Koninklijke Marine

4
ONDERHOUD IN DE TOEKOMST HONDERD PROCENT VOORSPELBAAR? Maint Het magazine van de NVDO NL Onderhoud bij de marine: ‘Aanpassen aan een veranderende omgeving’ | Risicogestuurd infrabeheer vergt lef | Faalkansen berekenen met bestaande procesdata | ‘The Future is Now’ TWAALFDE JAARGANG – LOSSE VERKOOPPRIJS 17,00 02 15 iMaintain Nr. 02 - 2015 www.imaintain.info

Transcript of Koninklijke Marine

Page 1: Koninklijke Marine

ONDERHOUD IN DE TOEKOMST HONDERD PROCENT VOORSPELBAAR?

Maint Het magazine van de NVDO

NL

Onderhoud bij de marine: ‘Aanpassen aan een veranderende

omgeving’ | Risicogestuurd infrabeheer vergt lef | Faalkansen

berekenen met bestaande procesdata | ‘The Future is Now’� � � � � � � � � � � � � � � � �

TWA

ALFD

E JA

AR

GA

NG

– LOS

SE V

ER

KO

OPPR

IJS €

17

,00

02

15

iMain

tain

Nr. 0

2 - 2

01

5

www.imaintain.info

ears of Excellence

Page 2: Koninklijke Marine

48 MaintNL 2 – 2015

De Vloer Op

De Louise-Marie prijkt in volle glorie in DOK VI van de Koninklijke

Marine in Den Helder. Er wordt intensief onderhoud gepleegd aan

het schip, zowel aan delen en systemen onder als boven water. ‘De

buitendekse opstellingen zijn allemaal van boord gehaald’, wijst

Kapitein-luitenant ter zee Jeroen Hodes. ‘In dit dok worden onder

meer conserveringswerkzaamheden verricht.’ Ingrid Rompa

In Den Helder wordt in twee hallen gecon-

ditioneerd onderhoud uitgevoerd aan de

schepen zelf: de schepenlifthal en DOK VI.

In de schepenlifthal worden de schepen

uit het water gelift. Via transport worden

ze vervolgens de hal ingereden. ‘Dat geldt

voor onderzeeboten en voor de wat klei-

nere bovenwatereenheden’, legt Hodes uit.

‘Het grootste dat we in DOK VI kwijt kunnen

is een LCF, een Luchtverdediging en Com-

mando Fregat.’

DOK VIMomenteel ligt de Louise-Marie (LoMa) in

DOK VI. ‘Het is een Belgisch schip. We heb-

ben een intensief samenwerkingsverband

met België. Wij onderhouden hun fregatten

en zij verzorgen werkzaamheden voor ons

aan de mijnenbestrijdingsvaartuigen.’ Een

belangrijk aspect van effectieve instand-

houding is samenwerking met andere

landen. ‘Je deelt de kosten als je grotere

series hebt. Onze NATO-partners heb-

ben veelal dezelfde systemen of dezelfde

technologie. Daar moeten uiteraard goede

afspraken over worden gemaakt, omdat

alle landen zelf de regie willen houden.’

DOK VI is circa 35 jaar oud. Het is helemaal

geoutilleerd om het M-fregat, de Ocean-

going Patrol Vessels (OPV´s) en de LCF te

kunnen droogzetten onder geconditioneer-

de omstandigheden. ‘We doen hier onder

meer de conservering. De dekopstellingen,

zoals radars, zijn er dan al allemaal vanaf

gehaald. Het schip wordt vervolgens hele-

maal kaal gemaakt en er worden nieuwe

verflagen aangebracht. Dat moet onder

bepaalde condities gebeuren. Wanneer we

hiermee klaar zijn verlaat het schip het dok.

Het onderhoud van een schip duurt gemid-

deld een half jaar. Uitloop op de dokperi-

ode willen we zo veel mogelijk beperken,

want we hebben er maar een van.’

‘Dit is de dokdeur’, wijst Hodes. ‘Aan de

andere kant is het water. De deur wordt

niet mechanisch dichtgehouden, maar hij

zit dicht door de waterdruk. Wanneer een

schip klaar is, zetten we de kleppen open

en dan loopt het dok langzaam vol en kan

het schip naar buiten. Als het dok weer

droog moet worden gezet, sluiten we de

deur en pompen we het water er weer uit.

Het water wordt via deze putten terug de

haven ingepompt.’

StrategieDe schepen worden onderhouden om ze

operationeel in te kunnen zetten in het

hoogste geweldsspectrum, legt luitenant

ter zee Sander van Leeuwen uit. ‘En dat

willen we voor een strategisch deel wel

zelf in de hand houden. Wij zullen onze

onderhoudsstrategie daar dus op moeten

inrichten.’ Volgens wapensysteemmanager

Van Leeuwen verschilt zijn werk wezenlijk

met het werk van een gemiddelde asset

manager in de onderhoudswereld. ‘Die is

met name gefocust op de instandhouding

van de asset. Wij willen de instandhouding

optimaliseren en de beschikbaarheid van

de installaties waarborgen. Ze moeten het

nu doen én we moeten vooruit kijken naar

de operationele behoefte van de toekomst.’

