KringNieuws januari 2011

20
Kring Nieuws UITGAVE VAN KRING VRIENDEN VAN ’S‑HERTOGENBOSCH JAARGANG 37 NUMMER 1 JANUARI 2011 Vooraf 2 Winterparadijs op Parade en eindejaarsbijeenkomst 3 De kunst van De Gruyter 4 Researchproject Bosch 5 Jeroen Bosch en de Bijbel 6 De Bossche School 7 Einde grafzerken? 8 Met LEF naar Kortrijk en Oudenaarde 10 Korte berichten 11 1813 of 1814 12 Paradepaardjes 13 Van Oetel(donk) 14 De Frederik Hendrik in de vaart 15 Dat gaat naar Den Bosch toe, met de tram (6 en slot) 16 Kerststal ‘op hoog niveau’ 18 Onthullen is kinderwerk 19 Beeld van Jacobus 20 Winter paradijs

description

Verenigingsblad van Kring Vrienden van ]s-Hertogenbosch, januari 2011

Transcript of KringNieuws januari 2011

Kring NieuwsUITGAVE VAN KRING VRIENDEN VAN ’S‑HERTOGENBOSCH

JAARGANG 37NUMMER 1JANUARI 2011

Vooraf 2

Winterparadijs op Parade en eindejaarsbijeenkomst 3

De kunst van De Gruyter 4

Researchproject Bosch 5

Jeroen Bosch en de Bijbel 6

De Bossche School 7

Einde grafzerken? 8

Met LEF naar Kortrijk en Oudenaarde 10

Korte berichten 11

1813 of 1814 12

Paradepaardjes 13

Van Oetel(donk) 14

De Frederik Hendrik in de vaart 15

Dat gaat naar Den Bosch toe, met de tram (6 en slot) 16

Kerststal ‘op hoog niveau’ 18

Onthullen is kinderwerk 19

Beeld van Jacobus 20

Winter paradijs

WV Winterparadijs op Parade en eindejaarsbijeenkomst

2KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

VoorafNik de Vries

Als u dit leest, zijn de drukke feestdagen weer voorbij. Ik hoop dat u ze goed hebt doorgebracht. Mede namens de redactie wens ik u alle goeds toe voor 2011.

Het wordt een belangrijk jaar voor de Kring Vrienden. Als alles goed gaat, betrekken we in de loop van dit jaar het nieuwe Kringhuis aan de Parade. Het bestuur houdt u vanaf dit nummer op de hoogte van de gang van zaken.Ook de nieuwe boot, de Frederik Hendrik, gaat varen. Bij het uitkomen van dit nummer zijn de eerste tochten achter de rug en weten we of de nieuwe loot aan de vriendenstam bevalt.Voorts vindt u in dit nummer het laatste artikel van Marjan Vonk over het thema Dat gaat naar Den Bosch toe. Het elektronisch duiveltje is er verantwoordelijk voor dat het niet in het novembernummer stond. Inmiddels is Marjan begonnen aan een nieuwe serie die in maart van start gaat.LEF gaat weer op reis, nu naar Kortrijk en Oudenaarde. Daarnaast heeft LEF een mooie lezing voor u in petto.Geert Donkers vervolgt zijn tocht langs ‘Bossche’ heiligenbeelden. Daarnaast hebben we artikelen van diverse aard voor u. Ook enkele aardige activiteiten van de Kring worden letterlijk in beeld gebracht.Er zijn opnieuw veel boeken over ’s-Hertogenbosch verschenen. Sommige ervan werden officieel ten doop gehouden; van twee van die bijzondere gebeurtenissen doet de redactie verslag. Natuurlijk worden die boeken ook gelezen. In dit en het volgende nummer recensies van enkele mooie uitgaven.Uiteraard wens ik u weer veel lees- en kijkplezier.

Tot slot: mocht u zelf iets willen publiceren in KringNieuws, stuur dan uw artikel naar de redactie. Dat kan via de mail of via het Kringhuis (Lombardje). Graag tekst aanleveren in Word voor 18 februari. Illustratiemateriaal (foto’s, tekeningen en dergelijke) apart aanleveren bij het Kringhuis.

Tijdens het Winterparadijs op de Bossche Parade was ook de Kring Vrienden aanwezig. Hier een kijkje vanuit de ruimte van waaruit de vrijwilligers hun werk deden.

Foto voorpagina: Ellie de Vries.

Winterparadijs op Parade en eindejaarsbijeenkomst

3KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Foto’s: Ellie de Vries.

J

4KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Jo Timmermans overhandigt

eerste exemplaar aan Poolse

ambassadeur.

Jeroen Bosch en de BijbelGerard ter Steege

Door de loop van de eeuwen heen zijn historici en kunsthistorici op zoek geweest naar de inspiratiebronnen van de mysterieuze schilder Jeroen Bosch. Een van de meest fascinerende schilders uit de late Nederlandse Middeleeuwen, die leefde in een zeer turbulente wereld. Zijn schilderijen, de penseelstreken, de verflagen, het materiaal zijn nog altijd een bron voor onderzoekers. Lastig daarbij is dat Jeroen Bosch geen geniale solitaire schilder was, veeleer een collectivist die ook anderen, vaak familie of leerlingen, aan zijn schilderijen liet werken. Wel legde hij altijd de laatste hand aan zijn kunstwerken en voorzag deze van zijn signatuur.

Onlangs is weer een boek verschenen met een nieuwe visie op het werk van Bosch. Jeroen Bosch geïnspireerd door de Bijbel is het onderwerp van dit boekwerk. De Boxtelse ondernemer en galeriehouder Dick Heesen (1929-2004) heeft 25 jaar van zijn leven gewerkt aan dit manuscript. Hij was een kunstliefhebber en vooral gefascineerd geraakt door Jeroen Bosch. Een toevallige ontmoeting met Poolse wandtapijtwevers inspireerde partijen om schilderijen van Jeroen Bosch te laten verwerken in wandtapijten. In een Poolse weverij zijn 29 van deze tapijten gemaakt met afbeeldingen van Bosch. Al deze tapijten zijn vandaag de dag te bewonderen in het Jheronimus Bosch Art Centrum ( JBAC). Heesen heeft met passie vanuit een ander gezichtspunt fragmenten uit de schilderijen van de ‘duivelskunstenaar’ Bosch gekoppeld aan teksten uit de mysterieuze Bijbel. Bij zijn overlijden in 2004 lag een ruw maar moeilijk toegankelijk manuscript klaar.

In een met genodigden en belangstellenden gevuld JBAC werd in november 2010 zijn boek De geheime boodschap van Jeroen Bosch gepresenteerd. Zes jaar na zijn overlijden kon zijn weduwe het boek eindelijk in ontvangst nemen. Hieraan voorafgaand vergeleek de hoogleraar cultuurgeschiedenis Peter Nissen het werk van Michelangelo in de Sixtijnse kapel met dat van Bosch in relatie met de Bijbel. De heersende situatie van de kerk was als inspiratiebron voor die beide kunstenaars. Aannemelijk is, dat ook Bosch een gedreven lezer en kenner van de Bijbel was. In die tijd ging men op zoek naar de Verlossing en verwachtte directheid en verdieping van ‘de kerk’. Als Gezworen Broeder was hij lid van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap. Broederschappen met onder meer gespreksgroepen,

waar leken uitleg kregen over de Bijbel. Nissen suggereerde dat Jeroen Bosch ook heeft deelgenomen aan de Preekgesprekken van de Broeders van het Gemene Leven in de Hinthamerstraat. Daarom is het aannemelijk dat de opdrachtgevers slechts een substantiële bijdrage leverden bij de realisatie van kunstwerken. Veeleer speelden de filosofische en beschouwelijke belevingen van de kunstenaar daarbij een rol. Na een bewuste en arbeidsintensieve studie wordt in het boek van Heesen de kunstwerken van Jeroen Bosch verklaard vanuit de Bijbel als inspiratiebron. “Niemand voor hem heeft dit eerder als zodanig verklaard,” beëindigde Nissen zijn lezing.

Daarna was het de beurt aan dr. Theo Hoogbergen. Als kenner van het religieuze leven gaf hij een toelichting op Een intrigerende zoektocht. Hij schilderde een onrustig tijdsbeeld met hongersnood, pestepidemieën, stadsbranden. De stagnatie van de bouw van de Sint-Jan en het verzet tegen de opkomst van de Vlaamse polyfonie leidden mede tot ontevredenheid en intolerantie in de stad. Aan de andere kant leefde Bosch ook in een tijd die vele (latere) bekende tijdgenoten kende waaronder Columbus, Erasmus, Copernicus, Luther, Leonardo da Vinci. Hoogbergen beëindigde zijn voordracht met de volgende typering van het boek: “Bijbelteksten – beelden – intrigerend commentaar. Elke dag een visioen tot ver in ’t volgend jaar.”

