostalgisch karakter. Landschappen waarin het karakter van de

specifieke plek paradoxaal genoeg raakt ondergesneeuwd. En die zich niet onderscheiden

van andere landschappelijke inrichtingen en geen echte uitdagingen bieden of

verwondering wekken.

De boodschap is helder. Nederland heeft veel kwaliteit. Bij landschappelijke vernieuwing

moet daarom veel meer rekening worden gehouden met de context. Daar hoeft weinig

aan te worden toegevoegd. Gebieden moeten alleen goed worden ontsloten, zowel fysiek

als mentaal. De in een gebied aanwezige kennis en energie kan worden aangewend om te

bepalen wat het gebied aan kwaliteiten heeft en hoe daar in de nieuwe inrichting mee

moet worden omgegaan. Daarvoor zijn de mensen die er wonen en werken belangrijke

informatiebronnen.

Page 6: Kunstatelier Landschapsparken

Authentieke landschappen - Willem van Toorn

De bijdrage van Willem van Toorn bevat een overeenkomstige stellingname. Ook hij pleit

voor een grotere waardering van het bestaande cultuurlandschap. De conceptontwikke-

ling en inrichting van het (stadsrand)landschap vindt plaats met de blik van de stedeling en

diens behoeften aan recreatiemogelijkheden bij de stad. Dat is een ontkenning van de

fundamentele verschillen tussen stad en land. En biedt ook een vernauwde blik op de vrije

tijdsbeleving van de stedeling: „de‟ (stedelijke) recreant bestaat immers niet. De impliciete

suggestie in de recreatieplanning dat dit wel het geval is en we voor die recreant kunnen

plannen moet met uiterste terughoudendheid worden gebezigd. De planning voor nieuwe

landschapsparken moet, gelijk aan de bijdrage van Irene Fortuyn, uitgaan van de waarde

van het niet aangepaste platteland. Van Toorn voegt daar nog aan toe dat de

boerenbedrijvigheid – dé drager van het platteland – moet worden versterkt. Dat is ook in

het belang van de recreant die gebaat is bij een met de stad contrasterende wereld.

Hetzelfde geldt voor het automatisme om recreatie in het buitengebied direct te

vermengen met natuur(beleving). De ontwerpopgave wordt vele maler interessanter als dat

automatisme wordt losgelaten en er een botsing van twee werelden plaatsvindt. Dat pleit

voor het maken van een heldere keuze voor een nieuwe gebiedsinrichting. Behoud of

ontwikkel authentieke landschappen. Neem bestaande, op landbouwkundig gebruik

gebaseerde, landschapskarakteristieken als leidend principe. Of creëer landschapsparken

met allure. Een grand design dat past bij de mondiale stad. Kunst moet daarbij niet als

„schaamlap‟ of „vitaminepil‟ worden toegepast, maar als visie worden geïntegreerd in de

conceptvorming.

Decreatie - Hans van Houwelingen

Hans van Houwelingen opent zijn bijdrage met de stelling dat kunstenaars zich in

landschappelijke opgaven moeten voegen in een keurslijf. Als de kunstenaar wordt

ingeschakeld liggen visies en uitgangspunten voor een potentieel landschapspark al vast.

Geplaatst voor voldongen feiten mag de kunstenaar achteraf een toekomstvisie

ontwikkelen zoals bijvoorbeeld het geval is bij het landschapspark het Buijtenland van

Rhoon. De kunstenaar wordt dan gedwongen zaken te legitimeren waar hij wellicht juist

kritisch op wil reflecteren. Van Houwelingen hekelt die „opdirkfunctie‟ van de kunstenaar en

wijst op de noodzaak tot een kritisch reflectieve houding van de kunstenaar. Bijvoorbeeld

om de huidige planningspraktijk van programmatische recreatie ter discussie te stellen.

“Mensen die voorheen een buitenwandeling maakten worden landschapsconsumenten. Zo

is er in de huidige opvatting over de overgang van stad en land voor iedereen wat te

beleven. Je wordt als het ware op een stadse manier op het landschap voorbereid.”

Van Houwelingen stelt dat het niet lang zal duren eer mensen willen vluchten uit het

programmatisch recreëren.

Met de introductie van het begrip „decreatie‟, het bewust afzien van ingrijpen in een

bepaalde situatie, vat hij zijn kritiek samen en doet hij tegelijkertijd een poging om een

antwoord te geven op die door hem ongewenste planningspraktijk. Hij roept het atelier op

Page 7: Kunstatelier Landschapsparken

om het metropolitane landschap aan decreatieve criteria te onderwerpen, te onderzoeken

hoe dit landschap zich kan ontwikkelen ondanks en over het bestaande beleid.

“Daarin kunstwerken te realiseren die deprogrammeren, dereguleren, politiek incorrect zijn,

die zich dieper verhouden tot het land en mensen respecteren. Kunstwerken die vechten

met de chronologie en smijten met de tijd” .

Polariteit als scheppend principe - Job Koelewijn

Volgens Job Koelewijn werd ons landschap de afgelopen 100 jaar bepaald door de

landbouw en de daarvoor benodigde inpoldering. Heden ten dage worden de

landschappen rond de steden niet meer vormgegeven vanuit landbouwprincipes maar

vanuit de wensen van de stedelingen. De oprukkende steden en een overvloed aan vrije tijd

dicteren de inrichting van de landschapsparken.

Koelewijn stelt voor om bij de inrichting van een gebied over de tijdgeest heen te kijken. Het

is noodzakelijk om uit het mechanische denk- en handelingskader te stappen. Open staan

voor veranderingen is een belangrijke voorwaarde om uit de cirkel van passieve en

mechanische ingrepen in het landschap te ontsnappen. We moeten in staat zijn om een

reëel en betekenisvol alternatief voor de huidige inrichtingsmethodes te ontwikkelen.

Job Koelewijn pleit er voor om polariteit (uitgedrukt in begrippen als yin en yang, leven en

dood, dag en nacht) als scheppend principe te hanteren bij de inrichting van ons

landschap. Hij ziet polariteit als het scheppend principe van het universum en wezenlijk voor

de werking van het leven. Dit principe staat los van een beperkende tijdgeest.

“Door polariteit als essentieel principe te erkennen, kunnen we makkelijk begrijpen dat met

de uitdijende verstedelijking mensen een tegenwicht ontwikkelen. En door te verlangen naar

niet-verstedelijking kom je vanzelfsprekend uit op de natuur”.

Debat

Deze stellingnames en beschouwingen waren voer voor het debat tussen de deelnemers

aan het atelier. Het debat ontplooide zich in twee hoofdrichtingen: de positie van de

kunstenaar binnen het planproces en kunst versus landschapsarchitectuur.

Positie van de kunstenaar in het planproces

Kunstenaars ambiëren een actievere rol in de planvorming dan zij nu krijgen toebedeeld. Nu

is dat vaak aan het einde van de rit, als de planconcepten voor landschapsparken reeds zijn

ontwikkeld of zelfs pas als de inrichting al tot stand is gekomen en er een kunstwerk moet

worden gerealiseerd. De deelnemers achten dit een deels achterhaalde handelswijze en in

elk geval ontoereikend om substantieel bij te dragen aan de vernieuwing van de

stadsrandlandschappen die op stapel staat. De complexiteit en de schaal van die opgaven

vraagt erom in het begin van het proces zoveel mogelijk intelligentie te mobiliseren.

Kunstenaars kunnen daarbij worden ingeschakeld als criticasters van bestaande denkkaders,

en als visionairs en pioniers voor de ontwikkeling van nieuwe planconcepten.

Page 8: Kunstatelier Landschapsparken

Om de huidige planningscultuur van landschapsparken nieuw leven in te blazen moeten

landschapsarchitecten, beleidsmakers, kunstenaars en bemiddelaars elkaar meer opzoeken.

Dan kunnen meer multidisciplinaire planteams worden gevormd waar de (beeldende)

kunste-naar vanzelfsprekend onderdeel van uitmaakt. Dat vraagt om een cultuuromslag bij

de opdrachtgevers (beleidsmakers) die penvoerder zijn van het programma en de eerste

hand hebben in het formeren van planteams. Instellingen als Kunstgebouw kunnen optreden

als intermediair tussen beleidsmakers, landschapsarchitecten en kunstenaars.

Ook is een cultuuromslag nodig bij de kunstdiscipline zelf. De kunstenaar kan zich een meer

pro-actieve houding aanmeten door zich actief in te zetten om eerder in het planproces

betrokken te raken.

Kunstenaars werken ook nog veel alleen en doen onderling weinig aan uitwisseling van

kennis en ervaring. Door samen te werken, bijvoorbeeld op het vlak van naamsbekendheid,

kunnen zij hun krachten bundelen en elkaar helpen bij bijvoorbeeld het in beeld brengen

van organisaties, projectinitiatieven en planprocessen.

Kunst versus landschapsarchitectuur

Landschapsarchitecten en kunstenaars worden vaak in gescheiden trajecten ingeschakeld

bij de planvorming. De eersten vaak in de beleidsvoorbereidende, initiatieffase en in de

ontwerpfase, en kunstenaars vaak later, voor specifieke bijdragen of invullingen. Een enkele

keer ook vraagt de opdrachtgever, veelal een provinciale of regionale overheid, separaat

van de uitvraag voor de landschappelijke inrichting, om een „kunstplan‟ op het hoge

schaalniveau.

Mede door die gescheiden sporen bestaat gebrek aan kennis over de wederzijdse rol, over

wat landschapsarchitecten en kunstenaars aan elkaar hebben in de planvorming. Zo kan

onduidelijkheid ontstaan over competenties tussen beide disciplines en worden door

sommigen (kunstenaars) vragen gesteld over de vermeende verschillen en overeenkomsten

tussen kunst en landschapsarchitectuur. Doen beide disciplines niet hetzelfde? Zo niet,

waaruit bestaat dan de complementariteit tussen kunstenaars en landschapsarchitecten?

Andersom is ook bij landschapsarchitecten weinig bekendheid over kunst in het landschap

en de rol die kunstenaars kunnen spelen in de planvorming van nieuwe landschapsparken.

Publicaties over kunst in het landschap zou deze onbekendheid deels kunnen wegnemen.

Page 9: Kunstatelier Landschapsparken

1 inleiding

Aanleiding

In het kader van de provinciale percentageregeling heeft de provincie Zuid-Holland de

landschapsparken het Buijtenland van Rhoon en Midden-Delfland aangewezen voor twee

te realiseren kunstwerken.

De vraagstelling vanuit de provincie Zuid-Holland is door Kunstgebouw, Stichting kunst en

cultuur Zuid-Holland en de Groenservice Zuid-Holland (GZH) aangegrepen om te reflecteren

over de rol van de kunsten bij de inrichting van deze en andere landschapsparken.

Als input voor het Kunstplan en de ideevorming voor de rol van de kunsten in de nieuwe

landschapsparken organiseerde Kunstgebouw in samenwerking met de Groenservice Zuid-

Holland en Bureau Cultuur van de provincie Zuid-Holland een atelier op 9 april 2010. Dit

document is een verslag van deze bijeenkomst.

Doel

Het atelier beoogde nieuwe impulsen te geven aan idee– en conceptvorming voor de

inrichting van de groene recreatieve ruimte in de stedelijke invloedssfeer: het metropolitane

landschap. Het doel van het atelier was tweeërlei:

1. Het vinden van nieuwe gezichtspunten voor ontwerp en inrichting van het metropolitane

landschap. Het atelier beoogde denklijnen te verkennen die reflecteren op de rol die de

kunsten kunnen spelen in de visievorming voor het stedelijke landschap en het vergroten

van de beleving- en gebruikswaarde van het buitenstedelijke groen.

2. De resultaten van het atelier worden gebruikt als input voor een plan voor twee

kunstwerken. Het kunstplan is geslaagd indien het overtuigend is ten aanzien van de

uitgangspunten die hierbij gehanteerd moeten worden. Deze uitgangspunten moeten

zodanig zijn dat ze in de praktijk binnen vastgestelde planning en budget kunnen worden

uitgevoerd.