Als onderhoudsbedrijf richt de marine op

een bepaalde inzet van het materieel. ‘We

doen een stuk periodiek preventief onder-

‘ Aanpassen aan een veranderende omgeving’

� � � � � � � � � � � � � � � �� � � � ! " # � $ % & ' ' �( ) * � ! # ! + , � - � . / � � � . 0 � . 0 1 2 3 4 5 � � . � 6 7 . & 6 8 � � 0 . 0 9 9 0 / � � �� � : ' � . � � ; 5 8 : <= > + ? ! � � � � � @ � : ' � . 0 . � A � 8 � � 0 ' � � B � 9 � . � C � C � � � DE � � C ' 0 0 � � F G H I J �K L L M N � M O P � � � Q � # � + � G � � � � B � 9 � � � / ' � @ � � C ' 0 0 � �� � G H I J � R� � � � � S � � � 7 � 3 � � A � 0 � '� � � � ! " # � $ $ & ' ' �( ) * � ! # ! + , � - � . / � � � . 0 � . 0 T 7 � 6 0 � � 0 � U B � . � 6 V D � � 0 � � U 0 � � ' ' 7: � U B ' 0 � � � . U '= > + ? ! � � � � � @ � 2 � U B � . � 6 C � � � D W � � � � � � � � �X ' D � � � Y � 0 � A � �K L L M N � M O P � � � Q � # � + � 8 � � 0 ' � � B � 9 � . � C � � � � � � � � � �X ' D � � � Y � 0 � A � � R

PROFIELEN

Page 3: Koninklijke Marine

MaintNL 02 – 2015 49

houd: Organizational Level Maintenance

(OLM), Intermediate Level Maintenance

(ILM) en Depot Level Maintenance (DLM).

Een schip is hier eens in de vier jaar tot acht

jaar voor onderhoud. Behalve preventief

onderhoud is er ook incidenteel onderhoud,

wat we niet kunnen plannen. Dat noemen

we de ANWB-functie. Daarnaast doen we

modificaties; grote upgrades van systemen

gericht op de veiligheidssituatie van de

toekomst. En ook gericht op Obsolescence

Management. Op een gegeven moment zijn

schepen twintig jaar oud en zijn bepaalde

onderdelen niet meer verkrijgbaar. Je zult

dan moeten nadenken over upgrades.’

SamenwerkingDe Koninklijke Marine is een overheids-

bedrijf, dus de strategie is heel breed.

‘We hebben een overheidsstrategie op

het gebied van onderhoud. Er wordt veel

gesproken over samenwerken tussen de

overheid en het bedrijfsleven. Ook op het

gebied van werkgelegenheid. Bovendien

mogen we niet concurreren.’ Een deel van

de strategie is nadenken over wat ze zelf

willen doen, wat ze samen willen doen en

wat ze willen uitbesteden. ‘Voor het dage-

lijks onderhoud aan boord hebben we een

specifiek clubje mensen dat dit werk kan

doen. Het is beperkt in aantal en in kennis.

Dit werk moeten en willen we zelf doen.

Juist vanwege de specifieke kenmerken van

het militair bedrijf, bijvoorbeeld zoals op de

afdeling sensoren en wapensystemen.’

Er wordt ook samengewerkt met de indus-

trie. ‘Dat doen we omdat we deels de ken-

nis en capaciteit als regiefunctie willen

behouden, maar we zijn soms ook afhan-

kelijk van grote industriële partners, die

specifieke kennis in huis hebben. Daar

werken we op een strategische manier

mee samen. Dat is een wederzijdse afhan-

kelijkheid. We zouden het liefst alles zelf

willen doen maar dat is niet reëel. We wer-

ken samen zonder de regie te verliezen.’ FOTO

’S:

AD

BIE

RS

TEK

ER

, FO

TOB

IER

STE

KER

.NL

Page 4: Koninklijke Marine

MaintNL 02 – 2015 51

Er worden ook onderhoudswerkzaamheden

uitbesteed aan meerdere partners: het niet-

strategisch werk. ‘Dat moet wel kosteneffec-

tief zijn en moeten we met elkaar bewaken.’

Kosteneffectiviteit is heel belangrijk, maar

niet vanzelfsprekend leidend. ‘De functie

als overheidsorganisatie in de samenleving

speelt ook een belangrijke rol. Wij praten

daarom niet over doelmatig onderhoud,

maar over doeltreffend onderhoud.’

InstallatieniveauHet onderhoud vindt plaats op basis van het

wapensysteemmanagement en dat vertaalt

zich door op installatieniveau. Daar werkt

de installatiemanager/engineer samen

met een productiemanager en een assor-

timentsmanager om het proces te optima-

liseren. ‘Wij houden ons vooral bezig met

ILM en DLM’, licht hoofd Techniekgroep

Sensoren en Wapensystemen Arnold Boom-

stra toe. ‘De onderhoudswerkzaamheden

die dus aan de wal kunnen plaatsvinden.