De voorzitter van de Stichting Jheronimus Bosch Centrum, Jo Timmermans, overhandigde de eerste exemplaren van het boek aan de weduwe van Dick Heesen en aan de ambassadeur en de consul van Polen. Bij de overhandiging van het boek aan de burgemeester van de stad merkte hij op: “Dit boek is een cadeautje voor de stad.”In haar dankwoord benadrukte mevrouw Anja Heesen de inzet van Noud Hermans als een vriend en vooral als een klankbord en drijfveer bij het onderzoek. De inbreng van Ben Spekman als vriend was vooral zijn journalistieke ervaringen. Theo Hoogbergen heeft met een niet aflatende energie van het ruwe manuscript een bijzonder en goed toegankelijk boek gemaakt zonder daarbij de essentie en visie van Heesen geweld aan te doen. Ook een dankwoord voor Jo Timmermans, die samen met het Heesenfonds de uitgave van dit boek mogelijk heeft gemaakt, zes jaar na de dood van Dick. Na afloop van de boekpresentatie, dat muzikaal werd opgeluisterd door het Koperkwintet van het Brabants Orkest, verlieten vele bezoekers met het ‘zware’ boek onder de arm de voormalige Sint-Jacobskerk.

Foto: Ed Hupkens.

Gevels v.l.n.r.: Hooge Steenweg

208, gehuurd door P. de

Gruyter en in 1818 gekocht.Voorgevel van

de winkel nummers

207 en 208, 1826-1892.

Voorgevel van 1892 tot 1902.

Voorgevel na de verbouwing

in 1902.

D

5KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

De kunst van De GruyterNik de Vries

Onlangs verscheen opnieuw een boek over De Gruyter, nu eens niet zozeer vanuit Bosch perspectief, maar vooral vanuit het Utrechtse. ’s-Hertogenbosch is overigens niet vergeten, maar dat kan ook nauwelijks anders met een ‘Bossche’ firma.

De kunst van De Gruyter is geschreven door Peter Sprangers. In het rijk geïllustreerde boek vertelt hij eerst hoe De Gruyter naar Utrecht komt. Dit speelt in 1896, als Jacques in Utrecht een eerste winkel opent voor de verkoop van grutterswaren. Van hieruit expandeert het bedrijf, met het hoofdkantoor aan de Hooge Steenweg te ’s-Hertogenbosch, tot een grote speler. Er zijn verschillende redenen hiervoor. Een ervan is de inrichting van de winkels: prachtig keramiek siert de wanden, koperen koffievoorraadbussen glanzen de klanten toe. Tel daarbij op de gouden slogan: En betere waar, en 10% en het onberispelijk geklede personeel en het is duidelijk dat klanten er graag kopen.De Gruyter groeit uit tot een waar kruideniersimperium met in zijn hoogtijdagen 550 winkels en 7500 personeelsleden. En dan komen de jaren ’60 en gaat het

geleidelijk aan mis. Het bedrijf mist de slag door te lang te aarzelen winkels om te bouwen tot supermarkt. In 1977 sluit De Gruyter zijn laatste winkel.

Veel keramiek is verloren gegaan. De foto’s in het boek laten zien hoe jammer dat is. En ook de winkels zelf zijn of onherstelbaar verbouwd of verdwenen. Slechts hier en daar is nog iets terug te vinden van de oude glorie: het Noordbrabants Museum heeft een grote collectie De Gruyteriana, in de Bossche Hinthamerstraat is een gevel deels in oude luister hersteld. En in Utrecht staat aan de Bemuurde Weerd OZ 3 een nagenoeg intacte winkel. Het boek besluit dan ook met een manifest om deze winkel met alle tegeltableaus van tegelfabriek Holland en de grote wandspiegel te behouden. Laten wij als Bosschenaren ons daar bij aansluiten!

Illustraties komen uit het besproken boek.

De kunst van De Gruyter. Handel en keramiek in Utrecht en elders is te koop bij de boekhandel, de balie van de Kring aan de Parade en de VVV. Het boek kost € 14,95.

R

6KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Researchproject BoschNik de Vries

Op 20 november jl. mag de redactie aanwezig zijn bij de proefopstelling voor het onderzoeksproject over de schilderijen van Jheronimus Bosch. De opstelling heeft als doel te bekijken op welke manier het beste technisch onderzoek kan worden gedaan.

De proefopstelling staat in het Noordbrabants Museum. Twee dagen lang doet een internationaal team van deskundigen onderzoek. Dit gebeurt aan de hand van een 16de-eeuws schilderij, een kopie van een paneel van de grote schilder zelf uit het Prado, uit de collectie van het museum. Het onderzoek vormt de opmaat voor het Bosch Research and Conservation Project. Hierbij wordt moderne technologie ingezet voor een fundamentele herwaardering van het werk van de beroemde Bossche schilder. Kunsthistorici, conservatoren en restauratoren uit instellingen over de hele wereld werken samen om de schilderijen te analyseren en te conserveren. De onderzoeksresultaten van dit project zullen bijdragen aan de herdenking van de dood van Jheronimus Bosch (in 1516) in 2016. Dan zal een grote tentoonstelling in het Noordbrabants Museum mogelijk nieuw licht doen schijnen over het oeuvre van Bosch.

Precisie vereistAlle onderdelen van het onderzoek moeten precies passen. Dit luistert erg nauw. Wat moet wanneer en in welke volgorde gebeuren? Waar kun je als onderzoeker op stuiten? Dat moet de proefopstelling duidelijk maken. Bekeken wordt vooral wat er maximaal mogelijk is in de paar dagen die het team ter beschikking heeft. Het gaat namelijk voor de musea om topwerken, die niet te lang van de zaal gehaald mogen worden.Het betekent dat een paneel van Bosch van de muur afgehaald wordt. Daarna wordt het voorzichtig uit de lijst gehaald en dat is nog niet eerder gebeurd met dit werk. Daardoor kunnen in alle rust details, compositie, opbouw en staat bestudeerd worden. Daarbij wordt onder andere gebruik gemaakt van infrarood fotografie en macrofotografie met speciale filters. Je kijkt als het ware door de buitenste verflaag heen en kunt laag voor laag analyseren. Ook de opzetlaag, direct op het hout, kan bekeken worden. Eerder al zijn röntgenopnamen gemaakt. Dit moest in een speciale omgeving gebeuren, het is echt superspecialistisch werk. De macrofoto’s beslaan steeds een stukje van 5x5 cm. Er worden telkens vier scans gemaakt. Al die stukjes worden later met een sterke computer samengevoegd.

Breed teamHet project wordt uitgevoerd door een breed internationaal team. Projectcoördinator is dr. Matthijs Ilsink, die gepromoveerd is op Pieter Brueghel en Jheronimus Bosch. In het wetenschappelijk comité zitten prof. dr. Jos Koldeweij van de Radboud Universiteit in Nijmegen, prof. dr. Ron Spronk van Queen’s University in Kingston (Canada) en sinds 1 september 2010 hoogleraar Jheronimus Bosch in Nijmegen, dr. Maryan Ainsworth, curator European Paintings van het Metropolitan Museum of Art in New York, dr. Pilar Silva, curator Vroeg-Nederlandse schilderkunst van het Prado in Madrid, prof. dr. Anne van Grevenstein van de Universiteit van Amsterdam en prof. dr. Jochen Sander, onder andere hoogleraar aan de Goethe-Universität in Frankfurt am Main.

SlotMet de resultaten van deze proefopstelling gaat het team aan de slag. Als eerste worden de panelen van Jheronimus Bosch in het Museum voor Schone Kunsten in Gent: De heilige Hiëronymus in gebed en De kruisdraging. Hierna komen ook de werken in andere musea aan de beurt. Het ene resultaat kan het andere uitlokken. De resultaten van het grootscheepse onderzoek worden, zoals gezegd, gepresenteerd in 2016, 500 jaar na de dood van Jheronimus Bosch.

Foto’s: Ellie de Vries.

Proefopstelling in

Noordbrabants Museum.

D

Parklaan 22B, eerste opdracht

van architect Gerard Wijnen.

Complex Zuid-Willemsvaart,

architecten Gerard Wijnen

en Tom Senders.

7KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

De Bossche SchoolNik de Vries

Onlangs verscheen een mooi boek over de Bossche School, een bijzondere stroming in de architectuur. Het heet Gebouwen van het Plastische Getal, een lexicon van de ‘Bossche School’. Het kost € 29,50.

De eerste aanzetten voor het bouwen volgens een grondverhouding, die later het plastisch getal zou zijn, dateren van eind jaren ’30 van de 20ste eeuw. De broers Hans en Nico van der Laan komen er in gesprekken steeds op terug. Na de Tweede Wereldoorlog worden de eerste gebouwen ontworpen volgens dit plastisch getal. De stijl van bouwen wordt Bossche School genoemd.

Het Plastische GetalIn het hier besproken boek wordt uiteraard uitgelegd wat het Plastische Getal is en hoe het gevonden wordt. De zoektocht verloopt in drie fasen: de grootte, de grondverhouding en het matenstelsel. Via een simpel experimentje wordt verteld hoe te komen tot een opeenvolgende orde van grootte. Van hieruit wordt geredeneerd naar de grondverhouding van de vlakke grootte. Bij een bepaalde verhouding van maten wordt deze verhouding gulden snede genoemd, een begrip dat in ieder geval al teruggaat naar de tijd van de Renaissance. Vanuit deze grondverhouding kan een stelsel van (acht) maten ontworpen worden. En zo komen we aan het Plastische Getal en kunnen we gaan ontwerpen.

Mocht het u nu duizelen: in het boek wordt het helder uitgelegd, maar in het kader van een kleine bespreking past het niet dit in extenso weer te geven.