Afbakening

In het atelier gaat het om het vinden van aanvullende gezichtspunten voor zowel

bestaande als nieuw te ontwikkelen gebieden. Bestaand beleid en plannen moeten niet

worden gefrustreerd; bestuurders worden niet voor de voeten gelopen.

De resultaten zijn toepasbaar op alle gebieden om de stad. Het gaat om een nationale

aanpak voor zowel herijking en vernieuwing van bestaande groen- en recreatiegebieden en

voor de ontwikkeling van nieuwe gebieden.

Page 10: Kunstatelier Landschapsparken

Resultaat en leeswijzer

Ter voorbereiding op het atelier is een verkenning (hoofdstuk 2) verricht naar de historie van

de landschapsparken en de opgaven die er liggen voor nieuw aanleg. Daarnaast zijn zes

kunstenaars en schrijvers uitgenodigd om een essay te schrijven over hun visie op de rol van

de kunsten in de landschapsparken. De verkenning en de zes essays zijn opgenomen in dit

document.

Het document start met een korte beschrijving op de ontwikkeling van de

landschapsparken.

De hoofdstukken 2 en 3 vormen de weergave van de ochtendsessies. De essays van

André Dekker, Irene Fortuyn, Hans den Hartog Jager en Willem van Toorn fungeerden

hiervoor als input. Elk essay wordt gevolgd door een verslag van de discussie die gevoerd is

aan de hand van het betreffende essay.

De hoofdstukken 4 en 5 zijn een verslag van de middagsessie. De middagsessie bestond uit

een reactie van Hans van Houwelingen en Job Koelewijn op de resultaten van de ochtend

en een discussie. De inleidingen van Hans van Houwelingen en Job Koelewijn zijn samen met

hun essays opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat een impressie van de plenair

gevoerde discussie aan het einde van de middag.

Page 11: Kunstatelier Landschapsparken

ochtend

Page 12: Kunstatelier Landschapsparken

2 ontwikkeling van

de landschapsparken

Centraal in het atelier stonden de vraagstukken over de transformatie van het stedelijke

landschap en de manier waarop de ruimtelijke kwaliteit van bestaande en nieuwe

landschaps-parken voor de stadsbewoner kan worden verbeterd.

De opgave voor het atelier spitste zich toe op de vraag welke bijdragen de kunsten kunnen

leveren om die doelstelling dichterbij te brengen.

2.1 Landschap in overgang

Transformatie van het landschap

Het stedelijke landschap is in hoog tempo aan het veranderen. Het oorspronkelijke

agrarische landschap bij de stad maakt steeds meer plaats voor tal van nieuwe functies als

bedrijvigheid en recreatie. Groen wordt rood en het landschappelijk palet krijgt een steeds

meer gemengd karakter. De stadsrandzone wordt meer en meer een vogelvrij gebied waar

alles mogelijk is. Vanuit het perspectief en de belangen van de stadsbewoner maar ook van

de gebruikers en bewoners in de stadsrand rijst de vraag of de overheid zich niet veel meer

zou moeten bemoeien met de inrichting en het beheer van de stadsrand. Dit roept op zijn

beurt tal van beleids- en cultuurfilosofische vragen op als: is de stadsrand een apart

beleidsveld? Hoort de stadsrand eigenlijk tot de stad? En hoe kunnen de belangen van

bewoners en stadsbewoners hierin worden gedefinieerd? En, specifiek naar de kunstsector:

tot welke conclusies leidt dit voor de inzet van de kunsten in het stedelijke landschap? En

welke (beeldende) strategieën kunnen worden ingezet?

Groenplanning

De aandacht van de overheid voor de groene ruimte bij de stad is tot nu toe vooral gericht

geweest op de ontwikkeling van recreatievoorzieningen, het (land)inrichtingsbeleid en het

ruimtelijke beleid (verstedelijking, bufferzones). De inrichting van de groene recreatieve

ruimte was en is vooral een zaak van planologen, cultuurtechnici en landschapsarchitecten.

Kunstenaars spelen hierin geen rol van betekenis. De beeldend kunstenaar wordt meestal

ingeschakeld voor het realiseren van objecten. Beleidsvorming voor het stedelijk-recreatieve

(stadsrand)landschap heeft tot nu toe nog beperkt plaats gevonden. Tegen de achtergrond

van de snelle transformatie van het stedelijke landschap vormt dit feit een kans om te

zoeken naar aanvulling van het traditionele planning- en ontwerpteam met de

kunstdiscipline. Waarbij de vraag moet worden gesteld welke rol de kunsten in de

voorbereidende sfeer kunnen hebben.

Page 13: Kunstatelier Landschapsparken

2.2 Kort historisch overzicht

De tijdbalk op de vorige pagina‟s laat zien hoe het volkspark, ontstaan tijdens de industria-

lisatie, zich heeft ontwikkeld tot de huidige landschapsparken zoals het Park van de 21ste

eeuw (gemeente Haarlemmermeer).

2.3 Nieuwe landschapsparken

De vraagstelling rond de bestaande en nieuwe landschapsparken is complex en

uiteenlopend van aard. Hier worden enkele hoofdlijnen van deze planning- en

ontwerpopgave aangestipt.

1. Hoe kan invulling worden gegeven aan de nieuwe metropolitane

landschapsparken? Hoe verhoudt die nieuwe beleidslijn zich tot bestaande

belangen en grondgebruiksvormen?

Er is grote behoefte aan conceptvorming voor het metropolitane landschap. De

aanvankelijke door het rijk gemaakte en inmiddels veel bekritiseerde vergelijking met

metropolitane stadsparken als Central Park in New York wijst op het hiaat in het denken over

het nieuwe metropolitane landschap in ons land en de Randstad.

Dat weerhoudt plannenmakers en ontwerpers er niet van om nieuwe parkontwerpen te ma-

ken voor het stedelijk-recreatieve metropolitane landschap. De voorbeelden die er zijn (Park

van de 21e eeuw; Park Leidsche Rijn in Utrecht; Park Lingezegen bij Arnhem en de parken

het Buijtenland van Rhoon en Deltapoort op het eiland IJsselmonde) lijken af te stevenen op

meervoudig grondgebruik. In het geval van gebieden die zijn ingebed in het stedelijk

weefsel, zoals Park Leidsche Rijn, is het programma duidelijk. Het gaat om duidelijk

gedefinieerde stedelijke functies als sportvelden. Voor andere parkconcepten, waar het

gaat om grotere gebieden, aan, bij of op afstand van de stad, heeft de functiemix een

opener karakter. Via procesontwerp en onderhandelingen krijgen de parken in de tijd nader

invulling.

2. Wat is de rol van de landbouw? Kunnen stedelijke en landelijke functies worden

geïntegreerd in het stadsrandlandschap? En welke kunnen dat zijn?

Gebieden die zijn bestemd voor de ontwikkeling van metropolitane landschapsparken zijn

nu nog vrijwel zonder uitzondering in landbouwkundig gebruik. Voor de nieuwe

parkconcepten doemen een aantal belangrijke vragen op.

Een eerste vraag is welke vorm het landbouwkundig gebruik bij de stad moet hebben.

Concepten als stadslandbouw, zorg en andere mengvormen tussen stedelijke functies en

landbouw wijzen op een tendens waarin de betekenis van de landbouw voor de stad en de

stedeling worden verbreed en vergroot.

Een hiermee samenhangende vraag is: hoe kan de groeninrichting in de context van

bestaand eigendom en grondgebruik plaats vinden? De uitdaging daarbij is om een nieuwe

synthese te bewerkstelligen waarin landbouw, groen, blauw en rood worden ontwikkeld tot

een nieuwe ruimtelijk-functionele eenheid. Ook aan andere maatschappelijke thema‟s zoals

Page 14: Kunstatelier Landschapsparken

gezondheid, duurzaamheid, mobiliteit, etc. kunnen mogelijk worden ingepast in het ontwerp

van de parken.

3. Welke aanvullingen zijn er voor de recreatieve programma‟s van de parken? Kan in

planning en ontwerp van het metropolitane landschap worden ingespeeld op

nieuwe stede-lijke wensen en programma‟s?

De parken moeten de leefbaarheid van onze stedelijke agglomeraties vergroten. De nieuwe

landschapsparken hebben in de eerste plaats betekenis voor de stedeling. Voor een

optimaal maatschappelijk rendement van de nieuwe parken is het van belang om goed te

kunnen inspelen op trends en ontwikkelingen in de stedelijk-recreatieve cultuur, zoals

digitalisering, mobiliteit, demografische ontwikkelingen, gedragsontwikkeling en motieven

van verschillende doelgroepen en individuen. De conceptvorming in de recreatiesector

houdt hiermee geen gelijke tred. Nieuwe visies zijn nodig om te voorzien in de

programmering van bestaande en nieuwe groengebieden die, anders dan nu het geval is,

goed aansluit en inspeelt op het actuele wensen- en behoeftenpatroon van de stedeling.

Groen, natuur, agrarisch land, hoewel vaak binnen handbereik gelegen, oefent betrekkelijk

weinig aantrekkingskracht uit op de gemiddelde stedeling*).

4. Kunnen we de barrières slechten tussen stad en land? Het groen de stad in, maar ook

de stad het groen in?

Traditioneel is het stadspark duidelijk begrensd en gelegen aan de rand van de stad. In de

voorstellen voor het nieuwe metropolitane landschap zijn hiervoor nieuwe visies te

onderscheiden zoals die waarin het park en het landschap doordringen tot in de stad. Het

buitenstedelijke landschap is nu echter onvoldoende verbonden met de stad. Er zijn veel

barrières in de vorm van infrastructuur en belemmerend grondgebruik (bedrijvigheid,

landbouw, (glas-)tuinbouw).

De entrees naar het buitengebied zijn niet herkenbaar genoeg en zien er vaak

onaantrekkelijk uit. Kortom: het stedelijke landschap en de groengebieden zijn slecht

ingebed in de stedelijke gebieden. Stad en Land liggen met de ruggen naar elkaar toe.

*) Opvallende uitkomsten in groenonderzoeken van de grote steden (Amsterdam, Rotterdam) zijn

o.a.:

dat de regioparken ten opzichte van stadsparken nog beperkt worden bezocht,

dat vooral de traditionele (witte) Nederlander wordt aangetrokken, met name ouderen en

gezinnen,

dat fietsen en wandelen de meest voorkomende vormen van recreatie zijn (80% van het

recreatieve gebruik).

Page 15: Kunstatelier Landschapsparken

3 visie vanuit de

kunsten

In de ochtendsessie stond de visie, gezien vanuit de kunsten, op de landschapsparken

centraal. Ter voorbereiding zijn verschillende essays geschreven. Elk met een eigen

invalshoek. De essays van André Dekker, Irene Fortuyn, Hans den Hartog Jager en Willem van

Toorn fungeerden als input voor de ochtendsessies. Door de vier essayisten is een inleiding

gehouden. Vervolgens hebben de deelnemers aan de hand van de inleiding en de essays

in werkgroepen een discussie gevoerd. Elke werkgroep behandelde een andere invalshoek

welke was bepaald door de inhoud van het essay.

In dit hoofdstuk zijn de essays opgenomen. Elk essay wordt gevolgd door reflectie.

Page 16: Kunstatelier Landschapsparken

grote spelers

Page 17: Kunstatelier Landschapsparken
Page 18: Kunstatelier Landschapsparken

reflectie

Kunstenaar als belanghebbende

Is de natuur ooit sturend geweest voor de inrichting van de menselijke realiteit? Misschien dat

dit tijdens het Steden Tijdperk als laatst is gebeurd. Daarna is altijd de economie, of zijn

andere vormen van functioneel denken leidend geweest.

Nu de traditionele economische betekenis van het landelijk gebied afneemt en behoefte

aan conceptvorming over de relatie stad-land groter is dan ooit is het de tijd voor de

creatieven en kunstenaars. Zij moeten als belanghebbenden in het bestuur een rol spelen en

hun verantwoordelijkheid nemen om kunst en natuur meer te vertegenwoordigen in de

huidige realiteit. De kunstenaar wordt deelnemer en belanghebbende.