De meeste apparatuur aan boord van een

oorlogsschip – radar, sonar, kanon of lan-

ceerinrichting – halen we tijdens de grotere

onderhoudsperiodes van boord en worden

hier ter plekke onderhouden. Daarmee ont-

lasten we het schip en zorgen we voor kos-

teneffectiviteit. Het gaat bovendien vaak

om hoogwaardige en complexe elektronica

of mechanica, en die kunnen we handiger

inrichten als we dat op een locatie doen:

de gespecialiseerde werkplaatsen met spe-

cifieke kennis en kunde van de mensen.’

In deze bovenwater- en onderwaterhal

komen de systemen gedemonteerd aan,

wijst Boomstra. ‘Het gaat om sensoren

die boven en onder de waterlijn worden

gebruikt. Onder water hebben we het over

sonar en boven water over kanonnen en

radarsystemen. Deze systemen komen

hier eens in de vier tot acht jaar binnen.

Er wordt een beproeving gehouden om te

kijken wat er naast de reguliere taken extra

moet gebeuren. Wat je hier ziet zijn de gro-

tere complexe systemen. Deze installaties

worden van het schip gehaald als het in het

dok ligt.’ De systemen worden binnen gere-

den en vervolgens gedemonteerd. ‘We heb-

ben allerlei werkplaatsen waar de diverse

onderdelen worden onderhouden en ze ook

weer worden samengebouwd. De gemid-

delde doorlooptijd van zo’n onderhoud is

dertig weken. Mocht dat passen binnen

een onderhoudsperiode van een schip, dan

kan hij meelopen. Past het niet, dan kun-

nen installaties waarvan we er voldoende

hebben ook wisselen. Dan wordt het onder-

houd ontkoppeld gedaan van het originele

vaarprogramma.’

In de hal bevindt zich onder meer een

meetkamer om antennes door te meten op

richtingsgevoeligheid en afstandsbereik.

‘Hier wordt bepaald hoeveel last ze heb-

ben van storingen. Op die manier kunnen

we de normstelling doen, zodat de antenne

voldoet aan zijn specificaties. Dit is een sta-

len ruimte, want je wilt de antennes meten

en niet de omgevingsinvloeden. Er is geen

enkele straling van buitenaf. Wat we hier

zien staan is een prototype wat over twee à

drie jaar op de schepen staat.’

Specialisten Aan een gedemonteerde installatie wordt

met één tot vijftien man gewerkt. Iedereen

heeft zijn eigen specialisme: elektrotechni-

ci, mechanici, elektronici. ‘Het zijn allemaal

vrij schaarse kwaliteiten. Hier is nog geen

gebrek aan technisch personeel, maar het

wordt wel moeilijker om mensen te krijgen.

We werken veel samen met de regio om

mensen op te leiden na een mbo- of hbo-

opleiding. Zo maken we de mensen eigen

met de systemen. Het zijn behoorlijk com-

plexe werkzaamheden. We willen ze tevens

laten wennen aan het hoge kwaliteitsni-

veau.’

Belangrijk onderdeel van de werkzaamhe-

den is testen en beproeven. ‘Wanneer je

een commandant een schip meegeeft, wil

je zeker weten dat de radar het doet, en

dat het kanon het doet. Dat hij raak schiet

met een bepaalde nauwkeurigheid. De hele

instandhouding aan de wal is opgebouwd

uit testen en beproevingen. De finale test

is op zee. Dan moet een doel uit de lucht

kunnen worden gehaald.’

Life Cycle BenaderingHet wapensysteemmanagement is een Life

Cycle Benadering, gericht op kosteneffecti-

viteit. ‘Dat betekent dat we in de fase van

bouw en ontwerp eigenlijk al willen mee-

praten over inzet, gebruik en onderhoud.

In de eerste twintig procent van de tijd van

de ontwerpfase van een schip wordt tachtig

procent van de kosten van de instandhou-

ding van de hele Life Cycle bepaald.’

Voor wat betreft betrouwbaarheid wordt

nagedacht over modificaties; is een instal-

latie nog in stand te houden en moeten

technische aanpassingen worden gedaan

om de installatie weer kosteneffectief te

maken of te houden. ‘Dat is heel dyna-

misch’, meent Hodes. ‘Een schip wordt

ontworpen op basis van een gebruikspro-

fiel. En als we opeens op andere plekken

op de wereld worden ingezet dan verwacht

– met totaal andere condities - dan worden

je installaties en je onderhoudsconcepten

ook opeens heel anders.

Het is een continu proces van aanpassen

aan een veranderende omgeving. Dat is

niet te vergelijken met asset management

in een planmatig productieproces. Het peri-

odieke onderhoud doen we in een operati-

oneel wisselende omgeving. We proberen

planned maintenance te doen, maar we

worden ingehaald door de realiteit. En dat

heeft ook impact op allerlei andere proces-

sen.’ ■