Indeling boekGebouwen van het Plastische Getal kent drie afdelingen: een lexicon, een gids en een atlas.In het lexicon treffen we begrippen en personen aan, de gids leidt ons langs vele bijzondere gebouwen uit de Bossche School en de atlas geeft een overzicht van die gebouwen per plaats geordend. Tenslotte vinden we nog een alfabetische lijst van architecten van de Bossche School, steeds met verwijzingen naar eerdere delen uit het boek.Alles is ruim voorzien van duidelijke illustraties, in zwart wit en in kleur: foto’s van gebouwen buiten en

binnen, plattegronden, verhelderende tekeningen. Het is geen boek om in een keer door te lezen, het is duidelijk een werk dat bedoeld is als naslagwerk. Tegelijk is het boeiend van tijd tot tijd een stuk te lezen.

SlotGebouwen van het Plastische Getal is een mooi boek. De vormgeving is duidelijk, de illustraties zijn goed. Het boek is ook handig in gebruik door het formaat. Veel van de gebouwen zijn terug te vinden in ’s-Hertogenbosch, maar ook (ver) daarbuiten. En dan te bedenken dat niet alle Bossche School gebouwen zijn opgenomen, maar misschien was dat ook niet de bedoeling van de samenstellers Hilde de Haan en Ids Haagsma. Zo staat het Bossche School gedeelte van het toekomstige Kringhuis (Parade 12, dit deel aan de Lange Putstraat) er niet in.

Nik de Vries > Foto’s: Nik de Vries.

Het boek is uitgegeven door Architext in Haarlem en is in elke boekhandel te koop voor € 29,50.

E

8KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Einde grafzerken?Nik de Vries

Als er niets gebeurt, kunnen onze kleinkinderen over 75 jaar ‘schaatsen’ in de Bossche Sint-Janskathedraal. Dat is een van de somberste boodschappen van een bijzondere middag over de grafzerken. Maar er is hoop. Er komt een gesprek met het kerkbestuur over hoe de resten van dit erfgoed gered kunnen worden.

Het is mudvol in de grote zaal van het Theater aan de Parade op zondagmiddag 28 november 2010. Al die honderden mensen komen af op een gevarieerd programma over het thema De dood, dat leeft! Dat programma is opgebouwd rond de presentatie van een groot en groots boek over de grafzerken in de Sint-Jan van ’s-Hertogenbosch. Het wordt een programma, waarin zorg wordt uitgesproken over de mogelijke teloorgang van die zerken; maar ook worden woorden van hoop en verwachting uitgesproken. Het zou toch te erg voor woorden zijn als de Sint-Jan dadelijk wel prachtig gerestaureerd is aan de buitenkant, maar binnen een deel cultuurhistorie zou kwijtraken!

Het onderzoekJan Michels wijst in 1998 Ton Meulman op de grafzerken. Deze betrekt enkele historici bij een nieuw project. Uiteindelijk gaat een team van 17 mensen aan de slag en werkt ongeveer tien jaar aan een enorme klus. Het resultaat van deze noeste arbeid is te boek gesteld, maar ook via een website te bekijken en bestuderen. Zoals een van de medewerkers op zeker moment verzucht: “Het project begint op een slijtageslag te lijken: ik werk al een jaar tot diep in de nacht!” Het project kan ook het begin van de redding van de grafzerken zijn: ze zijn ‘zichtbaar’ gemaakt, niemand kan er meer omheen.Projectleider Jan van Oudheusden vertelt dat de Sint-Jan al veel beschreven, bezongen en in beeld gebracht is, maar de grafzerken zijn nog niet systematisch onderzocht. Er is weliswaar een boek van Smits uit begin 20ste eeuw, maar hierin is alleen opgenomen wat Smits interessant vindt.

Gaandeweg is de projectgroep in de ban geraakt van de genus loci (de geest van de plek): er zijn nog 500 zerken in de Sint-Jan, van 200 andere is het bestaan bekend; 80 zijn inmiddels volledig afgesleten. Op de zerken staan ruim 1100 namen. Vermoed wordt dat in totaal 35.000 Bosschenaren in de Sint-Jan begraven zijn, soms naamloos in of buiten de kerk (dat laatste geldt met name voor het werkvolk en de armen). Na 1629 worden katholieken en protestanten soms letterlijk zij aan zij begraven.

FeestprogrammaIn een film stellen de medewerkers zich voor. Jos van de Ven, verantwoordelijk voor de sponsoring, laat weten: “’t Kost wè, mar dan hedde ok wè…!”Het Matangi Quartet, naast het spelen van prachtig klassiek werk inmiddels ook bekend van uitstapjes met bijvoorbeeld Herman van Veen en Carel Kraayenhof, speelt de Elegie Crisantemi van Giacomo Puccini. De zaal luister muisstil.Harry Tummers, kunsthistoricus, en Anton Schuttelaars, historicus, vertellen samen het verhaal van een zerk uit de tweede helft van de 16de eeuw. En zodoende maken ze samen het verhaal compleet. Het geeft een indruk van hoe interdisciplinair onderzoek tot boeiende resultaten leidt.Dan is het de beurt aan het Bossche octet Capella Pratensis. Ze zingen de eerste drie delen van de Missa pro fidelibus defunctis (Requiem) van Pierre de la Rue, die rond 1500 actief was in ’s-Hertogenbosch. De la Rue is de eerste componist van een requiem. Een film van Jan Wolfs brengt stemmige beelden op de achtergrond.

Het eerste exemplaarDan is het grote moment daar. Het boek van de doden wordt ten doop gehouden, of beter: onthuld, want het gewicht van 12 kilo is wat veel voor een doop. Het eerste exemplaar wordt zo door Jan van Oudheusden aangeboden aan Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant, Wim van de Donk. Jan vertelt onder andere dat de provincie een warm hart heeft voor kunst en cultuur en dat de Brabanders daar dankbaar voor zijn.In zijn dankwoord gaat Wim van de Donk erop in: “Je wordt er stil van wat hier allemaal gebeurt. Het is toch vreemd dat met zoveel dedain gesproken wordt over cultuur door sommigen.” Een engeltje met een mobiel bewijst dat erfgoed dynamisch is: de Sint-Jan is het resultaat van vele eeuwen bouwen en elke eeuw heeft wel iets toegevoegd aan deze imposante kerk. In feite is de Sint-Jan zelf een boek vol beelden, ook uit onze tijd.

Het Matangi Quartet.

9KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

“Zou het geen idee zijn bij het verschijnen van dit boek een steen toe te voegen aan de grond, misschien in virtuele vorm, als teken voor de toekomstige Bosschenaren?” oppert Van de Donk tot slot.Na de pauze wordt ook een impressie gegeven van de website, gebouwd door De Twee Snoeken uit ’s-Hertogenbosch. Alles wat in het boek staat, is ook hier te vinden. Door middel van vele zoekfuncties is de site prima toegankelijk. Snel is zo ook de nodige achtergrondinformatie te vinden.

CultuurhistorieProf. dr. Arnoud-Jan Bijsterveld houdt een lezing over de gedachtenisfunctie van de grafzerken in de loop van de eeuwen. De zerken zijn hierin een steeds grotere rol gaan spelen. Gedachtenis is een middel tot het bereiken van zielenheil. Dat kan door gebed, goede werken en missen.In de vroege Middeleeuwen worden mensen in kerken begraven, maar meestal ontbreekt op de steen een naam. Zo is zelfs van Karel de Grote niet precies bekend waar hij begraven ligt. De dodengedachtenis gebeurt collectief, zoals nu nog met Allerzielen. In de 11de eeuw ontstaat een individuele dodengedachtenis, eerst in kloosters, daarna ook daarbuiten. De namen komen terecht in zogenaamde necrologia. Vanaf de 12de eeuw zien we een grotere verbreiding van de individualisering. Mensen arrangeren een gedachtenis voor zichzelf, bijvoorbeeld door het laten luiden van klokken, het aanrichten van maaltijden, het geven van aalmoezen. Het wordt nu ook belangrijk een graf te bezoeken. Gaandeweg wordt dit gedemocratiseerd. In de late Middeleeuwen worden

grafzerken onderdeel van de viering van een eigen gedachtenis. Grafzerken worden dan onderdeel van een ritueel.Dit alles maakt deel uit van de zieleneconomie. Er wordt geld verdiend aan de dood en de doden. Hier komt kritiek op, bijvoorbeeld op het kopen van aflaten. Tijdens de reformatie verdwijnen veel van deze rituelen, maar wel blijft er zorg voor de memorie, bijvoorbeeld via rouwborden die in de 17de en 18de eeuw in kerken worden opgehangen.