Kunstenaars aan tafel van beslissers en planners

Om medeverantwoordelijkheid te kunnen dragen moet de kunstenaar in gelijkwaardigheid

worden uitgenodigd om mee te denken over de hoofdkeuzen van de invulling van de land-

schapsparken. Het moment is essentieel om integraal te kunnen werken. Dat begint bij het

prille begin in de beleidvoorbereiding. Een plek in het bestuur is daarom een logische keuze

om de rol van de kunstenaar serieus tot uiting te brengen.

Kunstbank

Op dit moment is het echter nog zo dat de kunstenaar dankbaar mag zijn dat ze mogen

parti-

ciperen in de vormgeving van landschapsparken. De percentage regeling die voor kunst

bestaat vormt nu een soort dankbaarheidbijdrage. De regeling kan in een heel ander

perspectief worden geplaatst als wordt gedacht vanuit de toegevoegde waarde voor een

gebied door de inbreng van de kunsten. De baten die door kunst aan een gebied gegeven

worden, komen nu niet bij de kunst terecht. Dat zou wel moeten gebeuren. Je kunt de

percentageregeling omvormen tot bijvoorbeeld cultureel ondernemerschap. In feite is dit

vergelijkbaar met ondernemerschap in andere segmenten van de ruimtelijke inrichting:

leefbaarheid, energie, mobiliteit.

Maar hoe ziet dat eruit? Eerst moeten de baten van kunst inzichtelijk worden gemaakt.

Bijvoorbeeld zoals het kunstwerk Hemels Gewelf van James Turrel dat Kijkduin op de kaart

heeft gezet. Vraag is dan: wat is de waardevermeerdering van een gebied, in economisch

opzicht en anderszins, door kunst? Kun je die meerwaarde kwantificeren?

De financiële meerwaarde moet worden verevend naar een kunstbank. Als de kunstenaar

mee mag denken met de ontwikkeling van een landschapspark, kan dat zijn geld terug

verdienen. Kan de kunstenaar daar iets van terug zien? Denkbaar is de volgende

verdeelsleutel: 1% regeling = 1% kunstbank.

Page 19: Kunstatelier Landschapsparken

Poorten, portals als case

Poorten tussen stad en land(schapsparken) zijn interessant omdat die een signaalfunctie

vervullen voor bezoekers. Dan is het belangrijk om na te gaan denken over wat poorten zijn

en waar ze zich bevinden. Poorten kunnen bijvoorbeeld ook in de stad liggen. Snoept de

stad iets van het platteland af, dan moet het landschap de stad in. Met het concept

poorten zouden verschillende startpunten kunnen worden ontwikkeld. Hierdoor ontstaat

spreiding van bezoekers en differentiatie in uitwerkingen.

Page 20: Kunstatelier Landschapsparken

natuur in

Nederland is een

illusie

Page 21: Kunstatelier Landschapsparken
Page 22: Kunstatelier Landschapsparken

reflectie

Landschapspark: méér dan recreatie

Op dit moment worden stedelijke landschappen en landschapsparken vorm gegeven

vanuit de recreatieve invalshoek. Dit zou iets anders moeten. Landschap moet niet alleen

een recreatieve betekenis hebben maar ook een functie voor natuur. Kunst kan worden

ingezet om die natuur in het landschapspark vorm te geven.

Maar wat is natuur nog in dit land?

Vroeger was de natuur wild en gevaarlijk, iets waar je rekening mee moest houden.

Er is verschil tussen gebieden die ontworpen en bedacht zijn aan de ene kant, en gebieden

die bewust los zijn gelaten met een vrije dynamiek aan de andere kant. Maar pogingen om

zulke „nieuwe natuur‟ te maken leiden in ons land per definitie tot artificiële natuur. Alle

Nederlandse natuur is gemaakt en wilde, gevaarlijke natuur bestaat niet meer. De vroegere

angst voor wilde natuur heeft plaats gemaakt voor angst voor andere mensen in

recreatiegebieden. Tegenwoordig wordt alles beheerst waardoor er geen spanning meer in

de natuur te vinden is. De kunsten kunnen de natuuropgave in landschapsparken te lijf door

die paradoxen, natuur maken in een cultuurlandschap en het ongerepte willen controleren

door beheersmaatregelen, te problematiseren; bijvoorbeeld door die paradoxen zichtbaar

te maken.

Spannende natuur

Door de planning van de landschapsparken naar een landelijk niveau te tillen kan worden

ingezet op de strategie sublimeren van de natuurervaring. Daarin vormt de ervaring van

natuur zelf de beleving, zonder dat hieraan een culturele, stedelijke belevingsvorm is

toegevoegd. De spanning die vroeger werd

geassocieerd met de gevaarlijke, wilde natuur kan op die manier in de beleving worden

teruggebracht. Bijvoorbeeld door dingen waar we bang voor zijn als uitgangspunt te

nemen. We moeten daarbij beseffen dat natuur voor de mens (die onderdeel uitmaakt van

die natuur) een noodzakelijkheid is om de binding met de aarde, het leven niet te verliezen

en om afstand te kunnen nemen van een wereld die vol is met hectiek en prikkels. Die

verhoudingen zijn nu „lost‟. Door de natuurbeleving te conceptualiseren versterken we het

bewustzijn van de mens en diens plek in de wereld.

Kunstenaar en beleidsmaker

Er bestaat een controverse tussen de kunstenaar en de beleidsmaker die in hun aard

wezenlijk van elkaar verschillen. De kunstenaar zoekt naar extreme uitspraken en

uitingsvormen en de beleidsmaker wil de situatie beheersbaar maken en zoekt naar

compromissen om een ieder tevreden te stellen. Het handelingsperspectief van de

beleidsmaker leidt tot ontwerpen voor landschapsparken als die voor het Park van de 21e

eeuw in de polder Haarlemmermeer. Dit parkconcept wordt door de deelnmers aan het

atelier als voorbeeld gezien van het compromis-denken.

Verschillen aanbrengen

De huidige planningspraktijk van consensus denken is een heilloze weg. Omdat iedereen het

nooit eens kan zijn leidt dit tot compromissen en middelmaat. Met als gevolg dat we overal

alles kunnen vinden en ervaren. Er moeten juist verschillen en contrasten zijn. Een pleidooi om

Page 23: Kunstatelier Landschapsparken

uniciteit te maken op de grote schaal. Geef een park één duidelijke identiteit met

bijbehorend programma. Maak een boomgaard in Limburg, een meer in Utrecht, een

moestuin in Gelderland. Of elders een stuk land dat natuur wordt genoemd. Overal iets

eigens.

Kunst moet (doen) kantelen

De kunstenaar is in staat om hier een kentering in aan te brengen, door nieuwsgierig te

maken, het verhaal te vertellen van de „natuur‟ en het landschap, de geschiedenis van de

plek. De kunsten kunnen een belangrijke rol spelen in het terugbrengen van de ervaring van

natuur. Bijvoorbeeld door de in het essay genoemde Übernatuur (gesublimeerde natuur).

Om die rol volwaardig te kunnen spelen moet de kunstenaar reeds vanaf het begin van de

planvorming worden betrokken in het conceptuele denken over de landschappelijke

inrichting.

Page 24: Kunstatelier Landschapsparken

langzaam kijken

Page 25: Kunstatelier Landschapsparken
Page 26: Kunstatelier Landschapsparken
Page 27: Kunstatelier Landschapsparken

reflectie

Cultuurlandschap als rijkdom

Goed nieuws! Het Nederlandse landschap heeft heel veel kwaliteit en dat hoeft alleen te

worden benadrukt. Daar hoeft niets aan toegevoegd te worden. De verschillende gebieden

moeten alleen goed worden ontsloten, zowel fysiek als mentaal. Een belangrijke rol is hier ook

weggelegd voor de ouders. Al in de opvoeding moet duidelijk gemaakt worden hoe mooi

Nederland is. Jongeren moeten niet naar buiten worden gelokt door allerlei recreatieve

toevoegingen. Je kunt ze hooguit verleiden tot het ervaren van al het moois dat er nu is. Die

ervaring van het landschap en de natuur zou moeten worden vertraagd. Er zou meer

gewandeld moeten worden, in plaats van gefietst, zodat je rustig op je kunt laten inwerken

wat je ziet. Dus niet meer fietspaden aanleggen, maar het gebied voorzichtig ontsluiten door

middel van wandelroutes. Belangrijk is om de kwaliteit van het landschap in kaart te brengen,

vanuit verschillende perspectieven. Niet alleen vanuit het perspectief van de recreant, maar

ook vanuit historie, ecologie, landbouw e.d. Die kwaliteiten moet aan mensen getoond

worden. Het zichtbaar maken van bestaande kwaliteiten van het Nederlandse landschap is

belangrijk omdat die dreigen te verdwijnen door de drang om recreatie toe te voegen en

door verstedelijking. Hoe dat kan is een vraag voor de kunstenaar.

Normeringen en enquetes

Waarom lukt het tegenwoordig niet om een goed landschap vorm te geven? Te veel

regelgeving lijkt hiervoor een belangrijke reden. Er moeten bepaalde banken en

prullenbakken worden toegepast volgens vastgestelde normeringen, paden moeten minimaal

x meter breed zijn en er staan overal bordjes en informatiepaaltjes om de bezoeker te wijzen

op wat hij waar wel of niet mag en kan. Alle landschappen gaan daardoor erg op elkaar lijken

en het karakter van de specifieke plek raakt ondergesneeuwd.

Daarnaast wordt bij de inrichting van de parken van nu teveel geluisterd naar wat de mensen

willen. Als je mensen vraagt wat ze willen, krijg je altijd hetzelfde soort antwoord: schone

toiletten, een pannenkoekenhuis en een klimmuur (belevingsaspect). Dit wordt dan in het park

gezet, zonder met de context van het gebied rekening te houden. Alle parken worden zo

hetzelfde. Houd daarom geen enquêtes, maar luister naar de mensen die weten waar ze ‟t

over hebben. Vraag ook niet: “Wat wilt u in dit gebied?”, maar zeg: “Kijk naar wat er is!”

Heldere vraagstelling

Meerdere malen wordt gewezen op het belang van het type vraag dat aan de kunstenaar

wordt gesteld. Het moet van tevoren duidelijk zijn wat er van de kunstenaar wordt verwacht.

Hans van Houwelingen stelt voor om te beginnen met een verbeelding van de

machtsstructuur, waarin van alle instanties met elk hun eigen visie eerst een overzicht wordt

gemaakt, wie waarvoor verantwoordelijk is. Ook de kunstenaar moet in deze machtsstructuur

een plaats krijgen.

Kunst en economie

Op dit moment wordt door de politiek te weinig geïnvesteerd in kunst en cultuur. Het

economische belang van cultuur wordt niet genoeg onderkend en moet meer in de picture

van de politiek komen.

Page 28: Kunstatelier Landschapsparken

Onbekendheid

Bij beleidsmakers is nu niet of onvoldoende bekend wat kunstenaars doen op het gebied van

kunst in het landschap. Kunstenaars moeten zich daarom meer organiseren en meer

bekendheid geven aan hun visies en werk. Kunstenaars zijn ver in het denken over de rol van

kunst in het landschap, maar laten nu niet of te weinig van zich horen. De goede voorbeelden

moeten getoond worden. Om de kenbaarheid te verbeteren moet de communicatie worden

verbeterd, bijvoorbeeld doormiddel van publicaties of bijeenkomsten.