Slot van het programmaNa een nieuw optreden van het Matangi Quartet, Schuberts Der Tod und das Mädchen met een pakkende dans door Genevieve Osborne-Horvathe en Milena Twiehaus van Danshuis Station Zuid, zien we een gefilmd portret van vijf heren Ploos van Aemstel, wier voorvader in de tijd van Frederik Hendrik bestuurder van ’s-Hertogenbosch is geweest. Hij koopt tijdens zijn leven alvast een graf in de Sint-Jan, laat er een grafsteen voor maken, maar zal er nooit begraven worden.De laatste voordracht houdt Ed Hoffman: Ars Moriendi, de kunst van het sterven.Uit angst voor een plotse dood (dat zou de toorn van God zijn) zoekt men hoe ‘goed’ te sterven. Tussen 1450 en 1500 komen liefst 80 wiegendrukken op de markt met dit onderwerp. Er staan veel afbeeldingen in. Rond 1500 is het sterven spectaculair en openbaar. Ed Hoffman laat er enkele illustraties als voorbeeld van zien. Daarna wordt de mens op zichzelf teruggeworpen: de stervende moet zelf de keuze tussen engel en duivel maken. Want die twee tegenpolen blijven aan het hoofdeinde zitten tot de dood definitief ingetreden is.Een 3D-presentatie van De Twee Snoeken laat zien hoe fraai een nu afgesleten grafzerk er uit heeft gezien: leg er virtueel een tekening uit 1903 op en toon vervolgens hoe de steen zelf er uit zag. Levensecht en misschien een idee voor een restauratie van (een aantal) grafzerken…Jan van Oudheusden roept nog een keer op de discussie aan te gaan over hoe de grafzerken –waarvan vele uit de 16de en de 17de eeuw- beschermd en/of gerestaureerd kunnen worden.Capella Pratensis mag de middag afsluiten met de laatste delen van de mis van Pierre de la Rue.Conclusie: we hebben een zeer geslaagde middag mogen bijwonen. Deze was afwisselend en bleef boeien. Gezien de massale opkomst is er kennelijk behoefte aan deze vorm van cultuur. En als we zien wie er allemaal in de zaal zaten, is dit echt geen linkse hobby!

Foto’s: Ellie de Vries.

Capella Pratensis.

M

Grote Markt Kortrijk.

OLV kerk Kortrijk.

Stadhuis Oudenaarde.

Stadhuis Kortrijk.

10KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Met LEF naar Kortrijk en OudenaardeWerkgroep LEF

De werkgroep L(ezingen)E(xcursies)F(ietstochten organiseert op vrijdag 15 en zaterdag 16 april een ontdekkingsreis naar twee bijzondere Vlaamse steden: Kortrijk en Oudenaarde.

Zo vredevol als Kortrijk vandaag de dag is, zo bewogen ging het er hier eeuwen geleden aan toe.Sinds het ontstaan als Romeinse nederzetting Cortoiacum had de stad het hard te verduren.Op 11 juli 1302 versloegen de Vlaamse volkstroepen het ogenschijnlijk onoverwinnelijke Franseridderleger in de befaamde Guldensporenslag.Vandaag de dag telt de stad boeiende musea, een terrasjescultuur en een gevarieerd winkelaanbod.Op vrijdagmiddag maakt u met gidsen een mooie wandeling naar het Broelmuseum met kunst uit de regio van de 16de eeuw tot heden: onder andere meesterwerken van Roeland Savery en Karel van Mander, en voorlopers van de huidige designdynamiek in deze stad.Onderweg komt u langs de Grote Markt met Raadhuis en Belfort, de OLV Kerk met Gravenkapel, het mooie Begijnhof met een veertigtal 17de-eeuwse huisjes, een oase van rust in het drukke stads- centrum. In het huisje van de Grootjuffrouw is een museum en in huisje 2 bevindt zich een bezoekerscentrum. Slenter daarna op uw gemak door de winkelstraten van deze dynamische stad.

De volgende morgen bezoekt u museum Kortrijk 1302, een interactief en multimediaal museum, dat gaat over de Guldensporenslag. Door middel van een audioguide leidt de oude abt van de abdij van Saint Martin, Gilles li Muisit, u door zeven eeuwen geschiedenis. Ter afsluiting een verrassende film over de traditievorming rond 11 juli 1302.In de middag gaat de reis verder naar Oudenaarde, waarschijnlijk al ontstaan in de 10de eeuw. Het werd een rijke handelsstad met een bloeiende

lakennijverheid, die in de 15de eeuw in verval raakte. De eerste helft van de 16de eeuw, onder Karel V, is een periode van welvaart: Oudenaardse wand- tapijten worden massaal de wereld ingestuurd, de zilversmeedkunst ontplooit zich ten volle. Machtige bouwwerken, zoals het laatgotische Stadhuis worden opgetrokken. Echter, tijdens het bewind van Lodewijk IV wordt de stad zwaar toegetakeld en onder Jozef II ontmanteld.Heden ten dage is Oudenaarde een gezellige winkel- en terrasjesstad.Met gidsen bezoeken wij het prachtige Stadhuis

(1525-1536) en we wandelen vervolgens naar het, aan de overkant van de Schelde gelegen, Huis de Lalaing (16de eeuw) met de beroemde Oudenaardse wandtapijten en het restauratie- en weefatelier.Daarna kunt u wat rondslenteren rond de gezellige Markt en het unieke Centrum Ronde van Vlaanderen bezoeken (niet inbegrepen in reissom), waar u zelf iets kunt ervaren (“dokkeren” op de beruchte Vlaamse kasseien) van dit jaarlijkse unieke fiets-evenement, elk jaar begin april.

K

11KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Het programma van de reis ziet er als volgt uit (eventuele wijzigingen voorbehouden!):

Vrijdag08.00 uur vertrek per luxe touringcar van Lion

Cars vanaf NS-station Oost.10.00 uur aankomst in Van der Valk restaurant

Nazareth bij Gent voor koffie+gebak. 11.30 uur aankomst in Hotel Ibis in Kortrijk

(kamers nog niet gereed), u kunt uw bagage deponeren in een aparte ruimte.

12.00 uur broodjeslunch met koffie/thee en water. 13.30 uur stadswandeling naar het Broelmuseum,

bij terugkomst in het hotel checkt u in.18.00 uur aperitief in de bar van het hotel (eigen

rekening). 19.00 uur naar Restaurant Chess (50 m) voor

diner + een consumptie ‘wokformule’.

Zaterdag 08.30 uur ontbijtbuffet in ons hotel, waarna wij

uitchecken, bagage in de bus. 10.00 uur naar Museum Kortrijk 1302. 12.00 uur vertrekken wij naar Oudenaarde. 12.30 uur warme lunch in Brasserie César op de

Markt. 14.00 uur bezoek Stadhuis en Huis de Lalaing,

daarna tijd om zelf het kleine centrum te verkennen.

18.00 uur vertrek naar ’s-Hertogenbosch, onderweg een maaltijdpakket (broodjes) en water.

20.30 uur aankomst.

Inschrijving en deelname U kunt voor deze reis inschrijven aan de balie van de Kring Vrienden; het inschrijfformulier kan ook op verzoek worden toegestuurd. Telefoonnummer Kringbalie 073 – 6135098. Vermeld duidelijk namen, adres, telefoonnummer en/of emailadres, lidm.nr. Kring, gewenste kamerindeling, speciale wensen, zoals dieet (soort?).De deelnameprijs per persoon voor dit uitgekiende arrangement bedraagt € 150 all in en € 15 voor een 1-persoonskamer. Na ontvangst van uw inschrijving ontvangt u een bevestiging met nota, alsmede een infomapje en stadsplattegronden, als voorbereiding voor de reis. Foto’s: Yves Debaes.

Voordracht restauratie Sint‑JanWerkgroep LEF

Op woensdagmiddag 23 februari om 14.00 uur houdt Herman Lerou, namens het Kerkbestuur bij de restauratie betrokken, een voordracht over de meest recente restauratie van de Sint-Jan in ons Kringhuis.Gezien de beperkte zaalruimte, kunnen slechts 50 leden deze lezing bijwonen. U kunt zich inschrijven, onder vermelding van naam en lidmaatschapsnummer, bij de Kringbalie, Parade 23 ((073) 613 50 98). Vol is vol!

Korte berichten

Reactie vlaggenmast Jan van Haaren

Nadat de twee vlaggenmasten aan het Stationsplein waren verdwenen, werden deze beide masten als oud ijzer gedropt aan de Graaf van Solmsweg, waar ik geregeld langs kwam.Mij viel steeds op dat er niets mee gebeurde. Dit ergerde mij, maar zette me ook aan tot actie.Eerst bedacht ik het bedrijf aan te spreken, maar als eenling dacht ik weinig kans van slagen te hebben. Daarom dacht ik aan de werkgroep Het Kleine Monument van de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch. Ik attendeerde de heer Sjef Beekwilder op de masten. Deze heeft met succes een procedure op gang gezet. Het resultaat is goed. Jammer alleen dat de tweede mast onherstelbaar beschadigd was, doordat men er wellicht respectloos mee is omgegaan.Langs deze weg wil ik een schouderklopje geven aan de mensen van Het Kleine Monument.

Foto: Jack van Elten.

ASchilderij

koning Willem I in Bossche Stadhuis.

12KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

1813 of 1814Gerry Brullemans en Gerard ter Steege

In veel vaderlandse geschiedenisboeken loopt het Napoleontische tijdperk van 1795 tot 1813. Dat geldt met name voor de toenmalige Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën.

De stad ’s-Hertogenbosch capituleert al op 5 oktober 1794 voor de Fransen. Op zondag 18 januari 1795 verlaat erfstadhouder Willem V per boot het land om naar Engeland te vluchten. Het huis van Oranje gaat zodoende in ballingschap. Het land wordt vanaf 19 januari 1795 tot 1810 als de Bataafse Republiek een vazalstaat van Frankrijk. In 1810 voegt Napoleon Bonaparte alle gebieden ten zuiden van de Waal bij het Franse Keizerrijk als begin van een totale annexatie van de Nederlanden. ’s-Hertogenbosch wordt de hoofdstad van het departement Bouches-du-Rhin. Na de nederlaag van Napoleon in de Volkerenslag bij Leipzig (16-19 oktober 1813), brak op 15 november 1813 in Amsterdam een oproer uit, waarbij douanehuisjes en de kazerne van de Franse douane in brand werden gestoken. Ook in de rest van het land ontstonden relletjes en de Franse gezaghebbers besloten hun troepen langzaam richting Frankrijk terug te trekken. Willem Frederik overlegde met de Engelse regering over de terugkeer van de Oranjes naar de Republiek. Inmiddels was in Nederland een bevrijdingsbeweging actief, die Willem Frederik daadwerkelijk vroeg om terug te komen. Op 30 november 1813 zette hij in Scheveningen weer voet aan land.

Bij proclamatie van 2 december 1813 werd hem de titel van Soeverein Vorst toegekend: Koning Willem I. Dat moment wordt algemeen aangemerkt als het einde

van de Franse overheersing in de Zeven Verenigde Nederlanden. Daarbij wordt voorbij gegaan aan het feit dat toen nog niet al het grondgebied van de Nederlanden was bevrijd van de Fransen. De stad ’s-Hertogenbosch is niet in 1813, maar pas in januari 1814 door de Pruisische troepen bevrijd. De ‘Belooningspenning van ’s-Hertogenbosch’ is daar het bewijs van. Deze penning is ingesteld bij Koninklijk Besluit van 23 september 1814 en uitgereikt aan 42 burgers van ’s-Hertogenbosch en Vught voor hun hulp bij het verdrijven van de Franse troepen op 26 januari 1814. Het is een ronde zilveren medaille met een middellijn van 40 millimeter. De voorzijde vertoont het opschrift VOOR MOED EN VADERLANDS LIEFDE. De keerzijde heeft de tekst ’s-Hertogenbosch 26 JAN 1814, waarboven plaats was voor het ingraveren van de naam van de ontvanger.Geschiedkundig wordt algemeen aangenomen dat het moment van de terugkeer van Willem Frederik naar de Nederlanden het einde van de Franse overheersing markeert. Voor delen van de zuidelijke Nederlanden geldt dat dus niet. De Franse troepen hebben daadwerkelijk pas in 1814 het land definitief verlaten. De Franse overheersing in ’s-Hertogenbosch moet volgens ons dus worden vermeld van 1794 tot en met 1814.

Foto: Nik de Vries.

P

13KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

ParadepaardjesHet bestuur

Parade 12In het KringNieuws van november 2010 stond een artikel over Parade 12, het pand waar de Kring in de loop van 2011 gehuisvest wordt. Het bestuur wil de leden via het KringNieuws graag op de hoogte houden van de voortgang van de verbouw en restauratie van dit pand.Parade 12 is een rijksmonument. Dat legt verplichtingen op bij verbouw en restauratie. Zeker van een cultuurhistorische organisatie als de Kring mag dit worden verwacht. Daarom heeft een zorgvuldige voorbereiding plaats gehad van de werkzaamheden en is overleg gevoerd met de betrokken diensten van de gemeente. Na ‘stevige’ onderhandelingen is medio november 2010 voor een totaalbedrag van € 523.000 opdracht gegeven voor de verbouw en restauratie van Parade 12 aan Bouwbedrijf Van den Bouwhuijsen (bouwkundig), Klimax (installaties), Van Mackelenbergh (elektra) en Huiskamp (schilder). Alle bedrijven zijn in ’s-Hertogenbosch gevestigd. Bij de aankoop van het pand was rekening gehouden met verbouwingskosten van ca. € 500.000. Parade 12 wordt in zijn oude luister hersteld en zal een goed onderdak gaan bieden aan de Kring. Met de werkzaamheden is op 21 november 2010 gestart. Volgens de planning wordt Parade 12 begin april 2011 bouwkundig opgeleverd. Namens de Stichting Binnendieze en de Kring nemen Joop Thissen (voorzitter van de Kring en van de Stichting Binnendieze) en Johan Strang (bestuurslid Kring) deel aan de bouwvergaderingen.Bij de verbouw zijn we opgeschrikt door een bedrijfsongeval, waarbij een medewerker van het bouwbedrijf zeer ernstig is gewond geraakt. We leven mee met de betrokkene en zijn naaste familie.

De aankoop van Parade 12 betekent dat de Kring haar huidige locatie aan het Lombardje 14-16 en in het Theater aan de Parade zal gaan verlaten. Het bestuur van de Stichting Binnendieze heeft besloten om het pand aan het Lombardje te verkopen. Daartoe is Willaarts en Willaarts, makelaars en taxateurs in onroerende goederen in ’s-Hertogenbosch, ingeschakeld. De huurovereenkomst tussen de Kring en de Zuid-Nederlandse Theatermaatschappij B.V. (eigenaar van het Theater aan de Parade) zal worden beëindigd. Salonboot Frederik HendrikOp 5 november 2010 is de salonboot aangekomen en in het Voldersgat nabij de Grote Hekel te water gelaten. De boot stond prominent op de voorpagina van het KringNieuws van november 2011. Elders in dit nummer staat een uitgebreid verhaal over de salonboot.

Met de salonboot zullen vanaf de steiger in het Voldersgat cultuurhistorische vaartochten worden gemaakt op de Dommel. In eerste instantie zullen het Bastionder en fort Sint Anthonie worden aangedaan. Op een later tijdstip zal naar kasteel Maurick en eventueel nog verder worden gevaren. Deze vaartochten staan in het teken van het beleg van 1629, het Bossche Broek en het water. Aanvankelijk was het de bedoeling om al in de loop van de maand december 2010 met proefvaren te beginnen. Dit is helaas mede vanwege de weersomstandigheden niet mogelijk gebleken. Momenteel is een interne werkgroep bezig om alles wat nodig is om deze vaartochten tot een succes te maken voor te bereiden. De verwachting is dat we in de loop van januari 2011 met proefvaren kunnen starten. Iedereen kan – via de Kringbalie aan de Parade of via het reserveringsnummer 0900-2020178 – een kaartje kopen. De salonboot biedt plaats aan maximaal 12 personen. Ook groepen tot maximaal 12 personen kunnen een vaartocht reserveren.

Algemene ledenvergadering op 26 januari 2011Op woensdag 26 januari 2011 om 19.30 uur heeft een Algemene ledenvergadering plaats. U hebt daarvoor begin januari 2011 een uitnodiging met de daarbij behorende bijlagen ontvangen. In deze vergadering zal een besluit moeten worden genomen over het beroep dat vier leden bij de Algemene ledenvergadering hebben ingesteld tegen hun royement. Ook al gaat het hier om een niet alledaags en wellicht vervelend onderwerp, het bestuur vindt het niettemin belangrijk dat zoveel mogelijk leden deze vergadering bijwonen. Het bestuur roept u daarom op om bij deze vergadering aanwezig te zijn. Van de kant van het bestuur zal er alles aan worden gedaan om de vergadering zo waardig en zakelijk mogelijk te laten verlopen. Coördinatoren stadsgidsenDe stadsgidsen van de Kring worden aangestuurd door een of meer coördinatoren. De termijn van de huidige coördinatoren loopt binnenkort af en zij hebben aangegeven dat ze niet meer voor herbenoeming in aanmerking willen komen. We zijn op zoek naar vrijwilligers die in aanmerking willen komen om de functie van coördinator voor de stadsgidsen op zich te nemen. De belangrijkste onderdelen van deze functie zijn: regeling van de werkzaamheden van de stadsgidsen, aanspreekpunt zowel voor de stadsgidsen en het bestuur, vertegenwoordiging van de stadsgidsen in het Managementteam Gidsen (MTG). Gegadigden kunnen zich aanmelden bij Joop Thissen, voorzitter van het bestuur.

V

14KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Van Oetel(donk)Theo van Herwijnen

De aloude discussie over de herkomst van Oeteldonk is weer nieuw leven ingeblazen. In het Brabants Dagblad van 11 november 2010 wordt een nieuwe naamsverklaring gegeven: Oeteldonk zou iets te maken kunnen hebben met Oetendonk, een gehucht in de buurt van Boxtel. Er is tot nu toe altijd vanuit gegaan, dat er een relatie was met de familienaam Van den Oetelaar (zie Brabants Dagblad van 13 en 23 november 2010). Ik wil me niet in die discussie mengen, maar wil wél de KringNieuwslezers op enkele krantenartikelen attenderen, waarin de achternamen van Oetel en van Oeteldonk voorkomen.

In de Nieuwe Tilburgsche Courant van 7 september 1908 is het volgende opmerkelijke bericht te lezen (zie voor een scan van dit artikel website http://kranten.kb.nl):

Italië

De kardinalen Vannutelli van Nederlandsche afkomstIn het H. College zitten twee broeders nl. Vincent en Serafino Vannutelli. In een correspondentie uit Rome in den Tijd lezen wij nu, dat deze kardinalen van Nederlandsche afkomst zijn. De correspondent schrijft: Een weinig bekende, maar niet onaardige bijzonderheid is het, dat de beide kardinalen Vannutelli, de gebroeders Vincenzo en Serafino, van Nederlandsche afkomst zijn. Lang geleden heeft een hunner voorvaderen, die eigenlijk Van Oetel heette, zich te Genzano bij Rome gevestigd, die vooral met wijnbouw tot hoogen welstand geraakte. De naam Van Oetel werd veritalianiseerd tot Vannutelli. Maar de familie herinnert zich haar Nederlandsche afkomst nog zeer goed en gaat er zelfs groot op.