Page 29: Kunstatelier Landschapsparken

Nederland is een

cultuurlandschap

Page 30: Kunstatelier Landschapsparken
Page 31: Kunstatelier Landschapsparken

reflectie

Compromislandschap

Een analyse van de huidige situatie laat zien dat er op dit moment geen duidelijke keuzes

worden gemaakt bij de ontwikkeling van landschapsparken. Overal worden dezelfde

ruimtelijke en programmatische elementen voor natuur en recreatie aan het landschap

toegevoegd. Er is een duidelijke tendens in het „verpretten‟ van het landschap. De plannen

komen veelal tot stand door middel van het zogenaamde „vraaggericht ontwerpen‟. Dit

leidt tot uniformiteit. Het ontbreekt aan visie, durf en centrale regie. Duidelijke keuzes moeten

resulteren in gebieden met een sterk herkenbare identiteit. Hiervoor bestaan verschillende

benaderingswijzen.

Huidige karakteristiek of nieuwe allure

Ten eerste zouden bestaande, op landbouwkundig gebruik gebaseerde,

landschapskarakteristieken als leidend principe kunnen worden gebruikt. Een minimale

inrichting zorgt voor de gewenste toegankelijkheid voor de recreant. Alles is er op gericht om

de landbouw een goed toekomstperspectief te bieden. Een andere benaderingswijze gaat

uit naar het creëren van krachtige nieuwe landschappen met allure: „Grand Design‟ dat

past bij een mondiale stad. De beste ontwerpers zouden moeten werken aan nieuwe

landschapsparken van de 21e eeuw. Een goed ontwerp kan nooit worden gemaakt door de

meerderheid te laten beslissen.

Kunst integreren in planvorming

In de bestaande landschapsparken ziet men teveel natte graslanden en onduidelijke

bosranden als bufferzone. Landschapspark het Buijtenland van Rhoon is het voorbeeld van

de ultieme compromis. Deze verdeeldheid zie je terug in de driedeling van het ontwerp. De

kunsten kunnen bijdragen om een alternatieve visie voor dit soort opgaven te ontwikkelen

door buiten de bestaande kaders te denken. Kunst moet daarbij niet als schaamlap of

vitaminepil worden toegepast, maar als visie worden geïntegreerd en al betrokken op

conceptueel niveau.

„Stad regeert het platteland‟,c is de stelling van Willem van Toorn, maar deed de stad dat

goed dan zou er niet zoveel aan de hand zijn. De stad moet verantwoordelijkheid nemen

voor het maken van de keuzes.

Rol van de kunsten

Kunst kan een belangrijke rol spelen bij een kritische reflectie op de huidige ontwikkeling van

de landschapsparken en bij het ontwikkelen van verfrissende visies voor het landschap langs

de stadsrand. Kunstenaars zouden daarvoor meer ruimte en vertrouwen moeten krijgen om

mee te draaien in de conceptvorming en deel te nemen aan een ontwerpteam voor plan-

uitwerkingen op inrichtingsniveau. Verder moeten kunstenaars zichzelf ook sterker

positioneren als potentiële opdrachtnemer.

Page 32: Kunstatelier Landschapsparken

middag

Page 33: Kunstatelier Landschapsparken

4 impulsen

In de middagsessie stond de plenaire gedachtewisseling centraal. De middag werd ingeluid

door twee voordrachten en essays van de kunstenaars Hans van Houwelingen en Job

Koelewijn die nieuwe impulsen aan het atelier gaven.

voordracht

Hans van Houwelingen Afrika en landschapspark het Buijtenland van Rhoon

De Afrikaanse beelden in de tuin van het World Art Centre Delft brachten mij tot het

volgende beeld.

Congomuseum

Het Congomusuem in Tervuren (België) is een museum waarin getoond wordt hoe wij als

mens waren in de koloniale periode. Dit beeld en de houding van toen tegenover onder

andere negers was niet altijd even positief. Tegenwoordig is de tentoonstelling niet meer zo

informatief en waarheidsgetrouw ingericht. Het oorspronkelijke, negatieve beeld wordt

verhuld en ons verleden verloochend. Onze geschiedenis van uitbuiters en slavenhandelaars

wordt vervangen voor een humanistisch beeld, waarin wij houden van onze medemens. Er

wordt een glossy impressie gegeven van hoe de nieuwe wereld eruit ziet, van een nieuwe

wereld waarin dommigheid regeert.

Kunst: kers op de slagroom of meedenken

Deze glossy impressie van een nieuwe wereld zie ik ook bij landschapspark het Buijtenland

van Rhoon. Waarom hebben bestuurders dit beleid gemaakt? En hoe kan de kunstenaar

een plek krijgen in dit beleid dat door middel van allerlei glossy brochures wordt verbeeld? Is

het slechts onze taak als kunstenaars deze brochure op te peppen? De kersjes op de

slagroom te maken? Heeft kunst slechts een opdirkfunctie binnen reeds gemaakt beleid?

Wij zien onze taak niet zo. Binnen het ontwerp van landschap zijn vele verhoudingen en vele

belangen vertegenwoordigd. Ook de kunstenaar vormt onderdeel van deze verhoudingen.

Daarom stel ik voor dat we allereerst de machtsconstructie voor een opgave neerzetten,

een stedenbouwkundig plan van belangen. Hierin worden de belangen en

verantwoordelijkheden van de verschillende spelers en de investeringen inzichtelijk gemaakt.

Alleen zo kan de kunstenaar een serieuze rol bij het ontwerp van landschapsparken spelen.

Oproep aan de aanwezigen van Groenservice Zuid-Holland: als je zelf graag zou zien dat de

planvorming binnen je eigen instituut anders gaat dan het vormgeven van de nieuwe glossy

werkelijkheid van nu, erken dat dan. Zeg dan, wat wij doen deugt niet! Zorg voor een

revolutie in het bureaucratische systeem! Laat de kunstenaar meedenken in plaats van

slechts een brochure opleuken.

Page 34: Kunstatelier Landschapsparken

decreatie, het

bewust afzien van

ingrepen

Page 35: Kunstatelier Landschapsparken
Page 36: Kunstatelier Landschapsparken
Page 37: Kunstatelier Landschapsparken

voordracht

Job Koelewijn

In zijn bijdrage aan het atelier droeg Job Koelewijn twee gedichten voor, gevolgd door een

kort

betoog om polariteit te verheffen tot scheppend principe. Aansluitend is zijn essay

weergegeven.

Lente-suite voor Lilith (door Lucebert)

introductie:

als babies zijn de dichters niet genezen

van een eenzaam zoekend achterhoofd

velen hebben liefde uitgedoofd

om in duisternis haar licht te lezen

in duisternis is ieder even slecht

de buidel tederheid is spoedig leeg

alleen wat dichters brengen het te weeg

uit poelen worden lelies opgedregd

kappers slagers beterpraters

alles wat begraven is

godvergeten dovenetels laat es

aan uw zwarte vlekken merken dat het niet te laat is

wie wil stralen die moet branden

blijven branden als hij liefde meent

om in licht haar duisternis op handen

te dragen voor de hele goegemeent

1

o-o-oh

zo god van slanke lavendel te zien

en de beek koert naar de keel

en de keel is van de anemonen

is van de zee de monen zingende bovengekomen

kleine dokter jij drinkende huid van bezien

zie een mond met de torens luiden de tong

een wier van geluid de libbelen tillende klei

en jij

wassen jij klein en vingers in de la in de ven

lavendel in de lente love lied

laat zij geuren

pagodegeuren

lavendelgoden

geuren

Page 38: Kunstatelier Landschapsparken

2

geleerden zeggen dat mijn liefde beffen moet dragen

hoge stoelen tussen de tanden moet zetten

zal zij zijn

de - kleine - lachende - versierde - vitrine - lilith?

de kleinegichelversierdevitrinelilith?

muzieken moet men in bed zooo zachtjes opzetten

een fluwelen mecaniekje een fluwelen liedje

maar lieve

daar torrelt de trom de trom de trom

en bast een vracht van hangnaar klappert haar licht

haar blazend licht

en ik en ik ik ben ik jaag niet naar de letter

luister ik jaag niet naar de letter maar ik luister

daar blaast haar licht een stoeiende tuba in de zoen

ik ademhaal ik jaag het hippende licht

knip knip

en overal overal stroomt stroomt mijn oog:

rivier van fotografie

3

lilith

die is lief die liebe suite van delibes

wie blieft

wie

die

wie is die

lilith

wie is lilith

lilith

die is lief die liebe suite van delibes

HA

daar dragen de orgels haar achterna

ka ka

kyrië eleison kyrië eleison

JA

zon zon zon zij is de lila kieuw de leliezon

Page 39: Kunstatelier Landschapsparken

de vreemde man

(Vertaling van het gedicht ‘L’étranger’ van Charles Baudelaire)

Waarvan hou jij het meest, jij raadselachtige man? Van je vader, je moeder, je zuster, je broer?

Ik heb noch vader, noch moeder, noch zuster, noch broer.

Van je vrienden?

U gebruikt daar een woord, waarvan mij tot op heden de betekenis ontging.

Van je vaderland?

Ik weet niet onder welke breedtegraad dit ligt.

Van de schoonheid?

Graag zou ik van haar, onsterfelijke godin, willen houden.

Hou je van goud?

Dat haat ik niet minder dan dat U God haat.

Maar waarvan hou je dan, jij zonderlinge, vreemde man?

Ik hou van de wolken... de voorbij drijvende wolken... daarginds... ginds... de wonderbare

wolken.

Ga uit van polariteit als beginnend scheppend principe. Polariteit is evenwicht, iets waar de

Boeddhistische denkwijze op is gebaseerd. Dit evenwicht is in de westerse wereld verloren

gegaan.

Het park van de 21e eeuw (hier als voorbeeld is opgevoerd van een recent ontwikkeld

metropolitaan landschapspark; red) is een compromisplan: er is een beetje van dit en een

beetje van dat. Dit is misschien niet het beeld dat wij hier voor ogen hebben als een ideaal

landschapspark. Maar het is wel de realiteit. Ik wil geen pleidooi houden om dit fenomeen af

te wijzen maar om hierna(ast) een nieuw park te ontwerpen dat het tegenovergestelde

representeert. Op basis van dit polariteitsprincipe ontstaat evenwicht. Laat de planning zich

zelf hiervoor de ruimte geven. Laat het gebeuren dat je van het ene uiterste, naar het

andere beweegt. Deze twee tegenstellingen worden na verloop van tijd een eenheid.

Page 40: Kunstatelier Landschapsparken

polariteit als

scheppend

principe

Page 41: Kunstatelier Landschapsparken
Page 42: Kunstatelier Landschapsparken
Page 43: Kunstatelier Landschapsparken

5 debat

Het debat in de middag stond vooral in het teken van de vraag hoe de kunstenaar een

serieuze rol in planning en ontwerp van landschapsparken kan krijgen. Tal van deelvragen

passeerden in de discussie de revue. Een greep:

Hoe kan je als kunstenaar worden betrokken bij het opstellen van een opdracht?

Op welk moment en met welke vraagstelling nodig je kunstenaars uit?

Hoe past de agenda van kunstenaars binnen de agenda van de beleidsmakers?

Is het mogelijk dat er een institutionele verschuiving plaatsvindt, zodat het voor de

kunstenaars mogelijk wordt om wezenlijke invloed uit te oefenen op programma en

inrichting van de parken?

Of ligt het plankader al vast en kan de kunstenaar slechts de „kersjes op de slagroom‟

maken?

Het debat ontplooide zich in twee hoofdrichtingen: de positie van de kunstenaar binnen het

planproces en de rol van kunst versus landschapsarchitectuur en andere „landschappers‟.

Beide aspecten worden in dit hoofdstuk besproken.

5.1 Positie van de kunstenaar in het planproces

In de discussie komen nieuwe gezichtspunten naar voren over de rol van de kunstenaar in

het planproces. Het debat wordt gevoerd aan de hand van een zestal thema‟s:

betrokkenheid van de kunstenaars vroeg in het proces, samenwerken met andere

disciplines, kunstenaars moeten zich pro-actiever opstellen en hun kennis en kunde meer

kenbaar maken, kunstenaars kunnen zich verenigen, Kunstgebouw kan een rol spelen om

beleidsmakers en kunstenaars te koppelen en op den duur kan dit gevolgen hebben voor

het kunstbeleid.