Helaas wordt er geen plaats van herkomst vermeld van de familie Van Oetel. Voor zover mij bekend, bestaat de familienaam op dit moment niet meer.

In het weekblad Peel en Maas van 23 januari 1976 (regio Venraij) is het volgende artikel gepubliceerd (zie voor een scan van dit artikel website http://www.kranten-historisch.startpagina.nl):

Boerenbruiloft Venray 1976Het bruidspaar voor de Boerenbruiloft in Venray op Vastelaovesdinsdag is weer bekend. Op bijgaande foto (zie scan op genoemde website TvH) ziet u de bruidegom Thei van Ysselsteyn, van beroep voerman en zijn bruid Nellie van de Meubelmaker, van beroep secretaresse. Zij wonen beide in Venray. Dinsdag 20 januari hebben ze aangetekend en daarbij is deze foto van het gelukkige bruidspaar gemaakt. Zij hopen op vastelaovesdinsdag voor één dag met elkaar in het onecht te worden verbonden. Nu zij uiteindelijk

de goedkeuring van hun ouders hebben gekregen nodigen zij, ook namens de ouders, iedereen uit om het sluiten van deze onechte trouwpartij mee te maken. De ouders die na heel lang overleggen uiteindelijk hun goedkeuring gegeven hebben zijn: Willem van Ysselsteyn eerste Rank Commandant met zijn Anna van Vreeswijk en Manus van Sassenheim, in het dagelijks leven van beroep toeschouwer met zijn vrouw Netje van Oeteldonk. De hele ceremonie zal plaats vinden op vastelaovesdinsdag 2 maart om elf over drie op de trappen van ’t raadhuis waarbij als getuigen optreden: Cor van Graad van Gradusse Frans. van beroep duvelstoejager, en Door van Han van Wagen Gielke, van beroep huisvrouw, allebei geboren en getogen en nog steeds wonende te Venray. Op deze dag komen alle gasten en iedereen die er belang instelt om half een bij elkaar in de Beejekurf,. waar tot twee uur gelegenheid is om in de goede stemming te komen. Om elf minuten over twee vertrekt dan de hele bruiloftsstoet naar het raadhuis om daar de hele plechtigheid af te werken. Als dit is gebeurd gaat de hele bruiloft weer terug naar de Beejekurf, waar het bruidspaar zal recipiëren, waarbij natuurlijk iedereen koffie en een worstebroodje krijgt.’s Avonds om acht uur begint dan in Prinsenhof het Boerenbruiloftsbal.

Genoemde moeder van de bruid noemt zich Netje van Oeteldonk, er moet dus welhaast een relatie zijn met Oeteldonk, misschien is Netje of haar dochter wel geboren in ’s-Hertogenbosch.

D

15KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

De Frederik Hendrik in de vaartGerard ter Steege

Aan het brede Kringaanbod van Binnendiezetochten, Stadswandelingen en Objectrondleidingen is vanaf 1 januari van dit jaar een nieuwe loot toegevoegd. Varen op de Dommel in een luxe salonboot, wie is daar niet in geïnteresseerd?

De ontwikkelingen bij de deelname aan de diverse Kringactiviteiten worden door het bestuur voortdurend in de gaten gehouden. De toe- of afnamen worden zorgvuldig geëvalueerd. Alle factoren die daarop van invloed zijn worden nauwkeurig bekeken en ingeschat. Zowel interne als externe factoren kunnen hierop hun invloed doen gelden. Dan is het juist de kunst om daar goed mee om te gaan en er verantwoord op in te spelen. Het spreekwoord zegt: ‘Stilstand is achteruitgang’. De Kring moet dus aan de hand van de onderzoeksresultaten voortdurend op zoek zijn naar noodzakelijke verbeteringen, aanpassingen of vernieuwingen. Dit laatste element heeft ongetwijfeld bij het bestuur gespeeld om te besluiten op de Dommel te gaan varen. Varen op de Dommel heet deze nieuwe activiteit. Nu is het meestal zo dat een besluit sneller wordt genomen dan de uitvoering gerealiseerd. Als je wilt gaan varen, heb je een boot nodig. De keuze is gevallen op een gesloten salonboot van het type Oyster, een salonboot van 9,40 meter lang en 3,40 meter breed met een diepgang van circa 0,5 meter. Op 12 november 2010 werd de boot feestelijk te water gelaten in het Voldersgat. Meteen werd daar duidelijk hoe groot deze boot wel is. Om de start van deze vaartocht in goede banen te leiden is een projectgroep geformeerd bestaande uit: Wout Isbouts, Simon Batenburg, Hugo Groeneveld en Wim Melten. Deze projectgroep heeft een actiepuntenlijst opgesteld met meer dan 90 aandachtspunten. De doelstelling is om vanaf 1 januari 2011 gefaseerd te kunnen starten met deze vaartocht.

BemanningEen boot kan niet varen zonder een goede bemanning. Ook bij deze activiteit wordt gewerkt met vrijwilligers. Voor de invulling is eerst rondgekeken in de eigen gelederen, maar ook nieuwe vrijwilligers blijven welkom. Onderdeel van de werving en selectie was een voorlichtingsbijeenkomst voor potentiële kandidaten. Ruim 50 belangstellenden waren daarvoor naar het Kringhuis gekomen. Van meet af aan werd duidelijk dat met name aan de schippers hoge eisen worden gesteld. Varen op de Dommel lijkt eenvoudig maar de boot moet wel door de Grote Hekel (4,65 meter breed.): dat past net! Het aan- en afmeren moet zorgvuldig gebeuren, zeker met een boot van vijf en een halve

ton gewicht. Keren in het Voldersgat gaat maar net. Daarvoor heb je tweemaal de lengte van de boot nodig, dus ongeveer 18 meter. Daarom moeten de schippers in het bezit zijn van een Vaarbewijs 1, het CWO diploma Motorboot 1 en beschikken over een ruime ervaring met het varen met een motorboot. Voor de gidsen hebben Jeff van Schijndel, Charles Limonard, Jos van Bruggen, Mathieu de Schwartz en Peter van Gurp een boeiende verhaal ontwikkeld speciaal voor deze vaartocht. Drie aandachtsgebieden staan centraal in dit educatief en historisch verhaal: de flora en fauna van de Dommel; de Vestingwerken/het waterbeheer en het beleg door Frederik Hendrik in 1629. Verder komt er een gastvrouw/gastheer aan boord en uiteraard moet het technische onderhoud aan de boot worden geregeld. Voordat de eerste Dommeltocht het Voldersgat verliet, was er al veel werk verricht.

UniekDe vaartocht met de Frederik Hendrik is uniek. De maximaal 12 gasten kunnen genieten van veel comfort aan boord. De boot biedt voldoende ruimte, is uitgerust met comfortabele stoelen en heeft een stahoogte van 1,9 meter. De vaartocht is nagenoeg weersonafhankelijk (behoudens ijsgang en hoogwater). De boot geeft een goed uitzicht op de omgeving van de Dommel en is voorzien van verwarming. Tijdens de tocht wordt een audiovisuele presentatie verzorgd over het Beleg van 1629. Na afloop van de tocht, die ongeveer twee uur duurt, kunnen de gasten weten waarom Frederik Hendrik vier maanden nodig had om de stad in te nemen. Dat dit beleg staatsrechtelijke, economische en religieuze gevolgen heeft gehad wordt verder door de gidsen verteld. Voorlopig wordt alleen nog op de vrijdag, zaterdag en zondag twee keer gevaren. Het is de bedoeling dat vóór de middag beschikbaar is voor de losse kaartverkoop (€ 15,- p.p.) en na de middag voor groepen en arrangementen.

Foto: Simon Batenburg

Frederik Hendrik op de Dommel

DDe tram in de

Hinthamerstraat.

De tram op de Schapenmarkt.

16KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Dat gaat naar Den Bosch toe, met de tram (6 en slot)Marjan Vonk

Een nieuwe manier om, in het laatst van de 19de eeuw, naar ’s-Hertogenbosch te reizen is per tram. Vooral voor de bewoners van de dorpen rondom de stad is de tramlijn een vooruitgang. De tramrails worden aangelegd langs de bestaande straatwegen. Bij een kruising stapt de conducteur uit, houdt het verkeer tegen door te zwaaien met een rode vlag, kijkt of er geen mensen op de rails staan, en de tram kan doorrijden. Aan de overkant van de kruising stapt hij weer in. Echt hard gaat het niet. Er zijn veel halteplaatsen en de trams langs de straatweg mogen niet harder rijden dan 15 km per uur.

Hoewel de tram gebruikt wordt door gewone mensen die voor zaken of familiebezoek een dagje naar de stad gaan, hebben veel tramweg maatschappijen aanvankelijk een deftige Franse naam. Wat dacht u van S.A. Compagnie des Chemins de Fer Provinciaux Neérlandais, die aanvankelijk de lijn ’s-Hertogenbosch-Veghel -Oss verzorgt en de S.A. Vicinaux Hollandais, die het vervoer van Heusden naar onze stad onder haar beheer heeft?

Eerst naar VughtIn 1881 wordt de Stoomtramweg-Maatschappij ‘s-Bosch-Helmond opgericht. De eerste verbinding is met Vught en later ook met Voorburg. Vanaf 1883 begint de exploitatie van de hoofdlijn van ’s-Hertogenbosch naar Helmond, waaraan de maatschappij haar naam ontleent. Deze lijn loopt van ’s-Hertogenbosch via de provinciale weg naar Rosmalen en volgt dan de route via de Wamberg, Berlicum, Middelrode, Heeswijk, Dinther, Beugt en Veghel en vandaar verder naar Erp, Gemert, Beek en Donk, Aarle-Rixtel en Helmond. Een rit van Helmond naar ’s-Hertogenbosch neemt al met al 3,5 uur in beslag. De tramlijn ’s-Hertogenbosch-Drunen-Heusden is de volgende en wordt geopend op 8 november 1896.

De paardentramDe dorpen in de omgeving hebben geen rechtstreekse aansluiting naar het centrum. De stoomtram mag, vanwege het ontploffingsgevaar en de rook, niet door de stad rijden. In het centrum van ’s-Hertogenbosch rijdt aanvankelijk alleen de paardentram. Bij de voormalige Vughterpoort en bij het Hinthamereinde wordt de locomotief afgekoppeld en voor elke wagon wordt een paard aangespannen. Dat wisselen van paard en locomotief is natuurlijk tijdrovend. Vanaf 1895 rijdt de tram richting Vught met paardentractie door tot Voorburg. De locomotief komt er niet meer aan te pas. Voor het traject naar Helmond blijft de combinatie paardentractie en stoomtractie wel bestaan. Aan de Graafseweg, bij het Hinthamereinde worden een klein station en een houten remise gebouwd. De nachtstoker, die moet zorgen dat de stoomketel ’s morgens voor de eerste rit voldoende druk heeft, kan hier overnachten.

In november 1881 zijn er voor het stadsverkeer al drie lijnen aangelegd. De paardentram heeft voorrang op alle andere voertuigen, dat wil dus zeggen voorrang op paard-en-wagens, koetsen en handkarren. Om die voorrang ook daadwerkelijk af te dwingen luidt de koetsier bij elke hoek van de straat, overal waar het druk is en voor iedere brug de bel. Op de markt, waar de drie lijnen elkaar kruisen geeft dat veel geluidsoverlast, vooral ’s avonds. Vanaf 1884 loopt er na zonsondergang dan ook een man met een lantaren voor de tram uit, om andere verkeersdeelnemers te waarschuwen en gevaarlijke situaties op tijd te herkennen.

De tram bij het station

van Cuijpers

17KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Dat gaat naar Den Bosch toe, met de tram (6 en slot)Marjan Vonk

De tram loopt een enkele keer uit de rails, vooral bij een wissel. De conducteur is gewapend met een lange haak, om de wissel in de goede stand te duwen. Als het toch mis gaat, moeten de passagiers ‘ jutteren’. Alle reizigers gaan achterin tegelijk door de knieën, dan komen de voorste wielen iets omhoog. De conducteur kan de tram zo weer in de rails duwen.

UitbreidingIn 1896 is het oude treinstation aan het Emmaplein in gebruik genomen als tramstation. Aanvankelijk komt daar alleen de paardentram. Maar ondanks alle roet, rook en ontploffingsgevaar krijgt de Tramweg Maatschappij St. Oedenrode-’s-Hertogenbosch in 1899 toestemming met een stoomtram bij sluis 0 de stad binnen te komen en langs de Zuid Willemsvaart naar de Jan Heinsstraat te rijden. Een poosje later wordt deze lijn doorgetrokken naar het Emmaplein. Daar moeten aanzienlijke inkomsten tegenover gestaan hebben, want de maatschappij legt op eigen kosten twee bruggen aan. Eén over de Breede Haven en één over de Dommel. In die tijd mag ook de tram uit de Langstraat tot aan het station aan het Emmaplein rijden.Vooral op marktdagen zit de tram vol boeren en boerinnen. De tram vervoert ook vee. Dat wordt uitgeladen op het Emmaplein. Kudden koeien worden door drijvers door de stad geleid naar de veemarkt, die dan nog op het Kardinaal van Rossumplein gehouden wordt.

Het einde van de tramIn 1918 stoppen de tramdiensten naar Helmond door financiële problemen. Die zijn te wijten aan ‘onervarenheid en inefficiëntie’. Het bedrijf is opgezet met een budget van 2 miljoen gulden, waardoor niet al te nauw naar uitgaven wordt gekeken. Er is te veel materiaal ingekocht en er is te veel personeel ingehuurd dat hoge salarissen verdient. Het verhaal klinkt heel modern. Kort daarna rijden er weer trams op het traject. De verschillende gemeenten hebben samen het bedrijf overgenomen. Maar de personeelskosten wegen zwaar en er moet nieuw materieel komen. Dat laatste kan gelukkig tweedehands worden aangeschaft. Toch wordt het kaartje duurder en als gevolg daarvan daalt het aantal passagiers. De concurrentie met de autobus laat zich ook gelden. De laatste paardentram rijdt in 1929 door de stad. Vanaf 1933 worden alleen nog goederen per tram vervoerd. In 1934 fuseren de Hollandsche Buurtspoorwegen samen met de vijf andere grote stoomtrammaatschappijen, tot de Brabantse Buurtspoorwegen en Autodiensten, de BBA.

De BBA bezit dan 13 locomotieven, 22 rijtuigen, 88 goederenwagens, 8 autobussen, 2 vrachtwagens en 6 vaartuigen. De maatschappij gaat volledig over op autobussen De trams worden verkocht. De rijtuigenloods bij het tramstation aan het Emmaplein is al in 1899 ontmanteld en herbouwd aan de Veemarktweg, op het terrein van de firma Koudijs. Hettramstation zelf is ook al gesloopt. In 1916 moet het plaats maken voor de nieuwbouw van drukkerij Teulings.

Ansichtkaarten: Nik de Vries.

KDe

organisatoren Paul Pardoel,

Laus Schrover en Frans

Sluyter.

De kerststal in opbouw.

Een van de vele taferelen.

18KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Kerststal ‘op hoog niveau’Ed Hupkens

Op vrijdag 17 december 2010 werd in de Muzerije de eindejaarsbijeenkomst voor de actieve Kringvrijwilligers gehouden. Een van de onderdelen van het programma was een presentatie in de Pleitzaal van Frans Sluijter over de bouw en de symboliek van de kerststal. Volgens Sluijter is de kerststal een christelijke traditie die van rond 1213 dateert. Door de eeuwen heen is zij tot Werelderfgoed gegroeid (Italiaanse kerststallen). Plebaan Van Susante legde begin vijftiger jaren de basis voor de bijzondere kerststal in onze kathedraal. Huub Finkers en Jacq Mulders hebben in het verleden dit kerstfenomeen van de Sint-Jan uitgebouwd tot zijn huidige allure. Na Sluijters lezing werd een bezoek aan de stal in de kerk gebracht. Letterlijk en figuurlijk een kerststal ‘op hoog niveau’.

Op woensdag 15 december 2010 was de officiële opening van de kerststal in de Sint-Janskathedraal. Tot en met de sluitingsdag op zondag 9 januari 2011 hebben tienduizenden mensen een prachtig kerstlandschap bewonderd. De organisatie was in handen van Frans Sluijter (budgetbewaker), Laus Schrover (ontwerper) en Paul Pardoel (uitvoerder/inkoper materialen). Het driemanschap werkte, samen met steeds enkelen uit een groep van ongeveer dertig vrijwilligers, dagelijks aan de bouw van de stal. “De planning begint al in mei, in augustus volgt een voorlichting aan de vrijwilligers. De eerste bouwvoorbereidingen vinden plaats in een opslagloods aan de Sint-Janskerkhof. De echte bouw in de kerk is op 1 oktober begonnen,” gaf Frans Sluijter aan. Sinds

enige jaren wordt de stal vooraf tot in details in een maquette uitgewerkt. Het bouwen van de kerststal is een onderneming die veel geld, tijd en personeel kost. Er wordt alleen met vrijwilligers gewerkt, sjouwers en bouwers, mannen en vrouwen. “Zonder de enthousiaste inzet en gedreven passie van de vrijwilligers komt een project van deze omvang niet tot stand,” vulde Laus Schrover aan. “We noemen hen Superklussers!”