Betrokkenheid vroeg in het proces

Kunstenaars ambiëren een andere rol dan zij nu krijgen toebedeeld. Kunstenaars willen

vroeg in het proces worden betrokken bij de planvorming. Als er aanspraak wordt gedaan

op diens open en kritische houding heb je als kunstenaar in de beginfase de meeste

meerwaarde. De verantwoordelijkheid ligt wel bij de kunstenaar om aan te geven hoe hij

reageert op de opgave voor het landschapspark, hoe hij zijn opdracht formuleert, welke

vrijheid hij nodig heeft en welke invloed hij wil uitoefenen op de institutionele kaders. Op

basis hiervan kan een open dialoog plaats vinden tussen beleidsmaker en kunstenaar om de

condities voor inschakeling te formuleren.

Een actieve rol aan het begin van een proces, als visionairs en pioniers, is ook van belang

om de opgave goed te formuleren. De kunstenaar moet – evenals de landschapper –

Page 44: Kunstatelier Landschapsparken

invloed kunnen uitoefenen op de opgave. „Mutatis mutandis‟ moet ook de opgave in dit

beginstadium globaal van karakter zijn.

De vraag wordt opgeroepen welke belemmeringen er zijn voor het inschakelen van de

kunstenaar in een vroeg stadium in het proces? Aan de hand van de casus het Buijtenland

van Rhoon wordt die vraag deels beantwoord door te verwijzen naar de vrees die bestaat

dat het – kwetsbare – bestuurlijke proces hierdoor kan worden verstoord. Plannen voor grote

gebieden als landschapsparken worden immers vaak gekenmerkt door een hoog

compromisgehalte. Een autonome actie van een – ingehuurde – kunstenaar kan hierin een

niet gewenste storende factor zijn.

Samenwerkingen met andere disciplines

Beleidsmakers, landschappers en kunstenaars moeten elkaar meer opzoeken. Ze moeten

elkaars kennis en kunde leren kennen, met elkaar samenwerken en elkaar laten groeien.

Successen van deze samenwerking moeten worden uitgedragen en openbaar bekend

worden gemaakt. Pak cases op, bijvoorbeeld de ontwikkeling van poorten, vorm hiervoor

consortia en definieer opgaven en belanghebbenden.

Kennis en kunde uitdragen

Hoe kan het dat er zo‟n kloof ligt tussen de vraag en het aanbod van beleidsmakers en

kunste-naars? Er bestaat gebrek aan kennis over de mogelijke inbreng van kunstenaars. Er

zijn veel verschillende kwaliteiten en vaardigheden die de kunstenaar kan inbrengen. Een

kunstenaar kan heel breed worden ingezet voor denkkracht, ontwerpkracht, verbeelding en

onderzoek maar dat spectrum is bij de opdrachtgever niet bekend.

De vraag is hoe opdrachtgevers van de kennis en kunde van kunstenaars op de hoogte

gebracht kunnen worden en hoe kunstenaars kunnen worden gekoppeld aan

opdrachtgevers. Onbekendheid is hierbij een belangrijke belemmerende factor. Om hier

verandering in te brengen moeten (minimaal) de „best practices‟ getoond worden.

Kunstenaars moeten laten zien hoe ze buiten de kaders kunnen denken en hoe ze grenzen

kunnen verleggen. Publicaties over kunst in het landschap zou bijdragen om de

onbekendheid hieromtrent weg te nemen. Hiervoor ligt een taak bij de kunstenaars zelf.

Kunstenaars verenigt u!

Het kan daarbij helpen om als kunstenaars de krachten te bundelen. Werk samen aan het

opbouwen van naamsbekendheid. Help elkaar bij het leren kennen van organisaties en

planprocessen.

Er valt nog veel te verbeteren op het terrein van de kennisoverdracht. Er moet worden

gewerkt aan de informatievoorziening, aan het overbrengen van hun kennis, kunde en

ervaring bij landschapsarchitecten en beleidsmakers.

Ook in het onderwijs ligt een taak voor kennisoverdracht omtrent de relatie kunst-

landschap. Op dit moment is op dit terrein sprake van een lacune.

Kunstgebouw als schakel

Kunstgebouw kan optreden als verbindende schakel tussen beleidsmakers,

landschapsarchitecten en kunstenaars. Zij kan een rol vervullen als bemiddelingsbureau. Nu is

Page 45: Kunstatelier Landschapsparken

die rol beperkt in het koppelen van kunstenaars aan kunstopdrachten en bijbehorende

opdrachtgevers. Die rol kan worden uitgebreid als Kunstgebouw door de provincie ook wordt

betrokken bij landschappelijke opdrachten.

Het belang van de kunstenaar in landschappelijke transformatieprocessen moet bij

opdrachtgevers duidelijker gemaakt worden. Ook hier ligt een taak voor Kunstgebouw.

Kunstgebouw zou de rol van de kunstenaar aan opdrachtgevers kunnen adresseren.

Bijvoorbeeld door zowel de kunstenaar als de beleidsmakers te ondersteunen bij de volgende

onderwerpen:

welke vragen kunnen beleidsmakers stellen aan kunstenaars voor een goede opdracht?

hoe moeten kunstenaars binnen de institutionele sfeer komen, op welke plek en op welk

moment?

Wees pro-actief

Het is ook van belang dat de kunstenaar pro-actiever wordt. De kunstenaar moet uit zijn

slachtofferrol komen. Wees niet afhankelijk van de vragende partijen. De kunstenaar moet zelf

initiatief nemen om (eerder) betrokken te raken in het planproces. Door zelf naar organisaties

toe te stappen, opga-ven te signaleren en een visie uit te dragen. En door in te schrijven op

grote opdrachten. Wanneer bijvoorbeeld een infrastructuuropgave open staat, schrijf je dan in

als kunstenaar, om te laten zien wat je als kunstenaar voor meerwaarde kunt creëren. Doe

mee aan aanbestedingen, wordt een toegepaste kunstenaar, of lab-kunstenaar. Zo loop je als

pionier voorop. Je bent opdrachtnemer en doet mee in de winstdeling (dus geen 1% regeling

o.i.d.). Het probleem is echter dat er vaak geen geld of tijd is voor lab-ideëen. Je zult dus de

voordelen moeten laten zien van het betrekken van kunstenaars in het planproces. Zoek naar

medespelers en belanghebbenden. Kijk daarbij ook wat organisaties als Kunstgebouw kunnen

betekenen en signaleer waar de voorbereidende ideeën worden geformuleerd. Infiltreer

(bijvoorbeeld in de Hof van Delfland Raad).

Naar een ander kunstbeleid

Uiteindelijk kan dit alles resulteren in een aanpassing van het kunstbeleid. Zelfreflectie binnen

een beleidsorganisatie, al of niet aangejaagd door organisaties als GZH en Kunstgebouw, kan

veranderingen teweeg brengen waardoor kunstenaars een nieuwe rol krijgen binnen het

planproces. Op termijn zal blijken welke mogelijkheden hier liggen.

Complicerende factoren zijn onder andere de „taaiheid‟ van de beleidsvoorbereiding en het

„consensus denken‟ die leiden tot compromisplannen. Ook speelt een rol dat

beleidsmedewerkers het planproces niet extra willen belasten door nog een (moeilijk

controleerbare) discipline, zoals kunst, aan het planteam toe te voegen. Beleidsmedewerkers

zitten klem in een web van tijd, geld en menskracht.

Enkele condities die kunnen worden gecreëerd om de positie en de rol van kunstenaars in het

planvormingsproces te verbeteren zijn:

Beleid. Ontwikkelen van specifieke instrumenten en middelen speciaal voor de

inschakeling van de kunstsector in de landschapsplanning.

De 1% regeling legt vast dat 1% van de totale investering van een ontwikkeling,

besteed wordt aan kunst. Deze kunst levert kwaliteit en meerwaarde voor een wijk, of

locatie. Het geld dat deze meerwaarde oplevert, gaat echter indirect naar de

Page 46: Kunstatelier Landschapsparken

ontwikkelaars. Zij kunnen bijvoorbeeld door de hogere kwaliteit van een plek hogere

woningprijzen vragen. Op het moment dat kunst geld oplevert, zou dit naar een

„kunstbank‟ moeten gaan. Zo kan geld worden gespaard voor andere

kunstinvesteringen en krijgt kunst een plaats in de machtsstructuur.

Er zou een welstandscommissie voor het buitengebied kunnen worden ingesteld,

waarin zowel kunstenaars als landschappers zijn vertegenwoordigd.

Institutionaliseer de rol van kunstenaars en ontwerpers in bijv. een

beeldeffectrapportage. Op die manier kunnen beide disciplines hun meerwaarde

meegeven aan een project.

5.2 Kunst versus landschapsarchitectuur

Verschil of overeenkomst kunstenaars en landschapsarchitecten

Door de deelnemende kunstenaars wordt aangegeven dat er in de praktijk van

aanbestedingen, opdracht- en contractvorming, een verschil wordt gemaakt tussen kunst en

landschapsinvulling, terwijl dat verschil er naar hun idee niet is. Een aantal kunstenaars betoogt

dat zij hetzelfde kunnen als landschapsarchitecten. Toch zijn de opdrachtsituaties totaal

gescheiden en worden kunstenaars niet – zelfstandig – ingeschakeld voor grote

landschappelijke opgaven. Landschapsarchitecten hebben hierbij het primaat en ook de

„lead‟ bij dit soort opgaven.

Onbekendheid

De kennis ontbreekt bij zowel landschapsarchitecten als de overheden en instellingen

(provincie, GZH) over wat kunstenaars aan ervaring hebben en wat hun specifieke kwaliteiten

zijn die kunnen worden ingezet in het ontwerp van landschapsparken. Er is weinig bekendheid

over wat kunstenaars in landschap(pen)(sparken) (kunnen) doen, wat hun meerwaarde is.

Door kunstenaars wordt betoogd dat er veel goede voorbeelden zijn van interessante kunst,

ook van gerealiseerd werk. Maar deze zijn bij landschaparchitecten (en opdrachtgevers)

weinig bekend.

Cultuurverschillen

We zouden het verband moeten onderzoeken tussen de autonomie van de kunstenaar en de

gebondenheid van de landschapsarchitect. Hoe gaan we om met de samenwerking tussen

deze verschillende disciplines? Staat de autonomie van de kunstenaar in de weg? Maakt het

voor een opdrachtgever verschil of je een kunstenaar of landschapsarchitect inhuurt? Deze

vragen wijzen op het belang om de verschillende posities van landschappers en kunstenaars

nader in beeld te brengen en hun denk- en werkcultuur nader te verkennen. Die analyse kan

inzicht geven in de manier waarop de disciplines elkaar aanvullen. Inhoudelijk en procesmatig.

Samenwerking

Kunstenaars zijn net als landschapsarchitecten goed in het vormgeven van landschap. Alleen

komen kunstenaars nu pas op het laatste moment in het proces. Sommige kunstenaars voelen

zich hierdoor miskend en vinden dat hun rol wordt gemarginaliseerd („kers op de taart‟). Onder

de deelnemers heerst op dit punt enige rivaliteit tussen kunstenaars en landschapsarchitecten.

GZH geeft aan dat je het moet verdienen om al vooraan in het proces betrokken te worden.

Je moet je naam verdienen. Eensluidend zijn landschappers en kunstenaars op het punt dat zij

Page 47: Kunstatelier Landschapsparken

elkaar eigenlijk meer moeten opzoeken en elkaar versterken. Meer in teams werken en

gezamenlijk opgaven aanpakken kan een meerwaarde opleveren. De landschapper zou

de kunstenaar moeten betrekken in het proces.

Page 48: Kunstatelier Landschapsparken

6 conclusies

Belang van kunstinbreng in landschapsparken

In het atelier is geconstateerd dat kunstenaars een belangrijke rol kunnen spelen bij de

planvorming voor nieuwe landschapsparken. Van waarde in het bijzonder is hun vermogen

tot kritische reflectie op de huidige ontwikkeling van de landschapsparken en het

ontwikkelen van verfrissende visies voor het landschap langs de stadsrand. Die constatering

is van buitengewoon belang omdat de landschapsplanning en ook de planvorming van de

nieuwe land-

schapsparken in belangrijke mate in een (polder)cultuur van consensusvorming tot stand

komen. Door het vroegtijdig inschakelen van kunst en kunstenaars kunnen de gevaren van

mogelijke blikvernauwing en nivellering die hierbij op de loer liggen, worden erkend en reeds

in de conceptontwikkeling worden omgebogen tot authentieke impulsen voor

landschapsvernieuwing.

Tendens naar uniforme landschapsparken

De huidige planningspraktijk van landschapsparken tendeert naar gelijksoortig ingerichte

gebieden. Dit is het gevolg van het heersende paradigma van de landschapsplanning nabij

de stad. Daarin is de stedeling vertrekpunt. Deze wordt gezien als een recreant met

eenduidige behoeften die worden vertaald in soortgelijke inrichtingen en programma‟s

bestaande uit eenzelfde mix van recreatie, landbouw, water en natuur. Het gevolg is dat

landschapsparken zo (dreigen te) worden ontworpen dat zij op elkaar lijken en daardoor

geen eigen identiteit hebben; alleen de ruimtelijke context verschilt. Dit leidt tot uniformiteit.

Het ontbreekt aan visie, durf en centrale regie om diversiteit op de grote schaal te initiëren.

Met de inbreng van kunstenaars kan hier verschil in worden gemaakt en kan de gevestigde

cultuur van de landschapsplanning worden doorbroken. Bijvoorbeeld door het programma

fundamenteel ter discussie te stellen en kritisch te reflecteren op zaken als: Wat moet worden

ontworpen en voor wie? Hoe kan complementariteit tussen landschapsparken worden

bewerkstelligd? Kunnen gebieden worden aangewezen die expliciet met rust worden

gelaten (de-creatiezones/ Hans van Houwelingen)? Waarom natuur en zo ja, in welke vorm?

Hoe om te gaan met het bestaande cultuurlandschap en met de bestaande landbouw

enzovoort?

Rollen van kunstenaars

Kunstenaars kunnen op verschillende niveau‟s een waardevolle bijdrage leveren aan de

ontwikkeling van de landschapsparken. Dit betekent wel dat hun inbreng anders moet

worden gewaardeerd dan nu het geval is. En dat de inzet bij voorkeur in de initatieffase van

een (landschapspark)project plaats vindt. Op dit moment krijgen kunstenaars vaak alleen

opdracht om in een bestaand (park)gebied een kunstwerk te realiseren. Maar kunstenaars

kunnen ook andere rollen vervullen. Bij voorbeeld als:

Page 49: Kunstatelier Landschapsparken

Adviseur Voor het inzetten van creatief en artistiek vermogen aan het begin van het

planningsproces. Een kunstenaar kan bijvoorbeeld advies geven hoe om te

gaan met bestaande functies en nieuwe programma‟s.

Aanjager Een kunstenaar vertegenwoordigt geen ander belang dan het kunstbelang. Van

daaruit kan een sterke identiteit en helder programma voor een landschapspark

ontwikkeld worden. Kunstenaars staan verder af van de beleidscontext en

kunnen daardoor een project met meer distantie en vanuit meer dan één

invalshoek benaderen. Deze interpretatievrijheid werkt ook door naar andere

ontwerpdisciplines.

Teamspeler Landschapsarchitecten en kunstenaars vullen elkaar aan en kunnen een

ontwerp versterken door samenwerking.

Stadia van inschakeling

Kunstenaars moeten op tijd ingeschakeld worden. De rol en positie van de kunstenaar is

anders in verschillende stadia van een proces. Inschakeling kan plaats vinden in drie stadia

van de planontwikkeling:

de initiatieffase,

de ontwerpfase (van het landschapspark als geheel),

en inrichting en uitwerking (bijvoorbeeld realisatie van een kunstwerk).

De fase van inzetten zegt ook iets over de wijze van inzetten. De kunstenaar moet een

serieuze plek in het planproces krijgen. Er moet door de opdrachtgever vooraf een duidelijke

keuze worden gemaakt:

wanneer een kunstenaar wordt ingezet,

welke bijdrage van de kunstenaar wordt verwacht,

wat de beleidsruimte is,

de wijze waarop kunstenaars worden ingezet als onafhankelijke adviseur of lid

worden van een planteam.

Aanbevelingen

Een eerste aanbeveling is om een databank te ontwikkelen met kunstenaars en hun

(landschappelijk-ruimtelijke) werken waar beleidsmakers en landschapsarchitecten van

land-schapsparken te rade kunnen gaan om kunstenaars te selecteren en in te schakelen bij

de planvorming.

Een tweede aanbeveling is dat kunstenaars die betrokken (willen) zijn bij de planvorming van

landschapsparken hun pr activiteiten meer gaan professionaliseren en meer op elkaar gaan

afstemmen.

Een derde aanbeveling is om landelijk bekendheid te geven aan de uitkomsten van het

atelier. Bijvoorbeeld door het houden van een (mini)symposium voor de bij de planvorming

van nieuwe landschapsparken betrokken rijksdepartementen en provincies. Dat is ook een

goede gelegenheid om het werk van kunstenaars voor het voetlicht te brengen.

Page 50: Kunstatelier Landschapsparken

Slot

In het atelier is geconstateerd dat de kunstenaar nu nog weinig betrokken is bij de

beleidsvoorbereiding voor nieuwe landschapsparken. Dat kan en moet beter vinden de

deelnemers aan het atelier.

Eén van de vraagpunten daarbij is hoe de waarde van de kunstenaars wordt gewaardeerd

door beleidsmakers. De indruk bestaat dat beleidsmakers de neiging hebben de inzet van

kunstenaars in de initiatieffase te vermijden. Met als reden dat de planontwikkeling in die

fase nog zeer kwetsbaar is en met name de ambtelijke projectleiding vrees heeft dat de

soms moeilijk tot stand komende consensus over het „wat en hoe‟ van een landschapspark

dreigt te worden verstoord als een kritische kunstenaar wordt ingeschakeld. Mogelijk heeft

dit ook te maken met onbekendheid van beleidsmakers en ambtelijk projectleiders met de

mogelijkheden van „kunst in het landschap‟ en de mogelijke rollen die kunstenaars kunnen

vervullen in de planvorming. Dit punt zou nader onderzocht en onderbouwd moeten

worden.

Een hiermee samenhangende vraag is hoe de kunstenaar om moet gaan met de grote

beleidsdichtheid en de daarmee samenhangende strijd tussen belangen. Deze beide

factoren zorgen voor een sterke inperking van de ontwerpmogelijkheden wat zich slecht

verdraagt met de noodzakelijke geachte, onafhankelijk-kritische houding van de

kunstenaar. Vanuit dit perspectief is samenwerking met de landschapsarchitect, die meer is

gewend om zijn weg te vinden in onze planningscultuur van open planprocessen en

consensusvorming, een mogelijkheid om beide elementen in de planvorming,

„meebewegen‟ en „onafhankelijk-kritisch zijn‟ in de werkaanpak met elkaar te verenigen.

In het oplossen van beide vraagpunten kan een instelling als Kunstgebouw een bijdrage

leveren. Kunstgebouw kan optreden als intermediair. Aan opdrachtgevers worden de

mogelijkheden van de inschakeling van kunstenaars inzichtelijk gemaakt. Vooral overheden

moeten zich bewust worden dat kunstenaars een waardevolle bijdrage kunnen leveren.

Page 51: Kunstatelier Landschapsparken

ter inspiratie,

kunstenaarspagina’s “Mijn favoriete Land Art-project in Nederland op dit moment is de Aardzee van Piet Slegers, even

buiten Zeewolde. Het project is vooral zo goed omdat Slegers er al in 1979 in slaagde op een

ambitieuze, maar toch subtiele manier het nieuwe landschap van de Flevopolder te combineren met

nieuwe landschapsarchitectuur en kunst. De Aardzee is bovendien van een prachtige visuele

intelligentie: je loopt door een parkachtige omgeving die je niet kunt overzien, omdat er op

verschillende plaatsen verhogingen worden opgeworpen die net golven zijn. Tegelijk besef je als

bezoeker langzaam dat de oorspronkelijke golven door het menselijk ingrijpen op die plek, door de

inpoldering, zijn verdwenen. Slegers heeft ze even teruggebracht door de aarde in golven te laten

stollen en doordringt je er zo als toeschouwer van dat de mens hier diepgravend heeft ingegrepen in

de natuur – maar dat dat soms, als je er intelligent mee omgaat niet per se een slechtere situatie

hoeft op te leveren.”

Hans den Hartog Jager

'All Alone Among the Stars' is an exchange project between two young oak trees of a similar size

and age. One from 13HA and one from Bialowieza National Park at the border with Belarus. Besides

questioning the authenticity of the two forests it tried to illuminate the complex and impossible

relationship between them.

At 13 HA there were 35.000 young trees mechanically planted on the field in 2003. Coöperatie

Bosgroep Zuid, Het Groenfonds, and the government have made this possible. These organisations

are still involved in CO2 compensation regulations. The amount of the 35.000 young trees will be cut

into half in 2025. The cut up wood will be used for the timber industry and will be used as fuel for

private heating.

Claimed to be without human intervention the Bialowieza Primeval Forest is one of the remaining

examples of original Lowland Forest which ones used to cover a big part of Europe. This forest is

strictly protected since 1921 and attracts many scientific researchers and tourist. Multiple sages and

fascinating stories are constructed around it, inspiring many people.

Foto 1: 13 HA

Foto 2: Bialowieza Primeval Forest

Credits: All Alone the Stars, Marjolijn Dijkman 2007, 13 HA / Bialowieza Forest.

Page 52: Kunstatelier Landschapsparken

…15 seconden…

Ontwerper: Joost van Hezewijk (i.s.m. Ed Joosting Bunk)

Opdrachtgever: Provincie Noord-Brabant en Gemeente Woensdrecht

Locatie: Hoogerheide

Ontwerp: 2007-2008

Uitvoering: 2009-2010

De opgave betrof de integratie van een bunkercomplex uit de Tweede Wereldoorlog in de

geluidswallen van een nieuwe rondweg. Het complex, oorspronkelijk gebouwd ter verdediging van het

vliegveld Woensdrecht, lag weg te kwijnen in het landschap maar komt door deze bouwkundige

transformatie (een mengvorm van restaureren, articuleren en „creatief slopen‟) letterlijk en figuurlijk

meer in het zicht te liggen; gedurende 15 seconden voor de gemiddelde automobilist.

Het project is een voorbeeld van een geïntegreerde kunsttoepassing, waarbij dienstbaarheid

prevaleert boven de autonomie van de kunst. Het ontwerp combineert ogenschijnlijk tegenstrijdige

eisen uit verschillende disciplines. Het plan geldt niet alleen als civieltechnische aanpassing of

landschappelijke inpassing, maar evenzeer als cultuurhistorische opwaardering. Het project toont een

bescheiden omgang met omstreden militair erfgoed dat is achtergelaten door de bezetters in de Slag

om Woensdrecht. Het bunkercomplex geldt als een stille getuige van een pijnlijk maar belangrijk

moment in de geschiedenis van het dorp.

Dit werkstuk van Jan en Willem van Toorn staat bij de sluis van Gaar-keuken: een bank met een

led-videoscherm waar een lichtkrant op loopt, met teksten en beelden van een gedetailleerde kaart

van de omgeving, bedoeld om de varende, lopende of rijdende passant te informeren over de

betekenis van de plek. Het was een opdracht in het kader van „Woordenstroom‟, een kunstproject

van de provincies Groningen en Friesland.

Jan en Willem van Toorn

3129 Brinta Vijversburg

Iedere oplossing bestaat al in de wereld om ons heen. Het is slechts een kwestie van herkennen en

omzetten in iets bruikbaars.