Vuur en warmteElk jaar kiest plebaan Gert-Jan van Rossem een thema. Dit keer was het: ‘Vuur, warmte als beelden voor Gods mensgeworden liefde’. Vertaald naar de kerststal werd het uitgebeeld door het oudtestamentisch verhaal van Mozes en de brandende braamstruik bij de berg Horeb

(Exodus 3). Voor het eerst werden alle 160 opgezette dieren uit de collectie van de Sint-Jan tentoongesteld. Om alle dieren tot hun recht te laten komen, waren ze op of rondom ruïnezuilen – die als decoratief element dienden – uitgezet. Van klein tot groot, van kuiken en hagedis tot kameel en leeuw, overal rond de zuilen vond je dieren terug. Met zo veel diversiteit in dieren was er ook veel detail aanwezig. “Voor velen was het leuk om alle verstopte dieren te ontdekken,” was de ervaring van Paul Pardoel. In het verleden heeft de kerststal op verschillende plaatsen in de kathedraal gestaan. De laatste jaren werd deze in de noordelijke kooromgang geplaatst. Dit jaar werd voor het eerst de afscheiding tussen de Sacramentskapel en de kooromgang gebruikt. Ook de route was anders. Via de straalkapellen wandelden bezoekers ongeveer een meter boven de grond over

een loopbrug van veertig meter lang en twee meter breed. “Daardoor krijg je een andere kijk op de stal, je staat als het ware op hoog niveau,” zei de ontwerper. Ook rolstoelers konden er terecht. “Dankzij de rode loper over de loopbrug voel je je een soort filmster,” meende Schrover. Aan het einde van de route stond – ook voor de eerste keer – een beeld van een suisse, die de bezoekers vaarwel groette. Een suisse was eind 19de eeuw een ordebewaker in de katholieke kerk, de officiële term was kerkbaljuw. De benaming suisse duidt erop, dat de kerkbaljuw vergeleken werd met de pauselijke Zwitserse garde. In de zestiger jaren van de vorige eeuw was Bart Sprengers de laatste suisse van de Sint-Jan.

Foto’s: Ed Hupkens.

ODe plaquette

komt langzaam tevoorschijn.

Burgemeester Rombouts

spreekt Jan van der Eerden toe.

Onthulling informatiebord.

19KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

Onthullen is kinderwerkNik de Vries

Het is 20 november 2010. Rond de opstapplaats van de boten van de Binnendieze is het een drukte van belang. Vandaag gaat de plaquette voor Jan van der Eerden en Hein Bergé onthuld worden. De plaats is goed gekozen: beide heren hebben ervoor gezorgd dat de Binnendieze niet gedempt werd.

De stadspijpers komen op een Binnendiezeboot aangevaren, mooie muziek uit de Renaissance spelend. Het klinkt fantastisch zo vanaf het water. De heer J. Stienstra memoreert hierna nog even dat de halve Peer van de Oetels verplaatst is om ruimte te maken voor de plaquette. Deze is een initiatief van de stichting Bonnet. Het zal haar laatste kunstwerk zijn.In zijn toespraak vertelt burgemeester Ton Rombouts nog eens het verhaal van Jan van der Eerden en Hein Bergé. Zij stonden op tegen het stadsbestuur en kregen uiteindelijk toch de stadspenning. Hij zegt erbij dat dat niet altijd zo gaat. Dankzij de heren kan de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch nu al vele jaren varen op de Binnendieze. Hun idee was: het kan en moet anders met de Bossche binnenstad dan het toenmalige gemeentebestuur wilde. Dat idee hebben ze vastgehouden en ter ondersteuning richtten ze een politieke partij op. Mede dankzij de vier zetels in de gemeenteraad die deze partij veroverde, kantelde het

beeld in de goede richting. En na het bereiken van het doel kon de partij weer worden opgeheven.Hierna volgde een minuut stilte voor Hein Bergé, die begin 2010 overleed.

OnthullingDan is het tijd voor de echte onthulling van de plaquette, vervaardigd door Pier van Leest. Onder trompetgeschal van de stadspijpers trokken de burgemeester en Jan van der Eerden aan het touw. Dat

kan niet misgaan. Hoewel… Het touw breekt, het doek blijft hangen. Een bootje eronder en dan een piramide bouwen, is dat een idee?Dan eerst maar de onthulling van het informatiebord. Kleindochter Afa van de heer en mevrouw Van der Eerden knipt met verve het touw door. Dat ontlokt Jacques Stienstra de verzuchting tegen de burgemeester: “Zie je, onthullen is kinderwerk!”Na overhandiging van een mini Halve Peer door de Oetels aan Jan van der Eerden, krijgen deze op

hun beurt een stok die uitgeschoven kan worden tot 6 meter: twee keer per jaar moeten ze hiermee de Halve Peer en de plaquette schoonmaken. Uiteindelijk lukt het met deze stok het doek van de plaquette te verwijderen. De borstel verdwijnt daarbij in de Binnendieze.Tot slot voeren de Oetels een schoonzwemact in de Binnendieze op. Jaren hebben ze erop op het droge geoefend. Nu krijgen de Diezeboys hun kans: ze laten tal van fraaie figuren zien. Zouden ze goed genoeg zijn voor de Olympische Spelen?

Foto’s: Ellie de Vries.

Een piramide voor een plaquette

B

Beeld van Jacobus.

20KringNieuws januari 2011, jaargang 37 nummer 1

KringNieuws is het minimaal zes maal per jaar

verschijnend tijdschrift van

Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch.

Redactie:

Nik de Vries (voorzitter), Peter van den Dungen,

Ed Hupkens, Jan Korsten, Gerard ter Steege,

Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang

(bestuur).

Vormgeving:

Egbert van den Berg en Jack van Elten

Redactie-adres:

Secretariaat KringNieuws

Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch

E‑mail: [email protected]

Druk:

Opmeer drukkerij bv, Den Haag

Oplage 2.700 stuks

Niets uit deze uitgave mag worden

overgenomen zonder schriftelijke toestemming

van de redactie.

De redactie heeft getracht alle rechthebbenden

van het illustratiemateriaal te achterhalen.

Personen of instanties die desondanks van

mening zijn aan deze uitgave aanspraken te

kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op

te nemen met de redactie.

Secretariaat

Postbus 1162

5200 BE ’s‑Hertogenbosch

E‑mail: [email protected]

Internet: www.kringvrienden.nl

Betalingen:

ING Bank 3119716

Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50

Kringhuis

Lombardpassage 14

Kringbalie

Parade 23 (Theater aan de Parade)

Telefoon 073 ‑ 613 50 98

Telefax 073 ‑ 614 60 21

Ma. gesloten

Di. tot en met za. van 10.00 ‑ 17.00 uur,

zon‑ en feestdagen van 12.00 ‑ 16.00 uur.

Beeld van JacobusGeert Donkers

Tussen de twee toegangsdeuren van het Jheronimus Bosch Art Centre (JBAC), de voormalige Sint-Jacobskerk, aan het Jeroen Boschplein staat op een lage zuil het beeld van Sint-Jacobus, de patroon van de kerk.Jacobus was een van de apostelen. Hij was een zoon van Zebedeus, visser van beroep, en van Maria Salome. Zijn jongere broer was Johannes. Jacobus sloot zich bij Jezus aan toen hij netten herstelde aan het meer van Tiberias. Hij hoorde bij de leerlingen die Jezus het meest nabij waren. Hij werd de Meerdere genoemd ter onderscheiding van Jacobus de Mindere. Na de dood van Jezus predikte hij het evangelie in Jeruzalem en Samaria. Omstreeks het jaar 44 werd hij op bevel van koning Herodes Agrippa onthoofd. Hij was de eerste martelaar onder de apostelen.

Al vanaf de 6de en 7de eeuw, maar vooral vanaf de 10de eeuw vond een legendevorming plaats over de prediking van Jacobus in Spanje en over zijn graf in Santiago de Compostella. Vanuit heel Europa kwam een indrukwekkende pelgrimage naar deze stad op gang. In Spanje nam de mythe rond Jacobus nog grotere vormen aan. Hij speelde een rol in de herovering van Spanje op de islam. Jacobus als ‘morendoder’ te paard en met zwaard is daar een veel voorkomende uitbeelding. Hij werd dan ook de patroon van Spanje.Aanvankelijk werd Jacobus verbeeld als apostel. Hij droeg dan een boek en een zwaard, het wapen waarmee hij onthoofd werd. Met de groei van de pelgrimstochten naar Santiago veranderde Jacobus’ iconografie. Hij kreeg steeds meer het uiterlijk van een pelgrim. Hij hield een reisstaf en een veldfles vast, droeg een breedgerande hoed op het hoofd en een schoudermantel over zijn onderkleed. Op zijn hoed of op een ander kledingstuk werden zogenaamde Sint Jacobsschelpen aangebracht.Het beeld aan het JBAC toont Jacobus als apostel en pelgrim. In de linkerhand draagt hij een boek, rechts moet hij een reisstaf gedragen hebben. Deze is helaas verdwenen. Op het bebaarde hoofd draagt hij een hoed met rand. Aan de voorkant van de hoed is de Sint Jacobsschelp te zien. Over zijn onderkleed draagt hij een kort bovenkleed.Het beeld werd gehakt uit gele natuursteen in het atelier van M. van Bokhoven en Jonkers te ’s-Hertogenbosch. Het beeld werd, samen met de andere beelden aan de voorgevel, in de jaren twintig van de vorige eeuw geplaatst. De iconografie die in het atelier van Van Bokhoven en Jonkers werd toegepast, steunde duidelijk op oude voorbeelden.De bedevaart naar Santiago de Compostella kende ook in ’s-Hertogenbosch een lange traditie. Omstreeks 1430 werd een kapel ter ere van Sint-Jacob opgericht met een gasthuis voor pelgrims. Deze kapel stond op de plaats van de oude Sint-Jacobskerk (nu gebouw van de BAM) aan de Bethaniestraat. Sinds enkele decennia beleeft de pelgrimage naar Santiago een enorme opbloei. Ook ’s-Hertogenbosch zette zich weer op de kaart als Jacobsstad.

Foto: Ellie de Vries.