Het land levert zowel grondstoffen voor ons voedsel, als bouwstoffen voor het gebouwtje. Dat is

gemaakt van stro – het restproduct van tarwe – met gestapelde opslagkratten. Het strohuis geeft

uitzicht over het weiland, uitgespaarde letters in het koren lezen: Brinta. De tarwe adverteert de

herkomst van het bekende ontbijtproduct waar hele generaties mee groot zijn geworden.

De pap was in 1945 één van de eerste kant-en-klaar maaltijden. Klaar in het pak, je hoefde het niet te

koken. Echt populair werd Brinta in 1963 na de finish van de Elfstedentocht. Toen de jonge reporter

Joop van Zijl aan de Elfstedenwinnaar vroeg wat die had gegeten voordat „ie ‟s morgens op weg ging,

antwoordde Reinier Paping: “Och, wat lichte kost, een bord Brinta.” De pakken Brinta waren niet meer

aan te slepen. Voor Vijversburg ploegden we het land, zaaiden er tarwe en bouwden een uitkijkhuisje

op de bestaande verhoging aan de rand van het Ooievaarsnest.

Page 53: Kunstatelier Landschapsparken

Jurgen Bey

Hallenhaus

Neukirchen-Vluyn, Duitsland

2006

Ontwerp wat er al is

Leegte en stilte kunnen maar moeilijk ontworpen worden. Als het voorhanden is dan neemt

Observatorium het in zijn ontwerp op. Er zijn drie manieren: niets doen, beschermen en zichtbaar

maken.

Opdracht

Halde Norddeutschland is aangewezen als knooppunt van een netwerk van sport- en

recreatievoorzieningen in het landschap van de Niederrhein voor de miljoenen inwoners van het

Ruhrgebied. De sluiting van de steenkoolmijnen veroorzaakte ook in de Niederrhein, gelegen tussen

Ruhrgebied en Nederland, grote werkeloosheid. De stedebouwkundige Thomas Sieverts, bekend van

het boek en het begrip Zwischenstadt, (netwerk van bebouwing zonder samenhang dat noch stad

noch platteland is) tekende een plan ter stimulering van de recreatie onder de titel Landschaftspark

Niederrhein. De Halde NordDeutschland is in dit plan een van de centraal gelegen regionale

trekpleisters. Het is geschikt voor wandelen, fietsen, paragliding, paardensport, etc. maar zou ook

investeerders in recreatieve voorzieningen moeten aantrekken. De kern van de opdracht was

drieledig: inbedding van de berg in het landschap, ontwikkeling van de berg tot een recreatieoord, dat

nieuwe werkgelegenheid met zich mee zou brengen - en een landmark.

Berg der Stille

WES en Observatorium waren zo onder de indruk van de landschappelijke kwaliteiten van de berg

restgesteente, dat Kein Remmiedemmie (drukte, herrie, gedoe) de slogan voor het ontwerp werd. De

berg zou geen sokkel voor ontspanningsindustrie moeten worden, maar een ruimte voor

verwondering.

Hallenhaus

Het idee voor de landmark werd geboren bij het openslaan van het boek Silent Spaces van fotograaf

Malcolm Kirk over de bouwgeschiedenis van schuren. Een foto in het bijzonder trok de aandacht – de

herbouw van de Deertz barn op de top van een heuvel, upstate New York. De ruimte rondom het

houten geraamte van een schuur herinnerde aan de ruimtelijke sensatie van een tempel of

kathedraalruïne.

Nederlandse en Duitse pioniers in de Verenigde Staten van Amerika hadden samen een nieuw type

schurenbouw ontwikkeld door hun beider tradities samen te voegen. De Dutch barn is gebaseerd op

het Oost-Nederlandse los hoes en het Nedersaksische Hallenhaus, waarbij de driedeling van de

ruimte met middenschip en zijbeuken essentieel is. Het Hallenhaus is een variant van een oertype

architectuur, dat in de loop van de geschiedenis als praktische ruimte voor landbouw, industrie en

bewoning, maar ook als gewijde ruimte. Kenmerkend voor het Hallenhaus is het drieledige gebruik:

opslag voor granen, stal voor dieren een woonruimte voor het boerengezin.

Dutch Barn in Duitsland

Observatorium houdt van open constructies, letterlijk en figuurlijk. Het geeft de gebruiker/

toeschouwer de mogelijkheid het beeld in zijn gedachten af te maken en/ of er iets aan toe te voegen.

Sculptuur van Observatorium is zelden af bij oplevering. Het staat anderen toe om iets aan te bouwen

of het voor eigen gebruik te transformeren. Het Hallenhaus bestaat uit stalen binten en is volledig

demontabel. De afzonderlijke elementen bestaande uit twaalf ribben kunnen losgeschroefd worden

zonder dat de overige elementen gevaar lopen in te storten. Twee delen zijn reeds uit het geheel

Page 54: Kunstatelier Landschapsparken

genomen en staan los naast het Hallenhaus, dat eigenlijk een hele grote blokkendoos is. De

constructie staat op een betonnen sokkel die rondom zitmogelijkheid biedt.

Zo groot als het is als je erin staat, van beneden is het niet meer dan een potloodschets, die de

passanten op de Autobahn A57 zegt dat de gigantische berg, na 50 jaar terra incognita geweest te

zijn, toegankelijk is en dat je daarvandaan terug kan kijken op de wereld, die je op gezette tijden

verlaten wilt. Het Hallenhaus is ook te beschouwen als een constructie die de leegte en de

weidsheid kadreert. Hoe groot het ook is, het slaagt erin de aanwijzing van het ontwerpteam om de

berg leeg te houden, kracht bij te zetten.

Zicht

Leegte en stilte kunnen maar moeilijk ontworpen worden, als het voorhanden is dan moet het

ontwerp, voorzover het nodig is, deze waarden beschermen. Het is van belang te weten hoeveel

mysterie en hoeveel perfectie een niet ontworpen ruimte heeft.

Voor een recreatieoord in wording, voor een streek die grote economische transformaties meemaakt,

en niet in de laatste plaats voor een streek waar gigantische energiecentrales naast

vakwerkboerderijen staan is het onaffe gebouw een symbool van verandering en optimisme. Het

Hallenhaus kadert het grandioze uitzicht en geeft de anonieme kale berg een eigen gezicht.

Ondanks de openheid van de constructie wordt de sculptuur als een binnenruimte met

panoramavensters ervaren. Het oefent op veel bezoekers een een concentrerende kracht uit. Deze

mengeling van profaan en sakraal die elke grote schuur heeft komt extra sterk naar voren door de

Akropolis-achtige situering.

Openluchtuniversiteit

Gedurende de jaren dat de bouw van het Hallenhaus en de Himmelsleiter plaatsvond, ontving

Observatorium meer en meer uitnodigingen voor workshops aan universi-teiten en akademies. Het

kwam nogal eens voor dat studenten direct na de uitleg van de opdracht zich naar de computers

haasten om referentiebeelden en bestaande oplossingen te zoeken. Toen Jacob Voorthuis,

architectuurtheoreticus aan de TU Eindhoven Observatorium uitnodigde voor een workshop naar

eigen inzicht, rees het verlangen om naar buiten te gaan en zoveel mogelijk paradox aan te bieden:

realiteitszin versus verwondering en vrij ontwerp versus gemeenschapszin. Het Hallenhaus en de

Halde werden tot Openluchtuniversiteit omgedoopt, de studenten bezochten tweemaal hun

pioniersland en de opdracht luidde: vestig je op de berg, maak een ideaal huis maar bedenk dat de

nederzetting op openbaar terrein ontstaat en dat het weidse uitzicht vanaf de kale top van de Halde

een groot goed is. Twee suggesties werden ter overweging aangedragen: “Neem niet alleen van de

berg, maar geef ook aan de berg. Neem in je gebouw een scheiding tusen openbaar en privé op.”

De vrije vestiging op een recreatieterrein leverde intrigerende paradoxale ontwerpen op: een

begraafplaats met conciërgewoning, een openbare bibliotheek met bovenhuis op een openbare weg,

een villa met zwembad dat als poorthuis dient. De exercitie leverde prikkelende voorstellen op,

waarbij de privébelangen van de vrije vestiging hand in hand kunnen gaan met verrijking van de

openbare ruimte.

Andre Dekker

Page 55: Kunstatelier Landschapsparken

Het Wickelhofpark: de Polder als Park als Kunstwerk

Voor de kunstenaars Rudy Luijters en Onno Dirker (Atelier Veldwerk) was de constate-ring dat het

landschap de afgelopen decennia minder toegankelijk, minder „openbaar‟ is geworden, een belangrijk

motief; de culturele meerwaarde van wat het Wickelhofpark zou gaan worden, is er in belangrijke

mate door bepaald.

Door intensief onderzoek in de regio rond de gemeente de Ronde Venen onstond een beeld van een

landschap dat sterk wordt bepaald door de elementen die daar door de mens zijn ingebracht. Het is

geen nieuws dat het landschap volledig door door de mens is gemaakt, vaak al eeuwen geleden.

Maar door niet slechts op het landschappelijke schaalniveau te kijken, maar de blik met name ook te

richten op de elementen van menselijke maat, wordt het landschap „persoonlijk‟. De details gaan een

eigen verhaal schrijven. Landhekken zijn in alle streken anders, want altijd gemaakt door lokale

timmerlieden, of de boeren zelf. Met eigen middelen, eigen gebruiken en in wisselende specifieke

omstandigheden die overal andere eisen met zich meebrengen. Hetzelfde geldt voor de stuwen, de

dammetjes, de schuurtjes, het smeedwerk en de polderbruggen. Op grond van die vaststelling is het

plan opgevat om in het Wickelhofpark een zo groot mogelijke variëteit van die bepalende objecten op

te nemen. In plaats van het landschap op een plattegrond of tekentafel te beschouwen en daarin te

ontwerpen, zijn het landhek, schuurtje en de stuw en brug de aanleiding geweest voor het ontwerp

van de inrichting. Het park als verzameling culturele elemen-ten uit de omgeving, waarvan het totaal

het „beeld‟ oplevert, de parkinrichting als geheel vormt het kunstwerk.

Opmerkelijk is dat bij het ontwerpen van die objecten – of het nu om een landhek of een brug gaat –

er nimmer esthetische motieven een rol hebben gespeeld. De boer, lokale timmerman of ingenieur

neemt de maat van doorgang, sloot of vaart en werkt die gegevens uit op grond van zuiver

functionele overwegingen (hoewel met overgeleverde kennis en ervaring). Beslissingen werden niet

genomen op basis van de vraag of iets mooi of lelijk is. Esthetische overwegingen zijn simpelweg niet

aan de orde.

Feit is echter, dat wat als schoonheid ervaren wordt binnen het landschap, wel sterk mede wordt

bepaald door die functionele ingrepen en toevoegingen. Niet slechts de gebouwde of constructieve

elementen, maar evenzeer de knotwilgen, de elzensingels en struiken aan de voet van de

landhekken. Deze zijn er nooit aangebracht of geplant vanwege hun vermoedelijke schoonheid, maar

om redenen van gerief of bescherming. Pas in recente jaren worden deze elementen ingezet juist

ookvanwege de landschappelijke (esthetische) ervaring die wordt opgeroepen.

In het Wickelhofpark zijn zeer bewust zoveel mogelijk verschillende elementen toegepast. Van

vuilnisbakken en banken tot diverse modellen landhekken in hout en staal, een fruitgaard, rietkragen,

steigertjes en en loopplanken, enz. De onderscheiden bruggen zijn ontworpen op basis van een

analyse en indeling van lokale polderbruggen. Er zijn bruggen van hout, staal en beton, in

overeenstemming met de noodzakelijke belasting. Voor de oplettende beschouwer zijn ook die

bruggen zonder moeite terug te vinden in bestaande bruggen uit de omgeving.

Rudy Luijters

Page 56: Kunstatelier Landschapsparken

Gebakken land; het project

De polder Oudeland maakte tot 2007 deel uit van de Gemeente Berkel en Rodenrijs en bevindt zich

in de provincie Zuid-Holland. De agrarische polder heeft een nieuwe bestemming gekregen en er

vinden nu grootschalige bouwactiviteiten plaats voor het realiseren van het bedrijventerrein

„Oudeland‟. Sinds 1 januari 2007 vormt Berkel en Rodenrijs samen met Bergschenhoek en Bleiswijk

de nieuwe gemeente Lansingerland.

Op uitnodiging van de Gemeente Berkel en Rodenrijs heeft Irene Fortuyn in samenwer-king met Arjan

Karssen een voorstel voor dit gebied ontwikkeld dat de verandering van de plaats „fixeert‟. Door vorm

te geven aan de bestaande kwaliteiten van het gebied wordt de geschiedenis van de plaats zichtbaar

gemaakt.

De polder bestaat uit een laaggelegen veengebied omsloten door een hoger gelegen kleiplateau. Een

verstilde polder, een landschap van vaarten en sloten. Een boerenhoeve met een singel van bomen

vormt samen met de uitgestrektheid van het landschap en de panoramische vergezichten het beeld

van de plaats. Polders zijn kenmerkend voor de Hollandse traditie van het cultuurlandschap: een

deltaland dat constant aan verandering onderhevig is en door de mens moet worden vormgegeven.

In het ontwerp fungeert dit beeld als ruimtelijk gebaar. Een wandelpad van bakstenen zal als een

ononderbroken lint het plangebied doorkruisen. De bakstenen dragen het DNA van Berkel en

Rodenrijs: ze zijn gemaakt van in de polder Oudeland afgegraven klei en worden gemerkt met een

stempel: 1391, het jaar waarin Berkel en Rodenrijs onder het bestuur van de Arend van Egmond

werden samengevoegd tot één gemeente; en 2007, het jaar waarin de gemeente is opgegaan in

Lansingerland.

Het wandelen over het pad verbindt de geschiedenis met nieuwe vergezichten.

Op diverse locaties zullen met grote keramische letters woorden geplaatst worden die verwijzen naar

de elementen waaruit het landschap is opgebouwd:

KLEI, VEEN, AARDE, LUCHT, KOOT, WATER, GEBAKKEN LAND.

Het terrein van Boer Koot ligt midden in het te ontwikkelen gebied. Het is een oude boerderij met

stallen, schuren en een hooiberg. De indeling van het gebied maakt het functioneren van het

boerenbedrijf en het omringende land zichtbaar. De hooiberg zal worden omgebouwd tot atelier, een

werkplaats waar op lokatie aan de keramische letters zal worden gewerkt en waar workshops voor

kinderen, bewoners en passanten van het gebied georganiseerd worden. Er kunnen daar van de klei

uit het gebied bakstenen gemaakt worden, met een persoonlijk „signatuur‟. Deze stenen zullen

onderdeel worden van het pad. Na dienst te hebben gedaan als atelier zal de verbouwde hooiberg de

plaats worden waar Boer Koot de geschiedenis van zijn familie en het voormalige boerenbedrijf toont.

Irene Fortuyn

Page 57: Kunstatelier Landschapsparken

Gastland (niet uitgevoerd)

Sittard 1996

In Operation Desert Storm, in 1991, evolueerde generaal Norman Schwartzkopf tot een filmheld à la

John Wayne. Yasser Arafat, Shimon Peres en Yitzhak Rabin ontvingen in 1994 de Nobelprijs voor de

vrede in het Midden-Oosten. Ondanks „Nooit meer Auschwitz‟ werden in 1995, in Bosnië, onder de

ogen van Nederlandse militairen zevenduizend moslims op transport gezet en vermoord. De

commandant van de Surinaamse „decembermoorden‟, Desi Bouterse, kreeg onlangs een eigen boom

in het vredeswoud van Israël.

Het zijn maar enkele voorbeelden waaruit blijkt met welk gemak de realiteit kan worden aangewend

en gemanipuleerd ten behoeve van een imago. Symbolische plechtigheden zijn daartoe hoogst

effectief omdat door pers en publiciteit direct kan worden geoogst. Bovendien is een boompje zo

geplant en kan het even snel weer worden vergeten.

In dit licht is het ontwerpen van een „solidariteitsmonument‟ voor Sittard, zoals u mij verzoekt, een

hachelijke onderneming. Tegelijkertijd vormt het balanceren op dit gladde ijs een even grote

uitdaging.

Anders dan een monument ter nagedach-tenis aan het verleden, is er aan een solidariteitskunstwerk

geen enkel ander bestaansrecht te verlenen, dan de betekenis die er in de toekomst aan gegeven

wordt. Het heldere oogmerk dat u heeft, mag niet vergelen tot een loze kreet uit 1996. Daarom is mijn

uitgangspunt dat het kunstwerk niet een gestold moment moet zijn, maar in de toekomst voortdurend

een beroep op mensen moet doen om betekenis te geven aan het begrip solidariteit.

Reeds in de 13e eeuw stond in Sittard een gasthuis. Gasthuizen waren bestemd voor de opvang van

behoeftigen: armen en zieken, maar ook vreemdelingen, reizigers en pelgrims. Het gasthuis in Sittard

lag tussen de Burcht van de Heer en de Grote Markt, op de plaats van het latere dominicanerklooster.

Het lag buiten de omwalling, om mensen die na het sluiten van de stadspoorten arriveerden toch

onderdak te bieden. Mijn voorstel is dit eeuwenoude voorbeeld van solidariteit te projecteren op de

huidige tijd, in het Sittard van nu.

Sinds de middeleeuwse gasthuizen is er veel veranderd in de wereld. Veel mensen kloppen in het

Westen op de deur voor een goede plek om te bestaan. De grenzen voor de ander gesloten houden

is een kortzichtige en immorele optie. Het accepteren van vreemdheid en vreemden op eigen

grondgebied vraagt niettemin een groot gevoel van solidariteit. Bloed en bodem zijn sterk met elkaar

verbonden en zijn oorzaak van menige felle strijd. Was het in de dertiende eeuw een onderdak,

waarin gastvrijheid uiting kreeg, zo is dat in deze tijd het grondgebied.

Als solidariteitskunstwerk wil ik „Gastland‟ aan u voorstellen. Gastland is een afgebakende hectare

Limburgse grond tussen Sittard, Limbricht en Enighausen. Nu nog weiland zonder bestemmingsplan,

zal dit gebied in de loop der tijd onderworpen worden aan een onherroepelijke stadsuitbreiding die

dorpen en stad verenigt. Gastland is de eerste hectare grond met een duidelijke bestemming: het zal

worden gebruikt om betekenis te geven aan het begrip solidariteit. Als in de toekomst, naar schatting

in 2006, de stedenbouwkundige plannen een feit zijn, zullen de criteria van Gastland het uitgangspunt

vormen voor het bebouwen van zijn grond.

Nu, in 1996, heeft Gastland de vorm van een met een lage omheining gemarkeerd stuk weiland van

circa één hectare met een duidelijke entree. De naam is in het straatnaamregister opgenomen en

staat in het kadaster omschreven als „solidariteitsgebied‟.

Het gebruik van Gastland wordt voortdurend afgestemd op een op dat moment relevante betekenis

van het begrip solidariteit. In de eerste jaren valt te denken aan steeds wisselende toepassingen:

Page 58: Kunstatelier Landschapsparken

manifestaties, feesten, concerten, markten, onderwijsprojecten of noodhulp. Mogelijk is later een

vaste functie preferent om uitdrukking te geven aan de notie van saamhorigheid, een cultuurcentrum,

een plein, een kantoor, een woningblok of een ziekenhuis?

Het is onmiskenbaar dat het begrip solidariteit in de toekomst een inhoud krijgt en een houding vraagt

die nu niet is te voorzien. Welke beslissingen over Gastland genomen moeten worden kan pas

worden beoordeeld als de tijd het vraagt.

Het abstracte begrip solidariteit heeft een locatie gekregen; in die zin is Gastland een monument.

Maar dat alleen is niet voldoende. Solidariteit is een eerste vereiste om de discussie over het gebruik

van deze grond vruchtbaar te maken. Ik hoop daarom dat Gastland voor altijd zal bestaan.

Er zijn diverse mogelijkheden denkbaar om het onderwijs bij dit project te betrekken. De vormgeving,

de voorbereiding en uitvoering van Gastland zou in overleg en samenwerking met een technische

school kunnen gebeuren. Andere onderwijsinstellingen zouden inhoudelijk kunnen inspelen op het

thema solidariteit: discussie, film, lezing, excursie etc. Op basisscholen kunnen maquettes worden

gemaakt en plannen worden bedacht over de wijze waarop Gastland gebruikt zou kunnen worden.

Het lijkt mij wenselijk dat alle beweging rondom Gastland wordt gedocumenteerd en er over twintig

jaar een boekje verschijnt dat verslag doet van de solidariteit van Sittard.

Hans van Houwelingen

Noot: Het ontwerp werd goedgekeurd. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1998 werd

Gastland echter inzet van politieke strijd en is ten gevolge daarvan geannuleerd.

Page 59: Kunstatelier Landschapsparken

colofon

Het Kunstatelier landschapsparken vond op 9 april 2010 plaats in World Art Delft gelegen in

het Ackerdijkse bos in Midden-Delfland.

Het atelier beoogde nieuwe impulsen te geven aan de idee- en conceptvorming voor de

inrichting van de groene recreatieve ruimte in de stedelijke invloedssfeer: het metropolitane

landschapspark.

Het atelier vond plaats in het kader van de percentageregeling voor kunst bij grote infra-

structurele werken van de provincie Zuid-Holland. Het verslag is een belangrijke inspiratiebron

voor de kunstplannen voor fietspad F370 en de landschapsparken Midden-Delfland, het

Buijtenland van Rhoon en Deltapoort.

De provincie Zuid-Holland is opdrachtgever en financier van het Kunstatelier landschaps-

parken.

Het atelier is een initiatief van Kunstgebouw en tot stand gekomen in nauwe samenwerking

met Bureau Cultuur van de provincie Zuid-Holland, Projectbureau Buijtenland van de

provincie Zuid-Holland, Groenservice Zuid-Holland en DN Urbland.

uitgever:

Kunstgebouw, Stichting kunst en cultuur Zuid-Holland

Rijswijk, augustus 2010

deelnemers Kunstatelier landschapsparken:

essayisten: Andre Dekker, Willem van Toorn, Irene Fortuyn, Hans den Hartog Jager,

Job Koelewijn, Hans van Houwelingen

kunstenaars: Joost E.L. van Hezewijk, Marieke Barnas, Jurgen Bey, Rudy Luijters,

Ester van de Wiel, Marjolijn Dijkman

Groenservice Zuid-Holland: Jan van den Brand, Naomi Sukel, Nora Kösters,

Siemco Louwerse

Provincie Zuid-Holland, Bureau Cultuur: Enno Schimmel

Provincie Zuid-Holland, Projectbureau Buijtenland: Wietske Veltman

Kunstgebouw: Klaas Hoekstra, Henri van Nes, Karel Winterink, Tanja Karreman

DN Urbland: Hans Dekker, Marja Nevalainen, Sabine Provily, Kim Grift,

Ard Middeldorp, Marlies Rijken

organisatie en vormgeving atelier:

DN Urbland

Vulcanusweg 259

2624 AV Delft

015-21 21 777

[email protected]

Page 60: Kunstatelier Landschapsparken

contactinformatie:

Kunstgebouw, t.a.v. Karel Winterink

Broekmolenweg 16

2289 BE Rijswijk

015-215 45 15

[email protected]

www.kunstgebouw.nl

bronvermelding:

Tenzij anders vermeld, beelden DN Urbland.

De beeldrechten van de afgebeelde kunstwerken liggen bij de kunstenaars.

Cover: Recreatieschap Midden-Delfland/ Vincent van den Hoven

Luchtfoto‟s: Bing maps.

Niet alle rechthebbenden van de gebruikte illustraties konden worden achterhaald.

Belanghebbenden wordt verzocht contact op te nemen met Kunstgebouw.